N I EUWSB R I EF
9
VM2 J U L I 2 010
In VM2 wordt de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo samengevoegd met een opleiding mbo-niveau 2.
Zoektocht binnen VM2 PROJECTLEIDER OCW / LNV
J. Geraedts PROJECTLEIDING VM2
Ton Balk projectleider Jan Hoogendoorn WEBSITE OCW / LNV
www.voortijdigschoolverlaten.nl klik: VM2-button SAMENWERKING
OCW / LNV ECBO Balk Consultancy SLO ADRES VM2
Balk Consultancy Paulus Potterstraat 32 6566 ZM Millingen aan de Rijn
[email protected] [email protected] T 0481 433 823 (kantoor) M 06 51 03 91 19 COLOFON
tekst Jenne van Tulden Ton Balk eindredactie Ton Balk Jolanda Turling vormgeving Coenen Vormgeving drukwerk Trioprint, Nijmegen
Op 3 juni 2010 mocht ik de landelijke VM2-dag bijwonen. Het begin van die dag was, althans voor mij, een zoektocht, want waar was nu, vanaf de bushalte wandelend door een prachtig en zonnig Goffertpark, de ingang van dat stadion? Misschien symbolisch voor de zoektocht van menig VM2-experiment. We weten waarnaar we onderweg zijn, maar het pad daarheen blijkt niet altijd onmiddellijk zichtbaar en ook aan de bewegwijzering mankeert het één en ander. Wat de VM2-dag duidelijk liet zien is dat het enthousiasme voor het experiment onverminderd aanwezig is. We weten dat we met iets belangrijks bezig zijn, dat hier de mogelijkheid wordt geboden om de leerweg, voor de groep jongeren die niet als vanzelfsprekend de eindstreep haalt, echt anders aan te pakken; jongeren die nu de weg kwijt raken in de veelheid aan schakelpunten tussen opeenvolgende trajecten. Maar ook werd duidelijk dat er nog heel veel te doen is. Zo blijkt de overstap van het vmbo-traject naar het mbo-traject binnen de doorlopende leerlijn voor een flink deel van de experimenten nog een hele stap. Lang niet alle experimenten hebben die leerlijn ingericht als een combinatie van vmbo- en mbo-elementen; in de meeste gevallen is er aan het eind van het tweede leerjaar (voor het eerste cohort in de experimenten nú, dus) een duidelijk overstappunt. Tegelijk wordt er nog volop geworsteld met die overstap en met het vervolg van mbo op de vmbo-locatie. Zelfs over de invulling van het ‘zomerlek’ na het examen bleek op 3 juni nog volop te worden nagedacht. Het hoort natuurlijk bij experimenteren. Tegelijkertijd hoop en verwacht ik dat de overstap van het tweede cohort eind volgend schooljaar zal profiteren van de ervaringen van dit jaar en ben ik blij dat er besloten is tot een borgingscohort om die ervaringen verder te verankeren. Het is echt complex; we verkijken ons daar gauw op, zeker vanuit ‘Den Haag’. Hoe complex bleek uit gesprekken met een aantal docenten binnen het praktijknetwerk Groen. Hoezo Groen: die hebben het toch allemaal zo voor elkaar? Vmbo en mbo binnen één instelling, vaak zelfs op één locatie, dat is toch zo geregeld? Niet, dus. Want hoe gaat dat. Vmbo- en mbo-leerlingen hebben een verschillend rooster, met verschillende pauzetijden, zodat ze elkaar niet teveel voor de voeten lopen. Dat betekent dus ook dat de docenten vmbo en mbo wel in dezelfde lerarenkamer hun boterham eten, maar niet gelijktijdig. Elkaar kennen en geregeld spreken: dat valt dus reuze tegen. Bovendien, vertrouwde één van de docenten mij toe, kijken mbo-docenten eigenlijk neer op vmbo-docenten en hebben ze helemaal geen zin om met hen als gelijkwaardig partner samen te werken. Standsverschil als faalfactor: die had ik eerlijk gezegd niet kunnen bedenken. Inmiddels verandert de wereld om het experiment. We weten dat er met argusogen naar wordt gekeken. In diverse verkiezingsprogramma’s hebben we het experiment zien opduiken. Het is nu afwachten, ook voor mij, wat de partijen ermee gaan doen die straks echt mogen gaan formeren. Geen reden, denk ik, om ons in verwarring te laten brengen. Wat ook de toekomst brengen zal, het gaat er nu om het experiment tot een succes te maken, te laten zien dat het echt kán. Een werkelijk doorlopende leerlijn, met een goed geregeld overslagpunt van vmbo naar mbo, of nog liever, een geleidelijke en gefaseerde overgang waar de leerling niet zoveel van merkt: dat lijkt mij nu uitdaging nummer één. Dhr. drs. Udo Teunis, Ministerie LNV
VM2 NIEUWSBRIEF 9
1
AOC DE GROENE WELLE, ZWOLLE AOC FRIESLAND, LEEUWARDEN AOC FRIESLAND, BUITENPOST AOC FRIESLAND, SNEEK AOC FRIESLAND, HEERENVEEN AOC OOST, ENSCHEDE AOC OOST, ALMELO
Van inzicht en inspiratie naar creatie
Op 11 maart vond in conferentiecentrum Regardz te Arnhem de aftrap plaats van een drietal bijeenkomsten met als centraal thema de loopbaan en onderwijsbegeleiding voor de 14- tot 18-jarige deelnemers aan het VM2-traject. Er hadden zich een zestigtal deelnemers verzameld. Projectleider Ton Balk opende met een gloedvol betoog, waarin hij pleitte voor een verdiepende samenwerking tussen partners van vmbo en mbo bij het ontwikkelen van zo’n begeleidingsroute. Dat is in zijn optiek des te dringender, omdat uit de cijfers blijkt dat alle leerlingen van de projecten die in het land draaien, zijn ingeschreven op het vmbo. De expertise van het mbo wat betreft hun wijze van begeleiding is dan ook noodzakelijk, als aanvulling op de manier waarop het vmbo die tot nu toe gestalte geeft. Tevens drukte hij de aanwezigen op het hart, om toch vooral zo flexibel mogelijk te zijn naar de leerlingen, als ze hun oorspronkelijke keuze voor een richting willen veranderen. Zij zijn nog zo in ontwikkeling en kiezen is bijzonder lastig op die leeftijd. Daarbij gebruikte hij als casus een verhaal dat hij recent hoorde, waarin een leerling die vanuit de richting Zorg & Welzijn wilde overstappen naar de Horeca route, werd verteld dat hij het jaar dan maar moest overdoen. “Dat moeten we toch niet willen!”, verzuchtte hij. Hij herhaalde nog eens de ruimte die VM2 biedt om per projectlocatie een eigen invulling, ook aan de loopbaanbegeleiding, te geven. Ook hier geen blauwdruk, maar wel de verplichting om er een helder model voor te scheppen. Hij citeerde Rinnooij-Kan, die ervoor pleit om het negativisme dat vaak in
2
VM2 Nieuwsbrief 9
omtrent trends bij jongeren. Dat bleek niet mee te vallen: onderzoekscijfers bleken vaak een andere richting uit te wijzen dan de ideeën die de volwassenen erover hebben. Haar eigenlijke doel was, om de deelnemers aan deze middag ervan te doordringen, dat het voor jongeren bijzonder lastig is op deze leeftijd, om heldere en gedegen keuzes voor hun toekomst te maken. Daar is dan allereerst de wetenschap die inmiddels ontdekt heeft dat het puberbrein en met name de delen ervan die nodig zijn voor het inschatten en overzien van consequenties en het rationeel kunnen benaderen van kwesties, de zogenaamde prefrontale kwab, pas ongeveer rond het 25ste levensjaar volgroeid is. In het vervolg van haar presentatie bleek Yvonne van Sark, van het bureau Youngdaarnaast ook nog, hoe moeilijk het voor de Works uit Amsterdam, dat zich richt op onjonge mensen dezer dagen is, om te kunnen derzoek onder jongeren in de leeftijd 12 tot kiezen in het woud van aanbiedingen van 25 jaar, nam het stokje over met een boeistudie en beroep. Een ideale lijn bij het maende presentatie, waarin een heel scala van invalshoeken de revue passeert, die allemaal ken van een keuze zou zijn, om te vertrekiets vertellen over de keuzes van jongeren in ken vanuit de “inspiratie” die elk mens in zich heeft, waarbij vragen spelen, als: “Wat de puberteitsfase. De deelnemers aan het netwerk Groen, die vorig jaar in Schagen een wil ik? Wat kan ik? Wie ben ik?” Om vervoltweedaagse bijeenkomst hielden, hadden via gens alle benodigde “informatie” bij elkaar haar al kennis kunnen maken met de inzich- te halen en van daaruit te kunnen kiezen ten die inmiddels via onderzoek naar de wer- met een “bevestiging”. Zoals gezegd: een king van de hersenen bekend worden. Deze ideale lijn. Maar de werkelijkheid is weerdag stelde ze de vraag centraal: wat beteke- barstiger. Een veelheid aan “bestemmingen” staat op de naambordjes van de verschilnen de inzichten over de werking van het puberbrein, voor de manier waarop jongeren lende beroepsopleidingen. Welke jongere weet al op zijn 14de jaar wat hij wil worden? op die leeftijd hun keuzes kunnen maken? Afgezien van het feit, dat veel beroepen in Alvorens wat dieper op die inzichten in te gaan, pepte ze haar publiek op met een quiz, onze maatschappij onzichtbaar zijn geworden en snel aan verandering onderhevig. waarin de aanwezigen telkens konden Toch is er wel iets te melden over de maniekiezen, welk antwoord ze gaven op vragen het onderwijs heerst, waarbij de leerling wordt afgerekend op wat hij niet kan, om te bouwen naar “het geven van vertrouwen! Het bevestigen van wat wél goed gaat! Pas dan ontwikkelt de leerling zelfvertrouwen en kan er geleerd worden.” Ton Balk eindigde zijn inleiding met de wens uit te spreken dat de scholen de leerlingen ruim de tijd willen geven, om tot een goede keuze voor een beroepsopleiding te komen. Hij betoonde zich een uitgesproken voorstander van een aantrekkelijk, zo breed mogelijk aanvangstraject, waarin de leerling ruimte krijgt voor ervaringen in verschillende sectoren, alvorens er een keuze gemaakt moet worden.
AOC OOST, TWELLO ARENTHEEM COLLEGE, ARNHEM AUGUSTINUS COLLEGE, AMSTERDAM WATERLANT BEROEPSOPLEIDINGEN, AMSTERDAM DE ROSA, AMSTERDAM BONNEFANTEN COLLEGE, SITTARD
ren waarop jongeren hun keuzes bepalen. Dat noemt men keuzestrategieën. Daar zijn jongeren ook weer heel verschillend in.Sommigen weten al “van kleins af aan”, dat ze “dit willen worden.” Dat noemt men de doelgerichte strategie. Het schijnt niet zo heel vaak voor te komen. Veel meer jongeren kiezen hun studie of beroep op basis van twee andere strategieën: Een grote groep hanteert de strategie “uitstellen!”. Ze doen er lang over om hun keuze te bepalen. Ze laten zich ook vaak door de derde strategie leiden: het “zoeken van zekerheid!”. Bijvoorbeeld in welke sector werk te vinden is, of waar ze goed geld kunnen verdienen. Ook beïnvloedingsfactoren uit de omgeving, met name de ouders, familie en vrienden kunnen een grote rol spelen bij de uiteindelijke routebepaling door de jongere. Met betrekking tot deze thematiek, liet Yvonne het beeld van de ijsberg zien, waarvan het grootste gedeelte onzichtbaar onder de oppervlakte zit. Dat beeld doet inmiddels opgeld in de zogenaamde neuro-marketing. Het gaat hier om het inzicht, dat de keuzes die mensen maken, voor een groot deel onbewust en irrationeel worden gestuurd. Dat geldt ook voor de wijze waarop we beïnvloed worden in onze keuzes door onze omgeving, waar de reclame dankbaar gebruik van maakt. Al deze inzichten samengevat wijzen in de richting, dat het kiezen bijna nooit lineair en rationeel plaats vindt. Daarmee rekening houdend, moeten we concluderen dat het inspelen op ervaringen, beleving en gevoelens van de jongere, naast het rekening hou-
den met allerlei omgevingsinvloeden, die niet altijd even zichtbaar zijn, daadwerkelijk onderdelen in de begeleiding moeten vormen. Hierop voortbordurend kwamen enkele deelnemers uit de zaal met het idee, om in de begeleidingsopzet verschillende strategieën met de leerling uit te proberen, om maximaal kansen te bieden, dat een van die manieren ook aansluit bij wat deze unieke persoonlijkheid kan gebruiken. Vooral als duidelijk is dat het om een grote groep “uitstellers” gaat, zijn carrouselmodellen, om ervaringen op te doen in verschillende werkvelden en daardoor een brede oriëntatiemogelijkheid te bieden, van belang. Yvonne benadrukt aan het einde van haar presentatie dat het altijd om maatwerk gaat. Vergeet ook niet de enorme behoefte van de puber aan bevestiging. “Weet dat het knuffelhormoon oxytocine op die leeftijd ook hevig aanwezig is. En tenslotte: betrek de jongere zelf er bij als expert van zijn eigen belevingen en gevoelens.”
gemengde groep van jongeren met en zonder diploma’s, uit allerlei circuits, tot en met het criminele toe. Er is een bijna dagelijkse instroom mogelijk. De bedoeling is om maatwerk te leveren voor de leerling. Het is een zesweeks model, waarin de deelnemers een dag per week op de school doorbrengen en de rest in een praktijksituatie. Ze krijgen werkbriefjes ter controle van hun verschijnen op de werkvloer. Ook van de werkgevers wordt verwacht, dat zij mee opletten en seinen als de stagiaire niet verschijnt. Erwin: “Dus, ze kunnen ons als het ware niet ontglippen. We zijn streng. We hebben ongeschreven, maar duidelijke regels: geen alcohol of drugs. Afspraken nakomen, zoals op tijd komen.” Het gaat om niveau 1 en 2. Alle competenties worden voor het grootste deel op de werkvloer aangeleerd. Het leerproces is verdeeld in enkele fases. Het begint met oriënteren. In die fase kunnen ze allerlei werkvelden verkennen. Daarop volgt hun keuze. “Ons systeem is heel flexibel. We kijken per persoon wat de deelnemer nodig heeft. Dat spreiden we uit over alle crebo’s die er zijn, dus overstijgend aan de domeinstructuur. Er is geen rooster, behoudens het feit dat ze één dag per week op de school locatie zijn.” “Het belangrijkste is de loopbaanbegeleiding. Die begint met een heel gedegen intake waarin we bijna alles van de persoon willen weten. We kijken ook in de introductieweken hoe ze in sport en spel functioneren, waardoor we allerlei houdingsaspecten al in beeld krijgen.” De tweede fase houdt in, dat de deelnemer elke zes weken, soms iets langer als het nodig blijkt, zich gaat oriënteren in de praktijk. “Als ze voldoende competenties hebben ontwikkeld, dan pas kijken we naar de mogelijkheid van kwalificering. En dan worden ze definitief in het betreffende crebo gezet. Je kunt het zien als het OER achteraf!” Deelnemers doen de opleiding geheel in eigen tempo. Ze werken zelfstandig aan de hand van modules. En kunnen daarnaast gebruik maken van workshops op school of in de praktijksituatie.
Na de pauze wijdde Erwin Snippe zijn lezing aan de School voor Maatwerk, een pilot project van het Noorderpoort college te Groningen. Hij heeft zelf onder andere een loopbaan in de jeugdhulpverlening achter de rug en is vanaf het eerste uur betrokken als coach bij dit project. De opzet voorziet in een netwerk van contacten met allerlei instanties, die zich bezig houden met het opnieuw op de rails krijgen van jongeren die stuurloos zijn geworden in hun carrière. “We zijn een baken. We zorgen dat jongeren die verkeerd zijn gevlogen, weer de weg terug vinden Er zijn goede contacten met het coördinatienaar de maatschappij.” Het betreft een zeer punt Werk voor de werving van stageplaatVM2 Nieuwsbrief 9
3
CALVIJN MET JUNIOR COLLEGE, AMSTERDAM CHRISTELIJKE SG VEENENDAAL, VEENENDAAL CITAVERDE COLLEGE, HEERLEN CITAVERDE COLLEGE, ROERMOND CLUSIUS COLLEGE, SCHAGEN
“Pubers zijn per definitie niet bezig met hun toekomstige beroep. Je kunt ze bieden, wat je wil. Ze zijn met heel andere dingen van hun huidige bestaan bezig.
sen. En met het coördinatiepunt Zorg, als het zorgaspect wel heel erg groot wordt. “Ook wij lopen bij een enkeling aan tegen de grens van wat we aankunnen.” Maar als de opleidingssituatie niet floreert, of mislukt, laten zij de deelnemer niet los. Er vindt altijd een soort verwijzing plaats naar een omgeving, die voor de student misschien meer kan betekenen. En tenslotte: wat wordt er van het personeel verwacht? “Je moet erg gemotiveerd zijn voor deze baan en hart hebben voor de jongere die in de problemen is gekomen. Niet vast zitten aan kantooruren. Je bent beschikbaar voor de aan je toegewezen deelnemers, eventueel ook in de avonduren. Maar je moet daarnaast ook leren om je persoonlijke grenzen te bewaken.“ Augustus 2009 is dit proefproject van het Noorderpoortcollege in Groningen gestart met 40 leerlingen. Nu, begin 2010, zijn er 120 deelnemers met 6 coaches. Kennelijk is er grote behoefte aan dergelijke initiatieven, om misgelopen jonge mensen weer een positieve toekomst te geven. Op 14 april 2010 vond de tweede bijeenkomst plaats. Na een korte voordracht ter “opwarming van het thema” door Jenne van Tulden, waarin een interview met een 16jarige leerlinge op het vmbo werd opgevoerd, die al voor de derde keer een andere studierichting verkoos, werd de middag voor het grootste deel een interactief gebeuren met Frans Meijers. Frans bouwt zijn betoog op aan de hand van een analyse van het huidige schoolsysteem, dat volgens hem eigenlijk als inzet zou moeten hebben: “Leren voor het leven! Maar helaas: Wij leren voor de school!” In zijn optiek doen we op school precies het omgekeerde als wat eigenlijk zou moeten. Wij beginnen met de theorie, zonder dat de leerling ervaringen heeft kunnen opdoen in de situatie waar die kennis voor nodig is. “Vind je het gek dat de leerling nauwelijks te motiveren is?“ We plannen hele curricula vol met leeropdrachten, die beginnen bij eenvoudig en gaandeweg complexer worden. Met een aantal voorbeelden, uit het leven gegrepen, probeert hij zijn gehoor ervan te overtuigen, dat alles wat we
4
VM2 Nieuwsbrief 9
echt hebben geleerd en dat beklijft, begon bij de ervaring, de beleving, in een reële, dus altijd complexe levenssituatie. De conclusie die we daar aan moeten verbinden, is dat alles wat duurzaam geleerd wordt, begint bij levensechte, complexe situaties. Als je erin slaagt, om een aantal dingen buiten de school te organiseren, merk je ook heel ander gedrag bij de leerlingen op. Dat brengt hem op het begrip intrinsieke motivatie als sleutelwoord voor het “leren, waar het hart mee verbonden raakt.” “Kennis is niet onbelangrijk, maar die bouw je gaandeweg wel op!” Het komt er op neer, dat de scholen een leeromgeving moeten creëren, waar de leerling ervaringen kan opdoen, waardoor hij geraakt wordt en zijn motivatie om verder te leren daardoor versterkt. Om nog eens vanuit onderzoeken die hij en anderen hebben gedaan, te onderbouwen, hoe moeizaam de gang van grote aantallen leerlingen door de scholen gaat, laat hij zien, dat veel jongeren nog in het 4de jaar van het vmbo geen idee hebben, welke richting ze uit willen in hun beroepskeuze. En dat er vervolgens ook veel geswitcht wordt in de eerste fase van het mbo. Ook de mate waarin de student zich voor de studie wil inzetten geeft een bedroevend cijfer.
gehad, zich ook beter. Door het culturele en sociale kapitaal wat daar aanwezig is, worden ze uitgedaagd.” Daarnaast kun je je in deze tijd niet helemaal permitteren, om niets te doen, want de werkgevers maken er wel een probleem van. Anderzijds moet je inderdaad concluderen, dat de meeste mensen tijd nodig hebben, en pas later in de praktijk iets zullen kiezen, waar hun hart ook in ligt (“als ze geluk hebben tenminste”).
Iemand uit zijn gehoor merkt hierbij op, dat scholen helaas worden afgerekend op de verkeerde dingen: de koele cijfers van bijvoorbeeld het aantal geslaagden. Een ander voelt zich in het pogen, de leeromgeving anders in te richten, erg begrensd door “Den Haag”. Daar weet Frans wel een antwoord op: het onderwijsveld is teveel geneigd, de schuld van alles wat mis gaat of niet kan, Enkele aanwezigen werpen discussiepunten buiten zichzelf te plaatsen. Er wordt te veel op: “Pubers zijn per definitie niet bezig met naar anderen verwezen. Zo vindt hij VM2 hun toekomstige beroep. Je kunt ze bieden, een goed idee. “Het vmbo kan de problewat je wil. Ze zijn met heel andere dingen men van de uitval niet meer doorschuiven van hun huidige bestaan bezig. We moeten naar het mbo.” Zo vindt hij de discussie die er niet zo’n probleem van maken, dat ze niet inmiddels opgeld doet over de brede of kunnen kiezen.” Daarop reageert Frans met smalle opleidingstrajecten onzinnig. Als je zijn opvatting, dat ook een groot deel van de een breed aanbod doet, waar de leerling aan volwassenen niet in staat is tot het maken kan snuffelen, kan hij nog niet kiezen. Want van een eigen keuze. Maar er kan wel iets hij heeft nog niks echt beleefd. Terwijl het gedaan worden. Hij heeft ook de inzichten gevaar van de smalle trajecten is, dat de over de ontwikkeling van het puberbrein bij- keuze veel te vroeg en ondoordacht gemaakt gehouden. “Dat betekent niet dat je moet wordt en later weer moet worden hersteld. gaan zitten afwachten, tot de rijping voltooid Het gaat om een goede leeromgeving. “Pas is. Hersenen ontwikkelen zich namelijk niet als leerlingen iets kunnen beleven, wordt het vanzelf, maar door actief te oefenen. beter.” Daarom ontwikkelen kinderen in milieus waar de ouders een goede scholing hebben
COENECOOP COLLEGE, WADDINXVEEN COLLEGE DE BRINK, LAREN G R O E N H O R ST CO L L E G E , L E LYSTA D G R O E N H O R ST CO L L E G E , M A A RTE N S D I J K FA R E LCO L L E G E , R I DDER KER K
We moeten er niet zo’n probleem van maken, dat ze niet kunnen kiezen.”
Wat zijn kenmerken van zo’n krachtige leeromgeving? Hij kiest voor een drieslag: het gaat om praktijksituaties, waarin levensechte dilemma’s aanwezig zijn. De leerling moet er gevoelens aan kunnen opdoen. Dan moet daar noodzakelijk een dialoog over worden gevoerd: praten over de zin, het nut, de betekenis wat je hebt gedaan, of gehoord en gezien. En als derde moet de leerling het gevoel krijgen dat hij erin betrokken wordt; “Geef hem als het ware een soort medezeggenschap over het probleem. Want als je niets te vertellen hebt, laat je het toch uit je handen vallen!?” Hierop komt uit de zaal de opmerking, dat een leerling waarschijnlijk de meeste motivatie om iets te leren krijgt op het moment, dat hij voor zijn activiteiten betaald krijgt. Deze extrinsieke motivatie kan wel veel teweeg brengen, denkt ook Frans, maar op den duur zijn toch andere elementen belangrijker voor de verdere ontwikkeling. En die liggen voornamelijk in kwesties als collegialiteit, sfeer en waardering. Het “gevoel dat er naar je geluisterd wordt”. Maar hoe richt je dan concreet dergelijke leeromgevingen in? Vooral in de onderbouw is veel te weinig levensechte praktijk aanwezig. Even licht de discussie op, of je leerlingen van die leeftijd wel ergens in de praktijk mag laten rond lopen. Dat blijkt inderdaad wettelijk te mogen, getuige enkele voorbeelden die door anderen worden beschreven. Frans weet zeker dat het wettelijk mag en roept de aanwezigen op, om een poging te doen, om meer “out of the box” te denken. Hij schetst hier-
bij de normale neiging van de menselijke soort om bij moeilijke kwesties, bijvoorbeeld vernieuwingen en veranderingen, te reageren volgens het instinctieve proces van de drie F’s: Fight (“boos reageren, aanvallen!”), Flight (“weglopen: laat Den Haag het maar doen!”) en Freeze (“niets doen; blijf zitten waar je zit, de bui zal wel overwaaien”). Hij beseft ook wel, dat er geen simpele oplossingen zijn. En hoor goed: het is niemands schuld!! Als je hieraan verder gaat sleutelen, zullen we niet het aards paradijs uitvinden. Maar er kan toch nog een heleboel gebeuren. Hoe kiezen leerlingen dan nu? Daarover laat hij wat onderzoeksgegevens zien. Leerlingen blijken niet zoveel gebruik te maken van de begeleidingsgesprekken op school als we soms denken. Ze vestigen hun vertrouwen meer op de ouders en anderen in hun privé omgeving. Ook heeft men gekeken naar welke determinanten de keuzes nu eigenlijk mee bepalen: daarbij staat de eigen ervaring voorop, maar scoren ook geruchten hoog. Kenmerkend is dat pas op de laatste plaats objectieve informatie gebruikt wordt bij het kiezen. Deze gegevens leiden ertoe, dat hij voorstelt om het anders te organiseren: driegesprekken: docent, vakman of -vrouw en leerling. De inhoud van de gesprekken moet over vakbekwaamheid en beroepsdilemma’s gaan. Zo geeft hij het door hem en anderen geteste voorbeeld van de leerlingen die het veld in werden gestuurd met de vraag aan bejaardenverzorgsters, welk dilemma uit hun
beroep zij op de eerste plaats zetten.” Natuurlijk bleek het merendeel een groot probleem te zien in de tijd die er niet meer was voor een praatje met de ouderen, terwijl de mens juist aan dat sociale aspect het meest behoefte heeft. De leerlingen kregen de opdracht, om oplossingen te bedenken voor het dilemma “poetsen of praten!?” Hun ideeën werden op school aan de verzorgsters voorgelegd. Nu ontstond er een dialoog en konden een aantal leerlingen zich verbinden met de problematiek, omdat ze zich gehoord voelden. En het bevorderde tevens een reëlere kijk op het beroep. “Hier zie je het kloppend hart van het beroep, in gesprek, waarbij eerst de leerlingen naar de vaklieden luisteren en later diezelfde leerlingen gehoord worden door de vakbekwame mensen. Het leverde op, dat een groter percentage leerlingen beter in staat bleek, om eerder te bepalen of dit beroep eventueel iets voor hun was.” Frans Meijers eindigde met de mededeling, dat iedereen die hem per mail vragen stelt, voorstellen doet of probeert op andere gedachten te brengen, zeker antwoord krijgt. De middag werd na de pauze voortgezet met een presentatie van de LOB scan, die aan de aanwezigen werd uitgereikt door Karen Oostvogel, die zich aan dit project vanuit haar functie bij de VO-Raad verbonden heeft. Zij noemde haar voordracht een intercity, omdat ze met sneltreinvaart een korte uitleg gaf over de achtergronden en behoeftes die het project vervult en uitgebreider de tijd nam voor een instructie, hoe de scholen met dit uitgekristalliseerde systeem kunnen werken. Deze scan geeft de school de mogelijkheid om te bepalen waar ze zich bevindt op een aantal belangrijke vraagstukken die deel uitmaken van een goed systeem van loopbaanbegeleiding. Vooral door erover in de school met elkaar in gesprek te gaan, kunnen er verbeteropties worden vastgesteld en kan er een betere manier van loopbaanbegeleiding ontstaan.
VM2 Nieuwsbrief 9
5
COLLEGE DE MEER, AMSTERDAM CSG COMENIUS, LEEUWARDEN CSG HET STREEK, EDE DA VINCI COLLEGE, ROOSENDAAL DA VINCI COLLEGE, ZWIJNDRECHT DACAPO COLLEGE, SITTARD
Als je de juiste vragen is het verrassend welke Aansluitend aan deze presentatie wordt door Ton Balk aan de aanwezigen de vraag mee gegeven, om deze scan op de eigen locatie in te vullen, samen met de VM2-betrokkenen en het globale beeld (het spinnenwebmodel) dat daaruit naar voren komt, te gebruiken als voorbereiding voor deelname aan de laatste bijeenkomst van deze cyclus miniconferenties over loopbaan en studiebegeleiding in het VM2-traject. De derde conferentie vindt plaats op 18 mei 2010. Deze middag blijkt, hoe de cyclus van drie bijeenkomsten culmineert in concrete producties. De eerste spreker, Jan van Hilten, leerplanontwikkelaar bij de SLO, refereert daar in het begin van zijn presentatie aan door nog eens terug te wijzen naar de eerste bijeenkomst, toen met Yvonne van Sark inzichten over de doelgroep werden vastgesteld en naar de onderzoeksgegevens, die tijdens de tweede conferentie via Frans Meijers in het vizier waren gekomen. Deze hebben geleid tot de opvatting, dat een goede loopbaanbegeleiding moet bestaan uit het ontwikkelen van een voortgaande dialoog met de leerling op basis van diens ervaringen in geschikte leeromgevingen en het zoeken naar verbinding met de eisen die aan de latere beroepsbeoefening worden gesteld.
uit de zaal, wordt de conclusie getrokken dat zowel de manier waarop de vragen worden gesteld, als de inhoud waarover het gesprek plaatsvindt, belangrijk zijn voor het slagen van een reflectie. Het moet voor de jongere aanvoelen als een zinvolle dialoog. Het is dus fundamenteel iets anders dan een lijstje met voorgeprogrammeerde vragen afwerken. Het is de kunst om door te dringen tot de werkelijke belevingswereld en de jongere zelf daarbij in te schakelen als expert van zijn eigen voortgang in het ontwikkelingsproces. Dan maakt Jan de overstap naar de LOBscan. Een aantal aanwezigen heeft de eigen organisatie doorgelicht en herkent in de uitkomst van de scan, verbeeld in het spinnenwebmodel, een overeenkomst met de eigen inschatting, die men al had gemaakt. Het wordt als een nuttig instrument beschouwd, om te bezien of men dringend verbeteringen Het doel van zijn eigen voordracht bestaat in een bepaald gebied zou willen aanuit het geven van aanbevelingen over het opzetten en invoeren van LOB-beleid en het brengen, wat weer zal afhangen van de prioschetsen van mogelijke varianten die door de riteiten die de school daarbij zelf vaststelt. Inscholen gekozen kunnen worden. Hij begint middels heeft de SLO een aantal varianten van LOB-beleid, zoals dat op scholen in het met de eis die door de wetgeving is vastland voorkomt, in kaders op papier gezet en gesteld dat in de examenprogramma’s van zowel het vmbo als het mbo, een preambule van titels voorzien. De range begint met het is opgenomen, die voorschrijft dat de leerling meest traditionele model, waarbij alle leermoet kunnen reflecteren over zijn toekomst. lingen eenzelfde programma doorlopen en in-cidentele contacten met een decaan in de In enkele schema’s maakt hij duidelijk dat rol van adviseur plaats vinden. Vervolgens loopbaanbegeleiding betekent: het gesprek zijn er varianten, die als onderdeel van het aangaan met de leerling over het hele scala aan ervaringen, die hij zowel binnen als bui- gehele curriculum, de leerling meer aandacht ten de school heeft opgedaan. Daarbij tekent voor zijn eigen toekomst bieden. Dat kan in hij wel aan dat het best moeilijk is om met de de vorm van projecten, of structureel opgenomen als apart vak of in het beroepsgejongeren van deze leeftijd en dit niveau in richte programma. Alle mogelijke implicaties gesprek te raken. Zij hoeven zelf niet zo nodig. Mede naar aanleiding van opmerkingen van de varianten zijn in een groot schema
6
VM2 Nieuwsbrief 9
uitgewerkt. Daarin worden de rollen van docenten, decanen, leerlingen en vakdocenten beschreven. Ook dit overzichtelijke schema kan gebruikt worden door de scholen, om te beslissen in welke aspecten ze zouden willen opschuiven naar een andere variant. Bij wijze van intermezzo bij deze presentatie, toont Ton Balk nog eens de modellen van VM2trajecten, die ontwikkeld werden in enkele netwerken. Hij legt opnieuw de nadruk op de organisatie van mogelijke curricula waarin de leerling lang de tijd krijgt om ervaringen in verschillende praktijksituaties op te doen. In opleidingstermen: laat ze in verschillende domeinen, zoals ze in de kwalificatiestructuur genoemd worden, ervaring krijgen. De modellen zoals ze voor de sector Techniek er uit gaan zien, tonen glashelder aan, dat het schier onmogelijk zal worden om het kiezen op maat te organiseren. Bij een afnemend aantal leerlingen, in het licht van de grote hoeveelheid uitstroom-crebo’s, soms wel twintig voor een enkel domein, moeten er oplossingen worden bedacht. Misschien leidt dat jammer genoeg naar smalle trajecten, waarin geen langdurige oriëntatie en keuzemogelijkheden aanwezig zijn. “Je kunt je afvragen wat dat betekent voor het loopbaanperspectief waar we het vandaag over hebben.” De sector Groen zit met de problematiek dat een hoog percentage leerlingen niet in deze sector het hele traject doorloopt, maar ergens op de route switcht. Dat noopt tot meer samenwerking met andere sectoren. Jan van Hilten neemt dan het stokje weer over en eindigt met een aantal aanbevelingen voor de implementatie van LOB met
DE GOU DSE WAARDEN, GOU DA DE MEERWAARDE, BARN EVELD DE N I EUWE VESTE, COEVORDEN EDU DELTA, BAREN DRECHT EDU DELTA, GOES EDU DELTA, SOMMELSDIJ K
stelt en actief luistert, antwoorden je krijgt. Het is belangrijk dat ze het zelf zinvol vinden.
keld. Dat wordt nog gebruikt, ook al is het aan vernieuwing toe. Daarnaast doen ze onderzoek over hoe het model in de praktijk werkt. “Wij zien dat we wel de instrumenten hebben, zoals de loopbaangesprekken, die ook daadwerkelijk plaatsvinden. Maar het werkt nog niet zoals zou moeten. Daarom organiseren we nu trainingen voor de docenten.” Vol enthousiasme vertelt Gertrud, hoe ze in 2006 besloten mee te doen met het HPBO-project Bruggen Bouwen, in hun geval was dat de regio Waterland. Dat betebehulp van een uitgewerkt beleidsplan. kende dat er een bezinning moest plaatsvinDaarbij kunnen enkele publicaties, die inmid- den op de vraag: wat willen wij? Willen we dels door de SLO zijn uitgegeven gebruikt de studievoortgang bewaken door het op worden. Bij wijze van service krijgen de aan- traditionele wijze controleren en afvinken? wezigen deze boekjes, waarin ook werkblaOf gaan we ons meer richten op de procesden zitten, uitgedeeld. Een opmerking uit de sen die zich in de persoon afspelen en tussen zaal, aan het einde van zijn betoog, die tot hem of haar en de omgeving? In het 3de enige discussie aanleiding geeft, weerspiegelt jaar starten ze al met loopbaangesprekken een andere kant van de medaille. “Je kunt zodat de leerlingen er mee vertrouwd raken. de meest prachtige modellen op papier zetVervolgens wordt gekozen voor veel praktijk ten, maar die werken niet als de leraren niet in het programma. De ervaringen die de leerde behoefte voelen om met leerlingen te wil- lingen daarin opdoen, vormen de inhoud van len praten. Die kant is onderbelicht. Leraren de gesprekken. “De dialoog moet ergens moeten een basishouding hebben, om zich over gaan. Als jongeren beelden willen krijte willen verdiepen in wat de leerling bezig gen moeten we ze in aanraking brengen met houdt en daar met ze over in gesprek te de praktijk. Verder vinden we dat de jongere gaan.” zelf actief moet worden in het netwerken. Dat ze elkaar vinden, om van elkaar te leren. Na de pauze is het de beurt aan Gertrud de Ze leren het meest en het vlugst van elkaar. Wit. Zij is programmamanager van het Regio We zetten een mogelijkheid van “dating” College Zaandam. Momenteel leidt ze een op. En dat gaan we via onderzoek ook volproject voor de aansluiting vmbo en mbo, gen. Elk jaar monitoren we de resultaten.” waarbij ook Frans Meijers betrokken is. Het is breder van opzet dan de basisberoepsDe kern van loopbaanbegeleiding bestaat uit gerichte leerweg, want ook kader- en ontwikkelingsgerichte gesprekken. We tl-leerlingen zijn erin betrokken. Zij hebben stellen de vragen: “Wat heb je ervaren? Ligt niet gekozen voor VM2, maar het mbo is daar ook je hart? Wat heb je geleerd? Als wel ingetrokken bij het vmbo en nu huizen leerlingen daar goed over praten, zitten ze ze samen op één locatie, met het doel de goed in de begeleiding! Praten ze er niet brug te slaan en een doorlopende route voor goed over, dan hebben ze een motivatieproalle leerlingen te creëren. “Dat gaat niet van- bleem. Dan is voor hun zelf ook niet helder zelfsprekend, maar met vallen en opstaan wat ze aan het doen zijn.” Als je de juiste probeer je twee werelden aan elkaar te kno- vragen stelt en actief luistert, is het verraspen.” Haar beginadvies: “Vertrek vanuit je send welke antwoorden je krijgt. Je moet het huidige situatie en plus het op! Daarbij heeft veilig voor ze maken: “Joh; vind je het daar het vmbo een nazorgplicht en het mbo een wel leuk?” Het is belangrijk dat ze het zelf voorzorgplicht.” In 2006 hebben ze een zinvol vinden. Gaandeweg wordt de vraag handboek voor loopbaanbegeleiding ontwik- gesteld:”Hoe ga je verder? Durf je de vol-
gende stap te zetten?” Dat is het soort uitdaging die de leerling op die leeftijd best leuk vindt, om aan te gaan. Een jammerlijk aspect, waar we achter komen, is het niet onderkennen van het belang van buitenschoolse ervaringen. Dat zit wel in de jongere. Het is ook voor de competenties in de beroepen van belang. Maar het wordt vaak veronachtzaamd door de begeleiders. Ook zullen niet alle docenten even goed in deze gesprekken participeren. Het gevaar van afvinken blijft altijd aanwezig. We zijn met ze aan het oefenen. Nemen het op en praten er na afloop over, hoe het gesprek beter zou kunnen gaan en meer ontwikkelingsgericht wordt. Zo breiden de docenten hun vaardigheden in het begeleiden uit. Voor de leerlingen hebben we het idee ontwikkeld dat ze met een mbo-er mee kunnen draaien, ergens in een praktijksituatie. Zij krijgen vanuit het bedrijf een opdracht, die in een project kan worden uitgewerkt. Het blijkt dat de leerlingen in de proeven die we er mee deden, makkelijk van elkaar willen leren, maar ook dat ze actiever worden en meer weten, wat ze verder willen. “In zijn algemeenheid denken we nog altijd te veel vóór de leerling in plaats van hem zelf de verantwoordelijkheid te laten dragen voor het leerproces. Dat kunnen ze best, als je het maar zo kunt organiseren dat ze geprikkeld worden.” Gertrud presenteert tot slot de website www.jouwopleidingmijnopleiding.nl, die binnenkort gaat draaien, waar leerlingen van het vmbo zich kunnen aanmelden voor een “date”, die ze zelfstandig moeten opzoeken, om ergens in de praktijk mee te kunnen lopen. Het is de bedoeling dat het traditionele denken vóór de leerling wordt omgezet naar het zelf leren netwerken. Het blijkt een laagdrempelige methode voor veel leerlingen, omdat het om leeftijdgenoten gaat, waar ze mee afspreken. Voor de vakantie gaat deze site de lucht in voor enkele geselecteerde scholen. Daarna is het de bedoeling dat het idee landelijk wordt uitgerold. De reacties van de deelnemers aan het einde van haar voordracht, zijn positief. Men vindt VM2 Nieuwsbrief 9
7
UDENS COLLEGE, UDEN VADER RIJN COLLEGE, UTRECHT VO ROC VAN AMSTERDAM, AMSTERDAM HELICON OPLEIDINGEN, KESTEREN HET SCHOONHOVENS COLLEGE, SCHOONHOVEN
Aan het einde van deze drie miniconferenties over loopbaanbegeleiding in VM2 kunnen we vaststellen dat er een gang werd gemaakt van analyse en inspiratie naar creatie. Gaandeweg zag men de koppeling ontstaan tussen inzichten in de doelgroep en concepten voor geschikte communicatiemethoden met deze jongeren. Die moeten worden ingebed in een daarvoor geëigende programmering en een leeromgeving, waarin veel ervaring in praktijksituaties voorhanden is. Deze ingrediënten zijn nodig voor een adequate opzet van de loopbaanbegeleiding. Al deze perspectieven zijn uitgebreid in beeld geweest. Refererend aan de kernachtige uitspraak van een conferentiedeelnemer: “Spreek de jongeren aan op hun durfvermogen!”, kunnen we dat ook aan de scholen vragen: Durf een wezenlijk vernieuwende stap te zetten en gebruik je inspiratie en inzichten voor die creatie!
8
VM2 Nieuwsbrief 9
Is moraal datgene doen, wat de mores is? Doe je het goed als je doet zoals het hoort?
vooral het idee van het netwerken door middel van de “datingformule” via internet aansprekend. “Dat is nieuw en lijkt ons erg leuk!” Gertrud legt nog eens uit, dat het “alleen zinvol is, als er iets te leren valt. Het is niet de bedoeling dat ze gewoon met elkaar afspreken, maar er moet verschil in niveau zijn.” Het inspirerende voor de leerlingen is het aspect, dat je insteekt op DURF! Dat is voor deze leeftijd een prima uitnodiging. De programma’s waar ze naar kijken, gaan vaak over grenzen verleggen. Het bevordert ook de eigenwaarde van de leerling. In de praktijk zal moeten blijken of dit mooie idee daadwerkelijk gaat werken.
VM2 Het was een rijk gevulde, zeer informatieve middag, die door de landelijke projectleiding van het VM2-experiment werd georganiseerd. In een sneltreinvaart wisselden presentaties met concrete producten, zich af met inspirerende, verfrissende betogen van sprekers die hun sporen inmiddels verdiend hebben in onderwijsland. Het spits werd dit keer afgebeten door Renée van Schoonhoven, van ACTIS Advies, die de stand van zaken van het VM2-project met de aanwezigen doornam aan de hand van de uitkomsten van de ECBO-monitor die zij kortelings weer heeft uitgebracht. Ze liet aan de hand van enkele invalshoeken, de ontwikkelingen van het afgelopen jaar zien. Een kenmerk, dat er uitspringt, is de enorme beweeglijkheid van de populatie. Een derde van alle deelnemers stapt al tussen het derde en vierde leerjaar over. Daarnaast kon met enige voorzichtigheid, omdat het over niet voldoende aantallen voor een gedegen onderzoek gaat, gesteld worden dat- “terwijl het hier om de meest risicovolle groep leerlingen gaat- de scholen erin lijken te slagen, de uitval niet groter te laten zijn dan het landelijk gemiddelde. Is het wishfull thinking, dat VM2 al enig effect sorteert?” Zij wees erop, dat ieder die dat wenst de cijfers en de inhoudelijke en procesmatige ontwikkelingen kan opsporen via de website van het expertise centrum voor het beroepsonderwijs. Ton Balk attendeerde allereerst de deelnemers op het inlegvel in de conferentiemap, waarin het ministerie van OCW/LNV alle informatie over het zogenaamde “borgingscohort 3” bij elkaar heeft gezet en dat van groot belang is voor de schoolleiding, om de precieze regelgeving die met VM2 samenhangt in beeld te hebben. Daarna presenteerde hij enkele raamwerken voor mogelijke VM2-trajecten, zoals ze uit de recente bijeenkomsten van de netwerken in de sectoren Economie en Groen, naar voren zijn gekomen. Kenmerkend fundament voor de modellen, is de piramidale opzet met brede oriënteringsmogelijkheden in de aanvangsfase, via de tussenstap met een beperking naar een of twee domeinen, naar de laatste fase waarin het uitstroom-crebo gekozen wordt door de leerling. Daarnaast worden de trajecten voor Rekenen, Nederlands, Engels en Sport getoond, evenals de stage, de BPV en de loopbaanbegeleiding. En om een en ander te completeren, zijn ook bij wijze van voorbeeld de te investeren uren in de modellen opgenomen. Er klinkt waardering uit de zaal voor deze concrete netwerkopbrengsten en de vraag wordt gesteld, of de modellen, digitaal te verkrijgen zijn en of het ook voor de sector Techniek kan worden uitgedokterd.
HET WESTERAAM, ELST HUYGENS COLLEGE, AMSTERDAM IJSSELCOLLEGE, CAPELLE A/D IJSSEL KANDINSKY COLLEGE, NIJMEGEN LANDSTEDE, ZWOLLE LENTIZ FLORA COLLEGE, NAALDWIJK
Managementconferentie 22 april 2010 Ging deze voorstelling over de inhoudelijke organiseerbaarheid, de volgende spreker nam zijn gehoor mee naar de situatie, die in Nijmegen gegroeid is in het kader van het VM2-experimenten. Menno Bartlema van het ROC Nijmegen legt uit, dat zijn roc te maken kreeg met één vmbo uit de eerste tranche en twee uit de tweede. Ieder met een geheel eigen opvatting over de mogelijke inrichting van een dergelijk traject en de roc-directie, die zich vooralsnog terughoudend opstelt. Het gaat hier om twee sectoren, negen crebo-nummers, twee stuurgroepen, drie werkgroepen en dit alles voor ongeveer 120 leerlingen, verspreid over de drie vmbo-locaties. Daarmee wordt duidelijk dat er iets moet gebeuren in de organisatie. Om de voortgang erin te houden, heeft hij een lijst met dilemma’s opgesteld, waarover gediscussieerd moet worden, maar waarover ook concrete beslissingen moeten worden genomen. Deze lijst met beslispunten, is door de landelijke projectleiding veralgemeniseerd, zodat het een model oplevert, dat door de scholen kan worden gebruikt, om stapsgewijs een aantal organisatieaspecten van VM2 onder de loep te nemen, die nodig zijn om te komen tot een structurele samenwerking van vmbo en mbo. Hierna sluit Twan van de Hazelkamp, van het Kandinsky college, de vmbo-school uit het eerste cohort in het Nijmeegse, aan met een proeve van de opzet, zoals die door hen, samen met het roc werd ontwikkeld. Hij toont roosters van de verschillende leerjaren en laat zien dat zij gekozen hebben voor een brede oriëntatiefase, waarin zowel de sector Economie als die van Zorg en Welzijn, de leerling alle mogelijkheid bieden om van alles te proeven en pas in de loop van de opleidingsjaren tot een definitiever keuze te geraken. Overigens eindigt ook Twan met het benoemen van een aantal beslispunten die in de naaste toekomst wachten, zoals de personele inzet, de organisatie van de stages en beroepspraktijkvorming, de huisvestingsbehoefte als het experiment structurele vormen aanneemt, de verschillende bekostigingsregimes en cao-perikelen en de consequentie dat 18-jarigen (en misschien nog iets oudere) leerlingen binnenkort nog op het vmbo vertoeven. Na de pauze veranderen de presentaties qua sfeer en inhoud. Zowel Ruud Meij als Pieter Leenheer nemen hun toehoorders bij de hand voor een originele en tevens kritische kijk op de situatie, waarin het tegenwoordige onderwijs verkeert. Ruud Meij heeft zijn betoog de titel “Moraal en pedagogische waarden in VM2” meegegeven. Naast zijn werk aan de universiteit voor humanistiek, neemt hij aan het Haagse ROC Mondriaan deel aan een experiment, om de moraal in het onderwijs weer terug te brengen. Hij begint zijn lezing met het voorlezen van passages uit de VM2-
Nieuwsbrief. Taalkundige nieuwvormingen en een grote hoeveelheid, voor leken onbegrijpelijke, afkortingen worden door hem aan de kaak gesteld. Ruud verzucht: “Alles wat u belangrijk vindt, staat niet in de Nieuwsbrief! Het enige wat mij in uw experiment aanspreekt is de onstuitbare wens, dat niemand uit de boot mag vallen! Deze gerechtvaardigde achtergrond van VM2 verdient lof!” Maar dan rijst de vraag: welke weg kies je om dit te bereiken? En daar ziet hij twee mogelijkheden. De meest voorkomende, die ook deze middag reeds groot in beeld kwam, is de strategie van het bouwen van een huis met kamertjes, die doorlopen kunnen worden, om steeds verder te komen op de route. Het is gebaseerd op de gedachte van efficiëntie. “Overigens ving ik daar straks de zinsnede op, dat de leerlingen keuzeproblemen hebben, terwijl ze nog niet in staat zijn tot kiezen ….” De tweede mogelijkheid is de weg van meester Bruis uit het verhaal van Ciske de rat, die bij moeder thuis ging spreken over het belang van de school voor die jongen. Hier komen we bij wat Ruud ziet als het terugbrengen van de moraal in de school. De verbinding met de leerling en hem niet loslaten tot er een goed einde in zicht is. “We bouwen kolossen van roc’s, waarin we de sociale samenhang vakkundig hebben gedemonteerd.” “Elkaar kennen en herkennen. Om de leerling heen gaan staan! Dat moet weer terugkeren”. Hierna geeft hij een lesje in moraal. Want wat verstaan we daar onder? Is moraal datgene doen, wat de mores is? Doe je het goed als je doet zoals het hoort? “Onder dat mom zijn de gruwelijkste dingen uitgevoerd, afhankelijk van bij welke criminele, fascistoïde of andere misdadige groep je behoort!” In het huidige maatschappelijke bestel is de leraar zijn gezag kwijt geraakt; streeft de burger naar individueel geluk; is er een grote individualisering opgetreden, die de traditionele moraal heeft vernield. Hoe krijgen we een moreel leerproces terug in de school? In enkele experimenten die Ruud samen met anderen in het ROC Mondriaan in den Haag uitvoert, wordt aan dit doel gewerkt. “We willen dat de school een integere instelling is in alle geledingen en facetten. We willen de school beschouwen als een morele gemeenschap, waarin docenten nadenken over morele dilemma’s en komen met suggesties. Een voorbeeld van zo’n dilemma: “Wat doe je als een leerling die driemaal is gestraft, volgens de regels geschorst moet worden, terwijl het belang van de leerling, gezien zijn achtergrond, zich daar hevig tegen verzet?” Alle betrokkenen - leerlingen, leraren en schoolleiding - kunnen oefenen in morele oordeelsvorming, aan de hand van dilemma's die hen zelf raken. Discussies vinden
VM2 Nieuwsbrief 9
9
MEREWADE COLLEGE, GORINCHEM MONDIAL COLLEGE, NIJMEGEN MONTESSORI COLLEGE, NIJMEGEN MONTESSORI SCHOLENGEMEENSCHAP, AMSTERDAM MUNNIKENHEIDE COLLEGE, RUCPHEN
plaats rond vragen als: “Wat pleit vóór een beslissing, wat pleit er tegen? Wiens belangen en rechten zijn in het geding? Hoe weeg je die? Wat weegt het zwaarst? Welke argumenten heb je?” Daarnaast moet het ook een school zijn, waar discipline is. Met regels en opdrachten, die nodig zijn om de leerlingen hun recht op leren te laten verzilveren. Ze moeten leren om te gaan met vrijheid en verantwoordelijkheid. 'Waar we naar toe willen is dat leerlingen zelfstandig en verstandig nadenken over morele vraagstukken, dat leraren hen daarbij kunnen helpen en dat de school daarvoor een goede morele leeromgeving is. Ik durf er iets op in te zetten dat we met deze weg van de moraliteit ook het voortijdig afhaken van leerlingen kunnen tackelen. Maar het meest waarschijnlijk zullen we succes boeken als de beide wegen samen optrekken!” Het slot van de miniconferentie wordt door Pieter Leenheer verzorgd, die net iets te weinig tijd heeft voor een uitgebreide versie van zijn gedachtegang. Ook Pieter zet bij de aanvang van zijn betoog de toehoorders op de kritische stoel door een gang langs managersjargon te maken en eindigt met de stelling: “managers willen dat jij doet wat zij wensen, …als het ware vanuit je zelf!” Hij constateert dat er een kloof is gegroeid tussen docenten en management. Managers weten vaak niet voldoende wat er feitelijk onder de oppervlakte in de organisatie leeft. Daarnaast is het vak van docent aan slijtage onderhevig. Dat brengt hem bij het thema van de kwaliteitszorg. Hij is zeer kritisch over de manier waarop in Den Haag over dit thema wordt gedacht. Daar ligt de nadruk op “productiviteit en concurrentie”, als het gaat om het vergroten van de kwaliteit van het onderwijs. Men begrijpt daar niet hoe het lerend vermogen van de organisatie gestimuleerd kan worden. Een veel beter idee, is het om de leraar in staat te stellen om kwaliteitszorg in te bedden in het dagelijks functioneren. Hij pleit voor het vormen van gemeenschappen van leraren (“communities of practice”) met het doel om elkaar van feedback te voorzien. Het is de taak van de manager, om dit te stimuleren en zo het leren van elkaar door professionals op de werkvloer, te faciliteren.“Hoe dat zou kunnen, is minder grijpbaar dan je zou denken. Het leent zich niet voor een planmatige benadering. Je kunt hoogstens aan de hand van een aantal moderne inzichten, enkele aspecten in kaart brengen, die voor de huidige manager van belang kunnen zijn.” Pieter zet die elementen uit op twee assen, waarbij de verticale as wordt gevormd door de antagonisten “flexibiliteit” tegenover “controle” en de horizontale as de “interne” en “externe” componenten weergeeft. In de ontstane kwadranten vult men dan wat mogelijke rollen voor het management in. Die bestaan zowel uit
10
VM2 Nieuwsbrief 9
het voeren van goede personeelszorg als het aanpassing vinden aan de omgeving en het effectief bereiken van gestelde doelen. Kortom een nogal veelomvattende taakomvang. Gevraagd naar wat ze zelf denken dat ze doen, komen managers in onderzoeken naar voren met speerpunten als: het stimuleren van de effectiviteit van de organisatie; innovatie en vergroting van de betrokkenheid van leraren. “Maar dat laatste ontgaat de docenten nagenoeg. Die registreren wel de nadruk op aanpassing aan externe ontwikkelingen en vernieuwing, maar van pogingen om hun betrokkenheid te vergroten, merken ze weinig.” Veel tijd van de managers lijkt te gaan zitten in het “hollen van hot naar haar en het besteden van 80% van hun tijd aan triviale zaken.” Een werkelijk lerende organisatie bestaat uit de reeds genoemde community of practice, waar de manager ook af en toe in de eigen spiegel kijkt en zich in het informele circuit van de organisatie begeeft, om aldaar te leren zien of de dingen die hij doet, de kwaliteit verhogen. Pieter sluit zijn verhaal af met de zinsnede: “Niet te ontkennen valt dat er externe factoren zijn, die haaks staan op wat ik hier als wenselijk voorstel. Maar daar hoeven we ons niet bij neer te leggen.” Daarbij verwijst hij naar een uitgave van MESOFOCUS nr. 76, getiteld: “Drie maal Andy Hargreaves.” De laatste is als hoogleraar verbonden aan de Lynch School of Education van het Boston College. De bundel omvat een drietal artikelen over respectievelijk onderwijs in de kennismaatschappij; duurzame onderwijsveranderingen en duurzaam leiderschap. Hij schrijft geen visie voor, maar verschaft onderwijsprofessionals ideeën en argumenten om in gesprek te kunnen gaan met elkaar en met beleidsmakers, journalisten, curriculumontwikkelaars, inspectie, ouders, schoolbesturen én met leerlingen. Ton Balk blikt aan het einde van de middag kort terug op wat geboden werd: “Waar we staan, hebben we, met cijfers onderbouwd, van de ECBO vernomen. Hoe we het organiseren? Dat hebben we aan de hand van de voorbeelden van Menno Bartlema, Twan van den Hazelkamp en ondergetekende in voorbeelden getoond. En hoe we nieuwe inspiratie op kunnen doen, hebben Ruud Meij en Pieter Leenheer ons trachten mee te geven door hun licht te laten schijnen over het huidige onderwijs. Kortom: een middag, die een rijk palet aan informatie en inzichten in zich borg. Hopelijk kunnen jullie hier mee verder naar de volgende en laatste LOBconferentie, waarin we tot het slaan van spijkers met koppen proberen te komen.”
NOVA COLLEGA, AMSTERDAM NOVA COLLEGE, LOCATIE VEENOORD, ROTTERDAM ORANJE NASSAU
COLLEGE, ZOETERMEER OSG SCHIEDAM, SCHIEDAM PENTA COLLEGE, HOOGVLIET
“wees zo creatief mogelijk in het bedenken van levensechte situaties die de leerling aanspreken” “We moeten meer naar buiten!” “We moeten meer naar buiten!” antwoordt Angelique Noij van het Nijmeegse Montessori college aan het einde van de landelijke VM2-dag, op onze vraag wat haar deze dag geraakt heeft. Zij had de workshop werkplekleren van Ine Meuffels ‘s middags gevolgd. Zelf heeft ze ook de ervaring, dat een heel moeilijke groep leerlingen op school, het hartstikke goed doet in de praktijk, waar ze allemaal rond de 8 scoren. “Maar dan komen ze weer op school en zie je ze onderuit in de banken hangen.” De workshop van Ine behelsde een van de vele thema’s die in een kleurrijk palet en met grote vaart die dag elkaar afwisselden. Zo’n 150 deelnemers van alle projecten hadden zich ’s ochtends in het McDos stadion de Goffert, waar NEC Nijmegen haar thuiswedstrijden speelt, verzameld. Zij speelden met elkaar ook een soort thuiswedstrijd, want voor velen was het “even thuiskomen”, toen ze verschillende netwerkkompanen weer konden ontmoeten aan het einde van dit intensieve VM2-jaar. Even bijpraten, hoe het er inmiddels op de verschillende locaties voor staat.
pende pedagogisch didactische lijn voor de 14- tot 18-jarigen. Hij constateerde dat her en der grote stappen worden gezet. Sommigen nemen het risico, om een driejarige route te scheppen. Een aantal scholen laten het vmbo-examen los. Er is een ontwikkeling gaande waarbij smalle trajecten verbreed worden, zodat de leerling in de aanvang nog een ruim aanbod aan oriëntatiemogelijkheden krijgt. Opnieuw motiveert hij de deelnemers om toch vooral de ruimte te gebruiken voor vernieuwing van onderop, nu er geen blauwdruk van bovenaf opgelegd werd. Hij wijst ook nog eens op de manifeste terugloop van het aantal leerlingen en de verplichting die dat geeft om creatieve oplossingen te verzinnen om de jongeren toch voldoende kansen te bieden om hun zoektocht naar een passende opleiding niet al te vroeg in een fuik te zien eindigen. En dat dit niet hoeft te gebeuren, tonen de voorbeeldmodellen die in sommige netwerken de afgelopen tijd ontstonden en die nu nog eens de revue passeren.
Daarna kregen de netwerken de gelegenDe dag werd geopend met een voordracht heid, hun eigen voornemens voor deze dag van Ton Balk, de landelijk projectleider, die in daden om te zetten. Het praktijknetwerk de balans opmaakte. In vogelvlucht toonde Economie maakte onder leiding van Jesse de hij nog eens de hot items waar de scholen Doelder de balans op en probeerde naar het afgelopen jaar mee worstelden in de voren te kijken met de vaststelling, wat men vormgeving. De dilemma’s rond determinatie nog denkt nodig te hebben. We vernamen en de keuze voor het al of niet handhaven dat een enkeling het liefste een vijftal dagen van het vmbo examen. De bouw van een naar Terschelling verbannen zou worden om nieuw curriculum. De vernieuwing die rond aldaar met enige gelijkgestemden een aantal taal, rekenen en burgerschap plaats vindt. En producten uit de grond te stampen, zodat tenslotte het ontwikkelen van een doorloniet iedere locatie nog steeds het eigen wiel
tot in de kleinste details hoeft uit te vinden. De meeste vonden het in ieder geval tijd worden om de komende netwerkbijeenkomsten nog louter te besteden aan de uitwerking van de organiseerbaarheid van VM2, zowel in programmatisch als in management opzicht. De deelnemers aan de netwerken Zorg & Welzijn konden kiezen uit 2 thema’s: het spel Slim Op Stage, ontwikkeld door het Zadkine college, dat deze dag door Connie Boudeling werd toegelicht; of het model “Leren in ontwikkeling”, dat in de samenwerking van het Martinus college en Horizoncollege vorm heeft gekregen en al eens eerder voor een klein gezelschap werd toegelicht. Het spel viel bij enkelen zo in de smaak dat ze de kaarten graag voor eigen gebruik willen bestellen. De opzet van het model van Martinus en Horizon college leidde tot allerlei vragen, maar werd ook als heel praktisch ervaren. Het netwerk Techniek hield zich onder andere met de terugloop van de leerlingen, gekoppeld aan de grote hoeveelheid uitstroomdifferentiaties, bezig. Ook de concurrentie tussen vmbo en mbo en het draagvlak binnen de eigen afdelingen kwam ter sprake. Wiel Cals van het Carbooncollege kreeg de kans om oplossingen voor de krimp van het aantal leerlingen, die zij in Zuid Limburg hebben bedacht, aan het netwerk te presenteren. De opzet van een breed intersectoraal programma en samenwerking met het roc VM2 Nieuwsbrief 9
11
PONTES SCHOLENGROEP, GOES PORTA MOSANA, GRONSVELD RADIUS COLLEGE, BREDA ROC FLEVOLAND, ALMERE ROC FRIESE POORT, DRACHTEN ROC LANDSTEDE, HARDERWIJK
bleken een goede remedie voor het ontstane probleem (zie het artikel op blz. 15). Het praktijknetwerk van Consumptief boog zich met Mieke Korenhof, die al eens vanuit KENWERK in dit netwerk de beroepspraktijkvorming had aangekaart, over succes en faalfactoren bij VM2. Dit gaf aanleiding tot discussies en een praktische uitwisseling over examinering, betrokkenheid van het management, en concrete voorbeelden van de onderwijsontwikkeling. Het mondde uit in de afspraak, dat de deelnemers een BPV oriëntatie boek, afkomstig van de Scholingsboulevard ter beschikking zullen krijgen. De vertegenwoordigers van de Groenscholen, tenslotte, wisselden intensief hun ervaringen met het opzetten van de VM2-route uit. Er waren aanmerkelijke verschillen waarneembaar en dit leidde tot discussies over haalbaarheid, organiseerbaarheid en kwaliteitshandhaving en de nog vaak voorkomende afstand tussen vmbo en mbo docenten. Zij vonden elkaar tenslotte wel weer op het formuleren van enkele wensen voor de toekomstige netwerkdagen. Over het algemeen blijkt ook hier een grote behoefte aan concreet materiaal, concrete invulling van elementen uit het programma, zoals bijvoorbeeld de Proeven van Bekwaamheid of een uitgewerkte LOB-lijn.
12
VM2 Nieuwsbrief 9
Vlak voor de lunch werd officieel de nieuwe digitale marktplaats voor VM2 door vertegenwoordigers van het Ruud de Moor centrum aan Ton Balk aangeboden, zodat belangstellenden al vast tijdens de pauze zich konden laten voorlichten door de makers. Volgens Miriam Goes van het Ruud de Moor Centrum is de doelstelling van deze digitale omgeving “ondersteuning en versterking te bieden aan de praktijknetwerken VM2. Zowel in uitwisseling en ontwikkeling van kennis rond VM2 als in verdieping van hetgeen op de netwerkbijeenkomsten gebeurt. De “Marktplaats” is door iedereen te benaderen via: http://cop.rdmc.ou.nl/vm2. Om gebruik te kunnen maken van de uitwisselingsfuncties en om het eigen praktijknetwerk te kunnen benaderen is er een account nodig, dat te verkrijgen is via Hans de Wolf, email:
[email protected], die als webmaster van deze website fungeert.”
ministerie van OCW, op video getoond, die de aanwezigen in een ferme, korte speech een hart onder de riem stak bij hun streven naar het verminderen van de schooluitval en ze heel veel succes wenste. Er leek even een applaus op te steken aan het einde van de voordracht, maar dat stierf snel weg toen men zich realiseerde, “dat je toch niet voor een video kan gaan zitten klappen…?”
Het spits werd door Rineke van Daalen afgebeten. Zij is verbonden aan de universiteit van Amsterdam en heeft onder andere op vmbo’s onderzoek gedaan. Zij ging terug in de geschiedenis van het onderwijs, waarin volgens haar de fatale vergissing is gemaakt door een scheiding tussen hoofdleren en leren met de handen aan te brengen en daar vervolgens een waardeoordeel aan mee te geven. “Deze tweedeling heeft desastreuze gevolgen gehad en de reparaties die successievelijk geprobeerd werden, liepen op niets Tijdens de middagpauze vroegen we Inge uit. We zitten met die erfenis van de onderGielen uit Sittard, of de ochtendsessie in het waardering van de beroepen die voornamenetwerk Economie haar iets had opgeleverd. lijk met de handen worden uitgevoerd, die “Ik besef wel dat er verschil in opvatting in negatieve gevolgen heeft voor het individu, de groep is. Bijvoorbeeld over de naaste toe- dat de lading van achterblijver voelt en de komst, hoe het allemaal te organiseren.” Zij samenleving die op den duur het beroepsonis bang om te veel hooi op de vork te nemen derwijs tekort doet en daarmee zichzelf.” Zij en te ambitieus de breedte in te gaan, zoals kan zich vinden in de ideeën van R. Sennet in de door Ton Balk gepresenteerde modellen over “craftmanship”, waar vakmanschap wordt weerspiegeld. Zij zou zelf kiezen voor wordt omschreven als “de dingen goed doen het beperken tot de route Economie. Waar met zowel hoofd, hart als handen.” Zij hoopt ze inmiddels veel behoefte aan krijgt, is con- dat VM2 die combinatie voor deze leerlingen crete inhoud. Zij voelt zich toch het meest de docente. “Ik ben zoekende!” besluit ze haar toelichting. Na de lunch, waar de tijd weer intensief voor de hernieuwing van de bilaterale contacten gebruikt werd, presenteerde de leiding van deze dag een programma vol vaart en afwisseling. Voordat men het wist, kwam er al geluid uit de boxen en werd Fred Voncken, directeur Voortijdig School Verlaten van het
ROC RIVOR, ZALTBOMMEL ROC TILBURG, TILBURG ROELOF VAN ECHTEN, HOOGEVEEN RÖLINGCOLLEGE, GRONINGEN SCHELDEMOND COLLEGE, VLISSINGEN SCHOLINGSBOULEVARD,
“Maar gebruik elke finish ook als de start van een nieuw proces!” Zoals de finishlijn, die je dichterbij moet leggen, als die te ver af ligt…
met de pupillen via de relatie, de verbinding met de leerling die het vertrouwen en de veiligheid biedt om stappen vooruit te zetten.
kan uitwerken. Het unieke van het VM2experiment is in haar ogen, dat hier leerwegen worden gecreëerd waarbij de integratie van hoofd en handen voorop staat. Dat gaat gepaard met een brede oriëntatie op de toekomst. En de startkwalificatie wordt benut, om doorlopende leerwegen te scheppen. Na een korte discussie, waarbij ze enkele vragen uit de zaal probeert te beantwoorden, vliegt men al naar de volgende presentatie. Dit maal door Cor Laming, die na een carrière bij examenbureaus voor zichzelf begon en inmiddels een methode het licht heeft doen zien, waarvan de neerslag in het pleno kort wordt aangestipt als voorbode op zijn workshop, waar de deelnemers uitgebreid met zijn model van competentieontwikkelend leren kennis kunnen maken. Dan klinkt gedreun van drum en trompetten door de luidsprekers en komt de ex-profbokser Arnold Vanderlyde springend de bühne op. “Fighting for succes” heet zijn interactieve presentatie, waarin hij met de zaal een emotionele communicatie opzet, mensen erbij betrekt en allen even van de stoel krijgt. Aan de hand van zijn eigen geschiedenis van onzeker “menneke Arnoldje”, met een vader waar hij weinig egosterkte aan kon ontwikkelen, via de trainer-coach van de boksschool, die de juiste benadering van de jongen vond voor zijn weg naar de top. Met
grote overtuiging presenteert hij een aantal metaforen, die werkzaam zijn in het begeleiden van jongeren op hun weg naar persoonlijk succes: een proces om dát te worden, wat in je zit! En dat is natuurlijk ook de verbinding met de trainer-coaches, die vandaag zijn gehoor vormen en die allen de leerlingen het proces gunnen dat leidt naar hun persoonlijke doelen. Velen, die we spraken na afloop voelden zich geraakt en geïnspireerd door Arnold. Niet alleen door zijn aansprekende wijze van presenteren en voeling met de zaal, die hij zijn “team” noemde, maar ook door de beelden die hij gebruikte. Zoals de finishlijn, die je dichterbij moet leggen, als die te ver af ligt… “Maar gebruik elke finish ook als de start van een nieuw proces!” Wendie Tamminga en Jeroen Tromp van het Calvijn met Junior college in Amsterdam, voelden zich vooral aangetrokken tot zijn idee over het werken
En alsof het niet op kon deze dag, kon ieder een workshop kiezen uit het rijke, gevarieerde aanbod dat de projectleiding had samengesteld. Als we het menu in vogelvlucht doorlopen, zien we dat het bureau Actis de getalsmatige krimpsituatie voor het vmbo en de basis-beroeps-gerichte leerweg in het bijzonder, in beeld brengt en van daaruit enkele modellen toelicht die mogelijk gelegenheid bieden om deze problematische situatie te zien als een kans. “Probeer de ruimte bij het begin van het traject in te vullen met een langere periode, waarin brede oriënterende programma’s door de leerling kunnen worden gekozen en waarin algemene beroepsvaardigheden geschoold worden en neem pas later op de route de tijd voor de specifieke uitstroomdifferentiatie.” Cor Laming krijgt ruim de gelegenheid om geïnteresseerden mee te nemen in zijn opzet voor competentieontwikkelend leren en het beoordelen van bekwaamheden in het beroepsonderwijs. De opzet van het stapsgewijs leren en de omschrijving van de fasering daarin, met daarnaast de verschillende rolbeschrijvingen en formulieren die gebruikt kunnen worden voor portfolio en andere beoordelingsvormen, geven een veelomvattend model weer. Een aparte service had de projectleiding voor alle deelnemers aan deze slotconferentie in petto: aan het einde van deze dag mocht ieder project een exemplaar van zijn nieuwe boek “Van bron naar stroom” meenemen. Dat vond gretig aftrek. Frank de Jong van Stoas laat de inschrijvers in zijn workshop spelen met de door hem ontwikkelde set kaartjes van het “4C Your Way spel.” Hierin komen een 25 tal competenties aan bod, die vanuit verschillende onderwijsniveaus beschreven zijn. Door ze in teams van docenten te gebruiken, wordt het VM2 Nieuwsbrief 9
13
ENSCHEDE LENTIZ MAASLAND COLLEGE,MAASLAND LIEVEN DE KEY KRELAGESCHOOL, HAARLEM LINDE COLLEGE, WOLVEGA LMC HORECAVAKSCHOOL, ROTTERDAM LMC UNIE NOORD, SINT MAARTENSCOLLEGE, MAASTRICHT STERREN COLLEGE, HAARLEM TEC, AMSTERDAM TECHNISCH COLLEGE VELSEN, IJMUIDEN GROENHORST COLLEGE, EDE GRAFISCH LYCEUM, ROTTERDAM
“Samenwerken is net als in een huwelijk, je moet elkaar kunnen vertrouwen” zen voor breed beginnen en smal eindigen, maar waarin de ene school wel het vmbodiploma handhaaft en de andere ervoor kiest om dat in hun 3-jarige route te laten vervallen. Vincent Jonker, van het Freudenthal instituut, neemt met de inschrijvers in zijn workshop de nieuwe 2F standaard voor Rekenen door. “Wat moet je je voorstellen bij dat niveau? Wat hoort daar zoal bij in termen van rekenvaardigheden?” En vooral wordt er uitgewisseld over hoe je voor leerlingen het mogelijk een gezamenlijk spraakgebruik te leren rekenen zo aantrekkelijk mogelijk ontwikkelen bij het zo concreet mogelijk be- maakt. Daar zijn allerlei praktijksituaties voor schrijven van de bedoelde competenties. En bedacht en de term rekenen wordt daarbij zo het bijzondere is dat het niet gaat om het be- weinig mogelijk gebruikt, terwijl er toch drifoordelen in kwalificerend opzicht, maar als tig moet worden gerekend. De boodschap is een analyse van wat iemand al kan gebruikt helder: “wees zo creatief mogelijk in het wordt! Ook om aan leerlingen uitleg te gebedenken van levensechte situaties die de ven over hun bereikte niveau van bekwaam- leerling aanspreken en waarin de noodzaak heid is het een prima instrument. om iets met rekenen te doen, voor de hand Ine Meuffels van de Leeuwenborgh opleiligt.” dingen laat zien, hoe je concreet met leerLies Alons laat de geïnteresseerden in het lingen een praktijksituatie gaat bemensen, leren van Taal binnen dit beroepsgerichte onbijvoorbeeld een woonzorg complex en daar derwijs, allerlei mogelijkheden verkennen om het onderwijs aan AKA-leerlingen voor het taal niet los te zien van de rest, maar overal grootste deel, al werkende laat plaatsvinden. de taalontwikkeling te stimuleren door Leerlingen vertonen daar heel andere, meer hierop attent te zijn. Het zal dan neerkomen serieuze en verantwoordelijke kanten van op samenwerking tussen avo-docenten en hun persoonlijkheid, omdat ze daadwerkelijk beroepsgerichte leraren. voor mensen iets betekenen en niet in een En tenslotte praten Marjolein Haandrikman afhankelijke rol in de schoolbanken zitten. en Martha Haverkamp van SLO hun deelneWendie Tamminga en Jeroen Tromp van het mers bij over wat de term Burgerschap in het Calvijn met Junior college uit Amsterdam in mbo betekent en hoe de scholen ertoe kunsamenwerking met Wim Swinkels en Twan nen komen om aan deze kwalificatie-eisen van den Hazelkamp van het Kandinsky colvorm te geven door er een beleid op uit te lege uit Nijmegen, laten de deelnemers proe- zetten. ven van hun opzet zien, waarbij ze beide kieKortom: wat een keuze! De meeste vertegenwoordigers die we na afloop spraken, verkeerden in een zeer positieve stemming. De rijkdom aan thema’s die werden aangeboden, de vaart die de hele dag erin zat, de afwisseling in het programma tussen luisteren, ideeën opdoen en geïnspireerd raken en de herkenning van problemen en uitwisseling van de stand van zaken in kleiner groepsverband. Dit alles gaf een gevoel van zich gesterkt weten voor de volgende fase,
14
VM2 Nieuwsbrief 9
waarin spijkers met koppen zullen worden geslagen. De vormgeving en concretisering van het programma, de planning van VM2 en afstemming met de rest van de organisatie in geld, middelen en personeel moet nu zijn beslag krijgen. Er kwam regelmatig uit de groepjes de wens naar voren, om komend jaar dan ook heel productgericht in de netwerken aan de gang te gaan, al hoefde niet iedereen 5 dagen met Jean Kosmann naar Terschelling. Tenslotte vernamen we op de valreep nog bij toeval dat Nijmegen en Amsterdam een “busje laten pendelen”, om hun ideeën samen vorm te gaan geven, nu ze vandaag merkten dat hun plannen bij de voorhoede van de VM2 ontwikkeling horen en ze elkaar daar aardig in kunnen gebruiken. En voegde Wim Swinkels er nog fijntjes aan toe, “dan rijden we gewoon even via Veenendaal en pikken er daar ook een paar op!”
ROTTERDAM MAERLANT, BRIELLE GROENHORST COLLEGE, LELYSTAD ZADKINE, ROTTERDAM ZUIDERPARK COLLEGE, ROTTERDAM ZUIDERPARK COLLEGE, LOCATIE DE WAAL, ROTTERDAM
Landelijke VM2-dag: techniek centraal 03-06-2010 “Meer hengels in de vijver betekent niet meer vis.” Dat het op deze zonovergoten landelijke VM2-dag tijdens de workshop van Techniek over sportvissen zou gaan had niemand vooraf kunnen bedenken. Desalniettemin was deze quote van gespreksleider Jan Hoogendoorn recht in de roos. De krimp van het aantal leerlingen waar iedereen in deze sector mee te maken heeft blijkt een lastig probleem. De opzet van de workshop was helder: allereerst werd de mogelijkheid geboden elkaar beter te leren kennen door middel van een voorstelronde. Tijdens deze ronde kon kort iets verteld worden over de opzet van het VM2-project op de desbetreffende school. Er werd gevraagd om tijdens deze voorstelronde ook direct kort het grootste probleem te noemen binnen de eigen sector. Een schets van een aantal knelpunten die naar voren werden gebracht: • Uitstroom van leerlingen naar BBL, ze vallen buiten het VM2-traject • Bekostiging • Haalbaarheid van geformuleerde doelstellingen • Opheffing van sector, VM2-leerlingen moeten worden ondergebracht • Te veel lwoo leerlingen • Te grote groep met leerlingen • Concurrentie tussen vmbo en mbo • VM2-traject niet aantrekkelijk voor leerlingen en ouders • Leerlingenkrimp • Te weinig draagvlak binnen de afdelingen • Effect van economische crisis op het traject • Vastlopen in volumes • Moment van selectie van leerlingen bepalen • Versnellen of verdiepen : bedrijfsleven zegt verdiepen • Weinig betrokkenheid bij het mbo Nadat ieder zijn zegje had kunnen doen vanuit zijn eigen sector en geconcludeerd kon worden dat men niet alleen stond met zijn probleem werd het woord gegeven aan de heer Wiel Cals, directeur van het Carbooncollege uit Heerlen, die vanuit zijn praktijkervaring kon reageren op deze problematiek. Hem was gevraagd kort de problematiek in de regio Parkstad te schetsen en de daarbij bedachte oplossingen te presenteren. Daarnaast werd hem ook de gelegenheid gegeven in te gaan op de knelpunten van de andere deelnemers uit het vragenrondje. Wiel benadrukte dat ook hij een aantal jaar geleden te maken kreeg met dezelfde problematiek. Zo had ook zijn school in vijf jaar een krimp van 300 naar 150 vmbo basis- en kaderleerlingen.
Verslag door Jesper Meijer
“Samenwerken is net als in een huwelijk, je moet elkaar kunnen vertrouwen” Een van de oplossingen die naar voren werd gebracht door Wiel is de switch van afdeling naar intersectoraal programma. Daarnaast is gekozen voor de invoering van Techniek breed. Ook zette Wiel uiteen hoe de bestuursorganisatie van de Parkstad besloten had om over te gaan op nieuwbouw voor ROC Arcus. Dit gebouw komt in de buurt van de Hogeschool, om zo een fysieke samenwerking te ontwikkelen. De bedoeling is dat leerlingen uit leerjaar 1 en 2 op de vmbo locatie zitten en vervolgens in leerjaar 3 naar de nieuwbouw gaan. Doordat er componenten worden overgeheveld naar het mbo ontstaat er volgens Wiel meer ruimte bij het vmbo. Ook wordt er gedacht om een variatie aan trajecten aan te bieden (VM1, AKA, VM3, Niveau 3, VM4, Niveau 4) en maatwerkprogramma’s te ontwikkelen, dit om enerzijds de kwaliteit te verhogen en anderzijds het traject aantrekkelijk te maken. Het model staat in feite voor een breed begin waarna steeds meer gespecialiseerd kan worden door opleidingskeuze. Men heeft met een dergelijk model veel ervaring opgedaan in het innovatieve HPBO project. Na ongeveer 35 - 40 minuten werden de gasten bij het verhaal van Wiel betrokken. Er ontstonden wat discussies over de precieze aanpak en er kon nagedacht worden over hoe deze oplossingen in de eigen sector zouden uitpakken. De afsluiting van de workshop bestond uit een vragenrondje over de volgende (netwerk) bijeenkomsten. Hoe nu verder te gaan binnen VM2? In het begin van de workshop werd door Jan Hoogendoorn reeds medegedeeld dat in het nieuwe netwerkjaar 2010 – 2011 alle projecten Techniek bezocht zullen worden. Hierbij wordt een analyse gemaakt van de stand van zaken en eventueel gezocht naar mogelijke oplossingsrichtingen. De opbrengst van deze gesprekken zal een belangrijke input zijn voor de inhoudelijke vormgeving van de netwerkdagen in het lopende schooljaar. Allen waren het eens over het belang van een goede communicatie in de toekomst tussen projectleiding en school. Daarnaast zouden ook nieuwe initiatieven binnen het VM2-traject gestimuleerd moeten worden. “Een open einde…?” De eerlijke, neutrale toeschouwer kan niet ontkennen dat tijdens deze workshop een goed aantal problemen naar voren kwamen. Dit geeft nog maar eens weer dat het VM2-initiatief een lopend project is, dat zijn definitieve vorm nog niet heeft bereikt. Toch mag men de goede inzet en oplossingen die tijdens deze workshop maar ook gedurende de gehele dag naar voren kwamen niet over het hoofd zien. De bereidheid om met elkaar na te denken over een goede invulling van het project is zeker aanwezig, dit kan niemand ontgaan zijn. Deze bereidheid biedt niet alleen voor de sector Techniek maar ook voor de gehele breedte genoeg perspectief om te komen tot een “gesloten” einde. VM2 Nieuwsbrief 9
15
BORGINGSCOHORT OCW / LNV EXPERIMENT IN HET KADER VAN DE LEERGANG VMBO-MBO2
Er hoeft geen aparte aanmelding plaats te vinden. VM2-leerlingen voor het borgingscohort worden per 1-10-2010 ingeschreven op de volgende codes:
inschrijven
. . . . .
4311 Borging exp. VM2 VMBO Basisbg. LW Techn. 4331 Borging exp. VM2 VMBO Basisbg. LW ZrgWlz. 4351 Borging exp. VM2 VMBO Basisbg. LW Ec. 4371 Borging exp. VM2 VMBO Basisbg. LW Landb LNO 4391 Borging exp. VM2 VMBO Basisbg. LW Intersect. Prog.
. . . . .
4211 Borging exp. VM2 LWOO Basisbg. LW Techn. 4231 Borging exp. VM2 LWOO Basisbg. LW ZrgWlz 4251 Borging exp. VM2 LWOO Basisbg. LW Ec. 4271 Borging exp. VM2 LWOO Basisbg. LW Landb LNO 4291 Borging exp. VM2 LWOO Basisbg. LW Intersect. Prog.
NB: De leerlingen van cohort 1 en 2 blijven ingeschreven staan op de in de beschikking vermelde codes. De leerlingen van cohort 3 worden ingeschreven op bovengenoemde codes, waarbij er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen LWOO leerlingen en “reguliere” basisberoepsgerichte leerlingen. Om de “administratieve” last voor scholen te beperken is gekozen voor deze manier van inschrijven. Deelname aan het borgingscohort is gebaseerd op de beschikking die u in 2008/2009 heeft ontvangen. In deze beschikking wordt nog ééns gewezen op de voorwaarden die de tijdelijke regeling stelt en die gelden voor de gehele experimentperiode, dus ook voor het borgingscohort. In uw beschikking kunt u de uitgebreide tekst vinden. Hierbij een korte samenvatting: . Het experiment wordt voor de gehele duur verzorgd op één locatie door één team. . Doelgroep zijn de leerlingen uit de basisberoepsgerichte leerweg. . Er dient voor een terugvaloptie te worden gezorgd. . Ouders en leerlingen worden vooraf voldoende geïnformeerd. . Scholen zijn verplicht medewerking te verlenen aan het wetenschappelijk onderzoek en de onderwijsinhoudelijke ondersteuning van de externe projectleider. De regeling met toelichting is te vinden op de website www.voortijdigschoolverlaten.nl (button VM2) en de website www.balkconsultancy.nl.
In VM2 wordt de bovenbouw van de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo samengevoegd met een opleiding mbo-niveau 2.
COMMUNICATIE AANMELDEN / INSCHRIJVEN BORGINGSCOHORT 3