www.rotterdam.nl 14010
Rotterdam Begroting 2013
Programmabegroting
Beleidsmatige inspanning
Beleidsveld 1 Bestuur en dienstverlening
2 Algemene middelen
Producten
Besluitvorming en ondersteuning Raad
1 2 3 4
Besluitvorming en advisering College
5 College 6 Ondersteuning bestuurlijke besluitvorming
Bestuurlijke samenwerking
7 Uitkering deelgemeenten
Dienstverlening
8 9 10 11
Belastingen Beheer algemene middelen
Raad Ondersteuning raad/griffie Rapporten rekenkamer Rapporten ombudsman
Publieksdiensten Archivering en beschikbaar stellen van archieven Beveiliging gemeentelijke gebouwen Interne dienstverlening
12 Belastingheffing
3 Beheer algemene middelen 1 14 Financiering 15 Deelnemingen 16 Verzekeringen 17 Personeel opgeheven diensten 18 Verstrekking leningen en garanties
Cultureel klimaat
19 Subsidieverlening culturele instellingen, gezelschappen en activiteiten 20 Bibliotheek
Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
1 2 22 23
Wijkveiligheid
24 Gebiedsgerichte veiligheid 25 Handhaven wet- en regelgeving
Geweld en (jeugd-)overlast
26 Bestrijden geweld en overlast (jeugd)
Crisisbeheersing en handhaven openbare orde
27 Crisisbeheersing en brandweerzorg 28 Handhaven openbare orde 29 Regie en coördinatie maatschappelijke intergriteit
5 Onderwijs
Leer- en schoolprestaties
30 Onderwijshuisvesting 31 Leertijduitbreiding (waaronder voor- en vroegschoolse educatie en Brede School 32 Zorg in en op school 33 Voortijdig schoolverlaten functie / regionale meld- en coördinatiefunctie en handhaving kwalificatieplicht
6 Volksgezondheid en zorg
Volksgezondheid
34 Bestrijding infectieziekten 35 Medische milieukunde en technische hygiënezorg 36 Brede zorgcoördinatie volwassenen
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
7 Sociaal medische indicatie en 3 inspectie kinderopvang 38 Jeugdconsul 39 Basisondersteuning voor de jeugd 40 Zorg voor de jeugd
Kwetsbare personen en huiselijk geweld
41 Zorg voor kwetsbare personen (LZN, PGA) 42 Regie op kwetsbare groepen (MO, verslavingszorg) 43 Bestrijding huiselijk geweld
3 Cultuur, sport en recreatie
4 Veiligheid
Stimulering topsport, breedtesport en recreatie Inzet voor deelgemeenten Natuur en milieu-educatie
Beleidsmatige inspanning
Beleidsveld 7 Participatie
Producten
Arbeidsparticipatie
44 Werkgelegenheid en participatie Roteb 45 Sociale werkvoorziening SoZaWe 46 Rëintegratietrajecten 47 Inkomensverstrekking
Maatschappelijke participatie
48 Taal- en participatietrajecten 49 Volwasseneducatie 50 Stadsburgerschap 51 Individuele voorzieningen 52 Specifieke doelgroepen
Participatie jeugd
53 Jongerenactiviteiten / faciliteren jongeren participatie 54 Begeleiding jeugd naar onderwijs en/of arbeidsmarkt
Armoedebestrijding
55 Bijzondere bijstand 56 Schulddienstverlening 57 Kwijtschelding
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
58 Regie stedebouw / planvorming 59 Grondzaken 60 Engineering 61 Inrichten openbare ruimte 62 Monumenten
Wonen
63 Vergunningen 64 Toezicht kwaliteit en gebruik gebouwen 65 Regie op wonen 66 Investeren in wonen en RO
Vastgoed
67 Exploitatie vastgoed MPRV 68 Exploitatie vastgoed niet-MPRV 69 Incidentele opbrengsten vastgoed 70 Erfpacht
Stedelijke bereikbaarheid
71 Autobereikbaarheid (en verkeersmanagement) 72 Investeren in parkeren / realiseren parkeervoorzieningen 73 Exploitatie en beheer parkeren 74 Beleid verkeer en vervoer
Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad
75 Fiets / openbaar vervoer / schone vervoerswijzen 76 Verkeersveiligheid en leefkwaliteit
10 Economie
Economische structuur en vestigingsklimaat
77 78 79 80
11 Milieu en duurzaamheid
Milieu en duurzaamheid
81 Regie duurzaamheid 82 Regie klassieke milieutaken
12 Fysiek beheer van de stad
Schoon (maken van de stad)
83 Afvalinzameling / verwerking ingezameld en gebracht afval 84 Reiniging openbare ruimte
Heel (maken van de stad)
85 86 87 88
8 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
9 Verkeer en vervoer
Versterken economische structuur Versterken vestigingsklimaat Versterken kansenstructuur Beheer markten
Wegen, water en groen Riolering en gemalen Openbare verlichting Beheer begraafplaatsen en crematorium
Rotterdam Begroting 2013
Leeswijzer pagina 2 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Leeswijzer Voor u ligt de Begroting 2013 van de gemeente Rotterdam. In deze begroting leggen wij voorstellen over het beleid in 2013 aan uw raad voor. Ook bevat de begroting de financiële vertaling van het beleid voor de periode 2013 tot en met 2016. Uw raad wordt gevraagd de Begroting 2013 te autoriseren; de begroting voor de overige jaren heeft het karakter van een raming. In de Kaderbrief 2012 hebben wij de beleidsmatige en budgettaire kaders geschetst van de Begroting 2013. Natuurlijk is deze begroting opgesteld volgens de eisen van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) voor provincies en gemeenten. Daarnaast vormt het Collegewerkprogramma een belangrijk uitgangspunt. De begroting die voor u ligt, ziet er anders uit dan voorgaande jaren. Op welke onderdelen dat het geval is, is hieronder aangegeven. De opzet van hoofdstuk 1 is ongewijzigd en bevat ook dit jaar een kort inzicht in onze inhoudelijke keuzes. In hoofdstuk 2 wordt in enkele bladzijden ingegaan op de financiële positie van de gemeente. We presenteren de opbouw van de begroting, inclusief de onzekerheden en risico’s. Toegevoegd aan dit hoofdstuk is de financiering/schuldpositie van de gemeente en de onderverdeling van de baten en lasten, die hierdoor in een oogopslag duidelijk worden. Bij de mutaties ten opzichte van de vorige begroting, is de financiële druk duidelijk zichtbaar. Desondanks is het opnieuw gelukt om een sluitende begroting te presenteren. Hoofdstuk 3 staat in het teken van de investeringen. In het licht van de aanhoudende moeilijke economische tijden vonden wij het niet verantwoord op dezelfde voet door te gaan met investeren. Door gerichte inzet van beschikbare middelen blijven we werken aan een krachtig Rotterdam. In dit hoofdstuk wordt rekening gehouden met de beoogde Wet Houdbare Overheid Financiën. Nieuw dit jaar is de integrale meerjaren investeringsbegroting. Integraal houdt in dat we meerdere dekkingsbronnen hebben betrokken en dat het hele spectrum aan investeringen van alle beleidsvelden nader bekeken wordt. Bovendien geven we inzicht in de projecten die verder in de toekomst liggen. Uw raad wordt niet langer gevraagd om een totaal investeringskader vast te stellen. De aanvragen vinden plaats per beleidsmatige inspanning. Hoofdstuk 4 bevat het totaal van de baten en de lasten en de toelichtingen per beleidsmatige inspanning. In deze toelichting wordt antwoord gegeven op drie vragen: – In het onderdeel ‘Wat willen we bereiken’ geven we aan wat we in het desbetreffende beleidsveld in 2013 willen bereiken. Daarnaast geven we een doorkijk naar de ambities voor de rest van de collegeperiode (2014). Hierbij wordt ook aandacht geschonken aan de ambities en targets uit het Collegewerkprogramma. – In het volgende onderdeel, ‘Wat gaan we daarvoor doen?’, gaan we in op de activiteiten die worden uitgevoerd om de eerder genoemde doelstellingen te bereiken. Deze worden toegelicht op het niveau van de beleidsmatige inspanningen. – Het onderdeel ‘Wat hebben we ervoor nodig?’ is, conform de wensen van uw raad, volgens een nieuwe structuur opgezet. In aansluiting op de aanbeveling van de COR maken we hierbij onderscheid in programmalasten en apparaatslasten. De baten zijn altijd direct verbonden aan een doel. Daarom maken we in de baten geen onderscheid naar programma en apparaat. In hoofdstuk 5 komen de in de BBV verplicht gestelde paragrafen aan bod. Tot slot zijn er diverse bijlagen opgenomen, die een nadere detaillering geven van de informatie uit de hoofdstukken. In de Begroting 2013 opgenomen bedragen zijn weergegeven in € 1.000, tenzij anders is vermeld.
Leeswijzer | pagina 3
Inhoudsopgave pagina 4 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Leeswijzer ....................................................................................................................... pag
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
....................................................................................................................... pag
7
Hoofdstuk 2
Financiële beschouwingen................................................................................................ pag
11
Hoofdstuk 3
Investeringen ....................................................................................................................... pag
27
Hoofdstuk 4 Beleidsvelden en Beleidsmatige inspanningen............................................................... pag 43 Beleidsveld 1 Bestuur en Dienstverlening....................................................................... pag 45 Beleidsmatige inspanning Besluitvorming en ondersteuning raad................................... pag 46 Beleidsmatige inspanning Besluitvorming en advisering college..................................... pag 48 Beleidsmatige inspanning Bestuurlijke samenwerking..................................................... pag 50 Beleidsmatige inspanning Dienstverlening....................................................................... pag 51 Beleidsveld 2 Algemene Middelen.................................................................................... pag 55 Beleidsmatige inspanning Belastingen............................................................................. pag 56 Beleidsmatige inspanning Beheer algemene middelen.................................................... pag 57 Beleidsveld 3 Cultuur, sport en recreatie......................................................................... pag 63 Beleidsmatige inspanning Cultureel Klimaat..................................................................... pag 63 Beleidsmatige inspanning Topsport en vergroten deelname sport en recreatie............... pag 66 Beleidsveld 4 Veilig............................................................................................................. pag 73 Beleidsmatige inspanning Wijkveiligheid.......................................................................... pag 74 Beleidsmatige inspanning Geweld en (jeugd-)overlast..................................................... pag 77 Beleidsmatige inspanning Crisisbeheersing en handhaven openbare orde..................... pag 80 Beleidsveld 5 Onderwijs..................................................................................................... pag 85 Beleidsmatige inspanning Leer- en schoolprestaties........................................................ pag 85 Beleidsveld 6 Volksgezondheid en zorg .......................................................................... pag 91 Beleidsmatige inspanning Volksgezondheid..................................................................... pag 92 Beleidsmatige inspanning Jeugdgezondheidszorg en opvoeding.................................... pag 95 Beleidsmatige inspanning Kwetsbare personen en huiselijk geweld................................ pag 98 Beleidsveld 7 Participatie.................................................................................................. pag 103 Beleidsmatige inspanning Arbeidsparticipatie.................................................................. pag 104 Beleidsmatige inspanning Maatschappelijke participatie.................................................. pag 109 Beleidsmatige inspanning Participatie jeugd.................................................................... pag 113 Beleidsmatige inspanning Armoedebestrijding................................................................. pag 115 Beleidsveld 8 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen ......................................................... pag 119 Beleidsmatige inspanning Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling......................... pag 120 Beleidsmatige inspanning Wonen..................................................................................... pag 125 Beleidsmatige inspanning Vastgoed................................................................................. pag 129 Beleidsveld 9 Verkeer en vervoer...................................................................................... pag 133 Beleidsmatige inspanning Stedelijke bereikbaarheid........................................................ pag 134 Beleidsmatige inspanning Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad.......................... pag 137 Beleidsveld 10 Economie................................................................................................... pag 141 Beleidsmatige inspanning Economische structuur en vestigingsklimaat.......................... pag 142 Beleidsveld 11 Milieu en duurzaamheid........................................................................... pag 149 Beleidsmatige inspanning Milieu en duurzaamheid.......................................................... pag 150 Beleidsveld 12 Fysiek beheer van de stad........................................................................ pag 155 Beleidsmatige Inspanning Schoon (maken van de stad).................................................. pag 156 Beleidsmatige Inspanning Heel (maken van de stad)....................................................... pag 158 Hoofdstuk 5 Paragrafen........................................................................................................................... pag 165 5.1 Lokale heffingen ...................................................................................................... pag 166 5.2 Weerstandsvermogen ............................................................................................. pag 172 5.3 Onderhoud kapitaalgoederen.................................................................................. pag 178 5.4 Verbonden partijen .................................................................................................. pag 184 5.5 Financiering ............................................................................................................. pag 191 5.6 Grondbeleid ............................................................................................................. pag 197 5.7 Bedrijfsvoering ........................................................................................................ pag 204 Bijlagen................................................................................................................................ pag 211 Colofon................................................................................................................................. pag 252 Inhoudsopgave | pagina 5
Hoofdstuk 1 pagina 6 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
1. Inleiding
Voor u ligt de Begroting 2013 van de gemeente Rotterdam. Het is de derde begroting van het huidige college van B en W, dat in 2010 is aangetreden. De eerste begroting uit het najaar van 2010 werd opgesteld in een tijd dat de gevolgen van de financiële en economische crisis doordrongen in de stad, het beleid en de financiën van de overheid. Daarom zette dit college niet alleen in op talent, ondernemen en een aantrekkelijke stad, maar legde zichzelf ook een ongekend bezuinigingspakket op. Zo werd een reductie van het ambtenarenapparaat van 1.000 fte aangekondigd en een besparing op de organisatiekosten van € 72 mln. Het is duidelijk dat de economische crisis ingrijpende gevolgen heeft voor de stad. Veel Rotterdammers hebben hun werk verloren en moeten een beroep doen op een uitkering. In de stad wordt minder gebouwd. En de gemeentelijke organisatie heeft te maken met fors minder inkomsten en fors hogere uitgaven. Daarom is de financiële lat de afgelopen twee jaar veel hoger komen te liggen voor de gemeente: een ruime verdubbeling van de toch al immense bezuinigingsopgave. Met de aanvaarding van ‘motie 31’ is de voorgenomen inkrimping van het aantal ambtenaren opgelopen tot 2.450 fte en de besparing op de organisatiekosten € 193 mln. Met alle maatregelen die intussen zijn genomen om de gemeentebegroting in evenwicht te houden, is de totale bezuinigingsopdracht opgelopen tot € 570 mln in 2015. Het is lastig om een gedetailleerde meerjarige voorspelling te doen over de economische ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor van de stad, maar de vooruitzichten zijn niet rooskleurig. De werkloosheid loopt de komende jaren nog verder op en het consumentenvertrouwen is laag. De fragiele positie van enkele landen binnen de Europese muntunie vormt een bedreiging. In een stad die zich van oudsher kenmerkt door veel banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en een laagopgeleide beroepsbevolking, komt de crisis des te harder aan. Toch hebben we ook reden om optimistisch te zijn, want ondanks dat er geen geld is voor nieuwe grootschalige bouwprojecten, staat Rotterdam niet stil. Op straat gonst het van de (bouw) activiteiten die de stad beter, aantrekkelijker en toekomstbestendiger maken. Dat gebeurt ook achter de schermen, door juist de nadruk te leggen op onderwijs en ondernemerschap. Dát zijn de startblokken van waaruit we als stad – bedrijven, scholieren, werknemers – een vliegende start kunnen laten maken zodra de economie dat weer toelaat. Al deze inspanningen laten voorzichtige resultaten zien, bijvoorbeeld door het toenemend aantal bedrijven dat zich hier vestigt en het aantal hoger opgeleiden dat zich tot Rotterdam aangetrokken voelt. Zowel op straat, bij de Rotterdammers, het bedrijfsleven en binnen de gemeentelijke organisatie, zit het tempo er in. Er wordt op alle fronten hard gewerkt en strijd geleverd om de crisis goed door te komen en Rotterdam klaar te stomen voor een de periode ná de crisis. Dit moeten we vasthouden, want alleen op die manier lukt het om de lastige opdrachten die er nog liggen, succesvol af te ronden. Tegelijkertijd moet de gemeente niet meer overal van willen zijn. De gemeente is niet het medicijn voor alle kwalen. Zo moet de financiering van de zorg voor Rotterdammers goedkoper en dus anders worden geregeld. De gemeente is niet meer in alle gevallen het eerste aanspreekpunt. Vaak kan iemand terugvallen op de eigen omgeving, op andere organisaties of, als het echt niet anders kan, uiteindelijk toch op de gemeente. Dat vergt een andere, actievere houding van de Rotterdammers.
Hoofdstuk 1 | Inleiding | pagina 7
In de Kaderbrief werd duidelijk dat de Begroting 2013 extra bezuinigingsopgaven zou laten zien. Als gevolg van het krimpende financiële kader is het noodzakelijk geweest moeilijke keuzes te maken. Toch houdt het college van B en W onverkort vast aan de speerpunten die het in 2010 presenteerde. Maar, zoals bij de Kaderbrief dit voorjaar al is gemeld, wel binnen de context van vandaag. Er wordt nog steeds geïnvesteerd in talent, ondernemen en een aantrekkelijke stad, maar daar waar het moet in een gepast tempo. Ook kiest dit college ervoor het komend jaar geen nieuwe lastenverzwarende maatregelen voor haar bewoners toe te passen. Er zijn ook opgaven die de afgelopen periode zijn gerealiseerd. Een besparing op de eigen organisatie van € 72 mln en een reductie van 1.000 fte, zoals in het Collegewerkprogramma 2010–2014 stond, is al gerealiseerd., Dat is gelukt door strenger toezicht en discipline binnen de organisatie. Ook de organisatiekosten zijn teruggebracht. Beperking van de externe inhuur heeft hier een forse bijdrage aan geleverd, van € 135 mln in 2009 tot € 82 mln in 2011. In deze begroting staan voorstellen om het ambtenarenapparaat versneld om te vormen tot een flexibele, slagvaardige organisatie die een goede dienstverlening biedt. Het college van B en W houdt vast aan de ambitie om het weerstandsvermogen snel op orde te brengen. De noodzaak daartoe is alleen maar toegenomen door de sombere economische vooruitzichten. Gezonde overheidsfinanciën zijn hierdoor noodzakelijker dan ooit. Zoals uit deze begroting blijkt, zal de algemene reserve naar huidige inzichten aan het eind van de collegeperiode even groot zijn als bij aanvang in 2010: € 160 mln. Het vermogen zal eind 2014 zijn aangevuld tot € 163 mln, maar er zijn wel onzekerheden en risico’s. Hier wordt in hoofdstuk 2 nader op ingegaan.
pagina 8 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Hoofdstuk 1 | Inleiding | pagina 9
Hoofdstuk 2 pagina 10 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2. Financiële beschouwingen
Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de financiële positie van de gemeente Rotterdam, de opbouw en omvang van de Begroting 2013 en de knelpunten en ombuigingen ten opzichte van de vorige begroting.
2.1
Financiële positie van de gemeente Rotterdam
Nederland maakt moeilijke economische tijden door en de vooruitzichten voor de komende jaren zijn niet rooskleurig. Mensen maken zich zorgen over de economische situatie. Dat uit zich in een dalend consumentenvertrouwen en afnemende binnenlandse bestedingen. De werkloosheid is hoog en neemt naar verwachting de komende jaren nog verder toe. Daarbij hebben werkzoekenden in lagere en middelbare beroepen (techniek, transport en administratie) meer moeite met het vinden van een baan. Omdat steeds meer mensen hun baan verliezen, onder andere door toename van het aantal faillissementen van bedrijven, neemt het aantal schuldsaneringen landelijk sterk toe. Rotterdam ontkomt niet aan de ingrijpende gevolgen van de slechte economische situatie.
Keuzes van het college
De gemeentelijke financiën worden ook flink geraakt door het slechte economische weer. De baten nemen fors af, onder meer als gevolg van rijksbezuinigingen en teruglopende baten uit vastgoed en grondexploitatie. De lasten nemen juist toe, onder meer omdat meer mensen een beroep doen op de gemeente omdat ze hun baan hebben verloren. Zoals uit de Kaderbrief blijkt, leiden deze tegenvallers tot de noodzaak om moeilijke keuzes te maken. Het is de overtuiging van dit college dat een volgend college, maar ook een volgende generatie, moet kunnen bouwen op een overheid met gezonde financiën, die flexibel is en een goede dienstverlening biedt. Binnen het krimpende financiële kader is en blijft het de opdracht van het college van B en W om te werken aan een aantrekkelijke stad waarin het prettig wonen, werken, leren en ondernemen is. Een stad waarin bewoners en bedrijven de ruimte hebben om hun verantwoordelijkheid te nemen. Gezonde overheidsfinanciën houden méér in dan enkel een sluitende begroting, dat is een basisvoorwaarde. Daarnaast moet er ook voldoende weerstandscapaciteit beschikbaar zijn, in relatie tot de risico’s. De stresstest die Rotterdam dit voorjaar heeft laten uitvoeren, geeft aan welke financiële effecten er in bepaalde scenario’s kunnen optreden. De uitkomsten van de test onderstrepen de noodzaak van voldoende weerstandscapaciteit én een flexibele begroting. Daarom handhaaft dit college de ambitie om het weerstandsvermogen in de komende jaren op peil te brengen, mede in het licht van het toch al sombere economische beeld. Het weerstandsvermogen, bestaande uit de algemene reserve en de financieringsreserve, is een belangrijk onderdeel van de beschikbare weerstandscapaciteit. Aan het einde van de collegeperiode moet het weerstandsvermogen even groot zijn als hij was bij aanvang in 2010: circa € 160 mln. Dit betekent dat er in de begroting een fors meerjarig overschot moet zijn. Het college heeft forse maatregelen moeten nemen om de effecten van de economische crisis te compenseren, en zo het meerjarige overschot van de vorige begroting te handhaven. Daarnaast werkt het college aan flexibilisering van de begroting door de organisatie kleiner te maken.
Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 11
Uit onderstaande tabel blijkt dat het vermogen eind 2014 zal zijn aangevuld tot € 163 mln. bedragen € x 1 mln
Baten Lasten Resultaat vóór reserveringen Onttrekking aan bestemmingsreserves Toevoeging aan bestemmingsreserves Bestemmingsvoorstellen vanuit jaarrekening Resultaat na onttrekkingen en toevoegingen aan bestemmingsreserves Beginstand weerstandsvermogen Verwachte toevoeging vanuit het resultaat Eindstand algemene + financieringsreserve
2011 4.350.596 4.428.090 -77.494
Prognose 2012 4.526.077 4.709.485 -183.408
2013 3.971.007 4.077.752 -106.745
2014 3.904.927 3.914.853 -9.926
2015 3.828.031 3.768.628 59.403
2016 3.893.540 3.818.839 74.701
141.723 90.553
278.037 84.196
323.756 173.101
133.487 51.526
78.370 50.095
48.871 37.196
-30.490 -56.814
0 10.433
0 43.910
0 72.035
0 87.678
0 86.376
93.196 -56.814
36.382 10.433
46.815 43.910
90.725 72.035
162.760 87.678
250.438 86.376
36.382
46.815
90.725
162.760
250.438
336.814
Ontwikkelingen en onzekerheden
De begroting is gebaseerd op zo realistisch mogelijke ramingen. Min of meer concrete onzekerheden worden hierna genoemd. 1. Verkiezingen Tweede Kamer / rijksbezuinigingen De verwachting is dat het Rijk fors gaat bezuinigen en dat dit zal leiden tot een afname van het Gemeentefonds. Bij Kaderbrief is hier op basis van het Lenteakkoord een inschatting van gemaakt. De doorrekening door het ministerie van BZK van het Lenteakkoord geeft een gunstiger effect. De meevallers die hierdoor optreden, oplopend tot circa € 20 mln in 2016, zijn verwerkt in het financiële beeld en gereserveerd voor de effecten van andere of aanvullende keuzes van een nieuw kabinet ten opzichte van het Lenteakkoord. 2. Herijking Gemeentefonds Er vindt een herijking plaats van het Gemeentefonds, waarbij met name de vaste bedragen voor de G4 onderwerp van discussie zijn. Voor Rotterdam is dit vaste bedrag € 160 mln per jaar. De invoering van de herijking is met één jaar uitgesteld tot 2014. Het effect van de herijking is geplafonneerd op € 15 per inwoner per jaar, dus voor Rotterdam op circa € 9 mln. In de begroting is thans rekening gehouden met een neerwaartse aanpassing van het Gemeentefonds van € 9 mln in 2014, € 18 mln in 2015 en € 27 mln met ingang van 2016. In het late voorjaar van 2013 zijn naar verwachting de definitieve effecten van de herijking duidelijk. 3. Beroep op de Wet Werk en Inkomen (bijstand) Doel is om in de komende jaren de uitkeringslasten van de bijstand in evenwicht te brengen met de baten. Voor zowel de lasten als baten gelden echter onzekerheden. Landelijk wordt een forse toename van het uitkeringsvolume en daardoor de uitkeringslasten geraamd, maar hoe dit zich in 2013 en latere jaren in de baten voor Rotterdam gaat vertalen, is nog niet duidelijk. Dit college streeft naar stabilisatie van het aantal uitkeringen. Voor 2012 resulteert er naar huidige inzichten een negatief verschil tussen uitkeringsbaten en -lasten van circa € 20 mln. Hier staat tegenover de risicoreserve van € 56 mln die vorig jaar voor 2012 is gevormd. Als bij de jaarrekening blijkt dat de risicoreserve niet geheel nodig is, vloeit het restant terug naar het IFR. Voor 2013 is dit jaar een risicoreserve gevormd van € 78 mln. Hiervan is € 22 mln nodig om het in de vorige begroting geraamde positieve verschil tussen uitkeringsbaten en -lasten af te dekken. Het restant is beschikbaar voor een eventueel tekort. Dat is naar huidige inzichten gelijk aan het nu voor 2012 geraamde negatieve verschil tussen uitkeringsbaten en -lasten. Ook voor de risicoreserve 2013 geldt dat een restant terugvloeit naar het IFR. Voor 2014 en 2015 is nog geen risicoreservering aangelegd. Het college bepaalt op grond van voortschrijdende inzichten in het verloop van de uitkeringsbaten en -lasten of en welke maatregelen nodig zijn. 4. Grondexploitaties Voor de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit met betrekking tot de grondexploitaties wordt gebruik gemaakt van het Meerjarenperspectief Rotterdamse Grondexploitaties (MPRG). Hierin zijn scenario’s uitgewerkt met betrekking tot economische factoren die niet of nauwelijks door de gemeente zijn te beïnvloeden. Voor deze scenario’s is een berekening gemaakt van de financiële effecten op de grondexploitatieportefeuille. Die zijn meegenomen in de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit. In deze scenario’s is nog geen rekening gehouden met de stijging van de bouw- en ontwikkelingskosten waaronder de BTW-verhoging per 1-10-2012. De uitwerking hiervan vindt plaats bij jaarrekening 2012. Als de risico’s zich daadwerkelijk zouden voordoen, dan moet een verliesneming ten laste van het exploitatieresultaat plaatsvinden. pagina 12 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
5. Krimp van de organisatie De gemeente Rotterdam staat voor de grote opgave om zich te ontwikkelen tot een flexibele, professionele dienstverlener die structureel goedkoper is. Overeenkomstig motie 31 wordt ingezet op een totale bezuiniging op de apparaatskosten (personeel, inhuur, huisvesting en ICT) van 20% in 2015 ten opzichte van 2010. Dit komt neer op een bedrag van € 193 mln, waarvan € 93 mln betrekking heeft op personeel. Dit laatste bedrag is vertaald in een krimp van het personeelsbestand met 2.450 fte. Met de Kaderbrief is het tempo opgeschroefd. Deze versnelling is enerzijds van belang om de besparing eerder te realiseren en anderzijds om de organisatie eerder toekomstgericht te maken. De krimpopgave zal deels door natuurlijk verloop tot stand komen en deels door gericht gestuurde uitstroom. Medewerkers worden actief en adequaat begeleid naar ander werk of een andere vorm van uitstroom. Door middel van een businesscase is onderzocht in hoeverre de personele krimp kan worden versneld door te investeren in personeelsregelingen c.q. maatwerkoplossingen en welke kosten en baten daarmee zijn gemoeid. Daartoe zijn de mogelijkheden verkend om: – medewerkers te helpen van werk bij de gemeente Rotterdam naar werk elders, – medewerkers te begeleiden naar een bestaan als zelfstandige, – medewerkers die dicht tegen hun pensioen aanzitten eerder te laten uittreden, etc. De primaire doelgroep voor dit soort maatregelen bestaat uit herplaatsingskandidaten: medewerkers die hun functie kwijtraken (of al kwijt zijn) door organisatieveranderingen. Van sommige arrangementen kunnen ook niet-boventallige medewerkers gebruikmaken, waardoor herplaatsingskandidaten intern kunnen doorstromen. Echter, voor herplaatsingskandidaten ligt de focus op uitstroom naar een toekomst buiten de gemeente. Zij zullen in principe hun reguliere werkomgeving verlaten en in een centrale voorziening worden gepositioneerd. Tegenover de kosten van de maatregelen en arrangementen staan baten in de vorm van bespaarde loonkosten. Uit de businesscase, die tegelijk met de begroting 2013 aan de gemeenteraad is aangeboden, blijkt dat de besparingen groter zijn dan de investeringen en dat de investeringen dus rendabel zijn. Verder komt naar voren dat de besparing op de loonkosten zich vooral voordoet in de jaren 2014 en 2015 en nog niet in 2013. Naast investeringen in arrangementen zullen daarom ook frictiekosten moeten worden gemaakt voor de boventallige medewerkers, van wie de loonkosten niet structureel zijn gedekt. Dit was reeds aangekondigd in de raadsbrief over Motie 31. De inschatting toen was dat de frictiekosten € 85 mln zouden bedragen. Naar verwachting bedragen de kosten (frictie en investeringen voor de komende jaren in totaal € 64 mln. Deze kosten worden gedekt door een onttrekking aan het IFR. De gederfde rente ten behoeve van de geplande investeringen is gecompenseerd in het meerjarenbeeld. bedragen € x 1 mln
Frictiekosten1 Investeringen cf businesscase (plusvariant) Benodigde investering vanuit IFR
2013 -31 -13
2014 -4,5 -5,5
2015 -7 -3
-44
-10
-10
6. Renterisico De financieringsreserve is gevormd om het renterisico af te dekken. Dit is het risico dat de werkelijke rente op het moment van afsluiten van nieuwe leningen of bijstelling van de rente op bestaande leningen afwijkt van de geraamde rente. Het renterisico op basis van de meest recente ramingen bedraagt bij een structurele rentestijging van 2% ongeveer € 40 mln. Na de toevoeging van het renteresultaat 2012 is de financieringsreserve toereikend om dit renterisico te kunnen dragen. Weerstandscapaciteit In de mate waarin er voor onzekerheden en risico’s geen toereikende beheersmaatregelen zijn genomen, hebben ze effect op de benodigde weerstandscapaciteit. Hiertoe wordt een risicocumulatiemodel gehanteerd. De benodigde weerstandscapaciteit moet vervolgens worden afgezet tegen de beschikbare weerstandscapaciteit. In het Beleidskader Weerstandsvermogen zijn de uitgangspunten voor het bepalen van de weerstandscapaciteit bepaald. Onderstaande tabel geeft inzicht in de beschikbare en de benodigde weerstandscapaciteit, ook in de ratio. De norm hiervoor hebben we in Rotterdam vastgesteld op 1,4. Zoals uit onderstaande tabel blijkt, blijven we met deze begroting ruim boven deze norm.
1
De frictiekosten betreffen het verschil tussen de meerjarig in de begroting opgenomen loonkosten en de berekening van de loonkosten op basis van de
uitstroom, inclusief maatregelen uit de business case. Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 13
bedragen € x 1 mln
Weerstandscapaciteit Algemene reserve+financieringsreserve Overige bestemmingsreserves waarvan juridisch verplicht Stille reserves Stelpost onvoorzien Onbenutte belastingcapaciteit Totaal beschikbare weerstandscapaciteit Benodigde weerstandscapaciteit Ratio (beschikbaar/benodigd)
01–01–2012 36.382 948.810 -374.967 50.000 4.500 664.725 372.118 1,79
01–01–2013 46.814 754.969 -261.405 50.000 4.500 594.878 372.118 1,60
01–01–2014 90.724 604.314 -215.434 50.000 4.500 534.104 372.118 1,44
01–01–2015 162.759 522.353 -199.606 50.000 4.500 540.006 372.118 1,45
01–01–2016 250.437 494.078 -190.818 50.000 4.500 608.197 372.118 1,63
Bij de jaarrekening 2011 is voor het eerst op basis van het Beleidskader Weerstandsvemogen een ratio gepresenteerd. De ratio is toen uitgekomen op 1,8. In deze begroting zijn nieuwe berekeningen gemaakt, waarbij enkele afwijkende keuzes gemaakt zijn ten opzichte van de jaarrekening. Uitgangspunt was en is dat de beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit middelen waarover de raad ten allen tijde kan beschikken om er een andere bestemming aan te geven. De Rekenkamer Rotterdam heeft aangegeven dat alle bestemmingsreserves inclusief het IFR daarmee tot de beschikbare weerstandscapaciteit gerekend moeten worden. Het college wil hierin meegaan. Echter, voor een aantal bestemmingsreserves zijn juridische verplichtingen aangegaan, waardoor de raad er niet zonder gevolgen over kan beschikken. Het gaat hierbij om de bestemmingsreserve Infrastructuur (waar de contracten van Rotterdam Centraal Station aan ten grondslag liggen), ISV-3, en het Out-of-Pocket deel van het IFR. Daarnaast heeft de bestemmingsreserve Parkeerfonds het karakter van een egalisatiereserve en is daarmee een verlengstuk van de exploitatie. Het aantasten van deze reserve leidt tot grote stijgingen van de parkeertarieven. Deze reserve is daarom buiten beschouwing gelaten. Het gedeelte van het IFR dat bedoeld is voor het dekken van kapitaallasten bij de weerstandscapaciteit wordt in afwijking op de jaarrekening 2011 wel bij de weerstandscapaciteit betrokken, omdat de raad wel de mogelijkheid heeft dit aan te wenden voor andere doeleinden mits er in de exploitatie ruimte wordt gevonden om de doorlopende kapitaallasten te dekken. De benodigde weerstandscapaciteit is gestegen van € 240 mln tot € 372 mln, met name door de toevoeging van het hierboven genoemde risico van rijksbezuinigingen op het Gemeentefonds (de inschatting is een daling met € 1 mrd, met een negatief gevolg voor Rotterdam van € 60 mln). Daarnaast zijn de risico’s voor de grondexploitaties bijgesteld op basis van scenario’s. Het scenario ‘verdieping van de crisis’ kent een verslechtering van € 158 mln ten opzichte van het huidige saldo (netto contante waarde) van de gehele grondexploitatieportefeuille. Voor een bedrag van € 55 mln is een voorziening getroffen. De risico’s bedragen daarmee € 103 mln. Voor de deelnemingen is de benodigde weerstandscapaciteit berekend op € 13 mln. Voor de overige risico’s is sinds het meetmoment van de jaarrekening 2011 (1e kwartaal 2012) weinig verandering opgetreden. Het niveau van de weerstandsratio bedraagt in 2013 1,6. Dit is boven de door de raad vastgestelde norm. Dit betekent echter niet dat het zonder pijn zou gaan als de beschikbare weerstandscapaciteit aangesproken zou moeten worden. Nieuwe, ingrijpende keuzes ten aanzien van investeringen zouden de consequentie zijn. Financiering / schuldpositie Het eigen vermogen van de gemeente bestaat uit de algemene reserve en de bestemmingsreserves. Dit eigen vermogen wordt samen met de voorzieningen, de vooruit ontvangen afkoopsommen erfpacht en het netto werkkapitaal (saldo van vlottende passiva en activa) ingezet om de gemeentelijke investeringen te financieren. Dit zijn de zogenoemde interne financieringsmiddelen. De resterende financieringsbehoefte wordt ingevuld met geldleningen, oftewel externe financieringsmiddelen. Hierover moet rente worden betaald. De rentelasten kunnen worden gedekt uit baten die samenhangen met de gemeentelijke investeringen (huren, pachten, dividenden, parkeergelden et cetera ) of uit de algemene middelen. Externe financiering brengt een renterisico met zich mee. Daarom is gewenst externe financiering beperkt te houden. Om toch voldoende investeringsruimte te behouden, is het belangrijk het eigen vermogen op peil te houden. De volgende tabel geeft weer hoe de schuldpositie zich naar verwachting ontwikkelt. bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Externe financieringsbehoefte Totale financieringsbehoefte Interne financieringsmiddelen Externe financieringsbehoefte
2013 3.661 -1.385 2.276
2014 3.630 -1.272 2.358
2015 3.477 -1.260 2.217
De externe financieringsbehoefte wordt als volgt ingevuld met korte schuld en lange schuld.
pagina 14 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2016 3.277 -1.318 1.959
2017 3.113 -1.391 1.722
bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Externe schuld Korte schuld Lange schuld Externe schuld
2013 250 2.026 2.276
2014 250 2.108 2.358
2015 250 1.967 2.217
2016 250 1.709 1.959
2017 250 1.472 1.722
Daarbij is relevant welke schulden zijn aangegaan ten behoeve van derden. Voor deze schulden geldt dat de gemeente het renterisico doorbelast, dus niet zelf draagt. De netto lange schuld ontwikkelt zich als volgt. bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Netto lange schuld Lange schuld Verstrekte geldleningen Netto lange schuld
2013 2.026 -975 1.051
2014 2.108 -854 1.254
2015 1.967 -741 1.226
2016 1.706 -627 1.082
2017 1.472 -501 971
Ombuigingen In de voorgaande begrotingen zijn omvangrijke ombuigingsmaatregelen doorgevoerd. Uw raad heeft gevraagd naar een inzicht in de stapeling van maatregelen. In onderstaand overzicht treft u per onderwerp de ombuigingen in de verschillende begrotingen op totaalniveau aan. In bijlage 12 wordt dit nader uitgesplitst.
Volksgezondheid, jeugd en welzijn Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Onderwijs participatie en werk Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Sport en cultuur Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Veiligheid Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Economie, haven, duurzaamheid en infrastructuur Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Wonen, RO, buitenruimte en gebeidsontwikkeling Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Stadsinitiatieven Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Kostendekkendheid tarieven Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Organisatie en financiën, bedrijfsvoering en deelgemeenten Begroting 2011 Begroting 2012 Begroting 2013 Totaal bezuinigingen 2011–2013
2012 24.636 18.217 6.419 0 152.209 18.139 133.970 100 3.715 2.215 1.500 0 7.840 1.790 6.050 0 10.165 3.365 6.800 0 54.640 42.314 12.326 0 1.250 0 1.250 0 11.260 0 11.260 0 48.962
2013 40.668 26.982 7.656 6.030 188.923 24.873 152.750 11.300 10.130 4.330 4.800 1.000 8.140 1.790 6.050 300 13.132 3.365 6.267 3.500 57.025 46.972 5.253 4.800 2.750 0 2.250 500 20.320 0 20.320 0 153.543
2014 44.784 31.698 7.756 5.330 202.572 32.972 157.200 12.400 12.550 5.750 4.800 2.000 8.473 2.123 6.050 300 13.432 3.365 6.567 3.500 67.460 51.629 5.031 10.800 2.750 0 1.250 1.500 24.400 0 24.400 0 182.146
2015 46.803 31.698 7.975 7.130 205.122 32.972 158.200 13.950 10.550 5.750 4.800 0 8.473 2.123 6.050 300 12.632 3.365 7.267 2.000 67.240 51.629 4.811 10.800 -750 0 -2.750 2.000 24.400 0 24.400 0 198.125
2016 46.803 31.698 7.975 7.130 204.922 32.972 158.200 13.750 10.550 5.750 4.800 0 8.473 2.123 6.050 300 12.632 3.365 7.267 2.000 67.240 51.629 4.811 10.800 -2.750 0 -2.750 0 24.400 0 24.400 0 193.125
25.800 23.162 0 314.677
65.960 43.562 44.021 494.631
97.252 57.573 27.321 558.567
97.252 67.562 33.311 572.595
97.252 67.562 28.311 565.395
Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 15
De ombuigingsmaatregelen 2011 komen voort uit het Coalitieakkoord, dat rekening houdt met dalende inkomsten van het rijk en waarin keuzes zijn gemaakt om de intensiveringen te dekken. In 2011 werden we geconfronteerd met grote problematiek op het terrein van werk en bijstand. Om deze problematiek op te vangen, is eveneens een groot maatregelenpakket voor dat beleidsterrein opgesteld (€ 116 mln in 2012, € 130 mln structureel). Dat verklaart grotendeels de ombuigingsreeks op het terrein van onderwijs, participatie en werk. De economische crisis wordt niet alleen zichtbaar in de stijging van het aantal bijstandsgerechtigden, maar ook in een daling van de inkomsten uit grondexploitaties en vastgoed. Het college kiest ervoor om beheer en onderhoud uit te stellen en de intensiveringen van het Collegewerkprogramma af te vlakken. Daarnaast hebben we flinke ingrepen in de gemeentelijke organisatie gedaan. Bezuinigingen op de bedrijfsvoering en een krimpopgave voor het ambtelijk apparaat moeten ervoor zorgen dat we meerjarig binnen de financiële kaders kunnen blijven. In de begrotingen 2011 en 2012 hebben we de betreffende keuzes en effecten voor de stad in kaart gebracht.
Transitie organisatie
Rotterdam bevindt zich in een transitie van een dienstengestuurde organisatie naar een concerngestuurde organisatie. Deze ontwikkeling vraagt om een herijking van het sturings- en verantwoordingsmodel, zodat de raad maximaal kan sturen op doelen en resultaten. De Begroting 2013 wordt opgesteld in een transitiejaar. De diensten gaan over naar clusters en de bedrijfsvoering wordt gecentraliseerd. In aanloop naar de Begroting 2014 zal de nadruk liggen op het ontwikkelen van rekenregels en normen. Voor de begroting en jaarstukken zijn de minimumregels in het BBV vastgelegd. De toepassing hiervan is wettelijk verplicht.
2.2
Opbouw en omvang van de begroting
De begroting kent een totale omvang van € 4,2 mld. In onderstaande tabel is een uitsplitsing gemaakt van de baten per inkomstenbron en de lasten per beleidsveld. Hoofdstuk 4 bevat een verdere uitwerking per beleidsmatige inspanning. De provincie Zuid-Holland toetst als toezichthouder van de gemeente het materiele evenwicht van onze begroting. De essentie van het materiele evenwicht is dat de structurele lasten gedekt dienen te worden door structurele baten. Voor Rotterdam geldt dat de structurele baten meerjarig hoger zijn dan de structurele lasten. In bijlage 3 vindt u een verdere analyse van de incidentele baten en lasten. Kostenontwikkeling (trend) Het accres op het Gemeentefonds is in eerste aanleg bedoeld ter compensatie van de kostenontwikkeling (trend). In de Begroting 2013 is rekening gehouden met een indexering van 1,20% op loonkosten, 2,25% op materiële kosten en 1,50% op subsidielasten. Voor de tarieven is gerekend met de CPI index van 2,80%.
Overzicht baten
273,7
897,4
bedragen x € 1 mln
1.928,3
746,2 323,9
48,1
77,3
Belastingen
Financieringsbaten
Bijdragen rijk en medeoverheden
Onttrekking aan reserves
Dividenden
Opbrengsten derden Overige baten (inclusief interne baten)
pagina 16 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Toelichting
De belangrijkste inkomstenbron is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds die de gemeente van het Rijk ontvangt. Daarnaast ontvangt de gemeente Rotterdam ook specifieke uitkeringen, decentralisatie-uitkeringen en taakmutaties. In totaal wordt er in 2013 ruim € 1,9 mrd van rijk en mede-overheden ontvangen. De opbrengsten van derden hebben in 2013 een omvang van € 746 mln. De grootste post hierin betreft de tarieven die de gemeente bij inwoners in rekening brengt. Voorbeelden zijn tarieven voor de afgifte van een paspoort of een rijbewijs, opbrengsten uit parkeren, het ophalen van huisvuil of vervanging en onderhoud riolen. Daarnaast mag de gemeente op grond van de Grondwet van haar inwoners ook zelf belasting heffen. De belangrijkste gemeentelijke belasting is de onroerende zaakbelasting (OZB). Verder heft de gemeente ook andere belastingen als precario-, logies- en hondenbelasting. De belastinginkomsten bedragen in 2013 € 274 mln. De gemeente ontvangt naast rijksmiddelen, belastingen en tarieven ongeveer € 125 mln aan dividendopbrengsten van verbonden partijen en inkomsten uit financiering. Naast deze externe inkomstenbronnen wordt er in 2013 voor € 276 mln onttrokken aan de huidige reserves. Het grootste gedeelte van deze reserves zijn direct verbonden aan een programma of project (bestemmingsreserves). In hoofdstuk 4 wordt per beleidsmatige inspanning aangegeven aan welke reserves wordt onttrokken. Ten slotte betreft € 897 mln interne leveringen. Het gaat hierbij om in rekening gebrachte onderlinge diensten, zoals bijvoorbeeld de huur van gebouwen, inhuur van intern personeel en rente voor verstrekt kapitaal.
Overzicht lasten bedragen x € 1 mln
29,0 34,5
352,4
443,5 530,0
155,7
204,2 134,4
203,9
1.050,3
156,0 1.000,9
Bestuur en dienstverlening
Participatie
Algemene middelen
Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
Cultuur, sport en recreatie
Verkeer en vervoer
Veiligheid
Economie
Onderwijs
Milieu en duurzaamheid
Volksgezondheid en zorg
Fysiek beheer van de stad
Toelichting
De beleidsvelden Ruimtelijke ontwikkeling en wonen en Participatie zijn samen verantwoordelijk voor ruim 50% van de totale lasten. De lasten op het beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen worden ingezet voor grote stedelijke projecten. De lasten op het beleidsveld Participatie bestaan voor een groot gedeelte uit uitkeringslasten (bijstand). In hoofdstuk 4 worden de baten en lasten per beleidsmatige inspanning uitgesplitst in verschillende categorieën.
Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 17
2.3
Knelpunten en ombuigingen t.o.v de begroting 2012
In onderstaande tabel worden de mutaties ten opzichte van de begroting 2012 gepresenteerd. Totaal mutaties begroting 2013 Ramingsbijstellingen Knelpunten Totaal ombuigingen Totaal mutaties
Baten 5.985 -23.733 -846 -18.594
Lasten 1.840 51.863 -72.297 -18.594
Saldo 2013 4.145 -75.596 71.451 0
Saldo 2014 12.360 -75.511 63.151 0
Saldo 2015 263 -69.754 69.491 0
Saldo 2016 6.433 -68.724 62.291 0
Baten 16.437 -36.000 1.348 24.200 0 5.985
Lasten 0 0 0 200 1.640 1.840
Saldo 2013 16.437 -36.000 1.348 24.000 -1.640 4.145
Saldo 2014 23.385 -36.000 -3.372 19.000 9.347 12.360
Saldo 2015 26.276 -36.000 -4.172 19.000 -4.841 263
Saldo 2016 32.129 -36.000 -4.572 19.000 -4.124 6.433
A. Ramingsbijstellingen
1 2 3 4 5
Ramingsbijstellingen Bijstelling Gemeentefonds Anticiperen Lente-akkoord Rentebijstelling ivm IFR Bijstelling opbrengsten Correctie algemene reserve Totaal
BI 2.2 2.2 2.2 2.1 2.2
Toelichting Ramingsbijstellingen 1. Bijstelling Gemeentefonds Naast de effecten van het Lente-akkoord en Voorjaarsnota van het Rijk (structureel € 36 mln, zie punt 2) en de trendcorrectie voor gemeentelijke onderdelen (incl. gesubsidieerde instellingen) wijzigt het Gemeentefonds als gevolg van: – uitstel van de herijking van het Gemeentefonds met – minimaal – 1 jaar, – inzet middelen taakmutatie Armoedebeleid voor algemene middelen (zie onderdeel B knelpunten, nummer 15: armoede), – bij de Begroting 2012 te hoog ingeschatte trend voor gemeentelijke onderdelen voor de jaren 2013 en verder, – bij de Begroting 2012 reeds verwerkte korting voor voornomen verkleining van het aantal politieke ambtsdragers. Dat wordt in deze begroting gecorrigeerd, – accres voor deelgemeenten, vanwege de koppeling van het Deelgemeentefonds aan het Gemeentefonds en de OZB-inkomsten (trap-op trap-af), – algemene mutaties naar aanleiding van de junicirculaire 2012 Gemeentefonds, – algemene mutaties in het Gemeentefonds door aanpassing van waarden van maatstaven.
Uitstel herijking Gemeentefonds Inzet additionele middelen armoedebeleid Trendcorrectie ten opzichte van Begroting 2012 Politieke ambtdragers Accres deelgemeenten Verrekening junicirculaire met Lenteakkoord en voorjaarsnota Algemene mutaties Totaal
2013 14.000 6.400 1.500 -2.128 -397 -2.938 16.437
2014 11.000 6.400 4.500 -2.082 2.923 644 23.385
2015 9.000 6.400 8.000 4.500 399 161 -2.184 26.276
2016 6.400 8.000 4.500 - 2.244 -1.974 17.447 32.129
2. Anticiperen Lenteakkoord Bij het opstellen van de Kaderbrief 2012 is een inschatting gemaakt van de consequenties van het Lenteakkoord en de Voorjaarsnota van het Rijk op het Gemeentefonds. De daling van het Gemeentefonds is geraamd op € 36 mln, waarvan een deel volgens de trap-op trap-af systematiek voor rekening van de Deelgemeenten komt. Hiermee is al rekening gehouden in het accres 2013 voor het Deelgemeentefonds wat onderdeel is van punt 1 Bijstelling Gemeentefonds. De daadwerkelijke kortingen zijn tot nu toe lager uitgevallen waardoor in 2013 ca. € 7,9 mln resteert, oplopend naar ca. € 20,7 mln in 2016. Lenteakkoord/Voorjaarsnota 2012 Korting Lenteakkoord/voorjaarsnota bij kaderbrief 2012 Rotterdam Daadwerkelijke korting Nog beschikbaar voor toekomstige kortingen op Gemeentefonds
pagina 18 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2013 36.000 -28.090 7.910
2014 36.000 -20.203 15.797
2015 36.000 -14.130 21.870
2016 36.000 -15.349 20.651
Dit komt enerzijds doordat de verhoging van de BTW naar 21%, in tegenstelling tot eerdere verwachting, niet heeft geleid tot een uitname uit het Gemeentefonds van ca. € 200 mln (landelijk). Anderzijds is een aantal bezuinigingsmaatregelen uit het Lenteakkoord niet structureel ingevuld. Gezien de onzekere economische situatie en het risico van aanvullende of gewijzigde bezuinigingen van het Lenteakkoord door een nieuw kabinet stellen wij voor vast te houden aan de oorspronkelijke verwachte korting van € 36 mln. 3. Rentebijstelling ivm IFR Uit de gegenereerde bespaarde rente van het IFR (4% over de hoofdsom) worden de kapitaallasten van investeringsprojecten gedekt. Daling van de hoofdsom IFR als gevolg van uitnames leidt tot een derving van de bespaarde rente. Om ervoor te zorgen dat het investeringspeil niet wordt aangetast, wordt de gederfde rente in de begroting gecompenseerd. Deze compensatie bestaat uit het saldo van: – De correctie derving bespaarde rente doordat de daadwerkelijke uitname IFR over 2011 lager was dan begroot. Bij het opstellen van de begroting was rekening gehouden met een rentederving van € 3,6 mln in verband met een uitname van € 90 mln. Eind 2011 is uiteindelijk € 56,3 mln ten laste van het IFR gegaan voor de vorming van de bestemmingsreserve WWB. Hierdoor is de te compenseren rentederving € 1,3 mln lager. – Compensatie van de derving bespaarde rente door verwachte uitname IFR die samenhangt met het verwachte BUIGtekort 2013 (€ 78 mln). Aangezien voor 2013 hetzelfde verdeelmodel voor de BUIG wordt gehanteerd, wordt voor dat jaar een onttrekking aan het IFR voorzien. Deze uitname leidt tot een rentederving van € 3,1 mln vanaf 2014. Vanaf 2014 wordt het verdeelmodel voor de BUIG door het Rijk herzien. – Compensatie van de derving bespaarde rente door verwachte uitname IFR die samenhangt met versnelling van de krimp. Om deze versnelling te realiseren, is een frictiebudget nodig van € 44 mln in 2013, € 10 mln in 2014 en € 10 mln in 2015. Dit leidt tot een derving van de bespaarde rente van circa € 1,6 mln in 2014, € 2,4 mln in 2015 en € 2,8 mln vanaf 2016. 4. Bijstelling opbrengsten In de meerjarenbegroting zijn extra OZB-opbrengsten verwerkt als gevolg van areaaluitbreiding en investeringen in het industrie- en havencomplex en een beperkt aantal majeure bouwprojecten in de stad. In de meerjarenbegroting was al rekening gehouden met jaarlijks toenemende opbrengsten als gevolg van de Tweede Maasvlakte, de extra opbrengst vlakt hierdoor af in latere jaren. 5. Correctie algemene reserve Door middel van deze begrotingswijziging worden de begrotingsoverschotten van 2013, 2015 en 2016 toegevoegd aan de algemene reserve. Het begrote tekort in 2014 wordt onttrokken aan de algemene reserve.
B. Knelpunten Knelpunten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Frictiekosten ASR Kwijtscheldingenen Afvalstoffenheffing Beheer en onderhoud buitenruimte Afdracht Gemeentewerken Vastgoed Gemeentelijke woningen Frictiekosten SO OV 65+ Verkeer en vervoer Dienstverlening Verkiezingen E-depot GAR Organisatiekosten beleidsveld Participatie Opdracht gemeentelijke organisatie Rotterdam 15 Armoede 16 CMC 17 Overig Totaal Problematiek
BI
Baten
Lasten -1.523 2.136 4.986 459 0 2.500 1.900 1.297 701 1.785 2.000 1.631 21.000
Saldo 2013 -1.268 -2.136 -4.860 -14.300 -2.300 -2.500 -1.900 -1.297 -601 -2.685 -2.000 -1.659 -21.000
1.2/1.4/2.1 7.4 1.3/8.3/ 12.2 8.1 8.3 8.3 8.1/8.2/9.1 8.2/9.2 8.1/9.1 1.4 1.4 1.4 7.1/7.3/7.4
-2.791 0 126 -13.841 -2.300 0 0 0 100 -900 0 -28 0
1.3/5.1/6.2/7.1/7.2/7.3 7.1/12.1 1.4 1.4/3.2/4.3/12.1
0 -3.200 -899 0 -23.733
8.350 3.200 -100 1.541 51.863
-8.350 -6.400 -799 -1.541 -75.596
Saldo 2014 -897 -4.221 -4.860 -14.300 -2.300 -2.500
Saldo 2015 -895 -4.221 -4.860 -14.300 -2.300 -2.500
Saldo 2016 -636 -4.221 -4.990 -14.300 -2.300 -2.500
-1.834 -831
1.340
2.041
-2.000
-2.000
-2.000
-19.000
-14.000
-14.000
-14.100 -6.400 -600 -1.668 -75.511
-17.750 -6.400 -200 -1.668 -69.754
-17.750 -6.400 0 -1.668 -68.724
Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 19
Toelichting knelpunten 1. Frictiekosten ASR Met ingang van 31 december 2012 wordt ASR geliquideerd, de rechtsopvolger van ASR is VOIL. De reorganisatie heeft geleid tot de oprichting van de Interne Auditafdeling (IAA) per 1 juni 2012 (gepositioneerd bij de Bestuursdienst) en het overplaatsen van medewerkers naar de Servicedienst (financieel administratieve diensten), Chief Information Office (CIO) en Concerncontrol. Het knelpunt ASR wordt verklaard door minder baten en minder lasten. Door de liquidatie worden er geen audits meer gedaan en daardoor worden er geen inkomsten meer gegeneerd. Daarnaast blijft de uitstroom van personeel achter bij de prognose uit het reorganisatieplan, hetgeen de lasten verhoogt. De lagere lasten hebben betrekking op huisvesting, ICT en personeel. Per saldo leidt dit tot een knelpunt van € 1,2 mln in 2013 aflopend naar € 600 in 2016. 2. Kwijtscheldingen afvalstoffenheffing Het college streeft naar maximaal kostendekkende tarieven. Dit betekent dat alle aan het tarief afvalstoffenheffing (ASH) toerekenbare kosten ook daadwerkelijk toegerekend worden. Voor de ASH is dan ook een geleidelijke groei van het tarief voorzien, zodat deze in 2014 geheel kostendekkend is. Door deze tariefstijging stijgen ook de kosten voor kwijtschelding. De kwijtgescholden bedragen zijn hoger. Tevens stijgt het aantal kwijtscheldingen omdat een toenemend aantal huishoudingen vanwege de slechte economische situatie in aanmerking komt voor kwijtschelding. Om die reden verhogen wij het lastenbudget met € 2,1 mln in 2013 en € 4,2 mln in 2014 en verdere jaren. 3. Beheer en onderhoud buitenruimte In de begroting was onvoldoende rekening gehouden met beheer en onderhoudskosten voor onderhoud van Havenbekkens (2,5 mln), de bedrijventerreinen Spaanse Polder en Noordwest (€ 1,9 mln) alsmede het Dakpark Vierhavenstrip (€ 400) . 4. Afdracht Gemeentewerken Gemeentewerken realiseert sinds begin jaren ‘90 een afdracht ten behoeve van de gemeentebegroting omdat Gemeentewerken een opslag (‘winst’) berekende voor geleverde diensten aan gemeentelijke opdrachtgevers. De achterliggende gedachte was dat indien deze gemeentelijke opdrachtgevers deze diensten bij een particulier ingenieursbureau zouden inkopen, zij eveneens een rendement zouden moeten betalen. De hoogte van de afdracht werd oorspronkelijk bepaald door een percentage van de omzet van het Ingenieursbureau van Gemeentewerken. De afgelopen jaren is er echter een verschil ontstaan tussen de hoogte van de centraal opgelegde afdracht en de verdiencapaciteit van de dienst teneinde aan deze afdracht te voldoen. Was de dienst eerst nog in staat de hogere afdracht binnen de exploitatie en later de algemene reserve op te vangen, sinds 2011 lukte dit niet meer. In navolging daarop hebben de volgende aspecten geleid tot een verslechtering van de situatie: 1. de verslechterde marktsituatie heeft geleid tot een versterkte vraaguitval (oplopend van 16% tot 30%) en daarmee lagere opbrengsten voor Gemeentewerken, 2. de taakstelling omtrent de afdracht is jaarlijks gestegen, 3. en tot slot: de omzet wordt voor 90% gehaald uit opdrachten binnen de gemeente. Hierdoor is sprake van het rondpompen van geld binnen de gemeente. Verhoging van de tarieven van Gemeentewerken om extra inkomsten ten behoeve van de afdrachttaakstelling te realiseren, is dus geen reële optie. De hogere opbrengst zou dan ten koste gaan van andere onderdelen binnen de concernbegroting. Voor 2013 zou het resultaat van Gemeentewerken uitkomen op een positief resultaat van € 2,3 mln. Door de afdracht aan het concern komt Gemeentewerken echter uit op een negatief saldo van -/- € 15,9 mln. Van accountant Ernst & Young is het voor Gemeentewerken toegestaan om voor externe klanten (b.v. Havenbedrijf Rotterdam en deelgemeenten) wel met een opslag te werken. Deze winstopslag is afroombaar ten gunste van de afdracht, waardoor het knelpunt met € 1,6 mln. kan worden verminderd. Het totale knelpunt komt hiermee uit op € 14,3 mln negatief (€ 15,9 mln – € 1,6 mln). 5. Vastgoed Bij de kaderbrief 2009 is voor het toenmalig OBR een verdienvermogenopdracht geformuleerd van € 20 mln met ingang van 2011. Bij de begroting 2011 is deze opdracht verdeeld over € 7,5 mln. verdienopdracht Grondzaken en € 12,5 mln. Vastgoed. De verdienvermogenopdracht van vastgoed zou worden ingevuld door de opbrengsten uit de verkoop van onderdelen uit de commerciële vastgoedportefeuille, hogere reclameopbrengsten en een efficientere vastgoedorganisatie. Tot op heden is de verdienvermogenopdracht voornamelijk gerealiseerd door incidentele erfpachtopbrengsten. Het structureel realiseren van de verdienvermogenopdracht blijkt voor een deel niet realistisch gelet op de verder verslechterende vastgoedmarkt en de boekwaardes in relatie tot de marktwaarden van onze vastgoedportefeuille. Vandaar dat besloten is de verdienopgave om te zetten in een positief exploitatieresultaat voor de gehele portefeuille dat voorlopig is bepaald op € 6,4 mln en een efficiencyopdracht van € 3,7 mln. Voor de begroting 2014 zullen we, mede n.a.v. de businesscase vastgoed, opnieuw kijken naar een meerjarig realiseerbaar exploitatieresultaat, rekening houdend met de opdracht efficienter te worden, het toenemende leegstandsrisico, de doorlichting van alle boekwaarden in relatie tot de marktwaarden, en de kostendekkendheid van de totale portefeuille.
pagina 20 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
6. Gemeentelijke woningen Voor de woningenportefeuille binnen het vastgoed worden aanvullende middelen ter beschikking gesteld. Tegelijkertijd bezien we of we de woningenportefeuille kunnen verkopen. Conform de motie Gemeentelijk Vastgoed zoals aangenomen in de raadsvergadering van 5 juli zullen we voor de Begroting 2013 een verkoop-, verhuur- en leegstandsbeleid presenteren om de verkoop van de niet kernportefeuille te versnellen. Voor het einde van 2013 presenteren we een businesscase voor de verkoop van de niet-kernportefeuille. 7. Frictiekosten SO De extra bezuinigingen en het verder teruglopende werkpakket leiden tot een verdere personeelsreductie bij Stadsontwikkeling. De doorlooptijd die nodig is om deze personeelsreductie te realiseren heeft meer tijd nodig dan verwacht bij de Begroting 2012. Dit leidt in 2013 tot een knelpunt van € 1,9 mln. 8. OV 65+ Het openbaar vervoer voor 65-plussers blijft conform de wens van de gemeenteraad gehandhaafd. Dit kost in 2013 € 4,260 mln en in 2014 € 4,620 mln. Als dekking wordt gebruikt een korting van de RET en de vrijval van middelen als gevolg van het stopzetten van het woonwagenbeleid. 9. Verkeer en vervoer Vanuit het Verkeer en Vervoerprogramma is er sprake van vrijval van kapitaallasten als gevolg van onderuitputting en vertraging van projecten. Dit heeft voor een deel betrekking op projecten die worden gedekt uit het IFR. Deze middelen gaan terug naar het IFR. Vanuit de resterende vrijval wordt voorgesteld om de volgende knelpunten te dekken: – Beter Benutten (€ 120 in 2015 en 2016, betreffen kapitaallasten) is een investering van Rijk en regio van in totaal € 170 mln gericht op verbeteren van het verkeersnetwerk van de regio Rotterdam. De gemeentelijke bijdrage aan de financiering van het programma is minimaal gehouden (€ 1,5 mln) met een cofinanciering die viervoudig is. Het voorgestelde pakket is gericht op een betere ontsluiting van Zuid. – Personenvervoer over water (€ 125 in 2013 en 2014).Het personenvervoer over water gaat uit van een gezamenlijke financiering van de Stadsregio Rotterdam, het HbR, deelgemeente Charlois, Woonbron en gemeente Rotterdam. Na 2015 zal gekeken worden naar dekking vanuit het budget Stadshavens. – Knelpunten Kostenplaats Bijzondere Geldstromen: dit knelpunt is het gevolg van een aantal administratieve aanpassingen. (€ 760 in 2013, € 876 in 2014, € 804 in 2015 en € 799 in 2016). – Recreatieschappen: Momenteel overschrijden deze verplichtingen jaarlijks het beschikbare budget. We koersen op een verbreding van de deelname met toetreding van andere gemeenten (‘freeriders’-aanpak), zodat hiermee de Rotterdamse bijdrage mogelijk verminderd kan worden. – C2000: de investering in een C2000-systeem is momenteel niet gedekt omdat de bestemmingsreserve vorig jaar is komen te vervallen. De investering leidt tot jaarlijkse kapitaallasten van € 340/jaar. – Weesgarages: een aantal parkeergarages (bezoekersparkeren en wijkstallingsfuncties) worden ondergebracht in de gemeentelijke parkeerexploitatie. Dit leidt tot jaarlijkse lasten van € 100. Na aftrek van deze knelpunten resteert er voor de jaren 2013 en 2014 een tekort (€ 601 en € 831) en voor de jaren 2015 en 2016 een overschot (€ 1.340 en € 2.041). 10. Dienstverlening In het Collegewerkprogramma is een dubbele taakstelling voor dienstverlening opgenomen: € 3,0 mln op de stadswinkels en € 1,0 mln op de front office telefonie (14010). Via het OGOR-traject wordt in samenwerking met de deelgemeenten gewerkt aan het reduceren van balie-uren in de stadswinkels (efficiency). Een belangrijke recente maatregel is het ‘werken op afspraak’. Parallel wordt met de deelgemeenten onderhandeld om alle stadswinkels volledig onder beheer van Publiekszaken te brengen. Deze beweging leidt tot overdracht van budget en personeel van deelgemeenten aan Publiekszaken. Uiteindelijk leidt dit tot een slagvaardige, efficiënte dienstverlening binnen de afgesproken kaders. De reductie van balie-uren loopt op koers, het tempo waarin de kosten lager worden (in casu de personele kosten) is trager dan in de begroting was voorzien. Het ‘werken op afspraak’ blijkt in de opstartperiode tot extra telefonieverkeer bij 14010 te leiden. De combinatie van deze factoren leidt ertoe dat voor 2013 extra middelen in de begroting nodig zijn van per saldo € 2,685 mln. 11. Verkiezingen Voor de organisatie van de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september waren geen structurele middelen vrijgemaakt. Voorstel is om per jaar € 2,0 mln vrij te maken en via een bestemmingsreserve Verkiezingen te laten lopen. Dit leidt tot een gelijkmatige belasting van de algemene middelen over de jaren heen.
Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 21
12. E-depot GAR Het knelpunt van het E-depot van het Gemeente Archief Rotterdam (GAR) is uit verschillende elementen opgebouwd. Belangrijkste element vormt de opslag (capaciteit) en conservatie van digitale bestanden van 1,5 mln. Daarnaast wordt ingezet op de doorontwikkeling van GAR naar een Stadsarchief, het centraliseren van de DIV/DIM-functie en het ontwikkelen en beter benutten van cultureel ondernemerschap en concernbreed informatiebeheer centraal. De kosten voor het E-depot zijn structureel, maar worden vanaf 2014 gedekt uit ombuigingen binnen het cluster dienstverlening. Deze ombuigingen bestaan voornamelijk uit het schrappen van vacatures, reduceren van externe inhuur en het kostendekkend maken van de tarieven. 13. Organisatiekosten beleidsveld Participatie Binnen de beleidsmatige inspanningen Arbeidsparticipatie en Armoedebestrijding is sprake van een omvangrijk knelpunt in de organisatiekosten. In 2011 en eerdere opgelegde bezuinigingsopgaven kunnen niet geheel worden gerealiseerd zonder het bevorderen van de uitstroom van uitkeringsgerechtigden in gevaar te brengen. Daarom verhogen we het lastenbudget met € 21 mln in 2013, € 19 mln in 2014 en € 14 mln in 2015 en verdere jaren. 14. Opdracht gemeentelijke organisatie Rotterdam In de Begroting 2012 heeft het college de opdracht geformuleerd om op het gebied van Zorg en Welzijn samen met de deelgemeenten te komen tot een besparing. Deze zou moeten oplopen tot € 49 mln in 2015. Er is in eerste instantie gekeken wat ‘slimmer doen’ en ‘anders doen’ aan besparingen zou kunnen opleveren. Wat betreft het ‘slimmer doen’ leiden efficiënter werken en het slimmer inzetten van vastgoed tot een besparing van € 3,5 mln in 2015. Wat betreft het ‘anders doen’ wordt door meer te sturen op inzet van eigen kracht en door meer integraal te werken, in 2015 € 10 mln bespaard. Het restant van de taakstelling, € 35,5 mln, wordt voor de helft stedelijk en voor de helft deelgemeentelijk nader ingevuld met bezuinigingsmaatregelen. Het stedelijk deel (2013: € 8,350 mln, 2014: € 14,1 mln en vanaf 2015 € 17,750 mln) is ingevuld binnen de ombuigingen zoals in dit hoofdstuk onder ombuigingen zijn genoemd. 15. Armoede Met de Septembercirculaire 2011 is structureel € 10 mln aan het Gemeentefonds toegevoegd voor kwetsbare groepen. Hiervan is bij de Omissieregeling 2012 structureel € 3,5 mln aan begroting 2012 toegevoegd voor armoedebeleid. Hiermee zijn eerder aangekondigde kortingen op dit gebied teruggedraaid. Voor 2013 zetten wij de resterende € 6,4 mln in. Hiervan wordt in 2013 € 3,2 mln gebruikt om de afvalstoffenheffing (ASH) te verlagen. 16. CMC In de 4-maandsrapportage 2012 is reeds aangegeven dat voor het Concern Mobiliteitscentrum (CMc) een knelpunt bestaat ter grootte van € 952. De kosten van het CMC (formatie: 36 FTE) bedragen op jaarbasis € 3 mln. Deze lasten kunnen voor € 2 mln gedekt worden uit bestemmingsreserve Organisatie & Financien (O&F: Motie Moti). Het resterende tekort van € 952 is meegenomen in de herfinanciering van de Servicedienst Rotterdam/Rotterdamse Service Organisatie (SDR/RSO) en wordt deels gedekt door verlagen van de inzet op trajectbegeleiding (begeleiding van HPK-ers naar werk buiten R’dam) en Centrale Werving en Selectie. Het knelpunt wordt verder opgelost door een gedeeltelijke afbouw van het CMc in verband met de afronding van de huidige reorganisatie binnen het concern. Door deze ontwikkeling wordt het knelpunt van € 952 in 2013 met € 153 verminderd, waardoor het resterende knelpunt € 799 bedraagt. Meerjarig moet de reorganisatie € 352 (2014), € 752 (2015) en € 952 (2016) opleveren waardoor het knelpunt ultimo 2016 is opgelost. 17. Overig Onder overige knelpunten staan diverse items voor een gering bedrag. Zo wordt aan de Giessenweg een nieuw steunpunt voor de Winterdienst gerealiseerd. Door deze realisatie kan de uitvoering van de gladheidbestrijding efficiënter worden gerealiseerd, worden mogelijkheden gecreëerd om innovatiever (‘nat zout’) te kunnen strooien en kan er een strategische grotere zoutvoorraad worden aangehouden. Een ander onderwerp is de wettelijke taak dierenopvang. Een gemeente heeft de wettelijke plicht zwerfdieren twee weken in bewaring te nemen en te verzorgen. Om te voldoen aan deze wettelijke verplichting zijn extra middelen nodig. Verder is er budget vrijgemaakt voor bewaken en schoonmaken van het nieuwe recreatiestrand bij de Tweede Maasvlakte.
pagina 22 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
C. Ombuigingen bedragen € x 1.000,-
Ombuigingen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
CWP Economie programma Maatregelen welzijn Grensstrook Doorlichting keten MO Programma’s GGD Afbouw subsidies onderwijs Korting stedelijk team jongerenwerk Onderwijs Jongeren- en bewonersparticipatie Beheer en onderhoud buitenruimte Parkeergarages Besparing inkoop Vrijval concernfinanciën Motie 31: Versnelling Krimptaakstelling Motie 31: Stadsbeheer Motie 31: Gebouwen / Stadstoezicht Totaal ombuigingen
3.2/5.1/7.2/11.1 10.1 7.2 6.3 6.3 6.1/6.2/6.3 5.1 4.2 5.1 7.2/7.3 12.2 9.1 2.2 2.2 2.2 12.1/12.2 2.1/4.1
Baten
Lasten
0 -846 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
-6.600 -2.846 -4.000 -830 -1.200 -1.900 -800 -300 -5.000 -321 -4.800 -2.000 -5.000 -2.700 -30.000 0 -4.000 -72.297
0 0 -846
Saldo 2013 6.600 2.000 4.000 830 1.200 1.900 800 300 5.000 321 4.800 2.000 5.000 2.700 30.000 0 4.000 71.451
Saldo 2014 19.200 2.000 3.200 930 1.200 1.900 1.300 300 5.000 321 800 3.000 5.000
Saldo 2015 17.500 2.000 5.000 930 1.200 1.900 1.550 300 5.000 361 800 3.000 5.000
Saldo 2016 15.300 2.000 5.000 930 1.200 1.900 1.550 300 5.000 361 800 3.000 5.000
15.000 0 4.000 63.151
5.000 12.050 7.900 69.491
0 12.050 7.900 62.291
Toelichting Ombuigingen 1. CWP Het college heeft besloten om enkele intensiveringen die opgenomen zijn in het Collegewerkprogramma 2010–2014 in mindere mate door te zetten. Ondanks de benodigde ombuigingen blijven we ambitieus en zetten we in op het behalen van de afgesproken doelstellingen. De focus blijft ongewijzigd, maar binnen de huidige context zal een aantal targets meer tijd nodig hebben. Duurzaamheid Afgesproken is om in zowel 2013 als 2014 € 1,5 mln extra in te leveren ten behoeve van de bezuinigingsopgave. Om deze bezuiniging te realiseren, zijn er twee oplossingsrichtingen. Hoewel de prioritaire thema’s en acties zoveel mogelijk zullen worden ontzien, zal de programmauitvoering versoberd worden. Dit kan gevolgen hebben voor het tempo waarin één en ander wordt gerealiseerd. Daarnaast is ervoor gekozen om in 2013 het programma Duurzaam versneld te integreren in de staande lijnorganisatie. De activiteiten en thema’s blijven hierbij bestaan en worden voor de toekomst verankerd. Stadsinitiatieven Voor de periode 2012–2015 was geraamd een intensivering stadsinitiatieven geraamd van € 20 mln. Bij de Begroting 2012 is deze verminderd tot € 14 mln. Voor 2013 wordt een verder verlaging naar € 10 mln voorgesteld. Voor 2013 is € 2,5 mln beschikbaar, evenals voor 2014. Voor 2015 resteert € 1 mln. Stadsvisie Wij verwijzen hiervoor naar hoofdstuk 3, de investeringen. Intensivering sport De intensiveringen uit het CWP op het budget Sport worden neerwaarts bijgesteld met € 1 mln in 2013 en € 2 mln in 2014. Dit betekent dat de intensivering in 2013 en 2014 wordt gehandhaafd op het niveau van 2012. Intensivering onderwijs De intensiveringen op het gebied van onderwijs die ten tijde van het nieuwe collegewerkprogramma aan de begroting zijn toegevoegd, worden verminderd. Voor de leertijdverlenging geldt dat het budget dat hiervoor in het schooljaar 2012–2013 beschikbaar is gesteld niet verder wordt geïntensiveerd in de jaren daarna. Deze herijking leidt tot een ombuiging op dit product van € 3,6 mln in 2013, oplopend tot € 5,300 in 2016.
Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 23
2. Economie programma Deze bezuiniging wordt op verschillende manieren ingevuld. Ten eerste door de ruimte die ontstaat in aflopende projecten zoals de aflopende subsidie aan de Rotterdam Media Commission (RIA) (€ 375) en subsidietrajecten waaronder Kansenzones 1 en 2 die in 2012 aflopen (€ 429). Op de middelen van Rotterdam Marketing en Rotterdam Festivals wordt beperkt bezuinigd (€ 196). De opgenomen bezuiniging wordt gevonden in de niet-verplichte middelen. Beide organisaties zijn schriftelijk op de hoogte gesteld van het voornemen van de afdeling Economie. Bij de Rotterdam Investment Agency wordt ervoor gekozen zeer terughoudend om te gaan met het inzetten van financiële incentives bij het aantrekken van nieuwe bedrijven. Hierdoor wordt een bezuiniging van € 500 gerealiseerd. Het laatste deel van de besparing zal worden gerealiseerd door het beter op elkaar afstemmen van de activiteiten van de EDBR, RIA, CMO en Rotterdam Marketing. 3. Maatregelen welzijn De gemeente subsidieert een aantal instellingen die zich inzetten voor mensen met een beperking. De subsidies aan een deel van deze instellingen zal worden gekort. Ook wordt een korting doorgevoerd op het budget dat beschikbaar is voor nieuwe ontwikkelingen binnen het beleid voor mensen met een beperking. Hiernaast zien wij een bezuinigingsmogelijkheid op het gebied van individuele voorzieningen. Tenslotte wordt binnen het jeugddomein gekort op diverse subsidies, onder meer gericht op gezinsondersteuning en gezonde school. 4. Grensstrook Met het oog op de overheveling van maatschappelijke opvangvoorzieningen naar het regime van de AWBZ en het risico op een lagere rijksfinanciering (als strafkorting bij het mislukken van die overheveling), was in de Begroting 2012 structureel € 3 mln als ‘grensstrookmiddelen’ toegevoegd aan de begroting. Inmiddels lijkt het onwaarschijnlijk dat de mogelijke korting al in 2013 optreedt. Daarnaast is het ook nog denkbaar dat de gemeenten niet worden gekort als de overheveling zou mislukken, gezien toezeggingen hierover aan de Tweede Kamer. Wij zetten deze zogeheten ‘grensstrookmiddelen’ daarom nu op een andere wijze in, nl. voor de oplossing van enkele knelpunten binnen cluster Maatschappelijke Ontwikkeling én voor het algemene beeld. 5. Doorlichting keten MO In mei 2012 hebben wij opdracht gegeven tot een doorlichting van de gehele keten Maatschappelijke Opvang. De gemeenteraad zal eind 2012 worden geïnformeerd over de uitkomsten van deze doorlichting en de consequenties hiervan voor het programma. Wij verwachten dat de doorlichting ons in staat zal stellen om structureel € 1,2 mln te bezuinigen. 6. Programma’s GGD Binnen beleidsveld Volksgezondheid en zorg wordt gekort op diverse subsidies, onder meer gericht op gezins- en opvoedingsondersteuning en het programma ‘Alcohol en Drugs’. Daarnaast bezuinigen wij op onze eigen personele inzet op de Gezonde School en de aanpak huiselijk geweld. 7. Afbouw subsidies onderwijs De resterende doelsubsidie van € 600 voor therapiebaden, ondersteuning van maaltijdverstrekking voor leerlingen op REC-scholen en de instandhouding van gymzalen aan SBOOR wordt ingaande 2013 stopgezet. Ook de subsidie aan het CED wordt afgebouwd tot nihil. In 2014 worden de lasten verminderd met € 500 en ingaande 2015 met € 750 per jaar. Daarnaast kan door het vertrek van het Onderwijsmuseum uit Rotterdam de resterende middelen uit de begroting worden gehaald. De lasten worden hiertoe verlaagd met structureel € 200 ingaande 2013. 8. Korting stedelijk mobiel team jongerenwerk Per 1 januari 2012 is de doeluitkering ‘Leefbaarheid en Veiligheid’ (de zogenaamde van Montfransmiddelen) vervallen. Om deze weggevallen middelen te dekken wordt gemeentelijk binnen de portefeuille Jeugd een korting toegepast. Deze korting heeft, meer specifiek, betrekking op de middelen voor het Stedelijk Team Jongerenwerk. 9. Onderwijs Op Onderwijs wordt een ombuiging ingeboekt van structureel € 5 mln. Deze ombuiding gaat niet ten koste van de noodzakelijke investeringen in de voorschoolse periode, het Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid. De financieringsafspraken met het Rijk worden nagekomen. 10. Jongeren- en bewonersparticipatie Wij integreren de beleidsterreinen Jongerenparticipatie, Bewonersparticipatie / Burgerschapsbeleid en Vrijwilligerswerkbeleid. Hoewel op dit beleidsveld een beperkte formatie wordt ingezet, valt toch nog efficiencywinst te behalen.
pagina 24 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
11. Beheer en onderhoud buitenruimte In 2013 wordt incidenteel €4 mln bezuinigd voor beheer en onderhoud van de buitenruimte. Dit houdt in: een versobering van de uitvoering van onderhoudsprojecten, vermindering van de baggeractiviteiten en het minder actief ruimen van explosieven. De openbare verlichting en deelgemeentelijke bruggen worden van de deelgemeenten naar de centrale stad overgeheveld in het kader van het project OGOR (Organisatie Gemeentelijke Overheid Rotterdam). Dit levert een structurele besparing op van € 800. 12. Parkeergarages Naar aanleiding van het onderzoek Parkeergarages (uitgevoerd door Empaction), op grond van de gelijknamige motie, ingediend bij de begrotingsbehandeling 2012, is het verkopen van parkeergarages op dit moment geen optie. Wel is duidelijk geworden dat de invoering van ‘beheer op afstand’, door middel van cameratoezicht, voordeel biedt. Het aantal medewerkers neemt hierdoor af. 13. Besparing inkoop Door met onze leveranciers te onderhandelen, kunnen we structureel € 5 mln besparen op onze inkoop. Deze besparing zal uiteindelijk verdeeld worden over verschillende beleidsmatige inspanningen. Wij doen hiervoor een voorstel bij de omissieregeling. 14. Vrijval concernfinanciën Actualisatie van de begroting van concernfinanciën heeft een eenmalige vrijval van € 2,7 mln opgeleverd. 15. Motie 31: Versnelling krimptaakstelling Het college kiest conform motie 31 voor een versnelde uitvoering van de krimpopgave, waardoor komende jaren op de personeelskosten extra wordt bespaard. Daarom is de besparingsreeks uit de Kaderbrief (€ 30 mln in 2013, € 15 mln in 2014 en € 5 mln in 2015) in de begroting verwerkt. Uit de businesscase Krimp blijkt echter dat de daadwerkelijke besparing zich vooral in de jaren 2014 en 2015 zal voordoen. Voor een toelichting wordt verwezen naar het begin van dit hoofdstuk. 16. Motie 31: Stadsbeheer Beheer Buitenruimte In het kader van motie 31 (reductie van de apparaatskosten) wordt een deel van het beheer en onderhoud buitenruimte uitbesteed en worden de eigen activiteiten efficiënter georganiseerd. Dit betekent dat de gemeente minder zelf zal uitvoeren en meer de regierol zal pakken, het beheer beter zal organiseren (interne efficiency) en activiteiten uit de staande organisatie zal plaatsen. De formatiereductie van 120 fte zal plaatsvinden bij kleinschalig onderhoud (ROS: resultaat op straat), uitvoering onderhoud buitenruimte, inspectie fysieke buitenruimte, georegistratie / landmeetkunde, watermanagement, de boomkwekerij en de werven. Deze krimp moet in de jaren 2015 en 2016 een besparing opleveren van € 1,4 mln. Afbouw Reiniging Vanuit de Bestuurlijke Opdracht wordt voor 2015 de Reiniging omgebouwd naar een moderne reinigingsorganisatie waarbij minder handmatig en meer gemechaniseerd gereinigd zal worden. In 2013 en de daarop volgende jaren wordt door de Reinigingsorganisatie met 250 FTE in te krimpen een besparing van €10 mln. bereikt. De Reinigingsorganisatie zal in de nieuwe opzet uit 550 FTE bestaan met daaromheen een flexibele schil van parttimers, uitzendkrachten, aannemers en vangnetbedrijven. Voor de inzet in specifieke gebieden blijft een beperkte capaciteit aan handwerk (Sk1/2) over. De leer/ werkcapaciteit voor deelnemers uit het werkgelegenheidsbeleid zal worden beperkt tot 100 fte, waarvan de bezetting en financiering zal worden geleverd door het cluster Werk & Inkomen. Afbouw Milieuparken Binnen het cluster Stadsbeheer is voor alle taken een quick scan gemaakt over de vraag of een taak behouden, uitbesteed of gestopt moet worden. Zo ook voor de taak Milieuparken. Teneinde een kostenbesparing te realiseren, wordt het milieupark Hoogvliet gesloten. Reden hiertoe is dat van alle milieuparken Hoogvliet een kleinschalige locatie is, waar maar een beperkt aantal afvalstromen kan worden gebracht. Overloop kan door andere milieuparken op de Zuidoever opgevangen worden. Naast het sluiten van milieupark Hoogvliet zal het beperken van de openingstijden van de overige milieuparken een totale besparing opleveren van € 650 (vanaf 2015). 17. Motie 31: Gebouwen / Stadstoezicht Binnen het begrotingsproduct Handhaving wet- en regelgeving zal een besparing worden gerealiseerd van € 4 mln door reductie van het aantal medewerkers. Daarnaast zal vanaf 2015 een formatie reductie van € 3,9 mln plaatsvinden in receptie en beveiliging door vermindering van het aantal gebouwen van de gemeentelijke organisatie.
Hoofdstuk 2 | Financiële beschouwingen | pagina 25
Hoofdstuk 3 pagina 26 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
3. Investeringen
3.1
Inleiding
Tegen de achtergrond van de ingrijpende effecten op de gemeentefinanciën van de aanhoudende economische tegenspoed is er ook ten aanzien van de investeringen sprake geweest van een krimpend financieel kader en noodzaak tot verdere prioritering van investeringsprojecten. We investeren de komende jaren alleen nog in het hoogstnoodzakelijke. Soberheid en doelmatigheid zetten de toon. De inzet is de stad sterk te houden en uitvoering te blijven geven aan het Collegewerkprogramma, de Stadsvisie en de daarin opgenomen investeringsagenda. Het gaat in deze agenda niet alleen om nieuwe grootschalige gebiedsprojecten maar we investeren ook aanzienlijk in het onderhoud om het bestaande kapitaal kwalitatief in stand te houden (‘Basis op orde’).
Wet Houdbare Overheid Financiën
Naast een krimpend financieel kader, is ook de beoogde Wet Houdbare Overheid Financiën (Wet HOF) van belang. Deze geeft de minister de bevoegdheid om een boete op te leggen indien de decentrale overheden geen inspanning hebben geleverd aan het respecteren van de EMU-saldonorm (tekort van maximaal 3% van het BBP). De kans dat de EU daadwerkelijk een boete zal opleggen is toegenomen ten opzicht van de huidige situatie in de Wet Financiën decentrale overheden. Niet alleen is het besluitvormingsproces tot boeteoplegging versoepeld, ook is bepaald dat de overheden de komende jaren moeten toegroeien naar een structureel begrotingsevenwicht. Gelet op de EMU-saldi die de gemeenten gezamenlijk en Rotterdam afzonderlijk de afgelopen jaren hebben gerealiseerd, is er zonder maatregelen het risico dat Rotterdam zal worden beboet. De maatregelen die Rotterdam ter beperking van dit risico kan nemen zonder aantasting van zijn investeringscapaciteit, zijn beperkt in aantal en voorzien van (grote) risico’s en bezwaren. Eén van de mogelijke maatregelen is het continue accommoderen (veelal: neerwaarts bijstellen) van het investeringsvolume aan de prognose van het EMU-saldo van de gemeente Rotterdam. Dit tast de huidige investeringscapaciteit aan. Totdat de beoogde Wet HOF in werking treedt, gelden de bestuursafspraken tussen Rijk, VNG, IPO en Unie van Waterschappen zoals vastgelegd in het Bestuursakkoord 2011-2015. Dit betekent dat in 2013 een EMU-tekortnorm van 0,5% BBP voor de gezamenlijke decentrale overheden geldt (waarvan 0,38% BBP voor gemeenten). Afspraken over het saldopad vanaf 2014 zijn aan het nieuwe kabinet. Dit college zal er alles aan doen om te (laten) bepleiten dat het wetsvoorstel HOF wordt aangepast en/of dat het Rijk flankerende maatregelen neemt die gemeenten en Rotterdam in het bijzonder in staat stellen om het investeringsvolume te kunnen handhaven.
Integrale meerjaren investeringsbegroting
In aansluiting op het verzoek van de Raad, leveren we dit jaar voor het eerst een integrale meerjaren investeringsbegroting op. Integraal wil zeggen dat we meerdere dekkingsbronnen betrokken hebben niet alleen IFR maar ook externe dekkingsbronnen zoals het ISV, rendabele investeringen of investeringen die gedekt zijn door exploitatie. Integraal wil ook zeggen over meerdere beleidsterreinen. Voorheen werd in dit hoofdstuk alleen de ruimtelijke-economische kant belicht, nu wordt het hele spectrum aan investeringen van alle beleidsvelden nader bekeken.
Hoofdstuk 3 | Investeringen | pagina 27
Daarnaast kijken we in dit hoofdstuk ook naar een langere horizon. Niet alleen wordt het verloop van de kapitaallasten meerjarig in beeld gebracht, ook kijken we met de Langetermijn Investeringsplanning naar de projecten die wat verder in de toekomst liggen, zoals bijvoorbeeld Stadionpark. Tot slot wordt, zoals reeds eerder gemeld, niet alleen gekeken naar de nieuwe projecten maar bekijken we in dit hoofdstuk ook welke investeringen – en voor welk bedrag – er gemoeid zijn met het onderhoud en het vervangen van onze huidige kapitaalgoederen.
Elementen hoofdstuk
De onderwerpen die aan bod komen in dit hoofdstuk zijn: a. Lopende investeringen: in deze paragraaf wordt ingegaan op de lopende investeringen waarin we (paragraaf 3.2): i. het meerjarig verloop van de bestaande investeringen in een tabel weergegeven en de lasten die daarbij horen; ii. een samenvatting geven van de jaarlijkse uitgaven in onderhoud en investeringen in vervanging van onze kapitaalgoederen; b. Nieuwe investeringskredieten: we vragen uw raad niet meer om een totaal investeringskader vast te laten stellen maar vragen het krediet per beleidsmatige inspanning aan. In de paragraaf geven we een toelichting op de nieuw te voteren investeringen en wordt de verwachte meerjarenraming opgenomen (paragraaf 3.3). c. Lopende en nieuwe investeringen met als kader de Stadsvisie en de bijbehorende investeringsagenda, namelijk de MIP (Meerjarige InvesteringsPlanning). De nieuwe investeringsvoorstellen voor de jaren 2013 en 2014 zijn hierin opgenomen. Ieder jaar doen wij bij de begroting aan uw raad een voorstel voor nieuwe investeringen voor het komende jaar (paragraaf 3.4). d. Financieel kader met daarin onderscheid in (paragraaf 3.5): i. Dekking van de MIP ii. Meerjarig verloop IFR e. Financiering van de investeringen: wat zijn de financiële consequenties van de lopende en voorgenomen investeringen? (paragraaf 3.6) f. Wat zijn de consequenties van het korten van de middelen voor de uitvoering van de Stadvisie met € 10 mln voor de Langetermijn Investeringsplanning (LTIP)? (paragraaf 3.7).
3.2
Lopende investeringen
In deze paragraaf geven we een overzicht van de lopende investeringen per beleidsveld en de kapitaallasten die daarbij horen. Daarnaast geven we weer hoe het verloop is van de investeringen in het onderhoud en vervanging van ons kapitaal.
3.2.1
Meerjarig verloop kapitaallasten
In onderstaande tabel geven we per beleidsveld de totalen van de investeringssommen weer, inclusief het financiële effect daarvan op onze begroting als gevolg van de bijbehorende kapitaallasten. Op het moment dat een project in gebruik genomen wordt, wordt het project geactiveerd en vanaf dat moment wordt over het project afgeschreven en wordt rente toegerekend. Deze afschrijvingen en rente vormen samen de kapitaallasten. De kapitaallasten vormen een belangrijke kostenpost binnen de begroting. De omvang van de jaarlijkse kapitaallasten wordt bepaald door: – de hoogte van de investeringen; – de termijn waarin het actief wordt afgeschreven. Voor wat betreft de afschrijvingscomponent is uitgegaan van de vastgestelde afschrijvingstermijnen. Beleidsvelden
Bestuur en dienstverlening Algemene middelen Cultuur, sport en recreatie Veiligheid Onderwijs Volksgezondheid en zorg Participatie Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Verkeer en vervoer Economie Milieu en duurzaamheid Fysiek beheer van de stad Totaal
pagina 28 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Investeringssom Gevoteerd Nieuwe t/m 2012 Investeringen 90.864 10.550 28.300 2.807 750 0 70.464 600 1.472.864 259.600 118.891 0 18.100 335.933 50.164 2.149.523 310.364
Totale kapitaallasten 2013 13.097 1.522 1.029 297 115 0 9.152 43.504 11.179 0 402 15.613 95.910
2014 12.698 1.474 1.221 297 111 0 9.248 55.835 12.464 0 803 23.816 117.967
2015 11.538 1.424 1.599 297 108 0 9.242 55.740 12.102 0 1.327 24.492 117.869
2016 e.v. 11.067 1.143 1.351 297 104 0 9.236 56.198 12.130 0 1.327 25.423 118.276
3.2.2
Conclusies onderhoud en vervanging kapitaalgoederen
De gemeente geeft jaarlijks aanzienlijke bedragen uit aan het vervangen en onderhouden van kapitaalgoederen. Kapitaalgoederen dienen zo lang mogelijk een bijdrage te leveren aan het doel waarvoor zij zijn aangeschaft of vervaardigd. Het onderhoud en beheer is vastgelegd in meerjaren beheerplannen. De paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen van hoofdstuk 5 biedt een overzicht van de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting. De twee onderstaande tabellen zijn een samenvatting van deze overzichten. Omdat het vaak om grote bedragen gaat, is een helder en volledig overzicht daarom van belang voor een goed inzicht in de financiële positie. Onderhoud Wegen Riolering Bomen Water Kunstwerken (bruggen, tunnels) Kademuren en glooiingen Begraafplaatsen crematorium Beeldende kunst en gebouwen Openbare verlichting Vastgoed Totaal
Rekening 2011 7.126 21.444 1.026 2.107 12.564 1.837 6.681 858 4.537 32.400 90.580
Begroting 2012 1.784 22.925 260 2.246 13.921 816 7.545 667 6.626 48.700 105.490
Begroting 2013 3.139 23.121 507 2.417 14.400 783 7.691 646 6.141 54.000 112.845
De begrote kosten voor onderhoud nemen in 2013 voornamelijk toe doordat een deel van de gemeentelijke woningvoorraad ernstig achterstallig onderhoud heeft. Daar waar de gemeente andere partijen dwingt om hun eigendommen op te knappen, moet ook het gemeentelijk eigendom in redelijke staat zijn. In 2011 heeft er een verplichtingenstop plaatsgevonden, ook op het gebied van onderhoud van de vastgoedportefeuille. Als gevolg hiervan, vindt er vanaf 2012 een inhaalslag (toename) plaats in de onderhoudskosten van de vastgoedportefeuille. Het onderhoudsbudget vastgoed voor 2013 is begroot op € 54 mln. Het geplande onderhoud is vanwege de wens tot versobering summier gehouden. Een deel van het planmatige onderhoud is doorgeschoven naar volgende jaren. Het geplande onderhoud voor de komende jaren kan hierdoor ontoereikend zijn, waardoor groot onderhoud noodzakelijk is. Daarnaast was het onderhoudsbudget voor wegen in 2012 incidenteel € 1,5 mln lager vanwege een korting op het budget. Vervangingsinvesteringen Riolering Investeringen tlv voorziening riolering Water Kunstwerken Kademuren, glooiingen Begraafplaatsen crematorium Beeldende kunst en gebouwen Openbare verlichting Totaal
Rekening 2011 9.280 24.028 0 8.320 0 119 1.607 3.509 46.863
Begroting 2012 10.586 30.649 0 20.667 0 0 0 6.280 68.182
Begroting 2013 11.165 29.703 3.384 7.520 2.573 608 2.422 3.494 60.869
De vervangingsinvesteringen nemen per saldo met ruim € 7 mln af. Dit wordt met name veroorzaakt doordat het tempo van vervanging van bruggen en tunnels (Kunstwerken) naar beneden is bijgesteld.
3.3
Nieuwe investeringen inclusief kredietvoorstel
Voorheen stelde uw raad jaarlijks het totale investeringskader vast. Dit investeringskader was het algemene budgettaire kader waarbinnen het college gedurende het jaar investeringskredieten kan voteren. Vanaf dit jaar stellen we voor dat te wijzigen in de Verordening Financiële Huishouding waarbij kredieten per Beleidsmatige Inspanning meerjarig aan uw raad voorgelegd. Mocht blijken dat het krediet binnen een Beleidsmatige Inspanning niet meer voldoende is, kan bij de begroting, omissieregeling, eerste en tweede bestuursrapportage een verzoek aan uw Raad worden gedaan om het investeringskrediet aan te passen. De hoogte van het door de raad gevoteerde investeringskrediet en de realisatie (inclusief verplichtingen) wordt door het college bewaakt. Bijstelling van het investeringskrediet buiten één van deze rapportagemomenten om, moet een uitzondering zijn. Actualisatie van de investeringskredieten vindt jaarlijks plaats bij de begroting.
Hoofdstuk 3 | Investeringen | pagina 29
Het gaat dan m.n. om het afsluiten van investeringsprojecten en het actualiseren van de planning van de investeringsprojecten. Op deze manier geven wij uw Raad beter inzicht in het verloop en realisatie van de afzonderlijke projecten binnen de Beleidsmatige Inspanning die uw Raad goedgekeurd heeft. In onderstaande tabel vindt u de nieuwe kredietvoorstellen voor 2013:
Beleidsmatige inspanning E/M Ruimtelijke Ordening & Gebiedsontwikkeling 1. Investeringen grondexploitaties 2013 E Vastgoed 2. Vastgoed E 3. Onderwijshuisvesting 2013 E 4. Parkeergarage Hoogvliet Stadshart Heel 5. Blauwe verbinding fase 2 M 6. Openbare verlichting beheerplan 2012–2016 M 7. Rioolvervanging Zuiderbegraafplaats E 8. Machines en Installaties RoBedrijf E 2013 9. Containers Service 2013 E 10. Containers Reinigingsbedrijven 2013 E 11. Vervanging Inzamelmiddelen 2013 E 12. Lease voertuigen/werktuigen 2013 E 13. Steunpunt Winterdienst E 14. Gemeentelijk rioleringsplan 2011–2015 E
Gevoteerd t/m cat 2012
Nieuw
2013
2014
2015
2016 e.v.
Dekking
N
0
239.100
239.100
144.500
112.500
99.500
239.100
U V
3.000 0 9.200
3.000 17.000 500
3.000 17.000 500
3.000
3.000
3.000
3.000 17.000 500
N
0
2.533
783
296
663
791
2.533
V V N/U/V
0 0 0
7.200 816 600
2.400 408 600
2.400 408
2.400 0
0 0
7.200 816 600
V V V U/V V
0 0 0 0 0
200 400 4.000 24.000 2.500
200 400 4.000 24.000 2.500
V
59.621
8.515
11.165
200 400 4.000 24.000 2.500 10.229
20.106
368
8.515
Uitleg tabel Het krediet voor deze nieuwe investeringen wordt bruto aangevraagd, d.w.z. inclusief bijdragen derden en bestemmingsreserves. Daarnaast wordt de bijbehorende verwachte uitgaven meerjarig in beeld gebracht inclusief de dekking. In de toelichting per project gaan we in op de dekking. Verder hebben we per nieuw project aangegeven of het een investering is in Economisch nut (E) of een investering in Maatschappelijk nut (M): – Economisch nut: dit zijn alle investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid geld te genereren (bijv. via tarieven) of die verhandelbaar zijn (waar een markt voor is). Of dat wel of niet gebeurt, is niet relevant voor het onderscheid. – Maatschappelijk nut: dit zijn investeringen die geen economisch, maar uitsluitend een maatschappelijk nut hebben. Dit gaat om investeringen in de openbare ruimte, zoals bijvoorbeeld wegen en bruggen. De afkortingen bij categorie staan voor: N(ieuw), U(itbreiding), V(ervanging) en L(evensduurverlengend): – Nieuw: dit zijn investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten – Uitbreiding: dit zijn investeringen ten behoeve van de uitbreiding van bestaande activiteiten – Vervanging: dit zijn investeringen ten behoeve van de vervanging van een oud (bestaand) actief als gevolg van economische veroudering of slijtage. – Levensduurverlengende investeringen: dit zijn investeringen die worden gepleegd ten behoeve van een bestaand actief en expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van het betreffend actief. Het gaat hier niet om (groot) onderhoud, dat per definitie niet levensduurverlengend is, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden. 1. Investeringen grondexploitaties 2013 Voor de investeringen wordt het benodigde krediet niet per individuele grondexploitatie verleend. Voor alle grondexploitaties tezamen wordt jaarlijks krediet verleend voor de uitgaven die in het betreffende jaar worden verwacht, de zogenaamde jaarschijfmethode. Nieuwe grondexploitaties die in uitvoering worden genomen worden apart aan de raad voorgelegd inclusief het dekkingsvoorstel. De dekking van grondexploitaties kan bestaan uit verkoop van gronden, subsidies en gemeentelijke bijdragen.
pagina 30 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2. Vastgoed Door de sector vastgoed wordt jaarlijks een vast investeringskrediet aangevraagd om kleine onverwachte investeringen in gebouwen en/of voorzieningen te realiseren. Deze investeringen kunnen worden gedekt uit de huren die bij de gebruikers in rekening worden gebracht. 3. Onderwijshuisvesting 2013 De wettelijke taak van de gemeente is het bieden van adequate huisvesting van scholen voor het primair onderwijs,voortgezet en (voortgezet) speciaal onderwijs. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor het onderhoud van de buitenkant van scholen in het primair onderwijs en het (voortgezet) speciaalonderwijs. Jaarlijks dienen de schoolbesturen aanvragen in voor onderwijshuisvesting. Deze worden getoetst aan de verordening, het IHP en het beschikbare budget. De positief beoordeelde aanvragen vormen jaarlijks het huisvestingsprogramma, dat het college jaarlijks vaststelt en waarvoor bij de raad het krediet aangevraagd worden. Voor 2013 betreft het € 17 mln. Deze investeringen kunnen worden gedekt uit de huren die bij de gebruikers in rekening worden gebracht. 4. Parkeergarage stadshart Hoogvliet Deze aanvulling van € 500 op het bestaande krediet van € 9.200 betreft een ISV/subsidie die later dan de oorspronkelijke kredietaanvraag verkregen is voor dit project. 5. Blauwe verbinding, 2e fase Deelkredieten Projectcoördinatie Projectvoorbereiding Zuidelijk Randpark Heulweg-ontsluitingsweg Heulweg Bouwrente Investering
Totale bruto investering 500 133 200 150 1.500 50 2.533
Raming 2013 125 68 0 150 425 15 783
Raming 2014 125 65 100 0 0 6 296
Raming 2015 125 0 100 0 425 13 663
Raming 2016 125 0 0 0 650 16 791
De Blauwe Verbinding is een samenwerkingsverband van acht betrokken lokale overheidspartijen. In het vastgestelde uitvoeringsprogramma is de Blauwe Verbinding verdeeld in verschillende deeltracés met verschillende trekkers. Rotterdam is trekker van het noordelijk tracé, het zuidelijk Randpark en de Heulweg. Deze investering betreft een aanvulling op het eerder gevoteerde krediet voor de engineering en uitvoering van het noordelijk deeltracé. Het benodigde krediet is bestemd voor project coördinatie, de bijdrage voor het Zuidelijk Randpark en het tracé Heulweg. De dekking vindt plaats binnen de huidige exploitatiebegroting. 6. Openbare verlichting beheerplan 2012–2015 De economische levensduur van lichtmasten is 25 jaar. In de praktijk blijken lichtmasten ongeveer 30 jaar zonder technische problemen mee te gaan, waarna ze moeten worden vervangen. Rotterdam hanteert daarom voor lichtmasten een technische levensduur van 30 jaar. Na 30 jaar wordt het lichtontwerp van een straat herzien en worden masten eventueel vervangen. In het beheerplan is voor de vervangingsinvesteringen gekozen voor het basisscenario dat minimaal uitgevoerd moet worden om de veiligheid te kunnen waarborgen (basis op orde). Ten opzichte van het beheerplan, waarin sprake is van een investering van € 6.639, is het bedrag verhoogd met een investeringsbedrag voor bedrijvenparken en voor Rozenburg. De dekking vindt plaats uit de bestaande middelen voor openbare verlichting. 7. Rioolvervanging Zuiderbegraafplaats Het riool op de Zuiderbegraafplaats is aan vervanging toe. Door verzakking is op gedeelten van de begraafplaats sprake van onvoldoende drooglegging voor begraven. In de wegverharding treden verzakkingen op door instorting van de riolering. Voor dat deel van de kosten dat aan het product Lijkbezorging moet worden toegerekend wordt een investeringskrediet aangevraagd. De uitvoering staat gepland voor de periode oktober 2013 tot en met maart 2014. Dekking vindt plaats via de legesopbrengsten. 8. Machines en installaties RoBedrijf 2013 Dit krediet betreft de aanschaf van machines en installaties voor het RoBedrijf. Dekking vindt plaats via de begroting. 9. Containers service 2013 en 10. Containers reinigingsbedrijven 2013 Deze twee kredieten betreffen stelposten en worden aangewend voor: – de aanschaf en vervanging van mini en maxi containers, – de aanschaf en vervanging van containers ten behoeve van de milieuparken. De aanschaf van deze inzamelmiddelen en containers is onvermijdelijk in het kader van het inzamelen van afval. De dekking vindt plaats vanuit de exploitatie. Hoofdstuk 3 | Investeringen | pagina 31
11. Vervanging Inzamelmiddelen 2013 Dit krediet betreft een stelpost en is bestemd voor de vervanging van bestaande onderlossende containers (binnenbakken) en Rotterdambakken. De dekking van de kapitaallasten vindt plaats uit het IFR. 12. Lease voertuigen/werktuigen 2013 Deze stelpost is gevoteerd voor de aanschaf van voertuigen en aanschaf van middelen van de onderhoudswerkplaats door het bedrijfsonderdeel Lease. Deze investering wordt terugverdiend vanuit de exploitatie van Lease. 13. Steunpunt Winterdienst In het Noordelijk deel van de stad wordt een nieuw steunpunt voor de Winterdienst gerealiseerd. Door deze realisatie kan de uitvoering van de gladheidbestrijding efficiënter worden gerealiseerd, worden mogelijkheden gecreëerd om met nat zout te kunnen strooien en kan er een strategische grotere zoutvoorraad worden aangehouden. De verwachting is dat dit steunpunt in 2013 is gerealiseerd. De hiermee samenhangende extra (kapitaal)lasten zijn in de raming 2014 meegenomen. Voor dekking ervan zijn middelen ter beschikking gesteld in de exploitatie. 14. Gemeentelijk rioleringsplan 2011–2015 In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2011–2015 zet de gemeente haar rioleringsbeleid uiteen. Sinds 1 januari 2008 heeft de gemeente een wettelijk vastgelegde zorgplicht voor hemelwater en grondwater. In 2011 is dit plan vastgesteld door uw raad. Op basis van de verwachte meerjarenuitgaven voor dit programma, vragen we uw raad het bestaande krediet van € 59.621 te verhogen met € 8.515. De verhoging van het investeringskrediet wordt gedekt door een bijdrage vanuit de Waterschappen.
3.4
MIP/Investeringsvoorstel 2013 en 2014 met dekkingsbron IFR
De Meerjarige InvesteringsPlanning (MIP) is door uw raad bij de Begroting 2011 vastgesteld en geeft een overzicht van de in deze raadsperiode geplande investeringen. Toekenning van middelen gebeurt bij de begroting waarin projecten volgens de richtlijnen van de investeringsstrategie zowel financieel als inhoudelijk afgewogen worden. Bij het vaststellen van de MIP is met uw raad afgesproken in 2012 een Midterm Review te houden. De Midterm Review van de MIP is in 2012 gericht op een verruiming van de beschikbare middelen, de heroverweging van eerder toegekende projecten en het terugbrengen van de overmaat aan projecten. Dit heeft geleid tot een investeringvoorstel voor de jaren 2013 en 2014 en een voorstel voor herijking van de MIP voor de laatste jaren van deze raadsperiode.
Investeringsprogramma 2013 en 2014
In tegenstelling tot voorgaande jaren wordt bij deze begroting ook voorgesteld om een bijdrage in 2014 te reserveren voor een aantal projecten. In vele gevallen worden er in 2013 verplichtingen aangegaan op basis van opname in het investeringsprogramma die ook een financieel beslag in 2014 hebben. In de kolom ‘voorstel 2014’ is deze reservering per project opgenomen. Gebied
Project
Centrum
Buitenruimte Binnenstad Noodzakelijk beheer Binnenstad Levendige Binnenstad Buitenruimte Binnenrotte Blaak Zuidzijde Erasmus University College Gouvernestraat KT Cruiseterminal Diverse projecten Kadeconstructie Fenixloodsen Rondje Rijn / Maashaven (ECC) A15 Blauwe Verbinding Sporthal Motorstraat Pact op Zuid Nationaal Programma Zuid Particuliere woningvoorraad Bestaande voorraad
Stadshavens
Zuid
I/O O O O O O I O I O O O I O O O O O
2011 vastgesteld 10.900 1.100
2012 vastgesteld 3.000 1.600 1.200
2013 voorstel 5.500
2014 voorstel 1.800
900 1.900 1.000
5.600 600
2.400
1.100
7.000
7.000
1.200
3.000 3.000
5.400 4.000
4.700 5.000
3.000 2.000
2014 planning 4.200 1.200
700 PM 1.600
3.333 3.700 3.600 3.040 4.100
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 32 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina
Gebied
Project
Noord
P&R Kralingse Zoom Monumenten Blijdorp Plaswijckpark Leonidas Oostelijk Zwembad Ontsluitingsweg HVH (H6-weg) Vergroeningsopgave Gymlokalen Lekker Fit! Roeibaan Eendragtspolder Herinrichting Nieuwe Binnenweg Randstadrail Voorbereidingsbudget
Overig
Totaal
I/O O O O O I I O I I O I O
2011 vastgesteld
2012 vastgesteld 6.000 1.500 2.500
2013 voorstel
2014 voorstel
1.500
1.500
2014 planning
1.800 8.300 PM 350 5.900
2.000
1.000
1.200 575 3.500 37.923
1.100 46.975
10.050 1.500 42.150
1.500 23.000
11.100
In de kolommen ‘vastgesteld 2011 en 2012’ zijn de door uw raad toegekende bedragen voor deze jaren opgenomen. In de kolommen ‘voorstel 2013 en 2014’ zijn de bedragen opgenomen die bij deze begroting worden voorgesteld toe te kennen opgenomen. In deze begroting wordt niet alleen het voorstel voor 2013 neergelegd maar ook de juridische verplichten projecten van 2014. Over de aanvullende projecten die in de planning staan voor 2014 wordt in de voorjaarsretraite 2013 een besluit gevraagd. In de bijlage zijn de onderliggende factsheets, inclusief de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de Begroting 2012 opgenomen. Het project Randstadrail lichten we hieronder toe, omdat deze afwijkt ten opzichte van de andere projecten uit de MIP.
Randstadrail
Bij de verzelfstandiging van de RET is ten aanzien van het project Randstadrail in het ontvlechtingdocument tussen RET en gemeente Rotterdam overeengekomen dat indien door omstandigheden het project niet binnen budget uitgevoerd kan worden, en overleg met andere partijen niet resulteert in dekking van de meerkosten, het financiële risico van Randstadrail (zowel negatief als positief) bij de gemeente Rotterdam dan wel bij de Stadsregio Rotterdam ligt. Bij het opstellen van de Jaarrekening 2011 is in overleg met de accountant een voorziening binnen het IFR getroffen voor het nog te verwachten tekort. Dit tekort is gebaseerd op de 4e kwartaalrapportage Randstadrail 2011 en bedraagt € 10,1 mln. Omdat het eerdere tekort ook uit het IFR wordt gedekt, stellen wij voor Randstadrail op te nemen in de MIP. Het bedrag wordt geactiveerd als bijdrage in een actief van derden en de kapitaallasten hiervan worden gedekt uit de rentebaten van het IFR. De bijdrage komt hiermee niet ten laste van het dekkingskader MIP in 2013.
Herijking MIP
De MIP uit 2010 is gebaseerd op een groslijst met projecten. Bij het vaststellen van de MIP is besloten deze groslijst te gebruiken als uitgangspunt voor de afweging van projecten bij de Midterm Review. De projecten op de groslijst zijn opnieuw bekeken op urgentie. Op basis hiervan wordt aan uw raad voorgesteld de projecten: Herbestemming kantoren Binnenstad, P&R Hart van Zuid, Rotterdamse Stijl, DVM + Mobiliteit + Fietsroutes, Wegontsluiting Parkstad, Vreelust en Depot Museum Boijmans definitief van de groslijst af te voeren. De gevraagde bijdragen voor deze projecten zijn niet langer relevant of inmiddels elders gedekt.
3.5
Financieel kader
In deze paragraaf gaan we in op het financiële (dekkings)kader van de lopende en voorgenomen investeringen. Achtereenvolgens komt hierin aan bod: – Dekkingskader Investeringsvoorstel 2013 en 2014 (MIP). – Meerjarig verloop IFR.
3.5.1
Financieel kader
Het financiële kader voor het investeringsvoorstel 2013 en 2014 is in onderstaande tabel opgenomen. 1. Intensivering middelen Stadsvisie 2. Vrijval projecten 3. Correctie IFR 4. ISV3 5. Doorlopende kapitaallasten Totaal
2011 22.000 6.900
2012 8.600 30.600
28.900
39.200
2013 13.000 6.073 21.600 3.200 -3.104 40.769
2014 5.000 pm 24.228 -6.228 23.000
Hoofdstuk 3 | Investeringen | pagina 33
1. Toelichting: intensivering middelen Stadsvisie Deze reeks is het saldo van de netto toevoeging aan het IFR, zie ook paragraaf 3.4.2 waarin een uitwerking van de toevoegingen aan het IFR wordt gegeven. 2. Toelichting: Vrijval projecten (Investeringsmonitor 2012) Om inzicht te krijgen in de stand van zaken bij lopende projecten die gedekt worden vanuit het IFR wordt de investeringsmonitor gebruikt. Op basis van de uitkomsten van de investeringsmonitor komen onderstaande projecten en bedragen in aanmerking voor vrijval. Het totaal van € 6,1 mln wordt voorgesteld toe te voegen aan het dekkingskader in 2013. In de bijlage is het overzicht opgenomen van alle lopende projecten die gedekt worden vanuit het IFR. Project Inbreng bestaande gemeentelijke panden (bestemmingsreserve) Stadspromotiecentrum Alexanderknoop-Oost Verbouwing Rotterdamse Schouwburg Waterbus RDM terrein Rotterdam Climate Initiative Park Zestienhoven Bodem Herinrichting Spoor en Provenierssingel Fenixloodsen / Theater op Katendrecht Diverse programma’s Verkeer en Vervoer
Vrijval 2.000 520 200 10 50 100 50 100 200 1.843 1.000
De redenen dat middelen vrijvallen zijn bijvoorbeeld dat het project twee jaar na toekenning nog niet in uitvoering is gebracht of dat er geen realisatie heeft plaatsgevonden. Dit geldt bijvoorbeeld voor project Inbreng Bestaande gemeentelijke panden. Ook blijkt uit de afrekening soms dat projecten minder geld nodig hadden dan oorspronkelijk begroot (project Waterbus) of dat de ramingen gunstiger uitvallen (Park Zestienhoven, Verkeer en Vervoer, Fenixloodsen). Voor het merendeel van de eerder toegekende, en dus lopende, projecten geldt dat deze volgens planning reeds in uitvoering zijn. De verplichtingen die hiermee vaak gepaard gaan, beletten vrijval van middelen die gereserveerd zijn voor deze projecten. 3. Toelichting correctie IFR Zoals in paragraaf 3.3 aangegeven heeft er bij de jaarrekening 2011 foutherstel plaatsgevonden op een aantal IFR-projecten. De uitkomst van deze analyse heeft geleid tot een aantal correcties waarbij projecten van een out-of-pocket investering (O) omgezet zijn naar een activeerbare investering (I) en omgekeerd. In die gevallen waarin al realisaties hebben plaatsgevonden, vloeien de out-of-pocket middelen weer terug naar het IFR, zie ook paragraaf 3.4.2. Gezien het tekort op het investeringsvoorstel stellen wij voor een deel van deze middelen in te zetten voor het dekkingskader in 2013 en het juridisch verplichte deel in 2014. De kapitaallasten van de gecorrigeerde investeringen komen ten laste van de jaarlijkse intensiveringen. 4. Toelichting ISV3 Omdat de vrijval van middelen vanuit eerder toegekende projecten nog niet voldoende is om het investeringsvoorstel te dekken, hebben wij andere investeringsbudgetten (voor zover het cofinanciering betreft), zoals ISV3, EFRO, RAP/RAL, Nota Ruimte en Duurzaam, doorgelicht. De inventarisatie van vrije ruimte binnen andere investeringsbudgetten heeft geen extra middelen opgeleverd, met uitzondering van het ISV3. In het kader van de MIP is in 2010 al een uitgebreide inventarisatie van andere financieringsbronnen uitgevoerd. Het ISV is naast het IFR het tweede grote investeringsbudget dat de gemeente kan inzetten voor projecten op het gebied van stedelijke vernieuwing. Bij het vaststellen van het ISV3-programma in 2010 heeft uw raad besloten om in 2012 ook een review te houden op het ISV3-programma. Het resultaat van deze Midterm Review ISV3 heeft een geactualiseerd ISV3-programma zonder overmaat en een vrije ruimte van € 3,2 mln opgeleverd. Het voorstel aan uw raad is de vrije ruimte te betrekken bij de integrale afweging van de investeringsstrategie en in te zetten voor het dekkingskader in 2013. Over de uitkomsten van de Midterm Review ISV3 en herprioritering van middelen is uw raad middels een apart traject geïnformeerd (behandeling in commissie Fysieke Infrastructuur en Buitenruimte, briefkenmerken 12gr916 en 12gr1949).
pagina 34 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
5. Doorlopende kapitaallasten projecten MIP Binnen het IFR wordt een onderscheid gemaakt tussen het ‘oude’ programma (voor 2011) en het huidige collegeprogramma. De kapitaallasten van projecten uit de MIP (huidige collegeperiode) worden ten laste gebracht van de intensiveringen Stadsvisie. De kapitaallasten van het ‘oude’ programma komen ten laste van de rentebaten van het IFR.
3.5.2 Meerjarig verloop IFR
Het Investeringsfonds Rotterdam (IFR) wordt als voornaamste dekkingsbron gebruikt voor de uitvoering van de Stadsvisie. Het IFR is al in 1999 ingesteld naar aanleiding van de omvangrijke opbrengsten van de verkoop van deelnemingen, o.a. het Bouwfonds, AVR en recent de verkoop van deelneming in consortium Beursplein. Met de oprichting van het IFR werd invulling gegeven aan de politieke wens dat de opbrengsten van de verkoop van eigendommen moest worden besteed voor de aankoop van andere eigendommen (bezit voor bezit).
Opbouw en verloop IFR meerjarig
Onderstaand is het verloop van het IFR weergegeven in de periode 2010–2016 bedragen x € 1 mln
Verloop IFR Begin (stand per 1 januari) Toevoegingen Onttrekkingen Foutherstel Resultaatbestemming Overheveling reserve WWB Overheveling reserve frictiebudget Eindstand (totaal)
2010 734
2011 646
2012 569
2013 538
2014 367
2015 309
2016 289
12 -100
22 -59 5 11
28 -81 23 2
13 -62
5 -54
10 -20
10 -20
-10 309
-10 289
278
-56
646
569
-78
538
-44 367
Toelichting toevoegingen De toevoegingen betreft de afspraak uit het Collegewerkprogramma om vanaf 2011 jaarlijks extra middelen aan het IFR toe te voegen. Deze reeks loopt uiteindelijk vanaf 2015 op naar € 50 mln per jaar maar is gecorrigeerd met de volgende bedragen: bedragen x € 1 mln
Uitwerking Toevoegingen Intensivering IFR Aftopping intensivering (korting) Programma Duurzaam Bezuinigingsopgave Rentebaten Rentederving HBR Netto toegevoegd aan het IFR
2013 37,5 -8,5 -16 7,5 -8 13
2014 50 -10 -8,5 -19 PM -8 5
2015 50 -10 0 -22 PM -8 10
Toelichtingen onttrekkingen Een deel van de projecten uit het investeringsprogramma IFR worden ‘out-of-pocket’ (a fonds perdu) gefinancierd. Dergelijke projecten zijn niet activeerbaar en de IFR-bijdragen worden dan ook in één keer ten laste van het IFR gebracht. De verwachte toekomstige onttrekkingen zijn dus in de tabel weergegeven. Toelichting foutherstel In 2010 heeft EY geconstateerd dat vanaf 2004 bijdragen vanuit bestemmingsreserves rechtstreeks in mindering zijn gebracht op materiele vaste activa met een economisch nut. Bij de jaarrekening van 2011 is dit opgeheven door middel van een foutherstel. Het gaat daarbij om de projecten Verbouwing Schouwburg, Cruisterminal en Kindcluster Nesselande. Als gevolg hiervan is bij jaarrekening toen € 5 mln toegevoegd aan het IFR. Daarnaast is bij jaarrekening een aantal maatschappelijke projecten gecorrigeerd vanwege consistente gedragslijn. Binnen Rotterdam worden wegen, bruggen en tunnels geactiveerd en afgeschreven. De bruggen en tunnels gefinancierd vanuit het IFR waren echter als Out of Pocket projecten getypeerd. Het gaat daarbij om de volgende projecten: Weenatunnel, Ondergrondse Straat, Rijnhavenbrug, Voetgangersbrug Wijnhaveneiland en Ontsluitingsweg Heijplaat.
Hoofdstuk 3 | Investeringen | pagina 35
De IFR-bijdragen voor de Weenatunnel en de Ondergrondsestraat zijn via de bestemmingsreserve Infrastructuur gelopen en worden bij foutherstel eerst gecorrigeerd in deze bestemmingsreserve, waarna de middelen in 2012 worden overgeheveld naar het IFR. Toelichting resultaatbestemming De resultaatbestemming die bij Jaarrekening 2011 heeft plaatsgevonden, betreft de verkoop van onze deelneming in het consortium Beursplein en de overboeking van middelen voor de Voetbal Visie Vitaal Velden. Toelichting overheveling reserve WWB Bij de J aarrekening 2011 is een risicoreserve WWB gevormd ad € 56,3 mln ter dekking van het eventuele tekort op het WWB-inkomensdeel (€ 47 mln) en de verlaagde rijksuitkering (€ 9,3 mln) in 2012. Deze risicoreserve is gevormd door een overheveling vanuit het IFR. Gezien het feit dat ook voor 2013 een aantal factoren nog onzeker is, waardoor het macrobudget voor de komende jaren nog niet is vast te stellen, is voor de problematiek 2013 (€ 78 mln) eveneens een risicoreserve gevormd vanuit het IFR. De daardoor gederfde rente is gecompenseerd door extra ombuigingen, zodat het investeringsvolume van de stad niet wordt aangetast. Toelichting overheveling reserve frictiebudget Met de raad zijn in het kader van Motie 31 afspraken gemaakt om de kosten van de gemeentelijke organisatie met 20% te reduceren. Om sneller de vruchten te kunnen plukken van een kleinere en goedkopere organisatie, wordt tempo gemaakt en een frictiebudget gevormd vanuit het IFR. In de gelijktijdig met deze begroting aan de raad aangeboden Business Case Mobiliteit worden de bijbehorende maatregelen en de kostenbaten analyse daarbij onderbouwd. Ook voor deze reservevorming geldt dat de gederfde rente is gecompenseerd in de meerjaren exploitatiebegroting.
3.6
Investeringen en financiering
In deze paragraaf komen de financiële consequenties van de lopende en voorgenomen investeringen aan de orde. De met investeringprojecten gepaard gaande uitgaven beïnvloeden voor een deel de financieringsbehoefte van de gemeente Rotterdam in een bepaald jaar. De uitgaven voor investeringen worden voor het andere deel bepaald door het verloop in de reserves en voorzieningen. Door reserves en voorzieningen te gebruiken voor interne financiering hoeven we minder externe leningen aan te trekken en kunnen we besparen op de rentelasten.
Ontwikkeling financieringsbehoefte
Zoals hierboven reeds geschetst is de behoefte aan nieuwe financieringsmiddelen afhankelijk van de ontwikkeling van de gemeentelijke investeringen, de ontwikkeling van de reserves en voorzieningen en de mutatie van de bestaande portefeuille opgenomen geldleningen. De gemeentelijke investeringen bestaan enerzijds uit materiële vaste activa zoals gronden, gebouwen, vervoermiddelen en anderzijds uit financiële vaste activa zoals aandelenkapitaal en verstrekte geldleningen. In deze paragraaf gaan we alleen in op het verloop van de investeringen. We verwijzen u verder naar de paragraaf financiering voor de andere elementen. De ontwikkeling van de lopende en voorgenomen investeringen is als volgt: bedragen x € 1 mln
Materiële vaste activa (beginstand) Afschrijvingen Investeringen Desinvesteringen Materiële vaste activa (eindstand)
2013 2.288 -157 297 -50 2.378
2014 2.378 -159 169 -50 2.338
2015 2.338 -160 124 -50 2.252
2016 2.252 -159 171 -50 2.214
2017 2.214
In 2013 vindt er ten opzichte van 2012 dus een toename plaats van voorgenomen investeringen. Dit komt voornamelijk doordat eerder toegekende projecten in 2012 dan wel in 2013 in uitvoering worden genomen en grote realisaties verwachten in die jaren. De grootste projecten die aan deze toename bijdragen, zijn: – Kruispleingarage: met name in 2012 en 2013 speelt de uitvoering van dit project. Verwachte oplevering van de garage is dan ook in 2014. In 2013 wordt er ca € 80 mln aan uitgaven verwacht en dus ook aan financieringsbehoefte. – P&R Kralingse Zoom: project zit momenteel in de realisatiefase. De ingebruikname is ook gepland in 2013. Verwachte uitgaven zijn € 20 mln. – Stadskantoor: totaal krediet is € 95,2 mln inclusief een voorbereidingskrediet van € 12,5 mln. De voorbereidingsfase is naar verwachting in februari 2013 afgerond waarna de uitvoering start. Verwachte uitgaven in 2013 zijn dan ook ca € 35 mln.
pagina 36 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
–
– –
Voertuigenlease: de gemeente heeft ca 2.200 voertuigen in de lease waarvan er gedurende het jaar een groot aantal vervangen moet worden. Daarvoor is jaarlijks € 28 mln beschikbaar die gezien de cijfers uit het verleden vrijwel volledig uitgegeven wordt daarvoor. Vervangingsinvesteringen: zie ook de projecten uit paragraaf 5.3 (ca € 60 mln). Kleinere projecten: zie ook de projecten uit het Investeringsvoorstel 2013, maar bijv. ook ICT-investeringen, monumenten, voorbereiding Hart van Zuid, gymlokalen etc.
Bovengenoemde meerjarige investeringsbehoefte leidt tot de volgende financieringsbehoefte. De materiele vaste activa corresponderen met het saldo van de voorgenomen en lopende investeringen, afschrijvingen en desinvesteringen. De interne financieringsbronnen betreffen de reserves, voorzieningen en netto werkkapitaal (saldo vlottende passiva en activa m.u.v. kortlopende schuld en liquide middelen). Een uitleg over de financieringsbehoefte is in hoofdstuk 2 en in de paragraaf Financiering opgenomen. bedragen x € 1 mln
Externe financieringsbehoefte Materiële vaste activa Financiële vaste activa Interne financieringsbronnen Totaal externe financieringsbehoefte
3.7
2013 2.288 1.373 -1.385 2.276
2014 2.378 1.252 -1.272 2.358
2015 2.338 1.139 -1.260 2.217
2016 2.252 1.025 -1.318 1.959
2017 2.214 899 -1.391 1.722
Lange Termijn Investeringsplanning
De in deze raadsperiode geplande investeringen zijn vastgelegd in de MIP. Tijdens het vaststellen van de MIP in 2010 is echter geconstateerd dat er ook voor de periode na 2014 keuzes gemaakt moesten worden in de groslijst van investeringen. Bepaalde investeringsbesluiten laten zich door de procedure en lange voorbereidingstijd niet uitstellen. Aan de andere kant is het wenselijk dat ook volgende colleges ruimte hebben om eigen keuzes te maken en specifieke accenten te leggen. Programmatische concurrentie, een gerichte inzet van het ambtelijk apparaat, en een geloofwaardig verhaal richting het Rijk waren hierbij belangrijke overwegingen. Bij de Begroting 2012 is daarom door uw raad voor het eerst een Lange Termijn Investeringsplanning (LTIP) vastgesteld. Deze LTIP is het geplande pakket aan investeringen voor 2015 en verder waarover wij deze periode een investeringsbesluit hebben genomen (categorie A) of willen nemen (categorie B), plus een groslijst met projecten waarover een volgend college en raad kan besluiten en waar nu wel (categorie C) of niet aan voorbereid wordt (categorie D en E). Deze projecten zijn in onderstaande tabel weergegeven. Hieraan zijn ook de projecten toegevoegd die wij op basis van de uitkomsten van de Midterm Review voorstellen vanuit de (groslijst) MIP door te schuiven naar de LTIP. Projecten Langetermijn Investeringsplanning Categorie A Investeringsbesluit is genomen Hart van Zuid A13 / A16 Particuliere woningvoorraad Categorie B Investeringsbesluit wordt deze periode genomen, nu voorbereiden (lange voorbereidingstijd) Stadion Sportcampus Stadshavens Merwe / Vierhavens Coolhaven (vanuit MIP) Categorie C Investeringsbesluit wordt de volgende periode genomen, nu voorbereiden (lange voorbereidingstijd) Woningbouwprogramma Coolsingel Koninginnebrug (tramverbinding 1e tranche OV op Zuid) Bedrijventerrein Reijerwaard (geen gemeentelijke investering, wel voorbereiding faciliteren) Kunstijsbaan Stadionpark (geen gemeentelijke investering, wel voorbereiding faciliteren) Categorie D Investeringsbesluit wordt de volgende periode genomen, nu niet voorbereiden (korte voorbereidingstijd) Stadshavens Rijn / Maashaven Stadshavens gebiedsoverstijgende infra / RDM / Heijplaat / Waalhaven / Eemhaven Buitenruimte Binnenstad Bentinckplein ’s Gravendijkwal Vervolg tabel zie volgende pagina
Hoofdstuk 3 | Investeringen | pagina 37
Vervolg tabel vorige pagina
Projecten Langetermijn Investeringsplanning Poppodium Toegankelijkheid sportaccommodaties (vanuit groslijst MIP) P&R Hoek van Holland (vanuit groslijst MIP) Matlingeweg (vanuit groslijst MIP) Voorbereidingsbudget Categorie E Investeringsbesluit wordt uitgesteld tot na 2020, nu niet voorbereiden 50-meterbad Kunstenpand Middenzaal Stadsmuseum Smeetlandse viaduct Tweede fase Stadionpark
Consequenties voor financieel kader
Met het vaststellen van de LTIP is een (voorlopig) pakket samengesteld dat afgestemd was op de beschikbare investeringsmiddelen en ambtelijke capaciteit. Om ruimte te houden voor nieuwe investeringen door volgende colleges, hebben wij een maximaal financieel kader van 50% van de beschikbare middelen in de periode 2015-2020 (totaal € 300 mln) voorgesteld. Op basis hiervan heeft uw raad bij de Begroting 2012 een planning van € 149 mln (categorie A en B) vastgesteld. Vanaf 2014 zien wij ons echter genoodzaakt verder te bezuinigen op de investeringsportefeuille. Daarom hebben wij besloten de afgesproken intensivering (€ 50 mln) van de Stadsvisie structureel te verlagen met € 10 mln per jaar vanaf 2014. De consequenties van deze budgetverlaging worden hieronder in beeld gebracht, samen met de lange termijn gevolgen van de correcties van het IFR (doorlopende kapitaallasten) en de bij Begroting 2011 vastgestelde rentederving als gevolg van het wegvallen van de bestemmingsreserve Havenbedrijf.
Intensivering middelen Stadsvisie Structurele bezuinigingsopgave Rentederving reserve Havenbedrijf Doorlopende kapitaallasten Korting middelen Stadsvisie Totaal
2015–2020 300.000 PM -48.000 -22.000 -60.000 170.000
2021–2025 250.000 PM -40.000 -30.000 -50.000 130.000
2026–2030 250.000 PM -40.000 -28.000 -50.000 132.000
Totaal 800.000 PM -128.000 -80.000 -160.000 432.000
In totaal is er voor de periode 2015–2020 nog € 170 mln over van de intensivering van de Stadsvisie. Dit is een krimp van circa 40%. Bovendien ligt er nog een structurele bezuinigingsopgave aan de intensivering ten grondslag die ingevuld moet worden door de inzet van bespaarde rente en andere meevallers. Door het doorschuiven van projecten vanuit de MIP en een beter inzicht in benodigde dekking, wordt echter een groter beroep gedaan op de schaarse middelen. Dit betekent dat de planning uit 2011 begint te knellen en bijgesteld moet worden.
Actualisatie LTIP
Op dit moment wordt gewerkt aan een actualisatie van de LTIP, zodat het eerstvolgende investeringsbesluit (naar verwachting het Stadion en/of Sportcampus) hiermee in samenhang besproken kan worden. Er wordt bekeken in hoeverre verdere versobering, fasering en temporisering nog mogelijk is. Projecten worden op basis van een aangescherpt afwegingskader en actuele projectinformatie (zowel inhoudelijk als financieel) opnieuw geprioriteerd. De uitkomsten van de actualisatie worden verwerkt bij de volgende begroting.
pagina 38 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Hoofdstuk 3 | Investeringen | pagina 39
Hoofdstuk 4 pagina 40 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsvelden en beleidsmatige inspanningen
Leeswijzer Hoofdstuk 4 bevat het totaal van de baten en de lasten en de toelichtingen per beleidsmatige inspanning. In deze toelichting wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: – Wat willen we bereiken? – Wat gaan we daarvoor doen? – Wat hebben we ervoor nodig? In het onderdeel ‘Wat willen we bereiken’ geven we aan wat we in het desbetreffende beleidsveld in 2013 willen bereiken. Daarnaast geven we een doorkijk naar de ambities voor de rest van de collegeperiode (2014). Hierbij wordt ook aandacht geschonken aan de ambities en targets uit het Collegewerkprogramma. In het volgende onderdeel, ‘Wat gaan we daarvoor doen?’, gaan we in op de activiteiten die worden uitgevoerd om de eerder genoemde doelstellingen te bereiken. Deze worden toegelicht op het niveau van de beleidsmatige inspanningen. Het onderdeel ‘Wat hebben we ervoor nodig? is, conform de wensen van de gemeenteraad, volgens een nieuwe structuur opgezet. In aansluiting op de aanbeveling van de COR maken we hierbij onderscheid in programmalasten en apparaatslasten: – Programmalasten: lasten die een directe relatie hebben met het realiseren van een doel (bijv. de aanleg van een speeltuintje, een subsidie). We spreken in dit verband ook wel over directe lasten. – Apparaatslasten: lasten die verbonden zijn aan het functioneren van de gemeentelijke organisatie (excl. Bestuur en bestuurlijke ondersteuning), maar niet de programmalasten zelf. De apparaatslasten worden uitgesplitst naar personele kosten, materiele kosten, toegerekende kosten RSO en overige apparaatslasten inclusief interne lasten. De baten zijn altijd direct verbonden aan een doel. Daarom maken we in de baten geen onderscheid naar programma en apparaat. Daarnaast geven we per beleidsmatige inspanning een toelichting op de herkomst van de baten en de besteding van de lasten. Ook wordt het meerjarig verloop van de totale baten en lasten weergegeven. Tot slot presenteren wij een tabel waarin het totaal van de baten en lasten per product voor 2013 zichtbaar is. Bedrijfvoeringskosten In de nieuwe organisatie zijn de ondersteunende rollen ondergebracht in concernbrede shared services organisaties (zoals de RSO). De bijbehorende budgetten komen ook bij deze concernbrede shared services organisaties te liggen. Per 1 januari 2013 worden deze kosten niet langer intern gefactureerd. Per beleidsmatige inspanning wordt zichtbaar gemaakt welk beroep wordt gedaan op de bedrijfvoeringskosten. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van kostentoerekening aan de hand van één verdeelsleutel op basis van de productieve uren. In de Begroting 2013 is conform deze principes voor de eerste keer de kostentoerekening van de begroting (RSO) aan de beleidsmatige inspanningen verwerkt. Bij omissieregeling 2013 volgen de andere concernbrede shared services organisaties.
Hoofdstuk 4 | Beleidsvelden en beleidsmatige inspanningen | pagina 41
Een verandering in de verdeling van toegerekende kosten leidt altijd tot verschuivingen. Deze toerekening vormt nadrukkelijk geen taakstelling op de activiteiten binnen de beleidsmatige inspanning. Indien er meer wordt toegerekend aan een beleidsmatige inspanning, neemt het negatief saldo van de beleidsmatige inspanning toe en daarmee de aanspraak op de algemene middelen. Dit werkt ook vice versa. Op concernniveau is deze herverdeling neutraal. Baten en lasten voor reservering per beleidsmatige inspanning bedragen x € 1.000,-
Baten Beleidsveld 1 Bestuur en dienstverlening Besluitvorming en ondersteuning Raad 317 Besluitvorming en advisering College 4.908 Bestuurlijke samenwerking 0 Dienstverlening 49.984 Beleidsveld 2 Algemene middelen Belastingen 248.657 Beheer algemene middelen 1.406.164 Beleidsveld 3 Cultuur, sport en recreatie Cultureel klimaat 963 Topsport en vergroten deelname sport en recreatie 48.586 Beleidsveld 4 Veiligheid Wijkveiligheid 22.285 Geweld en (jeugd-)overlast 830 Crisisbeheersing en handhaven openbare orde 1.826 Beleidsveld 5 Onderwijs Leer- en schoolprestaties 61.526 Beleidsveld 6 Volksgezondheid en zorg Volksgezondheid 12.652 Jeugdgezondheidszorg en opvoeding 5.614 Kwetsbare personen en huiselijk geweld 4.207 Beleidsveld 7 Participatie Arbeidsparticipatie 699.784 Maatschappelijke participatie 12.084 Participatie jeugd 4.172 Armoedebestrijding 1.994 Beleidsveld 8 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling 594.957 Wonen 54.877 Vastgoed 319.518 Beleidsveld 9 Verkeer en vervoer Stedelijke bereikbaarheid 99.894 Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad 17.661 Beleidsveld 10 Economie Economische structuur en vestigingsklimaat 5.989 Beleidsveld 11 Milieu en duurzaamheid Milieu en duurzaamheid 1.750 Beleidsveld 12 Fysiek beheer van de stad Schoon (maken v/d stad) 201.354 Heel (maken v/d stad) 88.454 Totaal 3.971.007 Exploitatieresultaat Onttrekkingen aan de reserves Toevoegingen aan de reserves Resultaat na reserveringen
pagina 42 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2013 Lasten
Saldo
2014 Saldo
2015 Saldo
2016 Saldo
9.926 67.969 287.355 76.299
-9.609 -63.061 -287.355 -26.315
-9.528 -63.853 -279.033 -24.766
-9.528 -63.651 -267.499 -18.465
-9.528 -63.652 -270.160 -18.083
27.548 303.341
221.109 1.102.823
221.453 1.105.387
226.670 1.072.892
226.669 1.086.301
118.461
-117.498
-117.168
-116.112
-116.113
85.495
-36.909
-33.990
-39.085
-39.048
56.535 10.471
-34.250 -9.641
-34.271 -8.052
-34.138 -8.041
-34.078 -8.041
67.412
-65.586
-64.638
-64.611
-64.611
203.862
-142.336
-143.829
-138.301
-134.473
27.370 47.731 80.915
-14.718 -42.117 -76.708
-14.323 -41.110 -75.759
-12.316 -40.548 -75.150
-12.317 -40.549 -75.151
776.054 148.951 15.133 58.796
-76.270 -136.867 -10.961 -56.802
-60.418 -130.930 -10.894 -60.796
-50.038 -124.755 -11.017 -60.748
-49.904 -126.750 -11.017 -60.749
632.589 120.154 297.568
-37.632 -65.277 21.950
6.397 -49.177 21.883
3.850 -15.050 22.126
3.742 -15.056 22.125
115.463
-15.569
-21.313
-20.411
-18.187
26.400
-8.739
-9.040
-5.519
-5.517
34.506
-28.517
-28.057
-27.895
-27.895
29.016
-27.266
-28.961
-18.687
-18.687
205.456 146.976 4.077.752
-4.102 -58.522 -106.745 -106.745 323.850 217.105 0
6.811 -61.951 -9.926 -9.926 142.928 133.002 0
17.618 -62.188 59.403 59.403 78.464 137.867 0
17.615 -62.185 74.701 74.701 48.965 123.666 0
Hoofdstuk 4 | Beleidsvelden en beleidsmatige inspanningen | pagina 43
Hoofdstuk 4.1 pagina 44 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 1 Bestuur en dienstverlening
Portefeuillehouder:
Burgemeester en Wethouder Financiën, Bestuur, Organisatie & Volksgezondheid
Wat willen we bereiken?
Optimaal democratisch functioneren van de gemeente Rotterdam ten behoeve van haar burgers. Kern hiervan is dat Rotterdam met betrekking tot het te voeren beleid een kaderstellende (begroting) en controlerende (jaarrekening) gemeenteraad heeft. Een optimaal democratisch functionerend Rotterdam wordt verder bewerkstelligd door de Ombudsman die klachten van burgers behandelt en integer handelen van de gemeente onderzoekt en de Rotterdamse Rekenkamer die rapporten publiceert teneinde de effectiviteit en efficiëntie van de gemeente te verbeteren. Qua dienstverlening wil de gemeente Rotterdam voor burgers en het bedrijfsleven een toegankelijke poort tot de overheid zijn.
Toelichting Bestuur samen met de stad Door de heersende economische crisis zal de bijdrage vanuit de rijksoverheid de komende jaren fors lager zijn. Des te groter de noodzaak om te kiezen wat we als gemeentelijke overheid nog wel doen, en wat we minder of helemaal niet meer doen en overlaten aan de verantwoordelijkheid van de markt en andere organisaties. Dat vraagt extra inzet van de gemeente, maar ook van het bedrijfsleven, stichtingen en burgers in onze stad. We hebben de afgelopen jaren op veel terreinen al een manier van werken gecreëerd, waarbij we met succes de krachten met andere partijen bundelen. Die samenwerking zullen we de komende jaren moeten voortzetten. Graag laten we ons uitnodigen om met eigen ogen te zien wat er in de Rotterdamse wijken en buurten leeft, maar we gaan ook regelmatig op eigen initiatief op pad in de stad om met eigen ogen te zien waar de knelpunten en kansen liggen. Eenzelfde handreiking doen we richting gemeenteraad en deelgemeenten. Laten we gezamenlijk kijken naar de uitdagingen die er liggen, want samen zijn we verantwoordelijk voor een klantvriendelijke gemeentelijke overheid met een fatsoenlijke, gezonde bedrijfsvoering. Dat is de basis om Rotterdam op een krachtige manier door deze tijd van recessie te leiden. Gemeentelijke organisatie In het coalitieakkoord is een dubbele ambitie geformuleerd: betere dienstverlening aan burgers en ondernemers en tegelijkertijd meer efficiency om bezuinigingen te kunnen realiseren. De grote bezuinigingsopgave dwingt ons terug te gaan naar de kern van onze taken. De gemeentelijke bezetting en formatie worden aangepast door keuzes te maken ten aanzien van de taken van de gemeente, consequenties te verbinden aan ontstane overcapaciteit en medewerkers flexibel in te zetten. Medewerkers van het concern Rotterdam werken daar waar ze de meeste meerwaarde hebben. Sinds 1 juni 2012 bestaat het concern niet langer uit diensten, maar uit clusters. We treden echter naar buiten als één concern.
Hoofdstuk 4.1 | Beleidsveld Bestuur en dienstverlening | pagina 45
Dit moet leiden tot meer samenhang en gemeenschappelijkheid in de producten en diensten die de gemeente de inwoners biedt. Bij dat één concern hoort ook één financiële huishouding. Hier zijn we druk mee bezig en is bekend onder de programmanaam Rotterdam1. We willen hiermee een standaardwerkwijze voor het hele concern bereiken en in control zijn. Daarnaast bevinden we ons in een transitie van bedrijfsvoeringstaken van de afzonderlijke diensten/clusters naar één Rotterdamse Serviceorganisatie. De verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering is belegd bij de concerndirectie. Ook werken we hard aan de uitbreiding van Het Nieuwe Werken Rotterdam. Hierdoor gaan mensen slimmer werken en beter kennis delen, wat resulteert in een beter product voor de inwoners van Rotterdam. Deelgemeenten We willen bereiken dat de besturen van de deelgemeenten en de stad complementair aan elkaar zijn en in belangrijke mate gezamenlijk optrekken, zowel in beleid als in uitvoering. Dat de besturen van de deelgemeenten over de financiële middelen beschikken om de aan hen gedelegeerde taken en bevoegdheden op een verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren. Daarnaast dienen de besturen van de deelgemeenten zich te kunnen baseren op heldere en deugdelijke regelgeving en beleidskaders. Tenslotte dienen de administratieve lasten rondom de aan de deelgemeenten verstrekte doeluitkeringen, conform de uitgangspunten die zijn vastgelegd in ‘Concernstandaard intragemeentelijke doeluitkeringen’, af te nemen.
Besluitvorming en ondersteuning raad
Baten: Lasten: Saldo:
317 9.926 -9.609
Besluitvorming en advisering college
Baten: Lasten: Saldo:
4.908 67.969 -63.061
Bestuurlijke samenwerking
Baten: Lasten: Saldo:
0 287.355 -287.355
Baten: Lasten: Saldo:
50.184 78.204 -28.020
Bestuur en Dienstverlening
Dienstverlening
4.1.1 Beleidsmatige Inspanning Besluitvorming en ondersteuning raad Wat willen we bereiken?
Een optimaal democratisch functionerende gemeente Rotterdam
Wat gaan we daarvoor doen?
Om bovenstaande doelen te bereiken zal de gemeenteraad allereerst in raadsvergaderingen kaders vaststellen waarbinnen het College van Burgemeester & Wethouders (B&W) het beleid voor Rotterdam moet uitvoeren. Concrete voorbeelden zijn de begroting en de bestuursrapportages. Daarnaast neemt de raad besluiten over voorstellen die het College van B&W voorlegt. Dat gebeurt door middel van brieven, nota’s en raadsvoorstellen. Vervolgens controleert de raad of het College van B&W het beleid naar behoren uitvoert en (onvoorziene) problemen afdoende aanpakt. Dat gebeurt onder meer door de jaarlijkse verantwoording bij de gemeenterekening. De raads- en commissievergaderingen worden driewekelijks gehouden. In de commissievergaderingen worden raadsbesluiten voorbereid. De raadsvergaderingen zijn rechtstreeks via internet te volgen.
pagina 46 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
De gemeenteraad en de raadscommissies worden inhoudelijk (niet- politiek) en procesmatig ondersteund door de Griffie. De belangrijkste taak van de griffie is het adviseren en logistiek ondersteunen van de gemeenteraad en zijn raadscommissies. De griffiemedewerkers (23 in totaal) zorgen ervoor dat vergaderingen van raadscommissies en de gemeenteraad in goede banen worden geleid, verzorgen de informatievoorziening (‘stukkenstroom’) van en naar raad en commissies, stellen de vergaderagenda’s samen en ondersteunen de raadsvoorzitter (burgemeester) en de commissievoorzitters bij het uitoefenen van hun voorzitterschap. In 2013 zal naast de reguliere werkzaamheden veel extra tijd en aandacht van de Griffie uitgaan naar o.a. het Bestuurlijk Model Rotterdam na 2014 (speelt o.a. in op veranderingen bij deelgemeenten), de Metropoolregio, papierloos vergaderen en automatisering van het bestuurlijke werkproces, modernisering van het raadsinformatiesysteem en de voorbereiding van de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2014. De Rekenkamer publiceert gemiddeld tien onderzoeken per jaar. Dit gemiddelde wordt voor 2013 eveneens aangehouden. Met deze onderzoeken probeert de Rekenkamer Rotterdam het College van B&W, de gemeenteraad en de Rotterdammers een spiegel voor te houden over het gevoerde beleid en de resultaten daarvan. Dit doet zij door onderzoek te doen en de resultaten te publiceren in rapporten en brieven. De focus hierbinnen zal liggen op de mate van doelmatigheid en doeltreffendheid van het gemeentelijk (democratisch) handelen. Naast haar werkzaamheden voor de Gemeente Rotterdam zal het bureau in 2013, evenals voorgaande jaren, haar diensten ook aan de Rekenkamers van de Gemeenten Barendrecht en Lansingerland leveren. De werkwijze van de gemeentelijke organisatie ten aanzien van klachtenbehandelingen zal voor de Ombudsman het primaire speerpunt zijn. De Rotterdamse Ombudsman beoordeelt als onafhankelijke instelling of de gemeente ‘behoorlijk’ heeft gehandeld. Dit doet de Ombudsman door individuele klachten van burgers af te handelen, op eigen initiatief onderzoek te doen en toe te zien op het integer handelen van de gemeente (de klokkenluidersregeling). Hierbij maakt de Ombudsman gebruik van alle middelen die het begrip tussen overheid en burgers kunnen vergroten, zoals werkinstructies voor ambtenaren en presentaties voor groepen burgers, bestuurders en ambtenaren. Ook in het jaar 2013 zal de ombudsman invulling geven aan deze taken. Voor een fors deel van het aantal onderzoeken, is de ombudsman afhankelijk van externe factoren die onder meer samenhangen met de vraag of de gemeente zich op zodanige wijze gedraagt dat dit klachten of meldingen van integriteitschendingen oplevert. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Besluitvorming en ondersteuning Raad Totaal baten Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 627 573 54 10.035 3.091 1.342
Raming 2012 432 432 0 10.349 3.255 1.487
Begroting 2013 317 317 0 9.926 3.165 1.547
Raming 2014 317 317 0 9.845 3.114 1.496
Raming 2015 317 317 0 9.845 3.114 1.496
Raming 2016 317 317 0 9.845 3.114 1.496
1.460 62
1.479 62
1.501 62
1.501 62
1.501 62
1.501 62
227 6.944 5.504 344
227 7.094 5.488 308
55 6.761 5.316 237
55 6.731 5.286 237
55 6.731 5.286 237
55 6.731 5.286 237
1.096 -9.408 0 0 -9.408
1.298 -9.917 0 0 -9.917
1.208 -9.609 0 0 -9.609
1.208 -9.528 0 0 -9.528
1.208 -9.528 0 0 -9.528
1.208 -9.528 0 0 -9.528
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten Het totaal aan baten bestaat uit inkomsten die de Rekenkamer en de Ombudsman genereren door opdrachten te verrichten voor deelgemeenten, omliggende gemeenten en aan Rotterdam gelieerde externe partijen.
Hoofdstuk 4.1 | Beleidsveld Bestuur en dienstverlening | pagina 47
Lasten Het totaal aan lasten bestaat voornamelijk uit de loonlasten voor de gemeenteraadsleden (45 leden) en het personeel dat werkzaam is voor de Rotterdamse Rekenkamer, Ombudsman en de Griffie (in totaal 48 FTE). Daarnaast bestaan de lasten uit de vergoedingen voor raadsfracties, de externe account Ernst & Young, ondersteunende dienstverlening betreffende financiële, ICT- en personeelsgerelateerde zaken, huurkosten voor huisvesting van de Rekenkamer en de Ombudsman, inhuur van externe parti jen door de raad en tot slot de uitgaven voor voorlichting en publicitaire zaken. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten De hogere baten voor de jaren 2011 en 2012 worden verklaard doordat de Rotterdamse Rekenkamer en de Ombudsman extra opdrachten voor derden, bovenop de reguliere, hebben uitgevoerd. Lasten De lasten zijn over meerdere jaren constant, bij subsidies wordt de oploop verklaard door de trend (inflatiecorrectie). Dat de lasten voor personeel dalen komt door een aflopende wachtgeldregeling.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen X € 1.000,-
Besluitvorming en ondersteuning Raad Raad Ondersteuning raad/griffie Rapporten Rekenkamer Rapporten Ombudsman Totaal
Baten 0 0 157 160 317
Lasten 4.793 2.498 1.456 1.179 9.926
Saldo -4.793 -2.498 -1.299 -1.019 -9.609
4.1.2 Beleidsmatige Inspanning Besluitvorming en advisering college Wat willen we bereiken?
De gemeentelijke organisatie is zo georganiseerd dat we in staat zijn de prestaties te realiseren die in de stad gevraagd worden. De taken worden efficiënt en professioneel uitgevoerd
Wat gaan we daarvoor doen?
Naast het uitvoeren van representatieve en ceremoniële taken en de dagelijkse ondersteuning van ons college, is de ondersteuning bij de uitvoering van het collegeprogramma de voornaamste inspanning. In de eerste plaats door het verleden, heden en de toekomst met elkaar te verbinden. Maatschappelijke trends en ontwikkelingen worden hierbij goed in ogenschouw genomen. In de tweede plaats door het informeren en betrekken van de gemeentelijke diensten die de plannen gaan uitvoeren. Vervolgens door het controleren of de gewenste resultaten zijn behaald. En tenslotte door het evalueren van de plannen en de uitvoering. Hierin wordt nagegaan of de gemeente Rotterdam nog altijd focust op het juiste beleid, of dit op de juiste wijze wordt uitgevoerd en met name op de vraag wat ondernomen moet worden om de resultaten te verbeteren. In het licht van het verbeteren van resultaten is de Interne Audit Afdeling (IAA) opgericht. De controleactiviteiten van de voormalige dienst Audit Services Rotterdam (ASR) zijn overgedragen aan de externe accountant. De resterende audittaken van de ASR zijn ondergebracht in deze nieuwe Interne Audit Afdeling (IAA). De IAA heeft tot doel audits en onafhankelijk onderzoek te verrichten ten behoeve van ons College naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. In 2013 zal de IAA verder invulling gaan geven aan de auditfunctie van het concern Rotterdam. De Interne Audit Afdeling werkt op basis van een jaarprogramma dat door ons College wordt vastgesteld op basis van een onderzoek naar de grootste risico’s. De nog op te richten Commissie Interne Beheersing zal gaan adviseren over dit programma. Tot slot worden onder deze beleidsmatige inspanning verschillende programma’s verantwoord. Programma’s die het algehele reorganisatieproces van het concern, waarbij diensten omgevormd worden tot clusters, ondersteunen. Focus van deze diverse programma’s zijn bijvoorbeeld een integraal ICT-systeem, de concernhuisvesting naar vier kantoorlocaties, de verandering van een dienst- naar een algehele cluster- en concernbegroting en een nieuwe centrale uniforme basis- en kernregistratie waarin gegevens (betreffende personen, gebouwen, adressen, geografie en handelsregister) centraal in plaats van verspreid over de organisatie opgeslagen, beheerd en gedistribueerd worden.
pagina 48 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Besluitvorming en advisering College Totaal baten Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Antillianenbeleid Bestemmingsreserve Werkplan Integriteit Bestemmingsreserve Verbouwing Stadhuis Bestemmingsreserve Marokkanenbeleid Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 10.763 2.427 8.336 73.019 10.875
Raming 2012 6.129 5.629 500 70.457 9.379
Begroting 2013 4.908 396 4.512 67.969 9.324
Raming 2014 4.908 396 4.512 68.761 9.456
Raming 2015 4.908 396 4.512 68.559 9.464
Raming 2016 4.908 396 4.512 68.560 9.464
1.466
929
894
908
909
909
5.066 1.898 2.445 62.144 36.773 1.830 4.091 0
5.249 1.854 1.347 61.078 32.937 788 8.468 7.769
5.327 1.779 1.323 58.645 32.523 656 7.947 5.688
5.297 1.779 1.472 59.305 32.298 644 9.140 5.386
5.297 1.779 1.479 59.095 32.298 644 9.197 5.123
5.297 1.779 1.479 59.096 32.297 644 9.197 5.125
19.450 -62.256 1.897 570 111
11.116 -64.328 217 0 150
11.831 -63.061 0 0 0
11.837 -63.853 0 0 0
11.833 -63.651 0 0 0
11.833 -63.652 0 0 0
666 550 0 -60.359
67 0 0 -64.111
0 0 0 -63.061
0 0 0 -63.853
0 0 0 -63.651
0 0 0 -63.652
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten met een omvang van € 4,9 mln bestaan voor deze beleidsmatige inspanning grosso modo uit huuropbrengsten en opbrengsten die voortkomen uit het detacheren van personeel bij andere diensten. Lasten De lasten bestaat grotendeels uit lasten voor personeel. Het betreft de loonlasten voor o.a. de ondersteunende diensten ten aanzien van het College (Bestuursdienst), de nieuw opgerichte Interne Audit Afdeling en het Economic Development Board Rotterdam. Ook staan onder deze beleidsmatige inspanning de lasten voor de reeds genoemde programma’s en de kapitaallasten voor de verbouwing van het gehele Stadhuis. Verder bestaan de materiële lasten uit de kosten voor huisvesting. Onder subsidies valt grotendeels de bijdrage aan de Stadsregio en Rotterdamse initiatieven als het Bevrijdingsfestival en City Racing. De overige lasten bestaan voornamelijk uit ondersteunende dienstverlening inzake financiële, ICT- en personeelsgerelateerde zaken en beveiliging. Reserves In 2011 is, in samenspraak met de externe accountant Ernst & Young, besloten bestemmingsreserves die niet of minimaal werden aangesproken op te heffen. De bestemmingsreserves Antilianen- en Marokkanenbeleid zijn hierdoor afgesloten. Wanneer de verbouwing van het Stadhuis is afgerond zal in 2013 ook de reserve Verbouwing Stadhuis worden opgeheven. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten De hogere baten in 2011 en 2012 ten opzichte van 2013 en verdere jaren worden veroorzaakt door hogere detacheringsopbrengsten en baten uit de algemene reserve ten behoeve van de uitvoering van verschillende programma’s die inspelen op organisatieontwikkeling zoals één basisadministratie, een nieuwe begroting op basis van de clusters en de concernhuisvesting. Dat de baten in 2011 en 2012 hoger zijn dan de ramingen voor 2013 en verder komt doordat de programmakosten pas bij de jaarrekening gefactureerd worden.
Hoofdstuk 4.1 | Beleidsveld Bestuur en dienstverlening | pagina 49
Lasten De programmalasten blijven voor de jaren 2013 en verder nagenoeg gelijk. De apparaatslasten vertonen daarentegen wel een verloop, met name op de posten Personeel en Materieel. De personeelslasten nemen af doordat voortkomend uit de reorganisatie de formatie wordt ingekrompen en personeel uitstroomt. De materiële lasten stijgen omdat de uitvoering van bepaalde programma’s zoals het Marokkanen- en Antilianenbeleid voorheen uit reserves gedekt werden. De lasten worden echter niet langer door reserves gedekt doordat deze zijn afgesloten, hetgeen de stijgende lasten verklaart.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Besluitvorming en advisering College College Ondersteuning bestuurlijke besluitvorming Totaal
Baten 0 4.908 4.908
Lasten 3.163 64.806 67.969
Saldo -3.163 -59.898 -63.061
4.1.3 Beleidsmatige Inspanning Bestuurlijke samenwerking Wat willen we bereiken?
Heldere afspraken met deelgemeenten en gemeenschappelijke regelingen voor taakuitoefening.
Wat gaan we daarvoor doen?
In 2011 en 2012 hebben deelgemeenten, diensten en stedelijk bestuur gezamenlijk het project Organisatie gemeentelijke overheid Rotterdam (OGOR) doorlopen. Dit teneinde besparingen te realiseren, door slimmer samen te werken en taken te verdelen. Dit project is nu afgesloten en de opgeleverde voorstellen zijn in uitvoering. Daarnaast zal in 2013 samen met de deelgemeentebesturen uitvoering worden gegeven aan de raadsbesluiten ‘Bestuurlijk Model Rotterdam vanaf 2014’, de discussie over de toekomstige inrichting van het Rotterdams bestuurlijk model. Hiermee invulling gevend aan door de gemeenteraad gestelde kaders omtrent een toekomstbestendig bestuursmodel voor onze gemeente. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Bestuurlijke samenwerking Totaal baten Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Apparaatslasten Materieel Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 0 332.685 332.531 23
Raming 2012 0 312.865 312.567 0
Begroting 2013 0 287.355 286.965 0
Raming 2014 0 279.033 278.663 0
Raming 2015 0 267.499 267.149 0
Raming 2016 0 270.160 269.830 0
332.508 154 29 125
312.567 298 298 0
286.965 390 390 0
278.663 370 370 0
267.149 350 350 0
269.830 330 330 0
-332.685 0 0 -332.685
-312.865 0 0 -312.865
-287.355 0 0 -287.355
-279.033 0 0 -279.033
-267.499 0 0 -267.499
-270.160 0 0 -270.160
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten Op deze beleidsmatige inspanning worden geen baten gegenereerd. Lasten De programmalasten bestaan uit de uitkeringen die vanuit het Deelgemeentefonds aan de deelgemeenten worden gedaan. De apparaatslasten betreffen een klein budget voor beheer van het Deelgemeentefonds. pagina 50 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Het Deelgemeentefonds kent een dalend verloop. De daling kent vele oorzaken, maar is met name het gevolg van de besluitvorming inzake OGOR (Organisatie Gemeentelijke Overheid Rotterdam). Al bij Kaderbrief 2011, in aanloop naar de Programmabegroting 2012, is besloten om deelgemeenten te laten delen in een bezuinigingstaakstelling i.r.t. ‘zorg en welzijn’, ‘jeugd’ en ‘dienstverlening’. Bij Kaderbrief 2012 is weliswaar besloten om het aandeel van de deelgemeenten in de taakstelling te verkleinen, per saldo resteert nog altijd een forse, oplopende taakstelling. Bij Kaderbrief 2012 is ook, na overleg met de deelgemeenten, besloten om de budgetten voor het beheer, onderhoud, energieverbruik en vervanging van de openbare verlichtingsinstallaties alsmede het beheer en onderhoud van de deelgemeentelijke bruggen te centraliseren en dus aan het Deelgemeentefonds te onttrekken.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Bestuurlijke samenwerking Uitkering deelgemeenten Totaal
Baten 0 0
Lasten 287.355 287.355
Saldo -287.355 -287.355
4.1.4 Beleidsmatige Inspanning Dienstverlening Wat willen we bereiken?
Realiseren van makkelijk bereikbare, goed toegankelijke, vraaggerichte en betaalbare dienstverlening.
Wat gaan we daarvoor doen?
Het dienstverleningsconcept, waar we één toegankelijk, transparant multi-channel frontoffice voor de hele gemeente onder verstaan, is in ontwikkeling. Alle Clusters/diensten zijn aangesloten op www.rotterdam.nl. Daarnaast is de gemeente bereikbaar via één telefoonnummer, 14010. De frontoffice ontwikkelt zich langs de volgende lijnen: – ontsluiten van nieuwe producten in de frontoffice (subsidies, producten Sozawe, vergunningen, etc.), – verminderen van het aantal balie-uren (efficiency) door het werken op afspraak en het op elkaar afstemmen van openingstijden van de verschillende stadswinkels, – vergroten van de selfservice via internet (digitale dienstverlening), – borgen van het programma dienstverlening in de lijn. Met de deelgemeenten wordt de overdracht van Stadswinkels aan publiekszaken geëffectueerd, inclusief personeel en budgetten. Hierdoor kan, binnen de bestaande kaders van het dienstverleningsconcept, scherper gestuurd worden op het productaanbod en de openingstijden van de stadswinkels. Stadsarchief In lijn met de ontwikkelingen binnen het concern Rotterdam en het vakgebied heeft het Stadsarchief de ambitie zich te ontwikkelen tot het Informatiebeheer Centrum van de gemeente Rotterdam. Om nadere invulling te geven aan deze ambitie worden drie lijnen uitgewerkt waarvoor een projectmanagementorganisatie moet worden ingericht: – – –
Vorming van het Stadsarchief. Ontwikkeling informatiebeheer. Versterken cultureel ondernemerschap.
Interne dienstverlening Beveiligings- en receptiediensten De gemeente Rotterdam beschikt over een concernbreed Shared Servicecentrum voor beveiligings- en receptiediensten. Naast beveiligers in ambtelijke dienst, biedt de beveiligingseenheid verder plaats aan medewerkers met een arbeidsbeperking (WSW) en werkervaringsplaatsen voor beveiligers-/toezichthouders-in-opleiding. Rotterdamse Service Organisatie De Rotterdamse Serviceorganisatie (RSO) levert diensten op het gebied van de bedrijfsvoering aan alle organisatie onderdelen van de gemeente Rotterdam. Momenteel wordt een deel van die taken nog bij de diensten uitgevoerd, in de loop van 2013 worden deze taken ondergebracht bij de RSO. Het gaat daarbij om taken op het gebied van personeelszaken, financiën, huisvesting, communicatie, onderzoek, ICT, juridische dienstverlening, facilitaire diensten en inkoop. Daarnaast behoort ook het Concern Mobiliteitscentrum tot de vakgebieden van de RSO.
Hoofdstuk 4.1 | Beleidsveld Bestuur en dienstverlening | pagina 51
In 2013 wordt verder gewerkt om het ambtelijk apparaat af te slanken. Dit gebeurt enerzijds door efficiënter te werken en anderzijds door producten te schrappen of te versoberen. Met behulp van het Concern Mobiliteitscentrum wordt het netwerk met de omliggende gemeentes en de relaties met marktpartijen gebruikt om herplaatsingskandidaten van werk naar werk te begeleiden. Marktpartijen worden betrokken om medewerkers om te scholen en geschikt te maken voor werk buiten de gemeente. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Dienstverlening Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Belastingen Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Financieringslasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Masterplan Dienstverlening Bestemmingsreserve Ontwikkeling SSC’s Bestemmingsreserve Verkiezingen Bestemmingsreserve Tekort dekking vanwege vertraging SSC Bestemmingsreserve Stadswinkels Bestemmingsreserve Allemaal mensenwerk Bestemmingsreserve implemenatatie Masterplan Dienstverlening Bestemmingsreserve Reguliere exploitatie SSC Toevoeging aan reserves Bestemmingsreserve Verkiezingen Saldo na reserveringen
Rekening 2011 158.621 89 0 28.411 130.121 240.413 21.861
Raming 2012 143.317 0 3 24.145 119.169 216.071 18.378
Begroting 2013 49.984 0 0 24.954 25.030 76.299 22.744
Raming 2014 52.300 0 0 25.569 26.731 77.066 22.106
Raming 2015 53.552 0 0 25.515 28.037 72.017 21.849
Raming 2016 53.820 0 0 25.572 28.248 71.903 21.767
1.735 19.786 276 64 218.552 89.888 15.517 58.900 0
2.070 16.206 0 102 197.693 89.321 10.759 48.376 7.039
3.259 19.381 0 104 53.555 88.051 17.514 45.499 -124.188
3.259 18.743 0 104 54.960 87.043 17.585 46.759 -117.608
3.259 18.486 0 104 50.168 82.298 17.231 46.274 -111.616
3.259 18.404 0 104 50.136 82.091 17.231 46.358 -111.528
54.247 -81.792 6.067
42.198 -72.754 985
26.679 -26.315 200
21.181 -24.766 3.810
15.981 -18.465 1.905
15.984 -18.083 1.905
2.567 313 0
0 985 0
200 0 0
0 0 3.810
0 0 1.905
0 0 1.905
1.658 717
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
25
0
0
0
0
0
440
0
0
0
0
0
347 0 0 -75.725
0 0 0 -71.769
0 1.905 1.905 -28.020
0 1.905 1.905 -22.861
0 1.905 1.905 -18.465
0 1.905 1.905 -18.083
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan onder andere uit opbrengsten van derden. Dit betreft voornamelijk baten uit opdrachten voor deelgemeenten, zoals het beheer stadswinkels en ICT ondersteuning. Daarnaast worden binnen deze beleidsmatige inspanning kosten gemaakt voor bijvoorbeeld telefonie (14010) en parkeren. Door middel van interne baten wordt dit verrekend met andere beleidsmatige inspanningen.
pagina 52 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Lasten De lasten bestaan voornamelijk uit personeelskosten en materiele lasten. Voor het overgrote deel betreft dit de lasten voor de dienstverlening binnen het concern (RSO kosten). De vakgebieden van de RSO waarbinnen de meeste lasten worden gemaakt zijn: Facilitaire Services, Juridische diensten, ICT en HR-diensten. Vanaf 2013 worden deze lasten doorbelast naar alle beleidsmatige inspanningen. Om die reden zijn de RSO kosten in deze beleidsmatige inspanning als negatieve reeks weergegeven. Naast de RSO kosten worden er ook kosten gemaakt voor de dienstverlening aan de burger (mijn loket, stadsarchief, stadswinkels), ook dit betreft voornamelijk personeelskosten en overige apparaatskosten (huisvesting, opleiding, etc.). Reserves Bestemmingsreserve Verkiezingen Om in de begroting structureel middelen vrij te maken voor verkiezingen wordt voorgesteld per jaar € 1,9 mln vrij te maken en deze toe te voegen aan de bestemmingsreserve Verkiezingen. Dit leidt tot een gelijkmatige belasting van de algemene middelen over de jaren heen. In 2014 staan er twee verkiezingen gepland, hierdoor bedraagt de onttrekking € 3,8 mln. Bestemmingsreserve Masterplan Dienstverlening In 2013 zal voor € 0,2 mln projecten aanvangen en worden opgeleverd. Eind 2013 zal de bestemmingsreserve volledig zijn onttrokken. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Vanaf 2013 worden de RSO kosten doorbelast naar alle beleidsmatige inspanningen. Hierdoor dalen zowel de baten als de lasten vanaf 2013. Doordat er vanaf 2013 geen facturen meer voor de RSO kosten worden gestuurd, dalen de interne baten. Aan de lasten kant worden de doorbelaste kosten RSO vanaf 2013 als een negatieve last verantwoord op de regel overhead RSO. Verder dalen de lasten voornamelijk door de daling van de personeelslasten. Dit betreft de invulling van de organisatieontwikkelingen om te komen tot een kleiner en slagvaardiger gemeentelijk apparaat. Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Dienstverlening Publieksdiensten Archivering en beschikbaar stellen van archieven Beveiliging gemeentelijke gebouwen Interne dienstverlening Totaal
Baten 17.793 1.316 10.494 20.581 50.184
Lasten 33.720 9.831 13.060 21.593 78.204
Saldo -15.927 -8.515 -2.566 -1.012 -28.020
Hoofdstuk 4.1 | Beleidsveld Bestuur en dienstverlening | pagina 53
Hoofdstuk 4.2 pagina 54 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 2 Algemene middelen
Portefeuillehouder:
Wethouder Financiën, Bestuur, Organisatie & Volksgezondheid
Wat willen we bereiken?
Een financieel gezonde gemeente zodat doelstellingen van andere beleidsvelden financieel gedekt zijn, opdat deze gerealiseerd kunnen worden. Daarvoor is nodig: – een sluitende begroting met een gezond meerjaren perspectief, – goed beheer van deelnemingen en verbonden partijen, – een goede treasuryfunctie, – voldoende weerstandsvermogen om gemeentelijke risico’s af te dekken, – voldoende waarborgen tegen calamiteiten (verzekeringen), – een gunstige lastendruk voor Rotterdamse burgers en ondernemers.
Toelichting
Door de heersende economische crisis zal de bijdrage vanuit de rijksoverheid de komende jaren fors lager zijn. Des te groter de noodzaak om te kiezen wat we als gemeentelijke overheid nog wel doen, en wat we minder of helemaal niet meer doen. De bezuinigingen vanuit het Rijk worden niet automatisch gecompenseerd door de gemeente. We kiezen voor onze eigen prioriteiten. In de verschillende beleidsvelden zijn de keuzes aangegeven. Bij een ander en kleiner takenpakket, hoort ook een andere en kleinere organisatie. De werkwijze van onze overheid zal veranderen en de omvang van het ambtenarenapparaat zal verkleinen.
Belastingen
Baten: Lasten: Saldo:
248.657 27.548 221.109
Baten: Lasten: Saldo:
1.663.187 502.492 1.160.695
Algemene middelen
Beheer Algemene Middelen
Hoofdstuk 4.2 | Beleidsveld Algemene middelen | pagina 55
4.2.1 Beleidsmatige Inspanning Belastingen Wat willen we bereiken?
Een gunstige lastendruk voor de Rotterdamse burgers en ondernemers.
Wat gaan we daarvoor doen?
Er zijn voor de beleidsmatige inspanning Belastingen geen collegetargets geformuleerd. Intern is een aantal prestatieindicatoren opgesteld. Voor de jaren 2013 en volgende jaren worden de meeste van de begrote prestatie-indicatoren 2012 doorgetrokken. Het percentage waardebezwaren is op basis van de resultaten 2011 en 2012 ten opzichte van begroting 2012 neerwaarts bijgesteld. Op grond van de resultaten 2011 en het landelijk gemiddelde berekend door de Waarderingskamer is het bedrag aan WOZ-kosten per object ten opzichte van 2012 neerwaarts bijgesteld. bedragen x € 1.000,-
overige prestatie-indicatoren Oninbare aanslagen (boekjaar) Beschikkingen opgelegd binnen kalenderjaar Gemiddelde ontvangsttermijn Gemiddelde oplegtermijn belastingopbrengsten Objecten aan te slaan Aantal waardebezwaren OZB belasting t.o.v. totaal Aantal plichtbezwaren OZB belasting WOZ-kosten per object
Rekening 2011
Raming 2012
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
1,59%
1,0%
1,0%
1,0%
1,0%
1,0%
99% mei
95% mei
95% mei
95% mei
95% mei
95% mei
februari 331.546
februari 325.000
februari 325.000
februari 325.000
februari 325.000
februari 325.000
3,36% 11.327 € 17,12
4,6% 15.000 € 18,50
4,0% 15.000 € 18,00
4,0% 15.000 € 18,00
4,0% 15.000 € 18,00
4,0% 15.000 € 18,00
In de paragraaf lokale lasten wordt verder ingegaan op het gemeentelijke belastingbeleid. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Belastingen Totaal baten Belastingen Opbrengsten derden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Kapitaallasten Financieringslasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
pagina 56 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Rekening 2011 231.527 185.176 30.947 559 14.845 32.482 2.415 1.345 1.070 30.067 14.043 1.419 1.437 0
Raming 2012 247.602 202.390 32.121 300 12.791 31.823 2.100 1.300 800 29.723 14.666 1.459 3.696 4.025
Begroting 2013 248.657 207.413 28.660 307 12.277 27.548 2.061 1.261 800 25.487 15.134 1.309 3.135 3.949
Raming 2014 248.878 207.634 28.660 307 12.277 27.425 2.021 1.221 800 25.404 15.134 1.309 3.156 3.847
Raming 2015 254.018 212.774 28.660 307 12.277 27.348 2.021 1.221 800 25.327 15.157 1.309 3.183 3.743
Raming 2016 254.018 212.774 28.660 307 12.277 27.349 2.021 1.221 800 25.328 15.157 1.309 3.183 3.744
13.168 199.045 0 0 199.045
5.877 215.779 0 0 215.779
1.960 221.109 0 0 221.109
1.958 221.453 0 0 221.453
1.935 226.670 0 0 226.670
1.935 226.669 0 0 226.669
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten Baten De begrote baten betreffen de OZB opbrengsten, hondenbelasting, logiesbelasting en de opbrengsten uit reclame- en precariobelasting. De overige baten bestaan voornamelijk uit perceptieopbrengsten (de vergoeding voor dienstverlening aan andere clusters). Lasten De lasten bestaan voornamelijk uit personeel en materiele lasten (automatiserings, huisvestings- en overige bedrijfsvoeringslasten). 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) De baten nemen licht toe komende jaren, dit zit voornamelijk in stijgende OZB opbrengsten als gevolg van investeringen en areaaluitbreidingen bij de niet-woningen. De lasten worden in 2013 en verder ruim € 3 mln lager begroot wegens de vorming van een voorziening in 2011 en 2012. Voorzieningen worden, conform de bestendige gedragslijn, niet op begrotingsbasis gevormd.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Belastingen Belastingheffing Totaal
4.2.2
Baten 248.657 248.657
Lasten 27.548 27.548
Saldo 221.109 221.109
Beleidsmatige Inspanning Beheer Algemene Middelen
Wat gaan we daarvoor doen?
In Beheer Algemene Middelen kan geen directe koppeling worden gelegd tussen doelstellingen en middelen. De hier opgenomen inkomstenbronnen vanuit het gemeentefonds, financiering, beheer deelnemingen en het Investeringsfonds Rotterdam dienen als dekking voor uitgaven en doelstellingen in de programma’s. Op de beleidsmatige inspanning Beheer Algemene Middelen wordt invulling gegeven aan: – een sluitende begroting met een gezond meerjaren perspectief, – goed beheer van deelnemingen en verbonden partijen, – een goede treasuryfunctie, – voldoende weerstandsvermogen om gemeentelijke risico’s af te dekken, – voldoende waarborgen tegen calamiteiten (verzekeringen).
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Beheer algemene middelen Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Dividenden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten
Rekening 2011 1.491.054 1.175.560 20.265 96.512 55.513 143.204 223.836
Raming 2012 1.480.501 1.140.156 4.276 110.655 39.215 186.199 297.448
Begroting 2013 1.406.164 1.118.507 5.796 76.401 34.301 171.159 303.341
Raming 2014 1.381.654 1.108.772 5.616 76.401 29.638 161.227 276.266
Raming 2015 1.300.218 1.040.653 5.563 76.901 25.166 151.935 227.324
Raming 2016 1.290.684 1.043.550 5.511 76.401 20.881 144.341 204.386
Vervolg tabel zie volgende pagina
Hoofdstuk 4.2 | Beleidsveld Algemene middelen | pagina 57
Vervolg tabel vorige pagina bedragen x € 1.000,-
Beheer algemene middelen Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Financieringslasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Algemene Reserve Bestemmingsreserve Aanloopverliezen en frictie Bestemmingsreserve Ahoy en Markthal Bestemmingsreserve Krimp (motie 31) Bestemmingsreserve Bommenregeling Bestemmingsreserve Investeringen Rozenburg Bestemmingsreserve Investeringsfonds Rotterdam (IFR) Bestemmingsreserve Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid Bestemmingsreserve Programma Sociaal Bestemmingsreserve RECP Bestemmingsreserve taakmutaties Gemeentefonds Bestemmingsreserve Groeifonds Bestemmingsreserve Intensiveringen OBR Bestemmingsreserve Plan van aanpak kredietcrisis Toevoeging aan reserves Algemene Reserve Bestemmingsreserve Aanloopverliezen en frictie Bestemmingsreserve Bommenregeling Bestemmingsreserve Investeringsfonds Rotterdam (IFR) Bestemmingsreserve Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid Bestemmingsreserve Krimp (motie 31) Bestemmingsreserve Stelselwijziging Afschrijving Vastgoed Financieringsreserve Kredietrisicoreserve Bestemmingsreserve Risicoreserve WWB 2013 Saldo na reserveringen
pagina 58 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Rekening 2011 138.107
Raming 2012 182.036
Begroting 2013 166.383
Raming 2014 181.585
Raming 2015 172.142
Raming 2016 161.045
-3.711
669
664
664
664
664
9.578 42.107 87.490 2.643 85.729 3.476 81 453
3.962 75.938 99.699 1.768 115.412 2.911 25 725
3.962 65.377 96.378 2 136.958 -27.159 25 711
3.962 55.400 121.557 2 94.681 -12.963 25 678
4.462 48.446 118.568 2 55.182 -3.522 25 684
3.962 43.322 113.095 2 43.341 1.193 25 661
81.719 1.267.218 106.300 20.839
111.751 1.183.053 123.164 28.194
163.381 1.102.823 257.023 94
106.941 1.105.388 103.922 9.441
57.995 1.072.894 53.705 94
41.462 1.086.298 25.595 94
3.137 0 0 5.173
20.000 2.000 0 5.700
10.100 0 44.000 5.700
500 0 10.000 5.700
0 0 10.000 5.700
0 0 0 5.700
2.250
10.500
7.170
12.752
1.750
0
58.636
52.976
183.858
63.925
30.302
18.280
0 2.264 181
0 500 1.544
0 0 1.521
0 0 1.521
4.338 0 1.521
0 0 1.521
4.068 1.724 6.528
1.750 0 0
4.580 0 0
83 0 0
0 0 0
0 0 0
1.500 87.102 14.286
0 87.442 11.287
0 199.151 24.673
0 111.821 77.858
0 122.055 85.770
0 107.854 85.053
17.500 5.700
20.000 5.700
5.000 5.700
0 5.700
0 5.700
0 5.700
22.000
24.000
12.866
5.146
10.646
7.646
0 0
0 0
1.147 44.000
1.147 10.000
0 10.000
0 0
5.278 22.338 0
4.733 17.732 3.990
4.140 19.331 4.294
3.522 3.618 4.830
2.950 2.002 4.987
2.950 1.417 5.088
0 1.286.416
0 1.218.775
78.000 1.160.695
0 1.097.489
0 1.004.544
0 1.004.039
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten Onder de baten worden de rijksmiddelen verantwoord die Rotterdam ontvangt. De gemeentefondsuitkering is daarvan de belangrijkste inkomstenbron. Veranderingen in de hoogte van deze uitkering beïnvloeden direct de beschikbare ruimte in de begroting. Daarnaast ontvangt de gemeente Rotterdam ook rijksmiddelen in de vorm van specifieke uitkeringen, decentralisatie uitkeringen en taakmutaties. Naast de rijksmiddelen worden dividenden van verbonden partijen en renteopbrengsten ontvangen. Tenslotte worden de rentelasten van financieringsmiddelen binnengemeentelijk doorbelast aan de gemeentelijke investeringen via de omslagrente. Deze baten zijn terug te zien onder de interne baten. Lasten De lasten van deze beleidsmatige inspanning betreffen voornamelijk kapitaal- en financieringslasten. De financieringslasten betreffen de rentelasten over extern aangetrokken geldleningen. Oftewel kosten die worden gemaakt om middelen op de geldmarkt aan te trekken. Deze geldleningen worden ingezet voor de financiering van gemeentelijke activa, maar ook voor het verstrekken van garanties en leningen aan verbonden partijen. Veel financiële activa zoals deelnemingen, leningen aan verbonden partijen etc zijn gekoppeld aan deze beleidsmatige inspanning en aan deze activa wordt een omslagrente toegerekend. Dit vormt de kapitaallasten. Daarnaast worden vanuit deze beleidsmatige inspanning de out of pocket investeringen van het Investeringsfonds Rotterdam (IFR) gefinancierd. De daadwerkelijke investeringen vinden plaats op de betreffende beleidsmatige inspanningen. Hierdoor vallen deze lasten onder het kopje interne lasten. In de kaderbrief 2012 is gekozen voor een versnelling van de krimpdoelstelling. Dit heeft tot gevolg dat de loonkosten versneld afgebouwd zullen worden. Deze versnelling leidt tot € 30 mln lagere loonkosten in 2013, € 15 mln in 2014 en € 5 mln in 2015. In afwachting van de vaststelling van het reorganisatieplan is deze versnellingsopgave verwerkt op deze beleidsmatige inspanning. Na vaststelling zal deze verwerkt worden op de respectievelijke beleidsmatige inspanningen. Reserves Algemene Reserve De algemene reserve is een belangrijk onderdeel van de beschikbare weerstandscapaciteit. Begrotingstekorten en -overschotten worden met deze reserve verrekend. Hoofdstuk 2 ‘Financiële beschouwingen’ en de paragraaf weerstandsvermogen geven meer informatie omtrent de weerstandscapaciteit. Bestemmingsreserve Investeringsfonds Rotterdam (IFR) Aan de bestemmingsreserve IFR wordt jaarlijks een bedrag onttrokken ter hoogte van de uitgaven van de projecten uit de meerjarige investeringsplanning. Daarnaast worden in 2013 extra onttrekkingen geraamd om de risicoreserve WWB 2013 en de bestemmingsreserve Krimp (motie 31) te vormen. Bestemmingsreserve Risicoreserve WWB 2013 Bij de jaarrekening 2011 is een risicoreserve WWB gevormd ter dekking van het eventuele tekort op het WWB-inkomensdeel. Gezien het feit dat ook voor 2013 een aantal factoren nog onzeker is, waardoor het macrobudget voor de komende jaren nog niet is vast te stellen, is voor de problematiek 2013 (€ 78 mln) eveneens een risicoreserve gevormd vanuit het IFR. Zie hoofdstuk twee voor een uitgebreide toelichting. Bestemmingsreserve Krimp (motie 31) In de kaderbrief 2012 zijn maatregelen genomen om de krimp op het apparaat te versnellen. Om deze versnelling te realiseren wordt in 2013–2015 een bestemmingsreserve gevormd vanuit het IFR en in 2013, 2014 en 2015 volledig ingezet om de versnellingsmaatregelen te financieren. Bestemmingsreserve Aanloopverliezen en frictie In het collegewerkprogramma zijn maatregelen afgesproken die leiden tot besparingen op de bedrijfsvoering, oplopend tot € 72 mln in 2015. In de begroting zijn middelen toegevoegd aan de bestemmingsreserve aanloopverliezen en frictie. Voor 2013 wordt geraamd om deze reserve vrijwel geheel te onttrekken. Financieringsreserve De financieringsreserve dient als buffer voor schommelingen in de renteresultaten. Positieve en negatieve renteresultaten worden toegevoegd, respectievelijk onttrokken aan deze egalisatiereserve dat onderdeel uitmaakt van het weerstandsvermogen. Zie de paragraaf ‘Financiering’ voor een uitgebreide toelichting.
Hoofdstuk 4.2 | Beleidsveld Algemene middelen | pagina 59
Kredietrisicoreserve De kredietrisicoreserve dient als buffer voor de risico’s op wanbetaling op door de gemeente verstrekte of gegarandeerde geldleningen. Voeding van deze reserve vindt plaats door in de rentetarieven voor verstrekte geldleningen een opslag te berekenen en door toevoeging van de bespaarde rente over de financieringsreserve en de kredietrisicoreserve zelf. Zie de paragraaf ‘Financiering’ voor een uitgebreide toelichting. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Het totaal aan baten en lasten 2016 neemt ten opzichte van de raming 2012 af met respectievelijk ca. € 190 mln en € 92 mln. De belangrijkste oorzaak van de terugloop van de baten is de geraamde afloop van het gemeentefonds ad € 97 mln. Daarnaast leidt de afname van de hoofdsom van het IFR ertoe dat ca € 12 mln minder interne rentebaten verwacht worden. De dividendverwachting voor de begroting 2013-2016 blijft op peil. Het hogere dividend (ca € 34 mln) in 2012 is het gevolg van een incidentele dividenduitkering en vrijval van de voorziening Havenbedrijf. Zowel de baten als lasten (inclusief toevoegingen aan de financieringsreserve en kredietrisicoreserve) vanuit de financieringsfunctie en het verstrekken van leningen en garanties lopen terug ten opzichte van de rekening 2011 bijna € 36 mln. Daarnaast neemt het beroep op het IFR vanuit de out of pocket uitgaven sterk af met ca € 70 mln. Tenslotte leidt de verwerking van de versnelling van de krimp (€ 30 mln in 2013, € 15 mln in 2014 en € 5 mln in 2015) op deze beleidsmatige inspanning tot negatieve personeelslasten. Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Beheer algemene middelen Beheer algemene middelen Financiering Deelnemingen Verzekeringen Personeel opgeheven diensten Verstrekking leningen en garanties Totaal
pagina 60 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Baten 1.391.536 149.325 78.021 14.000 809 29.496 1.663.187
Lasten 290.697 149.325 16.016 14.000 2.958 29.496 502.492
Saldo 1.100.839 0 62.005 0 -2.149 0 1.160.695
Hoofdstuk 4.2 | Beleidsveld Algemene middelen | pagina 61
Hoofdstuk 4.3 pagina 62 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 3 Cultuur, sport en recreatie
Portefeuillehouder:
Wethouder Sport en Recreatie. Kunst en Cultuur
Wat willen we bereiken?
Meer Rotterdammers sporten en nemen deel aan sportieve, recreatieve en culturele activiteiten.
Cultureel klimaat
Baten: Lasten: Saldo:
963 118.663 -117.700
Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
Baten: Lasten: Saldo:
48.586 85.495 -36.909
Cultuur, sport en recreatie
4.3.1 Beleidsmatige Inspanning Cultureel klimaat Wat willen we bereiken?
Het bevorderen van het culturele klimaat in de gemeente Rotterdam door subsidieverlening aan culturele instellingen, het adviseren aan derden en het ontwikkelen van een samenhangend kunst- en cultuurbeleid.
Wat gaan we daarvoor doen?
Cultuur brengt mensen met elkaar in contact en motiveert kinderen en jongeren hun talenten te ontwikkelen. Voor het versterken van Rotterdam als bruisende stad is het van belang om cultuur, sport, winkelen en uitgaan in samenhang te benaderen. Voor het Cultuurplan 2013–2016 hebben wij keuzes gemaakt die naar onze overtuiging leiden tot een evenwichtige culturele sector, een sector die inhoudelijk en qua omvang de komende jaren een rol van betekenis zal blijven spelen in de stad, in de regio en op (inter)nationaal niveau. Cultuurplan 2013–2016 2013 is het eerste jaar van het nieuwe Cultuurplan. Speerpunten voor het cultuurbeleid zijn talentontwikkeling, levendige (binnen)stad en (maatschappelijk) ondernemerschap. Op basis van de aanvragen van culturele organisaties en advies van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur is op 4 september jl. een voorstel aan uw raad voorgelegd voor de verdeling van het Cultuurplan budget. Dit budget ligt met € 77,25 mln 14% lager dan in 2009–2012. Hoofdstuk 4.3 | Beleidsveld Cultuur, sport en recreatie | pagina 63
Van het beschikbare bedrag is € 1,4 mln bestemd voor de dekking van de hogere huurlasten van gemeentelijk vastgoed in de culturele sector en vanaf 2015 € 2,5 mln voor de realisering van het nieuwe depot voor de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen. In de aanloop naar 2013 is op verzoek van uw raad een gewijzigde subsidiesystematiek ontwikkeld. Naast de vierjaren subsidies in het kader van het Cultuurplan en de incidentele projectsubsidies komen er met ingang van 2013 periodesubsidies, incidentele subsidies met een looptijd van maximaal twee jaar om projectorganisatoren de mogelijkheid te geven verder vooruit te kunnen plannen en programmeren. Cultureel vastgoed Kostprijsdekkende huur gemeentelijk vastgoed Huurders van gemeentelijk vastgoed betalen een kostendekkende huur. Dit heeft geleid tot huurstijgingen bij cultureel gemeentelijk vastgoed. Binnen het beschikbare cultuurplan is voor deze stijging 2013–2016 € 1,4 mln vrijgemaakt. Depotgebouw Boijmans Van Beuningen Het project Collectiegebouw bevindt zich conform RSPW in de definitiefase: er wordt een Programma van Eisen gemaakt en een locatieonderzoek gedaan. Na voorlopig ontwerp, definitief ontwerp en raming volgt een definitief uitvoeringsbesluit, naar verwachting eind 2013. Mediabeleid Eind 2012 zal uw raad een advies afgegeven aan het Commissariaat voor de Media over de zendmachtiging voor de lokale omroep in Rotterdam. In 2013 wijst het Commissariaat één partij aan die deze taak gaat vervullen in de periode 2013–2017. In 2013 zullen we verder uitvoering geven aan het beleid voor de lokale mediasector, zoals dat in 2012 is vastgesteld Bibliotheek Per 1 januari 2013 is de Bibliotheek Rotterdam verzelfstandigd. In 2013 zet Stichting Bibliotheek Rotterdam het beleid zoals vastgesteld in het herstructureringsplan “Bibliotheek Rotterdam kijkt vooruit!” door. In het meerjaren beleidsplan 2013–2016 zullen drie pijlers centraal staan: de Stadsbibliotheken, Bibliotheek op school en Bibliotheek thuis en onderweg. Daarbij is cultureel ondernemerschap een speerpunt. Dit wil zeggen zowel meer zakelijkheid binnen de eigen organisatie als het aangaan van meer samenwerking met zakelijke partners in Rotterdam. In 2013 worden de fusiemogelijkheden met randgemeenten verder verkend. Het ligt in de bedoeling dat Bibliotheek Rozenburg per 1 januari 2014 onderdeel uitmaakt van Stichting Bibliotheek Rotterdam. Cultuureducatie Talentontwikkeling is een van de speerpunten in het Rotterdamse cultuurbeleid. Ook landelijk wordt het belang van cultuureducatie onderkend. De staatssecretaris van OCW heeft in 2011 besloten met gemeenten en provincies, culturele organisaties en onderwijsveld een samenwerkingverband aan te gaan. Daarvoor is het programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’, gericht op de verankering en versterking van cultuureducatie in het primair onderwijs ontwikkeld. Wij hebben besloten aan deze regeling mee te werken. Daartoe hebben wij een beleidskader opgesteld en zijn culturele organisaties uitgenodigd een uitvoeringsplan in te dienen op onder andere de thema’s Verankering in de school, Muziek, Theater en Cultureel erfgoed. Voor de uitvoering van hun meerjarige plannen kunnen geselecteerde (samenwerkingsverbanden van) culturele organisaties een subsidie ontvangen van Rotterdam én het Fonds Cultuurparticipatie. Het programma ‘Ieder kind een instrument’ wordt in 2013 gecontinueerd. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Cultureel klimaat Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten
Rekening 2011 10.740 1.768 3.505 5.467 138.589 110.693
Raming 2012 5.693 1.252 2.677 1.764 133.559 109.275
Begroting 2013 963 963 0 0 118.461 114.995
Raming 2014 912 912 0 0 118.080 114.627
Raming 2015 861 861 0 0 116.973 113.529
Raming 2016 810 810 0 0 116.923 113.479
112
0
0
0
0
0
107.148 2.661 772
106.315 2.878 82
114.658 337 0
114.290 337 0
113.192 337 0
113.142 337 0
Vervolg tabel zie volgende pagina pagina 64 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina bedragen x € 1.000,-
Cultureel klimaat Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Onderhoud en vervanging Wijkbibliotheken Bestemmingsreserve Fonds Stadsverfraaiing Bestemmingsreserve Nieuwbouw en Verbetering Bestemmingsreserve Verzelfstandigde TvD Bestemmingsreserve Cultuurparticipatie Toevoeging aan reserves Bestemmingsreserve Fonds Stadsverfraaiing Saldo na reserveringen
Rekening 2011 27.896 14.733 770 6.637 0
Raming 2012 24.284 13.520 172 6.300 2.024
Begroting 2013 3.466 1.935 273 103 449
Raming 2014 3.453 1.935 273 103 438
Raming 2015 3.444 1.935 274 103 426
Raming 2016 3.444 1.935 274 103 426
5.756 -127.849 1.369
2.268 -127.866 0
706 -117.498 0
704 -117.168 0
706 -116.112 0
706 -116.113 0
229
0
0
0
0
0
404
0
0
0
0
0
635
0
0
0
0
0
14 87 202
0 0 202
0 0 202
0 0 202
0 0 0
0 0 0
202 -126.682
202 -128.068
202 -117.700
202 -117.370
0 -116.112
0 -116.113
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten zijn gering van omvang. Lasten De programmalasten bestaan bijna geheel uit subsidies. Op basis van de aanvragen van culturele organisaties en advies van de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur hebben wij u op 4 september jl. een verdelingsvoorstel doen toekomen. Het andere grote subsidie deel is bestemd voor de Bibliotheek (€ 20 mln). De apparaatslasten zijn gering van omvang. Reserves Ultimo 2013 is de stand van de reserves nagenoeg nihil. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Het meerjarig verloop is vanaf 2013 stabiel. Opvallend is wel de daling van de apparaatslasten in 2013 ten opzichte van 2012 en de lichte stijging van de programmalasten in 2013 ten opzichte van 2012. De reden is technisch. Vanaf 2013 is de bibliotheek geen dienst meer van de gemeente, maar een stichting met gemeentelijke subsidie.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Cultureel klimaat Subsidieverlening culturele instellingen, gezelschappen en activiteiten Bibliotheek Totaal
Baten 963 0 963
Lasten 99.261 19.402 118.663
Saldo -98.298 -19.402 -117.700
Hoofdstuk 4.3 | Beleidsveld Cultuur, sport en recreatie | pagina 65
4.3.2 Beleidsmatige Inspanning Topsport en vergroten deelname sport en recreatie Wat willen we bereiken?
Meer Rotterdammers nemen deel aan sport waardoor onder andere de gezondheid van Rotterdammers, de onderwijsprestaties van de jeugd en de leefbaarheid in de wijken verbetert. Daarnaast nemen meer Rotterdammers deel aan recreatieve en culturele activiteiten. Dit draagt bij aan talentontwikkeling van Rotterdammers.
Wat gaan we daarvoor doen?
In de onderstaande tabel zijn de targets opgenomen.
Target: Het verhogen van de sportparticipatie onder Rotter- Mijlpaal/ dammers van 6 jaar tot 64% aan het einde van de college planning periode Realisatie
Realisatie 2010/ nulmeting
2011
58%
60%
2012
2013/ Eindwaarde 2014 64%
59%
Het streven is het verhogen van de sportparticipatie onder Rotterdammers vanaf zes jaar naar 64% eind 2014 en 70% in 2016 . De inspanningen worden gedaan op de volgende, nadrukkelijk met elkaar samenhangende, zes renbanen die volgen uit de sportnota 2016 en verder zijn uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma sport 2011–2014 (het UP Sport): 1. Sportwaarden en onderwijs: op alle onderwijsinstellingen wordt een sport- en beweegprogramma aangeboden, met als effecten talentontwikkeling, tegengaan van overgewicht en betere schoolprestaties. 2. Maatschappelijke thema’s: sport als middel om bij te dragen aan de ambities van de gemeente op andere beleidsvelden: onderwijs, gezondheid, werkgelegenheid, economie, veilig en fysiek. 3. Breedtesport en sportontwikkeling: het verhogen van de sportparticipatie 4. Evenementen en accommodaties: het aanbod aan sportprogrammering en sportvoorzieningen versterken waar dat nodig is. 5. Topsport: het versterken van het aanbod aan topsport (evenementen, accommodaties en ondersteuning topsportverenigingen en toptalenten) en Rotterdam Olympic-proof maken. 6. Media en citymarketing: versterken van het imago van Rotterdam als sportstad.
Toelichting 1. Sportwaarden en onderwijs De relatie tussen sport en onderwijs wordt verstevigd. Sport en onderwijs versterken elkaar als belangrijke pijlers voor de talentontwikkeling van de jeugd. Regelmatig sporten leidt tot een gezonder lichaam, minder overgewicht, verbeterde concentratie en verhoogde onderwijsprestaties. Sportwaarden, die bijdragen aan de individuele ontwikkeling van kinderen zijn: het omgaan met winst en verlies, respect voor tegenstrevers, het beste uit je zelf halen, het omgaan met lichamelijke mogelijkheden en onmogelijkheden, het accepteren van autoriteit en het samen met anderen iets bewerkstelligen. Deze sportwaarden worden ook via het onderwijs uitgedragen. In Rotterdam zijn de afgelopen jaren 21 schoolsportverenigingen opgezet (niveau eind 2011), een samenwerkingsverband tussen scholen en sportverenigingen. Hiermee worden 2.000 kinderen en jongeren bereikt. Schoolsportverenigingen richten zich met name op de wijken, waar weinig of geen sportvoorzieningen zijn. In of nabij de school wordt sport aangeboden door trainers van de vereniging. Door het aanbieden van sport in de nabije omgeving zijn meer kinderen in staat deel te nemen aan sport wat de sportparticipatie ten goede komt. We zullen in 2013 de bestaande schoolsportverenigingen continueren en het niveau van eind 2012 (23 schoolsportverenigingen) handhaven. – Lekker Fit! Jonge kind: 0 tot 4 jarigen en hun ouders. De inzet vindt plaats via peuterspeelzalen, kinderopvanginstellingen en Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s). De activiteiten richten zich op voeding en beweging. De activiteiten zijn niet zoals gepland gestart in 2011, vanwege de verplichtingenstop, maar in 2012. In 2011 is wel de aanpak ontwikkeld en is een eerste samenwerkingsproject uitgeprobeerd: Makkelijke moestuinen. Gepland is eind 2012 500 kinderen te bereiken met deze aanpak. Voor 2013 blijft dit minimaal op dat niveau. Met de partners samen zal gekeken worden of met hetzelfde geld meer kinderen bereikt kunnen gaan worden. – Lekker Fit! Kleuters: de groepen 1 en 2 in het basisonderwijs. Vanwege de verplichtingenstop in 2011, kon pas in 2012 gestart worden met de ontwikkeling van de kleuteraanpak. De uitvoering van deze aanpak start in het nieuwe schooljaar voor 400 kleuters. Het oorspronkelijk geplande aantal van 1000 kleuters kan dus (vanwege de verplichtingenstop in 2011) niet in 2012 gehaald worden, maar zal wel in 2013 gehaald worden.
pagina 66 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
–
Lekker Fit! JOGG (Jongeren Op Gezond Gewicht) aanpak: dit project beoogt een aanpak te ontwikkelen waardoor het bereik van ouders wordt vergroot en zij ook daadwerkelijk een gedragsverandering ondergaan waardoor hun kinderen een gezondere leefstijl kunnen ontwikkelen. Ouders worden hiermee actief betrokken bij het vergroten van de gezondheid van hun kinderen. In het najaar van 2012 worden de resultaten bekend van het onderzoek naar de effecten van deze aanpak. De uitkomsten hiervan bepalen de verdere uitvoering van het project in 2013. Learnings zullen breder ingezet worden binnen het programma, niet alleen op de twee pilots Lekker Fit!-scholen. Daarnaast zal de JOGG-aanpak in de twee wijken worden doorgezet.
2. Maatschappelijke thema’s Sport wordt nadrukkelijk ingezet om bij te dragen aan maatschappelijke doelen op het gebied van onder andere gezondheid, onderwijs, economie en leefbaarheid. Een van de inspanningen die we met het UP Sport zijn gestart is het oprichten van sportplus verenigingen. Dit zijn vitale Rotterdamse sportverenigingen die zich actief inzetten voor het behalen van doelstellingen op andere beleidsterreinen. Sport wordt hierbij als middel ingezet. Verbinding met sectoren als veiligheid, onderwijs, werk en inkomen, gezondheid en participatie liggen daarbij voor de hand. Deze vitale verenigingen ontwikkelen zich met behulp van professionele ondersteuning tot essentiële partner in hun wijk. Met ondersteuning van verenigingsmanagers, -adviseurs, pedagogen en andere specialisten wordt de doorontwikkeling van de verenigingen vormgegeven en de maatschappelijke projecten in de vereniging ingebed. De ontwikkeling van maatschappelijke actieve sportverenigingen moet op maat, per vereniging en per wijk, gebeuren. Vanuit de ambities van Rotterdam en de kracht van sport zijn thema’s benoemd die met de verenigingen worden uitgewerkt: sport & werk, sport & onderwijs, sport & veiligheid, sport & gezondheid, sportparticipatie voor bijzondere doelgroepen. Eind 2012 zullen er 19 Rotterdamse sportplus verenigingen zijn. In 2013 zal dit niveau worden gehandhaafd. Er zal met name worden ingezet op het doorontwikkelen van deze verenigingen. Tevens zullen we slimme verbindingen leggen met partijen in de stad (woningcorporaties, bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen) om gezamenlijk het effect van de inzet van de sportplus verenigingen te optimaliseren. Naast de sportclubs stimuleren we ook private partijen om sport als middel in te zetten. Een voorbeeld hiervan is het buddyproject van Challenge Sports waarbij sport wordt ingezet in re-integratie trajecten voor werkloze jongeren. 3. Breedtesport en sportontwikkeling De deelgemeenten zijn essentiële partners bij de uitvoering van het sportbeleid. Om de verhoging van de sportparticipatie een extra impuls te geven is budget vrijgemaakt voor sportinitiatieven vanuit de deelgemeenten, in cofinanciering met de betreffende deelgemeente. Hierbij vragen wij specifiek aandacht voor de ongeorganiseerde sportbeoefening (dus buiten verenigingsverband) zoals skaten, breakdance en panna voetbal. We richten ons specifiek op een aantal doelgroepen waar de sportparticipatie nu nog laag is. In 2012 zijn door de deelgemeenten diverse initiatieven tot stand gebracht. De cofinanciering van een aantal van deze initiatieven zal ook in 2013 doorlopen De sportparticipatie onder Rotterdammers van 65-80 jaar ligt op 36% (meting Vrijetijdsonderzoek 2011). Juist voor deze groep is sport en bewegen van groot belang, voor zowel het lichamelijke als het sociaal-geestelijk welbevinden. Bovendien draagt het bij aan de zelfredzaamheid. Het sportaanbod (van sportverenigingen, sportstimulering van SenR en de sportactiviteiten van welzijnsorganisaties) wordt steeds meer toegesneden op de vraag onder ouderen. Het recent opgezette netwerk ‘Fit for life Rotterdam’ zal in 2013 nog steviger worden neergezet en speelt een grote rol in het verbinden van vraag naar en aanbod van sport. Ook zal in 2013 extra aandacht worden besteed aan de communicatie richting deze doelgroep. Interventieprogramma’s zullen waar nodig worden aangescherpt en aangevuld zodat meer ouderen gaan bewegen en sporten. Een andere belangrijke doelgroep in het Rotterdamse sportbeleid zijn mensen met een beperking. In 2009 en 2010 is het Servicepunt Sport en Handicap ontwikkeld. Dit Servicepunt zorgt voor het bijeenbrengen van sportvraag en -aanbod voor mensen met een beperking, het adviseren van sporters met een beperking en het verbeteren van deskundigheid van sporttrainers om te werken met mensen met een beperking. In 2013 zullen minimaal 300 mensen met een handicap intensief (individueel) worden begeleid naar sport. Met informatie over sporten met een handicap worden 10.000 potentiële sporters bereikt. In opdracht van de deelgemeenten bieden we sportstimulering aan: een divers aanbod aan sportactiviteiten in buurthuizen en de openbare ruimte. Per jaar worden 5.800 activiteiten in dit kader ontplooid. In 2012 zijn drie pilots gestart met meer vraaggericht sportaanbod en een steeds meer regisserende rol voor de gemeente. In 2013 zullen de resultaten van de pilots bekend zijn en worden ingevoerd in diverse deelgemeenten. Wij verwachten hiermee meer potentiële sporters te bereiken dan voorheen. Ook zorgen we voor een passend (laagdrempelig) sport- en beweegaanbod voor mensen die worden doorverwezen in het kader van Beweegkracht en Beweegkuur. Rotterdam verstrekt subsidie aan het Jeugdsport fonds dat zorgt voor een tegemoetkoming in de kosten voor lidmaatschap van een sportvereniging voor kinderen van 4 tot en met 17 jaar van ouders die maximaal 120% van het minimuminkomen verdienen. In 2013 wordt gestreefd om zoveel mogelijk kinderen uit deze doelgroep in Rotterdam via het Jeugdsportfonds te laten sporten. Hoofdstuk 4.3 | Beleidsveld Cultuur, sport en recreatie | pagina 67
4. Evenementen en accommodaties We gaan sportevenementen nog steviger benutten als uithangbord van Rotterdam als sportstad, maar de evenementen zullen ook worden gebruikt voor verhoging van de sportparticipatie. Door middel van schoolprogramma’s, clinics en side events, zowel in de aanloop naar een evenement als tijdens een evenement (zoals het EK Honkbal en het ABN AMRO world tennis tournament in 2012), krijgen Rotterdammers de gelegenheid om actief kennis te maken met de sport en vindt introductie van en doorverwijzing naar Rotterdamse sportclubs plaats. Naast de internationale topsportevenementen die veelvuldig in Rotterdam neerstrijken, willen wij ook nationale sportevenementen naar Rotterdam halen: minimaal twee nationale kampioenschappen per jaar. Ook deze evenementen willen we benutten voor side events en daarmee het verhogen van de sportdeelname onder de Rotterdammers. 5. Topsport We ondersteunen 15 Rotterdamse topsportverenigingen en begeleiden toptalenten onder andere op het gebied van het combineren van sport en studie en het vinden van huisvesting. Ons imago als (top)sportstad willen we vasthouden en versterken door meer internationale en nationale sportevenementen naar de stad te halen. Doordat we deze evenementen nadrukkelijk koppelen aan breedtesport en onderwijs, door onder andere het organiseren van side events in de wijken, leveren de evenementen een bijdrage aan de sportparticipatie in de stad. In 2012 zijn in vijf takken van sport, in nauwe samenwerking met de sportbonden, regionale talentcentra ontwikkeld. Deze sporten zijn: roeien, basketbal, handbal, atletiek en dressuur. De focus ligt op de doorlopende carrièrelijn van beginnend sporter tot gearriveerde topsporter (10 jaar tot einde carrière). Hierbij spelen de breedtesportverenigingen en schoolsport een cruciale rol. Talenten worden ook geholpen met praktische zaken, zoals het vinden van huisvesting en de combinatie tussen sport en studie. In 2011 kon door de verplichtingenstop nog niet gestart worden met het opzetten van de talentcentra, deze zijn in 2012 opgestart. In 2013 zullen deze vijf talentencentra verder ontwikkeld worden. 6. Communicatie Communicatie is een belangrijk instrument om de ambities en successen van het sportbeleid uit te venten en om doelgroepen en externe partners te bereiken en te betrekken bij onze inzet op sportgebied. Een stevige inzet op communicatie en citymarketing is ook noodzakelijk om het imago van Rotterdam als sportstad vast te houden en te versterken.
Overige inzet Sportcampus Stadionpark In het Stadionpark komen alle onderdelen van het sportbeleid bij elkaar. In 2012 is gewerkt aan het Masterplan Sportcampus en Park de Twee Heuvels en aan een investeringsvoorstel. Tussen september en december 2012 wordt de Sportcampus in samenhang met de andere grote projecten van de Lange Termijn Investeringsplanning behandeld in de gemeenteraad. Afhankelijk van besluitvorming zal in 2013 verder gewerkt worden aan de uitwerking en voorbereiding ten behoeve van de realisatie van de Sportcampus. Olympisch Plan Rotterdam werkt samen met diverse partners aan het Olympisch Plan 2028. Dit plan berust op twee peilers: 1) het naar Olympisch niveau brengen van Nederland in 2016 om 2) in 2016 een besluit te kunnen nemen over het al dan niet uitbrengen van een bid op de Olympische Spelen van 2028 in 2019. In 2021 maakt het IOC bekend waar de Olympische Spelen van 2028 zullen plaatsvinden. Het naar Olympisch niveau brengen van Nederland betekent dat wordt ingezet op versteviging van het sportklimaat en het verhogen van de sportparticipatie. Zo ontstaat een vitale samenleving, worden excellente prestaties bevorderd en neemt de economische impact van sport toe. Om in 2016 te kunnen besluiten of een bid zal worden uitgebracht, is succes op deze onderdelen van belang. Bovendien zal duidelijk moeten zijn op welke wijze Nederland maximaal profijt kan hebben van het organiseren van de Spelen, op sociaal, ruimtelijk en economisch vlak. Om dergelijke meerwaarde te richten, heeft Rotterdam het concept Dutch Delta Games ontwikkeld. Met de naam van Amsterdam en het sterke concept, de organisatiekwaliteit en ervaring van Rotterdam zal, samen met ministeries, NOC*NSF, Den Haag, Utrecht en overige partners, het Olympisch Plan op beide peilers in 2013 verder vorm krijgen. Daartoe wordt in de tweede helft van 2012 een gezamenlijk plan van aanpak opgesteld. Inzet voor deelgemeenten Een groot deel van de accommodaties en de activiteiten op sport en recreatiegebied behoren tot de deelgemeentelijke bestuurlijke verantwoordelijkheid. De dienst Sport en Recreatie is hiervoor opdrachtnemer van de deelgemeenten en ook verantwoordelijk voor het beheer en de exploitatie van deze voorzieningen en daarmee de prestatieafspraken die met de deelgemeenten worden gemaakt.
pagina 68 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Natuur- en milieueducatie (NME) In 2011 hebben wij het beleidskader “Vernieuwing van NME in Rotterdam” vastgesteld. Kernpunten hierin zijn: een inhoudelijke omslag naar duurzaamheid, nieuwe opdrachtgevers/financiers voor NME zoeken en meer partijen betrekken bij het aanbod van NME-producten. In 2013 zal dit beleidskader worden uitgevoerd. bedragen x € 1.000,-
Bereik NME’s in het basisonderwijs Bereik Educatieve tuinen in het basisonderwijs Bereik NME op scholen Voortgezet onderwijs
Rekening 2011 73%
Begroting 2012 85%
Begroting 2013 65%
Begroting 2014 65%
Begroting 2015 65%
Begroting 2016 65%
50%
50%
50%
50%
50%
50%
7,5%
7,5%
0%
0%
0%
0%
Rekening 2011 61.194 32.922 17.961 10.311 96.776 36.793
Raming 2012 53.383 30.280 16.163 6.940 96.805 38.174
Begroting 2013 48.586 25.029 16.251 7.306 85.495 28.501
Raming 2014 47.344 23.978 16.060 7.306 81.334 25.389
Raming 2015 46.432 22.959 16.167 7.306 85.517 30.590
Raming 2016 45.605 22.004 16.295 7.306 84.653 30.590
20.661 61
21.940 16
14.710 0
12.832 0
18.788 0
18.788 0
13.302 1.704 1.065 59.983 36.067 1.834 4.669 0
13.151 1.721 1.346 58.631 35.204 600 3.795 8.357
10.982 1.413 1.396 56.994 34.511 556 494 4.403
9.748 1.413 1.396 55.945 33.473 556 494 4.167
8.993 1.413 1.396 54.927 32.476 556 494 3.931
8.993 1.413 1.396 54.063 31.520 556 494 3.813
17.413 -35.582 1.350
10.675 -43.422 1.286
17.030 -36.909 0
17.255 -33.990 0
17.470 -39.085 0
17.680 -39.048 0
305 597 448 0 -34.232
409 860 17 0 -42.136
0 0 0 0 -36.909
0 0 0 0 -33.990
0 0 0 0 -39.085
0 0 0 0 -39.048
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Topsport en vergroten deelname sport en recreatie Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Sociale uitkeringen Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Voeding en Beweging Bestemmingsreserve Combinatiefuncties Bestemmingsreserve Eurogames Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit inkomsten voor geleverde diensten in deelgemeenten. Deze baten hebben betrekking op de opbrengsten van de verhuur van gymzalen, wijkgebouwen, sportvelden en kaartjes van bijvoorbeeld zwembaden (opbrengst derden € 16 mln). Uit de jaaropdrachten van de deelgemeenten komt in 2013 € 25 mln binnen. Onder overige baten vallen interne bijdragen voor projecten, zoals Lekker Fit. Lasten Een groot deel van de lasten wordt gemaakt in opdracht van de deelgemeenten (€ 41 mln). De deelgemeenten geven opdracht tot het beheer en exploiteren van zwembaden, sporthallen, sportvelden, wijkaccommodaties, kinderboerderijen en natuur en milieu educatie en sportstimulering. De aard van de deelgemeentelijke opdracht bepaald de “soort” last. Hierbij gaat het voor het grootste deel om personeelslasten en accommodatie gebonden kosten. Hoofdstuk 4.3 | Beleidsveld Cultuur, sport en recreatie | pagina 69
Binnen de beleidsinspanning worden ook diverse subsidies verstrekt zoals aan diergaarde Blijdorp, Rotterdam Topsport en Rotterdam Sportsupport (circa € 11 mln). Tenslotte zijn er nog projecten en programma’s die binnen de beleidsmatige inspanning worden uitgevoerd, waaronder het UP sport (€ 5 mln), Jeugdvakantieland, the Final en Lekker Fit (circa € 7 mln). Reserves De reserves bevatten in 2013 geen middelen meer. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) De toename van het saldo na reserveringen vanaf 2015 komt voor het grootste deel door het UP sport.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Topsport en vergroten deelname sport en recreatie Stimulering topsport, breedtesport en recreatie Inzet voor deelgemeenten Natuur en milieu-educatie Totaal
pagina 70 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Baten 6.044 42.045 497 48.586
Lasten 34.484 48.543 2.468 85.495
Saldo -28.440 -6.498 -1.971 -36.909
Hoofdstuk 4.3 | Beleidsveld Cultuur, sport en recreatie | pagina 71
Hoofdstuk 4.4 pagina 72 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 4 Veiligheid
Portefeuillehouder: Burgemeester
Wat willen we bereiken?
In 2014 zijn er geen onveilige en probleemwijken meer. Het stedelijke veiligheidsniveau is gestabiliseerd op een 7+, wat geldt als een ondergrens.
Toelichting
De veiligheidsaanpak in Rotterdam blijft in beweging. Nieuwe problemen en onverwachte ontwikkelingen volgen we op de voet. Deze aanpak loont, het beste bewijs hiervoor is de behaalde 7,5 op de Veiligheidsindex in 2012. In het actieprogramma is toegezegd om in de midterm review deze ontwikkelingen aan de orde te stellen. In de zomer 2012 is de midtermreview van het vijfjarenactieprogramma Veiligheid 2010–2014 aan uw Raad toegezonden. Daarin werd niet allen teruggekeken op de ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar maar ook op de nieuwe ontwikkelingen op het gebied van veiligheid geschetst. De gemeente Rotterdam ontkomt niet aan de effecten van de economische crisis. Voor de veiligheidsaanpak betekent dit twee zaken: aan de slag met de maatschappelijke effecten van de crisis en bijdragen aan de taakstellingen die zorgen voor gezonde gemeentefinanciën. In beide ontwikkelingen staat voorop dat er geen concessies worden gedaan aan de ambities van veiligheid. Er is breed commitment over de inhoud en noodzaak van deze aanpak. Hoewel bezuinigingen druk leggen op de uitvoering, werken we volop samen om de ambities te verwezenlijken. Teruglopende budgetten hebben tot gevolg dat extra taken opgevangen moeten worden binnen de bestaande capaciteit. Rotterdammers die het vertrouwen dat ze van de stad krijgen misbruiken, zullen we duidelijk, direct en consequent aanpakken. Gedurende de looptijd van dit actieprogramma zien we een forse uitbreiding van het aantal taken waarop de gemeente kan toezien en handhaven. Voorbeelden hiervan zijn regels op het terrein van coffeeshops, prostitutie, Bibob en drank & horeca. Door de extra bevoegdheden kunnen we vaker kiezen tussen een strafrechtelijke of bestuursrechtelijke aanpak. We werken nauw samen met de politie en het Openbaar Ministerie om per zaak de meest effectieve inzet te bepalen. Toezicht en handhaving komen in de hele gemeente voor, van de BOA’s op straat tot de aanpak op uitkeringsfraude. We ontwerpen algemene principes, om eenvormiger naar bewoners en ondernemers over te komen. We richten een expertisecentrum toezicht en handhaving op. Naast het grotere aantal wettelijke taken, krijgt Veiligheid dus steeds meer regie op het terrein van toezicht en handhaving. .
Hoofdstuk 4.4 | Beleidsveld Veiligheid | pagina 73
Veilig
Wijkveiligheid
Baten: Lasten: Saldo:
22.285 56.535 -34.250
Geweld en (jeugd-)overlast
Baten: Lasten: Saldo:
830 10.471 -9.641
Crisisbeheersing en handhaven openbare orde
Baten: Lasten: Saldo:
1.826 67.412 -65.586
4.4.1 Beleidsmatige Inspanning Wijkveiligheid Wat willen we bereiken?
Wijkveiligheid staat centraal. Het College van B&W zorgt ervoor dat er geen onveilige en probleemwijken meer zijn. De focus ligt op het Oude Westen, Nieuwe Westen, Hillesluis en Tarwewijk. Er wordt gestuurd op het veiligheidsgevoel van bewoners en ondernemers in hun eigen omgeving. Daarnaast staat iedere wijk in 2014 (minimaal) in dezelfde categorie in de Veiligheidsindex als in 2010.
Wat gaan we daarvoor doen?
Sinds 2010 wordt er meer gefocust gewerkt in de wijken. De inzet van mensen en middelen is gecentreerd en wordt doelgerichter ingezet. Rotterdammers worden expliciet betrokken bij het bepalen van de inzet in de wijk. De beleving van bewoners en ondernemers staat voorop. De projecten Buurt Bestuurt en de Stuurgroep in de Wijk zijn voorbeelden van initiatieven. Deze projecten zullen in 2013 worden doorgezet. Binnen het Wijkveiligheidsbeleid richten wij onze aanpak specifiek op de wijken Oude Westen, Nieuwe Westen, Hillesluis en Tarwewijk. Dit zijn de vier probleemwijken waar de veiligheidssituatie het meest nijpend is. In deze vier wijken zijn tevens de gemeentelijke Stadsmariniers actief. Het College van B&W streeft ernaar deze wijken minimaal een zes op de Veiligheidsindex te laten scoren. Voor een aantal andere wijken geldt dat onze specifieke aandacht onverminderd nodig blijft. Ook is er een Stadsmarinier op het terrein van veilig ondernemen. Uit het College Werkprogramma is het volgende target op gebied van Wijkveiligheid voortgekomen: – Collegetarget nr 15: Aan het einde van de collegeperiode scoren de vier focuswijken (Oude Westen, Nieuwe Westen, Hillesluis en Tarwewijk) minimaal een ‘zes’ op de veiligheidsindex.
Mijlpaal/ Target 15: Aan het einde van de collegeperiode planning scoren de vier focuswijken (Oude Westen, Nieuwe Westen, Hillesluis en Tarwewijk) minimaal een ‘zes’ op de veiligheidsindex.
Realisatie
Belangrijkste inspanningen & meetbare prestaties: *) over 2012 wordt geen Veiligheidsindex uitgebracht
pagina 74 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Realisatie 2010/ nulmeting Oude Westen: 4.1 Nieuwe Westen: 5.3 Hillesluis: 4.3 Tarwewijk: 3.9 (VI over 2009)
2011 Oude Westen: 5.0 Nieuwe Westen: 5.6 Hillesluis: 5.1 Tarwewijk: 4.9
2012 Nvt*
Oude Westen: 5.9 Nieuwe Westen: 5.4 Hillesluis: 4.8 Tarwewijk: 5.5 (VI over 2012)
Nvt*
Zie toelichting
Eindwaarde (begin 2014) over 2013 Alle 4 de wijken op minimaal een 6
Algemeen Samen met de deelgemeenten en andere partners zoals de Politie Rotterdam- Rijnmond en het Openbaar Ministerie werkt het College van B&W aan gebiedsgericht veiligheidsbeleid. Op basis van kennis, advies en informatie wordt beleid ontwikkeld, geïmplementeerd en uitgevoerd en worden incidenten bestreden teneinde de vier focuswijken veiliger te maken. Belangrijkste meetinstrument om dit Collegetarget te behalen is de Veiligheidsindex. In deze collegeperiode komt om het jaar de Veiligheidsindex uit. De index biedt inzicht in de ontwikkeling van de veiligheidssituatie in alle deelgemeenten en wijken in Rotterdam, onderverdeeld in verschillende elementen. In 2014 komt de index over 2013 uit. Deze is opgebouwd uit objectieve gegevens van (onder andere) de politie en subjectieve gegevens uit 15.000 enquêtes onder bewoners van deze stad. Inzet in de Wijk Buurt Bestuurt is een instrument dat over de jaren 2011 en 2012 al is toegepast in alle deelgemeenten. In 2012 wordt deze aanpak geëvalueerd, waarbij de gemeente de aanbevelingen uit deze evaluatie wil benutten om het instrument stadsbreed voor 2013 en verdere jaren te versterken en te borgen. De Stuurgroep In De Wijk wordt ook voor 2013 doorgezet. Dit houdt in dat de burgemeester, de hoofdofficier van Justitie, de korpschef van de politie, wethouders en de deelgemeentevoorzitter van de betreffende wijk een paar keer per jaar de (focus) wijk ingaan om met bewoners en ondernemers van gedachten te wisselen over de veiligheid in hun wijken. Bij de bijeenkomst wordt onder leiding van de burgemeester gediscussieerd over actuele onderwerpen en worden afspraken gemaakt om de veiligheid in de wijken verder te verbeteren. Dat kunnen afspraken zijn over het verminderen van overvallen in de wijk, plekken waar nu nog jeugdoverlast voorkomt, aanpak van specifieke gebieden in de buitenruimte, verkeersonveilige situaties etc. Bij de volgende bijeenkomst in de betreffende wijk wordt nagegaan of de gemaakte afspraken zijn nagekomen en sprake is van verbetering. Verder moet in de focuswijken de combinatie van Stadsmariniers en extra inzet op preventie, onderhoud, voorlichting, veiligheidsbeleving, toezicht en handhaving leiden tot verbetering op de Veiligheidsindex tot minimaal een zes. Op basis van analyses en gesprekken met buurtbewoners, waaronder tijdens de Stuurgroep in de wijk, zal de inzet daar worden gepleegd waar deze het hardste nodig is. Het aantal bedreigde wijken wil het College van B&W op eenzelfde manier terugdringen. Sleutelwoorden zijn focus van de inzet op die gebieden en thema’s aan de hand van onderzoeksanalyses en burgerparticipatie. Cameratoezicht Cameratoezicht levert een bijdrage aan de handhaving van de openbare orde in die gebieden waar de problematiek niet met andere instrumenten kan worden teruggedrongen. In 2012 wordt een evaluatie gehouden van de bestaande cameraprojecten. Mede omdat het aantal uit te kijken camera’s het maximum heeft bereikt en er nieuwe aanvragen zijn ingediend, is het aannemelijk dat in 2013 een aantal camera’s verplaatst moet gaan worden. Veiligheidsbeleving Het aantal delicten neemt de afgelopen periode zichtbaar af, maar mensen voelen zich (nog) niet veiliger. Het beïnvloeden van subjectieve veiligheid (veiligheidsbeleving) is een beleidsthema waar we in toenemende mate aandacht voor hebben gekregen. Omdat het relatief nieuw is en er nog weinig ervaring mee is opgedaan, willen we hier middels onderzoek meer zicht op krijgen. Daarnaast lopen er al een aantal projecten (pilot in Hillesluis, Beverwaard) die geëvalueerd of voortgezet moeten worden. Toezicht en handhaving Naast specifieke programma’s als de Buurt Bestuurt, Stuurgroep in de Wijk en cameratoezicht behelst een groot gedeelte van deze beleidsmatige inspanning ook de uitvoeringswerkzaamheden van Stadstoezicht. De zogeheten Buitengewoon Opsporingsambtenaren (BOA’s: 450 FTE) treden op tegen alledaagse ergernissen, zoals hinderlijk gedrag, milieuovertredingen, hondenpoep, wildplassen en parkeeroverlast. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Wijkveiligheid Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten)
Rekening 2011 22.799 1.607 20.234 958
Raming 2012 22.697 1.409 20.863 425
Begroting 2013 22.285 1.431 20.422 432
Raming 2014 21.992 1.431 20.129 432
Raming 2015 21.932 1.431 20.069 432
Raming 2016 21.995 1.431 20.132 432
Vervolg tabel zie volgende pagina
Hoofdstuk 4.4 | Beleidsveld Veiligheid | pagina 75
Vervolg tabel vorige pagina bedragen x € 1.000,-
Wijkveiligheid Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Uitbreiding cameratoezicht Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 57.492 4.850
Raming 2012 58.676 4.329
Begroting 2013 56.535 4.010
Raming 2014 56.263 3.966
Raming 2015 56.071 3.894
Raming 2016 56.073 3.893
1.721
1.532
1.714
1.711
1.711
1.711
864 2.109 156 52.642 31.700 1.566 6.549 0
251 2.498 48 54.347 32.347 1.246 7.048 4.220
107 2.172 17 52.525 28.608 1.210 7.300 6.836
66 2.172 17 52.297 28.608 1.210 7.274 6.676
0 2.172 11 52.177 28.608 1.210 7.281 6.496
0 2.172 10 52.180 28.608 1.210 7.281 6.498
12.827 -34.693 819 819
9.486 -35.979 326 326
8.570 -34.250 0 0
8.529 -34.271 0 0
8.582 -34.139 0 0
8.583 -34.078 0 0
0 -33.874
0 -35.653
0 -34.250
0 -34.271
0 -34.139
0 -34.078
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten vanuit het Rijk betreft de vergoeding van het Ministerie van Veiligheid & Justitie voor Mulderbonnen (boete voor foutief parkeren). Verder bestaan de baten voornamelijk uit opbrengsten van fiscale naheffingen, huisvuilboetes en deelgemeentecontracten. Lasten De lasten bestaan grotendeels uit de loonlasten voor het handhavingsapparaat: de buitengewoon opsporingsambtenaren, de eenheid die verantwoordelijk is voor het toezicht van de Maastunnel en het gemeentelijke cameratoezicht. De lasten bestaan verder uit de werkzaamheden en beleidsuitvoering van de Veiligheidsindex, Stadsmariniers en de verschillende Stuurgroepen in de Wijk. Reserves In het kader van de bezuinigingen zijn alle bestemmingreserves gecontroleerd en is gekeken naar de mogelijkheid om deze af te romen. Besloten is om, in samenspraak met de externe accountant, de reserve Uitbreiding Cameratoezicht (die dient ter dekking van de kapitaallasten) op te heffen. In 2011 en 2012 is nog tweemaal onttrokken aan deze reserve, vanaf 2013 is dit niet meer mogelijk. De kapitaallasten worden versneld afgeschreven, hiervoor is dekking binnen de begroting. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten Meerjarig valt af te lezen dat de baten met ingang van 2012 en verdere jaren met ongeveer € 700 afnemen. Dit kan worden verklaard doordat de HALT-bijdrage vanuit het Rijk afloopt als gevolg van het feit dat HALT Rotterdam-Rijnmond opgaat in de nieuw te vormen landelijke HALT-organisatie. In lijn met de gewijzigde Begroting 2012 zal de Begroting 2013 en verdere jaren een lagere opbrengst laten zien als gevolg van dalende bonnenopbrengsten. Dit wordt verklaard door een afname van de handhavingscapaciteit en het feit dat de beschikbare capaciteit meer dan voorheen wordt ingezet op activiteiten (toezicht op evenementen, terrassen en parken etc.) die uit de aard der zaak minder bonnen(opbrengst) genereren. Lasten Dat de lasten vanaf 2013 verminderen is in lijn met de concernbrede bezuinigingen: wijkteams en het cameratoezicht worden verder ingekrompen en de capaciteit voor de back-office vermindert.
pagina 76 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Wijkveiligheid Gebiedsgerichte veiligheid Handhaven wet- en regelgeving Totaal
Baten 0 22.285 22.285
Lasten 9.065 47.470 56.535
Saldo -9.065 -25.185 -34.250
4.4.2 Beleidsmatige Inspanning Geweld en (jeugd)overlast Wat willen we bereiken?
Geweld ontwricht de samenleving en bedreigt de veiligheid in ernstige mate. Het tegengaan van geweld blijft daarom een van de topprioriteiten van de gemeente Rotterdam. Speciale aandacht heeft geweld tegen publieksfunctionarissen, waarbij gericht wordt op 20% minder incidenten. Overlast is een verzamelbegrip voor allerlei andere fenomenen die de (ervaren) veiligheid van de stad verminderen. Het college richt zich, naast de inzet op overige vormen van overlast, op een afname van overlast van groepen jongeren van 25%. Door geweld en overlast te beperken draagt de gemeente bij aan een veiligere stad.
Wat gaan we daarvoor doen? Overlast Jeugdoverlast blijft een belangrijk speerpunt. De ombuigingen in het jeugdveld en het omvormen van de jeugdketen moet leiden tot een effectievere inzet van instrumenten en een strakkere zorgcoördinatie. In aansluiting hierop wordt gewerkt aan een vernieuwde aanpak van jeugd binnen het veiligheidsdomein. Door de ombuigingen is het mogelijk dat we langer de tijd nodig hebben om de targets te realiseren. De focus hierin ligt op het terugdringen van overlast en criminaliteit op straat. Dit komt tot uit uiting in het volgende Collegetarget: – Collegetarget nr. 16: Het percentage Rotterdammers dat aangeeft vaak last te hebben van groepen jongeren daalt in deze collegeperiode met 25% ten opzichte van de veiligheidsindex 2010.
Target 16: Het percentage Rotterdammers dat aangeeft vaak last te hebben van groepen jongeren daalt in deze collegeperiode met 25% ten opzichte van de veiligheidsindex 2010. Belangrijkste inspanningen & meetbare prestaties:
Mijlpaal/ planning
Realisatie Mijlpaal/ planning (datum)
Realisatie 2010/ nulmeting 20%
2011 17,5%
2012 nvt*
Eindwaarde (begin 2014) over 2013 15%
20% Zie toelichting
*) over 2012 wordt geen Veiligheidsindex uitgebracht
Grenzen stellen, richting geven Jeugdoverlast blijft een belangrijk speerpunt. In juli 2012 is het nieuwe programma Grenzen stellen, richting geven door het College van B&W vastgesteld. In dit programma wordt een vernieuwde aanpak langs drie sporen uitgewerkt waarmee de jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit wordt aangepakt. In de Gebiedsgerichte Aanpak wordt in die wijken waar veel overlast is een gestructureerde en gecoördineerde aanpak onder regie van de projectleider Jeugdoverlast ingezet. Onder zijn leiding kan, naast het deelgemeentelijk jongerenwerk het Stedelijk Team Jongerenwerk worden ingezet dat zich specifiek richt op de aanpak van overlast, maar ook straatcoaches kunnen in deze gebieden worden ingezet. De deelgemeentelijke bezuinigingen op het jongerenwerk vormen overigens wel een gevaar op dit model, aangezien wordt uitgegaan van een zeker basis aanbod van jongerenwerk in deelgemeenten. Naast extra toezicht is het noodzakelijk dat er ook wat te doen is voor jongeren. Een balans tussen repressie en preventie is het meest effectief. Tevens kunnen bestuurlijke instrumenten als de mosquito’s en camera’s en inzet van de overlastwet worden ingezet.
Hoofdstuk 4.4 | Beleidsveld Veiligheid | pagina 77
In de Groepsgerichte Aanpak wordt verder gewerkt aan de aanpak van problematische jeugdgroepen. Nieuw is dat vanuit deze aanpak nu ook op digitale netwerken/ groepen, overlastgevende individuen en ‘pre-beke’ groepen (dit zijn groepen die volgens de Beke-methodiek nog niet het predicaat hinderlijk, overlastgevend, crimineel hebben, maar wel potentieel hebben om dit te worden.) wordt ingezet. De Beke-methodiek is beschreven in het rapport ‘Jeugdgroepen in beeld’. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ‘shortlist groepscriminaliteit’ zodat problematische jeugdgroepen in beeld worden gebracht. Op basis van deze informatie wordt er per groep een aanpak geformuleerd en uitgevoerd. In de Persoonsgerichte Aanpak krijgen de zogenaamde “Kopstukken” uit de groepsaanpak, uit de gebieden, maar ook uit de DOSA’s (Deelgemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak) een zeer intensieve aanpak in het Veiligheidshuis. Voor deze groep zet de gemeenten specifieke intensieve trajecten in welke ervoor moeten zorgen dat de jongeren hun leven weer op orde krijgen. Nieuw is dat ook dat de familie (broers en zussen) van deze kopstukken preventief meegenomen worden in deze aanpak. Het is bekend dat het hebben van een criminele oudere broer een grote risicofactor is voor de rest van het gezin. Ook in de nazorg na detentie wordt veel aandacht besteed aan de jongere en het functioneren van het gezinssysteem. De rijksfinanciering voor risicogroepen van Antilliaanse en Marokkaanse afkomst stopt eind 2012. Deze bezuinigingen van het Rijk hebben uiteraard consequenties voor de extra inzet op overlast, criminaliteit, schooluitval en werkloosheid onder Antilliaanse en Marokkaanse risicogroepen. Een behoorlijk deel van de succesvolle instrumenten en interventies vanuit het programma zijn inmiddels geborgd in regulier beleid. In het najaar 2012 wordt uw raad hierover nader geïnformeerd. Zo zijn voor 2013 diverse succesvolle aanpakken uit dit programma, zoals de straatcoaches, opgenomen in het programma Grenzen stellen, richting geven. Binnen het veiligheidsbeleid blijft aandacht voor- en kennis van problematiek binnen risicogroepen van belang. Zowel aandacht voor risicogroepen van Antilliaanse en Marokkaanse afkomst als potentiële nieuwe risicogroepen. Vanuit de bestaande contacten met de verschillende gemeenschappen en organisaties signaleren we veiligheidsproblemen. Naast bovengenoemde risicogroepen wordt eveneens de positie van potentiële nieuwe risicogroepen zoals MOE-landers (personen afkomstig uit het Midden en Oosten van Europa) in de gaten gehouden. Deze groep vraagt enerzijds om goede huisvesting en integratie, waar nodig gekoppeld aan een gerichte aanpak van overlast en criminaliteit. Ook blijft er aandacht voor fenomenen als radicalisering, drugscriminaliteit, hooligans en geweld. De gemeente regisseert de persoongerichte aanpak van radicalisering. De aanpak is erop gericht dat de betreffende persoon of personen niet verder radicaliseert en/of negatieve invloed heeft op anderen. Drugscriminaliteit vraagt om een integrale aanpak (gebied, persoon en systeemgericht). Vanuit de lessen vanuit de pilot “Schouder aan Schouder” in Delfshaven wordt gebiedsgericht ingezet op: voorkomen van aanwas, aanpak drugsrunners en -criminelen en tot slot de aanpak van de infrastructuur. Daarbij heeft de aanpak een lokaal en een (inter)nationaal karakter. Veilig Ondernemen Op basis van de uitkomsten van de veiligheidsmonitor die in 2012 is gepresenteerd, bepaalt het College van B&W welke gebieden met voorrang een Keurmerk Veilig Ondernemen krijgen aangeboden. Per KVO wordt een projectleider aangesteld die de ondernemers adviseert en begeleidt in het behalen van het Keurmerk. Er zullen in 2013 minimaal 10 KVO trajecten worden gestart. Naast het ontwikkelen van nieuwe KVO’s in gebieden waar deze nog niet zijn, ondersteunt Veilig Ondernemen waar nodig ook lopende KVO trajecten in de stad. Daarnaast zullen in incidentele gevallen ook individuele ondernemers worden ondersteund bij de verbetering van hun veiligheid. Te denken valt dan aan eenmalige uitgaven voor hardware, of bijvoorbeeld extra toezicht in perioden dat dit nodig is. High impact crimes Een steeds sterker aandachtspunt vormen de High impact crimes. We hebben meer aandacht voor daders die delicten plegen met een grote impact op slachtoffers, zoals inbrekers en overvallers. Rotterdam is voorzitter van de landelijke Taskforce Overvallen. In Rotterdam hanteert de politie een grootschalige aanpak, met extra recherchecapaciteit en een politiecommissaris overvallen. De gemeente heeft een stadsmarinier High Impact Crimes en een persoonsgerichte aanpak jeugd in het Veiligheidshuis. Het Veiligheidshuis zorgt voor een sluitende aanpak als het gaat om veelplegers, huiselijk geweld, jeugdproblematiek en nazorg. In het Veiligheidshuis werken een groot aantal instanties op het gebied van opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening onder één dak direct met elkaar samen.
Geweld
Het tegengaan van geweld, waaronder overvallen, huiselijk geweld, uitgaansgeweld en voetbalgeweld, is en blijft een belangrijk speerpunt in ons veiligheidsbeleid. Ten aanzien van de verschillende vormen van geweld handhaven wij in grote lijnen onze aanpak en doelstellingen. De aanpak van geweldsincidenten tegen publieksfunctionarissen is ook in 2013 voor de gemeente een belangrijk focuspunt.
pagina 78 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Temeer dit speerpunt ook verwerkt is in de volgende collegedoelstelling: –
Collegetarget nr 17. terugdringen geweld tegen publieke functionarissen
Target 17 :Aan het einde van deze collegeperiode is het aantal geweldsincidenten tegen publieke functionarissen met minimaal 20% gedaald
Realisatie 2010/ nulmeting 447
Mijlpaal/ planning
Realisatie Mijlpaal/ planning (datum)
Belangrijkste inspanningen & meetbare prestaties:
2011 -5%
Eindwaarde 2012 (eind 2013) -11,5% Afname aantal geweldsincidenten tegen publieksfunctionarissen met minimaal 20%
-20% (358) Zie toelichting
Registratiesysteem Geweld tegen publieke functionarissen blijft onacceptabel. Over de omvang van dit geweld bestonden binnen de gemeente in 2010 geen cijfers. Het Gemeentelijk Incidentregistratiesysteem is ontwikkeld en registreert het aantal incidenten en de stand van zaken van de afhandeling. De RET, VRR en Politie Rotterdam- Rijnmond registreren dit geweld ook. Inmiddels is afgesproken dat de politie in 2013 een integrale aanpak gaat opstarten om geweld tegen publieke functionarissen in Rotterdam integraal te registreren. Daartoe zullen protocollen en procedures in de aanpak en vervolging van geweld tegen publieke functionarissen op elkaar worden afgestemd. Bedrijf Opvang Team Het melden van agressie en geweldsincidenten en de ondersteuning van de medewerkers die hiermee zijn geconfronteerd vindt inmiddels binnen het concern centraal plaats. In de loop van 2013 is voor de medewerkers bij elk cluster een Bedrijf Opvang Team (BOT) beschikbaar waar werknemers terecht kunnen voor begeleiding nadat zei slachtoffer zijn geworden van geweld. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Geweld en (jeugd-)overlast Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 1.115 200 776 139 13.695 10.315
Raming 2012 1.286 0 1.286 0 13.233 10.491
Begroting 2013 830 0 504 326 10.471 7.206
Raming 2014 830 0 504 326 8.882 5.906
Raming 2015 830 0 504 326 8.871 5.906
Raming 2016 830 0 504 326 8.871 5.906
775
1.246
393
320
320
320
9.292 248 3.380 1.390 630 98 0
8.901 344 2.742 1.664 345 123 62
6.122 691 3.265 1.717 222 408 407
5.082 504 2.976 1.717 106 408 379
5.082 504 2.965 1.717 106 408 369
5.082 504 2.965 1.717 106 408 369
1.262 -12.580 0 0 -12.580
548 -11.947 0 0 -11.947
511 -9.641 0 0 -9.641
366 -8.052 0 0 -8.052
365 -8.041 0 0 -8.041
365 -8.041 0 0 -8.041
Hoofdstuk 4.4 | Beleidsveld Veiligheid | pagina 79
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten Rotterdam ontvangt bijdragen van omliggende gemeenten, het ministerie van Veiligheid & Justitie en overige partners. Tevens ontvangt men intern een bijdrage voor de werkzaamheden van het Veiligheidshuis. Deze baten komen ten gunste van de werkzaamheden die de gemeente Rotterdam uitvoert inzake geweld- overlastbestrijding (zoals het Veiligheidshuis). Lasten De lasten bestaan inzake jeugdoverlast voornamelijk uit de programma’s Grenzen Stellen, het Veiligheidshuis en het Stedelijk Jongerenwerk en de bijdrage aan de deelgemeenten (DOSA). Reserves Niet van toepassing. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten Ten opzichte van 2011 en 2012 nemen de baten vanaf 2013 af. Verklaring hiervoor is dat een deel van de bijdrage van het ministerie van Veiligheid & Justitie voor het Veiligheidshuis niet langer rechtstreeks, maar via het Gemeentefonds wordt uitgekeerd. Lasten Bij de lasten dalen met name de subsidies sterk, dit komt o.a. door het volledig vervallen van het Marokkanenprogramma (€ 2,4 mln). Daarnaast is het budget voor het Antillianenprogramma in 2013 gehalveerd (circa € 1,1 mln). Vanaf 2014 komt het Antillianenbudget helemaal te vervallen. De lasten voor Inhuur dalen vanwege de reeds genoemde afloop van zowel het Antillianen- als Marokkanenprogramma. Binnen deze programma’s werd het projectmanagement deels uitbesteed, dit komt te vervallen.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Geweld en (jeugd-)overlast Bestrijden geweld en overlast (jeugd) Totaal
Baten 830 830
Lasten 10.471 10.471
Saldo -9.641 -9.641
4.4.3 Beleidsmatige Inspanning Crisisbeheersing en handhaven openbare orde Wat willen we bereiken?
Zowel bij crisis als openbare orde moet maatschappelijke ontwrichting en incidenten voorkomen, of hun gevolgen beperkt worden.
Wat gaan we daarvoor doen?
Deze inspanning is divers, voor het onderdeel crisisbeheersing werkt de gemeente Rotterdam samen. Hierin zijn de Veiligheidsregio Rotterdam- Rijnmond (VRR) en de Gezamenlijk Brandweer (GB) de twee belangrijkste instanties. Het handhaven van de openbare orde richt zich met name op vergunningen, drugs- en alcoholbeleid, horecawetgeving en de Wet BIBOB.
Veiligheidsregio Rotterdam- Rijnmond (VRR)
De VRR geeft invulling aan de regionale taken ten aanzien van het waarborgen van de fysieke veiligheid van de samenleving (risicobeheersing), de voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing. Daarnaast organiseert en coördineert de werkzaamheden ter voorkoming, beperking en bestrijding van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand. De VRR is een gemeenschappelijk regeling, bovenstaande taken voert zij dus niet alleen uit voor de gemeente Rotterdam maar ook voor de 22 andere deelnemende gemeenten.
pagina 80 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
De VRR heeft aangegeven dat aan de volgende punten in 2013 speciaal aandacht wordt besteed: Investeren aan de voorkant: dit heeft tot doel het bewustzijn op het gebied van veiligheid en de zelfredzaamheid van burgers te vergroten. Hier wordt op ingezet door uitvoering van het actieprogramma brandveilig leven waarbij woningchecks worden gehouden en woningen worden voorzien van rookmelders. Daarnaast worden doelgroepenvoorlichtingen gehouden om de burger risicobewuster en zelfredzaam te maken op het gebied van brandveiligheid. Er wordt geïnvesteerd in de vakbekwaamheid van medewerkers en zal er een toets worden ontwikkeld om blijvende vakbekwaamheid te waarborgen. Tenslotte wordt een regionaal handhavingsbeleid ontwikkeld en geïmplementeerd voor toezichthoudende taken van de veiligheidregio. Beheer op orde: dit heeft tot doel om het basiszorgniveau van verder te ontwikkelen door bewaking van het verloop van de prestatie-indicatoren. Verder wordt het besluitvormingsproces verbeterd door het efficiënter inrichten van overlegstructuren en worden de structuren van informatiemanagement en ICT verbeterd. Project districtsvorming: een belangrijk project binnen de VRR is het project districtsvorming. Binnen dit project zijn nieuwe organisatiemodellen ontwikkeld. Uiteindelijk wordt het gekozen organisatiemodel geïmplementeerd, wat zal leiden tot een reorganisatie van de directie brandweer van de VRR (loslaten districtsindeling). Gemeenschappelijke meldkamer: Nationale ontwikkelingen in het meldkamerdossier kan verder invloed hebben op de meerjaren investeringsprognose van de VRR. Uit de brief van de minster van V&J op 20 februari 2012 over het kabinetsbesluit van de meldkamer van de toekomst is af te leiden dat de meldkamers van Rotterdam-Rijnmond en Zuid Holland Zuid worden samengevoegd De Gezamenlijk Brandweer De Gezamenlijke Brandweer is een samenwerkingsverband tussen ongeveer zestig bedrijven in het haven- en industriegebied en de Gemeente Rotterdam. De organisatie verzorgt in dit gebied de brandbestrijding en hulpverlening en heeft daarbij de verplichting tot het in stand houden van een bedrijfsbrandweer (aanwijzing in artikel 31 in de wet op de Veiligheidsregio’s) overgenomen van de bedrijven, die aangesloten zijn. De kosten die verband houden met de taken die opgedragen zijn aan de GB worden gedragen door de deelnemers. Rotterdam betaalt ongeveer éénderde van de contributie en de bedrijven bijna tweederde. 2013 is het begin van het bedrijfsplan 4e planperiode. Hierbij staan drie programma’s centraal om aan het doel van crisisbeheersing te blijven voldoen: Kwaliteit van de primaire dienstverlening Dit programma heeft tot doel de GB te laten excelleren in incidentenbestrijding, waardoor de dienstverlening aan het einde van de 4e bedrijfsplanperiode nog steeds met een 8 of hoger wordt gewaardeerd. Aandachtspunten zijn verhoging en bestendiging van de kwaliteit, verdieping van de geoefendheid, ontwikkeling van het personeel en operationele informatievoorziening. Beheren en optimaliseren: Dit programma richt zich op het verkrijgen van inzicht, behoud van overzicht, beheersing van processen en resultaten en consolidatie van de kwaliteit van de dienstverlening. Aan het einde van de 4e bedrijfsplanperiode is de GB daardoor meer ‘in control’. Aandachtspunten hierbij zijn onder meer optimaal procesmanagement, verbetering van de communicatie en informatie-uitwisseling met ketenpartners en bedrijven. Organisatiebrede projecten: Deze projecten stellen de GB in staat vanuit een geoptimaliseerde en bestendige bedrijfsvoering in samenhang te reageren op exogene factoren en organisatiebrede ontwikkelbehoeften. Eén van die exogene factoren is de gestage uitbreiding van het aantal bedrijven in het gebied als gevolg van gewijzigde wetgeving en het versneld inhalen van de opgelopen achterstand in het aanwijzen van brandweerplichtige bedrijven door de VRR. Regionaal Informatie- en Expertisecentrum (RIEC) Rotterdam-Rijnmond Het RIEC Rotterdam-Rijnmond onderneemt verschillende acties tegen georganiseerde criminaliteit. Het betreft een integrale samenwerking van de aangesloten gemeenten (19) en partners (10) in de regio, zoals de Belastingdienst, Politie en het Openbaar Ministerie. De eerste taken betreffen het strafrechtelijk laten vervolgen van individuele daders en het ontmantelen van criminele samenwerkingsverbanden. Ook worden bestuursrechtelijke interventies en fiscale handhaving ingezet om factoren of gelegenheidsstructuren van georganiseerde misdaad te identificeren en aan te pakken. Een tweede doel is het voorkomen dat criminelen of criminele organisaties bewust of onbewust worden gefaciliteerd door de overheid en kunnen investeren in de reguliere economie. Hoofdstuk 4.4 | Beleidsveld Veiligheid | pagina 81
Handhaven openbare orde en Crisisbeheersing Bij ‘Grip- incidenten” (Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedure) worden ook gemeentelijke medewerkers ingezet voor het onderdeel bevolkingszorg bij – dreigende – crises. Tevens wordt de burgemeester in zijn rol van opperbevelhebber bij crises en coördinerend voorzitter van de regionale veiligheidsstaf ondersteund. Dit vergt 24/7 paraatheid van enkele cruciale functies, te weten Officieren van Dienst en Waakdienstambtenaren. Gegeven het grote aantal incidenten (2011: 37 Grip-incidenten in de regio en daarnaast een groot aantal niet grip-incidenten) een absolute noodzaak. Functionarissen die optreden ten tijde van crises moeten voldoen aan specifieke opleidingseisen en regelmatig oefenen. Evenementenvergunningenbeleid Het evenementenvergunningenbeleid biedt duidelijkheid aan organisatoren, ondernemers en burgers over de voorwaarden en regels rond te organiseren evenementen. Hierbij wordt uitgegaan van een aantrekkelijke stad waarbij evenementen en feesten zoveel mogelijk gefaciliteerd worden binnen de gestelde veiligheidskaders. Op basis van risico inschatting worden voorwaarden verbonden aan de evenementen. In 2013 werken we ook verder aan digitalisering waardoor aanvragen eenvoudiger ingediend kunnen worden. Horecabeleid Medio 2012 is het nieuwe horecabeleid vastgesteld. Dit beleid is ingegeven vanuit een economische invalshoek waarbij wordt ingezet op meer kwalitatieve horeca binnen een gebiedsgerichte benadering. Om dit te realiseren komt er stedelijke sturing aan de voorkant (acquisitie/makelaarsfunctie), vergunningverlening op basis van activiteiten, meer stedelijke regie op toezicht en meer maatwerk in het handhavingsarrangement. Uitgangspunt bij de handhaving is dat we veel vertrouwen schenken, maar hard optreden als dat vertrouwen wordt beschaamd: “ high trust, high penalty”. In 2013 wordt het actieprogramma behorende bij de nieuwe horecanota verder uitgewerkt. Binnen dit beleidsprogramma wordt nadrukkelijk gewerkt aan verdere lastenverlichting voor ondernemers. Programma Drugs&Alcohol In maart 2012 is het programma Drugs- en Alcohol vastgesteld door het college. Het programma richt zich op het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren tot 23 jaar. Directie Veiligheid is verantwoordelijk voor de uitvoering van enkele maatregelen die in het programma zijn benoemd, waaronder maatregelen die gericht zijn op evenementen en de horecabranche. Een voorbeeld hiervan is het opstellen van een convenant met horecaondernemers in de Oude Haven en het Stadhuisplein om overmatig alcoholgebruik onder jongeren terug te dringen. Drank- en Horecawet Per 1 januari 2013 wordt de nieuwe Drank- en Horecawet van kracht. Een belangrijke verandering is dat het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet wordt gedecentraliseerd. De burgemeester krijgt de bevoegdheid om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen voor het lokale toezicht. Daarnaast moet de gemeenteraad binnen een jaar na inwerkingtreding van de wet een verordening opstellen die toeziet op de alcoholverstrekking bij paracommerciële instellingen. Ook krijgen gemeenten nieuwe verordenende bevoegdheden, die onder andere betrekking hebben op het tegengaan van prijsacties. Bestuurlijke handhaving De burgemeester heeft de bevoegdheid om handhavend op te treden indien er overtredingen zijn geconstateerd. Doel van het opleggen van een bestuurlijke maatregel is het herstel van de openbare orde en woon- en leefklimaat. Coffeeshopbeleid Per 2013 wordt het nieuwe coffeeshopbeleid ingevoerd. Hierbij worden de landelijke kaders vertaald naar de Rotterdamse praktijk. Als gevolg van het invoeren van onder andere het afstandscriterium (350 meter van een vo school) zal een aantal coffeeshops moeten worden gesloten. In 2013 zal dit zijn beslag moeten krijgen en per 2014 gerealiseerd. Het is goed denkbaar dat deze maatregelen veel bezwaarzaken op zullen leveren in 2013. BIBOB beleid Vanaf 2013 treedt de nieuwe wet BIBOB (Bevordering Integriteitsbeoordelingen Openbaar bestuur) in werking. Dit geeft de burgemeester de mogelijkheid op de toets op criminele activiteiten breder in te zetten. In 2013 wordt de werkwijze ten aanzien van de nieuwe toepassingsmogelijkheden (zoals vastgoedtransacties, huisvestingsvergunningen, vuurwerk) uitgewerkt en geïmplementeerd.
pagina 82 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Crisisbeheersing en handhaven openbare orde Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 2.303 818 930 555 63.314 57.009
Raming 2012 1.900 900 1.000 0 66.336 59.976
Begroting 2013 1.826 906 920 0 67.412 60.613
Raming 2014 2.109 906 1.203 0 66.747 59.973
Raming 2015 2.109 906 1.203 0 66.720 59.973
Raming 2016 2.109 906 1.203 0 66.720 59.973
358
738
945
968
968
968
56.629 22 6.305 4.572 280 416 0
59.238 0 6.360 4.417 420 508 790
59.674 -6 6.799 4.559 499 508 1.042
58.999 6 6.774 4.559 499 508 1.017
59.005 0 6.747 4.559 499 508 990
59.005 0 6.747 4.559 499 508 990
1.037 -61.011 0 0 -61.011
225 -64.436 0 0 -64.436
191 -65.586 0 0 -65.586
191 -64.638 0 0 -64.638
191 -64.611 0 0 -64.611
191 -64.611 0 0 -64.611
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit de legesopbrengsten die voortkomen uit het verlenen van horeca- en evenementenvergunningen aan bedrijven. Daarnaast ontvangt het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) bijdragen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en regiogemeenten. Lasten De lasten bestaan uit de bijdragen van de gemeente Rotterdam aan zowel de Veiligheidsregio en Gezamenlijke Brandweer. De gemeente verleent verder ook een subsidie aan de RET om toezicht en veiligheid in het Openbaar Vervoer te verbeteren. Verder vallen hier ook de lasten die gemaakt worden teneinde het evenementen- en horecabeleid te ontwikkelen en uit voeren. Tot slot is ook het programma Alcohol & Drugs onderdeel van deze lasten. Reserves Niet van toepassing. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten De baten van deze beleidsmatige inspanning laten vanaf 2014 een stijging zien van € 300 door het kostendekkend maken van de vergunningverlening aan horeca en evenementenbedrijven. Lasten De lasten voor bijdragen laten meerjarig een daling zien, dit is te verklaren door de bezuinigingstaakstelling op zowel de VRR als de Gezamenlijke Brandweer.
Tabel baten en lasten per product
Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen X € 1.000,-
Crisisbeheersing en handhaven openbare orde Crisisbeheersing en brandweerzorg Handhaven openbare orde Regie en coördinatie maatschappelijke integriteit Totaal
Baten 0 920 906 1.826
Lasten 59.561 6.036 1.815 67.412
Saldo -59.561 -5.116 -909 -65.586
Hoofdstuk 4.4 | Beleidsveld Veiligheid | pagina 83
Hoofdstuk 4.5 pagina 84 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 5 Onderwijs
Portefeuillehouder:
Wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin
Wat willen we bereiken? Hogere onderwijsresultaten van Rotterdamse Leerlingen Rotterdam heeft een enorm potentieel aan talent dat onvoldoende wordt benut. Om te bereiken dat onze toekomstige beroepsbevolking beter wordt opgeleid, leggen we de lat hoger. Een beter opgeleide beroepsbevolking begint bij de basis. We richten ons op hogere onderwijsresultaten van leerlingen en een vermindering van voortijdig schoolverlaten.
Onderwijs
Leer- en schoolprestaties
Baten: Lasten: Saldo:
61.526 203.862 -142.336
4.5.1 Beleidsmatige Inspanning Leer- en schoolprestaties Wat willen we bereiken: hogere onderwijsresultaten van Rotterdamse Leerlingen Wat gaan we daarvoor doen? Om hogere onderwijsresultaten te behalen zijn twee targets geformuleerd: – Aan het eind van deze collegeperiode liggen de scores voor taal en rekenen significant dichter bij het landelijk gemiddelde dan in 2010. – Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (VSV-ers) neemt jaarlijks af met 10%. In de volgende tabel zijn de targets opgenomen.
Hoofdstuk 4.5 | Beleidsveld Onderwijs | pagina 85
Targets en overige prestatie-indicatoren
Target: Aan het eind van deze collegeperi- Mijlpaal/ ode liggen de scores voor taal en rekenen planning significant dichter bij het landelijk gemiddelde dan in 2010
Target 2: Het aantal nieuwe VSV’ers neemt jaarlijks af met 10%.
Realisatie 2010/ nulmeting Het Rotterdamse gemiddelde op de CITO eindtoets is 531,2.
2011 531,9
Realisatie Mijlpaal/ planning Realisatie
531,9 5,7%
Schooljaar 2008–2009 6,3%
2012 532,6
2013 2014 533,3 Het Rotterdamse gemiddelde op de CITO eindtoets is ≥ 534,0.
5,0% Schooljaar 2011–2012, 4,4%
Schooljaar 2012–2013, 3,8%
Schooljaar 2009–2010, 6,0%
Het Rotterdamse onderwijsbeleid 2011–2014 is een tweeluik: Beter Presteren en Aanval op de Uitval. De schoolbesturen en de gemeente richten zich met het programma Beter Presteren op de verhoging van de onderwijsresultaten. De focus ligt daarbij op taal en rekenen, vakken die de basis vormen voor elke opleiding. Er zijn concrete doelen afgesproken voor de CITO-scores in groep acht van het basisonderwijs. Met het programma Aanval op de Uitval willen schoolbesturen en gemeente bereiken dat jongeren gemotiveerd aan het onderwijs deelnemen en daardoor niet uitvallen. Genoemde programma’s rapporteren twee keer per jaar over de voortgang: in het najaar in de Staat van het Rotterdams Onderwijs en in de voorjaarsrapportage. In 2013 is een beperkt budget beschikbaar voor onderzoek naar het rendement van de diverse maatregelen die worden getroffen om de leer- en schoolprestaties te verbeteren. Goed onderwijs is gediend met goede zorg voor de leerlingen die dat nodig hebben. Het programma Ieder Kind Wint (IKW) heeft als doel de zorgstructuur op de school te verbeteren. IKW wordt onder het beleidsveld Volksgezondheid en Zorg toegelicht.
Programmatische Aanpak: Beter Presteren en Aanval op Uitval Beter Presteren
Het programma Beter Presteren bestaat uit drie actielijnen: meer leertijd, professionele school en ouderbetrokkenheid. Meer leertijd Het VVE- budget wordt ingezet voor een dekkend netwerk van voor- en vroegschoolse educatie. In 2013 zijn 145 VVE groepen omgevormd tot groepen nul. Voor de zeven focuswijken, die onderdeel uitmaken van het nationaal programma ‘Zuid werkt!’, is ons streven om in 2014 alle 70 peuterspeelzaalgroepen om te hebben gevormd tot groepen nul. 35 daarvan worden in 2013 omgevormd. Met peuterspeelzaalhouders is tevens afgesproken dat de taalvaardigheid van de leidsters op niveau wordt gebracht. Aan het begin van het schooljaar 2013–2014 zal op elke peuterspeelzaal tenminste één van de twee leidster op de groep haar taal beheersen op MBO4 niveau, terwijl de andere daar in elk geval voor leert. De toeleiding van doelgroeppeuters naar de VVE en groep nul wordt verbeterd. Op de Centra voor Jeugd en Gezin worden daartoe 25 peuterconsulenten gestationeerd. In 2013 wordt het budgetplafond voor extra leertijd in het primair en voortgezet onderwijs gecontinueerd op het niveau van het schooljaar 2012–2013. Als gevolg van bezuinigingen is er minder beschikbaar dan er bij het begin van deze collegeperiode was beoogd. Wel is er ruimte voor meer leertijduitbreiding op de scholen in de focuswijken. De extra leertijd moet deel uitmaken van de strategie van de school om hogere onderwijsresultaten te behalen en er moet een duidelijke verbinding zijn met het reguliere lesprogramma. Op basis van de ervaringen die door de scholen zijn opgedaan in 2011 en 2012 is een Rotterdams concept voor vakantiescholen ontwikkeld. In 2013 worden minimaal 80 vakantieklassen georganiseerd. Een substantieel deel daarvan maakt onderdeel uit van de leertijdverlenging in de focuswijken. De ingediende plannen voor meer leertijd in de voorschool, het primair en voortgezet onderwijs en de vakantie worden op effectiviteit en integraliteit getoetst. Zo verwachten wij dat ondanks dat het budget minder groeit, de resultaten toch conform de vastgelegde doelstellingen zullen stijgen. Professionele school Centraal in de aanpak van de professionele school voor 2013 staat de strategische personeelsplanning: het professionaliseren van de huidige leerkrachten en het aantrekken van nieuwe leerkrachten. Het in 2012 uitgevoerde arbeidsmarktonderzoek voor het Rotterdamse onderwijs is hiervoor het uitgangspunt. Op basis van de uitkomsten worden nog vóór 1 januari 2013 convenanten gesloten met de schoolbesturen.
pagina 86 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Daarnaast worden schoolbesturen uitgedaagd om meer gebruik te maken van landelijke regelingen en pilots. In 2011 zijn 50 scholen gestart met een tweejarig ISO-traject. Deze trajecten zijn bedoeld voor scholen die volgens de Inspectie van het Onderwijs (zeer) zwak zijn of een risico lopen om zwak te worden. In 2013 worden deze trajecten afgerond. Daarnaast zijn in 2012 10 nieuwe trajecten gestart. Deze trajecten worden in 2014 afgerond. Als gevolg van de nieuwe aanpak ISO, waarbij het accent verschoven wordt van curatief naar preventief, zullen in de loop van 2013 geen nieuwe trajecten meer starten. De preventieve aanpak zorgt ervoor dat er geen nieuwe zeer zwakke scholen meer ontstaan en dat er het aantal zwakke basisscholen en VO-afdelingen in 2014 tenminste gehalveerd tot maximaal 6 respectievelijk 10. In 2013 zullen net als in 2011 en 2012 circa 50 scholen meedoen met het topklassenarrangement. Het topklassenarrangement is bedoeld voor goed functionerende scholen die meer resultaatgericht willen werken. Ouderbetrokkenheid De betrokkenheid van ouders is essentieel voor de schoolcarrière van hun kind. Medewerkers ouderbetrokkenheid verbinden ouders met de school. In 2012 is door een efficiëntere inzet van medewerkers ouderbetrokkenheid het aantal fte met 20% verminderd. De 130 medewerkers worden in 2012 en 2013 geschoold, zodat hun professionele en taalvaardigheden in het schooljaar 2013–2014 op orde zijn.
Aanval op Uitval
Het programma Aanval op Uitval bestaat uit twee doelstellingen: jongeren op school houden en jongeren terugleiden naar School. Deze zijn uitgewerkt in tien actielijnen. Vanaf 1 juli 2012 is de samenwerking met de Coöperatie Rotterdams Offensief in het kader van het programma Aanval op Uitval gewijzigd. De gestelde doelen voor het schooljaar 2010–2011 zijn niet gehaald en zonder extra actie wordt ook de doelen voor de komende schooljaren waarschijnlijk niet gehaald. Om de uitvoering van meer slagkracht te voorzien is besloten tot een andere samenwerkingsvorm en is de programmaraad Aanval op Uitval opgericht. Met het herontwerp van de uitvoering van Aanval op de Uitval is tevens besloten tot een extra inhaalactie. Met een Zomeroffensief is ingezet op een verminderen van nog eens 650 voortijdig schoolverlaters voor 1 oktober 2012. Op basis van onder meer de evaluatie van het Zomeroffensief zal worden besloten welke aanvullende maatregelen in het schooljaar 2012–2013 worden getroffen om het voortijdig schoolverlaten terug te brengen. Jongeren op school houden In Rotterdam moet een goede oriëntatie op school en beroep al vroeg starten. Een Rotterdamse aanpak van loopbaanoriëntatie heeft als doel jongeren te stimuleren om te kiezen voor de sectoren waarin tekorten zijn of waar de meeste kans op werk is, zoals techniek, haven en zorg. Het gaat hierbij om een doorlopende lijn vanaf het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs en daarna het mbo of het hoger onderwijs. In 2012 zijn afspraken gemaakt waarin vakscholen een onderdeel worden van de onderwijsstructuur op vmbo- en mbo-niveau. In het schooljaar 2012–2013 volgen de eerste leerlingen onderwijs aan de vakschool Techniek. De vakschool Zorg start in het schooljaar 2013–2014. Beide vakscholen hebben twee locaties; een op noord en een op Zuid. Voor jongeren die niet in staat zijn een startkwalificatie te behalen wordt de werkschool ingericht. De Werkschool slaat een brug naar de arbeidsmarkt door deze jongeren, vaak afkomstig van het speciaal onderwijs of de praktijkschool, vanuit de school aan een werkplek te helpen. Veel jongeren vallen uit bij de overgang van het vmbo naar het mbo. Via bemiddelingen en betere afstemming van mbo en vo moeten potentiële uitvallers in een vroeg stadium worden herkend. Vaak gaat het dan om jongeren die hulp en ondersteuning van hun omgeving nodig hebben om hun opleiding af te kunnen maken. De ROC’s hebben de zorgvraag van kwetsbare jongeren in beeld gebracht. Op basis hiervan koopt de GGD in 2013 in samenwerking met de zorgverzekeraar zorg in. Daarnaast is een stevige 100% aanpak van het schoolverzuim nodig om jongeren op school te houden. Dit begint met een sluitende administratie en het aanspreken en sanctioneren van leerlingen en hun ouders door de school in geval van verzuim. In schooljaar 2012–2013 controleren wij minimaal 60 scholen op naleving van de leerplichtwet. Jongeren terugleiden naar school Alle voortijdig schoolverlaters zijn bekend bij de gemeente en in groepen onderscheiden. Onze inzet is om zoveel mogelijk jongeren terug te leiden naar school. Een belangrijk instrument hiervoor is het Jongerenloket. Om uitgevallen jongeren weer voor school te motiveren is het van groot belang dat zij flexibel kunnen instromen gedurende het schooljaar. De schoolbesturen hebben deze actielijn opgepakt. Jongeren met een grote afstand tot het onderwijs kunnen niet zomaar terug naar een reguliere opleiding, maar gaan naar een wijkschool. Het programma van de wijkschool is medio 2012 op aanwijzing van het rijk ingepast binnen de wettelijke kaders. In 2013 zijn wederom 312 trajecten beschikbaar. De Nieuwe Kans biedt trajecten voor ondermeer ex-gedetineerde jongeren en jongeren met psychiatrische problemen. In 2013 zal De Nieuwe Kans 200 trajecten voor jongeren uitvoeren.
Hoofdstuk 4.5 | Beleidsveld Onderwijs | pagina 87
Overige inzet
Naast de uitvoering van de programma’s Beter Presteren en Aanval op Uitval worden een aantal ondersteunende taken uitgevoerd binnen deze beleidsmatige inspanning. Enkele hiervan lichten we nader kort toe. Bewegingsonderwijs betreft de beschikbaarstelling van locaties en eventueel vervoer aan schoolbesturen voor primair en voortgezet onderwijs voor gymnastieklessen (wettelijke taak) en zwemonderwijs. Door stijgende toegangsprijzen van zwembaden staat het zwemonderwijs onder druk. In overleg met alle betrokken partijen wordt geprobeerd om ook komend jaar zoveel mogelijk leerlingen zwemonderwijs te bieden. Voor Onderwijshuisvesting vormt het Integraal Huisvestingsplan het inhoudelijk kader. De aanvragen/ bouwplannen van schoolbesturen worden getoetst aan de Huisvestingsverordening en aan het Bouwbesluit 2002. De middelen voor investeringen zijn in de komende periode zeer beperkt. Het accent zal in 2013 net als in 2012 daarom met name liggen op het efficiënt en doelmatig gebruik van onderwijs gebouwen. De prioriteit ligt bij leegstandreductie. Daarnaast wordt de meerjaren planning opgesteld, zodat de voorspelbaarheid van de investeringen in de onderwijshuisvesting wordt vergroot. Een deel van de extra middelen van het Rijk voor het onderwijsachterstanden beleid wordt specifiek ingezet voor de zeven focuswijken op Rotterdam Zuid. Centraal hierbij staat de Children’s Zone. Vanaf het schooljaar 2012–2013 starten we hiermee in twee focuswijken. Vanaf 2013 is in elke focuswijk tenminste een school met de Children’s Zone gestart. In 2013 zal een nieuwe financieringsstructuur worden uitgewerkt voor het peuterspeelzaalwerk, kinderdagverblijven en groepen nul. Hiermee willen we de administratieve last voor de instellingen verlagen. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Leer- en schoolprestaties Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Sociale uitkeringen Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Financieringslasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve CED-activiteiten Bestemmingsreserve Deltaplus Bestemmingsreserve Onderwijsgebouwen Rozenburg Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
pagina 88 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Rekening 2011 50.446 45.863 4.061 40 482 190.844 159.970
Raming 2012 53.828 49.804 1.771 0 2.253 197.445 172.020
Begroting 2013 61.526 58.157 1.436 0 1.933 203.862 175.485
Raming 2014 61.226 58.157 1.136 0 1.933 205.055 176.801
Raming 2015 61.223 58.157 1.133 0 1.933 199.524 171.397
Raming 2016 42.923 39.857 1.133 0 1.933 177.396 149.268
29.477 7.713
25.215 6.713
22.325 6.232
21.570 6.029
22.848 5.824
22.848 5.824
61.676 158 0 60.946 30.874 14.567 870 -1 0 15.438
74.959 186 96 64.851 25.425 15.217 2.031 0 2.381 5.796
81.772 180 0 64.976 28.377 15.772 1.118 0 2.959 8.528
84.060 174 0 64.968 28.254 15.711 1.119 0 2.890 8.534
77.593 174 0 64.958 28.127 15.653 1.119 0 2.812 8.543
55.464 174 0 64.958 28.128 15.653 1.119 0 2.813 8.543
-140.398 1.945 906 356
-143.617 758 0 132
-142.336 0 0 0
-143.829 0 0 0
-138.301 0 0 0
-134.473 0 0 0
683 0 -138.453
626 0 -142.859
0 0 -142.336
0 0 -143.829
0 0 -138.301
0 0 -134.473
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De totale baten bedragen € 61,5 mln en bestaan met name uit bijdragen van het rijk. De rijksbijdrage voor het Onderwijs achterstandenbeleid bedraagt € 37,0 mln. Daarnaast is er een tijdelijke extra rijksuitkering van € 18,3 mln in het kader van het Nationaal programma “Zuid werkt!”. Lasten De inzet van de rijksmiddelen is voor meer leertijd € 48,3 mln, professionele school € 0,7 mln, ouderbetrokkenheid € 6,4 mln, Aanval op Uitval € 2,8 mln, Regionale inzet VSV (RMC) € 1,0 mln en overig € 2,3 mln. De rijksmiddelen worden dus voornamelijk ingezet in het programma Beter Presteren, meer leertijd. Het grootste deel hiervan wordt ingezet voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) (€ 21 mln) en leertijdverlenging (€ 24 mln). Bij ouderbetrokkenheid worden de peuter- en ouderconsulenten uit de rijksmiddelen gefinancierd. De rijksmiddelen voor Aanval op Uitval worden voornamelijk besteed aan subsidie voor de Wijkschool. De lasten voor meer leertijd betreffen met name subsidies aan schoolbesturen en onderwijsgerelateerde instellingen voor uitbreiding van onderwijstijd. De besturen en instellingen huren hier onder meer docenten voor in. Tevens worden bijdragen verstrekt aan gemeentelijke diensten voor projecten als Lekker Fit, Ieder Kind een Instrument en Gezonde Scholen. Het grootste deel van de subsidies bij ouderbetrokkenheid betreft de inzet van ouder- en peuterconsulenten. Verder zijn de subsidies bestemd voor (hulp)conciërges die de gemeente aan de schoolbesturen ter beschikking stelt, schoolmaatschappelijk werk en Passend Onderwijs. Onder het programma Aanval op uitval worden subsidies verleend ten behoeve van jongeren op school houden en jongeren terugleiden naar school. € 11,9 mln wordt specifiek binnen Rotterdam ingezet, € 1,0 mln wordt regionaal ingezet. Dit betreft met name subsidies aan diverse schoolbesturen (Voorgezet Onderwijs en ROC’s). De overige lasten onder programma lasten bestaan voornamelijk uit huur- en onderhoudslasten voor onderwijshuisvesting. Een andere post is het Leerlingenvervoer (€ 6,1 mln). Reserves Ultimo 2013 is de stand van de reserves Onderwijs nihil. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Het meerjarig verloop toont vanaf 2013 hogere baten en lasten ten opzichte van 2012. De oorzaak hiervan is dat de rijksbijdrage voor het Nationaal programma “Zuid werkt!” (de extra rijksbijdrage) in 2013 en volgende jaren hoger is dan in 2012. De extra rijksbijdrage loopt in principe tot en met 2015. Dit verklaart de daling van de baten en lasten in 2016 ten opzichte van 2015.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Leer- en schoolprestaties Onderwijshuisvesting Leertijduitbreiding (waaronder voor- en vroegschoolse Educatie en Brede School Zorg in en op school Voortijdig Schoolverlaten functie / Regionale meld- en coördinatiefunctie en handhaving kwalificatieplicht Totaal
Baten 1.319 56.336 23
Lasten 72.691 89.463 16.067
Saldo -71.372 -33.127 -16.044
3.848 61.526
25.641 203.862
-21.793 -142.336
Hoofdstuk 4.5 | Beleidsveld Onderwijs | pagina 89
Hoofdstuk 4.6 pagina 90 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 6 Volksgezondheid en zorg
Portefeuillehouders:
Wethouders Werk, inkomen en zorg en Arbeidsmarkt en Onderwijs, Jeugd en Gezin
Wat willen we bereiken?
Het verbeteren van de gezondheidssituatie van Rotterdammers in zowel lichamelijk, geestelijk als sociaal opzicht: – De streefwaarde voor capaciteiten conform de sociale index is een 6,5 in 2020 (5,1 in 2010), – De streefwaarde voor goede gezondheid is een 6.0 in 2020 (4,8 in 2010).
Toelichting
In vergelijking met de rest van Nederland is de Rotterdamse bevolking lager opgeleid en heeft een lager inkomen. Dit heeft invloed op de gezondheidscijfers van onze stad, die minder goed scoren in vergelijking met het Nederlands gemiddelde. Gezondheid hangt samen met leefstijl, die weer samenhangt met opleiding, inkomen en werk. Ook huisvesting en luchtkwaliteit zijn van invloed. De situatie van mensen kan verbeteren door zowel de gezondheid als de sociaaleconomische positie te versterken. Omgekeerd geldt dat gezonde mensen productiever zijn en beter presteren. De aanpak in andere beleidsvelden, vooral als het gaat om participatie, sport, wonen en milieu, leveren een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de basisgezondheid. Stadsbreed wordt ingezet op wijken waar de gezondheidsachterstanden het grootst zijn. Aandachtspunten zijn overgewicht, alcohol- en drugsgebruik. We werken hiervoor samen met deelgemeenten, zorg, scholen, en maatschappelijke partners. Ook bedrijven worden erbij betrokken. De sociale index van 2012, meting 2011, heeft een verslechtering laten zien. Hoewel de recessie waar in heel Nederland sprake van is daarbij een niet te verwaarlozen factor is, willen wij de streefwaarden voor 2020 handhaven. Naast deze brede aandacht voor gezondheid van de Rotterdammers richten wij ons in dit beleidsveld specifiek op goede zorg voor de jeugd en voor kwetsbaren. In 2013 zal gewerkt worden aan een vereenvoudiging van de zorgcoördinatie, waarbij we de verantwoordelijkheid voor integrale hulp terug leggen bij de hulpverlening en alleen voor de meest complexe situaties aanvullende coördinatie verzorgen. Een voorstel hiertoe zal in het eerste kwartaal aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Dit zal aansluiten op het implementatieplan in het kader van de decentralisatie jeugdzorg.
Hoofdstuk 4.6 | Beleidsveld Volksgezondheid en zorg | pagina 91
Volksgezondheid en zorg
Volksgezondheid
Baten: Lasten: Saldo:
12.652 27.370 -14.718
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
Baten: Lasten: Saldo:
5.614 47.731 -42.117
Baten: Lasten: Saldo:
4.207 80.915 -76.708
Kwetsbare personen en huiselijk geweld
4.6.1 Beleidsmatige inspanning Volksgezondheid Wat willen we bereiken?
De afgelopen jaren is hard gewerkt aan verbetering van de gezondheid van Rotterdammers, maar deze is nog steeds onvoldoende. Dat is niet alleen onacceptabel vanuit gezondheidsoogpunt, maar ook vanuit sociaal-economisch perspectief. Gezonde mensen zijn productiever en presteren beter.
Wat gaan we daarvoor doen
Om de gezondheid te verhogen is één target geformuleerd: Aan het einde van deze collegeperiode is de gemiddelde ervaren gezondheid in tenminste twee achterstandswijken met 10% verbeterd ten opzichte van 2010. De nulmeting is de gemiddelde ervaren gezondheid van Rotterdammers van 15 jaar en ouder in 2010 uit de geselecteerde wijken, zoals deze door de vraag ‘Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?’ gemeten wordt. Met behulp van deze vraag is het percentage inwoners dat de gezondheid als matig of slecht ervaart bepaald. In onderstaande tabel staat per wijk de nulmeting weergegeven, evenals de tussenmeting over 2011, met tussen haakjes de relatieve verbetering (+)/ verslechtering (-). Percentage inwoners van 15 jaar en ouder met een matig tot slecht ervaren gezondheid Realisatie 2010/ nulmeting Target: Aan het eind van deze collegeperiode is de gemiddelde ervaren gezondheid in tenminste twee achterstandswijken met 10% verbeterd ten opzichte van 2010
Mijlpaal/ planning
Realisatie Afrikaanderwijk Bloemhof Hillesluis Tarwewijk Nieuwe Westen Lombardijen
pagina 92 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
32,8 30,5 26,9 18,8 19,1 22,0 (gemiddelde Rotterdam 19,7)
2011 2012 8 mnd in tenminste n.v.t. twee achterstandswijken + 3% verbeterd ten opzichte van 2010.
32,5 (+ 1%) 28,5 (+ 7%) 26,8 (0%) 23,1 (- 23%) 21,6 (- 13%) 24,8 (- 12%)
Eindwaarde in tenminste twee achterstandswijken +10% verbeterd ten opzichte van 2010.
Het gezondheidsbeleid richt zich op het volgende programma:
Programmatische Aanpak: Samen Werken aan een Goede Gezondheid
In wijken met de grootste gezondheidsachterstanden zetten we in samenwerking met de deelgemeente, zorg en andere partners een wijkgerichte aanpak in gericht op het verkleinen van sociaal - economische gezondheidsverschillen. Belangrijk in dit kader is met name het programma ‘Samen Werken aan een Goede Gezondheid’ (SWGG). Een verbeterde ervaren gezondheid is resultaat van inzet van gecombineerde samenhangende activiteiten op buurt-, wijk- en waar nodig op wijkoverstijgend niveau. We zetten effectieve beïnvloedingsmogelijkheden in om de burgers meer hun eigen verantwoordelijkheid te laten nemen voor hun eigen gezondheid. Door dicht aan te sluiten bij de leefwereld, normen, waarden en behoeften van burgers willen we de diepere achtergrond van lage gezondheidsscores beter gaan begrijpen. Tegelijkertijd willen we samen met professionals inzetten op het versterken van de eigen kracht van de burger en diens omgeving en het daarmee zelf kunnen nemen van verantwoordelijkheid en regie voor de eigen gezondheid. Het gaat ook om activiteiten vanuit gezondheidsdeterminanten die niet altijd direct door burgers zelf beïnvloed of uitvoerbaar zijn, maar wel bijdragen aan een beter ervaren gezondheid. We scheppen condities die kunnen bijdragen aan een beter ervaren gezondheid. De meest kansrijke lijnen om achterstanden in gezondheid in te lopen zijn: – Opleiding, werk of andere vormen van zinvolle participatie. – Gezonde leefstijl (zoals bewegen, gezonde voeding, matig alcoholgebruik). – Verbinden zorg en welzijn (kwaliteit, toegankelijkheid, integrale aanpak brede zorg en hulpvragen). – Een gezonde fysieke en sociale leefomgeving. – Het programma is in 2013 volop in de uitvoering en werkt samen met diverse andere programma’s zoals Arbeidsmarktontwikkeling, Full Engagement, Fit4Work,Lekker Fit, Sport, Stimuleren van Stadslandbouw in Rotterdam, Duurzaamheid, Nationaal Programma Zuid en heeft verbinding met diverse beleidsprogramma’s en activiteiten binnen de WMO (vraagwijzer, mantelzorg) en armoedebeleid. – In een aantal wijken is inmiddels de inzet van de wijkgezondheid makelaar gestart. – Met partners in Rotterdam is Beweegkracht Rotterdam in uitvoering gekomen en hebben partijen zich verbonden aan participatie daarin. De sociale index van 2012 heeft een teruggang in goede gezondheid laten zien van 4,8 in 2010 naar 4,5 in 2012. Het programma Samen Werken aan een Goede Gezondheid komt eind 2012 met een update van de inzet. Daarbij gaat het enerzijds om de scope van het programma (in welke wijken, uitbreiding wijken) en anderzijds de focus (niet in iedere wijk op dezelfde determinanten aanhaken).
Overige inzet
Naast het programma SWGG voert de gemeente diverse ‘klassieke’ GGD-taken uit binnen de beleidsmatige inspanning Volksgezondheid. Het betreft met name taken zoals infectieziektebestrijding, medische milieukunde en technische hygiënezorg, waartoe gemeenten volgens de wet een GGD in stand dienen te houden. Met de vorming van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling maakt de voormalige dienst GGD integraal deel uit van dit cluster, wordt de ‘merknaam’ GGD in voorkomende gevallen separaat gevoerd en voert de gemeente klassieke GGD – taken uit in opdracht van de gemeenschappelijke regeling GGD Rotterdam – Rijnmond. Zo onderzoeken wij, als zich binnen een instelling of een groep personen meer infectieziekten dan gebruikelijk voordoen, of er een verband is tussen de ziektegevallen, en welke bestrijdingsmaatregelen men moet nemen om verspreiding te voorkomen. De burgemeester is bestuurlijk verantwoordelijk voor bestrijdingsmaatregelen. Tevens nemen we maatregelen om het contact van burgers met milieuverontreiniging te beperken en werken we aan een aantrekkelijke leefomgeving die uitnodigt tot gezond gedrag en waar bewoners zich kunnen ontspannen en ontplooien. Teneinde besmetting met infectieziekten te voorkomen bevorderen we een veilige en hygiënische omgeving door advisering over hygiënemaatregelen en het uitvoeren van hygiëne-inspecties. Onze inzet is om de slagkracht en zichtbaarheid van publieke gezondheid op een kwalitatief aanvaardbaar niveau te houden voor de gehele regio. Hiervoor hebben wij meerjarenafspraken gemaakt in regionaal verband. Met het programma Drugs & Alcohol willen wij winst boeken op talentontwikkeling, veiligheid en gezondheid door het gebruik van alcohol en drugs onder jongeren tot 23 jaar terug te dringen. Dat gebeurt door het stellen, overdragen en bewaken van grenzen in de drie domeinen: school, thuis en vrije tijd. Het programma eindigt volgens planning eind 2013. In de eerste drie maanden van 2014 moeten geboekte resultaten en nieuwe ontwikkelingen in staand beleid geborgd zijn.
Hoofdstuk 4.6 | Beleidsveld Volksgezondheid en zorg | pagina 93
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Volksgezondheid Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 13.946 9.327 2.573 2.046 26.058 8.200
Raming 2012 12.501 7.535 3.654 1.312 25.957 8.839
Begroting 2013 12.652 7.688 4.621 343 27.370 9.979
Raming 2014 12.624 7.687 4.622 315 26.947 9.862
Raming 2015 12.624 7.687 4.622 315 24.940 7.917
Raming 2016 12.624 7.687 4.622 315 24.941 7.917
3.798
5.101
5.396
5.392
5.396
5.396
4.283 116 3 17.858 13.300 688 1.601 0 2.269
3.618 120 0 17.118 12.746 424 1.129 1.851 968
4.463 120 0 17.391 12.560 438 1.105 3.172 116
4.350 120 0 17.085 12.358 432 1.104 3.096 95
2.401 120 0 17.023 12.367 433 1.108 3.013 102
2.401 120 0 17.024 12.367 433 1.108 3.014 102
-12.112 0 0 -12.112
-13.456 0 0 -13.456
-14.718 0 0 -14.718
-14.323 0 0 -14.323
-12.316 0 0 -12.316
-12.317 0 0 -12.317
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves. Baten De baten bestaan uit inkomsten uit de regiogemeenten voortvloeiend uit de taken voor de gemeenschappelijke regeling GGD Rotterdam – Rijnmond, inkomsten uit reizigerszorg voor burgers en rijksbijdragen voor opgedragen taken in de bestrijding van infectieziekten. Daarnaast zijn er baten afkomstig van regiogemeenten en andere GGD’en vanwege de uitvoering van wettelijke basistaken. Ook zijn er inkomsten van rederijen i.v.m. inspecties voor het verlenen van Ship Sanitation Certificates. Lasten De lasten voor bestrijding infectieziekten en medische milieukunde en technische hygiënezorg bestaan met name uit inzet eigen personeel en materiële (project)kosten. De lasten voor brede zorgcoördinatie volwassenen hebben zowel betrekking op inzet van eigen personeel als op uitbesteed werk (voor onderzoek en indicatiestellingen) en subsidies voor bv preventie alcohol- en cannabisgebruik en het project Zichtbare Schakels Rotterdam. Dit project is dit jaar nieuw in de gemeentebegroting. Insteek is dat wijkverpleegkundigen met een extra takenpakket actief zijn als Zichtbare Schakels in de wijken. Zij zetten zich in voor een gezonde wijk met een brede en integrale aanpak van meervoudige problemen bij wijkbewoners. Via het Gemeentefonds krijgen we in 2013 en 2014 een decentralisatie-uitkering van ruim € 1,6 mln om de doorstart van het project Zichtbare Schakels Rotterdam te borgen. In deze periode gaan wij werken aan een verdere verdieping van het project en inpassing daarvan in het gemeentelijk beleid. Reserves Ultimo 2013 is de stand van de reserves nihil. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Het meerjarig verloop laat een stabiel verloop zien.
pagina 94 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Volksgezondheid Bestrijding infectieziekten Medische milieukunde en technische hygiënezorg Brede zorgcoördinatie volwassenen Totaal
Baten 9.009 1.369 2.274 12.652
Lasten 13.908 2.642 10.820 27.370
Saldo -4.899 -1.273 -8.546 -14.718
4.6.2 Beleidsmatige inspanning Jeugdgezondheidszorg en opvoeding Wat willen we bereiken?
Meer kinderen groeien op in een stabiele en kansrijke gezinssituatie. Aan het einde van deze collegeperiode is een trendbreuk waarneembaar in de groei van het aantal jeugdigen dat instroomt in zwaardere vormen van jeugdzorg. De eigen kracht van de burger is het uitgangspunt van beleid. Rotterdam is voorbereid op de nieuwe jeugdzorgtaken die per 2015 gedecentraliseerd worden. Aan het einde van de collegeperiode is Rotterdam klaar voor de uitvoering van deze nieuwe taken.
Wat gaan we daarvoor doen?
Het jeugdgezondheid beleid richt zich op het volgende programma: Programmatische Aanpak: Ieder Kind Wint, zorg voor de toekomst / decentralisatie jeugdzorg Het Rotterdams programma Ieder Kind Wint (IKW), zorg voor de toekomst / decentralisatie jeugdzorg wordt uitgevoerd. Dit gebeurt langs 3 actielijnen, die aan het eind van deze collegeperiode gerealiseerd zijn: 1. Een sterke basis. Voor alle kinderen en hun ouders is er een goed en makkelijk bereikbaar aanbod van opvoedsteun; een passend aanbod in elke wijk, aansluiting tussen Zorg en Onderwijs en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) als spin in het web. 2. Professionals aan zet. Alle professionals in Rotterdam werken vanuit een gedeelde visie op de zorg voor jeugd. Zij worden hiervoor toegerust en ondersteund. Met bestuurders en professionals werken we volgens de Rotterdamse afspraken over informatie-uitwisseling, zorgcoördinatie en op- en afschalen. 3. Een betere sturing op de zorg voor jeugd. Partnerschap en resultaatgerichtheid zijn de kernmerken van de Rotterdamse samenwerking rond zorg voor de jeugd. We sturen op heldere verantwoordelijkheden en resultaten. Dit lokale programma is een uitwerking van de stadsregionale beleidsagenda. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de gemeenten uit de stadsregio en met het veld (o.a. Bureau Jeugdzorg en het Centrum voor Jeugd en Gezin). Een onderdeel van deze inspanning is de wettelijke taak jeugdgezondheidszorg voor 0–19 jarigen. De stichting CJG Rijnmond voert deze taak uit. Door de invoering van KIEN (Kwaliteit voor Ieder Kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke JGZ) in 2012 is de basiszorg voor alle kinderen gegarandeerd en is er tegelijkertijd meer tijd besteed voor kinderen die dat nodig hebben. Door middel van KIEN wordt dit basistakenpakket flexibel aangeboden: de basiszorg voor alle kinderen, inclusief een aantal groepscontact momenten, en een uitgebreider pakket, met meer individuele contactmomenten, voor kinderen en gezinnen die dat nodig hebben. Met de decentralisatie van de jeugdzorgtaken krijgt de gemeente de regie over alle vormen van de zorg en ondersteuning voor jeugd, inclusief de daarbij behorende middelen. Dat betekent dat de gemeente per 1 januari 2015, naast de jeugdgezondheidszorg, opvoed- en opgroeiondersteuning en licht ambulante zorg verantwoordelijk wordt voor ambulante zorg, dagbehandeling, open residentiële zorg, pleegzorg, crisisopvang en zorg, gesloten jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, zorg voor jeugd met een lichte verstandelijke handicap, en zorg voor jeugd met psychiatrische of psychosociale klachten. Op deze manier moet worden gerealiseerd dat de zorg voor de jeugd beter op elkaar wordt afgestemd en beter aansluit op de vragen van kinderen en gezinnen. Hierbij is van groot belang dat Rotterdam de bij deze opgave passende financiële middelen ontvangt. We zetten in op een landelijke verdeelsystematiek die recht doet aan de Rotterdamse problematiek. Naast de decentralisatie van de jeugdzorg zorgt de bezuinigingstaakstelling voor de noodzaak tot het herinrichten van de zorgcoördinatie-structuren en het interventieaanbod. Hierbij is het van groot belang dat de uitkomsten van dit traject passen binnen het perspectief van de decentralisatie van de jeugdzorg.
Hoofdstuk 4.6 | Beleidsveld Volksgezondheid en zorg | pagina 95
In overleg met het Rijk en samen met de gemeenten van de Stadsregio zijn voorbereidingen getroffen voor proeftuinen in het kader van de decentralisatie van de Jeugdzorg. In de proeftuinen werken we uit hoe het nieuwe systeem van jeugdzorg er na 2015 uit zou moeten zien. Daarbij wordt bv. geëxperimenteerd met de verbinding onderwijs-zorg, eerdere toeleiding naar zorg en de inzet van generalisten om een vroegtijdige juiste diagnose te kunnen stellen. In regionaal verband betreft het een pilot over de toekomstige vormgeving van jeugdbescherming, die later wordt uitgebreid naar de nieuwe jeugdreclassering. In het eerste kwartaal van 2013 wordt de raad – op basis van de uitwerking van de ontwikkelopgaven, de stand van zaken rond de voorbereidingen en de actualiteit van het wetgevingsproces – een implementatieplan voorgelegd. In het implementatieplan wordt een transitieagenda opgenomen met daarin de stappen die in 2013 en 2014 gezet moeten worden. Het implementatieplan dient als spoorboekje voor deze twee jaren voorafgaand aan de decentralisatie per 1 januari 2015. In het implementatieplan wordt duidelijk gemaakt of op onderdelen nog nadere uitwerking nodig is en welke proeftuinen in 2013 gemonitord en afgerond worden. Ook zullen inhoudelijke keuzes worden voorgelegd, die van belang zijn voor het verdere proces (voor zover die de ontwikkelopgaven raken, zoals over de doorontwikkeling van het Centrum voor Jeugd en Gezin). Voorstellen zoals een nieuwe gemeentelijke verordening zullen eind 2013 – begin 2014 aan de gemeenteraad worden gezonden. Ten slotte gaat het implementatieplan in op de aspecten die in 2013–2014 geïmplementeerd moeten worden. Zo ronden wij in 2013–2014 op basis van het landelijke verdeelmodel dat begin 2013 gepubliceerd wordt, de inrichting van het zorg inkoopmodel af. Er wordt een start gemaakt met het opstellen van beschikkingen of een bestek, afhankelijk van de gekozen inkoopvorm (subsidiëring respectievelijk aanbesteding). De verbinding tussen de verschillende decentralisaties Zodra duidelijk is wat de (mogelijke) nieuwe ontwikkelingen zijn naar aanleiding van het op te stellen regeerakkoord en welke keuzes het nieuwe kabinet maakt t.a.v. de verschillende decentralisaties (Wet naar werken naar vermogen, AWBZ begeleiding, Jeugdzorg), informeert het college de raad over de consequenties. Tegelijkertijd blijven we zoeken naar verbindingen in de verschillende ontwikkelingen op het terrein van zorg en welzijn. In samenhang met de decentralisaties wordt hier gezamenlijk beleid op ontwikkeld. Het hierboven beschreven programma wordt in de begroting weergegeven door twee producten: Product Basisondersteuning voor de jeugd Een onderdeel van dit product is de wettelijke taak jeugdgezondheidszorg voor 0-19 jarigen. De stichting CJG Rijnmond voert deze taak uit. Gemeenten zijn op grond van de Wet op de jeugdzorg verplicht een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) tot stand te brengen. Door de invoering van KIEN (Kwaliteit voor Ieder Kind door Effectief en Efficiënt Noodzakelijke JGZ) in 2012 is de basiszorg voor alle kinderen gegarandeerd en is er tegelijkertijd meer tijd besteed voor kinderen die dat nodig hebben. Door middel van KIEN wordt dit basistakenpakket flexibel aangeboden: de basiszorg voor alle kinderen, inclusief een aantal groepscontact momenten, en een uitgebreider pakket, met meer individuele contactmomenten, voor kinderen en gezinnen die dat nodig hebben. De gezondheidssituatie van de jeugd wordt gemonitord als onderdeel van het wettelijke en reguliere volksgezondheidsbeleid. Product Zorg voor de jeugd Dit product betreft de vijf gemeentelijke taken op het terrein van opgroei- en opvoedhulp, die in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) zijn benoemd; – signalering, – advies en consultatie, – lichte pedagogische hulpverlening, – zorgcoördinatie en – toeleiding naar zorg. Er worden programma’s ontwikkeld en uitgevoerd, vooral op het gebied van voeding en beweging “Lekker Fit”. Het programma Gezonde School stimuleert onderwijsinstellingen structureel te werken aan gezondheidsbevordering en vroeg signalering. Een onderdeel van dit product betreft de beleidsadvisering en ontwikkeling op het gebied van jeugd en zorg. Daarnaast vallen onder dit product de activiteiten van professionele hulp aan multiprobleem gezinnen bij de oplossing van problemen. Het betreft hier gezin- en jongerentrajecten, specifiek voor doelgroepen, na verwijzing/indicatie. Instellingen van zorgaanbieders verzorgen de uitvoering. Ook zijn in dit product de activiteiten opgenomen van het programma “Ieder Kind Wint, Zorg voor de toekomst” en de activiteiten die betrekking hebben op de decentralisatie van de jeugdzorgtaken naar de gemeente. Tot aan het moment van de decentralisatie van de jeugdzorgtaken voorzien wij in mandaat van de Stadsregio in de jeugdzorg door subsidies aan zorgaanbieders in de regio. Binnen de actielijn ‘professionals aan zet’ binnen IKW investeren we in de kwaliteit van de professionals. De meldcode en SISA zijn daarvoor belangrijke instrumenten qua ondersteuning en handhaving.
pagina 96 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Overige inzet Naast het programma IKW voert de gemeente taken uit op het gebied van de kinderopvang en de jeugdconsul: 1. Wij financieren kinderopvang op sociaal-medische indicatie (SMI), waardoor een kind voor een deel van de week een veilig en goed klimaat wordt geboden in een kinderencentrum, op het moment dat de ouder(s) vanwege problemen bij ouder(s) en/of kind niet zelf in staat is/zijn om voor het kind te zorgen. Met kinderopvang Sociaal Medische Indicatie wordt beoogd (dreigende) ontwikkelingsachterstanden te voorkomen bij kinderen. Naast de SMI wordt plusopvang geboden aan kinderen van 0–13 jaar die niet kunnen functioneren in de gewone kinderopvang of extra (medische) zorg nodig hebben. De in 2010 ingezette aanscherping van het beleid, inperking van de omvang en duur van de opvang, leidt ook in 2013 tot beheersing van de kosten. 2. Volgens de Wet kinderopvang en kwaliteit peuterspeelzalen is de gemeente eindverantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van kinderopvangvoorzieningen. Daarnaast is de gemeente eindverantwoordelijk voor de handhaving en registervoering. In 2012 zijn belangrijke stappen gezet in de uitbreiding van handhaving. Ons beleid is om streng aan de poort te selecteren en om streng te handhaven wanneer niet wordt voldaan aan de kwaliteitseisen van de wet. Dit beleid zal in 2013 worden gecontinueerd en verder worden geprofessionaliseerd. Complicatie daarbij is dat Rotterdam – net als andere grote steden – met ingang van 2012 fors minder geld heeft gekregen uit het Gemeentefonds voor de uitvoering van deze taak als gevolg van een nieuwe landelijke verdeelsleutel. Wij zetten ons in G4-verband in voor een correctie op deze verdeelsleutel, zodat grootstedelijke problematiek een zwaarder gewicht krijgt. Wanneer deze correctie niet plaatsvindt, moeten in 2013 keuzes worden gemaakt binnen het risico gestuurd toezicht waarbij er nog sprake is van verantwoord toezicht. Volgens de wet moeten binnen het risico gestuurd toezicht alle locaties jaarlijks worden bezocht. In Rotterdam wordt ervoor gekozen om bij goede organisaties met meerdere locaties een steekproef te trekken. Doelstelling is om door dit beleid in 2013 tenminste 75% van het totaal aantal locaties te inspecteren. 3. Jeugdconsul. De taken van de jeugdconsul worden vanaf oktober 2012 ingebed in de staande organisatie. Het gaat dan om de 3 taken van de jeugdconsul: hoogste escalatieniveau, evaluatieonderzoek n.a.v. concrete casuïstiek en het doen van aanbevelingen naar het systeem van zorg- en hulpverlening. De eerste taak wordt belegd bij de functie van clusterdirecteur MO en de tweede taak wordt belegd bij de Interne Audit Afdeling (IAA) binnen de gemeente Rotterdam. Een jaar na inwerkingtreding wordt deze verandering geëvalueerd. Indicator kinderopvang Overige prestatie-indicatoren Percentage geïnspecteerde locaties kinderopvang en peuterspeelzalen
Rekening 2011
Begroting 2012
Begroting 2013
Raming 2014
90%
75%
75%
75%
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 25.610 21.219 571 3.820 53.571 39.964
Raming 2012 5.855 2.617 1.155 2.083 50.759 37.541
Begroting 2013 5.614 2.666 1.003 1.945 47.731 35.348
Raming 2014 4.714 2.666 1.003 1.045 45.824 33.787
Raming 2015 4.714 2.666 1.003 1.045 45.262 33.300
Raming 2016 4.714 2.666 1.003 1.045 45.263 33.300
4.240
3.382
2.951
2.954
2.954
2.954
35.168 552 4 13.607 9.527 522 1.385 0 2.173
33.623 536 0 13.218 9.913 318 910 1.393 684
31.877 520 0 12.383 8.584 311 976 2.181 331
30.330 503 0 12.037 8.404 299 888 2.127 319
29.859 487 0 11.962 8.413 297 857 2.069 326
29.859 487 0 11.963 8.413 297 857 2.070 326
-27.961 0 0 -27.961
-44.904 0 0 -44.904
-42.117 0 0 -42.117
-41.110 0 0 -41.110
-40.548 0 0 -40.548
-40.549 0 0 -40.549
Hoofdstuk 4.6 | Beleidsveld Volksgezondheid en zorg | pagina 97
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten hebben betrekking op extern gefinancierde onderzoeksprojecten, inkomsten van regiogemeenten en van andere gemeentelijke instellingen. Inkomsten van regiogemeenten en andere gemeentelijke concernonderdelen zijn onder andere bestemd voor het toezicht op kinderopvangvoorzieningen, de inhuur van gezinscoaches en gezondheidsbevordering voor jongeren. Lasten Een belangrijk onderdeel van de basisondersteuning voor de jeugd en van de zorg voor de jeugd wordt uitgevoerd door de stichting CJG Rijnmond. Daarnaast vallen onder de paraplu van het programma IKW activiteiten van professionele hulp aan multiprobleem gezinnen bij de oplossing van problemen. Het betreft hier gezin- en jongerentrajecten, specifiek voor doelgroepen, na verwijzing/indicatie. Instellingen van zorgaanbieders verzorgen de uitvoering. Het merendeel van de lasten voor deze inspanning bestaat derhalve uit subsidies. Eigen apparaatskosten hebben vooral betrekking op beleids- en regietaken van de gemeente. Tevens worden met het eigen apparaat programma’s ontwikkeld en uitgevoerd, vooral op het gebied van voeding en beweging “Lekker Fit”. De kosten voor sociaal medische indicatie en inspectie kinderopvang bestaan uit subsidies aan uitvoerende instanties en uit bijdragen in de kosten voor de kinderopvanginstellingen, voor zover het de kinderopvang op sociaal - medische indicatie betreft. Toezicht en handhaving van kinderopvanginstellingen wordt gedaan met inzet van eigen personeel. Reserves Ultimo 2013 is de stand van de reserves nihil. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) De bijdragen rijk en mede-overheden dalen aanzienlijk met ingang van 2012. Dit komt omdat met ingang van 2012 de brede doeluitkering CJG (€ 17,6 mln) is vervallen. De middelen zijn vanaf 2012 structureel aan het Gemeentefonds toegevoegd.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding Sociaal medische indicatie en inspectie kinderopvang Jeugdconsul Basisondersteuning voor de jeugd Zorg voor de jeugd Totaal
Baten 774 0 153 4.687 5.614
Lasten 6.570 337 18.923 21.901 47.731
Saldo -5.796 -337 -18.770 -17.214 -42.117
4.6.3 Beleidsmatige inspanning Kwetsbare personen en huiselijk geweld Wat willen we bereiken?
Wij gaan er vanuit dat elke Rotterdamse burger iets bijdraagt aan de stad. Daar waar sprake is van belemmeringen bieden wij ondersteuning. In ruil daarvoor verwachten wij van mensen dat zij alles op alles zetten om hun beperkingen te overwinnen en mee te doen in de samenleving.
Wat gaan we daarvoor doen?
Voor de zelfredzaamheid zijn twee targets en één prestatie-indicator geformuleerd:
pagina 98 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
In de onderstaande tabel is de target opgenomen. bedragen x € 1.000,-
Aan het eind van deze collegeperiode is er bij 9.200 zeer Mijlpaal/ kwetsbare Rotterdammers sprake van een stabiele situatie planning voor leefgebieden zoals wonen, zorg, justitie, dagbesteding (werk, stage, scholing), inkomen en sociaal netwerk Realisatie Belangrijkste inspanningen & meetbare prestaties: mijlpaal/planning (datum) Aantal integrale trajecten Realisatie Overige prestatie-indicator % meldingen bij Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld dat een passend zorgaanbod krijgt (nulmeting 2010: 46%)
Realisatie 2010/ nulmeting 2.1082
3.634
2011 3.950
2012 6.550
2013–2014 9.200
3.044
3.1323
7.300 6.447
10.800 7.0424
13.800
60%
-*
- */80%
* = Voor deze indicator zijn in het Programma Veilig Thuis geen tussentijdse targets benoemd.
Het beleid richt zich op het volgende programma: Programmatische Aanpak: Kwetsbare Personen Een klein deel van de Rotterdamse bevolking is niet zelfredzaam en heeft last van verweven problematiek op meerdere leefgebieden tegelijk. Het gaat om circa 30.000 mensen (5%). Deze mensen zijn de sturing op hun leven kwijt, vinden hun weg in de zorg niet, mijden de zorg zelfs. Zo haken groepen af zoals kwetsbare jongeren, zwerfjongeren, dak- en thuislozen, mensen met meervoudige GGz -problematiek, justitiabelen en kwetsbare ouderen. De zelfredzaamheid van deze mensen moet omhoog. Hiertoe hebben wij het Programma Kwetsbare Personen (KP) opgestart. Dit meerjarige programma richt zich op deze 30.000 meest kwetsbare Rotterdammers en kent een looptijd tot 2014. Dit programma is in juni 2011 door het college vastgesteld. De gemeenteraad wordt tweemaal per jaar geïnformeerd (juni en november) over het programma en de relevante maatschappelijke effecten. Regie op kwetsbare groepen (MO, verslavingszorg) Het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang II (PvA MO II), onderdeel van het Programma KP, bevat de doelgroepen daken thuislozen en meervoudig/GGZ. Het PvA MO werkt in een geregisseerd samenspel van de volgende processen: 1. Persoonsgerichte integrale aanpak (gemeente, zorginstellingen, politie en OM samen). 2. Resultaatgerichte zorginkoop (een zorginkoop team voor alle leefgebieden5 en financiers). 3. Adequaat nimby 6 -management (verdeling en geprotocolleerde aanpak van MO en GGz voorzieningen in wijken en buurten). Als gevolg van deze aanpak leveren deze mensen een constructieve bijdrage aan de samenleving, en nemen overlast en criminaliteit fors af. Economisch gezien is vroegtijdig investeren voordeliger dan later ingrijpen. Door de rijksbezuinigingen op de AWBZ loopt de meest kwetsbare groep echter het risico niet de zorg te krijgen die men nodig heeft. Ook door de voortdurende economische onzekere situatie moet rekening gehouden worden met een toenemende hulpvraag. Wij monitoren deze ontwikkelingen nauwkeurig om waar nodig bij te sturen. Om de doorstroom in de keten MO te bevorderen naar een zo maximaal niveau van zelfredzaamheid, is uitbreiding van woonplekken met (ambulante) begeleiding en zorg ook in 2013 noodzakelijk. Voor 2013 is in het kader van Plan van Aanpak MO II een uitbreiding geraamd van in totaal 110 plekken. Zorg voor kwetsbare personen (LZN, PGA) De zorg voor kwetsbare personen, ook wel Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) genoemd, is gericht op individuele burgers van Rotterdam met meervoudige problematiek (materiële, psychiatrische, sociale en/of somatische problemen). Het geeft invulling aan het hierboven bij het PvA MO genoemde eerste proces: de persoonsgerichte integrale aanpak. Het gaat om kwetsbare mensen die niet in staat of bereid zijn gebruik te maken van het zorg- en welzijnsaanbod en daardoor risico lopen op meerdere leefgebieden. 2 3 4 5
Realisatie 2010 / 0-meting = eindstand PvA MO 31 december 2010 Peildatum 30 april 2012 Peildatum 30 april 2012 Leefgebieden: inkomen, dagbesteding, huisvesting, familie relaties, geestelijke gezondheid, fysieke gezondheid, verslaving, algemene dagelijkse
levensvaardigheden, sociaal, maatschappij en justitie.
6
NIMBY; not in my backyard. Hoofdstuk 4.6 | Beleidsveld Volksgezondheid en zorg | pagina 99
Denk aan dak- en thuislozen, overlastgevende verslaafden, burgers getroffen door geweld achter de voordeur, zorgwekkende zorgmijders, mishandelde ouderen, verkommerde en verloederde psychiatrische patiënten en kwetsbare justitiabelen (zoals overlastgevende verslaafden en zorgbehoevende aanstaande ex-gedetineerden). Teneinde deze mensen in een vroeg stadium te bereiken en te begeleiden naar een passend zorg- en welzijnsaanbod worden zij in een individueel traject geplaatst waar de gemeente de regie op heeft. Net zo worden individuen, waaronder justitiabelen en verslaafden teneinde overlast op straat en in de wijk terug te brengen en recidive te voorkomen, in trajecten geplaatst waarbij de samenwerking tussen strafrechtelijke en hulpverlenende maatregelen centraal staat. Dit betreft de zorgcoördinatie ten behoeve van zorgbehoevende Rotterdammers die als veelpleger of aanstaande ex-gedetineerde in het Veiligheidshuis voorkomen. In vervolg op het herontwerp Zorg voor Volwassenen 2012 wordt er in 2013 in de zorg voor kwetsbare personen een efficiëntieslag gerealiseerd door het verder integreren van regie, beleid en inkoop. Concreet betekent dit in 2012 het samenvoegen van de lokale zorgnetwerken (LZN) en de lokale teams huiselijk geweld (LTHG) in de te vormen gebiedsteams in het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling. Middels de bestuursopdracht Herontwerp Brede Zorgcoördinatie zetten wij, vanaf 2013, in op een striktere scheiding tussen proces- en casusregie met heldere rolbeschrijvingen. De gemeente draagt verantwoording voor de procesregie en uitvoerende organisaties zijn verantwoordelijk voor de casusregie. Hierdoor zijn we als gemeente beter in staat om mede door middel van financiële prikkels te sturen. Doordat de gemeente en ketenpartners flexibeler omgaan met elkaars tijd en meer verantwoordelijkheden bij uitvoerende organisaties leggen komt meer tijd beschikbaar voor hulp- en zorgverlening aan kwetsbare personen. Als gevolg van de economische crisis verandert de aard en omvang van de groep kwetsbare personen. Er wordt in 2012 een toename van mensen verwacht die een beroep doen op het stedelijk vangnetteam. Als gevolg hiervan wordt de capaciteit (beperkt) uitgebreid. De aanpak op veelplegers en nazorg na detentie zal in 2013 volledig zijn geborgd in het Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond. Bestrijding huiselijk geweld Rotterdam heeft als centrumgemeente de regie op de aanpak huiselijk geweld. In het College-actie programma Veilig Thuis 2011–2014 staan de ambities en acties beschreven die ook in 2013 als uitgangspunt gelden. In 2013 ligt de nadruk op het verder inrichten en borgen van onderdelen uit het programma; daarnaast zal op onderdelen worden geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Concreet gaat het om de implementatie en borging van de brede ketenaanpak huiselijk geweld. Dit betreft het optimaliseren van de front office, de verdere integratie in het Veiligheidshuis Rotterdam-Rijnmond en het borgen van proces- en casusregie. Daarnaast zal verder worden gewerkt aan de verbinding met de jeugdketen in relatie tot de decentralisatie Jeugdzorg en de ontwikkeling van één meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Het werken met één gereedschapskist van civiel-, straf- en bestuurlijke maatregelen zal in 2013 zijn beslag krijgen en volledig in de aanpak worden benut. Het aantal uit te voeren Tijdelijk Huisverboden zal naar verwachting in 2013 nog licht stijgen of op zijn minst gelijk blijven. Inzet hierop blijft dan ook m.b.t. capaciteit prioriteit hebben. Dit geldt ook voor de uitvoering van de Tijdelijk Huisverboden bij Kindermishandeling. De in 2012 ontwikkelde interventies op het terrein van eigen kracht en zelfredzaamheid bij slachtoffers en het vergroten van expertise inzake de opvoeding na partnergeweld zal in 2013 worden uitgevoerd en in de aanpak worden opgenomen. De aanpak op doelgroepen zoals eergerelateerd geweld en ouderenmishandeling zal de komende jaren verder worden geïntegreerd in de bredere aanpak huiselijk geweld. In lijn met de decentralisatie vrouwenopvang zal Rotterdam als centrumgemeente in 2013 samen met de omliggende gemeenten een regiovisie ontwikkelen. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Kwetsbare personen en huiselijk geweld Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten
Rekening 2011 5.282 4.124 292 866 81.274
Raming 2012 4.809 4.412 188 209 87.462
Begroting 2013 4.207 3.900 118 189 80.915
Raming 2014 4.144 3.900 117 127 79.903
Raming 2015 4.144 3.900 117 127 79.294
Raming 2016 4.144 3.900 117 127 79.295
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 100 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina bedragen x € 1.000,-
Kwetsbare personen en huiselijk geweld Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve PVA MO/ Overdracht van SoZaWe Bestemmingsreserve Fysieke woonvoorziening maatschappelijk opvang Bestemmingsreserve Pooierboys Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 62.417
Raming 2012 69.194
Begroting 2013 61.480
Raming 2014 60.789
Raming 2015 60.287
Raming 2016 60.287
1.987
1.916
2.142
2.157
2.135
2.135
60.273 157 18.857 12.972 262 937 0
67.278 0 18.268 12.352 414 1.026 1.776
59.338 0 19.435 12.260 417 1.013 2.839
58.632 0 19.114 11.936 406 1.133 2.770
58.152 0 19.007 11.879 404 1.166 2.695
58.152 0 19.008 11.879 404 1.166 2.696
4.686 -75.992 6.660
2.700 -82.653 5.794
2.906 -76.708 0
2.869 -75.759 0
2.863 -75.150 0
2.863 -75.151 0
3.143
1.000
0
0
0
0
3.392 125 0 -69.332
4.794 0 0 -76.859
0 0 0 -76.708
0 0 0 -75.759
0 0 0 -75.150
0 0 0 -75.151
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit rijksbijdragen voor de regeling heroïnebehandeling en uit bijdragen van andere G-4 gemeenten en regiogemeenten. Lasten De programmalasten bestaan voor een groot deel uit verstrekte subsidies aan instellingen als het Leger des Heils en het Centrum voor dienstverlening (CVD) binnen het programma Kwetsbare Personen. Gefinancierde activiteiten zijn onder meer nachtopvang, dagopvang, beschermd wonen en zelfstandig wonen met begeleiding. Eigen apparaatskosten hebben betrekking op beleid en regie (zorginkoop, keten- en trajectregie) op de programma’s Kwetsbare Personen en Veilig Thuis, op het stedelijk vangnetteam, en op het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld. Reserves Ultimo 2013 is de stand van de reserves nihil. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Het meerjarig verloop laat een stabiel verloop zien.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Kwetsbare personen en huiselijk geweld Zorg voor Kwetsbare personen (LZN, PGA) Regie op kwetsbare groepen (MO, verslavingszorg) Bestrijding huiselijk geweld Totaal
Baten 1.035 2.367 805 4.207
Lasten 7.636 63.755 9.524 80.915
Saldo -6.601 -61.388 -8.719 -76.708
Hoofdstuk 4.6 | Beleidsveld Volksgezondheid en zorg | pagina 101
Hoofdstuk 4.7 pagina 102 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 7 Participatie
Portefeuillehouders:
Wethouders Werk, inkomen en zorg en Arbeidsmarkt, hoger onderwijs, innovatie en participatie
Wat willen we bereiken? Iedereen participeert, op zijn of haar manier, in de samenleving Ook al heb je beperkingen, iedereen kan iets en daar richten we ons op. Daar waar sprake is van belemmeringen bieden wij ondersteuning. In ruil daarvoor verwachten wij van mensen dat zij zich maximaal inzetten om hun beperkingen te overwinnen en meedoen in de samenleving. Wij vragen aan iedereen om de Nederlandse taal te spreken, aan het werk en/of vrijwilligerwerk te gaan of onderwijs te volgen.
Toelichting
We gaan door met de inzet om de arbeidsparticipatie in Rotterdam te verhogen. We blijven daarvoor inzetten op toeleiding van mensen naar werk. Dit binnen een context van economische stagnatie, minder middelen en krapte op de arbeidsmarkt. Door de afnemende bevolkingsgroei en de ontwikkeling naar een duurzame en dienstverlenende economie veranderen ook de eisen die de arbeidsmarkt aan werkgevers en werknemers stelt. De Rotterdamse arbeidsmarkt wordt – ondanks verbetering in de afgelopen jaren – gekenmerkt door een relatief laag opleidingsniveau en een beperkte groei van de werkgelegenheid. Om de noodzakelijke kwaliteitslag te maken, is het investeren in de talentontwikkeling van elke Rotterdammer – werkend, niet werkend of op school – van het grootste belang. Eén collegeperiode is te kort om alle ambities te realiseren, maar geeft voldoende tijd om samen met het bedrijfsleven en onderwijs de noodzakelijke beweging in gang te zetten. We benutten onze (regionale) netwerken, waarin we met het bedrijfsleven, de overheid en de onderwijs- en kennisinstellingen participeren om een gezamenlijke agenda op te stellen, waarbij bovengenoemde ambities leidend zijn.
Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 103
Arbeidsparticipatie
Baten: Lasten: Saldo:
703.582 778.054 -74.742
Maatschappelijke participatie
Baten: Lasten: Saldo:
12.134 148.951 -136.817
Participatie jeugd
Baten: Lasten: Saldo:
4.172 15.133 -10.961
Baten: Lasten: Saldo:
1.994 58.796 -56.802
Participatie
Armoedebestrijding
4.7.1 Beleidsmatige Inspanning Arbeidsparticipatie Wat willen we bereiken?
Focus van de inspanning: onze ambitie is het verhogen van de arbeidsparticipatie; we willen dat iedereen iets terug doet voor zijn uitkering.
Wat gaan we daarvoor doen?
Om de arbeidsparticipatie te verhogen is de volgende doelstelling geformuleerd: In deze collegeperiode activeren we 20.000 bijstandsgerechtigde Rotterdammers: 1. Collegetarget 10.000 bijstandsgerechtigde Rotterdammers stromen uit naar betaald werk. Zowel in 2010 en 2011 is de geplande uitstroom naar werk nagenoeg gerealiseerd. De verklaring voor de lage realisatie in het eerste deel van 2012 ligt in de economische situatie en de doorwerking daarvan op de arbeidsmarkt. Uit cijfers van het CBS (totaalbeeld arbeidsmark) blijkt dat de werkloosheid groeit en het aantal openstaande vacatures daalt. Ondanks dit negatieve beeld is de doelstelling voor 2013 om het aantal uitkeringsontvangers gelijk te houden (en zo mogelijk te laten dalen) en de uitstroom naar werk te vergroten. 2. Collegetarget 10.000 bijstandsgerechtigde Rotterdammers die nog niet kunnen uitstromen naar werk, ontwikkelen zich een stap omhoog op de participatieladder. Per 1 januari 2011 is het totale bijstandsbestand gescoord op de participatieladder, waarmee de nulmeting voor deze target heeft plaatsgevonden. Aangezien het structureel periodiek uitvoeren van een meting van de ontwikkeling op de participatieladder voor de totale populatie tijdrovend is en een aanzienlijke belasting voor de uitvoeringsorganisatie vormt, is besloten om geen jaarlijkse meting voor het gehele bestand meer uit te voeren. Bijstandsgerechtigde Rotterdammers worden nu nog op de participatieladder gescoord bij instroom en bij uitstroom. Voor de bijstandspopulatie in de 7 Full Engagementwijken wordt de jaarlijkse meting wel uitgevoerd. Op basis van de realisatie over 2011 (3.661 stijgingen) was de mijlpaal voor 2012 en 2013 vastgesteld op 3.200 personen per jaar.
pagina 104 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Target 3a: 10.000 bijstandsgerechtigde Rotterdammers stromen uit naar betaald werk
Mijlpaal/ planning Realisatie (stand per ultimo augustus 2012)
Realisatie 2010/ nulmeting
2011
2012
Eindwaarde
1.800 1.648 *)
2.500 2.365 *)
2.500
9.300
*Target einde collegeperiode is 10.000. Bij de eindverantwoording 31–12–2013 kan een inschatting gegeven worden van de nog te verwerken mutaties over het restant van de collegeperiode.
Target 3b: 10.000 bijstandsgerechtigde Rotterdammers die Mijlpaal/] nog niet kunnen uitstromen naar werk, ontwikkelen zich planning een stap omhoog op de participatieladder Realisatie
Realisatie 2010/ nulmeting 0
2011 3.000
2012 3.200
2013/ Eindwaarde 3.200/10.000
3.661
Toelichting
De gevolgen van de economisch zware tijden zien we terugkomen in de huidige arbeidsmarkt. De werkloosheid stijgt, het aantal vacatures loopt terug en de trend van flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt tot andere verhoudingen tussen werkgevers en werknemers. Dit betekent ook iets voor onze werkgeversaanpak. Om zoveel mogelijk werkzoekenden aan de slag te krijgen wordt in de huidige laagconjunctuur meer ingezet op kortlopende contracten, detachering en parttime werk. Het opdoen van werkervaring in detacheringen of kortlopende contracten is van grote waarde bij het vinden van vast regulier werk. Op het moment dat de economie weer aantrekt kan direct van de opgedane ervaring geprofiteerd worden. In de Rotterdamse werkgeversaanpak is de vraag van de werkgever leidend. Vanuit dit klantperspectief worden werkgevers zoveel mogelijk ontzorgd. We sluiten arrangementen af over te vervullen vacatures, om langs die weg zoveel mogelijk werkzoekenden die afhankelijk zijn van een uitkering te laten uitstromen. Om de – zowel door werkgever als werkzoekende – gewenste focus aan te brengen en duidelijke verhoudingen te scheppen zetten we in op die sectoren, waarvan is vastgesteld dat deze kansen bieden op de Rotterdamse arbeidsmarkt. Bij de inkoop van diensten en producten bij opdrachtnemers worden afspraken gemaakt over de inzet van werkzoekenden met een gemeentelijke uitkering (Social Return). Social Return kan hierbij verschillende vormen aannemen. Dit kan door plaatsing van werkzoekende uitkeringsgerechtigden op een vacature, maar ook door plaatsing op een flexplek in gedetacheerde vorm, het uitbesteden van werk aan de beschutte werkomgeving voor de SW, het bieden van werkleerplekken of anderzins. De re-integratieactiviteiten zijn gericht op het ‘job ready’ maken van de werkzoekenden (aanbodversterking) zodat werkgevers ze kunnen inzetten op de werkvloer. Partnerships met werkgevers, waarbij zij vooraf meedenken over de noodzakelijke inzet, zijn het uitgangspunt voor investeringen die zoveel mogelijk op de werkvloer zelf worden uitgevoerd. De activiteiten zijn gericht op het beheersbaar maken van (multi)problemen (ExIT) of op het opdoen van werknemersvaardigheden (werkervaringsplekken). Ook vormen van (groeps)detachering behoren tot de mogelijkheden. Scholing wordt alleen nog ingezet indien een werkgever aangeeft de werkzoekende in dienst te nemen na succesvolle afronding van het traject. Met de Monitor Werk en Inkomen zal de raad periodiek worden geïnformeerd over de resultaten van het hierboven geschetste beleid. Participatiebudget Op het participatiebudget zijn drastische bezuinigingen doorgevoerd. Hierdoor kunnen minder re-integratie trajecten worden ingekocht voor mensen die een uitkering ontvangen. Centraal bij de inzet van het participatiebudget in 2013 staat uitstroom uit de uitkering. Beschikbare middelen worden dan ook ingezet voor de mensen waarvan wordt verwacht dat ze met een steuntje in hun rug werk kunnen vinden, zoals een opleiding gecombineerd met een baangarantie. ID/WIW In 2013 wordt de afbouw van de WIW verder ten uitvoer gebracht. In 2012 (en eerder) zijn daartoe alle voorbereidende handelingen reeds in gang gezet. Voor de werknemers wordt alles in het werk gesteld om actief te blijven op de arbeidsmarkt. Dit gebeurt onder andere in samenwerking met het Mobiliteitscentrum. Daar waar dit niet kan, worden andere processen (bijv. richting WW) in gang gezet. Voor de werkgevers worden andere oplossingen gezocht om het beschikbare werk op een andere manier in te vullen. Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 105
Wet werken naar vermogen (WWNV) Eén nieuwe regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt, waarin de WWB (bijstand) geheel en de WSW (sociale werkplaatsen) en de WAJONG (jonggehandicapten) gedeeltelijk opgaan in een nieuwe wet; de Wet werken naar vermogen (WWNV) . In 2012 is gestart met het doorvoeren van de algemene wijzigingen in de WWB en het treffen van voorbereidingen voor de Wet werken naar vermogen. Het wetsvoorstel voor de Wet werken naar vermogen is controversieel verklaard. Na de verkiezingen in september 2012 worden mogelijk toch stelselwijzigingen in de sociale zekerheid doorgevoerd (WWB, AWBZ, WAJONG). WSW Door het controversieel verklaren van de Wet werken naar vermogen (Wsw) blijven in elk geval in 2013 de bestaande formele kaders ongewijzigd . De Wsw blijft vooralsnog een aparte wet. Ondanks deze ontwikkelingen op rijksniveau, blijven de inspanningen onverminderd gericht op maximaal regulier werken voor de SW-doelgroep. Het vastgestelde Herstructureringsplan blijft daarbij het richtinggevende kader. De beschutte werkvoorziening wordt teruggebracht tot een voorziening voor uitsluitend diegenen, die onder aangepaste omstandigheden kunnen functioneren en een verdiencapaciteit van minder dan 20% hebben. Dat betreft in 2015 circa ⅓ van de huidige omvang. De overige geïndiceerden werken dan buiten de beschutte omgeving, waarbij het primair zal gaan om individuele of groepsdetacheringen. Als uitvloeisel van deze beleidsrichting wordt de infrastructuur verder verkleind, waarbij wel rekening wordt gehouden met de noodzaak om als gemeente te kunnen beschikken over een kwalitatief goede leer-/werkomgeving voor diverse doelgroepen. De bedrijfsvoering wordt verder geoptimaliseerd, waarbij onder meer wordt ingezet op meer rendabele marktactiviteiten voor de doelgroep. Maatschappelijke inspanning (activering) Van Rotterdamse burgers die gebruik maken van overheidsvoorzieningen en/of een uitkering ontvangen wordt voor deze dienstverlening een tegenprestatie verwacht. Bijvoorbeeld door naar vermogen actief te participeren in de samenleving. Zo leveren zij een maatschappelijke inspanning aan de stad/wijk. In 2012 is de aanpak Full Engagement in 7 wijken (Overschie, Oud-Crooswijk, Oude Noorden, Pendrecht-Noord, BloemhofNoord, Tussendijken (alle in eigen beheer) en Tarwewijk (door twee private organisaties) voortgezet. Deze ervaringen worden benut bij een bredere aanpak op het terrein van activering, specifiek gericht op de zogeheten activeringsdoelgroep WWB (werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt: circa 13.000–14.000). Het is van belang dat bij de maatschappelijke inspanningen ook wordt ingezet op wederkerigheid waarbij hun inzet ook kan bijdragen aan de resultaten van verschillende voorzieningen die er zijn. Vanuit de gedachte “werk is de beste zorg” kunnen diverse voorzieningen worden benut voor bijvoorbeeld activering van kwetsbare personen. Gestreefd wordt naar een sectoroverstijgende integrale aanpak op het gebied van maatschappelijke inspanning in 2013 die duurzaam verankerd is in beleid. Ook als het om kwetsbare personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt gaat voor wie ook veel zorg nodig is. Dat beleid moet worden vertaald in de instrumenten en voorzieningen die worden ingezet waarbij een efficiënte inzet en verhoging van het rendement noodzakelijk zijn. Verstrekken van uitkeringen De gevolgen van de verslechterende economische situatie gaat ook niet aan Rotterdam voorbij. De halverwege 2011 ingezette daling van het uitkeringsvolume heeft zich in de eerste maanden van 2012 gestabiliseerd, om vervolgens (licht) te stijgen. Om het tij te keren is gezocht naar verdere mogelijkheden om uitstroom te bevorderen en de werkzoekende vooral zelf verantwoordelijkheid te laten nemen voor zijn eigen inkomen. Er is gestart met een versnelde invoering van de sectorteams in 2012. Deze teams hebben in verschillende sectoren contacten met werkgevers over vacatures en proberen deze te matchen op werkzoekenden uit het bestand. In 2013 zal deze werkwijze worden doorgezet en uitgebreid. Daarnaast wordt door middel van een strikte uitvoering van het maatregelenbeleid bij niet of onvoldoende medewerken door de werkzoekende de uitkering verlaagd. Dit heeft ook een positief effect op de gemiddelde kosten per uitkering. Handhaven en terugvordering Handhaven maakt onderdeel uit van de inzet om de beoogde volumereductie te realiseren en richt zich niet alleen op rechtmatigheidsaspecten zoals controle van inkomen, vermogen of woonsituatie. Uitkeringen die ten onrechte zijn verstrekt worden teruggevorderd. Daarnaast gaat het ook om handhaving op doelmatigheidsaspecten, de aanpak van klanten die onvoldoende moeite doen om zelf in eigen inkomen te voorzien. Inzet wordt gedaan door o.a. strikte controles aan de poort, risicosturing, effectieve gegevensuitwisseling, afhandeling van fraudesignalen en themagerichte controles.
pagina 106 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Er zijn bij de Eerste Kamer twee wetten in behandeling die, als de Eerste Kamer instemt met de voorstellen, naar verwachting in 2013 in werking zullen treden. Het gaat om een wettelijke regeling van de gevolgen als werkzoekenden niet meewerken aan een huisbezoek. Het wetsvoorstel geeft een aanvulling op de huidige regels en het wetsvoorstel “Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZWwetgeving”. Daarmee wordt het sanctieregime bij fraude in de sociale zekerheid fors verzwaard. Het wetsvoorstel raakt niet alleen de bijstand en aanverwante wetten, maar ook de volks- en werknemersverzekeringen (UWV en SVB). Het gaat daarbij onder meer om het volgende: – Het terugvorderen van ten onrechte verstrekte uitkeringen wordt wettelijk verplicht; dit is nu in de WWB een bevoegdheid. Op grond van eigen beleid is dit in Rotterdam al verplicht. – De herintroductie van de bestuursrechtelijke boete. De boete was, bij de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004, juist afgeschaft omdat de effectiviteit in het bijstandsdomein beperkt was. Op grond van het wetsvoorstel wordt het college verplicht om het terug te vorderen bedrag te verhogen met een boete van 100%, bij recidive met 150%. Gegeven de beperkte afloscapaciteit bij inkomens op minimumniveau blijkt het nu al niet eenvoudig om openstaande vorderingen te innen. De wetgever reikt hiervoor geen oplossing aan. Verder moet ook nog bij het opleggen van de boete een aantal bijzondere wettelijke waarborgen in acht genomen worden. – De grens waarbij het college aangifte van fraude kan doen wordt verhoogd van € 10.000,- tot € 50.000,-. Onder dat bedrag worden de zaken in beginsel bestuursrechtelijk afgedaan. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Arbeidsparticipatie Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Sociale uitkeringen Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Fit 4 Work Bestemmingsreserve Herstructurering WSW Bestemmingsreserve Sociaal Raadslieden Rotterdam Bestemmingsreserve Deelgemeentelijke middelen Bestemmingsreserve Voormalige Stichting Luchthaven Bestemmingsreserve Jeugdwerkeloosheid Toevoeging aan reserves Bestemmingsreserve Herstructurering WSW Saldo na reserveringen
Rekening 2011 773.779 759.169 0 14.610 948.729 737.242
Raming 2012 695.344 655.337 30.204 9.803 775.796 572.134
Begroting 2013 699.784 658.252 27.245 14.287 776.054 538.994
Raming 2014 684.998 642.552 28.906 13.540 745.417 514.408
Raming 2015 682.148 638.870 30.991 12.287 732.187 508.573
Raming 2016 681.748 638.470 30.991 12.287 731.650 508.573
152.253 511.207
62.188 457.947
52.338 468.215
41.391 462.176
38.589 461.748
38.589 461.748
65.591 2.624 5.567 211.487 198.933 6.089 2.000 0
43.964 1.282 6.753 203.662 182.124 4.887 569 12.582
15.704 1.411 1.326 237.060 180.782 5.224 22.508 25.519
8.068 1.447 1.326 231.009 178.067 4.524 19.884 23.903
5.378 1.533 1.325 223.614 172.638 4.524 19.625 22.264
5.378 1.533 1.325 223.077 172.238 4.524 19.482 22.270
4.465 -174.950 3.202 965 0 298
3.500 -80.452 0 0 0
3.027 -76.270 3.798 156 3.642
4.631 -60.419 5.323 156 5.167
4.563 -50.039 137 137 0
4.563 -49.902 0 0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0 0 0 0 -80.452
0 0 2.000 2.000 -74.472
0 0 5.167 5.167 -60.263
0 0 0 0 -49.902
0 0 0 0 -49.902
25 892 1.022 0 0 -171.748
Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 107
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit rijksbijdragen in het kader van de Gebundelde uitkering inkomensvoorziening (BUIG), het Participatiebudget en de subsidie die in het kader van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) beschikbaar worden gesteld. Voor wat betreft het BUIG-budget is in de begroting uitgegaan van het nader voorlopig budget 2012 en meerjarig doorgetrokken. Er is geen rekening gehouden met een eventuele toekenning van de aanvraag incidentele aanvullende uitkering (IAU) over 2011. Naar verwachting besluit de Toetsingscommissie WWB eind 2012 of begin 2013 over de aanvraag. De uitvoering van de Wsw levert opbrengsten op uit eigen productie en dienstverlening en opbrengsten uit detachering. Lasten De programmalasten bestaan voor het grootste deel uit de uitkeringslasten (bijstand). Doel is om – op termijn – de uitkeringslasten binnen het BUIG-budget (voorlopig budget € 488 mln) te brengen. In de begroting is voor het verstrekken van de uitkeringen een lager budget beschikbaar dan het budget verkregen van het rijk (BUIG). De gemeente begroting houdt daarbij in 2013 rekening met een lagere last van € 22 mln; in 2014 en verder € 26 mln. Het tekort op de uitkeringslasten wordt opgevangen door de risicoreserve WWB (concern). De hoogte van deze risicoreserve wordt jaarlijks bepaald aan de hand van het laatst bekende budget (BUIG), het budget in de gemeentebegroting en de geraamde uitkeringslasten. De middelen voor het Participatiebudget zijn bestemd voor de uitvoering van collegetargets, re-integratie, inburgering en educatie van werkzoekenden. Het Wsw-budget is bestemd voor mensen die door lichamelijke, psychische en/of verstandelijke beperkingen geen ‘gewone’ baan kunnen vinden. Afhankelijk van de capaciteiten van de Wsw-er zijn er verschillende mogelijkheden om via het SW-bedrijf te werken. De loonkosten van de WSW’ers zijn in bovenstaande tabel vermeld onder de apparaatlasten personeel. Reserves De geraamde toevoeging aan de bestemmingsreserve Herstructurering WSW is benodigd voor de transitie van de sociale werkvoorziening. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Het meerjarig verloop wordt met name bepaald door de afbouw van het participatiebudget.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Arbeidsparticipatie Werkgelegenheid en participatie Roteb Sociale werkvoorziening SoZaWe Reïntegratietrajecten Inkomensverstrekking Totaal
pagina 108 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Baten 127.160 666 82.301 493.455 703.582
Lasten 131.155 777 104.469 541.653 778.054
Saldo -3.995 -111 -22.168 -48.198 -74.472
4.7.2 Beleidsmatige Inspanning Maatschappelijke participatie Wat willen we bereiken?
De focus van de inspanning is het verhogen van de participatiegraad en het terugdringen van taalachterstanden bij Rotterdammers (van buitenlandse- en Nederlandse herkomst).
Wat gaan we daarvoor doen?
Het collegetarget luidt: 140.000 Rotterdammers zetten zich vrijwillig in voor de stad en haar burgers. In de samenleving vervullen vrijwilligers een belangrijke rol. Vrijwilligerswerk is van grote betekenis voor de sociale samenhang in de stad. Door de wijzigingen in cq bezuinigingen op de AWBZ wordt de rol van de zorgvrijwilliger cruciaal en is het van belang dat het aantal vrijwilligers op peil blijft. Ondersteuning van vrijwilligers speelt een belangrijke rol bij het zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen van o.a. senioren en mensen met een beperking. Sinds 1995 wordt onderzoek gedaan naar de deelname aan vrijwilligerswerk onder de Rotterdamse bevolking. De Vrijetijds Omnibus Enquête laat zien dat in 2011 155.000 Rotterdammers actief als vrijwilliger waren. De volgende meting vindt plaats in 2013.
Target 6: In deze collegeperiode zet 60% van de deelnemers aan een taal- en participatietraject één of meerdere stappen op de participatieladder (behaalt het participatieresultaat) belangrijkste inspanningen & meetbare prestaties:
In deze collegeperiode starten er 11.600 taal- en participatietrajecten
Target 8: Het aantal Rotterdamse vrijwilligers blijft in de periode t/m 2014 tenminste stabiel op 140.000
Realisatie 2010/ nulmeting
2011
Realisatie mijlpaal/ planning (datum)
41%
55%
Realisatie
4.645 trajecten
9.187
Realisatie 2010/ nulmeting 140.000
2011 >140.000
2012
Mijlpaal/ planning
mijlpaal/ planning Realisatie
Eindwaarde 60%
11.600 taal- en participatietrajecten
2012 n.v.t
Eindwaarde > 140.000
155.000
Specifieke doelgroepen Specifieke doelgroepen bestaat uit twee onderdelen: Het Taalplein, dat de uitvoerende taken op het gebied Inburgering uitvoert. Deze afdeling wordt in 2013 vrijwel geheel afgebouwd. Stedelijk Welzijn: Het ontwikkelen van stedelijk welzijnsbeleid, inclusief de relatie wonen, zorg, welzijn, activering en de transitie AWBZ-Wmo. De uitvoering geschiedt middels ondermeer opdrachtverstrekking en het verlenen van subsidies. Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) richten wij ons op de groep burgers die ondersteuning nodig heeft om dagelijks te kunnen functioneren en participeren, ter optimalisering van hun zelfredzaamheid. Het gaat om circa 120.000 Rotterdammers. Deze burgers worden op verschillende manieren ondersteund om hun eigen verantwoordelijkheid/ zelfredzaamheid te nemen, o.a. door welzijnsactiviteiten, ouderenwerk, maatschappelijk werk, ondersteuning door (zorg) vrijwilligers. Woonservicegebieden Woonservicegebieden zijn wijken of buurten waarin burgers zo zelfstandig mogelijk de eigen regie behouden en kunnen blijven wonen. In het woonservicegebied werken burgers, instellingen en lokale overheden met elkaar samen en is er sprake van vraaggestuurde zorg- en serviceverlening. Naast de fysieke toegankelijkheid is ook de “sociale toegankelijkheid” vorm gegeven, waardoor senioren en mensen met een beperking zich thuisvoelen en hun ondersteuning op wijkniveau zelf kunnen invullen. De Rotterdamse woonservicegebieden (16) worden in 2013 in samenwerking met de deelgemeenten verder ontwikkeld en dienen als voorbeeld voor het ontwikkelen van andere kansrijke gebieden. Het meerjaren Integrale WijkAanpak (IWA) project “Even Buurten” (ZonMW ) waarbij vroegsignalering en het bevorderen van de lokale sociale netwerken voorop staat is in 4 wijken actief: het Lage Land, Lombardijen, Vreewijk en Oude Westen. In 2012 is bij de Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) een aanvraag om de aanpak te kunnen uitbreiden, gehonoreerd. Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 109
Hierdoor kan in 2013 extra inzet worden gepleegd binnen de bovenstaande vier wijken en uitgebreid naar twee wijken; Blijdorp en Kralingen West. Even Buurten is, lopende 2012, aangesloten bij de gebiedsgerichte organisatie van zorg en welzijn. Middels een uitgebreid evaluatieonderzoek wordt vastgesteld op welke wijze Even Buurten bijdraagt aan het welzijn van ouderen en biedt inzicht in onderliggende mechanismen en draagt daarmee bij aan kennis over haalbaarheid en kosteneffectiviteit van wijkgerichte programma’s, het verbeteren van welzijn van kwetsbare ouderen en de wijze waarop het sociale (wijk)netwerk hiervoor kan worden ingezet. Dit evaluatieonderzoek wordt eind 2013 opgeleverd. Transitie AWBZ/Wmo Ten gevolge van de afspraken in het landelijke begrotingsakkoord vindt de decentralisatie van de extramurale begeleiding van AWBZ naar Wmo nog niet in 2013 plaats. Het wetgevingsproces zal worden voortgezet na de landelijke verkiezingen van 12 september 2012 en na de afronding van de formatie die daarop volgt. De decentralisatie van de begeleiding is een ontwikkeling die brede steun geniet in de Tweede Kamer. Meest waarschijnlijke scenario is invoering per 1 januari 2014 voor de gehele cliëntgroep (ongeveer 8.400 Rotterdammers). Gelet op deze ontwikkeling worden de Rotterdamse voorbereidingen voor de decentralisatie van de begeleiding onverminderd voortgezet en aangepast aan het gewijzigde tijdpad. Samenhang Decentralisaties en kanteling Zorg en Welzijn Het programma Gebiedsgerichte Inkoop van Zorg en Welzijn is in 2012 afgerond. Middels de kaderbrief (juni 2012) is de raad geïnformeerd over de financiële opbrengsten van GGI (netto 13,5 mln, bruto 25 mln). Naast de bekende onderwerpen zoals de voorbereiding van de decentralisaties en de samenhang daartussen, gaat de verdere ontwikkeling van activering, welzijn en zorg voor jeugd en volwassenen de komende jaren onverminderd door. Daarbij is een aantal overkoepelende thema’s als speerpunt voor 2013 benoemd: – Toegang (o.a. door middel van Vraagwijzer) /wijkteams. – Activering/burgerkracht. Voor deze thema’s wordt met diensten, deelgemeenten en externe partijen gewerkt aan een gewenst eindbeeld; daarna wordt bepaald hoe we daar kunnen komen. Stedelijke centrale entree voor vraag, aanbod en ondersteuning van vrijwilligerswerk Vanaf januari 2013 heeft Rotterdam een vrijwilligerscentrale waar vraag en aanbod van vrijwilligerswerk stedelijk samenkomen. De centrale is geënt op de visie zoals beschreven in ‘Eigen Kracht Gesteund’. De centrale is tevens verantwoordelijk voor de promotie en waardering van vrijwilligerswerk in Rotterdam. In 2013 is een van de aandachtspunten de versterking van de samenwerking met de deelgemeentelijke vrijwilligerswerkorganisaties. Individuele Voorzieningen Er wordt gestimuleerd dat zo lang mogelijk en zo zelfstandig mogelijk meedoen aan de samenleving, ook als ze ouder worden of een beperking hebben. De capaciteiten die iemand heeft of kan verwerven staan centraal en niet de beperkingen of de belemmeringen. Dit vereist een vraaggerichte aanpak waarin – samen met de klant – breed gekeken wordt naar zijn situatie en ondersteuningsvraag. Wij vragen mensen ook of zijzelf in oplossingen kunnen voorzien, bijvoorbeeld door het eigen sociaal netwerk in te schakelen, reeds bestaande voorzieningen in de stad of wijk te benutten of door financieel bij te dragen in de kosten van een voorziening. Als blijkt dat iemand niet voldoende in staat is om zelf in oplossingen te voorzien om zijn belemmeringen in het dagelijks leven op te lossen, kan (aanvullend) een individuele voorziening worden verstrekt. Dit sluit aan bij het compensatiebeginsel dat in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is neergelegd. Naast bovengenoemde heroriëntatie op individuele voorzieningen wordt in 2013 ingezet op: – Implementatie van het nieuwe model voor huishoudelijke verzorging. Dit vindt plaats in samenwerking met de huidige en nieuwe aanbieders die voor huishoudelijke verzorging in natura zijn gecontracteerd. – Voorbereiden en implementeren van (verwachte) maatregelen van het Rijk zoals de decentralisatie van de begeleiding en het extramuraliseren van zorgzwaartepakketten 1 tot en met 3 (transitie AWBZ/Wmo). – Het verbeteren van de primaire processen, waaronder de processen rondom huishoudelijke verzorging en het persoonsgebonden budget. Hierbij wordt specifiek gekeken naar elementen die de rechtmatigheid van de verstrekking borgen. Programma Taaloffensief Ouders/opvoeders jonge kinderen De belangstelling voor de trainingen taalstimulering is onverminderd groot. Maatschappelijke organisaties laten zien dat zij ‘de boodschap’ over het belang van taal aan burgers kunnen overbrengen. Opzoomer Mee is in staat gebleken om Rotterdammers in de wijken te activeren om taal centraal te stellen in hun buurtactiviteiten. De eerste resultaten van de pilots Ouderbetrokkenheid en Taal en Taal Dichtbij! zijn positief. Op advies van de deelnemende scholen wordt de scope van Ouderbetrokkenheid en Taal vergroot naar groepen 0, 1 en 2. In 2013 blijft dit aanbod beschikbaar. De OCW- pilot Taal voor het Leven start oktober 2012.
pagina 110 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Jongeren In 2012 is er een basistaalaanbod voor jongeren gerealiseerd. In samenwerking met Price Waterhouse Coopers en de Stichting Lezen en Schrijven wordt een screeningstool laaggeletterdheid ontwikkeld. Dit instrument levert in 2013 op het Jongerenloket een versterking van het diagnoseproces op. In het derde en vierde kwartaal van 2012 wordt het aanvalsplan Jongeren en Taal uitgevoerd. Resultaten van de inzet worden gebruikt als input voor de inspanningen in 2013. Werkenden en werkzoekenden Voor het goed functioneren op de werkvloer en het verkrijgen van meer kansen op de arbeidsmarkt, is een goede beheersing van de Nederlandse taal essentieel. Na inventarisatie bij werkgevers in de zorg, haven en techniek wordt de meerwaarde van ‘taal op de werkvloer’ gezien in het versterken van het aandeel taal in de leer-werktrajecten. De WEB-trajecten in 2012 en 2013 worden hiervoor ingezet. Ook wordt er een koppeling gemaakt tussen het WEB-taalaanbod en het Werk en Inkomensproces. Rotterdam als opdrachtgever In gemeentelijke opdrachten kunnen voorwaarden worden gesteld aan maatschappelijke organisaties en bedrijven op het gebied van de Nederlandse taal. Een juridische onderbouwing voor invoering van een nadere regel in de Subsidieverordening 2005 is opgesteld en wordt na besluitvorming van ons college in 2013 ingevoerd. Taal- en participatietrajecten Wet Inburgering en Wet Educatie en Beroepsonderwijs In het kader van de Wet Inburgering (WI) en de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) worden jaarlijks taal- en participatietrajecten ingekocht. Deze trajecten dragen bij aan de realisatie van de doelstellingen van het Taaloffensief. Beide wetten worden met ingang van 1 januari 2013 gewijzigd en. de middelen lopen drastisch terug: de WI-middelen in 2014 tot nul euro. Met het WI-budget in 2013 worden geen nieuwe trajecten ingekocht. Het beschikbare budget wordt besteed aan de doorloopkosten van de reeds ingekochte trajecten. De WEB-middelen worden met ingang van 2013 gehalveerd vanwege de centralisatie van het VAVO. Deze middelen moeten verplicht bij de ROC’s worden ingezet op de onderwerpen taal en rekenen. Burgerschapsbeleid 2010-2015 De Beleidsregel ‘Burgerschapsbeleid 2012–2015, Participatie: Kiezen voor talent’ richt zich op de aandachtsvelden emancipatie, diversiteit, discriminatiebestrijding en non-formele educatie. Deze ambities worden gerealiseerd met behulp van de middelen Participatie en Burgerschap. De in 2012 gestarte (4) kenniscentra Burgerschap hebben tot doel te bewaken dat de benodigde expertise op stedelijk niveau behouden blijft en wordt ingezet in en voor de stad. De nieuwe beleidsregel heeft geresulteerd in totstandkoming van 4 kenniscentra die al een jaar actief zijn. Ook in 2013 gaan we hun expertise en kennis inzetten voor de stad. Mee(R )doen; Rotterdammers in actie Het programma Mee(R) doen heeft als doel om de maatregelen gericht op integratie uit het collegewerkprogramma te verdiepen en te concretiseren, waarbij wij vertrouwen op de kracht van inwoners, bedrijven en instellingen. Dit doen we door: – Te laten zien wat er al gebeurt en hoe succesvol dit is. – Tegenstellingen en barrières bespreekbaar te maken. – Te werken aan een gemeenschappelijk beeld over de Rotterdamse samenleving. – Nieuwe samenwerkingsverbanden tot stand te brengen. – Het proces te monitoren, onder meer door een samenwerking met Amsterdam gericht op het uitwisselen van kennis en ervaringen. We spreken ons expliciet uit over ons vertrouwen in en verwachting van de eigen kracht van Rotterdammers, bedrijven en instellingen. We zijn de vrijblijvendheid voorbij: Rotterdam vraagt inspanning van iedereen. Tegelijkertijd nemen we initiatieven en bieden we faciliteiten, opdat bewoners ergens terecht kunnen met hun talent en motivatie. Hiervoor worden verschillende instrumenten ingezet, o.a.: debat / dialoog, huiskamergesprekken, inspiratietafels, werktour (tour bij allerlei werkplekken voor werkzoekenden), train de trainer, taalmaatjes, rolmodellen, stagemakelaar en sociale cinema (cinema gemaakt door Rotterdammers zelf, om daarmee het onderwerp bespreekbaar te maken in hun eigen wijk). En samen met Amsterdam wordt gewerkt aan een gezamenlijke agenda richting het Rijk en Europa. Bewonerinitiatieven/Opzoomeren Via bewonersinitiatieven stimuleren we dat bewoners meer participeren en hun talenten verder ontwikkelen en inzetten voor de stad. In 2011 is de beleidsregel Bewonersinitiatieven aangescherpt om met de straataanpak (Opzoomeren en Algemene bewonersinitiatieven) problemen die spelen in een buurt, wijk of straat aan te pakken. Hiervoor is zijn de website www. rotterdamidee.nl en ondersteuning vanuit het Expertisecentrum Bewonersinitiatieven (stichting Opzoomer Mee) beschikbaar. Tevens zijn er middelen vrijgemaakt voor de Buurtgerichte aanpak die de deelgemeenten kunnen inzetten voor samenwerking met bewoners bij het aanpakken van problemen in de buurt. In 2013 blijven middelen beschikbaar voor de Algemene bewonersinitiatieven, het Opzoomeren en de doeluitkering Buurtgerichte aanpak. We sluiten met bewonersinitiatieven in 2013 sterker aan bij de thema’s Taal en Jeugdparticipatie. Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 111
Stadsinitiatief Op 12 maart 2012 is de eerste ronde van het Stadsinitiatief afgesloten met de verkiezing van De Luchtsingel als winnaar. In het najaar van 2012 zal de tweederonde van start gaan met een nieuwe regeling om meerdere initiatieven mogelijk te maken mits het totaal jaarbedrag na realisering van het initiatief met de meeste stemmen niet wordt overschreden. Het Stadsinitiatief met de meeste stemmen wordt uiteindelijk uitgevoerd en ontvangt op basis van cofinanciering maximaal 2,5 mln euro. Indien het winnende Stadsinitiatief niet leidt tot uitputting van dit bedrag, zal het overgebleven bedrag aangewend worden voor de overige ingediende initiatieven, in volgorde van stemvoorkeur van de Rotterdammers, mits hiermee het initiatief in zijn geheel kan worden uitgevoerd totdat het jaarbudget volledig is uitgeput. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Maatschappelijke participatie Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Sociale uitkeringen Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Werkgroep Zuid-Europeanen Bestemmingsreserve Ouderenbeleid Bestemmingsreserve Wet Maatschappelijke Opvang Bestemmingsreserve Innovatiefonds WMO Bestemmingsreserve WMO Rozenburg Toevoeging aan reserves Bestemmingsreserve Werkgroep Zuid-Europeanen Saldo na reserveringen
Rekening 2011 31.378 23.349 4.413 3.616 176.522 152.871
Raming 2012 11.917 9.517 2.400 0 158.693 135.529
Begroting 2013 12.084 9.684 2.400 0 148.951 130.601
Raming 2014 12.084 9.684 2.400 0 143.014 124.756
Raming 2015 12.084 9.684 2.400 0 136.839 118.732
Raming 2016 12.084 9.684 2.400 0 138.834 120.726
13.409 98.851
3.879 97.883
6.126 93.093
4.798 91.993
3.978 89.792
3.942 89.792
27.468 40 13.103 23.651 15.751 344 0
29.404 0 7.363 20.164 14.148 1.302 3.814
26.919 0 4.463 18.350 14.112 53 3.367
23.742 0 4.223 18.258 14.100 53 3.288
20.834 0 4.128 18.107 14.047 53 3.190
22.864 0 4.128 18.108 14.047 53 3.191
7.556 -145.144 1.472
900 -146.776 50
818 -136.867 50
817 -130.930 50
817 -124.755 0
817 -126.750 0
0 23
50 0
50 0
50 0
0 0
0 0
1.224
0
0
0
0
0
105 120 0
0 0 150
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 0 0
0 -143.672
150 -146.876
0 -136.817
0 -130.880
0 -124.755
0 -126.750
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten Onder de baten vallen onder meer de bijdragen van Rotterdammers die gebruik maken van individuele voorzieningen, zoals huishoudelijke verzorging en hulpmiddelen als scootmobiels en rolstoelen. Het CAK is de organisatie die de wettelijk verplichte bijdragen voor geleverde zorg incasseert voor onder andere de gemeente Rotterdam. Lasten De sociale uitkeringen hebben betrekking op individuele voorzieningen en worden verstrekt in natura en in geld aan Rotterdammers die hier recht op hebben. Het betreft de volgende individuele voorzieningen: hulpmiddelen als scootmobiels en rolstoelen, woningaanpassingen, vervoer op maat en huishoudelijke verzorging. Huishoudelijke verzorging kent een mix van Zorg in Natura (ZiN) en geld, de zogeheten persoonsgebonden budgetten (PGB).
pagina 112 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Subsidies worden onder meer verstrekt in het kader van burgerschapsbeleid en bewonersinitiatieven, armoede- en maatschappelijke dienstverlening, vrijwilligers, ouderen, gehandicapten, jeugd, dak- en thuislozen, opvang Slachtoffers Huiselijk geweld, inburgering en het stadsinitiatief. Reserves De toevoeging (en onttrekking) aan de reserve Werkgroep Zuid-Europeanen heeft als doel subsidiëring van Zuid-Europese Migrantenorganisaties tot 2015 te continueren. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) De bijdragen van het rijk dalen tussen 2011 en 2012 doordat onder andere de middelen via het Grote Steden Beleid (GSB) III voor taaltrajecten in het kader van inburgering die voor 31 december 2009 zijn gestart afgerekend zijn. Ook worden met ingang van 2012 middelen voor voortgezet algemeen volwassenenonderwijs rechtstreeks naar de scholen overgemaakt. Dit vindt zijn weerslag in zowel de baten als de lasten. De lasten dalen gestaag doordat wij bij aanvang van deze collegeperiode taakstellingen op het gebied van volwasseneneducatie en individuele voorzieningen opgelegd hebben en minder subsidies voor specifieke doelgroepen verstrekken. Daarnaast verlagen wij de intensivering Stadsinitiatieven.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Maatschappelijke participatie Taal-en participatietrajecten Volwasseneducatie Stadsburgerschap Individuele voorzieningen Specifieke doelgroepen Totaal
Baten 0 0 50 9.178 2.906 12.134
Lasten 4.476 2.272 13.613 108.785 19.805 148.951
Saldo -4.476 -2.272 -13.563 -99.607 -16.899 -136.817
4.7.3 Beleidsmatige Inspanning Participatie jeugd Wat willen we bereiken?
De focus van de inspanning: Wij vinden dat Rotterdam als ‘jonge’ stad ervoor moet zorgen dat jongeren meedoen en kúnnen doen. Jongeren moeten daarvoor op een positieve manier worden aangesproken op hun ideeën en talenten. Dat geldt in de buurt op pleinen en straten, op school en voor de toegankelijkheid van voorzieningen.
Wat gaan we daarvoor doen? Jongeren participatie Wat we doen is: 1. het bereiken en betrekken van jongeren in de verschillende leefgebieden: huis, wijk, school en online en offline media. 2. het inrichten van een stedelijke infrastructuur voor jongerenparticipatie teneinde de verbinding te leggen tussen verschillende initiatieven in de stad en de drempels voor jongerenparticipatie te verlagen. 3. met stedelijke projecten bijdragen aan participatie, talentontwikkeling en verbinding van jongeren met hun leefomgeving. De projecten moeten zoveel mogelijk jongeren bereiken. 4. jongeren nemen door middel van de jongerenbijdrageregeling het initiatief om voor en door jongeren projecten te initiëren en uit te voeren. In 2013 zullen meer jongeren gestimuleerd worden om een projectplan in te dienen en uit te voeren. Er zal in 2013 een realisatie zijn van minimaal 50 grote jongerenprojecten. 5. toename van het democratisch burgerschap onder jongeren door het stimuleren van politieke participatie, jongerenpanels en de Rotterdamse jongerenraad. Met minimaal 20 debatworkshops en op verschillende VO & MBO scholen in Rotterdam leren jongeren meer over het politieke stelsel. De workshops worden o.a. door de (politieke) lidorganisaties van de RJR gegeven. Eind 2013 organiseren stakeholders samen het Groot Jongerendebat 2013, waarbij jongeren met wethouders in debat gaan. Begeleiden van jeugd naar onderwijs en/of de arbeidsmarkt Jongeren die ondanks de verzuimaanpak toch uitvallen, worden door het Jongerenloket samen met de deelgemeenten thuis bezocht en teruggeleid naar school, werk of zorg. In het kader van het programma Aanval op de Uitval worden maatregelen genomen om effectiever te zijn bij het tegengaan van verzuim en het verminderen van het voortijdig schoolverlaten.
Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 113
De processen op het Jongerenloket worden strakker en efficiënter ingericht. Met name de ICT-ondersteuning wordt verbeterd. Dit is ook nodig om de vraag toename die wordt verwacht door de economische situatie en nieuwe wet en regelgeving als Focus op vakmanschap op te kunnen vangen. Vanaf 1 januari 2013 bedient het Jongerenloket alle jongeren tot 27 jaar. Daarmee wordt een uniforme aanpak van jongeren gerealiseerd en kan nog strakker gestuurd worden op school-first. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Participatie jeugd Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 3.646 174 99 3.373 12.921 1.749
Raming 2012 3.947 0 0 3.947 12.377 3.826
Begroting 2013 4.172 0 0 4.172 15.133 3.862
Raming 2014 2.239 0 0 2.239 13.133 1.905
Raming 2015 2.239 0 0 2.239 13.256 2.106
Raming 2016 2.239 0 0 2.239 13.256 2.106
105
1.289
1.381
1.353
1.351
1.351
1.579 65 11.172 5.724 301 0
2.537 0 8.551 6.655 79 1.195
2.481 0 11.271 6.309 80 1.732
552 0 11.228 6.307 80 1.692
755 0 11.150 6.276 80 1.646
755 0 11.150 6.276 80 1.646
5.147 -9.275 0 0 -9.275
622 -8.430 0 0 -8.430
3.150 -10.961 0 0 -10.961
3.149 -10.894 0 0 -10.894
3.148 -11.017 0 0 -11.017
3.148 -11.017 0 0 -11.017
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De middelen voor Begeleiding jeugd naar onderwijs en/of arbeidsmarkt komen uit het Participatiefonds. Lasten De bijdrage uit het Participatiefonds wordt onder andere gebruikt om trajecten die jongeren begeleiden naar werk in te kopen. De apparaatslasten bij de Beleidsmatige Inspanning Participatie jeugd bedragen € 6,3 mln. Het merendeel van deze lasten, te weten € 6,0 mln worden gemaakt ten behoeve van het product ‘Begeleiden van jeugd naar onderwijs en/of de arbeidsmarkt’. Het betreft hier de inzet van uitvoerend personeel bij het Jongerenloket. Deze apparaatslasten hangen samen met de drie hoofdactiviteiten van het Jongerenloket: – Intake (1,0 mln). In het kader van de uitvoering wet Werken naar Vermogen verzorgt het Jongerenloket de intake van jongeren die zich bij het Jongerenloket melden. – Begeleiding kwetsbare jongeren ( € 2,4 mln). Deze activiteit die door het Jongerenloket uitgevoerd wordt betreft het begeleiden van kwetsbare jongeren naar onderwijs en/of arbeid. Deze activiteit ondersteunt de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van de programma’s Kwetsbare Personen en Aanval op Uitval. – Inkomensverstrekking (€ 2,6 mln). Het Jongerenloket voert ook taken uit m.b.t. inkomensverstrekking, als jongeren niet kunnen worden teruggeleid naar het onderwijs. Subsidies worden verstrekt aan organisaties die jongerenparticipatie bevorderen. Reserves Niet van toepassing. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) In 2013 zijn middelen toegevoegd aan deze beleidsmatige inspanning voor het financieren van het stedelijk jongerenwerk. Daardoor stijgen de baten en lasten in 2013 ten opzichte van voorgaande jaren. pagina 114 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Participatie jeugd Jongerenactiviteiten/faciliteren jongeren participatie Begeleiding jeugd naar onderwijs en/of arbeidsmarkt Totaal
Baten 1.933 2.239 4.172
Lasten 3.519 11.614 15.133
Saldo -1.586 -9.375 -10.961
4.7.4 Beleidsmatige Inspanning Armoedebestrijding Wat willen we bereiken?
Focus van de inspanning: Onze ambitie is dat ook mensen met een laag om actief meedoen in de samenleving.
Wat gaan we daarvoor doen? Bijzondere bijstand In de Notitie Rotterdamse armoedebestrijding 2011–2014 is de visie op het Rotterdamse armoedebeleid neergelegd en is een pakket aan maatregelen gepresenteerd waarmee de benodigde financiële taakstellingen meerjarig en op een verantwoorde manier worden ingevuld. Maar het armoedebeleid moet ook veel meer gericht zijn op het versterken van de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers. Werk is de beste weg uit armoede, en daarom staat de doorontwikkeling naar een activerend armoedebeleid (waarbinnen de bijzondere bijstand een grote rol speelt) voor de komende jaren centraal. Eind 2012 wordt dit beleid gepresenteerd en geïmplementeerd in 2013. Binnen dit beleid blijft ook speciale aandacht voor kinderen en hun talentontwikkeling en ligt de voorkeur voor maatwerk ten opzichte van generieke regelingen. Schulddienstverlening In oktober 2012 is een notitie aan de commissie MVSP aangeboden met daarin een aantal discussiepunten om te komen tot een strategische visie. De uitkomsten van deze discussie worden meegenomen in de uitwerking van de bestuursopdracht ‘Vernieuwing schulddienstverlening Rotterdam’ welke leidt tot een vernieuwde strategie met de volgende thema’s als speerpunt: – Burgerkracht; eerst proberen problemen zelf op te lossen dan pas inschakelen van professional. – Het meer betrekken van ketenpartners en het herzien van de rollen, bijvoorbeeld schuldeisers en werkgevers (herinrichting schulddienstverlening). – Integrale aanpak, niet meer denken vanuit trajecten en het oplossen van problemen los van elkaar voorkomen van schulden. – Verandering van normbesef over het maken en hebben van schulden. – Gedragsbeïnvloeding. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is per 1 juli 2012 in werking getreden. De wet verplicht gemeenten integrale schuldhulpverlening aan te bieden Door de inwerkingtreding voert de gemeente een wettelijke taak uit en neemt in dat kader besluiten. Hiervoor moet door de gemeenteraad een beleidsplan voor een periode van vier jaar worden vastgesteld waarin staat aangegeven hoe de gemeente de schuldhulpverlening (Rotterdam: schulddienstverlening) gaat vormgeven. Dit beleidsplan wordt eind 2012 aangeboden. Kwijtschelding In de Kadernota Lokale Lasten voor deze raadsperiode worden geen beleidsmatige wijzigingen in het kwijtscheldingsbeleid in 2013 voorzien. Dat betekent: – Volledige kwijtschelding voor afvalstoffenheffing en OZB gebruikers niet-woningen wordt verleend op maximaal 100% van de bijstandnorm. – Kwijtschelding zoveel mogelijk geautomatiseerd wordt toegekend op basis van toetsing door het landelijke Inlichtingenbureau. – Ondernemers alleen voor kwijtschelding in aanmerking kunnen komen als sprake is van algehele sanering van schulden. Voor 2013 is de verwachting dat in ca. 44.000 gevallen kwijtschelding wordt verleend. Rekening houdend met de voorgestelde tariefsverhoging afvalstoffenheffing in 2013 betekent dit dat de kwijtscheldingslasten zullen stijgen. Voor 2014 evj. wordt verwacht dat het aantal gevallen waarin kwijtschelding wordt verleend stijgt naar ca. 45.000. Omdat voor 2014 een tariefsstijging wordt voorzien om het tarief kostendekkend te maken, betekent dit dat opnieuw de kwijtscheldingslasten zullen stijgen. Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 115
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Armoedebestrijding Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Sociale uitkeringen Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 9.993 7.414 1.765 742 72 64.141 51.926
Raming 2012 1.983 761 807 415 0 50.342 43.033
Begroting 2013 1.994 763 807 424 0 58.796 45.579
Raming 2014 1.994 763 807 424 0 62.790 49.648
Raming 2015 1.994 763 807 424 0 62.742 49.683
Raming 2016 1.994 763 807 424 0 62.743 49.683
75 35.952
0 36.603
0 41.126
0 45.444
0 45.444
0 45.444
560 15 15.324 12.215 10.983 940 0
291 0 6.139 7.309 7.007 302 531
486 0 3.967 13.217 9.780 306 3.077
486 0 3.718 13.142 9.779 306 3.005
486 0 3.753 13.059 9.779 306 2.924
486 0 3.753 13.060 9.779 306 2.925
292 -54.148 0 0 -54.148
-531 -48.359 0 0 -48.359
54 -56.802 0 0 -56.802
52 -60.796 0 0 -60.796
50 -60.748 0 0 -60.748
50 -60.749 0 0 -60.749
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit de bijdrage van het ministerie van Justitie voor het programma sluitende aanpak nazorg ex gedetineerden. Verder worden onder de baten de bijdrage van de USZO (het Uitvoeringsorganisatie Sociale Zekerheid Overheidspersoneel) inzake het budgetbeheer en bijdragen voor het uitgevoerde budgetbeheer voor derden verantwoord. De financieringsbaten betreft de rente die betaald wordt in het kader van schulddienstverlening verstrekte leningen Lasten Hieronder vallen de kwijtscheldingslasten van de afvalstoffenheffing en de uitkeringen voor individuele regelingen, zoals de langdurigheidtoeslag, directe levensbehoefte, woonvoorzieningen en voor collectieve regelingen, zoals de toeslag 65+. Reserves Niet van toepassing. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) De stijging in de middelen voor Armoedebestrijding wordt veroorzaakt door de hogere bijdrage in het gemeentefonds voor armoedebeleid.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Armoedebestrijding Bijzondere bijstand Schulddienstverlening Kwijtschelding Totaal
pagina 116 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Baten 657 1.337 0 1.994
Lasten 29.261 14.253 15.282 58.796
Saldo -28.604 -12.916 -15.282 -56.802
Hoofdstuk 4.7 | Beleidsveld Participatie | pagina 117
Hoofdstuk 4.8 pagina 118 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 8 Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
Portefeuillehouder:
Wethouder Wonen, Ruimtelijke Ordening, Vastgoed en Stedelijke Economie/Projectwethouder Zuid
Wat willen we bereiken? Een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat Zoals in de Stadsvisie staat verwoord, blijven wij ons richten op verbetering van de kwaliteit en diversiteit van de woningvoorraad, op verkorting van wachtlijsten en op kansen op de woningmarkt voor iedereen. Daarbij is er extra aandacht voor studenten en gezinnen. Voor het versterken van de Rotterdamse economische structuur is het nodig om selectieve migratie tegen te gaan en hoger opgeleiden en midden- en hoge inkomens aan de stad te binden. We behouden Rotterdammers voor de stad door woonmilieus en mogelijkheden tot wooncarrière te bieden die aansluiten bij hun behoeften. Voor gezinnen moet de woning groot genoeg zijn en kinderen moeten veilig kunnen spelen. Voor starters is betaalbaarheid van belang. Voor degenen die zich nu nog op een woning buiten de stad oriënteren moeten er serieuze alternatieven binnen de stad zijn. Op het gebied van kwaliteit is nieuwbouw weliswaar een belangrijke impuls, maar er is veel winst te halen door slim te investeren in de bestaande woningvoorraad. Naast aanpassingen in het aanbod van woningen realiseren we een prettig woon- en leefklimaat door ongestoord woongenot voor alle Rotterdammers te garanderen. Voor een prettig woon- en leefklimaat is een positieve omgang tussen bewoners en een goed gebruik en beheer van de woning van groot belang. Van alle Rotterdammers mag worden verwacht dat zij netjes omgaan met hun woning en zich correct gedragen naar hun buren. Velen doen dit uiteraard al, maar niet iedereen. In die gevallen grijpen we in. Het gebruik van onze vastgoedportefeuille is gericht op ruimtelijke, economische en maatschappelijke doelen van de gemeente Rotterdam. Dat betekent dat vastgoed dat niet aan deze eis voldoet, wordt afgestoten.
Hoofdstuk 4.8 | Beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen | pagina 119
Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Baten: Lasten: Saldo:
620.957 632.589 -11.632
Wonen
Baten: Lasten: Saldo:
70.858 120.154 -49.296
Vastgoed
Baten: Lasten: Saldo:
319.518 297.568 21.950
4.8.1 Beleidsmatige Inspanning Ruimtelijke Ordening en Gebiedsontwikkeling Wat willen we bereiken?
We willen de ruimtelijke kwaliteit verhogen, en daarmee bijdragen aan de sociaal en ruimtelijk economische doelstellingen voor deze collegeperiode en de langere termijn. Conform het collegewerkprogramma en de Lange Termijn Investeringsplanning (LTIP) focussen we onze inzet op de binnenstad, Zuid en Stadshavens, waarbij, gezien de ombuigingen, met beperktere middelen resultaat geboekt moet worden. De inzet op Noord wordt beperkt, tenzij dit kostendekkend kan of met bijdragen van derden (deelgemeenten, corporaties of marktpartijen). Daarnaast wordt de stad ook aantrekkelijker gemaakt door meer groen en van een betere kwaliteit. Het doel hiervan is, door het versterken van het groene karakter van Rotterdam, het woonplezier en de economische waarde van de woningen te verhogen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Voor een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat is de volgende target geformuleerd: 1. Aan het einde van de collegeperiode zijn er in de wijken die in 2010 het minst groen zijn, het areaal groen en water toegenomen. 2. Aan het einde van de college periode trekt de binnenstad 5% meer bewoners, 5% meer werknemers en 10% meer bezoekers. Realisatie 2010/ nulmeting Target 20: Aan het einde van deze collegeperiode is het aareaal groen en water toegenomen in de tien buurten die in 2010 het minst groen zijn. Target 22: Aan het einde van de collegeperiode heeft de binnenstad ten opzichte van 2010 5% meer bewoners.
Target 22: Aan het einde van de collegeperiode heeft de binnenstad ten opzichte van 2010 5% meer werknemers.
Target 22: Aan het einde van de collegeperiode heeft de binnenstad ten opzichte van 2010 10% meer bezoekers.
pagina 120 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Mijlpaal/ planning
0
Realisatie Mijlpaal /planning Realisatie 31.305
31.835 (+1,7%) Peildatum: 1-1
80.184
80.350 (+0,2%) Peildatum: 1-1
531.700
556.000 (+4,3%)
Mijlpaal /planning Realisatie
Mijlpaal/ planning Realisatie
2011
2012
2013/ Eindwaarde 2014
7
3/10
31.555
32.870
81.467
84.193
566.792
584.870
Toelichting collegetarget Vergroening
Door het toevoegen van bomen willen we een groter areaal groen bereiken in de wijken die in 2010 het minst groen waren, Wij realiseren 160.000 m2 groene gevels en daken. In samenwerking met deelgemeenten, buurtbewoners en andere stakeholders worden tien ‘stenige’ plekken in de stad groener gemaakt en worden de komende twee jaar naar schatting 1.800 extra (kwaliteit) bomen in de stad gepland7. In 2013 worden de laatste drie plekken vergroend. Hiermee versterken we ook de ecologische structuur in de stad. Verder ondersteunen wij initiatieven op het gebied van stadslandbouw en het vermarkten van regionale producten. Bij de vergroening van de stad rekenen wij op (financiële) bijdragen van burgers en bedrijven en proberen dit ondermeer door de inzet van de Wensgids verder te stimuleren. In 2012 is gestart met pilots publiek-private samenwerking. Overige inzet groen en buitenruimte (ecologische routes en groengebieden) In nauwe samenwerking met de stadsregio, de Provincie Zuid-Holland en natuurbeschermingsorganisaties werken wij aan de ontwikkeling van ecologische routes en groengebieden rond de stad. De dekkingsmiddelen hiervan zijn grotendeels vervallen door de forse bezuinigingen van het Rijk. Met de provincie en de Stadsregio wordt onderhandeld over middelen uit het provinciale uitvoeringsprogramma van de Groenagenda en de regionale Investeringsreserve Groen. Ondanks de grote bezuinigingen blijven de gemeente Rotterdam, de Stadsregio en de provincie met elkaar streven naar een doorgaande ecologische en recreatieve verbinding in de Noordrand van de stad. Het plan voor Schieveen, een van de cruciale schakels in deze ecologische en recreatieve verbinding, zal in het najaar van 2012 afgerond worden en aangeboden aan de Raad. Verder wordt voorrang gegeven aan de planvorming en aanleg van het recreatieve fietspad tussen de Schie en de Rotte, het zogenaamde Polderpad. Voor de Vlinderstrik wordt het masterplan in de tweede helft van 2012 uitgewerkt tot een inrichtingsen beheerplan. Voor de zuidzijde van de stad vormt de geplande Blauwe Verbinding in de toekomst een belangrijke ecologische verbinding tussen het Zuiderpark, het geplande landschapspark Buijtenland van Rhoon en de natuurgebieden langs de Oude Maas. Het masterplan voor de Oranjebuitenpolder is wegens het verwachte wegvallen van Rijksmiddelen niet meer uitvoerbaar. Daarom is met de provincie en de stadsregio afgesproken een nieuw, sterk versoberd en goed faseerbaar plan uit te werken voor het aanleggen van een smalle ecologische verbinding naar de kust en recreatieve paden in de Oranjebuitenpolder en de hieraan grenzende Bonnenpolder. Er wordt ook gezocht naar private investeerders in de groenontwikkeling.
Toelichting collegetargets Binnenstad
De targets voor de Binnenstad zijn gemeten vanaf een nulmeting in 2010. In 2010 stond het aantal inwoners op 31.105, waren er 80.184 werknemers en 35.700 bezoekers. Overige inzet Binnenstad Onze ambitie voor de binnenstad is dat er meer mensen in de binnenstad gaan wonen en werken. Ook willen we dat er meer mensen de binnenstad bezoeken en er langer blijven en meer besteden. Wij gaan verder met de uitvoering van het Binnenstadsplan 2008-2020, de Binnenstad als Citylounge. In het Collegewerkprogramma 2010-2014 is nadrukkelijk gekozen voor een integrale aanpak. Dat wil zeggen dat de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de binnenstad wordt gecombineerd met het vergroten van de leefbaarheid, gastvrijheid en publieksaantrekkelijkheid van de binnenstad. In 2013 zal de inzet van de gemeente gericht zijn op: − De gebiedsontwikkeling Laurenskwartier: De opening van het University College zal dit gebied versterken en verlevendigen. Er zal gestart worden met de herinrichting van de buitenruimte rond de Markthal en de Binnenrotte. − De gebiedsontwikkeling Kop van Zuid/Wilhelminapier: Met de oplevering van De Rotterdam zal de levendigheid op de Wilhelminapier aanzienlijk toenemen (ruim 10.000 mensen (bewoners, werknemers, bezoekers) per dag). − De gebiedsontwikkeling Rotterdam Central District; De Stationshal, fietsenstalling, de Kruispleingarage zullen worden opgeleverd waarna de buitenruimte Kruisplein en Stationsplein worden ingericht. De eerste buitenruimteprojecten (Weena en Conradstraat) zullen worden opgeleverd. − De gebiedsontwikkeling Hoboken: Bouwfase 1 van het Erasmus MC zal worden afgerond waarna de Wytemaweg zijn definitieve inrichting zal krijgen. De planvorming voor het gebied Coolhaven zal worden afgerond. − De gebiedsontwikkeling Lijnbaankwartier: Lijnbaan Akkoord, samenwerkingsverband tussen eigenaren, winkeliers en gemeente, zal operationeel zijn. De bouw van Forum en Cool 63 zal in volle gang zijn. Er zal gestart worden met de herinrichting van het Stadhuisplein en zal het tramspoor tussen Meent en Churchillplein vernieuwd worden en vervolgens ingericht worden passend in het verbeeldend programma van eisen van de Coolsingel. − De gebiedsontwikkeling Waterstad: De oplevering van het woningbouwproject 100 Hoog (150 woningen) zal het gebied verder versterken. − De herstructurering Oude Westen is nog in volle gang. − Het faciliteren en stimuleren van initiatieven om de levendigheid en de gastvrijheid in de binnenstad verder te brengen. − Het versterken van de verbindingen tussen culturele instellingen en het stadsleven (Cultuurplan 2013–2016). 7
Het gaat hierbij om een schatting omdat de inzet van middelen is verbreed naar vergroening en niet meer alleen ingezet wordt ten behoeven van extra
(kwaliteit) bomen. Bovendien wordt de inzet bepaald door de deelgemeenten. Hoofdstuk 4.8 | Beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen | pagina 121
– − − −
Het faciliteren van initiatieven van woningbouw en met name de kleinere initiatieven die ontwikkeld worden door eigenbouwers of vernieuwende samenwerkingsverbanden. Extra aandacht voor transformatie van leegstaande (kantoor/detailhandel) gebouwen. Verder implementeren van duurzaamheid en vergroening in gebiedsontwikkelingen. De uitvoering van het meerjaren buitenruimteprogramma met een extra accent op de verblijfskwaliteit.
De beperkte beschikbaarheid van investeringsmiddelen en ambtelijke capaciteit vragen om een accentverschuiving zonder dat we de ambitie op voorhand terugdraaien. Daarom werken wij meer in partnerschap en leggen we meer verantwoordelijkheden bij private partijen.
Prestatie-indicator Woningbouw
De doelstelling in Rotterdam een duurzaam en kwalitatief aantrekkelijk ruimtelijk vestigingsmilieu te bevorderen, blijft ook de komende tijd onverkort van kracht. We blijven, samen met marktpartijen, inzetten op “het faciliteren, initiëren, investeren en werken aan een sterke ruimtelijk economische ontwikkeling van Rotterdam”. Om deze doelstelling te bereiken, zetten we o.a. instrumenten van grondbeleid voor de verbetering van stedelijke kwaliteiten in. Dit moet leiden tot een effectieve regievoering bij gebiedsontwikkeling en het stimuleren van toekomstige investeringen. Voor een actieve grondpolitiek met risicodragend participeren door de gemeente is mede door de financiële omstandigheden niet veel ruimte meer. Vanwege de nog steeds moeizame marktomstandigheden, moeten we samen met de marktpartijen blijven zoeken naar kansen voor investeringen in de gewenste ontwikkeling van de stad. Als gevolg van de nieuwe rol van de gemeente als publiek ontwikkelaar zoeken we andere vormen van gebiedsontwikkeling en proberen deze uit in de praktijk. We faciliteren de vraag hiernaar en dragen bij aan de kwaliteit van het stedelijk vestigingsmilieu voor bedrijven en inwoners én we verbeteren de kwaliteit van de stad. De economische crisis maakt het zoeken naar stimuleringsmaatregelen enerzijds en een vrijwel permanente (her)overweging van projecten anderzijds noodzakelijk. Kern van het beleid blijft echter dat afhankelijk van de specifieke gebiedsontwikkeling en de daar aanwezige belangen, de mogelijke grondbeleidinstrumenten in steeds wisselende samenstelling worden toegepast. Maatwerk is bij concrete gebiedsontwikkelingen steeds het uitgangspunt. Prestatie-indicatie: woningbouw
Rekening 2011
Begroting 2012
1. Woningen 2. Gezinswoningen 3. Bedrijven 4. Kantoren 5. Winkels (incl. horeca) 6. Overig
Begroting 2013 650 550 47.000 3.000 44.500 25.000
Raming 2014 750 500 54.500 8.000 29.000 37.000
Raming 2015 900
Raming 2016 1200
55.500 8.500 3.700 9.000
30.500 3.000 3.600 1.700
De prognose van de woningbouw is gebaseerd op de Analyse woningbouwprogramma 2012–2020. In dit scenario gaan we er vanuit dat de economische recessie een langere tijd aanhoud. De onzekerheid over overheidsingrijpen in de woningmarkt, zoals hypotheekrenteaftrek, blijft. Hierdoor blijft het consumentenvertrouwen laag. Dit heeft negatieve gevolgen voor de woningmarkt en zorgt ervoor dat de marktvraag de eerst komende 4 jaar niet aantrekt en op het niveau van 2011 blijft. Een verdere daling is zelfs mogelijk, als corporaties de herstructurering niet kunnen voortzetten. De prognose voor de gezinswoningen is gebaseerd op een verwachte realisatie van de planvoorraad. De prognose voor werklocaties (bedrijven, kantoren, winkels, etc.) is gebaseerd op de conclusies van de Navigator werklocaties 2011 nr. 2. Daarin werd geconstateerd dat er steeds meer sprake is van een gedegen kwalitatief voorraadbeheer. Het uitgangspunt is dan ook de bestaande voorraad van werklocaties. Door middel van kwalitatieve toevoeging (en onttrekking) wordt beoogd de concurrentiepositie van Rotterdam te behouden en waar mogelijk te versterken.
Prestatie-indicator bestemmingsplannen Overige prestatie-indicator bestemmingsplannen Aantal vastgestelde bestemmingsplannen
Rekening 2011
Begroting 2012 15
Begroting 2013 14
Raming 2014 14
Raming 2015
Raming 2016
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (2008) dient de gemeente per 1 juli 2013 te beschikken over actuele bestemmingsplannen voor haar gehele grondgebied. Van 2008–2010 is met extra middelen aan deze opdracht gewerkt. In 2010 is, vanwege de bezuinigingen, besloten te stoppen met het toekennen van extra middelen voor versnelde actualisering van bestemmingsplannen en de middelen terug te brengen naar waakvlamniveau. Met de beperkte middelen is een jaarlijkse productie van 13–15 gebiedsbestemmingsplannen realistisch. De bezuinigingen op dit werkterrein zijn inmiddels geëffectueerd en voor 2013, 2014 en 2015 wordt de jaarlijkse target op 14 vastgestelde gebiedsbestemmingsplannen gezet.
pagina 122 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Als gevolg van de bezuinigingen zal de gemeente in 2013 niet voor haar gehele grondgebied beschikken over actuele bestemmingsplannen, maar zal hiervan enkele jaren later sprake zijn. Staande afspraak is dat de gemeente per 1 april en per 1 oktober rapporteert over de voortgang van het actualiseringsprogramma.
Overige inzet Zuid (exclusief Nationaal Programma Zuid) In december 2012 wordt de dialoogfase voor de marktpartijen, als onderdeel van de aanbestedingsprocedure, afgerond voor Hart van Zuid. Hierna vindt de gunning van het project aan een consortium (of een ander samenwerkingsverband van verschillende marktpartijen) plaats en, parallel aan het uitwerken van de visie van het consortium, wordt het publieke traject (o.a. gebiedsbestemmingsplan) opgestart. Indien tot een vervolgaanpak voor Stadionpark wordt besloten, kan naast de grondexploitatie van het desbetreffende gebied, de Feijenoordfamilie een start maken met de uitwerking van het bouwplan voor het nieuwe stadion. We zullen, samen met onderwijsinstellingen, de Sportcampus uitwerken tot een forum voor sport en onderwijs. In Rotterdam-Zuid ligt verder de focus op de volgende gebiedsontwikkelingen: − De verdere invulling van Groot Kop van Zuid (Wilhelminapier, Katendrecht, Kop van Feijenoord) door de uitwerking van kansrijke woonmilieus. − De gefaseerde ontwikkeling van Parkstad-Afrikaanderwijk door de lagere investeringskracht van Vestia. − De versterking van de groenstedelijke woonmilieus in Lombardijen, Groenenhagen-Tuinenhoven, Pendrecht en Zuidwijk. Stadshavens De visie van Stadshavens is geformuleerd in de Structuurvisie. De hieruit afgeleide ontwikkelstrategie van Stadshavens is afgestemd op de veranderende omstandigheden van economische recessie en vraaguitval, de veranderende rol van de markt en de bezuinigingstaakstellingen. Dit betekent: business gerelateerd, vraaggestuurd ontwikkelen, waarbij de eindgebruiker (de klant c.q. het bedrijf) centraal staat. De focus ligt op nieuwe bedrijfsvestigingen die leiden tot economische groei en extra werkgelegenheid. Daarbij is van groot belang dat private partijen lange termijn zekerheid geboden kunnen worden ten aanzien van de continuïteit van beleid en prioritering van investeringsmiddelen. Voor de korte termijn wordt ingezet op marketing, acquisitie & sales en voor de voorbereiding van PPS contracten en aanbestedingen. Op basis van diverse onderzoeken zijn clean tech, medical en food voor de regio als kansrijke economische clusters geïdentificeerd. De branding van het gebied als vestigingsplaats en de gerichte acquisitie van bedrijven in deze clusters zijn belangrijke uitgangspunten. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Dividenden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Financieringslasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten)
Rekening 2011 739.112 70.623 215.745 -21 1.514 451.251 760.038 476.281
Raming 2012 609.818 10.540 188.324 45 0 410.909 714.544 425.946
Begroting 2013 594.957 9.630 183.110 46 0 402.171 632.589 369.580
Raming 2014 577.473 9.474 184.894 46 0 383.059 571.076 333.045
Raming 2015 567.147 9.474 172.869 46 0 384.758 563.297 327.879
Raming 2016 539.436 12.001 168.256 46 0 359.133 535.694 300.269
342.886
342.258
298.394
266.583
263.447
235.736
68.177 59.767 1.538 3.913 283.757 174.590 10.219 4.409 0
24.815 58.873 0 0 288.598 171.996 7.322 8.682 23.363
13.120 58.066 0 0 263.009 162.052 3.631 13.691 30.472
8.351 58.110 0 1 238.031 153.000 3.631 13.683 27.826
6.321 58.110 0 1 235.418 151.527 3.631 13.677 26.856
6.422 58.110 0 1 235.425 151.527 3.631 13.677 26.863
94.539
77.235
53.163
39.891
39.727
39.727
Vervolg tabel zie volgende pagina
Hoofdstuk 4.8 | Beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen | pagina 123
Vervolg tabel vorige pagina bedragen x € 1.000,-
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Infrastructuur Bestemmingsreserve Korte klappe Bestemmingsreserve Stadshavens Bestemmingsreserve Nieuwe wet RO Bestemmingsreserve Project Brandgrens Bestemmingsreserve Fort Hoek van Holland Bestemmingsreserve Impuls WWI Toevoeging aan reserves Bestemmingsreserve Impuls WWI Saldo na reserveringen
Rekening 2011 -20.926 2.154 0 98 271 400 126
Raming 2012 -104.726 84.558 84.329 74 0 0 0
Begroting 2013 -37.632 26.000 26.000 0 0 0 0
Raming 2014 6.397 0 0 0 0 0 0
Raming 2015 3.850 0 0 0 0 0 0
Raming 2016 3.742 0 0 0 0 0 0
1.259 0 684 684 -19.456
0 155 0 0 -20.168
0 0 0 0 -11.632
0 0 0 0 6.397
0 0 0 0 3.850
0 0 0 0 3.742
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten (overige baten en opbrengsten derden) bestaan grotendeels uit de grondopbrengsten. Op grond van de wet- en regelgeving worden de baten van grondverkopen in de exploitatie verwerkt met een tegenboeking bij de lasten. Het effect op het resultaat is derhalve nihil. De interne baten bestaan verder uit de bijdragen vanuit het IFR voor de projecten Buitenruimte Binnenstad, Spoor- en Provenierssingel en de Vergroeningsopgave. Tevens zijn interne baten opgenomen voor de dienstverlening vanuit het ingenieursbureau welke wordt verrekend binnen de andere clusters. Opbrengsten derden betreffen de baten voor het project Bestaand Rotterdams Gebied, die afkomstig zijn vanuit het Havenbedrijf. Tevens zijn ramingen opgenomen voor de inzet van de dienstverlening van het ingenieursbureau richting externe partijen. De bijdragen van rijk- en mede-overheden geraamd zijn voornamelijk afkomstig uit opdrachten deelgemeenten en Stadsregio. Lasten De lasten bestaan uit de kosten die gemaakt worden in de grondexploitaties ten behoeve van gebiedsontwikkelingen, de kosten van studieprojecten en de apparaatskosten. In de lasten staan daarnaast kosten begroot voor diverse uit het IFR gedekte projecten zoals Buitenruimte Binnenstad, Spoor-en Provernierssingel en de Vergroeningsopgave. Ook de bijdragen aan de Recreatieschappen staan hierin opgenomen. Verder zijn de kosten van Bestaand Rotterdams gebied hierin begroot. Reserves De bestemmingsreserve Infrastructuur wordt ingezet voor de dekking van het project Rotterdam Centraal. De uitgaven voor dit project worden ten laste van deze reserve gebracht. In het kader van Impuls WWI is een reserve gevormd, waarvan de bijdrage via het Gemeentefonds is verkregen. Met de geraamde onttrekking in 2012 is deze reserve vanaf 2013 uitgeput. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten: De bijdragen van rijk- en medeoverheden zijn na 2011 aanzienlijk lager geraamd en blijven daarna stabiel. Dit wordt veroorzaakt doordat de ontvangen bijdragen in het kader van Kansen voor West en Kansen voor Rotterdam (EFRO-middelen‘ via een subsidie verstrekt worden aan andere partijen. Bij de lasten staat onder subsidies hetzelfde bedrag opgenomen. De opbrengsten derden laten meerjarig een dalend verloop zien. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door dalende grondopbrengsten. Hier staan ook lagere lasten tegenover. De overige baten nemen meerjarig ook af. Dit wordt veroorzaakt door de volgende elementen: – Het ingenieursbureau heeft te maken met dalende opdrachten. Tegenover deze dalende vraag is in de begroting ook voorzien in een daling van de lasten. – Door de jaarlijkse toekenning van de IFR-middelen zijn zowel de baten als de lasten vanaf 2014 beduidend lager vergeleken met 2013. In 2013 wordt het Investeringsprogramma 2014 behandeld en vastgesteld, de begroting 2014 zal daarop aangepast worden. pagina 124 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Lasten: De inkopen en uitbestede werkzaamheden laten meerjarig een dalend verloop zien. Dit wordt verklaard door de verwachting dat het totale pakket van opdrachten voor het ingenieursbureau verder zal afnemen. Dit heeft ook effect op de personele lasten die meerjarig afnemen. Tevens nemen de inkopen en uitbestede werkzaamheden af als gevolg van lagere verwachtingen omtrent de grondexploitaties. De lasten met betrekking tot subsidies zijn lager geraamd in relatie tot 2011. Naast het hierboven genoemde effect van subsidieverstrekking voor het Programma Kansen voor West en Kansen voor Rotterdam, wordt het ook verklaard door verwachte lagere toekenningen vanuit het programma Buitenruimte Binnenstad. Tenslotte hebben bovengenoemde effecten (minder externe opdrachten, minder subsidieverstrekking, uitvoering waakvlam) effect op de apparaatslasten die meerjarig ook een geleidelijke daling zien
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling Regie stedebouw / planvorming Grondzaken Engineering Inrichten openbare ruimte Monumenten Totaal
Baten 78.354 147.554 376.880 17.819 350 620.957
Lasten 86.390 147.875 374.636 23.164 524 632.589
Saldo -8.036 -321 2.244 -5.345 -174 -11.632
4.8.2 Beleidsmatige Inspanning Wonen Wat willen we bereiken?
Hoewel de Nederlandse woningmarkt momenteel krimpt, het investeringsklimaat niet gunstig lijkt en de Rotterdamse corporatiesector terughoudend wordt, blijft het de gedeelde ambitie dat alle Rotterdammers in een goede woning en een prettig woon- en leefklimaat in Rotterdam moeten kunnen wonen. Daarom wordt er nog gericht op de verbetering van de kwaliteit en diversiteit van de woningvoorraad, op het inkorten van wachtlijsten en op kansen op de woningmarkt voor iedereen. Wij willen mogelijkheden bieden voor een wooncarrière in de stad. Studenten, ouderen en gezinnen hebben onze bijzondere belangstelling. Van alle Rotterdammers mag worden verwacht dat zij netjes omgaan met hun woning en niet tot overlast zijn voor hun buren. Waar dat wel zo is, grijpen we in.
Wat gaan we daarvoor doen?
In het Uitvoeringsprogramma Woonvisie 2010–2014 geven wij (samen met onze externe partners) de concrete inspanningen aan waarmee we bovenstaande ambitie willen bereiken. Jaarlijks wordt in de ‘Stand van het Wonen’ aan de gemeenteraad gerapporteerd over de resultaten van die inspanningen. In 2012 zijn de inspanningen in het uitvoeringsprogramma op basis van de gemeten voortgang op de collegetargets en een (gebiedsgerichte) discussie met stakeholders in de stad aangescherpt. In de tweede helft van 2013 wordt de eindmeting van de collegetargets m.b.t. het hoofdstuk Woonstad in het Collegewerkprogramma uitgevoerd. De volgende targets zijn geformuleerd: 1. Gedurende deze collegeperiode slagen wij erin meer gezinnen, hoger opgeleiden en hogere inkomens voor de stad te behouden. Dit wordt gemeten aan de hand van het aandeel van deze groepen in de verhuisstroom uit de stad: in 2013 is dit aandeel met 10% ten opzichte van 2009 gedaald. 2. Voor Rotterdam Zuid is daarin de ambitie groot, omdat we willen dat Zuid op dit punt extra vooruit gaat. Uit het aandeel van deze groepen in de verhuisstroom uit Zuid blijkt dat in 2013 dit aandeel met 15% ten opzichte van 2009 is gedaald. 3. De target voor het aandeel van de Rotterdammers dat tevreden is met de eigen woonsituatie en geen overlast ervaart blijft gehandhaafd voor tot aan het eind van deze collegeperiode. Dit betekent dat het streven is om beoordelingen van Rotterdammers op dit onderdeel (hoge waardering van woning en woonomgeving, buurt en samenleven) ten opzichte van 2008 met 15% te laten stijgen. In 2011 is ten aanzien van deze targets een tussenmeting uitgevoerd, waarover in juni 2012 aan de gemeenteraad middels een uitgebreide brief met toelichting is gerapporteerd. Hieronder een samenvatting van de tussenmeting, afgezet tegen eerdere metingen en de target voor 2013:
Hoofdstuk 4.8 | Beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen | pagina 125
Realisatie 2010/ nulmeting Target 18: Gedurende deze collegeperiode slagen wij erin meer gezinnen, hoger opgeleiden en hogere inkomens voor de stad te behouden. In 2013 is het aandeel van deze groepen in de verhuisstroom uit de stad met 10% ten opzichte van 2009 gedaald
Mijlpaal/ planning
Realisatie
a. Gezinnen b. Hoger opgeleiden c. Hogere inkomens Mijlpaal/ planning
Target 19: Aan het einde van deze collegeperiode het aandeel van de Rotterdammers dat tevreden is met de eigen woonsituatie en geen overlast ervaart moet t.o.v. 2009 met 15% zijn gestegen. Realisatie Target 21: In 2014 is het aandeel van de gezinnen, de Mijlpaal/ hoger opgeleiden en de hogere inkomens in de verhuisplanning stroom uit Zuid met 15% ten opzichte van 2010 zijn gedaald
a. Gezinnen b. Hoger opgeleiden c. Hogere inkomens
23%
Rekening 2011 Gezinnen: 22% Hoger opg.: 47% Hogere ink.: 55% 20%
49%
50%
58% 66% (2008)
54%
Begroting 2012 n.v.t.
24% 36%
37%
47%
42%
20% 44% 52%
n.v.t.
73% Gezinnen: 22% Hoger opg.: 34% Hogere ink.: 44% 29%
Eindwaarde
76%
20% 31% 40%
Overige inspanningsverplichtingen voor het bereiken van de ambitie op het gebied van wonen Realiseren van 3.000 woningen voor gezinnen Het streven is erop gericht om aan het einde van deze collegeperiode 3.000 woningen voor gezinnen gerealiseerd te hebben. Medio 2012 staat de teller op 1.600 woningen voor gezinnen, met nog 1.800 in het planaanbod voor de resterende collegeperiode. Onder de huidige economische omstandigheden doet zich meer planuitval voor dan in het verleden. Onder woningen voor gezinnen wordt verstaan: eengezinswoningen, maisonnettes, beneden-bovenwoningen en gezins-vriendelijke appartementen zoals gedefinieerd in de nota ‘Bouwstenen voor een kindvriendelijk Rotterdam’. Onder realisatie wordt verstaan: in aanbouw genomen (nieuwbouw) en in de voorraad toegevoegd (aanpak bestaande voorraad). Ontwikkelen kindvriendelijke wijken (KIWI) Uitgaande van de visie ‘Bouwstenen voor een kindvriendelijk Rotterdam’ worden ontwikkelende partijen gestimuleerd om bij nieuwbouw of herstructurering op basis van de KIWI-bouwstenen te ontwikkelen. Vanuit de stad wordt regie gevoerd op de realisatie van kindvriendelijke wijken. Verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt hoofdzakelijk bij de deelgemeenten. In 2012 zijn de KIWI-scans voor de deelgemeenten en de KIWI-monitor afgerond. In de KIWI-scans staan de opgaven voor 2013 en verder. In samenhang worden de bouwstenen wonen, voorzieningen, buitenruimte en routes in de deelgemeenteplannen 2013 opgenomen. Ook het communicatie/marketingplan voor de kindvriendelijke wijken komt in 2013 tot uitvoering. Ontwikkelen woonservicegebieden Woonservicegebieden zijn wijken of buurten waarin burgers zo zelfstandig mogelijk de eigen regie behouden en kunnen blijven wonen. In het woonservicegebied werken burgers, instellingen en lokale overheden met elkaar samen en is er sprake van vraaggestuurde zorg- en serviceverlening. Naast de fysieke toegankelijkheid is ook de “sociale toegankelijkheid” vorm gegeven, waardoor senioren en mensen met een beperking zich thuisvoelen en hun ondersteuning op wijkniveau zelf kunnen invullen. In 2012 zijn voor de woonservicegebieden in de deelgemeenten Feijenoord, Delfshaven, Noord, Kralingen-Crooswijk en Centrum analyses en opgaven gemaakt voor de bouwsteen (toegankelijk) wonen, in samenhang met de bouwstenen voorzieningen, routes en buitenruimte. Eind 2012 en in 2013 worden deze opgaven in de uitvoeringsplannen van corporaties en deelgemeenten verwerkt. In 2013 worden de analyses en opgaven voor de woonservicegebieden in de andere deelgemeenten gemaakt.
pagina 126 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Verbeteren van 8.000 woningen in de periode 2010 tot en met 2013 De verbetering van woningen heeft betrekking op zowel het bezit van woningcorporaties als dat van particuliere verhuurders en eigenaar-bewoners. In de corporatiesector worden deze collegeperiode 5.000 woningen verbeterd. Hierover zijn afspraken met de corporaties gemaakt. In de particuliere sector bedraagt de verbeteringsopgave deze collegeperiode 3.000 woningen. Medio 2012 staat de teller voor de particuliere sector op 1.800 woningen. Voor de corporatiesector is er op dit moment bekend (stand medio 2012) dat er in 2010 1.081 woningen verbeterd zijn. De cijfers voor 2011 zijn 1926 woningen, samen geeft dit 3007 woningen in aanpak. Duurzaamheid: energiereductie in bestaande voorraad Met woningcorporaties hebben wij afgesproken dat zij in 2014 10% energiereductie bereiken in hun bezit. Met ontwikkelaars en beleggers zijn er afspraken gemaakt over duurzaam bouwen (nieuwbouw en renovatie). Voor de bestaande bouw richten we ons op verengingen van eigenaren (VvE’s) en de MKB-sector. Er wordt ingezet op het stimuleren van investeringen in energiebesparing en duurzame energieopwekking voor Rotterdammers via ondermeer het Rotterdamse project Duurzame Daden. Daarnaast informeren, adviseren en ontwikkelen we met bewoners en marktpartijen uitvoerings- en financieringsproducten. Daarnaast wordt de Rotterdamse inzet op het nuttig toepassen van restwarmte en duurzame koeling versterkt. Rotterdam werkt met haar partners toe naar het sluiten van een Green Deal met het Rijk die de verduurzaming van de Rotterdamse bestaande woningvoorraad moet versnellen. Hierin wordt specifiek aandacht gevraagd voor Rotterdam Zuid. Programma EU arbeidsmigranten Sinds het openstellen van de arbeidsmarkt in 2007 monitort de gemeente Rotterdam de ontwikkeling en voortgang rond de komst van de EU-arbeidsmigranten uit Midden en Oost-Europa in Rotterdam. Aan de hand hiervan zijn diverse maatregelen ingezet om de komst en het verblijf van deze migranten in goede banen te leiden. Deze aanpak focust zich op drie doelstellingen: tegengaan van uitbuiting en misstanden in werk en huisvesting, bevorderen van het aanbod van huisvesting en bevorderen van inburgering en integratie. In de aanpak van Rotterdam wordt constructief samengewerkt met andere partijen, zoals Rijksinstanties, andere gemeenten, woningcorporaties, vertegenwoordigers van de uitzendbranches en werkgevers. Nationaal Programma Rotterdam Zuid Samen met het Rijk en (lokale) partners geven wij uitvoering aan het Nationaal Programma Rotterdam Zuid. Waar in eerdere jaren veel nadruk lag op de ruimtelijke ontwikkeling, is nu de gezamenlijke keuze om de sociaal-economische ontwikkeling leidend te laten zijn. Fysieke ontwikkeling is iets wat dit zal ondersteunen. We werken toe naar de door alle partners gedeelde stip op de horizon voor Zuid. In de uitvoering ligt de focus op de zeven wijken in het midden van Zuid waar de problematiek zich het sterkst en gestapeld voordoet en waar doorbraken noodzakelijk zijn om de ontwikkeling van heel Zuid en Rotterdam verder te brengen. Dit integrale programma steunt op drie pijlers: school, werk en wonen, waarbij vooral wordt gestuurd op de dwarsverbanden tussen deze terreinen. Binnen de pijler school zetten we in op betere prestaties (via de Children’s Zone) en is er bijzondere aandacht voor vakmanschap in zorg, haven en techniek. Voor werk richten we ons met de verbeterde werkgeversaanpak vooral op het aan het werk gaan van uitkeringsontvangers. Het bedrijfsleven sluit hiervoor met de gemeente arrangementen en geeft carrierestartgaranties voor pas afgestudeerden. In de pijler wonen zetten we in op beheer en verbetering (en vervanging) van de particuliere woningvoorraad en van de sociale voorraad (in samenwerking met de corporaties) en spannen we ons in voor het versterken van de leefbaarheid (o.a. bereikbaarheid, buitenruimte en veiligheid).
Prestatie-indicatoren handhaving
Door het bureau omgevingsvergunningen (MidOffice) en de afdeling Vergunningen (BackOffice) wordt gewerkt aan de enkelvoudige en meervoudige vergunningen zoals genoemd in de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Het bureau omgevingsvergunningen en de afdeling vergunningen streven er naar om 100% van de vergunningaanvragen binnen de wettelijk termijn van 8 weken voor een aanvraag met een normale procedure en 26 weken voor een aanvraag met een uitgebreide procedure af te doen. Daarnaast is het wordt er gewerkt om het aantal direct ontvankelijke aanvragen met 20% te vergroten. De prestatie-indicator is 65%. Er wordt een strategie ontwikkeld die bijdraagt aan het proactief inzetten van capaciteit, in plaats van reactief. Voor deze ontwikkeling wordt de samenwerking met marktpartijen gezocht die actief zijn in het beheer en onderhoud van onroerende zaken. Ook zal de burger benaderd worden om zijn potentiële signaalfunctie meer te benutten, wat bij kan dragen aan het oplossen van klachten waarbij de gemeente faciliterend in kan zijn. De te leveren prestaties ten aanzien van handhaving zijn meetbaar in de volgende prestatie-indicatoren: − Vergunningsverlening binnen wettelijke termijnen. − Percentage direct ontvankelijke aanvragen.
Hoofdstuk 4.8 | Beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen | pagina 127
Rekening 2010
Begroting 2011
Begroting 2012
Overige prestatie-indicatoren 1. Vergunningverlening binnen wettelijke termijnen. 2. Percentage direct ontvankelijke aanvragen.
Raming 2013
Raming 2014
Raming 2015
100%
100%
100%
65%
65%
65%
Ketenhandhaving Pand en Persoon Aanpak verloederd particulier bezit Aanscherping van regelgeving, deels te realiseren door een aanvulling van de Rotterdamwet en wijziging van de Woningwet, is in 2011 op ambtelijk niveau bij de Rijksoverheid op de agenda gezet. In 2012 is hierover overleg geweest met het Rijk. Het resultaat van dit overleg zal in 2013 moeten leiden tot het concretiseren van maatregelen, waarmee samen met het nieuwe instrumentarium de intensivering van de aanpak van verloederd particulier bezit vorm krijgt (‘aanpak huisjesmelkers’). Deze aanpak is onderdeel van de keten handhaving pand en persoon. Hennepaanpak Binnen de keten handhaving pand en persoon worden de voor toezicht en handhaving beschikbare gemeentelijke middelen zo ingezet, dat toezicht en handhaving optimaal (efficiënt en effectief) bijdragen aan veilige en leefbare wijken. Iedere melding van een potentiële hennepkwekerij wordt binnen één werkdag in behandeling genomen. Waar mogelijk wordt bestuursrechtelijk ontmanteld en de kosten verhaald op de overtreder. Eigenaren worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid om misbruik van hun bezit te voorkomen en te bestrijden. Deze aanpak van hennepkwekerijen is ‘repressief’, daarnaast wordt ook gewerkt aan preventie. Eigenaren (verhuurders) van onroerend goed worden gewezen op de richtlijnen ter voorkoming van hennepteelt in te verhuren onroerend goed. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Wonen Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Sociale uitkeringen Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve ISV-3 Toevoeging aan reserves Bestemmingsreserve ISV-3 Saldo na reserveringen
pagina 128 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Rekening 2011 82.565 17.604 3.828 15.657 45.476 115.714 40.017
Raming 2012 92.994 26.538 2.325 14.202 49.929 132.924 29.080
Begroting 2013 54.877 2.310 17.460 13.090 22.017 120.154 17.374
Raming 2014 37.921 2.310 17.434 12.395 5.782 87.098 14.136
Raming 2015 37.427 2.310 17.511 11.914 5.692 52.477 14.329
Raming 2016 37.427 2.310 17.511 11.914 5.692 52.483 13.828
1.805 0
1.277 231
382 236
152 236
152 236
152 236
21.151 15.974 1.087 75.697 29.751 1.146 4.959 0
12.345 14.238 989 103.844 26.434 2.809 3.565 4.479
3.063 12.730 963 102.780 25.136 434 6.525 5.847
432 12.353 963 72.962 22.823 434 6.291 5.486
379 12.599 963 38.148 22.428 434 6.287 5.277
379 12.098 963 38.655 22.428 434 6.794 5.278
39.841 -33.149 0 0 27.949 27.949 -61.098
66.557 -39.930 0 0 0 0 -39.930
64.838 -65.277 15.981 15.981 0 0 -49.296
37.928 -49.177 5.997 5.997 0 0 -43.180
3.722 -15.050 0 0 0 0 -15.050
3.721 -15.056 0 0 0 0 -15.056
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit ontvangen rente op leningen aan woningcorporaties, IFR-middelen ter dekking van projectkosten Pact op Zuid, Bestaande Voorraad en Particuliere Voorraad, en rijksbijdragen in verband met ISV1 en ISV2 en BWS. Verder bestaan ze uit de opbrengsten van de leges omgevingsvergunning en overige leges en inkomsten van derden (uit opdrachten voor derden zoals deelgemeenten en stadsregio). De interne baten bestaan uit de bijdragen van andere clusters binnen de gemeente. Lasten De lasten bestaan uit projectkosten Pact op Zuid, Bestaande Voorraad en Particuliere Voorraad, omslagrente op leningen, programmakosten voor ISV1, ISV2 en ISV3 en BWS. De lasten bestaan daarnaast uit apparaatslasten (personeel en materieel, incl overhead). Reserves Er is een reserve gevormd voor ISV3. Deze rijksbijdrage loopt via het Gemeentefonds in deze bestemmingsreserve. De geraamde onttrekkingen zijn voor projecten uit het ISV3 programma. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) De bijdragen van rijk en medeoverheden laten een piek zien in 2012 gevolgd door een afname in 2013. Dit betreft met name bijdragen uit de oude ISV-2 regeling en de Tijdelijke Stimuleringsregeling Woningbouwprojecten 2009. Beide regelingen zijn nu afgelopen en worden vanaf 2013 dan ook niet meer geraamd. De piek wordt ook deels veroorzaakt door een verwachte bijdragen aan projecten Pact op Zuid, Bestaande Voorraad en Particuliere Voorraad. De ISV3/middelen worden vanaf 2013 toegevoegd aan de hiertoe gevormde bestemmingsreserve. Naar verwachting zijn deze middelen eind 2014 volledig benut. De opbrengsten derden laten in 2013 ten opzichte van 2012 een sterke stijging zien. Deze stijging wordt veroorzaakt door het overhevelen van de legesopbrengsten van de overige baten naar de externe baten als gevolg van een procesmatige aanpassing met betrekking tot het uitfactureren. De facturering van de leges wordt nu weer door het cluster zelf gedaan. De baten en lasten die met Bureau Frontlijn gemoeid zijn, worden ook in 2013 gedekt door het ketenbudget. Het college zal nog beslissen waar Bureau Frontlijn zal worden gepositioneerd. De overige baten (IFR) verminderen vanaf 2014 als gevolg van de verwachte beëindiging van de projecten Pact op Zuid en Bestaande Voorraad. Hierdoor dalen ook de subsidielasten meerjarig. De personele lasten laten meerjarig een dalend verloop zien. Dit wordt op de volgende wijze verklaard: – Het doorvoeren van de waakvlam. – Het wegvallen van de apparaatslasten van Bureau Frontlijn vanaf 2013. De overige apparaatslasten nemen in 2012 toe ten opzichte van 2011. Dit wordt veroorzaakt door een verwachte piek in de werkzaamheden omtrent de projecten Pact op Zuid, Bestaande Voorraad en Particuliere Voorraad. In de baten is een soortgelijke piek aanwezig.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Wonen Vergunningen Toezicht kwaliteit en gebruik gebouwen Regie op wonen Investeren in wonen en RO Totaal
Baten 17.405 4.832 2.475 46.146 70.858
Lasten 22.161 15.011 6.865 76.117 120.154
Saldo -4.756 -10.179 -4.390 -29.971 -49.296
Hoofdstuk 4.8 | Beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen | pagina 129
4.8.3 Beleidsmatige Inspanning Vastgoed Wat willen we bereiken?
Het gebruik van onze vastgoedportefeuille is gericht op ruimtelijke, economische en maatschappelijke doelen van de gemeente Rotterdam.
Wat gaan we daarvoor doen?
Ten aanzien van de maatschappelijke vastgoedportefeuille (MPRV-portefeuille) geldt onder andere dat per deelgemeente de voorzieningenplannen in 2012 met bijbehorende uitvoeringsagenda’s zijn geleverd. In 2013 zullen de uitvoeringsagenda’s aangescherpt worden en concreet moeten leiden tot vaststelling van de benodigde objecten op het terrein van Sport en Recreatie. De deelgemeenten zullen ten gevolge van hun financiële situatie naar verwachting beleidsmatige keuzes maken die leiden tot verkleining van de vastgoedportefeuille, waardoor het risico op leegstand toeneemt. In 2013 zal dan ook worden getracht leegstand zo veel mogelijk te voorkomen door enerzijds een inzet op verkoop van objecten en anderzijds door in te zetten op verschillende vormen van verhuur. De maatschappelijke portefeuille zal verder met ingang van 2013 in zijn geheel kostendekkendheid zijn met uitzondering van de objecten ten behoeve van Sport en Recreatie. Hiervan is de afspraak dat deze met ingang van 2014 kostendekkend zijn. Ook ten aanzien van de niet-MPRV portefeuille zal in 2013 de budgetten onder druk staan. Enerzijds doordat de huur-inkomsten onder druk staan en anderzijds dat het het lastig is om de (leegkomende en leegstaande) niet-MPRV objecten te verkopen tegen een redelijke prijs. Net zoals bij de maatschappelijke portefeuille is het de bedoeling maximaal in te zetten op verhuur en verkoop.
Overige inspanningen Vastgoedorganisatie In 2013 zullen de resultaten van de inspanningen uit de ‘routekaart 2008–2012: op weg naar een professionele vastgoedorganisatie’ zichtbaar zijn. De bedrijfsvoering is zodanig op orde dat gesproken kan worden van een vastgoedorganisatie die ‘in control’ is. Dit neemt niet weg dat er ook in 2013 weer grote uitdagingen aan de orde zullen zijn om de vastgoedportefeuille zo efficiënt en effectief mogelijk te beheren. Gezien de beperkte financiële middelen blijft een scherpe sturing en prioritering cruciaal. Onderhoud van de vastgoedportefeuille Ook in 2013 zijn we genoodzaakt om gegeven de beschikbare budgetten het onderhoud te begroten op het niveau “sober en doelmatig”, waarbij meer en meer gezocht zal worden naar de mogelijkheden tot uitbesteding van werkzaamheden naar de markt. Hierbij blijft het verduurzamen van het vastgoed een belangrijk uitgangspunt. Wel besteden we de komende jaren meer aan die panden die onder het niveau dreigen te zakken danwel al onder het niveau van sober en doelmatig zitten. Verkoopplan Voor de niet-MPRV panden die op de verkooplijst staan is een verkoopplan opgesteld. In de uitwerking van dit verkoopplan wordt uitgegaan van een verkoopopbrengst die gelijk is aan de boekwaarde van de betrokken panden. Per saldo is de netto opbrengst van de verkooptransacties nihil. Bestaande erfpachten Als gevolg van de daling van de rente op de internationale kapitaalmarkten vanaf 2008 tot heden is het discontopercentage dat Rotterdam hanteert bij erfpachtconversies aanzienlijk gedaald. Het gevolg is dat, door de gekozen rekenmethode, de in rekening gebrachte (af)koopsom zodanig is gestegen, dat het converteren van erfpachtrechten naar vol eigendom of eeuwigdurende erfpacht financieel onaantrekkelijk is geworden. Dit heeft uiteindelijk geleid tot een daling van de totale conversie omzet. Om de omzet (het verdienvermogen) te vergroten door middel van erfpachtconversie, onderzoekt de gemeente of er toegewerkt kan worden naar een ander, meer consistent discontopercentage. Dit moet leiden tot een stijging van het aantal conversies en inherent daaraan de conversie omzet. Begin 2013 wordt verwacht dat er besluitvorming kan plaatsvinden over een nieuw beleid aangaande het discontopercentage. Het college zal daartoe moeten besluiten.
pagina 130 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Vastgoed Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 203.715 399 54.743 148.573 173.857 92.358
Raming 2012 313.870 0 154.940 158.930 289.328 191.475
Begroting 2013 319.518 0 153.683 165.835 297.568 203.160
Raming 2014 317.353 0 151.523 165.830 295.470 202.136
Raming 2015 316.330 0 150.501 165.829 294.204 201.114
Raming 2016 316.330 0 150.501 165.829 294.205 201.114
115.640 -30.697 7.415 81.499 6.835 1.030 0
109.123 78.096 4.256 97.853 0 0 6.680
120.344 78.465 4.351 94.408 0 0 2.725
119.320 78.465 4.351 93.334 0 0 2.638
118.298 78.465 4.351 93.090 0 0 2.539
118.298 78.465 4.351 93.091 0 0 2.539
73.634 29.858 0 0 29.858
91.173 24.542 0 0 24.542
91.683 21.950 0 0 21.950
90.696 21.883 0 0 21.883
90.551 22.126 0 0 22.126
90.552 22.125 0 0 22.125
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit de huurinkomsten. Dit zijn zowel binnengemeentelijke verrekeningen en gebruiksvergoedingen als externe huuropbrengsten. Daarnaast is er sprake van inkomsten uit de brandstofverkooppunten (litervergoedingen en veilingopbrengsten) en inkomsten vanuit reclamecontracten. Verder betreffen de baten de verkoopopbrengst van het verkochte vastgoed en de canonopbrengst, begrote uitpondingen en conversieopbrengsten. Lasten De lasten bestaan uit eigenaarslasten zoals kapitaallasten, zakelijke lasten, onderhoud, beheerkosten en apparaatskosten. Daarnaast bestaan de lasten uit de afboeking van de boekwaarde van het verkochte vastgoed, de afwaardering van de boekwaarde van niet verkocht vastgoed dat is opgenomen op het verkoopplan, verkoopkosten (taxaties, kosten verkoopgereed maken) en ambtelijke inzet om verkoop mogelijk te maken. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) De opbrengsten derden stijgen in 2012 met bijna € 100 mln, evenals de kapitaallasten. Beiden zijn het gevolg van de erfpachtcorrectie die bij jaarrekening 2011 heeft plaatsgevonden. Bij het opstellen van de begroting 2012 heeft een herverdeling plaatsgevonden tussen de portefeuilles binnen Vastgoed. Daarbij is bij inkopen en uitbestede werkzaamheden rekening gehouden met een inhaaleffect op het onderhoud. In 2013 is tevens de verwerking van de kaderbrief toegevoegd voor kosten gemeentewoningen.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Vastgoed Exploitatie vastgoed MPRV Exploitatie vastgoed niet-MPRV Incidentele opbrengsten vastgoed Erfpacht Totaal
Baten 182.877 54.948 46.293 35.400 319.518
Lasten 185.271 45.828 45.802 20.667 297.568
Saldo -2.394 9.120 491 14.733 21.950
Hoofdstuk 4.8 | Beleidsveld Ruimtelijke ontwikkeling en wonen | pagina 131
Hoofdstuk 4.9 pagina 132 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 9 Verkeer en vervoer
Portefeuillehouder:
Wethouder Haven, Verkeer en Regionale Economie
Wat willen we bereiken?
Wij richt ons op het vergroten van de bereikbaarheid van de economische centra in Rotterdam.
Toelichting
Een goede bereikbaarheid van Rotterdam is essentieel voor het bereiken van de doelstellingen van de Stadsvisie: een goede economie en een aantrekkelijke woonstad. Het gaat daarbij om bereikbaarheid op verschillende schaalniveaus. Op randstedelijk en regionaal niveau gaat het om snelle verbindingen tussen en naar de economische centra. Binnen de stad is het belangrijk om de voorzieningen, onderwijsinstellingen en arbeidslocaties op een eenvoudige en betrouwbare manier bereikbaar te maken voor de inwoners van de stad, zowel per auto, fiets als OV. Naast de Stadsvisie vormen het Verkeers- en Vervoersplan 2003–2020 (VVPR) en het bijbehorende Uitvoeringsprogramma (UVVR) het kader voor alle taken op dit beleidsveld. Aangezien de stedelijke bereikbaarheid op verschillende schaalniveaus speelt, heeft de gemeente in deze een belangrijke taak, maar we kunnen als Rotterdam de bovenstaande doelstelling niet zelfstandig bereiken. In de MIRT-verkenning ‘Rotterdam Vooruit’ is een gezamenlijk langetermijnperspectief geschetst ten behoeve van de bereikbaarheid van de regio Rotterdam. De komende jaren werken we dit uit in concrete projecten, investeringen en bijdragen van de verschillende partners. Het Rijk is er hier één van.
Stedelijke bereikbaarheid
Baten: Lasten: Saldo:
117.731 129.310 -11.579
Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad
Baten: Lasten: Saldo:
17.661 26.400 -8.739
Verkeer en vervoer
Hoofdstuk 4.9 | Beleidsveld Verkeer en vervoer | pagina 133
4.9.1 Beleidsmatige Inspanning Stedelijke bereikbaarheid Wat willen we bereiken?
Wij richten ons op het vergroten van de bereikbaarheid van de economische centra in Rotterdam. Een goede bereikbaarheid van de Rotterdamse regio is essentieel voor een goede economie en een aantrekkelijke woonstad.
Wat gaan we daarvoor doen? Collegetargets Wij zetten ons in voor een goede bereikbaarheid van de economische centra, zowel binnen de stad als in de haven. We meten de bereikbaarheid op twee manieren:
Target 11: In deze collegeperiode blijft op de volgende zes hoofdroutes van en naar het centrum de gemiddelde snelheid op 25 km per uur: Maasboulevard, Dorpsweg, Stadionweg, Tjalklaan, Vaanweg, Stadhoudersweg.
Mijlpaal/ planning
Realisatie 2010/ nulmeting Elf van de twaalf hoofdroutes voldoen aan de target (Stadhoudersweg stad uit niet).
Realisatie
Target 12: De autobereikbaarheid van de haven moet al Mijlpaal/ tijdens de ombouw van de A15 verbeteren. Aan het einde planning van deze collegeperiode heeft de automobilist die in de spits op de A15 reist tussen Maasvlakte en Vaanplein, gemiddeld 91% zekerheid dat zijn reis niet langer duurt dan 38 min. In 2009 bedroeg deze zekerheid 83%. Realisatie
2009: Ochtendspits haven in: 98,4% Avondspits haven in: 97,7% Ochtendspits haven uit: 99,0% Avondspits haven uit: 84,7%
2011 De gemiddelde snelheid op deze twaalf routes is minimaal 25 km/h. De twaalf hoofdroutes voldoen aan de target De reistijd is maximaal 38 minuten met een betrouwbaarheid van 87% in 2011. Reistijden Vaanplein -> Maasvlakte (Haven in): 27,8 (ochtend), 28,6 (avond)
2012 De gemiddelde snelheid op deze twaalf routes is minimaal 25 km/h.
Eindwaarde (2013/ anders) De gemiddelde snelheid op deze twaalf routes is minimaal 25 km/h.
De reistijd is maximaal 38 minuten met een betrouwbaarheid van 89% in 2012.
De reistijd is maximaal 38 minuten met een betrouwbaarheid van 91% in 2013.
Maasvlakte -> Vaanplein (Haven uit): 27,1 (ochtend), 39,0 (avond) Betrouwbaarheid reistijden Vaanplein -> Maasvlakte (Haven in): 98,8 (ochtend), 98,5 (avond) Maasvlakte -> Vaanplein (Haven uit): 98,9 (ochtend), 79,8 (avond)
Nieuwe infrastructuur en vervoerregio Om de bereikbaarheid van de regio te verbeteren zijn wij in gesprek met Rijk en stadsregio over lange termijn investeringen in rijkswegen en over de kwaliteit van het OV op Zuid. De volgende projecten hebben de komende jaren prioriteit: – Realisatie van de A13/16, mits een goede inpassing gegarandeerd is. – Aanleg van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding. – Tot stand brengen van een nieuwe vervoerregio.
pagina 134 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Bestaande infrastructuur beter benutten Rotterdam beschikt over een aantal economische centra met een sterk (boven)regionale functie. Een betrouwbare bereikbaarheid is een randvoorwaarde voor het succes van deze economische centra. Optimale benutting van de bestaande infrastructuur zowel binnen als buiten de ‘ruit’ is derhalve noodzakelijk. Hiervoor leveren we de volgende inspanningen. 1. Mobiliteitsmanagement: samen met het Rijk, de Stadsregio, Kamer van Koophandel en VNO-NCW voeren we het programma Slim Bereikbaar uit. Doelstelling is 5% minder autoverkeer in de spits naar werklocaties in het centrum, rondom Kralingse Zoom en Alexander. Daarnaast werkt Rotterdam in de Verkeersonderneming samen met het Rijk, de Stadsregio en het Havenbedrijf om een reductie te halen van 20% spitsverkeer op de A15, om de doorstroming tijdens de ombouw van de A15 zo veel mogelijk te waarborgen. Om tot een efficiënte uitvoering van mobiliteitsmanagement te komen, hebben we de uitvoering van Slim Bereikbaar bij de Verkeersonderneming ondergebracht. In 2013 wordt in het kader van Beter Benutten o.a. verder gewerkt aan het tot stand brengen van het fietsveer Kralingen – Feijenoord en van de snelfietsroute Rotterdam – Spijkenisse. 2. Dynamisch Verkeersmanagement: de uitvoering van het dynamisch verkeersmanagement in de binnenstad gaat van start. 3. Operationeel verkeersmanagement en de verkeersmarinier: operationeel verkeersmanagement is een noodzaak om doorstroming in het verkeer te houden bij wegwerkzaamheden, evenementen en incidenten. Op de zeven hoofdroutes naar het centrum geven we informatie over de actuele reistijd per auto naar de rand van het centrum, ook bij evenementen, incidenten en werkzaamheden. De in 2011 opgestarte verkeersregiekamer wordt in 2013 verder uitgebouwd. Vervanging verkeersregelinstallaties De vervanging van verkeersregelinstallaties is kostbaar maar noodzakelijk, vooral ten behoeve van de veiligheid. We proberen delen van installaties langer te gebruiken wanneer dat haalbaar is en spreken daarom van ‘renovatie’. Parkeren Het Park+Walk- en Park+Ride-programma wordt voortgezet in lijn met de gedachten achter het verkeersplan binnenstad dat eind 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het programma zal volgend jaar worden geëvalueerd en indien nodig herijkt. De exploitatie van de hele parkeersector is doorgelicht, zowel straat- als garageparkeren. In de parkeerrapportage is een aantal maatregelen benoemd om het tekort dat dreigt te ontstaan af te wenden. Deze maatregelen zullen verder worden uitgewerkt. Als onderdeel hiervan wordt in 2013 het straatparkeren gemoderniseerd. Straatparkeren Voor de modernisering van het straatparkeren wordt kentekenparkeren ingevoerd. Een onderdeel hiervan is de aanschaf van nieuwe parkeerautomaten. Door toenemend gebruik van internet-, 06-, sms- en smartphone-applicaties zijn steeds minder automaten nodig. Hierdoor zullen de beheer-, onderhoud- en handhavingskosten afnemen. Doordat het aantal parkeerautomaten wordt teruggebracht naar ongeveer 350 zal de loopafstand toenemen. Hiervoor zal eerst een pilot worden uitgevoerd. De uitbreiding van betaald parkeergebied wordt op basis van parkeerdruk voortgezet. Garageparkeren Moderniseren garageparkeren houdt in dat parkeergarages die nu zijn bemand op afstand zullen worden gaan beheerd. Door beheer op afstand is minder personeel nodig en dit kan al in 2013 een besparing opleveren. In 2013 zal ook worden ingezet op het verhogen van de bekendheid van de garages via statische en dynamische bewegwijzering, informatie via navigatiesystemen, internetapplicaties, smartphone apps, e.d. Verder zal implementatie plaatsvinden van de aangescherpte brandveiligheidseisen (uitvoering geven aan wijziging van de Rotterdamse Bouwverordening). We blijven ook in 2013 voor straat- en garageparkeren inzetten op een verdere verbetering van de dienstverlening door productinnovatie, slim organiseren van processen, inzetten van ICT-mogelijkheden voor diverse parkeerproducten en het stimuleren van het gebruik hiervan. Voorbeelden hiervan zijn o.a. meer flexibiliteit in abonnementen waardoor dubbelgebruik kan worden verbeterd, pasloze parkeervergunningen en bezoekersregelingen,ontsluiten van openbare garages voor 06-providers en uitgebreidere betaalsystemen in openbare garages. (Overige) Indicatoren Indicator Verkeersregelinstallaties vervangen
Begroting 2013 15
Begroting 2014 15
Hoofdstuk 4.9 | Beleidsveld Verkeer en vervoer | pagina 135
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Stedelijke bereikbaarheid Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Parkeerfonds (ns) Bestemmingsreserve Actualisatie B+I 2010 Bestemmingsreserve C2000-systeem Bestemmingsreserve Verkeer & Vervoer 2011 Toevoeging aan reserves Bestemmingsreserve Parkeerfonds (ns) Bestemmingsreserve Verkeer & Vervoer 2011 Saldo na reserveringen
Rekening 2011 95.685 8.795 60.579 0 26.311 103.836 24.274
Raming 2012 109.501 5.840 64.518 0 39.143 120.416 29.215
Begroting 2013 99.894 2.273 63.036 450 34.135 115.465 26.657
Raming 2014 98.794 2.273 62.169 44 34.308 120.107 27.216
Raming 2015 98.589 2.244 62.083 13 34.249 119.000 26.479
Raming 2016 98.632 2.244 62.264 -125 34.249 116.818 26.563
4.470
4.801
4.229
4.230
4.231
4.231
6.109 10.572 3.123 79.562 31.659 459 1.480 0
6.531 13.743 4.140 91.201 34.148 914 2.576 3.317
1.575 15.978 4.875 88.808 31.333 430 3.498 3.331
2.518 15.593 4.875 92.891 29.817 430 3.497 3.125
2.030 15.342 4.876 92.521 29.688 430 3.496 3.021
3.045 14.411 4.876 90.255 28.858 430 3.311 3.022
45.964 -8.151 18.156 11.183
50.246 -10.915 16.879 15.102
50.216 -15.571 17.837 17.837
56.022 -21.313 23.738 23.738
55.886 -20.411 22.695 22.695
54.634 -18.186 21.443 21.443
4.500 2.473
0 177
0 0
0 0
0 0
0 0
0 11.240 7.700
1.600 13.447 13.447
0 13.847 13.847
0 13.907 13.907
0 13.907 13.907
0 13.907 13.907
3.540 -1.235
0 -7.483
0 -11.580
0 -11.482
0 -11.623
0 -10.650
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De bestaan voor een groot deel uit de opbrengsten parkeren. Daarnaast bestaan de baten uit inkomsten uit opdrachten voor derden (deelgemeenten, stadsregio, e.d.) en baten uit afkoop parkeereisen. Lasten De lasten bestaan uit de exploitatie en beheer van parkeergarages en straatparkeren en alles wat daarmee samenhangt zoals de verkeersregel-installaties en dynamisch verkeersmanagement (DVM). Daarnaast worden hier ook lasten gemaakt voor de uitvoering van opdrachten voor derden. Reserves Dit onttrekking en toevoeging bestemmingsreserve Parkeerfonds, betreffen de afdracht uit de opbrengsten Parkeren en het dekken van het tekort op de exploitatie van de B&I-garages. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten De baten op de beleidsmatige inspanning Stedelijke Bereikbaarheid laten een daling zien ten opzichte van de raming 2012 voor zowel bijdragen rijk en medeoverheden en overige baten. Dit betreffen hoofdzakelijk projecten welke op verzoek van andere partijen worden uitgevoerd. Hier staan lasten van een gelijke omvang tegenover. Zodra er duidelijkheid is over welke middelen zullen worden ontvangen en hoe de middelen zullen worden besteed worden deze via een neutrale wijziging in de begroting opgenomen. pagina 136 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Lasten De lasten inzake subsidies nemen af vanaf 2013. Dit betreffen lasten welke worden gemaakt in het kader van ontvangen opdrachten van andere partijen. Zodra er duidelijkheid is over welke middelen zullen worden ontvangen en hoe de middelen zullen worden besteed worden deze via een neutrale wijziging in de begroting opgenomen. De kapitaalslasten nemen vanaf 2013 toe. Dit wordt veroorzaakt door een aantal grote activeringen welke eind 2012 plaats zullen gaan vinden. Hieronder bevinden zich onder Dynamisch Verkeersmanagement (DVM), Vervanging Verkeerslichten en de H6-weg Hoek van Holland. Als gevolg van opdracht modernisering straatparkeren is sprake van een daling van de personele lasten. Daarnaast wordt vanaf 2016 het apparaat verder ingeperkt als gevolg van het wegvallen van budget voor de inzet van de verkeersmarinier en verkeersregelaars. De interne lasten nemen in 2014 toe. Dit wordt veroorzaakt door bijdragen in de exploitatie van 2 grote parkeergarages (Kruisplein en Grote Markt. Deze worden naar verwachting eind 2013 opgeleverd.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Stedelijke bereikbaarheid Autobereikbaarheid (en verkeersmanagement) Investeren in parkeren / realiseren parkeervoorzieningen Exploitatie en beheer parkeren Beleid Verkeer en Vervoer Totaal
Baten 674 31.291 77.345 8.421 117.731
Lasten 12.738 32.617 69.656 14.299 129.310
Saldo -12.064 -1.326 7.689 -5.878 -11.579
4.9.2 Beleidsmatige Inspanning Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad Wat willen we bereiken?
Focus van de inspanning: de aanpak om het verkeer veiliger te maken wordt gecontinueerd. Om de groei in vervoersbewegingen duurzaam te realiseren is onze strategie gericht op schoon gebruik, schone voertuigen en schone brandstoffen.
Wat gaan we daarvoor doen?
Het college zet zich in om het gebruik van de fiets, het openbaar vervoer, elektromobiliteit en andere schone vormen van vervoer optimaal te faciliteren. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de realisatie van het programma Duurzaam, de doelen van het Rotterdam Climate Initiative en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Specifiek voor de binnenstad werken we een pakket van maatregelen uit, waarmee een goede bereikbaarheid van het centrum wordt gewaarborgd, de leefbaarheid wordt verbeterd en economische activiteit wordt gestimuleerd. Brandstoffen en elektrisch vervoer Om de groei in vervoersbewegingen duurzaam te realiseren (schoner en stiller) is onze strategie gericht op schoon gebruik, schone voertuigen en schone brandstoffen. Deze ontwikkeling versnellen we door Rotterdam te positioneren als proeftuin voor innovatieve bedrijven op het gebied van elektrisch vervoer. Daarnaast zorgen we, mits ondersteund met rijksgelden, voor 1.000 oplaadpunten voor in Rotterdam geregistreerde voertuigen. Hierover wordt gerapporteerd in het kader van het programma Duurzaam. Specifiek voor de binnenstad werken we een pakket van maatregelen uit, zodat het centrum zowel bereikbaar als leefbaar blijft. Openbaar Vervoer Het gratis OV voor 65+’ers wordt deze collegeperiode voortgezet. Ook wordt periodiek overleg gevoerd met de Stadsregio over de dienstregeling en uitvoering van het openbaar vervoer in de stad. Fiets In afstemming met de stadsregio wordt een vervolg gegeven aan het fietsplan, onder meer door aanleg van ontbrekende schakels in het fietsnetwerk en van de Rotterdamse gedeelten van lange afstandsroutes. Hierbij wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande (onderhouds)werkzaamheden.
Hoofdstuk 4.9 | Beleidsveld Verkeer en vervoer | pagina 137
Verkeersveiligheid Het is belangrijk dat de basis van het verkeerssysteem goed op orde blijft. De blackspot-aanpak wordt gecontinueerd. De aanpak van knelpunten in de verkeersveiligheid en uitvoeren van functionele wijzigingen in het wegennet combineren we met onderhoud. Ook verkeerseducatie maakt onderdeel uit van deze aanpak. (Overige) Indicatoren Indicator
Begroting 2013 5 schakels aangepakt, 3 lange afstandsroutes gerealiseerd (Rotterdamse delen) 10
Schakels in fietspaden verbeteren, drie lange afstandsroutes gerealiseerd (Rotterdamse delen) Black spots saneren
Begroting 2014 n.t.b. 10
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Apparaatslasten Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Proef gratis openbaarvervoer 65-plussers Bestemmingsreserve Rotterdam Fietst Bestemmingsreserve Verkeer & Vervoer 2011 Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 6.559 5.944 0 615 13.636 8.545
Raming 2012 15.920 13.031 0 2.889 20.962 14.847
Begroting 2013 17.661 18.111 -450 0 26.400 26.400
Raming 2014 19.548 19.592 -44 0 28.588 28.588
Raming 2015 32.028 32.041 -13 0 37.547 37.547
Raming 2016 153.986 153.862 124 0 159.503 159.503
7.910 635 5.091 5.091
12.931 1.916 6.115 6.115
24.562 1.838 0 0
26.353 2.235 0 0
35.157 2.390 0 0
156.978 2.525 0 0
-7.077 840 340
-5.042 100 0
-8.739 0 0
-9.040 0 0
-5.519 0 0
-5.517 0 0
500
0
0
0
0
0
0 0 -6.237
100 0 -4.942
0 0 -8.739
0 0 -9.040
0 0 -5.519
0 0 -5.517
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan uit bijdragen van de stadsregio voor de in haar opdracht uit te voeren railinfraprojecten (bijv. Hoekselijn) en door derden (voornamelijk stadsregio, maar ook bijdragen uit het RAL) verstrekte bijdragen in de aanleg van fietsroutes. Lasten De lasten bestaan uit lasten voor projecten in het kader van Gratis OV 65+, de aanleg van fietsroutes, kapitaalslasten voor reeds gerealiseerde projecten, verkeerseducatie en de uitvoering van in opdracht van de stadsregio uit te voeren projecten in het kader van railinfrastructuur. Reserves Niet van toepassing. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten De bijdragen vanuit rijk en medeoverheden stijgen in de komende jaren, hetgeen voornamelijk veroorzaakt wordt door het in opdracht van de stadsregio uit te voeren project Hoekselijn, dat naar verhouding vanaf 2016 een heel groot deel van de baten en lasten van dit product zal omvatten. In de jaren 2013 t/m 2015 worden hiervoor reeds geleidelijk voorbereidingen getroffen. Daarnaast zijn voor 2012 incidentele basten opgenomen in het kader van OV65+.
pagina 138 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Lasten De lasten van deze beleidsmatige inspanning stijgen in de komende jaren, hetgeen voornamelijk veroorzaakt wordt door het in opdracht van de stadsregio uit te voeren project Hoekselijn. Voor het gratis OV voor 65+ zijn er kosten begroot tot en met 2014.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad Fiets / Openbaar vervoer / Schone vervoerswijzen Verkeersveiligheid en leefkwaliteit Totaal
Baten 17.945 -284 17.661
Lasten 25.417 983 26.400
Saldo -7.472 -1.267 -8.739
Hoofdstuk 4.9 | Beleidsveld Verkeer en vervoer | pagina 139
Hoofdstuk 4.10 pagina 140 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 10 Economie
Portefeuillehouder:
Wethouder Wonen, Ruimtelijke Ordening, Vastgoed en Stedelijke Economie/Projectwethouder Zuid
Wat willen we bereiken?
Het versterken van de Rotterdamse economische structuur.
Toelichting
De Rotterdamse economie moet de komende jaren krachtiger, weerbaarder en duurzamer worden. Hiervoor zetten we in op het uitbouwen van de kansrijke clusters, het verbeteren van het vestigingsklimaat, het ondersteunen van (startend) ondernemerschap en innovatie en het intensiveren van de relatie met de Rotterdamse regio. Wij gaan nog intensiever samenwerken met onze partners om de economische structuur te versterken. Samen met innovatieve bedrijven werken we op een duurzame manier aan nieuwe technologieën en toepassingen, die wereldwijd bruikbaar zijn. De komende periode is het gebied Stadshavens speerpunt van duurzame ontwikkeling. Stadshavens wordt verder ontwikkeld, met aandacht voor de juiste combinatie van wonen, werken en onderwijs. Ondernemers krijgen hier de ruimte om hun activiteiten op en uit te bouwen. Om de ontwikkeling van de Rotterdamse economie als geheel inzichtelijk te maken en te meten hoe we ervoor staan, wordt een economische index ontwikkeld. De activiteiten die we gaan uitvoeren om de Rotterdamse economie in deze collegeperiode krachtiger, weerbaarder en duurzamer te maken, worden vastgelegd in een programma regionale en stedelijke economie. Om mee te kunnen blijven doen in de internationale concurrentiestrijd tussen stedelijke regio’s, moet Rotterdam een sterke, brede economische structuur krijgen, maar ook een aantrekkelijke woon- en verblijfstad zijn. Om dit te bereiken, wordt de Rotterdamse (kennis)economie verder gemoderniseerd, zodat de stad aantrekkelijk blijft voor bedrijven en werknemers. Daarnaast zal de selectieve migratie van veel hoogopgeleiden moeten worden tegengegaan.
Economie
Economische structuur en vestigingsklimaat
Baten: Lasten: Saldo:
5.989 34.506 -28.517
Hoofdstuk 4.10 | Beleidsveld Economie | pagina 141
4.10.1 Beleidsmatige Inspanning Economische structuur en vestigingsklimaat Wat gaan we daarvoor doen? Realisatie 2010/ nulmeting Target: Behoud Rotterdamse afgestudeerden
mijlpaal/ planning
Het aantal Hbo’ers en WO’ers afgestudeerd aan Rotterdamse instellingen voor hoger onderwijs dat anderhalf jaar na afstuderen in de regio en daarbinnen de stad werkt neemt over de collegeperiode gemiddeld met anderhalf procent punt toe ten opzichte van het gemiddelde over de afgelopen vijf jaar.
realisatie 29,9% HBO Rotterdam
Target: 100 investeringsprojecten RIA Aantal investeringsprojecten (cumulatief, jaarlijks per 31–12)
2012 0,5% 2007–2011 31,4% HBO Rotterdam 53,7% HBO Rijnmond 2006–2010 31% (HBO, werkend in Rotterdam)
53,4% HBO, Rijnmond mijlpaal/planning realisatie
Eindwaarde (2013/anders) 1,5%
2011
53,4%(HBO werkend in Rijnmond) 20
43
70
100
44
Administratieve lastenverlichting, verminderen regeldruk en verbeteren dienstverlening aan ondernemers Om verder te werken aan het verminderen van de regeldruk voor ondernemers is eind 2010 een lokaal convenant afgesloten tussen de Gemeente, EDBR, Deltalinqs, Kamer van Koophandel, Midden -en kleinbedrijf Rotterdam en VNO NCW R’dam. De convenantspunten omvatten acties alsook best practises en verbeterpunten (uit top10) die onderzocht, uitgeprobeerd en/of geïmplementeerd worden. Doel is te zorgen dat ondernemers zo min mogelijk last hebben van belemmerende regels of allerlei onnodige administratieve handelingen moeten uitvoeren. Er is een nul meting verricht volgens een landelijk kosten baten model. Het doel is om eind 2013 15% minder administratieve lasten te hebben ten opzichte van eind 2010. In de tweede helft van 2013 zal hiervoor een meting worden uitgevoerd. Economische Structuur Versterken De economie van Rotterdam en de regio kenmerkt zich door een mix van grote en kleine bedrijven, internationaal en regionaal, starters, doorgroeiers en gevestigde ondernemingen. Het omvangrijke havenindustrieel complex (HIC) en de medische en zorgsector zijn van groot belang. Maar ook de zakelijke dienstverlening, consumentendiensten en de creatieve sector krijgen de nodige aandacht. Het is van belang de juiste randvoorwaarden voor wat betreft de kwaliteit van de werklocaties, infrastructuur, arbeidsmarkt en imago te creëren. Innovatie en samenwerking in regionaal verband zijn essentieel. Het doel is om de concurrentiepositie van de sterke clusters verder uit te bouwen. Havengerelateerd Cluster De groei van de haven vertaalt zich in groei in de stedelijke sectoren die gerelateerd zijn aan de haven. Deze opgave is vertaald in de economische bijdrage aan het Uitvoeringsprogramma Havenvisie. In 2013 zal samen met het Havenbedrijf vooral worden gewerkt aan de versterking van de maritieme kennisdienstverlening en logistieke clusters door inzet van de Rotterdam Investment Agency (RIA) en het gemeentelijk accountmanagement. Medisch en Zorg Het programma Medisch en Zorg focust zich in 2013 voornamelijk op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en de bijdrage aan Medical Delta. De gemeente neemt samen met de zorg- en onderwijsinstellingen deel aan het platform Zorg en het actieprogramma zorg dat de knelpunten op de arbeidsmarkt wil wegnemen. De arbeidsmarktopgave is opgepakt in de sectoragenda Medisch en Zorg en wordt uitgevoerd. De samenwerking binnen de Medical Delta begint voor Rotterdam zijn vruchten af te werpen. De ontwikkeling van de Rotterdam Science Tower is daarvan een duidelijk voorbeeld. Met Medical Delta organisatie zal de Rotterdamse propositie voor nieuwe vestigingen van bedrijven worden versterkt. Clean Tech Delta Clean Tech Delta (CTD) is een samenwerkingsverband van 35 partijen waarin de gemeente Rotterdam deelneemt. CTD heeft de ambitie een ‘multiplier’ voor cleantech investeringen te genereren en een ‘rode loper’ te bieden voor cleantech bedrijven en instellingen die gevestigd zijn of zich willen vestigen in de regio.
pagina 142 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Zo is CTD ondersteunend aan de economische- en gebiedsontwikkeling van de regio Delft-Rotterdam-Drechtsteden. CTD draagt bij aan het toekomstbestendig maken van de regionale structuur. Binnen de tripartiete samenwerking zijn bedrijven en kennisinstellingen in de lead. De overheid treed faciliterend op. De gemeente Rotterdam zet in op de verdere professionalisering van de samenwerking. Innovatie De inzet blijft gericht op de versterking van de innovatienetwerken in de stad en regio. Het netwerk Tridelta dat mede op advies van OECD is opgericht is inmiddels 2 jaar actief en zal zich samen met de gemeente ook de komende tijd blijven inzetten voor de verbinding van toegepast en wetenschappelijk onderzoek, valorisatie en ondernemerschap met elkaar. Daarnaast wordt gewerkt aan het zichtbaar maken van de innovatiekracht van Rotterdam, zoals in het project als Open data Rotterdam waarbij met gebruik van gemeentelijke informatie gewerkt wordt naar nieuwe toepassingen. Verder heeft de evaluatie van Creatieve Economie geleid tot een bewuste focus van gemeentelijke inzet op innovatie en actieve bijdrage aan de landelijke netwerk CLICK. Duurzaam ondernemerschap Met de Provincie Zuid Holland wordt gewerkt aan het stimuleringsprogramma ‘BBE MKB in beweging’ dat mkb ondernemers helpt aan kennis over duurzaam en innovatief ondernemen. Daarnaast zullen de economisch belangrijke opgaven uit het Programma Duurzaam worden geïntegreerd. Kennisdienstverlening In 2012 is onderzoek gedaan naar de precieze aard en omvang van de vele kennisdienstverleningsclusters in de stad. Deze kennis gebruiken we om de acquisitie en het accountmanagement beter te richten op de specifieke behoeften van deze sector, met als doel het vestigingsklimaat voor deze bedrijven in bijvoorbeeld het Centraal District te optimaliseren. De arbeidsmarktopgave wordt opgepakt met kennisdienstverlening (sectoragenda). Creatieve Economie De beleidsmatige verantwoordelijkheid voor de creatieve sector ligt sinds 2012 bij de dienst Kunst en Cultuur. De economische opgave richt zich in 2013 daarom voornamelijk op het faciliteren van de ruimtebehoefte van creatieve bedrijven. Regio Samen met de partners in de Zuidvleugel wordt vanaf 2013 – in het kader van het Economisch Uitvoeringsprogramma Zuidvleugel – geïnvesteerd in de versterking van de economische structuur van Rotterdam en regio, eventueel door de vorming van een Regionale OntwikkelingsMaatschappij. Rotterdamse projecten in de Clean Tech Delta, het RCI en Medical Delta ontvangen een substantiële bijdrage vanuit de provincie. In deze projecten wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht op de Topsectorenaanpak van het Rijk. In de topsectoren is Rotterdam een natuurlijke partner. De Metropoolregio zorgt voor een verdere versterking van de economische samenwerking en afstemming, onder andere voor de aanpak van kantorenleegstand en innovatie, en het aantrekken van meer internationale bezoekers en bedrijven. Tenslotte wordt door middel van Deltri het gebrek aan kwalitatief goede bedrijventerreinen in onze regio tegengegaan en zetten we in op betere bereikbaarheid van het haven-industrieel complex en verbinding met de wijdere regio, lopend van Rotterdam tot Antwerpen. City Marketing Door toenemende concurrentie tussen steden is het van economisch belang om te werken aan een goed imago en je als stad onderscheidend te positioneren. Het doel is om een aantrekkelijke vestigingslocatie voor bedrijven en een aantrekkelijke stad voor bezoekers (toeristen en zakelijke bezoekers), bewoners en studenten te zijn. Dit is een stadsbrede opgave, waarbij bedrijfsleven, kennisinstellingen en gemeente gezamenlijk optrekken. Hiervoor wordt in 2013 ook de samenwerking binnen Rotterdam Partners vormgegeven. Vooruitlopend daarop wordt gewerkt aan de vertaling van de stadsbrede merkstrategie om Rotterdam nationaal en internationaal te vermarkten. Deze strategie wordt de integrale opdracht aan Rotterdam Festivals en Rotterdam Marketing. Het uiteindelijke resultaat is dat meer bedrijven, bezoekers, bewoners en studenten voor Rotterdam kiezen. Warenmarkten Medio 2012 zijn na overleg met de brancheverenigingen de uitgangspunten bepaald voor de gewenste koers en de regelgeving van het beheer en de exploitatie van de warenmarkten. Deze uitgangspunten zijn in juni 2012 bestuurlijk vastgesteld. Eind 2012 is een uitvoeringsprogramma gereed. In 2013 wordt het uitvoeringsprogramma, met daarin de voorstellen voor wijziging van de marktverordening en het marktreglement met de brancheorganisaties verder uitgewerkt en daarna uitgevoerd.
Hoofdstuk 4.10 | Beleidsveld Economie | pagina 143
Voldoen aan de vraag naar arbeid De gemeente Rotterdam werkt samen met het bedrijfsleven en het onderwijs om aan de vraag naar arbeid in de economie te kunnen voldoen. De vergrijzing van de beroepsbevolking vraagt, zeker voor de middellange termijn, om aandacht en oplossingen. De beschikbaarheid van geschikt personeel wint aan belang als vestigingsfactor en een goed opgeleide beroepsbevolking is tevens van belang voor de sociale weerbaarheid én de innovatieve potentie van onze regio. Onze ambities richten zich op het vergroten van de arbeidsparticipatie, het verhogen van het opleidingsniveau, het bevorderen van de doorstroming (opwaarts en intersectoraal) en het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. De inzet op deze ambities is een gezamenlijke inzet vanuit de beleidsvelden Economie, Participatie en Jeugd. Sectoragenda’s Samen met het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen werken we aan de arbeidsmarktopgaven in de sectoren Medisch en Zorg, Haven, Industrie en Techniek, Kennisdienstverlening en Onderwijs. Arbeidsmarkt blijft een integraal onderdeel van onze aanpak om de Medische en Zorgsector te versterken, waarbij het terugdringen van de personeelstekorten centraal staat. Op basis van meerjarige afspraken zetten we in op verbetering van het imago van deze sector, de opleidingscapaciteit (en rendement), de beroepsoriëntatie, het vergroten van de doorstroom en het verbreden van de werving. Voor de sector Haven, Industrie en Techniek is onze inzet gericht op meer jongeren die kiezen voor bètavakken en techniekonderwijs, op een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, op een toename van geschikte zij-instroom naast meer doorstroming. De samenwerking met ondernemers en onderwijs creëert kansen in deze sectoren voor de re-integratie van werklozen. Kansen die we ook in 2013 optimaal zullen benutten. Voor wat betreft de Kennisdienstverlening zullen we, op basis van de netwerken die we hebben opgebouwd met de ICT sector en de advocatuur, onze gezamenlijke ambities verder uitwerken in concrete inzet. Voor wat betreft de onderwijssector werken we mee aan het project Professionele school (onderdeel van programma Beter Presteren) gericht op het terugdringen van het kwantitatieve en kwalitatieve lerarentekort. Rotterdam Carrièrestad Rotterdam Carrièrestad richt zich op concrete initiatieven om hoger opgeleiden (hbo-wo) aan onze stad te binden na hun studie. Ingezet wordt op het ontwikkelen en bieden van carrièreperspectief, het verleiden van meer studenten om in Rotterdam te gaan en blijven wonen, de stad als laboratorium, een aantrekkelijke binnenstad en ondernemerschap. Door een integrale aanpak samen met strategische partners uit het bedrijfsleven, corporaties, studie- en studentenverenigingen en de onderwijsinstellingen, moet dit worden gerealiseerd. Een aanpak met initiatieven als een traineeprogramma (Talentship) voor afgestudeerde hbo’ers en wo’ers, Rotterdam Carrierecompetenties en een actieprogramma wonen voor hoger opgeleiden. Deze specifieke aandacht komt ook tot uiting in de agenda Hoger Onderwijs, waarbij het college streeft naar versterking van de samenwerking met het Rotterdamse Hoger Onderwijs, o.a. door te komen tot samenwerkingsovereenkomsten. Generieke acties Ondersteunend aan de sectoragenda’s is er expliciet aandacht voor thema’s die de rode draden vormen waarmee de inzet op de arbeidsmarkt wordt verbonden. Hierbij gaat het om het optimaliseren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, de werkgeversbenadering en -services en de doorstroming op de arbeidsmarkt. De eerste vakscholen starten schooljaar 2012–2013, de eerste ervaringen met de Leercheques (voor scholing van werkenden zodat ze kunnen doorstromen) zijn positief en inmiddels is ook, op basis van verkenningen in de zorg en techniek, een draaiboek voor het stimuleren van doorstroming ontwikkeld. Ook op het gebied van het verbeteren van de werkgeversaanpak is al veel gebeurd. In 2013 gaan we door op deze ingeslagen weg. Beheer Markten In de voorliggende periode heeft een onafhankelijke procesmanager in samenspraak met de brancheorganisaties en individuele kooplieden een plan van aanpak opgesteld welke eind 2012 begin 2013 tot afronding zal komen. Dit plan behelst een aantal voorstellen ter verbetering van de Rotterdamse warenmarkten. Verbetering van de kwaliteit in de ruimste zin van het woord staat voorop. De plannen die besproken worden zijn onder andere een breder assortiment in het aanbod van producten op de markt, afschaffing van de wachtlijsten, persoonlijke verantwoordelijkheid in plaats van persoonlijke aanwezigheid, afschaffing restitutie bij ziekte en verzelfstandiging van de markten. De verbeteringsvoorstellen worden eind 2012 begin 2013 met uw commissie EHMV besproken.
pagina 144 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Economische structuur en vestigingsklimaat Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Dividenden Financieringsbaten Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Kansenzones Bestemmingsreserve Frictiekosten opheffing Marktwezen Bestemmingsreserve Innovatiefonds Bestemmingsreserve Revitalisering winkelgebieden Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 32.006 6.974 3.347 661 19.487 1.537 50.732 34.939
Raming 2012 20.864 2.770 15.915 0 0 2.179 50.642 30.211
Begroting 2013 5.989 1.230 3.666 845 0 248 34.506 17.474
Raming 2014 5.760 1.230 3.666 845 0 19 33.817 17.474
Rming 2015 5.760 1.230 3.666 845 0 19 33.655 17.474
Raming 2016 5.760 1.230 3.666 845 0 19 33.655 17.474
8.751
19.705
6.879
6.879
6.879
6.879
14.077 12.111 15.793 6.134 494 800 0
10.506 0 20.431 1.864 0 668 1.057
10.317 278 17.032 1.888 0 683 1.986
10.317 278 16.343 1.888 0 683 1.925
10.317 278 16.181 1.888 0 683 1.855
10.31 7 278 16.181 1.888 0 683 1.855
8.365 -18.726 2.809 382
16.842 -29.778 0 0
12.475 -28.517 0 0
11.847 -28.057 0 0
11.755 -27.895 0 0
11.755 -27.895 0 0
199 1.638
0 0
0 0
0 0
0 0
0 0
590 0 -15.917
0 0 -29.778
0 0 -28.517
0 0 -28.057
0 0 -27.895
0 0 -27.895
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten bestaan met name uit bijdragen voor evenementen en een IFR bijdrage voor Nieuwe Binnenweg en Kansen voor West. Daarnaast zijn er opbrengsten uit marktgelden. Lasten De uitbestede werkzaamheden en subsidies worden ingezet voor evenementen en voor het project kostendekkende huur. Daarnaast worden uitbestede werkzaamheden ingezet om het vestigingsklimaat voor MKB-ondernemers te verbeteren, bij accountmanagement & acquisitie en voor het programma arbeidsmarktontwikkeling. De kosten voor het beheer van markten bestaan uit kosten voor toezicht en schoonmaakkosten marktterreinen e.d. Reserves Niet van toepassing 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) In 2012 is besloten de totale uitvoering van het project Nieuwe binnenweg via Stadsontwikkeling Economie te laten lopen. Het project wordt volledig in 2012 afgerond. Daarom zijn de baten en lasten vanaf 2013 lager. In het kader van de vorming van het cluster Stadsontwikkeling worden met ingang van 2012 de personeels- en apparaatslasten van Economie centraal bij het cluster geraamd.
Hoofdstuk 4.10 | Beleidsveld Economie | pagina 145
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Economische structuur en vestigingsklimaat Versterken economische structuur Versterken vestigingsklimaat Versterken kansenstructuur Beheer markten Totaal
pagina 146 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Baten 1.814 531 0 3.644 5.989
Lasten 17.401 11.607 1.560 3.938 34.506
Saldo -15.587 -11.076 -1.560 -294 -28.517
Hoofdstuk 4.10 | Beleidsveld Economie | pagina 147
Hoofdstuk 4.11 pagina 148 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 11 Milieu en duurzaamheid
Portefeuillehouder:
Wethouder Duurzaamheid, Binnenstad en Buitenruimte
Wat willen we bereiken?
Een schone, groene en gezonde stad. Dát is wat Rotterdam wil realiseren. Een stad die economisch sterk is, waar bedrijven zich graag vestigen, ondernemers de ruimte krijgen en waar aantrekkelijk en hoogwaardig werk te vinden is. Een groene stad waar je met plezier woont en recreëert. Een gezonde stad met een goede luchtkwaliteit en weinig geluidsoverlast. Een stad met een hoge kwaliteit van leven. Dat is waaraan we in de periode tot en met 2014 hard werken via de uitvoering van het programma Duurzaam. We houden vast aan de hoofddoelstelling van het Rotterdam Climate Initiative: in 2025 is de CO2-uitstoot ten opzichte van 1990 gehalveerd en is Rotterdam 100% klimaatbestendig. Daarnaast is onze langetermijnambitie voor geluid dat in 2025 30% minder mensen last hebben van geluid dan in 2007. Voor de korte termijn leveren we een belangrijke bijdrage aan het realiseren van de collegetargets.
Toelichting
Wij willen Rotterdam schoner, groener en gezonder maken en voorbereiden op klimaatverandering. Inzet op duurzaamheid is noodzakelijk om Rotterdam aantrekkelijker te maken als woon- en werkstad voor de huidige en toekomstige generaties. De ambitie is om via het programma Duurzaam van Rotterdam de duurzaamste havenstad in zijn soort te maken: schoon, groen en gezond. Hierbij streven we naar een betere balans tussen sociale (people), ecologische (planet) en economische (prosperity) belangen. Samen met een tal van partners wordt gewerkt aan een stad waar het prettig, veilig en gezond toeven is én waar de Rotterdamse economie kan floreren. Doordat minder middelen beschikbaar zijn dan in de vorige periode wordt een groter beroep gedaan op burgers, bedrijven en instellingen om onze ambities waar te maken. Hier tegenover staat een open houding van het stadsbestuur naar die partijen die willen bijdragen aan een duurzaam Rotterdam. Voor luchtkwaliteit geldt dat we een bredere aanpak ontwikkelen gericht op structurele verbetering, met name met het oog op het bereiken van een betere gezondheidsituatie. Op de korte termijn wordt gewerkt aan het oplossen van de knelpunten in de stad. Verder hanteren we als uitgangspunt dat elke ruimtelijke verandering moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Zo wordt bijgedragen aan het voorkomen van nieuwe knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit en geluidsoverlast en zorgen we dat de leefomgeving bijdraagt aan een aantrekkelijkere stad en een betere gezondheid van de Rotterdammers.
Milieu en duurzaamheid
Milieu en duurzaamheid
Baten: Lasten: Saldo:
1.750 29.016 -27.266
Hoofdstuk 4.11 | Beleidsveld Milieu en duurzaamheid | pagina 149
4.11.1 Beleidsmatige Inspanning Milieu en Duurzaamheid Wat willen we bereiken?
Ambitie van het programma is – met duurzaamheid als katalysator – Rotterdam te transformeren tot de duurzaamste wereldhaven stad, met de grootste groen-blauwe economie en een aantrekkelijke en gezonde leefomgeving. Met het programma zetten we primair in op de duurzaamheidsthema’s klimaat, energie en water, omdat we hiervan de grootste economische spin-off verwachten. We gaan door met de klassieke milieutaken en richten ons hierbij vooral op de verbetering van de leefbaarheid via aanpak van de knelpunten op het gebied van geluid en lucht.
Wat gaan we daarvoor doen? Collegetargets Voor deze collegeperiode wordt met de uitvoering van het programma een belangrijke bijdrage geleverd aan het realiseren van de volgende collegetargets: 1. Aan het einde van de collegeperiode is in Rotterdam en de haven voor minimaal € 350 mln in duurzaamheid geïnvesteerd. 2. 15.000 Rotterdammers hebben aan het einde van de collegeperiode in hun woning een geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai die minimaal 3 decibel lager ligt dan in 2010.
Target 13: Aan het einde van de collegeperiode is in Rotterdam en de haven voor minimaal € 350 mln in duurzaamheid geïnvesteerd.
Mijlpaal/ planning
Realisatie 2010/ nulmeting 87,5 mln
realisatie
Target 14: 15.000 Rotterdammers hebben aan het einde van de collegeperiode in hun woning een geluidsbelasting als gevolg van verkeerslawaai die minimaal 3 dB lager ligt dan in 2010. Totaal (cumulatief) Belangrijkste inspanningen & meetbare prestaties: Stil asfalt Gevelisolatie ISV-3 Geluidsscherm A20 Gevelisolatie Caland-spoorbrug Extra projecten
Mijlpaal/ planning
Eindwaarde 2012 (2013/anders) 262,5 mln 350 mln
235 mln Realisatie 2010/ nulmeting 1.000
Realisatie/ raming Realisatie
2011 175 mln
2011 4.000
2012 9.000
Eindwaarde 15.000
2.803
957 0 0 0 2
1.477 0 0 352 14
In 2011 is het programma Duurzaam “Investeren in duurzame groei”, vastgesteld. Centraal doel is het realiseren van een schone, groene en gezonde stad waarbij winst wordt geboekt op sociaal en economisch terrein. De insteek van het programma is economisch en sluit aan op de ambitie om Rotterdam de meest duurzame wereldhavenstad in zijn soort te laten zijn. Het programma is breed, met raakvlakken met veel, zo niet alle gemeentelijke beleidsterreinen. De uitvoering van het programma Duurzaam is ingezet voor periode 2011–2014. Thema’s en acties zijn bij start bepaald en lopen over meerdere jaren heen. De uitvoering ligt vooralsnog op koers; er worden over de gehele breedte resultaten geboekt. De uitvoering kent echter een aantal aandachtspunten. Zo was bij de programmavaststelling in 2011 een budget van € 31 mln toegekend. In datzelfde jaar is een taakstellende bezuiniging opgelegd van € 3,525 mln t/m 2014. Tijdens de voorjaarsretraite 2012 is het beleidsveld milieu en duurzaamheid verder ingeperkt. Afgesproken is om in zowel 2013 als 2014 € 1,5 mln extra in te leveren ten behoeve van de bezuinigingsopgave. Om deze bezuiniging te realiseren, is er als oplossingsrichting voor gekozen om in 2013 het programma Duurzaam versneld te integreren in de staande lijnorganisatie. Hierbij blijven de activiteiten en thema’s staan en zal worden bepaald hoe deze voor de toekomst worden verankerd. Bovendien is met de partners van het Rotterdam Climate Initiative (RCI) te weten het Havenbedrijf Rotterdam, Deltalinqs en DCMR overeengekomen dat zij een groter deel van de uitvoering van het RCI-programma voor hun rekening zullen nemen. In 2013, wordt daarom, naast de versnelde borging van het programma, prioriteit gegeven aan het via zoveel mogelijk partnerships met bedrijven, medeoverheden etc. realiseren van:
pagina 150 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Regie duurzaam In het haven- en industriecomplex wordt voorrang gegeven aan het: – vergroten energie-efficiency bij bedrijven, – realiseren CCS-demoprojecten ROAD en Cintra, – bevorderen grootschalige toepassing CCS, – uitvoeren Rotterdam Bioport, – doorontwikkelen van Rotterdam als LNG-hub o.a. via het bevorderen van LNG in de binnenvaart, – aanleggen Stoompijp Botlek West en doorontwikkelen naar Botlek Zuid. Doelen waarop bij voornoemde prioriteiten worden ingezet zijn: – internationale positionering als CO2- en LNG-hub en Bioport, – versterking van het havenindustrieel complex (HIC)-gebied als aantrekkelijke vestigingsplaats voor nieuwe, innovatieve economische activiteiten, – grotere energie-efficiency bij het haven- en industriecomplex, kantoren en winkels leidt tot kostenbesparingen en daarmee financieel sterkere en concurrerende bedrijven en – arbeidsmarktontwikkeling. Voor de stad wordt in 2013 het accent gelegd op het: – verduurzaming van bestaande bouw en gemeentelijk vastgoed met bouwers, corporaties, Vereniging van Eigenaren (VVE’s), (energie)bedrijven, (sport)verenigingen, het rijk en andere relevante partners waarbij zoveel mogelijk wordt gezocht naar de combinatie van fysieke maatregelen en burgerparticipatie, – uitbouwen van elektrisch vervoer via o.a. het verder uitbouwen van de laadinfrastructuur en het actief investeren in de groei van het aantal elektrische voertuigen, – doorontwikkelen van duurzaam (adaptief) bouwen o.a. via de start van de voorgenomen uitvoering drijvend bouwen Nassauhaven, – verstevigen van de internationale positie als voorbeeld adaptatiestad via de verdere uitbreiding van het netwerk Connecting Delta Cities, o.a. met Singapore alsook via het initiëren van een Global Declaration on Adaptation voor het C40-congres in 2013, – bestuurlijk agenderen eerste Rotterdamse Adaptatie Strategie (RAS) en – faciliteren van duurzame energie en ontwikkelen/delen duurzame kennis. Doelen waarop wordt ingezet zijn: – doorontwikkeling van duurzaamheid (duurzame gebiedsontwikkeling, buildingretrofit en water) als exportproducten, – profileren van Rotterdamse duurzame gebiedsontwikkeling en adaptatieaanpak als (inter)nationale innovatieve showcases, – acquisitie van nieuwe bedrijven, – ontwikkeling werkgelegenheid en vergroting arbeidsmarktkansen, – energie/kostenbesparing en dus lastenverlichting bij lagere- en midden inkomensgroepen, verenigingen, MKB, bedrijven etc., – economische groei, – vergroten leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad om te wonen en als duurzame vestigingslocatie o.a. via het stimuleren van Groene Daken, – kennisontwikkeling, – bieden handelingsperspectief aan de burger en daarmee ook het stimuleren van participatie. Klassieke milieutaken Bij het rijk zal ook in 2013 sterk worden aangedrongen om generieke maatregelen op rijksniveau te treffen om de Europese doelen met betrekking tot luchtkwaliteit te behalen. Rotterdam zet zelf met het maatregelenpakket van het Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit (RAL) fors in op het behalen van de luchtnormen. Mogelijk zullen we met het huidige maatregelenpakket niet in 2015 aan de normen kunnen voldoen. Een heroverweging van het maatregelenpakket is daarom noodzakelijk. Deze heroverweging zal uiterlijk begin 2013 moeten leiden tot de uitvoering van de meest effectieve maatregelen daar de rijksmiddelen, waarmee de maatregelen gefinancierd worden, eind 2014 besteed dienen te zijn. In 2013 ligt daarom de nadruk op de planning en de financiële voortgang van het RAL. Verder worden de mogelijkheden onderzocht en daar waar mogelijk toegepast om de uitvoering te versnellen. Het verbeteren van de gezondheid als gevolg van een verbetering van de luchtkwaliteit is ook één van de doelen uit het programma Duurzaam. Via de lange termijnaanpak luchtbeleid wordt hieraan invulling gegeven. Een belangrijke parameter hierin is roet (elementair koolstof). Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) verricht onderzoek naar de belangrijkste bronnen (o.a. industrie, scheepvaart en wegverkeer), de bijdrage per bron en de achtergrondconcentratie van deze parameter. Op basis van de rapportage van het RIVM zal een voorstel met oplossingsrichtingen en beleidsmatige keuzes worden geformuleerd.
Hoofdstuk 4.11 | Beleidsveld Milieu en duurzaamheid | pagina 151
Bij de aanpak van geluidhinder ligt de focus op stiller wegdek, geluidschermen en gevelsanering. Als gevolg van de forse krimp van het budget voor wegonderhoud wordt minder stil wegdek gerealiseerd, waardoor de gestelde target moeilijk te halen zal zijn. Momenteel wordt daarom onderzocht in hoeverre deelgemeenten ook een bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de geluidstarget, bijvoorbeeld door daar waar technisch mogelijk op wijkontsluitingswegen stil wegdek aan te leggen. In het bijzonder wordt onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn die zowel bijdragen aan verbetering van de luchtkwaliteit als aan de vermindering van het geluidsniveau. Naar aanleiding van de uitkomsten van deze onderzoeken zal het college de raad in oktober informeren over de geraamde eindwaarden voor 2012 en 2013. Overige klassieke taken In 2013 zal de inzet op vergunningverlening en handhaving zoals de afgelopen jaren verricht worden geconsolideerd. Verder wordt het (wettelijk verplichte) Uitvoeringsprogramma Bodem opgesteld en uitgevoerd. Het komend jaar wordt overigens de bodemwetgeving drastisch herzien. Er zal o.a. een integratieslag plaatsvinden met andere milieuwetgeving. Daarnaast wordt het accent verlegd van saneren naar beheren. De rol van het rijk in de bodemsaneringsoperatie wordt steeds kleiner, met navenant lagere rijksbudgetten. Hiermee komen de verantwoordelijkheden voor bodemsanering en beheer op termijn geheel te liggen bij de terreineigenaren en projectontwikkelaars. De gemeente heeft als bevoegd gezag een ‘vangnetfunctie’, met alle financiële risico’s van dien. Bij het rijk zal daarom worden aangedrongen op oplossingen hiervoor. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Milieu en duurzaamheid Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve Rotterdam Climate Initiative Bestemmingsreserve RCP Groene Daken Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 7.562 6.499 177 886 34.261 15.553
Raming 2012 17.035 15.285 0 1.750 47.108 36.356
Begroting 2013 1.750 0 0 1.750 29.016 26.724
Raming 2014 0 0 0 0 28.961 24.916
Raming 2015 0 0 0 0 18.687 17.728
Raming 2016 0 0 0 0 18.687 17.728
333 52 15.168 18.708 56 424
0 1.330 35.026 10.752 0 0
0 1.286 25.438 2.292 0 0
0 1.286 23.630 4.045 0 0
0 1.286 16.442 959 0 0
0 1.286 16.442 959 0 0
18.228 -26.699 1.991
10.752 -30.073 3.370
2.292 -27.266 0
4.045 -28.961 0
959 -18.687 0
959 -18.687 0
1.991 0 0 -24.708
3.047 323 0 -26.703
0 0 0 -27.266
0 0 0 -28.961
0 0 0 -18.687
0 0 0 -18.687
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De bijdragen van rijk en provincie zijn voor bodemsanering en lucht. De overige baten zijn een bijdrage uit het Gemeentefonds ten behoeve van te verrichten werkzaamheden voor het gebiedsgericht grondwaterbeheer havengebied. Lasten In de programmalasten worden de kapitaallasten van de investeringen Groene Daken en Waterpleinen verantwoord. De overige lasten bestaan uit de kosten van opdrachten aan derden ter realisering van de tien opgaven op het gebied van duurzaamheid. De overige lasten bestaan verder met name uit het uitbesteden van de werkzaamheden. Het grootste gedeelte van dit budget wordt uitgezet bij de Milieudienst Rijnmond (DCMR). Reserves De bestemmingsreserve RCP Groene daken wordt in 2012 volledig onttrokken. Aan de bestemmingsreserve Rotterdam Climate Initiative wordt in 2012 ruim € 3 mln onttrokken voor het programma Duurzaam. Op deze reserve resteert na 2012 nog € 2 mln. pagina 152 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten De bijdragen rijk en mede-overheden betreffen middelen voor de inzet op bodemsanering en lucht en worden ontvangen via het gemeentefonds. Zodra er duidelijkheid is over welke middelen de gemeente ontvangt voor bodemsanering en lucht zullen worden ontvangen en hoe de middelen zullen worden besteed worden deze via een neutrale wijziging in de begroting opgenomen. Onder overige baten is het gebiedsgericht grondwaterbeheer havengebied opgenomen. Dit betreft een pilot, die na 2013 opnieuw moet worden aangevraagd. Lasten De lasten laten vanaf 2013 een daling zien. Enerzijds wordt dit verklaard door het nog niet opnemen van lasten inzake bodemsanering en lucht (zie ook baten). Anderzijds wordt vanaf 2015 het programma Duurzaam beëindigd.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Milieu en duurzaamheid Regie duurzaamheid Regie klassieke milieutaken Totaal
Baten 0 1.750 1.750
Lasten 9.098 19.918 29.016
Saldo -9.098 -18.168 -27.266
Hoofdstuk 4.11 | Beleidsveld Milieu en duurzaamheid | pagina 153
Hoofdstuk 4.12 pagina 154 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Beleidsveld 12 Fysiek beheer van de stad
Portefeuillehouder:
Wethouder Duurzaamheid, Binnenstad en Buitenruimte
Wat willen we bereiken?
Rotterdam wil een groene stad zijn die schoon en heel is en voor iedereen prettig is om in te verblijven. Onze ambitie is om de huidige schoon en heel niveaus vast te houden met extra focus op plekken die vervuild of verloederd zijn. Wij streven naar meer groen, vooral op de meest ‘versteende’ plekken. Toelichting De buitenruimte is van groot belang voor het welbevinden van de burgers in Rotterdam. Een buitenruimte die schoon, heel en groen is, bindt mensen aan de stad, is aantrekkelijk en vormt een voorwaarde voor een gezonde leefomgeving. Daarnaast wordt een groene buitenruimte steeds belangrijker voor klimaatverandering en duurzaamheid. Een aantrekkelijke buitenruimte is ook een belangrijke randvoorwaarde voor de groei van onze economie. Een grote betrokkenheid van burgers, ondernemers en instellingen (waaronder scholen en woningcorporaties) is noodzakelijk om deze doelstelling te verwezenlijken. Het is een uitdaging om samen met deze partners de kwaliteit van de buitenruimte op peil te houden en waar nodig te verbeteren. Wij benadrukken dat de gebruikers van de stad ook zélf hun verantwoordelijkheid moeten nemen en meer zélf doen. Wij sturen ook aan op een duidelijke mentaliteitsverandering bij burgers die zich nu nog niet aan de normale gedragsregels in de buitenruimte houden. De buitenruimte wordt beheerd en onderhouden op een kwalitatief goed niveau, zowel in technische staat als in beeldkwaliteit. Wij vervangen de buitenruimte conform Rotterdamse Stijl.
Schoon (maken van de stad)
Baten: Lasten: Saldo:
201.354 205.456 -4.102
Heel (maken van de stad)
Baten: Lasten: Saldo:
91.415 146.976 -55.561
Fysiek beheer van de stad
Hoofdstuk 4.12 | Beleidsveld Fysiek beheer van de stad | pagina 155
4.12.1 Beleidsmatige Inspanning Schoon (maken van de stad) Wat willen we bereiken?
De focus ligt in de buitenruimte, waar de gemeente de basis op orde wilt houden. Het gemiddelde schoonniveau in alle deelgemeenten is gemiddeld een 4. Dit is een inspanningsverplichting die niet alleen afhankelijk is van de hoogte van de (deel)gemeentelijke schoonbudgetten, maar ook van de participatie van de deelgemeenten, burgers en bedrijven en de inzet op handhaving.
Wat gaan we daarvoor doen?
Het afgelopen jaar heeft de gemeente een benchmark uitgevoerd, waaruit blijkt dat de kosten voor het schoon houden van de stad in Rotterdam hoger zijn dan in andere, vergelijkbare gemeenten. Gezien de grote bezuinigingsopgave zal daarom in de komende jaren de stadsreiniging worden omgevormd tot een efficiëntere organisatie. De komende maanden zal deze reorganisatie verder vorm krijgen. Belangrijk onderdeel is dat een deel van het werk dat nu handmatig wordt uitgevoerd machinaal zal worden gedaan. Dit betekent vanaf 2013 en verder een geleidelijke reductie van 250 fte, waarbij er een basisformatie van 550 gekwalificeerde fte overblijft. Roteb blijft daarnaast plaats bieden voor werkervaringsplekken waardoor de werkgelegenheidsfunctie deels intact blijft. Het meer machinaal uitvoeren van werkzaamheden wordt gecombineerd met de inzet van all-round medewerkers die alle voorkomende werkzaamheden uit kunnen voeren. Op plekken waar dat nodig is, blijft het mogelijk om handmatige werkzaamheden uit te voeren. Hiermee wordt de organisatie meer flexibel en kan er, meer dan nu het geval is, maatwerk per gebied worden geleverd. De disciplines van Stadsbeheer werken samen om de vervuiling van de stad tegen te gaan. Het onderdeel schoon verricht uiteenlopende werkzaamheden om de stad schoon te krijgen en te houden. Het gaat onder meer om het ophalen van het huishoudelijk vuil, het machinaal en handmatig vegen van straten en pleinen, het legen van afvalbakken, het verwijderen van onkruid, het reinigen van de riolen, plaagdierbeheersing en het verwijderen van graffiti. Bij alle werkzaamheden is het onderdeel lease ondersteunend aan de uitvoering, doordat het voorziet in de diverse benodigde voertuigen. Een deel van bovengenoemde taken wordt uitgevoerd binnen een wettelijk kader. Het onderdeel schoon heeft onder meer te maken met de wet op de publieke gezondheid (plaagdierbeheersing), de wet milieubeheer (inzameling) en de zorgplicht van de gemeente (bijvoorbeeld als het gaat om gladheidbestrijding). Gedragsverandering De stedelijke communicatiecampagne Waarom?Daarom! wordt vervangen door wijkgerichte communicatie met een focus op afvalscheiding en verkeerd aangeboden huisvuil. In het Uitvoeringsprogramma Gedragsverandering wordt aandacht besteed aan onderzoek en pilots naar effectievere methoden voor de uitvoering van communicatie, reiniging, handhaving en toezicht. Er worden onderzoeken en pilots gedaan die gericht zijn op het ontwikkelen van interventies waardoor overlast beperkt wordt maar ook waardoor de betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid van bewoners bij hun eigen leefomgeving wordt vergroot. Verder zal in samenwerking met deelgemeenten in 2013 de uitrol van de wijkconciërge mogelijk een vervolg krijgen. Meldingen Systeem Buitenruimte (MSB) De intensieve samenwerking tussen de disciplines van Stadsbeheer heeft een positief effect gehad op het aantal MSBmeldingen. In 2011 zijn wederom minder MSB- meldingen ontvangen van burgers dan in voorgaande jaren. De kanaalsturing door de diensten in samenwerking met Ro!Entree en PZR heeft ertoe geleid, dat het aantal digitale meldingen is toegenomen en het aantal telefonische meldingen is afgenomen. De diensten zijn en blijven actief in het ontwikkelen en gebruiksvriendelijker maken van het meldingsysteem. Belangrijke ontwikkelingen zijn, dat de status van de afhandeling van meldingen voor iedereen digitaal geografisch is te volgen via de website van de gemeente en dat de zoekfunctie is verbeterd. Een aantal buitendienstmedewerkers van het cluster is voorzien van een smartphone waarop een app is geïnstalleerd. De medewerkers gebruiken de smartphones voor het registreren en afhandelen van eigen waarnemingen. Hieruit blijkt een proactieve houding in de buitenruimte. In 2012 komt een app beschikbaar voor smartphones die het voor de bewoners van de stad eenvoudiger maakt om een MSBmelding door te geven. Indicator Productniveau schoon (onder voorbehoud afspraken met deelgemeenten over op peil houden budgetten). Afhandeling meldingen uit meldingensysteem: 95% binnen 3 dagen.*
Begroting 2013
Raming 2014
Raming 2015
Raming 2016
4 95%
4 95%
4 95%
4 95%
* Deze indicator bevat de servicenorm (Burgerjaarverslag) en deze geeft inzicht in de snelheid waarmee meldingen over een vervuilde buitenruimte opgelost worden. Vuil op straat trekt vaak nog meer vuilnis aan. Door tijdig een melding af te handelen wordt voorkomen dat de leefomgeving verder vervuilt en het schoonniveau daalt. De norm ‘binnen 3 dagen’ laat onverlet dat in de praktijk waar nodig dezelfde dag wordt opgetreden.
pagina 156 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Afvalbeleidsnota 2012–2018 In de nieuwe afvalbeleidsnota 2012–2018 geeft Rotterdam haar ambities weer. De komende jaren ligt de nadruk op verbetering van afvalscheiding, hergebruik en recycling (van grondstoffen). Een toename en een verbetering van afvalscheiding kan alleen in nauwe samenwerking met de burgers. Effectieve communicatie over nut en noodzaak van afvalscheiding is in deze cruciaal net als inzet van middelen om het voor de burger zo gemakkelijk mogelijk te maken. De komende jaren moet het aandeel separaat ingezameld afval toenemen: Indicator
Begroting 2013 13 31 3
Kilo’s gescheiden ingezameld glas per inwoner. Kilo’s gescheiden ingezameld papier en karton per inwoner. Kilo’s ingezameld textiel per inwoner.
Raming 2014 13 33 3,5
Raming 2015 14 35 4
Raming 2016 14 37 4,5
De scheiding aan de bron is de beste manier om zo hoogwaardig mogelijk materiaal ten behoeve van hergebruik te krijgen. Dit gaat vooral op voor drie belangrijke afvalstromen te weten: papier, glas en textiel. Helaas bestaat het huishoudelijke restafval nog steeds voor een groot deel uit papier, glas en textiel; dit vormt bijna een kwart van het totaal. Het geniet de voorkeur om te voorkomen dat deze fracties in de vuilcontainer terechtkomen. Het aandeel hoogbouw bemoeilijkt scheiding aan de bron voor een groot aantal Rotterdammers. Nascheiding, het machinaal scheiden van integraal ingezameld huishoudelijk restafval, is dan ook de meest geschikte manier voor afvalscheiding in sterk verstedelijkt gebied. Op dit moment wordt er vanuit de markt hard gewerkt aan de technische ontwikkelingen van nascheidingsinstallaties. Grote vooruitgang wordt dan ook binnen enkele jaren verwacht. Gemeente Rotterdam volgt de ontwikkelingen nauwlettend. Onderhandelingen verpakkingsafval Het huidige akkoord over het hergebruik van verpakkingen tussen het bedrijfsleven, het ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten loopt op 1 januari 2013 af. Het huidige akkoord geeft geen mogelijkheden voor nascheiding van het Rotterdamse restafval. In het nieuwe akkoord is financiering door het bedrijfsleven voor een periode van 10 jaar vastgelegd. Nascheiding is hierbij toegestaan en wordt vergoed. Het bedrijfsleven wordt gehouden aan scherpere doelen en zal drastisch verduurzamen op basis van een verduurzamingsagenda. De wettelijke verplichting op de huidige statiegeldregeling voor grote PET-flessen komt hiermee echter te vervallen. Het verval van de statiegeldregeling leverde in de Tweede Kamer veel vragen en een groot aantal moties op. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Schoon (maken v/d stad) Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Kapitaallasten Financieringslasten Overige lasten Apparaatslasten Personeel Inhuur Materieel Doorbelaste overhead RSO Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 181.537 4.229 151.955 25.353 194.048 79.224
Raming 2012 195.448 3.018 172.414 20.016 198.157 82.643
Begroting 2013 201.354 1.558 179.877 19.919 205.456 85.550
Raming 2014 210.996 236 190.740 20.020 204.185 85.826
Raming 2015 210.487 -315 190.782 20.020 192.869 85.906
Raming 2016 210.487 -315 190.782 20.020 192.872 85.901
40.819 35.998 483 1.924 114.824 75.443 3.826 18.471 0
41.778 38.253 260 2.352 115.514 73.719 3.410 21.241 5.854
43.288 39.374 168 2.720 119.906 72.999 3.461 22.600 12.209
43.288 39.745 105 2.688 118.359 72.898 3.461 21.631 11.924
44.529 39.789 100 1.488 106.963 62.948 3.461 21.585 10.378
44.529 39.784 100 1.488 106.971 62.948 3.461 21.590 10.381
17.084 -12.511 0 0 -12.511
11.290 -2.709 0 0 -2.709
8.637 -4.102 0 0 -4.102
8.445 6.811 0 0 6.811
8.591 17.618 0 0 17.618
8.591 17.615 0 0 17.615
Hoofdstuk 4.12 | Beleidsveld Fysiek beheer van de stad | pagina 157
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten hebben betrekking op inkomsten uit de Afvalstoffenheffing, Bedrijfsreinigingsrecht, de reinigingsbudgetten vanuit de deelgemeenten, de IFR-bijdrage voor afvalcontainers, de opbrengsten van het bedrijfsonderdeel Lease, en ID-subsidies vanuit het Rijk. Lasten De lasten hebben grotendeels betrekking op de kosten voor verwerking van het afval bij de afvalverwerker en de kosten van het wagenpark van het bedrijfsonderdeel Lease, zoals investeringskosten, onderhoudskosten en benzinekosten. Ook vallen hier de lasten onder voor uitvoering van het Meldingen Systeem Buitenruimte, de Afvalbeleidsnota en het Uitvoeringsprogramma Gedragsverandering. Reserves Niet van toepassing. 2. Toelichting meerjarig verloop (2011–2016) Baten Meerjarig is af te lezen dat de baten voor de beleidsmatige inspanning Schoon met € 9,1 mln toenemen van € 201,3 mln in 2013 naar 210,4 mln in 2016. Dit valt te verklaren door een stijging van de inkomsten uit de Afvalstoffenheffing. Het College van B&W heeft in 2011 besloten de ASH kostendekkend te maken, waardoor de onder opbrengsten derden verantwoorde baten stijgen. Echter lopen de baten vanuit het Rijk terug door bezuinigingen op de centrale budgetten. Voor Roteb betekent dit een afname van de ID-subsidie, die onderdeel uitmaakt van het Participatiebudget. In het Participatiebudget zat tevens de bijdrage voor meewerkend voormannen, deze is in 2012 volledig komen te vervallen. Daarnaast is ook de interne bijdrage voor hennepontmanteling weggevallen, doordat dit landelijk is aanbesteed. Gevolg hiervan is dat de hennepontmanteling niet langer door de gemeente zelf wordt verzorgd. De bijdrage voor de uitvoeringswerkzaamheden komen daarmee ook te vervallen. Genoemde posten vormen de verklaring voor de afname van € 5 mln tussen 2011 en 2012. De overige baten blijven voor de komende jaren stabiel. Lasten Meerjarig valt af te lezen dat in 2015 de personele lasten met € 10 mln teruglopen door de formatie tot 550 FTE in te krimpen. Dit komt voort vanuit de Bestuurlijke opdracht Stadsreiniging. Overigens stijgen voor de reiniging gelijktijdig de uitbestede werkzaamheden met € 1,3 mln, waarmee een flexibeler inzet wordt bereikt.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Schoon (maken v/d stad) Afvalinzameling/verwerking ingezameld en gebracht afval Reiniging openbare ruimte Totaal
Baten 161.981 39.373 201.354
Lasten 133.952 71.504 205.456
Saldo 28.029 -32.131 -4.102
4.12.2 Beleidsmatige Inspanning Heel (maken van de stad) Wat willen we bereiken?
Focus van de inspanning: in de buitenruimte houden we de basis op orde. De straat blijft ‘heel’ op niveau 3,5. De buitenruimte wordt beheerd en onderhouden op een kwalitatief goed niveau, zowel in technische staat als in beeldkwaliteit. Bij het vervangen én investeren in de buitenruimte staat de Rotterdamse Stijl centraal. Dit is een inspanningsverplichting die niet alleen afhankelijk is van de hoogte van de ‘heelbudgetten’, maar ook van de samenwerking met deelgemeenten, burgers en bedrijven en handhaving. Daarom hebben we met alle deelgemeentebesturen afgesproken om voor de hele stad – zowel financieel als beleidsinzet – dit niveau te handhaven.
pagina 158 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Wat gaan we daarvoor doen?
We onderhouden de wegen, het groen, de watergangen, bruggen, kunstwerken en speelvoorzieningen. Hierbij is sprake van de meer projectmatige werkzaamheden, zoals groot onderhoud aan de wegen, of de renovatie van een park. Gedurende het jaar vinden de meer repeterende werkzaamheden plaats, zoals het maaien van gazons, snoeien van bomen, het bestrijden van onkruid, het uitvoeren van asfaltreparaties. Tot slot worden storingen, die in de buitenruimte voorkomen, zo snel als mogelijk verholpen. Storingsonderhoud behelst onder andere het opheffen van storingen aan wegen, bebording, kolken, rioolaansluitingen, overhangend groen, boomwortels, het verwijderen van onkruid en vuil. In opdracht van het centraal bestuur vindt het beheer en onderhoud van het rioleringsstelsel, bestaande uit riolen, persleidingen, gemalen en kolken plaats. Dit vindt zoveel als mogelijk geïntegreerd met wegonderhoud plaats. Met ingang van 2013 worden zowel de kleine als de grote civieltechnische kunstwerken met centraal geld onderhouden. Met name de eisen aan de grote bruggen zijn,door de toename van zowel de verkeersbelasting als de verkeersintensiteit, aanzienlijk verzwaard. Ook het onderhoud van de openbare verlichting vindt met ingang van 2013 in opdracht van het centraal bestuur plaats. Hierbij is duurzaamheid een belangrijk item: zo min mogelijk lichtvervuiling, het waar mogelijk dimmen van verlichting, toepassen van meer energiezuinige verlichting. Andere kapitaalgoederen, die in opdracht van het centraal bestuur onderhouden worden, zijn: de hoofd- en verzamelwegen, kademuren en havenbekkens en beeldende kunst en bouwwerken. Collegewerkprogramma In het collegewerkprogramma zijn de volgende targets afgesproken. Rekening 2011 Target 1. Heel niveau 3,5 2. Starten aanleg Blauwe Verbinding
3. 98% Openbare Verlichting functioneert 4. Aanpak 5 meest genoemde ergernissen:
– Defecte openbare verlichting – Verzakte wegen – Wateroverlast – Afval – Zwerfvuil 5. Structurele borging middelen vervanging civiele werken aan het einde van de levensduur
Begroting 2012
Begroting 2013
Behaald Behaald PVE noordelijk trace is vastgesteld. 98,5 98 Stand van zaken cumulatief per 15.08.2012
Behaald Noordelijk trace is (deels) aangelegd. 98 MSB:80% (GW)/ 95% (ROTEB/ STZ) van de meldingen binnen 3 werkdagen afgehandeld.
67,8% (GW) 92,7% (GW) 90,5% (GW) 95,8%(ROTEB) 92,5% (ROTEB) n.v.t.
76,6% (GW) 90,1% (GW) 89,4% (GW) 95,5% (ROTEB) 92,8% (ROTEB) n.v.t. Middelen zijn structureel verankerd in begroting.
Raming 2014 Behaald
98 MSB:80% (GW)/ 95% (ROTEB/ STZ) van de meldingen binnen 3 werkdagen afgehandeld. Middelen zijn structureel verankerd in begroting.
1) Heel niveau 3,5 In het collegewerkprogramma 2010–2014 is afgesproken dat de buitenruimte op het heel-niveau 3,5 blijft. Met de deelgemeenten zijn over dit heel-niveau afspraken gemaakt in de bestuursakkoorden. Samen met burgers en Roteb beoordeelt GW periodiek door schouwen het heel-niveau in de buitenruimte 2) Starten aanleg Blauwe Verbinding De blauwe verbinding is een 13 km lange recreatief bevaarbare watergang tussen de Zuidpolder in Barendrecht en het Zuiderpark in Rotterdam Zuid. De Blauwe Verbinding wordt in fases gerealiseerd tussen 2011 en 2025. De uitvoering van het noordelijke deeltracé tussen het Zuiderpark en het Zuidelijke Randpark is gestart. 3) 98% Openbare Verlichting functioneert Duurzaamheid is een van de pijlers van het Lichtplan Rotterdam. Uitgangspunt bij het vervangen van lampen is dat lampen met een verlengde levensduur worden gebruikt. Bij de keuze voor nieuwe armaturen is een voorwaarde dat ze niet of nauwelijks lichtvervuiling veroorzaken. Met nieuwe technologie zoals led worden proeven uitgevoerd. 4) Aanpak 5 meest genoemde ergernissen Uit de meldingen van het Meldingen Systeem Buitenruimte is gebleken dat bepaalde meldingen vaak terugkomen. We concentreren ons op de top 5 van de meest genoemde ergernissen, die bestaat uit: afval, zwerfvuil, defecte openbare verlichting, verzakte wegen en wateroverlast.
Hoofdstuk 4.12 | Beleidsveld Fysiek beheer van de stad | pagina 159
Meldingen in het Meldingen Systeem Buitenruimte moeten binnen 3 werkdagen afgehandeld zijn (gereed gemeld of in behandeling zijn genomen met een reden waarom nog niet afgehandeld kan worden). 5) Structurele borging vervangingsinvesteringen stedelijke objecten en vervanging einde levensduur deelgemeentelijke objecten Voor de stedelijke bruggen, tunnels en overige objecten zijn op korte termijn vervangingen als gevolg van einde levensduur (veiligheid) noodzakelijk. In de beantwoording van de bestuursopdracht is de investeringsopgave voor een periode van 5 (overig) respectievelijk 10 jaar (bruggen) vastgesteld. Door temporisatie van het programma en een vernieuwde afschrijvingsmethode zijn de kapitaallasten verlaagd. Verdere temporisatie is niet mogelijk. Vanaf 2013 is op basis van de meest actuele ramingen en uitgaven extra budget ter dekking van de kapitaallasten worden toegekend. Als onderdeel van de herijking van het deelgemeentefonds (2009) is een centrale dekking van de vervanging van deelgemeentelijke kapitaalgoederen bij einde technische levensduur nader uitgewerkt. Vanaf 2013 zijn hiervoor oplopende budgetten beschikbaar. Maastunnelcomplex In de Maastunnel is omvangrijke betonaantasting aangetroffen. Dit heeft op termijn gevolgen voor de veiligheid van de constructie van de Maastunnel. Om de constructieve veiligheid van de Maastunnel in de toekomst te kunnen garanderen moeten in de komende jaren grootschalige werkzaamheden worden uitgevoerd. De werkzaamheden bestaan uit het herstellen van de onderste (constructieve) vloer en het vervangen van de rijvloer en de wanden in de ventilatiekanalen. Daarnaast worden ook werkzaamheden verricht in het kader van de tunnelveiligheid. De werkzaamheden zijn noodzakelijk om de tunnel toekomstbestendig te maken en de (landelijke) vergunning voor gebruik ervan te kunnen behouden. Ook wordt een aanpak ontwikkeld voor het thema ‘bereikbaarheid van de stad’ als onderdeel van het project Maastunnel, waarbij eveneens de bereikbaarheid voor de nood- en hulpdiensten geborgd is. In het komende jaar worden de maatregelen en kosten verder in beeld gebracht zodat de financiële dekking formeel beslag kan krijgen in de kaderbrief 2013, voor de begroting van 2014 (en verder). In 2013 en 2014 wordt de helft van de houten roltrappen in beide toegangen vervangen. Hiermee kan het voet- en fietsverkeer ongestoord blijven doorgaan tijdens de latere werkzaamheden. Verzelfstandiging begraafplaatsen crematoria In deze bestuursopdracht is een viertal scenario’s onder de loep genomen. In scenario 3 wordt de volledige organisatie rond begraven en cremeren op afstand van de gemeente geplaatst (krimp van 60 fte). De rechtsvorm, eigendomssituatie, bestuurlijke en financiële relatie met de gemeente vragen nog wel zorgvuldige uitwerking. Deze optie wordt momenteel verder uitgewerkt. Hoewel dit scenario financieel neutraal is (er wordt immers nu reeds kostendekkend gewerkt), wordt een bijdrage geleverd aan de totale krimp van het gemeentelijke apparaat (motie 31). In dit scenario kan de gemeente nog een keuze maken over de mate waarin ze invloed houdt op aanbod en tarieven, waarmee een garantie op een goede en betaalbare voorziening naar de burger toe kan worden geboden. Motie 31 Beheer buitenruimte Als gevolg van motie 31 over de kostenreductie van 20% op het eigen apparaat zal ook een deel van het beheer en onderhoud van de buitenruimte worden afgebouwd of uitbesteed. De formatiereductie van 120 FTE zal plaatsvinden bij onderhoud van speeltoestellen, kleinschalig onderhoud (ROS, resultaat op straat), uitvoering onderhoud buitenruimte, inspectie fysieke buitenruimte, georegistratie/landmeetkunde, oudheidkundig onderzoek (BOOR), watermanagement, de boomkwekerij en de werven. Overige prestatie-indicatoren
Overige prestatie-indicatoren 1. Hoofd- en verzamelwegen (hectare) 2. Hoofd- en verzamelwegen: min 85% voldoende en/of matig 3. Fietspaden in rood asfalt: min 85% voldoende en/of matig 4. Bomenstructuurplan: aantal verbeterde bomen 5. Leidingvergunningen: verstrekt binnen de geldende termijn (in% van de norm)
Rekening 2011
Begroting 2012
Begroting 2013
Raming 2014
5,4 86 93 545
2,4 85 85 0
4,0 85 85 550
4,0 85 85 550
100
100
100
100
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 160 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina
Rekening 2011
Begroting 2012
Begroting 2013
Raming 2014
99,3 62 5.660 3.404 98,5 31 80 152 167 3.095 101,6
>95 52 1.500 1.500 98 40 75 145 170 3.099 99
>95 30* 1.500 1.500 98 44 75 145 170 3.000 99
>95 61 1.500 1.500 98 51 70 145 170 3.000 99
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Actualiteit Kernregistratie Geografie (in% mutaties voldoen aan de norm van 95%) Baggeren: slib in 1.000 m3 Vervangen armaturen openbare verlichting Vervangen palen openbare verlichting Brandende lampen in % Rioolvernieuwing in km Geïntegreerde uitvoering in % Reiniging riolen in km Reiniging kolken x 1.000 stuks Uitvaarten: aantal Handhaven 100% dekkingsgraad begraafplaatsen en crematoria
*
In 2013 is er vanuit ORM geen extra geld om te baggeren. De ORM bijdragen zijn een steun in de rug van de deelgemeenten, het baggeren is echter een deelgemeentelijke taak. Vanaf 2014 worden de gelden langzaam afgebouwd. Dit is verantwoord omdat de in het verleden ontstane achterstanden inmiddels ingelopen zijn.
Rioolvernieuwing De haalbaarheid van de prestatie-indicator Rioolvernieuwing zal met name worden bepaald door de mogelijkheid tot integreren. Wanneer het integratiepercentage niet gehaald kan worden, zal voor hetzelfde budget minder kilometers vervangen kunnen worden. Daarnaast wordt de omschakeling gemaakt van vervangen naar meer reparen van relatief jonge riolering. In 2013 wordt extra energie gestoken in het realiseren van de vervangingsopgave conform het GRP-3, zodat in 2015 de 200 km rioolvervanging voor de periode 2011–2015 gerealiseerd is. Wat hebben we daarvoor nodig? bedragen x € 1.000,-
Heel (maken v/d stad) Totaal baten Bijdragen rijk en mede-overheden Belastingen Opbrengsten derden Overige baten (incl interne baten) Totaal lasten Programmalasten Inkopen en uitbestede werkzaamheden Subsidies en andere inkomensoverdrachten Kapitaallasten Overige lasten Apparaatslasten Overige apparaatslasten (incl interne lasten) Saldo voor reserveringen Onttrekking aan reserves Bestemmingsreserve riolen en rioolgemalen Bestemmingsreserve uitbreiding begraafplaats Rozenburg Bestemmingsreserve Wijken en Buitenruimte Bestemmingsreserve Kralingse Plas Toevoeging aan reserves Saldo na reserveringen
Rekening 2011 97.032 4.691 65.618 19.823 6.900 145.572 48.986
Raming 2012 95.791 6.359 64.106 17.651 7.675 142.456 44.585
Begroting 2013 88.454 5.276 66.292 9.329 7.557 146.976 44.177
Raming 2014 91.815 5.276 69.653 9.329 7.557 153.766 44.811
Raming 2015 93.916 5.276 71.754 9.329 7.557 156.104 46.242
Raming 2016 93.916 5.276 71.754 9.329 7.557 156.101 46.411
1.087
0
0
0
0
0
87 15.024 32.788 96.586 96.586
60 13.876 30.649 97.871 97.871
89 14.785 29.303 102.799 102.799
89 15.317 29.405 108.955 108.955
89 16.133 30.020 109.862 109.862
89 16.302 30.020 109.690 109.690
-48.540 5.531
-46.665 5.620
-58.522 2.961
-61.951 88
-62.188 22
-62.185 22
5.000
4.862
2.657
88
22
22
32
300
304
0
0
0
110 389 0 -43.009
0 458 0 -41.045
0 0 0 -55.561
0 0 0 -61.863
0 0 0 -62.166
0 0 0 -62.163
Hoofdstuk 4.12 | Beleidsveld Fysiek beheer van de stad | pagina 161
Toelichting op de tabel 1. Toelichting op het totaal van baten en lasten en reserves Baten De baten hebben betrekking op de rioolheffing ten behoeve van de uitvoering van het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011–2015. Tevens worden de baten van de verordening Leges Leidingen, de lijkbezorgingsrechten, de rijksbijdrage ‘Opsporen niet gesprongen explosieven’ en de afkoopsom HbR voor de in 2011 overgedragen objecten in deze beleidsmatige inspanning verantwoord. Lasten De lasten hebben betrekking op de uitvoering van de beheerplannen van alle kapitaalgoederen in de buitenruimte. Deze beheerplannen zijn opgesomd in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van deze begroting. De overige lasten bestaan uit afschrijvingen van de kapitaalgoederen, beheer openbaar groen, registratie geografische gegevens Rotterdam, oudheidkundig onderzoek, waterschapslasten, stedelijke evenementen en herdenkingen, nazorg bodemsaneringslocaties, uitvoering leges leidingen, het opsporen van niet gesprongen explosieven en bestuursondersteuning 2. Toelichting meerjarig verloop In 2013 dalen de baten van deze beleidsmatige inspanning, voornamelijk vanwege het besluit de deelgemeentelijke budgetten voor de openbare verlichting te centraliseren. Als gevolg hiervan komen de baten (facturen deelgemeenten) voor het onderhoud op het product openbare verlichting te vervallen. Tot 2013 worden de kosten voor energie rechtstreeks aan de deelgemeenten doorberekend. Met ingang van 2013 worden deze kosten verantwoord op het product openbare verlichting. Tegenover deze budgetmutaties staat een verlaging van het deelgemeentefonds. De geraamde baten stijgen vanaf 2014 doordat In de meerjarenbegroting, jaarschijf 2013 voor de rioolheffing een extra tariefstijging is verwerkt van 8,1%. Dit heeft betrekking op de extra tariefstijging conform het GRP-3 van 3,2% en de extra tariefstijging van 4,9% ter (gedeeltelijke) dekking van de veegkosten. Na de vaststelling van het GRP-3 is door de gemeenteraad een motie ingediend waarin het college is verzocht onderzoek te doen naar kostenbesparingen om de rioolheffing zo laag mogelijk te houden. Inmiddels heeft beantwoording plaatsgevonden. Door de aangegeven besparingen en meeropbrengsten daalt het tarief met 3,3%. Daarnaast heeft de wijziging van de afdrachtsystematiek van Gemeentewerken tot gevolg dat de tarieven met 2,2% kunnen dalen. Ten opzichte van de CPI-index van 2,8% resteert er een extra tariefstijging van 1,5%. Vanaf 2013 neemt het lastenbudget toe. Dit heeft een aantal specifieke oorzaken. Als onderdeel van de herijking van het deelgemeentefonds (2009) is in opdracht van het bestuur vanaf 2013 budget beschikbaar gesteld voor de vervanging van deelgemeentelijke kapitaalgoederen bij einde technische levensduur. In 2012 en 2013 is het onderhoud aan de buitenruimte gedeeltelijk uitgesteld. Het gaat om onderhoud aan hoofd- en verzamelwegen, bomenstructuurplan en bruggen en tunnels. Deze incidentele bezuiniging komt met ingang van 2014 te vervallen, waardoor het lastenbudget toeneemt. De uitvoering van het Binnenstadsplan in de Rotterdamse Stijl vraagt om een intensief en hoogwaardig onderhoud van de buitenruimte. Vanaf 2013 zijn aanvullend middelen beschikbaar gesteld, € 2,1 mln in 2013 en vanaf 2014 € 2,5 mln. Voor het beheer en onderhoud van Havenbekkens en van de bedrijventerreinen Spaanse Polder en Noord-West met zijn vanaf 2013 structurele middelen beschikbaar gesteld ad € 3,8 mln.
Tabel baten en lasten per product Uitsplitsing per product (na reservering) bedragen x € 1.000,-
Heel (maken v/d stad) Wegen, water en groen Riolering en gemalen Openbare verlichting Beheer begraafplaatsen en crematorium Totaal
pagina 162 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Baten 13.666 69.671 1.800 6.278 91.415
Lasten 71.246 57.561 11.891 6.278 146.976
Saldo -57.580 12.110 -10.091 0 -55.561
Hoofdstuk 4.12 | Beleidsveld Fysiek beheer van de stad | pagina 163
Hoofdstuk 5 pagina 164 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Paragrafen
Inleiding Dit hoofdstuk schetst u een dwarsdoorsnede van de begroting vanuit beheersmatig perspectief. Hierbij gaat het vooral om de aspecten met een groot financieel belang, of een groot belang voor de realisatie van de beleidsvoornemens. De onderwerpen zijn als paragraaf verplicht gesteld vanuit de regelgeving (BBV).
5.1
Lokale heffingen
5.2
Weerstandsvermogen
5.3
Onderhoud kapitaalgoederen
5.4
Verbonden partijen
5.5
Financiering
5.6
Grondbeleid
5.7
Bedrijfsvoering
Deze paragraaf gaat in op het beleid ten aanzien van de lokale heffingen (waaronder kwijtscheldingen), de lokale lastendruk, de diverse heffingen (op hoofdlijn) en de geraamde gemeentelijke inkomsten uit deze heffingen.
Het weerstandsvermogen geeft aan hoe robuust de meerjarenbegroting is en geeft inzicht in de financiële draagkracht van de gemeente indien zich onvoorziene gebeurtenissen voordoen. De paragraaf Weerstandsvermogen geeft inzicht in de omvang van de beschikbare en benodigde weerstandscapaciteit en de verhouding hiertussen.
De gemeente beschikt over een grote hoeveelheid aan kapitaalgoederen, zoals: wegen, riolering, water, groen en gebouwen. In deze paragraaf worden de beleidsuitgangspunten en systematiek ten aanzien van het onderhoud van kapitaalgoederen beschreven.
Gemeentelijke deelname aan derde partijen is een manier om een bepaalde publieke taak uit te voeren. Als de gemeente bestuurlijke zeggenschap heeft én een financieel belang bij de betreffende rechtspersoon, dan is sprake van een zogeheten verbonden partij. De paragraaf Verbonden partijen geeft de beleidsvoornemens voor verbonden partijen weer.
De financieringsparagraaf handelt over het sturen, beheersen en controleren van de financieringsfunctie. Eén van de belangrijkste onderdelen is het beheersen van de financiële risico’s die gepaard gaan met de financiële stromen, vermogenswaarden en posities.
In deze paragraaf wordt het grondbeleid van de gemeente beschreven. Vanwege het grote financiële belang van het grondbeleid en vanwege de rol die het grondbeleid kan spelen bij de uitvoering van doelstellingen (in beleidsvelden) is transparantie noodzakelijk.
In de paragraaf Bedrijfsvoering zijn de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering opgenomen. De paragraaf gaat onder andere in op de organisatieontwikkelingen en de opgave tot het terugdringen van de kosten van de organisatie.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 165
5.1 1.
Lokale heffingen
Inleiding
In deze paragraaf wordt ingegaan op de samenstelling van het voorgestelde pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen in 2013; de relatieve druk van de lokale belastingen en heffingen; de stand van zaken en de voornemens voor het begrotingsjaar rondom een aantal beleidsitems. Tot slot wordt ingegaan op het kwijtscheldingsbeleid.
2. Beleidsuitgangspunten
Richtsnoer voor de ontwikkeling van de gemeentelijke tarieven in 2013 vormen de uitgangspunten van het Collegewerkprogramma: – In economisch zware tijden moeten lastenverzwaringen voor burgers en bedrijven worden voorkomen; – Ons algemene uitgangspunt blijft dat de ontwikkeling van de tarieven de Consumenten Prijsindex (CPI) niet te boven mag gaan; – OZB voor huiseigenaren en bedrijven zal met 1,5% in 2011 en 3% in 2012 ten opzichte van 2010 dalen; – Er wordt afgezien van heffing van precario op kleine terrassen en kleine reclame uitingen; – Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting wordt ingevoerd; – Een eerste parkeervergunning voor Rotterdammers wordt voortaan de helft goedkoper; – Kostendekkendheid van een aantal tarieven (met name riool- en afvalstoffenheffing) blijft het uitgangspunt. Bij Kaderbrief 2012 is besloten geen nieuwe lastenverzwaringen neer te leggen bij de Rotterdammers. Dit staat los van eerder genomen besluiten die doorwerken in de komende jaren, zoals het kostendekkend maken van enkele heffingen, zoals rioolen afvalstoffenheffing. De voorgestelde maatregelen raken het beleid, waarbij ook de speerpunten van het college tegen het licht zijn gehouden. Verder is besloten om het armoedebeleid te ondersteunen door extra middelen die vorig jaar aan het Gemeentefonds zijn toegevoegd, vanaf 2013 structureel voor armoedebestrijding in te zetten. Een deel hiervan wordt in 2013 gebruikt om de toerekening van de kwijtscheldingslasten aan de Afvalstoffenheffing te verlagen.
3. Actualisatie beleidsitems 2013
Op het terrein van lokale lasten staan in 2013 met name de volgende beleidsitems en bedrijfsvoeringszaken centraal. Onderzoek regionale samenwerking met andere gemeenten en waterschappen Het onderzoek naar regionale samenwerking met andere gemeenten en waterschappen is in een stroomversnelling gekomen door bestuurlijke consultatie dat recent met enkele waterschappen is gehouden. Ambtelijke vervolggesprekken worden nu verder voorbereid en zullen vermoedelijk nog in het derde kwartaal van 2012 gehouden kunnen worden. Bestuursopdracht Taxatie en Invordering De uitwerking van beide bestuursopdrachten is begin juli in uw raad besproken en akkoord bevonden. De constatering dat uitbesteding geen (financiële) voordelen voor de gemeente oplevert, is door uw raad onderschreven. Voortbestaan precariobelasting ondergrondse kabels en leidingen In november 2010 is een motie ingediend in de Tweede Kamer en aangenomen met als strekking afschaffing van deze heffing per 1 januari 2012. Vlak voor het zomerreces 2011 heeft toenmalig minister Donner een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij aangeeft met een wetsvoorstel te komen die erin voorziet netwerken van nutsbedrijven vrij te stellen van precariobelasting. Een eerste concept-wetsvoorstel is begin 2012 ter consultatie voorgelegd aan de VNG en de Unie van Waterschappen. Omdat gezocht wordt naar een uitwerking van het wetsvoorstel, waarbij de gevolgen voor de decentrale overheden zo beperkt mogelijk worden gehouden, wordt gedacht aan een overgangstermijn van 10 jaar voor de decentrale overheden die nu al precariobelasting heffen. Invoeringstermijn zou per 1 januari 2013 zijn. In de juni-circulaire van het Gemeentefonds is aangegeven dat een wetsvoorstel nog voor het zomerreces 2012 van de Tweede Kamer zou worden ingediend. Dit is echter niet gebeurd. Via de reguliere P&C-producten wordt uw raad over de stand van zaken van uitvoering van dit dossier gerapporteerd. Experimentenwet Bedrijven Investeringszones (BI- Zones) Op grond van de Experimentenwet BI-zones was het de raad mogelijk om op verzoek van ondernemersverenigingen voor ondernemers BI-zones in te stellen. Het initiatief voor deze mogelijkheid is in 2005 in Rotterdam geboren en na een lang wetgevend traject met ingang van 1 mei 2009 wettelijk van kracht geworden. Doel van deze regelgeving is om door instrumenteel gebruik van fiscale regels ondernemers in staat te stellen gewenste verbeteringen in hun gebied te laten realiseren, en alle belanghebbenden daaraan bij te laten dragen. Het gebruik van fiscale regels voorkomt het free ridersgedrag (wel de lusten, niet de lasten). De basis van een BI-zone is een plan van aanpak van de ondernemersvereniging bestaande uit duurzame, niet eenmalige activiteiten die aanvullend zijn ten opzichte van de diensten van de gemeente.
pagina 166 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Voorbeelden hiervan zijn: inhuur van gezamenlijke surveillance diensten, camerabewaking, vaker schoonmaken, graffiti verwijdering of een luifelplan. Ook activiteiten ter bevordering van de bekendheid van het gebied vallen eronder. Ondernemers bepalen zelf of zij in hun gebied die gezamenlijke investeringen willen doen. Vanaf 1 januari 2012 is het niet meer mogelijk om nieuwe aanvragen te doen voor een BI-zone. Onder verantwoordelijkheid van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie wordt de experimentenwet geëvalueerd. Daarna wordt besloten of er nieuwe wetgeving komt op dit terrein. Tot die tijd is alleen voor aflopende verordeningen een verlenging mogelijk. Uitbreiding werkingssfeer Invorderingswet Het eerder ingezette traject om de werkingssfeer van de Invorderingwet uit te breiden tot andere gemeentelijke vorderingen dan de fiscale, wordt departementaal ondersteund voor zover het niet gaat om civiele vorderingen van de lokale overheid. De noodzakelijke aanpassingen van de regelgeving worden nu ambtelijk voorbereid. Verbeteren dienstverlening Bij de Tweede Bestuursrapportage 2012 wordt een investeringskrediet aangevraagd voor het project ‘Raadplegen Aanslagen 4 (RPA4). RPA4 bestaat uit zes deelprojecten: digitale output accounts, parkeerbezwaren, voormeldingen, taxatieverslag nieuwe stijl en betaalmodule. Doel is dat deze functionaliteiten vanaf 1 januari 2013 werken. Samen waarderen (voorheen Horizontaal toezicht) Deze werkwijze is gericht op het voorkomen van bezwaren door een andere manier van omgaan met de belastingplichtigen middels het vergroten van hun betrokkenheid. Het sleutelwoord is vertrouwen en de belastingplichtigen worden vooraf bij de waardebepaling betrokken; niet meer achteraf en repressief. Door deze aanpak gaat de klanttevredenheid omhoog en worden tijdrovende en kostbare klacht-,alsmede bezwaar- en beroepsprocedures voorkomen. Door GBR is voor de zomer 2012 met het Havenbedrijf Rotterdam een convenant m.b.t. Maasvlakte II gesloten. Dit convenant is volledig gestoeld op Samen Waarderen. Ook zijn op succesvolle wijze diverse bedrijven benaderd om hieraan deel te nemen. Er is een basisconvenant opgesteld. Het Samen Waarderen is met name gericht op grote incourante objecten,die niet op modelmatige wijze kunnen worden gewaardeerd. Deze aanpak vormt onderdeel van het programma deregulering en lastenverlichting.
4. De ontwikkeling van Rotterdamse lastendruk
In onderstaande schetsen wij u de tarievenontwikkeling 2011–2013 in onze gemeente. Ontwikkeling Rotterdamse woonlasten 2011–2013 We stellen voor de gemeentelijke woonlasten (d.w.z. het totaal van het gemiddeld aanslag OZB-eigenaar woningen, riool- en afvalstoffenheffing) in 2013 met € 34,87 (+ 5,09%) ten opzichte van 2012 te laten stijgen.
OZB- eigenaar woning Afvalstoffenheffing Rioolheffing Totale woonlasten
Tarief 2011 (in €)
Tarief 2012 (in €)
Tarief 2013 (in €)
178,29 263,60 183,20 625,09
182,16 315,40 187,70 685,26
184,43 339,90 195,80 720,13
Stijging 2013 t.o.v. 2012 (in %) 1,25% 7,77% 4,32% 5,09%
Bronnen: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2011 en 2012
De tarieven 2013 zullen door uw raad separaat worden vastgesteld. Rotterdamse lastenontwikkeling 2011–2012 ten opzichte van het landelijk gemiddelde Bij de vergelijking van de lokale lastendruk in Rotterdam met andere gemeenten, gaan we uit van COELO-atlas. Het COELO (Centrum voor Onderzoek Economie van de Lagere Overheden) is een onafhankelijk onderzoeksinstituut verbonden aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Het onderzoek richt zich op onderwerpen die verband houden met provincies, gemeenten en waterschappen en publiceert jaarlijks over de lokale lastendruk. Het COELO heeft een vergelijkend onderzoek onder de 35 grootste gemeenten uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de gemeentelijke tarieven 2012 gemiddeld met 2,3% stijgen tot een gemiddelde woonlast van € 659,00, € 15 meer dan in 2011. Gecorrigeerd voor inflatie is sprake van een stijging van 0,3%. De woonlasten zijn in 2012 het laagst in Alkmaar (€ 542,-) en het hoogst in Emmen (€ 769,-). Zeven gemeenten verlagen hun woonlasten t.o.v. 2011; Eindhoven het meest (met 2,4%) terwijl Rotterdam deze het sterkst verhoogd, namelijk met 9,2%. De boventrendmatige stijging van het tarief afvalstoffenheffing is hier debet aan.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 167
In de rangorde van gemeente met de hoogste woonlasten staat Rotterdam in 2012 op een 18 e plaats (in 2011: 26 e plaats) en binnen G4-verband op een 3e plaats. Totale woonlasten (bedragen in hele €’s) Rotterdam Gemiddelde stijging grote gemeenten
2011 625 644
2012 685 659
Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2011 en 2012
Rotterdamse lastenontwikkeling binnen de G4 Vergelijking ontwikkeling woonlasten Rotterdam 2012 ten opzichte van de overige G4-gemeenten en het gemiddelde van de 35 grootste gemeenten (afgerond in hele euro’s) Totale woonlasten (bedragen in €)
2012
Rotterdam Amsterdam ’s Gravenhage Utrecht G-35
685 642 543 720 659
% stijging in 2012 9,2 1,3 -1,8 2,2 2,3
Bron: COELO –Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2012
De stijging in Rotterdam voor de aanslagen OZB en rioolheffing zijn lager dan de gemiddelde stijgingen: de stijging afvalstoffenheffing is daarentegen bovengemiddeld. In onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt tussen de stijgingspercentages van de belangrijkste tarieven in Rotterdam ten opzichte van die van de 35 grootste gemeenten. Percentage 2012 t.o.v. 2011
Rotterdam
OZB eigenaar woning Afvalstoffenheffing Rioolheffing (basistarief) Totale woonlasten
0,8% 19,7% 2,5% 9,2%
Gem. 35 grootste gemeenten 2,3% 1,9% 3,1% 2,3%
Bron: COELO – Kerngegevens belastingen grote gemeenten 2011
Rotterdamse lastendruk 2011 ten opzichte van de regio Van belang is ook hoe de Rotterdamse tarieven afsteken tegen de tarieven in de omliggende gemeenten. Een vergelijking per afzonderlijk tarief kan echter een vertekening opleveren, omdat een gemeente er voor kan kiezen om de OZB wat meer te belasten ten gunste van een lager rioolheffing. Er ontstaat echter wel een globaal beeld wanneer de drie belangrijkste tarieven (die betrekking hebben op meerpersoonshuishoudens) met elkaar worden vergeleken. Tarieven en woonlasten 2012 (in €)
Rotterdam Albrandswaard Ridderkerk Barendrecht Spijkenisse Vlaardingen Schiedam Lansingerland Capelle a/d IJssel
OZB– eigenaar woning (in %)
Afvalstoffenheffing (in €)
0,1151% 0,1108% 0,0947% 0,1011% 0,1217% 0,1187% 0,1150% 0,1030% 0,1021%
315 278 339 262 314 312 318 368 295
Rioolheffing eigenaar + gebruiker (in €) 188 232 148 268 113 158 209 201 128
Totale woonlasten (in €)
Rangorde laagste woonlasten
685 819 676 800 632 676 707 877 621
185 392 168 381 87 162 247 422 70
Bron: COELO – Atlas Lokale Lasten 2012
In de Atlas Lokale Lasten over alle gemeenten van Nederland geeft het COELO op grond van de totale woonlasten de gemeenten een rangorde, waarbij geldt hoe lager de rangorde, hoe lager de totale woonlasten.
pagina 168 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Hieruit blijkt dat de totale woonlasten voor meerpersoonshuishoudens in Rotterdam als de vijf na laagste in de regio moet worden beschouwd; per afzonderlijk tarief is de situatie wisselend. Uw raad is voorjaar 2012 toegezegd dat in begroting 2013 het gemiddeld tarief afvalstoffenheffing t.o.v. andere G4-gemeenten en de regiogemeenten vermeld zal worden. Daartoe zijn in onderstaande tabel de tarieven uit de Atlas Lokale Lasten 2012 gehanteerd en de meest actuele cijfers van het CBS over het aantal en de samenstelling van de huishoudens per gemeente. Vanwege de differentiatie van de tarieven afvalstoffenheffing per deelraad en het ontbreken van cijfers over huishoudens per deelraad, is het gemiddeld tarief per huishouden in Amsterdam niet goed berekenbaar en is derhalve in onderstaande achterwege gelaten.
Gemiddeld tarief afvalstoffenheffing per huishouden 2012 (€) Rotterdam ‘s Gravenhage Utrecht Albrandswaard Ridderkerk Barendrecht Spijkenisse Vlaardingen Schiedam Lansingerland Capelle a/d IJssel
Tarief eenpersoonshuishouden 315 236 234
% Totaal aantal huishoudens 49 48 54
Tarief meerpersoonshuishouden 315 291 270
% Totaal aantal huishoudens 51 52 46
Gemiddelde tarief per huishouden 315 264 251
209 244 148 314 243 269 294 229
24 32 24 32 40 40 22 36
278 339 262 314 312 318 368 295
76 68 76 68 60 60 78 64
261 309 234 314 284 298 352 271
Bronnen: COELO – Atlas Lokale Lasten 2012 / CBS-Statline: huishoudens; samenstelling, grootte, regio, 1 januari 2012
Uit bovenstaande tabel blijkt dat Rotterdam per huishouden van de drie grootste gemeenten de hoogste en van de regiogemeenten de op een na hoogste gemiddelde aanslag afvalstoffenheffing hanteert. Het voor 2012 boventrendmatig gestegen tarief afvalstoffenheffing verklaart de positie van Rotterdam in bovenstaande. In alle van de bovenstaande gemeenten is kwijtschelding afvalstoffen mogelijk: in Schiedam en Ridderkerk deels, in alle andere gemeenten volledig. In alle gemeenten bedraagt de kwijtscheldings-norm 100%, in Ridderkerk 90%. Zoals eerder aangegeven zijn, hoewel het tarief afvalstoffenheffing 2012 van onze gemeente relatief hoog is, de totale woonlasten relatief gezien net boven gemiddeld. Wanneer wij vervolgens de gemiddelde woonlasten per huishouden voor dezelfde gemeenten berekenen, ontstaat volgend beeld. Gemiddelde woonlasten 2012 per huishouden (€)
Woonlasten eenpersoonshuishouden
% Totaal aantal huishoudens
% Totaal aantal huishoudens
Gemiddelde Woonlasten / huishouden
49 48 54
Woonlasten meerpersoonshuishouden 685 543 720
Rotterdam ‘s Gravenhage Utrecht
685 488 684
51 52 46
685 516 701
Albrandswaard Ridderkerk Barendrecht Spijkenisse Vlaardingen Schiedam Lansingerland Capelle a/d IJssel
691 584 509 632 607 659 804 555
24 32 24 32 40 40 22 36
819 679 800 632 676 707 877 621
76 68 76 68 60 60 78 64
788 649 729 632 648 688 861 597
Bronnen: COELO – Atlas Lokale Lasten 2012 / CBS-Statline: huishoudens; samenstelling, grootte, regio, 1 januari 2012
Uit bovenstaande tabel blijkt dat Rotterdam qua gemiddelde woonlasten per huishouden een middenpositie inneemt naar hoogte van de gemiddelde woonlasten per huishouden, zowel voor de drie grootste gemeenten als voor de regio-gemeenten.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 169
5. Tariefsontwikkeling 2013 en kostendekkendheid
Beleidsuitgangspunt is dat de gemeentelijke tarieven, op basis van de CPI-methodiek, in 2013 met maximaal 2,8% mogen stijgen ten opzichte van 2012. In het raadsvoorstel bij de verschillende belastingverordeningen 2013 stijgen deze tarieven dan ook in principe niet meer dan met 2,8% ten opzichte van 2012. Dit is exclusief de afronding van tarieven op een veelvoud van € 0,10 of naar hele euro’s. Op grond van de besluitvorming rond de toetreding van de deelgemeente Rozenburg gelden vanaf 2013 voor de bewoners en ondernemers van de deelgemeente Rozenburg dezelfde bepalingen en tarieven van de voor 2013 voorgestelde verordeningen Hondenbelasting, Rioolheffing en Kwijtschelding gemeentelijke belastingen. Onderstaande tarieven zijn een uitzondering op het beleidsuitgangspunt dat de tarieven maximaal met 2,8% mogen stijgen ten opzichte van 2012. Om reden van het bereiken van kostendekkendheid (een ander beleidsuitgangspunt) stijgen de volgende tarieven met meer dan de trend. Zoals reeds aangegeven in Kaderbrief 2012 zijn deze verhogingen het gevolg van eerder genomen besluiten, zoals het kostendekkend maken van enkele heffingen, die doorwerken naar 2013 toe: er wordt geen extra lastenverzwaring op de schouders van de Rotterdammers gelegd. Afvalstoffenheffing Het tariefsvoorstel voor de Afvalstoffenheffing in 2013 is € 339,90. Dit is een stijging van 7,7% ten opzichte van 2012. Deze boventrendmatige stijging is conform het collegeprogramma en wordt met name veroorzaakt door het reeds eerder genomen besluit om deze heffing kostendekkend te krijgen. Daarnaast is het voorgestelde tarief reeds met de CPI-trend verhoogd. Doordat een deel van de kwijtscheldingslasten gedekt wordt door extra rijksmiddelen die aan het Gemeentefonds zijn toegevoegd, stijgt het tarief in 2013 minder dan waartoe in de begroting 2012 is besloten. Rioolheffing Het voorstel voor het basistarief Rioolheffing in 2013 is € 195,80; een stijging van 4,32% (incl. trendmatige stijging). Deze boventrendmatige stijging is conform de bepaling uit het collegeprogramma dat tarieven kostendekkend moeten zijn en ons in de raadscommissie behandelde voorstel inzake afdoening motie Verheij. Daarin is gesteld dat het tarief (extra) dient te stijgen met name als gevolg van de toerekening van de veegkosten. Leges leidingen De normuren die gelden voor de verschillende comparanten in de leges zijn enkele jaren geleden vastgesteld. Ervaringscijfers van de afgelopen jaren laten zien dat hier een wijziging in aangebracht moet worden. Uitgaande van de handhaving van een 100% kostendekkend tarief hebben deze aanpassing van de normuren tot gevolg dat sommige tarieven dalen, terwijl andere weer stijgen. Dienstverlening Stadsarchief Afgelopen voorjaar heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de kostendekkendheid van de producten/diensten en de gehanteerde tarieven van het Stadsarchief. Geconcludeerd werd dat sommige tarieven boventrendmatig dienden te worden bijgesteld om de kosten volledig te dekken. Daarom wordt voorgesteld een aantal tarieven boventrendmatig te laten stijgen. Daarnaast wordt voorgesteld de volgende gemeentelijke, fiscale tarieven voor 2013 minder dan met de trend te verhogen, dan wel in te trekken. Omgevingsvergunning Voorgesteld wordt de tarieven Omgevingsvergunning niet ten opzichte van 2012 te laten stijgen. Als gevolg van de effecten van een besparingsdoelstelling en door de krimp in de formatie als gevolg van een afname in het geraamde planaanbod, nemen zowel de begrote lasten als baten af. Daardoor blijven de tarieven nagenoeg kostendekkend en is een trendmatige stijging niet noodzakelijk. Europese gehandicaptenparkeerkaart Als gevolg van een verlaging van de, aan de aanvrager, door te belasten beoordelingskosten kan dit tarief in 2013 omlaag. Logiesbelasting Voorgesteld wordt het tarief in 2013 ten opzichte van 2012 niet te wijzigen. Dit op grond van een afspraak met de branche voor deze collegeperiode het tarief constant te houden.
pagina 170 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Onroerende zaakbelasting (OZB) Bij de OZB gelden afwijkende tariefsontwikkelingen. De geraamde, totale opbrengsten OZB 2013 bedragen ca. € 208 mln. Deze opbrengsten zijn de uitkomst van de rekensom: waarde onroerend goed maal tarief. Omdat de waarde van het onroerend goed een autonoom gegeven is dat jaarlijks via taxatie wordt bepaald, en de opbrengsten voor ieder begrotingsjaar taakstellend worden vastgesteld door de raad, is de hoogte van de OZB-tarieven voor enig belastingjaar hiervan de rekenkundige afgeleide. Voor belastingjaar 2013 wordt een gemiddelde waardedaling met 3% voor zowel de woningen als de niet-woningen geraamd. Deze ontwikkelingen wijken niet af van het landelijk beeld: in de junicirculaire 2012 Gemeentefonds bedragen deze gemiddelden voor heel Nederland -3% resp. -2,5%. Op grond van de wet WOZ is de peildatum daarvoor 1 januari 2012 geweest; de waardeontwikkeling is ten opzichte van de voorlaatste peildatum, te weten 1 januari 2011. Daarmee wordt als het ware een jaartje teruggekeken. In de taakstellende opbrengsten 2013 wordt rekening gehouden met enerzijds in het college-programma opgenomen structurele lastenvermindering, en anderzijds de areaaluitbreiding en de verhoging met de CPI-trend. Gegeven deze waardeontwikkeling enerzijds en de taakstellende opbrengsten anderzijds, wordt voorgesteld het tarief OZB eigenaar woningen met 3% ten opzichte van 2012 te laten stijgen; en zowel het tarief OZB eigenaar niet-woningen als het tarief gebruiker niet-woningen met 1%. In deze tariefsberekening is rekening gehouden met oninbaarheid en leegstand. De tarieven 2013 zullen door uw raad separaat worden vastgesteld. Verder is dit jaar is bezien of en hoe de belastingverordeningen vereenvoudigd en eenduidiger gemaakt kunnen worden om vervolgens te stoppen met dat wat niet nodig is of niet wordt gebruikt. Dit heeft geleid tot een aantal voorstellen een aantal havengerelateerde verordeningen te defiscaliseren en in te trekken, alsook een aantal hoofdstukken en tarieven uit de Algemene Legesverordening te schrappen. Daarmee kan een verlichting van de regeldruk worden bereikt.
6. Specificatie belastingopbrengsten
In onderstaande tabel wordt een specificatie van de opbrengsten van de belastingsoorten gegeven. De geraamde opbrengsten 2013 zijn op basis van de voorgestelde tarieven:
Onroerend zaakbelasting ** Hondenbelasting Logiesbelasting*** Reclame- en precariobelasting Bedrijfsreinigingsrecht Rioolheffing Afvalstoffenheffing
Rekening 2011 188.699 2.518 3.135 22.148 2.118 65.618 72.889
Begroting 2012* 175.760 2.170 2.727 24.150 5.019 63.357 87.681
Begroting 2013 208.391 2.640 3.522 24.507 5.159 67.377 94.492
*
Op basis van de primaire begroting 2012
**
Bij de tariefsbepaling wordt rekening gehouden met de verdisconteerde verwachte oninbare OZB-opbrengsten. Opgemerkt wordt ten slotte dat ca. € 7,0 mln van de hierboven geraamde belastingopbrengsten door de gemeente zelf wordt opgebracht.
*** Bij de tariefsbepaling wordt rekening gehouden met zowel het voornemen het evenementenfonds jaarlijks met € 2,5 mln te voeden uit opbrengsten logies belasting, als met de hieraan verbonden perceptiekosten.
Voor een toelichting op de geraamde opbrengsten verwijzen wij u naar de financiële toelichting op betreffende beleidsvelden.
7. Kwijtschelding
Op grond van de Kadernota Lokale Lasten voor deze raadsperiode omvat het kwijtscheldingsbeleid het volgende: – volledige kwijtschelding alleen voor afvalstoffenheffing en OZB gebruikers niet-woningen kan worden verleend op maximaal 100% van de bijstandnorm, – kwijtschelding wordt zoveel mogelijk geautomatiseerd toegekend op basis van toetsing door het landelijke Inlichtingenbureau, – ondernemers kunnen thans alleen voor kwijtschelding in aanmerking komen als sprake is van algehele sanering van schulden. In 2013 vervalt de mogelijkheid voor bewoners van de deelgemeente Rozenburg om ook voor kwijtschelding hondenbelasting in aanmerking te kunnen komen. Bij Kaderbrief 2011 is besloten het tarief Afvalstoffenheffing met ingang van 2012 geleidelijk kostendekkend te maken. Wij stellen derhalve een boventrendmatige stijging van het tarief Afvalstoffenheffing voor 2013 voor. Voor 2013 is nu de verwachting dat in ca. 44.000 gevallen kwijtschelding zal worden verleend.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 171
5.2
Weerstandsvermogen
Inleiding en definitie
In de Beleidsnota Weerstandsvermogen, die op 15 maart 2011 door de Rotterdamse gemeenteraad is vastgesteld, zijn de definities en uitgangspunten omtrent het weerstandsvermogen opgenomen. Het weerstandsvermogen geeft aan hoe robuust de meerjarenbegroting is en geeft inzicht in de financiële draagkracht van de gemeente indien zich onvoorziene gebeurtenissen voordoen. Een exact sluitende meerjarenbegroting zonder toereikende buffer betekent dat elke onvoorziene financiële tegenvaller direct dwingt tot bezuinigen om alsnog een structureel sluitende begroting te houden. In dat geval staat het beleid van de gemeente ook direct onder druk. Daarom heeft de gemeente op elk moment voldoende financiële weerstandscapaciteit nodig. Hoe groot die weerstandscapaciteit moet zijn, is afhankelijk van de risico’s die de gemeente op dat moment loopt. Hiertoe worden strategische risico’s onderscheiden van de reguliere. Bij de laatste groep gaat het om risico’s die zich regelmatig voordoen en die in het algemeen vrij goed meetbaar zijn. Een goed functionerende planning en control en administratieve organisatie zijn voorwaarden om dit soort risico’s te herkennen. Voor deze kwantificeerbare reguliere risico’s worden voorzieningen of verzekeringen afgesloten. Tegenover de benodigde weerstandscapaciteit op basis van een risicoanalyse staat de weerstandscapaciteit: het geheel van middelen en mogelijkheden die kunnen worden ingezet om onvoorziene gebeurtenissen op te kunnen vangen. De verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit geeft het weerstandsvermogen aan. Het weerstandsvermogen wordt daarom conform de Beleidsnota Weerstandsvermogen uitgedrukt in de ratio;
Weerstandsvermogenratio =
Beschikbare weerstandscapaciteit Benodigde weerstandscapaciteit
In de volgende alinea’s worden beide onderdelen van de ratio nader uitgewerkt.
Beschikbare weerstandscapaciteit
Beschikbare weerstandscapaciteit zijn de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente kan beschikken om niet begrote substantiële kosten te dekken zonder dat de begroting en het beleid direct aangepast hoeven te worden. De beschikbare weerstandscapaciteit bestaat uit de volgende componenten: –
Algemene reserve en financieringsreserve De algemene reserve is bedoeld als buffer voor tegenvallers. De omvang van de algemene reserve bedraagt samen met de financieringsreserve ultimo 2012 € 36,4 mln.
– Bestemmingsreserves Bestemmingsreserves zijn reserves waaraan de raad een specifieke bestemming heeft gegeven. Uitgaven kunnen alleen voor het specifieke doel worden aangewend. Daartoe worden onttrekkingen geraamd in de meerjarenbegroting. De totale omvang van de bestemmingsreserves € 949 mln. De COR heeft naar aanleiding van het onderzoek naar de gemeenterekening 2011 de volgende aanbeveling gedaan: ‘Bepaal en rapporteer uiterlijk bij de begroting 2013 de juridische verplichtingen per bestemmingsreserve’. Onderzoek heeft uitgewezen dat de juridische verplichtingen betrekking hebben op de bestemmingsreserve Infrastructuur (waar de contracten van Rotterdam Centraal Station aan ten grondslag liggen), ISV-3, en het Out-of-Pocket deel van het IFR. Voor deze juridische verplichtingen is een correctie aangebracht. Daarnaast heeft de correctie betrekking op de bestemmingsreserve Parkeerfonds, aangezien hierbij sprake is van een egalisatiereserve. De correctie op de bestemmingsreserves bedraagt in totaal € 375 mln. –
Stille reserves Het college heeft bij de evaluatie van de deelnemingen (vennootschappen) benoemd bij welke deelnemingen nog nadere besluitvorming noodzakelijk is om een definitief besluit te kunnen nemen over voortzetting van het gemeentelijk aandeelhouderschap. Het belangrijkste argument om een deelneming af te stoten is dat het publiek belang niet langer gediend wordt met voortzetting van het aandeelhouderschap. In beslotenheid is met de raad gewisseld om welke vennootschappen het in kwestie gaat. Voor de opname van een verkoopopbrengst van een deelneming onder de stille reserves gelden de voorwaarden dat een mogelijke verkoopopbrengst van een deelneming binnen 1 jaar te realiseren is en dat de boekwaarde in mindering wordt gebracht op de opbrengst. Voorts geldt dat de begroting meerjarig wordt gecorrigeerd voor het verval van structurele inkomsten voor de gemeente uit de(verkochte) deelneming. Als de gestelde voorwaarden om de verkoopwaarde van deelnemingen onder te brengen onder de stille reserves worden beschouwd,waarbij allereerst bestuurlijk vast zal moeten worden gesteld of het publiek belang ontbreekt, dan voldoen niet alle deelnemingen daaraan.
pagina 172 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Enerzijds omdat voor enkele deelnemingen die mogelijk wel binnen 1 jaar af te stoten zijn, nog een publiek wordt gediend en anderzijds als al wel een bestuurlijk standpunt ter zake het publiek belang is ingenomen, een verkoop naar waarschijnlijkheid niet volledig binnen 1 jaar te realiseren is. Toch is een beperkte deelverzameling te kwantificeren voor opname onder de stille reserves, met de wetenschap dat dit bedrag alleen geldt voor die deelnemingen, met bestuurlijke concensus om deze af te stoten, met een verwachting om binnen een jaar te verkopen. Voorts geldt dat het om een nettoraming gaat, dat wil zeggen dat rekening is gehouden met de boekwaarden en een correctie van de begroting. Het gaat bij een opgave van een verkoopwaarde om een conservatieveraming en deze geldt alleen voor het betreffende boekjaar. Volgens de definitie kan de stille reserve stijgen als aan de voorwaarden wordt voldaan in dat boekjaar of dalen als een verkoop gerealiseerd is. Voor het begrotingsjaar 2013 gaat het college uit van een stille reserve van maximaal € 50 mln.
–
Stelpost onvoorzien Artikel 8 van het BBV verplicht iedere gemeente om een stelpost onvoorzien op te nemen om eerste onvoorziene, onvermijdbare en onuitstelbare klappen direct te kunnen opvangen zonder andere begrotingsposten te hoeven aanspreken. In de begroting 2013 bedraagt deze stelpost € 4,5 mln structureel.
–
Onbenutte belastingcapaciteit Onbenutte belastingcapaciteit bestaat uit de extra structurele middelen die gegenereerd kunnen worden door de tarieven van gemeentelijke belastingen of heffingen te verhogen. Voor alle heffingen in de gemeente Rotterdam geldt dat reeds wordt gestreefd naar 100% kostendekkendheid. Dit is al in de meerjarenraming opgenomen. De onbenutte belastingcapaciteit is voor de heffingen derhalve nul. De limitering van de OZB is afgeschaft, in plaats daarvan is een landelijke macronorm ingesteld die de maximale landelijke opbrengststijging voor een bepaald jaar aangeeft, momenteel 3,75%. Er is dus geen maximum van onbenutte belastingcapaciteit te berekenen voor de OZB. Bij deze begroting wordt uitgegaan van een onbenutte belastingcapaciteit van € 0.
Weerstandscapaciteit Algemene reserve + financieringsreserve Overige bestemmingsreserves waarvan juridisch verplicht Stille reserves Stelpost onvoorzien Onbenutte belastingcapaciteit Totaal beschikbare weerstandscapaciteit Benodigde weerstandscapaciteit 2013 Ratio 2013 (beschikbaar/benodigd)
01–01–2012 36.382 948.810 -374.967 50.000 4.500 664.725 372.118 1,79
01–01–2013 46.814 754.969 -261.405 50.000 4.500 594.878 372.118 1,60
01–01–2014 90.724 604.314 -215.434 50.000 4.500 534.104 372.118 1,44
01–01–2015 162.759 522.353 -199.606 50.000 4.500 540.006 372.118 1,45
01–01–2016 250.437 494.078 -190.818 50.000 4.500 608.197 372.188 1,63
Benodigde weerstandscapaciteit (risico-inschatting)
Kenmerkend aan risico’s in het kader van het weerstandsvermogen is dat er sprake is van niet of nauwelijks beïnvloedbare (externe) risico’s. Meestal is de kans dat het risico zich voordoet klein, terwijl de financiële gevolgen groot kunnen zijn. Beide zijn moeilijk in te schatten. Dergelijke risico’s kunnen samenhangen met onderwerpen als grondexploitatie, gebiedsuitbreiding en sociale structuur. De afgelopen jaren is het risicoprofiel van de gemeente verhoogd en complexer geworden door grote veranderingen in de omgeving. De gemeente neemt door de voortgaande decentralisatie van taken steeds meer verantwoordelijkheden van het rijk over. Met het overhevelen van deze taken zijn ook de risico’s en de financiële verantwoordelijkheid voor die risico’s overgenomen. Te denken valt aan de Wet Werk en Bijstand en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Daarnaast zijn door conjuncturele veranderingen risico’s vergroot en zijn de extra bezuinigingen die het Rijk zal doorvoeren op de algemene of specifieke uitkeringen nog niet kwantificeerbaar. Deze risico’s werken door in het weerstandsvermogen. De risico’s worden groter waardoor de benodigde weerstandscapaciteit toeneemt. De beschikbare weerstandscapaciteit wordt echter aangesproken door het optreden van de risico’s. De clusters hebben alle risico’s bepaald die niet anderzijds afgedekt kunnen worden. Tevens zijn op concernniveau alle gemeentebrede en clusteroverstijgende risico’s geinventrariseerd. Deze risico’s worden periodiek beoordeeld op de mogelijke consequenties voor de financiële positie van de gemeente, in elk geval bij begroting, bestuursrapportages en jaarrekening. De 12 risico’s met de grootste financiële gevolgen zijn in onderstaande tabel weergegeven en toegelicht:
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 173
Risico- ontwikkeling per 31–12–2011
Minimum bedrag
1 Renterisico 2 Gemeentefonds – bijzondere positie G4 en rijksbezuinigingen 3 Afschaffen precario 4 Onverzekerde brandschade 5 Grondexploitaties 6 WWB 7 Risico-opslag grote projecten 8 Borgstellingen en garanties 9 Risico-opslag Niet kwantificeerbare risico’s 10 Vastgoed portefeuille 11 Werktuigenvrijstelling 12 Herstructurering WSW Totaal
10.000
4.000
Maximum bedrag
Kans op risico in %
Kans op optreden in jaar/jaren
Nieuw / wijziging
Getroffen maatregelen verzekering / voorziening Financieringsreserve Geen
44.000
2013 evj
Bestaand
220.000
2013 evj
Bestaand
17.000 10.000 116.000 0
2013 evj 2013 evj 2013 evj 2013 evj
Bestaand Bestaand Bestaand Bestaand
25.000 14.719 50.000
2013 evj 2013 evj 2013 evj
Bestaand Bestaand Bestaand
Geen Geen Geen Risicoreserve WWB Geen Geen Geen
18.000 8.000 8.000 530.719
2013 evj 2013 evj 2013 evj
Bestaand Nieuw Nieuw
Geen Geen Geen
Toelichting Risico Omschrijving Beleidsveld Risico Omschrijving
Beleidsveld Risico Omschrijving
Beleidsveld Risico Omschrijving
Beleidsveld
1. Renterisico Het risico dat de werkelijke rente op het moment van afsluiten van nieuwe leningen of bijstelling van de rente op bestaande leningen afwijkt van de geraamde rente. Algemene middelen 2. Gemeentefonds – bijzondere positie G4 en rijksbezuinigingen Momenteel is er discussie over het loslaten van de bijzondere positie van de G4. Rotterdam ontvangt circa € 160 mln extra uit het Gemeentefonds. Daarnaast is er een risico van rijksbezuinigingen op het Gemeentefonds (de inschatting is een daling met € 1 mrd met een negatief gevolg voor Rotterdam van € 60 mln. Totaal bedraagt het risico € 220 mln. Algemene middelen 3. Afschaffen precariobelasting In november 2010 is een motie ingediend in de Tweede Kamer aangenomen met als strekking de vrijstelling van precariobelasting ondergrondse infrastructuur voor nutsbedrijven per 1 januari 2012. Vlak voor het zomerreces 2011 heeft minister Donner een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin hij aangeeft met een wetsvoorstel te komen die erin voorziet netwerken van nutsbedrijven vrij te stellen van precariobelasting. Een eerste concept-wetsvoorstel is begin 2012 ter consultaties voorgelegd aan de VNG en de Unie van Waterschappen. Omdat gezocht wordt naar een uitwerking van het wetsvoorstel, waarbij de gevolgen voor de decentrale overheden zo beperkt mogelijk worden gehouden, wordt gedacht aan een overgangstermijn van 10 jaar voor de decentrale overheden die nu al precariobelasting heffen. Invoeringstermijn zou per 1 januari 2013 zijn. In de juni-circulaire van het Gemeentefonds is aangegeven dat een wetsvoorstel nog voor het zomerreces 2012 van de Tweede Kamer zou worden ingediend. Dit is echter niet gebeurd. Voor onze gemeente betekent dat een daling van de jaarlijkse opbrengsten precariobelasting met in totaal € 16 mln. Algemene middelen 4. Onverzekerde brandschade In het door Willis B.V. opgestelde rapport ‘Reservetoetsing verzekeringen’ is de benodigde omvang van de reserve in verband met risico’s vastgesteld op € 10 mln. Met ingang van 2008 is de hiervoor getroffen bestemmingsreserve komen te vervallen en komen de risico’s van de verzekeringen ten laste van het weerstandsvermogen. Algemene middelen Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 174 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina
Risico Omschrijving
Beleidsveld Risico Omschrijving Beleidsveld Risico Omschrijving
Beleidsveld Risico Omschrijving
Beleidsveld Risico Omschrijving Beleidsveld Risico Omschrijving
Beleidsveld
5. Grondexploitaties Voor het berekenen van de weerstandscapaciteit zijn de marktrisico’s in kaart gebracht die van invloed kunnen zijn op de grondexploitatieportefeuille. De marktrisico’s zijn gebaseerd op gesignaleerde trends en ontwikkelingen in de woningmarkt en voor werklocaties. Deze risico’s hebben invloed op het saldo van de totale grondexploitatieportefeuille. De mogelijke effecten van deze risico’s zijn doorgerekend in vier scenario’s. In deze scenario’s is nog geen rekening gehouden met de stijging van de bouw- en ontwikkelingskosten waaronder de BTW-verhoging per 01–10–2012. De uitwerking hiervan vindt plaats bij jaarrekening 2012. Slechts één scenario gaat uit van een licht herstel van de markt. De andere drie scenario’s gaan uit van verder verslechtering van de marktomstandigheden, variërend van een ‘lichte vertraging van de markt’ tot een ‘flinke krimp van de economie’-scenario. In deze scenario’s leidt dat tot een verdere vertraging van de woningbouw en nieuwbouw van werklocaties en bovendien ook tot een verwachtte prijsdaling waarbij duur en percentage variëren. Voor de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit wordt uitgegaan van het scenario ‘verdieping van de crisis’. In dit scenario wordt rekening gehouden met een sterke vertraging van de woningbouw en werklocaties en een sterk dalende grondopbrengsten. Deze veronderstelling is gebaseerd op de analyses van de woningmarkt en werklocaties en de voorspellingen van banken over prijsontwikkeling in de komende jaren. Het scenario ‘verdieping van de crisis’ kent een verslechtering van € 158 mln ten opzichte van het huidige saldo (NCW) van de gehele grondexploitatieportefeuille. Voor een bedrag van € 55 mln is een voorziening getroffen. De benodigde weerstandscapaciteit voor de marktrisico’s komt dan neer op € 103 mln (= € 158 mln - € 55 mln). Voor de deelnemingen is de benodigde weerstandscapaciteit berekend op € 13 mln. Het totaal benodigde weerstandscapaciteit voor de grondexploitaties en de deelnemingen komt daarmee op € 116 mln. In het komende begrotingsjaar wordt de dynamiek in de markt gevolgd. Komend jaar wordt geëvalueerd of de gebruikte methode voor de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit nog toereikend is bij deze dynamische markt. Ruimtelijke gebiedsontwikkeling en Wonen 6. WWB Voor het mogelijke tekort op de WWB is in de begroting 2013 een risicoreserve gevormd van € 78 mln. Derhalve is hiermee in de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit geen rekening gehouden. Participatie 7. Risico-opslag grote projecten Voor de grote investeringsprojecten waarover in de monitor grote projecten wordt gerapporteerd is in de berekening rekening gehouden een post onvoorzien. Voor deze vastgoed- en infrastructurele projecten wordt in het risicocumulatiemodel een risico opslag meegenomen voor onvoorziene ontwikkelingen die de post onvoorzien te boven gaan. Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 8. Borgstellingen en garanties De borgstellingen en garanties die de gemeente is aangegaan zijn in beeld gebracht. Dit gebeurt jaarlijks bij het opstellen van de Jaarstukken. In totaal staat de gemeente borg ten behoeve van natuurlijke en rechtspersonen voor € 184 mln. Als maatstaf is de door banken algemeen gehanteerde dekkingsgraad van 8% genomen. Dat betekent dat de benodigde weerstandscapaciteit voor borgstellingen en garanties € 14,7 mln bedraagt. Algemene middelen 9. Risico-opslag voor Niet kwantificeerbare risico’s Voor de hierna genoemde niet kwantificeerbare risico’s wordt een opslag van € 50 mln in het risicocumulatiemodel opgenomen om ze mee te kunnen nemen in de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit. Algemene middelen 10. Vastgoed portefeuille Het betreft risico’s in de vastgoed portefeuille ten aanzien van: effecten van eisen van de brandweer aanvullend op de huidige wet- en regelgeving, toename van incourante leegstand, gevolgen van uitstel van planmatig onderhoud, afwaardering van vastgoed bestemd voor verkoop en het debiteurenrisico. Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 175
Vervolg tabel zie volgende pagina Vervolg tabel vorige pagina
Risico Omschrijving
Beleidsveld Risico Omschrijving
Beleidsveld
11. Werktuigenvrijstelling De gemeente Rotterdam is reeds enige tijd verwikkeld in een rechtelijk procedure inzake de toepassing van de werktuigenvrijstelling op installaties (een tankterminal) die buiten staan. Bij de waardebepaling van niet-woningen (bedrijven en industriële complexen) blijft de waarde van werktuigen buiten beschouwing. Een werktuig moet wel aan een aantal eisen voldoen om voor werktuigenvrijstelling in aanmerking te komen. De procedure spitst zich toe op de vraag in hoeverre de werktuigenvrijstelling op deze installaties van toepassing is. Voorafgaand aan de uitspraak van de Hoge Raad heeft de Advocaat-Generaal een advies uitgebracht in lijn met de uitspraak van het Hof en dus ten nadele van de gemeente. In de tweede helft van 2012 wordt op zijn vroegst een uitspraak van het Hof verwacht. Het is nog onbekend hoe partijen daarop gaan reageren; zeker indien een cassabele uitspraak wordt gedaan door het Hof. Hoewel de uitspraak van het Hof Den Haag en het advies van de Advocaat-Generaal door het arrest niet in stand kan blijven, blijft het risico bestaan dat het Hof Amsterdam straks van mening kan zijn dat- naast leidingwerk- toch ook andere zaken onder de waarderingsuitzondering vallen. Voor belastingjaar 2012 en voorgaande jaren wordt dit risico voorlopig op maximaal € 8 mln ingeschat. Algemene middelen 12. Herstructurering WSW In het herstructureringsplan WSW en dus ook in de budgetten is uitgegaan van een benodigde rendementsverbetering in verband met de noodzaak om de uitvoering WSW op termijn binnen de beschikbare rijksmiddelen te brengen. De opgave is het grootst in 2012–2013. Gezien de omvang van deze rendementsverbetering bestaat het risico dat dit in deze periode niet volledig gerealiseerd kan worden. Participatie
Niet-kwantificeerbare risico’s Nr
Beleidsveld
Omschrijving risico
13 14
Cultuur, sport en recreatie Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen
15
Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen
16 17 18 19
Algemene middelen Algemene middelen Fysiek beheer van de stad Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen
Risico op schade aan gemeentelijke kunstcollectie Risico’s als gevolg van de Gemeente-garantieverordening Eigen Woningen 1995 Risico’s achtervang door Waarborgfonds Eigen Woningen verstrekte garanties Bezuinigingen op specifieke uitkeringen door het Rijk Uitkomsten Rijk inzake Decentralisatie, herverdeling en herindeling Gemeentelijke bijdrage aan gemeenschappelijke tuinen Grondexploitaties De financiële situatie bij Vestia raakt haar ontwikkelcapaciteit. In de meeste gevallen betreft het plannen met een particuliere grondexploitatie maar met name bij Parkstad ontstaan hierdoor ook risico’s voor de gemeentelijke grondexploitatie. Met name speelt dit ten aanzien van de overeenkomst die gesloten is rondom de Concessie Parkstad / Afrikaanderwijk en rondom het recht op voorreservering dat Vestia heeft op enkele vervolglocaties. De risico’s uiten zich in mogelijk hogere rentelasten over verwervingen en (grond)prijsrisico’s. Daarnaast loopt de uitvoering van een dijkoversteek tussen Parkstad en Afrikaanderwijk risico. De gemeente voert zowel met Vestia als met andere geinteresseerde partijen intensief overleg gericht op voortzetting van de ontwikkelingen. De uitkomsten hiervan zullen in de loop van 2012 duidelijk worden, zodat eventuele gevolgen verwerkt kunnen worden in de jaarrekening over 2012.
Nieuw/ bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
Ter onderbouwing van de weerstandscapaciteit heeft een risicosimulatie plaatsgevonden. Het risicocumulatiemodel werkt met kansinschattingen (kans dat het risico zich voordoet) en inschattingen van de financiële gevolgen als het risico zich daadwerkelijk voordoet. Daar alle risico’s nooit allemaal tegelijk en met een maximale omvang zullen optreden, wordt uitgegaan van een zekerheidspercentage van 95%. Met uitzondering van het risico grondexploitaties en het risico op borgstellingen en garanties zijn de risico’s in de hiervoor weergegeven tabel opgenomen in het risicocumulatiemodel. Voor het risico op de grondexploitaties geldt een simulatie aan de hand van scenario’s. Het risico op borgstellingen en garanties wordt berekend aan de hand van de door banken algemeen gehanteerde dekkingsgraad. Deze berekeningen worden en separaat bij de uitkomst van de risicosimulatie geteld. Bij 95% zekerheid is de hoogte van de benodigde weerstandscapaciteit voor de risico’s op concernniveau € 372 mln.
pagina 176 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Weerstandsvermogen
Het streven is om over ruim voldoende weerstandscapaciteit te beschikken. Met een adequate buffer kan flexibeler worden gereageerd op tegenvallende ontwikkelingen. Vanaf de jaarrekening 2011 wordt in overeenstemming met de beleidsnota weerstandsvermogen, het weerstandsvermogen uitgedrukt in een ratiocijfer. Een normratiocijfer van 1,4 voldoet aan het criterium ruim voldoende voor het weerstandsvermogen.
Weerstandsvermogenratio =
Beschikbare weerstandscapaciteit Benodigde weerstandscapaciteit
Weerstandsvermogenratio =594.878/372.118 = 1,6
Dit houdt in dat de gemeente op dit moment is ingedekt tegen alle tegenvallers die zich zouden kunnen voordoen in de toekomst. Om te allen tijde meer zekerheid te hebben dat alle risico’s ruim voldoende worden afgedekt moet de norm van 1,4 gehaald worden. Dat is op dit moment het geval.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 177
5.3
Onderhoud kapitaalgoederen
De gemeente heeft een groot aantal kapitaalgoederen, zoals: wegen, riolering, water, groen en gebouwen. Deze goederen zijn nodig om de beleidsdoelen te realiseren. In deze paragraaf wordt ingegaan op de beleidsuitgangspunten (zoals beleidsvoornemens) en de systematiek van het onderhoud van de kapitaalgoederen. De lasten van het onderhoud worden bij verschillende beleidsvelden weergegeven. Een transparant en overkoepelend overzicht is daarom van belang voor een goed inzicht in de financiële positie van de gemeente. De kapitaalgoederen zijn hieronder per categorie weergegeven. Het betreft de categorie wegen, rioleringen, bomen, water, kunstwerken (bruggen, viaducten en tunnels), kademuren en glooiingen, begraafplaatsen en crematoria, beeldende kunst en gebouwen, openbare verlichting en vastgoed (inclusief theaters en musea en onderwijshuisvesting). Per categorie wordt bij het beleidskader aangegeven welke beleid- en onderhoudsplannen zijn vastgesteld. Daarna worden de beleidsontwikkelingen en -voornemens beschreven. Tenslotte wordt ingegaan op de beschikbare middelen voor onderhoud en investeringen, met verwijzing naar de relevante beleidsvelden in de begroting. Categorie Beleidskader
Wegen – Technisch beheerplan Hoofd- en verzamelwegen 2012–2017 – Onderhoud: Meerjarenplan – Kwaliteitsmeting: 2 jaarlijkse inspectie op schadebeelden
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
Het technisch beheerplan Hoofd- en verzamelwegen 2012–2017 is gebaseerd op de volgende (Rotterdamse) richtlijnen: – Kwaliteit hoofd- en verzamelwegen: minimaal 85% voldoende of matig. Met bovenstaande kwaliteitsstreefwaarde blijft achterstallig onderhoud op het Rotterdamse wegennet bestaan, waardoor kapitaalverlies, verhoogd risico op verkeersonveilige situaties en het risico op aansprakelijkheidheidsstellingen aanwezig blijft. Om achterstallig onderhoud te vermijden (landelijke richtlijnen) moet het kwaliteitsniveau minimaal 95% voldoende of matig zijn. Met ingang van 2012 is vanwege de omvangrijke bezuinigingsopgave noodgedwongen het budget voor onderhoud aan Hoofd- en verzamelwegen structureel met € 2 mln verlaagd (bijna 40%), waarbij tevens in 2012 een eenmalige korting van € 1,5 mln is doorgevoerd. Hierdoor was in 2012 slechts ⅓ van het budget beschikbaar ten opzichte van 2010. Door gericht en specifiek onderhoud uit te voeren kan de kwaliteitsdoelstelling (streefwaarde 85% voldoende of matig) in 2013 en volgende jaren naar verwachting gehaald worden. Het niet meer opknappen van een heel wegvak, maar het aanpakken van het beschadigde deel, zorgt voor een vermindering (50%) van de hoeveelheid opgeknapte hectares areaal. Grote onderhoudsprojecten kunnen nog slechts beperkt worden uitgevoerd en (klein) onderhoud zal op termijn meer gefragmenteerd en frequenter plaatsvinden. Bijgaande tabel geeft de onderhoudstoestand, financiële middelen en uitgevoerd onderhoud weer. Het totale areaal hoofd- en verzamelwegen is momenteel 352 ha. Tabel 1: Onderhoud Hoofd- en verzamelwegen Omschrijving Totaal areaal Verslag 2011 Begroting Begroting 2012 2013 Onderhouden wegenareaal (in ha) 352 5,4 2,4 4,0 Onderhouden wegenareaal (in %) 100 1,6 0,7 1,1 Tabel 2: Kwaliteitsbeeld wegen (in % van het totaal) Omschrijving Areaal (ha)
Hoofd- en verzamelwegen Financiële consequenties
Omschrijving Onderhoud
Beleidsveld Product
352
Verslag 2010 Minimaal 85% voldoende of matig 84% Rekening 2011 7.126
Verslag 2011 Minimaal 85% voldoende of matig 86% Begroting 2012 1.784
Begroting 2013 3.139
2011 valt incidenteel hoger uit door de afwikkeling van subsidies van de Stadsregio uit voorgaande jaren en na-ijlende kosten van in 2010 aangegane verplichtingen. In 2012 is incidenteel € 1.500 minder budget beschikbaar gesteld. Als gevolg van de gewijzigde afdrachtsystematiek van Gemeentewerken wordt geen opslag meer berekend over de interne omzet. Daardoor neemt het benodigde budget met ingang van 2013 af. Fysiek beheer van de stad Wegen, water en groen
pagina 178 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Categorie Beleidskader
Rioleringen – Gemeentelijk Rioleringsplan 2011–2015 (GRP 3) – Onderhoud: Aansluitplan Rotterdam – Onderhoudsbeleidsplan Gemalen en Persleidingen 2003-2017 – Kwaliteitsmeting: Inspectie en benchmark
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
Beheer en onderhoud vinden plaats zoals aangegeven in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011–2015 (GRP 3). Het plan geeft de Rotterdamse invulling van de zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Hierbij wordt voldaan aan de Europese-, nationale- en lokale wet- en regelgeving. De rioleringszorg draagt bij aan de realisatie van een aantrekkelijke stad onder het motto: droge voeten, gezonde stad. Dit wordt bewerkstelligd door riolen en kolken te reinigen, vervangen en vernieuwen. Omschrijving Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013 Beheer en onderhoud 21.444 22.925 23.121 Onderhoudsbijdragen waterschappen 1.116 722 734 Investeringen 7.710 5.303 4.185 Investeringen door waterschappen 1.570 5.283 6.980 Investeringen tlv voorziening 24.028 30.649 29.703
Financiële consequenties
Beleidsveld Product
Ten opzichte van de in het GRP-3 geraamde investeringen is er sprake van een achterstand. De uitvoering van de investeringen verloopt minder snel dan verwacht, waardoor deze aanpassing in de ramingen noodzakelijk is. In 2011 is de rioolvervanging (tlv voorziening) achter gebleven op de in het GRP 3 geraamde aantal kilometers, doordat minder werkzaamheden in de ondergrond hebben plaatsgevonden waarmee de rioolvervanging gecombineerd kon worden. . De komende periode zal bezien worden of en hoe door singuliere aanpak de planning uit GRP 3 zoveel mogelijk te halen. Als gevolg van de gewijzigde afdrachtsystematiek van Gemeentewerken wordt geen opslag meer berekend over de interne omzet. Daardoor neemt het benodigde budget met ingang van 2013 af. Fysiek beheer van de stad Riolering en rioolgemalen
Categorie Beleidskader
Bomen – Evaluatie Bomenstructuurplan 2006–2011 en opgaven 2013–2016 – Stedelijke Bomenstructuurvisie (vastgesteld 2009) – Kwaliteitsmeting: Monitoring
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
Het onderhoud van openbaar groen en bomen is een taak van deelgemeenten. Aanvullend zijn er stedelijke middelen beschikbaar voor het in stand houden en verbeteren van de Rotterdamse hoofdbomenstructuur (ca. 84.000 stuks). De verbetering is een uitwerking in maatregelen van kwaliteitsambities die zijn vastgelegd in de Stedelijke Bomenstructuurvisie. Het gaat om maatregelen als: inspectie van monumentale bomen, het voorkomen en bestrijden van boomziekten- en plagen (iepziekte, bloedingsziekte bij kastanjes en de Eikenprocessierups), het vervangen van zieke of onveilige bomen in het kader van de wettelijke zorgplicht en door groeiplaatsverbetering bij grote bomen. Ook is als tijdelijke opslagplaats het Bomendepot in gebruik voor de verzorging van verplantbare grote bomen.
Financiële consequenties
Beleidsveld Product
De uitvoering van het Bomenstructuurplan wordt jaarlijks afgestemd met stedelijke en deelgemeentelijke onderhoud- en vernieuwingsplannen. Met het beschikbare budget kan maar een beperkt deel van de aangevraagde projecten met betrekking tot “bomenvervanging” en “groeiplaatsverbetering” uitgevoerd worden. Met dit budget wordt oorspronkelijke kwaliteitsambitie voor de hoofdbomenstructuur zoals gevat in de Bomenstructuurvisie niet volledig gehaald en staat de beoogde beeldkwaliteit onder druk. Voorzien wordt dat met bovengenoemd budget nog steeds een kwaliteitsverbetering van 550 bomen gerealiseerd kan worden binnen de hoofdbomenstructuur, waarmee deels de beoogde kwaliteit wordt gehaald. Omschrijving Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013 Onderhoud 1.026 260 507 De hogere lasten in 2011 zijn veroorzaakt door verplichtingen om diverse projecten uit 2010 uit te voeren in 2011. In 2012 is incidenteel € 270 minder budget beschikbaar gesteld. Als gevolg van de gewijzigde afdrachtsystematiek van Gemeentewerken wordt geen opslag meer berekend over de interne omzet. Daardoor neemt het benodigde budget met ingang van 2013 af. Fysiek beheer van de stad Wegen, water en groen
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 179
Categorie Beleidskader
Water – Waterplan 2 Rotterdam – Schouwcycli van de waterschappen voor de open watergangen – Kwaliteitsmeting: Schouw
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
De klimaatverandering resulteert in grotere neerslaghoeveelheden, perioden met meer droogte, een hogere zeespiegel en grotere rivierafvoeren. Hierdoor neemt de behoefte aan meer waterberging toe. In het Waterplan 2 Rotterdam is gewerkt aan een totaalvisie hoe de benodigde waterberging (de stedelijke wateropgave) kan worden gerealiseerd. In 2009 is gestart met de uitvoering van maatregelen uit het Waterplan 2, zoals de Blauwe verbinding en diverse studies in het kader van waterveiligheid. De open watergangen worden periodiek geschouwd door de waterschappen om voldoende doorstroom te handhaven. Hoogheemraadschap Schieland & Krimpenerwaard hanteert een cyclus van 10 jaar, Hoogheemraadschap Delfland een cyclus van 8 jaar en Waterschap Hollandse Delta een cyclus van 6 jaar. In principe wordt voorafgaand aan de schouw gebaggerd, meestal in het jaar van de schouw. Rotterdam is verdeeld in 66 schouwvakken voor een min of meer gelijkmatige spreiding van de werkzaamheden. Hoofdwatergangen (verantwoordelijkheid waterschappen) en overige watergangen in een bepaald schouwvak worden in hetzelfde jaar gebaggerd. Waar mogelijk, wordt tegenwoordig het baggerwerk van waterschap en deelgemeente gemeenschappelijk voorbereid en uitgevoerd. Naar aanleiding van nieuwe beleidsontwikkelingen op het gebied van bodembeheer en de verbeterde (milieu-)kwaliteit van de bagger na afloop van de inhaalslag op de baggerachterstand in de periode 2002– 2006, kan meer bagger worden hergebruikt. Door het gebruik van lokale baggerdepots komt gerijpte bagger weer beschikbaar als grond en kan worden bespaard op transport en verwerkingskosten.
Financiële consequenties
Beleidsveld Product
Categorie Beleidskader
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
Omschrijving
Rekening Begroting 2011 2012 Onderhoud 2.107 2.246 Investeringen 0 0 Onder de investeringen is voor 2013 het project Blauwe Verbinding opgenomen. Fysiek beheer van de stad Wegen, water en groen
Begroting 2013 2.417 3.384
Kunstwerken (bruggen, tunnels en viaducten) – Beheerplan beweegbare bruggen en sluizen 2013–2016 – Beheerplan vaste bruggen en viaducten 2013–2016 – Beheerplan onderdoorgangen 2013–2016 – Investeringsprogramma einde levensduur centrale kapitaalgoederen – Onderhoud: Uitvoeringsjaarplan Bruggen en Viaducten – Kwaliteitsmeting: Periodieke inspectie In de beheerplannen wordt het beheer en onderhoud van bruggen, sluizen, viaducten en onderdoorgangen beschreven en zijn kwaliteitsdoelen geformuleerd. Aan de hand van verschillende soorten inspecties, metingen en onderzoeken wordt de kwaliteitsontwikkeling gevolgd. Op basis van kwaliteit en risico-inschatting voortkomend uit de inspecties, metingen en onderzoeken wordt onderhoud uitgevoerd. Momenteel kunnen deze civieltechnische objecten op een zodanig niveau worden onderhouden dat de veiligheid en de beschikbaarheid van de objecten niet in het geding komt. Voor het verwezenlijken van alle ambities op het gebied van technisch beheer is het huidige budget in lichte mate ontoereikend. Eventuele achterstalligheid komt in de periode na 2016 aan de orde. Een groot deel van de benodigde onderhoudsbudgetten voor beweegbare bruggen wordt momenteel gedekt uit een jaarlijks te ontvangen afkoopsom van het HbR. Vanaf 2016 daalt de afkoopsom HbR als bijdrage aan het overgedragen areaal en in 2018 houdt deze op. Voor de meerjarenbegroting 2016 en volgende jaren is dit een oplopend knelpunt. Voor de huidige collegeperiode zijn de einde levensduur vervangingen in beeld gebracht en opgenomen in het investeringsprogramma. Maastunnel Van de Maastunnel is de technische levensduur reeds in het verleden verstreken. Zodoende vindt momenteel grootschalig renoverend onderhoud plaats (zoals asbestsanering en in de nabije toekomst betonherstelwerkzaamheden). Dit onderhoud wordt gecombineerd met de aanleg van veiligheidsvoorzieningen, waardoor de Maastunnel aan de toekomstige tunnelveiligheidswetgeving voldoet. Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 180 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina
Categorie Financiële consequenties
Kunstwerken (bruggen, tunnels en viaducten) Omschrijving Onderhoud Onderhoud; Deelgemeentelijke bruggen Schadepenningen Investeringen
Beleidsveld Product
Categorie Beleidskader
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
Financiële consequenties
Beleidsveld Product
Rekening 2011 12.564 0 -1.113 8.320
Begroting 2012 13.921 0 0 20.667
Begroting 2013 13.228 1.172 0 7.520
De onderhoudskosten nemen vanaf 2011 toe, waarbij deze vanaf 2013 weer dalen. Oorzaak van deze stijgende onderhoudskosten zijn de overheveling van bruggen die voorheen eigendom waren van het Havenbedrijf Rotterdam (HbR). Deze onderhoudskosten worden gedekt door de afkoopsom van het HbR. Met ingang van 2013 wordt het budget voor deelgemeentelijke bruggen overgeheveld van het Deelgemeentefonds naar Stadsbeheer. Als gevolg van de gewijzigde afdrachtsystematiek van Gemeentewerken wordt geen opslag meer berekend over de interne omzet. Daardoor neemt het benodigde budget met ingang van 2013 af. Ten gevolge van temporisering en prioriteitstelling zijn de ramingen van de investeringen naar beneden bijgesteld. Fysiek beheer van de stad Wegen, water en groen
Overig (kademuren en glooiingen) – Technisch beheerplan kademuren 2013–2016 Investeringsprogramma einde levensduur centrale kapitaalgoederen Onderhoud: Uitvoeringsplan – Kwaliteitsmeting: Handboek inspecties kademuren – Beheerplan glooiingen i.v.m. over te dragen havens – Onderhoud: Projectplannen – Kwaliteitsmeting: Inspecties De gemeente Rotterdam is sinds 2003 verantwoordelijk voor ca. 15 km kademuren. Met ingang van 2011 is van het HbR nog eens 13 km kademuren in stedelijk gebied overgedragen aan de gemeente Rotterdam. Het beheerplan beschrijft het beheer en onderhoud van deze 28 kilometer kademuren. In het beheerplan worden kwaliteitsdoelen geformuleerd. Aan de hand van inspecties (visuele inspecties, duikonderzoek, deformatiemetingen en conditiemeting) wordt de kwaliteitsontwikkeling gevolgd. Afhankelijk van deze inspecties wordt onderhoud uitgevoerd. Momenteel kunnen de Rotterdamse kademuren technisch goed worden onderhouden, op beeldkwaliteit moet op sommige plaatsen worden ingeboet. Uit inspectie .en onderzoek is gebleken dat 10 km van het areaal ouder is dan 80 jaar, waarvan 4 km zelfs ouder is dan 100 jaar. Deze sterk verouderde kademuren vergen een gehele of gedeeltelijke vervanging. Deze vervanging is vanuit veiligheidsoogpunt noodzakelijk. Dit leidt derhalve tot hogere investeringen in 2013. Een deel van de benodigde onderhoudsbudgetten voor kademuren wordt momenteel gedekt uit een jaarlijks te ontvangen afkoopsom van het HbR. Vanaf 2016 daalt de afkoopsom HbR als bijdrage aan het overgedragen areaal en in 2018 houdt deze op als bijdrage. Voor de huidige collegeperiode zijn de einde levensduur vervangingen in beeld gebracht en opgenomen in het investeringsprogramma. Omschrijving Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013 Onderhoud 1.837 816 783 Investeringen 0 0 6.449 In 2011 zijn noodzakelijke reparaties aan verouderde kademuren uitgevoerd en is ook de onderhoudsbehoefte aan waterbekkens bepaald. Als gevolg van de gewijzigde afdrachtsystematiek van Gemeentewerken neemt het benodigde budget met ingang van 2013 af. De investering in 2013 betreft de noodzakelijke vervanging van de kademuren aan de Westerkade alsmede de Linker- en Rechter Rottekade. Fysiek beheer van de stad Wegen, water en groen
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 181
Categorie Beleidskader
Overig (begraafplaatsen en crematoria) – Beleidsplan begraafplaatsen en crematorium 2012–2015 – Onderhoud: Uitvoeringsjaarplan – Kwaliteitsmeting: Schouw
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
Per 1 januari 2012 is het nieuwe beleidsplan 2012–2015 van Begraafplaatsen & Crematorium van kracht. Deze is een vervolg op de vorige beleidsnotitie Lijkbezorging 2008–2011 waarin destijds een exploitatiemodel ingevoerd, waarbij de uitgaven voor de primaire lijkbezorging (begraven en cremeren) worden gedekt uit de lijkbezorgingrechten en de secundaire maatschappelijke functies (park, cultuur en rampen) ten laste van de algemene middelen worden gebracht. De gewenste beeldkwaliteit voor de begraafplaatsen van Rotterdam is als volgt vast gesteld: – Beeldkwaliteit ‘Hoog’ (goed onderhouden) is bestemd voor grafvakken en bijbehorende verhardingen. – Beeldkwaliteit ‘Basis’ (matig onderhouden) is bestemd voor verstrooiing (strooivelden), singels en groen buiten de grafvakken. – Beeldkwaliteit ‘Laag’ (slecht onderhouden, weinig tot geen onderhoud, die geen gevaar oplevert voor de gebruikers/bezoekers) is bestemd voor de reservecapaciteit op de begraafplaatsen.
Financiële consequenties
Beleidsveld Product
Conform het begin 2012 opgestelde Beheerplan Begraafplaatsen is het budget voldoende om de wegen en het groen buiten de grafvakken aan de basiskwaliteit te laten voldoen. Omschrijving Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013 Primair onderhoud 5.013 5.276 5.244 Primair onderhoud; begraafplaats Rozenburg 0 578 296 Secundair onderhoud 1.668 1.691 2.151 Investeringen 119 0 608 In 2012 en 2013 wordt de uitbreiding van de begraafplaats Rozenburg uitgevoerd. In 2013 en 2014 wordt de geplande vervangingsinvestering aan het riool op de Zuiderbegraafplaats uitgevoerd. De vervanging van de riolering wordt als investering aangemerkt, het bijbehorende herstel van de parkfunctie van de begraafplaats verklaart de incidenteel hogere kosten van secundair onderhoud in 2013. Fysiek beheer van de stad Beheer begraafplaatsen en crematorium (primair) Wegen, water en groen (secundair)
Categorie Beleidskader
Overig (beeldende kunst en gebouwen) – Technisch Beheerplan Beeldende Kunst en Bouwwerken 2013–2016 – Onderhoud: Uitvoeringsjaarplan – Kwaliteitsmeting: Inspecties
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
De onderhoudsstaat van de objecten (torens, poorten, standbeelden en gedenkmonumenten) wordt bepaald en gevolgd door middel van periodieke technische inspecties. In het Technisch Beheerplan Beeldende Kunst en Bouwwerken (2013 t/m 2016) zijn de uitgangspunten voor het technisch beheer en onderhoud van de beeldende kunstwerken en gebouwen opgenomen. Het culturele erfgoed wordt op een voldoende basisveiligheidsniveau onderhouden. Voor de hogere onderhoudsambities van het stedelijk cultureel erfgoed zijn onvoldoende middelen beschikbaar. Omschrijving Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013 Onderhoud 858 667 646 Investeringen 1.607 0 2.422
Financiële consequenties
Beleidsveld Product
Als gevolg van de beoogde verkoop van de molens is met ingang van 2012 het budget voor het onderhoud aan de molens gekort. Het budget voor vervangingsinvesteringen 2013 betreft het herstel van het Rijksmonument van de filterbakken DWL. Fysiek beheer van de stad Wegen, water en groen
pagina 182 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Categorie Beleidskader
Beleidsontwikkelingen & -voornemens
Openbare Verlichting – Beheerplan Openbare Verlichting 2012–2015. – Onderhoud: Stedelijk onderhoudsplan. – Deelgemeentelijke (her)investeringsplannen. – Kwaliteitsmeting: Inspecties. De gemeente Rotterdam is eigenaar van ruim 95.000 lichtmasten met ongeveer 105.000 armaturen daaraan. Het beheer en onderhoud van deze masten en armaturen is vastgelegd in het ‘Beheerplan Openbare Verlichting 2012–2015’. Het plan bevat de volgende onderdelen: – de bestuurlijke verantwoordelijkheden, – de bestuurlijke afspraken en ambities, – de organisatie van het beheer en onderhoud, – het huidige en toekomstige beleid met betrekking tot het beheer en onderhoud, – de noodzakelijk maatregelen, zowel technisch als functioneel, in relatie tot het toekomstige beleid.
Financiële consequenties
Beleidsveld Product
In het plan zijn de volgende beleidsdoelen opgenomen: – Per jaar brandt gemiddeld 98% van de openbare verlichting in Rotterdam. – Per jaar wordt 80% van de storingen aan de openbare verlichting (m.u.v. het kabelnetwerk) binnen drie werkdagen na melding verholpen. – Meer duurzaamheid (o.a. energie-efficiënte verlichting). Omschrijving Rekening Begroting Begroting 2011 2012 2013 Beheer en onderhoud 4.537 6.626 6.141 Investeringen 3.509 6.280 3.494 In 2011 is als gevolg van vertraging van wegenbouwprojecten en problemen met materiaalleveranties minder onderhoud uitgevoerd. In 2012 is incidenteel meer geïnvesteerd in de verduurzaming van openbare verlichting. Fysiek beheer van de stad Openbare Verlichting
Onderhoud kapitaalgoederen Product Vastgoed Beleidskader In het meerjaren perspectief Rotterdams Vastgoed (MPRV) dat is vastgesteld door het College en de Raad is opgenomen dat voor alle objecten die van strategisch of van maatschappelijk belang zijn een conditiemeting wordt verricht waarmee het actuele kwaliteitsniveau kan worden bepaald. De conditiemetingen worden verricht op basis van de NEN 2767 norm en bij de buitenterreinen op basis van de CROW systematiek. Uitgangspunt is dat de objecten op een sober en doelmatig niveau worden onderhouden. Op basis van dit uitgangspunt wordt voor elk object een Meerjaren Onderhouds Plan (MOP) gemaakt. De assetmanagers geven aan voor welke objecten een conditiemeting moet worden gemaakt. De afdeling Technisch Beheer draagt zorg voor de uitvoering van de conditiemetingen en de onderhoudsplannen. Wanneer de benodigde financiële middelen zijn goedgekeurd, worden de plannen opgenomen in het jaarplan van de afdeling Technisch Beheer en wordt zorg gedragen voor de uitvoering van het afgesproken onderhoud. De MOP’s gaan uit van een onderhoudstermijn van minimal 20 jaar. Op basis van de onderhoudskosten gedurende deze termijn kan een gemiddeld bedrag per object en per jaar worden vastgesteld. Deze bedragen zijn onderdeel van de berekening van de kostendekkende huur voor het betrokken object. Het onderhoudsbudget voor 2013 is begroot op € 54 mln. Het geplande onderhoud is vanwege de wens tot versobering summier gehouden. Een deel van het planmatige onderhoud is doorgeschoven naar volgende jaren. Het geplande onderhoud voor de komende jaren kan hierdoor ontoereikend zijn, waardoor algehele vervanging (groot onderhoud) noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 183
5.4
Verbonden Partijen
1. Inleiding
Het college is verplicht op grond van het Besluit begroten en verantwoorden provincies en gemeenten (BBV) om de gemeenteraad inzicht te geven in de relaties met derde rechtspersonen. Als de gemeente bestuurlijke zeggenschap heeft én een financieel belang bij de betreffende rechtspersoon, dan is sprake van een zogeheten verbonden partij. Als het financieel belang uitsluitend bestaat uit een subsidierelatie, dan is die rechtspersoon geen verbonden partij, maar een gesubsidieerde instelling. Het beleid voor de raadsperiode tot 2014 is opgenomen in het geactualiseerde Beleidskader voor het oprichten, aangaan, beheren en afstoten van gemeenschappelijke regelingen, stichtingen en vennootschappen (deelnemingen). De beleidsvoornemens voor verbonden partijen zijn in deze paragraaf van de begroting opgenomen en de realisatie van die beleidsvoornemens worden opgenomen in de rekening van het concern.
2. Beleidsuitgangspunten Beleidsdoelstelling De algemene beleidsdoelstelling is als volgt geformuleerd. Het behartigen van het publiek belang door een verbonden partij met een private of publieke rechtsvorm, onder voorwaarde dat: – de risico’s in redelijke verhouding staan tot het publiek belang, zowel financieel als beleidsmatig, – de deelneming het meest efficiënte, effectieve en minst risicovolle instrument is om het beoogde beleidsdoel te realiseren, – het publiek belang en het toezicht daarop niet al op een andere wijze is geborgd. De doelstelling van het beleidskader is een goede afweging te maken bij de vraag of bepaalde taken voor verzelfstandiging in aanmerking komen en of het gewenst is hiervoor een verbonden partij aan te gaan. Deze afweging is ook noodzakelijk bij het oprichten, aangaan, beheer of afstoten van verbonden partijen buiten het kader van verzelfstandiging. Hiervoor zijn criteria ontwikkeld. De criteria zijn eveneens van toepassing bij de evaluatie van verbonden partijen en de vraag of er nog steeds een publiek belang is bij het handhaven daarvan en of dit belang (nog) voldoende opweegt tegen de financiële risico’s die bij de deelneming zijn betrokken. De evaluatie van verbonden partijen verloop iedere raadsperiode met een rollend schema, zodat alle verbonden partijen eens in de vier jaar worden geëvalueerd. In 2013 zullen dat grotendeels gemeenschappelijke regelingen en stichtingen zijn. In 2013 zal na de centralisatie van de vennootschappen, de afweging gemaakt worden op welke wijze de gemeenschappelijke regelingen en stichtingen worden beheerd in het concern. Zo nodig daaraan voorafgaand worden door het college voorstellen gedaan aan de raad voor nadere beleidsregels voor het beheer van deze verbonden partijen. In 2012 wordt onderzoek gepleegd in het kader van de kerntakendiscussie of onderdelen van de gemeente Rotterdam voor verzelfstandiging in aanmerking komen. De verwachting is dat dit proces zal leiden tot voorstellen voor besluitvorming in de raad. Of een dergelijk voornemen tot verzelfstandiging leidt tot het aangaan van een verbonden partij is afhankelijk van de aard en vorm van de verzelfstandiging en de bestuurlijke en financiële betrokkenheid van onze gemeente bij de rechtspersoon. De beleidsuitgangspunten en -voornemens zijn beschreven aan de hand van de volgende indeling: – voornemens tot het aangaan van nieuwe verbonden partijen, – voornemens tot het evalueren van bestaande verbonden partijen, – voornemens tot het wijzigen en/of beëindigen van bestaande verbonden partijen, – voornemens tot het wijzigen van de doelstelling van een verbonden partij, – overige ontwikkelingen bij de verbonden partij. De verbonden partijen zijn vervolgens ingedeeld volgens onderstaande verschijningsvormen, c.q. rechtspersonen. Vennootschappen Een deelneming in een vennootschap betreft een besloten of naamloze vennootschap, waarin de gemeente aandelen heeft. Gemeenschappelijke regelingen Naast vennootschappen zijn gemeenschappelijke regelingen ook verbonden partijen. De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) biedt de mogelijkheid voor openbare lichamen om een deel van hun bestuurstaken over te dragen aan een gezamenlijk verband waaraan ook andere partijen, meestal andere gemeenten, meedoen. Zo kan onze gemeente gezamenlijk bepaalde belangen behartigen. Dit wordt verlengd lokaal bestuur genoemd.
pagina 184 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Stichtingen Een derde vorm van verbonden partijen wordt gevormd door stichtingen. Alleen die stichtingen waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang hebben, niet zijnde een subsidierelatie, vallen in dit kader onder de term “verbonden partijen”. Verenigingen Een vierde vorm van een verbonden partij is de vereniging, waaronder de coöperatieve vereniging en de onderlinge waarborgmaatschappij. Deelgemeenten Tot slot worden ook deelgemeenten als verbonden partij beschouwd volgens de BBV.
3. Vennootschappen
Een beperkt aantal vennootschappen keren winst uit aan de aandeelhouders in de vorm van dividend. Deze winstuitkeringen worden verantwoord op het product Deelnemingen. Voor het begrotingsjaar 2013 gaan we uit van een sobere raming van de winstuitkeringen van onze deelnemingen. De verwachting is dat de economie nog niet hersteld in 2013. Incidentele of structurele meevallers op dit product door economisch herstel verwachten wij dan ook niet en daarom houden wij een stabiel begrotingsbeeld aan. In het overzicht van de vennootschappen is het voorlopige resultaat zichtbaar van de concentratie van vennootschappen bij de Concernstaf (DMC). Voornemens tot het aangaan van nieuwe vennootschappen Clean Tech Delta (CTD) Het samenwerkingsverband CTD is opgericht in november 2009 door 10 partijen: ARCADIS, Eneco, Erasmus Universiteit Rotterdam, Hogeschool Rotterdam, Hoogheemraadschap Delfland, Gemeente Delft, Gemeente Rotterdam, TU Delft, TNO, Van Gansewinkel Groep en Vestia. Het samenwerkingsverband is gegroeid en wordt nu gevormd door circa 35 bedrijven, kennisinstellingen en regionale overheden. Om de ambitie van de CTD als rode loper en multiplier voor economische ontwikkeling dichterbij te brengen bestaat het voornemen het samenwerkingsverband een meer formele status te geven en verder te professionaliseren en een adequate governance te realiseren (slagvaardig bestuur en ondersteunende organisatie). Of en zo ja, op welke wijze de gemeente wil bijdragen aan dit initiatief is afhankelijk van een bestuurlijke afweging in college en raad. ROM Zuidvleugel In het kader van de Economische agenda Zuidvleugel wordt in samenwerking met ministerie van EL&I, de provincie ZuidHolland, de gemeente Delft en de universiteiten gestudeerd op de mogelijkheid tot het oprichten van een ROM Zuidvleugel. De uitkomsten van deze studie worden in het najaar verwacht. Op dat moment komt aan de orde of dit voornemen levensvatbaar is. Voornemens tot het evalueren van bestaande vennootschappen De vennootschappen worden volgens een rollend schema eens in de vier jaar geëvalueerd. Voornemens tot het wijzigen en/of beëindigen van bestaande vennootschappen Bij een aantal vennootschappen zijn ontwikkelingen gaande om de betreffende deelneming te wijzigen of te beëindigen. Deze ontwikkelingen kunnen ook leiden tot wijziging van de wijze waarop het aandeelhouderschap of het beheer van een deelneming wordt ingevuld. Voornemens tot het wijzigen van de doelstelling van bestaande vennootschappen Er zijn geen voornemens om doelstellingen van vennootschappen te wijzigen. Overige ontwikkelingen bij de bestaande vennootschappen Hieronder volgen de belangrijkste ontwikkelingen per vennootschap voor 2013. Bank Nederlandse Gemeenten NV De strengere eisen van toezicht op de bancaire sector (Bazel III), zijn onverkort van toepassing verklaard op de BNG als bank van de gemeentelijke overheid. Omdat de bank meer eigen vermogen zal moeten aanhouden voor het vertrekken van kredieten, heeft de bank het besluit genomen om het uitkeringspercentage van de winst te halveren. Dit houdt in dat onze gemeente minder dividend krijgt uitgekeerd vanaf 2012. In de meerjarige raming van het dividend is daarmee rekening gehouden. Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 185
Eneco Holding NV De minder goede economische omstandigheden en de volatiele energiemarkten bemoeilijken het doen van uitspraken over het dividend van Eneco over 2012 e.v. De halfjaarcijfers van Eneco zullen in het najaar 2012 meer duidelijkheid kunnen geven. Er wordt rekening gehouden met een lager dividend dan over 2011 werd uitgekeerd. De gemeente blijft in gesprek met het bestuur van Eneco over ondermeer de verduurzaming van onze stad, de betrouwbaarheid van de energievoorziening in onze regio en de toekomst van het aandeelhouderschap in Eneco. De verwachting is vooralsnog dat niet op zeer korte termijn nadere voorstellen zullen volgen over het aandeelhouderschap van onze gemeente, omdat de onzekerheid over de eventuele splitsing van Eneco blijft voortduren en ook de komende verkiezingen zorgt voor vertraging in de totstandkoming van energiewetgeving. Gemeenschappelijk Bezit Evides (Evides NV) De gevolgen van de winstregulering van de drinkwatersector zal bij de jaarrekening 2012 blijken. Mogelijk heeft de winstregulering op termijn effecten. Vooralsnog gaat de begroting 2013 uit van een stabiel dividendbeleid van Evides. Havenbedrijf Rotterdam NV Als aandeelhouder van het Havenbedrijf Rotterdam NV heeft de gemeente langlopende afspraken gemaakt over de uitkering van dividend, hetgeen leidt tot een stabiele stroom aan winstuitkeringen in de tijd. In 2012 liet de haven van Rotterdam voorzichtig herstel zien. Dit is mogelijk de voorbode van economisch betere tijden. Icos Cleantech Early Stage Fund II (ICF II) Voor de beoordeling van de deelneming ICF II en of het publiek belang nog gediend is bij de continuering van deze deelneming zullen beoordelingscriteria worden vastgesteld voor de jaarlijkse beoordeling en wordt er flankerend beleid vastgesteld. Luchthaven Schiphol NV NV Luchthaven Schiphol is eigenaar/exploitant van Rotterdam The Hague Airport (RtHA). De afgelopen jaren zijn de mogelijkheden verkend meer zeggenschap te verkrijgen over de ontwikkeling van de regionale luchthaven. Het ziet er naar uit dat er mogelijk eind 2012/begin 2013 een nieuwe overeenkomst met Schiphol over de vastgoedprogrammering op en rond RtHA, het zakelijk profiel van RtHA en de groeiambities van de luchthaven bestuurlijk kan worden voorgelegd. Regionale OntwikkelingsMaatschappij Drechtsteden CV en NV Uiterlijk 2012 zal een besluit worden genomen na een evaluatie van de gewijzigde doelstelling, of en zo ja, op welke wijze deze deelneming zal worden voortgezet. RET NV In 2012 is bekend geworden welke vervoersonderneming de busconcessie in de regio Rotterdam vanaf 2013 gaat uitvoeren. De RET heeft de busconcessie toegewezen gekregen van de Stadsregio Rotterdam. Het wetsvoorstel om de aanbesteding van het openbaar vervoer in de G4 facultatief te stellen is bij de opstelling van deze tekst nog in behandeling in de Eerste Kamer. Daarmee is nog geen duidelijkheid gegeven door de wetgever of Rotterdam de keuze krijgt het openbaar vervoer in te besteden bij de RET. Multidiensten Rotterdam BV De deelneming Multidiensten Rotterdam BV bestaat uit twee dochterondernemingen (OMR BV en Ro!Entree BV). Op dit moment (medio 2012) wordt beoordeeld of de activiteiten van deze dochters nog tot de kerntaken van de gemeente behoren. Daarnaast wordt onderzocht of OMR BV als gevolg van het gefaseerd afbouwen van de ID-subsidies in het kader van de werkgelegenheid (in 2013) nog levensvatbaar is. Meerdere scenario’s worden hiervoor uitgewerkt, welke uiteindelijk ook ter besluitvorming aan de aandeelhouder (gemeente Rotterdam) worden voorgelegd. SSC-Flex BV en Multi Employment BV Begin 2013 zal een meerjarenplan worden opgesteld voor deze vennootschappen in beheer bij de Sevicedienst Rotterdam. Mogelijk wordt in het meerjarenplan een voorstel geformuleerd tot fusie van SSC-Flex BV en Multi Employment BV. Stadsvastgoed NV Nog altijd geldt het voornemen om deze deelneming af te bouwen en te beëindigen. De verwachting is dat de deelneming uiterlijk in 2014 zal zijn beëindigd. Warmtebedrijf NV Medio 2010 is warmtebedrijf NV als gevolg van het besluit over de definitieve doorstart omgevormd tot warmtebedrijf Infra NV en is Warmtebedrijf Exploitatie NV opgericht. De verwachting is dat de aanleg van de warmtetransportinfrastructuur vanaf AVI Rozenburg naar Zuidplein en het Maasstadziekenhuis in 2012 zal worden afgerond waarna de warmtelevering zal starten.
pagina 186 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Hieronder is een overzicht van de vennootschappen weergegeven ingedeeld naar cluster. Naam Vennootschap
cluster
Beleidsveld
Erasmus MC Biomedical Fund BV Participatiemaatschappij Ondernemersfonds Rotterdam Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden Beheer NV Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden CV Tower Hotel Rotterdam B.V. N.V. Stads Vastgoed Bank Nederlandse Gemeenten NV Beurs Rotterdam NV Eneco Holding NV Gemeenschappelijk Bezit Evides (GBE) Havenbedrijf Rotterdam N.V. Luchthaven Schiphol N.V. RET Infrastructuur BV RET N.V. Warmtebedrijf Exploitatie N.V. Warmtebedrijf Infra N.V. Stadsherstel Historisch Rotterdam N.V. MultiEmployment Rotterdam B.V. SSC FLEX BV NV Gemeentewerken Rotterdam Wijkontwikkelingsmaatschappij Vastgoed BV ICOS Cleantech Earlystage fund II BV Commandiet Rotterdam B.V. Science Port Holland N.V. Wijkontwikkelingsmaatschappij Tarwewijk Beheer B.V. Multidiensten Rotterdam B.V.
Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf Concernstaf RSO RSO SO SO SO SO SO SO W&I
Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Algemene middelen Participatie Participatie Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen Economie Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen Economie Ruimtelijke ontwikkeling en Wonen Participatie
Bestuurlijke zeggenschap ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja
4. Gemeenschappelijke regelingen
Gemeenschappelijke regelingen zijn ook verbonden partijen. De Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) biedt de mogelijkheid aan openbare lichamen om een deel van hun bestuurstaken te verplaatsen naar een andere bestuurslaag. Dit wordt ook verlengd lokaal bestuur genoemd: besturen van twee of meer openbare lichamen worden in de gelegenheid gesteld om te gaan samenwerken om bepaalde belangen te behartigen. Gemeenten kunnen een openbaar lichaam instellen. Een dergelijk openbaar lichaam is een rechtspersoon en kent drie organen. Die organen zijn een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Nagenoeg alle gemeenschappelijke regelingen waarin de gemeente participeert, zijn openbare lichamen. Daarnaast zijn er ook zo geheten lichte regelingen, waarbij geen bestuurlijke bevoegdheden zijn overgedragen, maar bijv. een gezamenlijke inkoop is aangegaan van diensten of producten. Deze lichte regelingen staan niet opgenomen in deze paragraaf, omdat daarbij geen sprake is van een verbonden partij. Voornemens tot het aangaan van nieuwe gemeenschappelijke regelingen Metropoolregio Rotterdam-Den Haag Vanwege het kabinetsvoornemen om de wettelijke verplichting op te heffen tot instandhouding van de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam, zal, gelet op de toenemende samenwerking binnen de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag en mede in relatie tot de BDU-middelen Verkeer en Vervoer, bezien moeten worden op welke wijze hieraan een bestuursrechtelijke grondslag zal of zal moeten worden gegeven. Voornemens tot het evalueren van bestaande gemeenschappelijke regelingen Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas (ROZ) Medio 2012 zijn door het AB van de ROZ en de Grondbank besluiten genomen tot vaststelling van de procedureregeling evaluatie 2013 voor zowel voor ROZ als voor de Grondbank. De evaluatie zal in 2013 worden uitgevoerd. Voornemens tot het wijzigen en/of beëindigen van bestaande gemeenschappelijke regelingen
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 187
Voorzieningen Gezondheidszorg Rotterdam e.o. Het voornemen bestaat om de naam van deze gemeenschappelijke regeling te veranderen in GGD Rotterdam-Rijnmond met ingang van 1 januari 2013. Stadsregio Rotterdam Het huidige kabinet heeft het voornemen om de wettelijke plicht tot instandhouding van de gemeenschappelijke regeling ‘Stadsregio Rotterdam’ te laten vervallen per 1 januari 2013. Bij het opstellen van deze begrotingsparagraaf dient opgemerkt te worden dat de deelneming Stadsregio Rotterdam een wettelijke grondslag heeft. Dit betekent dat de beëindiging ervan een bevoegdheid is van de Tweede Kamer. Op dit moment (juli 2012) is de ontbinding van de Stadsregio tot een “controversieel” dossier verklaard, waardoor besluitvorming pas na de verkiezingen van september 2012 plaats zal vinden. Volwasseneneducatie Rijnmond Op 11 september 2012 is een wetswijziging in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) geagendeerd voor de eerste kamercommissie. De VAVO zal dan vanaf 1 januari 2013 rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de ROC’s komen te vallen. Deze wetswijziging kan leiden tot beëindiging van de bestaande verbonden partij. Hierover is echter nog geen besluit genomen. Halt Rotterdam Rijnmond De Gemeenschappelijke Regeling HALT Rotterdam-Rijnmond is voornemens om per 1 januari 2013 geen verbonden partij van de gemeente meer te zijn. De huidige Halt-organisaties hebben het voornemen zich om te vormen tot een zelfstandige landelijke stichting. Deze ontvlechting is nog niet in de begroting 2013 verwerkt. De planning is dat in de 2e helft van 2012 afspraken worden gemaakt over het liquideren van de Gemeenschappelijke Regeling en de ontvlechting van de Gemeente Rotterdam. Koepelschap Buitenstedelijk Groen en de Recreatieschappen Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben sinds 2011 het voornemen om de bestuurlijke organisatie van het beheer van buitenstedelijk groen in samenspraak met de gemeenten te wijzigen. GS hebben een vernieuwingstraject uitgezet, dat voor 2014 tot resultaat moet leiden. Inmiddels is gebleken dat er bij de gemeenten die participeren in de betreffende gemeenschappelijke regelingen voldoende draagvlak is om tot opschaling te komen. Voor de Rotterdamse en Haagse regio zal met de opschaling aangesloten worden bij de vorming van de Metropoolregio. Onderstaand zijn de gemeenschappelijke regelingen weergeven waarin de gemeente participeert. Naam Gemeenschappelijke Regeling
Cluster
Beleidsveld
Stadsregio Rotterdam Rijnmond Openbaar Lichaam Gezamenlijke Brandweer Openbaar lichaam Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Voorzieningen Gezondheidszorg Rotterdam e.o. (GGD) Volwasseneneducatie Rijnmond Instandhouding en beheer DCMR Koepelschap Buitenstedelijk Groen Natuur- en recreatiegebied IJsselmonde Recreatieschap Midden-Delfland Recreatieschap Rottemeren Recreatiegebied Voorne-Putten-Rozenburg Grondbank RZG Zuidplas Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas Nieuw Reijerwaard Gemeenschappelijke regeling HALT Rotterdam Rijnmond
Concernstaf Concernstaf Concernstaf MO MO SO SO SO SO SO SO SO SO SO Stadsbeheer
Bestuur en dienstverlening Veiligheid Veiligheid Volksgezondheid en Zorg Onderwijs Milieu en duurzaamheid Fysiek beheer van de stad Fysiek beheer van de stad Fysiek beheer van de stad Fysiek beheer van de stad Fysiek beheer van de stad Fysiek beheer van de stad Fysiek beheer van de stad Economie Veiligheid
pagina 188 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Bestuurlijke zeggenschap ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja ja
5. Stichtingen
De derde vorm van verbonden partijen wordt gevormd door stichtingen. Alleen die stichtingen waarin we een bestuurlijk en financieel belang hebben, zijn bij dit concernbrede onderwerp betrokken. Stichtingen met een subsidierelatie worden in dit verband niet als verbonden partij gezien. Voornemens tot het aangaan van nieuwe stichtingen In 2012 is gestart met de verzelfstandiging van de Bibliotheek. De verwachting is dat de verzelfstandiging en ontvlechting in 2013 zal zijn afgerond. Voornemens tot het evalueren van bestaande stichtingen Stichting VvE-010 Met de deelnemers van stichting VvE-010 is overeengekomen dat regelmatig de efficiëntie van de bedrijfsvoering, de organisatieopzet, effectiviteit en doelmatigheid van Stichting VVE-010 zal worden geëvalueerd. Voor deze evaluatie worden beoordelingscriteria vastgesteld, zoals, de mate waarin de bestaande onderhoudsachterstand bij particulier woningbezit en de woonomgeving en woonbeleving in adoptiewijken zijn verbeterd, of de financiële doelstellingen zijn behaald en hoe de samenwerking tussen de deelnemers verloopt. Bij de uitvoering van de evaluatie worden ook indicatoren en criteria in ogenschouw genomen in relatie tot het door de Raad van Commissarissen vastgestelde jaarplan en het Bedrijfsplan Stichting Verkeersonderneming Rotterdam De gemeente participeert met het Rijk, de stadsregio en het Havenbedrijf in de Verkeersonderneming om de bereikbaarheid van de belangrijke economische centra in de regio te verbeteren. Door optimale samenwerking kunnen bereikbaarheidsproblemen beter worden aangepakt en kan beter worden samengewerkt met het bedrijfsleven. In 2012 hebben de moederorganisaties besloten de regie op, en deels de uitvoering van het rijksprogramma Beter Benutten bij de Verkeersonderneming onder te brengen. De programmadoelstelling van De Verkeersonderneming zal daarmee worden uitgebreid. De nadruk zal in 2013 liggen op uitvoering van de vastgestelde projecten. De gemeente heeft zich gecommitteerd tot participatie in de Verkeersonderneming tot en met 2014. In dat jaar wordt de verbrede A15 opgeleverd en dienen de projecten uit het programma Beter Benutten te zijn gerealiseerd. In 2012 vindt een tussentijdse evaluatie plaats van de samenwerking tussen Rijk, stadsregio, Havenbedrijf en gemeente in de Verkeersonderneming. Deze is niet gericht op de effectiviteit van de beleidsuitvoering maar op de effectiviteit van de samenwerking in de gekozen vorm. De Verkeersonderneming als organisatie eindigt in principe in 2015, tenzij partijen besluiten de samenwerking voort te zetten. De gemeente zal daarin een eigen afweging moeten maken. Voornemens tot het wijzigen en/of beëindigen van bestaande stichtingen Per 31 december 2011 is de bestuurlijke betrokkenheid bij Stichting Durban - Rotterdam Housing Project (DRHP) beëindigd. Stichting BOOR In 2012 is het Algemeen Bestuur van de stichting opgestapt en zal ook de voorzitter van het College van Bestuur op 1 oktober 2012 vertrekken. Het college heeft een bewindvoerder aangesteld om te voorzien in de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur van de stichting. De bewindvoerder zal voorstellen doen voor versterking van de bedrijfsvoering, het dagelijks bestuur en het toezicht op het bestuur van de stichting. Voorts heeft de stichting tot de taakstelling besloten de begroting meerjarig sluitend te krijgen en daarvoor maatregelen te nemen. In 2012 heeft het college ook besloten de relatie met deze stichting en het openbaar onderwijs onderdeel te maken van een opdracht aan de commissie Governance Openbaar Onderwijs om advies hoe deze relatie kan worden ingevuld gelet op het (financieel) belang van de gemeente en de zorgplicht voor openbaar onderwijs enerzijds en de zelfstandige positie van de stichting anderzijds. Naar verwachting zal de commissie in september 2012 het advies uitbrengen op basis waarvan het debat gevoerd zal worden in de raad over het gewenste toezichtmodel, de benodigde sturingsinformatie en een mogelijke wijziging van de statuten van de stichting. In de onderstaande tabel hebben we de geactualiseerde lijst van stichtingen opgenomen. Naam stichting
Cluster
Beleidsveld
Stichting BOOR Stichting FBNR Stichting Fonds instandhouding Laurenskerk Stichting R-iX Stichting VvE-010 Stichting Verkeersonderneming
Concernstaf MO MO SO SO SO
Onderwijs Participatie Cultuur, Sport en Recreatie Economie Fysiek beheer van de stad Verkeer en Vervoer
Bestuurlijke zeggenschap
ja ja ja nee ja ja
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 189
6. Verenigingen
De gemeente is lid van een vereniging tot uitvoering van het verenigingsdoel. In het geval van een Coöperatieve Vereniging geldt dat het doel zich strekt tot het voorzien in bepaalde stoffelijke behoeften van haar leden, waarbij in tegenstelling tot de gewone vereniging, de aansprakelijkheid van de leden kan worden beperkt of uitgesloten. Voornemens tot het aangaan van nieuwe verenigingen Voor 2013 zijn er geen voornemens tot het aangaan van nieuwe verenigingen. Voornemens tot het evalueren van bestaande verenigingen In 2012 is de evaluatie van de CV Wigo4it uitgevoerd. Voor 2013 zijn de volgende kritische prestatie indicatoren vastgesteld op basis waarvan de jaarlijkse beoordeling plaats vindt. – Naleving van de Service Level Agreement’s op de beschikbaarheid van IT systemen. – Financiële performance binnen de geaccordeerde begroting. – Medewerkers- en klanttevredenheid. – Kwaliteit en snelheid aanbrengen van wijzigingen en/of nieuwe functionaliteit in de systemen. – IT audit. Voornemens tot het wijzigen en/of beëindigen van bestaande verenigingen Voor 2013 zijn er geen wijzigingen of beëindigingen van verenigingen voorgenomen. In de onderstaande tabel hebben we de geactualiseerde lijst van verenigingen opgenomen. Naam Vereniging
Cluster
Beleidsveld
CV UA Wigo4it
W&I
Participatie
Bestuurlijke zeggenschap ja
7. Deelgemeenten
De gemeenteraad, het college en de burgemeester van Rotterdam hebben in het verleden gezamenlijk deelgemeenten ingesteld. Omdat zij niet worden geïntegreerd in de begroting en jaarrekening van Rotterdam, moeten ook zij worden beschouwd als verbonden partijen. Rotterdam kent 14 deelgemeenten, t.w.: Charlois, Delfshaven, Feijenoord, Hillegersberg-Overschie, Hoek van Holland, Hoogvliet, Kralingen-Crooswijk, Noord, Overschie, Pernis, Prins Alexander, Rotterdam-Centrum, Rozenburg en IJsselmonde. Voor 2013 zijn er geen voornemens tot het instellen van nieuwe deelgemeenten. De Tweede Kamer heeft onlangs besloten om de deelgemeenten met ingang van 2014 af te schaffen. De gemeenteraad zal zich naar verwachting nog in 2012 buigen over de vraag hoe Rotterdam aan dit besluit invulling zal geven. Met het oog hierop zal een werkgroep van de raad enkele alternatieve voorstellen doen. Het jaar 2013 zal staan in het teken van de voorbereidingen die moeten worden getroffen om het huidige deelgemeentebestel om te vormen naar de nieuw beoogde organisatievorm.
pagina 190 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
5.5
Financiering
Inleiding
Deze paragraaf verschaft u inzicht in de financieringsfunctie. Onder de financieringsfunctie verstaan we alle activiteiten die voorzien in de vermogensbehoefte van de gemeente. Naast het aantrekken van geldleningen en het beleggen van tijdelijk overtollige geldmiddelen valt hieronder het beheersen van de financiële risico’s, die gepaard gaan met de geldstromen, de financiële posities en de vermogenswaarden. Het beleid is erop gericht om de rentekosten te beheersen en te verlagen en de renteopbrengsten risicomijdend te optimaliseren. Hieronder leest u de beleidsuitgangspunten met inbegrip van de ontwikkelingen rond de financieringsfunctie.
Beleidsuitgangspunten Algemeen Ingevolge artikel 212 van de Gemeentewet is de gemeentelijke regelgeving met betrekking tot de financieringsfunctie vastgelegd in de verordening Financiële Huishouding 2006. Deze verordening vormt de kapstok voor de verdere regelgeving waarin het geldstromenbeheer, het geld- en kapitaalmarktverkeer en het garantiebeleid is vastgesteld. Dit instrumentarium regelt de voorwaarden van de financieringsfunctie. Daaraan wordt invulling gegeven door de begroting en rekening (hoeveel geld en waarvoor) en door mandaten en volmachten (wie mag wat met het geld en onder welke voorwaarden). Gemeenten mogen uitsluitend geldleningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen ten behoeve van de publieke taak. We spreken van een publieke taak wanneer overheidsingrijpen noodzakelijk is om een maatschappelijk belang te realiseren. De raad bepaalt wat tot de publieke taak behoort. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties is een voldoende motivering van de overwegingen vereist, zodat de gemeenteraad en de toezichthouder dit kunnen toetsen. Rentebeeld De onzekerheden over de internationale economische ontwikkelingen zijn momenteel bijzonder groot. De Europese schuldencrisis speelt daarbij een belangrijke rol. Binnen de Eurozone zijn er grote politieke en financiële spanningen met betrekking tot de oplossingsrichtingen. Ook de Verenigde Staten en Azië ontkomen niet aan de economische teruggang. Centrale banken grijpen wereldwijd in om met behulp van monetaire stimulering of andere maatregelen deze economische teruggang te beteugelen. De huidige marktrente is door deze ontwikkelingen gedaald tot de laagste renteniveaus ooit. Het ingrijpen van de centrale banken verhoogt echter wel het risico van inflatie op termijn en daarmee ook stijgende rentes. Voor 2013 rekenen we met een gemiddelde korte rente van 1% en een gemiddelde lange rente van 4%. Voorzichtigheidshalve houden we er rekening mee dat de renteniveaus in de volgende jaren tenderen naar historische gemiddelden. Rentebeleid De financiering van de gemeentelijke activa vindt hoofdzakelijk plaats met reserves en voorzieningen (interne financieringsmiddelen) en met extern aangetrokken geldleningen. Door reserves en voorzieningen te gebruiken voor interne financiering hoeven we minder externe leningen aan te trekken en kunnen we besparen op de rentelasten. De rentelasten van de financieringsmiddelen belasten we binnengemeentelijk door aan de gemeentelijke investeringen via de omslagrente. Een resultaat van de financieringsfunctie wordt verrekend met de financieringsreserve. Van deze met behulp van reserves en voorzieningen in 2013 bespaarde rente wordt € 7,5 mln toegevoegd aan het IFR en € 2,6 mln aan de kredietrisicoreserve. De omslagrente is in de afgelopen jaren gestaag gedaald tot 4%, zie onderstaande figuur. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door een dalende marktrente en gedeeltelijk door gewijzigd intern rentebeleid. Uit onderstaande grafiek blijkt dat de schommelingen in de marktpercentages gematigd en vertraagd doorwerken in de omslagrente. Dit komt doordat de herfinanciering van de leningenportefeuille geleidelijk verloopt en doordat er in het verleden middelen aan de financieringsreserve zijn onttrokken voor algemene dekking. Met het oog op een stabiel begrotingbeeld wordt er naar gestreefd om de omslagrente op 4% te houden. In het geval van een beperkte rentestijging wordt een beroep gedaan op de financieringsreserve. Uitgangspunt daarbij is dat een rentestijging van 2% in de komende 4 jaar kan worden opgevangen.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 191
Omslagrente versus kapitaalrente 9% 8% 7% 6% 5% 4%
19 90 19 91 19 92 19 93 19 94 19 95 19 96 19 97 19 98 19 99 20 00 20 01 20 02 20 03 20 04 20 05 20 06 20 07 20 08 20 09 20 10 20 11 20 12 20 13
3%
Lange rente
Verwachting
Omslagrente
Beleidskader leningen en garanties In 2012 is de lijn ingezet om de verstrekking van leningen en garanties te concentreren binnen de gemeente. Gezien de grote bedragen die gepaard gaan met de verstrekking van geldleningen en garanties en de lange looptijd van de aangegane verplichtingen is een centrale risicobeheersing gewenst. In het Beleidskader leningen en garanties wordt het kader voor dit centrale risicobeheer vastgelegd. Dit beleidskader kan naar verwachting eind 2012 worden vastgesteld. Eén van de belangrijke elementen binnen de risicobeheersing is het instellen van een kredietrisicoreserve die dient als buffer voor de risico’s op wanbetaling op door de gemeente verstrekte of gegarandeerde geldleningen. Vooruitlopend op het beleidskader is deze reserve reeds bij deze begroting 2012 ingesteld. Voeding van deze reserve vindt plaats door in de rentetarieven voor verstrekte geldleningen een opslag te berekenen en door toevoeging van de bespaarde rente over de financieringsreserve en de kredietrisicoreserve zelf. De kredietrisicoreserve maakt onderdeel uit van de beschikbare weerstandscapaciteit en door toevoegingen aan de kredietrisicoreserve zal ook de beschikbare weerstandscapaciteit verbeteren. Aan de hand van een kredietrisicomodel zullen de risico’s op de portefeuille verstrekte geldleningen en garanties worden vergeleken met de kredietrisicoreserve en zal worden beoordeeld of er additionele voeding vereist is.
Ontwikkelingen met betrekking tot wet- en regelgeving De Wet Financiering decentrale overheden (Wet Fido) geeft de wettelijke kaders voor de treasuryfunctie van decentrale overheden. Er wordt in de wet ruimte geboden om tijdelijke liquiditeitsoverschotten op de markt tegen rentevergoeding uit te lenen. Om een verstandig beheer van de middelen te garanderen stelt de Wet Fido in dit geval strenge eisen aan de kredietwaardigheid van de tegenpartijen en de te gebruiken instrumenten 8. In het begrotingsakkoord 2013 is echter aangekondigd dat met het oog op de beperking van de Nederlandse EMU-schuld alle decentrale overheden verplicht worden hun liquide middelen aan te houden in de schatkist bij het Ministerie van Financiën. De rentevergoeding over deze middelen is gelijk aan de rentevergoeding die het Ministerie zou betalen voor het aantrekken van deze middelen op de markt. Dit komt neer op een rentevergoeding die nagenoeg gelijk is aan 0. Voor gemeenten met liquiditeitsoverschotten betekent dit wegvallende rendementen op vermogen en dus minder investeringscapaciteit of aanvullende bezuinigingen. De gemeente Rotterdam bevindt zich op dit moment niet in een dergelijke positie. De invoering van schatkistbankieren kan echter in de toekomst wel financiële gevolgen hebben voor de gemeente Rotterdam indien er nog niet voorzienbare liquiditeitsoverschotten ontstaan, bijvoorbeeld als gevolg van privatiseringen. Verder zullen alle decentrale overheden worden geconfronteerd met hogere kosten voor betalingsverkeer.
Ontwikkeling financieringsbehoefte De financieringsbehoefte is afhankelijk van de ontwikkeling van de gemeentelijke investeringen en de ontwikkeling van de interne financieringsmiddelen.
8
Liquiditeitsoverschotten mogen alleen belegd worden bij (of onder garantie van) andere overheden (gemeenten, provincies, rijk) en bij zeer
kredietwaardige financiële tegenpartijen.
pagina 192 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Ontwikkeling investeringen De gemeentelijke investeringen bestaan enerzijds uit materiële vaste activa en anderzijds uit financiële vaste activa. De ontwikkelingen met betrekking tot de materiële vaste activa, zoals gronden, gebouwen en vervoermiddelen, worden nader toegelicht in hoofdstuk 3 Investeringen. bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Materiële vaste activa Materiële vaste activa
2013 2.288
2014 2.378
2015 2.338
2016 2.252
2017 2.214
Verstrekte geldleningen en uitzettingen zijn in omvang de belangrijkste categorie binnen de financiële vaste activa. De overige financiële vaste activa bestaan uit kapitaalverstrekking aan verbonden partijen en bijdragen aan activa van derden. De ontwikkeling van de financiële vaste activa is als volgt: bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Financiële vaste activa Verstrekte geldleningen en uitzettingen aan: Woningbouwcorporaties Deelnemingen waarvan: – HbR – RET Rail – RET Infra Financiële instellingen Overig Totaal verstrekte geldleningen en uitzettingen Overige financiële vaste activa Totaal financiële vaste activa
2013
2014
2015
2016
2017
207 700
191 595
183 490
175 384
167 266
91 426 183 25 43 975 398 1.373
82 359 154 25 43 854 398 1.252
72 293 125 25 43 741 398 1.139
62 226 96 25 43 627 398 1.025
56 144 66 25 43 501 398 899
De gemeente is zeer terughoudend bij het verstrekken van geldleningen. De bestaande portefeuille heeft dan ook een aflopend karakter. De geldleningen zijn voornamelijk verstrekt aan woningbouwcorporaties en voormalige gemeentelijke onderdelen. Tot 1994 verstrekte de gemeente leningen aan woningbouwcorporaties. In 1994 is de gemeente een overeenkomst met het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) aangegaan waardoor de leningen van woningbouwcorporaties worden gewaarborgd door het WSW. Sinds dat moment trekken de woningbouwcorporaties zelfstandig hun leningen aan op de kapitaalmarkt en verstrekt de gemeente geen leningen meer. Bij verzelfstandigingen van gemeentelijke onderdelen geldt vaak een overgangsregime voor wat betreft de financiering. De gemeente verstrekt dan leningen met een aflopend karakter die geleidelijk door verzelfstandigde onderdelen worden geherfinancierd op de markt. Zo heeft het Havenbedrijf Rotterdam al een groot deel van de in 2004 verstrekte geldleningen afgelost en lopen de resterende leningen in de komende jaren verder af. In uitzondering op deze regel is bij de verzelfstandiging van de RET besloten dat de financiering van de RET Infrastructuur BV wel via de gemeente blijft verlopen. In 2010 heeft de gemeente ook de financiering van het railgebonden materieel (metro’s en trams) op zich genomen9. Bij de integratie van de voormalige gemeente Rozenburg is een uitzetting van € 25 mln van de voormalige gemeente Rozenburg conform de gemeentelijke regelgeving overgenomen door de gemeente Rotterdam. Destijds heeft de gemeente Rozenburg ten behoeve van de afkoop van de artikel 12 status een afkoopsom ontvangen van het rijk onder de voorwaarden dat deze langdurig zou worden uitgezet. Onder goedkeuring van de provincie Zuid-Holland is deze afkoopsom uitgezet via BNG Vermogensbeheer in een 30-jarige pandbrief. Deze pandbrief is uitgegeven door de Deutsche Pfandbriefbank AG en deze uitzetting voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Wet Fido10. bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Investeringen Investeringen in materiële vaste activa Investeringen in financiële vaste activa Totaal investeringen
9
2013 2.288 1.373 3.661
2014 2.378 1.252 3.630
2015 2.338 1.139 3.477
2016 2.252 1.025 3.277
2017 2.214 899 3.113
Eventuele toekomstige herfinanciering van aan de RET verstrekte leningen wordt in deze begroting buiten beschouwing gelaten. Door deze
balansverlenging (in- en doorlenen) loopt de gemeente geen renterisico omdat de rente (en dus ook een rentestijging) met opslag wordt doorberekend aan de RET. De opslag die aan de RET wordt doorberekend dient om kredietrisico’s te kunnen opvangen en wordt toegevoegd aan de kredietrisicoreserve.
10
De zeer goede kredietwaardigheid van deze pandbrief komt tot uitdrukking in een Aaa rating van Moody’s en een AA+ rating van Standard & Poors.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 193
De financieringsbehoefte als gevolg van de gemeentelijke investeringen toont een dalend verloop.
Ontwikkelingen investeringen (stand per 1 januari) 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0
2013
2014
2015
Materiële vaste activa
2016
2017
Verstrekte geldleningen en uitzettingen
Overige financiële vaste activa
Ontwikkeling interne financieringsmiddelen Tegenover de investeringen staan de interne en externe financieringsmiddelen. De interne financieringsmiddelen worden voornamelijk gevormd door de reserves en voorzieningen. De overige interne financieringsmiddelen bestaan uit de vooruit ontvangen afkoopsommen erfpacht en het netto werkkapitaal (saldo van vlottende passiva en activa). De interne financieringsmiddelen zullen de eerste jaren afnemen als gevolg van een dalende reserve- en voorzieningenpositie. Vanaf 2015 nemen de reserves en voorzieningen weer toe. bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Financieringsmiddelen Interne financieringsmiddelen Externe financieringsmiddelen Totaal financieringsmiddelen
2013 1.385 2.276 3.661
2014 1.272 2.358 3.630
2015 1.260 2.217 3.477
2016 1.318 1.959 3.277
Bovengenoemde ontwikkelingen leiden tot een toenemende externe financiering tot 2014. Daarna dalen de benodigde externe financieringsmiddelen.
Ontwikkelingen financieringsmiddelen (stand per 1 januari) 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0
2013
2014 Interne financiering
pagina 194 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2015
2016 Externe financiering
2017
2017 1.391 1.722 3.113
Externe financieringsmiddelen Korte schuld De externe financieringsbehoefte wordt ingevuld met kortlopende en langlopende leningen. Bij het aantrekken van kortlopende geldleningen met een looptijd tot 1 jaar, dient rekening gehouden te worden met de kasgeldlimiet. De Wet Fido maximeert met de kasgeldlimiet de kortlopende schuld. De kasgeldlimiet is gelijk aan een bepaald percentage (8,5%) van het begrotingstotaal (€ 4,3 mld) en bedraagt in 2013 naar verwachting € 365 mln. Doordat de kortlopende schuld niet structureel groter mag zijn dan de kasgeldlimiet, wordt het risico beperkt dat grote fluctuaties in de korte rente het begrotingsevenwicht in gevaar brengen. Aangezien we rekening houden met beschikbare kredietlijnen en tijdelijke uitschieters in de behoefte aan kort geld (bijvoorbeeld door de betaling van salarissen of uitkeringen) benutten we de volledige kasgeldlimietruimte niet structureel en houden we enige marge aan. bedragen x € 1 mln (gemiddelde per jaar)
Renterisico op de korte schuld Kasgeldlimiet Korte schuld Ruimte (+) / overschrijding (-)
2013 365 (8,5%) 250 (5,8%) 115 (2,7%)
2014 365 (8,5%) 250 (5,8%) 115 (2,7%)
2015 365 (8,5%) 250 (5,8%) 115 (2,7%)
2016 365 (8,5%) 250 (5,8%) 115 (2,7%)
Tussen haakjes worden de bedragen in percentage van het begrotingstotaal weergegeven.
Lange schuld De ontwikkelingen met betrekking tot investeringen, reserves en voorzieningen, gecombineerd met de aflossingenverplichtingen op de bestaande schuld leiden tot een aanvullende financieringsbehoefte van maximaal € 433 mln in de komende 4 jaar. bedragen x € 1 mln (stand per 1 januari)
Externe financieringsmiddelen Korte schuld Bestaande lange schuld Nog aan te trekken lange schuld Totaal externe financieringsmiddelen
2013 250 2.026 0 2.276
2014 250 1.697 411 2.358
2015 250 1.534 433 2.217
2016 250 1.419 290 1.959
2017 250 1.304 168 1.722
Rekening houdend met nog aan te trekken lange schuld ziet het verloop van de opgenomen langlopende leningen er als volgt uit.
Opgenomen langlopende geldleningen (stand per 1 januari) 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0
2013
2014
2015
2016
2017
Hoewel deze aanvullende financieringsbehoefte beperkt is, loopt de gemeente wel renterisico’s bij het afsluiten van nieuwe leningen. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leiden namelijk tot hogere rentelasten. Deze renterisico’s worden deels beheerst door de marktrente behoedzaam te ramen. Op beperkte schaal en op prudente wijze wordt gebruik gemaakt van renteswaps om de renterisico’s te beperken. Daarnaast hebben we in de afgelopen jaren de gemiddelde looptijd van de leningportefeuille verlengd en zodoende de rentegevoeligheid verminderd. Een structurele rentestijging van 2% zou leiden tot € 40 mln hogere rentelasten in de meerjarenbegroting. De financieringsreserve is toereikend om een dergelijke tegenvaller te kunnen opvangen. Natuurlijk is het van belang dat de ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkt scherp in de gaten worden gehouden. Indien nodig worden de renterisico’s tijdig verder beperkt.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 195
Ook wordt geborgd dat we voldoen aan de wettelijke vereisten die zijn vastgelegd in de Wet Fido. Bij het aantrekken van de langlopende geldleningen moet rekening worden gehouden met de renterisiconorm. Deze heeft als doel om het toekomstig renterisico op de lange financiering te beperken door spreiding in de aflossingen en renteherzieningen af te dwingen en kijkt daarom een aantal jaren vooruit. Voorkomen moet worden dat er in enig jaar een te grote concentratie plaatsvindt van aflossingen en renteherzieningen. Het renterisicobedrag moet worden berekend als de som van de renteherzieningen en de aflossingen. Dit bedrag mag niet groter zijn dan 20% van het begrotingstotaal (€ 4,3 mld). De renterisiconorm voor 2013 en verdere jaren komt uit op € 860 mln. Met behulp van renteswaps kunnen de renterisico’s op de onderliggende financiering aanzienlijk beperkt worden, maar niet geheel uitgesloten. Er blijven altijd zeer beperkte renterisico’s bestaan bij de daadwerkelijke invulling van de financieringsbehoefte. Hoewel de Wet Fido dit niet verplicht, tellen wij deze risico’s wel volledig mee bij de bepaling van het renterisicobedrag. Op deze wijze limiteren wij de maximale omvang van de swapposities die de gemeente kan aangaan. Zoals ook uit de onderstaande tabel blijkt, is het renterisico in de huidige leningenportefeuille goed gespreid en blijft er de komende jaren een aanzienlijke ruimte onder de renterisiconorm. bedragen x € 1 mln
Renterisico op de lange schuld 1. Renteherzieningen 2. Aflossingen11 3. Totaal renterisicobedrag (1+2) 4. Renterisiconorm 5. Ruimte onder renterisiconorm (4-3)
2013 0 (0%) 332 (8%) 332 (8%) 860 (20%) 528 (12%)
2014 0 (0%) 348 (8%) 348 (8%) 860 (20%) 512 (12%)
2015 0 (0%) 300 (7%) 300 (7%) 860 (20%) 560 (13%)
2016 0 (0%) 299 (7%) 299 (7%) 860 (20%) 561 (13%)
Tussen haakjes worden de bedragen in percentage van het begrotingstotaal weergegeven.
11
Naast de aflossingen op de bestaande portefeuille opgenomen geldleningen tellen wij hier ook mee de aflossingen op nog af te sluiten één jaars
geldleningen waarvan de renterisico’s zijn afgedekt met behulp van renteswaps.
pagina 196 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
5.6
Paragraaf Grondbeleid
1. Grondbeleid Kader De doelstelling in Rotterdam om een duurzaam en kwalitatief aantrekkelijk ruimtelijk vestigingsmilieu te bevorderen, blijft ook de komende tijd onverkort van kracht. Vanuit de fysieke sector blijven we, samen met marktpartijen, inzetten op “het faciliteren, initiëren, investeren en werken aan een sterke ruimtelijk economische ontwikkeling van Rotterdam”. Om deze doelstelling te bereiken, zetten we o.a. instrumenten van grondbeleid in voor de verbetering van stedelijke kwaliteiten. Omdat de uitvoering van grondbeleid instrumenteel is aan het bredere gemeentelijke beleid en in het bijzonder aan het ruimtelijke economische beleid, wordt het grondbeleid steeds aangepast aan de actuele situatie. In de laatste jaren is de focus van het grondbeleid verschoven van uitleggebieden naar binnenstedelijke herontwikkeling. Hiermee is de rol van de gemeente op de grondmarkt veranderd: van een actief naar een faciliterend grondbeleid. Ook is door de financiële omstandigheden weinig ruimte meer voor een actieve grondpolitiek met risicodragend participeren door de gemeente. Daarbij komt nog dat onder de druk van de economische crisis sprake is van het zoeken naar stimuleringsmaatregelen enerzijds en een vrijwel permanente (her)overweging van projecten anderzijds. Kern van het grondbeleid blijft echter dat afhankelijk van de specifieke gebiedsontwikkeling en de daar aanwezige belangen, de mogelijke grondbeleidinstrumenten in steeds wisselende samenstelling worden toegepast. Andere vormen van ruimtelijke economische ontwikkeling zullen worden gezocht en uitgeprobeerd in de praktijk. Inzet is de vraag faciliteren en bijdragen aan de kwaliteit van het stedelijk vestigingsmilieu voor bedrijven en inwoners èn de kwaliteit van de stad verbeteren. Maatwerk is bij concrete gebiedsontwikkelingen steeds het uitgangspunt. Gezien deze ontwikkelingen wordt de huidige kadernota Grondbeleid herzien. Het nieuwe kader is eind 2012 gereed. Mate van publiek ontwikkelen De stedelijke opgaven vragen om een overheid die niet de eigen organisatie-indeling voorop stelt, maar de opgaven van een gebied, gebaseerd op de behoeftes van de burgers en ondernemers die er wonen en werken of willen vestigen of investeren. Dit vraagt om een integrale en gebiedsgerichte aanpak. In de gebieden komt immers de integratie tussen de genoemde veranderingen bij uitstek tot stand. Dit alles betekent een andere rol voor de gemeentelijke overheid die we het beste kunnen aanduiden met de term: publiek ontwikkelaar. De publiek ontwikkelaar voert regie over de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad vanuit een gemeenschappelijke visie met heldere kaders. Naast regierol en het stellen van kaders is de publiek ontwikkelaar ook (mede)ontwikkelaar door partijen bij elkaar te brengen en mogelijkheden zo te creëren, te faciliteren, dat ontwikkelingen worden gestart. Van zelf doen naar samen doen (cocreatie). Ten slotte is de Publiek Ontwikkelaar ook beheerder en bewaker binnen de vastgestelde kaders. De veranderde focus naar binnenstedelijke herontwikkeling vergt een heel andere inspanning dan de relatief eenvoudige transformatie van agrarisch gebied naar gewilde woon- of werklocaties. De nieuwe opgave is niet alleen complexer, ook de onzekerheden zijn toegenomen, het aantal stakeholders groter en de processen stellen complexe eisen aan de gemeente. Daarom vraagt deze herontwikkelingsopgave om maatwerk per gebied. Bij elk gebied zijn de ontwikkelingsmogelijkheden anders en zijn ook de vastgoedposities verschillend. De gemeente moet daarom bij elk project bepalen welke ontwikkeling zij wenst, of zij zelf initiator is, samenwerking zoekt of het initiatief aan de markt overlaat. Het accent van de gemeente verschuift dus meer naar publiek ontwikkelen, waarbij het gaat om het faciliteren en entameren van marktpartijen bij het nemen van initiatieven voor de toekomst van Rotterdam gewenste ontwikkelingen. Er zullen andere samenwerkingsverbanden ontstaan met (markt)partijen, zoals beleggers, projectonwikkelaars en gebruikers van maatschappelijk vastgoed. Samen met marktpartijen wordt gezocht naar manieren om toekomstige ontwikkelingen financieel mogelijk te maken. In deze samenwerkingsverbanden kent de mate van gemeentelijke betrokkenheid bij ruimtelijke economische ontwikkeling diverse gradaties: 1. Visionaire rol: Op grond van haar publiek-maatschappelijke verantwoordelijkheid stelt de gemeente een visie op, een kader van uitgangspunten voor gewenste ontwikkelingen. Voorbeelden hiervan zijn de Stadsvisie en het Meerjaren Investeringsprogramma. Wanneer de wens en mogelijkheden van de gemeente gering zijn om te sturen op ruimtelijke ontwikkeling, kan zij marktpartijen interesseren voor haar visie en overtuigen van de voordelen om in gebieden te investeren. 2. Facilitaire rol: Wanneer de gemeente beperkte wens en mogelijkheden heeft om te sturen op ruimtelijke ontwikkeling kan zij ook kiezen voor het faciliteren van private initiatieven. De gemeente formuleert haar randvoorwaarden in de voorbereidingsfase en toetst daar aan door middel van inzetten van haar publiekrechtelijke instrumenten. De Marktpassage Hillegersberg is een voorbeeld deze rol. Dit zijn initiatieven van private partijen waarbij de gemeente de initiatiefnemer helpt om plannen te realiseren, zonder zelf trekker te zijn van de ontwikkelingen. De gemeente stelt beperkte middelen beschikbaar om de faciliterende rol uit te kunnen voeren. De feitelijke ontwikkelkosten worden gedragen door de initiatiefnemers zelf. Met de ontwikkelende partij zijn in een anterieure overeenkomst afspraken gemaakt over het vergoeden van door de gemeente te maken kosten.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 197
3. Uitvoeringsgerichte rol: Als de gemeente meer behoefte heeft aan sturing op de ruimtelijke ontwikkeling, maar zelf weinig of geen verantwoording of risico’s wil lopen, kan zij kiezen voor een uitvoeringsgerichte rol. Deze rol kan vorm krijgen in een gebiedsconcessie of een aanbesteding. Bij een gebiedsconcessie beschikt de gemeente veelal wel over de grond, maar voert zij geen actief grondbeleid. De gemeente maakt met private partijen afspraken over randvoorwaarden waarbinnen het gebied tot ontwikkeling wordt gebracht en toetst de ontwikkeling daaraan. De private partijen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering en dragen het risico daarvan. Voorbeeld hiervan is de ontwikkeling Nieuw Crooswijk. 4. Ontwikkelingsgerichte rol: De ontwikkelingsgerichte rol past de gemeente toe als zij verregaande invloed wil en kan uitoefenen op de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied. De gemeente vult haar rol in door de marktontwikkelingen actief te volgen, een visie te ontwikkelen, deze visie uit te werken en een financieringsstrategie aan te verbinden (‘rekenen en tekenen’), marktpartijen te verleiden om initiatieven te ontwikkelen, en eventueel risicodragend te participeren in ontwikkeling en exploitatie. Voorbeelden van deze rol zijn onder meer de ontwikkeling van Katendrecht en de Markthal. Gebiedsprogramma’s en sturing De ruimtelijke economische opgave in de stad wordt vertaald naar gebiedsprogramma’s. Het gebiedsprogramma bevat een analyse van en een visie op het gebied, een uitwerking van de doelen die per gebied behaald moeten worden, de inspanningen die gedaan worden door Stadsontwikkeling om die doelen te bereiken en ten slotte de daarmee gepaard gaande inzet van mensen en ruimtelijke economische investeringen en middelen. Het bevat dus het gehele pakket van investeringen en ontwikkelingen van Stadsontwikkeling in het desbetreffende gebied. Met deze gebiedsprogramma’s kan er beter gestuurd worden op de effecten en de uitvoering van de activiteiten in de gebieden. De sturing op de programmatische uitgangspunten en de uitvoering vindt plaats op projectniveau èn op portefeuilleniveau, onder andere om onderlinge concurrentie tussen projecten te voorkomen. Met behulp van de Monitor Grote Projecten en de bestuursrapportages wordt er respectievelijk gestuurd op en verantwoording afgelegd over de projecten. De koppeling tussen de totale opgave van de stad, de individuele projecten en de marktontwikkelingen vindt plaats in de portefeuillesturing, het Meerjaren Perspectief Grondexploitatie. Aan de hand van vraag-en-aanbod-analyses en scenario’s voor woningbouw en werklocaties worden de prioriteiten van projecten en het benodigde weerstandsvermogen bepaald. Financiering De gemeente acht een actieve grondpolitiek van voornaam belang voor de uitoefening van de regisserende, faciliterende en aanjagende rol van de gemeente bij de ruimtelijk economische ontwikkelingen van de stad. De gemeentelijke activiteiten ten behoeve van grondexploitaties mogen echter geen aanvullende gemeentelijke middelen vergen. Deze uitgangspositie maakt onderdeel uit van een zuivere kostentoerekening aan grondexploitaties. In het verleden kwam het geregeld voor dat, vanwege het rendabele karakter van grondexploitaties, niet aan grondexploitatie gerelateerde kosten toegerekend werden aan de lopende exploitaties, zoals studies voor ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Het huidige saldo van de portefeuille kan dergelijke kosten niet dragen en vergt een eenduidige kostentoerekening. Vandaar dat Stadsontwikkeling is opgedragen toe te werken naar een kostendekkend grondbedrijf. Hiervoor is een omvangrijke reorganisatie ingezet binnen de directie Ruimtelijke Economische Ontwikkeling. Hierbij wordt gefaseerd toegewerkt naar een kostendekkend organisatieonderdeel. In 2014 is deze doelstelling gerealiseerd. Grondexploitaties Structureel in Control De afgelopen jaren heeft de grondexploitatieportefeuille versneld de transitie ondergaan van gemeentelijke inkomstenbron met een zelfstandig eigen vermogen naar een portefeuille waarin de nadruk kwam te liggen op het risicoprofiel. Zonder eigen vermogen hebben fluctuaties in de portefeuille een directe relatie met de begroting van de gemeente Rotterdam, mede getuige de omvangrijke herijking van de grondexploitatieportefeuille in aanloop naar de jaarrekening 2010. Deze situatie is van structurele aard. Bij de herijking van de grondexploitatieportefeuille in 2010 is in de portefeuille een veel scherpere aansluiting op de marktvraag gerealiseerd. Dit betekende dat veel projecten pas later gerealiseerd konden worden. Daarmee heeft de portefeuille de omslag van aanbod- naar vraaggericht gemaakt. De opgave hierbij is om de portefeuille structureel veel beter aan te laten sluiten bij stedelijke kaders, marktverwachtingen en uitgangspunten. Zodoende sluiten de projecten ook beter op elkaar aan en wordt onderlinge concurrentie zoveel mogelijk vermeden. Verscherpte sturing op en verantwoording over grondexploitaties is mede om bovengenoemde reden van nog groter belang geworden. Gebleken is dat de huidige werkwijze en systematiek rondom grondexploitaties onvoldoende in staat bleek om te voldoen aan deze veranderde omstandigheden. Bovendien bleek de administratie onvoldoende geëquipeerd om te voldoen aan de nieuwe werkwijze van de accountant. Op hoofdlijnen zijn de volgende onvolkomenheden binnen de sturing- en verantwoordingssystematiek geconstateerd: – De basisinformatie voor adequaat toezicht op en verantwoording over de grondexploitaties is onvoldoende op orde. – Projectcontrol is georganiseerd maar nog niet onafhankelijk genoeg gepositioneerd om zuivere rolscheiding te borgen. – Portefeuillebrede sturing op programmaniveau met inzicht in financiële consequenties en risico’s en de bestuurlijke besluitvorming daarover is nog beperkt ingeregeld.
pagina 198 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Om structureel in control te komen op de portefeuille is een omvangrijk en intensief verbetertraject gestart rondom grondexploitaties. In het Plan van Aanpak Grondexploitaties Structureel in Control staat beschreven langs welke bouwstenen toegewerkt wordt naar een situatie waarin de grondexploitaties structureel in control zijn: – Administratie en Dossiers op Orde. – Planning en Control Scherp en Onafhankelijk. – Sturing Helder en Zichtbaar.
2. Ontwikkelingen
Het Meerjaren Perspectief Grondexploitatie beschrijft de totale portefeuille van projecten en de ontwikkelingen in de omgeving zoals van de woningmarkt, de werklocaties en de prijsontwikkeling. Door ontwikkelingen van vraag en aanbod te koppelen met de portefeuille worden prioriteiten bepaald en het benodigde weerstandsvermogen bepaald aan de hand van scenario’s. Het eerstvolgende Meerjaren Perspectief Grondexploitatie wordt in het derde kwartaal van dit jaar opgeleverd. Ontwikkelingen woningmarkt De markt voor nieuwbouwwoningen is als gevolg van de wereldwijde economische crisis sterk verslechterd. Ook de beperkte financieringsmogelijkheden voor investeerders / marktpartijen en consumenten bij het verkrijgen van een hypotheek, respectievelijk het in algemene zin afgenomen consumentenvertrouwen, maken het lastig om ruimtelijke ontwikkelingen gaande te houden. Enige schaarste is niet meer aanwezig, zeker niet in de markt voor koopwoningen. Toch zijn er ook gunstige uitzonderingen zoals de ontwikkeling van Park Zestienhoven en de vraag naar Kluswoningen. De financieel economische ontwikkelingen, in combinatie met het huidige zwakke consumentenvertrouwen, zullen op korte termijn naar verwachting leiden tot een verandering in de vraag naar huurwoningen. Met de Stadsregio Rotterdam, de woningbouwcorporaties en andere marktpartijen wordt gesproken over hoe en waar er afspraken kunnen worden gemaakt over de bouw van (vrije sector) huurwoningen. Ook is er op de woningmarkt een daling van de woningprijzen zichtbaar in de bestaande woningvoorraad. Aangezien bestaande bouw en nieuwbouw een vergelijkbare trendlijn kennen in prijsontwikkeling is het aannemelijk dat deze prijsdaling ook in de nieuwbouw zal doorzetten. Dit heeft direct effect op de (residuele) grondwaarde en daarmee ook op de waarde van de grondexploitatieportefeuille. De aanbodgerichte programmering gedurende de voorgaande collegeperioden was beleidsmatig bewust opgezet om nieuwe doelgroepen naar de stad te halen en sociale stijgers vast te houden. Dat dit beleid succesvol is geweest, blijkt uit woningbouwproductie in het midden- en dure segment van de afgelopen jaren en veel nieuwbouw van kantoren. Ondanks de economische situatie is het Rotterdam in het begin van de financieel-economische crisis gelukt, mede met behulp van zowel gemeentelijke als rijksstimuleringsmaatregelen, voor de stad belangrijke projecten van de grond te krijgen en de lokale werkgelegenheid te stimuleren. Zoals gezegd is nog lang niet duidelijk wanneer en op welke wijze de markt zich gaat herstellen. Wel is duidelijk dat de markt is gewijzigd en het niveau van voor de crisis wellicht nooit meer wordt gehaald. Daarom zijn we genoodzaakt de omslag te maken van aanbodgerichte naar een vraaggerichte programmering, openstaand voor de kansen en de mogelijkheden die door de markt, ontwikkelaars, investeerders, maar ook inwoners, ziet. Deze verschuiving is meer dan een accentverschil met het verleden. De effecten van de crisis leiden weliswaar tot een acute bewustwording van de noodzakelijke verandering, maar sowieso leidt de ontwikkeling van Rotterdam sinds het midden van de vorige eeuw en de veranderde maatschappelijke opvattingen met betrekking tot de rol van de overheid en die van het individu tot de vraag naar een meer facilitaire, ondersteunende en entamerende gemeente. Een eerste stap naar een meer vraaggerichte benadering is in 2010 al gezet. De aandacht verschuift de komende jaren meer naar de kwalitatieve opgave in plaats van de kwantitatieve opgave. Daarbij richten we ons op de verbetering van kwaliteit en diversiteit van de woningvoorraad, waarbij expliciet aandacht dient te zijn voor de afzetmogelijkheden aan de ene kant, en de aantrekkelijkheid van stad en woningaanbod voor de in de Stadsvisie Rotterdam 2030 en het Collegewerkprogramma genoemde doelgroepen. Aanpassen fasering woningbouw De gesignaleerde ontwikkelingen leiden tot negatieve afwijkingen ten aanzien van alle eerdere verwachtingen met betrekking tot de woningbouwproductie en de daarbij behorende uitgifte van grond. Werden er in 2010 in Rotterdam nog 798 nieuwbouwwoningen gestart, in 2011 was dat 695, samen met 72 nieuwe woningen door transformatie levert dat een productie van 767 zelfstandige nieuwe woningen. Van deze nieuwbouwwoningen in 2010 en 2011 zijn in totaal 1371 woningen voor gezinnen gerealiseerd. De marktomstandigheden zorgen er dan ook voor dat een kwantitatieve target voor de jaarlijks te bouwen woningen nu niet realistisch is. We verwachten bovendien geen volledig herstel van de behoefte, maar wel een verandering in vraag. Zo leidt de beperktere geneigdheid om te verhuizen en financieringsmogelijkheden voor consumenten tot meer aandacht bij de inzet van de bestaande voorraad woningen.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 199
Ontwikkelingen werklocaties Het algemene beeld voor de Rotterdamse werklocaties is dat er steeds meer sprake is van een vervangingsmarkt in plaats van een groeimarkt. Dat impliceert een stedelijke ontwikkeling met de focus op kwaliteitsverbetering en niet op volumevergroting. Bij een stagnerende toename van de (beroeps)bevolking en een lage economische groei gaat het om behoud en zo mogelijk een vergroting van het marktaandeel in de (boven)regionale marktvraag. Daar moet de prijs/kwaliteit van het locatieaanbod vergelijkbaar of beter zijn dan van concurrerende regio’s. De aanpak laat zich kort karakteriseren als voorraadbeheersing, waarbij behoud en versterken van wat in de stad aanwezig is centraal staat. Hiervoor zijn verschillende strategieën te hanteren. Voorbeelden daarvoor zijn: marketing & acquisitie, transformatie, beheer, sloop/nieuwbouw, etc. Daarnaast blijft leegstand op de werklocaties een aandachtspunt. Zo is bij kantoren het metrage in aanbouw en in ontwikkeling genomen projecten groter dan de verwachte marktvraag. Hierop wordt geanticipeerd in het actieprogramma kantorenleegstand, waarbij onder andere gewerkt wordt aan transformatie van leegstaande kantoorpanden. In 2011 is, onder andere via het actieprogramma kantorenleegstand, ca. 40.000 m2 aan kantooroppervlak getransformeerd naar een andere functie. Gezien het succes van het actieprogramma wordt een dergelijk programma ook opgesteld voor de sectoren bedrijven en detailhandel. Aanpassen fasering werklocaties: ontwikkeling 2012–2017 De landelijke tendens van minder vraag naar vastgoed wil niet zeggen dat gebruikers en investeerders geen vertouwen hebben in de ontwikkeling van Rotterdam. Duitse beleggers blijken in 2011 nog 40.000 m2 kantoren te hebben aangekocht. En tegenover de nieuwbouw stond in 2011 ook een onttrekking van 40.000 m2 bvo door transformatie van incourante kantoorruimte naar onderwijs en medische voorzieningen. De aanpak van de Spaanse Polder werd door experts bekroond als de beste herstructurering van 2011. De Duitse elektronica keten Saturn besloot tot vestiging van een flagship store aan de Coolsingel. En de acquisitie van nieuwe bedrijvigheid leverde in het afgelopen jaar nog 24 nieuwe investeringsprojecten op. Voor de periode 2012 tot 2017 staan diverse ontwikkelingen gepland waarvan de belangrijkste zijn: – Central District Rotterdam: herontwikkeling van Weena First. – Versterking winkelaanbod binnenstad met Forum Rotterdam en Postkantoor. – Start nieuwbouw Stadskantoor Rotterdam. – Ontwikkeling omgeving terminal Rotterdam The Hague Airport. – Uitgifte kavels bedrijventerrein Nesselande. – Versterking winkelaanbod Hillegersberg Schiebroek. – Afronding stedelijke knoop Prins Alexander. – Herontwikkeling EUR Campus en hotel / kantoor Brainpark (T3). – Afronding project Nieuwe Maas (Van Oord). – Ontwikkeling rond de Rijnhaven (o.a. Fenixloodsen). – Revitalisering bedrijventerrein Hordijk. – Uitgifte kavels bedrijventerreinen Charloise Poort en Gadering. – Afronding herstructurering Spaanse polder en Noord West. – Aanvang transformatie Merwe-Vierhavens gebied. – (Her)ontwikkeling Eem-Waalhavengebied (door het Havenbedrijf Rotterdam). – Realisatie Maasvlakte 2 (door het Havenbedrijf Rotterdam). In alle sectoren geldt dat de behoefte aan nieuwbouw afneemt en er zal daarom behoedzaam geprogrammeerd moeten worden om vraag en aanbod zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Zonder beleidsinzet op reductie van de voorraad is het beeld per sector: Bedrijfsruimten: Door geplande uitgifte van bedrijventerreinen in het stedelijk gebied is het aanbod de komende jaren fors hoger dan de ontwikkelpotentie op basis van de (historische) marktvraag. Daardoor ontstaat in 2017 overaanbod aan zowel de noord- als de zuidzijde van de stad. In totaal ruim 80.000 m2 bvo (+1,4%) Kantoorruimte: Het aanbod zal, ondanks de doorgevoerde reductie van het aantal nieuwbouw plannen, de komende tijd op een te hoog niveau blijven (+11,3% in 2017). Continuering en intensivering van de inzet op transformatie van incourant aanbod is noodzakelijk om het overaanbod te reduceren. Winkelruimte: De plancapaciteit is veel hoger dan op basis van de ontwikkelpotentie kan worden afgenomen. Dit leidt de komende jaren tot een forse toename van het overaanbod aan winkelruimte (+3,8% in 2017) en daarmee tot structurele leegstand.
pagina 200 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Autonome ontwikkelingen Stijgende Bouw- en ontwikkelkosten Met een vastgoedmarkt die nog onverminderd in beweging is, zijn nieuwe financiële consequenties voor de grondexploitatieportefeuille niet uit te sluiten. Nu steeds duidelijker wordt hoe de markt zich de afgelopen jaren in negatieve zin heeft ontwikkeld, komen de (financiële) effecten van bijvoorbeeld de verhoging van bouwleges en de voorgenomen verhoging van de BTW van 19% naar 21% voor de grondexploitaties in beeld. Daarnaast brengt Stadsontwikkeling in beeld welke effecten de prijsontwikkeling in de woningmarkt hebben in relatie tot de geprognosticeerde grondopbrengsten. Omdat de gemeente volgens de vigerende systematiek de grondprijzen residueel berekend, zullen de genoemde ontwikkelingen een direct effect op de grondopbrengsten hebben. De stijgende bouw- en ontwikkelkosten worden door de ontwikkelende partij meegenomen in de totale kosten, maar kunnen in deze zwakke marktomstandigheden niet volledig of zelfs helemaal niet aan de consument worden doorberekend. De totale kosten worden afgetrokken van de waarde van het vastgoedobject. Dit leidt tot de residuele grondprijs. In dit verband vormen ook de stijgende bouwkosten een nog niet nader gekwantificeerd risico. De bouwkosten zijn sinds het begin van de crisis afgenomen doordat aannemers hun bijkomende kosten kunstmatig laag hebben gehouden. In 2011 is echter weer een significante stijging van de bouwkosten zichtbaar. Net als bij de hiervoor genoemde ontwikkelingen leidt de stijging van de bouwkosten in combinatie met dalende vrij op naamprijzen tot een potentiële daling in de grondopbrengsten. Dit is ook merkbaar in de langlopende overeenkomsten binnen gebiedsontwikkelingen. Deze worden steeds vaker in het licht van de ontwikkelingen ter discussie gesteld. De financiële effecten van deze en eerder genoemde ontwikkelingen brengt Stadsontwikkeling momenteel in beeld en inventariseert daarbij de bijsturings- en keuzemogelijkheden. De huidige gemeentelijk systematiek vereist dat we bij de jaarrekening de effecten van de prijsontwikkeling in één keer doorberekenen voor de totale doorlooptijd van de grondexploitatieportefeuille (ca. 20 jaar). De eerste ruwe doorberekening op portefeuilleniveau laten een aanzienlijke potentiële afwaardering zien. De aanpak die in aanloop naar de jaarrekening wordt gehanteerd is enerzijds een doorvertaling naar de projecten zodat de effecten tijdig en concreet in beeld zijn, anderzijds wordt op portefeuilleniveau beoordeeld of de huidige systematiek wel voldoet aan deze uitzonderlijke marktomstandigheden. Benodigde weerstandscapaciteit Voor het berekenen van de weerstandscapaciteit zijn de marktrisico’s in kaart gebracht die van invloed kunnen zijn op de grondexploitatieportefeuille. Deze zijn gebaseerd op gesignaleerde trends en ontwikkelingen in de woningmarkt, voor werklocaties en bouw- en ontwikkelkosten. Deze risico’s hebben invloed op het saldo van de totale grondexploitatieportefeuille. De mogelijke effecten van deze risico’s zijn doorgerekend in vier scenario’s. In deze scenario’s is nog geen rekening gehouden met de stijging van de bouw- en ontwikkelingskosten waaronder de BTW-verhoging per 01–10–2012. De uitwerking hiervan vindt plaats bij jaarrekening 2012. Slechts één scenario gaat uit van een licht herstel van de markt. De andere drie scenario’s gaan uit van verdere verslechtering van de marktomstandigheden, variërend van een ‘lichte vertraging van de markt’ tot een ‘flinke krimp van de economie’-scenario. In deze scenario’s leidt dat tot een verdere vertraging van de woningbouw en nieuwbouw van werklocaties en bovendien ook tot een verwachte prijsdaling waarbij duur en percentage variëren. Voor de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit wordt uitgegaan van het scenario ‘verdieping van de crisis’. In dit scenario wordt rekening gehouden met een sterke vertraging van de woningbouw en werklocaties en sterk dalende grondopbrengsten. Deze veronderstelling is gebaseerd op de analyses van de woningmarkt en werklocaties en de voorspellingen van banken over prijsontwikkeling in de komende jaren. Het scenario ‘verdieping van de crisis’ kent een verslechtering van € 158 mln ten opzichte van het huidige saldo (NCW) van de gehele grondexploitatieportefeuille. Voor een bedrag van € 55 mln is een voorziening getroffen. De benodigde weerstandscapaciteit voor effecten op grondexploitaties die kunnen optreden als gevolg van de marktrisico’s komt dan neer op € 103 mln (= € 158 mln – € 55 mln). Voor de deelnemingen is de benodigde weerstandscapaciteit berekend op € 13 mln Het totaal benodigde weerstandscapaciteit voor de grondexploitaties en de deelnemingen is dus € 116 mln. In het komende begrotingsjaar wordt de dynamiek in de markt verder gevolgd. Dan zal ook worden geëvalueerd of de gebruikte methode voor de bepaling van de benodigde weerstandscapaciteit geschikt is voor deze dynamische markt of dat aanpassing nodig is.
3. Financiële uitgangspunten voor grondexploitaties
De eerste helft van 2012 zijn alle grondexploitaties in uitvoering helemaal geactualiseerd en zo nodig van nieuwe onderbouwingen voorzien. Ook is de onzekerheidsreserves binnen de plannen opnieuw bepaald. Dit leidt ertoe dat alle risico’s die met de uitvoering van een project te maken hebben, ook door middel van beheersmaatregelen binnen het project zoveel mogelijk beperkt kunnen worden. Als de risico’s toch optreden is er binnen het plan voldoende financiële buffer aanwezig om met een bepaalde zekerheid het plan toch uit te kunnen voeren. Naast deze reserves voor projectspecifieke risico’s is in de jaarrekening 2011 een aantal voorzieningen opgenomen voor risico’s die de heel portefeuille betreffen, zoals vertragingen van de woningbouw en de afzetmogelijkheden voor de grond die bestemd is voor kantoren en bedrijven, de zogenaamde werklocaties.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 201
In het kader van de reorganisatie van Stadsontwikkeling wordt gewerkt een kostendekkende organisatie (bestuursopdracht kostendekkend Grondbedrijf). Hierna wordt ingegaan op de consequenties van de nieuwe markt op het verdienvermogen, waarna wordt ingegaan op de risico’s. Verdienvermogen Om blijvend te kunnen investeren in stedelijke kwaliteit, bijvoorbeeld voor de realisatie van hoogwaardige woonmilieus voor midden- en hogere inkomensgroepen, werd in het verleden geput uit de winstgevendheid van grondexploitaties. De uitbreidingslocaties vormden in het verleden een bron van inkomsten die weer konden worden gebruikt voor stedelijke investeringen op andere locaties. Tegenwoordig bevindt het merendeel van de projecten zich op locaties in de stad die nauwelijks “eigen opbrengsten” genereren. Ze kunnen pas in ontwikkeling worden genomen indien er subsidies beschikbaar worden gesteld. Voor de in uitvoering zijnde grondexploitaties was er bij 85% aanvullende subsidie nodig om de projecten te kunnen uitvoeren. Het verdienvermogen van de grondexploitatieportefeuille bedraagt ultimo 2011 rond de € 100 mln. Dit is de som van de verwachte projectresultaten van de grondexploitaties in uitvoering. De verwachte winst heeft vooral betrekking op de uitbreidingslocatie Nesselande. De binnenstedelijke locaties die in ontwikkeling zijn of nog moeten worden gebracht, dragen nauwelijks bij aan het financiële resultaat. In vele gevallen verlopen deze ontwikkelingen uiterst moeizaam en zijn slechts met behulp van subsidie rendabel te krijgen. Voorbeelden hiervan zijn “de Kop van Zuid” en “het Laurenskwartier”. Gezien het feit dat de projecten met een verwacht positief resultaat eindig zijn en omdat er nauwelijks financieel positieve projecten aan de portefeuille zullen worden toegevoegd, zal het verdienvermogen verdwijnen. Actualiseren grondexploitaties – de spelregels Drie keer per jaar worden de grondexploitaties geactualiseerd. Dit houdt in dat de projectteams alle projectbegrotingen tegen het licht houden en daar waar nodig aanpassingen doorvoeren. De opgetreden verschillen worden verklaard. Daarnaast worden de volgende spelregels gehanteerd: Toerekening interne apparaatskosten De interne apparaatskosten worden op basis van het aantal uren maal het uurtarief toegerekend aan de plannen. Resultaatneming Het principe voor resultaatneming bij Stadsontwikkeling is dat winst wordt genomen op grondexploitaties als een project gereed of nagenoeg gereed is. Verliezen worden genomen zodra ze bekend zijn. In de richtlijnen voor resultaatneming is aangegeven wanneer een project nagenoeg gereed is en hoeveel winst (maximaal) kan worden genomen. Hieronder zijn de richtlijnen voor het nemen van resultaat opgenomen. Winstnemingen Voorwaarden voor winst nemen: – Een plan is nagenoeg gereed als minimaal 70% van de kosten en 70% van de opbrengsten zijn gerealiseerd. Vanaf dat moment wordt beoordeeld of winst kan worden genomen en zo ja, hoeveel. – Er wordt alleen winst genomen als de gerealiseerde opbrengsten de gerealiseerde kosten overstijgen. De te nemen winst is maximaal gelijk aan de (negatieve) stand van de boekwaarde. Berekenen van de te nemen winst – Als het realisatiepercentage groter is dan 70% wordt maximaal dit percentage van het plansaldo als winst genomen. Op dit plansaldo wordt eerst nog een voorziening in mindering gebracht van 20% voor de nog te realiseren kosten en 20% van de nog te realiseren opbrengsten. – Winstneming vindt plaats aan het eind van het jaar. – Vanwege de (grote) onderlinge verschillen tussen projecten en omdat de richtlijn is gebaseerd op een theoretische exercitie bestaat de mogelijkheid om ervan af te wijken. Hier moet een goede onderbouwing voor worden opgesteld. Verliesnemingen Verliesneming op Bouwgronden in exploitatie (Grondexploitaties in uitvoering en Projecten) (BIE / GU en PR) – Bij projecten met een verwacht negatief resultaat moet verlies worden genomen, tenzij: 1. Vermijdbaarheid van kosten nog reëel is en kan worden aangetoond. 2. Deze kosten nog direct beïnvloedbaar zijn door de projectorganisatie zelf (door aanpassing van de uitgangspunten van het plan). 3. Door het projectteam aan een optimalisatie van het plan en de grondexploitatie wordt gewerkt. 4. Het plan nog een lange looptijd heeft (minimaal 7 jaar) en het verlies niet groter is dan 10% van de nog te realiseren kosten.
pagina 202 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
– – – –
Ten aanzien van de punten 1 t/m 3 moet het verlies in maximaal één jaar zijn verdwenen (door optimalisatie of verliesneming). Onvermijdbare verliezen worden verwerkt in het plan. Voor waarschijnlijke, maar qua financiële omvang onzekere verliezen (afhankelijk van toekomstige economische ontwikkelingen) wordt een voorziening getroffen. Verliesneming vindt ultimo jaar plaats. Vanwege de (grote) onderlinge verschillen tussen projecten en omdat de richtlijn is gebaseerd op een theoretische exercitie bestaat de mogelijkheid om ervan af te wijken. Hier moet een goede onderbouwing voor worden opgesteld.
Verliesneming op Niet in exploitatie genomen gronden (Grondexploitaties in voorbereiding) (NIEGG / GV) Voor Niet In Exploitatie Genomen Gronden (grondexploitaties in voorbereiding) geldt dat conform de BBV-voorschriften verlies wordt genomen (er vindt een afwaardering plaats) als de boekwaarde de marktwaarde overstijgt. (Des)investeringen Voor de investeringen wordt het benodigde krediet niet per grondexploitatie ineens vooraf verleend. Voor alle grondexploitaties samen wordt jaarlijks krediet verleend voor de uitgaven die in het betreffende jaar worden verwacht, de zogenaamde jaarschijfmethode. Risico’s Het uitvoeren van grondexploitaties brengt risico’s met zich mee. Deze risico’s worden onder andere veroorzaakt door de lange looptijd van projecten en door veranderende marktomstandigheden. De gemeente heeft slechts een beperkte invloed op externe markt- c.q. kredietontwikkelingen en kan dit risico minder goed beheersen. Het resultaat is daarnaast sterk afhankelijk van economische, fiscale en maatschappelijke ontwikkelingen. Ook hebben gemeentelijke en de landelijke wet- en regelgeving (parkeernormen, milieu, ruimte voor water) invloed op de toekomstige resultaten. Om deze financiële risico’s te beperken, investeert de gemeente niet eerder dan wanneer een redelijke mate van zekerheid over de realisatie van het betreffende project bestaat. Daarnaast worden bij de uitvoering van de grondexploitaties de regels uit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) nauwgezet toegepast. Per vier maanden worden de grondexploitaties geactualiseerd. Om te voorkomen dat een cumulatie van financiële risico’s voor de gemeente plaatsvindt binnen de portefeuille, wordt ieder jaar beoordeeld of op eventueel ontstane verliezen op plannen moeten worden ingegrepen. Waar nodig wordt een verlies genomen of wordt een voorziening getroffen. Optimalisatiemogelijkheden voor gebiedsontwikkeling Gebiedsontwikkelingen vinden plaats in een vastgesteld bestuurlijk en maatschappelijk kader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Aanpassingen van dit kader bieden optimalisatiemogelijkheden die mogelijk een positief effect hebben. Immers, ook al is er geen vanzelfsprekende dekking vanuit grondexploitaties meer, de ontwikkeling van de stad blijft om inzet vanuit de gemeente vragen. Onze strategie, werkwijze en omgang met andere partijen is bepalend voor de mogelijkheden om toch deze ontwikkelingen te faciliteren of door te zetten. In 2012 zal de bestuursopdracht worden uitgevoerd die vraagt of grondexploitaties bij het maken van nader te bepalen maatregelen een financieel beter resultaat kunnen opleveren. Hiervoor zullen alle grondexploitaties worden onderzocht. Te maken keuzes zullen aan het college worden voorgelegd. Risico’s De volgende activiteiten hebben invloed op de ontwikkeling van het plansaldo van de grondexploitaties. De effecten daarvan zijn bekend of worden onderzocht. Voor elk onderdeel is een specifiek proces opgestart dat tot doel heeft om de risico’s te minimaliseren. – Residueel rekenen – Grondprijsdaling, grondprijsindexering – BTW-verhoging – Verhoging van de leges – Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro) en Grondexploitatie (Grex)-wetgeving – De Crisis en Herstelwet – WABO – Wateropgave – Luchtkwaliteit – Bodemkwaliteit – Geluidshinder – Munitieruiming – Externe Veiligheid – Publiek private samenwerking
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 203
5.7
Bedrijfsvoeringsparagraaf
Inleiding
In deze paragraaf vindt u onze beleidsvoornemens voor 2013 op het gebied van bedrijfsvoering. Hieronder worden om te beginnen de organisatieontwikkelingen geschetst, inclusief de verdere vormgeving van het concern, de centralisatie van de bedrijfsvoering en de inrichting van één financiële concernadministratie. Vervolgens gaan we nader in op de opgave om conform motie 31 de kosten van de organisatie fors terug te brengen. Tot slot komen enkele specifieke thema’s op het gebied van personeel en ICT aan bod.
1. Organisatieontwikkelingen 1.1 Basisprincipes organisatie Het concern Rotterdam is in beweging. In 2012 zijn de vier leidende organisatieprincipes bepaald in combinatie met een structuur die samenhang brengt. Deze vier basisprincipes zijn: 1. Dienstverlening via (g)één loket Voorop staat dat de gemeente Rotterdam producten en diensten bij voorkeur digitaal via Rotterdam.nl beschikbaar maakt en levert. Processen worden tegen het licht gehouden en herontworpen, waardoor dienstverlening en informatievoorziening sneller, makkelijker, begrijpelijker, betrouwbaarder, toegankelijker en efficiënter worden. 2. Handhaving en toezicht gebundeld Het college stelt regels en kaders die mogelijkheden scheppen en ruimte bieden. Vertrouwen in de kracht en zelfredzaamheid van Rotterdammers is daarbij ons vertrekpunt. Sommige mensen maken misbruik van dat vertrouwen. Dan past een duidelijke, directe consequente, soms corrigerende, soms bestraffende reactie van de overheid. Daarom richt de gemeente Rotterdam zich op het bundelen van activiteiten rondom toezicht en handhaving, zodat ook hier efficiencywinst wordt behaald. 3. Werken in het gebied Fysiek zijn medewerkers van het concern zichtbaar, aanspreekbaar en werkzaam in het gebied voor burgers, bedrijven en instellingen. De positie van gebiedsmanager als 1e ambtenaar wordt versterkt tot aanspreekpunt voor het gehele dienstenpakket van de gemeente. 4. Relatiebeheer met één gezicht Waar burgers, bedrijven of instellingen in hun relatie met de gemeente meer vragen dan eenvoudige producten of diensten, organiseert het concern één ingang, één aanspreekpunt, één gezicht. Te denken valt aan één relatiebeheerder voor de belangrijkste partners van de stad of één casemanager voor multiprobleemgezinnen of -burgers. 1.2 Structuur ambtelijke organisatie Het concern Rotterdam heeft zichzelf ten doel gesteld om alert en flexibel te zijn. Om die flexibele overheidsorganisatie te borgen in de structuur van de organisatie, heeft het College besloten om de 17 gemeentelijke diensten samen te brengen in vijf clusters: Stadsontwikkeling (SO), Maatschappelijke ontwikkeling (MO), Stadsbeheer (SB), Dienstverlening (DV) en Werk en Inkomen (W&I). In de vijf clusters zijn alle gemeentelijke activiteiten in logische samenhang gebundeld. De consequentie van het aanbrengen van logische samenhang is dat sommige van de huidige diensten worden opgesplitst. Het onderdeel buitenruimte van Gemeentewerken gaat bij voorbeeld over naar de cluster Stadsbeheer. Het werkdeel van de Roteb gaat over naar de cluster W&I. Met de clustervorming kunnen veranderingen in takenpakket makkelijker worden opgevangen en bewegen we toe naar een compactere gemeente, die veel beter om kan gaan met veranderingen. Dit leidt tot de volgende structuur van het concern:
SO
Raad
College van B&W
RSO
GS/AD &Concerndirectie
BSD
MO
SB
DV
pagina 204 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Deelgemeenten
W&I
Door de vorming van vijf clusters wordt het concern ook wendbaarder en goedkoper. Met de clustervorming wordt een organisatie gevormd die duurzaam passend is bij de opgaven van de stad. Uitgangspunten hierbij zijn dat de organisatie klaar is voor het verlenen van eigentijdse, vraaggestuurde dienstverlening aan burgers, ondernemers en bezoekers, het invullen van een effectieve regierol (van subsidieverlener naar regisseur), kostenefficiency en informatiegestuurd werken. De administratie van de clusters wordt daarbij organisatieonafhankelijk ingericht en de interne dienstverlening binnen het concern wordt gecentraliseerd in de Rotterdamse Serviceorganisatie (RSO) en verder gestandaardiseerd (zie hieronder). De nieuwe structuur van het concern is deze zomer ingericht. Het overplaatsen van medewerkers van de oude structuur naar de nieuwe zal, vanwege de benodigde rechtspositionele regelingen, nog tot in 2013 duren. 1.3 Centralisering / doorontwikkeling serviceorganisatie In 2012 zijn grote stappen gezet om de bedrijfsvoering te centraliseren bij de Rotterdamse Serviceorganisatie. Sommige bedrijfsvoeringstaken worden niet bij de RSO ondergebracht, ofwel omdat de taak te specifiek voor een cluster is of zo verweven met de processen in het cluster dat het afsplitsen van die taken tot inefficiency leidt. Het formele reorganisatietraject is in 2012 gestart. Afhankelijk van de voortgang van de onderhandelingen met de medezeggenschap en de sociale partners over het sociaal statuut wordt de reorganisatie in de eerste helft 2013 afgerond. Parallel aan dit formele organisatorische traject wordt inhoudelijk al gewerkt “in de geest van”. Clusters, Bestuursdienst en Serviceorganisatie werken nauw samen om de bedrijfsvoering van de gemeente te stroomlijnen en bezuinigingen te realiseren. Dit wordt in 2013 voortgezet en zal overgaan in een structureel efficiëntere wijze van werken op het gebied van de bedrijfsvoering. 1.4 Collegewerkprogramma Organisatie en Financiën/ Rotterdam 1 en A1 Ter ondersteuning van de bedrijfsvoering wordt onder de noemer Rotterdam / A1 een nieuwe administratie op basis van het bedrijfsvoeringssysteem Oracle ingevoerd. Dit gebeurt in enkele stappen om het proces beheersbaar te houden. Deze invoering gaat gepaard met standaardisering van de bedrijfsvoering en elimineren van ingewikkelde manieren van onderlinge doorbelasting tussen de organisatieonderdelen. Er komt dus één systeem met één inrichting voor de gemeente Rotterdam waar we voorheen meerdere systemen gebruikten en waarbij we binnen de systemen ook weer verschillende inrichtingen/ versies kenden. De vertragingen in de tijdige oplevering van de jaarrekening en de kritische rapportages van de accountant die aangeven dat Rotterdam op het punt van de bedrijfsvoering niet ‘in control’ is, vormden belangrijke aanleidingen om tot deze geheel nieuwe inrichting van de financiële administratie te komen. Dit voornemen sluit geheel aan op de belangrijke collegeambitie om tot de vorming van één concern te komen. Met de concernvorming zal de gemeentelijke organisatie in balans komen met de huidige omgevingsontwikkelingen en zal er een belangrijke efficiencywinst kunnen worden geboekt. In plaats van standaarden (en middelen) per dienst zullen voortaan oplossingen voor het concern gaan gelden. De inrichting van de gemeentelijke organisatie is met de vorming van een concerndirectie, de opheffing van diensten, de vorming van clusters en de serviceorganisatie hiermee in lijn gebracht. Met de vaststelling van het verbeterplan voor de financiële huishouding in oktober 2011 is een aantal verbetertrajecten ingezet. Dit zijn de vorming en inrichting van een afdeling Concern Control, de omvorming van de interne accountantsdienst ASR naar een interne auditafdeling (IAA), een sluitende risicobeheersingketen van IAA met decentrale IC/AO-afdelingen en als belangrijkste de invoering van één administratief (Oracle)systeem voor alle organisatieonderdelen en de uniformering van daaraan ten grondslag liggende processen. Inmiddels zijn de afdelingen Concern Control en IAA bemand en heeft de Concerndirectie op 4 juli 2012 besluiten genomen over de toekomstige inrichting van de functies: Interne Controle en Administratieve Organisatie. De RSO geeft hieraan de verdere uitwerking. In combinatie met de centralisatie van de bedrijfsvoering in de RSO en de inrichting van de nieuwe administratie zal ook op een nieuwe wijze worden begroot en verantwoording worden afgelegd aan de raad. De kwaliteit van de verantwoording zal worden vergroot doordat de lasten en baten van de gemeentelijke producten makkelijker zichtbaar zullen zijn. Met vertegenwoordigers van de raad zijn hierover afspraken gemaakt. Met de invoering van de één concernadministratie zal Rotterdam nog meer in control te komen. Daar de nieuwe concernadministratie vanaf 01–01–13 wordt ingevoerd, zal de grip op een goede bedrijfsvoering vanaf dat moment steeds steviger worden. Het ontwerp voor de nieuwe concernadministratie, waarin alle (dienst)administraties opgaan, betekent dat grote aanpassingen aan zowel systemen, processen als de organisatie moeten worden doorgevoerd. Alle functionele onderdelen zijn onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld wat mede de complexiteit bepaalt. Het collegewerkprogramma Organisatie & Financiën heeft over dit proces de regie, zorgt ervoor dat concernbreed de lijnen worden uitgezet en steunt de concerndirectie in de uitvoering ervan. Samen met de RSO, waar het dienstencentrum Financiën wordt ingericht, en de Bestuursdienst (directie Middelen en Control), die verantwoordelijk is voor kaders en regelgeving, worden systemen, processen, en organisatie zodanig ingericht dat in 2013 één concernadministratie tot stand kan komen. De flexibel ingerichte programmaorganisatie ondersteunt de clusters daarbij, stuurt bij, monitort, en organiseert de besluitvorming. Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 205
2. Bezuinigingen, maatregelen in het kader van motie 31 2.1 Personele krimp Volgens motie 31 dienen de apparaatskosten, opgebouwd uit loonkosten, inhuurkosten, apparaatgerelateerde ICT-kosten en de huisvestingskosten (inclusief facilitaire kosten), in 2015 ten opzichte van 2010 met 20% te zijn verlaagd. In onze brief die op 2 april 2012 aan uw raad is gestuurd, zijn op dit punt belangrijke keuzes gemaakt. De besparing zal voor een belangrijk deel worden gevonden door een forse personele krimp door te voeren en op die manier de personeelskosten terug te brengen. Doel is het tempo van de krimp te versnellen ten opzichte van het verwachte tempo, dat naar verwachting komende jaren afneemt. Deze versnelling kan worden bereikt door te investeren in personeelsregelingen c.q. maatwerkafspraken. De investering in dit soort maatregelen wordt gecompenseerd door de loonkosten die worden uitgespaard. Uit een businesscase, die met de begroting aan de gemeenteraad is verstuurd, blijkt dat deze baten groter zijn dan de kosten. Het gaat dus om rendabele investeringen. Naast dit financiële voordeel is het ook om andere redenen van belang om de personele krimp te versnellen. Als de gemeentelijke organisatie te lang blijft verkeren in een situatie van krimp, houdt onzekerheid onder medewerkers aan. Bovendien duurt het langer voordat de gemeentelijke organisatie weer in de normale situatie komt waarin naast doorstroom en uitstroom ook instroom weer mogelijk wordt. Een nadere toelichting is opgenomen in hoofdstuk 2. Mobiliteit In 2013 wordt verder gewerkt om het ambtelijk apparaat af te slanken. Dit gebeurt enerzijds door efficiënter te werken en anderzijds door producten te schrappen of te versoberen. De noodzaak om de bezetting al in 2013 te laten krimpen betekent dat de begeleiding van herplaatsingskandidaten van werk bij de gemeente Rotterdam naar werk buiten de gemeente wordt geïntensiveerd. Het Concern Mobiliteitscentrum (CMc) zet hiervoor niet alleen outplacementbureaus in, maar maakt ook intensief gebruik van het netwerk dat het heeft opgebouwd. Dit bestaat nu nog vooral uit gemeenten (G4, regio, maar ook daarbuiten) en het Rijk, maar wordt uitgebreid met de NS, bedrijven in de haven en de zorgsector. Ook voormalig medewerkers met een WW-uitkering worden door het CMc bemiddeld. Binnen de organisatie wordt mobiliteit bevorderd om externe werving en inhuur zo veel mogelijk te voorkomen. Op het gebied van inkoop wordt verder gewerkt met de “social return”, teneinde bij de gemeentelijke inkopen rekening te houden met mogelijkheden voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. 2.2 Externe inhuur en uitbesteed werk De definitie van externe inhuur in de regels ‘inhuur Externen’ luidt als volgt: ‘Het uitvoeren van werkzaamheden in opdracht van een bij de gemeente Rotterdam in dienst zijnde opdrachtgever, door een private organisatie met winstoogmerk, middels het tegen betaling inzetten van personele capaciteit en deskundigheid, zonder dat daar een arbeidsovereenkomst dan wel aanstelling tussen opdrachtgever en de private organisatie aan ten grondslag ligt.’ Voor externe inhuur geldt met ingang van 2010 een zogenaamd concernplafond van maximaal 15% van de totale loonsom inclusief huurbedragen. In 2011 is het totaalbedrag al teruggebracht naar circa 7% van de totale loonsom (€ 51 mln) en in 2012 wordt een verdere daling verwacht. Voor 2013 begroten we de lasten voor externe inhuur op circa € 35,1 mln. Daarmee komt de externe inhuur op 5,1% van de totale loonsom. Die daling op zichzelf is niet vanzelfsprekend goed. De gemeente Rotterdam wil een kleinere overheid worden die meer de regierol vervult waardoor de loonsom zal dalen en daarmee ook het bedrag dat besteed mag worden aan externe inhuur. Flexibiliteit van de organisatie vraagt echter een flexibele schil van inhuur om de vaste bezetting heen. Die schil kan fluctueren in omvang al naar gelang aard en omvang van het werk. In totaal is voor 2013 aan uitbesteed werk een bedrag van € 315,7 mln begroot. Dit is 24,6% minder t.o.v. de begroting 2012 en 27,8% minder t.o.v. de realisatie in 2011. In 2011 was er sprake van een realisatie van € 437,4 mln en in 2012 was er een bedrag van € 418,8 mln begroot. Bij uitbestede werkzaamheden kan onder andere gedacht worden aan rioolvervangingen, sloopwerkzaamheden, vervanging van bruggen en het uitbesteden van re-integratietrajecten. 2.3 Apparaatgerelateerde ICT-kosten In paragraaf 4 is de begroting voor de ICT exploitatiekosten 2013 opgenomen. Ten opzichte van 2012 dalen deze kosten met ca. € 2 mln. De daling van de ICT exploitatiekosten, welke deels apparaat gerelateerd zijn, is in lijn met de gemaakte afspraken in het kader van motie 31. 2.4 Huisvesting De huidige huisvestingslasten voor kantoren bedragen jaarlijks circa € 67 mln. De jaarlijkse huisvestingslasten zijn opgebouwd uit vastgoedkosten (zoals huur- en kapitaalslasten en meerjarig onderhoud) en gebruikerskosten (zoals inrichting en nutsvoorzieningen). Bij ongewijzigd beleid en met de jaarlijkse indexering zouden de huisvestingslasten in 2018 circa € 75 mln bedragen. Na uitvoering van de businesscase Kantoren is het kantoorpersoneel efficiënter gehuisvest en bedragen de huisvestingslasten in 2018 € 47 mln.
pagina 206 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
3. Personeel 3.1 Kwaliteit van het personeel De focus zal, in vervolg op 2012, ook in 2013 liggen op de forse krimpopgave van de organisatie. Tegelijk houden wij oog voor het waarborgen van een kwalitatief goed personeelsbestand voor nu en in de toekomst. Op basis van de strategische HR-agenda wordt komend jaar beleid op de volgende thema’s uitgewerkt en geïmplementeerd: – Strategische personeelsplanning & arbeidsmarkt. – Employability: flexibele inzet en inzetbaarheid van medewerkers. – Leiderschap & sturen op resultaat. – HR control en HR analytics. In de uitwerking en implementatie van de HR thema’s en de verbeterprojecten is het nieuwe sturingsmodel van het concern leidend. Gesprekscyclus De gesprekscyclus geldt als een belangrijk HR-instrument om met medewerkers afspraken te maken over taken, resultaten en persoonlijke ontwikkeling. Voor 2013 wordt gestreefd naar uitvoering van de gesprekscyclus volgens het vigerende beleid. Voor 2013 wordt gestreefd naar uitvoering van de gesprekscyclus volgens het vigerende beleid. Dit houdt in dat in principe jaarlijks met elke medewerker een plannings-/beoordelingsgesprek en een functioneringsgesprek wordt gevoerd. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie “medewerkersgesprekken jaarlijks op 100%” (12GR2001). In de praktijk zal 100% niet haalbaar blijken te zijn, maar het is wel onze ambitie dit percentage zo dicht mogelijk te benaderen. Ziekteverzuim In het kader van goed werkgeverschap zal verder onverminderd aandacht worden geschoken aan het beperken van ziekteverzuim. Voor 2013 wordt gestreefd naar de realisatie van een verzuimpercentage van maximaal 5,5% en een verzuimfrequentie van 1,5 of lager. Een aanscherping is op dit moment niet realistisch gezien de druk die door de organisatieontwikkelingen (nieuwe inrichting van de organisatie, nieuwe werkwijzen, krimp) ook in 2013 op het personeel zal staan. 3.2 Flexibiliteit De nieuwe organisatie moet snel kunnen reageren op veranderingen in de omgeving en moet daarom flexibel worden ingericht. Enerzijds is daartoe de organisatie ingericht in clusters waarin gemeentelijke activiteiten logisch zijn gebundeld. Anderzijds is het nodig om (een groot deel van) de medewerkers gemakkelijker dáár in te kunnen zetten waar het op enig moment het meest nodig is. Dat vraagt om flexibele en bij voorkeur bredere inzet van medewerkers. Het betekent minder denken in termen van (vaste) functies en gebondenheid aan één werkplek, maar meer in werk en de beste inzet van beschikbare capaciteit en talenten. Veel medewerkers willen dit, met het oog op het waarborgen van hun eigen duurzame inzetbaarheid, ook graag. Het beleidskader Flexibele inzet en inzetbaarheid geeft hieraan invulling. Het is medio 2012 ter besluitvorming aangeboden en zal in 2013 (verder) worden geïmplementeerd. HNW010 De Rotterdamse ambtenaar werkt daar waar Rotterdam hem nodig heeft. Die medewerker wordt uitgedaagd slimmer te werken. Slimmer werken noemen we in Rotterdam HNW010: Het Nieuwe Werken in Rotterdam. Dat krijgt vorm door beter met elkaar samen te werken. Dat vraagt flexibiliteit en verhoogt de mobiliteit. Kennis delen en daar werken waar je het beste resultaat realiseert zijn ook elementen van HNW010. Goede resultaatafspraken worden gemaakt binnen de kaders van de gesprekscyclus en staan centraal in HNW010. Hoe, wanneer, waar en met wie je die resultaten realiseert is de verantwoordelijkheid van de medewerker. Leidinggevenden sturen op resultaat en niet op aanwezigheid. Zij worden steeds meer gevraagd de medewerker te coachen en te voorzien van optimale omstandigheden om te werken. Zo veranderen we de cultuur van de organisatie. Niet langer staat het sturen op basis van command, control en communicatie centraal. De organisatie ontwikkelt zich zo dat vakmanschap, vertrouwen en verbinden de basis van ons handelen vormen. Dat past in het organisatieperspectief van de gemeente Rotterdam waarin het ruimte geven aan de samenleving en samenwerken met en aan de stad centraal staat. De doorvertaling van het organisatieperspectief naar de opgaven voor de clusters en vervolgens de opgaven voor een afdelingen vormen het kader voor de te realiseren resultaten.
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 207
Command Behavior
C Bricks
Vakmanschap Bytes
B1
Control
B3
V
B1
B2
Verbinding
@
@ C
V
B3 C
B2
Bricks
Communication
Behavior
Bytes
V Vertrouwen
Omdat Rotterdam een grote diversiteit aan soorten werk kent hebben we zogenaamde persona’s ontwikkeld. Zo onderscheiden we front- en backoffice, leidinggevenden, kenniswerkers en medewerkers in de uitvoering en handhaving. We werken voor deze groepen uit hoe hun toekomstige werkomgeving en manier van werken eruit zal zien. Het nieuwe werken kent drie elementen die van invloed zijn op die nieuwe manier van werken, de zogenaamde bricks (huisvesting), bytes (digitale werkomgeving) en behavior (het gedrag). De uitvoering van de bricks ligt bij Vastgoed (cluster Stadsontwikkeling), de Chief Information Officer (CIO) geeft de kaders voor de bytes in haar roadmap ICT en de RSO zorgt voor de inrichting van de panden en de uitvoering van ICT-projecten. Het programma HNW010 richt zich ook in 2013 op de samenhang tussen de drie B’s en op de gedragskant van HNW010. In 2013 wordt er verder gewerkt aan de voorbereiding van de verhuisbewegingen naar (uiteindelijk) de 4 basispanden van de gemeente: het Stadhuis, de Librijesteeg, het Stadskantoor en De Rotterdam. Daarmee ontstaan natuurlijke momenten om het te hebben over de nieuwe manier van werken. Naast de algemene concernbrede aanpak op hoofdlijnen zoomen we op dit soort momenten in tot op afdelingsniveau. Afdelingen worden begeleid naar die andere manier van werken. We werken straks met flexibele werkplekken (7 werkplekken voor 10 medewerkers), we hebben minder ruimte voor papieren archief, we moeten ontmoeten organiseren want we zien elkaar niet automatisch meer elke dag, leidinggevenden moeten leren sturen op resultaat, we moeten beter gebruik maken van de ICT-voorzieningen, etc. De clusters zijn aan zet om de gedragskant van de verandering te organiseren, het programma HNW010 helpt hierbij. Zo worden er onder andere workshops georganiseerd, er wordt begeleiding aangeboden, we koppelen ervaren HNW010ers aan beginners, er worden proeflocaties ingericht waar mensen vast kunnen oefenen met HNW010, er worden begeleidingsteams samengesteld die helpen de nieuwe manier van werken bespreekbaar te maken.
4. ICT 4.1 Inhoudelijk beeld De activiteiten zijn geordend volgens de thema’s ‘Versterken’, ‘Verbeteren’ en ‘Vernieuwen’. Binnen het thema ‘Versterken’ zijn de activiteiten gericht op sturing en opdrachtgeverschap. In 2013 zullen per cluster Informatieplannen worden opgeleverd waarin de relatie tussen de organisatiedoelstellingen en informatie en ICT worden beschreven. Daarin zal aandacht zijn voor landelijke ontwikkelingen met grote consequenties voor de informatiehuishouding van de gemeente, zoals de decentralisaties en de modernisering van de GBA. In toenemende mate is de inzet om opdrachtgeverschap voor ICT op G4-niveau af te stemmen; ook wordt er samengewerkt met VNG/KING. Binnen het thema ‘Verbeteren’ zijn de activiteiten gericht op de basiskwaliteit van informatie en ICT. De focus ligt daarbij op centrale ICT-voorzieningen ten behoeve van de primaire en ondersteunende processen, waarbij actief de samenwerking met de andere drie grote gemeenten wordt gezocht. Door harmonisatie van beleid en architectuur worden hergebruik en standaardisatie bevorderd. Voor het verder professionaliseren van de ICT-voorzieningen zullen de mogelijkheden onderzocht worden om delen van de gemeentelijke ICT uit te besteden. Hierover zal bij de begroting 2014 (najaar 2013) gerapporteerd worden. Rotterdam heeft in de afgelopen jaren een goed en uitgebreid raamwerk neergezet voor informatiebeveiliging. In 2013 wordt de control hierop versterkt.
pagina 208 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Daarnaast zal op basis van een normenkader voor continuïteitsmanagement worden getoetst of de clusters adequaat kunnen reageren in geval van calamiteiten. De samenwerking op het gebied van informatiebeveiliging en gezamenlijk crisismanagement zal met de andere drie grote gemeenten worden voortgezet. Binnen het thema ‘Vernieuwen‘ zijn ICT-ondersteuning en procesoptimalisatie belangrijke speerpunten voor het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen. In 2012 is een spoorboek voor de toekomstige werkomgeving opgesteld, waarin o.a. de ICT-ondersteuning voor Het Nieuwe Werken en de concernhuisvesting wordt geschetst. Het spoorboek is in uitvoering en zal in 2013 tot realisatie leiden. Procesoptimalisatie vereist nauwe samenwerking tussen de business, de procesanalisten en IT-professionals. Belangrijke dossiers in 2013 zijn: Wabo, Dienstverlening, Grondexploitaties en Bedrijfsvoering (o.a. één financieel concernsysteem en HR-selfservice). Standaardisatie, hergebruik, samenwerking (o.a. G4-gemeenten, King en Wigo4it) zijn hierbij de uitgangspunten. 4.2 Financieel beeld De begroting voor de ICT exploitatiekosten 2013 bedraagt ca. € 118 mln. Een structurele daling wordt veroorzaakt doordat de SSC ICT vorming zijn vruchten begint af te werpen (kostenreductie van ca. € 4 mln). Nu alle ICT onderdelen zijn samengebracht in het SSC ICT wordt het mogelijk om in 2013 een benchmark naar de daadwerkelijke kostenonderdelen van het SSC ICT uit te voeren. Als gevolg van nieuwe investeringen is er een toename van lasten van ca. € 2 mln (met name kapitaallasten). Per saldo is de begroting 2013 ca. € 2 mln lager dan de begroting van 2012. ICT investeringen worden, conform de vastgestelde governance, vooraf getoetst door de CIO. Voor 2013 zijn er geen nieuwe aanvragen opgenomen. 4.3 ICT projecten Over de status en voortgang van risicovolle ICT projecten wordt in de Monitor ICT projecten bij de 4- en 8-Maandsrapportage en de Jaarstukken gerapporteerd (aparte bijlage bij de bestuursrapportage).
Hoofdstuk 5 | Paragrafen | pagina 209
Bijlagen pagina 210 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Bijlagen | pagina 211
pagina 212 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Rapp orten Ombudsman
Besluitvorming en ondersteuning Raad
Ondersteuning bestuurlijke besluitvorming
Besluitvorming en advisering College
Beveiliging gemeentelijke gebouwen
Interne dienstverlening
Dienstverlening
Dienstverlening
Deelnemingen
Verzekeringen
Personeel opgeheven diensten
Verstrekking leningen en garanties
Beheer algemene middelen
Beheer algemene middelen
Beheer algemene middelen
Beheer algemene middelen
Bibliotheek
Stimulering topsport, breedtesport en recreatie
Inzet voor deelgemeenten
Natuur en milieu-educatie
Cultureel klimaat
Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
Totaal Wijkveiligheid
Gebiedsgerichte veiligheid
Handhaven wet- en regelgeving
Wijkveiligheid
Wijkveiligheid
Totaal Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
Totaal Cultureel klimaat
Subsidieverlening culturele instellingen, gezelschappen en activiteiten
Cultureel klimaat
Totaal Beheer algemene middelen
Beheer algemene middelen
Financiering
Beheer algemene middelen
Beheer algemene middelen
Totaal Belastingen
Belastingen
Belastingheffing
Archivering en beschikbaar stellen van archieven
Dienstverlening
Totaal Dienstverlening
Publieksdiensten
Uitkering deelgemeenten
Dienstverlening
Totaal Bestuurlijke samenwerking
Bestuurlijke samenwerking
Totaal Besluitvorming en advisering College
College
Besluitvorming en advisering College
Totaal Besluitvorming en ondersteuning Raad
Ondersteuning raad/griffie
Rapporten Rekenkamer
Besluitvorming en ondersteuning Raad
Raad
Besluitvorming en ondersteuning Raad
Besluitvorming en ondersteuning Raad
Product
Beleidsmatige inspanning
497
22.285
22.285
0
48.586
56.535
47.470
9.065
85.495
2.468
48.543
34.484
118.663
99.261
963
42.045
248.878
248.878
56.110
22.234
10.229
1.344
22.303
0
0
4.908
4.908
0
317
160
157
0
0
Baten
0
-2.149
0
62.005
0
25.751
629
14.000
78.021
145.595
-34.250
-25.185
-9.065
-36.909
-1.971
-6.498
-28.440
-117.700
-19.402
-98.298
21.992
21.992
0
47.344
484
40.879
5.981
912
0
912
502.492 1.160.695 1.485.576
29.496
2.958
14.000
16.016
149.325
19.402
6.044
221.109
221.109
-28.020
-1.012
-2.566
-8.515
-15.927
-287.355
-287.355
-63.061
-59.898
-3.163
-9.609
-1.019
-1.299
-2.498
-4.793
Saldo
290.697 1.100.839 1.221.580
27.548
27.548
78.204
21.593
13.060
9.831
33.720
287.355
287.355
67.969
64.806
3.163
9.926
1.179
1.456
2.498
4.793
Lasten
B2013
0
963
1.663.187
29.496
809
14.000
78.021
149.325
1.391.536
248.657
248.657
50.184
20.581
10.494
1.316
17.793
0
0
4.908
4.908
0
317
160
157
0
0
Baten
221.453
221.453
-22.861
-98
-2.798
-6.766
-13.199
-279.033
-279.033
-63.853
-60.690
-3.163
-9.528
-1.019
-1.269
-2.498
-4.742
Saldo
254.018
254.018
55.457
23.540
10.175
1.344
20.398
0
0
4.908
4.908
0
317
160
157
0
0
Baten
0
-1.484
0
62.005
0
21.591
576
14.000
78.521
138.353
56.263
47.273
8.990
81.334
2.403
46.958
31.973
118.282
19.085
99.197
-34.271
-25.281
-8.990
-33.990
-1.919
-6.079
-25.992
-117.370
-19.085
-98.285
21.932
21.932
0
46.432
492
39.924
6.016
861
0
861
388.088 1.097.488 1.353.923
25.751
2.113
14.000
16.016
145.595
184.613 1.036.967 1.100.882
27.425
27.425
78.971
22.332
13.027
8.110
35.502
279.033
279.033
68.761
65.598
3.163
9.845
1.179
1.426
2.498
4.742
Lasten
B2014
Bijlage 1: Baten en lasten per product
254.018
254.018
55.725
23.751
10.232
1.344
20.398
0
0
4.908
4.908
0
317
160
157
0
0
Baten
0
-981
0
62.005
0
17.586
524
14.000
78.021
131.277
943.518 1.074.871
226.670
226.670
-18.465
460
882
-6.713
-13.094
-267.499
-267.499
-63.651
-60.488
-3.163
-9.528
-952
-1.269
-2.565
-4.742
Saldo
56.070
47.162
8.908
85.517
2.399
44.942
38.176
116.973
19.097
97.876
-34.138
-25.230
-8.908
-39.085
-1.907
-5.018
-32.160
-116.112
-19.097
-97.015
Saldo
0
-720
0
62.005
0
942.757
226.669
226.669
-18.083
661
1.032
-6.679
-13.097
-270.160
-270.160
-63.653
-60.490
-3.163
-9.528
-930
-1.269
-2.587
-4.742
56.073
47.164
8.909
84.653
2.399
44.077
38.177
116.923
19.097
97.826
-34.078
-25.169
-8.909
-39.048
-1.899
-5.030
-32.119
-116.113
-19.097
-97.016
312.237 1.004.042
17.586
1.244
14.000
16.016
131.277
132.114
27.349
27.349
73.808
23.090
9.200
8.023
33.495
270.160
270.160
68.561
65.398
3.163
9.845
1.090
1.426
2.587
4.742
Lasten
B2016
Vervolg tabel zie volgende pagina
21.995
21.995
0
45.605
500
39.047
6.058
810
0
810
349.381 1.004.542 1.316.279
21.591
1.557
14.000
16.516
138.353
157.364
27.348
27.348
73.922
23.080
9.293
8.057
33.492
267.499
267.499
68.559
65.396
3.163
9.845
1.112
1.426
2.565
4.742
Lasten
B2015
Bijlagen | pagina 213
Bestrijden geweld en overlast (jeugd)
Crisisbeheersing en brandweerzorg
Handhaven openbare orde
Regie en coördinatie maatschappelijke integriteit
Geweld en (jeugd-)overlast
Crisisbeheersing en handhaven openbare orde
Crisisbeheersing en handhaven openbare orde
Crisisbeheersing en handhaven openbare orde
Brede zorgcoördinatie volwassenen
Sociaal medische indicatie en inspectie kinderopvang
Jeugdconsul
Basisondersteuning voor de jeugd
Zorg voor de jeugd
Volksgezondheid
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
Regie op kwetsbare groepen (MO, verslavingszorg)
Bestrijding huiselijk geweld
Kwetsbare personen en huiselijk geweld
Kwetsbare personen en huiselijk geweld
493.455
Inkomensverstrekking
Totaal Arbeidsparticipatie
Arbeidsparticipatie
82.301
Reïntegratietrajecten
Arbeidsparticipatie
703.582
666
Sociale werkvoorziening SoZaWe
127.160
Werkgelegenheid en participatie Roteb
Arbeidsparticipatie
4.207
805
Arbeidsparticipatie
Totaal Kwetsbare personen en huiselijk geweld
1.035
Zorg voor Kwetsbare personen (LZN, PGA)
Kwetsbare personen en huiselijk geweld 2.367
5.614
4.687
153
0
778.054
541.653
104.469
777
131.155
80.915
9.524
63.755
7.636
47.731
21.901
18.923
337
6.570
27.370
12.652 774
10.820
2.642
13.908
203.862
25.641
16.067
89.463
72.691
67.412
1.815
6.036
2.274
1.369
Totaal Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
Totaal Volksgezondheid
Bestrijding infectieziekten
Medische milieukunde en technische hygiënezorg
Volksgezondheid
Volksgezondheid
9.009
3.848
23
61.526
Voortijdig Schoolverlaten functie / Regionale meld- en coördinatiefunctie en handhaving kwalificatieplicht
Leer- en schoolprestaties
Totaal Leer- en schoolprestaties
Zorg in en op school
Leer- en schoolprestaties
56.336
1.319
Onderwijshuisvesting
Leertijduitbreiding (waaronder voor- en vroegschoolse Educatie en Brede School
Leer- en schoolprestaties
Leer- en schoolprestaties
1.826
906
920
59.561
10.471
830 0
10.471
Lasten
B2013 830
Baten
Totaal Crisisbeheersing en handhaven openbare orde
Totaal Geweld en (jeugd-)overlast
Product
Beleidsmatige inspanning
Vervolg tabel vorige pagina
-74.472
-48.198
-22.168
-111
-3.995
-76.708
-8.719
-61.388
-6.601
-42.117
-17.214
-18.770
-337
-5.796
-14.718
-8.546
-1.273
-4.899
-142.336
-21.793
-16.044
-33.127
-71.372
-65.586
-909
-5.116
-59.561
-9.641
-9.641
Saldo
690.321
493.455
62.187
666
134.013
4.144
796
2.352
996
4.714
3.793
152
0
769
12.624
2.266
1.365
8.993
61.226
3.848
23
56.336
1.019
2.109
906
1.203
0
830
830
Baten
750.583
531.414
79.904
777
138.488
79.903
9.342
63.174
7.387
45.824
20.337
18.894
46
6.547
26.947
10.569
2.628
13.750
205.055
25.742
15.814
91.129
72.370
66.747
1.812
6.303
58.632
8.882
8.882
Lasten
B2014
-60.262
-37.959
-17.717
-111
-4.475
-75.759
-8.546
-60.822
-6.391
-41.110
-16.544
-18.742
-46
-5.778
-14.323
-8.303
-1.263
-4.757
-143.829
-21.894
-15.791
-34.793
-71.351
-64.638
-906
-5.100
-58.632
-8.052
-8.052
Saldo
682.285
493.436
62.219
666
125.964
4.144
796
2.352
996
4.714
3.793
152
0
769
12.624
2.266
1.365
8.993
61.223
3.848
23
56.336
1.016
2.109
906
1.203
0
830
830
Baten
732.186
525.818
76.361
777
129.230
79.294
9.252
62.677
7.365
45.262
19.839
18.887
0
6.536
24.940
8.605
2.621
13.714
199.524
21.807
15.018
89.119
73.580
66.720
1.808
6.280
58.632
8.871
8.871
Lasten
B2015
-49.901
-32.382
-14.142
-111
-3.266
-75.150
-8.456
-60.325
-6.369
-40.548
-16.046
-18.735
0
-5.767
-12.316
-6.339
-1.256
-4.721
-138.301
-17.959
-14.995
-32.783
-72.564
-64.611
-902
-5.077
-58.632
-8.041
-8.041
Saldo
731.652
525.681
76.363
777
128.831
79.295
9.252
62.678
7.365
45.263
19.840
18.887
0
6.536
24.941
8.606
2.621
13.714
177.396
18.762
15.018
70.036
73.580
66.720
1.808
6.280
58.632
8.871
8.871
Lasten
B2016 Saldo
-49.904
-32.382
-14.144
-111
-3.267
-75.151
-8.456
-60.326
-6.369
-40.549
-16.047
-18.735
0
-5.767
-12.317
-6.340
-1.256
-4.721
-134.473
-14.914
-14.995
-32.000
-72.564
-64.611
-902
-5.077
-58.632
-8.041
-8.041
Vervolg tabel zie volgende pagina
681.748
493.299
62.219
666
125.564
4.144
796
2.352
996
4.714
3.793
152
0
769
12.624
2.266
1.365
8.993
42.923
3.848
23
38.036
1.016
2.109
906
1.203
0
830
830
Baten
pagina 214 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Individuele voorzieningen
Specifieke doelgroepen
Maatschappelijke participatie
Maatschappelijke participatie
Begeleiding jeugd naar onderwijs en/of arbeidsmarkt
Participatie jeugd
Kwijtschelding
Armoedebestrijding
Grondzaken
Engineering
Inrichten openbare ruimte
Monumenten
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Toezicht kwaliteit en gebruik gebouwen
Regie op wonen
Investeren in wonen en RO
Wonen
Wonen
Wonen
Exploitatie vastgoed niet-MPRV
Incidentele opbrengsten vastgoed
Erfpacht
Vastgoed
Vastgoed
Vastgoed
Investeren in parkeren / realiseren parkeervoorzieningen
Exploitatie en beheer parkeren
Beleid Verkeer en Vervoer
Stedelijke bereikbaarheid
Stedelijke bereikbaarheid
Stedelijke bereikbaarheid
Verkeersveiligheid en leefkwaliteit
Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad
Totaal Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad
Fiets / Openbaar vervoer / Schone vervoerswijzen
Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad
Totaal Stedelijke bereikbaarheid
Autobereikbaarheid (en verkeersmanagement)
Stedelijke bereikbaarheid
Totaal Vastgoed
Exploitatie vastgoed MPRV
Vastgoed
Totaal Wonen
Vergunningen
Wonen
Totaal Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Regie stedebouw / planvorming
Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Totaal Armoedebestrijding
Bijzondere bijstand
Schulddienstverlening
Armoedebestrijding
Armoedebestrijding
Totaal Participatie jeugd
Jongerenactiviteiten/faciliteren jongeren participatie
Participatie jeugd
Totaal Maatschappelijke participatie
Volwasseneducatie
Stadsburgerschap
Maatschappelijke participatie
Taal-en participatietrajecten
Maatschappelijke participatie
Maatschappelijke participatie
Product
Beleidsmatige inspanning
Vervolg tabel vorige pagina
17.661
-284
17.945
117.731
8.421
77.345
31.291
674
319.518
35.400
46.293
54.948
182.877
70.858
46.146
2.475
4.832
17.405
620.957
350
17.819
376.880
147.554
78.354
1.994
0
1.337
657
4.172
2.239
1.933
12.134
2.906
9.178
50
0
0
Baten
26.400
983
25.417
129.310
14.299
69.656
32.617
12.738
297.568
20.667
45.802
45.828
185.271
120.154
76.117
6.865
15.011
22.161
632.589
524
23.164
374.636
147.875
86.390
58.796
15.282
14.253
29.261
15.133
11.614
3.519
148.951
19.805
108.785
13.613
2.272
4.476
Lasten
B2013
-8.739
-1.267
-7.472
-11.579
-5.878
7.689
-1.326
-12.064
21.950
14.733
491
9.120
-2.394
-49.296
-29.971
-4.390
-10.179
-4.756
-11.632
-174
-5.345
2.244
-321
-8.036
-56.802
-15.282
-12.916
-28.604
-10.961
-9.375
-1.586
-136.817
-16.899
-99.607
-13.563
-2.272
-4.476
Saldo
19.548
-54
19.602
122.532
8.445
76.567
37.372
148
317.353
33.240
46.352
51.884
185.877
43.918
19.067
2.480
4.880
17.491
577.473
0
4.710
373.980
124.528
74.255
1.994
0
1.337
657
2.239
2.239
0
12.134
2.906
9.178
50
0
0
Baten
28.588
1.208
27.380
134.014
13.604
68.534
38.695
13.181
295.470
-9.040
-1.262
-7.778
-11.482
-5.159
8.033
-1.323
-13.033
21.883
620 12.590
45.732
7.410
1.263
-43.180
-27.122
-4.108
-8.447
-3.503
6.397
-169
-6.448
4.057
14.126
-5.169
-60.796
-17.367
-12.823
-30.606
-10.894
-9.309
-1.585
-130.880
-15.103
-98.235
-12.131
-1.757
-3.654
Saldo
20.650
44.474
184.614
87.098
46.189
6.588
13.327
20.994
571.076
169
11.158
369.923
110.402
79.424
62.790
17.367
14.160
31.263
13.133
11.548
1.585
143.014
18.009
107.413
12.181
1.757
3.654
Lasten
B2014
32.028
83
31.945
121.284
8.502
76.395
36.266
121
316.330
32.218
46.354
51.880
185.878
37.427
12.589
2.498
4.891
17.449
567.147
0
4.589
376.313
112.453
73.792
1.994
0
1.337
657
2.239
2.239
0
12.084
2.906
9.178
0
0
0
Baten
37.547
1.342
36.205
132.907
13.405
68.527
37.574
13.401
294.204
20.647
45.714
43.378
184.465
52.477
12.208
6.536
13.092
20.641
563.297
169
9.005
371.759
103.897
78.467
62.742
17.367
14.119
31.256
13.256
11.473
1.783
136.839
18.010
105.060
9.135
1.245
3.389
Lasten
B2015
-5.519
-1.259
-4.260
-11.623
-4.903
7.868
-1.308
-13.280
22.126
11.571
640
8.502
1.413
-15.050
381
-4.038
-8.201
-3.192
3.850
-169
-4.416
4.554
8.556
-4.675
-60.748
-17.367
-12.782
-30.599
-11.017
-9.234
-1.783
-124.755
-15.104
-95.882
-9.135
-1.245
-3.389
Saldo
159.503
1.457
158.046
130.726
12.391
68.528
36.318
13.489
294.205
20.647
45.714
43.379
184.465
52.483
12.203
6.536
13.092
20.652
535.694
169
9.106
348.552
99.398
78.469
62.743
17.367
14.120
31.256
13.256
11.473
1.783
138.834
18.010
105.061
11.165
1.245
3.353
Lasten
B2016 Saldo
-5.517
-1.257
-4.260
-10.651
-3.889
8.048
-1.308
-13.502
22.125
11.571
640
8.501
1.413
-15.056
386
-4.038
-8.201
-3.203
3.742
-169
-4.517
4.549
8.556
-4.677
-60.749
-17.367
-12.783
-30.599
-11.017
-9.234
-1.783
-126.750
-15.104
-95.883
-11.165
-1.245
-3.353
Vervolg tabel zie volgende pagina
153.986
200
153.786
120.075
8.502
76.576
35.010
-13
316.330
32.218
46.354
51.880
185.878
37.427
12.589
2.498
4.891
17.449
539.436
0
4.589
353.101
107.954
73.792
1.994
0
1.337
657
2.239
2.239
0
12.084
2.906
9.178
0
0
0
Baten
Bijlagen | pagina 215
Versterken economische structuur
Versterken vestigingsklimaat
Verster ken kansenstructuur
Beheer markten
Economische structuur en vestigingsklimaat
Economische structuur en vestigingsklimaat
Economische structuur en vestigingsklimaat
Economische structuur en vestigingsklimaat
Reiniging openbare ruimte
Schoon (maken v/d stad)
Riolering en gemalen
Openbare verlichting
Beheer begraafplaatsen en crematorium
Heel (maken v/d stad)
Heel (maken v/d stad)
Heel (maken v/d stad)
Totaal
Totaal Heel (maken v/d stad)
Wegen, water en groen
Heel (maken v/d stad)
Totaal Schoon (maken v/d stad)
Afvalinzameling/verwerking ingezameld en gebracht afval
Schoon (maken v/d stad)
Totaal Milieu en duurzaamheid
Regie duurzaamheid
Regie klassieke milieutaken
Milieu en duurzaamheid
Milieu en duurzaamheid
Totaal Economische structuur en vestigingsklimaat
Product
Beleidsmatige inspanning
Vervolg tabel vorige pagina
146.976
6.278
11.891
57.561
71.246
205.456
71.504
133.952
29.016
19.918
9.098
34.506
3.938
1.560
11.607
17.401
Lasten
B2013
4.294.857 4.294.857
91.415
6.278
1.800
69.671
13.666
201.354
39.373
161.981
1.750
1.750
0
5.989
3.644
0
531
1.814
Baten
91.903
5.976
1.800
70.463
13.664
210.996
38.078
172.918
0
0
0
5.760
3.644
0
302
1.814
Baten
153.766
5.976
11.886
58.172
77.732
204.185
70.307
133.878
28.961
18.128
10.833
33.817
3.932
1.492
11.266
17.127
Lasten
B2014
0 4.047.855 4.047.855
-55.561
0
-10.091
12.110
-57.580
-4.102
-32.131
28.029
-27.266
-18.168
-9.098
-28.517
-294
-1.560
-11.076
-15.587
Saldo
93.938
5.976
1.800
72.498
13.664
210.487
37.493
172.994
0
0
0
5.760
3.644
0
302
1.814
Baten
156.104
5.976
11.885
59.908
78.335
192.869
59.516
133.353
18.687
17.207
1.480
33.655
3.926
1.477
11.187
17.065
Lasten
B2015
0 3.906.495 3.906.495
-61.863
0
-10.086
12.291
-64.068
6.811
-32.229
39.040
-28.961
-18.128
-10.833
-28.057
-288
-1.492
-10.964
-15.313
Saldo
93.938
5.976
1.800
72.498
13.664
210.487
37.493
172.994
0
0
0
5.760
3.644
0
302
1.814
Baten
156.101
5.976
11.883
59.908
78.334
192.872
59.518
133.354
18.687
17.207
1.480
33.655
3.926
1.477
11.187
17.065
Lasten
B2016
0 3.942.505 3.942.506
-62.166
0
-10.085
12.590
-64.671
17.618
-22.023
39.641
-18.687
-17.207
-1.480
-27.895
-282
-1.477
-10.885
-15.251
Saldo
Saldo
-1
-62.163
0
-10.083
12.590
-64.670
17.615
-22.025
39.640
-18.687
-17.207
-1.480
-27.895
-282
-1.477
-10.885
-15.251
Bijlage 2: Baten en lasten per economische categorie *Stand begroting 2012 is de stand na 1e bestuursrapportage 2012 Econo- Omschrijving baten mische categorie 0000 Niet in te delen baten 2100 Werkelijk ontvangen rente en winstuitkeringen 2110 Werkelijk ontvangen rente langlopende leningen 2120 Werkelijk ontvangen rente kortlopende leningen 2130 Winstuitkeringen 2210 Rente rekening courant 2290 Overige toegerekende rente 3000 Vergoeding voor personeel
Rekening 2011
Begroting 2012*
Begroting 2013 -3.594
10
12.655
559
300
307
71.346
53.725
47.763
1.963
107
52
97.152
110.700
77.292 0
2
0
62
0
0
28.222
27.212
22.797
3210 Huren
61.037
61.369
75.087
3220 Pachten
45.568
43.300
43.258
3310 Opbrengst van grondverkopen
-36.241
76.700
58.262
26.624
50.082
38.316
3400 Overige goederen en diensten
512.991
506.195
508.617
4010 Belasting op producenten
192.501
209.578
214.387
58.293
56.921
59.318
0
0
0
1.942.376
1.789.964
1.807.736
6.017
2.770
1.230
41
11
11
69.664
68.442
61.463
190.301
125.216
56.947
0
0
0
962
958
947
3320 Overige verkopen duurzame goederen
4020 Belasting op inkomen van gezinnen 4030 Vermogensheffing 4110 Inkomstenoverdrachten van het Rijk 4120 Vermogensoverdrachten van het Rijk 4210 Baten m.b.t. vergoeding en verhaal sociale uitkeringen 4220 Overige-inkomensoverdrachten van overheid (niet-Rijk) 4230 Overige inkomensoverdrachten 4310 Investeringsbijdragen en overige kapitaaloverdrachten van overheid (niet-Rijk) 4320 Overige investeringsbijdrage en overige kapitaaloverdrachten 5100 Chartaal geld en deposito’s
0
0
0
5200 Kortlopende effecten m.u.v. aandelen
0
0
0
5300 Langlopende effecten m.u.v. aandelen
0
0
0
5400 Financiële derivaten
0
0
0
5500 Kortlopende leningen
0
0
0
227
0
0
19.353
0
0
0
0
0
6000 Reserveringen
162.562
243.107
323.850
6010 Voorzieningen
7.521
1.602
1.286
130.894
162.651
165.757
5.217
0
0
554
554
0
0
0
0
314.300
253.861
263.722
5600 Langlopende leningen 5700 Aandelen en overige deelnemingen 5800 Handelskredieten en transitorische posten
6110 Omslagrente 6120 Rente kort geld 6130 Afschrijving 6210 Verrekening kostenplaatsen voor investeringsprojecten 6220 Overige verrekeningen van kostenplaatsen 6221 Vergoeding voor inhuur 6222 Overige kosten 6300 Overige verrekeningen
Econo- Omschrijving lasten mische categorie 0000 Niet in te delen lasten 1110 Loonbetalingen en sociale premies
44.488
51.572
6.469
229.155
165.182
100.919
329.437
392.738
362.658
4.513.158
4.467.472
4.294.857
Rekening 2011
Begroting 2012*
Begroting 2013
0
80.009
46.756
828.387
793.449
732.453
1150 Vergoeding personeel ca
7.306
0
0
1200 Sociale uitkeringen (voormalig) personeel
8.678
7.349
6.309
2100 Werkelijk betaalde rente 2110 Werkelijk betaalde rente langlopende leningen
1.070
800
800
83.736
95.428
92.726
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 216 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina Econo- Omschrijving lasten mische categorie 2120 Werkelijk betaalde rente kortlopende leningen
Rekening 2011
Begroting 2012*
Begroting 2013 3.820
4.327
4.531
2210 Rente rekening courant
0
0
0
2230 Rente vaste activa
0
0
0
2290 Overige toegerekende rente 2300 Normale afschrijving 2360 Extra afschrijving 3000 Personeel van derden 3010 Uitzendkrachten 3020 Overige inhuur personeel van derden
0
0
0
4.709
3.600
2.426 0
0
0
38
0
0
51.556
39.571
38.404
291
763
0
35.762
32.991
30.293
3310 Kosten algemene plannen
0
0
0
3311 Kosten algemene plannen van derden
0
0
0
3312 Kosten algemene plannen overig
0
0
121 0
3100 Energie
3320 Aankoop gronden
0
0
3330 Overige aankopen en uitbesteding duurzame goederen
0
0
0
88
2
0
3332 Overige kosten
1.917
22.505
3.641
3410 Betaalde belastingen
9.453
5.947
6.088
3420 Betaalde pachten en erfpachten
0
0
0
3430 Aankopen niet duurzame goederen en diensten
0
0
0
3431 Uitbestede werkzaamheden
421.827
380.002
381.511
3432 Overige kosten
426.043
406.716
359.511
2.612
1.924
3.275
0
0
0
38.607
24.137
15.830
3331 Uitbestede werkzaamheden
4110 Inkomstenoverdrachten aan het rijk 4120 Vermogensoverdrachten aan het rijk 4210 Subsidies aan marktproducenten 4220 Sociale uitkeringen in geld
545.800
493.550
530.341
4230 Sociale uitkeringen in natura aan personen
107.984
105.843
100.561
4240 Inkomensoverdrachten aan overheid (niet-Rijk)
446.251
429.134
375.628
4250 Overige inkomensoverdrachten
439.410
411.090
369.231
4310 Investeringsbijdragen en overige kapitaaloverdrachten aan overheid (niet-Rijk)
0
0
0
4320 Overige investeringsbijdragen en overige kapitaaloverdrachten
0
0
0
5100 Chartaal geld en deposito’s
0
0
0
5200 Kortlopende effecten m.u.v. aandelen
0
0
0
5300 Langlopende effecten m.u.v. aandelen
0
0
0
5400 Financiele derivaten
0
0
0
5500 Kortlopende leningen
0
0
0
5600 Langlopende leningen
0
96
0
5700 Aandelen en overige deelnemingen
0
0
0
0
0
0
6000 Reserveringen
5800 Handelskredieten en transitorische
127.177
101.241
217.105
6010 Voorzieningen
98.333
38.192
31.208
6100 Kapitaallasten
0
0
0
131.727
161.764
157.546
6110 Omslagrente 6120 Rente kort geld 6130 Afschrijving 6210 Verrekening kostenplaatsen voor investeringsprojecten 6220 Overige verrekeningen van kostenplaatsen 6221 Kosten voor inhuur 6222 Overige kosten 6300 Overige verrekeningen
Econo- Omschrijving lasten mische categorie
1.724
0
0
58.242
159.542
156.841
0
0
0
121.251
141.465
163.201
24.277
19.634
15.741
422.831
365.341
259.821
103.853
157.615
193.669
4.555.267
4.484.231
4.294.857
Rekening 2011
Begroting 2012*
Begroting 2013
Totaal baten
4.350.596
4.224.365
3.971.007
Totaal lasten
4.428.090
4.382.990
4.077.752
Exploitatieresultaat
-77.494
-158.625
-106.745
Baten reserveringen
162.562
243.107
323.850
Lasten reserveringen
127.177
101.241
217.105
Resultaat na reserveringen
-42.109
-16.759
0
Bijlagen | pagina 217
Bijlage 3: Incidentele baten en lasten Inleiding
De toezichthouder dient de kwaliteit van de begroting te beoordelen om te kunnen vaststellen of de begroting en de meerjarenraming materieel in evenwicht zijn. Met kwaliteit wordt bedoeld het realiteitsgehalte en de volledigheid van de geraamde baten en lasten. Voor de structurele baten en lasten is veelal meer zekerheid beschikbaar inzake het realiteitsgehalte en de volledigheid van de geraamde baten en lasten. De provincie Zuid-Holland toetst als toezichthouder van de gemeente het materiele evenwicht van onze begroting. De essentie van het materiele evenwicht is dat de structurele lasten gedekt dienen te worden door structurele baten. De commissie BBV geeft het volgende aan over het onderscheid tussen incidenteel en structureel: “Structurele baten en lasten zijn in elk geval die baten en lasten die in beginsel jaarlijks in de begroting, meerjarenraming en jaarrekening zijn opgenomen. Indien de structurele lasten worden gedekt door de structurele baten is er sprake van ‘materieel’ begrotingsevenwicht. Voor het begrip incidenteel kan – zoals reeds hiervoor aangeven – gedacht worden aan baten en lasten die zich gedurende maximaal drie jaar voordoen. Het is daarbij van belang dat het gaat om ‘eenmalige zaken’. Een begroting of jaarrekening zal ieder jaar een bedrag van dergelijke eenmalige zaken bevatten. Het zijn vooral de uitschieters die er echt toe doen. Bijvoorbeeld een eenmalige extra legesopbrengst vanwege een groot en bijzonder project, boekwinst bij de verkoop van tafelzilver of een winst dan wel verlies in het grondbedrijf.”
Overzicht Incidentele baten en lasten Totaal baten Structureel Incidenteel 1. Opbrengst grondverkopen + Winsten uit grondexploitaties 2. Bijzondere ontvangen subsidies en (specifieke) uitkeringen Totaal lasten Structureel Incidenteel 1. Verliezen uit grondexploitaties 2. Incidentele personeelslasten/ tijdelijke inhuur 3. Incidenteel beleid/ project 4. Investeringen met maatschappelijk nut tlv reserves Onttrekking aan reserves Algemene reserve Structureel Incidenteel Toevoeging aan reserves Algemene reserve Structureel Incidenteel Saldo na reserveringen
Begroting 2013 3.971.007 3.934.493 36.514 5.485 31.029 4.077.752 3.922.596 155.156 3.900 44.000 52.148 55.108 323.850 94 65.134 258.622 217.105 24.673 57.943 134.489 0
Raming 2014 3.904.927 3.851.866 53.061 21.520 31.541 3.914.853 3.826.224 88.629 3.900 10.000 51.446 23.283 142.928 9.441 78.319 55.168 133.002 77.858 35.106 20.038 0
Raming 2015 3.828.031 3.781.383 46.648 8.424 38.224 3.768.628 3.706.120 62.508 3.900 10.000 44.836 3.772 78.464 94 50.238 28.132 137.867 85.770 39.147 12.950 0
Raming 2016 3.893.540 3.731.678 161.862 7.553 154.309 3.818.839 3.655.418 163.421 3.900 0 159.521 0 48.965 94 48.871 0 123.666 85.053 35.663 2.950 0
Toelichting Algemeen Uit bovenstaande tabel blijkt dat de structurele baten meerjarig hoger zijn dan de structurele lasten. Tegenover de incidentele lasten in 2013, 2014 en 2015 staan deels incidentele baten, deels onttrekkingen aan reserves. De incidentele onttrekkingen lopen terug naar nihil. Meerjarig zijn de toevoegingen aan de algemene reserve hoger dan de begrote onttrekkingen. Baten 1. Winsten uit grondexploitaties De verwachte winsten uit grondexploitaties zijn gebaseerd op de verwachte winst- en verliesnemingen op basis van de meerjarige plannen.
pagina 218 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2. Bijzondere ontvangen subsidies en (specifieke) uitkeringen Deze baten hebben betrekking op incidentele uitkeringen in het Gemeentefonds zoals BRG (Bestaand Rotterdams Gebied), Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid, decentralisatie AWBZ, Vroegtijdig schoolverlaten, Zichtbare en Herstructurering bedrijventerreinen. Ook is hierin meegenomen de bijdrage van de Stadsregio voor de Hoekse Lijn. Lasten 1. Verliezen uit grondexploitaties De verwachte verliezen uit grondexploitaties zijn gebaseerd op de verwachte winst- en verliesnemingen op basis van de meerjarige plannen. 2. Incidentele personeelslasten/ tijdelijke inhuur Uit de businesscase Krimp komt naar voren dat de besparing op de loonkosten zich vooral voordoet in de jaren 2014 en 2015 en nog niet in 2013. Naast investeringen in arrangementen zullen ook frictiekosten moeten worden gemaakt voor de boventallige medewerkers, van wie de loonkosten niet structureel zijn gedekt. Deze kosten worden gedekt door een onttrekking aan de bestemmingsreserve Krimp (motie 31). 3. Incidenteel beleid/ project Hierin zijn de lasten opgenomen van de incidenteel ontvangen subsidies, daarnaast een aantal tijdelijke programma’s zoals het Programma Duurzaam en incidenten zoals de hogere kwijtscheldingslasten. 4. Investeringen met maatschappelijk nut ten laste van reserves Dit betreffen de lasten die gemaakt worden voor de out of pocket projecten IFR die zijn gevoteerd collegeperiodes voorafgaande aan het huidige college. Ook de lasten van de het programma Infrastructuur en de investeringen Rozenburg zijn hier opgenomen. Tegenover deze lasten staan incidentele onttrekkingen aan de bestemmingsreserves IFR, Infrastructuur en Investeringen Rozenburg Reserves Toevoegingen aan en onttrekkingen uit de reserves worden door de commissie BBV altijd als incidenteel beschouwd, tenzij het gaat om reguliere onttrekkingen aan financieringsreserves c.q. dekkingsreserves (kapitaallasten) of om onttrekkingen uit een daartoe toereikende (bestemmings)reserve gedurende een periode van minimaal 3 jaar met als doel het dekken van structurele lasten. Rotterdam kent acht bestemmingsreserves met een structureel karakter die passen binnen bovenstaande definitie van commissie BBV: Financieringsreserve Kredietrisicoreserve Bestemmingsreserve Verkiezingen Bestemmingsreserve Fit 4 Work Bestemmingsreserve Parkeerfonds Bestemmingsreserve RECP Bestemmingsreserve Bommenregeling Bestemmingsreserve IFR (alleen voor het deel van het huidige college werkprogramma, Stadsvisie)
De meerjarige toevoegingen en onttrekkingen zoals begroot voor de bovenstaande bestemmingsreserves zijn opgenomen onder de respectievelijke regels ‘structureel’. De toevoegingen en onttrekkingen van overige bestemmingsreserves zijn opgenomen onder de respectievelijke regels ‘incidenteel’. De meerjarige toevoegingen aan en onttrekkingen van de algemene reserve zijn afzonderlijk gepresenteerd.
Bijlagen | pagina 219
Bijlage 4: Netto begroting Inleiding In het COR rapport 2007 adviseerde de Commissie tot Onderzoek van de Rekening de voorkeur voor een netto begroting. Daarmee bedoelde zij; een rekening en begroting zonder interne verrekeningen. Daarbij opgemerkt dat de interne verrekeningen separaat inzichtelijk gemaakt zouden kunnen worden. De gemeenteraad van 9 juli 2009, ter bespreking bij de kaderbrief 2009, heeft hiertoe een motie aangenomen. De begroting 2011 bevat een uitgebreide toelichting op de afdoening van de motie en de werkwijze. Voor de begroting 2013 zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd. In deze bijlage zijn de effecten van de interne leveringen per beleidsmatige inspanning weergegeven.
Bijzonderheden Er zijn drie bijzonderheden te onderscheiden die het beeld van de interne verrekeningen bemoeilijken: – Het toepassen van op- en toeslagen op interne dienstverlening heeft tot gevolg dat een relatie tussen interne verrekeningen en oorspronkelijk / externe lasten niet één op één te maken is. – Administratieve toerekeningssystematieken worden gemeentebreed niet eenduidig gehanteerd. – Investeringprojecten, waar eerder middelen voor zijn gereserveerd, in de vorm van kredieten, reserves en voorzieningen op de balans worden vaak onderling uitbesteed. Voor deze uitbesteding worden interne baten bij de uitvoerder opgenomen maar worden de lasten bij de opdrachtgever en geactiveerd op de balans. Dit betekent dat interne baten en lasten niet in evenwicht zijn, omdat zij deels in de exploitatie en deels via de balans worden verwerkt. Ook interne financiering levert een onbalans tussen baten en lasten. Definities De financiële transacties worden in separate kostencategorieën gepresenteerd. In bijlage 2 zijn deze voor het concern gepresenteerd. Het betreft alle baten en lasten in de economische categorieën die met een ‘6’ beginnen. In onderstaande tabellen zijn deze baten en lasten opgenomen exclusief: de reserves (6.000), de voorzieningen (6.010) en de afschrijvingslasten (6.130). Besluitvorming en ondersteuning Raad Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 0 1.310 -1.310
Begroting 2013 0 1.220 -1.220
Raming 2014 0 1.220 -1.220
Raming 2015 0 1.220 -1.220
Raming 2016 0 1.220 -1.220
De lasten zijn voor HR-dienstverlening, ICT dienstverlening, facilitaire dienstverlening van de RSO en huurlasten van de vastgoedorganisatie. Besluitvorming en advisering College Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 500 19.265 -18.765
Begroting 2013 4.512 17.879 -13.367
Raming 2014 4.512 17.583 -13.071
Raming 2015 4.512 17.316 -12.804
Raming 2016 4.512 17.318 -12.806
De baten zijn doorberekeningen aan andere diensten als gevolg van huur, externe betrekkingen en portikosten. De lasten zijn het gevolg van gecentraliseerde diensten van de RSO zoals; de dienstverleningsovereenkomst Juridische Service, ICT dienstverlening, facilitair en huurlasten van de vastgoedorganisatie. Bestuurlijke samenwerking Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Geen interne verrekeningen begroot.
pagina 220 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Raming 2012 0 0 0
Begroting 2013 0 0 0
Raming 2014 0 0 0
Raming 2015 0 0 0
Raming 2016 0 0 0
Dienstverlening Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 119.169 32.108 87.061
Begroting 2013 25.030 -114.078 139.108
Raming 2014 26.731 -113.080 139.811
Raming 2015 28.037 -112.710 140.747
Raming 2016 28.248 -112.657 140.905
De baten zijn vanaf 2013 voornamelijk het gevolg van doorberekeningen van de diensten van de Rotterdamse Service Organisatie (RSO) aan derden zoals de deelgemeenten. De interne baten zijn ten opzichte van 2012 sterk gedaald. Dit is het gevolg van de concernontwikkelingen, het nieuwe governancemodel en de daaruit voortvloeiende nieuwe systematiek van sturen en verantwoorden. De RSO kosten worden derhalve niet meer door middel van onderlinge facturatie geboekt, maar op basis van een nieuwe verdeelsystematiek over de beleidsmatige inspanningen verdeeld. In plaats van interne baten als tegenhanger van de lasten, wordt in deze nieuwe systematiek gewerkt met een dekkingsbijdrage, die zichtbaar wordt als een negatieve lastenreeks. Belastingen Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 12.788 4.240 8.548
Begroting 2013 12.276 5.083 7.193
Raming 2014 12.276 4.939 7.337
Raming 2015 12.276 4.834 7.442
Raming 2016 12.276 4.835 7.441
De baten bestaan uit belastingheffingen (OZB) binnen eigen diensten. Verder baten voor rente (kort geld) en wat overige verrekeningen. De lasten bestaan voornamelijk uit doorberekeningen voor ICT dienstverlening met de RSO en lasten voor accountancy diensten met de auditdienst. Beheer algemene middelen Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 173.515 97.573 75.942
Begroting 2013 174.759 155.610 19.149
Raming 2014 164.827 137.044 27.783
Raming 2015 155.535 97.327 58.208
Raming 2016 147.941 90.181 57.760
Raming 2015 0 1.201 -1.201
Raming 2016 0 1.201 -1.201
Raming 2015 7.306 21.861 -14.555
Raming 2016 7.306 21.953 -14.647
De baten en lasten zijn voornamelijk het gevolg van doorberekeningen voor (omslag) rente. Cultureel klimaat Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 1.210 4.734 -3.524
Begroting 2013 0 1.224 -1.224
Raming 2014 0 1.210 -1.210
De lasten bestaan doorberekeningen voor juridische, facilitaire en ICT dienstverlening van de RSO. Topsport en vergroten deelname sport en recreatie Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 6.977 19.583 -12.606
Begroting 2013 7.306 21.893 -14.587
Raming 2014 7.306 21.882 -14.576
De baten zijn overige verrekeningen van eigen kostenplaatsen. De lasten worden voornamelijk verklaard door huurlasten die aan het vastgoedbedrijf worden betaald. Wijkveiligheid Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 425 14.122 -13.697
Begroting 2013 432 15.789 -15.357
Raming 2014 432 15.581 -15.149
Raming 2015 432 15.454 -15.022
Raming 2016 432 15.457 -15.025
De baten worden verklaard door verhuur van de toezichthouders aan andere diensten. De lasten bestaan voornamelijk uit perceptiekosten (aan de belastingdienst) en huurlasten aan het ontwikkelbedrijf en ICT en facilitaire lasten van de RSO.
Bijlagen | pagina 221
Geweld en (jeugd-)overlast Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 0 610 -610
Begroting 2013 0 2.815 -2.815
Raming 2014 0 2.645 -2.645
Raming 2015 0 2.634 -2.634
Raming 2016 0 2.634 -2.634
Raming 2012 0 875 -875
Begroting 2013 0 1.233 -1.233
Raming 2014 0 1.208 -1.208
Raming 2015 0 1.181 -1.181
Raming 2016 0 1.181 -1.181
Begroting 2013 1.933 75.377 -73.444
Raming 2014 1.933 75.300 -73.367
Raming 2015 1.933 75.221 -73.288
Raming 2016 1.933 75.222 -73.289
De lasten zijn het gevolg van overige lasten. Crisisbeheersing en handhaven openbare orde Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
De lasten zijn het gevolg van detacheringen en overige lasten. Leer- en schoolprestaties Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 2.253 72.072 -69.819
De lasten betreffen voornamelijk vergoedingen voor onderwijshuisvesting aan het vastgoedbedrijf, leeftijduitbreiding en ICT dienstverlening van de RSO. Volksgezondheid Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 991 2.819 -1.828
Begroting 2013 311 3.888 -3.577
Raming 2014 311 3.791 -3.480
Raming 2015 311 3.715 -3.404
Raming 2016 311 3.716 -3.405
De baten worden gerealiseerd door detacheringen en enkele overige verrekeningen. De lasten betreffen verrekeningen met de RSO voor facilitaire dienstverlening, ICT dienstverlening en personeelsdiensten. Jeugdgezondheidszorg en opvoeding Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 2.055 2.207 -152
Begroting 2013 1.921 2.626 -705
Raming 2014 1.041 2.543 -1.502
Raming 2015 1.041 2.476 -1.435
Raming 2016 1.041 2.477 -1.436
De baten zijn het gevolg van diverse overige verrekeningen. De lasten betreft verrekeningen met de RSO waaronder: facilitaire dienstverlening, ICT dienstverlening en personeelsdiensten. Kwetsbare personen en huiselijk geweld Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 174 4.697 -4.523
Begroting 2013 159 5.682 -5.523
Raming 2014 122 5.576 -5.454
Raming 2015 122 5.495 -5.373
Raming 2016 122 5.496 -5.374
De baten zijn het gevolg van diverse overige verrekeningen. De lasten betreffen verrekeningen met de RSO voor facilitaire dienstverlening, ICT dienstverlening en personeelsdiensten. Arbeidsparticipatie Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 9.803 7.614 2.189
Begroting 2013 14.287 51.070 -36.783
Raming 2014 13.540 55.070 -41.530
Raming 2015 12.287 53.374 -41.087
Raming 2016 12.287 53.380 -41.093
De baten zijn het gevolg van inleenvergoedingen van JOS en ICT dienstverlening van de RSO. De lasten worden voornamelijk verklaard door doorberekeningen voor ruimtelijk ontwikkeling en wonen en verrekeningen voor het inkoopbureau, huurlasten aan het vastgoedbedrijf en communicatie, facilitaire en HR dienstverlening van de RSO. pagina 222 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Maatschappelijke participatie Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 0 1.210 -1.210
Begroting 2013 0 4.185 -4.185
Raming 2014 0 4.105 -4.105
Raming 2015 0 4.007 -4.007
Raming 2016 0 4.008 -4.008
Raming 2014 2.239 4.841 -2.602
Raming 2015 2.239 4.794 -2.555
Raming 2016 2.239 4.794 -2.555
Begroting 2013 0 3.131 -3.131
Raming 2014 0 3.057 -3.057
Raming 2015 0 2.974 -2.974
Raming 2016 0 2.975 -2.975
Begroting 2013 402.171 141.206 260.965
Raming 2014 383.059 128.685 254.374
Raming 2015 384.758 127.332 257.426
Raming 2016 359.133 127.339 231.794
De lasten zijn het gevolg van doorberekeningen uit de exploitatie van vastgoed. Participatie jeugd Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 3.947 1.817 2.130
Begroting 2013 4.172 4.882 -710
De lasten betreft interne detacheringen en doorberekeningen voor overige lasten. Armoedebestrijding Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 0 0 0
De lasten zijn doorberekeningen voor de exploitatie van vastgoed. Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 410.909 157.587 253.322
De baten worden voornamelijk verklaard door beheer en onderhoud / milieu. De lasten zijn verrekeningen voor omslagrente met product algemene middelen, belastingen (OZB), en detacheringen. Wonen Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 49.929 84.327 -34.398
Begroting 2013 22.017 82.851 -60.834
Raming 2014 5.782 55.622 -49.840
Raming 2015 5.692 22.340 -16.648
Raming 2016 5.692 22.305 -16.613
Baten zijn verrekeningen voor diensten, vergoedingen voor huisvestingslasten en ontvangen declaraties voor subsidieprojecten. De lasten betreffen verrekeningen voor ICT-dienstverlening, facilitaire lasten en detacheringen met de RSO. Vastgoed Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 158.930 97.853 61.077
Begroting 2013 165.835 94.608 71.227
Raming 2014 165.830 93.534 72.296
Raming 2015 165.829 93.290 72.539
Raming 2016 165.829 93.291 72.538
De baten betreffen vergoedingen voor huisvesting. Vanuit de centrale vastgoed organisatie worden alle diensten belast voor huurlasten. De lasten zijn het gevolg van verrekeningen voor erfpacht, assurantiepremie, belasting (OZB) en overige interne toerekeningen binnen het cluster Stadsontwikkeling.
Bijlagen | pagina 223
Stedelijke bereikbaarheid Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 39.138 55.954 -16.816
Begroting 2013 34.130 56.843 -22.713
Raming 2014 34.303 62.591 -28.288
Raming 2015 34.244 62.201 -27.957
Raming 2016 34.244 60.492 -26.248
De baten zijn verrekeningen voor het parkeerfonds en dekking van kapitaallasten. De lasten zijn verrekeningen voor: ICT en facilitaire dienstverlening met de RSO, huurlasten met het vastgoedbedrijf en verrekeningen voor verkeersprojecten en de publiekswinkel. Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 2.889 7.114 -4.225
Begroting 2013 0 899 -899
Raming 2014 0 1.075 -1.075
Raming 2015 0 1.120 -1.120
Raming 2016 0 1.153 -1.153
De lasten zijn verrekeningen met de RSO voor ICT dienstverlening en huurlasten met het vastgoedbedrijf. Economische structuur en vestigingsklimaat Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 2.179 17.899 -15.720
Begroting 2013 248 15.239 -14.991
Raming 2014 19 14.550 -14.531
Raming 2015 19 14.388 -14.369
Raming 2016 19 14.388 -14.369
Raming 2014 0 3.012 -3.012
Raming 2015 0 1.593 -1.593
Raming 2016 0 1.593 -1.593
Raming 2014 18.820 26.051 -7.231
Raming 2015 18.820 24.411 -5.591
Raming 2016 18.820 24.409 -5.589
De baten en lasten worden verklaard door overige interne verrekeningen. Milieu en duurzaamheid Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 1.750 11.477 -9.727
Begroting 2013 1.750 2.974 -1.224
De lasten zijn verrekeningen voor beheer en onderhoud, dienstverlening van Roteb. Schoon (maken v/d stad) Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 18.798 23.541 -4.743
Begroting 2013 18.719 26.515 -7.796
Baten zijn interne verrekeningen voor facilitair en onderhoud voor transportmiddelen. De lasten het gevolg van verrekeningen met de RSO voor ICT, HR, facilitaire en communicatie dienstverlening en detacheringen. Heel (maken v/d stad) Baten Lasten Resultaat interne verrekeningen
Raming 2012 7.675 103.211 -95.536
Begroting 2013 7.557 109.334 -101.777
Raming 2014 7.557 115.691 -108.134
Raming 2015 7.557 116.953 -109.396
De baten zijn onder andere verrekeningen voor reclame. De lasten bestaan uit vooral verrekeningen voor beheer en onderhoud, omslagrente en uitvoering ten laste van investeringen.
pagina 224 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Raming 2016 7.557 116.831 -109.274
Bijlagen | pagina 225
pagina 226 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam CF
Financieringsreserve DS+V OBR GGD GGD PZR PZR Economie ROTEB BSD BSD JOS JOS JOS JOS JOS SZW SZW SenR SenR SenR SDR KPBG KPBG KPBG KPBG KPBG KPBG KPBG KPBG ORM ORM ORM dKC dKC Raad
Bestemmingsreserve Woonwagenbeleid
Bestemmingsreserve Infrastructuur
Bestemmingsreserve PVA MO/ Overdracht van SoZaWe
Bestemmingsreserve fysieke woonvoorziening maatschappelijke opvang
Bestemmingsreserve Masterplan Dienstverlening
Bestemmingsreserve Verkiezingen
Bestemmingsreserve Evenementenfonds
Bestemmingsreserve Herstructurering WSW
Bestemmingsreserve Werkplan Integriteit
Verbouwing Stadhuis
Bestemmingsreserve Deltaplus
Bestemmingsreserve Wachtlijsten Kinderopvang
Bestemmingreserve onderwijsgebouwen Rozenburg
Bestemmingreserve Werkgroep Zuid-Europeanen
Bestemmingsreserve Onderwijshuisvesting
Bestemmingsreserve Loondispensatie
Bestemmingsreserve Fit 4 Work
Bestemmingsreserve Voeding en Beweging
Bestemmingsreserve Combinatiefuncties
Bestemmingsreserve Eurogames
Bestemmingsreserve Ontwikkeling SSC’s
Bestemmingsreserve Parkeerfonds (ns)
Bestemmingsreserve Korte klappe
Bestemmingsreserve C2000-systeem
Bestemmingsreserve Rotterdam Climate Initiative
Bestemmingsreserve RCP Groene Daken
Bestemmingsreserve ISV-3
Bestemmingsreserve Verkeer & Vervoer 2011
Bestemmingsreserve Impuls WWI
Bestemmingsreserve Kralingse Plas
Bestemmingsreserve riolen en rioolgemalen
Bestemmingsreserve uitbreiding begraafplaats Rozenburg
Bestemmingsreserve Fonds Stadsverfraaiing
Bestemmingsreserve cultuurparticipatie
Bestemmingsreserve Rekenkamer
Totaal weerstandsvermogen
Dienst afk. CF
Omschrijving
Algemene Reserve
196
298
0
596
12.882
458
684
3.540
27.954
323
5.047
177
74
31.584
985
17
860
409
646
540
0
0
626
500
132
67
189
5.800
436
0
1.648
4.794
1.000
144.429
663
36.383
36.383
0
01–01–12
0
0
202
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
13.447
0
0
0
0
0
0
0
150
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
29.019
17.732
11.287
Toev.
0
0
0
300
4.862
458
155
1.700
0
323
3.047
177
74
15.102
985
17
860
409
0
0
0
50
626
0
132
67
150
0
0
0
0
4.794
1.000
84.329
0
28.194
0
28.194
Ont.
Mutaties 4-mnd
196
298
202
296
8.020
0
529
1.840
27.954
0
2.000
0
0
29.929
0
0
0
0
646
540
0
100
0
500
0
0
39
5.800
436
0
1.648
0
0
60.100
663
37.208
54.115
-16.907
Stand t/m 4-mnd
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
796
0
0
0
0
0
0
4.292
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
9.607
2.266
7.341
Toev.
0
0
202
-30
0
0
0
0
5.981
0
0
0
0
-232
0
0
-611
0
197
0
0
0
0
500
0
0
-125
4.466
0
0
1.426
-1.200
0
0
663
0
0
0
Ont.
Stand t/m 8-mnd
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Toev.
196
298
0
326
8.020
0
529
1.840
21.973
0
2.000
0
0
30.957
0
0
202
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
13.847
0 0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2.000
0
1.905
0
0
0
0
0
44.004
19.331
24.673
0
611
0
449
540
4.292
100
0
0
0
0
164
1.334
436
0
222
1.200
0
37.475
0
46.815
56.381
-9.566
Vrijv. 01–01–13
22.625
Mutaties 8-mnd
0
0
0
304
2.657
0
0
0
15.981
0
0
0
0
17.837
0
0
0
0
156
0
0
50
0
0
0
0
0
3.642
0
0
200
0
0
26.000
0
94
0
94
196
298
202
22
5.363
0
529
1.840
5.992
0
2.000
0
0
26.967
0
0
611
0
293
540
4.292
50
0
0
0
0
164
-308
436
1.905
22
1.200
0
11.475
0
90.725
75.712
15.013
196
298
404
22
5.253
0
529
1.840
-5
0
2.000
0
0
8.348
0
0
611
0
0
540
4.292
0
0
0
0
0
164
-308
436
0
22
1.200
0
11.475
0
250.438
81.332
169.106
196
298
404
22
5.231
0
529
1.840
-5
0
2.000
0
0
812
0
0
611
0
0
540
4.292
0
0
0
0
0
164
-308
436
0
22
1.200
0
11.475
0
336.814
82.749
254.065
Vervolg tabel zie volgende pagina
196
298
404
22
5.275
0
529
1.840
-5
0
2.000
0
0
17.136
0
0
611
0
137
540
4.292
0
0
0
0
0
164
-308
436
0
22
1.200
0
11.475
0
162.760
79.330
83.430
Ont. 01–01–14 01–01–15 01–01–16 31–12–16
Bijlage 5: Reserves
Bijlagen | pagina 227
5.278 0
Raad Raad CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF CF
Bestemmingsreserve Klokkenluidersregeling
Bestemmingsreserve Investeringsfonds Rotterdam (IFR)
Bestemmingsreserve Groeifonds
Financieringsreserve
Bestemmingsreserve Intensiveringen OBR
Bestemmingsreserve Ahoy en Markthal
Bestemmingsreserve Programma Sociaal
Bestemmingsreserve Risicoreserve WWB 2013
Bestemmingsreserve Krimp (motie 31)
Bestemmingsreserve RECP
Bestemmingsreserve taakmutaties Gemeentefonds
Bestemmingsreserve Aanloopverliezen en frictie
Bestemmingsreserve Nationaal Uitvoeringsprogramma e-overheid
Bestemmingsreserve Bommenregeling
Bestemmingsreserve Investeringen Rozenburg
Bestemmingsreserve Stelselwijziging Afschrijving Vastgoed
Kredietrisicoreserve
Bestemmingsreserve innovatiefonds
Bestemmingsreserve Risicoreserve WWB 948.484 984.867
Totaal (excl. weerstandsvermogen)
Totaal
56.300
500
26.556
2.027
904
14.363
13.156
9.469
0
0
0
2.000
612
36.383
975
568.672
10
20
88
Bestemmingsreserve Ombudsman derdengelden
01–01–12
Dienst afk. Raad
Omschrijving
Bestemmingsreserve Ombudsman
Vervolg tabel vorige pagina
10
20
88
Stand t/m 4-mnd
0
0
0
0
10.500
5.700
0
20.000
1.750
1.544
0
0
500
2.000
0
0
0
101.241 242.781 843.327
806.119
56.300
500
3.990
10.011
16.056
2.027
904
14.363
11.406
7.925
0
0
-500
0
612
54.115
975
52.976 539.696
0
0
0
Ont.
72.222 214.587
0
0
3.990
4.733
0
5.700
0
20.000
0
0
0
0
0
0
0
17.732
0
24.000
0
0
0
Toev.
Mutaties 4-mnd
21.581
11.974
0
0
1.887
0
0
0
1.147
0
0
0
0
0
0
0
0
2.266
0
3.852
0
0
0
Toev.
63.124
63.124
22.300
500
0
0
-9.070
314
0
8.763
1.060
-738
0
0
-500
0
611
0
757
27.890
0
0
0
Ont.
Stand t/m 8-mnd
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
801.784
754.969
34.000
0
5.877
10.011
25.126
1.713
2.051
5.600
10.346
8.663
0
0
0
0
1
56.381
218
538.283
10
20
88
Vrijv. 01–01–13
-22.625
Mutaties 8-mnd
0
0
0
0
323.756
0
0
0
0
7.170
5.700
0
10.100
4.580
1.521
44.000
0
0
0
0
0
0
217.105 323.850
173.101
0
0
4.294
4.140
0
5.700
1.147
5.000
0
0
44.000
78.000
0
0
0
19.331
695.039
604.314
34.000
0
10.171
14.151
17.956
1.713
3.198
500
5.766
7.142
0
78.000
0
0
1
75.712
218
367.291
10
20
88
685.113
522.353
34.000
0
15.001
17.673
5.204
1.713
4.345
0
5.683
5.621
0
78.000
0
0
1
79.330
218
308.512
10
20
88
744.516
494.078
34.000
0
19.988
20.623
3.454
1.713
7
0
5.683
4.100
0
78.000
0
0
1
81.332
218
288.856
10
20
88
819.217
482.403
34.000
0
25.076
23.573
3.454
1.713
7
0
5.683
2.579
0
78.000
0
0
1
82.749
218
278.222
10
20
88
Ont. 01–01–14 01–01–15 01–01–16 31–12–16
12.866 183.858
0
0
0
Toev.
pagina 228 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
GW
GW
GW
GW
OBR
OBR
GGD
Voorziening Overig
Voorziening Bouw en reststoffen
Voorziening C2-deponie
Claims meerwerk
Voorziening garantstelling Grondbank Zuidplaspolder
Voorziening garantstelling WOM Tarwewijk
Voorziening Subsidieverplichtingen
KPBG
KPBG
KPBG
KPBG
KPBG
ORM
ORM
ORM
ORM
ORM
ORM
dKC
dKC
Risico’s N.V. Stads Vastgoed
Voorziening Parkeerfonds
Voorziening Lopende Projecten Parkeren
Voorziening Overig Milieu
Voorziening Verlegregeling
Voorziening Riolen
Voorziening Vooruit ontvangen bedragen wegen
Voorziening Vooruitontvangen bedragen milieu
Voorziening Verzekeringen
Voorziening Vervangingsinvesteringen riolering
Voorziening Verlegregeling
Voorziening bezwaarschriften
Garantie exploitatie Lantaren/ Venster
SoZaWe
Voorziening IAU
JOS
Beroep Stichting de Meeuw
SoZaWe
BSD
Voorziening pensioenen Bestuurders
Voorziening Risico’s SoZaWe
BSD
Roteb
Voorziening B&W-fonds
Voorziening Rente-egalisatiefonds
Economie
GBR
WOM Vastgoed B.V.
GAR
Voorziening Overig
200
53
2.975
5.922
2.320
524
45
0
779
1.147
0
2.636
170
50.163
0
483
9.648
420
1.133
513
1.054
750
15.500
7
1.799
0
215
13.609
11
Dienst afk. 01–01–12
Voorziening Document Management Systeem
Omschrijving
0
0
0
0
30.443
0
0
0
0
0
0
0
250
0
0
4
0
457
25
1.218
0
0
0
0
0
0
0
0
3.800
0
0
0
29.700
0
0
0
0
0
0
0
200
0
0
0
0
374
40
-1.200
0
0
0
0
0
0
0
0
0
11
Ont.
Mutaties 4-mnd Toev.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1.218
0
384
0
0
0
0
0
0
0
0
Vrijv.
200
53
2.975
6.665
2.320
524
45
0
779
1.147
0
2.686
170
50.163
4
483
9.731
405
2.333
513
670
750
15.500
7
1.799
0
215
17.409
0
2013
Stand t/m 4-mnd
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
284
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Ont.
Mutaties 8-mnd Toev.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1.147
0
736
0
0
0
0
0
0
0
0
136
0
0
0
0
0
0
1.626
0
200
53
2.975
6.665
2.320
524
45
0
779
0
0
1.950
170
50.163
4
483
9.731
405
2.333
513
534
750
15.500
7
1.799
0
215
16.067
0
Vrijv. 01–01–13
Stand t/m 8-mnd
0
0
0
29.020
0
0
0
0
0
0
3
206
0
0
240
0
457
25
1.200
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Toev.
150
0
2.975
30.994
0
0
0
0
0
0
0
300
0
0
0
0
0
-53
0
0
0
0
0
222
1.799
0
0
0
11
Ont.
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1.200
0
86
0
0
0
0
0
0
0
0
50
53
0
4.691
2.320
524
45
0
779
0
3
1.856
170
50.163
244
483
10.188
483
2.333
513
448
750
15.500
-215
0
0
215
16.067
-11
-11
50
53
0
710
2.320
524
45
0
779
0
9
1.668
170
50.163
488
483
11.102
533
1.133
513
422
750
15.500
-215
0
0
215
16.067
-11
50
53
0
710
2.320
524
45
0
779
0
12
1.574
170
50.163
492
483
11.559
558
-67
513
409
750
15.500
-215
0
0
215
16.067
Vervolg tabel zie volgende pagina
50
53
0
2.717
2.320
524
45
0
779
0
6
1.762
170
50.163
484
483
10.645
508
2.333
513
435
750
15.500
-215
0
0
215
16.067
-11
Vrijv. 01–01–14 01–01–15 01–01–16 31–12–16
Bijlage 6: Voorzieningen
Bijlagen | pagina 229
Raad 1.768 38.192
3.340
55
172
0
117.730
155
1.659
500
32.302
3.102
75
0
0
Ont.
Mutaties 4-mnd Toev.
1.602
0
0
0
0
Vrijv.
122.018
2.006
135
1.831
500
2013
Stand t/m 4-mnd
1.105
821
0
0
0
0
0
0
0
0
Ont.
Mutaties 8-mnd Toev.
3.645
0
0
0
0
119.478
2.827
135
1.831
500
Vrijv. 01–01–13
Stand t/m 8-mnd
31.208
2
55
0
0
Toev.
36.441
0
-35
-122
200
Ont.
1.286
0
0
0
0
112.959
2.829
225
1.953
300
111.632
2.831
140
2.065
300
108.946
2.833
175
2.167
300
108.252
2.835
205
2.259
300
Vrijv. 01–01–14 01–01–15 01–01–16 31–12–16
CF
Raad
Voorziening Commissiereizen
Voorziening Niet subs infra structurele investeringen
dKC
Voorziening Pensioenvoorziening raadsleden en bestuurders
Dienst afk. 01–01–12
Voorziening Frictiekosten Cultuurplan 2013-2016
Omschrijving
Vervolg tabel vorige pagina
Bijlage 7: Factsheets Investeringen Bij afdoening van de motie Van Tijn (2010–333) heeft uw raad onder meer besloten om bij de begroting alle nieuwe en grote investeringsprojecten te benoemen, en te voorzien van een inhoudelijke toelichting in de vorm van factsheets.
Factsheets nieuwe investeringsprojecten 2013 bedragen x € 1.000,-
Buitenruimte Binnenstad Algemeen Nummer
IFR-009
Gebied
Centrum / Binnenstad
Beleidsveld
Ruimtelijke ontwikkeling en wonen
Planning Datum start uitvoering
2008
Datum verwachte oplevering
2020
Huidige fase
Uitvoering
Financiering Totaal
180.000
Gemeente (IFR – t/m 2012)
68.600
Rijk, Provincie, Stadsregio
-
Derden
-
2013
5.500
2014
1.800
Investeringsvoorstel Aanvraag
In 2013 wordt € 6 mln aangevraagd voor Buitenruimte Binnenstad. Deze bijdrage is bedoeld voor de herinrichting van buitenruimte die voor een groot deel gekoppeld is aan de oplevering van aangrenzende bouwprojecten, zoals het EMC (Wytemaweg / Zimmermannweg), de Markthal (Binnenrotte-Zuid) en Spinoza (Stadhuisplein / Coolsingel + B157). Verder zijn voor 2013 acties op het gebied van vergroening en quick wins gepland. Van de aanvraag heeft een bedrag van € 3,2 mln betrekking op contractuele verplichtingen die zijn aangegaan voor de buitenruimte rondom EMC en de Markthal. Het verplichte deel vormt de ondergrens van de toekenning voor 2013.
Advies
De prioriteit voor de Binnenstad in het collegewerkprogramma, enerzijds, en de (bestuurlijk) gewekte verwachtingen met name rondom het Stadhuisplein, anderzijds, wegen zwaar. Een inzet die omvangrijker is dan de contractuele verplichtingen ligt daarom voor de hand. Gezien de krapte van de investeringsmiddelen wordt een versoberingstaakstelling van 10% op het aangevraagde budget voor 2013 toegepast. Hiermee komt de voorgestelde toekenning op € 5,5 mln. Binnen deze toekenningen kan eventueel gekozen worden voor een soberdere uitvoering of een hogere bijdrage van de ondernemers.
Voorstel
Voorstel is om in 2013 € 5,5 mln toe te kennen aan Buitenruimte Binnenstad. Met de toekenning voor 2013 wordt ook de verplichting aangegaan van € 1,8 mln in 2014 voor Buitenruimte Markthal en Buitenruimte Stadhuisplein. Over het toekennen van een bijdrage voor de aanpak van de tweede fase Meent, vergroening, quick wins / voorbereiding Coolsingel in 2014 wordt bij de volgende begroting een voorstel aan uw raad voorgelegd.
pagina 230 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
bedragen x € 1.000,-
Levendige Binnenstad Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-009 Centrum / Binnenstad Cultuur, sport en recreatie 2012 2014 Uitvoering 3.600 1.200 0.900 0 In 2013 wordt € 1,2 mln aangevraagd voor Levendige Binnenstad. Deze bijdrage is bedoeld voor een tiental projecten die programmering in de buitenruimte (sport en cultuur) bevorderen, kleinschalige (culturele) instellingen concentreren, het uitgaansaanbod verbreden, het straatniveau verlevendigen door plinten te verfraaien, gevels open te breken en om ruimte te maken voor creatieve sector. Daarnaast is er ook een budget ondergebracht om de promotie, hospitaliteit en gastvrijheid van de Rotterdamse binnenstad te verbeteren. Onderdeel is ook het Skatepark op de Blaak, dat versleten elementen kent en aan het einde is van zijn levensduur. Zonder fysieke ingreep zal het in 2013 sluiten. Private partijen hebben interesse om in natura aan de herontwikkeling van het Skatepark bij te dragen. In de onderhandelingen wordt aangestuurd op een resultaat waarbij de bijdrage door private partijen optimaal wordt benut om een substantiële bijdrage in de kosten te dekken. De bijdrage uit Levendige Binnenstad creëert de noodzakelijke hefboom hiervoor. Levendige Binnenstad is één van de vijf pijlers van het Programma Binnenstad. Het voorbeeld van de aanpak van het Skatepark past in de nieuwe regierol van de overheid en wordt om deze reden toegejuicht. Gezien de recente start van het programma en om flexibel in te spelen op energie en initiatief van stedelijke stakeholders zijn voor andere projecten nog geen (juridische) verplichtingen aangegaan. Vanuit maatschappelijk economisch oogpunt wordt het belang van een levendige binnenstad onderschreven. Gebaseerd op bovenstaand advies is het voorstel om in 2013 een beperkte bijdrage aan Levendige Binnenstad toe te kennen van € 0,9 mln.
Bijlagen | pagina 231
bedragen x € 1.000,-
Buitenruimte Binnenrotte Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-015 Centrum / Laurenskwartier Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 2010 2015 Uitvoering 17.900 10.400 1.900 5.600 In 2013 wordt € 8,6 mln aangevraagd voor Buitenruimte Binnenrotte. De herinrichting van de Binnenrotte is het sluitstuk van de gebiedsontwikkeling Laurenskwartier en heeft in combinatie met private bouwontwikkelingen tot doel het woon- en ondernemingsklimaat te herstellen. Uit een geactualiseerde raming blijkt dat meer nodig is dan eerder toegekend. Dit hogere bedrag is inclusief de kosten van de tijdelijke verplaatsing van de buitenmarkt en indexeringen. Behalve dat marktonderdelen ruimtelijk worden afgestemd, beoogt het project het westelijke en oostelijke deel van het Laurenskwartier aan elkaar te verbinden. Van het tekort wordt € 2,5 mln via Buitenruimte Binnenstad geregeld (deel Buitenruimte Markthal / Binnenrotte-Zuid). Een deel van de gevraagde bijdrage komt voort uit onomkeerbare contractuele verplichtingen rond de Markthal. Ook gezien het commerciële belang is het belangrijk dat buitenmarkt en binnenmarkt (Markthal) goed op elkaar aansluiten, met logische looproutes. Dit vraagt een nieuwe opstelling van de buitenmarkt. De herinrichting van de Binnenrotte is één van de weinige manieren om het aantal buitenkramen te verkleinen. Hierbij speelt het praktische voordeel dat de hele Binnenrotte in één keer wordt aangepakt. Aangezien de onderdelen Statendam, Bibliotheek en Blaak plateau extra (totaal € 1,1 mln) nog niet verplicht zijn, biedt dit ruimte om deze delen gezien de financiële krapte te heroverwegen. Het voorstel is om € 7,5 mln aan Buitenruimte Binnenrotte toe te kennen, waarvan € 1,9 mln in 2013. Dat leidt tot een doorlopende verplichting van € 5,6 mln in 2014. Er wordt geen bijdrage toegekend aan de delen Statendam, Bibliotheek en Blaak plateau Extra.
pagina 232 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
bedragen x € 1.000,-
Blaak Zuidzijde Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Gemeente (overig) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies Voorstel
IFR-006 Centrum / Waterstad Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 2008 2013 Uitvoering 8.800 5.200 500 1.500 1.000 600 In 2013 wordt € 1 mln aangevraagd voor Blaak Zuidzijde. Het gebied rondom de Blaak (tunnellocatie) en de Oude Haven is volop in ontwikkeling. Om het openbaar gebied er beter bij te laten aansluiten is in 2007 een bijdrage aangevraagd en toegekend. De bijdrage heeft betrekking op de buitenruimte van de Wijnhaven, Oude Haven, Verlengde Willemsbrug, Gelderse plein en de Blaak ter hoogte van de nieuwbouw, en het compenseren van 30 parkeerplaatsen ten behoeve van het Witte Huis. In 2010 is besloten om de toegekende middelen vrij te laten vallen als gevolg van vertraging in het project. Naderhand bleken er echter toch al verplichtingen te zijn aangegaan. Uw raad heeft bij de begroting 2012 besloten om het resterende benodigde bedrag van € 4,6 mln toe te kennen, waarvan € 3 mln in 2012 en het restant in latere jaren. Het voorstel is om € 1 mln aan Blaak Zuidzijde in 2013 toe te kennen. In 2014 resteert een verplichting van € 0,6 mln.
Bijlagen | pagina 233
bedragen x € 1.000,-
Stadshavens Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-027 Stadshavens Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 2006 2030 Uitvoering Onbekend 34.000 (incl. ECC, Kadeconstructie Fenixloodsen, Rijnhavenbrug) 31.000 Onbekend 2.400 1.100 In 2013 wordt € 3,9 mln aangevraagd voor Stadshavens. De aanvraag betreffen bijdragen in de voorbereiding van het bestemmingsplan Merwe/Vierhavens (mogelijkheid tot heffen van leges), aandeelhouderschap Science Port Holland, inzet van het cluster ten behoeve van de uitvoering Stadshavens, Grex stadshavens en het operationaliseren van PPPS Merwe/ vierhavens en uitvraag Rijnhaven. De herziening van het bestemmingsplan schept (mede) de voorwaarde om leges te heffen. Verder is de gemeente Rotterdam is trekker van Science Port Holland. Voor beide ‘verplichte’ onderdelen wordt voorgesteld om een bijdrage toe te kennen. Voor de niet-verplichte onderdelen geldt dat wij een besluit hebben genomen over het Masterplan Stadshavens waarvan Merwe/Vierhavens (M4H) een onderdeel is. De potentiële meerwaarde van programmatische ontwikkelingen in Merwe/Vierhavens op hoofdlijnen is aangetoond in een MKBA (2009) en dit heeft in 2011 geleid tot een geactualiseerde business case. De uitvoeringsvorm (PPS) al of niet gecombineerd met een publiek-privaat gebiedsontwikkelfonds (bv. JESSICA) biedt kansen, maar nog moet worden doorontwikkeld. De uitvoering dient gekoppeld te blijven aan de voorwaarde van transparante publieke business cases per deelproject c.q. marktpropositie, die in lijn zijn met toekomstige marktvraag en passen binnen een MKBAresultaat. Van belang is te benadrukken dat uw raad met het een besluit een aantal PPS-en voor te bereiden c.q. in uitvoering te brengen, een commitment aangaat waarvan de gevolgen verder reiken dan alleen 2013. Het voorstel is om € 2,4 mln aan Stadshavens in 2013 toe te kennen, waarvan € 0,8 mln verplicht is en de niet-verplichte onderdelen een taakstellend budget van 50% meekrijgen. Op basis van dit voorstel lopen in 2014 verplichtingen van in totaal € 1,1 mln door voor bestemmingsplannen, aandeelhouderschap en de onderdelen Grex Stadshavens en PPP Merwe/Vierhavens.
pagina 234 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
bedragen x € 1.000,-
Pact op Zuid Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Gemeente (overig) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-023 Zuid Meerdere beleidsvelden 2006 2012 Uitvoering 105.400 67.421 (inclusief trapvelden) 19.600 7.000 1.200 In 2013 wordt € 7 mln aangevraagd voor Pact op Zuid. In 2006 sloten verschillende woningcorporaties met de gemeente Rotterdam het ‘Pact op Zuid’. Hiervoor werd een brede aanpak, acties en samenwerkingsverbanden op alle mogelijke gebieden ingezet. Het programma verloopt volgens afgesproken tijdritme met een doorlooptijd t/m 2016. Met het Nationaal Programma Rotterdam Zuid wordt versnelling in het beoogde veranderingsproces gebracht en het programma Pact op Zuid wordt hiermee afgesloten. Per 1 januari 2012 is er voor € 102,8 mln aan beschikkingen / werkopdrachten afgegeven. Het gaat om contractuele verplichtingen die als bindend beschouwd moeten worden. Pas met de eindafrekening is er zicht op eventuele vrijval in het lopende programma. Er is nog € 8,2 mln nodig om op kasbasis aan verplichtingen te voldoen, het programma Pact op Zuid af te ronden en projecten te borgen binnen het Nationaal Programma. Voor het merendeel gaat het om het terugbetalen van een kaslening aan programma Bestaande Voorraad. Bestaande Voorraad heeft het bedrag vanaf 2012 nodig om aan verplichtingen te kunnen voldoen. Het voorstel is om € 7 mln aan Pact op Zuid in 2013 toe te kennen. In 2014 resteert een verplichting van € 1,2 mln.
Bijlagen | pagina 235
bedragen x € 1.000,-
Particuliere woningvoorraad Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-063 Stedelijk Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 2010 2018 Uitvoering 34.000 3.000 9.750 (ISV) 5.400 4.700 In 2013 wordt € 7,4 mln aangevraagd voor Particuliere woningvoorraad. Deze bijdrage is bedoeld voor de inspanning uit het collegewerkprogramma om deze periode 3.000 particuliere woningen in een verbeteraanpak te zetten. Het programma past in een lange termijn aanpak van particuliere woningen en is een vervolg op het programma Bestaande Voorraad uit de vorige periode. Het programma Particuliere woningvoorraad heeft, mede gezien de financiële krapte, een koerswijziging ingezet. De verbeteraanpak verschuift naar preventie van achterstallig onderhoud, waarbij oorzaken worden aangepakt en welwillende huiseigenaren gefaciliteerd, onder meer via VVE’s, meerjaren onderhoudsprogramma en de ‘verbetercoach’ aanpak. De aanpakken verschillen sterk in gemiddelde kosten. De mogelijkheid bestaat om alleen de verplichtingen per 1 maart 2012 uit te voeren, waarbij tenminste 1.998 woningen in aanpak worden genomen, inclusief de woningen onder ISV3. Het aantal aanschrijvingen met subsidie daalt door de koerswijziging, maar dit kan ten koste kan gaan van de meest kwetsbare woningen. Het programma heeft onderzocht welke mogelijkheden voor nieuwe financiering (in combinatie met waardecreatie) er zijn, maar heeft nog geen alternatief voor de grotere subsidietrajecten. Het programma heeft onderzocht in hoeverre met een alternatieve invulling, in combinatie met het vervullen van verplichtingen, vastgehouden kan worden aan de collegetarget van 3.000 woningen. Het voorstel is om € 5,4 mln aan Particuliere woningvoorraad in 2013 toe te kennen. Dit leidt tot verplichtingen van € 4,7 mln in 2014. Met deze bijdrage(n) wordt de inspanning voor deze collegeperiode om 3.000 particuliere woningen in een verbeteraanpak te zetten op scherp gesteld, mede door de nadruk te leggen op het type aanpak. Het resterend benodigde bedrag in de jaren 2015–2018 wordt meegenomen bij de actualisatie van de LTIP.
pagina 236 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
bedragen x € 1.000,-
Bestaande Voorraad Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-063 Stedelijk Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 2006 2010 Afgerond 70.000 29.670 31.330 (ISV) 800 (IFR) + 3.200 (ISV3) 5.000 In 2013 wordt € 4 mln aangevraagd voor Bestaande Voorraad. De gevraagde bijdrage betreft een financiële verplichting die gekoppeld is aan de realisatie van het target (aanpak 5.000 woningen) uit de vorige collegeperiode. Vastgesteld is dat de opgenomen woningen reeds ver in de fase van definitieve aanschrijving zijn, dat de subsidieaanvragen al in behandeling zijn genomen en er beschikkingen zijn afgegeven. Op dit moment lijkt de enige mogelijkheid om nadere keuzes te maken in dit pakket, een overweging om op grond van bestuurlijke redenen de subsidieverordening van aanschrijvingen bij te stellen. Het voorstel is om € 4 mln aan Bestaande voorraad (oud) in 2013 toe te kennen, waarvan € 0,8 mln uit het IFR en € 3,2 mln uit de vrije ruimte binnen het ISV3. In 2014 resteert een verplichting van € 5 mln.
bedragen x € 1.000,-
Monumenten Blijdorp Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR oud) Gemeente (overig) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-134 Noord / Blijdorp Cultuur, sport en recreatie 2012 2015 Uitvoering 5.300 1.500 500 300 1.500 1.500 In 2013 wordt € 1,5 mln aangevraagd voor Monumenten Blijdorp. De bijdrage aan Diergaarde Blijdorp is bedoeld voor de renovatie van drie monumentale dierenverblijven (Van Ravesteyn Monumenten). Het project bestaat uit drie fases (2013 t/m 2015); in elke fase wordt één monumentaal dierenverblijf gerenoveerd. Uw raad heeft bij de begroting 2012 besloten om eenmalig € 4,5 mln toe te kennen aan de gefaseerde renovatie van drie monumentale dierenverblijven en het bedrag evenredig te verdelen over de jaren 2012, 2013 en 2014. Deze middelen dragen bij aan het opvangen van de gevolgen van de afbouw van de structurele gemeentelijke subsidie met € 3 mln (waarbij een gemeentelijke subsidie van € 0,8 mln resteert). Hiermee wordt invulling gegeven aan de moties ‘Diergaarde Blijdorp’ (2007, 2009) en ‘Zachte landing bezuiniging Diergaarde Blijdorp’ (2010). In december 2011 is door de gemeente Rotterdam een beschikking afgegeven aan Diergaarde Blijdorp voor het volledige aangevraagde en toegekende bedrag. Dit is een subsidie zonder begrotingsvoorbehoud en moet derhalve worden gehonoreerd. Het voorstel is om € 1,5 mln aan Monumenten Blijdorp in 2013 toe te kennen. In 2014 resteert een verplichting van € 1,5 mln.
Bijlagen | pagina 237
bedragen x € 1.000,-
Vergroeningsopgave Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR – t/m 2012) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag
Advies
Voorstel
IFR-092 Stedelijk Ruimtelijke ontwikkeling en wonen 2011 2013 Uitvoering 3.350 2.350 1.000 0 In 2013 wordt € 1 mln aangevraagd voor de Vergroeningsopgave. De projecten binnen de Vergroeningsopgave, met name de projecten in de deelgemeenten, geven invulling aan de collegetarget: van vergrijzing naar vergroening van de 10 minst groene wijken. Dit betekent concreet de vergroening van 10 stenige plekken aanpakken, zodat aan het einde van de collegeperiode het areaal groen en water in de 10 minst groene wijken (totaal) groter is ten opzichte van situatie in 2010. Relatief kleine ingrepen (qua kostenniveau) in stenige buurten kunnen in de directe woonomgeving een gunstig effect hebben op waardeontwikkeling. Dit hangt uiteraard af van soort ingreep en locatie. Door het afmaken van structuren, concentratie van nieuw groen en een uitgekiende locatie gaat het niet om speldenprikken, maar wordt een bijdrage geleverd aan de beleving van vergroening. Een deel van de projecten wordt gerealiseerd in samenspraak met de bewoners en ondernemers. Bij deelgemeenten dalen budgetten door bezuinigingen. Er is in een groot aantal gevallen cofinanciering, in financiële zin en in de vorm van onderhoud en beheer door bewoners. Op bestuurlijk niveau is er in meerdere overleggen de verwachting bij de deelgemeenten gewekt dat er in 2013 middelen beschikbaar zijn. Deelgemeenten anticiperen hierop met voorstellen. Het voorstel is om € 1 mln aan de Vergroeningsopgave in 2013 toe te kennen. Een alternatieve financieringsbron voor dit project kan het Programma Duurzaam zijn, omdat de projecten binnen de Vergroeningsopgave bijdragen aan de programmadoelstelling. Echter, omdat er op dit moment geen ruimte lijkt in de begroting van het programma Duurzaam, wordt de bijdrage van € 1 mln voor 2013 vanuit het IFR toegekend. bedragen x € 1.000,-
Voorbereidingsbudget Algemeen Nummer Gebied Beleidsveld Planning Datum start uitvoering Datum verwachte oplevering Huidige fase Financiering Totaal Gemeente (IFR oud) Rijk, Provincie, Stadsregio Derden 2013 2014 Investeringsvoorstel Aanvraag Voorstel
IFR-165 Niet van toepassing Ruimtelijke ontwikkeling en wonen Doorlopend Doorlopend Doorlopend 7.600 4.600 1.500 1.500 Jaarlijks wordt binnen het investeringsvoorstel een reserve opgenomen voor voorbereidingskosten van projecten in de MIP en LTIP, zoals projecten in de Binnenstad, A13/A16 en Stadionpark. Het voorstel is om € 1,5 mln aan Voorbereidingsbudget in 2013 en € 1,5 mln in 2014 toe te kennen.
pagina 238 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Bijlage 8: Technische wijzigingen Beleidsmatige inspanning
Toelichting
Arbeidsparticipatie
Correcties RSO-kosten (oude stijl) Toerekening RSO-kosten (nieuwe stijl) Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
Totaal Arbeidsparticipatie Armoedebestrijding
B2014
B2015
Baten
B2013 Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
B2016 Saldo
0
-12.123
12.123
10.504
10.556
10.556
0
25.519
-25.519
-23.903
-22.264
-22.270
259
1.161
-902
-645
-553
-550
-1.677
-1.904
227
227
227
227
50.953
50.953
0
0
0
0
49.535
63.606
-14.071
-13.817
-12.034
-12.037
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-503
503
503
503
503
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
3.077
-3.077
-3.005
-2.923
-2.924
11
652
-641
-665
-670
-670
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
Trend begroting 2013
0
947
-947
0
0
0
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
0
0
0
0
0
0
Totaal Armoedebestrijding
11
4.173
-4.162
-3.894
-3.817
-3.818
Beheer algemene middelen
0
-244
244
250
254
254
18
318
-300
-294
-288
-286
201.945
170.122
31.823
26.953
13.904
11.973
29.225
29.225
0
0
0
0
231.188
199.421
31.767
26.909
13.870
11.941
Correcties uitname kosten RSO (oud) Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
Totaal Beheer algemene middelen Belastingen
Correcties uitname kosten RSO (oud)
-4.025
4.025
4.025
4.025
4.025
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
3.949
-3.949
-3.847
-3.743
-3.744
Trend begroting 2013
6.283
372
5.911
5.918
6.058
6.058
6.283
296
5.987
6.096
6.340
6.339
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-7.513
7.513
7.513
7.513
7.513
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
5.688
-5.688
-5.386
-5.123
-5.125
79
986
-907
-927
-925
-924
0
-755
755
755
755
755
-1.483
-1.483
0
0
0
0
-1.404
-3.077
1.673
1.955
2.226
2.225
Totaal Belastingen Besluitvorming en advisering College
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Besluitvorming en advisering College Besluitvorming en ondersteuning Raad
Trend begroting 2013
142
-142
-141
-141
-141
Totaal Besluitvorming en ondersteuning Raad
142
-142
-141
-141
-141 9.806
Bestuurlijke samenwerking
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
0
-9.810
9.810
9.856
12.337
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
0
0
0
0
0
0
-9.810
9.810
9.856
12.337
9.806
Totaal Bestuurlijke samenwerking Crisisbeheersing en handhaven openbare orde
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-790
790
790
790
790
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
1.041
-1.041
-1.017
-990
-990
6
1.009
-1.003
-501
-501
-501
-179
832
-1.011
-1.011
-1.011
-1.011
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
0
0
0
0
0
0
-173
2.092
-2.265
-1.739
-1.712
-1.712
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-358
358
358
358
358
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
449
-449
-438
-426
-426
21
1.745
-1.724
-1.719
-1.703
-1.704
0
100
-100
-100
-100
-100
-3.521
-3.521
0
0
0
0
-3.500
-1.585
-1.915
-1.899
-1.871
-1.872
Totaal Crisisbeheersing en handhaven openbare orde Cultureel klimaat
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Cultureel klimaat Dienstverlening
Correcties uitname kosten RSO (oud)
-101.529
-7.442
-94.087
-92.367
-90.956
-90.749
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
-124.188
124.188
117.608
111.616
111.529
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Dienstverlening
662
1.083
-421
-463
-375
-373
-540
-14.690
14.150
18.883
23.353
23.413
8.351
8.351
0
0
0
0
-93.056
-136.886
43.830
43.661
43.638
43.820
Vervolg tabel zie volgende pagina Bijlagen | pagina 239
Vervolg tabel vorige pagina Beleidsmatige inspanning
Toelichting
B2014
B2015
B2016
Baten
Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad
Trend begroting 2013
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
-10
0
-10
-1
0
2
0
0
0
0
0
0
720
720
0
0
0
0
710
720
-10
-1
0
2
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-1.057
1.057
1.057
1.057
1.057
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
1.985
-1.985
-1.924
-1.855
-1.855
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
Totaal Duurzame mobiliteit en verkeersveilige stad Economische structuur en vestigingsklimaat
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Economische structuur en vestigingsklimaat Geweld en (jeugd-) overlast
-417 2.095
0
0
0
0
0
0
149
-46
195
701
880
880
0
0
0
0
0
-407
-379
-369
-369
Trend begroting 2013 Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
0
171
-171
-148
-147
-147
-363
-1.727
1.364
192
192
192
0
0
0
0
0
0
-363
-1.149
786
-335
-324
-324
223
1.374
-1.151
-1.258
-1.267
-1.264
-9.016
1.252
-10.268
-10.268
-10.268
-10.268
567
567
0
0
0
0
-8.226
3.193
-11.419
-11.526
-11.535
-11.532
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-1.393
1.393
1.396
1.396
1.396
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
2.181
-2.181
-2.127
-2.069
-2.070
Totaal Heel (maken v/d stad)
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
13
705
-692
-663
-655
-655
-19.215
-914
-18.301
-18.341
-18.357
-18.357
0
0
0
0
0
0
-19.202
579
-19.781
-19.735
-19.685
-19.686
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-1.211
1.211
1.210
1.209
1.209
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
2.838
-2.838
-2.770
-2.695
-2.696
Totaal Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
Trend begroting 2013
0
1.199
-1.199
-1.180
-1.172
-1.172
-738
-2.269
1.531
892
910
910
0
0
0
0
0
0
-738
557
-1.295
-1.848
-1.748
-1.749
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-2.381
2.381
2.381
2.381
2.381
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
2.960
-2.960
-2.891
-2.812
-2.813
52
3.354
-3.302
-3.311
-3.239
-2.910
0
5.218
-5.218
-5.197
-1.397
2.303
15.761
15.761
0
0
0
0
15.813
24.912
-9.099
-9.018
-5.067
-1.039
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-3.650
3.650
3.650
3.650
3.650
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
3.367
-3.367
-3.288
-3.191
-3.192
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Kwetsbare personen en huiselijk geweld
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Leer- en schoolprestaties
Trend begroting 2013
213
2.339
-2.126
-2.022
-1.906
-1.935
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
0
-565
565
1.970
2.117
2.152
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
-1
-1
0
0
0
0
212
1.490
-1.278
310
670
675
Totaal Maatschappelijke participatie Milieu en duurzaamheid
-417 2.095
407
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
Maatschappelijke participatie
-419 1.987
0
Totaal Geweld en (jeugd-)overlast
Leer- en schoolprestaties
-419 1.542
0
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
Kwetsbare personen en huiselijk geweld
438 -1.412
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
Jeugdgezondheidszorg en opvoeding
19 130
Correcties uitname kosten RSO (oud) Trend begroting 2013
Heel (maken v/d stad)
B2013
Trend begroting 2013
0
563
-563
-523
-365
-365
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
0
-367
367
367
367
367
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
0
0
0
0
0
0
0
196
-196
-156
2
2
Totaal Milieu en duurzaamheid
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 240 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina Beleidsmatige inspanning
Toelichting
B2014
B2015
B2016
Baten
Participatie jeugd
Lasten
Saldo
Saldo
Saldo
Saldo
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-1.195
1.195
1.195
1.195
1.195
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
1.733
-1.733
-1.692
-1.646
-1.646
Trend begroting 2013
72
226
-154
-157
-158
-158
0
2.080
-2.080
-2.080
-2.080
-2.080
1.900
1.900
0
0
0
0
1.972
4.744
-2.772
-2.734
-2.689
-2.689
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-25.401
25.401
25.401
25.401
25.401
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
30.472
-30.472
-27.826
-26.856
-26.863
Trend begroting 2013
5.604
10.242
-4.638
-3.775
-3.716
-3.603
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
5.325
-3.797
9.122
8.647
8.655
8.541
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
5.526
5.526
0
0
0
0
16.455
17.042
-587
2.447
3.484
3.476
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Participatie jeugd Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling
Totaal Ruimtelijke ordening en gebiedsontwikkeling Schoon (maken v/d stad)
Correcties uitname kosten RSO (oud)
-5.854
5.854
5.972
4.721
4.721
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
12.209
-12.209
-11.924
-10.378
-10.381
2.650
2.821
-171
-171
-171
-171
0
0
0
0
0
0
2.650
9.176
-6.526
-6.123
-5.828
-5.831
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-3.317
3.317
3.317
3.317
3.317
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
3.332
-3.332
-3.126
-3.021
-3.022
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Schoon (maken v/d stad) Stedelijke bereikbaarheid
Trend begroting 2013 Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
0
0
0
-4.388
-4.683
-4.512
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-7.922
7.922
7.697
7.481
7.274
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
4.403
-4.403
-4.167
-3.930
-3.813
767
1.310
-543
-498
-637
-638
-1.244
393
-1.637
-1.828
-1.721
-1.593
Trend begroting 2013
-26.646
-26.646
0
0
0
0
-27.123
-28.462
1.339
1.204
1.193
1.230
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-6.680
6.680
6.680
6.680
6.680
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
2.724
-2.724
-2.639
-2.539
-2.540
3.017
3.085
-68
-91
-90
-90
0
68
-68
806
971
971
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
0
0
0
0
0
0
3.017
-803
3.820
4.756
5.022
5.021
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-1.851
1.851
1.849
1.850
1.850
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
3.171
-3.171
-3.096
-3.013
-3.014
Totaal Vastgoed
Trend begroting 2013
15
430
-415
-410
-381
-381
-1.287
505
-1.792
-1.703
-97
-97
0
0
0
0
0
0
-1.272
2.255
-3.527
-3.360
-1.641
-1.642
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-4.178
4.178
4.178
4.178
4.178
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
6.836
-6.836
-6.677
-6.495
-6.498
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Volksgezondheid
Trend begroting 2013
185
815
-630
-632
-629
-628
-923
22
-945
-1.231
-1.290
-1.228
3.300
3.300
0
0
0
0
2.562
6.795
-4.233
-4.362
-4.236
-4.176
Correcties uitname kosten RSO (oud)
0
-2.441
2.441
2.441
2.441
2.441
Toerekening RSO-kosten nieuwe stijl
0
5.847
-5.847
-5.486
-5.278
-5.278
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen Neutraal binnen beleidsmatige inspanning Totaal Wijkveiligheid
Trend begroting 2013
Eindtotaal
-1.161 -3.646
0
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
Totaal Wonen
-1.161 -3.818
-3.409
Trend begroting 2013
Wonen
-1.166 -3.413
2.317
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
Wijkveiligheid
-1.144 -2.250
2.438
Totaal Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
Volksgezondheid
1.302 -1.438
2.438
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
Vastgoed
158 -3.688 -1.092
Totaal Stedelijke bereikbaarheid Topsport en vergroten deelname sport en recreatie
B2013
383
706
-323
-263
-267
-278
Neutraal met andere beleidsmatige inspanningen
-4.443
4.348
-8.791
-9.511
-9.547
-9.542
Neutraal binnen beleidsmatige inspanning
30.858
30.858
0
0
0
0
26.798
39.318
-12.520
-12.819
-12.651
-12.657
201.206
201.206
0
0
0
0
Bijlagen | pagina 241
Bijlage 9: Taakmutaties
Taakmutaties die zijn overgeheveld vanuit de beleidsmatige inspanning Beheer algemene middelen Impuls Brede scholen combinatiefuncties Overbruggingsuitkering Antillianengemeenten Veiligheidshuizen Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid Jeugd Voortijdig schoolverlaten RMC-regio’s G4 Zichtbare schakels Centra voor Jeugd en Gezin Wet maatschappelijke ondersteuning/Huishoudelijke verzorging Versterking toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang Vrouwenopvang Maatschappelijke opvang en OGGz Centra voor jeugd en gezin Digitaal klantendossier LHBT-emancipatiebeleid Uitvoeringskosten inburgering Wet maatschappelijke ondersteuning/Huishoudelijke verzorging Transitiekosten decentralisatie AWBZ begeleiding naar WMO
Beleidsmatige inspanning 3.2 4.2 4.2 5.1 5.1 5.1 6.1 6.1 / 6.2
2013
2014
2015
2016
323 -1.172 774 1.400 3.800 2.300 1.612 17.667
323
323
323
774 1.400 3.800 2.300 1.612 17.667
774 1.400 0 2.300 0 17.667
774 0 0 0 0 17.667
6.1 / 6.2 / 6.3 6.2 6.3 6.3 6.2 7.1 7.2 7.2
-221 -522 884 -313 88 -56 50 -1.247
-221 -532 884 -313 88 -56 50 -1.276
-221 -534 884 -313 88 -56 0 -1.281
-221 -534 884 -313 88 -56 0 -1.316
7.2
-1.033
-919
-928
-928
7.2
911 25.245
25.581
20.103
16.368
Bijlage 10: EMU-saldo
Het EMU-saldo is het saldo van de inkomsten en uitgaven van de totale overheid, en komt vrijwel overeen met het vorderingensaldo van de overheid uit de Nationale rekeningen. Niet-financiële transacties betaald aan derden beïnvloeden het EMU-saldo nadelig, zoals salarissen, betaalde rente, aankoop goederen en diensten, investeringen en verstrekte overdrachten en subsidies. Niet-financiële transacties ontvangen van derden beïnvloeden het EMU-saldo voordelig, zoals ontvangen rente, dividend, desinvesteringen, belastingen en ontvangen overdrachten. Op basis van de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido) behoort ingrijpen tot de mogelijkheden bij een dreigende overschrijding van het 3% EMU-tekort voor zover dit wordt veroorzaakt door een ongewenste ontwikkeling van het EMU-saldo van de lokale overheid. Met het oog op goede informatievoorziening is in een Bestuurlijk Overleg tussen de ministeries van BZK en Financiën en de VNG en IPO afgesproken dat in het vervolg een raming van het eigen EMU-saldo wordt opgenomen in de begroting. Het ministerie van Financiën heeft hiervoor het volgende formaat opgesteld.
Bijdrage gemeente Rotterdam in het EMU-saldo
Omschrijving Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves Afschrijvingen ten laste van de exploitatie Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. Baten voorzover transacties niet op exploitatie verantwoord Lasten op balanspost Voorzieningen Lasten ivm transacties met derden, rechtstreeks ten laste van de reserves Verkoop van effecten Berekend EMU-saldo
pagina 242 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
+ + + + + + +
2012 -183.409 158.385 39.297 222.189 0 0 217.800 141.800 39.297 0 0 -323.213
2013 -106.745 159.267 31.208 297.000 0 0 239.100 154.500 31.208 0 0 -329.078
Bijlagen | pagina 243
Audit Services Rotterdam Gemeentearchief Rotterdam Gemeentebelastingen Rotterdam Bibliotheek Stadsontwikkeling* Gemeentewerken Gemeentelijke Gezondheidsdienst Publiekszaken Rotterdam Roteb Bestuursdienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving Sociale Zaken en Werkgelegenheid Sport en Recreatie Stadstoezicht Servicedienst Rotterdam Dienst Kunst en Cultuur Kostenplaats Raad Kostenplaats Concern Financiën
Rek 2011 4.464 5.099 14.043 12.616 102.341 119.510 34.886 16.752 96.523 40.122 23.520 111.736 35.387 59.611 57.844 1.942 3.846 nvt 740.242
Begr 2012 4.329 4.661 15.038 12.194 91.114 113.230 33.011 14.428 98.116 36.775 27.566 95.669 33.888 59.358 55.382 1.756 3.708 nvt 700.223
Loonkosten “Begr 2013 (prijspeil 2012)” nvt 4.747 15.277 nvt 91.049 100.648 32.537 14.364 92.412 40.384 24.884 99.379 33.351 58.841 57.908 1.912 5.084 nvt 672.777
bedragen x €1.000,-
Rek 2011 57 90 228 230 1.439 1.950 512 269 1.968 496 362 1.846 695 1.192 886 25 48 nvt 12.293
(in fte’s)
Begr 2012 53 91 239 230 1.250 1.870 512 253 2.038 490 408 1.790 715 1.202 864 25 49 nvt 12.079
Bezetting
Begr 2013 nvt 85 228 nvt 1.280 1.668 485 240 1.900 513 378 1.705 655 1.160 1.026 26 50 nvt 11.398
in (%)
Rek 2011 7,6 6,6 7,5 6,0 5,1 4,9 6,3 8,4 9,5 4,2 5,2 5,6 7,2 8,8 4,8 7,3 4,6 nvt
Begr 2012 8,0 5,0 7,0 6,2 5,7 4,5 4,8 5,5 8,5 3,0 5,0 5,3 7,5 7,5 4,2 5,0 3,5 nvt
Ziekteverzuim
* Stadsontwikkeling = OBR en dS+V, incl. kostenplaats economie NB. In verband met de verzelfstandiging van de Bibliotheek en de ontmanteling van de ASR per 1-1-2013 zijn deze niet meer meegenomen in de begroting van 2013
ASR GAR GBR BIBL SO GW GGD PZR ROTEB BSD JOS SOZAWE SenR STZ SDR dKC Kpl. Raad CF
Afkorting dienst
Bijlage 11: Kengetallen bedrijfsvoering
Begr 2013 nvt 6,5 6,0 nvt 4,5 4,4 5,2 7,0 7,5 3,0 5,0 5,8 7,5 7,0 4,1 4,0 3,5 nvt
Rek 2011 397 83 1.419 638 4.664 8.428 1.473 3.484 6.840 2.926 1.145 4.173 1.833 3.757 9.442 132 273 81 51.188
Begr 2012 178 198 1.394 161 8.240 4.712 1.439 1.983 7.549 3.478 2.118 2.974 2.755 2.431 14.406 336 194 20 54.566
Begr 2013 nvt 102 1.563 nvt 1.390 2.764 1.150 187 5.968 1.857 1.192 3.030 550 2.269 12.719 150 235 0 35.126
Inhuur externen
bedragen x €1.000,-
Bijlage 12: Stapeling van bezuinigingen Totaal ombuigingen begroting 2011 begroting 2012 begroting 2013 Totaal Volksgezondheid, jeugd en welzijn Begroting 2011 Ouderconsulenten Subsidies Kwetsbare personen en huiselijk geweld Inbedden Jeugdconsul in bestaande organisatie Subsidies Volksgezondheid en zorg Maatschappelijke opvang Subsidies Stedelijk Welzijn Individuele voorzieningen WMO Bijzondere bijstand Bezuinigingen programma’s jeugd Subtotaal Begroting 2012 Eerste lijn PvA MO Lokale Zorg Netwerken (LZN) IZB milieu en hygiëne Zorgregie Centrum voor Jeugd en Gezin Onderwijsopvangvoorzieningen Deel schrappen doelsubsidie BOOR Jeugdbeleid Jeugdketen Preventie Jeugd en gezonde school Subtotaal Begroting 2013 Mensen met beperking Individuele voorzieningen Halveren subsidie BZ ommeb Grensstrook Doorlichting keten MO Subtotaal Subtotaal
2012 111.840 202.737 100 314.677
2013 174.272 248.908 71.451 494.631
2014 224.789 270.627 63.151 558.567
2015 224.789 278.315 69.491 572.595
2016 224.789 278.315 62.291 565.395
2012
2013
2014
2015
2016
0 280 517 400 3.987 1.133 5.832 4.000 2.068 18.217
430 420 733 510 5.214 1.406 10.817 5.000 2.452 26.982
820 560 950 620 6.379 1.657 12.312 6.000 2.400 31.698
820 560 950 620 6.379 1.657 12.312 6.000 2.400 31.698
820 560 950 620 6.379 1.657 12.312 6.000 2.400 31.698
831 1.588 700 200 300 500 500 300 500 500 500 6.419
1.201 1.955 700 200 300 500 500 300 500 1.000 500 7.656
1.301 1.955 700 200 300 500 500 300 500 1.000 500 7.756
1.520 1.955 700 200 300 500 500 300 500 1.000 500 7.975
1.520 1.955 700 200 300 500 500 300 500 1.000 500 7.975
0 24.636
500 2.000 1.500 830 1.200 6.030 40.668
500 1.200 1.500 930 1.200 5.330 44.784
500 3.000 1.500 930 1.200 7.130 46.803
500 3.000 1.500 930 1.200 7.130 46.803
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 244 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina
Onderwijs participatie en werk Begroting 2011 Subsidies jeugd en onderwijs Werkwerken kinderen Basisonderwijs Onderwijsmuseum Fed. Onderwijskoepels Openbaar Onderwijs (FOKOR) Subsidies Participatie Uitvoering werk en inkomen (participatiebudget) Extra opbrengst handhaven en terugvorderen W&I Afbouw Natuur-en Milieueducatielessen Voortgezet Onderwijs Subtotaal Begroting 2012 WWB Volume en prijs Aanscherpen WIJ Bestuursakkoord Compensatie P naar I deel Nog in te vullen maatregelen Maatregelen WSW Maatregelen armoede Onderwijsbeleid (JOS) Leerlingenvervoer (JOS) Onderwijs Subtotaal Begroting 2013 Programma’s GGD Onderwijs Aftoppen CWP onderwijs na schooljaar 2012 2013 Afbouw subsidiesonderwijs Subtotaal Subtotaal Sport en cultuur Begroting 2011 Huurtarieven commerciële partijen Vestigingsbeleid bibliotheek Subsidies Sport en recreatie Subtotaal Begroting 2012 Cultuurplan Ombuiging cultuur Subtotaal Begroting 2013 Aftoppen CWP intensivering Sport Subtotaal Subtotaal
2012
2013
2014
2015
2016
350 200 54 2.000 10.500 5.000
350 320 108 4.275 14.750 5.000
350 490 162 6.900 20.000 5.000
350 490 162 6.900 20.000 5.000
350 490 162 6.900 20.000 5.000
35 18.139
70 24.873
70 32.972
70 32.972
70 32.972
66.970 10.000 20.000 10.000 10.000 10.000 4.000 1.500 500 1.000 133.970
66.970 10.000 20.000 10.000 25.780 11.000 4.000 2.000 500 2.500 152.750
66.970 10.000 20.000 10.000 28.030 12.000 4.000 3.200 500 2.500 157.200
66.970 10.000 20.000 10.000 28.030 13.000 4.000 3.200 500 2.500 158.200
66.970 10.000 20.000 10.000 28.030 13.000 4.000 3.200 500 2.500 158.200
100 100 152.209
1.900 5.000 3.600 800 11.300 188.923
1.900 5.000 4.200 1.300 12.400 202.572
1.900 5.000 5.500 1.550 13.950 205.122
1.900 5.000 5.300 1.550 13.750 204.922
2012
2013
2014
2015
2016
50 900 1.265 2.215
50 1.800 2.480 4.330
50 2.100 3.600 5.750
50 2.100 3.600 5.750
50 2.100 3.600 5.750
1.500 0 1.500
4.000 800 4.800
4.000 800 4.800
4.000 800 4.800
4.000 800 4.800
0 3.715
1.000 1.000 10.130
2.000 2.000 12.550
0 0 10.550
0 0 10.550
Vervolg tabel zie volgende pagina
Bijlagen | pagina 245
Vervolg tabel vorige pagina
Veiligheid Begroting 2011 Stadsmariniers Efficiency toezicht en handhaving Subtotaal Begroting 2012 In elk van de vier regio’s één handhavingsteam minder Afbouwen toezicht fiets- en voetgangers-deel Maastunnel Team milieucontroles Subtotaal Begroting 2013 Korting stedelijk mobiel team jongerenwerk Subtotaal Subtotaal Economie, haven, duurzaamheid en infrastructuur Begroting 2011 Economie Evenementen en festivals en marketing Revitalisering bedrijventerreinen Incentives Rotterdam Investment Agency Milieu DMCR (5%) Bodemsanering Besparing apparaat Subtotaal Begroting 2012 Autobereikbaarheid; Uitvoeringsprogramma Verkeer en Vervoer Verkeerslichten OV65+ doelgroepbeleid Taakstelling SO/ economie Subtotaal Begroting 2013 Economie programma Aftoppen CWP Duurzaamheid Subtotaal Subtotaal
2012
2013
2014
2015
2016
990 800 1.790
990 800 1.790
1.323 800 2.123
1.323 800 2.123
1.323 800 2.123
3.400 750 1.900 6.050
3.400 750 1.900 6.050
3.400 750 1.900 6.050
3.400 750 1.900 6.050
3.400 750 1.900 6.050
0 7.840
300 300 8.140
300 300 8.473
300 300 8.473
300 300 8.473
2012
2013
2014
2015
2016
1.000 1.000 200
1.000 1.000 200
1.000 1.000 200
880 205 80 3.365
880 205 80 3.365
880 205 80 3.365
1.000 1.000 200 0 880 205 80 3.365
1.000 1.000 200 0 880 205 80 3.365
1.900 400 3.000 1.500 6.800
1.767 0 3.000 1.500 6.267
2.067 0 3.000 1.500 6.567
2.767 0 3.000 1.500 7.267
2.767 0 3.000 1.500 7.267
0 10.165
2.000 1.500 3.500 13.132
2.000 1.500 3.500 13.432
2.000 0 2.000 12.632
2.000 0 2.000 12.632
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 246 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina
Wonen, RO, buitenruimte en gebiedsontwikkeling Begroting 2011 Taakreducties RO en Verkeer & Vervoer 40% minder toezicht en handhaving gebouwen Funderingsloket 50% minder inzet afdeling verkeer en vervoer Heffen leges monumenten Cultuurhistorie en monumentenbeleid Ontwikkelingstaken stadsvisie, lobby en beleid RO Kernregistratie t.b.v. PZR en Belastingdienst Woondiensten/huurteams, en minder beleid Taakreducties gebiedsontwikkeling en grondbeleid Buitenruimte Dekking investeringsopgave (bundeling, vrijval, rente) Subtotaal Begroting 2012 Onderhoud temporiseren (Gemeentewerken) Innovatie systemen (buitenruimte) Duurzaam Concernhuisvesting (Sozawe, S&R en STZ) S&R (sportaccomodaties) Vervangen deelgemeentelijke objecten uitstellen tot 2013 25% veegkosten betalen uit rioolheffingsoverschot 2010 verminderen aantal plantenschalen onderhoudsbesparing door verkoop molens Bestuurlijk overleg met recreatieschappen Subtotaal Begroting 2013 Aftoppen CWP intensiveringen Stadsvisie Centralisatie verlichting & bruggen Temporiseren beheer en onderhoud buitenruimte Subtotaal Subtotaal Stadsinitiatieven Begroting 2011 Subtotaal Begroting 2012 Stadsinitiatieven Bewonersinitiatieven (stedelijk deel) Subtotaal Begroting 2013 Aftoppen CWP Stadsinitiatieven Subtotaal Subtotaal Kostendekkendheid tarieven Begroting 2011 Subtotaal Begroting 2012 kostendekkendheid ASH scenario D kostendekkendheid Riolen kostendekkendheid wabo Precario 20% verhogen Subtotaal Begroting 2013 Subtotaal Subtotaal
2012
2013
2014
2015
2016
1.011 70 728 162 112 650 292 289 20.000 6.000 13.000 42.314
1.517 106 1.092 243 168 975 438 433 20.000 6.000 16.000 46.972
2.022 141 1.456 324 224 1.300 584 578 20.000 6.000 19.000 51.629
2.022 141 1.456 324 224 1.300 584 578 20.000 6.000 19.000 51.629
2.022 141 1.456 324 224 1.300 584 578 20.000 6.000 19.000 51.629
2.300 250 700 700 1.026 2.000 5.000 200 150 0 12.326
0 250 0 700 850 2.000 0 200 150 1.103 5.253
0 250 0 700 628 2.000 0 200 150 1.103 5.031
0 250 0 700 408 2.000 0 200 150 1.103 4.811
0 250 0 700 408 2.000 0 200 150 1.103 4.811
0 54.640
0 800 4.000 4.800 57.025
10.000 800 0 10.800 67.460
10.000 800 0 10.800 67.240
10.000 800 0 10.800 67.240
2012
2013
2014
2015
2016
0
0
0
0
0
1.000 250 1.250
2.000 250 2.250
1.000 250 1.250
-3.000 250 -2.750
-3.000 250 -2.750
0 1.250
500 500 2.750
1.500 1.500 2.750
2.000 2.000 -750
0 0 -2.750
2012 0 0
2013 0 0
2014 0 0
2015 0 0
2016 0 0
7.560 0 3.000 700 11.260
11.620 5.000 3.000 700 20.320 0 0 20.320
15.700 5.000 3.000 700 24.400 0 0 24.400
15.700 5.000 3.000 700 24.400 0 0 24.400
15.700 5.000 3.000 700 24.400 0 0 24.400
0 11.260
Vervolg tabel zie volgende pagina
Bijlagen | pagina 247
Vervolg tabel vorige pagina
Organisatie en financiën, bedrijfsvoering en deelgemeenten Begroting 2011 Dienstverlening Roerende zaakbelasting Kostendekkende afvalstoffenheffing Gemeenschappelijke regelingen Deelgemeenten trap op trap af Coördinatie gebiedsgericht werken Communicatie onderwijsbeleid Onderzoek Efficiency sport en recreatie Efficiency lokale zorgnetwerken Organisatie fysiek Efficiency Piekfijnwinkels en Fietspunt Aanpassing Milieupark HvH Stroomlijning exploitatie parkeerproducten Minder audits ASR Besparing efficiente inkoop Versoberen arbeidsvoorwaardenpakket Efficiency interne verrekeningen Additionele inkrimping organisatie Besparingen communicatiefunctie Beheer en exploitatie parkeren voorziening aanloopverliezen en frictie Subtotaal Begroting 2012 Van Montfrans (stedelijk en deelgemeentelijk) Organisatie Gemeentelijke Overheid Rotterdam (gemeentelijk en deelgemeentelijk) Soberheidskorting/trend Subtotaal Begroting 2013 Jongerenactiviteiten Motie 31: Participatie Parkeergarages Motie 31: Beheer buitenruimte Motie 31: Stadsreiniging Motie 31: Milieupark Krimp stadstoezicht Motie 31: Beveiliging Gebouwen Taakstelling inkoop Correctie kaderbrief Versnelling Krimptaakstelling Subtotaal Subtotaal Totaal
pagina 248 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2012
2013
2014
2015
2016
4.150 500 0 4.000 955 520 400 500 35 200 0 1.500 200 950 590 5.000 5.300 4.000 10.000 5.000 2.000 -20.000 25.800
4.150 500 3.500 4.000 9.710 520 400 500 70 300 0 1.500 200 1.500 810 10.000 5.300 6.000 15.000 5.000 2.000 -5.000 65.960
4.150 500 7.000 4.000 20.064 520 400 500 105 400 6.000 1.500 200 1.500 1.113 10.000 6.300 6.000 20.000 5.000 2.000 0 97.252
4.150 500 7.000 4.000 20.064 520 400 500 105 400 6.000 1.500 200 1.500 1.113 10.000 6.300 6.000 20.000 5.000 2.000 0 97.252
4.150 500 7.000 4.000 20.064 520 400 500 105 400 6.000 1.500 200 1.500 1.113 10.000 6.300 6.000 20.000 5.000 2.000 0 97.252
5.162
6.562
6.573
6.562
6.562
6.000 12.000 23.162
25.000 12.000 43.562
39.000 12.000 57.573
49.000 12.000 67.562
49.000 12.000 67.562
0 48.962
321 0 2.000 0 0 0 4.000 0 5.000 2.700 30.000 44.021 153.543
321 0 3.000 0 0 0 4.000 0 5.000 0 15.000 27.321 182.146
321 40 3.000 1.400 10.000 650 4.000 3.900 5.000 0 5.000 33.311 198.125
321 40 3.000 1.400 10.000 650 4.000 3.900 5.000 0 0 28.311 193.125
330.773
510.735
574.679
588.715
581.523
Bijlage 13: Overzicht projecten IFR Hieronder is een overzicht van alle projecten die tot en met 2012 zijn toegekend vanuit het IFR opgenomen, aangevuld met het investeringsvoorstel voor 2013 (en deel juridisch verplicht in 2014). In dit overzicht zijn ook de afgeronde projecten opgenomen en wordt een onderscheid gemaakt in de activeerbare investeringen en out-of-pocket investeringen. bedragen x € 1.000,-
Aanwending Investeringsfonds Rotterdam Centrum Blaak Zuidzijde Buitenruimte Binnenstad Buitenruimte Museumpark Buitenruimte Laurenskwartier Buitenruimte Vlasmarkt Coolsingel en Schiedamse Dijk Cruiseterminal Erasmus University College Fysieke markering brandgrens Herinrichting Nieuwe Binnenweg Herinrichting Spoor- en Provenierssingel Herontwikkeling Gouvernestraat KT Inbreng bestaande gemeentelijke panden Levendige Binnenstad (cultuur) Museumparkgarage Ondergrondse waterberging Museumparkgarage Ondergrondse straat Kruispleingarage Oude Luxor Randstadrail Renovatie De Doelen Rotterdam Centraal Rotterdam Port Experience (RPEX) Rotterdamse Schouwburg Rotterdamse Stijl Stadspromotiecentrum Verbouwing NAi Voetgangersbrug Wijnhaveneiland Weenatunnel Totaal Centrum waarvan afgerond out-of-pocket waarvan afgerond investering waarvan lopend out-of-pocket waarvan lopend investering waarvan nieuw 2013 out-of-pocket waarvan nieuw 2013 investering
Nummer
I/O
Status
Totaal
IFR-005 IFR-009 IFR-012 IFR-015 IFR-009 IFR-033 IFR-047 IFR-169 IFR-050 IFR-168 IFR-053 IFR-098 IFR-016 IFR-009 IFR-039 IFR-039 IFR-158 IFR-074 IFR-071 IFR-058 IFR-044 IFR-061 IFR-065 IFR-060 IFR-072 IFR-064 IFR-009 IFR-044
O O O O O O I I O O O O O O O O I I I O O O I O O O I I
lopend + nieuw 2012 lopend + nieuw afgerond lopend + nieuw lopend afgerond lopend lopend afgerond lopend lopend lopend lopend lopend + nieuw afgerond afgerond lopend afgerond afgerond afgerond lopend afgerond afgerond lopend afgerond afgerond lopend afgerond
6.800 75.900 800 16.900 800 1.000 3.200 2.000 382 575 6.250 700 3.300 2.100 30.000 4.200 38.993 3.200 23.950 7.100 57.900 1.500 2.490 19.550 184 1.500 1.270 35.400 347.944
O I O I O I
afgerond afgerond lopend lopend nieuw nieuw
Aanwending Investeringsfonds Rotterdam Zuid ECC (Rondje Rijnhaven / Maashaven) Herinrichting Zuidplein Kadeconstructie Fenixloodsen Kaderuimte SS Rotterdam Ontsluitingsweg Heijplaat Pact op Zuid Pact op Zuid trapveldjes Parkstad Hilledijk RDM / Heijplaat Rijnhavenbrug Stadshavens (diverse projecten)
Nummer
I/O
IFR-027 IFR-067 IFR-027 IFR-164 IFR-027 IFR-023 IFR-023 IFR-070 IFR-027 IFR-027 IFR-027
O O O O I O O O O I O
Status
Totaal
lopend afgerond lopend afgerond lopend lopend + nieuw lopend lopend lopend afgerond lopend + nieuw
3.700 1.120 3.333 5.100 1.000 71.921 3.700 2.500 5.000 10.240 19.260
Vervolg tabel zie volgende pagina
Bijlagen | pagina 249
Vervolg tabel vorige pagina
Zuid Sporthal Motorstraat Sportpaleis Ahoy Topsportcentrum Urban Culture Podium Visie Voetbal Vitaal Waterbus RDM terrein Zorgboulevard Totaal Zuid waarvan afgerond out-of-pocket waarvan afgerond investering waarvan lopend out-of-pocket waarvan lopend investering waarvan nieuw 2013 out-of-pocket waarvan nieuw 2013 investering
IFR-082 IFR-062 IFR-002 IFR-028 IFR-049 IFR-167 IFR-076
O O I O I O O
lopend afgerond afgerond lopend afgerond afgerond lopend
3.040 10.200 23.700 11.000 16.600 650 4.400 196.464
O I O I O I
afgerond afgerond lopend lopend nieuw nieuw
0
Status
Totaal 4.400 3.000 6.000 1.240 2.900 4.500 8.300 4.050 2.500 13.100 7.000 56.990
Aanwending Investeringsfonds Rotterdam Noord Fort Hoek van Holland Herinrichting Oranjebuitenpolder Hockeyveld HCR Kindcluster Nesselande Leonidas Monumenten Blijdorp Oostelijk Zwembad Park Zestienhoven Plaswijckpark Roeibaan Eendragtspolder Van Maanenbad (binnen) Totaal Noord waarvan afgerond out-of-pocket waarvan afgerond investering waarvan lopend out-of-pocket waarvan lopend investering waarvan nieuw 2013 out-of-pocket waarvan nieuw 2013 investering
Nummer
I/O
IFR-035 IFR-052 IFR-036 IFR-055 IFR-069 IFR-134 IFR-041 IFR-042 IFR-130 IFR-043 IFR-029
O O I I O O I O O I I
lopend lopend afgerond afgerond afgerond lopend + nieuw lopend lopend lopend lopend lopend
O I O I O I
afgerond afgerond lopend lopend nieuw nieuw
0
Aanwending Investeringsfonds Rotterdam Verkeer en vervoer Actieprogramma doorstroming Alexanderknoop Oost Black Spots DVM Dynamische routegeleiding DVM Hoek van Holland Fietsroutes Kostenstijgingen project 3-in-1 Lokale leefomgeving Ontsluitingsweg Hoek van Holland (H6-weg) Parkeergarages Rijnhaven, Grote Markt en Kruisplein P&R Beverwaard P&R Kralingse Zoom P&R Lombardijen P&R Meijersplein Noord Slimme ingrepen wegennet Tunnel Randstadrail Meijersplein Noord Verkeerslichten Totaal Verkeer en vervoer
Nummer
I/O
Status
Totaal
IFR-003 IFR-004 IFR-007 IFR-013 IFR-163 IFR-014 IFR-068 IFR-017 IFR-034 IFR-024 IFR-020 IFR-127 IFR-021 IFR-022 IFR-026 IFR-045 IFR-030
I I I I I I I I I O O O O I I I I
lopend afgerond lopend lopend lopend lopend lopend lopend lopend afgerond afgerond lopend lopend afgerond lopend afgerond lopend
3.500 1.400 4.000 3.000 300 10.000 2.800 5.200 2.200 24.000 1.500 6.000 1.600 750 6.100 3.100 18.100 93.550
Vervolg tabel zie volgende pagina
pagina 250 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
Vervolg tabel vorige pagina
Verkeer en vervoer waarvan afgerond out-of-pocket waarvan afgerond investering waarvan lopend out-of-pocket waarvan lopend investering waarvan nieuw 2013 out-of-pocket waarvan nieuw 2013 investering
O I O I O I
afgerond afgerond lopend lopend nieuw nieuw
0 0
Status
Totaal 3.600 16.280 4.200 133 21.100
Aanwending Investeringsfonds Rotterdam Duurzaam en schoon A15 Blauwe Verbinding Containerisatie Bodem Duurzame mobiliteit Luchtkwaliteit incl. RAL Ondergrondse vuilcontainers Rotterdam Climate Initiative Vergroeningsopgave Totaal Duurzaam en schoon waarvan afgerond out-of-pocket waarvan afgerond investering waarvan lopend out-of-pocket waarvan lopend investering waarvan nieuw 2013 out-of-pocket waarvan nieuw 2013 investering
Nummer
I/O
IFR-077 IFR-040 IFR-008 IFR-174 IFR-018 IFR-040 IFR-059 IFR-092
I I O O O I O O
lopend lopend lopend lopend afgerond lopend afgerond lopend + nieuw
O I O I O I
afgerond afgerond lopend lopend nieuw nieuw
Aanwending Investeringsfonds Rotterdam Overig gemeentebreed Architectuurbiënnale Bestaande Voorraad Bijdrage recreatieschappen Brede School EFRO cofinanciering technische bijstand Glazen Maas Gymlokalen Lekker Fit! Onderwijshuisvesting Particuliere woningvoorraad Stichting Worm / De Fabriek Underground media outdoor (hardware) Voorbereidingsbudget Totaal Overig gemeentebreed waarvan afgerond out-of-pocket waarvan afgerond investering waarvan lopend out-of-pocket waarvan lopend investering waarvan nieuw 2013 out-of-pocket waarvan nieuw 2013 investering
Nummer
I/O
IFR-160 IFR-063 IFR-032 IFR-118 IFR-107 IFR-066 IFR-095 IFR-057 IFR-063 IFR-073 IFR-046 IFR-165
14.800 3.350 63.463
Status
Totaal
I O O I O O I I O O O O
afgerond lopend + nieuw afgerond
1.000 35.470 1.270 3.770 1.600 9.000 5.900 20.000 13.100 1.400 1.500 7.600 101.610
O I O I O I
afgerond afgerond lopend lopend nieuw nieuw
lopend lopend lopend afgerond lopend + nieuw lopend afgerond lopend
Bijlagen | pagina 251
Colofon De ‘Begroting 2013’ is een uitgave van de Gemeente Rotterdam Bezoekadres: Stadhuis Coolsingel 40 Postadres: Postbus 70012 3000 KP Rotterdam Redactie: Bestuursdienst Gemeente Rotterdam, Directie Middelen en Control Tel.: 14010 Fotografie*: Rotterdam Marketing: cover achterzijde, binnenflap cover achterzijde, pagina 1, 44, 54, 62, 90, 102, 118, 132, 149, 210 Rotterdam Festivals: pagina 2, 6 Marc Heeman: cover voorzijde, pagina 4 Ossip van Duivenbode: pagina 10, 40 Claire Droppert: tweede binnenflap cover voorzijde, pagina 26, 84, 154 Rotterdam Image Bank: pagina 72 Ben Wind: pagina 140 Villa Zebra: pagina 164 Beelden van Enith: eerste binnenflap cover voorzijde * Alle foto’s zijn geselecteerd uit de Rotterdam Image Bank (http://www.rotterdamimagebank.nl/) Grafisch ontwerp en productiebegeleiding: Studio Drijvers (
[email protected] | 010 340 26 07) Drukwerk: Veenman+, Rotterdam Oplage: 325 Datum: september 2012 De begroting 2013 is verkrijgbaar bij de bibliotheek van het Stadhuis à € 15,- zolang de voorraad strekt. Telefoon: 14010
pagina 252 | Begroting 2013 | Gemeente Rotterdam
2013