Meedoen kan iedereen Onderzoek voorbeelden activiteiten voor meerdere doelgroepen 7 projectbeschrijvingen
1
Onbeperkt Actief Deventer Korte karakteristiek; In verschillende wijken in Deventer is een aanpak ontwikkeld waarin gewone wijkbewoners samen activiteiten ondernemen met wijkbewoners met een verstandelijke beperking. Als je buren jou niet kennen, vragen ze je ook niet op de koffie of is het moeilijk om hulp te vragen. Samen activiteiten ondernemen is de basis om elkaar te leren kennen en om te werken aan een inclusieve samenleving, op het niveau van buurt en wijk.
Doelgroepen: In hoofdzaak betreft het een combinatie van gewone wijkbewoners en mensen met een verstandelijke beperking. Recent is het programma uitgebreid met een pilot gericht op het meedoen van mensen die psychisch kwetsbaar zijn. Soort activiteiten: Diverse activiteiten die aansluiten bij de interesses die mensen hebben, zoals samen wandelen, samen uitgaan, samen koken etc. Vaste onderdelen zijn: Potje van Otje (koken door kinderen en mensen met beperkingen samen), vriendenkringen en een theatergroep. Daar komen steeds meer activiteiten bij, zoals klusjes doen of (samen) vrijwilligerswerk doen. De hond van de buren uitlaten, soep koken op het buurtfeest en noem maar op. Indicaties nodig:
2
Het gaat om vrijetijdsactiviteiten en er is geen indicatiestelling nodig. De mensen met een verstandelijke beperking zijn wel bekend bij de zorgorganisaties vanwege bijv. indicaties voor dagbesteding, ambulante begeleiding of begeleid wonen. Betrokken organisaties: Gemeente Deventer, Raster (welzijn), J.P. van der Bent (VG), Zozijn (VG), de Parabool (VG), MEE IJsseloevers, VCD (bureau voor vrijwillige inzet) Philadelphia zorg, Dimence, RIBW groep Overijssel, Vriendendiensten Deventer. Het programmamanagement is in handen van Raster welzijn. Daarnaast zijn veel buurtbewoners, vrijwilligers en (wijk)organisaties betrokken. Bekostiging: De enige extra kosten zijn de kosten gemoeid met de inzet van de projectleider, betaald uit de gemeentelijke Wmo-gelden. Daarnaast kent de gemeente wijkopbouwwerkers (Raster) die een budget hebben. Bij alle deelnemende organisaties maakt Onbeperkt Actief deel uit van hun reguliere werkzaamheden en is geen extra budget ingezet. Kenmerkend is dat door samenwerking van de organisaties veel te bereiken is. Er wordt wel gebruik gemaakt van fondsen en incidentele bijdragen uit bijv. het Oranjefonds, de Rabobank, ondernemersbijdragen en vriendenstichtingen. Gesproken met: Lia van Nimwegen (Raster welzijn), Evelien Klunder (Parabool).
Beschrijving van het project De gemeente Deventer heeft het initiatief genomen voor Onbeperkt Actief, overigens op vraag van de doelgroep zelf. Wonen in de wijk is natuurlijk erg goed maar nog fijner is het als je ook kan meedoen, als je kan zijn wie je bent en dat daar begrip voor is. Vanuit het idee te willen werken aan leefbare wijken en een inclusieve samenleving waarin iedereen kan meedoen, heeft de gemeente aan de welzijnsorganisatie Raster gevraagd een plan te maken ter versterking van de sociale netwerken in de wijk. De opdracht was hierin vooral samen te werken met andere organisaties en burgers uit de stad. De aanpak is gericht op het laten meedoen van mensen met een verstandelijke beperking, hoewel de opzet zich ook leent voor andere kwetsbare groepen. De afgelopen jaren zijn steeds meer mensen met een (lichte) verstandelijke handicap gaan wonen in reguliere wijken. Maar met alleen de huisvesting regelen, is het meedoen nog niet gewaarborgd. Bij wijkbewoners is geen vooropgezet idee van uitsluiting van deze groepen, maar wel onbekendheid en een zekere terughoudendheid in het omgaan met mensen die ‘anders’ zijn. De vanzelfsprekendheid dat ook mensen die anders zijn, meedoen, is er niet meer (voorzover die er vroeger wel was). Er moet dus ook aandacht en ondersteuning zijn bij het elkaar leren kennen en leren omgaan met bijzonderheden.
Start De projectleider Onbeperkt Actief (Lia van Nimwegen) is begonnen met het wijknetwerk te versterken en draagvlak te organiseren voor het project. Zij is bij alle actieve organisaties in de wijk (welzijns- en belangenorganisaties, zorg- en vrijwilligersorganisaties, woningcorporaties e.d.) langs geweest om het project toe te lichten en medewerking te vragen. Alleen als zowel de werkers in de wijk als hun leidinggevenden het project mede dragen, kan het een succes worden. Ook in de jaren na de start 3
blijft het belangrijk dat draagvlak vast te houden en uit te bouwen. Er is voor gekozen om een activiteit op te zetten waarmee het doel meteen zichtbaar is. In Deventer was dit Potje van Otje. Potje van Otje Bij Potje van Otje kook en eet je met elkaar en met gasten uit de buurt. De koks zijn kinderen van 9 t/m 12 jaar en buurtbewoners met een beperking. Er wordt gekookt uit het Potje van Otje kookboek en de koks nodigen zelf gasten uit om mee te smullen. Het is een serie van 8 kook- en eetbijeenkomsten voor kinderen en mensen met een verstandelijke beperking die daarbij worden geholpen door een professional en vrijwilligers. De ervaring leert dat kinderen veel meer open staan voor ‘andersoortige’ mensen. Na een eerste aarzeling is het meedoen van iemand met beperkingen de gewoonste zaak en zo ontstaat aan beide kanten een positieve beeldvorming die blijvend is. Daarnaast is de projectleider in gesprek gegaan met de buurtbewoners, maar ook met cliëntenraden, belangenorganisaties en ouders van de kwetsbare mensen om kennis op te halen over behoeften, wensen en ideeën. Vooral in de avonden en weekenden is er behoefte aan activiteiten en samen bezig zijn. Ook de opbouwwerkers zijn een luisterend oor in de wijk en brengen veel informatie binnen. In juni 2008 is een eerste kenniscafé georganiseerd; een interactieve avond rond het thema “meedoen in je eigen buurt’. Daarin participeerden wijkbewoners (al dan niet met een beperking) en professionals. Deze avond was de feitelijke start van Onbeperkt Actief en leverde veel ideeën op voor concrete activiteiten die daarna tot uitvoer zijn gebracht.
Activiteiten: Er zijn inmiddels diverse vaste activiteiten en er is ruimte om nieuwe activiteiten op te zetten. Vaste activiteiten in de diverse wijken zijn:
4
-Koken: Potje van Otje maar ook de Zondagse pot of het Donderdagdiner -3D kaarten maken -Theatergroep -Wandelen met de buren -Uitgaansavonden voor jonge (16-40 jr) mensen
Organisatie: Om de activiteiten daadwerkelijk te realiseren heeft de projectleider zorgorganisaties gevraagd om hun bijdrage te leveren in het begeleiden van mensen met beperkingen. De opbouwwerkers en de vrijwilligerscentrale zijn gevraagd om buurtbewoners, vrijwilligers en organisaties te ondersteunen. Doordat er meerdere professionele organisaties betrokken zijn, kunnen zij met elkaar een schema maken zodat er steeds een professional aanwezig kan zijn bij een activiteit. Daar waar nodig is ook scholing geboden in het omgaan met mensen die anders zijn. Er is een training ontwikkeld ‘anders denken over anders zijn’. Daarin wordt bespreekbaar gemaakt waar mensen tegenaan lopen. Met behulp van een trainer van MEE en een acteur zijn situaties nagespeeld en zijn onderwerpen bespreekbaar gemaakt. Het omgaan met mensen met beperkingen is niet altijd even makkelijk. Wijkbewoners hebben behoefte aan ondersteuning, vinden het soms ‘eng’ en moeten hun beeld bijstellen. Dit project leert dat daar erkenning voor moet zijn om het samenbrengen van deze groepen te laten slagen. In de activiteiten zoals de theatergroep en de meidentutklup blijft een voortdurende aandacht nodig voor de samenstelling van de groepen. Er moet een goede match gemaakt worden zodat de mensen met beperkingen kunnen zijn wie zij zijn en tegelijk de wijkbewoners ook genieten van de activiteiten. Het moet niet doorslaan naar ‘zorgen voor’ maar moet het samen optrekken bevorderen. Dat blijft een subtiel evenwicht dat sturing vraagt van de professionals. Leerervaringen: -
Organisaties in de wijk moeten ook meedoen
Het project laat zien dat het lukt om mensen met beperkingen die in de wijk wonen, te laten meedoen in wijkgerichte activiteiten. Dat gaat niet vanzelf. Er moet aan gewerkt worden aan de voorkant en de achterkant. Lia van Nimwegen, de projectleider, zegt hierover: Zowel de werkers in de wijk moeten hieraan mee willen werken en hun reguliere uren en inzet hiervoor willen benutten. En het vraagt bij de daadwerkelijke activiteiten een goede mix van mensen (met en zonder beperkingen). Deze eerste voorwaarde van de werkers in de wijk, kan ook alleen gerealiseerd worden als de leidinggevenden van de betrokken organisaties hen daarin steunen. Vanwege de dynamiek in organisaties vraagt dat ook herhaalde aandacht. -
Aandacht voor samenstelling groep
De tweede randvoorwaarde nl. het maken van een goede mix van mensen, is ook iets dat permanente inzet van professionals vraagt. Het is niet toereikend om aan het begin van een doorlopende activiteit de juiste match te maken en het vervolgens over te laten aan de groep zelf. Het blijft nodig om een lijntje open te houden en bij te sturen indien nodig. Het project is opgezet om mensen met verstandelijke beperkingen te laten meedoen in de wijk. Dat lukt overigens beter met de mensen die in een woonvorm in de wijk wonen dan met degenen die ambulant worden begeleid. Deze laatste groep laat zich moeilijker betrekken en de begeleiders hebben minder uren om hieraan aandacht te geven. Inmiddels wordt in het project ervaring opgedaan 5
met cliënten van uit de psychiatrie (Dimence, RIBW en Vriendendiensten Deventer). Ook dan geldt weer dat een zorgvuldige inpassing nodig is. Het gaat niet vanzelf. -
Aansluiten bij bestaande activiteiten
Voor dit project zijn nieuwe activiteiten opgezet, zoals de theaterclub en het Potje van Otje. De projectleider ziet echter ook nog veel kansen in uitbreiding bij reguliere activiteiten zoals sport en cultuur. Mensen uit de doelgroep zouden soms ook prima kunnen meedoen in gewone sportteams of deelnemen in een gewoon zangkoor of dergelijke, onder het motto: ‘Gewoon waar mogelijk…. bijzonder waar moet’.
6
Trisor in Leiden Korte karakteristiek; In de Leidse wijk de Hoge Mars is in 2012 het wooncomplex Trisor verrezen. Het is een groot wooncomplex met koop- en huurwoningen voor iedereen, waaronder woningen voor senioren, voor mensen met een (lichte) verstandelijke beperking en mensen met een GGz-achtergrond. Er is een lunchcafé dat gerund wordt door clienten van ’s Heerenloo, met ondersteuning van Robijnhof (ouderenzorg). En er komt een fietsenwerkplaats waar clienten van Rivierduinen hun diensten aanbieden aan de wijk.
Doelgroepen: Het wonen is gemengd; de bijzondere doelgroepen zijn verdeeld over de verschillende woonblokken. De activiteiten lunchcafé en fietsenwerkplaats zijn hoofdzakelijk voor de doelgroep verstandelijk gehandicapten (lunchcafé) en ggz-cliënten (fietsenwerkplaats). Soort activiteiten: 7
Horeca-activiteiten in het lunchcafé, reparaties in fietsenwerkplaats, daarnaast diverse ondersteunende werkzaamheden in het complex. ’s Heerenloo heeft tevens een academie voor zelfstandigheid waarin hun doelgroep leert en ervaart hoe ze zouden willen wonen en getraind wordt in het zelfstandig wonen en alle facetten daarvan. Indicaties nodig: Het gaat om werkplekken voor de verschillende doelgroepen met zo mogelijk een uitstroom naar reguliere arbeid. Deelnemers hebben een indicatie nodig voor dagbesteding of sociale werkvoorziening. Betrokken organisaties: Portaal (wonen), Robijnhof, onderdeel van Libertas (ouderenzorg en welzijn), Rivierduinen (GGZ) en ’s Heerenloo (VG). Bekostiging: Verloopt via de AWBZ en de WSW (Wet Sociale Werkvoorziening). Daarnaast zijn er kleine opbrengsten uit de activiteiten. Gesproken met: Ineke van Bruykere ( woningcorporatie Portaal), Martin Mornout (Libertas, ouderenzorg), Margot Vogelezang (Rivierduinen, GGZ). Beschrijving van het project Portaal heeft Trisor opgezet, in eerste instantie als woonproject. Op de plaats waar het nu verrezen is, stonden verouderde portiekwoningen die moesten worden gesloopt en waarvoor vervangende nieuwbouw gewenst was. Gezien de locatie in de wijk met aan het einde van de straat het verzorgingshuis Robijnhof en een winkelcentrum in de directe omgeving, werd het direct gezien als een goede locatie voor zorggerelateerd wonen. Portaal had in haar beleid vastgelegd dat 10% van de nieuwbouw voor bijzondere doelgroepen wordt bestemd. De gemeente heeft niet veel bemoeienis gehad met dit project maar heeft wel de gedachte onderschreven dat dit een bestemming voor zorggerelateerd wonen kan worden.
Start: Portaal is al vroegtijdig gaan praten met de drie zorgorganisaties; wat zouden zij op deze locatie willen. De totale voorbereiding heeft 10 jaar in beslag genomen. Dat is niet ongebruikelijk bij een dergelijk project maar toch lastig te managen, daar waar zorgorganisaties vaak een kortere horizon hebben. In de loop van de voorbereidingstijd zijn ook veranderingen opgetreden. Zo had ’s Heerenloo aanvankelijk veel m2 gepland voor dagbestedingsactiviteiten in een dagcentrum. Door veranderingen in regelgeving konden ze uiteindelijk minder m2 afnemen en is de dagbestedingsruimte omgevormd tot een Academie voor zelfstandigheid. Dat is een leerbedrijf waar een breed cursusaanbod is, gericht op allerlei aspecten van zelfstandig wonen en leven.
Samenwerking: De vier organisaties hebben met elkaar een regiegroep gevormd ter voorbereiding van het project. In de voorbereiding zijn veel ideeën uitgewisseld over mogelijke samenwerking en dienstverlening. Veel daarvan staat nog in de kinderschoenen. Nu het complex is opgeleverd en bewoond, komt er weer 8
ruimte om samen verder gestalte te geven aan plannen als een klussendienst, reparatie van kleding en textiel e.d. waar ook de verschillende doelgroepen actief in kunnen zijn. De samenwerking tussen de organisaties heeft zich tot dusver vooral afgespeeld in de organisatie van het wooncomplex en minder in het combineren van doelgroepen in de diverse activiteiten. Elke organisatie is begonnen om activiteiten zoals het lunchcafé vorm te geven voor de eigen doelgroep en gaat vandaaruit werken naar verbreding. Zo is ’s Heerenloo in gesprek met de gemeente of de Academie voor zelfstandigheid met haar cursusaanbod ook te benutten is voor andere doelgroepen bijv. voor reïntegratie.
De samenwerking die al wel gestalte heeft gekregen, is o.a. bij het lunchcafé. Daarvoor hebben Libertas en ’s Heerenloo samen een stichting opgezet. Libertas levert expertise en achtervang voor het keukengedeelte. Ook de nachtzorg voor de bewoners van ’s Heerenloo en Rivierduinen wordt geleverd door Libertas (vanuit locatie Robijnhof), evenals de bedrijfshulpverlening.
Wijkgericht: In de visie van de vier organisaties staat het complex niet op zichzelf maar wordt nadrukkelijk de verbinding met de wijk gezocht. De organisaties hebben ervaren dat de wijk een sociale wijk is, waar bijzondere aandachtsgroepen goed gedijen. Er is vanuit de organisaties ook geïnvesteerd in de relatie met de wijk. Portaal heeft geïnvesteerd in het winkelcentrum, ’s Heerenloo heeft met de cliënten kennisgemaakt met de winkeliers. Cliënten wordt geleerd om te groeten op straat en sociaal te zijn. De winkeliers kennen nu de meeste bewoners en reageren daar positief op. 9
Wijkbewoners komen in het lunchcafé Deksels als bezoeker of helpen als vrijwilliger. Tekenend voor de wijk is ook dat veel wijkbewoners uit de gesloopte woningen zijn teruggekeerd in de nieuwbouw. Een van de bewoners van het complex en cliënt van Rivierduinen heeft het op zich genomen om de straat te vegen en schoon te houden. Hij krijgt veel positieve reacties van de winkeliers en andere bewoners. Groot voordeel is dat hij daarmee een bekende inwoner van de wijk wordt. Mensen leren hem kennen en accepteren hem zoals hij is. Een dergelijke werking wordt ook verwacht van de fietsenwerkplaats.
Leerervaringen: Aangezien er nog weinig activiteiten zijn waar de doelgroepen van de afzonderlijke organisaties gemengd worden, zijn er op dat terrein nog weinig ervaringen te delen. In het lunchcafé, in het winkelcentrum en op straat komen mensen elkaar tegen en is er acceptatie. Daarbij helpt dat zowel de woningcorporatie als de zorgorganisaties vroegtijdig de wijk in zijn gegaan en de kennismaking hebben georganiseerd. Overigens wordt het lunchcafé niet geafficheerd als een VG-activiteit. Het is in de wijk bekend gemaakt als een gewoon lunchcafé en de plek waar je lekker een kopje koffie en meer kunt nuttigen. De betrokken organisaties zien wel een duidelijke meerwaarde van het lang samen optrekken in het realiseren van dit woongebouw. Fysiek zijn de randvoorwaarden aanwezig om meer dienstverlening samen te organiseren. Maar ook de intensieve samenwerking bij de totstandkoming van het project heeft een basis gelegd waarop nieuwe samenwerking tot stand kan komen. Die intentie is er!
10
Open inloop in Sneek Korte karakteristiek; In een gebouw van welzijnsorganisatie Timpaan, organiseert Mind-up (GGZ Noord-Nederland) een deel van haar groepsactiviteiten en open inloop. Daardoor komen zij in contact met andere gebruikers van het gebouw en werken de betrokken organisaties meer met elkaar samen. Doelgroepen: De deelnemers aan de activiteiten van Mind-up komen uit de RIBW’s. Dat zijn cliënten die begeleid zelfstandig wonen en ambulante zorg ontvangen. Soort activiteiten: Er vinden diverse groepsgerichte activiteiten plaats zoals een leesclub, creatieve activiteiten etc. Tevens is er elke ochtend en op vrijdagmiddag een open inloop en wordt een eetcafé georganiseerd. Indicaties nodig: De activiteiten die Mind-up organiseert worden bekostigd uit de indicaties voor zzp dagbesteding (nu nog ABWZ). Betrokken organisaties: Timpaan welzijn en Mind-up (dat is het dagbestedingsbedrijf van GGZ Noord-Nederland). Mind-Up biedt ondersteuning aan mensen met psychische problematiek op het gebied van wonen, werken, leren en dagbesteding. Bekostiging: Zie indicatiestelling. Gesproken met: Loes van der Ploeg (mind-up, GGZ), Rennie Niezink (Timpaan Welzijn) Beschrijving van het project Het project is eigenlijk geboren uit een huisvestingsbehoefte. Mind-up zat eerst op een andere, kleine locatie. Daar was boven ruimte voor groepsgerichte activiteiten en beneden was een open inloop. Zij moesten uit dat gebouw en zochten een plek om hun activiteiten voort te zetten. Timpaan welzijn was net het jaar daarvoor verhuisd naar een locatie aan de Oude Koemarkt in Sneek. Dat was voor de gebruikers en professionals van Timpaan al een hele verandering omdat de afzonderlijke werksoorten niet meer hun eigen ruimte hadden, zoals jongerenwerk. Nu worden ruimten benut voor diverse activiteiten. Beide organisaties streven ernaar dat hun doelgroepen zo volwaardig mogelijk meedoen in de samenleving. De cliënten van Mind-up waren gewend om alleen activiteiten te doen met medecliënten en in een eigen omgeving. Het intrek nemen in het gebouw van Timpaan geeft kansen om doelgroepen te mengen en is door de organisaties met beide handen aangegrepen. Sinds januari 2012 heeft Mind-up haar intrek genomen in dat gebouw. Nu vindt er dagelijks een open inloop plaats en worden er groepsgerichte activiteiten georganiseerd zoals knutselen, biljarten e.d. 11
Een eerste menging vindt plaats. Weliswaar (nog) niet op de groep, maar alleen al het feit dat Mindup met haar activiteiten nu in een gebouw zit waar ook andere mensen binnenkomen, heeft al een normaliserend effect. De receptioniste die de bezoekers van de Mind-up activiteiten van harte welkom heet, geeft mensen het gevoel deel uit te maken van de samenleving. Mensen voelen zich dan als een gewone bezoeker en deelnemer aan een van de activiteiten in het gebouw. De menging gaat minder snel dan de organisaties op voorhand hadden verwacht. De cliënten van Mind-up hadden voorheen activiteiten in het eigen woongebouw en in het eigen activiteitencentrum. Nu komen zij binnen in een gebouw waar ook andere groepen binnenkomen. Zij moeten eerst een gevoel van veiligheid krijgen bij deze nieuwe omgeving, alvorens makkelijker te kunnen mengen. Een deelname aan activiteiten van Timpaan is ook niet zo eenvoudig als het lijkt. Immers, de welzijnsactiviteiten vinden veelal plaats zonder professionele begeleiding. Deelname van cliënten van Mind-up kan dan een te zware belasting voor de vrijwilligers op die activiteit leggen. Er zijn wel enkele successen geboekt. Toen de leeskring van Mind-up stopte, hadden twee mensen interesse om in een leesgroep van Timpaan te participeren. Uiteindelijk is één van de twee doorgestroomd naar deze groep; voor de ander was de drempel toch net nog te hoog. Ook heeft een cliënt van Mind-up zich spontaan gemeld bij Timpaan als vrijwilliger. In dit geval is dat toch niet doorgegaan. Het laat wel twee dingen zien; doordat cliënten van Mind-up in het gebouw meer kennismaken met anderen en met andere activiteiten, kan uitwisseling en doorstroming op gang komen. Het laat ook zien dat een overstap naar een reguliere activiteit voor de clienten nog vaak een grote stap is die zorgvuldig begeleid moet worden, wil het slagen. Beide organisaties ervaren de samenwerking als positief. Alleen al door samen van hetzelfde gebouw gebruik te maken, komen de doelgroepen met elkaar in aanraking. Zo kwamen ook op de open dag mensen bij elkaar en raakten met elkaar in gesprek. Dat zou in de oude setting niet gebeurd zijn. Ook was er het idee om na afloop van een groepsactiviteit te gaan koffiedrinken samen met een groep van Timpaan. Omdat de tijden niet op elkaar aansloten, kon dat aanvankelijk niet gerealiseerd worden. Nu zijn de tijden bij Timpaan zo aangepast dat het wel kan. Het gaat nog minder hard dan gedacht bij aanvang maar er liggen nog volop kansen om meer menging te realiseren. Zo kunnen bij het eetcafé van Mind-up ook andere wijkbewoners aanschuiven. En kan de activiteitenbegeleider van Mind-up activiteiten organiseren die ook opengesteld worden voor anderen. Vanuit financieel oogpunt is dat momenteel nog niet ruim te organiseren, omdat de activiteiten bekostigd worden via de zzp’s dagbesteding moet daarover ook de verantwoording worden afgelegd. Er mogen geen uren ingezet worden voor anderen dan de eigen doelgroep c.q. indicatie. Alleen als andere doelgroepen kunnen participeren zonder extra ureninzet, kan dat. Als straks meer taken bij gemeenten komen te liggen, kan er juist een efficiencyslag gemaakt worden door met een geringe uitbreiding van uren, extra doelgroepen en/of activiteiten te bieden. Dan zullen de gescheiden financieringsstromen in ieder geval minder hindernissen opwerpen. Leerervaringen: Acceptatie: Het zijn nog kleine stapjes maar wel betekenisvol. Het samen in één gebouw zitten, heeft effecten voor de doelgroep en heeft betekenis voor de professionals. De cliënten van Mind-up voelen zich meer gewone burgers doordat ze hun activiteiten in een gebouw hebben waar ook anderen hun activiteiten hebben. Ze zijn minder afgesloten en teruggeworpen op de eigen groep. De betrokken werkers in het gebouw leren de andere doelgroepen ook meer kennen en zien kansen voor integratie en doorstroming. 12
Voorwaarden: Als deelnemers van Mind-up willen participeren in welzijnsactiviteiten, zal Mind-up en de welzijnsorganisatie dat ook moeten inleiden en begeleiden. Als het vaker voorkomt dat bijzondere groepen gaan deelnemen aan reguliere welzijnsactiviteiten die enkel door vrijwilligers worden geleid, zal ook aandacht gegeven moeten worden aan bijscholing van deze vrijwilligers. Tevens is dan te denken aan een competentieprofiel voor vrijwilligers dat aansluit bij de visie om mensen in eigen kracht te zetten. Vrijwilligers willen immers vaak hulp bieden en vertalen dat soms in overnemen, terwijl het steeds vaker ondersteunen in zelfstandigheid moet zijn. Duidelijk is ook dat de doelgroep van Mind-up, mensen met een psychische beperking, niet zondermeer is in te passen in reguliere welzijnsactiviteiten. Mensen zelf hebben drempels om met anderen te werken of te recreëren. Begeleiding en kleine groepen zijn essentieel om deze mensen tot hun recht te laten komen. Wordt het te groot of te onveilig, ontbreekt de structuur, dan haken ze af en worden ze weer de zorgmijders. En welzijnsactiviteiten worden meestal zonder professionele begeleiding georganiseerd dus ook op dat punt is het samengaan van groepen en activiteiten niet zomaar te regelen. De ervaring in Sneek leert dat er wel doorstroming kan plaatsvinden, maar minder snel dan gedacht. Samenwerking: Beide organisaties zien hun samenwerking als een voorbeeldproject waarmee ze ook aan gemeenten kunnen laten zien dat ze over de grenzen heen kunnen kijken en werken. De gemeente heeft overigens geen bemoeienis gehad met dit project maar is wel bijzonder geïnteresseerd. Dergelijke samenwerking wordt wel bevorderd door de gemeente. Inmiddels is de samenwerking van welzijn en Mind-up ook overgenomen in Franeker. Een dergelijke samenwerking gaat niet vanzelf. Er is medewerking nodig in diverse geledingen. Zo moeten ook de teammanagers wonen op de RIBW’s hun clienten aanmoedigen deel te nemen aan activiteiten buiten de deur.
13
De Rode en Blauwe Loper Utrecht Korte karakteristiek; De Rode en Blauwe Loper bieden laagdrempelige ontmoeting aan bewoners in Overvecht met verschillende achtergronden. Voor de groep mensen met een psychische of lichte verstandelijke handicap en aanverwante problematiek is een eigen programma. Gedurende meerdere dagdelen zijn er diverse activiteiten, waaronder samen koken en eten. Doelgroepen: Het gaat om die kwetsbare wijkbewoners die zich in een isolement bevinden vanwege psychische problemen. Veelal mensen met een psychiatrische achtergrond en/of lichte verstandelijke beperking. Daar zitten ook mensen bij met (stabiele) verslavingsproblematiek, mensen met een TBS en/of exdak- en thuislozen. Grotendeels een vaste groep, met enige wisseling in deelnemers. Soort activiteiten: Op dinsdag wordt er in de beide Lopers samen gekookt en gegeten. Verder hebben de Lopers elk nog een andere dag waarop een afwisselend programma met o.a. creatieve activiteiten, beweging en uitstapjes wordt georganiseerd. Die activiteiten worden in overleg met de deelnemers bepaald. Het programma wordt enkele maanden vooruit gepland.
Indicaties nodig: Het betreft niet-geïndiceerde activiteiten voor een doelgroep die moeilijk te bereiken is. Het zijn wel meestal mensen die bekend zijn bij een zorg- of begeleidingsorganisatie en verwezen worden naar De Blauwe of De Rode loper. Betrokken organisaties: De Lopers worden georganiseerd door Cumulus Welzijn. Cumulus Welzijn heeft contacten met diverse zorgorganisaties over deelname van hun cliënten aan de Lopers. Bekostiging: 14
Beide lopers worden bekostigd via gemeentelijke subsidie. De Rode Loper maakt deel uit van de reguliere bekostiging van Cumulus Welzijn, terwijl De Blauwe Loper een projectsubsidie per jaar krijgt. Gesproken met: Ad Tourné en Dien van Strien (Cumulus Welzijn). Beschrijving van het project
Start: Cumulus Welzijn is in 2002 met de formule van De Rode Loper gestart in buurthuis de Boog in Overvecht. Bij de start was De Rode Loper vooral gericht op mensen met een psychiatrische achtergrond. Altrecht, SBWU (Stichting Beschermde Woonvormen Utrecht) en het Trimbos instituut hebben aan de basis gestaan omdat zij een behoefte signaleerden aan ondersteuning van deze doelgroep in hun sociale contacten. Hun doelgroep die zelfstandig woont, heeft moeite om contacten te leggen en verkeert vaak in een sociaal isolement. Door een laagdrempelige opvang te organiseren, kan dat doorbroken worden en kunnen mensen ook stappen gaan zetten naar andere ontmoeting of activiteiten In 2008 is De Blauwe Loper gestart, ook in Overvecht. In samenwerking met de SBWU is in 2008 ook een ontmoetingsgroep met een zelfde formule gestart in het buurtcentrum De Leeuw in de wijk Noordoost (vlak bij Overvecht). Voor de meeste deelnemers voorzien de beide Lopers in een langdurige of zelfs structurele behoefte aan enkele vaste momenten in de week voor ontmoeting en een activiteit in een sociaal verband: het biedt hen een vorm van dagbesteding en een sociaal netwerk. Veiligheid in de groep is daarbij belangrijk. Gaandeweg is De Rode loper zich meer gaan ontwikkelen tot een laagdrempelige ontmoetingsplek voor soortgelijke doelgroepen in sociaal isolement, zoals mensen met een verstandelijke beperking, en mensen met niet aangeboren hersenletsel.
Deelnemers: De organisatoren merken dat De Rode loper vooral aantrekkingskracht heeft op de wat oudere groep (40-70 jaar), de groep die al enigszins tot rust is gekomen en niet meer zoveel in het leven verwachten. De Blauwe Loper is gestart als tweede groep maar ook met de bedoeling om meer jongere deelnemers te trekken. Dat is niet gelukt. Jongeren willen toch andersoortige activiteiten. Wel kent De Blauwe Loper ten dele een andere doelgroep, met sneller geprikkelde deelnemers. Om die reden wordt deze ook kleiner gehouden dan die van de Rode Loper (max 12 deelnemer bij Blauw tot 25 mensen bij de Rode Loper). Er vinden ook deels andere activiteiten plaats. Beide Lopers kennen grotendeels een vaste groep. Er komen wel nieuwe mensen bij en er vallen er ook wel af. Daarnaast is het ook een doelgroep waar mensen te maken kunnen krijgen met een terugval. Het kan dus ook gebeuren dat iemand een tijdje niet meedoet (vanwege ziekte, een opname psychiatrie of dergelijke) en later weer terugkomt. De woonbegeleiders en andere hulpverleners in hun leven zijn dan ook belangrijk om mensen weer op het spoor te zetten van sociale contacten opbouwen. Deelnemers aan de Lopers worden gestimuleerd om ook activiteiten te ondernemen buiten de groep. Of om buiten de georganiseerde activiteiten elkaar ook te treffen. Het betreft hier geen open inloop. Als zich nieuwe mensen aandienen voor deelname aan een van de Lopers, houdt de begeleider een intakegesprek om te beoordelen of iemand in de groep past. Veiligheid en vertrouwen zijn nl. essentieel in de groepsactiviteiten. De contacten met de instellingen die werken voor mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) zijn de laatste jaren 15
toegenomen. Met name Abrona, Reinaerde en Amerpoort kennen de Lopers en weten deze beter te vinden. Van klantbegeleiders uit deze instellingen komen meer vragen voor plaatsing van mensen met LVB-problematiek. Dat vraagt telkens een zorgvuldige afweging: niet alleen de vraag of er plaats is in een groep maar ook of de klant binnen de groep kan passen. De begeleiders zorgen ervoor dat de groep VG niet groter wordt dan circa 40% op het totaal. Die mix is haalbaar om elke doelgroep tot z’n recht te laten komen en de herkenbaarheid te behouden. Als er teveel mensen met een verstandelijke beperking wensen deel te nemen, dat reguleren de begeleiders dus de deelname. Inmiddels is ook duidelijk dat ex-verslaafden wel kunnen deelnemen maar mensen die nog verslaafd zijn niet. Dat is een te grote belasting voor de groep gezien hun onvoorspelbaar en soms agressief gedrag. Inmiddels zijn ook enkele bewoners van een nieuwe woonvoorziening van Reinaerde voor mensen met nietaangeboren hersenletsel in Loevenhout ingestroomd in de Lopers.
Organisatie: Per groep zijn steeds twee professionele begeleiders aanwezig voor het organiseren en activeren. Constante inzet en sturing van de groepsbegeleiders is nodig om tijdens de activiteiten te zorgen dat alle deelnemers tot hun recht komen, om lastig gedrag in groep goed te hanteren zodat het niet gaat overheersen, dat ook geluisterd wordt naar deelnemers die heel bescheiden zijn, etc. Ook mensen die minder uit zichzelf iets in een groep doen, worden aangespoord om te participeren. Daarnaast is de inzet om alle deelnemers zoveel mogelijk een rol in het groepsgebeuren te geven en te stimuleren dat alle deelnemers (mede) verantwoordelijk zijn voor de activiteiten (‘activerende inzet’). Gegeven de groep, de bijzonderheden van de deelnemers en het bewaken van de veiligheid in de groep zijn professionele begeleiders nodig en is het te zwaar voor vrijwilligers. Vanwege bezuinigingen was er geen capaciteit meer beschikbaar voor de activiteitenmiddag van De Blauwe Loper. De keuze was om deze activiteit te stoppen of deze door de deelnemers zelf te laten verzorgen. Dat is aan de deelnemers voorgelegd; er was voldoende animo voor en ze gingen er mee aan de slag. Vrij snel daarna bleek ook hoe wankel dit kan zijn. De belangrijkste trekkers konden het niet goed waarmaken en het eigen initiatief leek dood te bloeden. Door stimuleren en het bieden van lichte organisatorische en morele ondersteuning op afstand door de begeleider (die consequent even langsgaat tijdens de middag) heeft de groep het toch weer goed opgepakt. Een dergelijke lichte ondersteuning op afstand blijft nodig.
16
Open inloop: Inmiddels is Cumulus Welzijn elders ook gestart met een buurtlunch. In tegenstelling tot de Lopers is hier sprake van een open inloop. Mensen hoeven zich niet op voorhand aan te melden maar kunnen gewoon meedoen. De buurtlunch is bedoeld als open inloop- en ontmoetingsplek voor bewoners. Daarbij is nadrukkelijk oog voor bewoners die op de een of ander wijze sociaal kwetsbaar (kunnen) zijn, maar in principe is iedereen welkom en dus ook de deelnemers van de Lopers. Daarmee ontstaat naar verwachting een ‘verdunning’ in de zin dat er niet zo duidelijk als in de Rode en Blauwe Loper een groep deelnemers is die overwegend een aantoonbare achtergrond heeft in GGZ, OGGZ of LVB problematiek. Dat moet gaan leiden tot meer menging en interactie tussen mensen van allerlei slag, herkomst en problematiek. Er is inmiddels een min of meer vaste groep van ongeveer 10 bewoners, waarbij het op dit moment te vroeg is om uitspraken te doen over menging. Leerervaringen: Randvoorwaarden: De Lopers vervullen een duidelijke ondersteunende rol voor kwetsbare mensen die moeite hebben om contact te leggen. Begonnen voor mensen met psychische beperkingen, is gebleken dat dit concept aansluit bij de behoeften van ook anderen die kwetsbaar zijn, zoals mensen met niet aangeboren hersenletsel en mensen met een verstandelijke beperking. Deze mensen met diverse achtergronden laten zich goed mengen in de Lopers, als rekening gehouden wordt met enkele randvoorwaarden: -
De groep met een VG achtergrond moet niet dominant worden, want dan haakt de groep met psychische achtergrond af;
-
Daarom is ook selectie aan de voorkant nodig. Behalve oog voor deze verhouding, is daarbij ook nodig dat de begeleiders iedereen vooraf zien en spreken om ook anderszins de samenstelling van de groep goed te houden. Al te dominante mensen, al te agressieve mensen en verslaafden worden daarom geweerd. 17
-
Professionele begeleiding blijft nodig, gezien de zwaarte van de achtergronden en de diversiteit in de groep. Zonder professionele begeleiding zakt de groep af, en wordt niet iedereen geactiveerd. Een constante factor (persoon) blijft nodig.
Activering: De groepen kennen min of meer een vaste samenstelling, alhoewel er ook ruimte is om nieuwe mensen op te nemen in de groep. Het zijn ook geen gesloten groepen, in de zin dat nieuwkomers niet geaccepteerd worden. Het blijkt dat mensen ook wat voor elkaar betekenen; ze activeren ook elkaar, naast de activering die de begeleiders bieden. De stap voor deze deelnemers naar andere activiteiten en naar werk blijft groot. Door de activering komen ze beter in hun vel te zitten, hebben sociale contacten en breiden ze hun netwerk in de wijk uit. Ze worden aangesproken op wat ze kunnen, niet op hun ziekte of handicap. Maar het zijn veelal mensen die zich erbij hebben neergelegd dat het leven niet meer voor hen in petto heeft en zijn door hun ziekte of beperking niet of nauwelijks in staat om een zelfstandig leven op te bouwen zonder hulpverleners en steun.
18
Hier woon ik; Tilburg Korte karakteristiek; In diverse wijken in Tilburg worden activiteiten georganiseerd met en door kwetsbare wijkbewoners en professionals om mensen met beperkingen te laten meedoen, over en weer begrip te kweken en mensen zich te laten thuisvoelen in de wijk waarin ze wonen. Het netwerk van professionals in de wijk is een belangrijke randvoorwaarde, met het op wijkniveau creëren van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle kwetsbare wijkbewoners. Doelgroepen: Het project richt zich op alle groepen met een beperking. Dat kunnen ouderen zijn, mensen met een verstandelijke of andere beperking. Omdat het project zich richt op participatie van deze groep kwetsbaren, richt het zich dus ook op de andere wijkbewoners. Soort activiteiten: Een Hier-woon-ik-dag, reizende tentoonstelling met kijk op mijn wijk en diverse activiteiten zoals wijkwandelingen, wijkgesprekken en fotografiecursus. Het organiseren van ontmoetingen, zoals een Vrijetijdscirkel , is een belangrijke activiteit. Verder het nadrukkelijk betrekken bij reguliere initiatieven, zoals een wijkfeest. Ook is een talentenbank opgezet. Indicaties nodig: Voor de activiteiten die georganiseerd worden onder de noemer ‘Hier woon ik’ zijn geen indicaties nodig. Het gaat om vrijetijdsactiviteiten, en met name gericht op mensen met een beperking zonder verblijfsindindicatie. Het project draait evenwel op samenwerking in een netwerk met zorgorganisaties die voor hun bekostiging afhankelijk zijn van indicaties. Betrokken organisaties: De Twern (welzijn), Amarant, GGZ, RIBW, MEE, ASVZ (zorg), gemeente Tilburg. Soms zijn ook Thebe (thuiszorg) en de wijkraad betrokken. Bekostiging: De start is mogelijk geweest met een financiële bijdrage van provincie Noord-Brabant, ZonMW en de gemeente Tilburg. Nu maakt het onderdeel uit van de reguliere bekostiging van Twern door de diverse gemeenten, zoals Tilburg en Oisterwijk. Beschrijving van het project
Start: In Tilburg bestond al het vrijetijdsnetwerk, een initiatief van welzijn en zorgorganisaties tesamen om mensen met een beperking te laten aansluiten in de wijk. Hoewel goed bedoeld werd er onder deze noemer te weinig gerealiseerd. Daarom werd in één wijk gestart met het project ‘Hier woon ik’, waarbij kon worden aangesloten bij het project ‘Kwetsbare mensen doen mee in buurten en wijken’. Dat is ontstaan vanuit een gezamenlijk initiatief van de Provinciale Raad Gezondheid in Noord-Brabant en Tranzo, Universiteit van Tilburg. Het doel was om op een aantal plekken in Noord-Brabant een impuls te geven aan de ondersteuning van mensen met een lichamelijke, een verstandelijke of een 19
psychische beperking om ze zo lang mogelijk zelfstandig in de wijk te laten wonen en participeren. Nadrukkelijk was bij dit initiatief aan de orde om meerdere doelgroepen te bereiken en verschillende zorgsectoren te verbinden. Er zijn immers wel meer initiatieven om kwetsbare groepen te helpen bij hun maatschappelijke participatie. Maar deze initiatieven waren bijna altijd gericht op de eigen doelgroep van de organisatie die het initiatief had ontwikkeld en leidden dus niet tot een integraal aanbod. Het project is ingegeven vanuit de integratiegedachte. Maak kwetsbare burgers in de wijk zichtbaar en stel hen in staat om mee te doen door samen activiteiten te ontwikkelen en uit te voeren.
Netwerk in de wijk: Om dit integraal op te kunnen pakken en uit te werken, is het nodig dat alle werkers in de wijk hieraan meedoen. Het bleek bij de start dat veel werkers elkaar niet kenden en ook de wijk niet kenden, niet wisten welke voorzieningen en projecten al beschikbaar zijn in de wijk. Dat maakte het begin moeizaam. Gedurende het hele project is dan ook gewerkt aan de contacten tussen organisaties. Alleen als alle organisaties een open houding hebben, kan dit werken. Daarbij wordt opgemerkt dat er nog altijd een verschil van insteek is tussen zorg- en welzijnsorganisaties. De eersten zijn nog meer gericht op overnemen van taken, terwijl de welzijn meer gericht is op ondersteunen. Het verschil wordt kleiner maar is nog niet verdwenen. Ook op een andere manier is contact nodig met alle organisaties die actief zijn in de wijk; het gaat hier om vrijetijdsactiviteiten dus de begeleiders van kwetsbare groepen moeten op de hoogte zijn en blijven van hetgeen onder deze noemer wordt georganiseerd. Alleen dan kunnen zij hun cliënten aansporen deel te nemen.
Activiteiten: De professionals vormen een netwerk als ondersteuningsstructuur. Vervolgens worden allerlei activiteiten voorbereid en georganiseerd. Ook in deze voorbereiding doen mensen met een beperking mee. De hier-woon-ik-dag die inmiddels in alle wijken (vier) georganiseerd wordt waar dit project actief is, is gericht op het laten zien en beleven wat er is in de wijk en wie er wonen. Er zijn dan diverse activiteiten zoals keramiek schilderen, zeepkistenrace en diverse organisaties in de wijk presenteren zich. De wijkbewoners met een beperking worden gevraagd om mee te doen in de voorbereiding en de uitvoering. Voor veel mensen is het gemakkelijker om te participeren als ze een taak hebben, dan wanneer ze een open uitnodiging krijgen om te komen. Maar het is niet eenvoudig; er is veelal een drempel om te participeren die niet in één keer is geslecht. De begeleiders spelen daarin ook een activerende rol. Een voorbeeld van een activiteit die wordt georganiseerd en een mooi resultaat geeft, is de fotografiecursus. Er worden koppels gemaakt van iemand mét en iemand zonder beperkingen die samen erop uit trekken om foto’s te maken. Door het oog van de camera leren ze elkaars wereld beter kennen. Zo ziet en beleeft iemand in een rolstoel de omgeving anders dan iemand die kan lopen en op ooghoogte andere zaken ziet.
20
Alle activiteiten zijn gericht op ontmoeting en op het krijgen van begrip over en weer. Mensen worden niet meer op hun handicap aangesproken maar op hun mogelijkheden. Bij de ene activiteit is het overigens makkelijker om diverse doelgroepen te combineren dan bij anderen. Bij de wijkwandelingen en bioscoopbezoek gaat dat goed, evenals bij voorbereiding van theatervoorstellingen. Bij de vrijetijdscirkel, waar je met andere wijkbewoners met een beperking een zelfgekozen activiteit gaat doen, merk je dat “soortgenoten”elkaar opzoeken. Juist als er diverse groepen gemengd zijn, is het nodig om verbinding te houden, vaak door een betrokken vrijwilliger. Dat wil niet zeggen dat de vrijwilliger of professional permanent aanwezig moet zijn bij elke activiteit, maar wel met grote regelmaat checkt of het nog goed loopt en iedereen tot z’n recht komt. Begeleiding is nodig in het omgaan met elkaar, zowel voor de mensen met, als de mensen zonder beperking.
21
Leerervaringen: Myrian van Kalken, projectleider: Een project als dit, om mensen met beperkingen op te nemen in de wijkstructuur, gaat niet vanzelf en gaat langzamer dan gedacht. Om de mensen met een beperking goed op te vangen is een eerste randvoorwaarde dat de werkers in de wijk elkaar kennen en weten wat er in de wijk gebeurt. Een samenwerkingsstructuur tussen de organisaties hoort daarbij, maar ook een cultuuromslag om het samen te willen oppakken en aan te sluiten bij de kwaliteit van een ander. Ook is een cultuuromslag nodig van ‘zorgen voor’ naar ‘ondersteunen van’ mensen. Tijdens het proces bleek dat veel wijkteamleden vanuit hun professie gewend waren om te denken voor mensen, in plaats van aan ze te vragen wat hun wensen en behoeften zijn. Deze omslag vraagt een andere manier van denken en doen. Zorgvuldig samenstellen van groepen: Voor wat betreft de activiteiten blijkt dat mensen niet zo snel in actie komen en aansporing nodig hebben. Dat is dan een rol van de professionals. Verder leert de ervaring dat groepen wel gemengd kunnen worden, maar dat die menging zorgvuldig moet zijn. Zo zijn mensen met een verstandelijke beperking gevoelig voor het samen deelnemen aan een activiteit waar mensen een lager en hoger niveau gemengd worden. De mensen met een hoger niveau worden liever op hun eigen niveau aangesproken. Het samengaan met mensen met een lager niveau kan wel, maar dan als ieder een eigen taak en rol heeft.
Verwachtingen: Het project is, samen met 3 andere projecten in Noord-Brabant, een ontwikkel- en onderzoeksproject voor Tranzo, van de universiteit van Tilburg. Aan het begin is aan alle wijkteamleden gevraagd naar hun verwachtingen van het project. Uit de resultaten blijkt dat de verwachtingen ten aanzien van het project hoog gespannen waren, vooral rond samenwerking tussen organisaties en professionals. De realiteit bleek echter moeilijker dan verwacht. Aan het einde van het project waren de wijkteamleden nog steeds positief, maar minder positief dan aan het begin van het project. Op grond van de ervaring zijn de wijkteamleden minder negatief gaan denken over de huidige ondersteuning van kwetsbare burgers uit de wijk, vergeleken met aan het begin. Ervaring leert ook dat de ambitie om mensen met beperkingen ‘als gewone wijkbewoners’ te beschouwen, niet altijd haalbaar is. Ondersteuning blijft toch vaak nodig.
22
Werkpro in Noord-Nederland Korte karakteristiek; Werkpro is een bedrijf dat zich bezighoudt met werk en maatschappelijke dienstverlening. Het biedt activiteiten en begeleiding voor mensen die op eigen houtje (nog) geen reguliere werkplek kunnen vinden. In Drenthe, Friesland en Groningen worden activiteiten en begeleiding geboden voor mensen die niet zelfstandig een (reguliere) werkplek kunnen vinden. Zowel re-integratie als activering, zorg en diensten worden geboden op diverse locaties en in diverse werkbedrijven. Doelgroepen: Veel doelgroepen worden bediend. Zowel mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, verslaafden, daken thuislozen, maar ook mensen met een verstandelijke beperking of wajongers. In feite iedereen die werk zoekt of een zinvolle dagbesteding. Soort activiteiten: Werkpro is een breed bedrijf dat zowel dagbesteding biedt, leer-werktrajecten in de zorg, sociaal buurtbeheer in wijken, maar ook klussendiensten, metaal- en houtbewerking, tuinonderhoud, kringloopwinkels, fietsenstallingen en horeca. Indicaties nodig: Afhankelijk van iemands achtergrond en beperkingen kan het gaan om een AWBZ of Wmo-indicatie voor dagbesteding, sociale werkvoorziening dan wel een begeleidingstraject voor werkzoekenden. Betrokken organisaties: Vanwege haar activiteiten voor werkzoekenden en sociale werkvoorziening, zijn de contacten intensief met de gemeenten. Afhankelijk van het soort activiteiten wordt er samengewerkt met bijv. RIBW’s, dak- en thuislozenorganisaties, organisaties voor mensen met een verstandelijke beperking en welzijnsorganisaties. Bekostiging: Zij zijn een zorg-erkende instelling voor dagbesteding in de AWBZ en ontvangen financiële middelen voor arbeidsreïntegratie en sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn er opbrengsten uit activiteiten zoals klussendiensten, kringloopwinkels e.d. Beschrijving van het project Werkpro is geen project maar een bedrijf of beter nog, een keten van bedrijven. Kenmerk in al haar activiteiten is werk, in een brede opvatting. Werk geeft mensen de mogelijkheid tot zelfontplooiing en ontwikkeling en geeft maatschappelijke status en waardering. Niet iedereen kan een reguliere werkkring aan; sommigen hebben eerst scholing nodig of moeten werkritme leren. Anderen zijn geholpen bij dagstructurering in de vorm van activiteiten die zorgen voor sociale contacten, verbetering van het zelfbeeld e.d. Niet voor iedereen is een regulier baan een bereikbaar doel. Voor degenen waarvoor dat niet haalbaar is, wordt gezocht naar activiteiten die aansluiten bij hun individuele mogelijkheden. 23
Werkpro kent een scala aan bedrijven en activiteiten. Mensen melden zich bij het Loket Reïntegratie, Werken & Leren, Zorg, dan wel worden daar naar toe verwezen door zorgorganisaties of gemeentelijke organisaties voor de WWB (wet werk en bijstand). Daar wordt gekeken wat iemand kan en waar de interesses liggen. Degenen die dat nodig hebben krijgen een trajectbegeleider die hun aanspreekpunt is voor het werk. Het werk zelf kan variëren van een reguliere baan, een werkervaringsplek, een stage of een plek in een van de bedrijven of dagbestedingsprojecten. Er zijn tientallen mogelijkheden, verspreid over de drie noordelijke provincies. Variërend van het maken van kunstzinnige voorwerpen (gevlochten manden, glasvoorwerpen), uitsorteren van textiel in de kringloopwinkel, herstellen van textiel en andere materialen, klussendiensten, horeca, groenonderhoud en sociaal wijkbeheer. Een voorbeeld: de dagbesteding in Ewsum Deze locatie voor dagopvang ligt op het borgterrein Ewsum in Middelstum. Dat was een van de mooiste borgen in Groningen. In een prachtige monumentale boerderij is de werkplaats gevestigd. De werkzaamheden die mensen hier kunnen uitvoeren, zijn velerlei: -
Werken in de tuin Dierenverzorging Landschapsonderhoud Theeschenkerij Kantinedienst Hout en metaalbewerking Inpakwerk
Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door mensen die niet of nog niet toe zijn aan een reguliere baan, mensen met een beperking, jongeren die afkomstig zijn uit het speciaal onderwijs of mensen met psychische problemen. Een deel van de deelnemers heeft een indicatie of een PGB voor dagbesteding.
Werkpro heeft enkele jaren geleden al de overstap gemaakt naar menging van doelgroepen. Uitgangspunt is dat er niet geselecteerd wordt op wat iemand mankeert maar op de mogelijkheden en interesses. Dat betekent dat in vrijwel alle activiteiten er mensen met een diverse achtergrond deelnemen. Zo kunnen in de kringloopwinkel mensen werken die dagritme moeten leren en mensen die een zinvolle dagbesteding willen/zoeken. Daarbij maakt het niet zoveel uit of zij dit willen/zoeken omdat ze een verstandelijke beperking hebben, psychische problemen hebben of lange tijd geen betaalde arbeid hebben verricht. De ervaring leert dat veel doelgroepen prima kunnen samenwerken, zelfs al denken mensen daar zelf anders over. Uitzonderingen zijn er voor mensen met verslavingsproblematiek. Deze kunnen wel vaak in hetzelfde gebouw actief zijn, maar hebben eigen activiteiten nodig. Daarbij kunnen ook de verslaafden niet allemaal over een kam geschoren worden; alcoholverslaafden en drugsverslaafden hebben hun eigen problematiek die ook een eigen opvang vraagt. Een ander voorbeeld: de werkplaats in Leeuwarden Op het industriegebied van Leeuwarden is de werkplaats van Werkpro gevestigd. Hier vinden tal van werkzaamheden plaats, zoals houtbewerking, stofferen, kaarsen maken, inpakwerkzaamheden en diverse opdrachten voor bedrijven. De werkplaats is met opzet op het industriegebied; zo zijn de contacten met andere bedrijven op het industriegebied makkelijk te leggen en vergroot het de herkenbaarheid. De deelnemers hebben een diverse achtergrond. Het zijn mensen met verslavingsproblematiek, psychische problemen, verstandelijke beperking, maar ook ouderen die uit de gesubsieerde arbeid komen en niet meer regulier aan de slag komen en mensen met 24 een pgb.
De deelnemers komen vaak binnen via contacten met hun begeleidende instanties, zoals Zienn (maatschappelijke opvang), Talant (verstandelijk gehandicapten) en VNN (verslavingszorg). Deze organisaties beleggen hun dagbestedingsactiviteiten voor een deel bij deze werkplaats. Omdat de werkplaats zo groot is en zoveel verschillende werkzaamheden kan aanbieden, geeft dat hun cliënten meer keuze in dagbesteding. Want niet alleen zijn er diverse soorten werkzaamheden, er zijn ook werkzaamheden van verschillend niveau, variërend van eenvoudig inpakwerk tot complexe lasklussen. De mensen die binnenkomen, zijn immers ook van verschillend niveau. Er zijn mensen die vroeger gewoon gewerkt hebben en ervaring en vaardigheden hebben, tot mensen die nooit aan de slag zijn geweest en vooral basisvaardigheden moeten leren, zoals op tijd komen of afmelden als je niet kunt komen. Zienn heeft via het project Skrepp nog dagbesteding voor de groep voor wie deze werkplaats nog te hoog gegrepen is. Mensen die aan de rafelranden van de samenleving leven, vooralsnog geen hulpverlening willen maar wel gebaat zijn bij een vorm van daginvulling. Zienn is het laatste vangnet voor deze groep. De werkplaats biedt werk aan 65 a 80 mensen, gedurende 9 dagdelen. Sommigen komen 2 a 3 dagdelen, anderen zijn bijna de hele week aanwezig, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden. Aangezien het een doelgroep betreft die regelmatig verval vertoont, kiest Werkpro ervoor om het aantal dagdelen rustig op te bouwen. Uitbreiden van uren is immers positiever dan moeten concluderen dat je het niet trekt of redt. De meeste deelnemers hebben nog een (persoonlijke) begeleider vanuit de zorgorganisatie, naast de begeleiders op de werkplaats. Er zijn korte lijnen tussen de organisaties; men weet elkaar te vinden. Een keer per maand is er overleg met de cliënt en alle hulpverleners rondom deze cliënt. De ervaring in Leeuwarden is dat je veel kunt bieden voor vele doelgroepen, als de werkplaats geen bepaald stigma heeft. Mensen laten samenwerken met diverse achtergronden kan goed en kan zelfs nog wel meer dan nu gebeurt. In Leeuwarden hebben ze maar enkele keren iemand geweigerd vanwege geweld. Juist omdat er veel type activiteiten zijn en veel diverse ruimten, kan er ook iemand uit de groep worden gehaald en overgeplaatst als dat teveel onrust veroorzaakt
25
Het mengen van doelgroepen heeft wel consequenties voor de begeleiding. Er zijn mensen met een diverse achtergrond, waarvan de begeleiders kennis moeten hebben en moeten weten hoe daarop te reageren. Sinds de doelstelling van menging van groepen is de verhouding tussen deelnemers en begeleiders daarom gegroeid van 1:15 naar 1 begeleider op 12 deelnemers. Werkpro kiest niet alleen voor menging van doelgroepen in de activiteiten maar ook menging van activiteiten in één gebouw. Door in een gebouw diverse activiteiten te bundelen, velen met z’n eigen ruimten, ontstaat een efficiente bedrijfsvoering en meer keuze voor de deelnemers. Zo kan in een gebouw zowel een atelier voor kledingherstel zitten, een metaalbewerkingspoot en een verkooppunt. Of andere combinaties. Dan kan in zo’n gebouw ook een eigen opvang worden georganiseerd voor bijv. verslaafden, maar kunnen ook andere groepen en andere activiteiten plaatsvinden.
Het werkveld van gesubsidieerde arbeid en dagbesteding gaat komende jaren sterk veranderen. De organisatie heeft altijd veel contact met gemeenten gehad. Nu merken ze dat gemeenten nog erg aan het zoeken zijn, hoe om te gaan met de komende veranderingen. Welke consequenties dat heeft voor Werkpro is niet helemaal duidelijk. De verwachting is wel dat de individuele begeleiding grotendeels gaat stoppen en er alleen groepsgerichte begeleiding op de activiteiten overblijft. Leerervaringen: Werkpro heeft enkele jaren geleden al de omslag gemaakt naar de menging van doelgroepen. Zij hebben ervaren dat veel doelgroepen prima mengen, door vooral te kijken naar de individuele 26
mogelijkheden en interesses. Alleen voor de groepen verslaafden en dubbel gediagnostiseerden (bijv. verslaving en psychische problemen) moet een uitzondering gemaakt worden. Deze mensen leggen zo’n beslag op de begeleiding en op het groepsproces, dat iedereen beter af is bij het organiseren van eigen activiteiten. Bij de menging van doelgroepen wordt wel een groter beroep gedaan op de begeleiding. Deze moet meer kennis hebben (of in kunnen roepen) over de verschillende achtergronden. Dat maakt ook dat de groepen kleiner zijn, om nog iedereen te kunnen ondersteunen en de groep te laten functioneren als groep. Uit Leeuwarden komt ook naar voren dat het gewenst is om mensen te blijven volgen. De doelgroep is immers een groep die regelmatig een terugval kan krijgen. Nu is vaak de overgang te groot voor iemand die een bepaald traject heeft afgesloten en kan doorstromen naar een ander niveau. Als daar een hiaat optreedt en de begeleiding valt weg, neemt het risico op terugval toe. Begeleiding, al is het bescheiden, blijft nodig.
27
Activeringscentrum Power in Enschede Korte karakteristiek; In diverse wijken in Enschede zijn activeringscentra opgezet waar mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt zelf activiteiten kunnen organiseren om zodoende te werken aan hun zelfvertrouwen en stappen te zetten richting arbeid en zinvolle dagbesteding. De centra worden door de doelgroep zelf gerund. Doelgroepen: Het activeringscentrum richt zich in aanvang op de doelgroep die meer dan 10 jaar werkloos en daarbij nog de nodige problemen heeft (gezinsproblemen, verstandelijke beperking, verslaving etc). In de loop van de tijd is de doelgroep uitgebreid tot iedereen met grote afstand tot de arbeidsmarkt en mensen die niet op eigen kracht hun dagstructurering kunnen vinden. Via de activiteiten richt het zich ook op de gewone wijkbewoners. Soort activiteiten: Het soort activiteiten verschilt per wijk en sluit aan bij de behoeften in die wijk. Het kan een schildercursus betreffen, taalles, interviews houden in de wijk om te horen waar behoefte aan is, nieuwsbrief maken, administratie voeren etc. Indicaties nodig: Het betreft niet-geïndiceerde activiteiten, al zijn er ook mensen actief onder de noemer gesubsidieerde arbeid in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Betrokken organisaties: De activeringscentra zijn opgezet vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor werk en bijstand. Het is dus een gemeentelijk initiatief. Binnen de powercentra wordt samengewerkt met andere organisaties die actief zijn in de wijk om bijv. activiteiten aan te bieden. Met de volksuniversiteit wordt samengewerkt in het organiseren en aanbieden van cursussen. Bekostiging: De powercentra draaien op gemeentelijke subsidie voor het gebouw en de coördinator per centrum. Daarnaast werken er mensen onder de noemer van gesubsidieerde arbeid. Beschrijving van het project
Start: Enkele jaren geleden zijn mensen van gemeente Enschede in Liverpool gaan kijken naar de activeringscentra aldaar, zogeheten kwowledge mills. Dat heeft het idee gevoed om in de eigen gemeente iets dergelijks op te zetten voor mensen in de bijstand. Kerngedachte van de activeringscentra is: zet de Powercentra als hulpmiddel in om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te activeren. De weg richting de arbeidsmarkt is voor sommigen erg lang. Power helpt mensen in ritme vinden, groei van zelfvertrouwen en waardering, waardoor deze mensen een stapje kunnen zetten in de richting van arbeid. 28
In de Powercentra organiseert de doelgroep activiteiten voor de wijk, zodat wijkbewoners daar bijv. kunnen deelnemen aan een schilderkursus. In het organiseren van dergelijke activiteiten en het runnen van het powercentrum, doet de doelgroep vaardigheden op die hen in het verdere leven vooruit kunnen helpen. Vanuit de gemeente is er de wens dat de powercentra toeleiden tot regulier werk. Voor velen is de afstand tot regulier werk echter zo groot dat gesubsidieerde arbeid vaak het hoogst haalbare is. Activering is daarom veel meer het doel; wijkbewoners te ontwikkelen door middel van wijkbewoners. De methode die daarbij gevolgd wordt is mensen weer grip te laten krijgen op hun situatie. Een groep vrijwilligers, mensen uit de wijk, houdt samen het Powercentrum draaiende. Mensen met verschillende achtergronden en culturen zorgen er samen voor dat de activiteiten voor de buurtbewoners goed verlopen. Zelfverantwoordelijkheid en zelfsturing zijn daarom belangrijke kernwaarden, net als samenwerking en teambuilding. Voor het eerste powercentrum is voornamelijk in het bestand van de langdurig werklozen (meer dan 10 jaar werkloos) gerecruteerd. Deze eerste groep mensen zijn opgeleid tot interviewer in de wijk. Zij zijn vervolgens in de eigen wijk wwb-ers gaan interviewen wat er nodig is in de wijk en wat er nodig is om henzelf te activeren. Zo is een breder bestand geworven van mensen die in de powercentra actief zijn. Sinds januari 2009 is het eerste powercentrum in zuid actief. Inmiddels zijn er 5 powercentra, verdeeld over de wijken. De powercentra kunnen in eigen gebouwen zitten, waar iedereen kan binnenlopen of deelnemen aan een activiteit. Soms is het powercentrum ondergebracht in een wijkcentrum, maar ook daar hebben ze dan hun eigen ruimten zodat de open inloop geboden kan worden. Power gelooft in de eigen kracht van mensen, steunt mensen in het ontdekken van hun kwaliteiten en het opbouwen van hun zelfvertrouwen, ontwikkelt het zelfvertrouwen en laat mensen leren vanuit een actieve situatie. Dat gaat niet vanzelf. De medewerkers van Power hebben ondersteuning nodig in het ontwikkelen en activeren van wijkbewoners. Hiervoor heeft Power contact gezocht met de 29
volksuniversteit om cursussen te ontwikkelen zodat de medewerkers hun vaardigheden op het gebied van teambuilding, gesprekstechnieken, feedbackgeven konden uitbreiden.
Organisatie: Elk powercentrum draait op de inzet van mensen zelf, die daarin worden ondersteund door een professionele kracht en gesubsidieerde arbeid. Enschede kent zogeheten klimopbanen, dat is gesubsidieerde arbeid voor maximaal één jaar (met mogelijkheid van een jaar uitloop). Het is de bedoeling dat deze mensen doorstromen naar reguliere arbeid. Deze klimoppers werken 10-=20 uur per week in een powercentrum en bieden ondersteunde dienstverlening. De professionele kracht leidt het powercentrum, legt verbindingen in de wijk, en haalt nieuwe mensen binnen. Minstens zo belangrijk is de taak in het ondersteunen van de doelgroep, die als vrijwilligers worden benaderd. Daarbij brengt de professional structuur aan in de groepen en groepsbijeenkomsten, verdeelt taken die niemand wil doen (schoonmaken bijv.). Tevens voert deze persoon individuele gesprekken met mensen om hen te laten ontdekken waar hun talenten liggen, wat ze kunnen , wat ze willen leren en maakt duo’s zodat mensen ook van elkaar kunnen leren.
Activiteiten: Aangezien in elk powercentrum andere mensen actief zijn en er wordt aangehaakt bij de noden en wensen in de wijk, heeft elk centrum een eigen range aan activiteiten. Op de website staat bijv. het volgende in activiteiten in Zuid: In en vanuit Power Zuid organiseren we activiteiten voor alle wijkbewoners van Stroinkslanden, Wesselerbrink en Helmerhoek. Wij zijn nu al bezig met de volgende activiteiten: Praatgroep om nederlandse taal te leren Wandelen in de wijk en omgeving Taalles nederlands Schilderen/tekenen Kookworkshop Schaken en dammen Handwerkgroep: – “tassen, kussens en sjaals maken”; – “ophypen kleding” Muziek Kennis maken met de computer en met internet Rondleidingen organiseren o.a. in het stadshuis Hebt u zelf talenten/ ideeën, die u graag samen met de activeerders zou willen ontwikkelen? Bel dan meteen Power. Een nieuwe groep activeerders zal ook projecten gaan ontwikkelen of wijkbewoners gaan helpen met het ontwikkelen van activiteiten die zij wensen. De betrokken mensen verzorgen dus ook zelf de webteksten, de promotie van activiteiten e.d. Elk centrum heeft een diversiteit aan activiteiten in het eigen centrum, maar er vinden ook activiteiten elders plaats. Zo kan er ook worden aangehaakt bij de klussendienst van de welzijnsorganisatie, als mensen daar meer feeling mee hebben. In gesprekken met de begeleider komt aan bod wat iemand zou willen leren en wordt daar, samen met de persoon in kwestie, actie op ondernomen. 30
Aanvankelijk werd ook de administratie van het centrum door de mensen zelf gedaan. Dat leverde onvoldoende informatie op voor de doorstroming naar vormen van (betaalde) arbeid en bleven de resultaten grotendeels uit beeld. Inmiddels wordt de administratie meer door professionals gedaan, zodat de verantwoording van de bestede middelen naar de gemeente beter in kaart is gebracht. Op dat punt is er wel een spanning in de doelstellingen. De gemeente ziet de powercentra als een opstap naar – uiteindelijk – betaalde arbeid. De professionals werken daaraan, maar signaleren tegelijkertijd dat dat doel voor veel mensen ver weg ligt of te hoog gegrepen is. Uiteraard zijn er de successen. Zoals een moeilijk plaatsbare autistische jongen met een boekhoudkundige achtergrond die nu administrateur is geworden bij een zorgboerderij voor autisten. Of de ex-verslaafde vrouw die nu een opleiding volgt om andere verslaafden te helpen. Zij heeft haar leven weer op de rit en de uithuisgeplaatste kinderen zijn weer bij haar terug. Het is een moeilijke groep, vaak met een diversiteit aan problemen. Het voordeel van de powercentra is dat naar het geheel gekeken wordt en samen met de persoon in kwestie gewerkt wordt aan verbetering in de persoonlijke situatie. Voor iedereen is verbetering mogelijk, op z’n minst in groei van het zelfvertrouwen, opbouwen van sociale contacten e.d. Er worden dus stappen gezet, maar niet voor iedereen is het einddoel van betaalde arbeid in zicht.
Leerervaringen: De Powercentra zijn opgezet om langdurig werklozen weer perspectief op arbeid te geven. Het concept werkt voor velen. Binnen de groep langdurig werklozen zijn er veel mensen met een psychische of verstandelijke beperking, met taalachterstand, (ex-)verslaafden en anderen voor wie het leven een ongelukkige samenloop van omstandigheden heeft geboden. In die zin is er sprake van menging van doelgroepen. 31
André Kraayevanger van de gemeente zegt daarover: De mix van individuele taakstellingen en groepsgerichte activiteiten werkt voor deze mensen. Er is weliswaar ondersteuning maar mensen moeten zelf de kansen grijpen. Professionals nodig: De activering vanuit de professionals is in de loop van de tijd wel iets veranderd en zwaarder geworden. Aanvankelijk was het beeld dat mensen elkaar konden activeren en geen ondersteuning nodig hadden van de professionals. Als de groep een mix heeft waarin ook mensen met een hoger niveau participeren, dan is dat haalbaar. Dat is niet in elke groep het geval. Mensen die lange tijd werkloos zijn geweest, zijn niet van de ene op de andere dag in staat om zichzelf en anderen te organiseren. Professionals moeten daarom vaak de structuur aanbrengen maar ook de volgende stap aankaarten. En als mensen een stap kunnen maken die hen dichter bij werk of werkgerelateerde activiteiten brengt, blijft het veelal nodig dat de begeleiders hen blijven ondersteunen. Het is een doelgroep waarbij terugval op kan treden. Zelforganiserend vermogen: Het grote succes van de activeringscentra is toch wel dat mensen met een soortgelijke problematiek elkaar ondersteunen. De methode om met een eerste groep langdurig werklozen de wijk in te trekken om anderen te motiveren mee te doen, spreekt aan. Immers, het is een doelgroep die vaak al veel hulpverleners over de vloer heeft (gehad) en zelf niet veel geloof of vertrouwen meer heeft in het eigen kunnen. Als zij dan anderen zien die vanuit een soortgelijke situatie in staat zijn om activiteiten te ondernemen, stimuleert dat en roept dat minder drempels op dan een professional.
32