STAGEHANDLEIDING INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
Opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Microbiology Molecular Biology Zoology
Opleiding Chemie Chemical Research & Development Labmanagement
Opleiding Chemische Technologie Chemical Engineering
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
STAGEHANDLEIDING Handleiding voor studenten en begeleiders.
Hogeschool Utrecht Faculteit Natuur en Techniek Institute for Life Sciences & Chemistry Postbus 13272 3507 LG Utrecht Telefoon: 030-2758888 Fax: 030-2758875
Opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Microbiology Molecular Biology Zoology
Opleiding Chemie Chemical Research & Development Labmanagement
Opleiding Chemische Technologie Chemical Engineering
1
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
VERSIE OKT-08
STAGEHANDLEIDING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING .................................................................................................................. 5 1.1 Algemeen............................................................................................................... 5 1.2 Het Institute for Life Sciences & Chemistry ........................................................... 5 1.3 Opbouw van de voltijd opleidingen........................................................................ 6 1.4 Vrijstellingen voor studenten met MBO- of VWO-diploma .................................... 7 1.5 Verwantschap vooropleidingen ............................................................................. 7 1.6 Kenmerken van het curriculum.............................................................................. 7 2. STAGE ........................................................................................................................ 9 2.1 Algemeen (begripsomschrijving) ........................................................................... 9 2.2 Doelstellingen stage .............................................................................................. 9 2.2.1. Algemene doelstellingen............................................................................ 9 2.2.2. (Vak)technische doelstellingen ................................................................ 10 2.2.3. Specifieke leerdoelen per beroepsdomein .............................................. 10 2.2.3.1. Beroepsdomein: Medische Laboratorium Diagnostiek (MLD)... 10 2.2.3.2. Beroepsdomein: Research & Development (R&D) ................... 10 2.2.3.3. Beroepsdomein: Commercie, Service & Dienstverlening (CSD) ................................................................................................................ 11 2.3 Voorwaarden ....................................................................................................... 11 2.4 Duur van de stage ............................................................................................... 12 2.5 Stageperiodes...................................................................................................... 12 2.6 Activiteitenschema............................................................................................... 13 2.7 Studieprogramma stage ...................................................................................... 13 3. BETROKKENEN ...................................................................................................... 14 3.1 De stagiair............................................................................................................ 14 3.2 De studieloopbaanbegeleider (SLB’er)................................................................ 15 3.3 De stageacquisiteur ............................................................................................. 15 3.4 Stagedocent......................................................................................................... 16 3.5 Het stagebedrijf, instelling of laboratorium .......................................................... 16 3.6 Contactpersoon van stagebedrijf, instelling of laboratorium ............................... 16 3.7 Stagebegeleider................................................................................................... 16 3.8 Stagecoördinatoren ............................................................................................. 17 3.9 De onderwijscoördinator en clustermanager....................................................... 18 4. VERPLICHTE ONDERWIJSACTIVITEITEN TIJDENS STAGE ............................. 19 4.1 Terugkomactiviteiten............................................................................................ 19 4.1.1 Algemeen .................................................................................................. 19 4.1.2 Het houden van een mondelinge presentatie........................................... 19 4.2 Begeleiden van het project Student in Bedrijf en Beroep (SBB) ......................... 20
VERSIE OKT-08
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
5. VERSLAGLEGGING ................................................................................................ 21 5.1 Algemeen............................................................................................................. 21 5.2 Tussentijdse maandrapportage ........................................................................... 21 5.3 Stageverslag ........................................................................................................ 21 6. BEOORDELING ....................................................................................................... 23 7. DIVERSEN ................................................................................................................ 24 7.1 Stageovereenkomst............................................................................................. 24 7.2 Geheimhouding ................................................................................................... 24 7.3 Verlof.................................................................................................................... 24 7.4 Verzekering (wetten, WA).................................................................................... 24 7.5 Vergoedingen ...................................................................................................... 24 7.6 Open dagen ......................................................................................................... 24 BIJLAGE 1: RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED VERSLAG....................................... 25 BIJLAGE 2: BEOORDELINGSPUNTEN FUNCTIONEREN STUDENT STAGE....... 29 BIJLAGEN LOS BIJ DEZE HANDLEIDING VERSTREKT: • • •
BIJLAGE 2 (STAGE): TUSSENTIJDSE- /EINDBEOORDELING FUNCTIONEREN STUDENT BIJLAGE 3A: STUDENT EN BEDRIJFSGEGEVENS BIJLAGE 5: ACTIVITEITENSCHEMA STAGE
•
BRIEF PROJECT STUDENT IN BEDRIJF EN BEROEP (SBB) o BIJLAGE SBB1: ANTWOORDFORMULIER SBB (BEGELEIDER) o BIJLAGE SBB2: ANTWOORDFORMULIER SBB (STUDENT)
VERSIE OKT-08
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
1. INLEIDING 1.1 Algemeen Deze stagehandleiding bevat naast beknopte algemene informatie over het Institute for Life Sciences & Chemistry (ILC) voornamelijk informatie over alles wat met het studieonderdeel stage te maken heeft, van voorbereiding op de stage tot de activiteiten tijdens de stage tot en met de beoordeling ervan. Deze handleiding is bestemd voor alle bij de stage van het Institute for Life Sciences & Chemistry betrokkenen te weten studenten (stagiaires), stagebegeleiders vanuit bedrijf, instelling of laboratorium, stagedocenten, studieloopbaanbegeleiders (SLBs), stagecoördinatoren, stageacquisiteurs en het bedrijfsbureau (studentenadministratie). 1.2 Het Institute for Life Sciences & Chemistry Het Institute for Life Sciences & Chemistry (ILC) maakt als onderwijsafdeling deel uit van de Faculteit Natuur en Techniek (FNT) van de Hogeschool Utrecht (HU). De afdeling verzorgt binnen de twee clusters Life Sciences (LS) en Chemistry (Chemie en Chemische Technologie) (C) de volgende 3 voltijd opleidingen (6 richtingen): • Opleiding Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek o Microbiology o Molecular Biology o Zoology • Opleiding Chemie o Labmanagement o Research & Development • Opleiding Chemische Technologie o Chemical Engineering Binnen het cluster Chemistry worden de opleiding Chemie en de opleiding Chemische Technologie aangeboden. De twee opleidingen hebben een gedeeltelijk gemeenschappelijk basisdeel van twee studiejaren. Naast de hiervoor genoemde voltijd onderwijstrajecten bestaat er ook de mogelijkheid om onderwijs in deeltijd of duale trajecten te volgen. In deeltijd wordt aangeboden: • Life Sciences (alle richtingen) • Chemistry (Analytical Chemistry) In duale vorm wordt aangeboden: • Life Sciences • Chemistry (Analytical Chemistry) • Chemische Technologie Studenten ontvangen bij het behalen van het getuigschrift de titel Bachelor. Voor studenten van de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek en voor studenten van de opleiding Chemie is dit de titel Bachelor of Applied Science (B As),
VERSIE OKT-08
5
INLEIDING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
voor studenten van de opleiding Chemische Technologie is dit de titel Bachelor of Engineering (B Eng). 1.3 Opbouw van de voltijd opleidingen Ieder jaar van de in totaal 4 studiejaren is ingedeeld in 2 semesters. Het gehele curriculum is dus opgebouwd uit totaal 8 semesters. De semesters 1 en 2 vormen de propedeutische fase. Semester 1 is een gemeenschappelijk deel voor alle opleidingen. De semesters 2, 3 en 4 vormen het basisdeel voor de studie Life Sciences of de studie Chemistry. Vanaf het derde studiejaar kiezen studenten binnen hun studie voor één van de aangeboden richtingen en vindt er specialisatie plaats. De profileringsruimte (eigen invulling van het studieprogramma t.w.v. 30 EC) valt in semester 7. In schema ziet de structuur van de voltijd opleidingen voor studenten met een HAVOdiploma er als volgt uit: Propedeuse
Propedeuse/ Hoofdfase
Hoofdfase
Semester
Semesters
Semester
1
2 / 3+4
Semester
5
6
7
8
Profilerings ruimte *
AO (specifiek in de richting)
Profilerings ruimte *
AO (specifiek in de richting)
Opleiding Chemie:
Chemistry (Chemie en Chemische Technologie) Semester 2+4 Gemeenschap pelijk
Semester
Specialisaties:
Basis deel
Algemeen gezamenlijk propedeusedeel voor alle opleidingen
Semester
• Labmanagement • Chemical Research & Development
Stage
Opleiding Chemische Technologie:
Semester 3 Opleidings specifiek
• Chemical Engineering Specialisaties: • Microbiology
Basis deel Life Sciences
• Molecular Biology
Stage
• Zoology
*
Mogelijke invullingen profileringsruimte: • blok 7A: keuzecursus(sen) blok 7B: voorbereiding afstudeeropdracht (ILC en/of extern) (verlengd afstudeertraject) • blok 7A + blok 7B: minor (na goedkeuring van de examencommissie van de desbetreffende opleiding C of LS) • eigen invulling (na goedkeuring van de examencommissie van de desbetreffende opleiding C of LS)
VERSIE OKT-08
6
INLEIDING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
1.4 Vrijstellingen voor studenten met MBO- of VWO-diploma Studenten met een MBO- of VWO-diploma krijgen vrijstelling voor semester 1. Studenten met een diploma van een verwante MBO-opleiding krijgen daarnaast nog vrijstelling voor een tweede semester van het curriculum. Voor studenten Life Sciences met een medisch/biologisch MLO-diploma worden de semesters 3 en 4 gecombineerd tot één semester. Binnen de studie Chemistry krijgen studenten met een verwant MBO-diploma vrijstelling van het stage semester. 1.5 Verwantschap vooropleidingen Als verwante MBO-vooropleiding gelden: • voor Life Sciences: biologisch/medisch MLO-diploma • voor de richting Chemical Engineering: MTO-diploma Procestechniek • voor de richting Chemical Research & Development: MLO-diploma Chemie of Laboratoriumtechniek • voor de richting Labmanagement : MLO-diploma Chemie of Laboratoriumtechniek 1.6 Kenmerken van het curriculum Het curriculum heeft de volgende kenmerken: • Een studiejaar is opgebouwd uit vier blokken van negen weken. Elk blok omvat (in het basisdeel van de 3 opleidingen) naast theorie en vaardigheden een project; in een groep van 6-8 studenten wordt gezamenlijk aan een probleem uit de beroepspraktijk gewerkt. Hiervoor worden theoretische achtergronden uitgediept, experimenten bedacht, gepland en uitgevoerd en het geheel wordt afgesloten met bijvoorbeeld een presentatie en/of een verslag. Naast aandacht voor vakinhoud komen er vooral hier ook veelvuldig sociale en communicatieve aspecten aan bod waardoor studenten op dit vlak competenties kunnen ontwikkelen. • Er is samenhang tussen de lesstof binnen een blok, maar ook tussen de diverse studieonderdelen. • De theoretische en praktische inhoud van het curriculum zijn aangepast aan de huidige eisen van het beroepenveld en nieuwe ontwikkelingen daarbinnen. • In ieder blok is er aandacht voor Studieloopbaanontwikkeling en -oriëntatie (SLO) (2 EC-punten in semester 1 en 1 EC-punt in alle volgende semesters). SLO richt zich op een drietal aspecten van de studieloopbaan van de student: • Individueel contact van de student met de studieloopbaanbegeleider (SLB) met name met betrekking tot studievoortgang en persoonlijke aspecten; • Het begeleiden in oriëntatie op mogelijkheden voor opleiding (C of LS), specialisatierichting, stage -en afstudeerplaats en in het maken van de uiteindelijke keuzes; • Het coachen van de student in zijn/haar persoonlijke ontwikkeling in het verwerven van (beroeps)competenties; • Van de totale studieomvang van 240 EC-punten (6720 studiebelastingsuren) zijn in het basisdeel enkele EC-punten als inwisselbaar gemarkeerd. Het is mogelijk om VERSIE OKT-08
7
INLEIDING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
•
•
STAGEHANDLEIDING
deze punten in te vullen door het vervullen van student-assistentschappen, door deelname aan een studentenpool t.b.v. voorlichting of door het vervullen van bijvoorbeeld bestuurlijke functies binnen de afdeling of faculteit (studentenvereniging, opleidingscommissie of medezeggenschapsraad). In semester 7 zijn maximaal 30 EC-punten (840 studiebelastingsuren), binnen in de Onderwijs- en Examenreglementen gestelde randvoorwaarden, vrij naar eigen keuze in te vullen met cursussen van een andere richting of van andere opleidingen binnen of buiten de Hogeschool Utrecht. Deze cursussen moeten minimaal HBO niveau zijn. In het kader van de nieuwe BaMa structuur kan de student in semester 7, waar ruimte is voor persoonlijke profilering, bijvoorbeeld binnen de afdeling (een) keuzecursus(sen) volgen ter grootte van 15 EC-punten, maar hij/zij kan ook buiten de afdeling een minor volgen (30 EC-punten). De student oriënteert zich al gedurende de opleiding op de latere beroepspraktijk, zodat hij/zij een duidelijk beeld krijgt van het beroep waar hij/zij voor wordt opgeleid. Zo hebben studenten gedurende de eerste twee studiejaren de mogelijkheid deel te nemen aan het project Student in Bedrijf en Beroep (meeloopdag) en lopen derdejaars studenten een semester stage. Meer informatie over dit project is te vinden in 4.2 en de brief Student in Bedrijf en Beroep (SBB) (als bijlage bij deze handleiding verstrekt). In het kader van een bredere oriëntatie van de student op het latere beroep worden Stage en Afstudeeropdracht in plaats en tijd van elkaar gescheiden. Doelstelling is dat de student tijdens Stage en Afstudeeropdracht een zo groot mogelijke verscheidenheid aan ervaringen opdoet. Hierbij moet gedacht worden aan fundamenteel versus toegepast onderzoek, universiteit versus bedrijf, binnenland versus buitenland, service laboratorium versus research en/of twee zeer verschillende onderzoeksgebieden waarbij heel verschillende technieken gebuikt worden. Uitgangspunt is dat de Stage en Afstudeeropdracht niet op één plaats (dus binnen 1 bedrijf of instelling) mogen plaatsvinden. Binnen universiteiten geldt dat onder een plaats een faculteit wordt verstaan. Voor een bedrijf geldt dat onder een plaats een vestiging wordt verstaan. Een student die een gegronde reden meent te hebben om hiervan af te willen wijken, kan toestemming vragen aan de clustermanager. De student dient hiervoor zijn/haar motivatie tijdig schriftelijk in te dienen.
VERSIE OKT-08
8
INLEIDING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
2. STAGE 2.1 Algemeen (begripsomschrijving) De stage vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding van de student. Aard en inhoud van de stage zullen afhankelijk zijn van de door de student gekozen richting, van de aard van het stageverlenend bedrijf, instelling of laboratorium, maar daarnaast ook afhangen van de persoonlijke interesse van de student. De stage vindt plaats in het derde studiejaar. De stagiair maakt in deze periode kennis met een bedrijf, instelling of laboratorium, oriënteert zich op het latere beroep, verbreedt en verdiept zijn kennis en vaardigheden en ontwikkelt zijn sociale en communicatieve vaardigheden. Door het aanbieden van stageplaatsen levert een bedrijf, instelling of laboratorium een belangrijke bijdrage aan de beeldvorming van de student met betrekking tot het latere beroep en werkt daarnaast mee aan de vorming van toekomstige bachelors (laboratoriumingenieurs of chemisch technologisch ingenieurs). Tijdens de stageperiode worden een aantal terugkomdagen en activiteiten gepland. Deze zijn verplicht en worden ook beoordeeld. 2.2 Doelstellingen stage De doelstellingen van de stage zijn zowel algemeen (oriënterend, sociaal/ communicatief), als vakinhoudelijk (vaktechnisch) van aard. Daarnaast worden voor sommige beroepsdomeinen of studierichtingen aanvullend specifieke stageleerdoelen geformuleerd. 2.2.1. Algemene doelstellingen De student • doet ervaring op in de praktische beroepsuitoefening • leert de gewenste beroepshouding aan en past deze toe • oriënteert zich op de mogelijkheden van het latere beroep of beroepskeuze • ervaart hoe het is ‘te werken’ (overgang van school (student) naar werk (maatschappij) met andere verantwoordelijkheden) • maakt kennis met en verkrijgt vervolgens inzicht in de organisatie van een laboratorium of bedrijf • maakt kennis met en krijgt belangstelling voor economische aspecten en sociale verhoudingen binnen een bedrijf of laboratorium • oefent in waarnemen en rapporteren, zowel mondeling als schriftelijk (verslaggeving) • ontwikkelt verder sociale vaardigheden, onder meer door in een bestaand (hiërarchisch samengesteld) teamverband te leren werken • wordt zich bewust van de gemaakte keuze (studierichting en bedrijf/instelling/lab) • groeit in zelfvertrouwen door het opdoen van ervaring • bevordert motivatie voor vak(gebied) • wordt zich bewust van hiaten in (sociale) vaardigheden VERSIE OKT-08
9
STAGE
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
2.2.2. (Vak)technische doelstellingen De student • integreert de opgedane theoretische (school)kennis in de dagelijkse beroepspraktijk en past deze toe • leert de samenhang zien van de verschillende facetten van vaktechnische problemen (onder andere in verband met milieu en arbeidsomstandigheden, ethiek en economie) • verbreedt en verdiept zijn/haar vaktechnische (beroepsgerichte) kennis • wordt zich bewust van hiaten in kennis en kunde 2.2.3. Specifieke leerdoelen per beroepsdomein 2.2.3.1. Beroepsdomein: Medische Laboratorium Diagnostiek (MLD) (Microbiology) De student • heeft inzicht in het hele ketengerichte proces van monsterverwerking, vanaf het moment vóór afname van materiaal tot rapportage van het resultaat en archivering daarvan • gaat op de juiste wijze om met patiëntenmateriaal en kan aanvragers informeren betreffende de juiste wijze van inzending 2.2.3.2. Beroepsdomein: Research & Development (R&D) (Chemical Research & Development (C), Molecular Biology (LS), Zoology* (LS)) De student • kan een vraagstelling vertalen naar een adequate proefopzet inclusief werkvoorschriften • kan werkzaamheden plannen, uitvoeren en zo nodig bijstellen, zodat aantoonbaar betrouwbare en reproduceerbare resultaten worden verkregen *Voor het afronden van de studierichting Zoology gelden aanvullende leerdoelen en eisen. Hieraan kan voldaan worden tijdens de Stage of tijdens de Afstudeeropdracht (AO) of deels tijdens de Stage en deels tijdens de AO. 2.2.3.2.1 Aanvullende leerdoelen zijn: De student • bezit de juiste attitude om ethisch verantwoord proefdierkundig werk te kunnen uitvoeren • beheerst een aantal specifieke dierkundige vaardigheden optimaal • bezit voldoende basisvaardigheden om zich nieuwe ingrepen snel meester te kunnen maken • heeft kennis van de volgende aspecten betreffende proefdierkundig werk: VERSIE OKT-08
10
STAGE
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
• • • •
STAGEHANDLEIDING
de “setting” waarin dierexperimenten plaatsvinden (motivatie voor het gekozen proefdiermodel, betekenis van het onderzoek, plaats in de betreffende literatuur etc.) de ethische verantwoording c.q. mogelijke alternatieven motivaties voor gebruikte diersoort, dieraantallen, methode anesthesie, maatregelen tegen ongerief herkomst van dieren, huisvestings- en verzorgingsaspecten inclusief de rol van alle betrokkenen (met name proefdierverzorgers, biotechnici)
*2.2.3.2.2.Aanvullende eisen zijn: met betrekking tot proefdierkundig handelen: • Omvang: Minimaal gemiddeld 1 werkdag per week daadwerkelijke proefdierkundige handelingen aan minimaal één proefdiersoort • Praktisch: De volgende handelingen moeten dusdanig veelvuldig en routinematig verricht worden dat ze volkomen en “lege artes” beheerst worden. • Minimaal 2 typen eenvoudige handelingen (bijv injecties, bloedafname, doden) • Minimaal 1 type complexe handeling (bijv canulatie, invasieve ingreep) • Theoretisch en attitude: De student dient zich een beeld te vormen van de plaats c.q. de noodzaak van de dierproef in het totaal van de werkzaamheden binnen de afdeling c.q. de vraagstelling van de werkgroep, en de randvoorwaarden waaraan voldaan moet zijn om conform de Wet op de Dierproeven te kunnen werken. De wijze waarop competenties op dit gebied verworven worden kan per instituut verschillen (voorbeelden: “stalstageperiode; “biotechnische leerfase” ; “meelopen met biotechnici” etc.) De student dient een verslag te schrijven over zijn proefdierkundige werkzaamheden (richtlijnen worden tijdens een SLO les aan studenten uitgedeeld). 2.2.3.3. Beroepsdomein: Commercie, Service & Dienstverlening (CSD) (Labmanagement) (C) De student: • herkent binnen het bedrijf of laboratorium management - en organisatiestructuren en kwaliteitsborging en budgetteringssystemen. 2.3 Voorwaarden De student mag met stage starten als aan de voorwaarden zoals omschreven in het Onderwijs en Examenreglement (OER) is voldaan, te weten maximaal 10 EC-punten achterstand van de op het moment van start van de stageperiode te behalen aantal EC-punten.
VERSIE OKT-08
11
STAGE
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
2.4 Duur van de stage De duur van de stage moet minimaal 98 werkdagen zijn. Deze werkdagen zijn te realiseren in een periode van 22 weken, waarin de student in de regel 5 dagen per week werkt. Werkdagen zijn: • dagen gewerkt bij het bedrijf, instelling of laboratorium volgens een daar gebruikelijk aantal uren per dag • dagen die in het kader van stage besteed zijn aan lezingen, cursussen, excursies etc. • terugkomdagen op school Dagen die niet meetellen als gewerkte dagen: • snipperdagen • feestdagen of verplichte vrije dagen vanuit bedrijf, instelling of laboratorium • dagen besteed aan het studeren voor hertentamens en het maken van hertentamens • ziektedagen 2.5 Stageperiodes Afhankelijk van het door de student te volgen studieprogramma, bepaald door de vooropleiding en afhankelijk van het tijdstip van instroom in de hoofdfase en/of eventuele daar opgelopen studievertraging, zijn de volgende stageperiodes mogelijk: Periode 1: Februari-juni Lesweek L3.1 tot en met lesweek L4.10 (zie het activiteitenschema) Aantal feest-/vrije dagen: maximaal 6 (goede vrijdag, paasmaandag, pinkstermaandag, 30 april, 5 mei, hemelvaartsdag) Periode 2: November-april Lesweek L2.1 tot en met lesweek L3.9 (zie het activiteitenschema) Aantal feest-/vrije dagen: maximaal 5 (1ste en 2de kerstdag, nieuwjaarsdag, goede vrijdag, paasmaandag) Periode 3: September-januari Lesweek L1.1 tot en met lesweek L2.10 (zie het activiteitenschema) Aantal feest-/vrije dagen: maximaal 3 (1ste en 2de kerstdag, nieuwjaarsdag) Periode 4: April-augustus Lesweek L4.1 tot lesweek L1.1 (zie het activiteitenschema) Aantal feest-/vrije dagen: maximaal 6 (goede vrijdag, paasmaandag, pinkstermaandag, 30 april, 5 mei, hemelvaartsdag)
VERSIE OKT-08
12
STAGE
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
2.6 Activiteitenschema Aangezien de stage extern door de student wordt uitgevoerd is het van belang dat deze periode goed gepland verloopt. Voor een goede gang van zaken en een juiste communicatie tussen student, opleiding en bedrijf, laboratorium of instelling is het van belang dat er afspraken worden gemaakt volgens een duidelijke lijn en volgens een strakke tijdroute. Dit totaal overzicht wordt weergegeven in het activiteitenschema (zie bijlage 5). Het activiteitenschema wordt los verstrekt. In dit schema zijn alle data opgenomen van o.a. start, terugkomdagen, beoordelingsmomenten, tijdstippen waarop bepaalde formulieren of verslaggeving opgestuurd c.q. ingeleverd moeten worden. 2.7 Studieprogramma stage Ten behoeve van de studievoortgang van de studenten wordt de gerealiseerde studielast uitgedrukt in studiebelastingsuren. Deze studielast te vertalen naar ‘te besteden tijd’. Globaal gezien komt 1 EC (European Credit) overeen met een studielast van 28 uur. Aan de onderdelen van de stageperiode worden in totaal 30 EC toegekend. De verdeling van de EC-punten is als volgt:
Cursus
Osiriscursuscode*
SBU
EC
zie OER*
672
24
Terugkomdagen/activiteiten inclusief presentatie
zie OER*
84
3
Verslaggeving
zie OER*
56
2
Studieloopbaanontwikkeling
zie OER*
28
1
840
30
Blok A+B Stage
Totaal blok A + B
* zie hiervoor de desbetreffende Onderwijs- en Examenregeling Studenten zijn verplicht zich binnen de daarvoor geldende termijn via Osiris in te schrijven
VERSIE OKT-08
13
STAGE
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
3. BETROKKENEN De begeleiding van de student (stagiair) tijdens de stage vindt voornamelijk plaats binnen het bedrijf, instelling of laboratorium door de stagebegeleider, maar daarnaast is ook een docent van ILC bij de voorbereiding van de student op de stage en begeleiding van de student tijdens de stageperiode betrokken. De studieloopbaanbegeleider (SLB’er) begeleidt de student vooraf bij oriëntatie en keuze van de stageplaats, de stagedocent volgt de voortgang en de onderwijskundige aspecten tijdens de stageperiode. Voor meer algemene zaken of informatie met betrekking tot organisatie van de stage kan men terecht bij de stagecoördinatoren of de clustermanagers/onderwijscoördinatoren van ILC of, indien van toepassing, bij de desbetreffende contactpersoon van bedrijf, instelling of laboratorium. De acquisitie van de stageplaatsen wordt verzorgd door stageacquisiteurs. 3.1 De stagiair De stagiair is een student van het Institute for Life Sciences & Chemistry die stage loopt bij een bedrijf, instelling of laboratorium. De stagiair is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de voorbereiding van de stage (oriëntatie op de stage en het kiezen van een stageplaats) en voor het goed verlopen van de stage. Tijdens de voorbereidingsfase van de stage wordt hij/zij hierin begeleid door de studieloopbaanbegeleider en de stageacquisiteur. De stagedocent en de stagebegeleider zijn verantwoordelijk voor begeleiding tijdens de stageperiode. Van de (aankomend) stagiair wordt verwacht dat hij/zij • zich in het (de) semester(s) voorafgaande aan de stageperiode oriënteert op de mogelijkheden van stageplaatsen door bijvoorbeeld gesprekken met de studieloopbaanbegeleider of de stageacquisiteur, via internet, door deelname aan het project Student in Bedrijf en Beroep (SBB) etc. • een of twee potentiële stagebedrijven, instellingen of laboratoria na overleg met de studieloopbaanbegeleider of stageacquisiteur benadert en er zonodig een (sollicitatie)gesprek voert • indien beide partijen positief zijn na dit gesprek, afspraken maakt met het bedrijf, instelling of laboratorium over bijvoorbeeld werkzaamheden, eventuele vergoeding etc. en dit ook communiceert naar de studieloopbaanbegeleider of stageacquisiteur • wanneer op meerdere stageplaatsen gesprekken gevoerd zijn, afzeggingen tijdig en duidelijk meldt • zich tijdens de stage aanpast aan de cultuur van bedrijf, instelling of laboratorium en de daar geldende normen en waarden • tijdens de stage regelmatig contact onderhoudt met de stagedocent • aanwezig is bij de terugkomdagen • minimaal een mondelinge voordracht houdt • studenten, nadat uiteraard toestemming verleend is, op de stageplaats ontvangt en begeleidt in het kader van het project Student in Bedrijf en Beroep (SBB) • tussentijds rapporteert door middel van: • Life Sciences: het bijhouden van het labjournaal • Chemie (Labmanagement en Research & Development): het schrijven van 2 maandrapportages • Chemische Technologie (Chemical Engineering): 1 verslag • een afrondend stageverslag schrijft VERSIE OKT-08
14
BETROKKENEN
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
• •
STAGEHANDLEIDING
bij problemen tijdens de stage zelf contact opneemt met de stagebegeleider en zonodig de stagedocent student werkt aan zijn persoonlijke leerdoelen
3.2 De studieloopbaanbegeleider (SLB’er) De stagevoorbereiding wordt begeleid door de studieloopbaanbegeleider in het (de) semester(s) voorafgaand aan de stageperiode. De SLB’er is verantwoordelijk voor het goed verlopen van het voorbereidende traject van de stagiair vanuit de opleidingen. De SLB’er: • begeleidt het oriëntatie- en keuzeproces van de stagiair met betrekking tot een stageplaats • verwijst de student waar nodig naar de stage/AO-acquisiteur voor informatie met betrekking tot en/of het zoeken naar een stageplaats • verzorgt de studieloopbaanbegeleiding van de student tijdens de stageperiode • coacht de student (o.a. d.m.v. reflectie) in zijn/haar persoonlijke ontwikkeling en ontwikkeling van algemene- en beroepscompetenties 3.3 De stageacquisiteur De acquisitie van stageplaatsen wordt per studierichtingen of voor sommige richtingen van de opleidingen van ILC gezamenlijk verzorgd door stageacquisiteurs. Soms is de stageacquisiteur ook de studieloopbaanbegeleider van een groep studenten binnen een studierichting en verzorgt dan ook de taken die onder studieloopbaanbegeleider omschreven staan. Een stageacquisiteur • inventariseert en beheert de voor de studierichting(en) beschikbare stagebedrijven, instellingen of laboratoria en beoordeelt de geschiktheid hiervan • onderhoudt het contact met bedrijven, laboratoria en instellingen • voorziet studenten van informatie over bedrijven, laboratoria en instellingen • kan adviseren bij het opstellen van een stageovereenkomst tussen bedrijf, laboratorium of instelling, student en het Institute for Life Sciences & Chemistry • is eerste en centraal aanspreekpunt voor bestaande en nieuwe stageadressen voor één of meerdere richtingen
Life Sciences
Chemistry
Studierichting
stage-acquisiteur
Telefoon
E-mail
Microbiology
Dhr. D. van Brenk
030-2758847
[email protected]
Molecular Biology
Mw. Drs. A. ter Avest Mw. Drs. C. Barendsen Dhr. Dr. RJ. Veldman
030-2758843 030-2758842 030-2388759
[email protected] [email protected] [email protected]
Zoology
Mw. Drs. G. Dijkstra
030-2758845
[email protected]
Chemical Engineering
Dhr. Drs. W.H. van Vugt
030-2758870
[email protected]
Labmanagement
Dhr. Dr. G. Legemaat
030-2758854
[email protected]
Research & Development
Dhr. Dr. R. van der Laan Dhr. Drs. R.S. Niekel
030-2758824 030-2758863
[email protected] [email protected]
VERSIE OKT-08
15
BETROKKENEN
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
3.4 Stagedocent De stagedocent is de contactpersoon vanuit de opleiding voor de stagiair en de stagebegeleider tijdens de stageperiode. De stagedocent is verantwoordelijk voor de begeleiding en de beoordeling van de stagiair tijdens de stage en voor het contact met het stagebedrijf, instelling of laboratorium tijdens de stageperiode. De stagedocent: • maakt voor of bij de aanvang van de stage afspraken met de stagiair over de manier en de frequentie van contact • begeleidt de stagiair gedurende de stageperiode • verzorgt de onderwijsactiviteiten tijdens de terugkomdagen • bekijkt tussentijds het labjournaal (bijvoorbeeld bij bezoek aan de student) of leest de maandrapportages of het tussentijdse stageverslag en geeft feedback aan de student • leest het stageverslag en geeft op grond hiervan feedback aan de student • onderhoudt waar nodig telefonisch of via e-mail contact met de stagebegeleider • bezoekt de stagiair en de stagebegeleider éénmaal tijdens de stageperiode en bespreekt dan de vorderingen van de stagiair • beoordeelt de terugkomactiviteiten en het stageverslag 3.5 Het stagebedrijf, instelling of laboratorium Het stagebedrijf, instelling of laboratorium is de stageverlenende instelling welke de stagiair een stageplaats aanbiedt. Van de stageverlenende instelling wordt verwacht dat • eventueel samen met de stagiair en/of in overleg met de stagedocent of acquisiteur gezocht wordt naar passende en geschikte werkzaamheden daarbij rekening houdend met de te realiseren doelstellingen • de werkzaamheden zich op HBO denk- en werkniveau afspelen • voor begeleiding van de stagiair een stagebegeleider aangesteld wordt 3.6 Contactpersoon van stagebedrijf, instelling of laboratorium Sommige stageverlenende bedrijven, instellingen of laboratoria hebben een (stage)contactpersoon die het algemene contact onderhoudt met het Institute for Life Sciences & Chemistry, de clustermanager(en) en/of de stage/AO-acquisiteurs. Deze functionaris verzorgt of laat de zaken verzorgen betreffende personele zaken (vergoedingen, aanmelding, bedrijfsvereniging, verzekering, enz.), als ook de algemene introductie van de stagiair(e) bij het bedrijf, instelling of laboratorium. Aanvragen voor nieuwe stageplaatsen worden door een stage/AO-acquisiteur aan deze (stage)contactpersoon gericht. 3.7 Stagebegeleider De stagebegeleider is de contactpersoon voor de stagiair en voor de stagedocent binnen het stageverlenende bedrijf, instelling of laboratorium. Hij/zij is verantwoordelijk voor het creëren en in stand houden van een goede leeromgeving voor de stagiair vanuit het bedrijf, instelling of laboratorium. Van de stagebegeleider wordt verwacht dat hij/zij VERSIE OKT-08
16
BETROKKENEN
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
• • • • • • •
STAGEHANDLEIDING
een werkplek organiseert en zorg draagt voor de inwerkprocedure de stagiair introduceert in bedrijf, instelling of laboratorium of de afdeling(en) daarvan de dagelijkse begeleiding van de stagiair verzorgt en daar waar nodig (bij)stuurt voldoende tijd en ruimte schept voor de stagiair om doelstellingen van de stage te kunnen realiseren eventuele problemen die zich voordoen t.a.v. stage of functioneren (bijlage 2) signaleert en deze ook bespreekt met de stagiair en/of de stagedocent de voortgang van te realiseren doelstellingen (zie bijlage 2) volgt en dit minimaal twee maal tijdens de stageperiode met de stagiair bespreekt halverwege en aan het einde van de stageperiode de student beoordeelt, de beoordeling met de student bespreekt, deze beoordeling ook vastlegt en opstuurt. (tussentijdse - en eindbeoordeling aan de hand van bijlage 2)
De stagedocent maakt in de regel voor een bezoek aan de stagiair een afspraak met de stagebegeleider. Bij eventuele onduidelijkheden over voorgeschreven procedures en/of problemen rond de voortgang van de stage, in de samenwerking met de stagiair of in de werkzaamheden kan de stagebegeleider contact opnemen met de stagedocent. Voor de volledigheid dit wordt ook nadrukkelijk van de stagiair zelf verwacht. De stagebegeleider kan bijdragen aan de beroepsgerichtheid van de opleiding door suggesties voor verbeteringen van de onderwijsinhoud door te geven aan de stagedocent. 3.8 Stagecoördinatoren Het Institute for Life Sciences & Chemistry heeft meerdere stagecoördinatoren. De stagecoördinatoren zijn verantwoordelijk voor het goed verlopen van de organisatie van de stage in de voorbereidende -, de uitvoerings- en de afrondingsfase. Een deel van de uitvoerende taken wordt uitgevoerd door betrokken stagedocenten en de werkgroep SLO (SBB). De stagecoördinatoren: • verzorgen de planning voor de stageperiode • coördineren voorbereidende, uitvoerende en afrondende stagetaken en werkzaamheden
VERSIE OKT-08
17
BETROKKENEN
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
3.9 De onderwijscoördinator en clustermanager De clustermanager draagt de eindverantwoordelijkheid voor een goede gang van zaken van de periode waarin de stage wordt uitgevoerd. De bijbehorende taken worden echter verregaand gedelegeerd aan de onderwijscoördinatoren of aan de stgae/AO-coördinatoren, stage/AO-acquisiteurs, de studieloopbaanbegeleiders en de stage/AO-docenten. Opleiding
Studie
Onderwijscoördinator
Telefoon en e-mail
Chemie
Chemistry
Mw. E.J.M.H. WillemsEussen
030-2758810
[email protected]
Life Sciences
Mw. Drs. A. ter Avest
030-2758843
[email protected]
Chemische Technologie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek
Opleiding
Studie
Clustermanager
Telefoon en e-mail
Chemie
Chemistry
Dhr. Dr. G.H. Schoenmakers
030-2758815
[email protected]
Life Sciences
Mw. Dr. N.M.T. Bovy – van der Lugt
030-2758876
[email protected]
Chemische Technologie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek
VERSIE OKT-08
18
BETROKKENEN
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
4. VERPLICHTE ONDERWIJSACTIVITEITEN TIJDENS STAGE De studenten hebben tijdens hun stageperiode een aantal onderwijsverplichtingen • Terugkomactiviteiten (tijdens 3 geplande terugkomdagen) • Begeleiden van studenten tijdens het project Student in Bedrijf en Beroep (SBB) (1 of 2 keer een halve dag ) 4.1 Terugkomactiviteiten 4.1.1 Algemeen De terugkomactiviteiten vinden plaats tijdens 3 terugkomdagen. Ze vormen een essentieel onderdeel van de opleiding en zijn daarom verplicht. Slechts bijzondere omstandigheden op het stageverlenende bedrijf, instelling of laboratorium of persoonlijke omstandigheden kunnen afwezigheid rechtvaardigen. Afwezigheid dient altijd bij de stagedocent gemeld en verklaard te worden. De doelstellingen van de terugkomactiviteiten zijn: • Uitwisselen van stage-ervaringen met stagedocenten en andere stagiaires; • Onderhouden van het contact tussen stagiaires en de stagedocenten; • Oefenen in het maken en houden van een presentatie; • Informatieverstrekking aan studenten onder andere d.m.v. door school georganiseerde lezingen; • Studieloopbaanbegeleiding (oriëntatie op bijvoorbeeld keuzeblok of minor in semester 7 of op afstuderen in semester 8) 4.1.2 Het houden van een mondelinge presentatie De stagiair oefent tijdens de terugkomdagen in het mondeling presenteren. Het onderwerp van de presentatie moet verband houden met het bedrijf, instelling of laboratorium als zodanig of met de werkzaamheden of het onderzoek op het bedrijf, instelling of laboratorium. De voordracht moet minimaal 15 en maximaal 20 minuten duren. Aansluitend is er ongeveer 10 minuten gelegenheid voor vragen en discussie. Terugkoppeling naar de stagiair vindt steeds meteen na de voordracht plaats. Op deze manier leert de stagiair een zakelijke en boeiende voordracht te houden over het bedrijf, instelling of laboratorium waar hij/zij stage loopt en over de verschillende werkzaamheden en het onderzoek waar hij/zij aan (mee)werkt. Daarnaast is deze voordracht een goede oefening voor de uiteindelijke, openbare presentatie van de afstudeeropdracht. De voordrachten die gehouden worden kort na aanvang van de stageperiode, vallen in een fase van de stage, waarin door de stagiair vaak nog weinig praktisch werk verricht zal zijn. De hoofdpunten van de voordracht mogen dan algemene aspecten of informatie van het bedrijf, instelling of laboratorium en meer theoretische achtergronden van het werk zijn. Voordrachten gehouden in een later stadium van de stageperiode moeten meer informatie bevatten over het daadwerkelijke werk, waarbij dan aandacht geschonken kan worden aan het doel van de werkzaamheden, theoretische achtergronden, behaalde resultaten etc. Het gebruik van overheadprojector en/of beamer is verplicht. Op aanvraag is ook eventueel een diaprojector beschikbaar. Na de voordracht zullen medestudenten en stagedocent VERSIE OKT-08
19
VERPLICHTE SCHOOLACTIVITEITEN
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
vragen stellen over de inhoud van de voordracht. Door het stellen van vragen getuigt men niet alleen van zijn/haar belangstelling voor de voordracht, maar oefent men ook in het opsporen van onduidelijke punten in de voordracht of van punten die een toelichting noodzakelijk maken. Tijdens de terugkoppeling wordt de stagiair door medestagiairs en de stagedocent gewezen op verbeterpunten m.b.t. de wijze van presenteren en de opbouw van de voordracht. 4.2 Begeleiden van het project Student in Bedrijf en Beroep (SBB) Jaarlijks vindt binnen het Institute for Life Sciences & Chemistry het project Student in Bedrijf en Beroep (SBB) plaats. Het doel van dit project is om studenten al op een vroeg moment in de opleiding in aanraking te brengen met de beroepspraktijk om op die manier de beeldvorming over het toekomstige beroep te verbeteren. Momenteel is het vaak nog zo dat studenten zich pas tijdens hun stage (tijdens de tweede helft van de studie) een beeld vormen van het beroep waar ze voor opgeleid worden. De opvatting dat de oriëntatie op de beroepspraktijk veel eerder moet plaatsvinden, wint de laatste tijd steeds meer veld binnen het HBO. Concreet betekent dit dat studenten gedurende de eerste twee jaar van hun opleiding minimaal één keer een halve dag meelopen met een student bij een bedrijf, laboratorium of instelling waar de afstudeeropdracht uitgevoerd wordt. Studenten kunnen zo door het bezoeken van de werkvloer ervaren hoe het daar toegaat; ze kunnen kijken in een laboratorium of bedrijf en praten met de mensen die daar werken. Ze kunnen zien hoeveel mensen er werken, wat ze gedurende een dag doen en ervaren hoe de sfeer is. Stagiairs kunnen op hun beurt informatie geven over hun dagelijkse werkzaamheden en misschien is een kleine rondleiding over de afdeling en/of andere afdelingen mogelijk. Studenten gaan alleen of in tweetallen op bezoek bij een stagiair. Voor een stagiair kan het afhankelijk van het aantal belangstellende studenten betekenen dat maximaal twee keer gedurende de stageperiode een verzoek tot bezoek gericht wordt. In de apart verstrekte brief en bijlagen SBB is verdere informatie te vinden voor studenten en externe begeleiders van stagiairs. De stagiair wordt verzocht de twee bijbehorende formulieren na overleg met de begeleider van bedrijf, laboratorium of instelling waar de stage wordt uitgevoerd volledig in te vullen en te retourneren, direct na aanvang van de stageperiode of uiterlijk op de in het activiteitenschema aangegeven datum. Voor vragen over dit project kan de stagiair of externe begeleider zich richten tot de in bijlage SBB vermelde personen. Dit project zal voornamelijk plaats vinden in de periode november tot april, maar ook buiten deze periode kan contact worden opgenomen met een bedrijf, laboratorium of instelling met het verzoek in het kader van SBB een bezoek te mogen plannen.
VERSIE OKT-08
20
VERPLICHTE SCHOOLACTIVITEITEN
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
5. VERSLAGLEGGING 5.1 Algemeen Gedurende de stageperiode oefent de student regelmatig in waarnemen en rapporteren, zowel mondeling als schriftelijk. In de dagelijkse omgang met medewerkers kan de student mondelinge uitdrukkingsvaardigheden oefenen en krijgt de mondelinge rapportage automatisch vorm, tijdens werkoverleg kan er op een meer gestructureerde manier vorm aan gegeven worden. Daarnaast zal de student afhankelijk van de situatie en manier van werken op het laboratorium, bedrijf of instelling schriftelijk rapporteren door middel van het op de juiste manier bijhouden van een labjournaal, (tussentijdse) rapportages of een of meerdere verslagen. Stagebegeleiders maken met hun studenten afspraken over de exacte vorm(en) van verslaggeving. In het geval verslaggeving gebeurt in de vorm van maandrapportages en/of verslagen wordt verwezen naar onderstaande tekst. 5.2 Tussentijdse maandrapportage Om vorm te geven aan het onderwijsleerproces tijdens de stageperiode bij bedrijf, laboratorium of instelling rapporteert de student gedurende deze periode maandelijks kort aan de stagedocent. Er wordt van de student verwacht dat hij/zij van week tot week bijhoudt wat hij/zij gedaan en geleerd heeft (nieuw toegepaste theorie, praktische tips, gebruikte bijzondere apparatuur en technieken). De student zal dus moeten leren wekelijks samen te vatten hoe een week verlopen is. Hierbij is, in voorkomende gevallen, het leren omgaan met confidentiële zaken ook van belang voor de rapportage. Een duidelijke instructie van de stagebegeleider is hier, om in een later stadium problemen te voorkomen, noodzakelijk. Door middel van deze rapportage leert de student werkzaamheden samen te vatten en kan de stagedocent zich maandelijks op de hoogte stellen van de vorderingen en de werkzaamheden van de student. De student geeft of stuurt deze rapportage aan of naar de stagedocent op de in het activiteitenschema aangegeven tijdstippen. Tijdens terugkomdagen of een bezoek van de stagedocent aan de student bij bedrijf, laboratorium of instelling kan de rapportage besproken worden. Van studenten Life Sciences wordt verwacht dat ze volgens de op het laboratorium geldende kwaliteitseisen het labjournaal bijhouden. Dit vervangt dan de tussentijdse maandrapportage. 5.3 Stageverslag Aan het eind van de stageperiode moet de student een stageverslag inleveren. De maandrapportages of het labjournaal kunnen hierbij ondersteuning bieden. Studenten Chemical Engineering schrijven i.p.v. de maandrapportages een tussentijds stageverslag. Stageverslagen worden als apart onderdeel van de stage beoordeeld. Het is dringend gewenst dat de student tijdens de stageperiode in de gelegenheid gesteld wordt aan de stageverslaggeving te werken. De officiële studiebelasting voor dit onderdeel bedraagt 56 uren.
VERSIE OKT-08
21
VERSLAGLEGGING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
De student geeft bijtijds een voorlopige versie van het stageverslag aan zijn/haar stagebegeleider. Het verslag dient slechts een maal door de stagebegeleider van opmerkingen en suggesties ter verbetering voorzien te worden. De definitieve versie van het stageverslag moet door de student uiterlijk op de in het activiteitenschema genoemde datum in tweevoud bij de administratie ingeleverd worden. De eisen waar het (de) verslag(en) aan moet voldoen zijn onder andere: • Titel en samenvatting (in het Nederlands en Engels) • De dikte van het verslag is geen maat voor de kwaliteit van het verslag. Als richtlijn kan wel dienen dat het mogelijk is om in ongeveer 20 pagina’s (exclusief bijlagen etc.) de stagewerkzaamheden te beschrijven. Het verslag moet geschreven zijn op HBO niveau. • Indeling bestaande uit: o Samenvatting o Inhoudsopgave o Afkortingenlijst o Theorie (inleiding) o Werkwijze (materiaal en methode) o Resultaten o Discussie o Conclusie(s) o Literatuur o Bijlagen. Voor meer details over het schrijven van het stageverslag wordt verwezen naar bijlage 1: Richtlijnen voor het schrijven van een verslag. Opgemerkt dient hier te worden dat bijlage 1 richtlijnen bevat, genoemde aandachtspunten zijn niet zonder meer bindend.
VERSIE OKT-08
22
VERSLAGLEGGING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
6. BEOORDELING De stage wordt beoordeeld op grond van de gedurende de stageperiode (minimaal 98 werkdagen) bij bedrijf, instelling of laboratorium verrichte werkzaamheden en het functioneren van de student, op grond van deelname aan de terugkomactiviteiten en op grond van een verslag over de stageperiode. De beoordeling bij bedrijf, instelling of laboratorium vindt plaats aan de hand van de in bijlage 2 genoemde beoordelingspunten. In de bijlage zijn de te realiseren algemene leerdoelen van de stage op eindniveau geformuleerd. Zowel tussentijds als aan het eind van de stageperiode zal in een gesprek tussen stagiair en stagebegeleider besproken moeten worden hoe de stagiair scoort op de in bijlage 2 genoemde en van toepassing zijnde punten. Op verzoek kan één of beide gesprekken na overleg met of in aanwezigheid van de stagedocent gevoerd worden bijvoorbeeld tijdens een bezoek dat de stagedocent tussentijds brengt aan de stagiair en de stagebegeleider. Naar aanleiding van de eerste (tussentijdse) beoordeling kunnen een of meerdere verbeterpunten geformuleerd worden ter realisatie in de tweede helft van de stageperiode. Bij de eindbeoordeling kan dan gekeken worden naar de vorderingen van de stagiair ten opzichte van de tussentijdse beoordeling. Het eindoordeel van de stagebegeleider zal in ieder geval voldoende moeten zijn. De verslaglegging van de beoordeling vindt plaats met behulp van bijlage 2 (Beoordelingspunten functioneren student stage). De beoordeling van de stagiair bij bedrijf, instelling of laboratorium wordt opgemaakt door de stagebegeleider. De stagedocent beoordeelt de terugkomactiviteiten en het stageverslag.
Beoordeling: De EC-studiepunten worden toegekend als voldaan is aan de volgende eisen: • De stagiair heeft minimaal 98 werkdagen gewerkt bij bedrijf, instelling of laboratorium • De stagiair is als voldoende beoordeeld door bedrijf, instelling of laboratorium (stagebegeleider) • De stagiair is aanwezig geweest tijdens alle terugkomdagen en heeft voldaan aan alle bijbehorende activiteiten (stagedocent) • De verslaggeving is als voldoende beoordeeld (stagedocent eventueel in overleg met de stagebegeleider)
VERSIE OKT-08
23
VERSLAGLEGGING
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
7. DIVERSEN 7.1 Stageovereenkomst Stageverlenende instanties kunnen naar wens een schriftelijke overeenkomst tussen de stageverlenende instantie, de stagiair en de school verlangen. Het Institute for Life Sciences & Chemistry kan desgewenst advies geven over de inhoud van een dergelijke overeenkomst. Informatie is te verkrijgen bij de stageacquisiteurs. 7.2 Geheimhouding Stagebegeleiders moeten in een vroege fase afspraken maken over hoe om te gaan met eventuele confidentiële gegevens die voortvloeien uit de werkzaamheden bij bedrijf, instelling of laboratorium. Daarbij moeten zij zich realiseren dat de stagiair uitgevoerde werkzaamheden zowel schriftelijk als mondeling moet kunnen presenteren. Het stageverslag kan als vertrouwelijk behandeld worden en worden teruggegeven na bespreking en beoordeling. De voordracht kan op verzoek een besloten karakter hebben. Indien gewenst kan de stagiair en de stagedocent verzocht worden om een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen. 7.3 Verlof Over de periode waarin de stagiair werkt bij bedrijf, instelling of laboratorium dient hij/zij minimaal een aantal verlofdagen te ontvangen dat overeenkomt met het verlof van een werknemer uit dit bedrijf, instelling of laboratorium, uiteraard rekening houdend met leeftijd, gewerkte dagen, etc. Hier dient wel rekening gehouden te worden dat de stagiair het minimaal te halen stagedagen kan realiseren. De terugkomdagen dienen niet als verlofdagen te gelden. 7.4 Verzekering (wetten, WA) Studenten zijn vanuit de school slechts minimaal verzekerd voor schade die ze toebrengen aan het stageadres. Voor overige verzekeringen dient de student zelf zorg te dragen. 7.5 Vergoedingen Stageverlenende instanties wordt verzocht speciale kosten die een stagiair moet maken te vergoeden (bedrijfskleding, boeken, in bijzondere gevallen huisvesting etc). 7.6 Open dagen Drie keer per cursusjaar organiseert de Hogeschool Utrecht een open dag. Zie voor de data het activiteitenschema. Belangstellenden zijn van harte welkom.
24
BIJLAGE 1; RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED VERSLAG
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
BIJLAGE 1: RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED VERSLAG Dr. R. van der Laan, Exact communiceren (Richtlijnen voor de communicatie over natuurwetenschappelijk onderzoek), Syntax Media, Arnhem Structuur 1. De indeling van het verslag is goed. 2. Het verslag bezit een logische structuur. 3. Er is een correcte inhoudsopgave. Titel 4. De titel is kort, informatief en slaat op de inhoud. 5. Namen en voorletters zijn juist vermeld (student, begeleiders, bedrijf, instelling) 6. Datum en plaats van het verslag zijn beschreven. Voorwoord 7. Het voorwoord is kort en zakelijk. Samenvatting 8. Het doel van het onderzoek, de gebruikte methoden en de voornaamste resultaten/conclusies zijn genoemd. 9. De samenvatting is informatief. 10. De samenvatting spoort de lezer aan om het hele verslag te gaan lezen. 11. De samenvatting kan zelfstandig gelezen worden. 12. Er zijn geen afkortingen gebruikt. 13. De samenvatting bevat de juiste trefwoorden. Summary 14. De Engelse samenvatting is in goed en correct Engels geschreven. 15. Dezelfde criteria die gelden voor de Nederlandse samenvatting (8 t/m 13) zijn ook hier toegepast. Gebruikte afkortingen 16. De afkortingen/begrippenlijst is alfabetisch. 17. Het aantal afkortingen is beperkt. 18. De lijst bevat de verklaring van de gebruikte niet-Si-eenheden. Inhoud 19. De inhoudsopgave is een goede afspiegeling van de structuur van het verslag. 20. De paginaverwijzing klopt. 21. De inhoudsopgave bevat de titels van de genummerde bijlagen. Hoofdstuk 1; Inleiding 22. Er is een algemene inleiding (taak van de onderzoeker, reden van het onderzoek, keuze van de opbouw van het verslag). 23. Er is een beschrijving van de doelstelling(en) van het onderzoek (met een duidelijke probleemstelling!), die leidt naar het uit te voeren literatuuronderzoek. 25
BIJLAGE 1; RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED VERSLAG
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
24. Het literatuuronderzoek is kort en bondig beschreven. 25. In de tekst is, via een consequente manier, daar waar nodig naar literatuur verwezen. 26. De doelstelling van de uitgevoerde experimenten is beschreven. 27. In inleiding staat een korte en bondige theoretische beschouwing die nodig is om de uitgevoerde experimenten te begrijpen. 28. Er zijn literatuurverwijzingen gegeven voor stukken theorie of voor al beschreven experimenten. Hoofdstuk 2; Materiaal en methoden 29. De materialen (monsters, chemicaliën, teststoffen) voor de experimenten zijn correct beschreven (concentraties, zuiverheid, doseringen, fabrikant, herkomst, wijze van monstername, opslag). 30. De werkwijze van de experimenten (de methode) is correct en bondig beschreven. 31. De apparatuur voor de experimenten is correct beschreven. 32. Er is een duidelijke relatie tussen de doelstellingen en de opzet van de experimenten. Hoofdstuk 3; Resultaten 33. De meetresultaten zijn correct beschreven (de meetgegevens zijn overzichtelijk gerubriceerd, getabelleerd en/of in grafieken weergegeven). 34. De experimentele gegevens zijn gecontroleerd. 35. De berekeningen zijn correct uitgevoerd en overzichtelijk beschreven. 36. De betrouwbaarheidsintervallen zijn berekend en de fout in de gevonden waarde is vermeld. Hoofdstuk 4; Discussie en conclusie 37. De gevonden resultaten zijn op kritische wijze besproken en gerelateerd aan de doelstelling en de verwachting. 38. De geconstateerde afwijkingen ten opzichte van de gevonden literatuurgegevens zijn van commentaar voorzien. 39. De betrouwbaarheid van de resultaten is besproken door middel van een foutendiscussie. 40. Er zijn gemotiveerde conclusies getrokken. 41. Er is een gemotiveerde eindconclusie getrokken die aansluit op de probleemstelling. 42. Er zijn suggesties voor verder onderzoek gedaan.
Literatuur 43. De referenties in de tekst zijn juist en consequent, volgens één systeem van verwijzen, beschreven. 44. Bij verwijzen naar internetpagina's is het volledige adres vermeld (bij veel internetverwijzingen kan er een aparte lijst met internetpagina's gemaakt worden). Bijlagen 45. De bijlagen zijn beperkt tot het strikt noodzakelijke. 26
BIJLAGE 1; RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED VERSLAG
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
46. De bijlagen zijn genummerd en voorzien van een duidelijk opschrift (titeltoelichting). 47. Er is een lijst van de bijlagen. Gebruikte taal 48. De spelling is correct en de experimenten zijn in de verleden tijd in de passieve vorm beschreven. 49. Het gebruik van Engelse termen en afkortingen is beperkt tot het noodzakelijke en gebruikelijke. 50. Engelse termen, chemische en biologische namen zijn correct geschreven. 51. Grootheden en eenheden zijn met het juiste symbool aangeduid. Illustraties 52. De figuren en grafieken zijn genummerd, goed zichtbaar en van een duidelijk onderschrift voorzien. 53. De assen van de grafieken hebben een juiste verdeling en een vermelding van de grootheden. 54. De meetpunten zijn correct ingetekend. 55. Bij meerdere lijnen in de grafiek is er een goed zichtbare toekenning van deze lijnen. 56. De tabellen zijn genummerd, goed leesbaar en van een duidelijk opschrift voorzien. 57. De tekst en de getallen zijn correct weergegeven en op de juiste manier uitgelijnd. 58. Bij het gebruik van een spreadsheet is het verrichte rekenwerk duidelijk beschreven. Algemeen 59. Het verslag is (vrijwel) in zijn geheel gedigitaliseerd. 60. Titel, schrijver en werkplekverlenende instantie zijn correct vermeld op de omslag en zijn duidelijk leesbaar. 61. Het verslag is technisch goed gebundeld. 62. Kleur is alleen functioneel toegepast. 63. Het verslag is compact en heeft een lichte zakelijke uitstraling.
27
BIJLAGE 1; RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED VERSLAG
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
28
BIJLAGE 1; RICHTLIJNEN VOOR EEN GOED VERSLAG
INSTITUTE FOR LIFE SCIENCES & CHEMISTRY
STAGEHANDLEIDING
BIJLAGE 2: BEOORDELINGSPUNTEN FUNCTIONEREN STUDENT STAGE Tussentijdse/eindbeoordeling* functioneren
Datum:
Samenvattend oordeel: Onvoldoende/voldoende*
*doorhalen wat niet van toepassing is
Naam student:
handtekening
Naam begeleider:
handtekening o
1. 2. 3.
4. 5. 6.
7.
8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25.
v
g
n.v.t.
De student vertoont een gezonde werklust en is goed gemotiveerd . De student voert opdrachten met voldoende snelheid uit. De student gaat op de juiste wijze om met onderzoeksmateriaal, is op de hoogte van herkomst van de monsters en is in staat de bijbehorende administratie bij te houden. De student verstaat de vaktaal en beheerst de bij het werkveld behorende terminologie. De student is in staat zelfstandig literatuur op te zoeken en te lezen. De student is goed bekend met een aantal standaard laboratoriumtechnieken en beheerst deze. (Formulering voor CE: De student is goed bekend met een aantal productieprocestechnieken en heeft hier juist inzicht in). De student bezit voldoende kennis van informatica en automatisering om met de in het laboratorium/bedrijf gebruikelijke apparatuur te kunnen omgaan. De student is bekend met de specifieke achtergronden van technieken en apparatuur en kan deze toepassen. De student heeft inzicht in de samenhang van de diverse technieken. De student beoordeelt de onderzoeksresultaten kritisch en signaleert tijdig afwijkende uitslagen. De student werkt zorgvuldig en betrouwbaar. De student laat creativiteit zien. De student is in staat de beginselen van kwaliteitsborging toe te passen. De student is in staat gegevens statistisch te verwerken. De student rapporteert adequaat schriftelijk (bijv. labjournaal) en mondeling volgens de in het werkveld geldende standaard. De student heeft inzicht gekregen in de organisatie en weet wie bij problemen aan te spreken. De student is in staat problemen op hun juiste wijze in te schatten, kan zien wanneer het probleem de eigen competentie te boven gaat. De student kent de grenzen van zijn/haar competentie en schakelt tijdig de stagebegeleider van het laboratorium/bedrijf in. De student is in staat planmatig te werken (werkzaamheden plannen, uitvoeren, bijstellen opnieuw plannen etc.) De student is in staat goed in teamverband te werken. De student laat de gewenste beroepshouding zien. De student gaat goed om met eventuele tegenslagen in het werk. De student gaat op de juiste manier om met vertrouwelijke informatie. De student heeft enig inzicht gekregen in management- en beheersaspecten. De student heeft kennis van de specifieke veiligheids-, milieutechnische- en hygiënische aspecten van het werken in een laboratorium/bedrijf en past deze in de praktijk toe.
29
BIJLAGE 2 (STAGE); BEOORDELINGSPUNTEN FUNCTIONEREN STUDENT