Verslag basiscursus Wmo d.d. 12 april 2013 LSR in (Utrecht)
De vier cursisten, die aanwezig waren, begonnen zich aan elkaar voor te stellen onder leiding van de cursusleidster. Van de vier cursisten waren er twee nieuwe Wmo-raadsleden uit Enkhuizen en twee cliëntenraadsleden uit Beuningen. Zij zaten ruim een half jaar in de clientenraad aldaar. De cursusleidster gaf aan wat wij voor en na de pauze zouden gaan doen. Voor de pauze: Wat is de Wmo, wat is de bedoeling van de Wmo en wat betekent de Nota Participatie. Na de pauze: Het speelveld van de Wmo en hoe luistert de gemeente naar de burgers en hoe kan de Wmo-raad meer grip krijgen op het beleid.
Het gedeelte voor de pauze gaat via een PowerPointpresentatie.
Iedereen moet mee kunnen doen in de maatschappij De politiek moet afgerekend kunnen worden op de ondersteuning. Zij hebben een compensatieplicht. Dit gebeurt met geld en/of participatie (hulp van buiten).
Wanneer men geen geld heeft, dan recht op compensatie naar redelijkheid Iedereen heeft recht op een sociaal leven, bewegen, vervoer etc. De gemeente krijgt hiervoor geld van de regering. De verordening van de gemeente moet voldoen aan de wet. De Wmoraad adviseert binnen de kaders die zij zelf heeft aangegeven.
Transitie (overbrengen) van delen van de AWBZ naar de Wmo Dit zijn de dagelijkse levensverrichtingen kunnen vervullen, het persoonlijk leven structureren en daarover regie kunnen voeren.
Decentralisatie Geen transitie, maar transformatie (omzetten/overzetten). -
de jeugdzorg in 2015
-
de Participatiewet in 2015
-
de delen van de AWBZ in 2015. a. Deze delen zijn de begeleiding van individu en groepen, het individu thuis en de groepen in dagbesteding. De laatste wordt extramurale zorg genoemd. b. Persoonlijke verzorging. Voor de huishoudelijke verzorging is de gemeente verantwoordelijk en voor de medische verzorging de zorgverzekeraar.
Het recht op de zorg, gesteld door de regering, vervalt, maar de gemeenten moeten deze zorg zelf gaan bepalen. De verzorging van mensen met behandeling, gaat niet naar de gemeente. Instellingen dus niet via de gemeente.
2.
Het afschaffen van functieverblijf van mensen ZZP-VG 1 t/m 4 Dit wordt heftig. Toezegging van VWS is dat de huidige 3 en 4 cliënten (milde en zware zorg) hun verblijf in de instelling behouden. De toekomstige cliënten met die indicatie dus niet meer. De zorg hiervoor moet allemaal thuis gebeuren, dus dit is inclusief dementerenden en licht verstandelijk gehandicapten. De gemeenten krijgen hier echter geen geld voor. De toekomst voor deze mensen is dus erg onzeker. De huishoudelijke hulp wordt maatwerkvoorziening. In 2014 voor alle nieuwe cliënten en in 2015 iedereen. Voor de alfahulp komt iedereen in aanmerking, maar wel met een eigen bijdrage naar rato.
Een huishouden, een integraal plan, een hulpverlener en een integraal budget De gedachtegang hierachter gaat niet over cliënten maar over systemen. De eigen voordeur gaat alles bepalen. Wanneer men geen eigen voordeur heeft, wordt het als een instelling gezien. De hulpverlener moet meer een regisseur worden, wat voor en met de cliënt moet gebeuren. Op de eerste plaats zo min mogelijk begeleiders. Dan de eigen regie bepalen, want die wordt heel belangrijk. De gedachte van zoveel mogelijk zelf doen wordt leidend (veel cliënten kunnen dit helaas niet, maar zullen moeten!!). Men moet meer zelf op zoek gaan naar hulp. Wanneer dit niet lukt, dan pas kan naar de gemeente worden gegaan. Hierdoor probeert men geen fuikmodel te krijgen, maar een loopplank per persoon. Het loslaten van de automatismen wordt belangrijk, evenzo het waken voor nieuwe automatismen. Wij krijgen een verschuiving van -
Recht op zorg
→ compensatieplicht
-
Zorgen voor
→ zorgen dat
-
Zorg
→ welzijn
-
Dagbesteding
→ (vrijwilligers) werk.
De mantelzorg wordt dus heel belangrijk. Maar wie wordt de regisseur? Dit wordt een grote strijd tussen de zorgaanbieders.
Over de bovenstaande punten kwam tijdens de cursus een diepe discussie op gang.
PAUZE EN LUNCH
3.
Na de pauze wordt het speelveld van de Wmo uitgelegd, hoe de gemeenten naar de burgers kunnen luisteren en hoe de Wmo-raad meer grip kan krijgen op beleid.
De gemeente luistert Dit kan per beleidsterrein (bijvoorbeeld de Wmo-raad) en/of per doelgroep (bijvoorbeeld gehandicaptenplatform) en/of per buurt (bijvoorbeeld wijkraad) en/of per onderwerp (bijvoorbeeld bijeenkomsten) en/of individueel (bijvoorbeeld spreekuur wethouders, werkbezoek etc.) en/of maatschappelijke organisaties. Dit gebeurt allemaal informeel, behalve de Wmo-raad. Het beleid van de Wmo is algemeen, daar het uit meerdere doelgroepen bestaat. De Wmo-raad geeft advies, de Wmo- raadsleden zijn dus de ogen en oren van de gemeente en kan ook doelgroepen activeren. Het advies van de Wmo-raad is formeel, maar wordt informeel richting de doelgroepen. Hier hebben de ambtenaren vaak moeite mee.
Wmo-adviesraad De Wmo-adviesraad geeft de gemeente gevraagd en ongevraagd advies. Zij luistert naar wat de mensen nodig hebben en vertelt de gemeente wat de mensen nodig hebben. Wanneer een gemeente goed luistert dan hoeft de Wmo-raad eigenlijk minder te doen. De Wmo-raadsleden moeten niet zelf overal achteraan gaan, maar wel ogen en oren goed open houden en proberen te bewerkstelligen dat de doelgroepen naar hen toekomen.
Het principe van het gemeente-apparaat Gemeenteraad: -
Vaststellen beleid.
-
Vaststellen budget.
-
Controle College.
College B & W: -
Regels stellen.
-
Verantwoordelijk voor de uitvoering.
Ambtenaren: -
Voorbereiding beleid.
-
Uitvoering beleid.
4.
De fout van veel ambtenaren is dat zij vaak veel te laat met de stukken komen. Zij blijven teveel op “eigen terrein”. De communicatie tussen de afdelingen is vaak slecht, vandaar de vertraging. Voor de Wmo-raad is een commissievergadering vaak veel belangrijker dan een gemeenteraadsvergadering.
Participatieladder Er wordt een voorbeeld geschetst door middel van een tekeningetje. Informeren → raadplegen → adviseren → coproduceren → (mee)beslissen. De Wmo-raad adviseert en kan invloed uitoefenen op het beleid via -
Informatie van de gemeente.
-
De plannen van de gemeente beoordelen en adviseren.
-
Samen proberen plannen te maken en de gemeente schrijft dit op.
-
Dit laatste kan ook samen geschreven worden.
De laatste opmerking is erg gevaarlijk. “Jouw” plan wordt dan medeverantwoordelijk. Vooraf overleg is het meest effectief voor advies op beleid. Dus de Wmo-raad moet zich NOOIT met beleidsontwikkeling bemoeien.
De volgende sheet was een opdracht: “waar staat onze Wmo-raad” in de besluitvormingscirkel Hier konden Ed en ik geen antwoord op geven, omdat wij nog te weinig van de situatie in Enkhuizen op de hoogte zijn.
Nu volgt nog enige uitleg over enkele algemene zaken betreffende de Wmo via 5 bijlagen. 1. Uit de brief van minister Plasterk betreffende de aanpak van 3 decentralisaties d.d. 19-2-1013 a. Meer zelfredzaamheid van de burgers en meer eigen verantwoordelijkheid van die burgers. b. Er moet meer maatwerk komen voor de burgers die dit echt niet kunnen en dit moet dan dichter bij deze burgers georganiseerd worden. c. De ingezette decentralisatiebeweging in het sociale domein moet doorgezet worden. 2. Over de definitie “eigen regie en solidariteit” en “eigen regie” De eigen regie wil zeggen dat je als mens alle vrijheid en onafhankelijkheid hebt en zelf kiest hoe jij je leven inricht. Het gaat om eigen regie, eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid. -
Eigen regie
: wat wil ik met mijn leven?
-
Eigen kracht
: wat kan ik zelf.
-
Eigen verantwoordelijkheid
: wat moet ik zelf doen.
3. Een bijlage, ter informatie, over de maatregelen van de Wmo in 2013, 2014 en 2015
5.
4. Participatie (ook ter informatie) a. Maatschappelijke participatie b. Burgerparticipatie. c. Cliëntenparticipatie (Wmo). d. Belangenbehartiging. e. Wijk- en buurtraden. f.
Individuele raadpleging.
g. Maatschappelijke organisatie. h. Cliëntenraden zorgaanbieders. Extra: een schema van het huidige, lokale speelveld burgerparticipatie per beleidsterrein/wet, per doelgroep, organisaties, individuele raadpleging en wijk- en buurtorganisaties. 5. De laatste bijlage gaat over de negen participatievelden van de Wmo Bij deze punten werd kort stilgestaan. a. Het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid. b. Preventieve voorzieningen voor problemen met opgroeien en problemen met opvoeden. c. Het geven van informatie en advies. d. Ondersteunen van de mantelzorgers en vrijwilligers. e. Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of psychisch-sociaal probleem. f.
Voorzieningen voor ouderen, gehandicapten, chronisch psychiatrische patiënten en mensen met psychische of psychologische problemen.
g. Maatschappelijke opvang. h. Het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg. i.
Het bieden van ambulante verslavingszorg.
De studiedag/cursus was goed en aan te raden voor nieuwe Wmo-raadsleden. Wij hadden het geluk, dat door de kleine groep cursisten veel kon worden gediscussieerd, waardoor we wel vaak dieper in de stof konden duiken dan normaal. Het nadeel was dat de bijlagen hierdoor te kort konden worden besproken.
Enkhuizen, 21 april 2013 Benno Weustink