1
Verslag Ronde Tafel Gesprek Melkveehouderij
September 2009 Willem van Weperen FairDairyConsult Hengelo Gld
2
Spade is een inititatief van ZLTO, LTO Noord, LLTB samen met het NAJK en financieel ondersteund door het Ministerie van VROM en LNV
Ronde Tafel gesprek melkveehouderij is een initiatief van SPADE. Deze rapportage is opgesteld door Willem van Weperen FairDairyConsult Adviseur duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling Herman van Velzenplein 14 7255BZ Hengelo Gld The Netherlands
[email protected] www.fairdairyconsult.com Tel +31 (0)6 13392085 Met medewerking van: Peter Aalbers, melkveehouder te Giethoorn Cor den Hartog, melkveehouder te Lunteren Bouke Meijer, melkveehouder te Witteveen Thijs Scholten, melkveehouder te Dalfsen Herbert Verploegen, melkveehouder te Winssen Jan van Vulpen, melkveehouder te Dreijber
3 INHOUDSOPGAVE
Samenvatting
blz
1.Het SPADE project
4
2.Doel van het Ronde Tafel gesprek
4
3.Werkwijze
5
4.Beoordeling van de maatregelen
7
5.Conclusies en aanbevelingen Annex 1 Uitnodiging Deelname Ronde Tafel gesprek
14 17
Annex 2: Algemene Informatie Deelnemers RT Gesprek 18 Annex 3:Informatie over Duurzaam Bodembeheer
21
Annex 4:Kansrijke maatregelen melkveehouderij voor vruchtbaardere bodem
22
4
1. Het SPADE project Spade is een inititatief van ZLTO, LTO Noord, LLTB samen met het NAJK en financieel ondersteund door het Ministerie van VROM en LNV. Binnen SPADE wordt kennis en informatie die voor handen is binnen de agrosector, vertaald in praktische tips en inpasbare praktijken. Deze praktische vertaling moet boeren ervan overtuigen dat biodiversiteit en duurzaam bodembeheer middels simpele ingrepen op hun bedrijven te realiseren zijn en daarbij een bijdrage kunnen leveren aan inkomensverbetering. De kennis en ervaring die hiermee is opgedaan wordt beschikbaar gesteld via ruim 40 kennismakelaars verspreid over Nederland en via de SPADE web-site www.spade.nl. Boeren en tuinders worden zo gestimuleerd actief aan de slag te gaan met biodiversiteit en duurzaam bodembeheer.
2. Doel van het Ronde Tafel gesprek Op verzoek van SPADE zijn enkele melkveehouders, die vòòr lopen op het gebied van duurzaam bodembeheer, bij elkaar gebracht om te praten over de kansen en belemmeringen die zij zien voor duurzaam bodembeheer maatregelen. De discussie beperkte zich tot maatregelen, die in de melkveehouderij kunnen worden toegepast. Er is een voortraject uitgezet en een bijeenkomst gehouden, begeleid door SPADE kennismakelaar Willem van Weperen. Doel van dit Ronde Tafel (RT) gesprek is, het inzicht te vergroten waarom sommige duurzaam bodembeheer maatregelen in de melkveehouderij wel, en andere juist niet worden toegepast. Dit hebben we bereikt door de RT melkveehouders de stimulerende factoren en de knelpunten van verschillende maatregelen te laten benoemen. Op deze wijze wordt het inzicht vergroot over de kansen en belemmeringen die er zijn t.a.v. duurzaam bodembeheer maatregelen. Met name beleidsmakers kunnen hier hun voordeel mee doen, bij het formuleren van stimulerend beleid.
5
3. Werkwijze Deelnemers zijn geworven uit het netwerk van de SPADE kennismakelaar, die werkzaam is geweest als project coordinator en studiegroep begeleider bij meerdere duurzame melkveehouderij projecten. Het betreft melkveehouders die hebben deelgenomen aan projecten als Bedreven Bedrijven Drenthe, Melkvee Studiegroep Rivierkleigronden en Duurzaambodembeheer Utrecht. Al deze projecten zijn uitgevoerd door Adviesgroep Nederland van adviesbureau ETC te Leusden. Voor meer informatie zie www.duurzaamboerblijven.nl . De volgende melkveehouders hebben hun medewerking verleend: Melkveehouder Achtergrond Peter Aalbers, Giethoorn Netwerk Verantwoorde Veehouderij
Soort bedrijf Gangbaar Dalgrond, zand, veen 200 melkkoeien 150 hectare Quotum 1.750.000 ltr
Cor den Hartog, Lunteren
Studiegroep deelnemer Duurzaam Bodembeheer Utrecht
Biologisch zandgrond 35 hectare 50 melkkoeien Quotum 333.000 ltr
Bouke Meier, Witteveen
Studiegroep deelnemer BBD, Biodiversiteit op melkveehouderij bedrijven, Duurzaam Boer Blijven Drenthe
Gangbaar Zandgrond 120 melkkoeien 56 hectare 1.058.000 ltr
Thijs Scholten, Dalfsen
Begeleidingsgroep BBD
Herbert Verploegen, Winssen
Studiegroep deelnemer Melkvee Studieclub Rivierkleigronden
Biologisch/zorgboerderij Boerderij winkel Quotum 400.000 ltr Gangbaar Zware rivierklei 63 hectare 125 melkkoeien Quotum 1.250.000 ltr
Jan van Vulpen, Dreijber
Studiegroep deelnemer BBD, Biodiversiteit op melkveehouderij bedrijven, Duurzaam Boer Blijven Drenthe Kennismakelaar Melkvee Academie
Gangbaar zand 37 hectare 110 melkkoeien Quotum 1.000.000 ltr
Binnen de studiegroepen van duurzame melkveehouderij projecten zijn maatregelen (praktijken) naar voren gekomen waar melkveehouders op hun eigen bedrijf mee aan de slag kunnen. De SPADE kennismakelaar heeft een groslijst van veertig maatregelen opgesteld en deze lijst per E-mail ter beoordeling aan de deelnemers voorgelegd. De meeste maatregelen waren bij de melkveehouders bekend; omdat ze de praktijken zelf toepassen op hun eigen bedrijf of omdat ze zijn besproken tijdens studiegroep bijeenkomsten. Zelf hebben de melkveehouders nog vijf maatregelen aan de lijst toegevoegd.
6
Per maatregel hebben ze aangegeven wat de waarde is van een bepaalde maatregel (de specifieke bijdrage aan duurzaam bodem beheer). Vervolgens hebben ze aangegeven waarom ze een maatregelen wel of niet op hun bedrijf toepassen. Bij het beoordelen is gelet op zaken als Arbeid, Economisch voor- of nadeel, Inpasbaarheid, Wetgeving, Weersafhankelijkheid en Kennis. De tabel met maatregelen ziet er als vogt uit. Kansrijke maatregelen melkveehouderij voor vruchtbaardere bodem G=Geen K=kennis I= inpassing W= wetgeving We=Weersafhankelijk E=economie A= Arbeid MAATREGEL EFFECT OP BODEM KNELPUNT TOELICHTING TOEPASSING EIGEN BEDRIJF (G,K, I,W,E,A,We)
Een volledig overzicht van alle beoordeelde maatregelen staat in Annex 5. Op 8 September 2009 is een bijeenkomst gehouden waarbij de belangrijkste maatregelen door de melkveehouders onder de loep zijn genomen. Tijdens deze bijeenkomst zijn de maatregelen besproken, die in de individuele ronde als effectief en laagdrempelig naar voren kwamen. Dit zijn maatregelen die verschil maken, makkelijk inpasbaar zijn en die economisch voordeel (of weinig tot geen nadeel) opleveren. Vervolgens is bij deze maatregelen bekeken wat de belemmeringen zijn om ze in de praktijk toe te passen. In de eerste plaats gaat het om belemmeringen voor hun eigen bedrijven, maar er is ook een inschatting gemaakt hoe collega melkveehouders dit ervaren. Ook is besproken hoe deze belemmeringen kunnen worden overwonnen. De kennismakelaar heeft zijn ervaringen met een aantal provinciale duurzaam bodembeheer projecten daar aan toegevoegd. Op basis van bovenstaande is een concept verslag gemaakt. Dit verslag is voor commentaar aan de RT deelnemers voorgelegd. Na het verwerken van hun opmerkingen zijn de belangrijkste conclusies op de SPADE web-site geplaatst. Het hier voorliggende rapport is de eindversie van het verslag.
7
4. Beoordeling van de maatregelen Na uitvoerige discussie komen een groot aantal maatregelen naar voren, die draagvlak genieten bij de RT deelnemers, omdat zij ze als effectief en laagdrempelig beschouwen. Waar mogelijk hebben de deelnemers ook aangegeven welke belemmeringen zij vermoeden bij collega melkveehouders. Dit zou verklaren waarom genoemde maatregelen nog niet breed worden toegepast in de sector. Uit de discussie komen de hierna genoemde maatregelen als het meest effectief en minst omstreden naar voren. De nummers verwijzen naar de lijst met maatregelen in Annex 5. B8. Goede ontwatering Goede ontwatering wordt door veel melkveehouders meer gezien als randvoorwaarde dan als maatregel. Tijdens een beoordeling met behulp van profielkuilen en aan de hand van laboratorium onderzoek van de beste en slechtste graslandpercelen van deelnemers van de Melkvee Studieclub Rivierkleigronden, kwam naar voren dat een goede ontwatering de meest bepalende factor is als verklaring voor een goede bodemstructuur. Dat wil niet zeggen dat de overige duurzaam beheer maatregelen van geen waarde zijn. Deze maatregelen hebben echter pas zin als de ontwatering goed voor elkaar is. Over het algemeen is dit besef ruim aanwezig in de melkveehouderij. Belemmeringen om minder aandacht te hebben voor ontwatering: 1. Men heeft de grond niet in eigendom en/of men kan er slechts tijdelijk over beschikken. 2. Het komt voor dat een melkveehouder op ziet tegen de hoge investeringskosten, terwijl de terug verdientijd over meerdere jaren moet worden gerekend. 3. In of rond natuurgebieden wordt vaak opzettelijk een hoge grondwaterstand nagestreefd.
Beter Bouwplan A1.
Grasland zo lang mogelijk in stand houden. Met stip op nummer één staat blijvend grasland. Door de organische stof (o.s.) opbouw en de stimulering van het bodemleven, zijn de opbrengsten van langjarig blijvend grasland (vooral bij een laag bemestingsniveau) hoger, dan die van snel roulerend grasland. O.s. verhoogt niet alleen N leverend vermogen maar ook het vocht leverend vermogen. Per punt % o.s. levert dit ca 500 kg d.s. op. Doordat de kosten van ca. 600,- Euro per ha. voor herinzaai bij langjarig blijvend grasland achterwege blijven, is het duidelijk dat dit aanzienlijke besparingen oplevert. De economische voordelen lijken evident.
Toch zijn de verschillen in de Nederlandse melkveehouderij opmerkelijk. Een gemiddelde grasmat leeftijd van zowel 20 jaar als 3 jaar komen voor. Onkruiddruk bij bepaalde grondsoorten kan er wel voor zorgen dat meerjarig grasland lastig is te realiseren en dan is het dus minder inpasbaar. De RT is
8 van mening dat door kennis (aanpassingen in de beweiding; gras minder kort af laten grazen dan het advies) onkruiddruk wel is te verminderen. Verder bestaat het vermoeden dat met de keuze van de grasmengsels ook e.a. valt te sturen. Behalve het verschil in leeftijd kunnen we in de praktijk op vergelijkbare grondsoort, aanzienlijke verschillen in ruwvoer opbrengsten waarnemen. Blijkbaar valt bij veel melkveehouders nog steeds voordeel te halen op het gebied van grasland management. Een maatregel die momenteel aan populariteit wint is het verlengen van het graasseizoen, d.m.v stripgrazen (b.v. het Pure Graze systeem www.puregraze.com). Het is een kosten besparende methode, die werkt op basis van een voorjaarskalvende veestapel. Doordat de koeien het overgrote deel van het voer zelf halen en er aanzienlijk minder ingekuild hoeft te worden zijn de voerkosten laag. De bodem vaart er wel bij omdat deze beter bedekt blijft en veel minder wordt bereden. Hierdoor gaat de grasmat ook langer mee. Een veelgehoorde mening is, dat je de grasmat regelmatig moet vernieuwen om geen opbrengstderving te lijden. Als reden wordt aangedragen dat er regelmatig verbeterde rassen beschikbaar komen door veredeling. Limagrain stelt op hun website www.limagrain.nl maar liefst een voordeel van 584,- Euro per ha in het vooruitzicht. Het is omstreden of deze voordelen gemakkelijk door veel melkveehouders kunnen worden gerealiseerd en of de (beperkte) vooruitgang door veredeling op weegt tegen de substantiele extra kosten voor frequente herinzaai. Belemmering t.a.v. deze maatregel bij collega melkveehouders: 1. Niet alle melkveehouders zijn zich volledig bewust van het belang van o.s. en bodemleven, voor het N leverend vermogen van de bodem 2. Onduidelijkheid over het economisch voordeel van blijvend grasland. 3. Blijvend grasland is makkelijker te realiseren met een ruime huiskavel. Stripgrazen vraagt eveneens een grote huiskavel om het beweiden rond te kunnen zetten. 4. Inpasbaarheid t.a.v. arbeid. Stripgrazen vraagt arbeid (reglematig draad verzetten), die op de grotere bedrijven niet altijd beschikbaar is. De extra arbeid weegt wel ruimschoots op tegen de besparing op arbeid, kosten van inkuilen, lagere krachtvoergiften en betere diergezondheid. A3. Mais in wisselbouw Continu maisteelt gaat ten koste van o.s. en bodemvruchtbaarheid. Door wisselbouw kun je mais laten profiteren van opgebouwde o.s. van een ander gewas. Mais in wisselbouw telen conflicteert met het streven naar blijvend grasland. Want daar zijn andere gewassen voor nodig, om mee te kunnen roteren. B.v. tarwe verbouwen voor krachtvoer (KV), triticale, maaiperceel grasklaver of suikerbieten. Vanwege de derogatie is het aandeel mais in het bouwplan in de melkveehouderij zowiezo al iets afgenomen. Belemmeringen om wisselbouw toe te passen zijn: 1. Onvoldoende grond. 2. Melkveehouders zijn niet gewend om akkerbouwmatig te denken. 3. Onvoldoende kennis t.a.v. gewassen die geschikt zijn voor wisselbouw. 4. Niet bewust zijn van de voordelen, zoals het o.s.verhogende effect. 5. Hoge kosten van eigen KV teelt ten opzichte van aankoop.
9 A5 Groenbemester Het gebruik van groenbemesters na mais als vanggewas is afgedwongen door de regelgeving en wordt daarom op grote schaal toegepast. Door deze maatregel kan op N bemesting worden bespaard. Toch ontmoet de maatregel ook weerstand. Dit komt doordat niet altijd onder optimale omstandigheden kan worden gezaaid. Hierdoor slaat de groenbemester niet alle seizoenen goed aan en heeft zij dus minder effect. In het slechtste geval zelfs helemaal geen effect. Dan is het alleen maar een kostenpost voor de melkvehouders. In de praktijk blijkt nog steeds behoefte te bestaan aan kennis over een goede toepassing van vanggewassen (keuze van soort, tijdstip en manier van onderwerken). Praktijkproeven en demonstratie van de effecten van verschillende vanggewassen (stroken met en zonder, en vergelijkingen tussen verschillende soorten vanggewas) zouden iets van de scepsis, t.a.v. de effectiviteit, weg kunnen nemen. Belemmeringen voor het niet toepassen zijn er niet expliciet (groenbemesters zijn verplicht). Belemmeringen voor het gemotiveerd toepassen zijn er echter wel, nl gebrek aan kennis. Met het verspreiden van betere en meer praktische kennis en met behulp van demo‟s over de effecten van groenbemesters raken melkveehouders meer gemotiveerd voor de maatregel en zal de effectiviteit ervan toenmen. Bewust Bemesten B1. Sleepslangen Sleepslangen spaart de bodem en vindt steeds meer ingang. De trend is immers dat steeds grotere XXL zodebemesters worden ingezet bij het bemesten. Vaak is de gedachte, dat de bredere banden wel voldoende zullen compenseren voor de grotere tankinhoud van de zodebemester. In de praktijk valt dit tegen en is er steeds meer rijschade in grasland, door bemesten en inkuilen. Hoeveel opbrengst derving dit veroorzaakt weten melkveehouders vaak niet. Uit berekeningen van ASG blijkt dat deze schade op kan lopen tot 10-15% van de opbrengst. Ook beseffen melkveehouders dikwijls onvoldoende dat bredere banden een veel diepere insporing veroorzaken. Brede banden maakt het mestrijden bij (te) natte omstandigheden mogelijk. Dit kan ertoe leiden dat er geen zichtbare sporen worden gereden, maar dat de ondergrond wel is verdicht. Het trillen van dergelijke grote combinaties heeft bij het uitrijden onder minder gunstige omstandigheden, ook een bodemverdichtend effect. Sleepslangen is een goed alternatief omdat het de nadelen van de zware zodebemesters niet kent en wel een grote capaciteit per uur heeft. Daardoor is sleepslangen niet of nauwelijks duurder dan zodebemesten. Sleepslangen met lage druk banden (0.4 bar) is een goed alternatief voor zware zodebemesters. Belemmeringen: 1. Inpasbaarheid kan lastig zijn als je niet over een groot blok, met grote kante percelen, dicht bij huis beschikt. 2. Niet alle loonwerkers beschikken over sleepslang machines. 3. Ook als de loonwerker het wel in zijn pakket heeft, vraagt niet elke melkveehouder erom; de kennis omtrend de bodemverdichtende effecten en rijschade van de huidige generatie zodebemesters is beperkt. C1. Andere soort mest Drijfmest is niet de beste kwaliteit mest die men zich voor kan stellen. Het huidige ligboxen huisvestingssysteem brengt echter met zich mee dat dit de meest gangbare
10 mestsoort is. De RT melkveehouders zouden wel meer vaste mest of compost willen gebruiken om het o.s.% in de bodem op peil te houden of te verhogen. Beschikbaarheid is hier de beperkende factor; een kleine hoeveelheid vaste mest uit jongveestallen en strohokken voor zieke en kavende koeien. Betere kwaliteit mest aanvoeren terwijl je bedrijfseigen drijfmest af voert is niet logisch en erg kostbaar. Sommige melkveehouders kiezen wel bewust voor diepstrooisel ligboxen of gebruiken stro in de ligbox als bedekking, omdat dit de C/N verhouding van de mest verhoogt. Tegenwoordig wordt af en toe een combinatie van ligboxen- en potstal (alleen voor droge en verse koeien) gebouwd. Hierdoor neemt het aandeel vaste mest behoorlijk toe. Belemmeringen: 1. Melkveehouders zijn onvoldoende bewust van de invloed van de mestkwaliteit op de bodemvruchtbaarheid. Ook is niet altijd de kennis aanwezig over de betekenis van mestkwaliteit parameters als het C/N getal of de verhouding N-min en N-org. 2. Inpasbaarheid is moeilijk; door de opkomst van de ligboxenstal is de kwaliteit van de mest achteruitgegaan (C/N gemiddeld 7, terwijl 10 of hoger wenselijk is). Voor een betere kwaliteit mest heb je een staltype nodig waarin je veel stro gebruikt (potstal, heuvelstal). Veel melkveehouders zien vooral nadelen in dit staltype. 3. Veel strooisel/stro aan kopen werkt kosten verhogend. Een staltype dat veel stro vraagt, combineert goed met zelf KV verbouwen. C2. Mestkwaliteit verbeteren door kringloop aanpak Hieronder valt een heel scala aan maatregelen, die bij kringloopmelkveehouders algemeen ingang heeft gevonden. Volgens de kringloop gedachte staan alle onderdelen in de bedrijfsvoering met elkaar in verbinding en beinvloeden elkaar dus ook. Mestkwaliteit is in deze gedachtengang te sturen door het gevoerde rantsoen. Een lagere N gift geeft minder scherpe mest en een laag r.e. (<16%) voeren in combinatie met meer structuur geeft een hogere C/N verhouding en op termijn een hoger % organisch gebonden N. Mest met deze kwaliteiten heeft eigenschappen, die vergelijkbaar is met die van vaste mest. En heeft daardoor een gunstig effect op het bodemleven. Naast betere mestkwaliteit zijn talrijke andere voordelen m.b.t. de kringloop aanpak te noemen. Betere diergezondheid, lager krachtvoer en kunstmestgebruik zijn het meest in het oog springend. De RT deelnemers zijn ervan overtuigd dat de kringloop aanpak rendeert. Ze denken dat een groot aantal van hun collega‟s zich hier nog onvoldoende van bewust zijn. Er wordt vaak gedacht dat de kringloop aanpak voor idealisten is, die het milieu willen sparen. Onderstaande tabel, afkomstig uit een duurzaam bodembeheer project in Drenthe, bewijst het tegendeel. Melkveehouders met het hoogste saldo per liter melk, gebruiken het minste krachtvoer en hebben de laagste verliezen naar het milieu (hoogste bedrijfsbenutting). Ze bereiken dit met een gemiddeld kunstmest gebruik, maar halen wel meer voer van hun land (KVEM benutting). Beste 25%
Gemiddeld project
Saldo/ltr melk
32,7
26
Kg Meetmelk/koe
8511
8571
Kg Krachtvoer/100kg
19
23
Kunstmest Kg N/ha
128
128
KVEM benutting
9076
8543
Bedrijfsbenutting
37
35
11
Belemmeringen: 1. Er is te weinig besef in de sector dat de kringloop aanpak geld oplevert en melkveehouders zijn onvoldoende op de hoogte van de overige voordelen van de aanpak. 2. Er is onvoldoende kennis over de bedrijfskringloop bij melkveehouders. Met name in het reguliere agrarisch onderwijs komt de kringloop aanpak nauwelijks aan bod. 3. Het ontbreekt aan harde cijfers, die het verband aantonen tussen schoon grond- en oppervlakte water en een hoge N bedrijfsbenutting. C14 Bedrijfsspecifieke Excretie (BEX) Bedrijven die de kringloop aanpak volgen, hebben over het algemeen minder scherpe mest (lager N gehalte) en dus ook voordeel van de BEX. Dit betekent dat deze melkveehouders voordeel genieten als ze met bedrijfsspecifieke normen werken. Ze mogen dan meer mest op hun bedrijf aanwenden en hoeven minder mest af te voeren. Dit werkt positief uit op de bodemvruchtbaarheid en het verlaagt de kosten. Per saldo levert dit op jaarbasis enkele duizenden Euros op. Belemmeringen: 1. Veel melkveehouders denken dat het alleen maar papierwerk is en dat het niks op levert. 2. Het ontbreekt aan voorbeelden van melkveehouders, die al langere tijd met de kringloop aanpak werken en daar ook sprekende technische en economische cijfers (meerjaren cijfers), inclusief BEX voordeel, bij hebben. C12
Voldoende mestopslag Voldoende mestopslag heeft het voordeel, dat de mest kan worden uitgereden op een tijdstip, dat het gewas het nodig heeft en niet op het moment dat de put vol zit. Dit zorgt voor een veel betere mestbenutting, betere bodemvruchtbaarheid en het voorkomt structuurbederf vanwege het uitrijden bij slechte omstandigheden. Door de regelgeving is er tegenwoordig meer mestopslag aanwezig dan voorheen. Wel is er nog discussie over te benodigde omvang. Volgens de wet is 6 maanden opslag vereist, maar voor een goede landbouw praktijk en minder stress voldoet opslag voor 8 maanden over het algemeen beter.
Belemmeringen: 1. Kosten. Veel melkveehouders zijn vanwege de kosten voor de extra investering niet bereid hun mestopslag te vergroten van 6 naar 8 maanden. Bij nieuwbouw realiseert men wel vaak meer dan 6 maanden opslag. 2. Kennis. In de berekening of het financieel uit kan, wordt de opslag capaciteit afgezet tegen de kunstmest besparing. De overige voordelen worden niet allemaal in Euros uitgedrukt. C10 Bekalken en Ca/Mg verhouding Door gebruik van kunstmest heeft de grond de neiging te verzuren. Regelmatig bekalken is hierop een goed antwoord. Welke meststof het beste kan worden ingezet, is niet altijd duidelijk. Tegenwoordig maken melkveehouders ook gebruik van kennis uit de tuinbouw. Op de website www.hortinova.nl wordt het belang van de Ca-Mg verhouding in de bodem benadrukt voor een betere bodemstructuur. Daardoor kan het wortelstelsel onder de graszode zich veel beter ontwikkelen, met een betere mineralen benutting als gevolg. Een Ca-Mg verhouding van 68:12 is ideaal voor de bodemstructuur en bijgevolg ook voor het bodemleven.
12 Belemmeringen: 1. De kennis over de verhouding Ca-Mg is in de tuinbouw voorhanden, maar melkveehouders maken daar nog maar mondjes maat gebruik van. 2. BLGG hecht weinig waarde aan dit kengetal en houdt (nog) geen rekening met de verhouding Ca-Mg in hun advisering. C7 Precisie bemesting Precisie bemesting is in opkomst. Het gaat hierbij om vloeibare meststoffen, die veel nauwkeuriger over het land verdeeld kunnen worden. Je kunt ook meerdere meststoffen combineren, waardoor er minder over het land behoeft te worden gereden. Het bemesten zelf gebeurd met een spaakwiel. Belemmeringen: 1. De kennis en ervaring zijn nog pril en niet alle ervaringen zijn even positief. 2. Door beperkte beschikbaarheid, is het logistiek (nog) niet altijd mogelijk om de bemesting op het meest gunstige moment uit te voeren. Bewust Bewerken B2. Kleinere machines Kleinere en dus lichtere machines voor bemesten zijn een alternatief indien sleepslangen niet mogelijk is. Inzet van kleinere machines is mogelijk voor inkuilen, hakselen en grondbewerkingen. Het hoeft geen betoog dat dit meer arbeid kost en dus (ook in loonwerk) duurder is. In hoeverre de meerkosten van het gebruik van lichtere machines opweegt tegen de extra opbrengsten doordat er minder rijschade en structuurbederf op zal treden valt moeilijk te zeggen. Gevoelsmatig denken RT melkveehouders dat het uit kan, maar ze zouden graag meer cijfers willen zien om dit bevestigd te krijgen. De enige cijfers die voorhanden zijn, betreffen een schatting. Structuurschade in de melkveehouderij zou ca.68,- Euro/ha bedragen door bewerkingen, door het hele seizoen heen. Belemmeringen: 1. Melkveehouders zijn zich nog onvoldoende bewust van de negatieve effecten van grote machines. 2. Melkveehouders zijn niet altijd assertief richting loonwerker en stellen geen eisen aan de te gebruiken machines. 3. Kleine machines zijn niet overal (meer) beschikbaar via de loonwerker. 4. Zelf de werkzaamheden uitvoeren met kleinere machines is lastig inpasbaar vanwege de grote hoeveelheid extra arbeid. 5. Economisch nadeel omdat het werken met eigen machines veelal duurder is, dan werk uitbesteden aan de loonwerker. 6. Loonwerkers voeren terecht aan dat ze wel mee moeten in de trend van als maar grotere machines, omdat de melkveehouders logischerwijs voor de goedkoopste aanbiedingen gaan. B4 Lage bandenspanning Over lage bandenspanning is veel discussie. Er valt bijna niet aan te ontkomen bij de steeds groter wordende machines. Maar je bent ook afhankelijk van de loonwerker. Het vraagt speciale banden en een extra investering. De kosten zijn dus hoger. Verkaveling is hierbij ook een belangrijke factor. Want de werkzaamheden moeten veelal in korte tijd worden uitgevoerd. Dat betekent extra tijd voor het lucht in- en uitlaten, in het geval er ook veel over asfalt moet worden gereden. Sommigen zijn van mening, dat in plaats van te investeren in lage druk banden, het effectiever is geduld uit te oefenen en pas met de werkzaamheden aan te vangen indien de bodem voldoende is opgedroogd. Dit is slechts tot op zekere hoogte mogelijk. Omdat veel van de werkzaamheden traditioneel enorme pieken kennen, terwijl het aantal loonwerkers beperkt is. Dit kan soms zelfs sociale spanningen veroorzaken in een buurtschap, waar de melkveehouders van de diensten van dezelfde loonwerker gebruik maken. Men houdt elkaar nauwlettend in de gaten. Om te voorkomen dat niet iemand wordt „voorgetrokken‟.
13 D.w.z. dat niet telkens dezelfde melkveehouder op het meest ideale tijdstip door de loonwerker wordt bediend. Belemmeringen: 1. Inpasbaarheid. Niet alle loonwerkers hebben een lage druk systeem. 2. In tegenstelling tot akkerbouwers, zijn niet alle melkveehouders zich bewust van het belang van lage bandenspanning. 3. Sommige loonwerkers hebben wel een lage druk systeem, maar passen het niet permanent toe. Je moet dan als melkveehouder assertief zijn en eisen dat de loonwerker het systeem ook gebruikt. B5
Ondiep bewerken Diepere bewerkingen verstoren het voedselweb en de luchttoevoer en water afvoerkanaaltjes. Ondiepere bewerkingen (bouwvoor < 20 cm) zorgen daarom voor verrijking van het bodemleven. De grondsoort bepaalt mede, wat hierin mogelijk is. De RT deelnemers zijn ervan overtuigd, dat ondiep bewerken bijdraagt aan een betere bodemvruchtbaarheid. In de praktijk ontmoet deze praktijk weerstand omdat melkveehouders van mening zijn, dat ze door ondiep te werken, meer last van onkruid hebben. Ecoploegen is om die reden ook nooit echt populair geworden. Daarnaast vraagt het meer stuurmanskunst, omdat er geen wiel in de voor loopt. Als er sporen gereden zijn, is ondiep bewerken minder gewenst, omdat je daarmee de bodemverdichting niet kunt corrigeren.
Belemmeringen: 1. Melkveehouders onderschatten de waarde van het ondergrondse voedselweb. (òòk zuinig zijn op je kleinvee eenheden onder de grond). Ze zien de verstoring ervan niet echt als een probleem. 2. Inpasbaarheid/Kennis. Melkveehouders zijn er van overtuigd, dat minder diep bewerken leidt tot onkruiddruk. In sommige gevallen is dit inderdaad zo. Vaak valt het ook mee. Een oplossing kan zijn twee seizoenen ondiep te bewerken, om vervolgens één keer weer op de normale diepte te bewerken. B6 Niet ploegen Maisland niet ploegen, maar met de smaragd bewerken heeft veel voordelen volgens de RT deelnemers. Indien de onkruiddruk te groot wordt gebruikt men soms tussendoor, voor één jaar weer de ploeg. Belemmeringen: 1. Net als genoemd bij B5, onderschatten melkveehouders de waarde van het ondergrondse voedselweb. 2. Kennis. Veel melkveehouders zijn er van overtuigd dat niet ploegen per definitie tot slechtere resultaten leidt. Ook kent niet iedereen de voordelen van het werken met de smaragd.
14
5. Conclusies en aanbevelingen Uit de beoordeling van maatregelen door de RT deelnemers komt naar voren, dat er veel toepasbare duurzaam bodembeheer maatregelen ter beschikking staan van de melkveehouderij. Veel van deze maatregen worden op beperkte schaal al toegepast en als effectief beoordeeld. O.a. door de voorlopers, die actief zijn in (provinciale) duurzame melkveehouderij projecten. Deze voorlopers behalen daarmee positieve resultaten. Ze passen de maatregelen voornamelijk toe vanuit de overtuiging, dat duurzaam bodembeheer geld oplevert. Vanwege hun positieve ervaringen, zijn deze voorlopers belangrijke ambasadeurs richting collega melkveehouders. De belangrijkste boodschap die ze hebben voor het beleid is, zichtbaarbaarheid verbeteren van de effecten van duurzaam bodembeheer. Wat levert duurzaam beheer op in Euros en welke schade ondervind je van slecht beheer. Hiervoor moeten op bedrijfsniveau de kosten-baten van bepaalde maatregelen worden doorgerekend. Ook zouden er relevante kengetallen moeten worden ontwikkeld om duurzaam beheer in uit te drukken. Voorts dient de relatie tussen een goede mineralen benutting op bedrijfsniveau en een goede water kwaliteit beter zichtbaar te worden gemaakt. De voornaamste belemmeringen, waardoor maatregelen (nog) niet op grote schaal worden toegepast, zijn (1) gebrek aan bodembewustzijn en praktische kennis, (2) slechte inpasbaarheid en (3) een gebrek aan incentives (financieel of regels). I.
Door het vergroten van bodembewustzijn en de praktische kennis t.a.v. duurzaam bodembeheer bij melkveehouders, zal het toepassen van maatregelen in de melkveehouderij toenemen. De RT voelt een grote afstand tussen gangbare en kringloop boeren, die door hun manier van werken meer begaan zijn met de bodem. Er zijn daarom nog heel veel bewustwordings activiteiten nodig. Een van de RT deelnemers, die MVA kennismakelaar is, verwoordt het zo: “Indien de Melkvee Academie duurzaam bodembeheer als thema kiest voor een bijeenkomst, is de repons uiterst mager. Dit in tegenstelling tot thema‟s gerelateerd aan schaalvergroting en open dagen over stallenbouw.” De RTG deelnemers zijn er 100% van overtuigd, dat de kringloop aanpak geld oplevert. Het inzichtelijk maken van hoeveel maatregelen opleveren in Euros, zal daarom aanzienlijk bijdragen aan bewustwording. Daaraan voorafgaand dient het inzicht van de melkveehouders te worden vergroot aan welke knoppen zij kunnen draaien om hun bodem duurzamer te beheren. Sector breed is de gedachte, dat deze mogelijkheden beperkt zijn. De dagelijkse praktijk van de RT voorloper melkveehouders geeft een heel ander beeld. In projecten rond duurzaam bodembeheer is ervaring opgedaan met de studiegroep aanpak en met het samen met boeren stimuleren en uitproberen van maatregelen. Daarbij zijn de effecten zichtbaar gemaakt door op resultaat te monitoren. Door het in beeld brengen van de bedrijfsresultaten, zowel technisch als economisch, zijn de RT deelnemers ervan overtuigd geraakt dat duurzaam bodembeheer rendeert. De RT stelt vast dat er nog onvoldoende kennis over praktische maatregelen binnen handbereik van de melkveehouders ligt. Het is niet eenduidig waar je kennis over de bodem, en dan met name over duurzaam beheer, kunt vinden. De RT melkveehouders vinden dat meer aandacht voor de bodem en praktische maatregelen voor duurzaam beheer, in het lesprogramma van de landbouwscholen thuis hoort. Zij hebben het idee, dat er binnen scholen onvoldoende aandacht aan het onderwerp wordt besteed, terwijl dit het bodembewustzijn aanzienlijk zou kunnen vergroten.
15 Veel van deze resultaten zijn wel kortstondig onder de aandacht gebracht in de vakpers, maar kennelijk overtuigt het nog geen grote groep boeren. De vakbladen zouden veel regelmatiger aandacht dienen te besteden aan duurzaam bodembeheer. Om hun collega‟s te interesseren in het onderwerp duurzaam bodembeheer, achten zij het noodzakelijk de boodschap aantrekkelijk te verpakken. Ze denken b.v. aan een speciale prijs voor “de duurzaamste bodembeheerder van het jaar”. Daartoe zullen ook nieuwe kengetallen in het leven geroepen moeten worden, die het belang van het onderwerp reflecteren.
Op basis van bovenstaande doen we tot de volgende aanbevelingen: Het verdient aanbeveling oneliners te bedenken, die de maatregelen als geldverdieners bij een grotere groep melkveehouders onder de aandacht brengen. Hiertoe moeten nog vele maatregelen worden doorgerekend. Daarnaast moet ook worden gelet op de boodschapper. Erfbetreders, als voer- en meststoffen leveranciers, lenen zich bij uitstek als de boodschappers, omdat de boodschap dan uit onverdachte hoek komt. Subsidie voor het opzetten van cursussen, studiegroepen en netwerken, waarbij de bodem als basis van het melkveebedrijf centraal staat, blijft voorlopig hard nodig. Het onderling vergelijken van bedrijfseigen cijfers in studiegroep verband is een aansprekende en effectieve aanpak, die toepassing van duurzame maatregelen bevordert. AOC’s dienen in hun lesprogramma meer aandacht te besteden aan de kringloop aanpak, de bodem en aan praktische maatregelen voor duurzaam bodembeheer. Ook vakbladen zouden zich actiever op moeten stellen, ten einde meer praktische kennis richting melkveehouders te verspreiden.
16 II. Door te werken aan een betere inpasbaarheid t.a.v. duurzaam bodembeheer maatregelen zal de toepassing toenemen. Het gaat om zaken als slechte verkaveling, competitie tussen loonwerkers, stalontwerp, afwijkende visie van de toeleverende industrie, etc. De huidige trend van schaalvergroting staat op gespannen voet met de wens en noodzaak de bodem duurzaam te beheren. Er is veel druk op loonwerkers om zo goedkoop mogelijk te werken. Dit ligt mede ten grondslag aan de trend om de capaciteit steeds maar weer te vergroten, met grotere kans op structuurbederf als gevolg. De als maar breder wordende banden verdichten vooral de ondergrond. Sturing is slechts beperkt mogelijk. Je kunt wel kleinere machines eisen, maar die zijn niet altijd meer beschikbaar. De werkzaamheden zelf ter hand nemen is geen optie vanwege gebrek aan arbeid en is bovendien duurder dan uitbesteden aan de loonwerker. Kavelruil is een goede en goedkope opvolger van ruilverkaveling. Door kavelruil kunnen bedrijven efficienter werken en dus hun kostprijs verlagen. Daarnaast schept een grote huiskavel de ruimte voor duurzaam bodembeheer. Een goede relatie met de loonwerker is van belang. Maak je wensen kenbaar en zorg dat ook de trekker bestuurders hier weet van hebben. Dilemma is uiteraard dat doordat de meerderheid van de melkveehouders de loonwerker inschakelt, er veel werk in een korte tijd verzet moet worden en dit lukt niet met machines met een kleine capaciteit. Ook kan de loonwerker daardoor niet bij een ieder onder de meest gunstige omstandigheden het werk verrichten. In dat geval helpt het, zoals bij een van de deelnemers bekend is, als een loonwerker een maximum zet op de oppervlakte (20 hectare) die ze in één keer bewerken. Bij toekomstige stalontwerpen is het van belang ook de mestkwaliteit als belangrijke factor mee te nemen. Het is van belang dat alle ketenpartijen in de melkveehouderij zich met duurzaam bodembeheer bezig gaan houden en het melkveebedrijf weer als een heus bedrijfssysteem gaan beschouwen. III. Meer wortel en minder stok bevorderen duurzaam bodembeheer Regels werken twee kanten op. Zo is er door de vele jaren van mestwetgeving, en met name MINAS, in de melkveehouderij een groter bewustzijn t.a.v. de omgang met mineralen ontstaan. De mineralenboekhouding als leerinstrument is op grote schaal omarmd. Ook het zichtbaar maken van de effecten, zoals N verliezen naar grondwater (op zand en veen) en naar oppervlakte water (op klei) door nitraatmetingen werkte motiverend binnen duurzame melkveehouderij projecten. Anderzijds is er soms het gevoel dat structuurbederf nog onvoldoende wordt afgestraft. Een deelnemer: “Als melkveehouder mag je nog steeds voldoende kunstmest strooien om bodemfouten te compenseren”. Recente regels, als een maximum stelling aan de hoeveelheid dierlijke mest die je mag aanwenden, werken averechts. Omdat je soms verplicht mest af moet voeren en kunstmest mag aankopen. Ook het verbod op najaarsinzaai van grasland wekt onbegrip. Met de mond wordt doelvoorschriften beleden, terwijl maatregel voorschriften worden afgekondigd. De RT adviseert de weg van regelgeving zo weinig mogelijk te bewandelen, maar in plaats daarvan te zoeken naar uitbreiding van het aantal incentives. B.v. extra aantal koeien mogen houden binnen de ammoniak regels, als een bedrijf de kringloop aanpak volgt en desgevolg een lagere ammoniak uitstoot heeft. Of een hogere prijs voor melk, die op “bodem vriendelijke wijze” is geproduceerd mogelijk maken door geen BTW te heffen op groene melk En gebruik van kunstmest duurder en het gebruik van dierlijke mest goedkoper maken.
17
Annex 1 Uitnodiging Deelname Ronde Tafel gesprek Deelname SPADE Ronde tafel gesprek: Belemmeringen duurzaam bodem beheer
Geachte deelnemer, Naarmate we in de melkveehouderij minder mogen bemesten, wordt er een groter beroep gedaan op het opbrengend vermogen van uw grond. Dit vermogen om voldoende, goede kwaliteit ruwvoer te produceren, wordt bepaald door grondsoort EN het beheer van de bodem. Steeds weer blijkt dat de basis voor een goed saldo is, jaarrond beschikbaarheid van goede kwaliteit ruwvoer. Daarmee is goed (dus duurzaam) bodembeheer een belangrijke factor voor het behalen van een goed rendement. In opdracht van SPADE organiseer ik de komende maanden een ronde tafel gesprek met enkele koploper melkveehouders. Om inzicht te krijgen t.a.v. knelpunten, die duurzaam bodembeheer in de melkveehouderij in de weg staan. De HOOFDVRAAG is dus, waarom worden bodemvruchtbaarheid bevorderende maatregelen niet op grotere schaal toegepast dan op dit moment gebruikelijk is. Uiteraard horen we ook graag suggesties, wat gedaan kan worden bestaande knelpunten uit de weg te ruimen. Graag wil ik uw medewerking vragen aan dit ronde tafel gesprek, waarvan de uitkomsten in de vorm van enkele aanbevelingen aan beleidsmakers zullen worden aangeboden (LNV, VROM, LTO). Dit is dus een unieke kans om uw stem te laten horen in een poging het beleid bewust te maken van bestaande knelpunten, die u of uw collega‟s op uw bedrijven tegen komen. Het gesprek zal (datum en tijdstip in overleg) in September plaats vinden. In de aanloop ernaar toe zullen we via de mail alvast een begin maken met het inventariseren van mogelijke bodembeheersmaatregelen en de ervaringen hiermee uitwisselen. Laat u even weten of u aan het ronde tafel gesprek mee wilt doen? Hartelijke groet, Willem van Weperen Adviseur duurzame landbouw en plattelandsontwikkeling Herman van Velzenplein 14 7255 BZ Hengelo Gld
[email protected] Tel 06 13392085
18
Annex 2: Algemene Informatie Deelnemers RT Gesprek 1. Peter Aalbers, Giethoorn Grondsoort:dalgrond zand veen Aantal ha: 150 Grasland ..ha 80 Mais .... ha 45 Aantal stuks melkvee:200 Melkqotum:1.750.000 Gem prod per koe per jaar: 9200 Gem leeftijd van mijn grasland is 3 jaar Ik vind duurzaam bodembeheer belangrijk omdat.. ruwvoer het belangrijkste is voor de koe . Ik ga al 15 . jaar bewust met mijn bodem om. De kennis daarover doe ik voornamelijk op .omgeving en studieclub . Maatregelen die ik o.a. toepas om mijn bodem optimaal te laten functioneren zijn: 1...goed water beheer 2...minder bodemdruk machines 3...ploegen met woelers 4...wisselteelt 2. Cor den Hartog, Lunteren Grondsoort:zand (biologisch sinds sept 2008) Aantal ha: 35 (20 ha zelf 15 ha grondgebruik) Grasland ..35.. ha Mais .... ha Aantal stuks melkvee:50 Melkqotum: 333.000 4.51 vet Gem prod per koe per jaar: 6500 4.7 3.6 Gem leeftijd van mijn grasland is .6 jaar Ik vind duurzaam bodembeheer belangrijk omdat bijdrage aan de voedselvoorziening alleen mogelijk is door een beter bodembeheer Ik ga al 9 jaar bewust met mijn bodem om. De kennis daarover doe ik voornamelijk op uit het verleden Maatregelen die ik o.a. toepas om mijn bodem optimaal te laten functioneren zijn: 1. lichte trekkers en machines lage bandenspanning 2. goede C/N verhouding van de mest 3. diepstrooiselboxen met gehakseld stro resp gemalen koolzaadstro 4. kort intensief beweiden ( koe gebruiken als grasmaaier) 5.zo veel mogelijk het land bewerken als het kan anders met minimale schade het gewas weghalen
19
3. Bouke Meijer, Witteveen Grondsoort: Zand Aantal ha: 56 Grasland 40.5 ha Mais .15.3 ha Aantal stuks melkvee:120 Melkqotum:1.058.000 Gem prod per koe per jaar:8400 Gem leeftijd van mijn grasland is12 jaar Ik vind duurzaam bodembeheer belangrijk omdat.er veel levend materiaal bevindt. Ik ga al vele jaren bewust met mijn bodem om. De kennis daarover doe ik voornamelijk op door bijeenkomsten bij te wonen maar ook door eigen inzichten. Maatregelen die ik o.a. toepas om mijn bodem optimaal te laten functioneren zijn: 1.Te kijken naar de begaanbaarheid. 2. Zorgen dat er een goed grassen bestand bestaan blijft 3.Proberen dat een groenbemester aanslaat na de maisteelt. 4.Grasland vernieuwen alleen indien noodzakelijk. 5.Maisland alleen te ploegen indien noodzakelijk.
4. Herbert Verploegen, Winssen Grondsoort: zware rivierklei Aantal ha: 63 Grasland . 46... ha Mais 11 ha, tarwe voor krachtvoer 6 ha. Aantal stuks melkvee: 125 ( jongvee uitbesteed ) Melkqotum: 1.250.000 waarvan 150.000 is verhuurd Gem. prod per koe per jaar: 8750 Gem leeftijd van mijn grasland is 10 jaar ( rotatie +/- 4 jaar; blijvend grasland min 15 jaar, mits kweekgras geen bep. factor is.) Ik vind duurzaam bodembeheer belangrijk omdat dat door middel van inputverlaging leidt tot opbrengstverhoging. Ik ga al 6 jaar bewust met mijn bodem om. De kennis daarover doe ik voornamelijk op in hoofdzakelijk studiegroep activiteiten/ eigen ervaringen. Maatregelen die ik o.a. toepas om mijn bodem optimaal te laten functioneren zijn: 1 N-verlaging a.g.v. opbouw stikstoflevering (ook gebruik klaver) 2.Org stof opbouw d.m.v. niet ploegen/aanvoer vaste mest en afvoer drijfmest/ rotatie teelt op veldkavel en blijvend grasland op huiskavel. 3.Beperking structuurschade ( o.a. sleepslangen) 4.Afwatering percelen (greppels) 5.In mindere mate sturing op mestkwaliteit (C/N, strooiselsoort, rantsoenmaatregelen etc.) . 6.Voordelen uit BEX halen, waardoor meer org mest kan worden aangevoerd
20
5. Jan van Vulpen, Dreijber Grondsoort: zand Grasland 37 ha Mais . 0 ha Aantal stuks melkvee:110 Melkqotum:1.000.000 Gem prod per koe per jaar:9500 Gem leeftijd van mijn grasland is 8 jaar Ik vind duurzaam bodembeheer belangrijk omdat hiermee een antwoord kan worden gevonden op de steeds lagere bemestingsnormen en het peil willen houden van de productiviteit van het grasland. Ik ga al 20 jaar bewust met mijn bodem om. De kennis daarover doe ik voornamelijk op in eigen praktijk en via collega‟s (studieclubs). Maatregelen die ik o.a. toepas om mijn bodem optimaal te laten functioneren zijn: 1.Goede ontwatering en bekalking. 2.Beperking structuurschade bij beweiding en inkuilen. 3.Minimaal inzaaien. 4.Bij herinzaai bodem cultivateren en niet ploegen . 5.Stoppen bemesting /augustus.
21
Annex 3: Informatie over Duurzaam Bodembeheer Websites
www.spade.nl www.bodemacademie.nl Publicaties
Hoe bodem te beoordelen –LBI, Driebergen (ook als pdf te downloaden) Bodembeheer en Biodiversiteit waaier – NMI, Oosterbeek (ook als pdf te downloaden) Bodemsignalen – Roodbont, Zutphen (ook als pdf te downloaden) Van top-down naar bodem-up. Review van kringlooplandbouw – CLM, Culemborg, Rapportnr. 0105
Video films Op eigen kracht – Video van 12 minuten over kringloop landbouw http://www.youtube.com/watch?v=lpxWmOmrdD8
Life in the soil – Agriton, Wolvega ISBN : 90-808733-1-4
22
Annex 4: Kansrijke maatregelen melkveehouderij voor vruchtbaardere bodem
G=Geen K=kennis I= inpassing W= wetgeving E=economie A= Arbeid We=Weersafhankelijk MAATREGEL EFFECT OP BODEM KNELPUNT TOELICHTING TOEPASSING EIGEN BEDRIJF (G,K, I,W,E,A,We)
Wel Niet toepassen A- Bouwplan A 1. Blijvend grasland W
Org stof opbouw Prod vermogen
G K II EE
Onkruiddruk (te voorkomen door minder kort te laten grazen) Speciaal weidemengsel
A2. Grasland doorzaaien N
Behouden bovenste kruimellaag Levering N / beluchting d.m.v. penwortels Mais laten profiteren van opgebouwde org.stof Nalaten grote hoeveelheid org stof van plantmateriaal
I
slagingskans is laag op zware klei Risico op mislukking
G K II E
Ridderzuring, moet het kunnen managen 100% grasland
A2. Grasklaver inzaaien W A3. Mais in wisselbouw W A4 Mais als CCM/MKS N
A5. Groenbemester W A6. Mais direct in zode zaaien N
A7 Krachtvoervervangers verbouwen (graserwten, triticale, tarwe, voederbieten, luzerne,….) W A8.Minder gewasbeschermingsmiddelen gebruiken W
Als die aanslaat grote aanwinst Behoud bodemleven/os Grote teeltverschillen betreft nalaten org stof NEGATIEF IVM DEROGATIE Vermindering aanslag op bodemleven Drama
G We Wderogatie IIE/We te late oogst /W(Derogatie) GI
Aleen interessant als je ruim in land zit
K/I/A/Weplanning desbetreffende loonwerker G/E/W(derogatie) W(derogatie)
Arbeid, loonwerker niet op ingesteld
G/We A K
23 A9. Stoppelgewas A10. Graan als tussengewas bij herinzaai
KI
B- Bewerking B1. Sleepslangen w (sleufkouter)
B2. Kleine zodebemester/ lichtere machines n
B3. Bemesten bij droge omstandigheden w B4. Lage bandenspanning w/n
B5. Ondieper bewerken w -
Ecoploeg, Stoppelploeg,
B6. Niet ploegen w - Smaragd, Frezen
(10 cm)
B7. Combinatie machines w B8. Goede ontwatering w -
Drainage
- Akkers rondleggen B9. Naweiden met schapen (dichtere zode) w
Vermindering Bodemverdichting ( VB) Zeer positief als verkaveling het toelaat VB
G KKIIW
Verkaveling erg bepalend Samen met geschiktheid percelen Loonwerker niet altijd mogelijk
EEE / ACAPACITEIT
V B Niet positief
G/I/We/K
V B Minder insporen en verdichting, dus minder structuur bederf en hogere opbrengsten ORG STOF BOVEN LATEN /minder verstoring voedselweb
KI
Indien zelfdoen=Meer arbeid Opraapwagen ipv hakselaar Heeft als bijkomend voordeel dat koeien van gesneden voer meer opnemen Onkruid neemt toe Draagkracht bodem als leidraad Moet loonwerker het wel gebruiken, dus assertief zijn! In combinatie met gestuurde tandem as Afhankelijk grondsoort Gebruik cultivator bij herinzaai
Nutrienten en org stof boven laten / Onderste bouwlaag in tact laten Geen verstoring voedselweb Minder sporen rijden
G/We/I
Onkruiddruk + schimmels
G KE
Optimaliseren fysische eigenschappen
G
Combinatie moet ook niet te zwaar worden Rondleggen indien mogelijk
Achterwege blijven structuurschade door
GI
G
Lapmiddel: Zorgen dat je gras niet krijgt is beter
24
minder werkgangen (oogst) Dichtere zode B10. Meer weiden, minder maaien n
Verschil in Structuurschade is minimaal. Beter: Opstallen, later maaien onder gunstige omstandigheden Hangt af van weersomstandigheden
IIKKE We
Gaat ten koste van opbrengst
B11. Kleinere opraapwagens/trekkersN Veel banden B12 Standweiden, stripgrazen N Blokbeweiding met korte bew duur B13.Mestopslag voor 9 maanden N
VB positief
EEEIIK A CAPACITEIT
Capaciteit
Maximaal benutten mineralen in groeizeizoen
EEE
B14. Profielkuil maken W
Analyseren goede/slechte eigenschappen
G/AKII
IIKE Maakt mogelijk ½ juli te stoppen met bemesten Door fosfaat norm gaan melkveehouders ook secuurder bemesten Vergroot inzicht
KIE KI
B15. Beter benutten najaarsgras B16. Beweidingsperiode verlengen B17. Greppels dwars over land B18. Stal voeren
C- Bemesting C1 Andere soort mest W - Vaste mest -
Compost
Aanbrengen org stof Grasland geen optie Afh van huisvestingsysteem
G/A/W
C2 Betere kwaliteit mest W -
Laag eiwit gehalte rantsoen <16% RE……>. Later maaien………………………………
Benutting (N) op dierniveau heeft groter effect Verliezen RE / suiker let op!! BEX Hoeveelheid is afhankelijk van structuur mest
We G II KK
Werk daar actief mee Meer kennis nodig; waar ligt het optimum. R.e. kan ook te laag Valt nog veel
25 …>
-
Structuur toevoegen…………………………>
-
Stro in de boxen …………………………….>
C3 Kleinere porties drijfmest W C4 Zwavel in voorjaar W C5 Bodem-N bepaling mais N C6 Minder kunstmest strooien W
Aanvoer org stof leidt tot hoger c/n mest
Goed voor N-benutting; let op meer wergangen is meer structuurschade Optimaliseren chemische samenstelling bodem Finetuning N-gift
E/A GI GK EI
C7 Precisie bemesting N Vloeibare KM
Nauwkeuriger verdelen van KM, daardoor betere benutting en betere bodemvruchtbaarheid met minder mest
EEEK
C8 Bemestingsplan op perceelsniveau W
Gebruik maken verschillen N-levering per perceel leidt tot N verlaging input kunstmest Geen “ stikstofbanen” in gras Juiste PH geeft juiste mobilisatie van mineralen ++ Verlaging ammoniak Beperkt uitrijden na het groezeisoen
G IIE
C9 Kunstmestrooier afstellen W C10 Bekalken W Ca/Mg verhouding C11 Toevoegmiddel aan mest N C12Mestopslag voor 9 maanden N C13 Mestgift vroeg in seizoen afbouwen W/N C14 BEX gebruiken W C15 Geen kopersulfaatbad
C16 Kali bemesting
over te leren en veel verschillen in bedrijven In praktijk is er nog vaak structuur tekort in rantsoen Kunt dan niet ½ juli stoppen
Let op RE kuilanalyse/aankoop RE voer Met strooi computer, kantstrooier en regelmatig afstellen valt ook op KM te besparen
GE G
Met vloeibare KM preciezer Tijd
KKIEA EEE
Aanwezig
GWeE Benutting hoeveelheid dierlijke mest
Slecht voor bodemleven
GWII Klauwgezondheid is voor deel voeding. Alternatieven kopersulfaat komen beschikbaar Gezond vee