remonstrants maandblad jaargang 22 nr. 15 juni 2011
Tolerantie Ruimte geven of grenzen stellen?
van de redactie
Tolerantie De AdRem staat deze maand in het teken van het voor remonstranten zo belangrijke begrip tolerantie. Begin 17e eeuw pleitten Arminius en zijn medestanders voor tolerantie binnen de kerk. In de jonge kerk van de reformatie zou niet alleen ruimte moeten zijn voor de visie van de meerderheid. Zij verzetten zich tegen ‘belijdenisdwang’: de eis dat alle predikanten en gemeentes zich aan de ene centraal vastgelegde geloofsbelijdenis zouden verbinden. In latere eeuwen werd tolerantie één van de hoofdkenmerken van de remonstranten. De superkorte beginselverklaring vermeldt wél dat dit kerkgenootschap, ‘geworteld in het evangelie van Jezus Christus, getrouw aan haar beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid, God wil eren en dienen.’ In onze tijd gaat het vaak over tolerantie. Niet zelden gaat het dan ook over de grenzen van tolerantie. Het is ook weer niet nodig om alles te tolereren, maar hoe bepaal je waar de verdraagzaamheid eindigt? In dit nummer kunt u bijdragen vinden over de betekenis van tolerantie voor de vrijzinnige identiteit en over vraag hoe dat onze houding zou moeten bepalen in de huidige discussie over de islam en de moslims in Nederland. U kunt lezen over taalverruwing rond de sportvelden
en in de politiek, over het gevaar van onverschilligheid, en over het wel of niet verbieden van ritueel slachten. Ruimte voor diversiteit krijgt weer een heel ander accent als we het hebben over mensen aan de onderkant van de samenleving – zie het interview met Edo Paardekooper Overman van de nationale cliëntenraad van het Leger des Heils (door onze nieuwe vaste schrijver ds Yvonne Hiemstra). Mooi is dat er via het lijntje van verdraagzaamheid (de International Association for Religious Freedom) een bijzonder contact tot stand kon komen met het door aardbevingen getroffen Japan. Verder treft u in dit nummer een tweetal artikelen die zijn overgenomen uit het eenmalige Doopsgezinde magazine Menno. Voor de Doopsgezinden is 2011 een feestjaar, met onder meer de 475e geboortedag van hun stichter Menno Simonsz en het gegeven dat zij 100 jaar geleden de primeur hadden met de eerste vrouwelijke predikant van Nederland. Een hartelijke gelukwens voor onze Doperse broeders en zusters!
•
Bert Dicou Hoofdredacteur AdRem Het volgende nummer van AdRem verschijnt op 14 juli 2011
in dit nummer onder meer: 3 Mannenretraite
12 Uit de Menno
4 Tolerantie ten opzichte van de islam
16 Bolkestein in Vrijburg
6 Spreek eens een dakloze aan
17 Remonstranten helpen
8 Taal zal alleen verwoesting zaaien
18 Miniatuur
9 ’t Rentmeestertje
19 Overweging
10 Als tolerantie onverschilligheid wordt
20 Het gezicht van...
colofon Redactie: Carla Bierlaagh, Sigrid Coenradie, Bert Dicou (hoofdredacteur), Martijn Junte, Michel Peters (eindredacteur), Lilian Roos en Marianne Waling-Huijsen. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030-2316970,
[email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@ remonstranten.org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 30,- euro per jaar voor niet-remonstranten. Advertentietarieven op aanvraag. Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie.
mannen retraite
Mannen retraite 2011 Net als andere jaren vond begin mei de remonstrantse mannenretraite plaats op de Hoorneboeg. Al voor de derde keer onder leiding van ds. M. Junte. Dit jaar gaf hij alleen leiding, omdat zijn trouwe helper Verkerke het door een ongeval af moest laten weten. Zoals de traditie is werkte het prachtige voorjaarsweer mee; de natuur op en om het landgoed is deze tijd op zijn mooist. Het thema van de retraite was: ‘Langzaam geloven’. Iedereen verwachtte dat we zouden aansluiten bij de topic van ‘Stil de tijd’, maar de kernwoorden om ons op te bezinnen waren Roes, Droom, Steen, Hoop en Hemel. Om te beginnen werd de Roes ons getoond met een zeer heftige film over verslavingen: ‘Requiem for a dream’. De andere kernwoorden werden vooral benaderd vanuit de poëzie en de filosofie en waren vastgelegd in een mooi boekwerkje. Verder zongen we liederen en hadden op zondag een buitenviering. Een inhoudelijke beschouwende samenvatting over het thema van de retraite
wordt binnenkort door ds. Junte geschreven. Behalve dat de deelnemers in zichzelf afdaalden werden er ook vele vriendschappelijke gesprekken gevoerd met de anderen. De samenkomst heeft ook altijd wel iets van een reünie. Na een dergelijk weekend ben ik, hoewel vermoeid, weer helemaal opgeladen. Ondanks dat na afloop nog steeds niemand wist wat Langzaam Geloven is, ga ik volgend jaar zeker weer deelnemen!
•
Michiel Moerdijk Lid van de gemeente Oosterbeek
Drie tradities, één hechte gemeenschap De Johanneskerk in Amersfoort zoekt een
PREDIKANT (0,8 fte) Het betreft een aanstelling voor 32 uren per week. Kijk naar de profielschets op www.johanneskerk.nl Wij zien uit naar uw reactie, vóór 15 juni 2011.
thema tolerantie
Tolerantie
ten opzichte van Johan Goud: ‘Zuinig omspringen met Westerse verdraagzaamheid’ Ik heb in discussies over multiculturaliteit wel eens over het belang van waakzaamheid gesproken. Die term heb ik gebruikt in reactie op een puur pragmatische benadering, die zich bij beslissingen over principiële kwesties baseert op de feitelijke samenstelling van de bevolking. Uit respect voor niet-gelovige of andersgelovige burgers moet dan bijvoorbeeld de bede uit de troonrede verdwijnen of mag er in de Europese grondwet niet naar het christendom worden verwezen. Ik zeg niet dat die bede of die verwijzing er per se in zouden moeten, maar ik heb bezwaar tegen deze manier van argumenteren. Alsof historische ontwikkeling en traditie er niet toe doen. Tolerantie heeft zich in de Westerse cultuur op een geheel eigen wijze ontwikkeld. Je zult dat op die manier in landen met een islamitische geschiedenis niet terugvinden. De bronnen van ons tolerantiebegrip zijn veelvormig, maar specifiek. In het kort passen daarbij de volgende typeringen: 1) Grieks: de verwondering, 2) Joods-christelijk: het respect voor de persoon, 3) Verlicht: de mondigheid. Met dit Westerse ideaal van verdraagzaamheid moeten we zuinig omspringen. De waarde ervan moet niet worden weg gerelativeerd, ook niet uit empathie met de situatie van immigranten – hoe begrijpelijk en lofwaardig die invoeling ook is. Maar de waardigheid van joden, homoseksuelen en vrouwen mag onder geen voorwaarde schade lijden. De wetgeving, de sharia, is een wezenlijk onderdeel van het islamitische religieuze denken. Daarin is bijvoorbeeld de doodstraf voorzien voor afvalligen. Ik weet heel goed dat die wetgeving niet alles zegt over de meningen van concrete moslims. En ook dat in Europa wordt nagedacht over een liberale islam. Vooralsnog verloopt dat echter uiterst voorzichtig en langzaam. Daarom ben ik voor duidelijkheid in het gesprek met andersgelovigen, zoals vrijzinnigen het ook altijd geweest zijn in discussies met 4 adrem remonstrants maandblad
orthodoxe katholieken en gereformeerden. En natuurlijk moet de scheiding tussen kerk en staat, zoals die al lange tijd op een gematigde manier in ons land gepraktiseerd wordt, intact blijven. De neutraliteit van de staat is nodig om een open samenleving te creëren en tegen bedreigingen te verdedigen. Maar dat betekent niet dat in het politieke debat en in de regelgeving, als het moet, geen strakke lijnen zouden mogen worden getrokken. Als uiterst moeizaam ervaar ik in ons land en in grote delen van Europa het klimaat van enerzijds populisme, anderzijds politieke correctheid. Beide weerhouden ons ervan om wezenlijke problemen van de islam ter sprake te brengen. Terwijl dat op een zakelijke, niet kwetsende manier moet kunnen. Ik heb dat zelf geprobeerd in verband met de kwestie van de Deense spotprenten. In het (helaas door weinig remonstranten bezochte) Episcopius-debat in Leiden, onlangs, stelde de rector van de Islamitische Universiteit in Rotterdam, professor Akgunduz, dat spot en ironie als afvalligheid van de islam opgevat moeten worden. Daar staat dan in principe de doodstraf op. Dat stuit mij tegen de borst. Mijn uitgangspunt is: spel zonder ernst is leeg, ernst zonder spel is blind’. Met andere woorden: kunst heeft levensbeschouwelijke reflectie nodig, maar de wereld van de religie moet open staan voor kunst (ook wanneer ze aan het ironiseren slaat, en dat doet ze nu eenmaal vaak). Vrijheid, authenticiteit en eerlijkheid zijn voor de kunstenaar een conditio sine qua non. Ironie en spot horen daarbij, om pretenties te ontleden en hypocrisie te ontmaskeren. Het beledigd zijn van gelovigen – moslims, christenen, hindoes, of welke gelovigen dan ook – komt in zulke gevallen uit geborneerdheid voort en is meestal een factor in een machtsspel.’
•
Prof.dr. Johan F. Goud is hoogleraar theologische esthetiek (religie en zingeving in literatuur en kunst) aan de Univer siteit Utrecht en remonstrants predikant in Den Haag.
de islam
Antje van der Hoek: ‘Geen vijandsbeelden creëren’ ‘Na de aanslagen op de Twintowers is de houding ten opzichte van de islam omgeslagen. Veel problemen die wij hadden, worden geïslamiseerd en de islam wordt als een massieve eenheid gepresenteerd. Wilders legt een directe link tussen koranpassages en het handelen van mensen, maar voor het overgrote deel van de moslims is die link helemaal niet zo direct. Het gedrag van Marokkaanse rotjochies heeft weinig met de koran te maken, daarin spelen eerder culturele kwesties een rol en hun gebrekkige worteling in de Nederlandse maatschappij. Ceylan Pektas Weber schreef een boek vol portretten van moslimvrouwen. Daar zie je de binnenkant van hun geloofsleven, dat benadert denk ik meer de waarheid. Wij handelen toch ook niet één op één volgens de passages in het Oude Testament? Kijk naar de ontwikkelingen in Noord-Afrika. Bij de revoluties daar speelt religie nauwelijks een rol, de mensen willen vrijheid en democratische rechten. Dat geeft mij vertrouwen. W. Overdiep schreef in 1985 al een boek hoe wij bijbels om moeten gaan met de vijand. Vijanden reageren spiegelbeeldig op elkaar als in een keten van actie en reactie. Gebruik van woorden als ‘kopvoddentax’ roept bij mij grote verontwaardiging op omdat het uitermate denigrerend is. Zo worden nieuwe vijandsbeelden gecreëerd. Dat is een heilloze weg.
Ik wil geen zoete broodjes bakken en snap heel goed dat wij als samenleving nog lang gaan worstelen met de ideeën in de islam over bijvoorbeeld vrouwen en homo’s, maar ik vertrouw op een intern zelfreinigend proces zoals dat ook in de christelijke kerk heeft plaatsgevonden. De rechtsstaat, met de gelijkheidsrechten die daarin zijn geformuleerd, zijn het kader waarin een vrije ontwikkeling van de islam moet kunnen plaatsvinden. Om die liberalisering in de islam te stimuleren moeten we ons onthouden van massieve uitspraken, in gesprek blijven, elkaar ontmoeten, van gedachten wisselen en elkaar de waarheid zeggen. Eerder zoeken naar de overeenkomst tussen de religies dan naar de verschillen vanuit de gedachte: hoe kom je verder met elkaar? Laten we alle symboolpolitiek maar eens achter ons laten. Compassie is recentelijk in onze kerk breed aan de orde gekomen. Dat begrip moet ook de leidraad zijn in onze contacten met moslims en mensen uit andere culturen.’
•
Dr. Antje van der Hoek is remonstrants predikant in Haarlem . Wilt u reageren op deze discussie? De redactie van AdRem nodigt u uit om uw mening op papier te zetten. De meest interessante reacties plaatsen wij later dit jaar in AdRem. jaargang 22 nr. 15 juni 2011 5
thema tolerantie
‘Spreek eens een dakloze aan
en ontdek een verhaal’
Edo Paardekooper Overman is een bevlogen mens. Als voorzitter van de nationale cliëntenraad van het Leger des Heils zet hij zich in voor kwetsbaren in onze samenleving. We spreken elkaar in Apeldoorn, waar hij met andere leden van de cliëntenraad een cursusdag heeft. Thema’s van de cursus zijn onder meer: hoe kunnen we binnen een diversiteit aan problematiek toch uniforme randvoorwaarden en beleid creëren? Uniformiteit en diversiteit lijken een eeuwigdurend spanningsveld te zijn als het gaat om maatschappelijke vraagstukken. ‘Natuurlijk heb je management nodig en sturing in algemene zin, maar daarbij dient het particuliere van zorgvraagstukken niet uit het oog verloren te worden’, zo vindt Edo. ‘Je moet je altijd blijven afvragen of mensen met een complexe en unieke zorgvraag, in een schema of vaststaand plaatje in te passen zijn’. Deze vraag blijkt voor Edo een uitdaging te zijn.
beheersingsdrift? Edo strijdt ervoor de toegankelijkheid van de zorg te blijven waarborgen. Niemand mag tussen wal en schip vallen. Het huidige zorgstelsel kent een toenemende drang alles te willen meten en drukt mensen in producteenheden uit. Maar voor Edo is er uiteindelijk maar één vraag die écht van belang is: wat heeft de cliënt aan de zorgverlening gehad? De toenemende wet- en regelgeving gaat volgens Edo voorbij aan de diversiteit. Tolerantie kan nooit een waarde zijn als mensen streven naar een te gemakkelijke oplossing voor complexe problemen. ‘En als je over maatschappelijke opvang praat, over daklozen, dan heb je het per definitie over complexe problematiek. Maar daar zijn we bang voor geworden. We hebben liever makkelijke, overzichtelijke situaties en een even makkelijke oplossing. Maar we moeten ons realiseren dat die niet bestaan.’
Als ervaringsdeskundige maatschappelijke opvang, wil Edo beleidsmakers inspireren en een positiefkritisch geluid te laten horen. ‘Een cliëntenraad behoort een representatie te zijn van de mensen voor wie een instelling werkt’, zo vertelt Edo. ‘Medezeggenschap hoort te gaan over kwaliteit van zorg en dan heb je het ook over de maatschappelijke context van zorgvragen. In onze maatschappij denken we te veel vanuit regels en durven mensen bijna geen eigen verantwoordelijkheid meer te nemen om buiten die regels om tóch zorg te verlenen. Die zorg is dan dus niet geïndiceerd en wordt door de overheid niet vergoed. Je ziet zelfs binnen een instelling als het Leger des Heils dat verantwoordelijke managers hier verschillend mee om gaan. Je kunt zeggen: Ik kan die persoon niet helpen omdat ik geen geld heb, maar je kunt ook zeggen: Wij helpen iedereen, ook zonder indicatie. Maar die ruimte wordt helaas steeds meer beperkt in onze huidige maatschappij.’
Doorgeschoten autonomie Het is namelijk niet eenvoudig om mensen te helpen die een scala aan problematiek met zich meebrengen. Het idee dat iedereen autonoom is, is volgen Edo een illusie: ‘Autonomie is eigenlijk ontkenning van diversiteit. Niet iedereen is in die mate autonoom. Niet iedereen is in staat zijn eigen problematiek te verwoorden en in te zien. En bijna niemand stelt meer een directe vraag aan de betrokkene: waaróm lukt jou dit niet? We lopen voorbij aan mensen en dat is een slechte zaak.’
Beheersingsdrift en diversiteit Kort gezegd: hoe gaan we om met de huidige bezuinigingsdrift en onze
Mijn vraag naar welk mensbeeld volgens hem regeert, wordt door Edo snel en krachtig beantwoord: ‘Wantrou-
6 adrem remonstrants maandblad
Den Haag, 15 maart 2011. Dakloze in de leesruimte van de centrale bibliotheek aan het Spui. (foto: Martijn Beekman, HH)
wen. We vereconomiseren mensen en maatschappelijke vraagstukken. Dat is naïef en heeft alleen maar een negatieve uitwerking. Verschillen worden niet gewaardeerd’, zo vervolgt Edo zijn verhaal, ‘de maatschappij accepteert daarmee een waarde als diversiteit niet. Het is vreselijk wat er op Europees niveau gebeurt met vluchtelingen. We richten ons massaal op handhaving, maar gaan voorbij aan de mens zelf.’
Misverstand Ik vraag Edo wat het grootste misverstand is dat mensen over daklozen kunnen hebben. Volgens Edo is dat het idee dat deze doelgroep het aan zichzelf te wijten heeft. Het huidige kabinet straalt dit volgens hem ook uit. Maar: ‘Mensen kiezen er niet vrijwillig voor, een mens is voor een groot deel afhankelijk van omstandigheden en gebeurtenissen die hem overkomen. Er doen zich situaties voor waar je niet voor kiest’. Volgens Edo is deze opvatting over verwijtbaarheid ook af te lezen aan het uiterlijk van instellingen. ‘Een verpleeghuis ziet er toch redelijk netjes uit, het eten is er over het algemeen goed en dergelijke instellingen voldoen aan allerlei kwaliteitseisen. Loop eens een daklozenopvang binnen. Vaak is het eten er belabberd, slapen mensen op grote zalen en is de hygiëne niet altijd wat je ervan zou verwachten.’ Het raakt hem. Op korte termijn ziet Edo dit ook niet veranderen. Wat er voor nodig is om een kentering te
bewerkstelligen? ‘Lef. De moed om ergens voor te staan en het anders te doen. Mensen die het verschil willen en kunnen maken. Rutte is zo’n man niet, helaas. Toch zijn ze er wel.’
Het verhaal van de kerk Op mijn vraag wat de kerken hier aan kunnen bijdragen geeft Edo een in mijn ogen diepzinnig en waardevol antwoord. Volgens hem moeten kerken niet kritisch zijn in negatieve zin. Niet met het vingertje omhoog gaan wijzen naar wat er allemaal fout gaat. Een kerk behoort volgens hem verhalen te vertellen die betekenisvol zijn. ‘Ik heb ervaring met het doopsgezinde geloof. Daar ging het om rechtvaardigheid en er werd nagedacht over verdelingsvraagstukken. En gaat geloof niet over verhalen? Voor mij gaan die verhalen over hoe je zelf betekenisvol kunt zijn in relatie tot jezelf, de ander en het grotere geheel. Die positieve verhalen dient de kerk te vertellen. Iedere mens heeft waarde, maar we moeten het geduld en de moed opbrengen om dat te zien. Soms ontdek je verborgen talenten van mensen. Je zult wellicht je eigen idee van veiligheid ter discussie moeten stellen, maar spreek eens een dakloze aan en je zult verrast worden!’
•
Yvonne Hiemstra Predikant doopsgezind-remonstrantse gemeente in Dokkum jaargang 22 nr. 15 juni 2011 7
thema tolerantie
Taal
zal all e e n v e rwoe sting zaaien... Principe 7: Wij lijden weinig verliezen, de vijand lijdt enorme verliezen. Principe 8: Intellectuelen en artiesten staan achter onze zaak. Principe 9: Onze zaak is heilig. God is met ons. Principe 10: Zij die onze zaak in twijfel trekken zijn verraders.
foto: Rub Huibers, HH
Het helpt om met de met de kennis van deze principes de berichtgeving over oorlogen te bestuderen. Wie in 2003 kritisch was ten aanzien van de oorlog tegen Irak, was een verrader, een pacifist, een hielenlikker van Saddam enz. Iedere nuancering in dit conflict was uit den boze. Hier gold: Wie niet voor ons (VS) is, is tegen ons. Door middel van oorlogspropaganda werden en worden dagelijks onze harten en geesten gewonnen. Een belangrijk principe is de demonisering van de ander(2). In de tijd van de Vietnamoorlog werd de communist voorgesteld als een soort insect dat je met ontbladeringsmiddel kon bestrijden. Daar werd zelfs Christus bij gehaald: kill a commie for Christ. De titel van dit artikel ontleen ik aan het laatste couplet van het lied van Huub Oosterhuis ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’: Alles zal zwichten en verwaaien wat op het licht niet is geijkt. Taal zal alleen verwoesting zaaien, en van ons doen geen daad beklijft. Veelstemmig licht, om aan te horen zolang ons hart nog slagen geeft. Liefste der mensen, eerstgeboren Licht laatste woord van hem die leeft Professor Morelli heeft de constanten in de oorlogspropaganda kort en bondig samengevat in de volgende tien elementaire principes van oorlogspropaganda (‘Elementaire principes van de oorlogspropaganda, bruikbaar bij warme, koude en lauwe oorlogen’, Berchem 2003): Principe 1: Wij willen de oorlog niet. Principe 2: Alleen de vijand is verantwoordelijk voor deze oorlog. Principe 3: De leider van de vijand is duivel in persoon. Principe 4: Wij verdedigen een nobele zaak. Principe 5: De vijand begaat bewust wreedheden, wij niet. Als wij miskleunen begaan is dat onvrijwillig. Principe 6: De vijand gebruikt verboden wapens, wij niet. 8 adrem remonstrants maandblad
Ontmenselijking De ander wordt door middel van de taal beschadigd of ontmenselijkt. Dat gebeurt in de politiek. Dat gebeurt soms heel dichtbij. Ida Gerhardt heeft dat heel indringend verwoord in haar gedicht Distelzaad (Verzamelde gedichten, Amsterdam 1989, pag. 702): Ik hoorde een vrouw; zij zeide tot haar kind, zomaar op straat: ’t Was heel wat beter als jij nooit geboren was.’ Het zei niets terug, het was nog klein, maar het begon ineens sleepvoetig traag te lopen; als een die in ballingschap een juk met manden torst en radeloos merkt dat zij zwanger is. In Babylon misschien of Nineveh. Ja, het was zwanger, zwanger van dat woord. Dat was, in duisternis ontkiemd, op weg tot in het derde en vierde nageslacht. (3) Je ziet het kind voor je. Je ziet het beschadigend effect van de woorden. In deze dagen wijst Sire daarop in de actie rond kinderen in een scheiding (http://www.kinderenineenscheiding.nl/). Kijk ook naar de verruwing van de taal op de voetbalvelden. Feyenoordsupporters scanderen tegen Ajax: ‘Hamas,
Hamas alle joden aan het gas’. Ajaxieden roepen ‘kakkerlakken’ tegen de Feyenenoorders. Deze taal is onduldbaar. Nu geloof ik niet dat alle mensen die dit roepen notoire antisemieten of fascisten zijn. Maar onder deze roepers bevinden zich mensen die rekruteren voor een verderfelijke ideologie van uitsluiting. Dat zie je niet alleen bij Feyenoordsupporters. De in 1900 opgerichte Romeinse voetbalclub Società Sportiva Lazio staat bekend om de fascistische sympathieën van een groot deel van zijn leden. Tijdens wedstrijden van Lazio worden fascistische symbolen uitgebeeld op vlaggen of spandoeken. De aanhang van Lazio zingt vaak marsliederen uit de Mussolinitijd om de thuisclub ‘aan te moedigen’ of tegenstanders te intimideren.
Politiek Die verruwing zie ik ook in de politiek. Lees en analyseer deze tekst eens: ‘Voorzitter, dit kabinet, deze elite heeft niet de geringste wil om zich te verzetten tegen die islamisering. Nee het ziet het als een prachtige verrijking voor het Nederlandse landschap. Al die knusse moskeeën, al die leuke hoofddoekjes, al die gezellige burka’s. Ja Nederland wordt er echt een stuk mooier van. Her en daar valt er af en toe een dooie, d’r wordt een keer iemand verkracht. Het land gaat op termijn failliet, maar dat mag de pret niet drukken. Een kniesoor die daar op let. Nog even geduld en dan wacht ons die Islamitische heilstaat. Voorzitter, een beter milieu begint bij jezelf. Heel veel Nederlanders ergeren zich aan de vervuiling van de publieke ruimte door de Islam. Oftewel ons straatbeeld gaat op sommige plekken steeds meer lijken op het straatbeeld van Mekka en Teheran. Hoofddoekjes, haardbaarden, Burka’s, mannen in rare lange witte jurken. Voorzitter, laten we daar eens een keer iets aan doen. Laten we onze straten terug veroveren. Laten we zorgen dat Nederland er eindelijk weer uit gaat zien als Nederland. En die hoofddoekjes, voorzitter, zijn echt een teken van onderdrukking van de vrouw, een teken van onderwerping, een teken van verovering. Het is het symbool van een ideologie die er op uit is om ons te koloniseren. Daarom voorzitter, tijd voor de grote schoonmaak van onze straten. Als onze nieuwe Nederlanders zo graag hun liefde voor deze zevende-eeuwse woestijnideologie willen tonen, dan moeten ze dat maar doen in een islamitisch land, maar niet hier, niet in Nederland. Voorzitter, Nederland heeft accijnzen. (…) Waarom dan niet – mijn eerste voorstel – een introductie van een hoofddoekjesbelasting, een kopvoddentax zou ik het willen noemen. Gewoon, gewoon voorzitter, één keer per jaar een vergunning halen en dan meteen even aftikken. Duizend euro per jaar lijkt mij een mooi bedrag. Dan gaan we eindelijk eens terug verdienen van wat ons al zoveel heeft gekost. Ik zou zeggen de vervuiler betaalt. En mijn vraag aan het kabinet is dan ook, bent u bereid een kopvoddentax, bent u bereid een hoofddoekjesbelasting in te voeren? Lijkt me heel goed voor Nederland.’ (Tekst van Geert Wilders op 16 september 2009 bij de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer.) Als dit geen politieke oorlogstaal is.. . Ik had nog nooit van het woord ‘haardbaard’ gehoord. Het is een eufemisme voor ‘haatbaard’, een scheldwoord voor moslims uit de hoek van extreemrechts. Waar het woord ‘kopvoddentax’ veel reactie
opriep bleef het stil rondom dit woord ‘haardbaard’. Dat vind ik verontrustend. Laten we alert zijn op het gebruik van oorlogstaal in het politieke debat. Dit als concretisering van het negende gebod: ‘Leg over een ander geen vals getuigenis af.’ (Ex.20:16).
•
Bram Grandia IKON pastor Dit artikel is gebaseerd op de publicatie ‘Propaganda als taal die verwoesting zaait’ in Ton van der Lingen en Greetje Witte - Rang (red), ‘Oorlog verkopen, over taal, media en propa ganda’. Gorinchem 2010 (2). ISBN 9789052636511
’t Rentmeestertje IK BEN BLIJ... want wereldwijd gebeuren er bemoedigende dingen m.b.t. rentmeesterschap. Ik hoef maar aan te haken: • de zogenaamde cirkelekonomie... • EcoCradle: biologisch afbreekbaar verpakkings materiaal. Kan dat een eind maken aan de groei van de ‘ocean soup’? • nieuw tapijt maken uit oud tapijt (Desso) • grondstoffen winnen uit afval (Van Gansewinkel) • oesterzwammen kweken op ingezameld koffiedik (o.a. van Laplace) • positieve deviatie: in een gemeenschap is er altijd wel iemand die een door beperkingen onoplosbaar probleem weet op te lossen. (Rosario Cabral: landbouw in getijdengebieden kan wél..) • crisistijd: sobere innovatie kan ontwikkelingslanden (én ‘het Westen’ ) helpen om te groeien en banen te creëren. • ‘...hoe meer beperkingen hoe creatiever je wordt...’ bronnen: • “Ode” (kwartaalbijlage bij NRC-Handelsblad, 17 maart 2011) • www.ode.nl • www.ode.nl/blueeconomy • www.ode.nl/bhutan • www.ode.nl/braungart • www.cradletocradle.nl • Gunter Pauli - ‘The Blue Economy’ ’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Voor een nadere uitwerking en toelichting zie de website www.remonstranten.org, onder de buttonbalk ‘Remonstranten geven/DuO’, rechts op de homepage. Contactpersoon: Casper Ebeling Koning, tel. 06 54 95 1911,
[email protected] jaargang 22 nr. 15 juni 2011 9
thema tolerantie
El i e W i esel als leidraad
Als tolerantie onverschilligheid wordt In het zonovergoten Sleeuwijk bezoek ik emeritus predikant Sjirk van der Zee om met hem in gesprek te gaan over Elie Wiesel (1928), Nobelprijswinnaar van de Vrede en mensenrechtenactivist. Ds Sjirk van der Zee (1934) is PKN predikant geweest o.a. in Leeuwarden en Oosterhout. Thans is hij actief bij de Werkgroep Kerk en Israël en bij de Synagoge in Breda. Na een briefwisseling is het contact met Elie Wiesel gestart en uitgegroeid tot een vriendschap. Nog regelmatig is er contact. Wat heeft Wiesel ons te leren over tolerantie en het gebrek daaraan? Onverschilligheid Van der Zee valt met de deur in huis. Tolerantie is niet een woord dat Elie Wiesel zou gebruiken. Het woord is te neutraal en misschien wel een veel te negatief begrip. Het centrale woord wat in dit verband van belang is, is het woord onverschilligheid. Je staat niet onverschillig in het leven ten aanzien van alles wat er om je heen gebeurt en de mensen die om je heen staan. Wie die mensen dan ook zijn, welke geloofstradities zij vertegenwoordigen, dat maakt niet uit. Onverschilligheid is het ergste wat wij mensen kunnen doen. Elie Wiesel schrijft in zijn boek De stad van het geluk (1962)* een beroemde passage over een imaginaire terugkeer naar zijn geboortestad Sighet, Roemenië. De onverschilligheid die hij daar ontmoet is alleen te beantwoorden met minachting. Elie Wiesel stelt tevens dat het tegenovergestelde van liefde, geloof en cultuur, de onverschilligheid is. Onverschilligheid is dan ook een heel centraal thema voor hem. In alle opzichten heeft Elie Wiesel de onverschilligheid ervaren. Zelfs zo sterk dat de gevangenen in Auschwitz het gevoel hadden dat de wereld niet van hen afwist. Als de wereld van deze ongerechtigheden, martelingen en
moorden wist, dan zou men hen toch wel helpen? Een enorme schok was het, toen de overlevenden ontdekten dat de geallieerden wisten wat er gebeurde in Auschwitz. De spoorlijnen naar Auschwitz werden nooit gebombardeerd, wat zeer opmerkelijk is. Dat is die onverschilligheid: toekijken en weten wat er gebeurt, maar niet ingrijpen. Kijk wat er nu in onze Nederlandse samenleving gaande is: Extremistische partijen die hun gang kunnen gaan zonder dat iemand zich druk maakt. Een bevolking die toekijkt hoe minderheden worden gedemoniseerd.
Haat bestrijden Elie Wiesel heeft de Nobelprijs voor de Vrede gekregen. Niet alleen vanwege zijn woorden, maar ook voor zijn daden. Na het verkrijgen van het Amerikaans staatsburgerschap, heeft hij de onverschilligheid van de Amerikanen ervaren ten aanzien van de Indianen. Hij heeft de Indianen opgezocht om te horen wat er werkelijk met hen is gebeurd. Ook de apartheid in Zuid-Afrika heeft hem aangegrepen, waarna hij zich ging inzetten voor gelijkberechtiging voor de zwarte bevolking. Ook het conflict tussen Israël en de Palestijnen laat hem niet
* In het vierde boek ‘De stad van het geluk’ schrijft Elie Wiesel over de onverschilligheid. Dit boek is verkrijgbaar bij ds. Sjirk van der Zee via de redactie van AdRem. 10 adrem remonstrants maandblad
Sjirk van der Zee
los. Binnen de staat Israël laat hij krachtig zijn stem horen over de ontwikkelingen van wat er in Israël gaande is en hoe de Israëliërs zich dienen op te stellen tegenover de Palestijnen. Hij sprak met de rechterhand van Yasser Arafat. Met andere Nobelprijswinnaars voor de Vrede belegt Elie Wiesel conferenties met het terugkerende thema haat. Zo ook de conferentie in juni 2006 in Petra, Jordanië, waar de koning van Jordanië aanwezig was, evenals de leider van de Palestijnen Mahmoud Abbas en de premier van Israël Ehud Olmert. Dezen hebben elkaar op deze conferentie voor het eerst ontmoet in een nieuwe poging om de haat tussen Israël en Palestina te doorbreken.
Overlevenden Elie Wiesel zat tegelijkertijd met Anne Frank in het concentratiekamp Auschwitz, ze scheelden één jaar in leeftijd. Het eerste autobiografische boek van Elie Wiesel La nuit (1958) kan als een goed vervolg worden gezien op het dagboek van Anne Frank Het Achter huis. Dit was echter niet zijn eerste boek. In 1956 is zijn eerste roman Un di velt hot geshvign (En de wereld zweeg) in het Jiddisch geschreven en door een Jiddische uitgever in Argentinië uitgebracht. Echter, na de oorlog was er geen aandacht voor deze boeken. Niet bij overlevenden en niet bij degenen die de oorlog niet hebben meegemaakt. Men was gericht op de wederopbouw. In het boek De
v e rg e t en i s balli ng s chap herinn ering is verlossing kleine sjoa, van Isaac Lipschits, wordt beschreven hoe de jood door de Nederlandse bevolking is ontvangen na de Tweede Wereldoorlog. Om je vreselijk voor te schamen. Over onverschilligheid gesproken…
Herinner je Jaarlijks herdenken we op 4 mei de slachtoffers van oorlogsgeweld. Op 5 mei vieren we onze vrijheid. Er zijn nog twee aanknopingspunten om jaarlijks bij stil te staan. Namelijk de internationale dag van de bevrijding van Auschwitz: de ‘Holocaust Memorial Day’ op 27 januari en 27 Nisan (dit jaar was dat op 1 mei) is het Jom Hashoa voor het schenken van aandacht aan de vernietiging van de zes miljoen Europese joden. De vierde mei is van grote betekenis. Het thema van de herinnering is het gedenken, wat een heel centraal thema in de bijbelse verkondiging is. Het is misschien het gebod dat het meest voorkomt in de bijbel. Vaak is de vertaling gedenken, maar het is ook herinner je. Het herinneren van de daden die de Eeuwige heeft verricht, de uittocht uit Egypte en bijvoorbeeld de laffe aanval van de Amalekieten. Elie Wiesel heeft een belangrijke rede Hoop, wanhoop en herinnering gehouden, bij de aanvaarding van de Nobelprijs, waarin hij het grote belang van het herinneren beschrijft. In die rede in 1986 haalt hij aan: ‘wie zich herinnert, opent voor het verleden de weg in de toekomst’ en ‘terwijl de herinnering ons helpt te overleven, staat de vergetel heid ons toe te leven’. Immers in de Talmoed is de zin te
vinden: de eeuwige heeft de vergetelheid al geschapen voor de grondlegging der wereld. Blijf herinneren, zodat we weten en blijven weten wat er al is gebeurd. Dat mag nooit weer gebeuren. In de ogen van Elie Wiesel is nog altijd diepe smart verzonken. Als overlevende van Auschwitz heeft hij zichzelf twee taken opgedragen, namelijk het doorbreken van de onverschilligheid wereldwijd en het oprichten van een standbeeld voor alle slachtoffers die zijn gevallen. Zij mogen beslist niet worden vergeten, omdat zij anders nog eens worden vermoord. Het was de grandioze onverschilligheid van de moordenaars om per dag 12.000 mensen te laten verdwijnen. Nog maar kort geleden heeft Elie Wiesel gesproken in de Duitse Bondsdag voor een jong publiek: ‘Hier in Berlijn is destijds besloten dat ik niet mag leven. Hier in Berlijn is destijds besloten dat mijn vader en mijn zusje zijn vermoord. Maar… ik geloof niet in collectieve schuld. De kinderen van de moordenaars zijn niet schuldig, dat zijn de moordenaars zelf.’ Zijn publiek was stil en tegelijkertijd ontroerd. Tot slot een boodschap aan de lezers van AdRem naar een uitspraak van Israël ben Eliëzer, de Baäl Sjem Tov: Vergeten is ballingschap, herinnering is verlossing.
Lilian Roos
•
Redactielied AdRem, lid gemeente Amsterdam jaargang 22 nr. 15 juni 2011 11
uit de Menno
aNNE zE rNik E
‘
t e k s t t r e e s va n m o n t f o o r t
heilig is alle ’ kunst
De glossy Menno verscheen ter gelegenheid van het jubileumjaar 2011 van de Doopsgezinde Geloofsgemeenschap.
een vrouw op de preekstoel was een bezienswa ardigheid in
1911.
halve dorpen liepen er voor uit als anne zernike preekte . het kwam in de kr ant, en af en toe kreeg ze een anonieme brief om ha ar te wijzen op de tekst van paulus dat vrouwen moeten z wijgen in de gemeente . ma ar ze z weeg niet.
eenremonstrants mal i g mag a zi n e maandblad 40 MENNO 12 adrem
sprekken en trouwden in 1915. Op diezelfde dag legde ze haar ambt neer. Met haar man vestigde ze zich in Den Haag en genoot van het contact met kunstenaars, van het samen gedichten lezen, muziek maken en filosoferen. In de kerk kwam ze zelden. Jan tekende en schilderde een paar prachtige portretten van haar. Het geluk werd echter al snel overschaduwd door de tuberculose die zich bij hem openbaarde. Ze verhuisden naar de gezondere lucht van de Veluwe. Daar maakte Anne haar proefschrift af (Over historisch-materialistische en sociaal-democratische ethiek) en kreeg een zoontje, Beint. Met Jan ging het niet goed. Na vierenhalf jaar huwelijk was Anne weduwe, 33 jaar oud.
p 5 november 1911 werd Anne Zernike, 24 jaar oud, in de Doopsgezinde Gemeente van het Friese dorp Bovenknijpe bevestigd als predikant, als eerste vrouw in Nederland. ‘Hoe moeten we u noemen? ’ vroegen haar gemeenteleden. Ze waren gewend elkaar met de achternaam of de voornaam aan te spreken en ‘mijnheer’ te zeggen tegen de dokter en de predikant. Het werd ‘dominee’.
o
had in 1905 na veel discussie besloten het predikantsambt voor vrouwen open te stellen, als eerste kerkgenootschap in Nederland en vele decennia voordat de grote protestantse kerken zover waren. Anne was toen theologie gaan studeren. Al op haar vijftiende had ze haar ouders laten weten dat ze predikant wilde worden. Afkomstig uit de Vrije Gemeente, een vrijzinnig kerkgenootschap in Amsterdam, was ze overgestapt naar de doopsgezinden. Toch was ze niet onverdeeld gelukkig in haar gemeente in Bovenknijpe. Ze miste het culturele en intellectuele klimaat van de hoofdstad. Bij haar collega’s vond ze weinig aansluiting door haar vrijzinnige theologie. Niemand met wie ze kon praten over het proefschrift waar ze aan werkte. Als ze bij de boeren op huisbezoek ging, merkte ze dat haar taalgebruik afstand schiep. De mensen hadden er bewondering voor dat ze uit haar hoofd preekte, maar op de inhoud kwam geen reactie. Het eerste jaar woonde haar zus bij haar in huis, daarna stond ze er alleen voor. Ze beschrijft het allemaal in haar biografie Een vrouw in het wondere ambt.
‘In de eerste plaats werd het me door sommigen kwalijk genomen, dat ik, net als willekeurig welke andere jonge vrouw, me verloofd had; dat hadden ze van “dominee” niet verwacht; “Dominee” was dus in hun ogen een soort Protestantse non geweest en had dat moeten blijven! Anderen begrepen niet, hoe ik erover kon denken zo’n prachtige positie en zo’n “dik” salaris – zestienhonderd gulden per jaar! – op te geven.’
doorbroken toen ze een schilder leerde kennen, Jan Mankes. Eindelijk weer iemand met dezelfde interesses. Ze voerden lange ge-
Anne Mankes-Zernike In: Een vrouw in het wondere ambt
de doopsgezinde broederschap
anne s e enz a amhe id werd
Bovenknijpe rond 1915
anne mankes - zernike
probeerde opnieuw beroepen te worden als predikant in een doopsgezinde gemeente. Zonder succes. Misschien was ze te vrijzinnig voor de doopsgezinden van die tijd. ‘Ja, heilig is alle kunst. Alle wegen die zich verheffen boven de alledaagsheid, voeren tot God, zo’n weg wijst de wetenschap en stellig de kunst. Alle waarachtige cultuur leidt tot Hem’, schreef ze bijvoorbeeld in 1920. Ze was overtuigd antimilitarist en vegetariër.
al gevormd in haar jeugd. Haar moeder, Antje Dieperink, was afkomstig uit een familie van bakkers en predikanten. Ze had wiskunde willen studeren, maar kwam als meisje niet verder dan de kweekschool. Haar vader Carl had zich opgewerkt van leerling aan de derde armenschool van Amsterdam tot hoofdonderwijzer, wiskundeleraar, pedagoog en redacteur van onderwijsbladen. Onder invloed van zijn vrouw werd ook hij lid van de Vrije Gemeente. Anne was de oudste van zeven kinderen. Haar zus Elisabeth zou schrijfster worden, de eerste vrouw in Nederland wier werk bekroond werd met een literaire prijs. Haar broer Frits zou als natuurkundige een Nobelprijs krijgen. De kinderen werden vrij opgevoed, ze moesten leren zelf de juiste morele keuzes te maken. Schoolprestaties en cultuur waren belangrijk. Er werd piano gespeeld en er werden toneelstukjes opgevoerd, moeder zong en vader droeg gedichten voor. Anne kwam in de familie en vriendenkring van haar ouders in contact met dichters als Willem Kloos, met filosofen en theologen. Een vriend des huizes was de doopsgezind predikant en hoogleraar De Bussy. Hij merkte haar grote godsdienstige belangstelling op en stimuleerde die. Hij werd later haar docent en vertrouwenspersoon. h a a r o p vat ti n g e n wa r e n
ook een aantal vrouwen hebben veel bijgedragen aan haar ontwikkeling. Het was midden in de eerste
g e w eldloos
MENNO 41
uit de Menno
a n n e m a n k e s - z e r n i k e . t e k e n i n g va n j a n m a n k e s . co l l e c t i e r i j k s p r e n t e n k a b i n e t a m s t e r da m .
‘Ik begreep weer dat er andere bronnen zijn, waaruit God mensenzielen laaft, dan de kerkgang’ feministische golf. Zo was daar Jacoba Mossel, de eerste gediplomeerde godsdienstlerares van Nederland. Zij hield religieuze toespraken voor afdelingen van de Doopsgezinde Broederschap en de Nederlandse Protestantenbond (NPB) waarin ze kunst combineerde met ethische vragen. Vanaf 1900 kreeg Anne les van haar in het kader van het godsdienstonderwijs binnen de Vrije Gemeente. Mossel vertelde over de Bijbel niet als een onfeilbaar boek, maar als een verzameling menselijke geschriften vol levenswijsheid. Daarbij kwamen ook haar antimilitarisme, vegetarisme en geheelonthouding ter sprake. Op school had Anne Nederlands van J. Aleida Nijland, een voorvechtster van vrouwenrechten. Een wat ingewikkelde vriendschap ontwikkelde ze met de dichteres Hélène Swarth. In de tijd dat Anne haar opleiding net had afgerond, her en der preekte en zich voorbereidde op het predikantschap, zocht ze haar vaak op. Deze gesprekken brachten haar hevig aan het twijfelen. Was haar geloof wel sterk genoeg? Achteraf concludeerde ze dat deze veel oudere vrouw haar te veel geclaimd had en belast met haar eigen emoties. Na enkele weken bedrust bij haar moeder hervond ze zichzelf. de ideeën die Anne van huis uit had meegekregen, durfde ze in haar eerste gemeente nog niet vrijuit te verkondigen. Pas toen ze na de dood van haar man naar Rotterdam vertrok, kon ze haar passie voor kunst en haar opvattingen over de Bijbel kwijt. In 1921 vond ze een plek als voorganger bij de NPB in RotterdamZuid. Ze deed er wat nu heel gewoon is in een gemiddelde protestantse gemeente, maar toen alleen mogelijk was in een gemeenschap als de NPB. Ze ging met gemeenteleden naar musea, richtte een koor op en stimuleerde het opvoeren van toneelstukken, ook in kerkdiensten. Over de Bijbel zei ze: ‘Het Nieuwe Testament dient gelezen te worden als een boek waarin op symbolische wijze, in beelden en anekdotes,
42 MENNO
een mal i g mag a zi n e
‘En nu dan het werk [het predikantschap, red.] Men heeft mij dikwijls gevraagd, of het voor de vrouw geschikt is. Daarop kan ik moeilijk antwoorden, omdat ik “de” vrouw niet ken. Weten die vragers bescheid, of het werk geschikt is voor “den” man? Natuurlijk is er een bepaalde geaardheid voor nodig, die ik misschien het beste aldus omschrijf: men moet het verlangen hebben om eigen diepste bezit telkens weer buiten zichzelf te stellen.’
het a-historische geheim van de menswording Gods en de Godswording van de menselijke geest wordt uitgedrukt.’ Bij haar emeritaat in 1948 keek ze tevreden terug op haar werk in Rotterdam. Ze had er haar roeping teruggevonden: ‘Ik begreep weer dat er andere bronnen zijn, waaruit God mensenzielen laaft, dan de kerkgang.’ Tot enkele jaren voor haar overlijden, in 1972 op 84-jarige leeftijd, bleef ze zich mengen in het maatschappelijk debat met artikelen in onder meer in De Groene, NRC en Elsevier Maandblad. Steeds weer wees ze op het belang van verdraagzaamheid voor de maatschappij en van kunst voor het persoonlijke religieuze leven.
Anne Mankes-Zernike In: Droom en Daad. Maandblad voor jonge meisjes, 1e jrg., nr. 8, november 1923.
Gebruikte literatuur: Dr. A. Mankes-Zernike, Een vrouw in het wondere ambt. Herinneringen van een predikante. Amsterdam, 1956. Froukje Pitstra, Daar ik altijd meer algemeen vrijzinnig georiënteerd was gebleven, dan speciaal Doopsgezind… De vorming van het eigenzinnige vermanerschap van Anne Zernike (1887-1972). In Doopsgezinde Bijdragen 35, 2011. Froukje Pitstra, Anne Mankes-Zernike: de eerste vrouw in het ‘Wondere Ambt’. In Doopsgezind Jaarboekje, jrg. 105, 2011.
Trees van Montfoort is theologe en journaliste.
ME NNO iN E EN NOtENdOp
t e k s t & i l l u s t r at i e m a r g r e e t d e h e e r
Margreet de Heer (1972) studeerde theologie en werd striptekenares. Haar werk is in verschillende kranten en tijdschriften verschenen. In 2010 publiceerde ze Filosofie in beeld, in maart 2011 Religie in beeld (Uitgeverij Meinema, Zoetermeer). Zie www.senoeni.net.
MENNO_binnenwerk_p3-82_DEF.indd 14
07-02-2011 17:51:07
röselaers laat voorgaan
B olk e st ein:
‘Ke rken mo et en zich rich ten op hun kerntak en ’
foto: Marcel Oosterwijk
In Vrijburg (Amsterdam) wordt twee keer per jaar een politicus uitgenodigd door remonstrants predikant Joost Röselaers om op zondagochtend te spreken over een bepaald maatschappelijk thema. Tweede Kamerleden Boris van der Ham en Ahmed Marcouch spraken in 2010 de gemeente toe. Op zondag 3 april jl. was voormalig fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer Frits Bolkestein te gast in Vrijburg om een overdenking te houden. In een volle kerk (180 bezoekers) sprak Frits Bolkestein naar aanleiding van Mattheus 22: 21 (‘Geef dan wat van de keizer is aan de keizer, en geef aan God wat God toebehoort.’) over de verhouding kerk en maatschappij. Bolkestein begon zijn overdenking met een verwijzing naar de catechisatie die hij volgde in de remonstrantse kerk bij bekende predikanten als Sirks, Van Royen en Modderman. Hij heeft veel gehad aan deze catechisatie, en hij sprak zijn spijt uit dat zo weinig Nederlanders nog beschikken over een degelijke bijbelkennis. Dit bracht hem tot de centrale gedachte van zijn betoog: de kerken moeten zich richten tot hun kerntaken. Hij haalde hierbij Friedrich Nietzsche aan: ‘werde, der du bist!’. Bolkestein memoreerde de jaren zeventig en tachtig, toen veel kerken actief waren in de vredesbeweging en socialistisch georiënteerd waren. Hij hekelde een aantal voormannen en voorvrouwen uit die tijd. Volgens hem was deze oriëntatie op sociale en politieke vraagstukken een van de redenen dat de kerken leeg liepen. Een andere reden hiervoor was naar zijn mening, dat de kerken te weinig dogmatisch meer zijn. Naar analogie van de politiek: het 16 adrem remonstrants maandblad
CDA doet het niet zo goed, terwijl de kleine christelijke partijen die meer voor hun C doen, constant blijven. Zij weten wat hun raison d’être is. En dat zou ook voor de kerken moeten gelden. ‘Werde, der du bist!’ Dit betekent echter niet, dat kerken zich niet meer moeten mengen in maatschappelijke en politieke discussies. Integendeel zelfs, aldus Bolkestein. Zoals scholen en vakbonden een standpunt innemen in het maatschappelijke debat en in politieke discussies, zo moeten kerken dat ook doen. Maar wel, met bescheidenheid. De overdenking van Bolkestein riep gemengde reacties op. De een had er meer van verwacht, een ander vond het een gedateerd verhaal en weer een ander was blij dat er ook eens een ander geluid klonk in de kerk. De overdenking liet in ieder geval weinigen onverschillig en leverde geanimeerde gesprekken op tijdens de koffie na afloop. De volgende spreker in de serie is Tweede Kamerlid Tofik Dibi van Groen Links.
•
Joost Röselaers Remonstrants predikant in Amsterdam
remonstranten helpen
Op initiatief van Greteke de Vries, remonstrants predikante in Naarden-Bussum, heeft de Broederschap zich ingespannen om een actie ‘Help Japan’ van de grond te tillen. Twee dagen na de aardbeving zinderde het al van de activiteiten, binnen de kerk en bij de media. De zondag daarop vonden direct al de eerste bijzondere collectes plaats. Het uiteindelijke resultaat zal in het volgende nummer bekend worden gemaakt. Hieronder een voorlopig verslag. Japan? Niet iedereen realiseert zich dat de Remonstranten een rechtstreekse band met verschillende Japanse geloofsgemeenschappen hebben via de International Association for Religious Freedom. De IARF staat momenteel onder Japans voorzitterschap en het secretariaat is al enige jaren in Osaka gevestigd. Ds De Vries had de Remonstranten vertegenwoordigd op het 33e Wereldcongres van de IARF, en was onder de indruk geraakt van het aantal Japanners dat daaraan deelnam en hun interessante inbreng. Zo had Japan voor haar een gezicht gekregen. Actie Ds de Vries zocht contact met mij, als remonstrants bestuurslid van IARF, omdat ze wist dat ik van plan was spoedig in Japan een vergadering van het hoofdbestuur bij te wonen. Konden we iets doen? Ook vroeg ze aan ‘Utrecht’ of alle gemeenten een inzameling konden houden. Tom Mikkers pakte het nog groter aan. Hij benutte zijn positie als algemeen secretaris om te trachten via Kerk in Actie de gezamenlijke kerken mee te krijgen. Kerk in Actie verklaarde niets te kunnen doen omdat ze geen partner had in Japan. Wij wel, had hij gezegd, en zo ging de bal aan het rollen. Het bureau zette de actie in de markt met telefoontjes naar bevriende kerkgenootschappen, door het openstellen van een gironummer en met het op touw zetten van een mediacampagne. Tom maakte daarbij gebruik van zijn netwerk bij radio en geschreven pers. Spannende tijden Die dag knetterde het in mijn mailbox van de berichtjes. Kerk in Actie doet mee, Kerk in Actie doet toch niet mee. Contact met het secretariaat van IARF en met de beoogde contactpersoon in Japan. Contact met bestuursleden van de Nederlandse ledengroep van IARF, die via hun eigen kerkgenootschappen aan het netwerken slaan. Het reclamebureau van de remonstranten ontwerpt gratis een logo. Er wordt een persbericht verspreid, de actie verschijnt op de website. En na een goede anderhalve dag koortsachtig werken valt het stil, even plotseling als het begonnen is. Nu is het verder afwachten.
In Japan Een dag of tien later zit ik met diezelfde Japanse contactpersoon in een restaurant het Japanse eten te bewonderen. Eten is bijna het verkeerde woord. Eigenlijk ligt er een eetbaar kunstwerkje op je bord. Het gesprek komt op de ramp, iets, dat gedurende de dagen die volgen steeds weer zal gebeuren. Elke bijeenkomst wordt geopend met een paar minuten stilte, of een gebed, voor de slachtoffers. In alle toespraken worden een paar woorden gewijd aan de situatie. En bij de eerste officiële gelegenheid overhandigen wij, evenals als de Engelsen, symbolisch het bedrag dat in de eerste week bij ons is ingezameld voor de slachtoffers, toen 2000,- euro (inmiddels opgelopen tot 12.000,- euro). Het leven gaat door Osaka heeft zelf niet geleden. De stad staat wel bol van de acties voor de slachtoffers, zoals een benefiet (openlucht)concert en talloze straatcollectes. Op TV en in kranten is de nasleep van de aardbeving nog steeds voorpaginanieuws. Voorafgaand aan de twee vergaderdagen is er tijd voor een bezoek aan de religieuze leefgemeenschap Ittoen. In het museum aldaar worden wij verrast door een vitrine met daarin de streng katoen die door de deelnemers aan ons 33e wereldcongres in Kochi is gesponnen op het spinnewiel van Ghandi. Dit wiel is lang geleden via Nederlandse leden van IARF in Japan terecht gekomen en wordt nu bij dergelijke gelegenheden gebruikt om de band tussen mensen van goede wil uit de gehele wereld te symboliseren. Er was ook tijd voor het bijwonen van een ceremonie ter ere van een van de voorvaderen van de dynastie die de (Hervormde Shinto-) Konko kerk in Izuo bestuurt. Tijdens onze laatste maaltijd in Japan brengt de voorzitter, naast wie ik op dat moment ben gezeten, de situatie nogmaals ter sprake. Voorzichtig informeert hij wat mijn inschatting is van het stralingsgevaar. Zijn tolk kijkt met meer dan gewone spanning toe, wanneer ik weloverwogen mijn antwoord geef. Het leed is duidelijk nog niet geleden.
•
Wytske Dijkstra Voorzitter van de Europese en Midden Oosten ledengroep van de IARF jaargang 22 nr. 15 juni 2011 17
miniatuur
Koosjer? Het kon niet uitblijven. In mijn vaak rumoerige Jiddische koor bereikt de discussie rond het rituele slachten de week voor Pesach zo ongeveer het kookpunt. Dat is ook wel te begrijpen. Weggezet worden als dierenbeulen is in joodse kringen een buitengewoon beladen onderwerp. Het was namelijk het argument dat werd gebruikt in 1933 om in Duitsland de eerste anti-joodse wet te vervaardigen. Met dierenleed had het toen weinig te maken, met aankomende vervolgingen des te meer. De situatie is nu anders. Dierenbeschermers zijn oprecht in hun eis het onverdoofde slachten te verbieden. Maar de discussie wordt helaas politiek gekaapt voor een heel ander doeleinde, namelijk moslims het onmogelijk maken hun godsdienstige rituelen, waaronder het rituele slachten, in vrijheid uit te voeren. De Joden, die een vergelijkbaar ritueel volgen, was men even vergeten, waardoor een zeer ongemakkelijke situatie is ontstaan. Nu word ik eerlijk gezegd niet veel wijzer van de wetenschappelijke of pseudowetenschappelijke onderzoeken die links en rechts worden aangehaald. Is deze vorm van slachten nu veel erger dan de andere methoden? De meningen zijn verdeeld. Om maar niet te spreken van de hypocrisie waarmee het onderwerp dierenleed wordt omringd. Op de boerderij hiernaast hoor ik ’s nachts, om de zes weken, de kippenboer zijn stallen ‘schudden’. Lees: de arme beesten worden gepropt in een vrachtwagen en richting slachthuis afgevoerd. Misschien zal hun dood wel snel en pijnloos zijn, maar hun leven was één grote marteling. Verre van mij, trouwens, het idee om anderen de schuld van misstanden te geven. Tonnen boter op mijn hoofd heb ik: ik lust kreeften! En die horen levend in kokend water te worden gegooid. Niet vanwege een godsdienstige wet maar omdat de eeuwenlange Franse kookkunst meent dat ze dan beter smaken. Kreeften zijn dus niet alleen uit zichzelf niet koosjer, hun bereidingswijze is dat evenmin. In 2006 publiceerde Louise Fresco een heel aardig boek: Nieuwe spijswetten: over voedsel en verantwoordelijkheid, waarin ze pleitte voor een andere soort spijswetten, gericht op duurzaamheid en ecologie. Zoiets zou bij ritueel slachten ook mogelijk kunnen zijn (er wordt in verschillende landen ook mee geëxperimenteerd). Ik hoop dat dat lukt want op mijn koor hoorde ik de geladen conclusie: ‘ach, als we volgend jaar geen vers vlees meer voor Pesach kunnen kopen, laten we die toch diepvries importeren uit Zuid-Amerika?’ Tel uit je winst. Ook onder remonstranten zal hierover ongetwijfeld verschillend worden gedacht, en dat is prima. Persoonlijk 18 adrem remonstrants maandblad
laat de kwestie mij niet los. Sterker nog: het tumult brengt me onverhoeds tot allerlei vragen die ik me nooit heb gesteld. Liggend in de schoonheidssalon vraag ik welk masker vandaag aangebracht gaat worden. Koninginnen gelei, luidt het antwoord. Vreemd hoe het in het Frans meteen luxueuzer klinkt. De gelée royale wordt door bijenwerksters aangemaakt en dient als voedsel voor de koningin en voor de larven. Het is hard werken, mede doordat de imker het kostbare spul ten bate van mijn gezichtsbehandeling en andere geneugten met de regelmaat van de klok komt jatten. Schitterend natuurproduct, zegt de specialiste. Ja, maar is het ook koosjer?
•
Christiane Berkvens-Stevelinck Remonstrants predikant in de gemeenten Rotterdam en Breda
overweging
ik ben di e ik ben
Tegendraads Zo lang ik actief ben in het vrijzinnige wereldje weet ik niet beter, of er is discussie over onze identiteit. Wie zich wat verdiept in het vak ‘Geschiedenis van het vrijzinnig geloven in de 19e en 20e eeuw’ – en ik mag dat als docent aan het OVP doen – stuit op talrijke pogingen door de jaren heen, om in een reeks kenmerken van vrijzinnigheid die identiteit onder woorden te brengen. We vinden ze, op geestige wijze verpakt, in de beroemde Leekedichtjes van de remonstrantse predikant P.A. de Génestet (1829-1861). Ook is er het lijstje uit 1929 van de kerkhistoricus J. Lindeboom. Jaren later zette NPB-voorganger ds. Dick Werner een aantal kenmerken op een rijtje (1979). Zo ook de vrijzinnig protestantse ds. Menso Rappoldt uit Noord Holland, en ds. Peter Korver, die zowel actief in de NPB is als in een Remonstrantse gemeente. En natuurlijk mag een verwijzing naar het standaardwerk Tussen Geest en Tijdgeest onder redactie van B. Klein Wassink en Th.M. van Leeuwen (1989) hier niet ontbreken. Bij allen gaat het om het belang van ieders persoonlijk geloven; dat geloven meer een werkwoord is (open, dynamisch niet ‘af’) dan een zelfstandig naamwoord (een uitgekristalliseerde reeks opvattingen die wordt aangehangen, of – als vastgestelde leerstellingen – voor waar worden gehouden). Het gaat om ieders eigen geraakt, ontroerd en bewogen zijn door wat Tjeu van den Berk in navolging van Rudolf Otto ‘het numineuze’ noemt. Dat kunnen de verhaaltradities van Eerste- en Tweede Testament zijn, de figuur van Jezus, maar ook de natuur en grote figuren en gebeurtenissen uit de geschiedenis. Maar het zijn ook: muziek, beeldende kunst, poëzie. En ook: ervaringen van liefde en vriendschap. Uit elk lijstje komt expliciet of impliciet een tegelijk kritische en tolerante instelling van vrijzinnigen naar voren. Vrijzinnigen betonen graag respect voor andere (geloofs)opvattingen, maar aanvaarden niet dat (geloofs)opvattingen ten koste gaan van de (mede)menselijkheid. Een lastige positie, want hoe ga je om met andersdenkenden die jou níet tolere-
ren? Op die vraag heb ik niet zomaar een antwoord. Maar het lijkt me wel een vraag om, ook met elkaar, te overdenken. En kritisch zijn ze ook, in alle vrijzinnigen zit iets tegendraads. Dat impliceert: geen genoegen nemen met vlotte antwoorden: eerst maar eens zoeken naar de goede vragen, en dan ook: doorvragen. Een dergelijke tegendraadsheid vind ik in een mooi gedicht van Marjolijn van Heemstra. In 2010 verscheen bij uitgeverij Thomas Rap haar bundel Als Mozes had doorgevraagd. Voor mij is het een prachtig voorbeeld van gezonde tegendraadsheid. Niet om dwars en eigenwijs te zijn, maar omwille van waar we niet zonder kunnen: liefde.
Als Mozes had doorgevraagd Moest ik mijn land verlaten: ik zou blijven. Stond mijn stad in brand: ik draaide om. Moest ik mijn kind of feren: ik weigerde. Zo lang jij je niet laat kennen houd ik benen op de grond, armen om het kind. Mij scheep je met geen bramenstruik af met ‘ik ben die ik ben’, een kleine vlam, een donderstem. Mozes was iemand van zijn tijd: dankbaar voor het leven, bang om door te vragen en ook: een man, die vragen niet zoveel. Ik was blijven staan bij die struik tot je verscheen. Geen smoesjes van doeken voor ogen omdat je straling te fel. Mozes was brandgloed gewend, ik tl. Kom maar op, zou ik zeggen. Zeg ik nu: Kom maar op. Als niet Mozes, maar ik bij Horeb had gestaan ging het zo: ik: Wie ben je? jij: ik ben die ik ben ik: ik ook jij: ja, jij ook. Dan had ik je aangeraakt en jij mij. Was de Bijbel geen boek, maar een omhelzing. Aart van Lunteren Predikant NPB-Renkum en docent/decaan het theo logisch Opleidingsinstituut in Vrijzinnig Perspectief (zie: www.instituutovp.nl)
jaargang 22 nr. 15 juni 2011 19
het gezicht van...
Anke van Maanen De kerk is voor mij belangrijk, die hoort bij mij. Ik zie het als een levenshouding, een bepaalde manier om in het leven te staan. Ik ga volgend jaar uit de kerkenraad, dan heb ik 25 jaar bestuurlijk werk gedaan in de Broederschap. Maar ik zal nooit helemaal niets doen in de kerk. Ik ben een ‘verkoper’, ik vind het fantastisch om met een club mensen de kar te trekken voor bijvoorbeeld een kerstmarkt!
Landelijk werk? Ik heb zeven jaar in de CoZa gezeten. Ik vond dat heel belangrijk. Je werkt aan de grote structuren, je moet voorwaardenscheppend bezig zijn, de zaken goed regelen voor predikanten en kerkgebouwen. Landelijk heb je andere contacten, en door de contacten met andere gemeenten leer je te relativeren. Maar ik blijf me realiseren dat de gemeente de spil is waaromheen het draait. Die bieden de samenhang. In de gemeente doe je een stukje dagelijks werk: omzien naar elkaar.
Historie? Ik ben opgegroeid met de remonstranten, mijn moeder is in 1941 aangenomen, maar heeft ons nooit onder druk gezet om ook iets ‘met de remonstranten te doen’. Het was vanzelfsprekend om naar cathechesatie te gaan: ik heb geboft met de stimulerende discussies met ds. Laman Trip! Zij heeft mij enorm beïnvloed: zij verspreidde een sfeer van ‘kerk is leuk’, en ik vind het zo leuk dat ik die sfeer nu in Doesburg weer aantref! Even logisch was het te gaan meewerken aan de zondagsschool in Doesburg, vlak bij de toentijdse woning van mijn ouders. In 1978 werd ik in Delft actief in de gemeente, aan en af in de kerkenraad, voorzitter, boekhouder, wat niet al, alleen geen secretaris. Je moet je zwakke punten kennen… In Delft heb ik veel predikanten meegemaakt, zoals ds. Bloemendaal en Bert Dicou. We hadden een eigen kerkgebouw, een koster, één predikant, het was altijd druk maar dichtbij. Hier in Lochem moeten we zelf erg veel kosterswerkzaamheden doen. We hebben samen met Apeldoorn en Doesburg één predikant. Avondactivi teiten waren in Delft geen probleem, maar hier zijn de afstanden te groot. Laatst vertoonden we een film voor 70 man, maar dat was echt uitzonderlijk! 20 adrem remonstrants maandblad
Samenwerking? In zo’n geografisch verspreide gemeente gaat het om elkaar te kennen, lijntjes vast te houden. Je bent hier meer op elkaar aangewezen. In Delft kon je naar Den Haag of Rotterdam uitwijken, hier moet je het samen doen. Daarom is een adhoc-vorm van samenwerking tot stand gekomen tussen drie doopsgezinde gemeenten plus onze gemeente Lochem om samen het toneelstuk “Menno” op te laten voeren in Lochem. Dit biedt ook weer extra kansen voor publiciteit. Het leven nu? Ik ben een jaar of acht geleden teruggekomen naar het Oosten. Mijn man werkt hier nog een beperkte tijd per week, en ik ben buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand geworden. Heel leuk, ik bezoek aanstaande bruidsparen thuis. En zoals ik al zei, ik zal nooit helemaal niets doen in de kerk.
•
Carla Bierlaagh Lid van de redactie van AdRem