Participeren, iedereen kan het! een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding gemeente Roermond, februari 2012
BMP advies Hans Jansen Wim Seegers Postbus 259 5550 AG Valkenswaard www.bmpadvies.nl KvK 53420977
Inhoudsopgave 1.
Samenvatting
1
2.
Totstandkoming rapport
3
Deel 1
4
3.
Aanleiding
4
4.
Het huidige Begeleidingsaanbod onder de AWBZ
5
5.
De AWBZ zorgketen
6
6.
Wie is de burger met een Begeleidingsbehoefte?
8
7.
Wie is de zorgaanbieder en wat is het zorgaanbod?
12
Deel 2
16
8.
Demografische ontwikkelingen
16
9.
Omvang van Begeleiding
17
10. Individuele Begeleiding (BGI)
19
11. Groepsbegeleiding (BGG)
20
12. Individueel en groep in combinatie (BGI + BGG) en vervoer
21
13. Kortdurend verblijf in Roermond
22
14. Begeleiding in combinatie met andere AWBZ zorg
23
15. Zorg in natura (ZIN) of persoonsgebonden budget (PGB)
24
16. Herhalingsfrequentie van AWBZ Begeleiding
24
17. Vergelijking met gegevens van het zorgkantoor
25
18. Kosten van Begeleiding
27
Deel 3
28
19. Speerpunten voor het gemeentelijk beleid
28
20. Samenhang met andere transitieopgaven
32
21. Beleidscontouren voor de decentralisatie van Begeleiding
34
Deel 4
38
22. Aanbevelingen voor voort te zetten beleid in de transitiefase
38
23. Aanbevelingen voor beleidswijzigingen in de transitiefase
41
Daan en Naima zijn tot over hun oren verliefd op elkaar en hebben dikke verkering. Daan is helemaal van de wereld, maar Naima blijft oog hebben voor de dingen die om haar heen gebeuren. Ook vanmorgen zet ze haar vriend weer met beide voeten op de grond: ,,Heb je het weerbericht gehoord? Er wordt een dik pak sneeuw voorspeld morgen. Als daar maar geen ellende van komt zoals vorig jaar toen de ouderen en de gehandicapten in onze buurt hun huis niet meer uitkonden. Moeten we daar niks mee, Daantje?’’ Daan zou de sterren voor haar uit de hemel plukken, dus een anti-sneeuwactie moet voor hem een fluitje van een cent zijn. Inderdaad vegen steeds minder mensen hun stoepje als het gesneeuwd heeft. Voor mensen die niet zo goed ter been zijn, maar ook voor moeders met kinderwagens bijvoorbeeld, een gevaarlijke en lastige situatie. De gemeente werkt wel tijdig en goed aan gladheidsbestrijding, maar de stoepen en de parkeerplaatsen ook strooien is een onmogelijkheid. Zijn hersens werken op volle toeren. De enige manier om het goed te doen, denkt hij hardop tegen Naima, is om het allemaal samen te doen. De buurt mobiliseren, noemen ze dat. Maar ook voor de gemeente en de winkeliers heeft hij een rol in gedachten. Eerst maar eens even langs zijn moeder bij het Wmo-loket om te kijken of het allemaal haalbaar is. Moeder Dorien hoort alles aan en is trots op haar zoon. Hij heeft inderdaad aan alles gedacht. Ze hebben nog een paar uur om alles te organiseren, de tijd dringt. Maar als Daan eenmaal los is…. Hij stuurt Naima op pad om de winkeliers te overtuigen dat ze gratis bezems en strooizout ter beschikking stellen. Hij maakt een foldertje en vraagt Dorien of de gemeente ervoor wil zorgen dat ze gekopieerd worden en verspreid in de wijk. ’s Avonds, ze zitten net even uit te blazen op de bank, vallen de eerste sneeuwvlokken. De volgende morgen ligt er een dik pak sneeuw. Daantje is al vroeg uit de veren om bezems en strooizout in ontvangst te nemen. Zijn grootste angst is dat er niemand uit de buurt gehoor geeft aan zijn oproep. Maar daar had hij zich geen zorgen over hoeven te maken. Zodra de buurt in de gaten heeft dat hij er is, gaat de ene na de andere deur open en komen dik ingepakte mensen naar buiten om een handje te helpen bij het sneeuwvrij maken van de stoepen. Iedereen pakt flink aan en voor de kinderen zijn de sneeuwhopen die ontstaan, één groot feest. Daan is in zijn element als regisseur van het geheel. De opkomst is zo groot dat alle stoepen en parkeerplaatsen na ruim een uur flink doorwerken begaanbaar en gestrooid zijn. Iedereen heeft zich van zijn beste kant laten zien. Bijvoorbeeld de eigenaar van het café op de hoek die zorgt dat er na afloop voor iedereen warme chocolademelk en een broodje is. De anti-sneeuwactie mag een groot succes genoemd worden. Daar is iedereen het over eens. Het is gezellig en je leert allerlei mensen kennen die je anders nooit ziet. Er ontstaan spontaan plannen voor een zwerfvuilactie in de zomer met barbecue na. Maar één deur blijft gesloten. Het is de woning van een zonderling, zeggen de buurtbewoners. Ze denken al een tijdje dat het de man niet goed gaat. Hij zal toch niet zijn gaan zwerven……?
De bovenstaande tekst is afkomstig uit de WMO soap “Gedeelde Smart is Halve Smart” (GSHS). Een serie van 16 verhalen in de vorm van een geschreven soap over de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de betekenis ervan voor de samenleving. GSHS is geschreven door Ina Kuik, het idee is van de afdeling communicatie van gemeente Roosendaal.
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
1. Samenvatting De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor burgers met een functiebeperking wordt op 1 januari 2013 verder uitgebreid. De functie Begeleiding (inclusief vervoer en kortdurend verblijf) wordt dan vanuit de AWBZ gedecentraliseerd naar de Wmo. De gemeente is immers beter dan het Rijk in staat om zorg te dragen voor ondersteuning op maat omdat zij dichter bij de burger staat en haar inwoners het beste kent. Bovendien hebben gemeenten ook veel taken op aanpalende beleidsterreinen (bijv. re-integratie, de bijstand en het woonbeleid). Er is nadrukkelijk geen sprake van een overheveling. Gemeenten krijgen vrijheid in de invulling van de Begeleiding. Het karakter van de Wmo zorgt ervoor dat Begeleiding niet langer een aanspraak is maar valt onder de compensatieplicht van de Gemeente. Behalve de overheveling van de functie begeleiding krijgt de gemeente ook de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de gehele jeugdzorg en de nieuwe Wet Werken naar Vermogen en neemt het Rijk andere maatregelen die invloed hebben op de aard en omvang van de ondersteuningplicht van de gemeente aan zijn burgers. De decentralisatie vindt plaats tegen de achtergrond van een groeiende vraag naar zorg en ondersteuning enerzijds en krimpende budgetten anderzijds. Er moet een transitie en transformatie plaats vinden waarin te behalen resultaten centraal staan en eenieder naar vermogen zijn bijdrage levert. In het nieuwe beleid wordt uitgegaan van een burger die participeert en in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor het oplossen van zijn problemen. Begeleiding is een functie uit de AWBZ die er op gericht is om de zelfredzaamheid van een burger met een beperking te bevorderen, te behouden of te compenseren. De Begeleiding is bedoeld voor burgers die zonder deze hulp zouden moeten verblijven in een instelling of zichzelf zouden verwaarlozen. Er zijn twee vormen van Begeleiding, individueel gericht en in groepsverband. Begeleiding kan bedoeld zijn voor de burger zelf maar kan ook helpen om het eigen mantelzorgnetwerk van de burger te ontlasten. In de gemeente Roermond zijn meer dan 50 (zorg)aanbieders actief om aan ongeveer 1.275 burgers met een beperking ondersteuning te bieden. Het zijn bijvoorbeeld ouderen met een lichamelijke beperking, dementerende ouderen, mensen met een psychiatrische stoornis, verstandelijk en zintuiglijk gehandicapten. Roermond heeft naar verhouding veel mensen met een psychiatrische beperking vergeleken met het gemiddelde van Nederland. Er zijn mensen met een enkelvoudige beperking en een beperkte ondersteuningsbehoefte maar er zitten ook mensen tussen met meervoudige complexe handicaps en een grote zorgbehoefte. De grootste groep mensen heeft een psychiatrische beperking gevolgd door mensen met een verstandelijke handicap en lichamelijke beperkingen. De omvang van individuele begeleiding is gemiddeld 3,9 uur per week maar het varieert per doelgroep. Mensen met een lichamelijk probleem gebruiken het meest, mensen met een psychiatrische beperking het minst. Begeleiding in groepsverband wordt het meest gebruikt door mensen met een lichamelijke beperking en mensen met psychiatrische beperkingen. Gemiddeld wordt 4,7 dagdeel per week doorgebracht in een dagvoorziening voor groepsbegeleiding. 70% van de mensen die gebruik maakt van groepsbegeleiding komt ook in aanmerking voor vervoer er naar toe. 80% Van de mensen krijgt Begeleiding in natura van een zorgaanbieder, 20% maakt gebruik van een persoonsgebonden budget en regelt de zorg zelf.
gemeente Roermond – februari 2012
1
participeren, iedereen kan het!
Begeleiding kost jaarlijks een bedrag van bijna 7 mln. euro, namelijk 3 mln. voor individuele Begeleiding, 3,5 mln. voor dagvoorzieningen groepsbegeleiding en 0,5 mln. voor vervoer. Het gemeentelijk Wmo beleid rust op 3 pijlers, het kerntakenboek, de welzijnsvisie en het plan van aanpak “Kanteling” . Voor de beleidscontouren voor de inbedding van Begeleiding in het Wmo beleid komen daar de volgende uitgangspunten uit voort: • • • • • • •
De gemeente is kaderstellend en voorwaardenscheppend Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving Iedereen doet mee, met en zonder beperkingen Zorgen voor, wordt zorgen dat Van institutionele zorg naar sociale zorg Collectief boven individueel, algemeen vóór specifiek Sober en doelmatig
Deze nota eindigt met aanbevelingen voor verandering als aanzet voor de besluitvorming over wat anders kan. Het gaat daarbij om de inrichting van het proces, de toelating tot voorzieningen, het contracteren van partijen en betaalbaarheid van het systeem. De ambitie voor de gemeente zit in het introduceren van een cultuur van verantwoorde zuinigheid en gemeenschappelijkheid. Dit geldt voor de overheid zelf, de te contracteren c.q. te subsidiëren instellingen maar ook de burgers. Het generiek toekennen van voorzieningen en zorg wordt onbetaalbaar en het generiek afnemen van voorzieningen en zorg gaat ten koste van de zwakkeren in de samenleving. De gemeente zal dan ook moeten durven en kunnen differentiëren op cliëntniveau. Aanbieders van zorg en welzijn weten dat hun institutionele aanpak onvoldoende aansluit op de uitgangspunten van de Wmo. Een succesvolle implementatie van het Wmo beleid zal primair plaats moeten vinden dichtbij de burger en op basis van integrale samenwerking. Binnen de woon- en leefomgeving kunnen ook de krachten van de formele en informele zorg worden gebundeld. De schaal van de directe woon- en leefomgeving kan niet voor alle problemen de juiste oplossing bieden. Voor een gering aantal burgers met specifieke beperkingen en/of complexe problemen zal op gemeentelijke of regionale schaal aandacht moeten zijn en/of ondersteuning worden geboden.
gemeente Roermond – februari 2012
2
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
2. Totstandkoming rapport Om tot een beleidsadvies te komen zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: •
Literatuur en documentatieonderzoek
Voor het onderzoek is een veelheid aan relevante stukken bestudeerd. Dit betreft enerzijds kadergevende stukken zoals het bestuursakkoord 2011-2015, de programmabrief langdurige zorg van VWS uit juni 2011, en anderzijds oplossingsgerichte documenten als het onderzoek van Research voor Beleid uit 2010 ‘Van AWBZ naar WMO: zoeken naar nieuwe vormen van ondersteuning’. Daarnaast zijn onder anderen adviesbrieven als ‘Sociaal bezuinigen’, ‘Bevrijdend kader voor de jeugdzorg’ en ‘Burgerkracht, de toekomst van het sociaal werk in Nederland’ van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling in het onderzoek betrokken. Ten slotte is kennis genomen van het Kerntakenboek, de onlangs opgestelde Welzijnsvisie ‘Meedoen naar vermogen, op weg naar de participatiesamenleving’ en het ‘plan van aanpak “Kanteling” Wmo Roermond’. Er heeft afstemming plaats gevonden met de opsteller en de beleidsmedewerkers Wmo van de gemeente Roermond. Voor een volledige literatuurlijst wordt verwezen naar bijlage 2 in het bijlagenboek. •
Verzamelen kwantitatieve gegevens over de doelgroep
Om zicht te krijgen op de omvang van de doelgroep die in de toekomst mogelijk een beroep zal doen op de gemeente zijn is gebruik gemaakt van gegevens van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de indicatiestelling voor begeleiding in 2011. Deze gegevens zijn representatief voor het aantal mensen dat onder het huidige AWBZ regime aanspraak heeft op begeleiding. Naast de aanspraken is ook gekeken naar het feitelijk volume aan zorg dat in 2011 wordt geconsumeerd. Daartoe zijn bij het UVIT zorgkantoor gegevens opgevraagd over de toewijzing van zorg. Deze gegevens zijn in samenhang met de CIZ gegevens bewerkt en beschreven. In de informatie van CIZ en zorgkantoor ontbreken gegevens over de kosten van begeleiding. Om ook hierover indicatieve cijfers te kunnen presenteren is gebruik gemaakt van de presentatie van het zorgkantoor op 22 juni 2011 tijdens een VNG bijeenkomst in Roermond. •
Interviews met stakeholders
Om inzichtelijk te krijgen of en in welke mate aanbieders in Roermond op dit moment begeleiding aanbieden onder de vigeur van de AWBZ en tevens om na te gaan of en in welke mate aanbieders bezig zijn te anticiperen op de overheveling van begeleiding naar de WMO zijn van een selectie van zorgaanbieders uit de gemeente Roermond en daarbuiten interviews afgenomen. In deze interviews is gevraagd naar een beeld van de huidige situatie, de voorbereiding op toekomstige ontwikkelingen, de impact van de pakketmaatregel AWBZ in 2009 voor de zorgaanbieder en de visie op de kanteling van de WMO en de rol die de aanbieder daarin voor zichzelf ziet weggelegd. Behalve met zorgaanbieders is ook gesproken met een aantal andere instellingen, zoals de Westrom bedrijven, Bureau Jeugdzorg, Moveoo en de gemeente Peel en Maas om de raakvlakken tussen Wmo en sociale zekerheid, en tussen Wmo en jeugdzorg in kaart te brengen. Tenslotte is gesproken met Wel.Kom en MEE. Een overzicht van de gesprekspartners is te vinden in bijlage 3 van het bijlagenboek.
gemeente Roermond – februari 2012
3
participeren, iedereen kan het!
Deel 1 3. Aanleiding De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) is een verplichte verzekering voor alle inwoners van Nederland voor zorgkosten die niet via de zorgverzekering worden gedekt. Het gaat daarbij om zorgkosten die door vrijwel niemand op te brengen zijn. Bijvoorbeeld zorg bij langdurige ziekte, een beperking of ouderdom. In het regeerakkoord is vastgelegd dat de extramurale AWBZ functie Begeleiding gedecentraliseerd wordt naar de gemeenten. Dit sluit aan bij de reeds eerder ingezette koers van decentralisatie van zorgtaken naar gemeenten. In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd, waardoor gemeenten primair verantwoordelijk zijn geworden voor de (maatschappelijke) ondersteuning van hun inwoners. Destijds is ook de hele huishoudelijke verzorging vanuit de AWBZ naar de Wmo overgeheveld, als ook diverse subsidieregelingen op het gebied van wonen met zorg, OGGZ, vrijwilligerswerk en mantelzorgondersteuning. De WMO en AWBZ zijn tot op zekere hoogte complementair aan elkaar. De WMO richt zich op het meedoen van burgers in de maatschappij en met name op de ondersteuning van hen die dat niet in voldoende mate zelf kunnen. De AWBZ voorziet in langdurige professionele zorg waar sprake is van chronische ziekten, stoornissen of beperkingen. Niet alleen de functie Begeleiding, maar ook het Kortdurend Verblijf komt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente te vallen. Daarnaast wordt ook het vervoer dat is gekoppeld aan de extramurale Begeleiding, gedecentraliseerd naar gemeenten. Tenslotte wil de Rijksoverheid de IQ maatregel invoeren. Die houdt in dat mensen met een IQ tussen de 70 en de 85 niet meer in aanmerking komen voor AWBZ zorg en in de toekomst mogelijk een beroep gaan doen op de Wmo. In 2009 is de Pakketmaatregel Begeleiding ingevoerd waardoor alle Begeleiding gericht op (maatschappelijke) participatie niet meer uit de AWBZ wordt vergoed. De volgende stap is nu dat de functie Begeleiding uit de AWBZ wordt geschrapt en de te bereiken resultaten onder de reikwijdte van de compensatieplicht van de Wmo worden gebracht. Vanaf 1 januari 2013 worden gemeenten verantwoordelijk voor die mensen die voor het eerst of opnieuw een beroep doen op Begeleiding. Per 1 januari 2014 vallen alle nieuwe en huidige cliënten onder de Wmo. De overtuiging die aan deze decentralisatie ten grondslag ligt, is dat de gemeente beter dan het Rijk in staat is zorg te dragen voor ondersteuning op maat, omdat zij dichter bij de burger staat en haar inwoners het beste kent. Bovendien hebben gemeenten ook veel taken op aanpalende beleidsterreinen (bijv. re-integratie, de bijstand en het woonbeleid). Begeleiding past bij de participatiedoelstelling van de Wmo en biedt daarom in beginsel kansen voor een integraal aanbod van welzijn, ondersteuning en zorg. Er is nadrukkelijk geen sprake van een overheveling. Gemeenten krijgen vrijheid in de invulling van de Begeleiding. Mensen moeten zoveel mogelijk kunnen meedoen in de samenleving. De verantwoordelijkheid van burgers en hun sociale netwerk voorop. Tegelijk is het belangrijk dat mensen, als dat noodzakelijk is, ondersteund kunnen worden om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen wonen en participeren. Daarvoor is maatwerk, liefst op lokaal niveau, belangrijk. Dit maakt de keuze om Begeleiding onder de compensatieplicht van de Wmo te brengen een logische. De beleidsvrijheid die dit met zich meebrengt, biedt kansen voor meer effectiviteit en efficiëntie. gemeente Roermond – februari 2012
4
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
De gemeente Roermond ziet in de decentralisatie van de Begeleiding vanuit de AWBZ naar de Wmo naast kansen ook risico’s. De gemeente moet deze maatregel immers uitvoeren tegen de achtergrond van een groeiende vraag naar zorg en maatschappelijke ondersteuning enerzijds, en krimpende budgetten anderzijds. Om die reden wordt bij deze operatie ook gestreefd naar het verbeteren van de doelmatigheid en naar kostenbesparing. Het precieze bedrag dat met de kosten van deze decentralisatie gemoeid is, is op dit moment nog niet bekend. Wel is duidelijk dat dit bedrag gebaseerd is op kosten van de geleverde Begeleiding in 2010, en dat op het totale bedrag in elk geval een efficiencykorting zal worden toegepast. Daarnaast komen er extra maatregelen (o.a. IQmaatregel en ingrepen in het persoonsgebonden budget) die mogelijk zullen leiden tot een extra korting op het totaalbudget.
4. Het huidige Begeleidingsaanbod onder de AWBZ Begeleiding is één van de vijf ‘functies’ waarin de AWBZ zorg is ingedeeld (verpleging VP, behandeling BH, verblijf VB, persoonlijke verzorging PV en Begeleiding BG). Het doel van de functie Begeleiding is het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid van de verzekerden (ofwel burgers met een beperking). De Begeleiding is bedoeld voor verzekerden die zonder deze hulp zouden moeten verblijven in een instelling of zichzelf zouden verwaarlozen. Om voor Begeleiding in aanmerking te komen is een indicatie van het CIZ1 noodzakelijk. Vanaf 1 januari 2009 wordt deze indicatie alleen nog maar gegeven aan personen met een matige of ernstige beperking in de sociale redzaamheid, de mogelijkheid zich te bewegen of te verplaatsen, het psychisch functioneren, geheugen- en oriëntatiestoornissen of probleemgedrag. Er wordt in Begeleiding (BG) onderscheid gemaakt tussen ‘Begeleiding Individueel’ (BGI) en ‘Begeleiding Groep’ (groepsbegeleiding of dagbesteding) (BGG). Het kan gaan om praktische hulp, structuur en regie in de persoonlijke levenssfeer. Kortom, het betreft hulp bij het organiseren van praktische zaken in het dagelijkse leven. De Begeleiding kan bestaan uit: • ondersteunen bij of oefenen met vaardigheden of handelingen; • ondersteunen bij of aanbrengen van structuur of het voeren van regie; • overnemen van toezicht op de cliënt. Begeleiding kan zich (in tijdelijke vorm) ook richten op mantelzorg in de directe omgeving van de burger, zoals bijvoorbeeld zijn ouders, als dit ten goede komt aan een burger. Begeleiding is dan gericht op het oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de soorten Begeleiding die er zijn en de benaming ervan in het dagelijks taalgebruik. Dit overzicht is niet limitatief.
1 Het CIZ, (Centrum Indicatiestelling Zorg) is het door de Rijksoverheid aangewezen orgaan dat verantwoordelijk is voor de toegangsbepaling in de AWBZ. Het CIZ indiceert in functies en klassen die overeenkomen met de aanspraken die vastliggen in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ. Met een indicatie van het CIZ kan een burger recht laten gelden op de zorg voor de omvang en de duur die in de indicatie is vastgelegd.
gemeente Roermond – februari 2012
5
participeren, iedereen kan het!
5. De AWBZ zorgketen Binnen de huidige AWBZ is een aantal partijen betrokken bij de zorg rondom een burger. In het onderstaande schema is de AWBZ zorg voor een burger weergegeven met de daarbij betrokken partijen en hun taak.
• Vraag verhelderen Het proces start bij het verhelderen van de vraag van een cliënt. Organisaties als de WegWijzer of MEE kunnen burgers ondersteunen bij het scherp en helder krijgen van hun vraag. Als een burger weet wat zijn zorgbehoefte is dan kan hij of zij zelf naar een indicatieorgaan stappen, of zij kunnen hiernaar worden doorverwezen door bijvoorbeeld een huisarts of zorgaanbieder. • Indiceren Om aanspraak op AWBZ zorg te maken is een indicatiebesluit van het indicatieorgaan nodig. Het indicatieorgaan onderzoekt de situatie van de cliënt en geeft een indicatiebesluit af. Hierin staat vermeld welke zorg de cliënt nodig heeft, om welke reden, hoeveel zorg dit is en hoe lang die zorg mag duren. De omvang per functie wordt geduid in klassen (gemiddeld aantal uren met een bandbreedte of aantal dagdelen per week). Mocht er acuut zorg nodig zijn dan is ook geregeld dat maximaal 2 weken zorg verleend kan worden zonder indicatie. Voor alle gebruikers van AWBZ zorg is het CIZ het indicatieorgaan. Op deze regel bestaat 1 uitzondering. Voor jeugdigen onder 18 jaar met een psychiatrisch probleem stellen de Bureaus Jeugdzorg (BJZ) de AWBZ indicaties. Het Bureau Jeugdzorg kan ook zelf besluiten om aanvullend op de zorg conform de Wet op de Jeugdzorg additioneel AWBZ zorg in te zetten. Daarnaast geldt, dat cliënten die voor hun 18e door een Bureau Jeugdzorg zijn geïndiceerd, zo nodig tot hun 23e indicaties van Bureau Jeugdzorg krijgen. • Zorg toewijzen Nadat een indicatie is afgegeven door het CIZ, kan de cliënt de zorg aanvragen bij het Zorgkantoor (ZKT). Het zorgkantoor voor de gemeente Roermond is het UVIT zorgkantoor in Eindhoven. Het Zorgkantoor stemt het aanbod op de vraag af en zorgt voor de contractering van zorg bij zorgaanbieders (zorg in natura, ZIN). Als er geen sprake is van een voorkeursaanbieder dan neemt het Zorgkantoor contact op met de cliënt om te bepalen van wie hij zorg gaat ontvangen. Als er sprake is van een wachtlijst bij de aanbieder van voorkeur, dan moet het Zorgkantoor zo snel mogelijk een binnen de indicatie passend alternatief aanbod doen, zodat de wachttijd verantwoord kan worden overbrugd. Dit aanbod heet dan overbruggingszorg.
gemeente Roermond – februari 2012
6
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Het Zorgkantoor kent ook het Persoonsgebonden Budget (PGB) toe wanneer een cliënt daarom vraagt. Met een PGB ontvangt de cliënt een budget waarmee hij zelf de benodigde zorg kan inkopen. De cliënt huurt dan eigen personeel in op de tijd die hem of haar het beste uitkomt. De cliënt legt verantwoording af over de gedane uitgaven aan het Zorgkantoor. Ook een combinatie van ZIN en PGB is mogelijk. Een cliënt kan al bij de aanvraag voor een indicatie aangeven of hij zijn zorg in natura of als PGB wil ontvangen en of hij al een aanbieder van voorkeur heeft. Dit wordt door het indicatieorgaan doorgegeven aan het Zorgkantoor. • Zorg leveren De zorgaanbieder(ZAB) meldt aan het Zorgkantoor wanneer de zorg is begonnen en wanneer deze beëindigd wordt. Ook verantwoordt hij zich over de geleverde kwaliteit. • Zorg registreren Om het gegevensuitwisseling tussen het indicatieorgaan, het Zorgkantoor en de zorgaanbieder te ondersteunen, is de AWBZ brede Zorgregistratie (AZR) ontwikkeld. Het CIZ voert de indicatie in de AZR in, en verstuurt die naar het Zorgkantoor. Als een aanbieder zorg gaat leveren aan een verzekerde meldt de aanbieder dit via de AZR aan het Zorgkantoor. Ook als de zorg wordt beëindigd meldt de aanbieder dat via de AZR aan het Zorgkantoor. Het Zorgkantoor kan die informatie gebruiken om te beoordelen of de geleverde zorg binnen de indicatie valt, en of er sprake is van wachtlijsten. Het is de bedoeling om de AZR in de toekomst ook voor de heffing van de eigen bijdragen te gaan gebruiken. • Eigen bijdragen Voor AWBZ Begeleiding is een inkomensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd, die gebaseerd is op het aantal uren genoten zorg. Afhankelijk van het inkomen is er een bovengrens aan de verschuldigde eigen bijdragen. De eigen bijdragen worden door het Centraal Administratiekantoor (CAK) berekend en geïnd per zorgperiode van vier weken. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van leeftijd, inkomen en van de gezinssamenstelling. • Verantwoorden De laatste stap in het proces is het verantwoorden van de geleverde en verkregen zorg. Het zorgkantoor neemt steekproeven bij aanbieders en controleert of indicatiebesluiten aanwezig zijn en conform worden uitgevoerd. Ook PGB houders moeten de besteding van hun PGB bij het zorgkantoor verantwoorden. De Nederlandse Zorg Autoriteit (NZA) houdt toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ door de zorgkantoren.
gemeente Roermond – februari 2012
7
participeren, iedereen kan het!
6. Wie is de burger met een Begeleidingsbehoefte? Wie zijn nu de gebruikers van de Begeleiding in de AWBZ en wat zijn hun ondersteuningsvragen? De vraag van de cliënten wordt grotendeels bepaald door hun grondslag, leeftijd, levensomstandigheden en achtergrondkenmerken. Op basis van deze kenmerken zijn diverse cliëntgroepen te onderscheiden. De AWBZ Begeleiding kent zes grondslagen die leidend zijn bij het toekennen van AWBZ zorg: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Somatische aandoening/beperking (SOM); Psychogeriatrische problematiek (PG); Psychiatrische stoornis (PSY); Verstandelijke handicap (VG); Lichamelijke handicap (LG); Zintuiglijke handicap (ZG).
Het kan ook een combinatie van genoemde grondslagen betreffen. Verder kan het zowel om matige als ernstige beperkingen gaan. Omdat het werken met grondslagen een tamelijk abstract beeld geeft van de doelgroep heeft het CIZ geprobeerd in korte beeldende beschrijvingen een profiel te geven van de burgers die op dit moment gebruik maken van AWBZ Begeleiding. Dat leidt tot 10 beschreven cliëntgroepen. Hieraan is een 11e cliëntgroep toegevoegd vanwege bijzondere omstandigheden. De 11 cliëntgroepen zijn: 1. Somatiek van 0-64 jaar - Grondslag SOM Bij deze groep cliënten wordt Begeleiding ingezet om de gevolgen van een ernstige ziekte op het dagelijks leven zoveel mogelijk te beperken. Deze personen zijn meestal in staat om zelf de regie over hun leven te voeren. Begeleiding individueel richt zich op het ondersteunen van de zelfredzaamheid op alle levensgebieden, meestal bij praktische zaken en gerelateerd aan het dagelijks leven, persoonlijke verzorging en, soms, verpleging. Begeleiding groep wordt gebruikt als iemand door een somatische aandoening (vaak in combinatie met andere grondslagen) niet in staat is te werken. Doel is om voor de betrokken cliënt een zo normaal mogelijk dagritme aan te houden en activiteiten aan te bieden die passen bij de belangstelling van de persoon. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het activeren en oefenen van nog aanwezige functies. Het dagprogramma vervangt school of werk. Begeleiding groep kan ook worden ingezet om overbelasting van mantelzorg te voorkomen. 2. Somatiek van 65-74 jaar - Grondslag SOM Deze groep heeft problemen die vergelijkbaar zijn met de vorige van cliëntgroep. Het grootste verschil is dat bij deze groep inmiddels het werkzame leven is afgesloten en de Begeleiding zich vooral richt op het persoonlijke leven. Doel van de Begeleiding groep is voorkomen van verwaarlozing bij alleenwonende personen, behoud van vaardigheden en het voorkomen van overbelasting bij de mantelzorg bij personen die met een partner samenleven. 3. Somatiek van 75 jaar en ouder - Grondslag SOM Bij deze groep wordt een toename van het gebruik van Begeleiding Groep geconstateerd. Door somatische problemen in combinatie met toenemende ouderdomsproblemen wordt het beroep dat op zorg wordt gedaan, steeds groter. gemeente Roermond – februari 2012
8
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Doel van de Begeleiding Groep is voorkomen van verwaarlozing bij alleenwonende personen, behoud van vaardigheden en het voorkomen van overbelasting bij mantelzorg bij personen die met een partner samenleven. 4. Psychogeriatrische problematiek – Grondslag PG Bij deze groep cliënten met dementie wordt Begeleiding ingezet om zoveel mogelijk cognitieve functies te behouden en te activeren. In eerste instantie wordt uitgegaan van Begeleiding groep. Afhankelijk van de mogelijkheden om in een groep te functioneren kan ook Begeleiding Individueel worden geïndiceerd. Begeleiding kent hier twee doelen: • Ontlasting van de mantelzorg, waardoor cliënt langer thuis kan blijven wonen; • Activeren van nog aanwezige functies om daarmee zolang mogelijk een door de cliënt als zinvol ervaren bestaan te bieden. Bij Begeleiding voor deze groep is altijd sprake van een multidisciplinaire aanpak. 5. Kinderen met een psychiatrische stoornis - Grondslag PSY Deze zorg valt in beginsel onder de Jeugdzorg. De extramurale Begeleiding voor kinderen zal eerst onder de WMO worden gebracht om vervolgens meegenomen te worden in de decentralisatie van de jeugdzorg. De gemeente wordt dan integraal verantwoordelijk voor alle jeugdzorg inclusief jeugdbescherming en jeugdreclassering. 6. Volwassenen met een psychiatrische stoornis – Grondslag PSY Door een psychiatrische stoornis hebben de mensen in deze groep matige tot ernstige problemen met sociale redzaamheid en psychisch functioneren. Zij worden door hun omgeving al snel als ‘raar’ bestempeld. Naast hun psychische problemen hebben zij daardoor ook vaak moeite met het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk. Begeleiding individueel richt zich vooral op: • Structureren en ondersteunen van de eigen regie; • Ondersteunen bij het aangaan en onderhouden van sociale contacten; • Inzicht geven in gevolgen van eigen optreden; • Terugvalpreventie en toezicht op medicatiegebruik. Begeleiding groep is bedoeld voor: • Opbouwen van een normaal werkritme en werkervaring; • Bevorderen van samenwerking met anderen. 7. Kinderen met een verstandelijke handicap 0-17 jaar – Grondslag VG Begeleiding individueel voor kinderen met een verstandelijke handicap kan worden ingezet bij het aanleren van structuur, het ondersteunen bij praktische vaardigheden en het bieden van toezicht. Dagbesteding voor kinderen met een verstandelijke handicap is in 2010 voor een deel omgezet naar Behandeling groep. Het betreft het dagprogramma waarin behandeling een wezenlijk onderdeel van het programma is. Deze zorg zal naar verwachting niet naar de gemeenten worden overgeheveld. Begeleiding groep omvat de overige vormen van dagbesteding. 8. Volwassenen met een verstandelijke handicap- Grondslag VG Begeleiding individueel en Begeleiding groep voor mensen met een verstandelijke handicap, zijn ingebed in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Deze doelgroep vraagt om een aangepaste benadering. Begeleiding individueel richt zich op gemeente Roermond – februari 2012
9
participeren, iedereen kan het!
het ondersteunen bij dagelijkse problemen in het zo zelfstandig mogelijk leven, wonen en werken. Een groot deel van deze groep maakt gebruik van Begeleiding groep in de vorm van dagbesteding. Dagbesteding voor verstandelijk gehandicapten vanaf twintig jaar heeft zich de laatste vijftien jaar ontwikkeld tot bij de persoon passende werkzaamheden. Voor hen zelf is het belangrijk om te ‘werken’, net als broers en zussen. Zelfstandig werken bij een baas is voor hen echter onmogelijk. Er is voortdurend Begeleiding en toezicht nodig. 9. Mensen met een zintuiglijke handicap – Grondslag ZG Het betreft slechthorende, dove, slechtziende en blinde mensen alsmede doofblinden. Het betreft hier altijd gespecialiseerde Begeleiding afgestemd op de handicap. Begeleiding wordt geboden vanuit gespecialiseerde zorgorganisaties, soms in combinatie met andere vormen van AWBZ zorg. 10. Mensen met een lichamelijke handicap – Grondslag LG Begeleiding voor mensen met een lichamelijke handicap heeft grote overeenkomsten met die bij de eerste cliëntgroep (mensen met een somatische grondslag). Ook hier is Begeleiding Individueel vooral gericht op het ondersteunen bij praktische zaken, om de zelfredzaamheid zo optimaal mogelijk te maken. De zorg wordt meestal gegeven in combinatie met Persoonlijke Verzorging en Verpleging. Begeleiding groep kan worden ingezet als de persoon door zijn handicap niet in staat is te werken in een normaal dienstverband. 11. Mensen in de laatste levensfase – Alle Grondslagen Een bijzondere en kwetsbare groep zijn de mensen die gebruik maakt van palliatief terminale zorg. Dit is zorg aan patiënten met een levensverwachting van ongeveer 3 maanden. Nare ziekteverschijnselen zoals pijn, jeuk, of benauwdheid worden bestreden. Er is ook steun bij niet lichamelijke klachten, zoals angst of depressiviteit en er worden praktische maatregelen getroffen om de laatste levensfase zo goed mogelijk te laten verlopen. Bijvoorbeeld om de patiënt in de gelegenheid te stellen om thuis te sterven als hij dat het liefste wil. Deze groep krijgt gemiddeld een grote hoeveelheid extra Begeleiding. Dat komt door de noodzaak om in afstemming met het eigen steunsysteem extra toezichthoudende taken te verrichten. De extra Begeleidingsomvang (boven de hoogste klasse) kan oplopen tot 56 uur per week. Uit de gesprekken met aanbieders over hun cliënten is het beeld van een gevarieerde doelgroep ontstaan. De verschillende subgroepen laten een palet aan problematiek en mogelijkheden zien. Dit stelt in een aantal gevallen heel specifieke eisen aan het hulpverleningsaanbod en aan de mogelijkheden voor ontwikkeling en (de betekenis van) ‘eigen kracht’ van deze cliënten. Het mixen van een aantal van deze subgroepen zal niet altijd mogelijk zijn. Denk hierbij aan mensen met niet aangeboren hersenletsel (NAH) die bijvoorbeeld gedrags- en stemmingsstoornissen, geheugenproblemen, spraakproblemen, verlammingsproblemen en angststoornissen kunnen hebben. Voor hen zijn herhaling in de communicatie en weinig prikkels van essentieel belang om iets opnieuw te kunnen aanleren. Dit vraagt om een integraal aanbod van individuele behandeling, groepswerk en dagbesteding. Ook de groep dementerenden bij wie o.a. weglopen een probleem kan zijn, vergt een bijzondere aanpak. Hetzelfde geldt voor cliënten met psychiatrische problemen, soms in combinatie met dakloosheid of verslaving. Verder heeft een groot aantal cliënten een gemeente Roermond – februari 2012
10
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
verstandelijke beperking, in alle gradaties van licht tot zeer ernstig. Zo zijn cliënten met een lichtere verstandelijke beperking goed geholpen met een bepaalde vorm van dagbesteding waar zij bijvoorbeeld onder Begeleiding lichte werkzaamheden kunnen uitvoeren. Een extreme groep wordt daarentegen gevormd door de multi complex gehandicapten (MCG) die in sommige gevallen zelfs 100% afhankelijk zijn van Begeleiding voor verplaatsing, (sonde)voeding en interactie met de buitenwereld. Deze cliënten kunnen niet lopen en hebben een IQ onder het niveau van een baby van 12 maanden. In een groot aantal van de gevallen is er naast de eerste grondslag (van bijvoorbeeld een verstandelijke handicap) sprake van bijkomende problematiek zoals een stoornis in het autistisch spectrum, hechtingsproblematiek, lichamelijke en motorische handicaps, epilepsie, problematiek gebonden aan syndromen, zintuiglijke handicaps, gedragproblematiek, psychiatrische problematiek, verslaving of een combinatie daarvan. Er is vaak sprake van complexe ondersteuningsvragen. Veel cliënten hebben behoefte aan voortdurend toezicht of Begeleiding die direct oproepbaar is. Kinderen en volwassenen (tot op hoge leeftijd) krijgen, naast individuele Begeleiding, ook dagbesteding. De leefsituatie van de cliënten is divers. Men woont zelfstandig, met Begeleiding op afstand, of in een gezinssituatie. Een aantal volwassen cliënten met een ernstige (meervoudige) beperking of ernstige vormen van autisme woont bij de ouders (zij zouden bij verblijf in de zwaardere zorgcategorieën vallen). De dagbesteding aan hen is tevens een grote ontlasting van de thuissituatie (een vorm van respijtzorg). Soms is er sprake van meervoudige gezinsproblematiek. Een aantal cliënten heeft zelf kinderen. Een deel van de cliënten heeft een laag inkomen en/of schulden.
gemeente Roermond – februari 2012
11
participeren, iedereen kan het!
7. Wie is de zorgaanbieder en wat is het zorgaanbod? Op dit moment zijn er in Roermond ruim 50 verschillende zorgaanbieders actief op het terrein van de AWBZ Begeleiding. Het zijn aanbieders van geestelijke gezondheidszorg, gehandicaptenzorg en verpleging en verzorging. Niet alle aanbieders hebben een vestiging binnen de gemeente Roermond. Sommige hebben een bovenregionaal of zelfs landelijk werkgebied. De organisatieomvang van deze aanbieders varieert van zeer klein en specifiek gericht op cliënten met een PGB (bijvoorbeeld de zorgboerderij Asselterhof in Swalmen) tot zeer grote concernstructuren met een uitgebreid aanbod van meerdere vormen van intra- en extramurale zorg (bijvoorbeeld de Zorggroep Noord- en MiddenLimburg met meerdere verpleeg- en verzorgingshuizen alsmede een thuiszorg organisatie). De zorg is in beginsel sectoraal georganiseerd. Zorginstellingen hebben een toelating nodig van uitvoeringsorganisatie CIBG (onderdeel van het ministerie van VWS) wanneer zij zorg willen aanbieden die wordt vergoed uit de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Wet toelating zorginstellingen (WTZi) regelt deze toelatingen en stelt regels voor goed bestuur. Er zijn ook zorginstellingen zonder toelating. Die instellingen kunnen alleen zorg leveren aan cliënten met een PGB. De toegelaten zorginstellingen zijn georganiseerd in drie sectoren, te weten verpleging en verzorging (V&V), geestelijke gezondheidszorg (GGZ) en gehandicaptenzorg (GZ). De relatie tussen de zes grondslagen en de sectoren waarin de AWBZ zorg is georganiseerd is weergegeven in bovenstaande figuur. Het zorgaanbod is voor zowel individuele Begeleiding (BGI) als voor groepsbegeleiding (BGG) onder te verdelen in een aantal activiteitencategorieën met een daarbij horend aanbod. Vormen van individuele Begeleiding en hun aanbieders De activiteitencategorieën voor BGI zijn: • Het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen. • Het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie. • Het overnemen van toezicht. Het hiernavolgend overzicht geeft een beeld van de verschillende soorten hulp die onder de noemer individuele Begeleiding (BGI) aan cliënten wordt geboden.
gemeente Roermond – februari 2012
12
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Voorbeelden van benamingen van individuele begeleiding (BGI) A Activerende psychiatrische thuiszorg (langdurend). B Begeleiding bij rehabilitatietrajecten voor verslaafden. C Begeleiding tijdens voortgezet speciaal onderwijs. D Beschermde woonvormen voor verslaafden (hostels). E Extra ondersteuning op basisschool en crèche. F Logeerhuizen voor mensen met een verstandelijke beperking (in combinatie met kortdurend verblijf). G Praktische pedagogische gezinsbegeleiding (PPG) (kinderen met verstandelijke beperking). H Praktische pedagogische thuishulp (kinderen). I Thuisbegeleiding (voorheen: gespecialiseerde gezinsverzorging). J Woonbegeleiding of Begeleid zelfstandig wonen (vanaf 18 jaar).
De 10 belangrijkste aanbieders van BGI in Roermond dragen zorg voor 93% van het zorgaanbod. De eerste vijf in deze top tien al voor 80%. In onderstaand overzicht zijn de 10 belangrijkste aanbieders in Roermond weergegeven met daarbij het aantal cliënten dat in 2011 door het zorgkantoor aan deze organisaties zijn toegewezen. In de tabel zijn ook de gebruikers van een persoonsgebonden budget (PGB) meegeteld. Van deze cliënten is niet bekend van welke aanbieder zij hun zorg betrekken. Dat heeft te maken met de vrije keuze die een PGB houder heeft om de zorg professioneel in te kopen, dan wel om gebruik te maken van het eigen netwerk. Top tien aanbieders van BGI in Roermond Zorggroep NML Thuiszorg MiddenLimburg Persoonsgebonden budget RIAGG Zuid PSW Wonen Roermond en omstreken Mensana RIBW Proteion Thuiszorg PSW Junior Daelzicht NML extramuraal St. Moveoo Koraalgroep St. Anna
270 256 134 57 40 39 28 25 17 12
29% 27% 14% 6% 4% 4% 3% 3% 2% 1%
Totaal
878
93%
Vormen van groepsbegeleiding en hun aanbieders De activiteitencategorieën bij BGG zijn: • Dagbesteding ter vervanging van school en/of werk (Werkprojecten en arbeidsmatige activiteiten). • Dagbesteding om vaardigheden te behouden en structuur aan te brengen (Dagactiviteitencentra). • Dagbesteding om gedragsproblematiek te regulieren. Het hiernavolgend onderstaand overzicht geeft een beeld van de verschillende soorten hulp die onder de noemer groepsbegeleiding (BGG) aan cliënten wordt geboden.
gemeente Roermond – februari 2012
13
participeren, iedereen kan het!
Voorbeelden van namen voor groepsbegeleiding (BGG) K Belevenis- en uitgaanscentrum voor ernstig verstandelijk beperkten. L Beschermd werken (dagactiviteiten). M Dagactiviteiten (DAC) voor GGZ klanten. N Dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking (belevingsgericht/ontwikkelingsgericht/arbeidgerelateerd). Voorbeelden: kaarsenmakerij, eetcafé waar verstandelijk gehandicapten bedienen. O Dagopvang voor dementerenden. P Dagprogramma voor kinderen vanaf 4 jaar die ontheffing van de leerplicht hebben. Q Inloophuizen. R Ontmoetingsgroepen en ervaringsgroepen. S Speciale buitenschoolse opvang voor kinderen met een verstandelijke beperking die speciaal onderwijs volgen. T Stages in een dagactiviteitencentrum voor jongeren afkomstig uit het speciaal (cluster)onderwijs. U Vakantieactiviteiten voor verstandelijk gehandicapten. V Vrijetijdsactiviteiten voor kinderen/volwassenen met een verstandelijke beperking, zoals sport op maatprojecten. W Zaterdagopvang voor kinderen met een verstandelijke beperking.
De 10 grootste aanbieders van groepsbegeleiding (dagbesteding) in Roermond dragen zorg voor 89% van het aanbod. De eerste vijf voor 66%. In onderstaand overzicht zijn de 10 belangrijkste aanbieders van BGG in Roermond weergegeven met daarbij het aantal cliënten dat in 2011 door het zorgkantoor aan deze organisaties zijn toegewezen. In de tabel zijn eveneens de gebruikers van een persoonsgebonden budget (PGB) meegeteld. Voor dagbesteding kunnen deze cliënten terecht bij alle genoemde zorgaanbieders. In de praktijk zal een deel van deze doelgroep gebruik maken van zeer specifieke vormen van (particuliere) dagbesteding. Top tien aanbieders van BGG in Roermond RIAGG Zuid Persoonsgebonden budget Proteion zorgcentrum Roncalli Zorggroep NML Camillus Zorggroep NML St. Jan Baptist PSW Dagbesteding Roermond en omstreken St. Gehandicaptenzorg NML, extramuraal Proteion zorgcentrum RCG PSW Junior Zorggroep NML woonzorgcentrum Herte
127 101 78 64 42 38 31 31 25 16
20% 16% 13% 10% 7% 6% 5% 5% 4% 3%
Totaal
553
89%
Spreiding van dagvoorzieningen in Roermond Groepsbegeleiding wordt vaak geboden door aanbieders in een specifieke setting. Dat is soms nodig omdat er sprake moet zijn van medisch-technische voorzieningen die noodzakelijk zijn om de overige zorgtaken in combinatie met Begeleiding goed uit te kunnen voeren.
gemeente Roermond – februari 2012
14
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Een voorbeeld hiervan is de groepsbegeleiding in kinderdagcentra voor verstandelijk gehandicapten. Vaak echter wordt de groepsbegeleiding geboden in een setting die verbonden is aan een intramurale voorziening zoals een verpleeg- of verzorgingshuis. De afbeelding hiernaast laat zien dat in Roermond een veelheid aan dagvoorzieningen aanwezig is dat sectoraal is georganiseerd. Hierbij zijn de blauwe locaties GGZ dagvoorzieningen, de rode locaties GZ dagvoorzieningen en de gele locaties V&V dagvoorzieningen (inclusief zorgboerderijen). Zie ook bijlage 5 van het bijlagen boek. Opvallend is ook dat de dagvoorzieningen soms dicht bij elkaar zijn gesitueerd en dat in de wijken Roermond Oost, Roermond Zuid, Donderberg en Roosendael, Donderberg en Hoogvonderen en Asenray nauwelijks voorzieningen aanwezig zijn. Hier zijn overigens volgens zorgaanbieders wel kleinschalige plannen in voorbereiding.
gemeente Roermond – februari 2012
15
participeren, iedereen kan het!
Deel 2 8. Demografische ontwikkelingen De gemeente Roermond had op 1 januari 2011 55.595 inwoners, 27.415 mannen en 28.180 vrouwen. De gemeente Roermond laat in tegenstelling tot een aantal andere Limburgse gemeenten, geen sterk krimpende bevolking zien. Volgens het ‘Kenniscentrum voor bevolkingsdaling en Beleid’ behoort Roermond tot de groep gemeenten waarvan de bevolking tussen 2009 en 2015 ‘waarschijnlijk’ niet daalt.
Wel is in Roermond sprake van aanzienlijke vergrijzing. De omvang van het aantal jeugdigen daalt weliswaar maar licht, het relatieve aandeel 65 plussers zal naar schatting tot 2019 met meer dan 30% oplopen. Onderstaande bevolkingspiramide van de gemeente Roermond illustreert dit fenomeen.
gemeente Roermond – februari 2012
16
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
De relatief grote groep mensen tussen 40 en 65 jaar schuift de komende jaren in de piramide omhoog. In de wetenschap dat meer dan de helft van alle cliënten die gebruik maakt van Begeleiding ouder is dan 50 jaar betekent dit dat het aantal mensen dat een beroep kan doen op de gemeente voor ondersteuning in de komende jaren fors zal toenemen.
9. Omvang van Begeleiding Om een beeld te krijgen van de huidige omvang van Begeleiding in Roermond zijn opgaven gebruikt van het CIZ en het Bureau Jeugdzorg. 1.030 Burgers uit de gemeente Roermond2 hadden op 1 juli 2011 een indicatie voor AWBZ zorg waarvan de functie Begeleiding een onderdeel was. Dit is ongeveer 36% van Aantal individuele cliënten dat op 1 juli 2011 in Roermond recht had op Begeleiding het totaal aantal AWBZ geïndiceerden. Het gaat in alle gevallen om mensen met matige of ernstige beperkingen. Van 2002 tot 2009 konden ook mensen met lichte beperkingen van psychosociale aard een beroep doen op Begeleiding. Deze aanspraak is echter in 2009 vervallen. Naast dit aantal, door het CIZ geïndiceerde personen, zijn door het bureau jeugdzorg (BJZ) nog 200 kinderen tot en met 20 jaar geïndiceerd voor AWBZ Begeleiding. Een nadere specificatie van het aantal van 200 jeugdigen is door het BJZ niet verstrekt. Het totaal aantal personen in de gemeente Roermond dat geïndiceerd is voor Begeleiding bedraagt daarmee 1.230.
Aantal individuele cliënten met recht op BGI, BGG, een combinatie BGI/BGG of kortdurend verblijf
Het totale pakket aan AWBZ Begeleiding bestaat uit individuele Begeleiding (BGI), groepsbegeleiding (BGG) en Begeleiding bij kortdurend verblijf3 (KVB). Daarnaast komt ook de combinatie van BGI en BGG voor. Van alle in Roermond geïndiceerden heeft 47% recht op BGI, 27% heeft recht op BGG en 21% heeft recht op een combinatie van BGI en BGG. 5% Van alle cliënten heeft ook recht op KVB.
2
Deze gegevens zijn ontleend aan de rapportage “Begeleiding in beeld”van het CIZ. Deze rapportage geeft feiten en cijfers over cliënten met een uitstaand recht op AWBZ zorg waarin Begeleiding een onderdeel is. De cijfers geven de situatie weer per 1 juli 2011. De gegevens zijn op gemeenteniveau verwerkt. Er zijn detailrapportages op wijkniveau beschikbaar.
3
Kortdurend verblijf is een mogelijkheid om het mantelzorg- of steunsysteem te ontlasten door een cliënt voor maximaal 3 etmalen per week in een intramurale instelling op te nemen. De cliënt heeft dan geen indicatie voor intramuraal verblijf (zorgzwaarte pakket) maar juist een indicatie voor extramurale zorg.
gemeente Roermond – februari 2012
17
participeren, iedereen kan het!
Aantal individuele cliënten met recht op Begeleiding naar belangrijkste grondslag
Bij vaststelling van het recht op Begeleiding wordt door het indicatieorgaan (CIZ of Bureau Jeugdzorg4) vastgesteld wat de dominante grondslag is op basis waarvan Begeleiding wordt toegewezen. De verdeling van het aantal cliënten over de 6 grondslagen is weergegeven in de hiervoor weergegeven figuur. Hieruit volgt dat de grootste groep geïndiceerden een psychiatrische beperking heeft (45%). De doelgroepen verstandelijk gehandicapten (22,3%) en somatische beperking (17%) volgen op de tweede en derde plaats. Samen vertegenwoordigen deze groepen bijna 85% van de totale populatie voor Begeleiding. In de overzichten van CIZ geïndiceerden zijn de kinderen die door BJZ zijn geïndiceerd niet meegenomen. Voor de kinderen die door het BJZ worden geïndiceerd geldt in alle gevallen dat de indicatie wordt verstrekt op basis van een psychiatrische grondslag. Als de cliëntgroepen in Roermond worden vergeleken met de landelijke cijfers, blijkt dat er in Roermond naar verhouding meer mensen met psychiatrische problemen Wonen (landelijk 35%, Roermond 45%). Daarentegen zijn er in Roermond in vergelijking met heel Nederland relatief minder mensen met verstandelijke beperkingen (landelijk 30,8%, Roermond 22,3%) en met psychogeriatrische beperkingen (landelijk 7,3%, Roermond Vergelijking landelijk – Roermond naar percentage grondslag 3,8%).
4
In de overzichten zijn de gegevens van het bureau jeugdzorg niet meegenomen. Er zijn in Roermond ongeveer 200 jongeren met AWBZ Begeleiding via het bureau jeugdzorg. Deze gegevens konden echter niet verbijzonderd worden.
gemeente Roermond – februari 2012
18
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
10.
Individuele Begeleiding (BGI)
In Roermond hadden op 1 juli 2011 485 mensen recht op individuele Begeleiding (BGI). In de onderstaande figuur zijn de aantallen individuele cliënten met recht op BGI weergegeven per zorgsector en naar grondslag5. Hieruit blijkt dat mensen met een psychiatrische aandoening (PSY, 57%) en mensen met een verstandelijke handicap (VG, 22,7%) het meest gebruik maken van individuele Begeleiding. De groepen die het minst gebruik maken van individuele Begeleiding zijn mensen met een psychogeriatrische beperking (PG, 1%) en zintuiglijk gehandicapten (ZG, 3%). Voor de laatstgenoemde doelgroep geldt dat de Begeleiding zeer specialistisch van aard is en slechts door enkele Aantal individuele cliënten met individuele Begeleiding naar instellingen in Nederland wordt gegeven. sector en grondslag De zorgomvang bij individuele Begeleiding wordt uitgedrukt in een functieklasse. Een functieklasse is een hoeveelheid Begeleiding uitgedrukt in een bandbreedte. Voorbeelden van functieklassen zijn klasse 1, 0 tot 1,9 uur per week of klasse 2: 2 tot 3,9 uur per week. Dat is voor individuele Begeleiding gemiddeld 3,9 uur per week. In het hiernavolgende overzicht van zorgomvang wordt het gemiddelde van de klasse aangehouden bij de berekening van het aantal uren per week.
Gemiddeld aantal Begeleidingsuren individuele Begeleiding per week naar doelgroep
Het hoogste aantal individuele Begeleidingsuren per week gaat naar de doelgroep mensen met een somatische beperking (SOM, 12,2 uur p/w). Het kleinste aantal uren gaat naar de doelgroep mensen met een zintuiglijke beperking (ZG, 2,7 uur per week).
5 In de gegevens van het CIZ zijn aantallen kleiner dan 5 afgerond naar boven of naar beneden. Voor de genoemde aantallen betekent dit dat de onderdelen niet altijd optellen tot het aantal dat in het hogere niveau is genoemd.
gemeente Roermond – februari 2012
19
participeren, iedereen kan het!
11.
Groepsbegeleiding (BGG)
In Roermond hadden op 1 juli 2011 280 personen recht op groepsbegeleiding (BGG). Begeleiding in groepsvorm komt vaak voor in de vorm van dagactiviteiten (inclusief vervoer er naar toe). In de onderstaande figuur zijn de aantallen individuele cliënten met recht op BGG weergegeven per zorgsector en naar grondslag. Van groepsbegeleiding wordt het meest gebruik gemaakt door mensen met een somatische aandoening (SOM, 39,2%) of een psychiatrische aandoening (PSY, 27%). De groepen die het minst gebruik maken van groepsbegeleiding zijn mensen met een zintuiglijke handicap (ZG, 2%) en mensen met een psychogeriatrische beperking (PG, 7%). De zorgomvang bij groepsbegeleiding wordt niet uitgedrukt in uren per week Aantal individuele cliënten groepsbegeleiding naar sector en maar in dagdelen per week. Hierbij wordt grondslag een dagdeel gezien als 4 uur. Ook hierbij is sprake van functieklassen, bijvoorbeeld klasse 5: vijf dagdelen per week. Voor groepsbegeleiding bedraagt de gemiddelde omvang 4,7 dagdelen per week.
Gemiddeld aantal dagdelen groepsbegeleiding per week naar doelgroep
Voor mensen met een psychogeriatrische beperking is het gemiddeld aantal dagdelen per week het grootst namelijk 6,1. Voor mensen met een zintuiglijke beperking is het aantal dagdelen groepsbegeleiding het laagst (3,3 dagdelen per week).
gemeente Roermond – februari 2012
20
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
12.
Individueel en groep in combinatie (BGI + BGG) en vervoer
Individuele Begeleiding en groepsbegeleiding worden door het CIZ ook vaak in combinatie met elkaar geïndiceerd. In gemiddeld 21% van de gevallen waarin mensen recht hebben op Begeleiding is er sprake van zowel individuele Begeleiding als ook groepsbegeleiding. Dat komt het vaakst voor bij de groep mensen met een verstandelijke beperking (33%) en mensen met een psychiatrische stoornis (24%). De combinatie BGI/BGG komt relatief het minst vaak voor bij mensen met een zintuiglijke beperking.
Aantal individuele cliënten met een combinatie van BGI en BGG
Als iemand een dagdeel in een AWBZ-instelling Begeleiding in groepsverband krijgt, kan de zorg ook medisch noodzakelijk vervoer van en naar deze instelling ten laste van de AWBZ bevatten. Voor kinderen tot twaalf jaar die groepsbegeleiding krijgen, kan worden aangenomen dat er een medische noodzaak is voor vervoer. Vanaf twaalf jaar moet de medische noodzaak voor vervoer door de indicatiesteller worden beoordeeld. De medische noodzaak kan aanwezig zijn als verzekerde, indien gebruik gemaakt zou worden van openbaar vervoer, een beperking heeft met het lopen, instappen of staan of indien er sprake is van desoriëntatie. Instellingen die dagbesteding bieden, moeten verantwoord vervoer bieden aan cliënten die een indicatie voor vervoer hebben. Zij maken zelf afspraken met verschillende vervoersaanbieders. De kosten van dit vervoer komen ten laste van de instelling en worden gecompenseerd in hun tarief. Als de aard van de problemen van de te vervoeren doelgroep naar en van de dagbesteding het nodig maakt dat er een begeleider bij is, is dat de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder. Voor extra Begeleiding tijdens het vervoer van en naar de extramurale dagbesteding, wordt dus geen AWBZ-indicatie afgegeven. Ook deze vorm van ondersteuning wordt gedecentraliseerd naar de WMO. Van alle voor BGG geïndiceerden maakt 70% (380 personen) gebruik van AWBZ vervoer. Het meest wordt door mensen met een somatische beperking (SOM, 30%), een verstandelijke beperking (VG, 29%) of een lichamelijke handicap (LG, 16%) gebruik gemaakt van de AWBZ functie vervoer. De meerderheid van de mensen met een psychiatrische beperking maakt Aantal individuele cliënten met BGG met en zonder vervoer geen gebruik van AWBZ vervoer. Deze doelgroep heeft over het algemeen geen of weinig fysieke beperkingen.
gemeente Roermond – februari 2012
21
participeren, iedereen kan het!
13.
Kortdurend verblijf in Roermond
Ook de functie kortdurend verblijf (KVB) wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. Bij Kortdurend Verblijf logeert de cliënt korte tijd in een AWBZ instelling, bijvoorbeeld in een verpleeg- of verzorgingshuis of een logeerhuis. Dit verblijf is gemaximeerd tot drie etmalen per week. Er mag alleen een beroep op kortdurend verblijf gedaan worden wanneer de cliënt is aangewezen op permanent toezicht. Daarnaast is er sprake van een noodzakelijke ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de cliënt levert. Kortdurend verblijf is bedoeld voor: • Mensen met een zorgvraag waarbij permanent toezicht nodig is om op tijd zorg te bieden. Bijvoorbeeld bij niet ingestelde epilepsie, ernstige hartaandoeningen en longaandoeningen of ouderen met dementie; • Mensen met een verstandelijke handicap die drie of meer keer per dag sturing nodig hebben in het dagelijks leven; • Mensen met een lichamelijke handicap met zware fysieke beperkingen; • Bij preventief ingrijpen bij gedragsproblemen. Bijvoorbeeld bij een psychiatrische of psychogeriatrische aandoening of een zintuiglijke handicap. In Roermond hadden op 1 juli 2011 55 mensen recht op kortdurend verblijf (KVB). De grootste groep die gebruik maakt van kortdurend verblijf zijn mensen met een verstandelijke beperking (VG, 45%). De groep die het minst gebruik maakt van KVB zijn mensen met een somatische Aantal individuele cliënten met recht op kortdurend verblijf beperking (SOM, 1%). Bij deze groep gaat naar doelgroep en de gemiddelde verblijfsduur het vaak om kortdurend verblijf na ziekenhuisopname. Voor de doelgroepen PG, PSY en ZG zijn de aantallen te klein om weer te kunnen geven. De gemiddelde verblijfsduur bij kortdurend verblijf bedraagt 1,2 etmalen per week.
gemeente Roermond – februari 2012
22
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
14.
Begeleiding in combinatie met andere AWBZ zorg
X AWBZ zorg is onderverdeeld in zeven zorgfuncties, namelijk persoonlijke verzorging (PV), verpleging (VP), Begeleiding (BG), behandeling (BH), kortdurend verblijf (KVB), verblijf (VB) en voorgezet verblijf op psychiatrische grondslag (het eerste jaar verblijf voor mensen met een psychiatrische beperking valt onder de zorgverzekeringswet). Veel cliënten krijgen een indicatie voor meerdere AWBZ zorgfuncties tegelijk. Van alle cliënten met recht op Begeleiding heeft 63% alleen een indicatie voor Begeleiding, 37% heeft recht op Begeleiding in combinatie met andere functies uit de AWBZ. Dat komt het meest voor bij mensen met een somatische beperking, lichamelijk gehandicapten en psychogeriatrische problemen. Mensen met Aantal individuele cliënten met Begeleiding (BG) en met een psychiatrische stoornis krijgen veel Begeleiding in combinatie met andere AWBZ zorg naar vaker uitsluitend recht op Begeleiding doelgroep zonder andere AWBZ functies. Voor een deel van de cliënten kan sprake zijn van meerdere grondslagen voor AWBZ zorg. Dit kenmerk geeft iets aan over de complexiteit of zwaarte van de totale AWBZ zorg. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer iemand zowel een somatische als een psychiatrische grondslag heeft. Dat laatste betekent dat de cliënt te maken heeft met meer dan één aandoening/beperking/handicap. De dominante (dus leidende) grondslag wordt vastgesteld op grond van de zwaarst wegende beperkingen. In Roermond heeft 70% van de cliënten een indicatie op basis van 1 enkele grondslag. 30% Van de cliënten heeft meerdere grondslagen voor AWBZ zorg. De meest voorkomende combinatie van meerdere grondslagen is die van een psychiatrische en een somatische beperking (PSY – SOM). De daarna volgende is de combinatie van een verstandelijke handicap met een psychiatrische beperking (VG – PSY).
gemeente Roermond – februari 2012
23
participeren, iedereen kan het!
15.
Zorg in natura (ZIN) of persoonsgebonden budget (PGB)
Binnen de AWBZ bestaat de mogelijkheid om te kiezen voor zorg in natura (ZIN) of een persoonsgebonden budget (PGB). Van deze laatste mogelijkheid wordt in de gemeente Roermond door 21% van de mensen gebruik gemaakt. Het vaakst komt dit voor bij mensen met een psychiatrische beperking (PSY, 37%) en/of een verstandelijke handicap (VG, 33%). Mensen met een zintuiglijke beperking maken het minst gebruik van een PGB (ZG, 2%) en bij psychogeriatrische problematiek komt hoegenaamd geen PGB gebruik voor. Na de invoering van de pakketmaatregelen in 2009 is het percentage PGB gebruikers sterk gedaald. Deze daling hangt samen met het minder vaak toekennen van de functie Begeleiding na de invoering van de pakketmaatregel. Begeleiding (OB Algemeen) was bij uitstek een AWBZ functie waarbij veelvuldig werd gekozen voor een Persoonsgebonden budget. In 2011 heeft toenmalig minister Klink Aantal individuele cliënten met een voorkeur voor ZIN, PGB wegens het overschrijden van het of beide naar doelgroep subsidieplafond besloten om de toekenning van AWBZ zorg in de vorm van persoonsgebonden budgetten voor nieuwe indicaties stop te zetten. Met ingang van 1 januari 2011 is deze beperking opgeheven. Inmiddels is besloten om met ingang van 1 januari 2012 een nieuwe PGB regeling van kracht te laten worden waardoor binnen de AWBZ alleen mensen met een indicatie voor verblijf (een zogenaamd zorgzwaarte pakket) nog in aanmerking kunnen komen voor het PGB.
16.
Herhalingsfrequentie van AWBZ Begeleiding
Een indicatie voor zorg is in de AWBZ per definitie tijdelijk. Indicaties worden afgegeven voor een beperkte periode, variërend van enkele weken tot meerdere jaren, afhankelijk van wet- en regelgeving en de stabiliteit van de cliëntsituatie. Na het verstrijken van de geldigheidsperiode, of zoveel eerder dat de inhoud en/of omvang van een zorgvraag verandert kan een nieuwe indicatie worden aangevraagd. In Roermond heeft 70% van de voor Begeleiding geïndiceerden 1 indicatie en 30% twee of meer indicaties in een periode van 1 jaar. Dat levert een gemiddelde op van 1,4 indicaties per persoon. Dit getal geeft aan hoe volatiel een indicatiebesluit is. Uit dit kengetal is echter niet af te leiden wat het te voorspellen aantal nieuwe cliënten zal zijn dat zich op 1 januari 2013 bij de gemeente zal melden.
gemeente Roermond – februari 2012
24
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
17.
Vergelijking met gegevens van het zorgkantoor
Naast de kengetallen gebaseerd op geïndiceerde zorg die hiervoor vermeld zijn kan ook gekeken worden naar de geconsumeerde zorg. Daarvoor zijn cijfers over de periode tot eind november 2011 voorhanden van het UVIT Zorgkantoor Noord- en Midden-Limburg. De UVIT cijfers sluiten goed aan bij de cijfers van het CIZ. In nevenstaand overzicht zijn de CIZ en de UVIT cijfers naast elkaar gezet. CIZ rapporteert 1.030 cliënten met Begeleiding, UVIT rapporteert er 1.276. De cijfers van het UVIT zijn over de hele linie dus 23% hoger dan die van het CIZ. Het verschil zit bij alle doelgroepen maar opvallend meer bij mensen met een somatische beperking. Tot die groep behoren ook mensen die recht hebben op verblijf in een instelling. Het zorgkantoor Vergelijking tussen opgave CIZ en opgave UVIT zorgkantoor moet voor die mensen een vervangend naar grondslag extramuraal aanbod aanbieden wanneer er als gevolg van wachtlijsten in de zorg geen opname kan plaatsvinden. In de CIZ cijfers is deze zogenaamde overbruggingszorg niet meegenomen. Als daarvoor gecorrigeerd wordt liggen de getallen dicht bij elkaar. Dit bevestigt het beeld dat er sprake is van overrapportage door het UVIT als gevolg van overbruggingszorg. Het UVIT zorgkantoor registreert de zorg per aanbieder. In onderstaand overzicht is de geconsumeerde Begeleiding weergegeven per categorie van aanbieders. Aantal clienten per categorie aanbieder Psychiatrisch ziekenhuis RIAGG RIBW
Sec tor GGZ GGZ GGZ
BGI 1 134 63
BGG 1 127 7
GZ GZ GZ GZ GZ GZ
5 35 11 62 28 22
5 86 2 28 11
Thuiszorg Verpleeghuis somatiek en PG Verzorgingshuis
V&V V&V V&V
325 4 1
4 79 171
PGB
PGB
256
101
947
622
Auditief gehandicapten AWBZ gecombineerd Dagbesteding Gezinsvervangend tehuis/woonbegeleiding Kinderdagverblijf Verstandelijk gehandicapten
Totaal
De opgetelde totalen zijn hoger dan de 1.276 cliënten die door het UVIT zijn gerapporteerd. De reden is dat sommige cliënten gebruik maken van BGI en van BGG. Deze cliënten komen dus in beide kolommen voor. Het overzicht kan ook weergegeven worden voor de verschillende sectoren (V&V, GGZ en GZ) waarin de zorgaanbieders zijn ingedeeld. In de onderstaande overzichten is voor individuele Begeleiding en groepsbegeleiding het aantal cliënten per zorgsector weergegeven.
gemeente Roermond – februari 2012
25
participeren, iedereen kan het!
Individuele Begeleiding (BGI)
Groepsbegeleiding (BGG)
Aantal cliënten met individuele Begeleiding per zorgsector
Aantal cliënten met groepsbegeleiding per zorgsector
Zichtbaar is dat de sector V&V (35%) en GGZ (21%) voor individuele Begeleiding het grootste aanbod representeren. Voor de sector V&V geldt dat de categorie thuiszorg de grootste groep aanbieders omvat. Dit betreft in het bijzonder gespecialiseerde verzorging en de gespecialiseerde verpleging. Voor de sector GGZ is het RIAGG de grootste aanbieder. Voor groepsbegeleiding representeert de sector V&V (41%) en de sector GGZ (22%) eveneens het grootste aanbod. Binnen de sector V&V leveren de verzorgings- en verpleeghuizen het grootste aanbod aan groepsbegeleiding. Binnen de sector GGZ is het RIAGG de grootste aanbieder van groepsbegeleiding. Waarschijnlijk komt er bij het schrappen van de functie Begeleiding en dagbesteding alsnog een groep boven water die na de invoering van de pakketmaatregel op creatieve wijze in de AWBZ is gebleven (casusanalyse rapport Research voor Beleid). Ondanks het feit dat na de herindicatie trajecten voor Begeleiding een aantal mensen hun indicatie is kwijtgeraakt zijn aanbieders doorgegaan met het leveren van zorg. Ook door het saneren van de WSW zal de druk op de WMO kunnen toenemen. Er kunnen immers minder mensen in de sociale werkvoorziening terecht die vervolgens door de gemeente gecompenseerd moeten worden in de vorm van dagbesteding. Tot slot zal de bezuiniging op de GGZ om dezelfde reden impact hebben op het beroep dat burgers doen op de gemeenten.
gemeente Roermond – februari 2012
26
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
18.
Kosten van Begeleiding
De totale kosten van Begeleiding vallen uiteen in de kosten van individuele Begeleiding (BGI), de kosten van groepsbegeleiding (BGG) en het vervoer dat hoort bij groepsbegeleiding. In het onderstaande schema is een benadering gegeven van de kosten van Begeleiding gebaseerd op gegevens van het UVIT zorgkantoor over de omvang van de gecontracteerde zorg in 2011. De weergegeven kosten hebben betrekking op de verschillende AWBZ sectoren. Het overzicht betreft de kosten van de uitvoering van de AWBZ Begeleiding. De organisatiekosten, indicatiekosten en de kosten van AWBZ jeugdzorg zijn in dit overzicht niet opgenomen.
Kosten van AWBZ Begeleiding in 2011
Opvallend is dat hoewel de doelgroep met psychiatrische beperkingen in de huidige AWBZ het grootst is (45%) het budget dat aan die sector (GGZ) gekoppeld is het minst omvangrijk is (12%). De doelgroep met somatische beperkingen is in omvang relatief klein terwijl het aan de sector verpleging en verzorging (V&V) gekoppeld budget relatief groot is (47%). De doelgroepen uit de gehandicaptenzorg zitten er qua omvang tussen in (34%) met een aan de sector gekoppeld budget van 41%.
gemeente Roermond – februari 2012
27
participeren, iedereen kan het!
Deel 3 19.
Speerpunten voor het gemeentelijk beleid
Er worden steeds meer rijkstaken gedecentraliseerd naar de gemeentelijke overheid. Deze decentralisatie vindt plaats op het moment dat er aanzienlijke bezuinigingen plaatsvinden. Dit betekent dat het Rijk minder geld overhevelt naar de gemeenten dan de feitelijke kosten van deze taken in gecentraliseerde vorm zijn. Ook is geen rekening gehouden met de vergrijzing en de als gevolg daarvan toenemende vraag in de toekomst. Het Rijk gaat er vanuit dat de bakens moeten worden verzet en dat de gemeente als laagste overheid, dicht bij de burger, in staat is dit te doen op een wijze die aansluit op de specifieke behoefte van een gemeente c.q. een regio. Het Rijk, via het ministerie van VWS, faciliteert de gemeenten tijdens deze omvangrijke operatie door het instellen van werkgroepen, opzetten van stimuleringsprogramma’s, oprichten van WMO-werkplaatsen, ondersteunen van pilots en publiceren van werkdocumenten. Voor de gehele operatie met betrekking tot de decentralisatie van Begeleiding is vanaf 2011 een implementatiebudget van 130 miljoen beschikbaar waarvan 80 miljoen wordt verdeeld onder de gemeenten. De gemeente Roermond anticipeert op grootschalige maatschappelijke ontwikkelingen met een integraal beleidskader dat steunt op 3 pijlers, het kerntakenboek, de welzijnsvisie van Roermond en het plan van aanpak ‘kanteling’ Wmo Roermond. Deze pijlers vormen het Roermondse antwoord op maatschappelijke trends en ontwikkelingen die moeten leiden tot een anders functionerende samenleving. Pijler 1: Het kerntakenboek van de gemeente Roermond In het kerntakenboek is vastgelegd welke rol de gemeente in de toekomst wil innemen in de grootschalige maatschappelijke ontwikkelingen die ook Roermond raken. Inwoners, bedrijven en (maatschappelijke) instellingen vragen tegenwoordig om een gemeentelijke dienstverlening met een hoge kwaliteit, zonder omslachtige bureaucratische procedures en tegen de laagst mogelijke prijs. De gemeente opereert meer aangepast aan de eisen van deze tijd en benut en stimuleert het zelforganiserend vermogen van de samenleving. De gemeente kiest niet zo zeer voor het afstoten van taken, maar voor het anders uitvoeren van taken. Meer regisseren en minder zelf doen. Daarnaast wil de gemeente taken soberder en minder kostbaar uitvoeren. De hoofdpunten van het Roermondse kerntakenbeleid zijn: • • • • • •
De gemeente kiest nadrukkelijk voor een rol als regisseur binnen de Roermondse gemeenschap; De gemeente doet een beroep op actieve, participerende en zelfredzame burgers, verenigingen en instellingen; De gemeente verwacht van bedrijven en instellingen dat zij hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen; De gemeente stelt samen met maatschappelijke partners kaders op en ziet erop toe dat ook daadwerkelijk binnen die kaders wordt gewerkt; De gemeente investeert in verbindingen, activeert, stimuleert en innoveert de Roermondse gemeenschap; De gemeente voert taken zelf uit voor zover dat wettelijk voorgeschreven is, maar treedt terug zodra dat mogelijk is; gemeente Roermond – februari 2012
28
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
• • • • • •
De gemeenteraad blijft verantwoordelijk voor het vaststellen van de kaders; Om de financiële taakstelling te halen voert de gemeente minder taken uit, voert taken soberder uit of belegt taken bij andere partijen. De gemeente laat gebruikers meer betalen voor het gebruik van voorzieningen en verwacht meer eigen inzet van haar inwoners; De gemeente probeert synergie te behalen door integraler te werken en zaken op het terrein van onderwijs, welzijn, buurtwerk, sport en veiligheid slim te combineren; De gemeente zal waar dat voor het financiële kader noodzakelijk is de gemeentelijke lasten verhogen; De gemeente voorkomt dat een kleine groep steeds opnieuw gevraagd wordt of dat de negatieve effecten eenzijdig bij het zwakste deel van de samenleving terecht komen. Zo nodig zal de gemeente een structuur organiseren waarin ook de zwaksten in de samenleving zoveel als mogelijk is in staat worden gesteld eigen verantwoordelijkheid te nemen en te dragen.
Pijler 2: De Roermondse welzijnsvisie De welzijnsvisie ‘meedoen naar vermogen’ is het strategisch kader voor het welzijnsbeleid voor de komende 10-15 jaar, een uitwerking van het Kerntakenboek. In de welzijnsvisie wordt aangegeven hoe de gemeente Roermond de maatschappelijke transitie naar een participatiesamenleving gaat vormgeven. De visie wordt vertaald naar de vier hoofdthema’s binnen het welzijnsbeleid, zorg en ondersteuning - sport, vrije tijd en cultuur – werk en inkomen – ontwikkelen en opgroeien. Voor deze thema’s gelden telkens dezelfde centrale invalshoeken voor het beleid, namelijk ‘zelfredzaamheid’, ‘springplank’ en ‘vangnet’. ‘Zelfredzaamheid’ betekent dat de Roermondse burger of organisatie zelf verantwoordelijk is om mee te doen en bij te dragen aan de Roermondse samenleving. Wanneer iemand niet in staat is om mee te doen helpt de gemeente om belemmeringen weg te nemen en reikt zo nodig een ‘springplank’ aan om die zelfredzaamheid weer te bereiken. Wanneer een burger en desondanks niet in slaagt om zijn of haar eigen verantwoordelijkheid te nemen biedt de gemeente die burger een ‘vangnet’. Bovenstaande visie en missie zijn leidend in het welzijnsbeleid. Binnen het thema zorg en ondersteuning ligt de komende jaren de nadruk op de opbouw van een nieuwe palet aan ondersteuningsarrangementen, dat aansluit bij de maatschappelijke opgaven. De toegang naar ondersteuning zal preventief en outreachend georganiseerd worden, waarbij de (kwetsbare) burger zoveel als mogelijk gefaciliteerd wordt in het (weer) zelfredzaam worden. Het aanbod aan ondersteuningsarrangementen zal vernieuwd worden, waarbij de nadruk ligt op versterking van de eigen kracht van burgers en sociale verbanden, verbinding tussen informele en formele zorg en ontwikkeling van een meer coachende en faciliterende rol van professionals. In het thema sport, vrije tijd en cultuur wordt vooral ingezet op het versterken van de sociale verbanden en het stimuleren van de vrijwilligers- en professionele organisaties om een vernieuwend en integraal aanbod te ontwikkelen en in stand te houden dat toegankelijk is voor alle burgers van Roermond. De gemeente stimuleert en faciliteert. Binnen het thema werk en inkomen geldt de komende jaren als centraal uitgangspunt dat iedereen door middel van een vorm van betaalde of additionele arbeid een bijdrage levert aan de samenleving: van regulier betaald werk tot vrijwilligerswerk. De gemeente heeft hierin een sturende, activerende rol van mensen naar regulier werk of naar andere
gemeente Roermond – februari 2012
29
participeren, iedereen kan het!
vormen van arbeid. Daarnaast faciliteert de gemeente dit door een breed palet aan arbeidsarrangementen te (laten) ontwikkelen. In het thema ontwikkelen en opgroeien zal de komende jaren de nadruk gelegd worden op de integratie van de preventieve en curatieve jeugdzorg. Ingezet wordt op een preventieve en faciliterende aanpak, die het mogelijk maakt voor jongeren om zich optimaal te ontplooien. Voor jongeren die toch achterstanden oplopen in hun ontwikkeling, wordt zoveel als mogelijk binnen de eigen, reguliere omgeving een ondersteuningsaanbod gecreëerd. Pijler 3: De kanteling De ‘kanteling’ is een ontwikkeltraject op basis van een fundamenteel andere zienswijze op de gemeentelijke maatschappelijke ondersteuning, waarbij de gemeente Roermond zich momenteel in de oriënterende fase/voortraject bevindt. De Kanteling past bij de rol van ‘Regisseur’ omdat het volledig aansluit bij uitgangspunten als eigen verantwoordelijkheid en het behoud van eigen regie en autonomie van de burger, en waarbij de gemeente meer dan voorheen uitgaat van sociale netwerken en informele systemen in de maatschappij. Daar hoort vanuit de gemeente een verbindende, ondersteunende en stimulerende rol bij, met name met betrekking tot (de infrastructuur rondom) kwetsbare burgers. De Kanteling voorziet een nieuwe werkwijze binnen het huidige beleidskader. Deze nieuwe werkwijze houdt in dat bij een individuele aanvraag de aandacht verschuift van de gebruikelijke claimgerichte aanvraag en -beoordeling naar een ruime probleemverkenning en het zoeken naar oplossingen op basis van maatwerk, waarbij de individuele Wmo-voorzieningen het sluitstuk van de zoektocht zijn i.p.v. het beginpunt. Bij het vinden van oplossingen staan behoud van de eigen regie, zelfredzaamheid en het zelfoplossend vermogen van de burger en zijn sociale omgeving voorop. De kanteling in Roermond wordt langs 3 lijnen vorm gegeven: • Herijking van het individuele voorzieningenniveau van de Wmo; • De invoering van het (keukentafel)Gesprek, een manier om de behoefte van de burger in beeld te krijgen en te houden; Ontwikkelen van Wmo-arrangementen met meer algemene en collectieve voorzieningen, gebruikmakend van de kracht van de samenleving en maatschappelijke partners.
Indicatie
Informatie, advies, verwijzing, bemiddeling
•
Behoefte burger
Zeef 1
Preventieve voorzieningen
Zeef 2
Eigen kracht
Zeef 3
Sociale netwerk
Zeef 4
Algemene voorzieningen
Vangnet
Individuele voorzieningen
Schematische weergave van het gekantelde Wmo proces.
gemeente Roermond – februari 2012
30
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Met de bovenstaande beleidskaders wordt vorm gegeven aan een anders georiënteerde participatiesamenleving of civil society. De bedoeling van die maatschappij wordt kernachtig weergegeven in de welzijnsmissie van de gemeente Roermond. Elke burger van de gemeente Roermond moet in staat kunnen zijn om zelfstandig mee te doen aan de Roermondse samenleving, zichzelf te ontwikkelen en actief maatschappelijk betrokken te zijn. De burger is hier in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor. Daar waar de burger niet (meer) in staat is om dit zelf te realiseren heeft de gemeente een ondersteunende taak om de burger weer te helpen zelfredzaam te worden of uiteindelijk een vangnet te bieden met als doel dat de burger zo zelfstandig mogelijk kan blijven functioneren en participeren in de Roermondse samenleving. Alle beleidsmaatregelen van de verschillende overheden en hun uitvoeringsinstanties zijn de laatste jaren daarop gericht. Mensen worden weer aangesproken op hun verantwoordelijkheid, hun zelfredzaamheid, hun maatschappelijke betrokkenheid en de bijdrage die ze kunnen leveren aan het maatschappelijk nut. Iedereen kan een maatschappelijke bijdrage leveren al of niet met ondersteuning vanuit het informele of formele sociale systeem. Uiteraard stelt dit eisen aan de wijze waarop burgers wonen, in welzijn voorzien, op zorg kunnen rekenen en werkgelegenheid creëren. In de navolgende figuur zijn de kernbegrippen van de transitie naar een civil society weergegeven.
gemeente Roermond – februari 2012
31
participeren, iedereen kan het!
20.
Samenhang met andere transitieopgaven
De decentralisatie van Begeleiding naar de Wmo staat niet op zichzelf. Gemeenten worden geconfronteerd met verschillende transitie opgaven. Op 21 april 2011 hebben het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen overeenstemming bereikt over de inhoud van het bestuursakkoord 2011-2015 (zie bijlage 6). Inzet van het bestuursakkoord is om gezamenlijk tot een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid te komen. Het overdragen van substantiële taken en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid aan de medeoverheden draagt daaraan bij. Deze overdracht versterkt voor gemeenten het dienstverlenende profiel. De voor de gemeenten belangrijkste beleidsterreinen waarop, naast de overheveling van de functie Begeleiding, ook een decentralisatie plaatsvindt zijn: • Sociale zekerheid • Jeugdzorg Sociale zekerheid De Wet werken naar vermogen (WWnV) wordt per 1 januari 2013 ingevoerd. De WWnV wordt een brede voorziening met zoveel mogelijk gelijke rechten, plichten én arbeidsmarktkansen voor mensen met arbeidsvermogen die nu nog gebruikmaken van de verschillende regimes van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), Wet werk en bijstand (WWB)/Wet investeren in jongeren (WIJ). De uitkeringsvoorwaarden, financiering, ondersteuning en uitvoering van de huidige regelingen worden met de nieuwe wet zoveel mogelijk gelijk getrokken. Het kabinet schetst, binnen de kaders van het regeer- en gedoogakkoord, op hoofdlijnen de contouren van deze wet en geeft daarnaast aan hoe het kabinet ervoor wil zorgen dat zoveel mogelijk mensen naar vermogen gaan meedoen: • mensen die nu nog niet werken maar dat wel kunnen te prikkelen om te gaan werken; • gemeenten meer ruimte te geven hen daarbij te ondersteunen; • werkgevers te stimuleren deze mensen in dienst te nemen. Een deel van de toekomstige WSW-populatie zal onder de WWnV niet meer op de zelfde wijze aan betaald werk kunnen worden geholpen. Door de sanering van de doelgroep zal de druk op de WMO toenemen. Een deel van de huidige WSW-populatie (ondergrens) zit qua inzetmogelijkheden dicht tegen de AWBZ gefinancierde dagbesteding aan. Het is uiteraard van belang dat deze mensen kunnen blijven participeren vandaar dat de verbinding met de WMO voor de hand ligt. Het WMO-beleid biedt enerzijds mogelijkheden voor de noodzakelijke ondersteuning maar doet ook een appèl op ieders bijdrage; hoe klein die ook soms zal zijn. De instroom naar beschermde werkplekken (huidig WSW-verband) zal nog kleiner worden dus dat betekent dat meer dan tot nu toe de mogelijkheden op de vrije markt moeten worden verkend. In dat kader biedt de WMO zeker ook mogelijkheden voor serviceachtige taken binnen de instellingen, in wijkcentra en voor wijkbewoners. Mensen met beperkingen ondervinden vaak tegelijkertijd problemen met het vinden van werk, hun tijdbesteding, sociaal functioneren en de opvoeding van kinderen. In dergelijke complexe situaties staat men in contact met meerdere instellingen en komen verschillende professionals over de vloer. Dit vergt enerzijds een integrale visie en gemeente Roermond – februari 2012
32
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
aanpak binnen het gemeentelijk apparaat en anderzijds nauwe samenwerking tussen sociale zaken, jeugdzorg, werkvoorziening, bedrijfsleven, dienstensector en onderwijs. Decentralisatie Jeugdzorg Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Doordat de verschillende onderdelen van de jeugdzorg bij elkaar worden gebracht op en rond plaatsen waar jeugdigen en gezinnen vaak komen, zal integrale ondersteuning en zorg dicht bij huis makkelijker tot stand komen. Het gaat niet alleen om het verleggen van verantwoordelijkheid maar vooral ook om een nieuwe opbouw van een inhoudelijk fundament van de ondersteuning en zorg voor jeugdigen en/of hun opvoeders binnen hun sociale context met waar nodig een integrale aanpak van de problematiek. Het systeem kan veel simpeler en moet prikkels bevatten om de nadruk te leggen op (collectieve) preventie en ondersteuning in een vroegtijdig stadium. Voor kinderen tot en met 18 jaar wordt in de AWBZ onderscheid gemaakt naar doelgroep. Voor de doelgroepen SOM, VG, LG en ZG wordt het recht op AWBZ zorg bepaald door het CIZ. De indicatiestelling voor de doelgroep PSY jeugdigen tot 18 jaar loopt via bureau jeugdzorg (BJZ). Ook de Begeleiding waarvoor BJZ verantwoordelijk is wordt overgeheveld naar de WMO. Deze vorm van zorg valt echter ook onder de transitie van de jeugdzorg en zal uiteindelijk in het gemeentelijk jeugdzorgbeleid worden geïntegreerd. Beide decentralisatietrajecten lopen echter in tijd niet gelijk. Modernisering AWBZ
Doorontwikkeling Wmo
Werken naar vermogen
Jeugdzorg
• Integratie regelingen Wwnv • Decentralisatie
• Integrale aanpak • Transitie jeugdzorg
Keten cure care - Wmo Scheiden wonen -zorg
Kanteling
Wwb /WIJ WSW WAJONG
Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming en reclassering Jeugd-GGZ Zorg LVG uit AWBZ
Overheve ling bege leiding
Welzijn nieuwe stijl 8 bakens
In het bovenstaande schema is de samenhang tussen de AWBZ, Wmo, Wwnv en jeugdzorg weergegeven.
gemeente Roermond – februari 2012
33
participeren, iedereen kan het!
21.
Beleidscontouren voor de decentralisatie van Begeleiding
De decentralisatie van de AWBZ Begeleiding kan niet in een keer gebeuren. Daarvoor zijn de gewenste veranderingen te omvangrijk. Om van de huidige IST naar de geplande SOLL te komen moet op talrijke punten actie in gang worden gezet. Dit proces wordt weergegeven in de volgende 3 stappen: 1. Het beleid gericht op de korte termijn (nu tot 2013/2014) is gefocust op de transitie van AWBZ naar Wmo als zodanig. Kernpunt is het klaarstomen van het gemeentelijk apparaat, de burgermaatschappij, de professionele organisaties en de individuele burger om in 2013 nieuwe cliënten te bedienen met een ondersteuningsaanbod dat past binnen het financiële en inhoudelijk kader; 2013, Klaar voor de start 2. Het beleid gericht op de middellange termijn (nu tot 2015) is gericht op het versterken van de eigen verantwoordelijkheid van de burger. De burger moet weten welke problemen hij zelf of met hulp van anderen moet oplossen en waarvoor hij bij de gemeente ondersteuning kan vragen. Zelfevaluatie is een belangrijk onderdeel van dat proces; 2015, Eigen verantwoordelijkheid eerst 3. Voor de lange termijn tenslotte (nu tot 2020) ligt de focus op het burgerinitiatief en zelfsturing. De transformatie van de verzorgingsstaat naar een participatiemaatschappij. Burgers worden uitgedaagd om zelf zaken naar zich toe te trekken en initiatieven te ontplooien daarbij ondersteund door gemeente en professionele organisaties. 2020, Participeren is de regel Dit hoofdstuk is met name gericht op de beleidscontouren in relatie tot de eerste stap. Vanaf 1 januari 2013 moet de gemeente adequaat vragen kunnen beantwoorden van burgers die voor het eerst behoefte hebben aan Begeleiding of in het verleden AWBZ Begeleiding hebben ontvangen en hierop wederom een beroep doen. Op 1 januari 2014 vervallen alle AWBZ indicatiebesluiten voor de functie Begeleiding en moet de gemeente deze groep in de volle omvang vanuit haar Wmo beleid kunnen bedienen. De beleidscontouren voor de decentralisatie van Begeleiding sluiten aan bij de pijlers van het gemeentelijk beleid. Fasering en processtappen Het kantelen dient procesmatig te verlopen waarbij op hoofdlijnen onderscheid gemaakt wordt tussen de korte, middellange en lange termijn. Aangezien er financiële en ideële motieven aan dit proces ten grondslag liggen, is het zaak voor de startdatum van 1-1-2013 de zaak financieel op orde te hebben. Tegelijkertijd moet er gewerkt worden aan het ideële spoor waarmee de basis voor het duurzaam beleid wordt gelegd. Korte termijn (eerste kwartaal 2012) In deze periode stelt het gemeentebestuur de uitgangspunten voor de gehele operatie vast en wordt onder aansturing van een projectleider de interne en externe structuur neergezet waarbinnen de kanteling vorm kan krijgen. Via interactieve
gemeente Roermond – februari 2012
34
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
beleidsvoorbereiding worden instellingen en belangenbehartigers betrokken bij de verdere planvorming. Middellange termijn (vanaf tweede kwartaal 2012) Het schrappen van de Begeleiding per 1-1-2013 voor nieuwe aanvragen en per 1-1-2014 voor alle extramurale AWBZ cliënten, noopt de gemeente een standpunt in te nemen over de huidige Begeleidingsactiviteiten en de aanbieders. Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met de toenemende populatie die niet meer in de sociale werkvoorziening terecht kan. In 2012 wordt een beleidsplan opgesteld, worden de contracten opgemaakt en een verordening vastgesteld waarmee vanaf 2013 gewerkt kan worden. Langere termijn (2013-2014) In het op te stellen beleidplan zullen concrete acties worden voorgesteld gericht op het integreren van de mogelijkheden vanuit WMO, Jeugdzorg en WWnV op wijkgemeentelijk en/of regionaal niveau. Dit vraagt allereerst om een ambitieus en breed gedragen beleid. Vervolgens zullen de maatschappelijke partners onder de regie van de gemeente gestructureerd en gefaseerd aan de slag moeten. De transitie dient zich te voltrekken binnen heldere kaders en onder strakke regie. In de onderstaande figuur is de samenhang tussen de verschillende fasen in het decentralisatieproces weergegeven. Zie bijlage 7 voor een toelichting op het schema.
Voor een majeure operatie als beschreven in deze nota is het essentieel over voldoende draagvlak te beschikken. Het gemeentebestuur zet de lijnen uit maar instellingen, organisaties en burgers moeten kunnen aanhaken en mee bewegen. Het gaat om een maatschappelijk transitieproces op basis van een heldere koers.
gemeente Roermond – februari 2012
35
participeren, iedereen kan het!
Participeren leg je niet op maar ontstaat indien burgers en organisaties betrokken zijn en dat vergt duidelijke en tijdige communicatie. 1. De gemeente is kaderstellend en voorwaardenscheppend • De gemeente neemt de regie over de decentralisatie van Begeleiding. De uitvoering wordt overgelaten aan maatschappelijke partners, zowel professionele als informele partijen. De gemeente brengt mogelijke toekomstige partners bij elkaar en stimuleert samenwerking en innovatie; • De gemeente ondersteunt de vorming van netwerken waarin informatie wordt gedeeld opdat de behoeften van de burger en de mogelijkheden tot compensatie zo integraal mogelijk in beeld komen; • De gemeente reikt burgers instrumenten aan waarmee men vroegtijdig en laagdrempelig inzicht kan krijgen in de eigen ondersteuningsbehoefte en de oplossingsmogelijkheden; • De gemeente zorgt voor een laagdrempelige toegang tot Wmo voorzieningen zonder overbodige bureaucratie. 2. Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving • De gemeente onderzoekt samen met maatschappelijke partners hoe traditionele zorgconcepten kunnen worden gemoderniseerd door ‘zorgen voor’ te vervangen door ‘ondersteunen van’; • De gemeente ontzorgt door (onderdelen van) zorg en welzijn bij elkaar te brengen en samen te voegen tot ‘welzijnszorg’. 3. Iedereen doet mee, met en zonder beperkingen • De gemeente stimuleert participatie in de samenleving van burgers met een beperking door onbenutte talenten en kwaliteiten van deze burgers in te zetten in de ‘civil society’; • De gemeente stimuleert arbeidsparticipatie van burgers met een beperking. 4. Zorgen voor, wordt zorgen dat • De gemeente draagt zorg voor een compenserend aanbod dat de traditionele aanspraak (het recht op zorg) uit de AWBZ vervangt; • De gemeente zorgt voor een ‘vangnet’ dat gericht is op de zwaksten in de samenleving. Bepaalde voorzieningen uit de AWBZ moeten in het belang van de zwakkeren (vooralsnog) gehandhaafd blijven. 5. Van institutionele zorg naar sociale zorg • De gemeente investeert in de ondersteuning en inzet van vrijwillige en informele hulpverlening en bevordert de ontwikkeling van competenties bij vrijwilligers door professionals als coach in te zetten. 6. Collectief boven individueel, algemeen vóór specifiek • De gemeente stimuleert waar mogelijk het vervangen van individuele Begeleiding (BGI) door groepsbegeleiding (BGG). Dit is vaak mogelijk als het doel van de Begeleiding op stabilisatie is gericht; • De gemeente stimuleert de integratie van bestaande algemene voorzieningen als wijk- en buurthuizen met specifieke voorzieningen voor burgers met een beperking, bijvoorbeeld dagbesteding. De gemeente organiseert het aanbod daarmee dicht bij de burger en midden in de samenleving.
gemeente Roermond – februari 2012
36
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
7. Sober en doelmatig • De gemeente integreert het vervoer bij groepsbegeleiding met de collectieve vervoersvoorzieningen in het Wmo beleid; • De gemeente versobert de mogelijkheden voor een persoonsgebonden budget (PGB). Het PGB is in beginsel strijdig met het uitgangspunt van zelfredzaamheid en participatie van iedere burger omdat vrijwillige ondersteuning binnen het PGB in betaald werk wordt omgezet; • De gemeente stimuleert het vervangen van relatief kostbare door goedkopere hulpverleners door servicegerichte taken uit het toekomstig Wmo palet door lager opgeleide medewerkers te laten verrichten; • De gemeente onderzoekt de mogelijkheden om de financiering van Wmo taken op een andere wijze te organiseren dan uitsluitend via aanbesteding en inkoop van omschreven AWBZ producten.
gemeente Roermond – februari 2012
37
participeren, iedereen kan het!
Deel 4 22.
Aanbevelingen voor voort te zetten beleid in de transitiefase
Alle burgers die in het huidige systeem via de AWBZ extramurale Begeleiding ontvangen hebben matige of ernstige beperkingen aangezien in 2009 de groep met lichte beperkingen al van AWBZ zorg werd uitgesloten. Deze gehele groep cliënten kan daarom gezien worden als een kwetsbare groep, waarbij elke wijziging in het beleid met zorg moet worden voorbereid en uitgevoerd. In een consultatieronde met zorgaanbieders, cliënt- en patiëntorganisaties en gemeenten heeft het ministerie van VWS geïnventariseerd voor welke cliëntgroepen specifieke maatregelen gevraagd worden. Het transitiebureau van VWS zal de aanbevelingen uit de consultatieronde nader uitwerken en op een later tijdstip aangeven welke specifieke maatregelen getroffen moeten worden voor specifieke doelgroepen. De transitie is erop gericht om vanaf 1 januari 2013 cliënten, die op dat moment voor het eerst behoefte hebben aan Begeleiding of in het verleden AWBZ-Begeleiding hebben ontvangen en opnieuw hierop een beroep doen, adequaat te ondersteunen. Vanaf 2014 vervallen bestaande AWBZ aanspraken en melden alle burgers met een Begeleidingsbehoefte zich bij de gemeente. In de transitiefase kunnen veranderingen worden doorgevoerd in het aanbod aan Begeleiding en de wijze waarop burgers deze ontvangen. Er moet echter ook rekening gehouden worden met de meest kwetsbare burgers die afhankelijk zijn van een bestaand ondersteuningsaanbod. De gemeente heeft immers in haar beleidscontouren vastgelegd dat zij een ‘vangnet’ in stand zal houden voor de zwaksten in de samenleving. Naast het noodzakelijk vangnet kunnen er ook activiteiten in het bestaande AWBZ aanbod voorkomen waarvoor geldt dat veranderingen op korte termijn niet mogelijk of niet verstandig zijn. Toetscriteria hierbij zijn: • De mate waarin het aanbod uniek en/of specialistisch van aard is; • De mate van complexiteit, zodanig dat de samenhang met andere vormen van medische of AWBZ zorg niet verbroken mag worden; • De mate waarin de kwaliteit van leven bedreigt wordt. Zoals in de meeste gevallen geldt ook hier het empirische Pareto principe vertaald naar de functie Begeleiding. Slechts 20% van alle cliënten die op dit moment onder de vigeur van de AWBZ Begeleiding ontvangen zijn verantwoordelijk voor de inhoud en vorm van 80% van het huidige aanbod. Met andere woorden veel van het huidige aanbod is ingericht op de meest complexe en kwetsbaarste groep burgers, terwijl deze groep het kleinst is. Hier valt dus veel te winnen als het gaat om aanpassingen en ombuigingen in het aanbod. Niet alles is evenwel op korte termijn aan te pakken. Het maken van keuzes is noodzakelijk. In tweede instantie kan aanpassing van het aanbod ook in overleg met cliëntorganisaties en aanbieders meer organisch tot stand komen. Voor de onderstaande vormen van Begeleiding uit het AWBZ aanbod geldt in ieder geval dat het verstandig is om het voorlopig te laten bestaan en tegen acceptabele tarieven in te kopen.
gemeente Roermond – februari 2012
38
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Aanbeveling 1 Handhaaf het aanbod voor zeer kleine doelgroepen met een specifieke zorgbehoefte. Doelgroep Dit geldt voor mensen met complexe vormen van niet aangeboren hersenletsel (NAH), zintuiglijk gehandicapten (ZG), meervoudig complex gehandicapten (MCG) en (licht) verstandelijk gehandicapten (LVG) met gedragsproblematiek. Uitvoering: Gemeente(n), aanbieders Invulling: (Boven)regionaal Voor groepen mensen met een complexe meervoudige zorgvraag is in de AWBZ een integraal aanbod tot stand gebracht al dan niet via geprotocolleerde ketenzorg trajecten. Aanbeveling 2 Handhaaf het integrale aanbod voor mensen met meervoudige complexe zorgvragen en ondersteun projecten die de integraliteit van zorg bevorderen zoals bijvoorbeeld ketenzorgtrajecten. Doelgroep Dit geldt specifiek voor complexe vormen van niet aangeboren hersenletsel (NAH), zintuiglijk gehandicapten (ZG), ernstige psychiatrische aandoeningen (EPA), multi problem gezinnen, jonge licht verstandelijk gehandicapten, meervoudig complex gehandicapten (MCG), maatschappelijke opvang (MO6) en vrouwenopvang (VO) inclusief zwerfjongeren en ADL clusterbewoners. Uitvoering:
Gemeente(n)
Invulling:
(Boven)regionaal
Soms is een burger afhankelijk van zorg en ondersteuning vanuit diverse kaders, bijvoorbeeld zorg gefinancierd uit de zorgverzekeringswet, de AWBZ en de Wmo. Hierbij bestaat het risico dat vanuit de verschillende financieringskaders ook verschillende hulpverleners structureel bij de cliënt over de vloer komen. In een aantal gevallen is de zorg echter op elkaar afgestemd en wordt zoveel mogelijk door 1 persoon geleverd ongeacht het financieringskader. Aanbeveling 3 Zorg ervoor dat voor zeer kwetsbare groepen de toegang, het aanbod en de continuïteit van de zorgverlening gegarandeerd blijft waarbij niet onnodig voor 1 cliënt diverse hulpverleners worden ingeschakeld. Doelgroep Dit geldt specifiek voor mensen in de laatste levensfase (palliatieve zorg), multi problem gezinnen, jonge licht verstandelijk gehandicapten, meervoudig complex gehandicapten (MCG), (licht) verstandelijk gehandicapten (LVG) met gedragsproblematiek en ADL clusterbewoners. Uitvoering:
Gemeente(n), aanbieders
Invulling:
(Boven)regionaal
6
Over maatschappelijke opvang en vrouwenopvang is tussen Rijk en VNG afgesproken om te onderzoeken of en zo ja welk deel van de middelen voor de begeleiding van cliënten MO, VO en de inloopfunctie GGZ via de centrumgemeenten verdeeld dienen te worden.
gemeente Roermond – februari 2012
39
participeren, iedereen kan het!
Voor een aantal groepen geldt dat er door de verschillende maatregelen om de AWBZ te vereenvoudigen een cumulatie van effecten optreedt. Bijvoorbeeld de IQ maatregel in combinatie met de decentralisatie van Begeleiding. Aanbeveling 4 Zorg ervoor dat voor de groep die dit betreft integraal beleid wordt ontwikkeld zodat er geen negatieve effecten ontstaan als gevolg van de cumulatie. Doelgroep Dit geldt in het bijzonder voor multi problem gezinnen en voor jonge licht verstandelijk gehandicapten. Uitvoering:
Gemeente(n), aanbieders
Invulling:
(Boven)regionaal
De laatste aanbeveling is praktisch van aard. De verantwoordelijkheid voor de zorg voor jeugdigen wordt op termijn integraal ondergebracht bij de gemeente. De Begeleiding voor jongeren wordt eerst overgeheveld naar de WMO en daarna geïntegreerd in het gemeentelijk jeugdzorgbeleid. Beide decentralisatietrajecten lopen echter in tijd niet gelijk. Aanbeveling 5 De Begeleiding aan jeugdigen die via het bureau jeugdzorg wordt geïndiceerd en de daarbij horende indicatiestelling wordt vooralsnog in stand gehouden en de financiën overgedragen. In tweede instantie kan deze zorg opgenomen worden in het gemeentelijk jeugdzorgdomein. Doelgroep Jeugdigen onder 18 jaar met een psychiatrische beperking Uitvoering:
Gemeente, Bureau Jeugdzorg, instellingen voor jeugdzorg
Invulling:
Lokaal, bij voorkeur regionaal
De hiervoor genoemde vormen van Begeleiding kunnen niet zonder meer specifiek worden gemaakt op basis van gegevens die bijvoorbeeld door het zorgkantoor kunnen worden verstrekt. Een nadere analyse van het bestaande aanbod per aanbieder moet aan het licht brengen welke specifieke activiteiten en voorzieningen het betreft en welke doublures geschrapt kunnen worden.
gemeente Roermond – februari 2012
40
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
23.
Aanbevelingen voor beleidswijzigingen in de transitiefase
De door de gemeente vastgestelde beleidscontouren geven richting aan het veranderingsproces dat nodig is om Begeleiding in te bedden in een toekomstige participatiesamenleving. De hierna volgende aanbevelingen zijn primair gericht op de transitiefase maar een aantal hebben een langere ‘houdbaarheidsdatum’ en kunnen ook bijdragen aan de transformatie. 1. De gemeente is kaderstellend en voorwaardenscheppend De Roermondse burger is gebaat met een eenduidige oriëntatie op de ondersteuningsmogelijkheden die de Wmo kent, een goed geïnformeerd hulpverleningen ondersteuningsnetwerk en snelle, gedocumenteerde doorleiding of verwijzing. Met een snelle invoering van de in de welzijnsvisie opgenomen lokettenstructuur kan de gemeente daarin voorzien. Aanbeveling 6 De gemeente neemt een definitief standpunt in over de positie, structuur, reikwijdte, taakstelling en bemensing van het integrale loket voor welzijnszorg en maakt vervolgens de loketstructuur operationeel. Doelgroep Roermondse burgers en maatschappelijke organisaties. Uitvoering:
Gemeente, maatschappelijke partijen
Invulling:
Lokaal
De kanteling in de Wmo inclusief de transitie van AWBZ Begeleiding leidt tot grote veranderingen voor burgers, maatschappelijk middenveld en de politiek. Er moet veel worden uitgelegd en er moet zorgvuldig worden gebouwd aan begrip en draagvlak.
Aanbeveling 7 De gemeente Roermond zet een actieplan op voor de communicatie over de nieuwe welzijnsvisie, de Wmo kanteling inclusief de transitie van de functie Begeleiding van de AWBZ naar de Wmo. Doelgroep Alle Roermondse burgers Uitvoering:
Gemeente
Invulling:
Lokaal
De gemeente wordt een steeds belangrijker partij in de wereld van zorg en welzijn. Met bestaande verschillen in structuur en financiering van het aanbod (ZVW, AWBZ, Wmo) binnen drie verschillende wettelijke kaders is de kans niet ondenkbaar dat de belangen van de burger kunnen ondersneeuwen in regelgeving. De burger centraal en maatwerk betekent samenwerking, afstemming en integratie.
gemeente Roermond – februari 2012
41
participeren, iedereen kan het!
Aanbeveling 8 De gemeente Roermond gaat ten behoeve van een geïntegreerd aanbod samenwerking aan met de andere wettelijk verantwoordelijke partijen te weten het zorgkantoor (AWBZ) en de zorgverzekeraars (Zorgverzekeringswet, ZVW). Doelgroep Alle Roermondse burgers Uitvoering:
Gemeente, zorgkantoor, verzekeraar
Invulling:
Lokaal
Een belangrijke voorwaarde voor zorg die dicht bij de burger wordt georganiseerd is de beschikbaarheid en bereikbaarheid van sociale hulpverleners. In die gevallen waarin sociale hulpverleners in een wijk of buurt actief zijn kunnen ze een netwerk vormen waarmee problemen van burgers kunnen worden gesignaleerd, kan worden verwezen naar een ondersteuningsaanbod en nieuwe arrangementen kunnen worden bedacht. Deze structuur kan aanvullend of deels vervangend zijn voor een lokettenstructuur. Aanbeveling 9 Organiseer in een tweetal wijken experimenten met een sociaal wijkteam (een wijk met laag participatiepercentage en een wijk met een hoog participatiepercentage). Het sociaal wijkteam bestaat uit een kerngroep van samenwerkende maatschappelijke partijen (AMW, Wel.kom, MEE, wijk- of buurtraad, gemeente) met daaromheen op afroep aanbieders van AWBZ, Wmo en Welzijnsvoorzieningen. De bevindingen kunnen de basis bieden voor de uitrol van wijkteams over de gehele gemeente. Doelgroep Maatschappelijke organisaties en aanbieders Uitvoering:
Gemeente, maatschappelijke organisaties, aanbieders
Invulling:
Lokaal
In een Wmo beleid op basis van eigen verantwoordelijkheid en burgerparticipatie komt indicatiestelling in een geheel ander daglicht te staan. De traditionele manier van indicatiestelling en toegangsbepaling is afkomstig van en past beter bij een claimgerichte benadering. In een maatschappij die uitgaat van eigen kracht en steun vanuit de omgeving past geen beoordelingscultuur voor die voorzieningen die laagdrempelig moeten zijn en min of meer vrij toegankelijk. Aanbeveling 10 Wmo voorzieningen van een welzijnachtige en collectieve signatuur worden indicatievrij. Doelgroep Alle Roermondse burgers Uitvoering:
Gemeente, aanbieders
Invulling:
Lokaal
Indien het noodzakelijk is om individuele voorzieningen te verstrekken met name ook in de vorm van een PGB, zal de gemeente een gedifferentieerde vorm van indicatiestelling hanteren waarbij vormen van zelfindicatie, indicatiestelling door een aanbieder, indicatiestelling door een multidisciplinair wijkteam of een ter zake deskundig indicatiesteller, kunnen worden ingezet. gemeente Roermond – februari 2012
42
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Aanbeveling 11 Indicaties moeten plaats vinden binnen een eenduidige en toetsbare methodiek en worden vastgelegd in één systeem. Op basis van een op te stellen indicatieprotocol wordt bepaald welke indicaties een afzonderlijke beoordeling vergen. Voor een toelichting zie bijlage 8. Doelgroep Alle Roermondse burgers Uitvoering:
Gemeente, aanbieders
Invulling:
Lokaal, bij voorkeur in samenwerking met andere gemeenten
2. Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving Groepsbegeleiding in de vorm van dagbesteding is sectoraal georganiseerd en kent veel diversiteit in schaalgrootte. Er is winst te behalen als dagbesteding voor verschillende doelgroepen en voor verschillende doelen kan worden geïntegreerd. Alle dagbesteding kent 4 doelen waarop kan worden geïntegreerd te weten ontmoeten, activiteiten, educatie en arbeidvervangend. Aanbeveling 12 De gemeente stelt een werkgroep samen waarin de grootste aanbieders van groepsbegeleiding voor de sectoren V&V, GGZ en GZ concreet uitvoering geven aan geïntegreerde programma’s voor de te onderscheiden doelen: ontmoeten, maatschappelijke activiteiten, educatie en arbeidsmatige activiteiten. Behalve aanbieders worden ook Westrom (WSW bedrijf) en Wel.Kom uitgenodigd deel te nemen. Voor een toelichting zie bijlage 9. Doelgroep Burgers met behoefte aan groepsbegeleiding Uitvoering:
Gemeente, maatschappelijke partijen, aanbieders, WSW bedrijf.
Invulling:
Lokaal, wijkgericht
3. Iedereen doet mee, met en zonder beperkingen Voor deze fase geen aanbevelingen. 4. Zorgen voor, wordt zorgen dat De aanbevelingen die bij dit beleidsuitgangspunt horen zijn opgenomen in hoofdstuk 5.1 ‘Aanbevelingen voor voort te zetten beleid in de transitiefase’. 5. Van institutionele zorg naar sociale zorg In het tijdperk van de zorgaanspraken hebben zorgaanbieders als antwoord op maatschappelijke ontwikkelingen de professionalisering zeer ver doorgevoerd. Door de toename van het aantal meervoudige probleemsituaties (langer zelfstandig wonen, gemeente Roermond – februari 2012
43
participeren, iedereen kan het!
reduceren plaatsen verzorgingshuis en verpleeghuis) en de toename van het aantal zorguren, is dit vaak een (te) dure oplossing. Er zijn kansen om vrijwilligers of uitkeringsgerechtigden (tijdelijk of voor langere tijd) in te zetten voor het verrichten van maatschappelijke ondersteuning in buurten en dorpen. Aanbeveling 13 De gemeente Roermond bepaalt op basis van een consultatie van het maatschappelijk middenveld (inclusief cliënt- en patiëntgroepen) welke verschuivingen mogelijk zijn: specialisten vervangen door generalisten, taken overhevelen naar lager gekwalificeerde beroepskrachten (functiedifferentiatie) en taken overhevelen van de formele zorg (betaalde krachten) naar informele zorg (vrijwilligerswerk en burgerparticipatie). Doelgroep Professionals in de zorg en burgers Uitvoering:
Gemeente, maatschappelijke partijen, aanbieders
Invulling:
Lokaal, bij voorkeur regionaal
Indien er voldoende capaciteit is kunnen veel Begeleidingsactiviteiten worden overgeheveld van de ‘formele’ naar ‘informele zorg’ mits de continuïteit en coaching gegarandeerd wordt door de formele zorg. Capaciteit voor informele zorg is er in principe voldoende indien iedereen z’n burgertaken oppakt (proces van lange adem). De scheiding tussen formele zorg en informele zorg moet worden opgeheven en er moet sprake zijn van wederzijds respect en balans. De formele zorg moet de informele zorg niet langer als een bedreiging zien maar deze juist ondersteunen en faciliteren zodat de informele zorg tot een optimaal resultaat kan komen. Aanbeveling 14 De gemeente brengt aanbieders van informele zorg samen in een stuurgroep Informele Zorg. Binnen dat kader wordt onderzocht met welke structuur en ondersteuning de informele zorg maximaal kan renderen. Doelgroep Vrijwilligers in de zorg en burgers Uitvoering:
Gemeente, maatschappelijke partijen, aanbieders
Invulling:
Lokaal, bij voorkeur regionaal
6. Collectief boven individueel, algemeen vóór specifiek Ook onder de Wmo zullen burgers aangewezen zijn op BGI. Soms in een kort traject dat overgaat in BGG maar uiteraard kunnen burgers ook langdurig op BGI zijn aangewezen. De gemeente bepaalt (na consultatie van de aanbieders en maatschappelijke organisaties) om welke Begeleiding individueel en voor welke doelgroepen dat geldt. Tijdens de conferentie met het werkveld in november 2011 zijn talrijke suggesties aangedragen voor veranderingen in het aanbod Begeleiding m.n. het omzetten van BGI naar BGG.
gemeente Roermond – februari 2012
44
een visie op de decentralisatie van extramurale begeleiding
Aanbeveling 15 De gemeente legt bij het opstellen van het Begeleidingsaanbod het primaat bij BGG. Van BGI kan sprake zijn bij zeer evidente situaties of op basis van indicatiestelling. Doelgroep Burgers met een Begeleidingsbehoefte. Uitvoering:
Gemeente, zorgaanbieders, maatschappelijke organisaties.
Invulling:
Lokaal
7. Sober en doelmatig De op zorgaanspraken en indicaties gebaseerde financiering van de functie Begeleiding in de AWBZ is niet Wmo proof. Er zitten onvoldoende prikkels in voor differentiaties en het zet ook niet aan tot vernieuwing. De systematiek binnen de AWBZ voor het maken van contractafspraken met professionele aanbieders van Begeleiding is gericht op een P*Q model (prijs maal hoeveelheid). Ook de afrekensystematiek volgt deze werkwijze. Voor een systeem dat gebaseerd is op individuele rechten voldoet deze methode wellicht. Bij een systeem waarin de rol van de aanbieder verandert van uitvoerder in ondersteuner, past een ander financieringsystematiek De huidige systematiek is ook gebaseerd op concurrentie tussen aanbieders onderling waardoor er weinig samenwerking en afstemming is rond de cliëntsituatie. Op basis van het samen te stellen pakket en op basis van de uitgangspunten ten aanzien van wat, waar en door wie kan worden geboden stelt de gemeente haar contracteerbeleid samen. Met het contracteerbeleid moeten de volgende opties mogelijk worden: • Aanbieders leveren diensten op basis van door de gemeente Roermond gedefinieerde kwaliteit en prijs. Diensten kunnen geleverd worden tegen stuksprijs of in een totaalpakket op basis van een volumeafspraak. • De gemeente stelt (in samenspraak met cliënten en zorgaanbieders) arrangementen samen voor de algemene en collectieve voorzieningen. Aanbieders van zorg en welzijn kunnen hierop intekenen. • Voor de ondersteuning van de informele zorg en de buurtparticipatie contracteert de gemeente instellingen zoals Wel.Kom en MEE. Aanbeveling 16 De gemeente werkt per sector of zorgketen een nieuw contracteerbeleid uit. Hierbij dient ernaar gestreefd te worden om binnen het wettelijk kader voor inkoop maximale bestuurlijke vrijheid te hebben om samenwerkingsrelaties met contractpartijen aan te gaan. Doelgroep Aanbieders, maatschappelijke organisaties Uitvoering:
Gemeente
Invulling:
Lokaal, bij voorkeur regionaal
De Rijksoverheid beperkt per 1-1-2012, dus nog voor de transitie van de functie Begeleiding naar de Wmo, fors het gebruik van het PGB. Mensen kunnen alleen nog een PGB aanvragen als ze een indicatie hebben voor verblijf in een zorginstelling. Het kabinet
gemeente Roermond – februari 2012
45
participeren, iedereen kan het!
neemt deze maatregel om het PGB betaalbaar te houden. Meer detailinformatie over de nieuwe PGB regeling is opgenomen in bijlage 10. Aanbeveling 17 De gemeente Roermond zal het gebruik van het PGB beperken. Slechts in situaties waarin een cliënt langdurig en volgens een vast patroon, op een vorm van individuele Begeleiding is aangewezen en hij zelf en zijn omgeving hierin niet kunnen voorzien, kan een PGB doelmatig zijn. Het gaat dan met name om cliënten met chronische beperkingen en meervoudig complexe zorg die integraal aangeboden moet worden waarbij de totale zorgbehoefte een zekere drempel overschrijdt. Van belang is dat de cliënt zelf de regie over de zorg kan (laten) voeren. Er zal een transitie plaats vinden van de individuele Begeleiding naar groepsbegeleiding, waardoor het PGB op termijn niet meer het geijkte instrument is. De toekenning van een PGB moet dan ook opnieuw kunnen worden overwogen. Doelgroep Alle burgers met een Begeleidingsbehoefte Uitvoering:
Gemeente, zorgkantoor, zorgverzekeraar
Invulling:
Lokaal, bij voorkeur regionaal, bovenregionaal of landelijk
In april 2012 komt de VNG met een nieuwe modelverordening als gevolg van de overheveling van de Begeleiding en het (waarschijnlijk) los laten van de vrije keuze voor een PGB in de WMO (zie ledenbrief 11 november) Aanbeveling 18 De gemeente neemt de VNG modelverordening als basis voor de gemeentelijke Wmo verordening. Doelgroep Alle Roermondse burgers Uitvoering:
Gemeente
Invulling:
Lokaal
gemeente Roermond – februari 2012
46