VM2 en LOB Praktische handleiding voor de integratie van LOB binnen VM2
1
Inhoud
Voorwoord 3 Theoretisch kader: LOB en het maken van keuzes De praktijk: LOB in VM2-trajecten 7
5
Praktijkvoorbeeld 1: PENTA College/ROC Zadkine 10 Praktijkvoorbeeld 2: Kandinsky College/ROC Nijmegen 12 Praktijkvoorbeeld 3: Linde College/Friesland College 14 LOB-model 16 Tot slot
18
Bijlage: Succesfactoren bij de opstart van VM2
20
Voorwoord Deze publicatie is een compacte versie van de ‘Eindrapportage Werkgroep VM2’, het verslag van de verkenning die de werkgroep VM2 tussen september 2011 en maart 2012 hield in het kader van het stimuleringsproject LOB in het mbo. Dit project wordt door MBO Diensten, MBO Raad, Stichting SBB en Skills Netherlands uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW. Het doel hierbij is om studenten in het mbo nog beter te ondersteunen met loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB). Er zijn, onder regie van MBO Diensten, onder meer zes werkgroepen aan de slag gegaan met even zoveel aspecten van LOB in het mbo. De werkgroep VM2 kreeg de opdracht een visie en vormgeving te ontwikkelen van loopbaanoriëntatie en -begeleiding binnen de zogeheten VM2-trajecten. Dat zijn trajecten waarbij de bovenbouw van een vmbo-basisberoepsgerichte leerweg samengevoegd wordt met een opleiding op mbo-niveau 2. De ministeries van OCW en EL&I experimenteren momenteel met deze nieuwe, geïntegreerde beroepsopleidingen. In totaal nemen vijfduizend studenten deel aan dit tot 2013 durende experiment. Zij hoeven niet meer over te stappen: de studenten krijgen maximaal vier jaar les op één locatie, met één pedagogisch-didactische aanpak, door hetzelfde team van vmbo- en mbo-docenten. Hierdoor neemt de kans dat deze studenten een startkwalificatie – een diploma op minimaal mbo-niveau 2 – halen toe. De kans op voortijdige schooluitval neemt af. In het huidige stelsel gaan studenten na het behalen van het vmbo-diploma naar het ROC of het AOC voor een mbo-opleiding. Als studenten het vmbo verlaten, eindigt vaak ook de loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Het keuzeproces is immers afgerond: de student heeft een mbo-opleiding gekozen en lijkt op zijn plek te zitten. Niets is echter minder waar: een derde van de studenten valt in het eerste jaar van het mbo uit. Of staakt (tijdelijk) de opleiding om zich te oriënteren op een andere keuze. Het is dan ook interessant om na te gaan of VM2 een bijdrage levert aan een vermindering van deze problematiek. En welke rol LOB hierin kan spelen. De LOB-werkgroep VM2 heeft samen met drie VM2-projectscholen de loopbaanbegeleiding van de VM2-studenten onder de loep genomen. De opbrengst, die in deze publicatie wordt verwoord, bestaat uit het ontwikkelen van een gedeelde visie, het ontwerpen van een model met bouwstenen voor LOB en de weergave van een aantal concrete instrumenten die de projectscholen hebben ontwikkeld, om de studenten in hun leerproces op weg naar een beroepskeuze te begeleiden. De volledige eindrapportage is te vinden op www.mbodiensten.nl. Wij hopen dat de lezer door onze verkenning inspiratie zal opdoen, Jesse de Doelder, werkgroep VM2
3
Theoretisch kader: LOB en het maken van keuzes Loopbaanoriëntatie en -begeleiding moet studenten helpen om keuzes te maken. Keuzes over hun opleiding, hun beroep, hun toekomst. Kortom: belangrijke keuzes. Maar hoe komen studenten eigenlijk tot die keuzes? Wie beïnvloedt hen hierbij? Welke rol spelen beroeps- en opleidingsbeelden? En hoe bereiden studenten zich eigenlijk voor op het vervolg naar een nieuwe studie- of beroepscarrière? Het beroepskeuzeproces van studenten begint met Inspiratie. Jongeren raken geïnspireerd door aansprekende voorbeelden uit hun omgeving. Dit wordt gevolgd door het Dromen, waarbij de student zichzelf in een mooi beroep ziet. Studenten kunnen pas een realistische keuze voor een opleiding en beroep maken als ze de fases Informatie (‘welke opleidingen passen binnen mijn interesses?’) en Bevestiging (door ervaringen in de beroepspraktijk) hebben doorlopen. Om ervoor te zorgen dat studenten een gerichte keuze maken voor een bepaalde beroepsrichting, moeten scholen zowel binnenschoolse als buitenschoolse leeractiviteiten organiseren. Alleen door hier regelmatig en in verschillende contexten aan deel te nemen, kan een student een realistisch beroepsbeeld ontwikkelen. Uiteraard is het belangrijk dat scholen tijdens deze leeractiviteiten loopbaanvragen stellen aan hun studenten. En dat studenten hierbij de gelegenheid krijgen te reflecteren op hun ervaringen.
Influentials Wat veel mensen zich niet realiseren, is dat de keuze van een student voor een vmbo-school vaak niet is gebaseerd op een weloverwogen beslissing of een uitgekristalliseerd beroepsbeeld. Veel jongeren gaan naar het vmbo, omdat ze dit advies van hun basisschool hebben gekregen. En ze kiezen voor een bepaalde school, omdat die dichtbij hun huis ligt of omdat ze er mensen kennen. Daarom is het zaak dat vmbo-scholen oog hebben voor zogenaamde influentials: ouders, familieleden, vrienden, medestudent(en) en basisscholen. Zij hebben allemaal invloed op het keuzeproces van studenten. Scholen moeten zelf beslissen hoe ze omgaan met deze influentials. Als een school bijvoorbeeld van mening is dat ouders een belangrijke rol spelen bij het keuzeproces van jongeren, kan de school overwegen deze ouders in te schakelen bij de loopbaanbegeleiding van de student.
4
Voorlichting Basisscholen besteden vaak minimale aandacht aan de studieloopbaan of beroepskeuze van hun leerlingen. Zij geven wel informatie over de scholen waar hun leerlingen naartoe kunnen, maar de voorlichting gaat ook niet verder dan dat. Op het vmbo kiezen studenten bovendien vaak voor een studierichting, terwijl ze deze richting nog niet hebben gekoppeld met de hieraan verbonden beroepen of aansluitende mboopleidingen. Eenmaal op het vmbo zullen studenten hun vertrouwde school, medestudenten en docenten echter niet snel verlaten.
Rationele beslissingen Daarnaast zijn jongeren in de pubertijd niet of slechts beperkt in staat om rationele beslissingen te nemen voor de langere termijn. Dit komt voor een deel doordat hun prefrontale cortex, waarin het vermogen ligt tot het maken van rationele overwegingen en het kunnen plannen en overzien van gevolgen die keuzes hebben, nog niet is volgroeid. Daarnaast zorgt de hormonale ontwikkeling die pubers doormaken voor risicovol gedrag.
Tabel 1: Determinatie- en keuzemogelijkheden van een B/K-student binnen een regulier (niet VM2-)onderwijssysteem. Leeftijd
Leerjaar
Determinatie / Keuze
11
Groep 7 Entreetoets
Eerste determinatie
12
Groep 8 Citotoets
• Onderwijssoort • Schoolkeuze • LWOO-indicatie • Niveau B/K
13
Leerjaar 1 vmbo
Determinatie B of K of uitgestelde keuze B/K
14
Leerjaar 2 vmbo
Sectorkeuze
15
Leerjaar 3 vmbo
•A fdelingsprogramma of intersectoraal programma of intrasectoraal programma • Schoolonderzoek
16
Leerjaar 4 vmbo
• Examen • Keuze opleiding mbo-instelling • Keuze domein
17
Eerste leerjaar mbo
Kwalificatie
18
Tweede leerjaar mbo
• Arbeidsmarkt • Niveau 3
5
Vroege keuze Dit stelt de inrichting van het beroepsonderwijs voor basis- en kaderstudenten ter discussie. Studenten worden hierin namelijk gedwongen om op jonge leeftijd te kiezen voor een beroepsrichting, terwijl ze eigenlijk niet in staat zijn te overzien wat dit voor hen betekent. Ze komen in een soort ‘trechter’ terecht, waarbij ze op dertien- of veertienjarige leeftijd al een keuze moeten maken voor een sector (in de tweede klas van het vmbo). In het derde of vierde leerjaar moeten ze bovendien kiezen voor een vervolgopleiding op het mbo. Daarnaast hebben deze jongeren vaak nog geen realistische beelden ontwikkeld over de beroepen die ze met hun opleiding zouden kunnen vervullen. Een groot aantal uitvallers en switchers haakt dan ook af, omdat de opleiding hen uiteindelijk niet aanspreekt of anders uitpakt dan ze vooraf hadden verwacht. De deelnemende VM2-partnerscholen hebben daarom samen met de werkgroep VM2 geprobeerd vanuit deze optiek hun loopbaanoriëntatie en -ontwikkeling binnen hun VM2-traject te herzien.
Verkenning De verkenning die is uitgevoerd in opdracht van de werkgroep VM2, bevestigt dit beeld: een beginnende vmbo-student moet in het huidige onderwijsstelsel (te) vroeg keuzes maken. Keuzes die in veel gevallen een te vroege sturing geven, waardoor studenten in een beroepsrichting worden gesluisd – we noemden dit al trechtervorming – zonder dat zij hiervoor bewust hebben gekozen. Ze hebben deze keuze zeker niet gemaakt op basis van een helder beeld van een toekomstig beroep.
6
De praktijk: LOB in VM2-trajecten Studenten van de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo – de onderste regionen van de opleidingstrajecten in de beroepskolom – krijgen dit niveauadvies mee van hun basisschool. Hierdoor worden ze beperkt in hun keuze voor een middelbare school. De bijdrage van basisscholen aan de vorming van beroepsbeelden van deze jongeren is bovendien gering. Het merendeel van deze studenten is dan ook op de betreffende vmbo-school terechtgekomen zonder dat ze een afgewogen bewuste keuze hebben gemaakt voor een beroepsrichting. En toch moeten ze op veertienjarige leeftijd kiezen voor een sector die op de betreffende school wordt aangeboden. Vmbo-studenten moeten bovendien te vlug een nog meer beperkende beroepsrichting kiezen. Daarom werkt het huidige onderwijsbestel voor deze doelgroep vaak knellend. Jongeren worden gedwongen heel vroeg in hun loopbaan al belangrijke keuzes te maken. En dat terwijl leeftijdsgenoten op andere opleidingsniveaus in deze fase alleen maar hoeven te kiezen voor schoolprofielen met vakken die ze leuk vinden of aankunnen Het schoolbestel zal niet snel veranderen. Dan rest de vraag: hoe kunnen we de negatieve effecten van een te vroeg afgedwongen keurslijf voor deze doelgroep zoveel mogelijk ondervangen? De werkgroep VM2 pleit voor het opzetten van trajecten die studenten maximaal de ruimte geven voor een oriëntatieperiode in de breedte. Daarbij is het voor deze studenten van belang dat ze een realistisch beeld krijgen van de beroepen op mbo-niveau 2, zodat ze later een passende keuze kunnen maken voor een uitstroomprofiel. In dit proces, waarin studenten kleine stapjes nemen op weg naar een startkwalificatie, is het belangrijk dat loopbaanoriëntatie en -begeleiding een voortdurende steun in de rug vormt.
Beroepsbeelden De dromen over toekomstige beroepen van kinderen van twaalf jaar op het vmbo bevatten weinig realiteitszin en zijn vaak te hoog gegrepen. Daarom moet de programmering van de beroepsgerichte activiteiten voor deze studenten zo breed mogelijk zijn. Studenten moeten bovendien de gelegenheid krijgen om te switchen, om op deze manier zoveel mogelijk ervaringen op te doen. De drie deelnemende projectscholen hebben hiervoor een keur aan instrumenten ontwikkeld. Te denken valt aan bezoeken en excursies, deelname aan schoolkampen (PENTA College/ROC Zadkine doet bijvoorbeeld aan internationale bewustwording door middel van een kamp in het buitenland), deelname aan skills-wedstrijden, leerpleinen, speeddates met mbo’ers (zoals Meet&Match van Linde College/Friesland College) en stages.
7
Tabel 2: Determinatie en keuzemogelijkheden binnen een VM2-traject vanuit LOB-perspectief Leeftijd
Leerjaar
Determinatie / Keuze
11
Groep 7 Entreetoets
Eerste determinatie
12
Groep 8 Citotoets
• Onderwijssoort • Schoolkeuze • LWOO-indicatie • Niveau B/K
13
Leerjaar 1 vmbo
Determinatie B of K of uitgestelde keuze B/K
14
Leerjaar 2 vmbo
Uitgestelde sectorkeuze
15
VM2 B/K
• Geen keuze • Verlengde determinatie • Geen sector • Breed programma
16
VM2
Domein
17
VM2
Kwalificatie
Interessant in dit verband is ook het Nijmeegse LOB-vormgevingsdocument (te vinden op www.mbodiensten.nl), waarbij studenten zich aan het begin van hun opleiding op alle sectoren mogen oriënteren. Het gaat hierbij om de ‘ABV-modules in VM2’ door het Kandinsky College en ROC Nijmegen. Verder is er op de projectscholen ook aandacht voor de professionalisering van docenten.
Beïnvloedende omgevingsfactoren Ouders en andere familieleden behoren tot de eerste cirkel van beïnvloedende omgevingsfactoren voor keuzes die studenten maken en de beroepsbeelden die zij ontwikkelen. Het samenwerkingsverband PENTA College/ROC Zadkine kiest bijvoorbeeld bewust voor het inschakelen van ouders bij hun LOB-opzet. Het is bovendien belangrijk dat ouders goed worden geïnformeerd over de opleidings- en beroepsmogelijkheden van hun kind. Daarnaast trekken pubers zich veel aan van hun leeftijdsgenoten. Het is dan ook belangrijk om de ontwikkelingen in de jeugdcultuur en de invloed van omgevingsfactoren op die subcultuur nauwlettend te volgen.
Reflectiegesprekken De dialoog van studenten met hun studieloopbaanbegeleider (SLB’er) helpt bij de reflectie op hun ervaringen. Deze dialoog is, kortom, een loopbaangesprek. Het is
8
dan ook belangrijk dat scholen aandacht besteden aan de professionalisering van hun docenten/begeleiders. Twee aspecten spelen hierbij een rol. Ten eerste hebben docenten/begeleiders bepaalde competenties nodig om goede reflectiegesprekken te voeren met puberende studenten. Pubers hebben vaak de neiging om niet al teveel woorden vuil te willen maken aan gesprekken over hun studieloopbaan. Tegelijkertijd ervaren ze voortdurend gebeurtenissen – op school, tijdens hun vrije tijd, in het circuit van hun bijbaantjes en op hun stageadressen – waaraan ze betekenis geven en die mogelijk een rol spelen bij hun uiteindelijke keuze voor een beroep. Het is dan ook een kunst om gesprekken met studenten op het meest geschikte moment te voeren. Daarom moeten docenten/begeleiders getraind worden in het voeren van reflectiegesprekken. De drie projectscholen maken hier allemaal werk van. Ten tweede is het belangrijk dat docenten – zeker in hun rol als mentor – en decanen een correct en actueel beeld hebben van de branche waarin ze werkzaam zijn, van aanverwante mbo-opleidingen en de arbeidsmarkt. Een groot deel van de docenten wil graag meer informatie kunnen geven over de arbeidsmarkt. Om docenten hierin te faciliteren kunnen scholen bijvoorbeeld lerarenstages in de beroepspraktijk aanbieden. Hierdoor zijn docenten beter toegerust om studenten te begeleiden in hun keuzeproces. Bijkomend voordeel is dat de deskundigheid van docenten een impuls krijgt. Ook wordt hun praktijkgerichte expertise vergroot.
LOB als rode draad Reflectiegesprekken mogen nooit op zichzelf staan. Scholen moeten in hun gehele programma doorlopend aandacht besteden aan loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Uiteraard is dit voor scholen geen gemakkelijke opgave. Het onderwijs is vaak gegoten in een vakkenmodel. Wel worden er pogingen tot levensecht leren ondernomen door de clustering van deze vakken in projecten. Het is van groot belang dat alle onderdelen van vmbo-scholen én alle betrokken docenten en begeleiders doordrongen zijn van het feit dat ze studenten samen moeten helpen om een plek te krijgen op de arbeidsmarkt. Dit besef is vooral voor basis- en kaderstudenten van belang. Zij krijgen immers vroeger dan hun leeftijdsgenoten een richtingskeuze voorgeschoteld. De drie deelnemende VM2-scholen hebben uiteraard allemaal een eigen VM2-route met eigen instrumenten en activiteiten uitgewerkt. Gemene deler is dat bij alle drie de scholen LOB als een rode draad door de VM2-route heenloopt.
9
Praktijkvoorbeeld 1: PENTA College/ROC Zadkine
Het samenwerkingsverband PENTA College/ROC Zadkine vindt dat hun VM2onderwijs boeiend en uitdagend moet zijn en moet aansluiten bij de mogelijkheden en kwaliteiten van de student. Iedere student heeft recht op onderwijs dat past bij zijn interesses en talenten. LOB speelt hierin een belangrijke rol. PENTA College/ROC Zadkine vindt dat LOB binnen VM2 een levensles moet zijn. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding vormt studenten; met hulp van LOB maken ze een ontwikkeling door. Hierdoor kunnen ze zich in hun arbeidzame leven, maar ook in de privésfeer en bij veranderingen, beter staande houden. Veranderingen gaan snel, kunnen ingrijpend zijn en zijn vaak onverwacht. De mate waarin een verandering invloed heeft op iemands leven, hangt samen met de manier waarop iemand hiermee kan omgaan en hierbij de juiste keuzes kan maken.
Cyclisch proces Bij LOB staat de student in een integraal lesprogramma centraal. Studenten leren hun talenten te ontdekken door ervaringen op te doen, hierop te reflecteren en informatie te vergaren. Het gaat hierbij om een cyclisch proces, waarbij telkens wordt gekeken naar de capaciteiten, kwaliteiten, mogelijkheden en passies die een student op een bepaald moment heeft. Het ontdekken en ontwikkelen van talent leidt uiteindelijk tot een beroeps- of studiekeuze. De nadruk ligt hierbij op persoonlijke ontwikkeling in een breed perspectief. De scholen houden bij hun LOB rekening met het feit dat studenten niet alleen door middel van onderwijs kennis ontwikkelen en worden gevormd. Sociale media, het sociale netwerk (denk aan sportclub of baantjes) en de sociale omgeving (vrienden, familie, ouders) dragen hier uiteraard ook aan bij. LOB helpt de student om deze ervaringen te rangschikken in waardevolle opbrengsten om dit vervolgens om te zetten in kwaliteiten en competenties voor het leven. Kortom: LOB gaat verder dan alleen het ontwikkelen van beroeps- en opleidingsbeelden.
Vormgevend document Een breed gedragen aanpak van LOB in VM2 vraagt volgens PENTA College/ROC Zadkine om een gezamenlijk vormgevend document, waarbij alle betrokkenen hetzelfde beeld hebben. Zo’n vormgevend document geeft richting aan het te ontwikkelen programma en geeft het onderwijs identiteit. Hiermee komen de talenten van studenten nog beter tot hun recht.
10
Hoe? Het VM2-programma van PENTA College/ROC Zadkine begint met een brede oriëntatie op verschillende beroepen en uitstroommogelijkheden. Versmalling vindt plaats aan de hand van de keuzes die de student maakt; er wordt naar een crebo toegewerkt. De keuzes worden in eerste instantie gebaseerd op de inzet en resultaten van de student. Na verloop van tijd gaat ook de toegenomen bewustwording van de student meespelen. Hiervoor zetten de scholen ook een aantal tools in, zoals DEAR (waarin de leesvaardigheid van studenten wordt verbeterd), het Goede Doelen Project (waarin studenten een project organiseren én vrijwilliger zijn) en de VMBO Carrousel (waarin studenten een rondje maken langs verschillende leerbedrijven uit allerlei branches en sectoren). De student moet zijn keuzes ook kunnen verantwoorden aan zijn omgeving. Gedurende het opleidingsprogramma gaat de stage een steeds grotere rol spelen. Dit stelt de student in staat om een goed beeld te krijgen van zijn beroepsperspectief. Vervolgens komt de keuze voor doorstuderen of toetreding tot de arbeidsmarkt in beeld. Deze keuze vraagt veel begeleiding. Dit wordt uiteraard ook geboden. Om dit scenario tot wasdom te laten komen, is een schoolbreed gedragen aanpak cruciaal: LOB moet als rode draad door de organisatie heenlopen. Dit vraagt echter wel om aanpassing van de organisatie.
11
Praktijkvoorbeeld 2: Kandinsky College/ROC Nijmegen
ROC Nijmegen heeft in de eigen regio – naast het Kandinsky College – te maken met meerdere vmbo’s. Vandaar dat voor de nabije toekomst plannen worden uitgewerkt waarin meerdere scholen met het ROC op VM2-gebied een verbinding aangaan. Het samenwerkingsverband Kandinsky College/ROC Nijmegen stelt onder de noemer Een nieuw begin…VM2 in de toekomst scenario’s op, die bepalend zijn voor de vormgeving van loopbaanoriëntatie en -begeleiding. Zo wordt het voornemen uitgesproken om op alle betrokken scholen – inclusief de technische sector – een VM2-traject te starten. Dit VM2-traject biedt vanaf leerjaar één – naast de AVO-vakken – een tweejarig LOB-programma aan, in de vorm van praktisch en oriënterend onderwijs. Studenten oriënteren zich hierbij op verschillende arbeidsgebieden. Vanaf het derde leerjaar zetten de scholen een ‘breed’ intersectoraal programma neer. In leerjaar vier kiest de student vóór december wat zijn uitstroomprofiel wordt; vanaf januari start het beroepsgerichte programma. De scholen streven ernaar om studenten in leerjaar vijf te diplomeren. Leerjaar zes is dan gereserveerd voor een eventuele uitloop of om samen met het bedrijfsleven, gemeente en het UWV actief met studenten op zoek te gaan naar werk. Eventueel wordt hierbij een jobcoach (coaching on the job) betrokken. Ook wordt gekeken naar doorstroomprogramma’s richting mbo-niveau 3.
Uitgangspunten Kandinsky College/ROC Nijmegen heeft een aantal uitgangspunten geformuleerd voor LOB en VM2: • opleiden voor een beroep staat centraal in het onderwijstraject; • leidend voor het leerproces is het competent leren uitvoeren van beroepstaken; • het leren vindt plaats in een sociale en praktijkgerichte context; • de beroepsgerelateerde leervraag van de individuele student is het vertrekpunt van waaruit het onderwijs gedurende het onderwijstraject wordt vormgegeven; • de student ontwikkelt naast beroepsbekwaamheid ook leer- en burgerschaps competenties.
12
Hoe? Het VM2-programma loopt van breed naar smal(ler): van een algemene beroepskeuzetest en voorlichtingsavonden voor sectoren in het eerste jaar van VM2 tot steeds intensiever wordende stageperiodes en het meedraaien van modules op het ROC binnen de gekozen richting/crebo. Doel is de keuze zo lang mogelijk uit te stellen: een student moet in staat worden gesteld zo goed mogelijk te kiezen. Studenten voeren elk jaar drie LOB-gesprekken met hun mentor, waarin ze aan de hand van hun eigen ervaringen (op de werkvloer) kennis maken met mogelijke vervolgopleidingen. Ook hebben de scholen een aantal instrumenten ontwikkeld. Een voorbeeld: ABVmodules, waarin studenten algemene beroepsvaardigheden leren. Aan het eind van het vierde VM2-jaar kiezen de studenten voor een vervolgopleiding, dan wel toetreding tot de arbeidsmarkt. Voor de haalbaarheid van dit scenario is het noodzakelijk om de aanwezige knelpunten – zoals de organisatorische haalbaarheid (kleine groepen, roosters, financiën), de communicatie met alle betrokkenen en administratieve/wetgevingsdilemma’s – te ondervangen. De scholen zijn zich bewust van de mogelijkheden van het structureel inzetten op LOB in het VM2-programma. Belangrijke voorwaarde is dat de aanpak organisatiebreed wordt gedragen.
13
Praktijkvoorbeeld 3: Linde College/Friesland College
Het samenwerkingsverband Linde College/Friesland College vindt dat LOB sturing moet geven aan het vinden van betekenisvol werk of vervolgonderwijs dat aansluit op de kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven van de student. Belangrijk is dat de student hier zelf inzicht in heeft. Daarnaast is ook oriëntatie op, en inzicht in, de mogelijkheden van de arbeidsmarkt een vereiste. Linde College/Friesland College vindt dat studenten met hulp van LOB in staat moeten worden gesteld hun eigen kwaliteiten, mogelijkheden, waarden en motieven te vergelijken met de gevraagde waarden en kwaliteiten van verschillende soorten werk. Ook oriënteren studenten zich met loopbaanoriëntatie en -begeleiding op mogelijke doorstroomtrajecten in het vervolgonderwijs – een volgend niveau in het mbo, het hbo of andere scholingsmogelijkheden – en op mogelijke ondersteuning in hun loopbaanontwikkeling. Zo komen studenten tot weloverwogen keuzes en vervolgstappen.
Uitstellen van keuzes Binnen het VM2-project kiest Linde College/Friesland College er bewust voor om keuzes uit te stellen als dit – gezien de ontwikkeling van een student – nodig is. Studenten zouden pas aan het eind van het derde leerjaar (eind leerjaar één VM2, begin leerjaar twee VM2) een keuze moeten maken voor een sector. De scholen willen meer dwarsverbanden aanbrengen tussen sectoren en domeinen, waardoor een dynamiek ontstaat die past bij de ontwikkeling van de student. Hiervoor is echter ook een breder aanbod aan crebo’s binnen VM2 nodig.
Schoolbrede implementatie Linde College/Friesland College kiest er nadrukkelijk voor om de verworvenheden uit de deelname aan het LOB-project niet te beperken tot de VM2-groep. De scholen streven naar schoolbrede implementatie, waarbij voor alle studenten een logische, doorlopende en consistente leerlijn ontstaat.
14
Hoe? Studenten worden aan de hand van diverse LOB-activiteiten in staat gesteld om weloverwogen keuzes te maken. Hierin spelen ook medestudenten, het bedrijfsleven en vervolgopleidingen een grote rol. Te denken valt aan Meet&Match – waarbij studenten onder meer kunnen speeddaten met mbo’ers – en FC Connect, waarbij studenten zelf kunnen ondervinden hoe het is om bij Friesland College een opleiding te volgen. Overigens kunnen studenten hun beroepskeuze tijdens het hele VM2traject veranderen, ook buiten het bestaande aanbod om. Dit heeft echter wel effect op de plaats, lengte en vormgeving van het VM2-traject van de betreffende student. Aan het eind van het VM2-traject kan de student kiezen voor een vervolgopleiding op mbo-niveau 3 of voor toetreding tot de arbeidsmarkt. Linde College en Friesland College zijn van plan om een goede bestuurlijke samenwerkingsovereenkomst te sluiten. Deze overeenkomst bevat afspraken over een gemeenschappelijk programma, de uitwisseling van docenten en het creëren van een doorlopende LOB-ontwikkellijn. Daarnaast is training van personeel en facilitering van docenten cruciaal.
15
LOB-model De werkgroep VM2 heeft een LOB-model ontwikkeld. Dit model bevat bouwstenen voor een doorlopende leerweg van vmbo naar mbo. LOB speelt binnen alle onderdelen van de programmering een rol. Studenten van de basisberoepsgerichte leerweg staan in dit LOB-model in het midden. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding vormt een schil om de student heen.
Bouwstenen De werkgroep hanteert bij dit LOB-model een aantal bouwstenen: • Studenten moeten levensechte ervaringen opdoen, zowel binnen- als buitenschools. Hiervoor moeten scholen een keur aan activiteiten organiseren. Een goed stagebeleid is hierbij essentieel. • De ervaringen die studenten opdoen, worden tijdens reflectiegesprekken (dialogen) besproken. • De begeleiders/docenten die deze gesprekken voeren, hebben hiervoor de benodigde competenties in huis. Zij worden hierin getraind. • In alle beroepsgerichte programmaonderdelen moet aandacht worden besteed aan de loopbaan van studenten. • Scholen stippelen een opleidingsroute uit, waarbij studenten zich kunnen oriënteren op de verschillende sectoren van de arbeidsmarkt. Hierdoor krijgen ze een realistisch beeld van de beroepen die bij hun opleidingsniveau passen. • De definitieve keuze voor een uitstroomprofiel – de kwalificatie op mbo-niveau 2 – vindt pas in een laat stadium van het traject plaats. • Dit stelt eisen aan de organisatie van het onderwijs. Het onderwijs moet daarom soms in kleine groepen plaatsvinden. • Als LOB als rode draad door het hele opleidingstraject loopt, is het essentieel om de rol van de influentials nadrukkelijk mee te nemen. Ouders moeten in een vroeg stadium bij LOB worden betrokken. Daarnaast is het belangrijk om inzicht te hebben in de psychosociale ontwikkeling van de puber. En moet de kennis van de jeugdcultuur en de hiermee samenhangende trends en instrumenten – zoals sociale media – bewust worden ingezet. • Betrokkenheid van het bedrijfsleven is essentieel, ook voor docenten. Dit stelt docenten namelijk in staat om kennis en ervaring op te doen in de praktijk, bijvoorbeeld door middel van docentenstages. • Regionale spelers – vmbo’s, ROC, bedrijfsleven en gemeentelijke overheden – moeten met elkaar samenwerken. Dit is een cruciale factor voor het succes van LOB.
16
me Sa
rk nwe
ing: vmbo’s en ro
c’s i n
rh ve
cu ltu
in
Keuze uitstellen Breed oriënteren
Invloed van ouders en vrienden
d va iss as nb
en
oo ch
Loopbaangesprekken Zelfreflectie
Bu
Invoe
Levensechte ervaringen
Beroeps- en opleidingsbeelden
iten sch Sta ools ges
Leerlingen VM2
regionale bedrijven en n in s t elli ede ng
ol ho
Socia lm ed ia
re g
o le
Samenhang onderdelen leerroute
n
-
sc
de j eug d
ed rag e
de
Invloed van
eg io
na io
ur
rammering - bree Prog dg
de r
l
D oc e rs nten en begeleide g Train in ing, professionaliser
Do ce nte nst ages in
bedrijven
Het LOB-model
17
Tot slot De experimenteerscholen in het VM2-project hebben ervaren dat het mogelijk is om de kloof, die er is gegroeid tussen vmbo en mbo, te overbruggen. Door met elkaar daadwerkelijk een nieuwe route op te zetten, groeide het besef dat het voor studenten in het beroepsonderwijs van groot belang is dat ze tijdens de hele route een vorm van coaching (LOB dus) krijgen, welke als een rode draad door het hele programma loopt. Belangrijk daarbij is het inzicht, dat in dat programma voorzien wordt in een breed aanbod aan oriëntatiemogelijkheden en dat de student pas in een laat stadium van het traject een beroepsprofiel kiest. Een profiel wat past bij zijn ambities en mogelijkheden Wij hopen dat vmbo-scholen en mbo-instellingen, die in het kader van de vernieuwde experimentenwetgeving elkaar opzoeken voor samenwerking, uit de ervaringen van de experimenteerscholen lering kunnen trekken. Namens de werkgroep VM2, Stimuleringsproject LOB in het mbo, Jesse de Doelder
18
19
Bijlage: Succesfactoren bij de opstart van VM2 Het klinkt zo mooi: een doorlopende leerweg van het vmbo naar het mbo, zonder obstakels. In de praktijk stuiten de projectscholen die deelnemen aan het VM2-experiment vaak op problemen. Om toekomstige samenwerkingsverbanden van vmbo’s en ROC’s bewust te maken van de succesfactoren volgt hier een beknopte opsomming. Deze informatie is vergaard tijdens bijeenkomsten van de VM2-praktijknetwerken.
Geld en mankracht Scholen moeten rekening houden met het feit dat het opzetten van een doorlopende leerweg VM2 geld en mankracht kost. Vernieuwing betekent immers dat er tijd gaat zitten in overleg. De VM2-projectscholen hebben ook gemerkt dat er nog veel verschillen zijn tussen het vmbo en het mbo. Te denken valt aan verschillen op het gebied van regelgeving van de overheid, andere bekostigingssystematieken en andere manieren van examinering. Tijdens de VM2-praktijknetwerken is veel aandacht besteed aan het slechten van deze barrière. Docenten die zijn betrokken bij de uitvoering van VM2 hebben hun blik ‘naar de overkant’ dan ook verruimd.
Een netwerkconstructie Een netwerkconstructie is erg belangrijk, omdat de scholen samen een proces aangaan dat een bepaalde looptijd heeft. Deze netwerkconstructie helpt bij het tackelen van gesignaleerde knelpunten. Tijdens de bijeenkomsten van de VM2-praktijknetwerken leren de scholen van elkaar; er zijn immers altijd voorlopers en volgers.
Regelgeving Daarnaast is het zaak dat de overheid de regelgeving zo stroomlijnt dat het aantal obstakels afneemt. In een recente publicatie van minister Van Bijsterveldt – Focus op vakmanschap – staat dat het ministerie van OCW van plan is de regelgeving aan te passen, zodat het gemakkelijker wordt om regionale samenwerkingsexperimenten in de beroepskolom aan te gaan.
Leeftijd stagiairs Als onderdelen van het mbo-programma ‘indalen’ in het vmbo kunnen er problemen ontstaan. Zo mogen leerbedrijven in de horeca te jonge stagiairs niet binnenlaten als gevolg van arbo-richtlijnen. Ook in andere sectoren, zoals de techniek en de verzorging, mogen te jonge studenten bepaalde werkzaamheden nog niet uitvoeren.
20
Draagkracht Draagkracht is erg belangrijk, vooral van de kant van de directie. De directie moet mensen blijven stimuleren en enthousiasmeren. Vernieuwing is namelijk een proces van ups & downs. De VM2-praktijknetwerken verwoorden het als volgt: ‘er moet een eenheid van leiding en continuïteit ontstaan, waarbij met name degenen die beslisbevoegdheid hebben het experiment moeten steunen’. Zo blijkt dat het bij projecten waar deelnemers elkaar weten te vinden en door hun omgeving binnen de organisatie – bijvoorbeeld het management – worden gesteund, vaak erg goed gaat. Die scholen zijn nu bezig om de verworvenheden te bestendigen om zo de continuïteit van het project te borgen. VM2 moet dan ook in de structuur van de organisatie worden ingebed en geformaliseerd.
Brede oriëntatie Toekomstige partnerscholen moeten rekening houden met het gegeven dat studenten zich in de programmaopzet van een doorlopende leerweg vaak langere tijd in de breedte van het beroepsspectrum oriënteren, voordat ze een keuze maken voor een uitstroomprofiel. Op de deelnemende projectscholen is dan ook een trend ontstaan van een intersectoraal programma aan het begin van de VM2-route.
Studentenpopulatie Het aantal studenten in de basisberoepsgerichte- en kaderleerweg neemt af. Dit stelt de organisatie van VM2 voor problemen: het kan gebeuren dat er bij het scheppen van kansen voor studenten op diverse uitstroomrichtingen soms met erg kleine groepen wordt gewerkt. Roostermakers moeten dan ook creatief te werk gaan bij het organiseren van het onderwijs.
Clustering kwalificatiedossiers Er is een wildgroei aan crebo’s ontstaan, waardoor studenten soms het overzicht missen. De VM2-projectscholen pleiten dan ook voor de clustering van kwalificatiedossiers. Zo is tijdens een van de VM2-netwerkbijeenkomsten het idee geopperd voor de samenvoeging van de kwalificatiedossiers voor de sectoren Zorg en welzijn en Economie tot één brede beroepsopleiding Dienstverlening. Aan de hier geschetste succesvoorwaarden, die eveneens stammen uit de ervaring vanuit het totale VM2-experiment, kan zeker voldaan worden. Waar twee partijen echt willen, is een weg!
21
Colofon Deze publicatie maakt deel uit van een reeks producten die ontwikkeld zijn in het kader van het Stimuleringsproject Loopbaan Oriëntatie Begeleiding in het mbo. Dit project is een opdracht van het ministerie van OCW. Partners zijn: MBO Diensten, MBO Raad, SBB en Skills Netherlands. Deze publicatie is ontwikkeld door de werkgroep VM2.
Werkgroepleden Jesse de Doelder, De Doelder Projectmanagement en consultancy (kartrekker) PENTA College/ROC Zadkine: Jaap Zijlmans (PENTA College) en Gezina Trouw-Bosch (ROC Zadkine) Kandinsky College/ROC Nijmegen: Amy Coolen, Twan van den Hazelkamp, Marjo Verberk en Barbera Wiersma (allen Kandinsky College) en Fabian van Aarle (ROC Nijmegen) Linde College/Friesland College: Hilly Beenen, Sieme Boers en Tina van Bruggen (allen Linde College), Sjirkje Huitema en Adriaan Kolen (Friesland College)
Externe deskundigen Ton Balk, Balk Consultancy Jenne van Tulden, Balk Consultancy Redactie en realisatie: Ravestein & Zwart Vormgeving: Lauwers-C Drukwerk: Trioprint grafisch centrum Oplage: 500 Juni 2012
22