Eindrapportage werkgroep VM2 Stimuleringsproject LOB in het mbo
1
Deelnemende scholen Kandinsky College & ROC Nijmegen Linde College & ROC Friesland Penta College & ROC Zadkine
Projectorganisatie Ton Balk, Balk Consultancy Jesse de Doelder, De Doelder Projectmanagement & Consultancy Jenne van Tulden, Balk Consultancy
2
Inhoudsopgave Inleiding Samenvatting Hoofdstuk 1
Het VM2-experiment
Hoofdstuk 2
Een nadere verkenning van het begrip LOB
Hoofdstuk 3
Procesbeschrijving werkgroep VM2
Hoofdstuk4
Onderzoek
Hoofdstuk 5
LOB-bouwstenen in VM2-trajecten
Hoofdstuk 6
Knelpunten bij de opstart van VM2
Hoofdstuk 7
Bronnenlijst
Bijlagen
1. LOB-indicatoren van de drie projectscholen 2. Stroomschema’s van de drie projectscholen 3. Vormgevingsdocumenten van de drie projectscholen
3
Inleiding MBO Diensten, de MBO Raad, Colo en Skills Netherlands zijn samen een project gestart om studenten in het mbo nog beter te ondersteunen met loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). LOB geeft studenten meer inzicht in hun eigen kwaliteiten, mogelijkheden en drijfveren. LOB moet studenten helpen bij het maken van de juiste opleidings- en beroepskeuze. Met een verdere intensivering van loopbaanoriëntatie en -begeleiding voor studenten willen MBO Diensten, de MBO Raad, Colo, Skills Netherlands en het ministerie van OCW bereiken dat: • minder studenten voortijdig hun opleiding verlaten door bijvoorbeeld een verkeerde studiekeuze; • studenten inzicht hebben in hun eigen talenten, kwaliteiten en mogelijkheden, zodat ze weloverwogen keuzes kunnen maken voor een vervolgopleiding of beroep. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding is een breed begrip. Tal van aspecten spelen dan ook een rol bij LOB. Daarom zijn diverse werkgroepen in het leven geroepen. Elk van deze werkgroepen behandelt een speciale invalshoek: • beleid- en visieontwikkeling stimuleren en ontwikkelen; • informatievoorziening; • deskundigheidsbevordering; • intake; • integratie van LOB binnen het onderwijscurriculum; • integratie van LOB binnen de beroepspraktijkvorming; • opbouwen van de samenwerking met het bedrijfsleven en werken met netwerken; • LOB in de uitstroomfase mbo naar arbeidsmarkt en volgende mbo- c.q. hbo-niveaus. De resultaten van de verschillende werkgroepen worden na afloop van het project landelijk verspreid. Zo worden andere betrokken scholen, organisaties en belanghebbenden geïnformeerd en voorzien van inzichten en mogelijkheden op het gebied van LOB. Voor meer informatie verwijzen wij u naar het Stimuleringsplan Loopbaan Oriëntatie Begeleiding MBO. Binnen het LOB-project is – naast de hiervoor genoemde werkgroepen – ook nog een aparte werkgroep VM2 opgericht. Bij VM2 gaat het om het landelijke OCW/LNV-experiment in het kader van de leergang vmbo-mbo2. Hiervoor zijn drie VM2-projecten benaderd. De VM2-werkgroep heeft drie beoogde resultaten benoemd: • gezamenlijke visie vmbo-mbo ten aanzien van LOB; • keuzemomenten van studenten binnen VM2 in beeld brengen en voorzien van een uitwerking;
4
•
drie uitgewerkte VM2-trajecten, die zijn voorgelegd aan critical friends met als resultaat bruikbare modellen voor overige VM2-trajecten.
Deze rapportage bevat de opbrengst van dit proces.
5
Samenvatting De werkgroep VM2, participerend in het stimuleringsproject LOB van MBO Diensten, heeft tussen september 2011 en maart 2012 gewerkt aan de visieontwikkeling en vormgeving van loopbaanoriëntatie- en begeleiding (LOB) binnen de leergang vmbo-mbo2 (VM2). Hoewel de concrete uitwerking van de drie projectscholen op het gebied van route en gebruikte instrumenten verschillend is, kwam in de gevoerde gesprekken naar voren dat de ideeën over de doelgroep en hun begeleidingsbehoefte veel gemeenschappelijke elementen bevatten. VM2-studenten Bij de studenten die voor VM2-experimenten in aanmerking komen, gaat het officieel om jongeren die de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo volgen. Zij krijgen dit niveauadvies mee van hun basisschool. Het VM2-experiment is echter ook opgezet voor studenten die door hun docenten en begeleiders als een kwetsbare groep worden gezien:
‘Onze studenten hebben geen zitvlees.’ ‘Het zijn doeners!’ ‘Het zijn geen studiebollen.’
Kortom: het gaat om studenten die het risico lopen, zonder enig diploma, op de arbeidsmarkt niet aan de bak te komen. Het zijn studenten die passen in de categorie ‘mogelijk vroegtijdige schooluitvallers’. Bijvoorbeeld studenten met leer- en gedragsproblemen of jongeren met zogenaamde gestapelde problemen, veelal omdat ze geen stabiele thuissituatie hebben. Wat ook meespeelt is dat de VM2-doelgroep tussen hun twaalfde en achttiende levensjaar de pubertijd doormaakt. Recent onderzoek toont zelfs aan dat het brein van jongeren ook boven hun twintigste levensjaar nog doorrijpt. Hierbij speelt ook mee dat de prefrontale cortex, waarin het vermogen tot rationele overwegingen en het kunnen plannen en overzien van de gevolgen die keuzes hebben voor de langere termijn, nog niet volgroeid is. Daarnaast zorgt de hormonale ontwikkeling op deze leeftijd voor risicovoller gedrag. Bovendien is er sprake van een grotere gevoeligheid voor reacties van de sociale omgeving door de toename van het hormoon oxycitine (ook wel het knuffelhormoon genoemd). Keuze Het is onze stellige overtuiging dat het merendeel van de studenten in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo op de betreffende school terecht is gekomen zonder een afgewogen bewuste keuze voor
6
een beroepsrichting. Toch moeten deze studenten op veertienjarige leeftijd kiezen voor een sector die op de betreffende vmbo-school wordt aangeboden. Veel VM2-experimenteerscholen beschouwen dit laatste als een groot knelpunt. Bij de start van het experiment was hier overigens ook geen rekening mee gehouden. VM2-studenten dienden immers in een uitstroomprofiel op niveau 2 (crebo-nummer) te worden ingeschreven. Dit knelt eens te meer, aangezien deze jongeren over het algemeen niet weten welke beroepen tot hun mogelijkheden behoren. Voor een deel komt dit doordat ze hun eigen potentiële competenties te hoog inschatten. Ook hebben ze vaak onvoldoende zicht op wat de mogelijke beroepen eigenlijk inhouden. Anderzijds zijn in onze moderne samenleving beroepen langzamerhand onzichtbaar aan het worden. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Kern van LOB is het begrip ‘reflectie op betekenisvolle ervaringen’. Het gaat hierbij om ervaringen, waardoor jongeren worden geraakt. In de concretisering van de VM2-routes van de drie deelnemende scholen zien we dan ook een rijk scala aan instrumenten, die wijzen naar hetzelfde idee: het opdoen van ervaringen van zeer verschillende aard. Uitgaande van de noodzaak dat ergens op de route een richtingkeuze naar een beroep moet worden gemaakt, moeten de studenten in de loop van de tijd immers ook realistische beroepsbeelden vormen. Studenten moeten bovendien leren reflecteren. Dit helpt hen later om een passende keuze voor een beroepsrichting te maken. Reflectie moet dan ook als een soort rode draad door het hele traject heenlopen. Het is dus niet de bedoeling dat studenten alleen tijdens loopbaangesprekken met de mentor of decaan aan reflectie doen. Reflectie moet overal in de opleiding een rol spelen. Alle betrokken begeleiders moeten zich ervan bewust zijn dat ze hierin een rol vervullen. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding begint al in het eerste leerjaar van het vmbo. LOB wordt beschouwd als een cyclisch proces en kan op elke plaats op elk moment – daar waar de student ervaringen heeft opgedaan die hem raken – gebeuren. Docenten worden getraind in het voeren van dialogen. Hierin wordt de student uitgenodigd een eigen betekenis aan zijn ervaringen te geven en die interpretatie mee te nemen naar een volgende stap. Ook omgevingsinvloeden (influentials) waarbij naaste familieleden bijvoorbeeld een bijzondere rol spelen en sociale media vaak grote invloed hebben, worden meegenomen in de begeleidingsgesprekken. Van de begeleiders wordt verwacht dat ze zich blijven verdiepen in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt voor deze studenten biedt op het niveau dat zij kunnen bereiken. Betekenis voor de VM2-route
7
Veel studenten in de onderste regionen van het beroepsonderwijs komen te vroeg in een sluis (of trechter) van een bepaalde beroepsrichting terecht, zonder dat ze hier genoeg over weten of voldoende overtuigd zijn of deze richting bij hun past. De drie participerende VM2-scholen geven aan dat ze streven naar trajectvormen, waarin studenten voldoende tijd krijgen om in gevarieerde levensechte beroepssituaties ervaringen op te doen. De keuze voor een uitstroomprofiel wordt bovendien uitgesteld. De student oriënteert zich breed, waarbij hij toch een aantal algemene competenties, onafhankelijk van de beroepscontext, leert. LOB wordt in deze VM2-optiek gepositioneerd als een schil om de student heen. De begeleiding begint in een vroeg stadium in de vorm van kleine reflectiemomenten. De ‘doeners’ binnen het VM2-programma krijgen veel levensechte ervaringen voorgeschoteld. Daarnaast worden beïnvloedende factoren uit de omgeving van de student, met name de ouders, bij de begeleiding betrokken. Er is veel aandacht voor de samenhang tussen alle onderdelen van het leerprogramma. Docenten en andere begeleiders worden geschoold in het voeren van reflectiegesprekken. De doorlopende leerroute van VM2 werpt bovendien zo weinig mogelijk barrières op in de vorm van tussentijdse exameneisen. De drie deelnemende VM2-scholen tonen aan dat de kloof tussen vmbo en mbo in positieve richting kan worden omgebogen door binnen één team samen te werken. Op deze manier wordt de expertise van beide ‘bloedgroepen’ gecombineerd. Deze samenwerking is echter pril en van personen afhankelijk. Daarom wordt er hard gewerkt om de opbrengst vast te leggen in een organisatiestructuur. Ook groeit het inzicht dat een regionale opschaling noodzakelijk is, waarin meerdere vmbo’s, het ROC en organisaties en bedrijfsleven gezamenlijk zorg dragen voor een voldoende en passend aanbod van opleidingsmogelijkheden in de beroepskolom.
8
Hoofdstuk 1
Het VM2-experiment
Twintig vmbo-scholen en mbo-instellingen gingen op 1 augustus 2008 van start met de leergang vmbombo2. Het jaar daarna kwamen hier nog eens meer dan honderd projecten bij. Bij dit zogenaamde VM2experiment wordt de bovenbouw van een vmbo-basisberoepsgerichte leerweg samengevoegd met een opleiding op mbo-niveau 2. Hierdoor ontstaat één nieuwe geïntegreerde beroepsopleiding. Dit betekent dat studenten niet hoeven over te stappen. Ze krijgen les op één locatie, met één pedagogischdidactische aanpak, door hetzelfde team van vmbo- en mbo-docenten. Hierdoor neemt de kant dat studenten een startkwalificatie – een diploma op minimaal mbo-niveau 2 – halen toe. Ook wordt de kans op voortijdige schooluitval verkleind. In totaal nemen maximaal vijfduizend studenten deel aan het tot 2013 durende VM2-experiment. Minder schooluitval Voor veel vmbo-studenten en met name studenten in de basisberoepsgerichte leerweg is de overstap naar het mbo lastig. Een deel schrijft zich niet in voor een vervolgopleiding op het mbo. En van de studenten die wel overstappen, vallen er in de eerste paar maanden van het mbo veel uit. De omschakeling naar een andere school blijkt een groot struikelblok. Doel van het VM2-experiment is dat meer studenten hun startkwalificatie halen op mbo-niveau 2. Meer ruimte voor onderwijs op maat In de leergang vmbo-mbo2 volgen studenten maximaal vier jaar onderwijs. Scholen mogen zelf vorm en inhoud geven aan de leergang. De ministeries van OCW en LNV hebben hiervoor slechts de kaders aangegeven. Gevolg is dat scholen meer ruimte krijgen voor onderwijs op maat voor studenten die in het huidige systeem een grote kans zouden hebben om uit te vallen. Het vmbo-examen is binnen het experiment niet verplicht. Voorwaarde is wel dat er een terugvalgarantie wordt ingebouwd als studenten dreigen uit te vallen: als een student de leergang niet haalt, moet hij worden begeleid richting een traject dat leidt tot een vmbo- of een mbo-diploma.
9
VM2 en LOB In dit rapport gaan we nader in op de rol van LOB in de doorlopende lijn vmbo-mbo. In het huidige stelsel gaan studenten na het behalen van het vmbo-diploma naar het ROC voor een mbo-opleiding. Als studenten het vmbo verlaten eindigt ook de loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Het keuzeproces is immers afgerond: de student heeft een mbo-opleiding gekozen en lijkt op zijn plek te zitten. Niets is echter minder waar: ongeveer 30 procent van de vmbo-studenten valt uit in het eerste jaar van het mbo of staakt (tijdelijk) de opleiding om zich te oriënteren op een andere keuze. Het is dan ook interessant om na te gaan of een doorlopend traject vmbo-mbo een bijdrage kan leveren aan een vermindering van de gesignaleerde problematiek. De drie deelnemende VM2-scholen hebben tijdens dit traject een aanzet gegeven om hun organisatie aan te passen. Nader vervolgonderzoek moet uitwijzen of studenten van deze opleidingen uiteindelijk zonder uit te vallen op hun plek terechtkomen.
10
Hoofdstuk 2
Een nadere verkenning van het begrip LOB
De student – met zijn unieke talenten, passies, dromen en de ontwikkelingsfase waarin hij de middelbare school doorloopt – staat centraal bij loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB). De school gaat met de student een proces aan, waarin deze vaak nog onbewuste eigenschappen langzamerhand naar een bewust niveau groeien en verbonden worden met beelden die de student ontwikkelt over mogelijke beroepskeuzes. Reflectie Dit student wordt op regelmatig terugkerende momenten uitgenodigd te reflecteren op ervaringen die hij op school, in de praktijk of in zijn eigen leefomgeving heeft opgedaan. Scholen zouden hun LOB zo moeten vormgeven dat studenten deze reflectiemomenten regelmatig kunnen gebruiken voor hun eigen bewustwordingsproces. De reflectiemoment zijn bovendien niet los te zien van de rest van het lesprogramma. Ze moeten worden beschouwd als een geïntegreerd proces dat als een rode draad door de studiejaren heen loopt en waarin verschillende (vak)docenten, mentoren en stagebegeleiders een begeleidende rol spelen. De door de werkgroep geraadpleegde literatuur laat ook zien dat reflectie op het geheel van ervaringen een belangrijk onderdeel is van LOB. Wil het reflectieproces kans van slagen hebben, dan moet het meer zijn dan een geïsoleerd onderwerp of een los gesprek. Elke professional die betrokken is bij een student moet hierin een rol vervullen. Bij LOB is het belangrijk dat de student en de docent in een loopbaandialoog ook echt met elkaar leren communiceren, waarbij van de kant van de docent vooral ook luistervaardigheden worden gevraagd. Het SLO-rapport Mbo-opleidingsbeelden ontwikkelen omschrijft dit als volgt: ‘De docent moet niet slechts geïnteresseerd zijn in keuzebegeleiding wanneer die resulteert in een betere determinatie van de student. Reflectie dient daadwerkelijk ingezet te worden als reflectie: geen monoloog vanuit de docent richting de student, maar een gesprek waarin beide partijen volwaardig zijn. Helaas blijkt dat dit veelal nog niet het geval is’. Keuzebewustzijn studenten LOB moet studenten uitnodigen om te kiezen. Daarom hebben wij op verschillende manieren geprobeerd erachter te komen hoe studenten keuzes maken, wie hen daarbij beïnvloedt, welke rol beroeps- en opleidingsbeelden hierbij spelen en hoe studenten zich voorbereiden op het vervolg naar een verdere studie- of beroepscarrière. Recente publicaties, zoals Het puberbrein binnenste buiten van YoungWorks, laten zien dat jongeren niet in staat zijn om rationele beslissingen te nemen voor de langere termijn. Dit gegeven stelt de inrichting van het beroepsonderwijs voor de basis- en kaderstudenten ter discussie. Studenten worden immers
11
gedwongen om op jonge leeftijd te kiezen voor een beroepsrichting, terwijl ze niet in staat zijn te overzien wat dit betekent. Ook hebben de jongeren nog geen realistische beelden kunnen ontwikkelen over de beroepen die ze met hun opleiding zouden kunnen vervullen. In een verkennend onderzoek, dat wij door P.S. hebben laten uitvoeren, kwam naar voren dat eerstejaars vmbo-studenten in de basisberoepsgerichte leerweg nauwelijks keuzebewustzijn hebben. Het onderzoek laat ook zien dat alleen de zeventienjarige examenkandidaten van het VM2-traject, die vlak voor hun diploma op mbo-niveau 2 staan, bezig zijn met keuzeprocessen voor de nabije toekomst. Een passage uit het ecbo-onderzoek Een schepje erbovenop bevestigt het beeld van het hoge aantal switchers in de loop van het VM2-traject: ‘Het is opvallend dat het aantal studenten dat van opleiding wisselt (niet te verwarren met het aantal studenten dat voortijdig de school verlaat) hoog is. Ook valt op dat het aantal studenten dat tussen het derde en vierde leerjaar switcht hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. In de eerste tranche 38 procent t.o.v. 25 procent. In de tweede tranche wisselt een derde van de studenten in dezelfde periode van onderwijsloopbaan.’ Beroeps- en opleidingsbeelden Studenten hebben over het algemeen veel moeite met het ontwikkelen van een beroepsbeeld en het maken van een verbinding met het opleidingsbeeld. Het is echter wel belangrijk dat studenten een duidelijk beeld ontwikkelen, aangezien dit een positieve invloed heeft op het voorkomen van ongediplomeerde uitstroom en voortijdig schoolverlaten. Hoe beter het beroepsbeeld, hoe kansrijker de student. Onderzoek van Cinop, vermeld in het SLO-rapport Klaar voor de start, laat zien dat in basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen van het vmbo 11 procent van de studenten uitvalt, 15 procent moeite heeft met de overstap van vmbo naar mbo (door het ontbreken van een opleidingsbeeld) en 17 procent aan het einde van de vmbo-opleiding geen duidelijk beroepsbeeld heeft. Ander onderzoek laat zien dat zelfs 50 procent van studenten die instromen in het mbo een matig tot slecht beroepsbeeld heeft. Een groot aantal uitvallers en switchers haakt af, omdat de opleiding hen niet aanspreekt of anders uitpakt dan de student vooraf verwacht. Wij onderschrijven dan ook het SLO-rapport Mboopleidingsbeelden ontwikkelen, waarin staat dat bij studenten die weten dat een beroep bij hun past ook de opleiding moet passen. Aan de hand van LOB-literatuur heeft de werkgroep zich verdiept in de manier waarop jongeren tot een gerichte keuze voor een bepaalde beroepsrichting komen. Dit proces begint met Inspiratie: ‘welke voorbeelden uit de omgeving spreken tot de verbeelding?’. Vervolgens komt het Dromen, waarin de student zichzelf in een mooi beroep ziet. Studenten kunnen pas een realistische keuze maken als ze de
12
fases Informatie (‘welke opleidingen passen binnen mijn interesse?’) en Bevestiging (door ervaringen in de beroepspraktijk) hebben doorlopen. Schematisch ontstaat dan het volgende beeld. Hierbij moet worden vermeld dat studenten deze lijn niet altijd op een lineaire manier doorlopen.
Het is belangrijk dat scholen leeractiviteiten organiseren om dit proces te stimuleren. Dit kan zowel binnen- als buitenschools plaatsvinden. Alleen door dit regelmatig en in verschillende contexten te doen, kan een student zich een realistisch beeld vormen. In de bij dit rapport horende bijlagen is van elke VM2projectschool inzichtelijk gemaakt hoe zij in de verschillende stadia van het traject hun studenten leerzame ervaringen laten opdoen. In het SLO-rapport Mbo-opleidingsbeelden ontwikkelen staat dat het belangrijk is om tijdens de leeractiviteiten loopbaanvragen te stellen. Alleen zo kan het keuzeproces van studenten echt van de grond komen. Om de student in staat te stellen sturing te geven aan de eigen loopbaan benoemt Frans Meijers drie competenties die jongeren – met de nodige ondersteuning – moeten ontwikkelen: • loopbaanreflectie (welke motieven en kwaliteiten zijn van belang voor de ontwikkeling van de loopbaan); • loopbaanvorming (het maken van keuzes rondom werken en leren, het onderzoeken van consequenties van mogelijkheden en het daadwerkelijk actie ondernemen, gericht op het realiseren van de eigen loopbaan); • netwerken (contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling). Influentials De publicatie Word jij maar verpleegster van Balk Consultancy laat zien dat een groot aantal van de basis- en kaderstudenten die voor een bepaalde vmbo-school kiezen nauwelijks een beeld heeft van het beroepenveld waarop deze vmbo-scholen hen voorbereiden. Anders geformuleerd: de keuze voor de specifieke vmbo-school is meestal niet gebaseerd op weloverwogen beroepsbeelden. Dit wordt ondersteund door een citaat uit het onderzoek van P.S.: ‘Uit de uitkomsten van de panelgesprekken is op te maken dat de studenten niet direct het gevoel hebben in het eerste jaar een keuze te maken voor een school, opleiding of sector. Ze gaan naar het vmbo, omdat zij dat niveauadvies hebben gekregen. De school is vaak dichtbij of de studenten gaan erheen omdat zij er mensen kennen
13
(familie of vrienden). Wat betreft sectorkeuze zijn de studenten daar in het eerste half jaar van het eerste leerjaar nog niet mee bezig.’ Dit zou dus een van de oorzaken kunnen zijn van een (achteraf gezien) onjuiste sectorkeuze. Veel studenten geven aan dat ze ook niet opnieuw zouden kiezen voor dezelfde sector/afdeling. Een belangrijke component voor de schoolkeuze is dan ook de beïnvloeding door ouders, familieleden, vrienden, medestudent(en) en basisscholen. Onderzoeksbureau YoungWorks noemt dit influentials. Uit de onderzoeksliteratuur komt overigens niet altijd even duidelijk naar voren op welke manier externe factoren de keuzes van studenten beïnvloeden. Over de rol van ouders in het keuzeproces bestaan bijvoorbeeld tegenstrijdige meningen. YoungWorks heeft een model ontwikkeld, waarin de verschillende influentials in beeld zijn gebracht:
Scholen moeten zelf beslissen hoe ze omgaan met deze influentials. Als de school bijvoorbeeld van mening is dat ouders een belangrijke rol spelen bij het keuzeproces van jongeren, kan zij overwegen de ouders in te schakelen bij de loopbaanbegeleiding van de student. Zo kiest de combinatie Penta College/ROC Zadkine in Rotterdam in haar opzet nadrukkelijk voor het betrekken van ouders bij LOB vanaf het eerste jaar van het vmbo. Het verkennende onderzoek van P.S. onderschrijft de rol van influentials: ‘Familieleden zijn belangrijke inspiratie- en informatiebronnen voor de studenten. Beroepen worden gekozen op basis van informatie
14
die de studenten hebben van ouders, zussen, broers, neven, nichten, ooms en tantes. Studenten geven aan dat deze “adviezen” niet leidend zijn voor hun keuze, maar dat zij het wel prettig vinden om meer informatie te krijgen vanuit deze omgeving. Voornamelijk de rol van de ouders zou stimulerend en motiverend moeten zijn, daar zijn de studenten gevoelig voor.’ Dit roept de vraag op hoeveel inzicht deze beïnvloeders hebben op beroepsbeelden en opleidingsmogelijkheden in het mbo. Vroegtijdige sturing We kunnen stellen dat veel studenten in het vmbo kiezen voor een studierichting, terwijl er in hun beeldvorming nog geen duidelijke koppeling met de hieraan verbonden beroepen of aansluitende mboopleidingen heeft plaatsgevonden. Uit onderzoek van Willemijn Evers komt naar voren dat een substantieel deel van de bevraagde mbo-studenten vindt dat de informatie die ze vooraf van de opleiding hebben gekregen niet overeenkomt met de dagelijkse werkelijkheid. Eenmaal op het vmbo zullen studenten hun vertrouwde school, medestudenten en docenten niet snel verlaten. Dit geldt niet alleen voor de studenten die nog geen duidelijk beeld hebben waarnaar ze wat betreft hun toekomstige beroep op weg zijn. Ook gaat het om scholieren die wel een idee hebben over wat zij later willen worden, maar nog geen beeld hebben over de hierbij behorende studieloopbaan. Zij zijn hier nog niet actief mee bezig, misschien ook omdat hun beroepskeuze op dat moment nog niet definitief is. Op de basisschool is vaak minimaal aandacht besteed aan de studieloopbaan of aan beroepskeuzes. Studenten geven aan dat er wel informatie wordt gegeven over de verschillende scholen die zij na het basisonderwijs kunnen kiezen, maar dat de voorlichting niet verder gaat dan dat. Wij constateren dan ook dat er voor studenten in de basis- en kaderleerwegen van het vmbo een vroegtijdige ‘sturing’ plaatsvindt. Jongeren komen in een soort ‘trechter’ terecht. Zij kunnen niet bewust of op basis van realistische beroepsperspectieven kiezen. Concreet gesteld: in ons onderwijsstelsel moeten studenten op dertien- of veertienjarige leeftijd op het laagste niveau van het vmbo (de basisberoepsgerichte opleiding) vroegtijdig een keuze maken voor een sector (in de tweede klas van het vmbo) en een vervolgopleiding op het mbo (in de derde of vierde klas van het vmbo). Het lijkt – mede gezien de wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de ontwikkeling van het brein – goed om hier vraagtekens bij te zetten. De deelnemende partnerscholen hebben geprobeerd vanuit dit standpunt hun LOB/VM2-traject te herzien.
15
Deze sturing of trechter ziet er als volgt uit: Determinatie- en keuzemogelijkheden van een B/K-student binnen een regulier (niet VM2-)onderwijssysteem
LOB en VM2 Scholen begeleiden de keuzeprocessen van studenten door middel van LOB. Van belang is dat deze aanpak breed wordt gedragen: alle begeleiders die met de student te maken hebben, dragen hun steentje bij en moeten geïnformeerd zijn over de opzet en de uitvoering van LOB. Daarnaast moeten deze begeleiders zelf goed op de hoogte zijn van de arbeidsmarkt en mogelijke vervolgopleidingen. Op
16
dit moment wordt er wel vaak aandacht besteed aan persoonlijke begeleiding (studie- en leerbegeleiding). Er is echter minder oog voor de begeleiding van studenten bij het vormen van beroepsen opleidingsbeelden. Scholen zouden hier al in de onderbouw van het vmbo mee kunnen beginnen. Belangrijk is dat scholen vastleggen hoe de samenhang tussen de loopbaangerichte begeleiding en de beroepsgerichte programma’s vorm krijgt. Een student werkt, zeker wanneer dit wordt gekoppeld aan reflectie, in allerlei leersituaties aan het ontwikkelen van zijn loopbaancompetenties. In het SLO-rapport Klaar voor de start staat een werkmodel, waarin een aantal verschillende componenten in beeld zijn gebracht:
17
De VO Raad geeft deze componenten in hun powerpointpresentatie LOB van vmbo naar mbo als volgt weer:
18
Hoofdstuk 3
Procesbeschrijving werkgroep VM2
De werkgroep VM2 heeft zich gebogen over de vraag hoe de drie deelnemende projectscholen de organisatie van hun loopbaanoriëntatie en -begeleiding het beste kunnen vormgeven. De projectscholen hebben elk een model ontwikkeld dat past bij het VM2-gedachtegoed dat elke school een eigen VM2traject kan ontwikkelen. Invalshoeken De volgende invalshoeken zijn samen met de scholen uitgewerkt en bediscussieerd: • op basis van een uitgebreide lijst met indicatoren, ontwikkeld door Jan Willem Bruil (Cinop) is de werkgroep met de scholen in gesprek gegaan over de vormgeving van LOB binnen hun traject; • iedere projectschool heeft een stroomschema gemaakt, waarin de momenten zijn vastgelegd waarop een student moet kiezen, welke richting hij hierbij inslaat en hoe en door wie hij hierbij wordt begeleid; • Elke projectschool heeft een document geleverd, waarin is vastgelegd hoe de betreffende school LOB binnen het eigen VM2-traject wil vormgeven en welke activiteiten en instrumenten hierbij zijn ontwikkeld. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de opbrengst van dit proces. De volledige resultaten zijn terug te vinden in de bijlagen. Indicatoren De drie deelnemende scholen hebben elk hun eigen invulling gegeven aan vier door CINOP ontwikkelde indicatoren voor LOB. Het gaat hierbij om de volgende invalshoeken: • Systematisch, persoonlijk contact: hechting en binding worden door de student als ‘prettig’ ervaren. Dialoog en reflectie zijn van essentieel belang. ‘Een loopbaandialoog is een gesprek waarin de loopbaancompetenties centraal staan en waarbij de student zichzelf in de actieve stand zet.’ • Integratie met het beroepsdomein (praktijknabijheid): op basis van ervaringen in de praktijk is een gesprek mogelijk. Hierbij worden ervaringen gekoppeld aan emoties: zingeving. De student wordt gemotiveerd voor een studie of baan, die past bij zijn competenties en dromen en de loopbaankansen in de branche. Ook ontstaan er wezenlijke, nieuwe leervragen of loopbaanvragen. Deze leiden vaak weer tot nieuwe praktijkuitdagingen. De cirkel is gesloten. Het proces van loopbaanzelfsturing krijgt vorm. • Samenhang leerlijnen: het binnen en buiten de school systematisch integreren van onderwerpen, zodat voor elke betrokkene een duidelijke, levensechte leersituatie ontstaat. ‘Het hele leven is de leerstof’. De te onderscheiden leerlijnen zijn: kennis/vaardigheden, loopbaan en praktijkuitdagingen. Elke docent krijgt op deze manier loopbaanverantwoordelijkheid en LOB wordt door het hele team gedragen.
19
• Training van docenten in coachingsvaardigheden en hen de mogelijkheid bieden om in aanraking te komen met de arbeidsmarkt. De docent moet de student het gevoel geven dat het ook echt om zijn loopbaan gaat en dat hij hierop in een veilige context kan reflecteren. Door docenten te trainen met behulp van wezenlijke, eigen loopbaanvragen, ontstaat er een dubbele focus. Hierdoor ontstaat er een beter perspectief op de begeleiding van de student. Training en intervisie leiden tot versterking en uitwisseling van good practices en een toenemend inzicht in LOB. Daarnaast is het van belang om docenten en begeleiders in aanraking te laten komen met de arbeidsmarkt. Zo krijgen ze een beter beeld van de praktijkomgeving waar de student mee te maken krijgt. Hierdoor krijgt de dialoog met de student meer diepgang en perspectief. Zowel voor de student als de begeleiders wordt de samenhang tussen de drie hierboven genoemde leerlijnen duidelijk. De begeleider kan praktijkvoorbeelden aanhalen, waardoor de student zich begrepen voelt. Ook ontstaat de mogelijkheid om de begeleiding van de praktijk en de school beter op elkaar af te stemmen en wellicht te komen tot een driegesprek, waarbij de student mogelijkerwijs het initiatief neemt. Frans Meijers noemt dit ‘de trialoog’. Systematisch georganiseerd, persoonlijk contact Penta College/ROC Zadkine ‘Door het toepassen van diverse reflectiemethodes leert een student te reflecteren op zijn eigen gedrag. Deze methodes worden tijdens diverse lessen aangeleerd.’ Daarnaast ‘wordt het gesprek grotendeels door de student vormgegeven; de student weet immers het beste hoe het met hem gaat.’ Ook ‘betrekken we de persoonlijke leefwereld van de student in het onderwijs door onder meer ouders en verzorgers een actieve rol te geven’. Kandinsky College/ROC Nijmegen ‘LOB is inmiddels een bekend begrip binnen alle jaarlagen. LOB-thema’s worden vanaf dag één verweven in het lesprogramma van studenten. Door middel van een portfolio houden de studenten hun loopbaancarrière bij. Dit portfolio wordt regelmatig bekeken door de docent. De mentor/coach voert per jaar diverse gesprekken met zijn studenten. Tijdens deze gesprekken staat het voeren van een dialoog centraal. In sommige gevallen presenteren de studenten hun portfolio aan hun mentor/coach. Een mentor/coach heeft per jaar vier uur gesprekstijd per student. Daarnaast begeleidt hij de studenten tijdens de lessen en voelen ook andere docenten zich verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de student.’ Linde College/ROC Friesland ‘Persoonlijk contact is bij het Linde College/ROC Friesland erg belangrijk. Al jaren bestaan er verschillende projecten gericht op maatwerk voor de studenten. Schoolbreed gezien is er steeds meer overlap in de manier van begeleiden; methodes worden met elkaar vergeleken en besproken, ervaringen gedeeld.’ Verder ‘spreekt het vanzelf dat bij dit praktijkgerichte programma veelvuldig en systematisch loopbaangesprekken met de coach/begeleider plaatsvinden. Studenten leggen de “ontwikkellijn” die zich
20
in de loop van de tijd voordoet vast. Ze kunnen deze ontwikkellijn aan de hand van persoonlijke competenties benoemen.’ Daarnaast ‘zijn docenten in staat om dialogen te voeren, waarbij de rol van de ouders van groot belang is. De docenten hebben een training gevolgd om de ”trialoog” met studenten, ouders en docenten/begeleiders goed te kunnen aangaan.’ Integratie met het beroepsdomein Penta College/ROC Zadkine: In het curriculum zijn veel momenten opgenomen waarbij studenten in direct contact komen met de beroepspraktijk. Te denken valt aan: Praktische Sector Oriëntatie (PSO), Kamp ‘back to basic’, VMBO Carrousel, Skillsmasters, Goede Doelen Project, werkpleksimulatie, internationalisering en diverse stages. Op basis van deze ervaringen gaan docenten een dialoog aan met studenten. Studenten reflecteren op hun ervaringen en leggen dit vast in een portfolio. Kandinsky College/ROC Nijmegen Studenten komen op diverse momenten in het onderwijsprogramma in aanraking met de beroepspraktijk. Voorbeelden hiervan zijn PSO, stages en het meedraaien in buitenschoolse werkplekken. Studenten reflecteren door middel van gesprekken op hun ervaringen en leggen dit vast in een portfolio. Linde College/ROC Friesland Studenten komen op diverse momenten in het onderwijsprogramma in aanraking met de beroepspraktijk. Voorbeelden hiervan zijn PSO, stages, meeloopdagen, speeddate-sessies en het meedraaien in buitenschoolse werkplekken. Bedrijfsleven en vervolgopleidingen zijn hierbij nauw betrokken. Studenten reflecteren door middel van gesprekken op hun ervaringen en leggen dit vast in een portfolio. Samenhang met beroepsgerichte programma’s De projectscholen geven aan dat LOB vanaf jaar één wordt opgenomen in het curriculum. Alleen zo kan er continu worden gewerkt aan de drie onderdelen kennis/vaardigheden, loopbaan en praktijkuitdagingen. Deze onderdelen komen op diverse plekken in het onderwijsprogramma aan bod. Het hele onderwijsteam levert hier bovendien een bijdrage aan. De projectscholen geven ook aan dat de gesprekken die coaches, decanen of mentoren voeren bij voorkeur vraaggestuurd verlopen. Training van docenten in coachende competenties Penta College/ROC Zadkine De docenten worden begeleid in de vaardigheid ‘gespreksvoering’. Hiervoor volgen ze een trainingen, bijvoorbeeld de training ‘De docent als coach’.
21
Kandinsky College/ROC Nijmegen Docenten volgen een training gespreksvaardigheden. Daarnaast vindt er intervisie plaats, waarbij ervaringen worden gedeeld en tips worden uitgewisseld. Daarnaast volgen docenten een cursus die is gericht op de diverse arbeidsgebieden. Linde College/ROC Friesland Docenten van het Linde College/ROC Friesland doorlopen diverse trainingen en workshops om studenten zo goed mogelijk te kunnen begeleiden en coachen. Gesprekken staan in het teken van de dialoog. ‘De tijd dat de docent het woord voert, is voorbij. Studenten sturen het gesprek, docenten luisteren en stellen kritische vragen.’ Stroomschema’s De projectscholen hebben alle drie een stroomschema gemaakt. Hierin zijn de momenten vastgelegd waarop een student moet kiezen, welke richting hij hierbij inslaat en hoe en door wie hij hierbij wordt begeleid. Penta College/ROC Zadkine Het VM2-programma begint met een brede oriëntatie op verschillende beroepen en uitstroommogelijkheden. Versmalling vindt plaats aan de hand van de keuzes die de student maakt; er wordt naar een crebo toegewerkt. Determinatie gebeurt in eerste instantie op basis van de inzet en resultaten van de student. Na verloop van tijd gaat ook de toegenomen bewustwording van de student meespelen. De student moet deze keuze kunnen verantwoorden aan zijn omgeving. Gedurende het opleidingsprogramma gaat de stage een steeds grotere rol spelen. Dit stelt de student in staat om een goed beeld te krijgen van zijn beroepsperspectief. Vervolgens komt de keuze voor doorstuderen of toetreding tot de arbeidsmarkt in beeld. Deze keuze vraagt veel begeleiding. Dit wordt uiteraard ook geboden. Om dit scenario tot wasdom te laten komen, is een schoolbreed gedragen aanpak cruciaal: LOB moet als rode draad door de organisatie heenlopen. Dit vraagt dan ook om aanpassing van de organisatie. Kandinsky College/ROC Nijmegen De ontwikkeling van een student binnen dit VM2-programma loopt van breed naar smal(ler): van een algemene beroepskeuzetest en voorlichtingsavonden voor sectoren in het eerste jaar van VM2 tot steeds intensiever wordende stageperiodes en het meedraaien van modules op het ROC binnen de gekozen richting/crebo. Het doel is om de keuze zo lang mogelijk uit te stellen: een student moet in staat worden gesteld zo goed mogelijk te kiezen. De student voert elk jaar drie LOB-gesprekken met zijn mentor, waarbij hij aan de hand van zijn eigen ervaringen (op de werkvloer) kennis maakt met mogelijke vervolgberoepen en -opleidingen. Zodoende wordt de student in staat gesteld om aan het eind van het vierde jaar van VM2 te kiezen voor een vervolgopleiding, dan wel de toetreding tot de arbeidsmarkt.
22
Om dit scenario te laten slagen, is het van belang om de aanwezige knelpunten – zoals de organisatorische haalbaarheid (kleine groepen, roosters, financiën), de communicatie met alle betrokkenen en administratieve/wetgevings-dilemma’s – te ondervangen. Het structureel inzetten op LOB in het VM2-programma is een potentiële oplossing. Maar ook hier geldt dat deze aanpak organisatiebreed gedragen moet worden. Linde College/ROC Friesland Diverse LOB-activiteiten stellen de student in staat om een overwogen keuze te maken. Hierin spelen medestudenten, het bedrijfsleven en vervolgopleidingen een grote rol. Studenten kunnen hun beroepskeuze tijdens het hele VM2-traject veranderen, ook buiten het bestaande aanbod om. Dit heeft echter wel effect op de plaats, lengte en vormgeving van het VM2-traject van de betreffende student. Aan het eind van het VM2-traject kan de student kiezen voor een vervolgopleiding op mbo-niveau 3 of voor toetreding tot de arbeidsmarkt. Voor een succesvolle implementatie van dit scenario is het zaak dat beide scholen een goede bestuurlijke samenwerkingsovereenkomst sluiten, waarin een gemeenschappelijk programma, uitwisseling van docenten en het creëren van een doorlopende LOB-ontwikkellijn centraal staan. Daarnaast is training van personeel en facilitering van docenten cruciaal. Visie en instrumenten De werkgroep heeft de projectscholen gevraagd hoe zij de loopbaanoriëntatie en -begeleiding binnen hun VM2-traject willen borgen en uitbouwen. Dit heeft per school een artikel opgeleverd, waarin zowel hun visie op LOB als de toekomstige vormgeving van LOB aan de orde komt. Deze paragraaf bevat per school een samenvatting van deze artikelen. Penta College/ROC Zadkine Penta College/ROC Zadkine neemt als uitgangspunt dat het ‘onderwijs boeiend en uitdagend moet zijn en aan moet sluiten bij de mogelijkheden en kwaliteiten van de student. Iedere student heeft recht op onderwijs dat past bij zijn interesses en talenten. De student geeft aan wanneer hij voldoende geleerd en ervaren heeft om belangrijke keuzes te maken in zijn studie. De taak van de docent is hierbij meer faciliterend dan sturend.’ ‘Een breed gedragen aanpak van LOB vraagt om een gezamenlijk vormgevend document, waarbij alle betrokkenen hetzelfde beeld hebben. Door LOB te positioneren als kloppend hart van het te ontwikkelen beleid krijgt het te ontwikkelen programma richting en krijgt het onderwijs identiteit. Hiermee komen de talenten van studenten tot hun recht.’ ‘Wij vinden dat LOB een levensles moet zijn, die studenten binnen VM2 moeten meekrijgen. Studenten hebben recht op ontwikkeling en vorming, waarmee ze zich in hun arbeidzame leven, maar ook in de
23
privésfeer en bij veranderingen, staande moeten kunnen houden. Veranderingen gaan snel, kunnen ingrijpend zijn en zijn vaak onverwacht. De mate waarop veranderingen invloed hebben op iemands leven, hangt samen met de manier waarop iemand hiermee kan omgaan en hierbij de juiste keuzes kan maken.’ ‘Het leren maken van afwegingen om tot de “juiste” keuze te komen is essentieel. Het maken van keuzes ten aanzien van de opleiding is relatief en tijdsgebonden. Bij LOB staat de student in een integraal lesprogramma centraal. Studenten leren hun talenten te ontdekken door informatie te vergaren, ervaringen op te doen en hierop te reflecteren.’ ‘LOB is een cyclisch proces, waarbij wordt gekeken naar de capaciteiten, kwaliteiten, mogelijkheden en passies die een student op een bepaald moment heeft. Het ontdekken en ontwikkelen van talent leidt uiteindelijk tot een beroeps- of studiekeuze. De nadruk ligt op persoonlijke ontwikkeling in een breed perspectief. Hierbij moet rekening worden gehouden met het feit dat de student niet alleen door middel van onderwijs kennis ontwikkelt en gevormd wordt. Sociale media, het sociale netwerk (denk aan sportclub of baantjes) en de sociale omgeving (vrienden, familie, ouders) dragen hier uiteraard ook aan bij. LOB zal de student helpen deze ervaringen te rangschikken in waardevolle opbrengsten om dit vervolgens om te zetten in kwaliteiten en competenties voor het leven. LOB gaat verder dan het ontwikkelen van beroeps- en opleidingsbeelden.’ Kandinsky College/ROC Nijmegen Het ROC Nijmegen heeft in de regio – naast het Kandinsky college – te maken met meerdere vmbo’s. Vandaar dat voor de nabije toekomst plannen worden uitgewerkt waarin meerdere scholen met het ROC een verbinding aangaan. Onder de titel Een nieuw begin…VM2 in de toekomst worden scenario’s opgesteld, die bepalend zijn voor de vormgeving van LOB. Zo wordt het voornemen uitgesproken ‘om op alle betrokken scholen – inclusief de technische sector – een VM2-traject te starten. Hierin wordt vanaf leerjaar één, naast de AVO-vakken, een tweejarig LOBprogramma aangeboden, in de vorm van praktisch en oriënterend onderwijs. Studenten oriënteren zich hierbij op verschillende arbeidsgebieden.’ ‘Vanaf het derde leerjaar wordt een “breed” intersectoraal programma neergezet. In leerjaar vier kiest de student vóór december wat zijn uitstroomprofiel wordt; vanaf januari start het beroepsgerichte programma.’ ‘De ambitie is om studenten in leerjaar vijf te diplomeren. Leerjaar zes is dan gereserveerd voor een eventuele uitloop of om samen met het bedrijfsleven, gemeente en het UWV actief met studenten op zoek te gaan naar werk. Eventueel wordt hierbij een jobcoach (coaching on the job) betrokken. Ook kan worden gekeken naar doorstroomprogramma’s richting mbo-niveau 3.’
24
De vormgeving van LOB komt terug in enkele uitgangspunten die ROC Nijmegen heeft geformuleerd: • opleiden voor een beroep staat centraal in het onderwijstraject; • het competent leren uitvoeren van beroepstaken is leidend voor het leerproces; • het leren vindt plaats in een sociale en praktijkgerichte context; • de beroepsgerelateerde leervraag van de individuele student is het vertrekpunt van waaruit het onderwijs gedurende het onderwijstraject wordt vormgegeven; • de student ontwikkelt naast beroepsbekwaamheid ook leer- en burgerschapscompetenties. Linde College/ROC Friesland Linde College/ROC Friesland kiest er nadrukkelijk voor om ‘de verworvenheden uit de deelname aan het LOB-project niet te beperken tot de VM2–groep, maar te zoeken naar schoolbrede implementatie, waarbij voor alle studenten een logische, doorlopende en consistente leerlijn ontstaat.’ In essentie is LOB in hun optiek: ‘Sturing geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op de kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven van de student. Belangrijk is dat de student hier zelf inzicht in heeft. Daarnaast is ook oriëntatie op, en inzicht in, de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt een vereiste. ‘Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en ondernemerschap. Daarnaast draagt loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan de persoonlijke ontplooiing van de student.’ ‘De student is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met de gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs – een volgend niveau in het mbo, hbo of andere scholingsmogelijkheden – en op ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Zo komt de student tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen om de gemaakte keuzes te realiseren.’ Binnen dit VM2-project kiest Linde College/ROC Friesland er bewust voor om keuzes uit te stellen als dit nodig is, gezien de ontwikkeling van een student. ‘Idealiter zou een student pas aan het eind van de derde klas (eind leerjaar één VM2, begin leerjaar twee VM2) een keuze moeten maken voor de sector’. Om dit mogelijk te maken willen de scholen meer dwarsverbanden aanbrengen tussen de sectoren en domeinen. Hierdoor ontstaat een dynamiek die past bij de ontwikkeling van de student. Hiervoor is echter ook een breder aanbod aan crebo’s binnen VM2 nodig. ‘Hoewel kritische keuzemomenten blijven bestaan, zullen de studenten dit eerder als kritische leermomenten beschouwen.’ Instrumenten De partnerscholen hebben voor hun LOB diverse instrumenten ontwikkeld.
25
Linde College/ROC Friesland
26
Penta College/ROC Zadkine Het LOB Beleidsplan van Penta College/ROC Zakine bevat, naast een visie op LOB , ook allerlei tools die door de scholen worden ingezet. Een selectie:
27
Kandinsky College / ROC Nijmegen
28
Hoofdstuk 4
Onderzoek
De werkgroep VM2 heeft onderzoeksbureau P.S. twee zaken laten onderzoeken: Met betrekking tot de eerstejaars vmbo-scholieren in de basisberoepsgerichte leerweg: In hoeverre hebben zij bewust gekozen voor het betreffende vmbo? En is deze keuze verbonden met beelden van toekomstige beroepen, waarvan zij mogelijk op de basisschool kennis hebben genomen? Met betrekking tot de VM2-studenten die binnenkort het mbo-examen niveau 2 zullen doen: Welk keuzeproces hebben zij in het kader van hun loopbaanoriëntatie gedurende het traject doorlopen? Aan hun wordt tevens de vraag gesteld welke vorm van loopbaanbegeleiding zij wenselijk vinden. Onderzoeksgegevens Op basis van het onderzoek van P.S. kunnen wij als werkgroep een aantal conclusies trekken. Zo blijkt dat eerstejaars studenten in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo niet actief bezig zijn met keuzes die betrekking hebben op hun studieloopbaan of het vormen van beroepsbeelden. Er wordt door zowel de basisschool als de middelbare school weinig voorlichting gegeven over de keuzes die belangrijk zijn in het kader van de studieloopbaan en beroepsoriëntatie. Daarnaast kunnen we concluderen dat vierdejaars VM2-studenten het idee van een VM2-traject aantrekkelijk vinden, omdat ze in een vertrouwde omgeving een diploma op mbo-niveau 2 kunnen halen. De uitwerking van het VM2-traject is echter sterk afhankelijk van de school. Het feit dat de begeleidende docenten de studenten goed kennen is positief, omdat de docenten gedurende een langere tijd zicht hebben op de ontwikkeling van de studenten. Daarnaast blijkt dat keuzeprocessen zich niet altijd laten vangen in modellen: keuzes verlopen soms grillig. Belangrijk is dat begeleiding op dit gebied doorlopend aan de orde komt en dat een student de begeleiding krijgt wanneer hij daar behoefte aan heeft. Over het algemeen zijn studenten tevreden over de studieloopbaanbegeleiding en voorlichting tijdens het VM2-traject. Wel noemen ze een aantal verbeterpunten op het gebied van inhoud en organisatie. Deze verbeterpunten liggen vooral op het vlak van tijdig informatie verschaffen. Dit is – gezien het ontstaan van het VM2-project – niet verwonderlijk. VM2-scholen zijn immers niet altijd gestart onder ideale omstandigheden en hebben met nieuwere cohorten studenten zaken beter kunnen organiseren dan bij de lichting geïnterviewden. Aandachtspunt
29
Bovenstaande uitkomsten creëren wederom het beeld waar wij al eerder op wezen en dat onze uitdrukkelijke aandacht verdient: een beginnende vmbo-student moet in het huidige onderwijsstelsel (te) vroeg keuzes maken. Keuzes die in veel gevallen een te vroege sturing geven, waardoor studenten in een beroepsrichting worden gesluisd – we noemden dit al trechtervorming - zonder dat zij hiervoor bewust hebben gekozen. Ze hebben deze keuze zeker niet gemaakt op basis van een helder beeld van een toekomstig beroep.
30
Hoofdstuk 5
LOB-bouwstenen in VM2-trajecten
In de vorige hoofdstukken hebben we in algemene zin een aantal aspecten van de loopbaanbegeleiding van twaalf- tot achttienjarigen verkend. Ook hebben we laten zien hoe drie VM2-projectscholen hun LOB concreet vormgeven. Daarnaast is er onderzoek uitgevoerd naar de keuzeprocessen en behoefte aan begeleiding van twaalf- en zeventienjarigen. Maar waartoe leiden nu al deze inzichten, onderzoeksresultaten, overwegingen en concrete instrumenten en activiteiten? Doelgroep Bij VM2 gaat het om studenten van de basisberoepsgerichte leerweg op het vmbo. Dat wil zeggen: de onderste regionen van de opleidingstrajecten in de beroepskolom. Deze studenten krijgen dit niveauadvies mee van hun basisschool. Hierdoor worden ze beperkt in hun keuze voor een middelbare school. Allerlei bronnen bevestigen dat de keuze die deze studenten maken voor een vmbo nog niet wordt ingegeven door een duidelijk uitgekristalliseerde beeldvorming over een toekomstig beroep. Hun gang naar het vmbo wordt veel meer beïnvloed door niveauadviezen aan het eind van de basisschool en door personen in hun omgeving (influentials):
‘Toen ik net in Nederland was, wilde ik advocaat worden. Maar na een toets die ik moest doen, kreeg ik vmbo-advies. Vroeger speelde ik vaak dokter, dat vond ik ook leuk. Ik wilde altijd wel iets hoogs worden. Maar ik kwam erachter dat me dat niet zou lukken. Misschien later.’ Student, vijftien jaar VM2 IN BEELD 2008-2009
Na de keuze voor een bepaalde vmbo belandt de student vrij vlug op de route in een soort trechter met een perspectief naar een bepaald beroep. Elk vmbo heeft maar een kleine selectie uit de bestaande sectoren Techniek, Economie, Zorg en welzijn en Groen in huis. Studenten kunnen daarom (vaak) niet het hele assortiment van beroepsrichtingen uitproberen. Vmbo-studenten moeten bovendien al vlug een nog meer beperkende beroepsrichting kiezen, zoals ook het ‘Determinatie en keuzemomentenschema’ in hoofdstuk 2 aantoont. Bovendien lijken recente onderzoeken, die zich richten op de rijping van de hersenen van jonge mensen, aan te tonen dat het eigenlijk niet van jongeren gevraagd kan worden om consequenties te overzien. Jongeren zijn niet in staat om op rationele gronden hun toekomst te kunnen plannen.
31
Het schoolbestel zal niet snel veranderen. Dan rest de vraag: hoe kunnen we de negatieve effecten van een te vroeg afgedwongen keurslijf voor deze doelgroep zo veel mogelijk ondervangen? Als werkgroep VM2 pleiten we voor het opzetten van trajecten die studenten maximaal de ruimte geven voor een oriëntatieperiode in de breedte. Daarbij is het voor deze studenten van belang dat ze een realistisch beeld krijgen van de beroepen op mbo-niveau 2, zodat ze later een passende keuze kunnen maken voor een uitstroomprofiel. In dit proces, waarin studenten kleine stapjes nemen op weg naar een startkwalificatie, is het belangrijk dat loopbaanoriëntatie en -begeleiding een voortdurende steun in de rug vormt. Daarom ligt LOB in het door ons ontwikkelde LOB-model (zie pagina 36) als een schil om de student heen. Rol van de basisschool Wat kan de basisschool voor deze studenten betekenen op het gebied van informatieverstrekking over beroepen en aanverwante zaken? Uit gesprekken van onderzoeksbureau P.S. met eerstejaars vmbo-studenten van de basisberoepsgerichte leerweg kwam naar voren dat de basisschool op dit gebied nauwelijks bijdraagt aan de vorming van beroepsbeelden. Wij vragen ons dan ook af of het – vooral voor VM2-studenten die instromen in het basisberoepsgerichte vmbo - zinvol is om al op de basisschool meer informatie te krijgen over allerlei beroepen. Dat is nu immers een onontgonnen gebied. Ontwikkelen van realistische beroepsbeelden Hoe kunnen we studenten in het vmbo dan de mogelijkheid bieden om zich te verdiepen in verschillende sectoren en realistische beroepsbeelden te ontwikkelen? Het onderzoek van P.S. laat zien dat de dromen van kinderen van 12 jaar over toekomstige beroepen op het vmbo weinig realiteitszin bevatten en vaak te hoog gegrepen zijn. Dit komt ook terug in de VM2 in beeld-uitgaven, waarin interviews met VM2-studenten zijn opgenomen.
‘Ooit wilde ik bioloog worden. Ik keek vroeger altijd naar het programma van Steve Irwin. Het leek me wel stoer om met krokodillen te worstelen. Nu doe ik een schildersopleiding, maar eigenlijk wil ik bij de Landmacht…’ Student, vijftien jaar VM2 IN BEELD 2008-2009
32
Het is dan ook belangrijk om de programmering van beroepsgerichte activiteiten voor deze studenten zo breed mogelijk op te zetten. Studenten moeten de gelegenheid krijgen om te switchen, om op deze manier zoveel mogelijk ervaringen op te doen. De drie deelnemende projectscholen hebben hiervoor een keur aan instrumenten ontwikkeld. Te denken valt aan bezoeken en excursies, deelname aan schoolkampen (Penta college/Zadkine doet bijvoorbeeld aan internationale bewustwording door middel van een kamp in buitenland), deelname aan skillswedstrijden, leerpleinen, speeddates met mbo’ers (zoals Meet&Match van Linde college/ROC Friesland) en stages. Interessant in dit verband is het Nijmeegse LOB-vormgevingsdocument, waarbij studenten zich aan het begin van hun opleiding op alle sectoren mogen oriënteren. Het gaat hierbij om de ‘ABVmodules in VM2’ door het Kandinsky College en ROC Nijmegen. Rol ouders Ouders en andere familieleden behoren tot de eerste cirkel van beïnvloedende omgevingsfactoren voor keuzes die studenten maken en de beroepsbeelden die zij ontwikkelen. Daarom kiest het Penta College/ROC Zadkine bijvoorbeeld bewust voor het inschakelen van ouders bij hun LOB-opzet. Dit geeft ook aan dat het belangrijk is dat ouders goed worden geïnformeerd over de opleidings- en beroepsmogelijkheden van hun kind. Jeugdcultuur Jongeren in deze leeftijdsfase trekken zich veel aan van hun leeftijdsgenoten. Het is daarom belangrijk om de ontwikkelingen in de jeugdcultuur en de invloed van omgevingsfactoren op die subcultuur nauwlettend te volgen. Trendwatchers van onderzoeksbureaus als YoungWorks en Hi-tec en organisaties zoals het JOB en het LAKS signaleren soms ontwikkelingen in de jeugdcultuur die ook belangrijk zijn voor de begeleiding van studenten. YoungWorks geeft in De Prestatiegeneratie een aantal aanbevelingen en tips: • Hoe benader je studenten? Ieder individu wil als individu worden gezien en als zodanig worden benaderd. • Geef jongeren de kans om zelf invloed uit te oefenen; maak hen bewust dat zij degene zijn die aan het roer staan. • Overweeg het gebruik van sociale media. Studenten kunnen hiermee op elkaar reageren en contact maken over keuzes die ze maken: waarom doe je iets? Waarom kies je iets? Waarom wil je ergens gaan werken? • Zorg voor bewustwording bij jongeren dat ze niet van de ene op de andere dag hun droombaan vinden. Vaak maken ze kleine stapjes, die allemaal waardevol zijn. Het is een kunst om over dit kortetermijnperspectief heen te kijken. • Jongeren vinden het vaak heel waardevol om in een omgeving terecht te komen die hen vraagt iets te doorleven, maar die hen tegelijkertijd de mogelijkheid biedt om te switchen, flexibel te zijn en
33
•
• •
zichzelf te ontplooien. Studenten kunnen bijvoorbeeld in mini-ondernemingen ervaren hoe het is om te werken. Ook kunnen ze in zo’n onderneming verschillende rollen op zich nemen. Zorg ervoor dat je successen met de studenten viert. YoungWorks stelt dat het zogenaamde knuffelhormoon oxycitine volop aanwezig is bij pubers, waardoor ze zeer gevoelig zijn voor belonende opmerkingen. Geef studenten de ruimte om zichzelf te onderscheiden en positieve ervaringen op te doen: als je ergens goed in bent, is dat mooi en de moeite waard. Inspirerende voorbeelden doen goed.
‘Eigenlijk is mijn opa wel mijn voorbeeld. Hij kan alles wat ik ook wel zou willen.’ Student, veertien jaar VM2 IN BEELD 2009-2010
Reflectiegesprekken De dialoog van studenten met hun studieloopbaanbegeleider (SLB’er) helpt bij de reflectie op ervaringen. Deze dialoog is, kortom, een loopbaangesprek. Het is dan ook belangrijk dat scholen aandacht besteden aan de professionalisering van hun docenten/begeleiders. Twee aspecten spelen hierbij een rol. Ten eerste hebben docenten/begeleiders bepaalde competenties nodig om goede reflectiegesprekken te voeren met studenten van deze leeftijd. De doelgroep heeft vaak de neiging om hier niet al teveel woorden aan vuil te willen maken. Tegelijkertijd ervaren ze voortdurend gebeurtenissen – op school, tijdens hun vrije tijd, in het circuit van hun bijbaantjes en op hun stageadressen – waaraan ze betekenis geven en die mogelijk een rol spelen bij hun uiteindelijke keuze voor een beroep. Het is dan ook een kunst om gesprekken met studenten op het meest geschikte moment te voeren. Volgens Frans Meijers is het trainen van docenten/begeleiders in het voeren van reflectiegesprekken een probaat middel. De drie projectscholen maken hier bijvoorbeeld allemaal werk van. Zij geven aan dat docenten worden getraind om goede reflectiegesprekken te voeren. Ten tweede is het belangrijk dat docenten – zeker in hun rol als mentor – en decanen een correct en actueel beeld hebben van de branche, van aanverwante mbo-opleidingen en de arbeidsmarkt. Een groot deel van de docenten wil meer informatie kunnen geven over de arbeidsmarkt, dan nu het geval is, zo blijkt ook uit het rapport Word jij maar verpleegster van Balk Consultancy. Om docenten hierin te faciliteren kunnen scholen bijvoorbeeld lerarenstages in de beroepspraktijk aanbieden.
34
Bijkomend voordeel is dat de deskundigheidsbevordering van docenten een impuls krijgt. Ook wordt hun praktijkgerichte expertise vergroot. Om hun beeldvorming over beroepen te verbeteren, zouden docenten ook kunnen overwegen om studenten te bezoeken op hun stageadres. Ook kunnen scholen meer zij-instromers binnenhalen. Studenten kunnen zich spiegelen aan de houding en expertise van deze zij-instromers. Daarnaast fungeren ze als mogelijke vraagbaak op het gebied van adequate beroepsbeelden. Aandacht voor LOB in alle programmaonderdelen Reflectiegesprekken mogen nooit op zichzelf staan. Scholen moeten in hun gehele programma doorlopend aandacht besteden aan loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Wij realiseren ons terdege dat dit voor scholen een moeilijke opgave is. Het onderwijs op middelbare schoolniveau is vaak gegoten in een vakkenmodel. Wel worden er pogingen tot levensecht leren ondernomen door de clustering van deze vakken in projecten. Het is van groot belang dat alle programmaonderdelen en alle betrokken docenten en begeleiders zijn doordrongen van de optiek dat ze studenten samen moeten helpen om een plek te krijgen op de toekomstige arbeidsmarkt. Dit besef is vooral voor de doelgroep van de VM2-trajecten, de basisberoepsgerichte student, van belang. Zij krijgen immers vroeger dan hun leeftijdsgenoten een richtingskeuze voorgeschoteld. Frans Meijers gebruikt in dit verband het begrip ‘participerend leren’. Hij stelt dat er op scholen een beweging moet ontstaan, waarbij student(en) hulp krijgen bij de ontwikkeling van een arbeidsidentiteit. Dit moet overigens meer zijn dan een gangbare stage, waarin studenten routinematige handelingen oefenen. Als scholen willen uitgroeien tot plekken waar het ontwikkelen van arbeidsidentiteit centraal staat, zijn er volgens Meijers drie mogelijkheden: • samenwerken met bedrijven die werkelijk een lerende organisatie zijn; • op school levensechte simulaties realiseren; • een commercieel leerbedrijf opzetten. Als we de uitwerking van de drie deelnemende VM2-projectscholen op het gebied van de indicatorenbriefing, de stroomschema’s en de vormgevingsdocumenten naast elkaar zetten, kunnen we concluderen dat de drie scholen allemaal een eigen route met eigen instrumenten en activiteiten hebben uitgewerkt. Gemene deler is echter dat de concretisering van de scholen is gebaseerd op de overwegingen en inzichten die we hierboven beschrijven. Bij alle scholen loopt LOB als een rode draad door de route heen. Bouwstenen voor een doorlopende LOB-route
35
De werkgroep heeft bovenstaande gemeenschappelijke uitgangspunten gevisualiseerd in een model met bouwstenen voor een doorlopende leerweg van vmbo naar mbo, waarin LOB binnen alle onderdelen van de programmering een rol speelt.
Bouwstenen De werkgroep hanteert bij dit LOB-model een aantal bouwstenen: • Studenten moeten levensechte ervaringen opdoen, zowel binnen- als buitenschools. Hiervoor moeten scholen activiteiten organiseren. Dit blijkt ook uit de instrumenten die de drie VM2projectscholen hebben aangedragen. Een goed stagebeleid is hierbij essentieel. • De ervaringen die studenten opdoen, worden tijdens reflectiegesprekken (dialogen) besproken. • De begeleiders/docenten die deze gesprekken voeren, hebben hiervoor de benodigde competenties in huis. Zij worden hierin getraind.
36
• •
• • •
• •
In alle beroepsgerichte programmaonderdelen moet aandacht worden besteed aan de loopbaan van de studenten. Scholen stippelen een opleidingsroute uit, waarbij studenten zich kunnen oriënteren op verschillende sectoren van de arbeidsmarkt. Hierdoor krijgen ze een realistisch beeld van de beroepen die bij hun opleidingsniveau passen. De definitieve keuze voor een uitstroomprofiel – de kwalificatie op niveau 2 – vindt pas in een laat stadium van het traject plaats. Het bovengenoemde stelt eisen aan de organisatie van het onderwijs, bijvoorbeeld in kleine groepen. Als LOB als rode draad door het hele opleidingstraject loopt, is het essentieel om de rol van externe beïnvloeders nadrukkelijk mee te nemen. Ouders moeten hierbij in een vroeg stadium worden betrokken. Het is belangrijk om inzicht te hebben in de psychosociale ontwikkeling van de puber. Daarnaast moet de kennis van de jeugdcultuur en de hiermee samenhangende trends en instrumenten – zoals sociale media – bewust worden ingezet. Betrokkenheid van het bedrijfsleven is essentieel, ook voor docenten. Dit stelt docenten namelijk in staat om kennis en ervaring op te doen in de praktijk, bijvoorbeeld door middel van docentenstages. Alle spelers in het veld – vmbo’s, ROC’s, bedrijfsleven, instellingen en gemeentelijke overheden in de regio – moeten met elkaar samenwerken. Dit is een cruciale factor voor het succes van LOB.
37
Vernieuwing De werkgroep concludeert dat de organisatie van de doorlopende leerwegen vmbo-mbo – als gevolg van de netwerkbijeenkomsten van de VM2-projectscholen – een vernieuwing heeft doorgemaakt. Er wordt steeds meer gekozen voor een brede oriëntatie met verschillende beroepssettingen gedurende een langere periode, voordat de student een uitstroomprofiel kiest: Determinatie en keuzemogelijkheden binnen een VM2-traject vanuit LOB-perspectief
Deze algemene routebeschrijving vormt de basis voor concrete modellen die per sector zijn uitgewerkt.
Hoofdstuk 6
Knelpunten bij de opstart van VM2
Het klinkt zo mooi: een doorlopende leerweg van het vmbo naar het mbo, zonder obstakels. In de praktijk stuiten de projectscholen die deelnemen aan het VM2-experiment vaak op problemen. Om toekomstige samenwerkingsverbanden van vmbo’s en ROC’s bewust te maken van mogelijke knelpunten volgt hier een beknopte opsomming. Deze informatie is vergaard tijdens bijeenkomsten van de VM2praktijknetwerken. Geld en mankracht Scholen moeten rekening houden met het feit dat het opzetten van een doorlopende leerweg VM2 geld en mankracht kost. Vernieuwing betekent immers dat er tijd gaat zitten in overleg. De VM2projectscholen hebben ook gemerkt dat er nog veel verschillen zijn tussen het vmbo en het mbo. Te denken valt aan verschillen op het gebied van regelgeving van de overheid, andere
38
bekostigingssystematieken en andere manieren van examinering. Tijdens de VM2-praktijknetwerken is veel aandacht besteed aan het slechten van deze barrière. Docenten die zijn betrokken bij de uitvoering van VM2 hebben hun blik ‘naar de overkant’ dan ook verruimd. Netwerkconstructie Een netwerkconstructie is erg belangrijk, omdat de scholen samen een proces aangaan dat een bepaalde looptijd heeft. Deze netwerkconstructie helpt bij het tackelen van gesignaleerde knelpunten. Tijdens de bijeenkomsten van de VM2-praktijknetwerken leren de scholen van elkaar; er zijn immers altijd voorlopers en volgers. Overheid Daarnaast is het zaak dat de overheid de regelgeving zo stroomlijnt dat het aantal obstakels afneemt. In een recente publicatie van minister Van Bijsterveldt – Focus op vakmanschap – staat dat het ministerie van OCW van plan is de regelgeving aan te passen, zodat het gemakkelijker wordt om regionale samenwerkingsexperimenten in de beroepskolom aan te gaan. Te jonge stagiairs Als onderdelen van het mbo-programma ‘indalen’ in het vmbo kunnen er problemen ontstaan. Zo mogen leerbedrijven in de horeca te jonge stagiairs niet binnenlaten als gevolg van arbo-richtlijnen. Ook in andere sectoren, zoals de techniek en de verzorging, mogen te jonge studenten bepaalde werkzaamheden nog niet uitvoeren. Draagkracht Draagkracht is erg belangrijk, vooral van de kant van de directie. De directie moet mensen blijven stimuleren en enthousiasmeren. Vernieuwing is namelijk een proces van ups & downs. De VM2praktijknetwerken verwoorden het als volgt: ‘er moet een eenheid van leiding en continuïteit ontstaan, waarbij met name degenen die beslisbevoegdheid hebben het experiment moeten steunen’. Zo blijkt dat het bij projecten waar deelnemers elkaar weten te vinden en door hun omgeving binnen de organisatie – bijvoorbeeld het management – worden gesteund, vaak erg goed gaat. Die scholen zijn nu bezig om de verworvenheden te bestendigen om zo de continuïteit van het project te borgen. VM2 moet dan ook in de structuur van de organisatie worden ingebed en geformaliseerd. Brede oriëntatie Toekomstige partnerscholen moeten rekening houden met het gegeven dat studenten zich in de programmaopzet van een doorlopende leerweg vaak langere tijd in de breedte van het beroepsspectrum oriënteren, voordat ze een keuze maken voor een uitstroomprofiel. Op de deelnemende projectscholen is dan ook een trend ontstaan van een intersectoraal programma aan het begin van de VM2-route. Minder leerlingen
39
De leerlingaantallen in de basisberoepsgerichte- en kaderleerweg nemen af. Dit stelt de organisatie van VM2 voor problemen: het kan gebeuren dat er bij het scheppen van kansen voor studenten op diverse uitstroomrichtingen soms met erg kleine groepen wordt gewerkt. Roostermakers moeten dan ook creatief te werk gaan bij het organiseren van het onderwijs. Wildgroep aan crebo’s Tot slot: er is een wildgroei aan crebo’s ontstaan, waardoor studenten soms het overzicht missen. De VM2-projectscholen pleiten dan ook voor de clustering van kwalificatiedossiers. Zo is tijdens een van de VM2-netwerkbijeenkomsten het idee geopperd voor de samenvoering van de kwalificatiedossiers voor de sectoren Zorg en welzijn en Economie tot één brede beroepsopleiding Dienstverlening.
40
Hoofdstuk 7 • • • • • • • • • • • • • • • • •
Bronnenlijst
Balk Consultancy, Word jij maar verpleegster P. den Boer, Kiezen van een opleiding. Intreerede lectoraat Keuzeprocessen, ROC West Brabant Knelpunten, opgesteld tijdens VM2-netwerkbijeenkomsten VM2 en managementconferenties J. Bruil, Tien componenten voor doelmatiger loopbaanbegeleiding. Cinop W. Evers, Succesvol kiezen. Onderzoek naar het studiekeuzegedrag van vmbo-leerlingen. 2006. M. Haandrikman, N. Jansma & E. Leenders, Mbo-opleidingsbeelden ontwikkelen. Onderdeel van LOB in het vmbo. SLO. 2010 J. van Hilten, Klaar voor de start. SLO. 2010 F. Peerboom, Stimuleringsplan Loopbaan Oriëntatie Begeleiding MBO. 2010 Project Stimulering LOB & VO Raad, LOB van vmbo naar mbo – domeinen in het mbo en de rol van LOB. P.S., Rapport LOB in het MBO. Maart 2012. Uitgevoerd in het kader van het project Stimuleringsinitiatief LOB in het MBO van de afdeling Diensten van de MBO Raad. Verslagen netwerkbijeenkomsten VM2 Karel Visser & Barbara van Wijk, Een schepje erbovenop. Via mbo 2 naar mbo 3. 2011 VM2 IN BEELD. 2008-2009 VM2 IN BEELD. 2009-2010. VM2 Nieuwsbrieven. 2010 & 2011 P. Winsenius, Niemand houdt van ze. Amsterdam, 2008. YoungWorks, De prestatiegeneratie: van carrièrekids tot keuzestress. YoungWorks, Het puberbrein binnenste buiten. Kosmos uitgeverij, 2010.
41
Bijlage 1
LOB-indicatoren van de drie projectscholen
Traject 1 Penta College/ROC Zadkine Tweede trancheproject, gestart in het schooljaar 2009-2010. Het ontwikkelteam voor het LOB-traject bestaat uit vier deelnemers: twee vmbo- en twee mbodocenten.
42
43
Traject 2 Kandinsky College/ROC Nijmegen Eerste trancheproject, gestart in het schooljaar 2008-2009.
44
45
Traject 3 Linde College/ROC Friesland Tweede tranche project, gestart in het schooljaar 2009-2010. Het ontwikkelteam voor het LOB-traject bestaat uit vijf deelnemers: twee vmbo-docenten, één unitleider en twee mbo-docenten. Alleen de aangemelde studenten Zorg en welzijn doorlopen een VM2-traject. De andere studenten Zorg en welzijn en de studenten Handel/Economie zijn ‘meelifters’. Linde College/ROC Friesland streeft naar het uitbreiden van crebo's.
46
47
Bijlage 2
Stroomschema’s van de drie projectscholen
Stroomschema Penta College/ROC Zadkine
48
49
50
Stroomschema Linde College/ROC Friesland Eerste jaar VM2
51
Tweede jaar VM2
52
Derde jaar VM2
53
Stroomschema Kandinsky College/ROC Nijmegen
54
Bijlage
Vormgevingsdocumenten van de drie projectscholen
Vormgevingsdocument VM2 & LOB Kandinsky College/ROC Nijmegen De projectfase heeft tot nu toe veel ervaringen opgeleverd, die een bijdrage leveren aan het vormgevingsdocument VM2. De consequenties op het gebied van bekostiging, huisvesting en de inzet van personeel tegenover het rendement van VM2-trajecten vragen om het maken van een aantal strategische keuzes. Hierbij is het belangrijk om het uitgangspunt voor VM2 goed in het vizier te houden: het gaat om het creëren van een doorlopende leerlijn – tot het behalen van een startkwalificatie op mbo-niveau 2 – om de uitval bij de overgang van vmbo naar mbo maximaal terug te dringen. Ook het financiële kader speelt mee: hoe is dit break even te realiseren? Uitgangspunten Tijdens de beginfase van het experiment hebben de scholen gezamenlijk een onderwijsvisie voor het VM2-traject ontwikkeld. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • opleiden voor een beroep staat centraal in het onderwijstraject; • het competent leren uitvoeren van beroepstaken is leidend voor het leerproces; • het leren vindt plaats in een sociale en praktijkgerichte context; • vertrekpunt is de beroepsgerelateerde leervraag van de individuele student; • vanuit dit punt wordt het onderwijs gedurende het traject vormgegeven; • de student ontwikkelt naast beroepsbekwaamheid ook leer- en burgerschapscompetenties; • het is belangrijk dat de begeleiding een effectieve en efficiënte kwalificering ondersteunt; • er wordt een onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingsgericht beoordelen en het beoordelen om te kwalificeren. Inmiddels zijn we een aantal jaar verder. De opgedane ervaringen zorgen ervoor dat we een aantal nieuwe uitgangspunten kunnen toevoegen: • het diploma VM2 heeft dezelfde waarde als het reguliere diploma op mbo-niveau 2; • het uitgangspunt is marktconform opleiden; • er moet één doorlopend VM2-traject komen voor alle basisberoepsgerichte studenten zonder tussentijds vmbo-diploma van leerjaar één tot en met zes VM2; • het is zaak om binnen het VM2 een mbo-niveau 1 kwalificatie in te bouwen, die uiterlijk in 3,5 jaar behaald moet zijn; • binnen het VM2-traject werken alle scholen vanuit hetzelfde pedagogisch-didactische kader;beroepskeuzeoriëntatie begint in het eerste vmbo-leerjaar, waarbij de definitieve keuze pas gemaakt wordt in het vierde leerjaar; • studenten die een beroepskeuze hebben gemaakt, starten direct in het traject van hun eerste keuze; • het is niet per definitie nodig om één locatie te hebben, eerder één hoofdstandplaats, met een begeleide overstap naar het ROC.
55
De volgende randvoorwaarden worden gehanteerd: • maximaal vijftien studenten in een groep; • gefaseerde overstap van vmbo naar ROC; • gefaseerde afbouw en opbouw van respectievelijke algemene en crebo-lesuren; • deskundige en enthousiaste docenten die affiniteit hebben met de doelgroep/vakken/VM2opleidingen; • één VM2-opleidingsteam bestaande uit docenten van de betrokken scholen; • samenwerking met gemeente/UWV en bedrijfsleven/instellingen. Onderwijsconcept Een nieuw begin…VM2 in de toekomst Rekening houdend met bovenstaande uitgangspunten en randvoorwaarden ziet het VM2-concept van de toekomst er als volgt uit: Alle scholen voor voortgezet onderwijs in Nijmegen – inclusief de technische sector – werken samen met ROC Nijmegen aan één VM2-traject. Dit traject start vanaf leerjaar één. Naast de AVO-vakken wordt een tweejarig LOB-programma aangeboden in de vorm van praktisch en oriënterend onderwijs. Studenten oriënteren zich hierin op arbeidsgebieden. In de onderbouw gaat het om brede oriëntatie op alle crebo’s. Determinatie (naar basis/kader/theoretisch) vindt plaats aan het eind van leerjaar twee. De groep basisberoepsgericht doet geen examen. Dit biedt meer tijd en flexibiliteit in het programma. Als terugvaloptie binnen het VM2-traject wordt mbo-niveau 1 aangeboden. Vanaf het derde leerjaar wordt er een ‘breed’ intersectoraal programma aangeboden, dat – naast een kernprogramma – uit allerlei componenten bestaat. Vanaf het vierde leerjaar kiest de student vóór december voor een uitstroomprofiel. In januari start dan het beroepsgerichte programma. De ambitie is om in leerjaar vijf te diplomeren. Leerjaar zes is gereserveerd voor een eventuele uitloop, waarbij samen met bedrijfsleven en gemeente/ UWV actief met studenten op zoek wordt gegaan naar werk, eventueel met hulp van een jobcoach (coaching on the job) en doorstroomprogramma’s naar niveau 3.
56
Schematisch Schematisch ziet dit er als volgt uit: Leerjaar VM2 1
Programma
Uitvoering op locatie Vmbo
Student ingeschreven bij
• •
Algemeen vormende vakken. Loopbaanoriëntatie.
2
• • •
Algemeen vormende vakken. Loopbaanoriëntatie. Determinatie basis-, kader-, gemengd theoretische leerweg.
Vmbo
Vmbo
3
•
Intersectoraal programma bestaande uit een kernprogramma en een keuzeprogramma.
Vmbo
Vmbo
4
•
Hetzelfde als in leerjaar drie, maar met de keuze voor het uitstroomprofiel in januari/februari. Vanaf januari/februari crebogericht programma.
Vmbo/ROC
Vmbo
•
Vmbo
5
• •
Crebogericht programma. Diplomering.
Vmbo/ROC
Vmbo
6
• •
Eventuele uitloop van leerjaar vijf. Coaching on the job in samenwerking met het bedrijfsleven en gemeente/UWV Doorstroomprogramma naar mboniveau 3
Vmbo/ROC
Vmbo
•
Vormgevingsdocument VM2 & LOB Linde College/ROC Friesland Linde College/ROC Friesland is binnen het landelijke VM2-project gestart in de tweede tranche (schooljaar 2009-2010), gevolgd door deelname aan het eerste en tweede borgingscohort. LOB wordt op het Linde College al jaren schoolbreed, op verschillende manieren, ingevuld.
57
De organisatie heeft al zo’n negen jaar ervaring met het thema Loopbaan – dankzij de uitvoering van Kerntaak 2, LLB (Leren, Loopbaan, Burgerschap). Ook is er ervaring met intensieve persoonlijke begeleiding door een coach, die als vaste begeleider de hele week aanwezig is. Daarnaast worden er ruime praktijkmogelijkheden aangeboden: elke week twee dagen bpv in een bedrijf of instelling. Verder worden de mogelijkheden die een assistentenopleiding biedt voor het eventueel wisselen van beroepssector, zonder verlies van studietijd, optimaal benut. Ook wordt binnen de mbo-niveau 1 opleidingen de mogelijkheid geboden om een diploma te behalen in vakrichtingen die het vmbo ter plaatse niet kan bieden. Te denken valt aan schilder, kok of gastheer/-vrouw in de horeca. De studenten zijn bovendien gewend aan reflectie op hun eigen ervaringen. Door het maken van verslagen (volgens de STARRT-methode), het invullen van PAP- en POP formulieren, het uitvoeren van echte praktijkopdrachten (van externe opdrachtgevers). Dit alles wordt ook vastgelegd in een portfolio. Het spreekt vanzelf dat tijdens dit praktijkgerichte programma veelvuldige en systematische loopbaangesprekken plaatsvinden met de coach/begeleider. Studenten leggen hun ‘ontwikkellijn’ in de loop van de tijd vast en kunnen die benoemen aan de hand van persoonlijke competenties. Samenwerking Vanuit deze ervaringen heeft het Linde College een aantal jaar geleden besloten om voor de uitvoering van twee mbo-niveau 2 opleidingen op de eigen school de samenwerking te zoeken met ROC Friesland. De stap naar VM2 werd vervolgens snel gezet, omdat VM2 inhoudelijk naadloos aansloot bij de ontwikkeling die de afdeling Maatwerk al had doorgemaakt. Daarnaast bood VM2 het Linde College de mogelijkheid om deze verworvenheden binnen een groter deel van de school te implementeren. Daarbij gaf de deelname aan de landelijke VM2-praktijknetwerkbijeenkomsten het vmbo een impuls om ook de bestaande werkwijzen opnieuw kritisch te belichten. LOB was ook binnen deze bijeenkomsten een terugkerend thema. Een volgende uitdaging was dan ook deelname aan het landelijke LOB-project. LOB Binnen het Stimuleringsproject LOB in het MBO van MBO Diensten, de MBO Raad, COLO en Skills Netherlands participeert het ROC Friesland in de werkgroep ‘LOB in de uitstroomfase mbo arbeidsmarkt - hbo’ en met het Linde College/ROC Friesland in de werkgroep VM2. Door de onderlinge uitwisseling van ervaringen wordt het effect van deelname aan beide LOB- werkgroepen versterkt. Het Linde College/ROC Friesland kiest er uitdrukkelijk voor om de verworvenheden van de deelname aan het LOB-project niet te beperken tot de VM2-groep, maar te zoeken naar schoolbrede implementatie, waarbij voor alle studenten een logische, doorlopende en consistente leerlijn ontstaat. Loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling draagt maatschappelijk gezien bij aan employability en ondernemerschap. Daarnaast draagt loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling bij aan persoonlijke ontplooiing. Studenten leren sturing te geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs
58
dat aansluit op de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven. Studenten moeten hier inzicht in hebben, net zoals oriëntatie op en inzicht in de mogelijkheden die de arbeidsmarkt biedt. De student is in staat de eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriëntatie op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs (een volgend niveau in het mbo, hbo of andere scholingsmogelijkheden) en ondersteuningsmogelijkheden ten behoeve van de loopbaanontwikkeling zijn hierbij van belang. Op basis van vergelijking komt de student tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen om de gemaakte keuzes te realiseren. Binnen het VM2-project kiezen wij er bewust voor om keuzes uit te stellen als dit gezien de ontwikkeling van een student nodig is. Idealiter zou een student pas aan het eind van de derde klas (einde leerjaar één VM2, begin leerjaar twee VM2) een keuze moeten maken voor een sector. Hiertoe willen wij meer dwarsverbanden creëren tussen alle sectoren en domeinen, waardoor een dynamiek ontstaat die past bij de ontwikkeling van de student. Dit vereist binnen VM2 een breder aanbod aan crebo’s. Hierdoor blijven er kritische keuzemomenten bestaan, maar worden dit voor studenten eerder kritische leermomenten. De volgende elementen komen aan bod bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding: • capaciteitenreflectie: beschouwing van de capaciteiten die van belang zijn voor de loopbaan; • motievenreflectie: beschouwing van de wensen en waarden die van belang zijn voor de loopbaan; • werkexploratie: onderzoek naar werk en mobiliteit binnen de loopbaan; • loopbaansturing: loopbaangerichte planning en beïnvloeding van het leer- en werkproces; • netwerken: contacten opbouwen en onderhouden op de arbeidsmarkt, gericht op loopbaanontwikkeling. Vormgevingsdocument VM2 & LOB Penta College/ROC Zadkine ROC Zadkine Ons motto: Leren is samen denken, durven en doen. Dit geeft ROC Zadkine houvast bij het inrichten van het onderwijs. Het vormgevingsdocumemt VM2 & Lob wordt gedragen door vijf pijlers: • hoofd, hart en handen; • talent tot leven brengen; • praktijk is de beste leermeester; • anytime, anyhow, anywhere; • co-makership. Penta College Het Penta College heeft een onderwijskundig beleid, dat is gebaseerd op de volgende kenmerken: • identiteit;
59
• • • • •
pedagogisch klimaat; kleinschaligheid; instroom- en doorstroomtrajecten; onderwijskundige vormgeving en ontwikkeling; breed aanbod onderwijs en vorming.
VM2 Onderwijs moet boeiend en uitdagend zijn en aansluiten bij de mogelijkheden en kwaliteiten van de student. Iedere student heeft immers recht op onderwijs dat aansluit bij zijn interesses en talenten. De student geeft aan wanneer hij voldoende geleerd en ervaren heeft, voordat hij in zijn studie belangrijke keuzes kan maken. De taak van de docent is hier meer faciliterend dan sturend. Vormgevingsdocument LOB & VM2 Een breed gedragen aanpak van LOB vraagt om een gezamenlijk vormgevingsdocument, waarbij alle betrokkenen dezelfde beelden hebben. Zo’n vormgevingsdocument geeft richting aan het te ontwikkelen programma en geeft het onderwijs identiteit. Hiermee komen de talenten van studenten tot hun recht. Tot enkele generaties geleden traden veel jongeren, als het ging om beroep en levensloop, bijna vanzelfsprekend in de voetsporen van hun vaders en moeders. De individualisering van de afgelopen decennia heeft ervoor gezorgd dat de keuzemogelijkheden met betrekking tot studie en werk enorm zijn toegenomen. Daarnaast is de verhouding tussen werk en privé veranderd. De keuzes die ouders, vrienden of kennissen maken, zijn voor kinderen niet meer richtinggevend voor de inrichting van hun levensloop. Zij worden dan ook steeds meer gedwongen om zelf keuzes te maken. Ook veranderingen in de internationale economische verhoudingen dwingen studenten tot belangrijke keuzes. De overgang van een overwegend industriële naar een diensten- en kenniseconomie zorgt ervoor dat steeds minder werknemers de zekerheid van een vaste baan voor het leven hebben. Steeds meer werknemers zullen tijdens hun werkzame leven enkele keren van bedrijf, branche, functie en beroep moeten wisselen. Zij moeten hierbij de juiste keuzes maken. Conclusie: de wereld van arbeid en beroep wordt steeds onoverzichtelijker, terwijl tegelijkertijd van jongeren wordt gevraagd dat ze zelf keuzes maken ten aanzien van opleidings-, arbeids- en levensloopbaan. Bron: M. Kuijpers, F,. Meijers en J. Bakker, Krachtige loopbaangerichte leeromgevingen in het (v)mbo: hoe werkt het? LOB als levensles Penta College/ROC Zadkine is van mening dat LOB een levensles moet zijn, die studenten binnen het VM2 moeten doorlopen. Studenten hebben recht op ontwikkeling en vorming, waarmee ze zich tijdens veranderingen in hun arbeidzame leven – maar ook in de privésfeer – staande moeten kunnen houden. Veranderingen gaan snel, kunnen ingrijpend zijn en zijn vaak onverwacht. De mate waarop
60
veranderingen invloed hebben op iemands leven, hangt samen met de manier waarop iemand met veranderingen om kan gaan en keuzes kan maken. Het leren maken van afwegingen om tot de ‘juiste’ keuze te komen, is hierbij essentieel. Het maken van keuzes ten aanzien van een opleiding is relatief en tijdsgebonden. Tijdens LOB staat de student in een integraal lesprogramma centraal. Studenten leren hun talenten te ontdekken door informatie te vergaren, ervaringen op te doen en hierop te reflecteren. Het gaat hierbij om een cyclisch proces, waarbij telkens wordt gekeken naar de capaciteiten, kwaliteiten, mogelijkheden en passies van dat moment. Het is de bedoeling dat het ontdekken en ontwikkelen van talent uiteindelijk leidt tot een beroeps- of studiekeuze. De nadruk ligt hierbij op persoonlijke ontwikkeling in een breed perspectief. Wel is het belangrijk om rekening te houden met het feit dat de kennis en de vorming van de student niet uitsluitend tot stand komen via onderwijs. Sociale media, het sociale netwerk (sportclub of bijbaantjes) en de sociale omgeving (vrienden, familie, ouders) zijn binnen dit proces ook essentieel. LOB zal de student helpen deze ervaringen te rangschikken in waardevolle opbrengsten om deze vervolgens om te zetten in kwaliteiten en competenties voor het leven. LOB gaat dus verder dan het ontwikkelen van beroeps- en opleidingsbeelden.
61