Stimuleringsproject LOB in het mbo
Iedereen kan excelleren Catalogus
Voorwoord Echte aandacht voor kwaliteiten, mogelijkheden en drijfveren student In onze maatschappij moeten jongeren al heel jong een keuze maken voor een studierichting. Zo vroeg zelfs dat ze soms niet precies weten wat ze later willen worden. Dit kan grote gevolgen hebben: valt de opleiding tegen, dan is de kans op uitval groot. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) en het daarvoor opgestarte Stimuleringsproject LOB in het mbo stellen onderwijsinstellingen in staat studenten beter en professioneler te helpen bij het maken van keuzes. Door hen dingen over zichzelf te laten ontdekken – wie ben ik, wat kan ik? – krijgen zij essentiële bouwstenen aangereikt voor hun talentontwikkeling en toekomstige loopbaan. Het doel: echte aandacht voor de loopbaan van de individuele student laten doordringen tot in de haarvaten van het mbo.
Geen op zichzelf staand project Jongeren hebben behoefte aan begeleiding bij het maken van de juiste opleidings- en beroepskeuzes. Dit blijkt uit diverse onderzoeken. Als zij goed inzicht hebben in hun talenten, kwaliteiten, drijfveren en mogelijkheden, kunnen zij weloverwogen keuzes maken voor een vervolgopleiding of beroep. Dit vergroot tegelijkertijd de slagingskans van diverse maatregelen uit Focus op Vakmanschap en aanvullende plannen. Denk aan voortijdig school verlaten (VSV), excellentie, de terugkeer van de menselijke maat in het mbo, samenwerking vmbo-mbo-hbo en doelmatigheid. LOB is zodoende geen op zichzelf staand vak of project, maar een wezenlijk onderdeel van het gehele onderwijsproces. Door LOB structureel te vervlechten met de dagelijkse onderwijspraktijk kunnen kansen verzilverd worden. De docent/SLB-er kan vanuit zijn pedagogische relatie met de student als geen ander coachen bij diens loopbaan. Het erop gespitst zijn of een student nog op zijn plek zit moet een tweede natuur worden. Net als steeds weer praten mét in plaats van tegen of over de student. Door deze extra aandacht krijgt de student de kans relevante loopbaancompetenties te ontwikkelen voor een levenslange succesvolle loopbaan.
Praktische instrumenten Het Stimuleringsproject LOB in het mbo kijkt vanuit diverse perspectieven naar LOB en zoekt daarbij steeds naar praktische instrumenten om onderwijsinstellingen op passende wijze te ondersteunen bij talentontwikkeling en het loopbaanleren van hun studenten. Dit is de afgelopen periode gebeurd vanuit thematische werkgroepen en in samenwerking met relevante partners.
Catalogus en Montagetool ‘Iedereen kan excelleren’ Een van thematische LOB-perspectieven is excellentie. Een onderwerp dat door de recente excellentieplannen van het ministerie van OCW hoog op de onderwijsagenda staat. De komende jaren is er voor dit onderwerp extra geld beschikbaar. Scholen kunnen in een excellentieplan voorstellen
doen voor het bevorderen van excellentie. Het kan hierbij om de volgende vormen gaan; meedoen aan vakwedstrijden (skills), de meester-gezelroute en internationalisering. Je kunt echter ook op een andere manier naar excellentie kijken: excellentie in het kader van LOB. Het gaat dan met name om het aanleren van een kritische beroepshouding. In deze Catalogus en de bijbehorende Montagetool komt dit bewuste aspect aan bod. We hopen dat de inzichten en de praktische voorbeelden u volop inspireren om ook in het kader van LOB aan de slag te gaan met excellentie.
Fieny Peerboom, projectleider Stimuleringsproject LOB in het mbo
kenis)
enis)
Inhoudsopgave 03 - pagina 07 (inhoud)
De theorie vooraf 6 03 - pagina 07 (inhoud)
t)
04 - pagina 08 (gereedschap)
Fig. 03
gheid)
heid)
04 - pagina 08 (gereedschap)
Voorwoord 2 Inleiding 5
Fig. 04
07 - pagina 13 (doorzettingsv.)
08 - pagina 14 (netwerken)
Fig. 03
Fig. 04
Hoofdstuk 1: Definitie van excellentie in het mbo 7 Hoofdstuk 2: Drie rode draden 9 07 - pagina 13 (doorzettingsv.) 08 - pagina 14 (netwerken) Hoofdstuk 3: Wat heeft de student er aan? 13 Hoofdstuk 4: Wie doet er mee 14 Hoofdstuk 5: Valkuilen 16 Fig. 07
Fig. 08
11 - pagina 17 (montagetip)
12 - pagina 18 (ik doe mee!) Aan de slag 17 13 - pagina 19 (niet doen) Fig. 07
Fig. 08
20 X
11 - pagina 17 (montagetip) Fig. 11
Fig. 12b
12 - pagina 18 (ik doe mee!) 13 - pagina 19 (niet doen) Fig. 12a
Inleiding: Scan & snack 18 Inspiratie uit de theorie 19 Voorbeelden uit de praktijk 30 20 X Handige presentatie 47 Fig. 11 Fig. 12b
Fig. 12a
Literatuur 50 Colofon 53
Iedereen kan excelleren Catalogus
4
Inleiding Excellentie: willen in plaats van kunnen Excellentie is een lastig woord. Onze gewoonte (het woord zegt het al) is om ‘gewoon’ te willen zijn, om niet op te vallen. Toch benadrukken we hier dat het niet gaat om opvallen, maar om jezelf ontwikkelen, je eigen talenten ontdekken en die zo goed mogelijk inzetten voor je ontwikkeling als professional. Die ‘professional’ is zowel de student die we via een opleiding naar een beroep willen opleiden, als de docent die de student zo individueel mogelijk begeleidt. Voor beide professionals geldt: leren is niet een kwestie van ‘kunnen’, maar van ‘willen’. Excellentie is ook geen ‘vast’ woord: de betekenis kan per persoon verschillen. De enige personen die samen kunnen beslissen wat het woord betekent, zijn de docent en de student in dialoog met elkaar. Het docententeam bepaalt de mogelijkheden, verkent de kansen en de ruimte die het team heeft. Bij te weinig ruimte wordt het management betrokken en meegenomen in het proces. Samen met de studenten kijken docenten naar de invulling en de randvoorwaarden die aan excellentie gesteld moeten worden. Alleen als het begrip ‘excellentie’ gaat leven voor alle partijen en betekenis krijgt in denken en handelen (voor alle partijen te snappen en eigen te maken), maakt excellentie kans op succes binnen je eigen onderwijs en je eigen organisatie. Bedenk wel dat klein beginnen ook hier vruchten af kan werpen: vier successen en verken kansen!
Montagetool en Catalogus: waarom deze twee? Om op een praktische wijze aan de slag te gaan met excellentie, zijn er in het kader van het Stimuleringsproject LOB in het mbo twee handzame instrumenten gemaakt: een Montagetool en een Catalogus. Voor beide instrumenten gaat de vergelijking met IKEA op. De Catalogus biedt een breed overzicht van mogelijkheden, middelen en achtergronden en geeft zo een toelichting op de korte aanwijzingen in de Montagetool; de Montagetool geeft je praktische aanwijzingen over hoe je stap voor stap aan de slag kunt met excellentie. Je kunt het beste beginnen met de Montagetool. Maar dan zou het best kunnen gebeuren dat je iets overhoudt. Of dat hetgeen je aan het monteren bent er anders uit komt te zien dan dat je had gedacht. Erg? Waarschijnlijk niet. Maar probeer als doel voor jezelf te stellen dat je het vandaag weer iets beter doet dan gisteren. En zolang je in dialoog met de student bent (echte dialoog), hoor je vanzelf de geluiden die misschien een missend onderdeel aan het licht brengen.
01 - pagina 02 (titelpagina)
Succes met bouwen!
Fig. 01
Iedereen kan excelleren Catalogus
05 - pagina 09 (inspannen) 5
De theorie vooraf Fig. 02
Iedereen kan excelleren Catalogus
Fig. 03
Hoofdstuk 1
Definitie van excellentie in het mbo Onderwijs en met name de Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) zijn tot dusver gericht op het wegwerken van tekorten. We zijn ons daarvan misschien niet bewust: we zijn het niet anders gewend. De leerling/student met de meeste tekorten krijgt daarbij als vanzelfsprekend de meeste aandacht (wat overigens niet verward moet worden met zorg en begeleiding die daaruit voortkomt). Hij kan immers niet mee. De focus van onderwijsteams is vooral gericht op deze groep achterblijvers. Het curriculum moet worden behaald. Hoe anders wordt ons onderwijs als we de aandacht richten op het ontwikkelen van talent en passie. Niet het afvinken van het curriculum staat dan centraal, maar het aanvonken van talent. Zo denkend hanteren we de volgende omschrijving voor excellentie: ‘Een excellente student is een kritisch beroepsbeoefenaar die meer uitdaging zoekt dan het gangbare curriculum aanbiedt.’ Het Stimuleringsproject LOB in het mbo schrijft het volgende: Excellentie in het mbo heeft de betekenis van vakmanschap, creativiteit in het vak, persoonlijk ondernemerschap en het willen leveren van bijzondere prestaties. Excellentie wordt herkend door de beroepspraktijk, door de verbondenheid van excellente bedrijven en beroepsbeoefenaren aan de programma’s en door de banen die excellente aankomende vaklieden worden aangeboden.
Excellentie en Persoonlijk Ondernemerschap Als we met bovenstaande omschrijving aan de gang gaan, moeten wij als docenten ook een slag maken. Niet een slag extra; het gaat met name om het ontwikkelen van een andere blik op onze studenten. Een blik die ons in staat stelt meer gedifferentieerd om te gaan met de verschillende persoonlijkheden in onze groepen. Als docenten ontwikkelen we ons tot individuele aanvonkers van de passie van de studenten. Excellente studenten zijn sponzen die alles willen opnemen. Ze zijn alert en zuigen alle informatie op die ze nodig hebben. Met andere woorden: ze tonen betrokkenheid. Daarnaast zijn studenten vaak ook breder geïnteresseerd. Ze zijn nieuwsgierig en leergierig. Ze kenmerken zich doordat ze overal wat van weten. En, omdat ze passie uitstralen, zien we bij elk van hen een talent dat past bij een persoonlijkheid. Het is daarom goed deze studenten aan te spreken op Persoonlijk Ondernemerschap en hen begeleiding en coaching van excellente docenten te geven.
Iedereen kan excelleren Catalogus
7
titelpagina)
5 (IKEA betekenis)
02 - pagina 05 (IKEA betekenis)
03 - pagina 07 (inhoud)
03 - pagina 07 (inhoud)
04 - pagina 08 (gereedschap)
Fig. 02
04 - pagina 08 (gereedschap)
Fig. 03
Fig. 04
Voor Persoonlijk Ondernemerschap kun je verschillende competenties ontwikkelen. Wij noemen er in deze Catalogus vijf:
inspannen)
06 - pagina 12 (zelfstandigheid) 01 - pagina 02 (titelpagina)
07 - pagina 13 (doorzettingsv.) 02 - pagina 05 (IKEA betekenis)
08 - pagina 14 (netwerken) 03 - pagina 07 (inhoud)
04 - pag
Zelfstandigheid: je neemt verantwoordelijkheid voor je besluiten, lost zelf problemen op praktische wijze op in 04 - pagina 08 (gereedschap) dialoog met anderen. Je kunt je keuzes onderbouwen met argumenten. Je bent in staat jezelf aan te sturen en indien nodig bij te sturen.
1
7 (inhoud)
Fig. 03
g. 05b
2(titelpagina) (zelfstandigheid)
Fig. 04
07 02--pagina pagina13 05(doorzettingsv.) (IKEA betekenis)
08 -- pagina pagina 07 14 (inhoud) (netwerken) 03
Fig. 01
2
ondernemendheid)
Fig. 08
Doorzettingsvermogen: je kunt motiveren waarom je krachtig doorgaat, ondanks tegenslagen of bezwaren. Je laat 11 - pagina 17 (montagetip) 12 - pagina 18 (ik doe mee!) je taak/werk niet12los voordat het gewenste doel is. 06 - pagina (zelfstandigheid) 07- -pagina pagina 13bereikt (doorzettingsv.) 13 19 (niet doen) Indien nodig durf je tegen de stroom in te gaan. Daarnaast toon je bereidheid om van tegenslagen te willen leren. Fig. 02
10 - pagina 16 (creativiteit) 05 - pagina 09 (inspannen) Fig. 04
3 (doorzettingsv.)
04 - pagina 08 (gereedschap)
Fig. 07
Fig. 06
08 - pagina 14 (netwerken)
Fig. 03
Fig. 04
08 - pag
20 X
Fig. 07
Fig. 08
Netwerken: je bent gericht op anderen, gebruikt een netwerk om doelen te realiseren en kunt (gemakkelijk) contacten 11 - pagina 17 (montagetip) 12 - pagina 18 (ik doe mee!) onderhouden. Je kunt je verplaatsen de ander. 06 - pagina 12 (zelfstandigheid)leggen 07 pagina 13 08 - pagina 14in(netwerken) 13 --en pagina 19 (doorzettingsv.) (niet doen) In je communicatie toon je aan kritisch naar jezelf en naar anderen te kunnen kijken. Fig. 02
Fig. 03
Fig. 04
Fig. 11
Fig. 12b
3 6 (creativiteit)
Fig. 05a
(inspannen)
Fig. 12a
Fig. 05b
Fig. 10
Fig. 07
Fig. 06
0920-Xpagina 15 (ondernemendheid)
10 - pagina 16 (creativiteit)
Fig. 08
Fig. 08
11 - pagina 17 (montagetip)
12 - pag 13 - pag
Fig. 11
7 (montagetip)
4
Fig. 12b
12 - pagina 18 (ik doe mee!) 13 - pagina 19 (niet doen)
Fig. 05b
Fig. 06
Fig. 12a
Ondernemendheid: je kunt je inleven in de behoeftewereld van anderen. Van daaruit maak je op een proactieve manier een koppeling naar je vak en producten en diensten waar mensen behoefte aan hebben. Fig. 07
Fig. 08
20 X
Fig. 11
(ondernemendheid)
10 - pagina 16 (creativiteit)
11 - pagina 17 (montagetip)
Fig. 09
5
Fig. 12b
Fig. 10
Fig. 12a
Fig. 12b
12 - pagina 18 (ik doe mee!) 13 - pagina 19 (niet doen)
Creativiteit: je bent nieuwsgierig naar andere oplossingen en mogelijkheden. Je bent in staat out-of-the-box te denken en vindt het geen probleem platgetreden paden te verlaten. 20 X
Fig. 11
Op pagina 20, 21 en 22 staat een uitgebreidere beschrijving van deze vijf Fig. 12b
Fig. 10
Fig. 12a
competenties.
Onze excellente studenten kunnen we het best laten begeleiden en coachen door excellente docenten. Deze docenten vinden we niet door de jaartaken te bestuderen en op te vullen. We willen onze studenten goed voorbereiden op hun toekomstige werkomgeving, welke dat ook is. Die werkomgeving is constant in beweging. Ze verandert, vernieuwt. 50 procent van de beroepen van de nabije toekomst – zeg 2025 – staat nog niet vast. We weten dat er geen sprake meer is van 40 jaar lang vaste zekerheid. Onze studenten moeten specifieke competenties inzetten om hun eigen toekomst met meer slagkracht tegemoet te kunnen treden. Het aanleren van skills is nodig, maar dit alleen is zeker niet meer genoeg.
Iedereen kan excelleren Catalogus || De theorie vooraf
8
Hoofdstuk 2
Drie rode draden Bij leren zijn veel verschillende processen betrokken. Leren is een complex geheel. Dit maakt het niet gemakkelijk om voor het gewenste resultaat aan de juiste ‘touwtjes’ te trekken. Er is op het gebied van onderwijs en leren erg veel onderzoek gedaan, maar er is geen eenduidige theorie, laat staan een ‘gebruiksaanwijzing’ voor onderwijs. Er zijn wel enkele belangrijke begrippen waarvan de werkzaamheid vast staat. De invulling van de begrippen maakt het voor de individuele docent mogelijk daar een eigen werkwijze voor te ontwikkelen. Die drie begrippen zijn: • Fixed en growth mindset (inspanning) • Willen als drive (motivatie) • Relatie docent + student (leerproces in dialoog)
Fixed en growth mindset Deze begrippen zijn geïntroduceerd door Carol Dweck (2010). De kern van de begrippen ligt in het geloof of mensen zich kunnen ontwikkelen (growth) of dat mensen zijn zoals een blauwdruk (fixed). Vertaal dat naar studenten en je ziet een student waarvan je denkt dat daar ontwikkeling mogelijk is. Of je ziet een student die niet verder zal komen dan wat hij nu laat zien. We zijn ons vaak niet bewust van onze eigen opvatting, ons eigen geloof op dat gebied. Toch zijn het kernbegrippen voor de wijze waarop wij studenten benaderen: kan deze student zich ontwikkelen of niet? Aangezien wij docent zijn, is het van belang te weten wat wij op dat vlak ‘geloven’. Het bepaalt (bewust of onbewust) de manier waarop wij met studenten omgaan. Daar moeten we dus achter zien te komen. Of we moeten bewust handelen volgens een manier die de student in ieder geval de kans biedt op het positieve: je kunnen ontwikkelen. Een bekend voorbeeld is het geloof dat meisjes minder goed zijn in wiskunde dan jongens. Op de middelbare school wordt meisjes met een 7 afgeraden om wiskunde te kiezen (‘omdat het straks moeilijker wordt’). Jongens met een 7 krijgen geen negatief advies. Het belangrijkste verschil in kijken bij fixed en growth mindset, zit in de manier waarop we geloven dat resultaten tot stand komen. Is het aanleg en kunnen, of is het inspanning en willen? Growth gaat uit van de inspanning en het willen. Voor het bereiken van resultaat staan de inspanning en de strategie om het beoogde resultaat te bereiken centraal. Inspanning is de tijd die je er in stopt, de aandacht die je het geeft. De strategie is de aanpak, je gedrag in de klas of thuis, de middelen die je er bij zoekt die je kunnen helpen, de vragen die je stelt. Over dat gedrag kun je spreken met studenten. Je kunt ze concreet adviseren en niet-effectief gedrag benoemen (geen of weinig inspanning en toch resultaat verwachten, geen of een warrige strategie om te leren of tot leren te komen). Dit kun je vervolgens bespreken, in de klas, of individueel. Een student kan zichzelf sturen op inspanning, door tijdsbesteding bij te houden of door te proberen concentratie op te brengen. Strategie valt te leren en te oefenen en kan helpen je tijd effectief te besteden (School aan Zet, 2013). Door die aanpak kunnen we studenten ondersteunen op hun leerproces. Het geeft ons ook de mogelijkheid iets minder nadruk te leggen op kennis. Deze wordt immers met die aanpak voor een stukje meer de verantwoordelijkheid van de student.
Iedereen kan excelleren Catalogus
9
We hoeven onszelf niet onder een vergrootglas te leggen om er achter te komen welk ‘geloof’ we aanhangen. Dat kan ook best per student verschillen. We kunnen gewoon bewust proberen te handelen volgens de gedachte dat iedereen zich kan ontwikkelen. Of om er achter te komen waarom de betreffende student er blijk van geeft daar misschien geen zin in te hebben. Voor het voortgezet onderwijs is een handzame folder ontwikkeld (De opbrengsten van een groeimindset, School Aan Zet: http://bit.ly/SaZGroei) die goed aangeeft op welke manier we om kunnen gaan met kinderen om hun potentieel zo optimaal mogelijk te ontwikkelen.
Willen als drive Willen is een eenvoudiger woord voor motivatie. Willen geeft wel precies aan wat we hopen dat er gaat gebeuren als een student aan de slag gaat. Bij motivatie denken we vaak aan allerlei ingewikkelde structuren of systemen die spelen in het hoofd van de student. Eigenlijk is dat ook wel zo, maar ook hier is de kern tot een vrij eenvoudig inzicht terug te brengen. Motivatie is in twee grote categorieën te verdelen: motivatie voor kortetermijndoelen en voor langetermijndoelen. Uit onderzoek weten we dat langetermijndoelen effectiever zijn om te studeren dan kortetermijndoelen. Bij kortetermijndoelen moet je denken aan: ‘Ik moet dit tentamen halen en dan zie ik wel verder’, of ‘Als ik dit kwartaal gehad heb ben ik er wel’. Er is, zogezegd, geen eigen visie op de toekomst. Langetermijndoelen daarentegen zijn juist wel een eigen visie op de toekomst: ‘Ik wil een goede lasser worden, dus moet ik sommige vakken heel goed doen’. Het opvallende is dat het tussentijds bijstellen van langetermijndoelen eigenlijk geen invloed heeft op de motivatie. Vaak gaat dat bijstellen geleidelijk. Het gaat er dus niet om dat de student het ‘juiste’ doel voor ogen heeft, maar dat duidelijk is naar welke ‘stip op de horizon’ wordt toegewerkt. Dit helpt om keuzes te maken, de inspanning te leveren en ook de inspanning zo goed mogelijk te doseren (strategie!). Daar zit ook precies de samenhang met de mindset. Hoe vertaalt motivatie zich dan in ons onderwijs naar willen als drive? De student moet getriggerd worden om interesse te hebben of om inspanning te (gaan) leveren. Dat triggeren gaat niet met een zweep, maar meestal via de inhoud. Dat kan voor verschillende studenten een verschillende inhoud zijn. Ofwel: je kunt een staalconstructie uitleggen aan de hand van een willekeurige fabriekshal, maar dat kan ook aan de hand van het voetbalstadion van de plaatselijke club. Dus de vraag is meer: welke inhoud staat dicht bij de studenten en welke inhoud is voor hen daadwerkelijk nog nét zichtbaar op de rand van de horizon? Een stip te dichtbij is niet uitdagend genoeg; een stip achter de horizon is te ver weg. De stip moet juist zichtbaar op de horizon liggen. Bij het vertalen van die stip op de horizon moeten we denken aan wat we van de student vragen. Daar spelen de termen complexiteit van de opgave en de zelfstandigheid van werken een bepalende rol. Wat kan een student op die twee aspecten aan? Hoe kan ik als docent variatie brengen in die twee aspecten, zodat verschillende studenten daar mee uit de voeten kunnen? Op welke manier coach ik deze verschillende studenten? Dat zijn vragen die je jezelf als docent mag stellen om aan de slag te gaan.
Iedereen kan excelleren Catalogus || De theorie vooraf
10
Relatie student – docent Vaak praten we tegen een klas, of tegen een student. Om een student werkelijk te leren kennen, moeten we een werkelijke dialoog voeren met de student. We willen weten wat de student beweegt, waar de motivatie van de student zit. Uiteindelijk – en dat is behoorlijk lastig – gaat het er om iedere student zo goed mogelijk als individu te zien. Als een student met een eigen leerproces. Frans Meijers heeft daar veel onderzoek naar gedaan en noemt dit proces het werken aan ‘zelfregulatie’: de student wordt zich dusdanig bewust van zijn ontwikkelmogelijkheden, krijgt de ruimte om daar werkelijk vorm aan te geven en wordt daarbij geholpen door een coachende docent. Die zelfregulatie krijgt het beste vorm in ‘betekenisvol leren’. Dat is leren in een context die betekenis heeft voor de student: de juiste stip op de horizon. Verbinding leggen gaat met het vertellen van verhalen, met emotie en met het maken van keuzes. Daar hebben studenten coaching bij nodig (wat niet hetzelfde is als ‘hulp’). Uiteindelijk wordt de kern het zoeken naar de rode draad van de student: wat helpt mij, wat triggert mij, wat is voor mij ‘betekenisvol leren’? We kunnen dat als docenten aanleren (growth mindset!). Het start met het voeren van een werkelijke dialoog, een werkelijk gesprek met de student.
Didactische principes Bij excellentie gelden naast drie rode draden (zie hiervoor) ook enkele didactische principes. We zetten ze hieronder op een rijtje. 1. Vak- of sectoroverstijgend Een project of opdracht moet plaatsvinden in het echte werkveld of er zoveel mogelijk op lijken. In het werkveld werk je ook samen met professionals uit aangrenzende werkvelden. Samenwerken, een 21st century-skill, elkaars expertise leren kennen en delen (‘Je beheerst de stof pas goed als je het aan een ander kunt uitleggen’) maakt een leerervaring rijker en van een hoger niveau. 2. Multizintuigelijk Leren wordt effectiever naarmate er meer zintuigen bij betrokken zijn en er emoties ervaren worden. Hoe meer verbinding tussen hoofd-hart-handen, hoe krachtiger de ervaring die opgedaan wordt, hoe effectiever de leerervaring. Leren is denkend doen of andersom. De student krijgt veel en directe feedback op de stappen die hij zet door denken in doen om te zetten en andersom, door te experimenteren, proberen en discussiëren. Feedback is een essentieel en krachtig onderdeel van een leerproces, vooral als het als vanzelf uit dat proces voortvloeit.
Iedereen kan excelleren Catalogus
11
3. Een echt probleem, een echte prestatie Op het moment dat een student geconfronteerd wordt met een probleem, vraag of opdracht uit het werkveld of de maatschappelijke omgeving van de school, treden bovenstaande twee principes meteen in werking. Om uitdagend te zijn, is het nodig dat er niet al ergens een oplossing of ‘de’ goede oplossing ligt. Juist het ervaren hoe het is om een proces mee te maken waarin jijzelf en je medestudenten de oplossing moeten vinden, zelf iets moeten presteren, geeft een extra uitdaging en stimuleert de intrinsieke motivatie en de growth mindset. 4. Werken vanuit het totaal Veel onderwijs is opgedeeld in kleine onderdelen. Die onderdelen moeten worden samengevoegd en dan wordt er iets begrepen, beheerst of uitgevoerd. In excellentieprojecten is het belangrijk om te beginnen vanuit het totaal, het geheel. Het eerste stapje is niet een deelvaardigheid of een onderdeel kennis, maar het begin is het totaal: de grote vraag of het grote probleem. Van daaruit wordt gekeken wat er nodig is om tot een oplossing of prestatie te komen. Daarin zullen studenten een weg moeten vinden: wat weten we niet? Welke deelvaardigheid moeten we gaan leren? Het leren in een context van het werkveld maakt dat er sneller tot ‘deep level learning’ doorgedrongen wordt. 5. Onderzoek Het is goed wanneer van studenten in een excellentieproject een onderzoekende houding gevraagd wordt, maar ook wanneer er daadwerkelijk iets onderzocht moet worden. Vragen stellen, data verzamelen, weten hoe je erachter moet komen welke waarde dat wat je doet heeft: een verrijkende toevoeging voor het leren van studenten. Naast het uiteindelijke resultaat van het project, kan ook de onderzoekscomponent een waardevolle toevoeging zijn aan de schoolgemeenschap. 6. Expertise vanuit het werkveld In de beroepspraktijk werk je samen met allerlei collega’s van je eigen en aanverwante praktijken. Voor een excellentieproject is het leerzaam en verrijkend om aan het project expertise vanuit het werkveld toe te voegen. Een professional uit de praktijk kan zijn kennis aan het project toevoegen, zeker als hij zich niet als docent opstelt, maar als collega. De expert kan met name als critical friend studenten ondersteunen in het proces. Uit allerlei excellentieprojecten die succesvol zijn, blijkt dat dit een waardevolle component is.
Iedereen kan excelleren Catalogus || De theorie vooraf
12
Hoofdstuk 3
Wat heeft de student er aan? Om de excellente student te faciliteren, is het belangrijk om een veilige omgeving te creëren waarin excellentie wordt gezien als een positieve eigenschap. In speciale projecten, die meer van de studenten vragen dan de reguliere programma’s, kan de excellente student uitgedaagd worden. Deze projecten kenmerken zich door een specifieke toelatingsprocedure, hogere prestatienormen en een intensieve programmering. Op die manier ontstaan er leeropdrachten op maat, waarin de student wordt uitgedaagd om zich op een creatieve en ondernemende manier verder te verdiepen in het vak. Via bijvoorbeeld een innovatielab (een centrum voor excellentie) kunnen er, in samenwerking met leerbedrijven, speciale (stage)opdrachten geformuleerd worden waarbij excellente studenten te maken krijgen met hogere beroepsverwachtingen, of in (multidisciplinair) teamverband werken aan levensechte opdrachten op niveau.
Geen garantie Op de terechte vraag naar de voorwaarden voor meedoen met excellentieprogramma’s kunnen we het volgende noemen: alleen studenten zonder studieachterstand worden toegelaten. Een excellentieprogramma vereist een extra tijdsinvestering voor de student. Hij moet het echt willen! En toelating tot het programma is zeker nog geen garantie voor succes!
Beloning Opleidingen doen er goed aan tevoren vast te stellen wat de beloning voor de deelnemer wordt. Studeert men af met een speciaal certificaat? Geeft de school een aanbevelingsbrief mee? Kan de opleiding garant staan voor een baan?
Iedereen kan excelleren Catalogus
13
Hoofdstuk 4
Wie doet mee? Selectie is vervelend. Selectie schept verschillen en in het slechtste geval afgunst. Dat is nou precies wat we niet nastreven. Daarom selecteren we niet. De leus is juist ‘iedereen mag meedoen, als je maar meedoet!’. Dit meedoen is ook de kern. Meedoen is niet vrijblijvend: ‘ja’ zeggen schept verplichtingen die je na moet komen (professioneel gedrag) en waar je op afgerekend kunt worden. Dus in feite selecteren we dan wel. Komt iedereen dan even ver? Vast niet. We moeten een beeld ontwikkelen van wat we de ondergrens vinden, wat iemand maximaal kan bereiken en wat de toppers zijn die er in slagen zich nog verder te ontwikkelen. Het is aan ons na te denken over hoe we met die verschillen om gaan en hoe we ze waarderen. Dat verschilt per opleiding en misschien ook nog wel per streek of per persoon (ieders verschillende achtergrond). Er is een aantal handvatten die richting kunnen geven aan dit proces van selectie en motivatie.
Gedreven Sommige studenten weten precies wat ze willen en hoe ze dat gaan doen. Deze studenten hebben een redelijk tot goed beeld van hun toekomst (dichtbij of ver weg) en zijn in staat keuzes te maken die hen helpen deze beelden te realiseren of dichterbij te brengen. Zij hebben meestal coaching op hun uitvoering van onderwijs nodig; soms gaan ze immers (te) hard voor het reguliere systeem. Hier zitten potentiële toppertjes tussen die al tijdens hun opleiding in staat zijn een hoge mate van professionaliteit te ontwikkelen. Zaak is te zoeken naar mogelijkheden om hen te steunen in de ontwikkeling van hun professionaliteit en hen uit te dagen. Dat kan bijvoorbeeld door hen in contact te brengen met echte opdrachtgevers (met lastige vragen). Door hen onderzoeksvaardigheden te laten ontwikkelen. Of bijvoorbeeld door hen met allerlei activiteiten alvast voor te bereiden op doorstroom.
Cijfers Het halen van hoge cijfers is geen garantie voor succes. Onderzoek laat steeds zien dat ’school’ en ‘de praktijk’ er niet eenzelfde beoordeling op na houden. Beoordeelde resultaten op school horen bij de school; beoordeelde resultaten in de praktijk horen in die praktijk thuis. Wel laten goede cijfers vaak zien dat het leren een student relatief makkelijk af gaat. Soms zelfs zo dat de tijdsinvestering minimaal is. Dan treedt het ‘speeltuinprincipe’ in werking: ‘leren’ is een speeltuin; je moet alle toestellen uitproberen. Het gaat er niet om dat een student gemakkelijk door zijn studie komt, maar dat deze – nu kan het nog – de mogelijkheden optimaal voor zijn ontwikkeling in zet. De student moet vragen om meer, vragen om dingen die volgens hem ontbreken. En vragen aan docenten dat te faciliteren: hij zit toch op school? Het is onze taak als docent om die vragen op te roepen (in een dialoog) en die student dan ook echt te faciliteren.
Bewusteloos We kennen hem allemaal wel: de student die behoorlijk meedoet, maar waarvan je maar geen beeld krijgt. Waar is hij nou mee bezig? Dat is best lastig. Dergelijke studenten vergen vaak veel creativiteit om ze uit hun schulp te krijgen. Juist omdat ze vaak zelf ook niet goed weten wat ze willen. Een groot deel van deze studenten is waarschijnlijk een kortetermijnpresteerder: goede cijfers halen is voorlopig het belangrijkste. Als docent zal je hier creatief moeten zijn in de aanpak. Zo kan het geven van
Iedereen kan excelleren Catalogus || De theorie vooraf
14
verantwoordelijkheid helpen om uit te vinden waar de kracht van die student zit. Of het laten kiezen van opdrachten die uitgevoerd moeten worden. Het kan ook helpen de student een symposium of iets dergelijks te laten organiseren. Of laat hem zoeken naar bewonderde vakbeoefenaren (rolmodellen, voorbeelden). Het gaat enerzijds om verkenning van de mogelijkheden en daarnaast om het aan proberen te haken bij de (groeiend) belangstelling van die student.
Onderpresteerder De onderpresteerder uit zich soms in verveling achterin de klas. Deze student is soms heel vervelend of simpelweg afwezig. En toch haalt hij voldoendes (meestal een zesje). Ook dit is een lastige groep, die zich vaak miskent voelt. Een onderpresteerder weet wat hij wil, maar denkt of vindt dat hij er te weinig ruimte voor krijgt. Of hij denkt dat die ruimte er niet is (wat best zo kan zijn). Willen we deze groep goed bedienen, dan moeten we een goed gesprek voeren (alweer de dialoog aangaan). Maar we moeten ook flexibel durven zijn. Als een student een goed beeld heeft van wat hij wil, moeten we bereid zijn daar ruimte voor te maken en hem die verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk geven. Er moet ook een manier zijn om te monitoren, maar de ruimte moet er zeker zijn. Daar zijn instellingen (of de dossiers, of de inspectie!) vaak niet op ingesteld. Hiervoor mogen we dus gerust nog wat praktische oplossingen bedenken. Wat bovenstaande opsomming laat zien is dat met hele eenvoudige criteria al snel een lijst van verschillende studenten te maken is. We zien ook dat het omgaan met die studenten altijd start met de dialoog: wat beweegt deze student? Daarna is het faciliteren: wat heeft deze student nodig om optimaal (binnen de grenzen van de eigen horizon) te kunnen functioneren? Dus als je studenten hebt die een geheel ‘eigen’ categorie vormen: be our guest en bedenk een aanpak die je kunt delen.
Iedereen kan excelleren Catalogus
15
Hoofdstuk 5
Valkuilen Valkuilen zijn opvattingen waarvan we ons niet meer realiseren dat het ‘ook maar’ opvattingen zijn. Hieronder sommen we er enkele op: ‘Deze student kan het zelf wel…’ Meestal komt er dan achteraan dat die student ook geen begeleiding nodig heeft. Of dat die student als hij zelf in de boeken duikt er ook wel komt. Dat zal wel waar zijn, maar welke toegevoegde waarde heeft ons onderwijs dan? Op welke wijze heeft die student de kans gehad om zijn tijd hier echt nuttig te besteden? Nuttig wil hier zeggen: de kans gekregen de aanwezige talenten optimaal uit te bouwen. Het onderwijs heeft de verantwoordelijkheid waarde toe te voegen aan een student. Daar ligt onze taak. Dus het blijft de vraag bij zo’n zelfstandige student: wat kan ik hier bijdragen aan zijn ontwikkeling? ‘Deze student kan het toch niet…’ Ook wel: ‘Het zit er niet in’. Eigenlijk is dat een brevet van onvermogen aan onszelf. Blijkbaar lukt het ons niet om het juiste contact te leggen en aan te sluiten bij de wensen en behoeften van de student. Hebben we een beeld van wat er wel in zit? Zijn we in staat daar adequaat aan bij te dragen? Welke lat past bij deze student? Het sluit ook helemaal aan bij de opvatting of een student te ontwikkelen is of niet, de fixed of de growth mindset van de docent. ‘Deze student is een prima vakman. We geven hem meer van hetzelfde…’ Dat we als vakdocent of als team enthousiast zijn over studenten is natuurlijk prima. Hierdoor zijn we wellicht geneigd meer van hetzelfde aan te bieden. En willen we misschien dit talent overal zichtbaar maken en in het spotlicht zetten. Allemaal niets mis mee. Maar de vragen stellen of de student nog meer kan, of we nog andere kwaliteiten bij hem zien en wat we daar mee gaan doen, helpen het perspectief breder te trekken. ‘Deze student kan het al. Hij verdient een vrijstelling…’ Het curriculum staat vaak centraal. Excellente studenten voldoen snel aan dat curriculum. En dan? Houdt onderwijs dan op? De beloning van een vrijstelling werkt niet als we onderwijs zien als het aanvonken van talent en passie. Het is aan ons om uitdagingen te bedenken die aanvullend zijn en de student helpen beter te worden en zijn eigen talenten verder te ontwikkelen. ‘Dit past niet in ons onderwijs…’ Als instelling zitten we vast in procedures, kwaliteitscontrole, verantwoording, uren, de inspectie en vast nog veel meer. We moeten het er mee doen, maar tegelijk is het belangrijk ons zo min mogelijk te laten beperken door dit systeem. Uiteindelijk is het systeem er voor ons, al voelt dat wel eens anders. We zijn creatief, maar weten we expliciet wat er wel en niet mag? Welke ruimte kun je als docent bedenken en van welke grens moet je wegblijven? Het helpt misschien om een goed plan te beschrijven en daarbij aan te geven hoe het aansluit op de regels. In het ultieme geval prediken we: ‘eerst doen en dan vragen’. Zorg dan wel dat alles wat nodig is, ook echt op orde is (verantwoording beargumenteerd, uren, et cetera).
Iedereen kan excelleren Catalogus || De theorie vooraf
16
Fig. 03
Fig. 04
Fig. 07
Fig. 08
20 X
Fig. 11
Aan de slag
Iedereen kan excelleren Catalogus
Fig. 12b
Fig. 12a
Inleiding: Scan & Snack In dit hoofdstuk staat allerlei materiaal dat je kan helpen om je blik te verscherpen. Van extra theoretische inzichten tot voorbeelden van excellentieprogramma’s en activiteiten. Dit gedeelte is de feitelijke Catalogus. Je kunt ’t dan ook het beste als een catalogus lezen: niet van A tot Z, maar bladerend, op zoek naar wat jij wilt hebben. Misschien is je wens al helder en kun je – via een trefwoord of met een blik op de inhoudsopgave – vinden wat je zoekt. Je kunt echter ook al bladerend inspiratie op doen en kijken wat er zoal te koop is.
Inspiratie uit de theorie Aanvullende theoretische inzichten Ik kies voor excellentie 19 Checklist Hoe vinden we excellente studenten? 23 Aanvullende theoretische inzichten De rode draad van reflectie 24
Voorbeelden uit de praktijk Voorbeeldagenda Teamgesprek LOB en excellentie 30 Voorbeeld excellentieprogramma LOB en excellentie SintLucas 31 Voorbeeld excellentieprogramma Regeling prestaties MBO Utrecht 34 Voorbeeld excellentieprogramma Topondernemersregeling (TOR) en Topsport Traject (Landstede) 37 Voorbeeld activiteit BrainsAward 39 Voorbeeld activiteit EigenwerkVoorstelling ROCvA 41 Voorbeeld activiteit Battle ROCvA 43 Voorbeeld activiteit Opdracht in een Individueel Leerbedrijf 46 Fig. 03
Fig. 04
Handige presentatie Fig. 07
Fig. 08
Inspiratieworkshop
Start-Up
47
20 X
Fig. 11 Fig. 12b
Fig. 01
Fig. 03
Fig. 03
Iedereen kan excelleren Catalogus
Fig. 02
Fig. 12a
Fig. 04
Fig. 04
Fig. 03
Fig. 04
18
Aanvullende theoretische inzichten
Ik kies voor excellentie We willen onze studenten goed voorbereiden op hun toekomstige werkomgeving, welke dat ook is. Zij moeten specifieke competenties inzetten om hun eigen toekomst met meer slagkracht tegemoet te kunnen treden. Vakkennis is nodig, maar zeker niet meer genoeg. Om effectief met onze studenten aan de slag te kunnen gaan, is het goed om een aantal onderdelen vooraf met elkaar af te stemmen. Ze vormen de context waarbinnen excellentie kan groeien.
Dialoog en mindset: twee uitgangspunten Er zijn twee uitgangspunten (een vaardigheid en een opvatting of mensbeeld) die van belang zijn voor het herkennen van en werken met studenten die inspanning willen verrichten en energie willen stoppen in hun ontwikkeling. Deze twee uitgangspunten komen uitgebreid aan bod in hoofdstuk 2 van het ‘De theorie vooraf’-gedeelte in deze publicatie: de dialoog en de mindset. Wat betreft de dialoog: als we praten met studenten, moet het ook echt om praten mét gaan en niet praten tegen. Een dialoog vraagt om werkelijke interesse en werkelijk contact met de student. Dat is noodzakelijk voor een goed gesprek. Bij die dialoog gaat het om de vraag welke leeromgeving voor de student zelfsturing bevordert (Frans Meijers). Dus: op welke wijze zetten we LOB in om de student optimaal de kans te geven zich te ontwikkelen? Meijers onderscheidt daarin drie voorwaarden voor zo’n leeromgeving: 1. Praktijksturing: levensechte problemen centraal zetten en zelf zin en betekenis geven (niet: stage, dat is zonder ‘dialoog’ en kortdurende ervaring die hooguit iets doet aan vorming); 2. Dialoog: over persoonlijke zin en maatschappelijke betekenis van ervaringen (met elkaar in dialoog); 3. Toenemende medezeggenschap over eigen leerloopbaan (verantwoordelijkheid laten nemen).
Wat betreft de mindset: er is – in een notendop (meer staat in hoofdstuk 2) – een ‘fixed’ of ‘growth’ mindset. Fixed wil zeggen dat het uitgangspunt is dat je iets kunt of niet, dat je iets hebt (bijvoorbeeld intelligentie) of niet. Growth wil zeggen dat het uitgangspunt is dat door inspanning en oefening heel veel eigen te maken is. In het onderwijs richten we ons op het uitgangspunt dat zowel docent als student een ‘growth’ mindset heeft of ontwikkelt: we staan open voor ontwikkeling en willen ons daar ook voor inspannen. Feedback wordt gegeven op inspanning (het proces van leren) en bereikte resultaten en niet op capaciteiten (al dan niet vermeende eigenschappen). Er is voor iedere student een ‘passende’ manier om ‘in dialoog’ te gaan en te spreken over gepleegde inspanningen of toegepaste leerstrategie. Dit is een blijvend leerproces voor ons als docent. Verder is het aan ons om de instrumenten in huis te hebben, die onze studenten de mogelijkheid bieden zich in zo’n leeromgeving te kunnen ontwikkelen (zie Tool Ondersteuning LOB, www.lob-vo.nl/kennisbank). Tegelijk zijn deze twee termen van belang voor het ontwikkelen van de competenties die mikken op individuele en maximale ontwikkeling van iedere persoon.
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
19
Welke competenties horen bij excellentie en wat verstaan we onder deze competenties? De hieronder beschreven competenties zijn als basis beschreven. Ze vormen de kern van waar excellentie op mikt. Iedere persoon is anders ; variatie is altijd mogelijk. Lees op die manier de competenties en bedenk hoe ze in je eigen opleiding en werkveld een rol spelen.
Zelfstandigheid Je neemt verantwoordelijkheid voor je besluiten, lost zelf problemen op praktische wijze op in dialoog met anderen. Je kunt je keuzes onderbouwen met argumenten. Je bent in staat jezelf aan te sturen en indien nodig bij te sturen. van ‘zo ben ik nu eenmaal’
naar ‘ik wil’
Gedrag beginner
Kenmerkend gedrag van expert
•
Afwachten
•
Besluiten durven nemen
•
Anderen besluiten laten nemen
•
Besluiten kunnen beargumenteren
•
Niet mee-denken, maar tegen-
•
Openstaan voor kritiek
denken
•
Eigen weg willen en kunnen bewandelen
Feedback als persoonlijke kritiek
•
Weten wat je goed en minder goed kan
opvatten
•
Feedback opzoeken
Ik doe wat je zegt
•
Jezelf aansturen
• •
Doorzettingsvermogen Je kunt motiveren waarom je krachtig doorgaat, ondanks tegenslagen of bezwaren. Je laat je taak/werk niet los voordat het gewenste doel bereikt is. Indien nodig durf je tegen de stroom in te gaan. Daarnaast toon je bereidheid om van tegenslagen te willen leren. van ‘afwachten’
naar ‘vastbijten’
Gedrag beginner
Kenmerkend gedrag van expert
•
Snel opgeven
•
Doelgericht blijven
•
Geen doel kunnen (of willen)
•
Van tegenslagen willen leren
benoemen
•
Vastbijten
Alleen maar meegaan met de
•
(Beargumenteerd) tegen de stroom in durven
•
stroom
Iedereen kan excelleren Catalogus
gaan
20
Netwerken Je bent gericht op anderen, gebruikt een netwerk om doelen te realiseren en kunt (gemakkelijk) contacten leggen en onderhouden. Je kunt je verplaatsen in de ander. In je communicatie toon je aan kritisch naar jezelf en naar anderen te kunnen kijken. van ‘ik’
naar ‘wij’
Gedrag beginner
Kenmerkend gedrag van expert
•
Het draait om mij
•
•
Ik werk liever alleen
•
Wat heb ik aan anderen?
Inzetten van eigen kwaliteiten en kwaliteiten van anderen
•
Contacten kunnen leggen
•
Onderhouden van contacten
•
Je kunnen verplaatsen in een ander
Ondernemendheid Je kunt je inleven in de behoeftewereld van anderen. Van daaruit maak je op een proactieve manier een koppeling naar je vak en producten en diensten waar mensen behoefte aan hebben. van ‘reactief’
naar ‘proactief’
Gedrag beginner
Kenmerkend gedrag van expert
•
Ik doe wat je zegt
•
Proactieve houding, ik wil graag ….
•
Ik kan niet beter worden dan ik
•
Kansen zien en kansen grijpen
ben
•
Marktgericht handelen
•
Ik zie het allemaal wel
•
Resultaatgericht werken
•
Mijn lot is bepaald
•
Bereidheid om voortouw te nemen
•
Relevante contacten onderhouden
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
21
Creativiteit Je bent nieuwsgierig naar andere oplossingen en mogelijkheden. Je bent in staat out-of-the-box te denken en vindt het geen probleem platgetreden paden te verlaten. van ‘herhaling’
naar ‘nieuw’
Gedrag beginner
Kenmerkend gedrag van expert
•
Er is toch maar één goed
•
Out-of-the-box denken
antwoord?
•
Platgetreden paden durven verlaten
•
Dit is nieuw, dat weet ik niet
•
Open staan voor input
•
Maakt mij niet uit!
•
Nieuwsgierig zijn naar andere oplossingen en
•
Zo doen we het toch altijd?
Iedereen kan excelleren Catalogus
mogelijkheden
22
checklist
Hoe vinden we excellente studenten? Om excellente studenten te vinden, hoef je eigenlijk niet meer te doen dan ze nadrukkelijk uit te nodigen met vragen als: • Kun je meer dan je opleiding van je vraagt? • Vind je de studie leuk, maar ben je op zoek naar meer verdieping en uitdaging? • Wil je je eigen talent verder ontdekken en ontwikkelen? • Wil je je beroepsbeeld verder aanscherpen? • Wil je over grenzen kijken? • Ben je bereid je extra in te spannen? Vraag studenten die 6 keer een ‘ja’ ingevuld hebben bijeen te komen op een speciaal belegde bijeenkomst. Nodig daarbij ook de ouders uit. Tijdens de bijeenkomst kun je de vorm van excelleren, waar je school voor kiest, bespreken. Op de (terechte) vraag van de student/ouder wat excelleren oplevert, helpen onderstaande antwoorden: • Je ontwikkelt jezelf tot een excellente professional; • Je kunt je inhoudelijk extra verbreden en verdiepen; • Je kunt een bijdrage leveren aan innovatieve, complexe en maatschappelijk relevante vraagstukken in de regio; • Je ontvangt een certificaat waarmee je bewijst een excellente professional te zijn; • Je kunt je op de arbeidsmarkt extra onderscheiden. Op de (terechte) vraag naar de voorwaarden, kun je in je antwoorden het volgende noemen: • Het excellentieprogramma vereist een extra tijdsinvestering: je moet het echt willen! • Toelating tot het excellentieprogramma is nog geen garantie voor succes! • Alleen studenten zonder studieachterstand worden toegelaten. Excellente studenten laten we het liefst begeleiden door excellente docenten. Die vinden we niet door in de jaartaken te duiken en deze aan te vullen met de opdracht aan de gang te gaan met excellente studenten. De volgende vragen kunnen helpen om excellente docenten te vinden: • Vind je je werk leuk en wil je meer verdieping vinden? • Wil je studenten uitdagen meer verdieping te vinden? • Ben je flexibel genoeg om in verschillende contexten te acteren? • Ben je een aanvonker (in plaats van een afvinker) van de passie van de student? • Bestaat je contact met studenten bij voorkeur uit dialooggesprekken? • Wil je studenten begeleiden vanuit een growth mindset? • Ben je bereid je buiten de gewone schooltijden extra in te spannen?
Daar kun je mee aan de slag!
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
23
Aanvullende theoretische inzichten
De rode draad van reflectie Reflectie is onlosmakelijk verbonden aan LOB. Twee van de vijf te ontwikkelen loopbaancompetenties (zoals opgesteld door Marinka Kuijpers) waarbij het bij LOB om draait, eindigen zelfs letterlijk op het woord ‘reflectie’: capaciteitenreflectie (ontdek je talent) en motievenreflectie (ontdek je passie). De gesprekken die studenten met hun studieloopbaanbegeleiders voeren over de loopbaancompetenties noemen we dan ook reflectiegesprekken. Dit onderdeel van de Catalogus is afkomstig van Rob van Roon en Simone Kooij van de Hogeschool van Rotterdam en gaat dieper in op het inrichten van zinvolle reflectie in het kader van LOB en excellentie.
1. Reflectie wordt over het algemeen niet als zinvol ervaren en heeft een slechte naam gekregen. Dat is de aanleiding om het opnieuw te doordenken en op te bouwen. 2. Evalueren en reflecteren doen we vanzelf (zonder opdracht). We willen succesvol zijn, problemen oplossen en doelen bereiken. Dat betekent (vaak) bijstellen en (soms) anders over jezelf gaan denken (inleiding ‘over reflecteren’). 3. Voor reflectie is een betekenisvolle aanleiding nodig (A). 4. Die aanleiding ligt in ‘de inhoud’ en de taal is die van het beroep waarvoor we opleiden (E). 5. Door ervaringen uit het verleden tegen het licht te houden kun je zaken over jezelf ontdekken met het oog op veranderingen in de toekomst (B). 6. Als na herhaaldelijk evalueren en bijstellen niet de gewenste verbetering optreedt, is er alle aanleiding om over je eigen mindset te gaan denken. Dat is reflecteren (D). 7. Dat gaat beter als je het samen met anderen doet, want zij zien jouw blinde vlekken (C).
Over reflecteren We reflecteren (bijna) allemaal. Soms. En meestal noemen we het niet zo. Als zaken niet helemaal lopen zoals we bedacht hebben, stellen we ze bij. Dat helpt vaak. En als het boven verwachting gaat zijn we blij en tevreden. En als het heel vaak boven verwachting gaat? Dan gaat er een lampje branden: kan of moet ik hier iets mee? Moet ik van m’n hobby m’n beroep maken? Moet ik met die vriend een bedrijf starten of een band beginnen? Wat is nu eigenlijk mijn talent en wat wil ik met mijn leven? Na een functioneringsgesprek met nogal wat kritiek, ben je even boos of verdrietig, maar je gaat jezelf toch bijsturen, je gaat het anders aanpakken. Na drie kritische functioneringsgesprekken word je moedeloos. Je vrienden zeggen ‘… maar ik heb ook nooit begrepen dat je bij die instelling bent gaan werken…’ ‘O, waarom niet?’ En je denkt na over je motivatie, je verwachtingen, die beelden die je had of hebt over dat beroep. En ook over andere opties. Misschien ga je weer solliciteren.
Iedereen kan excelleren Catalogus
24
Iemand komt vast te zitten in zijn relatie. Teveel geruzie, te weinig gelukkige momenten. Hij denkt telkens gelijk te hebben, maar krijgt het maar niet. Eindelijk komt het tot een goed gesprek met de partner. Samen ontdekken ze dat er een patroon zit in hun conflicten en ook dat ze dat patroon willen doorbreken. Maar helaas lukt dat niet. Ze besluiten hulp te zoeken bij een relatietherapeut. We houden onze werk- of levensprojecten zo goed mogelijk op koers. We stellen regelmatig bij en maken er het beste van. Maar soms lukt dat niet en komen we tot de ontdekking dat ‘meer van het zelfde’ niet meer helpt. We begrijpen het niet meer of er is veel spanning of ongenoegen. Maar het kan ook zijn dat zich telkens kansen voordoen, die we maar niet grijpen. Of we horen steeds hoe goed het gaat, en worden benieuwd wat dat zo succesvol maakt. Dat zijn momenten dat we – vaak met iemand anders – onze eigen beelden en doelen ter discussie stellen; dat we in nieuwe richtingen willen gaan denken. Dan ontdekken we nieuwe dingen over onszelf en over de wereld en na enige aarzeling zetten we een stap. Dit noemen we reflectie. Het onbewuste bewust maken. Hiermee richten we ons op reflectie, waarbij het object van reflectie het eigen handelen is. De term ‘reflectie’ wordt ook gebruikt in relatie tot andere objecten. Wij vinden dat hier andere woorden voor te gebruiken zijn, die de lading beter dekken. Zo kan reflectie op resultaten en producten beter ‘evaluatie’ genoemd worden (zie ook D in dit document), reflectie op theorieën en methoden beter ‘kritische analyse’ en reflectie op het handelen van anderen beter ‘beoordelen’ of ‘feedback geven’. Uitgaande van deze opvatting over reflectie, komen we op de volgende stellingen:
A.
Voor zinvolle reflectie is een betekenisvolle trigger nodig
• Een opmerking van een collega, vriend of partner kan een zetje zijn om dieper na te gaan denken. Zij kunnen een verrassende opmerking maken over wat voor onszelf een blinde vlek is. En vaak zoeken we zelf het gesprek, het goeie gesprek, op vanuit het besef dat we het perspectief van de ander echt nodig hebben. • Een verrassende, betekenisvolle ervaring kan een aanleiding zijn om te reflecteren. We herkennen dan ineens dat we vaak denken in een patroon en handelen op de automatische piloot. Dat patroon en dat automatisme wil je tegen het licht houden. • Een bijzonder moment in het leven zet aan tot reflectie, terugkijken en overdenken. Zo’n moment is bijvoorbeeld het afronden van een hbo-opleiding, of met pensioen gaan. • Reflectie ontstaat vanuit de wens een andere, betere startpositie voor jezelf te creëren. Je wilt verder, je wilt het anders doen en als je ‘het weer op een rijtje hebt’ kun je verder. Dit kun je ook bereiken door te reflecteren op kwaliteiten. Daarvoor is het nodig om terug te kijken met het oog op jouw toekomst.
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
25
B.
Reflectie gebruikt het verleden en is toekomstgericht
Reflectie-opdrachten worden meestal aan het eind van een leeractiviteit gegeven. Reflectie gaat over terugkijken, over een pas op de plaats maken. Maar dat is slechts een deel van reflecteren. Het heeft pas zin als dit terugkijken een gevolg heeft voor de toekomst. Zinvolle reflectie leidt tot een verandering in denken, houding of gedrag. Door te reflecteren krijg je bijvoorbeeld inzicht in je handelen. Hierdoor kun je je gedrag in de toekomst aanpassen. Met behulp van reflectie kun je te weten komen wat je sterke punten zijn. Hierdoor kun je jezelf beter presenteren in een sollicitatiegesprek. Misschien is reflectie nuttiger tijdens een module in plaats van aan het eind. De student kan dan de opbrengst van de reflectie in diezelfde module benutten. Net zoals bij feedback ‘feedforward’ hoort, zo hoort ook reflectie forward te zijn: forflectie.
C.
Reflecteren doe je samen
Veel reflectieopdrachten bestaan uit het schrijven van een verslag naar aanleiding van een gebeurtenis, opdracht of taak. Een individuele activiteit die docenten in staat stelt studenten individueel te volgen dan wel te beoordelen. Maar moeten wij ons hier niet over beraden als we in de literatuur de volgende uitspraken tegenkomen: ‘Reflecteren gaat het alleen goed in een ware dialoog. Dat wil zeggen dat er ondermeer sprake is van persoonlijk contact, vertrouwen, inleving, geduld en eerlijkheid’ (Luken, 2009) ‘Het reflecteren op het eigen handelen levert veel meer op in een dialoog, doordat de feedback van anderen toegang geeft tot nieuwe perspectieven. Dat werkt als een katalysator.’ (Kinkhorst, 2010) Ook in de dagelijkse onderwijspraktijk geven studenten deze signalen af. In de wandelgangen hoor je misschien soms, misschien vaak studenten tegen elkaar zeggen dat zij voor hun SLC (StudieLoopbaanCoach)-opdracht maar wat opschreven en dat het gesprek eigenlijk veel meer zin had. Daar worden ze aan het denken gezet. En tijdens een symposium zei een alumnistudent tegen derdejaars studenten: ‘Gebruik elkaar. Je hebt elkaar zo hard nodig om tot goede reflectie te komen.’ Er is voldoende aanleiding om met elkaar op zoek te gaan naar momenten van dialoog waarin we de ontwikkeling van de student naar beginnend beroepsbeoefenaar kunnen volgen, stimuleren en beoordelen. Immers, je ziet niet alles van jezelf; iedereen heeft blinde vlekken. Met name bij reflectie is het van belang daar toch oog voor te krijgen... via de ander.
Iedereen kan excelleren Catalogus
26
D.
Reflecteren ≠ Evalueren
Er is een verschil tussen reflecteren en evalueren. In veel reflectie-opdrachten wordt dit echter (impliciet of expliciet) door elkaar gehaald. Evalueren is een single-loop proces: hoe goed of slecht ging het en wat kan er beter? Je evalueert de resultaten en (onbedoelde) gevolgen van je acties. Reflecteren is een double-loop proces: waarom ging het goed of slecht? Dit gaat een niveau dieper en draait om aannames rond de keuze van je acties: hoe interpreteer ik de werkelijkheid, welke aannames doe ik daarbij en welke gedragskeuzen maak ik dan? Door deze aannames kan je handelen onnodig beperkt worden, niet over alternatieven beschikken of geconfronteerd worden met ongewenste gevolgen. Via reflectie word je je bewust van deze intuïtieve aannames, waarna je ze eventueel kan bijstellen (Kinkhorst, 2010). Evalueren en reflecteren hebben andere doelen en andere kenmerken:
Evalueren single-loop beter acties en gevolgen korte termijn
Reflecteren double-loop anders aannamers duurzaam
Hiermee wordt het onderscheid duidelijk. Maar evalueren en reflecteren hangen ook met elkaar samen. In de praktijk vindt reflectie vaak plaats naar aanleiding van ‘herhaaldelijk evalueren’. Evalueren gaat vooraf aan reflecteren: eerst evalueer je hoe goed iets ging. En als daar aanleiding toe is ga je de diepte in door te reflecteren. Je stelt de ‘waarom-vraag’. En nog een keer de ‘waarom-vraag’. En zo ga je de diepte in door te reflecteren.
E.
De taal voor reflectie is de taal van het beroep
Studenten ervaren vaak dat reflecteren moet van de docent. Ze zien het als een schoolse aangelegenheid, waarvan het nut voor het beroep waarvoor ze opgeleid worden niet duidelijk is. Toch vinden wij als docenten dat kunnen reflecteren hoort bij de competenties van een professional. Elke professional reflecteert. Hij noemt het misschien alleen niet zo. Om reflectie voor studenten beroepsrelevant en zinvol te laten zijn, kun je de vraag stellen welke plaats reflectie inneemt in het beroep waar je voor opleidt. Op welke manier wordt er in dat beroep gereflecteerd? En welke woorden worden daaraan gehangen? Spreken professionals van intervisie, patiëntbesprekingen, of werkbesprekingen? Gebruik dan ook die woorden voor reflectie in de opleiding.
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
27
F.
Naar een betere reflectiepraktijk in de opleiding
Studenten ervaren reflectie vaak als een schoolse aangelegenheid. De opbrengsten vallen vaak tegen, want ze zijn oppervlakkig. Er is ook geen sprake van duurzame verbetering van gedrag of verheldering van inzichten. Dit zou docenten aan het denken moeten zetten. • • • • •
Worden reflectieopdrachten geëvalueerd? Is er een reflectielijn in de opleiding en wordt die lijn door het docentteam besproken? Hoe worden studenten in overige curriculumonderdelen geprikkeld tot evaluatie en reflectie? Laat de docent zien hoe hij zelf reflecteert? Wat het voor hem betekent? Hoe gaan ze om met het dilemma dat je reflectie eigenlijk niet kunt ‘afdwingen’, maar dat het toch belangrijk is dat het aan de orde komt. • Wordt er feedback gegeven? Doet de student daar iets mee? Hoe weet je dat? • Worden reflectieopdrachten beoordeeld? Waarop? Door deze of vergelijkbare vragen als team te bespreken kunnen docenten zelf ook tot reflectie komen.
Reflectie over reflectie • • • •
Waar zit bij ons de ‘automatische piloot’? Zijn reflectieopdrachten vergelijkbaar met overige opdrachten? Zijn we de relatie met de beroepspraktijk uit het oog verloren? Moeten we verbeteringen in de reflectielijn niet samen met studenten opzetten?
Inrichten van zinvolle reflectie Hoeveel tijd WAAROP
heeft de docent om na te kijken?
VERLEDEN EN VERVOLGG
VANUIT WELK PERSPECTIEFF
Hoe weegt de reflectie mee in de beoordeling
BEOORDELINGSCRITERIA
OP TE LEVEREN PRODUCTT
en de studielast?
Model: Annemiek Grootendorst, Hogeschool Rotterdam
Iedereen kan excelleren Catalogus
28
Toelichting op onderdelen Waarop: wat is het object van reflectie? Voorbeelden: • een beroepsproduct • een theorie/standpunt/model/visie • eigen handelen/gedachten/gevoelens/mening/visie • samenwerking • handelen van derden (medestudent, opdrachtgever, docent, klant, overheid, markt, professional) • resultaat/effect
Vanuit welk perspectief: moet de student op het object reflecteren? Voorbeelden : • een theorie/standpunt/model/visie • resultaat/effect • eigen handelen/gedachten/gevoelens/mening/visie • positie van derden (medestudent, opdrachtgever, docent, klant, overheid, markt, professional) • kosten/efficiency/duurzaamheid/draagvlak De keuze voor de perspectieven hangt af van de gekozen definitie en doel van Reflecteren.
Op te leveren product: hier benoem je op welk manier de student de reflectie moet/kan aantonen. Voorbeelden: • een verslag van x woorden/paper/managementsamenvatting • cartoon/poster (bijvoorbeeld à la Loesje) • een pitch/debat/stelling/mindmap • een demonstratie/logboek/filmpje • gebruik van Reflectiemethodiek STARR/puntreflectie • omgeving: hard copy/N@tschool/portfolio
Beoordelingscriteria op grond waarvan het beoordeeld wordt. Voorbeelden: • vormcriteria: omvang/vormgeving • inhoudscriteria: afgeleid van Object en Perspectief
Verleden en vervolg: op welke manier maakt student gebruik van eerdere binnen/buitenschoolse (leer)ervaringen? Op welke manier is deze reflectie input voor volgende binnen/buitenschoolse (leer)ervaringen?
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
29
Voorbeeldagenda
Teamgesprek LOB en excellentie Een van de belangrijkste onderdelen bij het starten met of willen implementeren van onderwijsvernieuwingen is dat je met je team duidelijk hebt waar je aan wilt werken, op welke wijze je kijkt naar studenten en hun prestaties en wat je beelden en ideeën zijn bij de competenties elders in deze catalogus en in de Montagetool. Om dat gesprek op gang te brengen, blijkt onderstaande voorbeeldagenda goed te functioneren. Uiteraard is dit een suggestie; individuele omstandigheden kunnen om een ander benadering en strategie vragen. 1. Doel: aan het eind van het gesprek is duidelijk wat ieders blik op excellentie is. Waar hebben we het over? Welke verbinding is er met LOB? En zijn er al bestaande of nieuwe initiatieven aan te wijzen? 2. Definitie: waar gaat het over? Waar denk je aan? Dit kun je wellicht scherp krijgen door studenten te bespreken die iedereen die aan het gesprek deelneemt kent. • Aan wie denk je (specifieke studenten)? • Waarom die? Gedrag? Houding? Vaardigheden? Meer? • Gaat het daarbij om zijn of worden (innerlijke drijfveer, conditionering, aha-momenten qua eigen gedrag, et cetera)? • Inclusief of exclusief? • Stimuleren of faciliteren?
3. Invulling: aan de hand van de voorgestelde competenties (met name het ‘van … naar …’-verhaal). • • • •
Wat vind je van deze lijst? Welke competenties mis je? Welke competentie(s) vind je essentieel? Aan welke kant van de definitie ligt voor jou het accent?
4. Tot slot: op welke manier zie je hier een plek voor in de LOB-lijnen? • Invulling? • Mogelijkheden op andere plekken in het onderwijs? • Welke partners betrekken?
5. En dan: wie wil starten met dit experiment? • Wie gaat ‘sparren’ en ondersteunen?
Iedereen kan excelleren Catalogus
30
Voorbeeld excellentieprogramma
LOB en excellentieprogramma SintLucas heeft een excellentieprogramma opgesteld voor studenten die zich willen onderscheiden. Omdat LOB daarbij een essentiële rol speelt, is er een document opgesteld met de veelzeggende titel ‘LOB en excellentieprogramma. Hieronder staat als voorbeeld de omschrijving van het SintLucasprogramma.
Inleiding Geen excellentie zonder talent! Een bijzondere prestatie is vaak het resultaat van talent, plezier en passie. Het is dus heel belangrijk dat de student kijkt naar wat hem drijft en ervaringen benoemt. Talenten van jezelf benoemen is vaak lastig, maar de student hoeft dit niet in zijn eentje te doen.
Wie kan daarbij helpen?
De omgeving van de student! Mensen in zijn omgeving zijn juist heel goed in staat specifieke kwaliteiten te benoemen die uniek zijn voor de student (zélf zien of ervaren studenten dit vaak anders). In een omgeving met anderen gaat de student zélf uitvinden wat bij hem past: hij wordt zichzelf bewust van kostbare talenten! Via loopbaanbegeleiding gaat de student meer en meer vanuit eigen verantwoordelijkheid zijn talenten tot ontwikkeling brengen. Zelfsturing wordt voor hem een natuurlijke attitude, waarmee hij vormgeeft aan zijn eigen groeipad en zijn talent tot optimale ontwikkeling brengt. Dit leidt tot excellente prestaties.
A.
Onderzoek criteria excellentieprogramma
Om antwoord te kunnen geven op de vraag wanneer een student mag deelnemen aan het excellentieprogramma, stellen wij de volgende onderzoeksvragen: • Wat kenmerkt een talentvolle student? • Aan welke competenties dient een talentvolle student te voldoen? Talent en competentie zijn verschillende begrippen. Een competentie drukt uit wat het gedrag is dat in een bepaalde context wordt verwacht. Talent in actie betekent dat je in een bepaalde context gedrag ontwikkelt bij dat talent. Een talent in actie betekent dus altijd dat je competent bent. Daarentegen betekent competent zijn niet altijd dat je talent hebt. Kenmerken talentvolle student Waardoor valt deze op binnen de groep? Welke signalen geeft deze student af? •
•
Betrokkenheid en welbevinden Je gaat ergens helemaal in op en werkt er het liefst voortdurend aan, waarbij je regelmatig de tijd vergeet Breed interessegebied Je ervaringsomgeving reikt verder dan school, namelijk sport/hobby/vrienden
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
31
• • •
Vernieuwingsgericht Je bent nieuwsgierig en leergierig Passie voor het vak Je voelt je verbonden met wat je wil, met je hart, met emotie, passie. Ondernemend Je bent in staat proactief en vraaggericht te werk te gaan (competenties: zelfsturing, verantwoordelijkheid en ondernemerschap)
Competenties talentvolle student Welke competenties zijn bij een talentvolle student bovengemiddeld aanwezig? • Initiatief nemen • Zelfkritisch en zelfsturend vermogen • Ontvankelijkheid • Flexibiliteit • Samenwerken • Lerend vermogen • Weerbaarheid
B.
Loopbaanbegeleiding: talenten komen in actie…
In welke context komt de student tot actie? Welke specifiek ander gedrag laat de student zien?
Tijdens loopbaangesprekken bespreek je jouw talent: • In welke (vaak andere!) situaties wordt eenzelfde talent zichtbaar? • Welk gedrag kan de student ontwikkelen om zijn talent te laten excelleren? • Welke voldoening, welke energie en welk werkplezier geeft dit talent?
Loopbaangesprek De loopbaancoach zal met regelmaat de interactie met de student aangaan. De student leert daarbij reflecteren op zijn gezette stappen en wordt gestimuleerd om vooruit te kunnen kijken naar de volgende (haalbare!) stap. Omgeving Kijk naar de volledige leefomgeving van de student. Heeft de student op school te weinig het gevoel te kunnen doen waar hij goed in is? Dan is er behoefte aan andere omgevingen waarin dit wél kan. Deze uitdagende omgeving zal de student zoeken zowel binnen en alsook buiten de school via toegepaste onderzoeksprojecten. Groei en richting Hoe meer persoonlijke uitdaging en welbevinden bij de student, hoe meer plezier en positieve energie vrij komt! Niet zozeer een diploma is belangrijk; het gaat vooral om welbevinden, authenticiteit en talentontwikkeling! Het gaat om de stappen op de weg zélf en de richting die aan de weg wordt gegeven!
Iedereen kan excelleren Catalogus
32
C.
Bewijslast LOB en excellentie
Persoonlijke groei, portfolio en behaalde resultaten Kies je voor talent als uitgangspunt voor groei en ontwikkeling? Dan heeft dat grote consequenties voor de manier waarop je de schoolorganisatie inricht. Daarbij zijn er steeds twee (spannings)velden: • •
Voortgang boeken door het vaststellen van het tekort tussen wat is en de norm en door het wegwerken van die tekorten; Groeien door voort te bouwen op wat er is en verder te ontwikkelen in de richting van een excellente persoonlijke uitdaging.
Binnen deze wijze van ontwikkelingsgericht beoordelen zal de student zorgdragen voor de volgende bewijslast: • Loopbaandossier: ervaringsgegevens waarmee de student zijn eigen persoonlijke groei inzichtelijk maakt; • Portfolio: product- en procesgegevens waarmee de student gemaakte keuzes binnen het vakgebied motiveert; • Resultaten: behaalde resultaten bij vakken via methode ‘meten is weten’.
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
33
Voorbeeld excellentieprogramma
Regeling Presentaties 2014 Juridische en Secretariële opleidingen Studenten van de Juridische en Secretariële opleidingen van MBO Utrecht verdienen met zogeheten ‘prestaties’ studiepunten. Dit geeft hen de kans om te excelleren. Hieronder staat – ter illustratie – de Regeling Prestaties 2014, zoals die voor studenten is opgesteld.
Informatie voor studenten en docenten
Om een prestatie te verrichten is het noodzakelijk dat je een aantal stappen zet voor je er aan begint.
Richtlijnen voor prestaties
Prestaties zijn activiteiten waarmee je studiepunten kunt verdienen. In elk studiejaar zijn enkele studiepunten gereserveerd voor een prestatie. Voor de toekenning van een studiepunt dient tenminste 25 uren te worden verantwoord. Daarvoor is een handtekeningenkaart beschikbaar met behulp waarvan de begeleider de urenverantwoording kan formaliseren. 25 handtekeningen levert dan een studiepunt op.
Procedure bij zelfbedachte prestaties • • • • • • • • •
Vraag de docent om een aanvraagformulier of download een aanvraagformulier ‘prestaties’ van sharepoint. Vul dit formulier in – eventueel in overleg met een vakdocent of SLB’er. Vermeld ook duidelijk het aantal uren dat je denkt nodig te hebben voor je werkzaamheden. Lever het formulier in bij je SLB’er. Tijdens het teamoverleg wordt besloten of je aanvraag goed- dan wel afgekeurd wordt. Wacht de berichtgeving hierover af; alleen met de handtekening van je SLB’er mag je verder. Na goedkeuring maak je een plan van aanpak en, indien nodig, een draaiboek. Lever deze in bij je SLB’er. Als de SLB’er je plan van aanpak goedkeurt krijg je nog een handtekening. Pas dan is je prestatie officieel en kun je bij voldoende presteren de handtekeningen verkrijgen. De inzet in uren wordt vertaald naar een aantal handtekeningen op de prestatiekaart. 25 handtekeningen geeft recht op een studiepunt.
Procedure bij door de opleiding georganiseerde prestaties • • •
De medewerker geeft aan wat aanleiding, doel en inzet van de prestatie zijn. De medewerker geeft zo exact mogelijk aan hoeveel tijd noodzakelijk is. Na afloop van de verrichte prestatie leg je de handtekeningenkaart voor; daarop wordt naar rato van het aantal uren, de afgesproken hoeveelheid handtekeningen geplaatst.
Iedereen kan excelleren Catalogus
34
Als een handtekeningenkaart vol is, leg je het origineel voor aan je SLB’er; deze neemt de kaart in en zorgt voor verdere verwerking in Trajectplanner. De student bewaart de handtekeningenkaart gedurende de gehele opleiding in het portfolio, samen met het hieronder genoemde verslag.
Verslag
Elke prestatie leidt tot een verslag. Het verslag is een verantwoording voor de verrichte prestatie. Dit verslag neem je op in je portfolio. Dit verslag kan bijvoorbeeld worden voorzien van foto’s waarmee de actieve deelname kan worden bewezen. In het verslag leg je een relatie met de opleiding en de kerntaken en werkprocessen. Je vermeldt bovendien aan welke competentie(s) je hebt gewerkt. In de planning neem je uiteraard de tijd op die nodig is voor je verslag.
Suggesties: •
• • • • • • •
Nederlands; er is een wisselende boekenlijst beschikbaar waarop een aantal boeken is geselecteerd waaruit je kunt kiezen. Alleen boeken van deze lijst komen in aanmerking voor het lezen. Het aantal handtekeningen wordt bepaald door de hoeveelheid pagina’s. Elke 16 pagina’s is ongeveer 1 uur lezen; dus 400 pagina’s leveren een studiepunt op. Het bezoeken van door de opleiding aangegeven doelen die buiten de reguliere buitenschoolse vallen, zoals een bezoek aan een sociaal/culturele instelling. Deelname aan maatschappelijke activiteiten, zoals vrijwilligerswerk. Open Huis bezoeken van juridische organisaties als: de huizen van bewaring/penitentiaire inrichtingen, de rechtbank, Ministerie van Justitie, Fort van de Democratie. Open Huis bezoeken van vervolgopleidingen. Voorlichting over de opleiding geven. Organiseren van een excursie naar een locatie die juridisch te verantwoorden is (uit een oogpunt van staatsinrichting, juridische organisatie zoals het Vredespaleis). Deelname aan een culturele manifestatie waar interculturele contacten centraal staan.
Beoordeling
De beoordeling van de prestatie gebeurt door de persoon die hiertoe door de teamvergadering wordt benoemd. Dit kan per prestatie verschillen. Beoordeling vindt plaats op basis van bewijsstukken. Voorbeelden van bewijsstukken zijn: aantekeningen, logboek, agenda, notulen, foto’s, video, briefwisseling, enz. Bewaar dit in je portfolio.
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
35
Prestatie-aanvraagformulier Prestatiegegevens Deelnemers aan prestatie 1. 2. 3. 4. Betrokken organisaties 1. 2. 3. Omschrijving prestatie
Deel van de prestatie
Prestatieplan Vul een van de volgende tabellen in: Tabel A: Doel:
Meetbare effecten: (beschrijf zo exact mogelijk de effecten die de prestatie zullen bewerkstelligen) 1. 2. 3. 4. Indicatoren: (hoe is te meten dat de prestatie is geslaagd? 1. 2. 3. 4. 5.
Iedereen kan excelleren Catalogus
36
Voorbeeld excellentieprogramma
Regeling voor topondernemers in het mbo Landstede Groep heeft twee regelingen voor excellente studenten. De ene, de TopOndernemersRegeling (TOR), richt zich op studenten die naast hun opleiding een succesvol eigen bedrijf runnen. De tweede – het Landstede Topsport Traject – geeft extra ondersteuning aan sporttalent. Van beide regelingen nemen we hieronder twee korte citaten op en de vindplaats van meer informatie.
TopOndernemersRegeling (TOR) ‘Studenten die tijdens hun opleiding een onderneming runnen, kunnen bij Landstede Groep gebruikmaken van de topondernemersregeling (TOR). De TOR biedt extra ondersteuning en flexibiliteit om de studie te combineren met een eigen bedrijf. Waar topsporters meestal profiteren van allerlei uitzonderingen, kunnen studenten met een eigen onderneming vaak op minder coulance rekenen. Daar wilden verschillende Zwolse onderwijsinstellingen, waaronder Landstede Groep en Windesheim, iets aan doen. Het resultaat is de topondernemersregeling (TOR). Studenten krijgen een casemanager toegewezen en kunnen, in overleg met de coach van de opleiding, rekenen op extra flexibiliteit. Een verplicht college of tentamen mag bijvoorbeeld op een ander moment ingehaald worden om naar een businesscongres te gaan. Daar staan wel wat voorwaarden tegenover. Het studentbedrijf moet bekend zijn bij de KvK en de Belastingdienst, minimaal drie klanten, een omzet van 7.500 euro en een investering van 2.500 euro hebben. Ook moet het bedrijf een jaar actief zijn en een businessplan hebben. Beginnende ondernemers kunnen terecht bij Landstede Business Boost. We helpen iedereen vanuit Landstede Business Boost op weg, van studenten die geïnteresseerd zijn in ondernemen tot daadwerkelijke TOR-studenten.’
Meer informatie • • •
YouTubefilmpje: http://bit.ly/LandstedeBusinessBoost YouTubefilmpje: http://bit.ly/TORenTopsport Artikel MBO∙krant 36 ‘Topondernemersregeling voor studenten met eigen bedrijf’, pagina 3, maart 2015 (www.dembokrant.nl)
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
37
Landstede Topsport Traject ‘Landstede MBO heeft het zogenaamde Landstede Topsport Traject (LTT) voor haar sporters opgezet. Dit traject houdt in dat de opleiding flexibel met topsportende studenten omgaat. Samen met jouw topsportcoördinator stem je het onderwijs- en jouw (top)sportprogramma op elkaar af. • • • • •
Topsportvriendelijke stage Een flexibel lesrooster met ruimte voor trainingen en wedstrijden Uitstel of vermindering van huiswerk Begeleiding door een topsportcoördinator op locatie Voorzieningen om achterstanden weg te werken (ontstaan door afwezigheid door trainingen en wedstrijden).’
Meer informatie •
YouTubefilmpje: http://bit.ly/TORenTopsport
Iedereen kan excelleren Catalogus
38
Voorbeeld activiteit
Werken met excellentie: BrainsAward BrainsAward is dé jaarlijkse wedstrijd die Eindhovense studenten uit het mbo, hbo en wo uitdaagt vernieuwende, creatieve en maatschappelijk relevante ideeën of producten te presenteren. Hieronder staat ter illustratie een tekst die studenten uitlegt hoe BrainsAward werkt en hoe de studenten mee kunnen doen.
Wedstrijd rondom: Het Beste Idee Mogelijk voor mbo-scholen, hbo-scholen (ook in combinatie) HOE WERKT HET? Er zijn heel wat boeken over creatieve denkprocessen om de ideeënstroom op gang te brengen. Sparren met vrienden wil ook nog wel eens helpen. Maar uiteindelijk is het de bedoeling dat het idee waarmee je je inschrijft van jezelf is en daardoor origineel. Je beschrijft het idee in maximaal 400 woorden. Als je het kunt laten zien met een foto, tekening of filmpje is dat natuurlijk een pluspunt. Je kunt je bestanden uploaden bij inschrijven. Na inschrijving wordt jouw inzending beoordeeld door experts van de onderwijsinstellingen die samen de zgn. regiegroep vormen. NA JE INSCHRIJVING Is jouw idee interessant genoeg is, maar nog moet worden aangescherpt om kans te maken op een prijs? Dan neemt vanuit de regiegroep de vertegenwoordiger van jouw eigen instelling contact met je op. Hij zal je tips en adviezen aanreiken om jouw kansen te vergroten! Heb je zelf een vraag? Klik dan op de naam van de contactpersoon van jouw onderwijsinstelling en stuur een e-mailbericht. NOMINATIES Nadat de inzendtermijn is gesloten, bepaalt de regiegroep in overleg met enkele deskundigen, de lijst met de twintig beste inzendingen. De Top 20-kandidaten krijgen allemaal persoonlijk bericht. LEER JE IDEE PRESENTEREN De kandidaten die genomineerd zijn, mogen hun inzending nog verbeteren om de kans op een prijs te vergroten. Zij krijgen een pitchtraining aangeboden; het is de bedoeling dat zij hun idee op het podium gedurende twee minuten gaan presenteren voor de jury en het aanwezige publiek. Deze presentatie telt ook mee in de beoordeling. DE PITCH Alle twintig finalisten strijden middels een pitch tijdens een feestelijke awardshow in een goed gevuld Muziekcentrum Eindhoven. Het publiek in de zaal krijgt de gelegenheid te stemmen voor
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
39
de publieksprijs. Voor meer informatie: www.brainseindhoven.nl. Op deze site vind je ideeën van inzendingen, foto’s en voorbeelden van prijzen.
Iedereen kan excelleren Catalogus
40
Voorbeeld activiteit
Opdrachtbevestiging EigenWerkVoorstelling Bij ROC van Amsterdam kunnen excellente studenten samen een voorstelling maken, waarbij hun talenten duidelijk naar voren komen. Hieronder staat ter illustratie de Opdrachtbevestiging waarin de opdracht beschreven wordt.
Productiehuis DA Vibe ROCvA - Art & Entertainment Dans Naam voorstelling: Identity 2015 Plaats: Doelenzaal, Amsterdam Datum: 13 en 14 februari 2015 Begintijd BPV: 25 augustus 2014 tot en met 2 maart 2015
Opdracht:
De 2e en 3e jaars studenten van het Art & Entertainment College Dans maken samen een voorstelling waarbij de creatieve ontwikkeling en danstechnische ontwikkeling duidelijk naar voren komt. Er mag onderling worden samengewerkt tussen beide klassen. Voorwaarden voor uitvoering: • Elke maker levert een concept in bij de mentor (inhoud wordt besproken tijdens mentoruur) • De maximale duur van een stuk is 5 minuten • Iedere leerling mag maximaal in 4 stukken staan en moet minimaal in 2 stukken staan
Beoordeling:
Algemene beoordeling Deze voorstelling wordt op een aantal punten beoordeeld: • De choreografie wordt beoordeeld • Het repetitieproces wordt beoordeeld aan de hand van de viewing • De podiumpresentatie tijdens de show wordt beoordeeld. • De algehele presentatie van het stuk (dansers, kostuums, kwaliteit muziek, lichtplan) • De beroepshouding tijdens zowel het repetitieproces als de voorstellingsdagen wordt beoordeeld Specifieke beoordeling (rapportage) Alle dansers worden beoordeeld op de verschillende stijlen • Klassiek • Jazz / modern jazz • Modern
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
41
• • •
Hip hop Ook zal de algehele conditie tijdens de viewing en de shows beoordeeld worden. Aanwezigheid bij elke viewing is verplicht.
De organisatie • • • • •
De productionele verantwoordelijkheid ligt in handen van de 3e jaars De 2e jaars hebben daarbij een ondersteunde rol. Beide klassen zijn verantwoordelijk voor het slagen van de voorstellingen Beide klassen beginnen op tijd met de promotie en organisatie Beide klassen zijn verantwoordelijk voor voldoende kaartverkoop zodat de vaste lasten betaald kunnen worden
Begeleiding
De begeleiding van dit werkproces ligt bij Jerrel Plet en Frie Trustfull. Zij zijn bereikbaar voor vragen tijdens het mentoruur. De algemene eindbeoordeling van dit stageproject wordt gedaan door de stage consulenten van Productiehuis DA Vibe. Zij zullen tijdens het repetitieproces contact onderhouden met de mentoren en aanwezig zijn bij een voorstelling. De student heeft kennisgenomen van bovenstaande voorwaarden en gaat akkoord door middel van een handtekening. Naam Student: Productiehuis DA Vibe Edwin Douma-Alta Zakelijk Directeur Datum:
Handtekening:
Iedereen kan excelleren Catalogus
42
Voorbeeld activiteit
Opdrachtbevestiging Battle
Productiehuis DA Vibe ROCvA - Art & Entertainment Dans Naam voorstelling: Battle 1e jaars Dans Plaats: Boulevard Theater, Amsterdam Datum: 9 december 2014 Begintijd BPV: 25 augustus 2014 tot en met 9 december 2014
Opdracht:
De 1e jaars studenten van het Art & Entertainment College Dans maken samen korte choreografieën waarbij de creatieve ontwikkeling en danstechnische ontwikkeling duidelijk naar voren komt. De ene helft van de 1e jaars ‘vecht’ via verschillende dansstijlen met de ander helft van de 1e jaars. De choreografieën worden beoordeeld door een vakjury op de avond van de Battle. De groep met de meeste punten wint de Battle. De 2e jaars zijn verantwoordelijk voor de productie van deze feestavond. Voorwaarden voor uitvoering: Intro: • Binnen het thema = Martial Arts • Muziek: mix Frie • Dansstijl: vrije keuze • Deelnemers: groep Outro: • Binnen het thema = Martial Arts • Muziek: in overleg met Frie • Dansstijl: vrije keuze • Deelnemers: groep Drie choreografieën: • Choreografie binnen het thema = Martial Arts • Muziek: mix Frie • Dansstijl: 1x Modern/1x Jazz/1x Hiphop • Deelnemers: studenten moeten minimaal 2 van de 3 choreo’s dansen Tien sub-choreografieën: • Choreografieën binnen het thema = Martial Arts • Muziek: DJ • Dansstijl: Basis Hiphop; invloeden van andere dansstijlen zijn toegestaan
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
43
• •
Tijdsduur per dansfrase: minimaal 4x8, maximaal 8x8 Deelnemers: de student moet in minimaal twee van de tien choreo’s dansen
Algemeen: • Budget: Geen; eigen kosten • Kleding: zorg per groep dat het thema in de kleding verwerkt is • Attributen: zijn toegestaan; niet verplicht • Fysiek contact tijdens de subs: Niet toegestaan
Beoordeling:
Algemene beoordeling Deze voorstelling wordt op een aantal punten beoordeeld: • De choreografieën worden beoordeeld • Het repetitieproces wordt beoordeeld aan de hand van de viewings • De podiumpresentatie tijdens de Battle wordt beoordeeld. • De algehele presentatie van de Battle (dansers, kostuums, originaliteit, uitvoering) • De beroepshouding tijdens zowel het repetitieproces als de Battle wordt beoordeeld Specifieke beoordeling (rapportage) Alle dansers worden beoordeeld op de verschillende stijlen • Klassiek • Jazz / modern jazz • Modern • Hip hop • Ook zal de algehele conditie tijdens de viewings en de Battle beoordeeld worden. • Aanwezigheid bij elke viewing is verplicht.
De organisatie • • • •
De productionele verantwoordelijkheid ligt in handen van de 2e jaars Beide klassen zijn verantwoordelijk voor het slagen van de Battle Beide klassen beginnen op tijd met de promotie en organisatie Beide klassen zijn verantwoordelijk voor voldoende kaartverkoop zodat de vaste lasten betaald kunnen worden
Begeleiding
De begeleiding van dit werkproces ligt bij Samora Esajas en Frie Trustfull. Zij zijn bereikbaar voor vragen tijdens het mentoruur. De algemene eindbeoordeling van dit stageproject wordt gedaan door de stage consulenten van Productiehuis DA Vibe. Zij zullen tijdens het repetitieproces contact
Iedereen kan excelleren Catalogus
44
onderhouden met de mentoren en aanwezig zijn bij de Battle. De student heeft kennisgenomen van bovenstaande voorwaarden en gaat akkoord door middel van een handtekening.
Naam Student: Productiehuis DA Vibe Edwin Douma-Alta Zakelijk Directeur Datum:
Handtekening:
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
45
Voorbeeld activiteit
Opdracht in een Individueel Leerbedrijf Hogeschool Rotterdam daagt excellente studenten onder meer uit door hen een zogeheten ‘Opdracht in een Individueel Leerbedrijf’ te laten uitvoeren. Hieronder staat ter illustratie een document waarin de randvoorwaarden voor deze opdracht omschreven staan.
Randvoorwaarden: Bij het Individueel Leerbedrijf gaat het om het volgende: In onderwijsperiode X lever je conform de in het curriculum aangegeven mogelijkheden een aantal studieonderdelen in ter waarde van X studiepunten en in die beschikbare tijd aanvaard je als opdrachtnemer een opdracht van een bedrijf dat je zelf hebt benaderd voor deze opdracht, of die we als opleiding beschikbaar hebben. Belangrijk is dat de keus aan jou is. Opdrachtgever: bedrijfsleven of lectoraat/kenniscentrum/praktijkcentrum.
Randvoorwaarden voor deze opdracht is dat het om een onderzoeksopdracht moet gaan. Kern is het uitvoeren van een (beperkt) onderzoek voor een reële opdrachtgever. Je kunt deze aanpak ook zien als een goede voorbereiding op je afstuderen, waarbij ook sprake moet zijn van een bedrijfsopdracht. Je kunt dus nu al oefenen met deze manier van werken. Randvoorwaarde opdracht 1: onderzoeksopdracht.
Omdat je ook kennismodules inlevert, moet je via die opdracht een kennisgebied betreden waar je voor jezelf in ieder geval nieuwe kennis op kunt doen. Het zou mooi zijn als je daarmee ook voor je opdrachtgever nieuwe kennis kunt produceren, maar dat is iets tussen jou en je opdrachtgever. Bij het beoordelen van je opdracht, zal gekeken worden naar het soort kennis, de beoogde diepgang en de relatie met het bouwkundige beroepenveld. Met name dit laatste is een brede omschrijving van kennis die inzetbaar is in een van de (vele) beroepspraktijken binnen bouwkunde. Je kunt jezelf dus profileren met deze opdracht. Randvoorwaarde opdracht 2: kennis produceren.
Om er voor te zorgen dat je een benoembaar en beoordeelbaar doel hebt, moet de opdracht vragen om een goed te omschrijven eindproduct: een advies, een plan, een werkmethode, een ontwerp, et cetera. De achterliggende reden van deze randvoorwaarde is dat het gevaar anders groot is dat alsmaar onduidelijk blijft wat je moet onderzoeken, welke kennis je er bij moet betrekken of je eigen maken, wat de eigenlijke vraag is en hoe het antwoord op die vraag uiteindelijk tastbaar gemaakt moet worden. Randvoorwaarde opdracht 3: een duidelijk omschreven eindproduct.
Iedereen kan excelleren Catalogus
46
Presentatie
Inspiratieworkshop over excellente studenten in het mbo De presentatie hieronder is bruikbaar als inspiratiebron. De presentatie is gebruikt in de praktijk van je collega’s en vooral bedoeld om het gesprek aan te gaan. Stimuleren, dialoog, doorpraten, kalibreren: dat zijn de kernwoorden bij het gebruik van je presentatie bij je collega’s. Succes!
Inspiratieworkshop, Start-Up DEFINITIE •
‘Een excellente student is een kritische beroepsbeoefenaar die meer uitdaging zoekt dan het gangbare curriculum aanbiedt.’
•
Het zijn studenten die het beste uit zichzelf willen halen, helemaal voor de opleiding gaan, écht gemotiveerd zijn en zelfsturend handelen.
EXCELLENTIE Inspiratieworkshop over excellente studenten in het mbo
1
2
KENMERKEN • • • • • •
Betrokken Brede interesse Nieuwsgierig Leergierig Passie voor het vak Ondernemend
3
Iedereen kan excelleren Catalogus
47
GROWTH MINDSET
4
IN BEELD?
5
Iedereen kan excelleren Catalogus || Aan de slag
48
KOM IN ACTIE MET EEN TOOL
COMPETENTIES
Fig. 03
• • • • • • • • •
Leiderschap Initiatief nemen Zelfkritisch vermogen Zelfsturend vermogen Ontvankelijkheid Flexibiliteit Omgaan met mensen Samenwerken Lerend vermogen
Fig. 01
Fig. 01
Fig. 02
Fig. 04
Fig. 05a
Niet doen • Vragenlijst • Kaartspel • Puzzel • App
Fig. 02
Fig. 02
Fig. 03
Fig. 05a
Fig. 04
6
Fig. 04
Fig. 04
Fig. 07
Fig. 06
Fig. 07
Fig. 06
Fig. 03
Wel doen • Handleiding met competenties voor de mentor • Expeditie ROC-Inson • Boek met cijferslotjes + gecodeerde opdrachten
Fig. 05b
Fig. 03
Fig. 05b
7
Fig. 08
Fig. 08
20 X
Fig. 11
20 X
Fig. 12b
Fig. 12a
5b Fig. 11 Fig. 01
Fig. 07
Fig. 07
Fig. 02Fig. 08
Fig. 06
Fig. 09
20 X
Fig. 08
Fig. 03
Fig. 09
Fig. 10
Fig. 04
Fig. 12b
Fig. 12a
Fig. 10
EXCELLENT...EN NU?
PRACTORAAT: EXCELLENTIE-LAB?
20 X
Fig. 11
Fig. 11 Fig. 12b Fig. 05a
Fig. 12b
Fig. 12a
Fig. 12a
Fig. 05b
Fig. 10
•
Prestatie-aanvraagformulier
•
Prestatieplan
•
Werkprocessen
•
Tijdtabel
Fig. 07
Fig. 06
•
Excellente docenten
•
Onderzoek in samenwerking met excellente
Fig. 08
studenten 20 X
•
Toegepaste onderzoeksprojecten per opleiding
•
Succesvolle projecten invoegen in curriculum
Fig. 11 Fig. 12b
Fig. 09
Fig. 12a
Fig. 10
8
9
WAT HEEFT DE STUDENT ERAAN? •
DANK VOOR U AANDACHT.
Studiepunt heeft niet overal zin. Wat is dan de beloning voor de student?
•
Afstuderen met Excellentie Certificaat?
•
Aanbevelingsbrief voor vervolgopleiding of netwerk?
•
Baangarantie? 10
Iedereen kan excelleren Catalogus
11
49
Literatuur • Bureau Schols: Feedback-Het Joharivenster.(2012, 19juni ). Geraadpleegd op 17 maart 2014, van http://www.wicherschols.com/2012/06/feedback-het-johari-venster.html . • Dewulf, L. (2012). Ik kies voor mijn talent. Lannoo Meulenhoff-Belgium. • Dijck, H. van, Toenders, L., Oorschot, P. van, Jansen, H. Leerlingen materiaal groei – mindset; Utrecht 2013 (School aan zet). • Dweck, C.S. (2010). Mind-set and Equitable Education. Principal Leadership, 2010, 26-29. Geraadpleegd op 29 november 2014: http://www.eosdn.on.ca/docs/Dweck_Mindsets%20%20 Equitable%20Education_JR_2010_copyright.pdf. • Ende, T. van den (2011). Waarden aan het werk. Over kantelmomenten en normatieve complexiteit in het werk van professionals. Amsterdam: SWP. • Evelein, F. & Korthagen, F. (2011). Werken vanuit je kern. Amsterdam: Nelissen. • Hattie, J. (2014). Leren zichtbaar maken. Vlissingen: Bazalt Educatieve Uitgeverij. • Joosten, H. (2014). Excelleren voor iedereen : Nietzsche als inspiratiebron voor het hoger beroepsonderwijs. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, (32) 2, 156 – 167. Boom-Lemma uitgevers, Den Haag. • Kinkhorst. G. (2010). Didactische ontwerpregels voor reflectie-onderwijs. OnderwijsInnovatie, 17-25. • Kwakman, K. (1999). Leren van leraren tijdens de beroepsloopbaan: Studies naar professionaliteit op de werkplek in het voortgezet onderwijs. Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen. • Luken, T. (2009). De risico’s van reflectie. Decaan & Mentor, 7 (5), 24-31. • Maas, A.J.J.A. (2010). Betrokken leren en onderwijzen: converseren als bindend principe. In Alma, H.,Lensvelt-Mulders, G. (Red.), Waardevolle wetenschap: Zingeving en humanisering in het wetenschappelijk onderwijs, (pp. 67-75). Utrecht: Universiteit voor Humanistiek. • Meijers, F. & Kuijpers, M. & Winters, A. (2010). Leren kiezen / kiezen leren. Een literatuurstudie. Utrecht. ECBO.
Iedereen kan excelleren Catalogus
50
• Segers, E. & Hoogeveen, L. (2012). Programmeringsstudie Excellentieonderzoek in primair, voortgezet en hoger onderwijs. Nijmegen: Behavioural Science Institute & Centrum voor Begaafdheids Onderzoek/Radboud Universiteit Nijmegen. • Streumer, J. & Van der Klink, M. (2004). Leren op de werkplek. ‘s-Gravenhage: Reed Business Information. • Van der Klink, M.R. (1999). Effectiviteit van werkplekopleidingen. Enschede : University Twente. • Van Eijl, P., Schamhart, R., Pilot, A. & Coppoolse, R. (2013). Talent en excellentie. In: R. Coppoolse, P. van Eijl en A. Pilot. (2013). Hoogvliegers: ontwikkeling van professionele excellentie. Rotterdam: Rotterdam University Press. • Veen, K., van & Lans, R. van der (2011). Omgaan met excellente leerlingen in reguliere klassen. Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 32(4), p. 30-35. • WRR (2013). Naar een lerende economie. Investeren in het leervermogen van Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Iedereen kan excelleren Catalogus
51
YouTube ideeën om talentontwikkeling en excellence te illustreren: • Doorzetten, opstaan is belangrijker dan vallen (atletiekwedstrijd): https://www.youtube.com/watch?v=70UF82nysIU • Denk niet in beperkingen, maar in mogelijkheden (voetbal op mini-eiland in Thailand): https://www.youtube.com/watch?v=jU4oA3kkAWU • Expose your talent (een dag over talent die je als school kunt organiseren): https://www.youtube.com/watch?v=chfEYtwbDvc • Jan Jaap van de Wal: onderontwikkeling (over moeite doen): https://www.youtube.com/watch?v=uZzvNpw6T9I • Gouden kalf Nasrdin Dchar (over trots, allochtoon zijn, kansen): https://www.youtube.com/watch?v=Jfgd9FcWyLc • Broken escalator over pro-activiteit: https://www.youtube.com/watch?v=47rQkTPWW2I • Candoco dance compony (overwin beperkingen): https://www.youtube.com/watch?v=Utpg6A5fnWo • How to dance without legs: https://www.youtube.com/watch?v=mLe9ZSwU4aQ. • Geen armen, geen benen, geen zorgen: https://www.youtube.com/watch?v=JuuWwTDgV70 • Susan Boyle doet auditie; wat zie je allemaal: https://www.youtube.com/watch?v=RxPZh4AnWyk • Neeknikken en Meestribbelen https://www.youtube.com/watch?v=k4PBqONIysk&feature=share&list=UUHuHzekY0A14Ij8eImEL UHw • Expecting another Mozart concerto (over ‘professionele excellentie’ en het uitspreken van vertrouwen): https://www.youtube.com/watch?v=CJXnYMl_SuA
Iedereen kan excelleren Catalogus
52
Colofon Deze Catalogus en de bijbehorende Montagetool maken deel uit van een reeks publicaties en instrumenten die ontwikkeld zijn in het kader van het landelijke Stimuleringsproject LOB in het mbo. Dit project wordt gesubsidieerd door het ministerie van OCW en wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van MBO Diensten. www.lob4mbo.nl Werkgroepleden Peter Berkers (voorzitter), Summa College Eindhoven Janneke Brommet, ID College Zoetermeer René van Dijck, SintLucas Eindhoven Murvet Dogan, MBO Utrecht Marga Douma, ROC van Amsterdam Deirdre Swan, Landstede Zwolle Extern deskundige: Ron Weerheijm, Hogeschool Rotterdam
Tekst: Peter Berkers & Ron Weerheijm Redactie en realisatie: Ravestein & Zwart Vormgeving: Atelier Chênevert ‘Montage’-Illustraties: Joep Gerrits Druk: Rocim Oplage: 500
Juni 2015
Stimuleringsproject LOB in het mbo
54