Schoolondersteuningsplan
Hellen Andriessen, september 2015
1. Zorg in de school, het kader 1.1 De opdracht van de school 1.2 Leerlingenzorg en leerlingbegeleiding 1.3 Wolkenland 2. Aannamebeleid 2.1 Doelgroep 2.2 Zij-instroom 2.3 Afwijzen en doorverwijzen 3.Generiek zorgaanbod 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
Mentoraat en afdelingsleiders Klassenmanagement Groepshandelingsplannen Klassenbesprekingen, leerlingenbesprekingen en ouderbetrokkenheid Absentie/verzuimbeleid Een veilige school Sanctiebeleid Taalbeleid LOB
4. Specifiek zorgaanbod 4.1 Stroomschema zorg 4.2 Specifieke zorggroepen, handelingsplanning en zorgaanbod 4.3 Leerlingvolgsysteem 4.4 Sociaal-emotionele ondersteuning 4.5 ZAT 4.6 Ambulante begeleiding
5. Toetsen en testen 6. Doorstroom en uitstroom 6.1 Doorstroom 6.2 Uitstroom 7.Kwaliteitszorg 7.1 Evaluatie 7.2 Deskundigheidsbevordering 8.Extra gelden 9.Evaluatie en verbeterpunten
2
1. Zorg in de school, het kader 1.1 De opdracht van de school HAL (Het Amsterdams Lyceum) is een school voor VWO op algemeen bijzondere grondslag. Dit komt op twee manieren tot uiting in het dagelijks beleid. Alle leerlingen zijn welkom ongeacht godsdienst of herkomst, mits zij voldoende leercapaciteiten hebben. Verder wordt het onderwijs gegeven vanuit de grondgedachte van volledige vrijheid van meningsuiting. HAL wil goed onderwijs bieden, traditioneel waar wenselijk, maar met een open oog voor vernieuwing. De school biedt een breed onderwijspakket, maar wil het leren en de sociale ontwikkeling van de leerlingen evenzeer bevorderen door het organiseren van veel activiteiten buiten de lessen. Het doel van het onderwijs is om leerlingen een optimale ontwikkeling te laten doormaken, zodat zij een passend diploma behalen, met succes kunnen deelnemen aan het vervolgonderwijs en goed kunnen functioneren in de maatschappij. Een prettige werksituatie voor leerlingen en personeel is voor het onderwijsleerproces een noodzakelijke voorwaarde. Wij streven dus naar een ordelijk en veilig schoolklimaat, gebaseerd op een gezonde vorm van sociale controle. In onze school, waar zowel ouders als leerlingen zich thuis zullen voelen, willen wij elkaar “kennen”, in die zin dat we elkaar bij de les willen houden en elkaar willen verplichten tot respectvol gedrag jegens de ander. 1.2 Leerlingenzorg en leerlingbegeleiding Er zijn op HAL vele vormen van leerlingbegeleiding, variërend van het inloopspreekuur voor studiehulp tot hulp bij persoonlijke problemen en van extra les bij taal- en rekenproblemen tot advies bij de keuze van examenprofiel of -sector. Een beschrijving van onze leerlingenzorg treft men aan in de schoolgids. Doel van de leerlingbegeleiding is in het algemeen de leerlingen zelfstandiger en weerbaarder te maken, zowel in hun attitude naar het schoolwerk als sociaalmaatschappelijk. Zowel in onder- als bovenbouw staat daarbij de mentorgroep centraal. Die vormt de thuisbasis van de leerlingen en moet zorgen voor een gevoel van veiligheid. De mentor is in ons systeem dan ook naast studiebegeleider vooral de vertrouwenspersoon van de leerling voor onder andere de sociaal-emotionele aspecten van het schoolleven. 1.3 Wolkenland Ongeveer tachtig geleden kocht HAL Wolkenland, ons eigen schoolbuitenhuis, fraai gelegen in de bossen van Montferland. Sindsdien zijn de meeste klassen hier eenmaal per jaar op werkweek geweest. De werkweek in het huidige Wolkenland is zo opgezet dat thematisch projectonderwijs afgewisseld kan worden met sport en spel. Bovendien is een Wolkenlandweek van grote waarde voor het bevorderen van het sociale contact.
3
2. Aannamebeleid HAL staat open voor leerlingen met een ondersteuningsvraag , als voldaan wordt aan de eisen van de Kernprocedure, uitgaande van de volgende randvoorwaarden:
Perspectief: het behalen van het diploma met beperkte ondersteuning wordt haalbaar geacht Leerbaarheid; het vermogen om zich op cognitief en sociaal-emotioneel te kunnen ontwikkelen Mobiliteit; het vermogen van een leerling om zich zelfstandig naar en binnen de school te kunnen verplaatsen Zelfredzaamheid; het vermogen om zich op school zelfstandig te kunnen redden Communicabel zijn; dit betreft het vermogen om met anderen in contact te treden en te communiceren De leerling en de ouders staan open staan voor door de school noodzakelijk geachte begeleiding De benodigde ondersteuning mag niet storend werken op het leerproces van de rest van de groep Bij het ontbreken van één van deze randvoorwaarden kan de zorg voor de ontwikkeling en het welzijn van de leerling niet worden gewaarborgd en kan een leerling niet worden toegelaten. De school schept naar vermogen voorwaarden voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften om hun schoolloopbaan op succesvolle wijze te doorlopen en biedt waar mogelijk ondersteuning en begeleiding. Bij leerlingen met een leerstoornis of speciale noodzakelijke zorg, wordt voor de inschrijving in een gesprek met de zorgcoördinator en een van de ouders bepaald of de leerling de nodige hulp kan krijgen. Een voorwaarde is dat zowel de docenten als de klas worden ingelicht. De informatie van de basisschool is hierbij onontbeerlijk. Voor leerlingen met taal-en spraakproblemen, blind of doof zijn geen voorzieningen en dus geen mogelijkheden bij ons onderwijs te volgen. 2.1 Doelgroep HAL is een school voor VWO. Vanaf klas twee atheneum of gymnasium. Er zijn versterkte taalmogelijkheden Engels, Spaans, Italiaans voor leerlingen met een talige aanleg en goede motivatie. Er zijn zes of zeven brugklassen. Het totale aantal leerlingen is 1091; de leerlingen komen uit heel Amsterdam en de gemiddelde klassengrootte is ongeveer 26. Na aanname zijn er gesprekken met de leerkrachten van de basisschool over eventuele problemen. 2.2 Zij-instroom De zij-instroom is in handen van de conrectoren. Bij aanmelding wordt een gesprek gevoerd met de leerling en minstens een van de ouders/verzorgers.Vervolgens wordt er informatie gevraagd aan de toeleverende school over schoolloopbaan, schoolvorderingen,
4
aanleg, belangstelling, motivatie en dergelijke door middel van de schoolwisselaarsformulieren. Indien nodig wordt er een toelatingsonderzoek gedaan. Afhankelijk van al deze informatie en de groepsgrootte wordt bepaald of de leerling geplaatst kan worden. De leerlingen staan op een wachtlijst totdat duidelijk is of en hoeveel plaats we hebben. 2.3 Afwijzen en doorverwijzen Leerlingen die door ongeschiktheid afgewezen worden voor de eersteklas worden telefonisch door de rector of plaatsvervangend rector/zorgcoördinator en schriftelijk op de hoogte gesteld, met de mogelijkheid tot in beroep gaan. Bij de gesprekken met leerlingen voor hogere klassen worden steeds de mogelijkheid van plaatsgebrek en eventuele andere scholen besproken. Ook deze leerlingen stellen we schriftelijk en telefonisch op de hoogte.
3. Generiek zorgaanbod 3.1 Mentoraat en afdelingsleiders Voor de begeleiding in algemene zin is de mentor de aangewezen persoon. De mentoren zijn voor de leerlingen een vast steunpunt en vormen een onmiskenbare schakel tussen school en thuis. De mentor heeft veel contact met de andere docenten en weet daardoor in grote lijnen wat de leerlingen in de verschillende vakken presteren. Ook als een leerling problemen heeft, op school of thuis, zal de mentor zo goed mogelijk helpen een oplossing te vinden. Bovendien is er veelvuldig contact tussen de ouders en de mentor. Ouders hebben inzage in Magister. In het eerste jaar hebben de leerlingen een mentor per klas, die naast een vak ook studieles geeft. In het tweede jaar is er ook een mentor per klas, die mentorles geeft. In het derde jaar zijn er twee mentoren per klas, omdat daar onder andere de keuzebegeleiding plaats vindt. De keuzebegeleiding wordt door de mentor in samenwerking met de decaan gedaan. In de bovenbouw is er een mentor op ongeveer 15 leerlingen. De taak van de mentor is omschreven in het schoolreglement en functieomschrijving. De taakomschrijving wordt elk jaar geevalueerd en zonodig bijgesteld. Nieuwe mentoren kunnen een cursus volgen. Elke jaarlaag heeft een afdelingsleider die zich bezighoudt met absentie, discipline, leervorderingen, maar ook veel contact heeft met de mentor betreffende de nodige zorg. Altijd in overleg met de zorgco. Aan elke eerste klas zijn twee contactleerlingen gekoppeld. Zij zijn getraind als vertrouwensleerling en worden bijgestaan door twee docenten.
3.2 Klassenmanagement Ons onderwijs is traditioneel waar wenselijk, klassikaal, leerstofgericht, maar met een open oog voor vernieuwing.
5
In dat kader en gezien de veranderende ontwikkelingen worden meer afwisselende werkvormen gebruikt. Daarnaast zijn er op HAL projectlessen, excursies, museumbezoek, toneel, practica en dergelijke, waarbij veel verschillende vaardigheden worden beoefend. Verder heeft elke jaarlaag minimaal een vakoverstijgend project en is er voor de eerste en tweede klassen in de week voor de Herfstvakantie een activiteitenweek. De derde klassen hebben dan de maatschappelijke stage. De meeste bovenbouwklassen hebben een buitenlandse reis. 3.3 Groepshandelingsplannen De informatie verkregen via het elektronisch loket, de informatie van de basisschooldocent en de informatie van de ouders worden gebruikt om te bepalen in welke klas een leerling wordt geplaatst en wat de zorg zal zijn. Deze klasindeling is in handen van de plaatsvervangend rector/zorcoördinator. Er wordt rekening gehouden met het kiezen van versterkte talen, verdeling jongens en meisjes, eventuele wensen en specifieke leerproblemen. In de eerste klas worden alle leerlingen getest op spelling, begrijpend lezen en rekenen. Daar waar nodig krijgen de leerlingen speciale begeleiding tijdens bijspijkerlessen. (zie ook hoofdstuk 4). De resultaten worden opgenomen in het leerlingvolgsysteem, Magister. 3.4 Klassenbesprekingen, leerlingenbesprekingen en ouderbetrokkenheid Drie keer per jaar zijn er rapportvergaderingen, waar de leerlingen individueel en als klas besproken worden. De plaatsvervangend rector/zorgcoördinator zit de onderbouwvergaderingen voor en de rector de bovenbouwvergaderingen. Daarnaast zijn er bijeenkomsten van de mentoren en de afdelingsleider, waar de leerlingen besproken worden. Indien nodig wordt er een extra vergadering belegd voor de docenten van een klas. In al deze vergaderingen komen organisatorische zaken, vorderingen en pedagogische, didactische aspecten aan de orde. Bij problemen kunnen afspraken gemaakt worden tussen de docenten over de aanpak. Hier is de rol van de zorgco belangrijk. In sommige gevallen wordt een handelingsplan voor de klas gemaakt. Magister heeft de ouderbetrokkenheid vergroot, ouders hebben inzage in cijfers, aanwezigheid en huiswerk. Aan het begin van het jaar is er een algemene ouderavond, waar de ouders de mentor leren kennen. Na de eerste twee rapporten zijn er ouderbesprekingen, waar de ouders de vakdocenten kunnen spreken. 3.5 Absentie/verzuimbeleid HAL heeft een duidelijk verzuimbeleid. (zie ook schoolgids) Als een leerling afwezig is, moet dat elke dag opnieuw telefonisch gemeld worden door de ouder/verzorger aan de afdelingsleider. Bij geen bericht neemt de afdelingsleider contact op met de ouder/verzorger. De absentie wordt met reden geregistreerd in het leerlingvolgsysteem; het aantal dagen/uren komt op het rapport. Bij ziekte neemt de mentor de derde dag contact op met de leerling.
6
Bij veelvuldig ziekteverzuim kunnen de schoolverpleegkundige en schoolarts ingeschakeld worden. Bij ongeoorloofd verzuim moet de leerling dubbel inhalen en kunnen interne schorsingen opgelegd worden; bovendien kunnen de leerplichtambtenaar of het ZAT ingeschakeld worden. 3.6 Een veilige school HAL streeft naar een ordelijk en veilig schoolklimaat, gebaseerd op een gezonde vorm van sociale controle. Er is een veiligheidscoördinator, die met een team zorgt draagt voor de veiligheid. De veligheidscoördinator houdt toezicht op de veiligheid op school. Hij organiseert en onderhoudt BHV trainingen, organiseert ontruimingsoefeningen, houdt zicht op de incidenten en evalueert alle zaken samen met de schoolleiding en de zorgcoördinator. Er is een zeer goed contact met de wijkagent. Conciërges en docenten die surveilleren houden de boel in de gaten. En als zeer belangrijk orgaan hebben we een leerlingencontactcommissie van ongeveer twaalf leerlingen. Ruzies, geroddel, gepest en agressief gedrag kunnen worden gesignaleerd en opgelost door leerlingen van deze commissie. De leerlingen volgen een training om in deze commissie plaats te kunnen nemen en worden begeleid door twee docenten. Er is een anti-pestprotocol, waarbij bij de bespreking een belangrijke rol is weggelegd voor de klassenraadsleden. Voor de eerste en tweede klassen is er toneel ter preventie van pestgedrag en agressie en wordt er in Wolkenland aandacht besteed aan het fenomeen pesten. Daarnaast zijn er aan elke eerste klas twee contactleerlingen gekoppeld voor allerlei vragen; zij bezoeken de klas een dag op Wolkenland en doen mee met verzschillende activiteiten. Leerlingen die sociaal problemen hebben, kunnen meedoen aan een Sova training. In het leerlingenstatuut is opgenomen hoe leerlingen en docenten respectvol met elkaar omgaan. 3.7 Sanctiebeleid Wanneer er op school een prettige sfeer heerst, komt dat iedereen ten goede. Aan het begin van de cursus bespreken de afdelingsleiders wat de school van de leerlingen verwacht wat gedrag betreft. De regels “hoe ga je met elkaar om” worden steeds geevalueerd en zo nodig aangepast. Zie voor de huidige de schoolgids. 3.8 Taalbeleid Het schooljaar 2008/2009 zijn er afspraken gemaakt met betrekking tot correcte spelling en taalgebruik voor alle vakken. Alle docenten tekenen fouten aan; bij de talen en werkstukken worden ze meegenomen in de beoordeling. Bij het vak Nederlands is spelling een speerpunt. De taalcoördinator en de zorgcoördinator houden zicht op de handhaving van de afspraken.
7
3.9 LOB Twee decanen houden zich bezig met LOB, een decaan specifiek voor de onderbouw. In klas 3 wordt het keuzeproces door de decaan en de mentoren begeleid. Er zijn voorlichtingsavonden, spreekuren, individuele momenten, gesprekken met ouders om het keuzeproces zo goed mogelijk te laten verlopen. In de bovenbouw heeft de decaan naast algemene voorlichtingen veelal individuele gesprekken. 4. Specifiek zorgaanbod 4.1 Stroomschema zorg Vakdocent, mentor, afdelingsleider, leerling,ouder, GG&GD Probleemsignalering Mentor, afdelingsleider, zorgcoördinator
interne oplossing mogelijk
via zorgcoördinator naar ZAT analyse problematiek bepalen wie wat doet
intern: decanen zorgcoördinator faalangsttrainer RT vertrouwensdocenten
leerplicht jeugdarts OKA BPO
contactleerlingen
actieplan met leerling en/of ouders ZAT
8
4.2 Specifieke zorggroepen, handelingsplanning en zorgaanbod HAL kent diverse vormen van extra begeleiding, soms in het kader van zorgverbreding in samenwerking met hulpverlenende instellingen. Er wordt steeds gewerkt aan verbetering van het systeem van diagnosticeren en remediëren. Daarbij kan gedacht worden aan het opstellen van handelingsplannen. Specifieke groepen: Leerlingen die problemen hebben met huiswerk, kunnen de huiswerkklas bezoeken en onder toezicht en met hulp huiswerk maken, van maandag tot en met vrijdag na school. Dit is vrijwillig, maar kan in overleg een verplichtend karakter hebben. Leerlingen die problemen of achterblijvende leerprestaties bij een bepaald vak hebben, bezoeken de inloopspreekuren, ingeroosterd na schooltijd. Zowel vakdocenten als mentoren sturen leerlingen hierheen. Leerlingen uit de eerste klas met een taal- of rekendeficiëntie worden begeleid bij verplichte steunlessen en volgen een individueel programma. Leerlingen uit de examenklas, die bovenmatige examenvrees hebben, krijgen hulp op maat. Leerlingen met faalangstproblemen kunnen ondersteuning krijgen. Dyslectische leerlingen kunnen na overleg met de remedial teacher gebruik maken van een aantal maatregelen, waaronder extra tijd, het spreekuur van de remedial teacher bezoeken en steunles krijgen. Bovendien hebben zij de mogelijkheid om een keer per jaar over hun problemen te praten met de dyslexiewerkgroep, waarin ouders en docenten zitten. Voor de ouders van dyslectische leerlingen en de leerlingen zelf worden er avonden georganiseerd. Remedial teaching kunnen we helaas niet bieden. Leerlingen met ADHD, ADD kunnen wat maatregelen betreft enigszins worden vergeleken met dyslectische leerlingen. Echt aparte begeleiding is er niet. Leerlingen met dyscalculie hebben recht op meer tijd. Leerlingen die sociaal zwak zijn, kunnen meedoen aan de sociale vaardigheidstraing. Leerlingen die kleine problemen hebben, kunnen naar een contactleerling gaan. Leerlingen met een vorm van Autisme (of met een rugzak) krijgen hulp van de Begeleider Passend Onderwijs van rec 3 en 4 en van de zorgco. Leerlingen met een leerprobleem krijgen specifieke huiswerkbegeleiding na school. Leerlingen met auditieve beperkingen worden ondersteund door een Ambulant Begeleider en krijgen huiswerkbegeleiding Leerlingen met visuele beperkingen worden ondersteund door een begeleider van Visio en krijgen huiswerkbegeleiding. Bij langdurig zieke leerlingen wordt de begeleiding op maat gemaakt. Leerlingen waar thuis problemen zijn, krijgen indien mogelijk hulp van de OuderKind- Adviseurs
9
4.3 Leerlingvolgsysteem HAL heeft een steeds beter functionerend leerlingvolgsysteem, Magister, waar persoonsgegevens, toetsgegevens, extra informatie van de basisschool, cijfers, gegevens met betrekking tot de keuze, studiebegeleiding, disciplinaire maatregelen, verzuim en persoonlijke begeleiding in worden verwerkt. De informatie is niet allemaal voor iedereen toegankelijk. Uiteraard is er rekeing gehouden met privacy.Er zijn verschillende mogelijkheden voor de conrector, afdelingsleider, zorgcoördinator, de mentor en de vakdocent. Door het leerlingvolgsyseem heeft de mentor de mogelijkheid actief op te treden bij het gehele onderwijsproces en de begeleiding. 4.4 Sociaal-emotionele ondersteuning Sociaal-emotionele ondersteuning wordt vooral geboden door de mentor. Ook docenten kunnen ingeschakeld worden. En een belangrijke groep zijn de leerlingen uit de contactcommissie. Bij onvoldoende deskundigheid wordt de leerling doorverwezen naar het ZAT. Daarnaast is sinds kort de Sova training. 4.5 ZAT Het ZAT komt een keer per vijf/zes weken bijeen. Zitting hebben de leerplichtambtenaar, de jeugdarts, de OKA’s, de afdelingsleiders en de plaatsvervangend rector/zorgcoördinator als voorzitter. De zorgcoördinator heeft tussentijds overleg met de externe leden. De leerplichtambtenaar houdt zich bezig met verzuim in algemene zin en met gevallen die besproken worden in het ZAT als verzuim het probleem is. De schoolverpleegkundige van de GG&GD neemt naast behandeling van leerlingen die besproken worden in het ZAT, in de tweede klassen en vierde klassen een onderzoek af. Zij heeft bovendien contact met de jeugdarts die aan school verbonden is. Als er een probleem gesignaleerd wordt, neemt de mentor contact op met de ouders. Gezamenlijk bepalen zij of bespreking in het ZAT gewenst is. De mentor licht de afdelingsleider in, die de zorgco inlicht. De mentor zorgt voor terugkoppeling naar de ouders. Een enkele keer wordt een leerling in het TOP geplaatst, waarvoor een plaats is ingekocht. Heel sporadisch wordt Transferium gekozen. Een aantal leerlingen wordt doorverwezen naar Punt P of Mentrum. 4.6 Ambulante begeleiding Er zijn verschillende vormen van ambulante begeleiding. Voor de zieke leerlingen en voor de gedrags en leerstoornissen vanuit rec-3 en -4, Visio voor slechtzienden en begeleiding voor auditieve beperkingen, via Orion. De begeleiders hebben afspraken met de leerlingen, hun ouders, de mentoren en de zorgco. Vaak zijn ze aanwezig bij rapportvergaderingen.
10
5. Toetsen en testen Er zijn verschillende testen. In de eerste klas worden alle leerlingen getest op spelling, begrijpend lezen en rekenen, zie hoofdstuk 3.3. In de derde klassen zijn er beroepskeuzetesten, deels door de mentor en de decaan die de keuzebegeleiding doen, heel af en toe door een extern bureau. Incidenteel wordt getest op advies van de school of op verzoek van de ouders/verzorgers. Het gaat hierbij om capaciteitenonderzoek, faalangst, beroepenoriëntatie, dyslexie, dyscalculie en dergelijke. 6. Doorstroom en uitstroom 6.1 Doorstroom HAL is een school voor VWO. Na het eerste jaar wordt gekeken of de leerling naar atheneum of gymnasium gaat. Daar waar nodig, is in de jaren daarna ook verandering van afdeling mogelijk. 6.2 Uitstroom Als een leerling in de eerste klas niet geschikt blijkt voor VWO, voert de decaan al in een vroegtijdig stadium een gesprek met de leerling en de ouders/verzorgers om te kijken welke vorm van onderwijs meer geschikt is. De decaan heeft contact met een aantal H/V scholen om de overstap zo goed mogelijk te laten verlopen. Uiteraard is ook de mentor daar bij betrokken. In hogere klassen geldt hetzelfde. In enkele gevallen is uitstroom naar het VAVO. 7. Kwaliteitszorg 7.1 Evaluatie De regelmatig uit te voeren evaluatie van de kwaliteit op HAL richt zich met name op het pedagogisch klimaat, het onderwijsleerproces en de rendementsgegevens van het onderwijs. Door regelmatige analyse van het leerlingvolgsysteem kan sneller worden ingespeeld op trends in de toetsresultaten, de begeleiding en het verzuim. De secties analyseren de toetsresultaten, die dan weer besproken worden in een gesprek met de schoolleiding. Er worden enquêtes afgenomen door de docenten voor eigen gebruik. In de derde klassen worden enquêtes afgenomen van “Vensters voor Verantwoording” bij de leerlingen en hun ouders. Gegevens worden geanalyseerd. 7.2 Deskundigheidsbevordering Scholing op HAL wordt steeds aangepast aan de vraag. Er zijn cursussen voor mentoren, lezingen voor iedereen over ADHD, voorlichtingen over dyslexie, een training “hoe om te gaan met leer- en gedragsproblemen in de klas”
11
(Ambulant begeleider), een training “hoe om te gaan met faalangst”, speciale vak bijscholingen en dergelijke. In functioneringsgesprekken, komt de desukundigheidsbevordering aan de orde. 8. Extra gelden Op dit moment komen de extra voorzieningen als steunlessen, huiswerkmiddag, faalangsttrainingen, dyslexiebeleid , sociaal-emotionele ondersteuning vooral voor rekening van de school. Begeleiding wordt zeer belangrijk gevonden. Er blijft gebrek aan remedial teaching en uitgebreide huiswerkbegeleiding. Nu is er voor een speciale groep huiswerkbegeleiding, betaald vanuit de extra ondersteuning gelden. Afhankelijk van de ervaringen met de nieuwe structuur binnen Jeugdzorg en de OKA’s is aan te geven wat de behoefte voor hulpverlening is. Op dit moment dekt het aantal uren de behoefte net. Alle tussenvoorzieningen als TOP, Transferium moeten onderwerp van gesprek blijven van de zorgcoördinatoren en de directies. De samenwerking is goed op gang. 9. Evaluatie en verbeterpunten. Op schoolniveau wordt jaarlijks de zorg in een intern overleg geëvalueerd. Zorg en zorgleerlingen worden per rapportperiode besproken en wat verbeterd kan worden komt aan de orde.Veel leerlingen maken met succes hun school af na in de “zorg” terecht gekomen te zijn. Verdergaande analyses worden door de zorgcoördinator gemaakt en opgenomen in de totale kwaliteitszorg en agenda. Daarnaast worden steeds meer leerlingenenquêtes afgenomen ten aanzien van de hele organisatie en de verschillende vakken. De feedbackscan wordt vervolgd, in aangepaste vorm. Handelingsplannen, ontwikkelingsperspectieven zullen steeds meer een rol moeten gaan spelen bij leerlingen waarvoor de basiszorg ontoereikend is. Overal moet het leerlingvolgsystem Magister nog steeds beter worden gebruikt. Afspraken taalbeleid worden steeds geëvalueerd en zonodig bijgesteld. Evaluatie gebeurt in gesprekken van de schoolleiding met elke sectie, in bijeenkomsten van de afdelingsleiders en mentorenoverleggen. Op regionaal niveau functioneert het zorgcoördinatorenoverleg goed. Veel informatie wordt daar uitgewisseld die onmisbaar is. Bij de warme overdracht komt steeds beter informatie naar boven die van belang is; er is ook overdracht van intern begeleiders of remedial teachers als het gaat om leerlingen met een rugzak. Het directeuren overleg H/V is een waardevolle en noodzakelijke toevoeging, georganiseerd door het Samenwerkingsverband. Hier wordt goed gecommuniceerd over de “grenzen” van de verschillende scholen in het kader van Passend Onderwijs. Overleg met Jeugdzorg en het OK team loopt nu goed, maar moet een punt van bespreking blijven. Opgedane kennis en contacten gaan hopelijk niet verloren.
12