Meedoen kan iedereen Onderzoek voorbeelden activiteiten voor meerdere doelgroepen
Aanleiding In de komende jaren verandert er veel in de organisatie van zorg en welzijn. Meer taken en verantwoordelijkheden verschuiven van het rijk naar de gemeenten. Met deze verantwoordelijkheden verschuift niet een evenredig budget naar de gemeenten. Gemeenten zullen dus bij de uitvoering van hun taken creatiever moeten zijn om de meest kwetsbare bewoners toch de zorg en diensten te kunnen bieden die zij nodig hebben om zo zelfstandig mogelijk te kunnen opereren. Al voor de komst van het regeerakkoord van najaar 2012 was er sprake van dat de extramurale begeleiding naar gemeenten gaat. Alleen al met deze overheveling zijn per gemeente enkele tientallen begeleidingsprojecten gemoeid. Projecten die zich vaak op één doelgroep richten, 1
bijvoorbeeld mensen met een verstandelijke beperking, mensen met autisme of mensen met een visuele handicap. Vaak ligt het voor de hand dat een begeleidingsproject zich op een specifieke doelgroep richt. Er zijn echter ook begeleidingsprojecten waar dat minder voor de hand ligt. Als een hele organisatie met diverse activiteiten wordt ingericht om mensen met een (lichte) verstandelijke beperking toe te leiden naar passende arbeid, waarom zou diezelfde organisatie niet actief kunnen zijn voor anderen die een steuntje nodig hebben om zich op de arbeidsmarkt te begeven? Met die decentralisatie voor ogen, heeft het Aedes-Actiz kenniscentrum Wonen-Zorg opdracht gegeven om projecten te beschrijven die al ervaring hebben opgedaan met het werken voor verschillende doelgroepen. Daarbij is zowel gekeken naar de overwegingen waarom men meerdere doelgroepen samenbrengt, als naar de leermomenten en zorgvuldigheidseisen die nodig zijn om dit te realiseren. Op deze wijze wil het kenniscentrum niet alleen de leerervaringen bundelen, maar ook inspiratie bieden door de goede voorbeelden te laten zien en zo gemeenten en aanbieders te helpen bij het zoeken naar nieuwe manieren om begeleiding te organiseren (of iets dergelijks). In totaal zijn zeven projecten beschreven. De beschrijvingen zijn zelfstandig te lezen op www.kcwz.nl. In dit artikel zijn onder verantwoordelijkheid van de auteur enkele karakteristieken gebundeld. Uiteraard moet daarbij voor ogen gehouden worden dat een aantal van zeven projecten een bescheiden grondslag betekent voor conclusies. Toch zijn er wel degelijk enkele bevindingen of conclusies te trekken die het veld verder kunnen helpen in hun uitwerking van het sociale domein de komende jaren.
Verantwoording selectie projecten Aangezien doelgroepenbeleid tot dusver dominant is, was de verwachting dat het niet eenvoudig was om voorbeelden te vinden waar al diverse doelgroepen gecombineerd worden. Dat bleek ook wel in de voorbereiding. De zoektocht naar geschikte voorbeelden is op verschillende manieren ingezet:
Er is contact gelegd met alle relevante brancheorganisaties, met de vraag of zij geschikte voorbeelden kennen. Daar zijn enkele projecten uit naar voren gekomen. Er is via de nieuwsbrief van het kenniscentrum en de nieuwsbrief van GGZ Nederland een oproep gedaan om interessante voorbeelden aan te dragen. Dat heeft enkele tientallen projecten opgeleverd, rijp en groen. Via het netwerk van de auteur en van het kenniscentrum is gezocht naar relevante projecten. Ook de databank van het kenniscentrum is geraadpleegd. Ook dit heeft diverse projecten opgeleverd. Daarnaast is op internet gezocht naar relevante projecten, o.a. via bekende sites als Zin in zorg, Movisie. Via de sneeuwbalmethode is almaar verder gezocht en ook dat heeft een aantal projecten opgeleverd.
2
In totaal leverde dit een lijst op van ruim 40 projecten, die echter niet allemaal even geschikt waren voor dit thema. Zo kwamen er verschillende projecten op de lijst voor, die samen te bundelen zijn onder de noemer ‘integrale wijkteams’. Dat zijn interessante projecten, die in de uitwerking tot resultaat kunnen hebben dat geen onderscheid meer gemaakt wordt naar doelgroepen. Maar in aanzet is het vooral een methodiek. Om voldoende projecten te kunnen vinden, is de opdracht ook iets verruimd. Was in aanvang vooral de bedoeling om projecten te beschrijven die zich richten op AWBZ-geïndiceerde dagbesteding, later is dat verruimd tot dagactiviteiten, ongeacht de indicering. Op voorzet van de auteur hebben de opdrachtgevers (naast het kenniscentrum betreft dat ook GGZ Nederland) een short list gemaakt van circa tien relevante projecten. Daarbij is geselecteerd op:
Is het project al enige tijd operationeel, zodat ook ervaringen kunnen worden gedeeld Komen doelgroepen samen in collectieve activiteiten Vooral de nog minder bekende projecten zijn geselecteerd. Bekende voorbeelden die op andere gronden al in het nieuws zijn, zijn achteraan geplaatst (zoals Leven in het dorp, Friese Freonskipper of woonservicezone Kloosterveen).
Binnen het budget was er uiteindelijk ruimte om zeven projecten te gaan beschrijven. Dat heeft geresulteerd in de volgende selectie: Woonproject Trisor in Leiden, Onbeperkt Actief Deventer, Open inloop in Sneek, de Rode en Blauwe Loper in Utrecht, Hier woon ik in Tilburg, werkbedrijf Werkpro in Noord Nederland (specifiek Leeuwarden), Powercentra in Enschede.
Diversiteit in projecten De zeven beschreven projecten verschillen nogal van elkaar. Er zijn verschillen in de aard van de projecten, de mate waarin sprake is van menging van doelgroepen en in opvattingen over het samengaan van doelgroepen. Tevens zijn er verschillen in bekostiging en organisatie. Daar besteden we aparte paragrafen aan. In het onderstaande lopen we de eerstgenoemde verschillen langs. Aard van de projecten: Van de zeven projecten zijn er diverse met een sterk wijkgerichte oriëntatie: Deventer, Tilburg en Enschede. Daarbij zijn Deventer en Tilburg, evenals Utrecht, projecten die vooral vanuit welzijn worden aangestuurd (maar met samenwerking met andere sectoren) en zich in meer of mindere mate richten op vrijetijdsinvulling. AWBZ-dagbesteding betreft alleen de inloop in Sneek en de fietsenwerkplaats als onderdeel van Trisor Leiden. Power en Werkpro hebben een sterk accent op arbeidstoeleiding. Mate van menging van doelgroepen: Per project zijn aanzienlijke verschillen voor welke doelgroepen het bedoeld is. Er zijn projecten die zich richten op integratie van bijv. mensen met een verstandelijke beperking in de wijk (Deventer en 3
Tilburg) die daarmee tevens alle bewoners van een wijk tot hun doelgroep rekenen. De projecten voor arbeidstoeleiding hebben als kenmerk voor hun (grootste) doelgroep dat het mensen betreft met (grote) afstand tot de arbeidsmarkt. Zeker voor mensen die al lang werkloos zijn, geldt dat daar vaak een meervoudige problematiek aan ten grondslag ligt. De reden van langdurige werkloosheid kan liggen in psychische problemen, taalachterstand, opleiding niet afgemaakt etc. Daarnaast zijn er projecten die zich hoofdzakelijk richten op de doelgroep van hun eigen organisatie. Daarbij valt op dat er soms nog wel meer mogelijk is, maar dat ook een omslag in het denken van de professionals vraagt. Zo liggen er in een project als Trisor nog veel kansen om tot verdere integratie van doelgroepen over te gaan. Dat dit nog niet gerealiseerd is, heeft enerzijds veel te maken met de aandacht en energie die in het bouwproces is gaan zitten en anderzijds met de onzekerheid over de toekomstige bekostiging van diverse onderdelen. Doelgroepen per project: Verstandelijke beperking Trisor Leiden X Onbeperkt actief X Deventer Open inloop Sneek Rode en Blauw loper X Utrecht Hier woon ik Tilburg X Werkpro Noord X Nederland Powercentra Enschede
GGZachtergrond X
Arbeidsouderen Overige (o.a. ook beperking wijkbewoners) X X
X X
X
X X
X
X
X
Het schema geeft een indeling weer op hoofdcategorieën. Maar duidelijk is dat onder de noemer GGZ-achtergrond, ouderen of arbeidsbeperking een diversiteit aan achtergronden schuilgaat, van verslaving tot psychiatrisch verleden en vaak een combinatie van diverse problematieken. Opvattingen over samengaan van doelgroepen: De mate waarin een activiteit of project openstaat voor diverse doelgroepen, heeft ook te maken met opvattingen over menging van doelgroepen. Daarbij zijn in hoofdzaak twee stromingen te onderkennen: enerzijds mengen, tenzij dat niet kan, en anderzijds het voorop stellen van de veiligheid van de groep, dat noemen we hier het voorzichtigheidsprincipe. Werkpro is de meest uitgesprokene van de eerste opvatting. Op basis van individueel maatwerk wordt gekeken wat iemand kan en waar de interesses liggen. Vervolgens wordt iemand dan passend aan het werk gezet, samen met anderen die vanuit een heel andere achtergrond bij hetzelfde werk uitkomen. Op deze wijze kunnen mensen met een verstandelijke beperking samen werken met mensen met 4
bijvoorbeeld een verslavingsachtergrond. Werkpro gaat ervan uit dat vele groepen gemengd kunnen worden, mits maar rekening gehouden wordt met persoonskenmerken. In bijvoorbeeld Sneek en Utrecht is het voorzichtigheidsprincipe aan de orde. Het betreft hier groepen met een ggz-achtergrond, vaak mensen die al een heel traject hebben doorlopen in de zorg en behandeling. Wil je deze mensen meekrijgen in een zinvolle daginvulling, dan is de veiligheid in de groep heel belangrijk. En die veiligheid ontstaat mede door een groep te maken van gelijkgestemden. Bij beide projecten is wel sprake van enige menging, maar het gaat langzaam en moet met zorg gebeuren. Zo is de ervaring met de Lopers in Utrecht dat ze ook mensen met een verstandelijke beperking in de groep kunnen opnemen, maar niet te veel (tot 40%). Hierbij speelt ook nog iets anders mee. Veel activiteiten die onder welzijnsactiviteiten gerangschikt kunnen worden, worden de laatste jaren met uitsluitend vrijwilligers gedraaid. Als een groep gaat bestaan uit mensen met diverse achtergronden, vraagt dat meer van de begeleiding om het proces in goede banen te leiden. Als iemand dan een overstap wil maken van geïndiceerde dagbesteding (met begeleiding door professionals) naar een welzijnsactiviteit, is dat niet altijd haalbaar omdat dit een te zware wissel trekt op vrijwilligers. Dat geldt ook voor het samengaan van een welzijnsactiviteit met dagbesteding. Overigens is dat verschil in opvatting over mengen van doelgroepen ook wel om andere redenen verklaarbaar. Bij Werkpro gaat het om werkgerelateerde daginvulling. En iedereen die werkt heeft te maken met collega’s die je niet zelf hebt uitgezocht, terwijl je er wel mee moet samenwerken. Voor vrijetijd geldt dat je die het liefst doorbrengt met mensen met een soortgelijke achtergrond. Voor vrijetijdsprojecten waar deelname aan activiteiten alleen op basis van vrijwilligheid gaat, zal menging van doelgroepen dus veel geleidelijker moeten gaan. Voor de projecten van Tilburg en Deventer, en in zekere mate ook Enschede, speelt nog een andere opvatting. Iedereen die in de wijk woont, moet zich daar ook thuis kunnen voelen. Toen tien a vijftien jaar geleden de vermaatschappelijking van de zorg werd ingezet en mensen met verstandelijke of psychiatrische beperkingen in de wijk kwamen wonen, was het idee dat zij daarmee deel uit zouden maken van de samenleving. Inmiddels is duidelijk geworden dat er meer nodig is dan alleen een woonplek. De projecten in Tilburg en Deventer zijn erop gericht om ook deze mensen zich thuis te laten voelen in de wijk door contacten te bevorderen. Ook de Powercentra in Enschede zijn erop gericht dat mensen met een ‘vlekje’ in hun eigen wijk tot ontplooiing kunnen komen.
Randvoorwaarden organisatie Om deze projecten te kunnen draaien, is er een organisatie nodig, vaak samenwerking met andere organisaties, geschikte professionals en soms vrijwilligers. Op deze facetten gaan we hieronder in. 5
Samenwerking: Er zijn projecten die grotendeels door de eigen organisatie kunnen worden opgezet en gedraaid. De AWBZ-dagbestedingsprojecten in Sneek en Leiden zijn voorbeelden daarvan. Weliswaar wint het project aan meerwaarde doordat het is ingebed in een samenwerking met anderen. Daardoor ontstaan meer genormaliseerde contacten met ook anderen in het gebouw. Maar als het niet anders kon, zouden deze projecten ook kunnen draaien in eigen gebouwen en zonder samenwerking met derden. Of dat straks overigens nog steeds geldt, als deze projecten onder de Wmo gaan vallen, is sterk de vraag. Anders ligt dat voor projecten als Deventer en Tilburg. Bij beide projecten is een projectorganisatie die met extra (gemeentelijk) geld is opgezet, maar het werkt alleen maar als vrijwel alle organisaties in de wijk meedoen. Bij beide projecten is dan ook veel tijd geïnvesteerd in het versterken van de relatie met andere organisaties in de wijk. Dat kan trouwens tevens geen eenmalige investering zijn. Omdat organisaties en mensen in organisaties veranderen, moet een projectleider voortdurend de doelstellingen van het project warmhouden bij de partners. Naast deze investering in de relatie, komt het ook aan op praktische samenwerking. Het betreft hier initiatieven voor vrijetijdsinvulling. Dat maakt dat de begeleidingsorganisaties voor mensen met een verstandelijke beperking hoegenaamd geen (geïndiceerde) tijd beschikbaar hebben voor deze activiteiten. En dat terwijl er bij activiteiten toch een deskundige begeleider aanwezig of op de achtergrond moet zijn. Ook is kennisoverdracht nodig om de wijkbewoners vertrouwen te geven in hun omgang met deze doelgroep. Deze tijdsinvestering kan door betrokken organisaties alleen gedaan worden als iedereen meedoet en een steentje bijdraagt. Kortom, zelfs al wordt er geen indicatie gegeven voor vrijetijdsactiviteiten, kunnen deze projecten alleen draaien op basis van het feit dat deelnemers met een verstandelijke beperking indicaties hebben voor andere onderdelen van hun bestaan (begeleiding, dagbesteding) en organisaties dus een financiële grondslag hebben voor hun inzet. Professionals: De projectleiders van de onderzochte projecten zijn zonder uitzondering gedreven mensen die hart hebben voor de doelgroepen waarvoor ze werken. Maar dat niet alleen, gegeven de taken waarvoor ze staan, hebben ze ook diverse kwaliteiten nodig. Niet alleen moeten ze kennis hebben over de achtergronden van de doelgroepen, zij (of de partners) moeten ook het groepsproces in goede banen kunnen leiden en de deelnemers kunnen motiveren en enthousiasmeren. Zoals eerder al bleek moeten ze ook in staat zijn om het project goed te kunnen communiceren, in de eigen organisatie, bij de samenwerkingspartners en de verdere buitenwereld, en tot slot moeten ze ook in staat zijn om financiën te verwerven en een goede verantwoording van de resultaten te geven. Kortom, een scala aan vaardigheden is nodig voor deze rol. Een goede projectleider, met de juiste competenties, is dan ook een minimumvoorwaarde om deze projecten te laten slagen. 6
Bij elk project is ook gevraagd of er mogelijkheden zijn om vrijwilligers op de groep te zetten. Afhankelijk van de zwaarte van de problematiek zijn daar wel mogelijkheden voor. Zo vinden veel activiteiten in Tilburg en Deventer plaats, waarbij vrijwilligers of wijkbewoners het voortouw nemen. Maar ook dan blijft inzet van professionals nodig, als achtervang. Gegeven de opsomming hierboven van de benodigde vaardigheden voor de genoemde projecten, is het dan ook niet haalbaar om uitsluitend op vrijwilligers te draaien. Bij de zwaardere of moeilijker doelgroepen speelt dat des te sterker.
Randvoorwaarden financiën Bij het maken van de projectbeschrijvingen is geen expliciete aandacht gegeven aan de wijze van bekostiging van projecten. Met het oog op de toekomstige veranderingen en bezuinigingen op de diverse terreinen in de komende jaren, is het toch interessant om iets te zeggen over de financiering van de projecten. Daarbij zou je niet alleen moeten kijken naar sec de kosten maar ook naar de opbrengsten. Een maatschappelijke kosten-baten analyse zou meer inzicht geven in juist ook de immateriële baten. Immers, als iemand door een project als Power in Enschede meer zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde krijgt, zelfs al leidt dat niet tot het gewenste eindtraject van reguliere arbeid, kan de persoonlijke verbetering toch kosten besparen. Als iemand beter in z’n vel zit, is het risico op een terugval kleiner, en wordt er minder een beroep gedaan op de (geestelijke) gezondheidszorg. Bij diverse projecten is extra inzet van gemeentelijke middelen aan de orde. In Deventer wordt het project getrokken door een projectleider die via een extra gemeentelijke bijdrage wordt betaald. Deventer kent daarnaast ook budgetten voor de wijkaanpak, en Onbeperkt Actief maakt deel uit van die wijkaanpak. Ook in Enschede en Tilburg is sprake van gemeentelijke subsidie, waarbij Tilburg ook heeft kunnen profiteren van andere financiële bronnen en subsidies. De Rode en Blauwe Loper in Utrecht worden eveneens uit gemeentelijke subsidies bekostigd, waarvan overigens de voortzetting in 2013 onzeker is geworden. Eerder is al toegelicht dat veel projecten alleen goed kunnen functioneren als ook anderen investeren in het project. Indirect wordt er dan geleund op indicaties voor begeleiding en/of dagbesteding, gesubsidieerde arbeid of andere vormen. Afhankelijk van de aard van de projecten, vindt de bekostiging verder plaats via de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) en AWBZ (voor dagbesteding en/of begeleiding). Als gemeenten vanaf 2014 veel meer taken krijgen op het gebied van begeleiding en verzorging, alsmede participatie, worden budgetten samengevoegd. Het is dan ook belangrijk om inzicht te hebben in ook de indirecte bijdragen. Door inzet vanuit diverse bronnen kunnen de projecten vaak draaien. Als alles voortaan uit een en dezelfde post komt, is dat overzichtelijker maar ontstaat ook het risico dat de win-win-effecten verloren gaan van ieders steentje bijdragen.
7
Toegevoegde waarde Levert het bundelen van doelgroepen nu iets op? Of, ruimer geformuleerd, kunnen we (grotendeels) afstappen van doelgroepenbeleid? Met opnieuw de kanttekening dat zeven projecten een heel smalle basis is om uitspraken op te baseren, zijn er toch wel enkele inzichten waar het veld haar voordeel mee kan doen. Ja, er is winst te boeken. Die winst is vooral te vinden in het niet meer marginaliseren van mensen met een ‘vlekje’ maar hen meer in de samenleving te trekken en op velerlei wijze in contact te brengen met andere wijkbewoners. Voor de deelnemers van de Mind-up dagbesteding in een buurtcentrum is het goud waard als de receptioniste hen ’s ochtends bij binnenkomst welkom heet, zoals ze dat ook bij andere bezoekers van het buurtcentrum doet. En wat doet het niet voor je gevoel van eigenwaarde als je je afgeschreven voelde maar nu toch zelf een folder maakt voor de activiteiten die je lotgenoten aan de wijk gaan aanbieden (Power). En indirect zal dat ook wel besparingen opleveren; als mensen beter in hun vel zitten, doen ze minder een beroep op allerlei hulpverlenende instanties. Een directe kostenbesparing zal minder eenvoudig zijn. Professionals blijven toch hard nodig om activiteiten te ondersteunen, en des te meer als de groepen diverser worden. En als de groepen diverser worden, zullen ook de fysieke eisen aan het gebouw toenemen. In de voorbeelden waren weinig groepen met ook fysieke beperkingen. Maar eigenlijk moet elke ruimte voldoen aan eisen vanuit de kwaliteitswet, rond zorg en veiligheid. Zodat er voldoende geschikte sanitaire ruimte beschikbaar is, maar ook andere zaken rond valpreventie en dergelijke. Toch liggen er ook wel kansen voor een directe kostenbesparing. Want tot dusver is het te vaak gebeurd dat een activiteit uitsluitend voor de eigen doelgroep werd opgezet. Er kan meer gecombineerd worden dan nu al plaatsvindt, simpelweg omdat er tot dusver te weinig prikkels waren om de grenzen te verleggen. En kostenbesparing behoort ook tot de mogelijkheden als er minder instanties belast zijn met hulpverlening en begeleiding, nemen ook de coördinatiekosten af. Maar afzien van doelgroepenbeleid is een paar stappen te ver. Zorgvuldigheid blijft geboden. Niet iedereen kan hetzelfde niveau aan of is geschikt om in een grotere groep tot ontplooiing te komen. Naarmate meer mensen van diverse achtergronden samenkomen, neemt het beroep op de vaardigheden van de activiteitenbegeleiding toe, maar bijv. ook de bijkomende eisen aan het gebouw (toegankelijkheid). En daarnaast blijft er een behoorlijk verschil tussen vrijetijdsactiviteiten waar pullfactoren het aantrekkelijk moeten maken om mee te doen, en arbeidsgerichte activiteiten waar pushfactoren meer dominant zijn. De conclusie is dan ook: Iedereen kan meedoen, maar passend bij de eigen mogelijkheden. Linda Sanders, 6 maart 2013
8
Verder lezen? Kies uit de zeven projectbeschrijvingen:
Onbeperkt actief Deventer: In verschillende wijken in Deventer is een aanpak ontwikkeld waarin gewone wijkbewoners samen activiteiten ondernemen met wijkbewoners met een verstandelijke beperking. Samen activiteiten ondernemen is de basis om elkaar te leren kennen en om te werken aan een inclusieve samenleving, op het niveau van buurt en wijk. Woonproject Trisor in Leiden: In de Leidse wijk de Hoge Mars staat sinds 2012 het wooncomplex Trisor met koop- en huurwoningen voor iedereen, waaronder woningen voor senioren, voor mensen met een (lichte) verstandelijke beperking en mensen met een GGZ-achtergrond. Er is een lunchcafé dat gerund wordt door cliënten van ’s Heerenloo, met ondersteuning van Robijnhof (ouderenzorg). En er komt een fietsenwerkplaats waar cliënten van Rivierduinen hun diensten aan de wijk aanbieden. Open inloop Sneek: In een gebouw van welzijnsorganisatie Timpaan, organiseert Mind-up (GGZ Noord-Nederland) een deel van haar groepsactiviteiten en open inloop. Daardoor komen hun cliënten in contact met andere gebruikers van het gebouw en werken de betrokken organisaties meer met elkaar samen. De Rode en Blauwe Loper in Utrecht: De Rode en Blauwe Loper bieden laagdrempelige ontmoeting aan bewoners in Overvecht met een psychische of lichte verstandelijke handicap en aanverwante problematiek. Gedurende meerdere dagdelen zijn er diverse activiteiten, waaronder samen koken en eten. Hier woon ik in Tilburg: In diverse wijken in Tilburg worden activiteiten georganiseerd met en door kwetsbare wijkbewoners en professionals om mensen met beperkingen (hoofdzakelijk verstandelijke beperkingen) te laten meedoen en begrip te kweken. Het netwerk van professionals in de wijk is daarbij een belangrijke randvoorwaarde. Werkpro in Noord-Nederland: Werkpro is een bedrijf dat activiteiten en begeleiding biedt voor mensen die op eigen houtje (nog) geen reguliere werkplek kunnen vinden Zowel re-integratie als activering, zorg en diensten worden geboden op diverse locaties en in diverse werkbedrijven. Powercentra in Enschede: In diverse wijken in Enschede zijn activeringscentra opgezet waar mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt zelf activiteiten kunnen organiseren om zodoende te werken aan hun zelfvertrouwen en stappen te zetten richting arbeid en zinvolle dagbesteding. De centra worden door de doelgroep zelf gerund.
9