Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 2
Verslag van de vergadering van de regioraad van de stadsregio Rotterdam op 17 maart 2004. Aanwezig: Gemeente Albrandswaard Barendrecht
Westvoorne
Naam - B.G. Euser - mw. M.Th. van Wilgenburg-Beernink - K.J. Orsel - J.C. Koster - mw. M.E.B. de Goeij-Smulders - G.G. den Boon - J.W.J. Wolf - mw. G.W.M. van Viegen - R.P. Binnendijk - P.P.J. Doodkorte - C.A. Kleijwegt - E.R. van der Geest - mw. A.A. Aeyelts Averink-Winsemius - M.J.D. Jansen - J.A. Karssen - mw. E.J. Groosman-van den Brandhof - J.A. Karssen - H. Dokter - H.J. Zwiers - L.K. Geluk - B. Madlener - S. Hulman - M.G.T. Pastors - mw. R. de Sutter-Besters - R. Scheeres - A. Hekman - mw. E.D. van Collenburg-in ’t Hout - E. Schoneveld - G.J. ’t Hart - P. Runsink - T.P.J. Bruinsma - mw. B.M.A.A. Geers-van Wijk
de voorzitter de secretaris
- mr I.W. Opstelten - mw. mr M.C. Jansen
Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs Bernisse Bleiswijk Brielle Capelle aan den IJssel Hellevoetsluis Krimpen aan den IJssel Maassluis
Ridderkerk Rotterdam
Rozenburg Schiedam
Spijkenisse Vlaardingen
RRVER 17 maart 2004 / KB / JGH / 15 april 2004
1
1.
Opening en mededelingen. De voorzitter, de heer Opstelten, opent de vergadering en heet een ieder van harte welkom, in het bijzonder de heer Runsink, die door de gemeenteraad van Vlaardingen is benoemd in de vacature die is ontstaan door het vertrek van mevrouw Van Es. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Van Dijk en diens plaatsvervanger de heer Kombrink, de heer Montenij, de heer Van Buuren en diens plaatsvervangster mevrouw Hamerslag, de heer Soijer, de heer De Jong, mevrouw Hartnagel, de heer Blumenstock, die wordt vervangen door de heer Barendregt, en de heer Den Boef. De heer Doodkorte heeft laten weten later, ter vergadering te zullen komen.
2.
Verslag van de vergadering van de regioraad van de stadsregio Rotterdam d.d. 4 februari 2004. Mevrouw De Goeij (CDA) citeert uit haar bijdrage op pagina 6: “Van de portefeuillehouder wil zij voorts graag weten hoe tewerk zal worden gegaan ten aanzien van het kabinet.” Zij heeft echter gevraagd wanneer een reactie van het kabinet is te verwachten en hoe die zou worden ingepast in de behandeling van het desbetreffende stuk. Met inachtneming hiervan wordt het verslag vastgesteld.
3.
Besluitenlijsten van het dagelijks bestuur. De vergadering neemt kennis van de besluitenlijsten van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam van 14 en 28 januari 2004.
4.
Vragenhalfuur. Van het vragenhalfuur wordt geen gebruik gemaakt.
5.
Ingekomen en uitgegane stukken. Ter vergadering wordt uitgereikt een aanvullende lijst. De vergadering stemt in met de voorgestelde afdoening van de ingekomen stukken.
6.
Stand van zaken bestuurlijke organisatie. De stand van zaken wordt voor kennisgeving aangenomen.
7.
Rotterdam zet door ‘bespreking in de regio’. De heer Kleijwegt (PvdA) toont zich zeer content met de slag vooruit die is gemaakt om de regio verder te consulteren, al zijn de tijdstippen waarop uitnodigingen bij raadsleden terechtkomen wat aan de korte kant. De PvdA-fractie stelt het op prijs wanneer ook Rotterdamse raadsleden de discussie bijwonen en dat zij daarvoor expliciet een uitnodigingen toegezonden krijgen. Mevrouw De Goeij (CDA) sluit zich hierbij aan. Overigens moet het haar van het hart dat de status van de stukken die ter kennisneming worden toegestuurd niet altijd duidelijk is. Het is uitermate belangrijk dat ook Rotterdamse raadsleden geënthousiasmeerd worden, maar zij dringt erop aan ook een oplegstuk mee te sturen waarin duidelijk wordt gemaakt hoe een en ander behandeld wordt, wat de verwachtingen zijn en welk tijdpad in aanmerking wordt genomen. De heer Wolf (PvdA) roept de Rotterdammers in de regioraad graag op hun achterban op te wekken de bijeenkomsten bij te wonen. Voor de bijeenkomst in Schiedam hebben zich nu tot 21 portefeuillehouders, burgemeesters en regioraadsleden aangemeld en voor de bijeenkomst in Spijkenisse nog slechts 4.1 Het dagelijks bestuur zal zich aanstaande maandag beraden op de vraag of laatstgenoemde bijeenkomst onder die o mstandigheden wel doorgang moet vinden. Voorts zal nader worden bezien in hoeverre de regioraadsleden kunnen worden gecontenteerd met het tijdpad waarom door mevrouw
1
Nadien is het aantal aanmeldingen fors gestegen. Aan de bijeenkomst in Schiedam hebben circa 100 personen deelgenomen, in Spijkenisse 60 (JGH). RRVER 17 maart 2004 / KB / JGH / 15 april 2004
2
De Goeij is gevraagd. Desgevraagd deelt hij mede, dat ook de leden van de gemeenteraad van Rotterdam op hun huisadres tijdig een uitnodiging hebben ontvangen. De vergadering besluit: 1. kennis te nemen van de nota; 2. in de eigen gemeente deelname aan de bijeenkomsten te bevorderen. 8.
Overdrachtsprotocol ontvlechting Bestuursdienst Rotterdam. De vergadering besluit het voorstel van wijziging van de gemeenschappelijke regeling toe te zenden aan de inliggende gemeenten, teneinde de overgang van het personeel van de gemeente Rotterdam naar de stadsregio mogelijk te maken.
9.
Overloopregeling bodemsanering. De vergadering besluit het beleid voor een overloopregeling vast te stellen voor bijdragen in de saneringskosten voor VINEX-projecten waarvan de sanering voor 1 januari 2005 is afgerond, maar waarvan de oplevering van de woningen op of na 1 januari 2005 volgt, overeenkomstig de bijgevoegde randvoorwaarden.
10.
Subsidieverordening V&V 2004. Ter vergadering wordt uitgereikt de aanvulling op artikel 4 (programmering projecten): "Lid 3: Indien subsidie is verstrekt aan een urgent ander project, maakt het dagelijks bestuur hiervan melding aan de regioraadscommissie Verkeer en Vervoer." De vergadering besluit de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer te herzien door vaststelling van het in ontwerp bijgevoegde besluit met inbegrip van de aanvulling.
11.
Rondvraag en sluiting. Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. De voorzitter sluit te 15.15 uur de vergadering.
RRVER 17 maart 2004 / KB / JGH / 15 april 2004
3
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 3
Onderwerp: Besluitenlijsten van het dagelijks bestuur. Bijlagen: 1. besluitenlijsten dagelijks bestuur 14 en 28 januari 2004.
Toelichting: ter kennisname treft u bijgaand de besluitenlijsten aan van de vergadering van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam van 14 en 28 januari 2004.
Gevraagde beslissing: 1. kennis te nemen van de besluitenlijsten van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam van 14 en 28 januari 2004.
BESLDBRR / KB / 1 maart 2004
Pagina 1
Dagelijks Bestuur Vergadering 14 april 2004 Agendapunt 2b Onderwerp: Besluitenlijst van de vergadering d.d. 31 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Gevraagde beslissing: 1. de besluitenlijst vast te stellen.
Besluitenlijst van de vergadering d.d. 31 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam Aanwezig zijn mevrouw A.A. Aeyelts Averink - Winsemius, de heer B.G. Euser, de heer I.W. Opstelten (voorzitter, vanaf punt 22 aanwezig), de heer G.J. 't Hart (arriveert tijdens de behandeling van punt 8), de heer S. Hulman, mevrouw M.C. Jansen (secretaris), de heer J.A. Karssen, de heer M.G.T. Pastors, (aanwezig vanaf agendapunt 8) de heer R. Scheeres, de heer J.W.J. Wolf alsmede mevrouw A. Frank en de heren C.A. van Hulst, P.A.C. Vonk en J.G. Hijgemann.
1.
Opening en mededelingen. § Voorzitter Opstelten heeft laten weten eerst omstreeks 10.45 uur te kunnen arriveren. De vergadering (tot agendapunt 22) wordt daarom voorgezeten door de heer Wolf. De heer 't Hart heeft laten weten iets later te komen. § De volgorde van de te bespreken onderwerpen wordt gewijzigd, dit in verband met de veelheid aan agendapunten en het gegeven dat het bestuurlijk overleg dat met een delegatie van Westvoorne vanochtend om 11.45 zal plaatshebben. Ter vergadering is een zogeheten werkagenda 1 beschikbaar alsmede een verzamelbesluit (agendapost 25a).
8.
Financiële rapportage Jeugdhulpverlening 2003. Het dagelijks bestuur neemt kennis van de stand van zaken rondom de bevindingen van de accountant naar het rapport: “Financiële Situatie Jeugdhulpverlening 2003”.
9.
Subsidies Jeugdzorg 2003. Het dagelijks bestuur stelt de volgende subsidiebeschikkingen Jeugdzorg 2003 vast: § Bureau Jeugdzorg, voorpost Delfshaven, Charlois € 112.935,§ Bureau Jeugdzorg, Registratie wachtlijstbestrijding € 30.000,§ Jeugd Welzijnsberaad West € 5.188,§ SOJR € -40.099,- (te vorderen)
10. Herzien subsidies Jeugdzorg 2003. Het dagelijks bestuur stemt in met het voorstel om de subsidiebeschikkingen 2003 voor de jeugdzorg: § te verhogen met OVA (overheidsbijdrage aan de arbeidskostenontwikkeling)percentage van 4,03%; § te corrigeren voor de in 2003 gemaakte fouten; § de herziene beschikkingen uit te betalen na de definitieve vaststelling van de subsidies 2003.
1
het verslag volgt de feitelijke volgorde van bespreking. De nummering van de agendapunten is echter niet veranderd. BESLDB 31 maart 2004 / JGH / 5 april 2004
Pagina 1
11. Regionaal Groenblauw Structuurplan 2 (visiegedeelte) ‘Naar een groene regio aan de Delta’. Het dagelijks bestuur besluit: 1. in te stemmen met het voorontwerp RGSP2 visiegedeelte, zijnde de groenblauwe bouwsteen voor het RR2020; 2. in te stemmen met het vervolgproces; 3. de portefeuillehouder groen te machtigen de visie te bespreken met gedeputeerden van de provincie teneinde bestuurlijke instemming te verkrijgen en afspraken te maken over het vervolgproces. 22. Financieel arrangement RET. Het dagelijks bestuur besluit: 1. de aanloopverliezen van de Beneluxlijn, IJsselmondelijn, Carnisselandelijn, Nesselandelijn en Schiedam-Vlaardingenlijn op te lossen binnen de reguliere exploitatiebijdragen aan de RET, 2. de vrijval in de projectbudgetten van de lopende OV-infrastructuurprojecten door toepassing van de stadsregionale GDU+regeling te benutten voor de dekking van VAT-kosten en enkele knelpunten in de realisatie van bedoelde projecten, 3. over de dekking van de 5% eigen bijdrage van de Beneluxlijn nader overleg te voeren met de gemeente Rotterdam, 4. over een stadsregionale bijdrage in de dekking van investeringen in groot onderhoud van de metro-infrastructuur besluiten te nemen na afronding van overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat over een definitieve rijksbijdrageregeling, 5. de overige vrijval in de lopende OV-infrastructuurprojecten te reserveren voor dekking van realisatiekosten in toekomstige OV-infrastructuurprojecten. 23. Regionale invulling marktwerking GVB. Het dagelijks bestuur besluit: 1. kennis te nemen van de kwesties die een rol spelen bij de verlening van de OVconcessies; 2. de brief aan de minister over de regionale invulling van het beleid marktwerking GVB vast te stellen. 24. Subsidieverlening 2004: exploitatie OV, buurtbusverenigingen, sociale veiligheid OV, toegankelijkheid. Het dagelijks bestuur besluit: 1. van de rijksbijdrage 2004 in de exploitatie van het openbaar vervoer € 1,9 mln bestemmen voor concessiebeheer, beleidsadvisering door derden, stimuleren bedrijfsvervoer, beheer / onderhoud / afschrijving reizigersinformatiesysteem busstation Schiedam, afschrijving reizigersinformatiesysteem Spijkenisse en Treintaxi's 2. uit het Fonds Bereikbaarheidsoffensief € 154.000 beschikbaar stellen voor de aanloopkosten openbaar vervoerontsluiting VINEX-locatie Carnisselande. Dit bedrag is in het RIVV opgenomen; 3. de apparaatlasten 2004 (ca € 1 mln) niet doorbelasten op de rijksbijdrage OV; de apparaatlasten komen dan te laste van de GDU via de doorbelastingssystematiek; 4. uit de reserve exploitatie OV € 1 mln beschikbaar te stellen voor de exploitatie van het OV; 5. ten laste van het Fonds Bereikbaarheidsoffensief € 1,5 mln voor te financieren ten gunste van de exploitatie van het OV; 6. het subsidieplafond OV 2004 vast te stellen op € 166.170.000 (prijspeil 2003); 7. aan de concessiehouders de volgende bijdragen toe te kennen: - RET concessie metro, tram en stadsbus c.a. € 145.800.000; - Connexxion concessie Voorne-Putten € 6.550.000; ten behoeve van het bereiken van overeenstemming over de toe te kennen bijdrage het volgende bedrag beschikbaar stellen: - Connexxion concessie streek overig € 13.988.000; 8. verbetering van de openbaar vervoerbediening van de Vinexwijken in de Bdriehoek met Connexxion op te lossen binnen de beschikbare exploitatiebijdrage 2004; 9. toekennen van een bijdrage van € 3.246 aan het buurtbuscomité van de buurtbus Voorne; 10. het machtigen van de secretaris tot het afhandelen van de aanvraag van Transvision voor de Treintaxi Barendrecht en de aanvraag van het buurtbuscomité Kruininger Gors. BESLDB 31 maart 2004 / JGH / 5 april 2004
Pagina 2
25. Presentatie alternatieve invulling Herontwerp RET-concessie openbaar vervoer. Het dagelijks bestuur besluit: 1. kennis te nemen van en eerste reactie te geven op de presentatie van de eindrapportage van de verkenning naar alternatieve invulling Herontwerp RETconcessie openbaar vervoer; 2. de portefeuillehouder Verkeer en Vervoer te machtigen om op basis van het eindrapport de betrokken gemeentebesturen, het consumentenplatform PROV, de betrokken aanliggende concessieverlenende besturen en de commissie Verkeer en Vervoer te raadplegen ter voorbereiding van besluiten in de dagelijks bestuursvergadering van 28 april 2004. 25a Verzamelbesluit. Het dagelijks bestuur neemt de volgende besluiten: 12. Rapportage woningbouwproductie 2003 in het kader van BLS-bijdrage. 1. vast te stellen de woningbouwrapportage 2003 in het kader van de BLS met een netto toevoeging van 1249 woningen en de brief aan de minister versturen met het verzoek om de jaarlijkse bijdrage over te maken. 13. Externe beoordeling exploitatie Boterdorpse Polder. 1. opdracht te verlenen aan bureau Pas om over de optimalisatiemogelijkheden van de exploitatieopzet voor Boterdorpse Polder in de gemeente Bergschenhoek advies uit te brengen en de kosten ten laste te brengen van het Omslagfonds VINEX. 14. Reactie op voorontwerp bestemmingsplan Polder Schieveen en MER, gemeente Rotterdam. 1. het gemeentebestuur van Rotterdam mee te delen dat: § het initiatief om een combinatie van bedrijventerrein en natuurontwikkeling toegejuicht wordt; § het uitgangspunt voor de financiering “paars voor groen” dient te zijn; § aandacht gevraagd wordt voor een goede inpassing van het bedrijventerrein in het natuurgebied, waarbij de voorkeur verdient een aflopende hoogte van bebouwing naar het natuurgebied op te nemen; § de ontsluiting van het bedrijventerrein op de (N209) Doenkade zowel fysiek als exploitatief in het plan beter opgelost dient te worden. In dit kader ligt het voor de hand de bereidheid van de gemeente te vragen om t.z.t. een bijdrage aan de N209 en de OV-ontsluiting te leveren. 15. Advies over afwijking RSP Midden IJsselmonde ontwerp bestemmingsplan Portland II. 1. de gemeente Albrandswaard en Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland te berichten dat in hoofdlijnen ingestemd wordt met de invulling van het ontwerp bestemmingsplan Portland II. 16. Verzoek toepassing lokaal maatwerk woonruimteverdeling Oude Noorden Rotterdam. 1. de gemeente Rotterdam toe te staan om in de wijk Oude Noorden van de beschikbaar komende woningen in de straten zoals genoemd in de bijlage van de aanvraag woningen te doen toewijzen (binnen het aanbodmodel) op basis van verbijzonderde criteria; 2. de gemeente Rotterdam toe te staan om in de wijk Oude Noorden woningen die leegkomen vanwege het project Handhaving Huurovereenkomsten te doen toewijzen aan woningzoekenden buiten het aanbodmodel om. Over deze verhuringen zal met hoge frequentie worden gerapporteerd aan de stadsregio; 3. dit besluit van het dagelijks bestuur is geldig tot de datum waarop de regionale Overeenkomst Woonruimteverdeling c.q. de Huisvestingsrichtlijn 2004 in werking treedt. 17. Stand van zaken concessie RandstadRail en aanschaf rijtuigen. 1. kennis te nemen van de stand van zaken concessieverlening RandstadRail; 2. de directeur RET zekerheid te verschaffen, voor het geval dat de concessie voor de exploitatie van RandstadRail niet aan RET wordt gegund, over BESLDB 31 maart 2004 / JGH / 5 april 2004
Pagina 3
3.
dekking van € 400.000,= aan voorbereidingskosten tot het moment van contractonderhandeling over de bij de leverancier te plaatsen order voor de aanschaf van RandstadRailrijtuigen; directeur RET op te dragen bij de voorbereiding met de installatie van extra apparatuur in de RandstadRailrijtuigen rekening te houden en over de wijze van dekking van de eventuele meerkosten van deze extra apparatuur te besluiten bij het besluit tot concessieverlening.
18. Tourniquets RandstadRail. 1. in te stemmen met het voorstel van de Stuurgroep RandstadRail voor aanpassing van het programma van eisen van RandstadRail ten behoeve van de aanleg van tourniquets op de haltes en stations van RandstadRail op maaiveldniveau; 2. de kosten voor de aanleg van circa € 10 mln ten laste te brengen van het projectbudget RandstadRail en pas een besluit te nemen over eventuele aanvullende dekking indien blijkt, dat het projectbudget na afwikkeling van de meest risicovolle projectonderdelen te laag is om de meerkosten van de tourniquets te dekken. 19. Vaststellen bijdragen openbaar vervoer over 2003. 1. de bijdragen op grond van de Subsidieverordening Personenvervoer 2003 als volgt vast te stellen: RET concessie metro, tram en stadsbus ca € 155.929.796,00; Connexxion concessie Voorne-Putten € 7.615.190,00; Connexxion concessie streek overig € 14.099.182,00; Vipre concessie lijn 54 en 58 € 18.067,00. Transvision Treintaxi’s Maassluis en Schiedam € 112.705,40; Schiedam beheer / onderhoud DRI € 13.591,04; Buurtbus Voorne € 3.145,00; Buurtbuscomité Kruininger Gors € 1.795,00; 2. de reserves voor bedrijfsvervoer, exploitatie en projectkosten samen te voegen tot één reserve exploitatie OV; 3. het overschot van de rijksbijdrage exploitatie OV van € 546.834 toe te voegen aan de reserve exploitatie OV. 20. Verzoek om reisinformatie van de gemeente Rotterdam. 1. de regioraad te adviseren het verzoek van de gemeente Rotterdam om op korte termijn de huidige reisinformatievoorziening met geactualiseerde reisschema's op alle trams en bussen in Rotterdam uit te breiden, af te wijzen. 21. Reactie op de startnotitie voor de aanvulling op de trajectnota / MER van rijksweg A4 Delft-Schiedam. 1. in te stemmen met de te onderzoeken alternatieven en effecten volgens de startnotitie trajectnota / MER A4 Delft-Schiedam; 2. na advies van de commissie Verkeer en Vervoer de in concept bijgevoegde brief aan de Minister van Verkeer en Waterstaat te verzenden, waarbij expliciet aandacht wordt gevraagd voor de inpassing tussen Vlaardingen en Schiedam en het tempo van planvorming. 2a. Verslag van de vergadering d.d. 17 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Het dagelijks bestuur stelt het verslag vast. 2b. Besluitenlijst van de vergadering d.d. 17 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Het dagelijks bestuur de besluitenlijst vast. 3.
Ingekomen en uitgegane stukken. Het dagelijks bestuur stemt in met de afhandelingvoorstellen op de lijst ingekomen en uitgegane stukken.
4.
Bestuurlijke contacten / afspraken zich aandienend overleg. § De twee bijeenkomsten (24 en 30 maart 2004) die wij georganiseerd hebben in het kader van de nota "Rotterdam zet door" zijn geslaagd te noemen. De indruk is dat er - na enige terughoudenheid - beweging in het debat zit. Er was veel belangstelling, respectievelijk ca. 150 en 50 belangstellenden: de participatie
BESLDB 31 maart 2004 / JGH / 5 april 2004
Pagina 4
§
vanuit de gemeenteraad van Rotterdam was teleurstellend, zeker tijdens de eerste bijeenkomst in Schiedam. Het dagelijks bestuur neemt kennis van het overzicht.
5.
Agendaplanning. Het dagelijks bestuur neemt kennis van de planning.
6.
Stand van zaken bestuurlijke organisatie. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen te melden.
26. Rondvraag en sluiting. verbetering van de openbaar vervoerbediening van de Vinexwijken in de B-driehoek met Connexxion op te lossen binnen de beschikbare exploitatiebijdrage 2004.
BESLDB 31 maart 2004 / JGH / 5 april 2004
Pagina 5
Dagelijks Bestuur Vergadering 31 maart 2004 Agendapunt 2b Onderwerp: Besluitenlijst van de vergadering d.d. 17 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam.
Gevraagde beslissing: 1. de besluitenlijst vast te stellen.
Besluitenlijst van de vergadering d.d. 17 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam Aanwezig zijn mevrouw A.A. Aeyelts Averink - Winsemius, de heer B.G. Euser, de heer I.W. Opstelten (voorzitter), de heer G.J. 't Hart, de heer S. Hulman, mevrouw M.C. Jansen (secretaris), de heer J.A. Karssen (alleen aanwezig bij de behandeling van de agendapunten 1 en 7) , de heer M.G.T. Pastors, de heer R. Scheeres, de heer J.W.J. Wolf alsmede mevrouw A. Frank en de heren C.A. van Hulst, P.A.C. Vonk en J.G. Hijgemann.
1.
Opening en mededelingen. Voorzitter Opstelten opent de vergadering.
7.
Conferentie colleges van B&W in het kader van ‘Rotterdam zet door’. Tijdens deze bijeenkomsten zal de heer Karssen het stadsregionale standpunt verwoorden; de heer Pastors zal de Rotterdamse kijk op de zaak belichten. Tijdens de vergadering van de regioraad van hedenmiddag zal de leden gevraagd worden in "eigen huis" te bevorderen dat de gemeenten op 24 en 30 maart 2004 ruimschoots vertegenwoordigd zijn.
2a. Verslag van de vergadering d.d. 3 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Het dagelijks bestuur stelt het verslag vast. 2b. Besluitenlijst van de vergadering d.d. 3 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Het dagelijks bestuur stelt de besluitenlijst vast. 3.
Ingekomen en uitgegane stukken. Het dagelijks bestuur stemt in met de afhandelingvoorstellen op de lijst ingekomen en uitgegane stukken.
4.
Bestuurlijke contacten / afspraken zich aandienend overleg. Het dagelijks bestuur neemt kennis van het overzicht.
5.
Agendaplanning. Het dagelijks bestuur neemt kennis van de planning.
6.
Stand van zaken bestuurlijke organisatie. Er zijn thans geen nieuwe ontwikkelingen te melden.
8.
Stand van zaken financieel-organisatorische problematiek jeugdzorg. Het dagelijks bestuur neemt van de stand van zaken.
9.
Resultaat en resultaatverdeling jaarrekening 2003. Besloten wordt het resultaat van stadsregio algemeen als volgt te verdelen:
BESLDB 17 maart 2004 / JGH / 23 maart 2004
Pagina 1
§ § §
GDU Algemene reserve Reserve minimalisatie doorbelastingen
€ 1.334.797 € 113.392 € 474.411
10. Bezwaarschrift stichting Flexus. Het dagelijks bestuur besluit: 1. het bestuur van de stichting Flexus mede te delen dat op formele gronden overeenkomstig het preadvies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie - het bezwaar niet-ontvankelijk is doch dat op grond van inhoudelijke overwegingen het verzoek toch wordt gehonoreerd; 2. de stichting Flexus mee te delen dat de subsidievaststelling in de toekomst plaats zal vinden volgens de Subsidie- en Inspraakverordening Jeugdhulpverlening 1998. 11. Stand van zaken Nota Ruimte. Het dagelijks bestuur neemt kennis van de stand van zaken Nota Ruimte. 12. Presentatie signaalkaarten Milieu. In verband met afwezigheid van degene die de presentatie zou verzorgen, wordt dit onderwerp van de agenda afgevoerd en naar een van de volgende vergaderingen verschoven. 13. Rondvraag en sluiting. Portefeuillehouder Pastors deelt mede dat een niet geheel juist indexcijfer is gehanteerd in de aan de gemeenten toegezonden conceptbegroting 2005. Dit kan door middel van een brief hersteld worden. Het dagelijks bestuur stemt in met de verzending van die brief.
BESLDB 17 maart 2004 / JGH / 23 maart 2004
Pagina 2
Dagelijks Bestuur Vergadering 17 maart 2004 Agendapunt 2b Onderwerp: Besluitenlijst van de vergadering d.d. 3 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam.
Het dagelijks bestuur besluit: 1. het besluitenlijst vast te stellen.
Besluitenlijst van de vergadering d.d. 3 maart 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam Aanwezig zijn mevrouw A.A. Aeyelts Averink - Winsemius, de heer B.G. Euser, de heer I.W. Opstelten (voorzitter), de heer G.J. ’t Hart (tot punt 11) , de heer S. Hulman, mevrouw M.C. Jansen (secretaris), de heer J.A. Karssen, de heer M.G.T. Pastors, de heer J.W.J. Wolf alsmede mevrouw A. Frank (tot punt 15), mevrouw F.D. Damme (tot punt 7) en de heren C.A. van Hulst, P.A.C. Vonk, W. Nettinga en J.G. Hijgemann. Afwezig is de heer R. Scheeres.
1.
Opening en mededelingen. § Voorzitter Opstelten opent de vergadering. § De voorzitter meldt dat in het Rotterdams Dagblad een artikel verschijnt waarin de voorzitter van onze KvK pleit voor een sterke stadsregio.
2a. Verslag van de vergadering d.d. 11 februari 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Het dagelijks bestuur stelt het verslag vast. 2b. Besluitenlijst van de vergadering d.d. 11 februari 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Het dagelijks bestuur stelt de besluitenlijst vast. 3.
Ingekomen en uitgegane stukken. Het dagelijks bestuur besluit stemt in met de afhandelingvoorstellen op de lijst ingekomen en uitgegane stukken.
4.
Bestuurlijke contacten / afspraken zich aandienend overleg. Het dagelijks bestuur neemt kennis van het overzicht.
5.
Agendaplanning. Het dagelijks bestuur neemt kennis van de planning.
6.
Stand van zaken Bestuurlijke organisatie. Het dagelijks bestuur maakt geen gebruik van dit punt omdat geen ontwikkelingen zijn te melden.
7.
Begroting 2005. Het dagelijks bestuur besluit: 1. de conceptbegrotingen voor een termijn van 8 weken voor reactie aan de deelnemende gemeenten voor te leggen; 2. de secretaris te machtigen, gehoord hebbende de opmerkingen van het dagelijks bestuur, de tekst van de conceptbegrotingen definitief vast te stellen ter verzending aan de deelnemende gemeenten.
BESLDB 3 maart 2004 / JGH / 8 maart 2004
Pagina 1
8.
Integraal communicatieprogramma. Het dagelijks bestuur besluit: 1. spreekrecht voor burgers en maatschappelijke organisatie in te voeren bij commissievergaderingen; 2. per bestuursperiode een regionale omnibusenquête uit te voeren ter ondersteuning van de evaluatie van het beleidsprogramma en het verzamelen van bouwstenen voor het programma voor de volgende bestuursperiode; 3. met inachtneming van het ter vergadering besprokene het integraal communicatieprogramma 2003-2006 vast te stellen.
9.
Integratie regiodag in communicatieprogramma voorontwerp RR2020. Het dagelijks bestuur stemt in met het integreren van de regiodag in het communicatieprogramma rond de presentatie van het voorontwerp RR2020.
10. Besluit Provinciale Staten inzake RTV Rijnmond. Besloten gedeputeerde staten te berichten dat hun besluit niet geheel spoort met de standpuntbepaling binnen de regio. Zo nodig wordt daarover nog bestuurlijk overleg gevoerd. 11. Bezwaarschrift Advies- Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ). Het dagelijks bestuur het bestuur van de stichting AJK - overeenkomstig de in concept overlegde brief - mede te delen dat op formele gronden - overeenkomstig het preadvies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie - het bezwaar nietontvankelijk is doch dat op grond van inhoudelijke overwegingen het verzoek toch wordt gehonoreerd. 12. Brief aan minister Verdonk inzake nieuwe Wet op de inburgering. Over het nut van de verzending van de brief aan minister van Vreemdelingenzaken en Integratie over de nieuwe Wet op de inburgering zijn vragen gerezen. Het dagelijks bestuur besluit de kwestie even te laten rusten. De commissie wordt wel geïnformeerd over het vooralsnog niet voldoen aan het verzoek dat de gemeenten tijdens een conferentie hebben gedaan. De heer Euser neemt deze taak op zich. 13. Subsidies Jeugdzorg 2003 en 2004. Het dagelijks bestuur de subsidies voor de volgende instellingen vast te stellen: a. VU Medisch Centrum; b. Dar el Hidaya. 14. Afwijzingen subsidies Jeugdzorg 2004. Het dagelijks bestuur besluit: 1. in te stemmen met de afwijzing van de subsidieaanvragen van: a. Stichting Humanitas (Dak boven je hoofd); b. DeltaBouman (Preventieproject Jeugdhulpverlening 2004); c. Stichting Horizon (Ontwikkelkosten module gedragsproblematiek); d. VU Medisch Centrum (psychische problematiek) 12 minners. 2. de in concept overlegde afwijzingsbrieven te verzenden. 14a Onderhandelcondities (Terms of Reference) en onderhandelagenda voor PMR-deelproject 750 ha. Het dagelijks bestuur besluit: 1. in te stemmen met de onderhandelcondities zoals is verwoord in de Terms of Reference en voorzitter Opstelten en portefeuillehouder mevr. Aeyelts AverinkWinsemius te mandateren om de TOR te paraferen; 2. in te stemmen met het voorstel portefeuillehouder mevr. Aeyelts AverinkWinsemius namens de stadsregio de onderhandelingen voert over de 750 ha PMRgroen. 15. Reactie op ontwerp bestemmingsplan Carnisselande-noord. Het dagelijks bestuur besluit Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland te berichten dat in hoofdlijnen ingestemd wordt met de invulling van het ontwerp bestemmingsplan Carnisselande-noord.
BESLDB 3 maart 2004 / JGH / 8 maart 2004
Pagina 2
16. Reactie op voorontwerp bestemmingsplan Polder Schieveen en MER, gemeente Rotterdam. Portefeuillehouder Wolf zal eerst met wethouder Van Sluis overleggen. Deze aangelegenheid komt dus nog een keer terug in het dagelijks bestuur. 17. Standpuntbepaling inzake detailhandel aan de Ceintuurbaan in Rotterdam. Het dagelijks bestuur stemt in met handhaving van Correct in zijn huidige gegroeide situatie en besluit de (aan te passen) brief verzenden. 18. Vertegenwoordiging kaderwetgebieden bij bestuurlijk overleg Vreemdelingenzaken in casu verblijfsgerechtigden. Het dagelijks bestuur besluit: 1. in te stemmen met bestuurlijke vertegenwoordiging van de kaderwetgebieden in het overleg met ministers V en I en VROM inzake vreemdelingenzaken en integratie, waaronder het toezicht huisvesting verblijfsgerechtigden door de portefeuillehouder Wonen van Haaglanden, mw. G. Smid-Marsman, met als plaatsvervanger de portefeuillehouder Wonen van het KAN, de heer G.H.W. Noordewier; 2. in te stemmen met de rol van de portefeuillehouder WSV als vertegenwoordiger van de kaderwetgebieden in het jaar 2005 in het periodiek bestuurlijk overleg tussen minister Dekker (VROM), minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie V&I), de VNG en de toezichthouders huisvesting statushouders. 19. Verzoek toepassing lokaal maatwerk woonruimteverdeling van de gemeente Albrandswaard. Het dagelijks bestuur besluit: 1. de gemeente Albrandswaard toe te staan om van de beschikbaar komende woningen maximaal 50% met voorrang toe te wijzen aan starters en/of ouderen uit de eigen gemeente; 2. dit besluit van het dagelijks bestuur is geldig tot de datum waarop de regionale Overeenkomst Woonruimteverdeling c.q. de Huisvestingsrichtlijn 2004 in werking treedt. 20. Bezwaarschrift van V.V. BV op beschikking Het dagelijks bestuur besluit overeenkomstig het advies van de Algemene Beroepscommissie, Kamer VII, het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. 21. Advies inzake subsidieaanvragen stedelijke vernieuwing. Het dagelijks bestuur besluit Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland positief te adviseren over de subsidie-aanvragen van Berkel en Rodenrijs en Hellevoetsluis. 22. Herziening Subsidieverordening Verkeer en Vervoer. Het dagelijks bestuur besluit de regioraad door middel van het bijgevoegde ontwerpraadsvoorstel voor te stellen de Subsidieverordening Verkeer en Vervoer te herzien conform het bijbehorende ontwerp, en daartoe het raadsvoorstel vast te stellen. 23. Voortgangsverslagen diverse openbaar vervoerprojecten over het 4e kwartaal 2003. Het dagelijks bestuur besluit kennis te nemen van de externe voortgangsrapportage over het 4e kwartaal 2003 van de diverse openbaar vervoerprojecten. 24. MIT-Verkenning N57. Het dagelijks bestuur besluit: 1. de MIT-Verkenning N57 vast te stellen; 2. de aanbiedingsbrief aan de minister van V&W vast te stellen. 25. Stand van zaken OV Chipkaart en invoeringsstrategie Het dagelijks bestuur neemt kennis van de stand van zaken en de invoeringsstrategie van de OV-chipkaart. 26. Afsprakenkaders Nesselande-, IJsselmonde- en Carnisselandelijn. Het dagelijks bestuur machtigt de portefeuillehouder Verkeer en Vervoer om in overleg met de gemeente Rotterdam de tekst van de afsprakenkaders Carnisselande- en IJsselmondelijn inzake de garantstelling voor de “Nieuw voor Oud”-bijdrage van de nutsbedrijven te herformuleren. BESLDB 3 maart 2004 / JGH / 8 maart 2004
Pagina 3
27. Marktwerking GVB Wet personenvervoer 2000 Het dagelijks bestuur besluit: 1. kennis te nemen van de inzet van de minister in het kader van de evaluatie van de Wp2000; 2. in te stemmen met de inzet om met de vier steden en vier regio’s gezamenlijk tot een standpuntbepaling te komen; 3. Instemmen met het standpunt dat een transparante en efficiënte bedrijfsvoering een noodzakelijke voorwaarde is voor een goed functionerend openbaar vervoer 4. in te stemmen met het standpunt dat aanbesteding een instrument is naast andere en geen doel is van het OV-beleid; 5. in te stemmen met het voorlopige standpunt dat het de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden is om een adequate keuze te maken voor het in de eigen regio meest geschikte instrument voor een efficiënte bedrijfsvoering in het openbaar vervoer; 6. in te temmen met het voorlopige standpunt dat gepleit wordt om de Wet personenvervoer 2000 het aanbesteden facultatief op te nemen, zodat de concessieverlenende overheden hiervoor de ruimte krijgen; 7. de portefeuillehouder Verkeer en Vervoer te machtigen om namens het dagelijks bestuur de brief van het SKVV en de aanvullende rapportage over de stadsregionale situatie aan de minister inzake de marktwerking te tekenen. 28. Financiële bijdrage aan de actie “op de fiets werkt beter”. Het dagelijks bestuur besluit: 1. de actie “op de fiets werkt beter 2004” te ondersteunen met een bedrag van € 41.650,--; 2. dit bedrag ten laste te brengen van de begroting 2004, subfunctie 210.00, door een onttrekking van de bestemmingsreserve vervoermanagement; 3. geadresseerde mede te delen dat tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop het is verzonden een bezwaarschrift kan worden ingediend bij het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam, Postbus 21051, 3001 AB Rotterdam. 29. Bezuinigingen OV - brief regiofractie D66 Het dagelijks bestuur besluit de portefeuillehouder overeenkomstig zijn voorstel de beantwoording van de vragen vast te stellen nadat de leden van het dagelijks bestuur per e-mail kennis hebben kunnen nemen van de conceptantwoorden. 30. Vaststelling bijdrage functieverandering voor de realisatie van 35 woningen op de locatie Nieuwe Haven / Westerkade te Schiedam. Het dagelijks bestuur besluit een bedrag van € 158.823 toe te kennen aan de gemeente Schiedam voor de realisatie van 35 woningen op de functieveranderingslocatie Nieuwe Haven / Westerkade, onder de voorwaarde dat het dagelijks bestuur zich het recht voorbehoudt, om een overeenkomstig deel van het toegekende bedrag terug te eisen als zijnde onverschuldigd betaald, indien blijkt dat een deel van de woningen niet is gerealiseerd voor 31 december 2004. 31. Rondvraag en sluiting. Hiervan wordt geen gebruik gemaakt.
BESLDB 3 maart 2004 / JGH / 8 maart 2004
Pagina 4
Dagelijks Bestuur Vergadering 3 maart 2004 Agendapunt 2b
Onderwerp: Besluitenlijst van de vergadering d.d. 11 februari 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam.
Gevraagde beslissing: 1. de besluitenlijst vast te stellen.
Besluitenlijst van de vergadering d.d. 11 februari 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam Aanwezig zijn mevrouw A.A. Aeyelts Averink - Winsemius, de heer B.G. Euser, de heer G.J. 't Hart, de heer S. Hulman, mevrouw M.C. Jansen (secretaris), de heer J.A. Karssen, de heer M.G.T. Pastors, de heer R. Scheeres, de heer J.W.J. Wolf (plaatsvervangend voorzitter alsmede mevrouw F.M. Damme, mevrouw A. Frank en de heren C.A. van Hulst, P.A.C. Vonk en A. Veenbergen.
1.
Opening en mededelingen. Er is bericht van verhindering ontvangen van de heer Opstelten. De heer Wolf zit voor. De heer Wolf spreekt een woord van welkom tot de heer Karssen.
1a. Portefeuilleverdeling. Besloten wordt dat de heer Karssen de portefeuille wonen, stedelijke vernieuwing en Vinex zal beheren. De heren Karssen en Wolf zijn elkaars plaatsvervangers. 2a. Verslag van de vergadering d.d. 28 januari 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Abusievelijk is de heer Koen als aanwezig vermeld. In agendapunt 12 wordt “de heer Wolft” gewijzigd in “de heer Wolf”.Het dagelijks bestuur stelt het verslag vast. 2b. Besluitenlijst van de vergadering d.d. 28 januari 2004 van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam. Abusievelijk is de heer Koen als aanwezig vermeld. Het dagelijks bestuur stelt de besluitenlijst vast. 3.
Ingekomen en uitgegane stukken. Het dagelijks bestuur stemt in met de afhandelingvoorstellen op de lijst ingekomen en uitgegane stukken.
4.
Bestuurlijke contacten / afspraken zich aandienend overleg. Het dagelijks bestuur neemt kennis van het overzicht.
5.
Agendaplanning. Het dagelijks bestuur neemt kennis van de planning.
5a. Verzoek B&W Rotterdam om opschorten wijziging begin- en eindtijden dienstregeling RET. Het dagelijks bestuur besluit in te stemmen met het verzoek van het college van B&W van Rotterdam om de wijziging van de begin- en eindtijden van de dienstregeling RET op te schorten.
AGDB 11 februari 2004 / KB / 4 februari 2004
Pagina 1
6.
Wijziging gemeenschappelijke regeling inzake de overgang van het personeel van de stadsregio in eigen dienst van de stadsregio. Het dagelijks bestuur besluit: 1. in te stemmen met de overeenkomst tussen de gemeente Rotterdam en de stadsregio inzake de (personele) ontvlechting, die per 1-1-2005 zijn beslag zal krijgen; 2. in te stemmen met het aan de regioraad voorleggen van het voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling aan de deelnemers, teneinde de overgang van het personeel van de gemeente Rotterdam naar de stadsregio mogelijk te maken.
7.
Uitgangspunten begroting 2005. Het dagelijks bestuur stemt ermee in dat € 75 mln in plaats van € 80 mln wordt belegd in een obligatieportefeuille. Het dagelijks bestuur besluit de uitgangspunten voor de begroting 2005 vast te stellen.
8.
Werkprogramma sociaal beleid. Het dagelijks bestuur stemt in met het werkprogramma.
9.
Subsidieverzoek platform ‘Voor Elkaar’. Het dagelijks bestuur besluit de regioraad voor te stellen het subsidieverzoek af te wijzen.
10. Stand van zaken regionaal budgethouderschap ISV. De heer Pastors deelt mede dat de € 30 mln die de gemeente Rotterdam inmiddels uit deze extra gelden heeft ontvangen, verdisconteerd zal worden in de bijdrage van 5% van de gemeente Rotterdam. Het dagelijks bestuur besluit: 1. in te stemmen met het onderzoeken van een variant waarin geen sprake is van gedelegeerd budgethouderschap maar van overdracht van 5% van de budgetten van de rechtstreekse gemeenten en van een evenredig deel van het provinciale budget; 2. Rotterdam, Schiedam en de provincie Zuid-Holland uit te nodigen in het kader van dit onderzoek duidelijkheid te verschaffen omtrent de aard en het tempo van vervolgstappen op weg naar een regionaal budgethouderschap; 3. in te stemmen met het toevoegen van het ultimo 2004 resterende deel van de gereserveerde rentebaten BWS van € 13,61 mln. aan het startbudget ISV2. 4. het dagelijks bestuur voor de zomer inzicht verschaffen omtrent de ontwikkeling van de rentebaten BWS en voorstellen te doen in het licht van de dan bekende financiële risico's in lopende projecten, en waarbij tevens wordt aangegeven welk deel hiervan tenminste gereserveerd kan worden voor investeringen in de stedelijke vernieuwing. 11. Bezwaarschrift van de heer H. G. en mevr. H.W. G. op een beschikking krachtens de Verordening Woninggebonden Subsidies (VWS). Het dagelijks bestuur besluit overeenkomstig het advies van de Algemene Beroepscommissie, Kamer VII, het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. 12. Vaststellen van het nut en de noodzaak voor het VINEXwoningbouwprogramma van de bodemsanering van een ernstige verontreiniging ter plaatse van het project de Drie Rivieren, Ringdijk 400-404 te Ridderkerk. Het dagelijks bestuur besluit vast te stellen dat het nuttig en noodzakelijk voor de VINEX-woningbouwtaakstelling is, dat sanering plaats vindt van de ernstige bodemverontreiniging op de locatie Drie Rivieren, Ringdijk 400-404 te Ridderkerk en gedeputeerde staten van Zuid-Holland te verzoeken om maximaal € 2.380.000,inclusief (niet verrekenbare) BTW ten laste van de Fes/Wbb-middelen te brengen. 13. Aanpassing 2004 prijsklassegrens koopwoningen in woningbouwscenario. Het dagelijks bestuur besluit de prijsklassegrens tussen middeldure en dure woningen in de koopsector vanaf 1 januari 2004 vast te stellen op € 222.000. 14. Uitvoeringsafspraken RVVP 2004-2007. Het dagelijks bestuur besluit: AGDB 11 februari 2004 / KB / 4 februari 2004
Pagina 2
1. 2.
de bestuurlijke overeenkomsten over uitvoeringsafspraken RVVP vast te stellen; de portefeuillehouder Verkeer en Vervoer te machtigen om bestuurlijke overeenkomsten te ondertekenen.
15. Rotterdam Centraal, voortgang planontwikkeling en bestuurlijke procesovereenkomst. Het dagelijks bestuur besluit : 1. kennis te nemen van de voortgang van de planontwikkeling; 2. kennis te nemen van de stand van zaken met betrekking tot de architectenkeuze;als mede-opdrachtgever in te stemmen met hoofdlijn van de Bestuurlijke procesovereenkomst inzake de VO-fase van het Nieuwe Sleutel Project Rotterdam Centraal, waarvan het 7e concept is bijgevoegd; 3. de portefeuillehouder Verkeer en Vervoer te machtigen de bestuursovereenkomst in zijn definitieve vorm te ondertekenen; 4. opdracht te verstrekken aan OBRgw als gedelegeerd opdrachtgever voor het voorlopig ontwerp van de traminfrastructuur. 16. Pilot Luteijn regio Rotterdam. Het dagelijks bestuur neemt kennis van de stand van zaken van de pilot Luteijn regio Rotterdam. 17. Beschikkingen GDU Kruising fietspad Rotte met A12 en spoorlijn. Het dagelijks bestuur besluit een bijdrage van maximaal € 2.002.500 toe te kennen aan het recreatieschap Rottemeren voor het project Kruising fietspad Rotte met A12 en spoorlijn. 18. Beschikking GDU TramPluslijn 2 fase 3. Het dagelijks bestuur besluit een bijdrage van maximaal € 2.285.000 aan de Rotterdamse Elektrische Tram voor het project Tramplus tramlijn 2 – fase 3 (Putselaan en Reyerdijk) toe te kennen. 19. Regionale prestatie-afspraken Maaskoepel – stadsregio Rotterdam, 1e behandeling Het dagelijks bestuur besluit: 1. de tekstversie d.d. 16 januari 2004 van de regionale prestatie-afspraken tussen stadsregio Rotterdam en Maaskoepel aan de Maaskoepel ter ondertekening aan te bieden; 2. de portefeuillehouder Wonen, stedelijke vernieuwing en Vinex te machtigen tot ondertekenen van de regionale prestatie-afspraken tussen stadsregio en Maaskoepel. 20. Rondvraag en sluiting. Van de rondvraag wordt geen gebruik gemaakt. De plaatsvervangend voorzitter sluit de vergadering.
AGDB 11 februari 2004 / KB / 4 februari 2004
Pagina 3
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 4 Onderwerp: Vragenhalfuur.
vragenhalfuur / KB / 28-04-2004
Pagina 1
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 5
Onderwerp: Ingekomen en uitgegane stukken.
Toelichting: Er zijn (tot 20 april 2004) voor de regioraad geen ingekomen of uitgaande stukken.
INURR 12 mei 2004 / JGH / 22 april 2004
Pagina 1
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 6 Onderwerp: Wijzigingswet Wgr-plus. Bijlage(n): 1. Wetsvoorstel en memorie van toelichting.
Toelichting: Op 22 april 2004 is de ontwerp-wettekst en memorie van toelichting van de Wijzigingswet Wgr-plus openbaar gemaakt. Hoewel met name het voorstel van Wijzigingswet Wgr-plus moeilijk leesbaar is, wordt er voor bestaande “plusregio’s” weinig gewijzigd. In de toelichting wordt aangegeven dat het taken- en bevoegdhedenpakket van de regio’s die nu op basis van de Kaderwet bestuur in verandering functioneren in elk geval zal blijven bestaan uit de verplichte afstemming van en samenwerking bij de uitoefening van gemeentelijke verantwoordelijkheden op ruimtelijk terrein en het verkeers- en vervoersbeleid: het maken van een regionaal verkeers- en vervoersplan en de bekostiging van regionale infrastructuur en de exploitatie van het openbaar vervoer. Bovendien zullen ten aanzien van de regionale beleidsopgaven met betrekking tot woningbouw en woningdifferentiatie zaken als stedelijke vernieuwing, woningbouw programmering en woonruimtetoewijzing tot de kerncompetities van de kaderwetgebieden / plusregio’s moeten blijven behoren. In de wettekst verandert derhalve weinig voor de huidige bestaande kaderwetgebieden / plusregio’s. Onderwerpen die niet in het wetsontwerp geregeld worden zijn ondermeer: § apparaatskosten c.q. financiering plusregio’s terwijl een pleidooi voor vergoeding apparaatskosten door het rijk gewenst is; § nieuwe Wet Ruimtelijke ordening, de afspraken over de nieuwe Wet ruimtelijke ordening moeten zo spoedig mogelijk vastgelegd worden; § handhaven nevengeschiktheid provincies en plusregio’s in de Planwet; § wettelijke taak voor planning en investering in regionaal groenstructuur. Financiële consequenties: N.v.t. Communicatie: N.v.t.
Afgestemd met: N.v.t.
Verdere procedure: Nadat het dagelijks bestuur op 28 april en 26 mei 2004 daarover gesproken heeft, zal uitgebreider worden teruggekomen op consequenties van de Wijzigingswet Wgr-plus. Met de overige 6 andere Kaderwetgebieden en VNG wordt bezien op welke wijze wordt “gelobbyd”. De stand van zaken komt aan de orde in de regioraad van 23 juni 2004.
Gevraagde beslissing: 1. voorlopig kennis te nemen van de stand van zaken. Wijzigingswet Wgr-plus / AV / 27 april 2004
Pagina 1
Wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op de instelling van plusregio’s (Wijzigingswet Wgr-plus)
VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten te wijzigen teneinde provincies en gemeenten de mogelijkheid te bieden, de afstemming van de ruimtelijke problematiek in een – door de provincie bepaald – gebied met stedelijke kenmerken te realiseren door de instelling van een openbaar lichaam waaraan bij wet taken worden toegekend; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
De Wet gemeenschappelijke regelingen wordt als volgt gewijzigd: A In hoofdstuk XI wordt het opschrift “§ 3. Slotbepalingen” gewijzigd in: Hoofdstuk XII. Slotbepalingen B Hoofdstuk XI komt te luiden:
Hoofdstuk XI. Plusregio’s § 1 Begripsbepaling
Artikel 104 Onder “plusregio” wordt verstaan een regionaal openbaar lichaam met wettelijke taken, dat op uitnodiging van gedeputeerde staten door de besturen van gemeenten in een gebied met stedelijke kenmerken bij gemeenschappelijke regeling is ingesteld met het oog op de oplossing van de regionale afstemmingsproblematiek.
Artikel 105 Indien een plusregio in meer dan één provincie is gelegen, oefenen gedeputeerde staten onderscheidenlijk provinciale staten van de provincie waarin de plusregio is gevestigd, de bevoegdheden uit die bij of krachtens de wet met betrekking tot plusregio’s aan gedeputeerde staten onderscheidenlijk provinciale staten zijn toegekend. Bedoelde organen plegen daaromtrent overleg met de desbetreffende organen van de andere provincie en delen genomen besluiten met betrekking tot de plusregio onverwijld mee aan deze organen.
§ 2 Totstandkoming, wijziging en opheffing
Artikel 106 1. Op gezamenlijk verzoek van besturen van gemeenten in een stedelijk gebied kunnen gedeputeerde staten hen uitnodigen een plusregio in te stellen, indien gedeputeerde staten van oordeel zijn dat instelling van een plusregio bijzonder aangewezen is vanwege de ruimtelijke afstemmingsproblematiek in dat gebied, ten gevolge van beleidsopgaven terzake van volkshuisvesting, bedrijfsvestiging, verkeer en vervoer, recreatie of stedelijk groen. 2. Bij hun verzoek kunnen de besturen kenbaar maken welke andere gemeenten zij bij de instelling betrokken willen zien. 3. Gedeputeerde staten kunnen wat betreft de uit te nodigen gemeentebesturen afwijken van het verzoek, na overleg met de besturen van de gemeenten die bij het verzoek of de uitnodiging zijn betrokken. 4. Gedeputeerde staten maken hun besluit omtrent het verzoek binnen 26 weken na ontvangst van het verzoek openbaar op de in de provincie gebruikelijke wijze.
Artikel 107 Indien naar hun oordeel instelling van een plusregio bijzonder aangewezen is, en zij geen verzoek als bedoeld in artikel 106, eerste lid ontvangen, treden gedeputeerde staten in overleg met de desbetreffende gemeentebesturen, waarna zij de deelnemers aan het overleg een uitnodiging als bedoeld in artikel 106, eerste lid, kunnen doen toekomen.
Artikel 108 1. De besturen van de gemeenten die een uitnodiging als bedoeld in artikel 106, eerste lid, hebben ontvangen, treffen binnen 26 weken een gemeenschappelijke regeling waarbij een plusregio wordt ingesteld. 2. De regeling wordt gezonden aan gedeputeerde staten en aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 109 1. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdt een register van alle gemeenschappelijke regelingen waarbij een plusregio is ingesteld in overeenstemming met de uitnodiging, bedoeld in artikel 106, eerste lid. 2. De regeling waarbij een plusregio is ingesteld, treedt niet in werking dan na opneming in het register. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet van de opneming in het register mededeling in de Staatscourant. 3. In het register wordt van iedere plusregio in ieder geval vermeld welke gemeenten daarvan deel uitmaken, het adres en de plaats van vestiging, welke taken en bevoegdheden bij een andere dan deze wet aan die plusregio zijn opgedragen en welke taken en bevoegdheden bij provinciaal besluit aan die plusregio zijn overgedragen.
Artikel 110 1. Tot toetreding tot, uittreding uit of opheffing van een plusregio wordt niet besloten dan na een verklaring van geen bezwaar van gedeputeerde staten en, indien bij wet één of meer bevoegdheden of taken aan de plusregio zijn opgedragen, van Onze Ministers wie het aangaat. 2. De artikelen 107, 108, tweede lid, en 109, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit als bedoeld in het eerste lid.
§ 3 Bestuur en commissies
Artikel 111 1. In afwijking van artikel 13, eerste en tweede lid, kan in een regeling worden bepaald dat als lid van het algemeen bestuur van het regionaal openbaar lichaam tevens kunnen worden aangewezen degenen die voorkomen op de kandidatenlijsten voor de laatst gehouden verkiezingen van de raden van de gemeenten die een plusregio vormen, maar niet raadslid zijn. Op deze bestuursleden zijn de artikelen 12 tot en met 15 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
2. In afwijking van artikel 13, negende lid, kan het algemeen bestuur een voorzitter aanwijzen van buiten de kring van het algemeen bestuur. 3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, is artikel 21 op de voorzitter niet van toepassing. Bij of krachtens regeling van het algemeen bestuur, wordt in ieder geval de bezoldiging van de voorzitter geregeld. 4. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid zijn de artikelen 66, tweede tot en met vierde lid, en 67 tot en met 71 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 112 1. In een regeling kan worden bepaald dat het algemeen bestuur van de plusregio commissies kan instellen ter behartiging van een of meer belangen van een deel van de gemeenten in die plusregio. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en samenstelling. 2. De artikelen 21, 23, eerste en tweede lid, en 25, derde tot en met zevende lid, van deze wet en de artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
§ 4 Het opleggen van een regeling
Artikel 113 Bij een oplegging als bedoeld in deze paragraaf treedt artikel 114 in de plaats van hoofdstuk X.
Artikel 114 1. Indien niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 108, eerste lid, door de besturen van de desbetreffende gemeenten een regeling aan gedeputeerde staten is gezonden, kunnen gedeputeerde staten besluiten binnen 13 weken een regeling op te leggen. 2. Gedeputeerde staten zenden een afschrift van de opgelegde regeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
§ 5 Verplichte uitvoering
Artikel 115 1. Het bestuur van een gemeente in een plusregio verleent zijn medewerking aan de uitvoering van besluiten die het bestuur van de plusregio neemt in verband met de uitoefening van de aan dat bestuur opgedragen bevoegdheden. 2. Indien het bestuur van een gemeente naar het oordeel van het dagelijks bestuur van de plusregio de in het eerste lid bedoelde medewerking niet of niet in voldoende mate verleent, kan het dagelijks bestuur zelf ten laste van de betrokken gemeente een besluit uitvoeren of doen uitvoeren. 3. Alvorens over te gaan tot toepassing van het tweede lid, wordt het bestuur van de betrokken gemeente in kennis gesteld van het daarop gerichte voornemen.
Artikel 116 1. Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten het bestuur van een plusregio tekort schiet in de uitoefening respectievelijk uitvoering van een aan dat bestuur krachtens de regeling of bij of krachtens de wet op- of overgedragen bevoegdheid of taak, kunnen zij aan dat bestuur een aanwijzing geven die inhoudt dat het bestuur die bevoegdheid of taak uitoefent respectievelijk uitvoert op de wijze als in de aanwijzing bepaald. 2. De aanwijzing wordt niet gegeven dan nadat gedeputeerde staten het bestuur van de plusregio hebben gehoord. 3. Bij de aanwijzing stellen gedeputeerde staten een termijn binnen welke het bestuur van de plusregio aan de aanwijzing moet voldoen. 4. Indien het bestuur van de plusregio niet binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, aan de aanwijzing voldoet, oefenen respectievelijk voeren gedeputeerde staten de desbetreffende bevoegdheid of taak uit namens dat bestuur en ten laste van de plusregio.
Artikel 117 1. Onze Minister wie het aangaat, kan, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gedeputeerde staten uitnodigen toepassing te geven aan artikel 116, eerste lid. De uitnodiging vermeldt de termijn binnen welke een aanwijzing dient te worden gegeven. 2. Indien gedeputeerde staten aan de uitnodiging geen gevolg geven, wordt de aanwijzing gegeven door Onze Minister wie het aangaat, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Artikel 116, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
§ 6 Taken en bevoegdheden
Artikel 118 Een regeling voorziet erin dat het algemeen bestuur van de plusregio ter behartiging van de economische ontwikkeling van de plusregio ten minste: a. periodiek een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie opstelt; b. het beleid aangeeft ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen de zee- en luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties; c. de hoofdlijnen vaststelt van een regionaal promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme.
Artikel 119 1. Een regeling voorziet in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een plusregio voorschriften te geven met betrekking tot het door de gemeenten in die regio verwerven en uitgeven van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële gevolgen worden verdeeld over de gemeenten in de regio. 2. Een regeling voorziet tevens in de bevoegdheid van het algemeen bestuur van een plusregio gebieden aan te wijzen, ten aanzien waarvan dat bestuur kan bepalen dat de verwerving en de uitgifte van de gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege het bestuur van die regio kan plaatsvinden. 3. Een regeling voorziet voorts in de bevoegdheid van het bestuur van een plusregio voorschriften te geven met betrekking tot het onderhoud en het beheer van de in het eerste en het tweede lid bedoelde gronden.
Artikel 120 In afwijking van artikel 30, eerste lid, onderdeel a, kan aan het bestuur van een plusregio de bevoegdheid tot heffing van de baatbelasting, genoemd in artikel 222 van de Gemeentewet, worden overgedragen.
§ 7 Geschillen
Artikel 121 1. Een geschil omtrent de uitnodiging van gedeputeerde staten, bedoeld in artikel 106, eerste lid, wordt beslist door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Indien het geschilpunt daartoe aanleiding geeft, beslist hij in overeenstemming met Onze Ministers wie het mede aangaat. 2. De termijn, genoemd in artikel 108, eerste lid, wordt opgeschort totdat op het geschil is beslist.
Artikel 122 Indien het bestuur van een gemeente in een plusregio beroep instelt tegen een besluit van het bestuur van de plusregio, is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 123 Tegen een besluit als bedoeld in artikel 114 en tegen een aanwijzing als bedoeld in de artikelen 116, eerste lid, en 117, tweede lid, kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Artikel 124 In een regeling kan worden bepaald dat artikel 28 niet van toepassing is. In dat geval voorziet de regeling anderszins in de beslechting van geschillen als bedoeld in artikel 28, eerste lid.
Artikel II Artikel 107 van de Provinciewet wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Het provinciebestuur kan bevoegdheden van regeling en bestuur, gevorderd bij of krachtens een andere dan deze wet, voor het gebied van een of meer gemeenten, van plusregio’s als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen of waterschappen overdragen aan de besturen van die gemeenten, plusregio’s of waterschappen voor zover die bevoegdheden zich naar hun aard en schaal daartoe lenen en die besturen daarmee instemmen.
2. In het derde lid wordt voor “waterschappen” ingevoegd: plusregio’s en. 3. In het achtste lid wordt voor “waterschap” ingevoegd: plusregio of. 4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 9. Indien een provinciebestuur besluit een bevoegdheid over te dragen aan een plusregio, zendt het een afschrift van dat besluit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel III In artikel 1, onder d, van de Wet op het BTW-compensatiefonds wordt “een regionaal lichaam als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Kaderwet bestuur in verandering” vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat.
Artikel IV De Huisvestingswet wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 2 worden het derde tot en met vijfde lid vervangen door een nieuw lid, luidende: 3. In afwijking van het eerste en tweede lid treedt het algemeen bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de toepassing van die leden in de plaats van de gemeenteraad. B Artikel 3, derde lid, komt te luiden: 3. In afwijking van het eerste en tweede lid treedt het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor de toepassing van die leden in de plaats van burgemeester en wethouders.
C Artikel 60g komt te luiden: Artikel 60g Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, treedt voor de toepassing van de artikelen 60c, 60e en 60f in de plaats van gedeputeerde staten.
Artikel V Artikel 88 van de Wet bodembescherming wordt als volgt gewijzigd: 1. Het tweede lid komt te luiden: 2. Een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat wordt gelijkgesteld met een provincie voor de toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen, alsmede voor de artikelen 41, 51, 53 en 54. De gelijkstelling vindt toepassing: - voor de locaties waarvoor de plusregio rechtstreeks middelen van het Rijk ontvangt voor de in artikel 76, eerste lid omschreven activiteiten, en - indien de in deze artikelen bedoelde bevoegdheden aan de plusregio bij algemene maatregel van bestuur zijn overgedragen. 2. In het vierde lid wordt “het gebied van het openbaar lichaam” vervangen door: die plusregio. 3. In het zesde en zevende lid wordt “het regionaal openbaar lichaam” telkens vervangen door: de plusregio.
Artikel VI De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4.15a wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Het algemeen bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat kan een regionaal milieubeleidsplan vaststellen, dat met het oog op de bescherming van het
milieu richting geeft aan beslissingen tot het nemen waarvan de bevoegdheid bij of krachtens de wet aan een orgaan van dat lichaam is toegekend. 2. In het tweede lid wordt “het gebied van het regionaal openbaar lichaam” vervangen door: de plusregio. B In het eerste lid van artikel 4.15b wordt “een regionaal lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering,” vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat,. C De artikelen 8.2a en 8.2b vervallen. D In artikel 12.1, tweede lid, komt de laatste volzin te luiden: De maatregel heeft uitsluitend betrekking op inrichtingen waarvoor gedeputeerde staten van de provincie krachtens artikel 8.2 bevoegd zijn te beslissen op een aanvraag om een vergunning.
Artikel VII De Wet op de Ruimtelijke Ordening wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 19, eerste lid, wordt “een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan” vervangen door: een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan. B Artikel 36a wordt als volgt gewijzigd: 1. Onderdeel a komt te luiden: a. regionaal openbaar lichaam: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat;. 2. Onderdeel b komt te luiden: b. samenwerkingsgebied: het grondgebied van een regionaal openbaar lichaam.
Artikel VIII De Woningwet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 51a van de Woningwet komt te luiden: Artikel 51a Indien een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat is begrepen in een regionaal structuurplan, horen gedeputeerde staten tevens het dagelijks bestuur van die plusregio alvorens zij besluiten omtrent de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in artikel 50. B Artikel 81 van de Woningwet wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt na “gemeenten” ingevoegd: , plusregio’s als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 2. In het derde lid wordt na “een gemeente” ingevoegd: of aan een plusregio. 3. In het vierde lid wordt “onderscheidenlijk” vervangen door: , het algemeen bestuur van een plusregio of. 4. In het zesde lid wordt na “De gemeenteraad” ingevoegd: , het algemeen bestuur van een plusregio.
B Artikel IX Artikel 16 van de Planwet verkeer en vervoer wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt de aanduiding “2.” geplaatst. 2. De aanhef komt te luiden: Voor de openbare lichamen als bedoeld in het eerste lid is de onderhavige wet van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat:. 3. In onderdeel c wordt “het samenwerkingsgebied” vervangen door: het gebied van het regionaal openbaar lichaam. 4. Er wordt een lid ingevoegd, luidende: 1. Het bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen dat de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond,
Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat, stelt een regionaal verkeers- en vervoerplan vast, dat richting geeft aan de voor het gebied van dat regionaal openbaar lichaam te nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer. Het bestuur neemt hierbij de essentiële onderdelen van het nationale verkeers- en vervoerplan in acht.
Artikel X In artikel 1, onderdeel bb, van de Tracéwet wordt “een regionaal lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering” vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat;.
Artikel XI In artikel 28 van de Wet bereikbaarheid en mobiliteit wordt ”een openbaar lichaam ingesteld krachtens de Kaderwet bestuur in verandering” vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat.
Artikel XII In artikel 1, onderdeel i, van de Wet infrastructuurfonds wordt “krachtens de Kaderwet bestuur in verandering ingesteld regionaal openbaar lichaam” vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat.
Artikel XIII De Wet personenvervoer 2000 wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, onderdeel b, wordt “een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering” vervangen door: een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat;.
B In artikel 20, eerste lid, wordt in de eerste volzin “een samenwerkingsgebied als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet bestuur in verandering” vervangen door “een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat” en komt de tweede volzin te luiden: De concessies in die plusregio’s worden verleend, gewijzigd of ingetrokken door het dagelijks bestuur van de desbetreffende plusregio. C In artikel 21 wordt “de samenwerkingsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Kaderwet bestuur in verandering” vervangen door:de plusregio’s, bedoeld in artikel 20. D Artikel 121, eerste lid, komt te luiden: 1. Indien een plusregio als bedoeld in artikel 20 wordt opgeheven, zijn de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die de plusregio vormden, bevoegd tot het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor openbaar vervoer ten behoeve van die gemeenten, voor zover zij daartoe door Onze Minister zijn aangewezen.
Artikel XIV In artikel 1 van de Wet van 24 april 1991, houdende regels met betrekking tot enkele specifieke uitkeringen aan provincies en gemeenten op het terrein van Verkeer en Waterstaat wordt na “gemeente” ingevoegd: dan wel aan een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, 's-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvat,.
Artikel XV Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2001 ingediende voorstel van Wet op de jeugdzorg (Kamerstukken I 2003/04, 28 168, nr. 267 herdruk) tot wet wordt verheven en in werking treedt op een eerder tijdstip dan of op hetzelfde tijdstip als deze wet, dan komt artikel 2 te luiden:
Artikel 2 Indien een provinciebestuur de bevoegdheden inzake de uitvoering van zijn taken in het kader van de jeugdzorg heeft overgedragen aan het bestuur van een plusregio als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarvan de gemeente Amsterdam, Rotterdam, onderscheidenlijk ‘s-Gravenhage deel uit maakt, wordt dat bestuur voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met het provinciebestuur.
Artikel XVI Indien voor het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, een aanvraag om een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer is ingediend bij het dagelijks bestuur van een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering en op die aanvraag nog niet is beslist, wordt op de aanvraag beslist door burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de inrichting geheel of in hoofdzaak zal zijn of is gelegen. De behandeling van de aanvraag wordt door burgemeester en wethouders voortgezet in de staat waarin zij zich bevindt.
Artikel XVII 1. De Kaderwet bestuur in verandering wordt ingetrokken. 2. Een gemeenschappelijke regeling, getroffen krachtens de Kaderwet bestuur in verandering, geldt met ingang van 1 januari 2005 als een regeling, tot stand gekomen op basis van hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 3. Het dagelijks bestuur van een plusregio als bedoeld in het tweede lid wijzigt binnen 8 weken na inwerkingtreding van deze wet de gemeenschappelijke regeling voor zover dat noodzakelijk is in verband met de inwerkingtreding van deze wet. De gewijzigde regeling wordt gezonden aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die de regeling opneemt in het register, bedoeld in artikel 109, eerste lid, en aan gedeputeerde staten.
Artikel XVIII Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet in werking met ingang van 1 januari 2005.
Artikel XIX Deze wet wordt aangehaald als: Wijzigingswet Wgr-plus.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op de instelling van plusregio’s (Wijzigingswet Wgr-plus)
MEMORIE VAN TOELICHTING I ALGEMEEN 1. Doel en urgentie Doel Binnen de bestuurlijke hoofdstructuur een structurele voorziening treffen voor het bestuur rond de grote steden. Dat is de opdracht die dit kabinet zich heeft gesteld door de Beleidsnotitie Wgr-plus van 20 december 2002 over te nemen van het vorige kabinet. Deze beleidsnotitie (Kamerstukken II, 2002/03, 28 756, nr. 1) geeft aan dat de Kaderwet bestuur in verandering wordt ingetrokken en dat het regionale bestuur wettelijk geregeld zal worden in de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr). Deze wet zal daartoe worden uitgebreid met een hoofdstuk over een bijzondere vorm van intergemeentelijke samenwerking rond steden. Het hiertoe strekkende wetsvoorstel ligt thans voor. Het regelt de totstandkoming van zogeheten plusregio's, waarbinnen verplichtend wordt samengewerkt met het oog op de aanpak van de complexe beleidsopgaven die zich in en rond de steden voordoen. Met dit wetsvoorstel kan een einde komen aan een lange discussie over de vraag wat de beste oplossing is voor de zgn. regionale bestuursproblematiek rond de grote steden. De schaal van enkele essentiële maatschappelijke ontwikkelingen, die in beginsel door het lokale bestuur in goede banen moeten worden geleid, overtreft vooral in de stedelijke gebieden de reikwijdte van de afzonderlijke gemeenten. Slechts in onderlinge samenwerking kunnen deze gemeenten een kansrijk antwoord geven op de behoefte aan woningen, aan werk, aan mobiliteit en aan recreatie in het stedelijk gebied. Omdat daarbij complexe ruimtelijke afwegingen en soms pijnlijke keuzes aan de orde zijn, is samenwerking op basis van de reguliere Wgr niet toereikend. Anderzijds is de gedachte aan de vorming van stadsprovincies al weer lange tijd geleden verlaten en heeft de daarmee verbonden Kaderwet bestuur in verandering zijn langste tijd gehad. Vandaar de keuze die nu is gemaakt voor een bijzondere vorm van samenwerking op basis van een extra hoofdstuk in de Wgr, de zgn. Wgr-plus. De zeven regionale samenwerkingsverbanden op basis van de huidige Kaderwet bestuur in verandering zullen als eerste onder de werking van dit nieuwe hoofdstuk worden gebracht. Zij krijgen daarmee de status van plusregio. Maar ook de vorming van nieuwe plusregio’s wordt mogelijk, zij het met een in beginsel veel beperkter takenpakket dan “de zeven”. Plusregio’s zijn dus bijzondere samenwerkingsverbanden op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Net als bij de reguliere samenwerking op basis van deze wet gaat het initiatief tot samenwerking uit van de gemeenten. Zij worden immers als eerste geconfronteerd met de problemen en opgaven die zich in het stedelijk gebied voordoen. Het bijzondere van de plusregio’s is
echter dat deze een bij wet vastgesteld takenpakket hebben, dat ertoe strekt het ruimtelijk beleid van de deelnemende gemeenten effectief op elkaar af te stemmen. Dit takenpakket heeft dus tot doel het verzekeren van de regionale afstemming van naar hun aard lokale taken. Daarnaast krijgen de provincies de bevoegdheid tot het overdragen van provinciale taken en bevoegdheden naar plusregio’s, zodat maatwerk kan worden geboden per regio. Naast deze mogelijke differentiatie als gevolg van provinciale delegatie is ook overdracht van taken en bevoegdheden aan plusregio’s op basis van sectorale wetgeving denkbaar. Die situatie doet zich nu al voor bij de zeven bestaande regio’s die straks de status van plusregio krijgen en zal onder de nieuwe wetgeving blijven gelden. De provincie stelt het definitieve territoir vast van de plusregio. Daarmee kan worden voorkomen dat sommige gemeenten zich op onjuiste gronden aan de samenwerking onttrekken, of dat het gebied onnodig groot wordt. Urgentie De problematiek rond de steden is onverminderd urgent. De werkloosheid onder bepaalde bevolkingscategorieën blijft hoog. Een onevenwichtige woningvoorraad gaat gepaard met een hoge concentratie inwoners met lage opleidingen en lage inkomens. Tegelijkertijd zijn steden van grote economische betekenis. Hoogwaardige werkgelegenheidsconcentraties zorgen voor intensieve verkeersstromen en hebben ook in andere opzichten een regionale uitstraling. Steden vormen aldus in meerdere opzichten de spil van een groter omliggend gebied en die omstandigheid dwingt ertoe de situatie en de ontwikkelingen ook in dat grotere verband te bezien. Belangrijke beleidsambities van dit kabinet kunnen slechts worden waargemaakt bij een adequate bestuurlijke aanpak die aan dat grotere schaalniveau recht doet. De realisatie van beleidsbeslissingen op het terrein van wonen, verkeer en vervoer, werken en stedelijk groen vergt een krachtige regionaal afgestemde inzet van lokale bestuursinstrumenten met betrekking tot de ordening, de inrichting en het onderhoud van de fysieke ruimte. Dit wetsvoorstel heeft tot doel de intergemeentelijke bestuurskracht in stedelijke gebieden zo te organiseren dat deze op ruimtelijk en fysiek terrein leidt tot optimale beslissingen voor de regio als geheel. Aldus wordt bevorderd dat ontwikkelingen in de steden en in het omliggende gebied elkaar versterken en dat ongewenste afwentelingseffecten uitblijven. Nu heeft deze samenwerking vorm gekregen in de zogeheten kaderwetgebieden. Om de continuïteit te garanderen, zal de samenwerking in deze gebieden worden voortgezet in Wgrplusverband. Omdat de werkingsduur van de gemeenschappelijke regelingen die zijn gebaseerd op de Kaderwet bestuur in verandering met ingang van 1 januari 2005 eindigt, zal het nu voorliggende wetsvoorstel per die datum in werking moeten treden. Regionale beleidsopgaven en wenselijke bevoegdheden Bij brief van 18 juni 2003, enkele weken na het aantreden van het huidige kabinet, heb ik aan de Tweede Kamer meegedeeld dat de Beleidsnotitie Wgrplus door het kabinet wordt overgenomen. Op dezelfde datum heb ik de kaderwetgebieden gevraagd een inventarisatie te maken van de beleidsopgaven in de stedelijke gebieden in de periode van 2005 tot 2010 en
2
van de daaruit voortvloeiende samenwerkingsbehoefte. Daarbij heb ik erop aangedrongen deze inventarisatie af te stemmen met de betrokken provincies. Op basis van de binnengekomen reacties en van het overleg dat ik vervolgens in het najaar van 2003 met de kaderwetgebieden, de betrokken provincies, de VNG en het IPO heb gevoerd, trek ik de volgende conclusies. In de eerste plaats valt opnieuw de complexiteit op van de ruimtelijke afwegingen die in de betrokken gebieden moeten worden gemaakt. Er moeten voortdurend knopen worden doorgehakt met betrekking tot de toewijzing van locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen, ten aanzien van de ontwikkeling van de grote lucht- en zeehavens en ten behoeve van verkeer en vervoer en van stedelijke groenvoorzieningen. Zo betekent bijvoorbeeld het tekort aan bouwlocaties voor nieuwe woningen in de kern van de belangrijkste grootstedelijke gebieden in samenhang met de zeer gewenste differentiatie in het woningbestand, dat in deze gebieden een grote en dure herstructureringsopgave aan de orde is. Tegelijkertijd en in samenhang hiermee wordt aan kleinere gemeenten rond de grote steden gevraagd een forse bijdrage te leveren aan de sociale woningbouw. Hierdoor ontstaat een betere spreiding van mensen in diverse inkomenscategorieën, waardoor segregatie en mogelijke excessen die daaruit kunnen ontstaan, worden beperkt. Een tweede voorbeeld betreft de gewenste versterking van de economische structuur. Het ruimtegebrek noopt tot herstructurering van oude bedrijventerreinen of zelfs tot het sluiten van bedrijventerreinen ten gunste van binnenstedelijke verdichting van de woonbebouwing. Hierdoor komen buurgemeenten voor de opgave te staan om bedrijventerreinen te ontwikkelen voor meer dan hun lokale behoefte. Tegelijkertijd stelt een goede economische ontwikkeling hoge eisen aan de mogelijkheden voor het transport van goederen en personen, hetgeen (naast investeringen) eveneens ruimtelijke afwegingen vergt. In de tweede plaats kan worden vastgesteld dat er, ongetwijfeld in samenhang met de zojuist aangeduide ruimtelijke complexiteit die door alle betrokkenen wordt onderkend, grote eenstemmigheid bestaat over het handhaven van de verplichtende intergemeentelijke samenwerking in de huidige zeven kaderwetgebieden. Verder wordt de Beleidsnotitie Wgr-plus door alle betrokkenen aanvaard als uitgangspunt voor het beleid. Dit betekent dat het taken- en bevoegdhedenpakket van de regio’s die nu op basis van de Kaderwet bestuur in verandering (hierna ook te noemen: Kaderwet) functioneren in elk geval zal blijven bestaan uit de verplichte afstemming van en samenwerking bij de uitoefening van gemeentelijke verantwoordelijkheden op ruimtelijk terrein, en het verkeers- en vervoersbeleid: het maken van een regionaal verkeers- en vervoersplan en de bekostiging van regionale infrastructuur en de exploitatie van het openbaar vervoer. Bovendien valt uit de breed gedeelde analyse ten aanzien van de regionale beleidsopgaven met betrekking tot woningbouw en woningdifferentiatie af te leiden dat ook zaken als stedelijke vernieuwing, woningbouwprogrammering en woonruimtetoewijzing tot de kerncompetentie van de kaderwetgebieden/plusregio’s moeten blijven behoren.
3
Nieuwe plusregio’s Het wetsvoorstel biedt qua opzet en systematiek ruimte voor de instelling van nieuwe plusregio’s indien maatschappelijke ontwikkelingen daartoe aanleiding geven. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat één of meer van de zeven kaderwetgebieden/plusregio’s aan betekenis verliest en in aanmerking komt voor wijziging of opheffing. In de terminologie van het wetsvoorstel is slechts sprake van één type plusregio, waarbij echter aan de plusregio’s die overeenkomen met de huidige kaderwetgebieden, in sectorale wetten extra taken zijn toebedeeld. De bestuurlijke vorm van die zeven plusregio’s verschilt straks niet van eventuele nieuwe regio’s; er is wél sprake van een verschillend takenpakket omdat aan de zeven regio’s via sectorwetgeving bovenop de basisregeling extra taken zijn toegedeeld, die niet zonder meer ook voor later in te stellen plusregio’s gelden. Nieuwe plusregio’s worden slechts ingesteld indien sprake is van een zodanig complexe en structurele ruimtelijke afstemmingsproblematiek ten gevolge van beleidsopgaven op de terreinen volkshuisvesting, bedrijfsvestiging, verkeer en vervoer, recreatie of stedelijk groen, dat voor de realisatie daarvan verplichte samenwerking op regionale schaal aangewezen is. Denkbaar zou zijn geweest de instelling van nieuwe plusregio’s uitsluitend mogelijk te maken bij wet. Een dergelijke aanpak zou evenwel afbreuk doen aan de gedachte van verlengd lokaal bestuur, met initiatieven van onderop. Ook de rol van de provincies zou aanmerkelijk worden gereduceerd. De wetgever komt pas in beeld indien het wenselijk wordt geacht bepaalde taken en bevoegdheden op te dragen aan Wgr-plusregio’s die ook zonder die taken en bevoegdheden al een zelfstandig bestaanrecht hebben – zonder rol van de wetgever. In de nieuwe opzet spelen de provincies een duidelijke rol. Deze rol komt – anders dan in de Beleidsnotitie Wgr-plus wordt gesteld – niet tot uiting via bevoegdheden in de sfeer van toezicht, goedkeuring en aanwijzing, maar via de zogeheten uitnodigingsbevoegdheid; dat wil zeggen: de bevoegdheid om de gemeenten die een plusregio willen instellen, uit te nodigen daadwerkelijk daartoe over te gaan, een plusregio in te stellen. Als de provincie de totstandkoming van een plusregio niet zinvol acht, gelet op haar beoordeling op hoofdlijnen van de daarvoor geldende criteria, kan zij ervoor kiezen geen gebruik te maken van haar uitnodigingsbevoegdheid. In dat geval kan de plusregio in die fase van de procedure niet tot stand komen. Als de provincie de instelling van een plusregio wel zinvol acht, bepaalt zij vervolgens via de uitnodigingsbevoegdheid welke gemeenten een plusregio zullen vormen. Daarmee stelt de provincie dus in laatste instantie het territoir van de plusregio vast. In beginsel geldt als territoir uiteraard het grondgebied van de gemeenten die het initiatief nemen tot de samenwerking, maar de provincie kan het nodig oordelen om redenen van aard of schaal van de stedelijke beleidsopgaven één of meer aarzelende gemeenten bij de samenwerking te betrekken, dan wel juist gemeenten buiten de samenwerking te houden. Gemeenten zullen hun initiatief tot samenwerking in een plusregio inhoudelijk onderbouwen en daarmee de betreffende provincie ook uitdagen tot meedenken over de gewenste regionale beleidsambities en over de mogelijke rol van de provincie
4
daarbij. Daarmee is ook de vraag aan de orde of een eventuele overdracht van provinciale bevoegdheden aan de plusregio meerwaarde kan hebben. De instelling van de plusregio geschiedt, nadat de uitnodiging van de provincie is ontvangen, door de gemeenten. Formele goedkeuring door de provincie is, gelet op het bovengeschetste traject niet meer nodig. In dat opzicht geldt voor de plusregio dus het algemene wettelijke regime voor gemeenschappelijke regelingen, in het kader waarvan wordt voorgesteld de goedkeuringsbevoegdheid af te schaffen (zie paragraaf 5 van deze memorie). Ook de aanwijzingsbevoegdheid waarvan in de Beleidsnotitie gewag wordt gemaakt, inhoudende “(…) dat gemeenten binnen het aangewezen gebied een gemeenschappelijke regeling moeten aangaan om samen te werken op een nader te bepalen aantal terreinen”. (blz. 8) is in de nu gekozen opzet overbodig. De uitnodiging impliceert immers het aangaan van de gemeenschappelijke regeling tussen de gemeenten aan wie de uitnodiging is gericht, terwijl de terreinen waarop wordt samengewerkt in het verband van de plusregio bij wet zijn bepaald in de vorm van het minimumtakenpakket (zie paragraaf 3 van deze memorie). De uitnodiging door de provincie vormt een onmisbaar element in de totstandkoming van een plusregio, en is minder vrijblijvend dan de naam wellicht impliceert. De provincie kan zelfs het initiatief nemen, maar niet rauwelijks een uitnodiging uit doen gaan: zij treedt in eerste aanleg (slechts) in overleg met de gemeenten. Daarna kan een uitnodiging volgen (artikel 107). Aangenomen mag worden dat een uitnodiging niet snel zal volgen indien er geen draagvlak lijkt te bestaan. Komt er (toch) een uitnodiging, dan zou het kunnen zijn dat de gemeenten desondanks geen gemeenschappelijke regeling treffen. Dan ontstaat er een tweede afwegingsmoment voor de provincie: er kan een regeling worden opgelegd (artikel 114). Indien de provincie daartoe besluit, kunnen de gemeenten tegen dit besluit beroep instellen (artikel 123). Bij elkaar vormt deze systematiek een evenwichtig stelsel, dat in specifieke omstandigheden specifieke oplossingen toelaat. De noodzaak van maatwerk en flexibiliteit kan een beeld oproepen van ondoorzichtigheid als gevolg van een te grote diversiteit aan bevoegdheden. Het kabinet deelt deze vrees niet, om diverse redenen. In de eerste plaats is nog onzeker in welke mate er in de praktijk nieuwe plusregio’s tot stand zullen komen. Dat zal alleen het geval zijn indien en voor zover zich in stedelijke gebieden buiten de huidige zeven kaderwetgebieden een zodanige regionale problematiek voordoet, dat de huidige Wgr tekortschiet. Wanneer toch enkele nieuwe plusregio’s ontstaan, is het primair een zaak van de betrokken gemeenten om in samenwerking met de betrokken provincie invulling te geven aan het takenpakket. Alle betrokkenen zullen baat hebben bij een heldere onderlinge rolverdeling. Indien qua rolverdeling tussen plusregio’s verschillen zullen ontstaan, kan dat hooguit vanuit een centrale invalshoek het beeld oproepen van ondoorzichtigheid. De centrale invalshoek is echter niet de juiste: het gaat om helderheid op het niveau van de plusregio.
5
Conclusies algemeen overleg Kamercommissie BZK Tijdens een algemeen overleg op 29 oktober 2003 met de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer bleek de commissie te kunnen instemmen met de Beleidsnotitie Wgr-plus (Kamerstukken II, 2002/03, 28 756, nrs 1-3). De commissie onderschrijft het belang van een regionale aanpak van de beleidsopgaven in de stedelijke gebieden zoals dat in de beleidsnotitie wordt beschreven en benadrukt de noodzaak van een heldere taakverdeling tussen de regio en de provincie.
2. Verplichtende samenwerking binnen de bestuurlijke hoofdstructuur In het Strategisch Akkoord van 3 juli 2002 heeft het vorige kabinet aangegeven dat de Kaderwet bestuur in verandering zal worden ingetrokken. Het huidige kabinet is het hiermee eens. Regionale samenwerking dient binnen de bestuurlijke hoofdstructuur van het binnenlands bestuur te worden verankerd. Overigens is er, zoals hiervoor al is aangegeven, wel degelijk sprake van een regionale problematiek, die tot een meer verplichtende samenwerking rond de steden noopt. In de eerste helft van de jaren negentig werd de oplossing gezocht in een ontwikkeling naar stadsprovincies. De oorspronkelijke opzet van de Kaderwet was dan ook dat de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op basis van deze wet zouden uitgroeien tot stadsprovincies. In 1998 zijn de regelingen op basis van de Kaderwet verlengd, maar het oorspronkelijke eindperspectief van de wet was toen al komen te vervallen. In 2001 kwam het toenmalige kabinet met het wetsvoorstel Bestuur in stedelijke regio’s (Kamerstukken II, 2001/02, 28095). Nu is gekozen voor inpassing in de Wet gemeenschappelijke regelingen, zal dat wetsvoorstel worden ingetrokken. Aan het onderhavige wetsvoorstel ligt het uitgangspunt ten grondslag dat de samenwerkingsverbanden die functioneren op grond van de Kaderwet bestuur in verandering, hun bestaansrecht in de bestuurlijke verhoudingen hebben bewezen en dat zekerheid omtrent hun voortbestaan dringend gewenst is. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe de bestaande openbare lichamen een andere grondslag te geven, deze daardoor herkenbaar in te bedden in de bestuurlijke hoofdstructuur en hun continuïteit te verzekeren. Regeling in de organieke wetgeving door opneming van een apart hoofdstuk in de Wet gemeenschappelijke regelingen brengt dat pregnant tot uitdrukking. Het kabinet kiest duidelijk voor intergemeentelijke samenwerking, zij het in casu een bijzondere vorm, die door de wetgever wordt bepaald – zowel naar bestuursvorm als naar takenpakket. Een "gewone" gemeenschappelijke regeling – die vrijwillig wordt aangegaan en uitsluitende lokale taken omvat – voldoet niet. Dat vindt zijn oorzaak in het gegeven dat de regionale problematiek zich nu eenmaal aan de bestuurlijke indeling onttrekt. Naar het oordeel van het kabinet is de beste manier om met dat gegeven om te gaan, een wettelijk gestructureerde bestuursvorm, waarmee enerzijds de betrokken gemeenten in staat worden gesteld gezamenlijk de belangrijkste bovenlokale opgaven aan te pakken en waarmee anderzijds een verhouding wordt geschapen waardoor de provincie haar eigen rol kan waarmaken. Een
6
bestuursvorm die los komt te staan van de decentrale bestuurslagen en een eigen positie heeft binnen de hoofdstructuur acht het kabinet gezien de in een verder verleden opgedane ervaringen (openbaar lichaam Rijnmond, agglomeratie Eindhoven) niet aanlokkelijk. De relatie met zowel de inliggende gemeenten als de provincie zouden dan onder druk komen te staan. De keuze voor een intergemeentelijke bestuursvorm impliceert dat aan het intergemeentelijk openbaar lichaam bij wet een bepaald taken- en bevoegdhedenpakket moet worden opgedragen dat noodzakelijk is om de problemen en behoeften van de grootstedelijke regio’s effectief te kunnen aanpakken. Dit pakket is evenwel niet zodanig zwaar dat de noodzaak van een rechtstreekse democratische legitimatie zich aandient. Het blijft een hulpstructuur waarbij de gemeenten gezamenlijk de verantwoordelijkheid voor de intergemeentelijke bestuursvoering dragen. Het kabinet merkt overigens op dat er bij de kaderwetgebieden en de betrokken provincies in grote lijnen tevredenheid bestaat over de wijze waarop grotendeels in de praktijk oplossingen zijn gevonden voor de aanpak van de regionale problemen. Dat ook het IPO en de VNG zich in de hoofdlijnen van het voorstel kunnen vinden, sterkt het kabinet in de opvatting dat een werkbare constructie is gevonden, en dat een streep kan worden gezet onder het verleden. De hiervoor toegelichte keuze betekent dat niet is gekozen voor de instelling van grootstedelijke gemeenten met een zekere binnengemeentelijke infrastructuur als bestuurlijke oplossing waarin democratische legitimatie een plaats krijgt. Ogenschijnlijk passen dergelijke gemeenten in de bestuurlijke hoofdstructuur, maar schijn bedriegt. Een verdere schaalvergroting van de grootste stedelijke gemeenten heeft, in samenhang met de daaruit voortvloeiende noodzaak van enigerlei binnengemeentelijke infrastructuur, ingrijpende consequenties. Er zal de facto een nieuw type gemeente ontstaan naast de bestaande gemeenten en provincies met alle consequenties van dien voor de onderlinge verhoudingen en voor de relaties met het Rijk. Verder blijft de regionale bestuursproblematiek voor een belangrijk deel bestaan, omdat met name de regionale verkeer- en vervoerproblematiek en de woningbouwopgaven zich niet beperken tot het aaneengesloten stedelijk gebied. Daarmee komt direct de relatie tussen de provincies en de plusregio’s in beeld. Het belang van een heldere afbakening van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen provincie’s en plusregio’s is groot: er moet sprake zijn van complementariteit en van het voorkomen van dubbel werk. Het onderhavige wetsvoorstel biedt op de verschillende terreinen optimale duidelijkheid. Dat betekent uiteraard niet dat er nooit meer een bestuurlijke discussie over de toepassing van deze bevoegdheden zal plaatsvinden. De praktijk zal de betreffende bestuurders van provincie en regio ongetwijfeld wel eens voor een interpretatievraagstuk plaatsen. De nu bereikte overeenstemming tussen partijen vormt echter een goede basis om een dergelijke discussie op een goede wijze af te ronden en over te gaan tot de uitvoering. De verschillen van inzicht uit het verleden hadden minder te maken met een onduidelijke wettelijke regeling als wel met het onduidelijke
7
toekomstperspectief van de regionale samenwerking. Het kabinet constateert met genoegen dat mét de overeenstemming over de Wgr-plus, in veel gebieden provincie en regio inmiddels praktische afspraken over een aantal concrete inhoudelijke dossiers hebben gemaakt.
3. Plusregio’s Criteria Intergemeentelijke samenwerking in plusregio’s moet uitzonderlijk blijven. De hoofdregel is dat gemeenten zelf bepalen of en met wie zij samenwerken. De Wgr-plus houdt in dat opzicht een beperking in van de gemeentelijke beleidsruimte, ook al ligt het initiatief voor het instellen van een plusregio in beginsel bij de gemeenten. Daarom kan alleen een dwingend inhoudelijk belang, dat bovendien niet afdoende kan worden gediend met de gewone samenwerking op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de inzet van dit instrument rechtvaardigen. In de Beleidsnotitie Wgr-plus is dit belang nader uitgewerkt in een aantal criteria. Het moet gaan om structurele samenhang op ruimtelijk terrein tussen steden en hun omgeving. Er moeten complexe afwegingsproblemen aan de orde zijn op de terreinen wonen, verkeer en vervoer, werken en groen. Er moet sprake zijn van een sterke onderlinge oriëntatie van burgers en bedrijven op de stad of de steden en de omliggende regio. Er staan grote en langjarige regionale investeringen op stapel die bestuurlijke bestendigheid en continuïteit vereisen om het vertrouwen te behouden van private partners en een zwaar beroep doen op de onderlinge solidariteit van de betrokken gemeenten. Potentieel onevenwichtig verdeelde belangen moeten worden verenigd, zoals het bieden van ruimte voor bouwen buiten de stad en het tegelijkertijd vasthouden van midden- en hogere inkomens in de stad. Voor het succes van het grotestedenbeleid is dit van cruciaal belang. De samenwerking kan zich uitstrekken tot meer dan alleen de huidige zeven kaderwetgebieden, namelijk in beginsel tot alle gebieden waarin een of meer gemeenten liggen die behoren tot de zogeheten G30, mits daar de bovengenoemde criteria van toepassing zijn. De zwaarte van de plusregio’s (qua bevoegdheden, intensiteit van taakuitoefening en beschikbaarheid van financiële middelen) kan echter zeer verschillen. Verschillen met de gewone intergemeentelijke samenwerking Het verschil met de gewone samenwerking op basis van de Wgr heeft betrekking op de vaststelling van het territoir door de provincie, op de aanduiding bij wet van de taken die in ieder geval moeten worden vervuld en op de mogelijkheid tot toevoeging van provinciale taken aan het samenwerkingsverband. Territoir Met betrekking tot het territoir geldt als regel dat het initiatief tot de vorming van een plusregio uitgaat van gemeenten, omdat zij als eersten worden geconfronteerd met de problemen en opgaven die zich in het stedelijk gebied voordoen, én omdat draagvlak cruciaal is voor de vruchtbaarheid van de
8
samenwerking. Om echter te voorkomen dat sommige gemeenten zich op onjuiste gronden aan de samenwerking onttrekken, kan de provincie deze gemeenten alsnog betrekken bij de plusregio. Omgekeerd kan de provincie ook gemeenten buiten de plusregio laten. Verder kan de provincie zonodig zelf het initiatief nemen tot de vorming van een plusregio, indien de provincie de instelling van een plusregio bijzonder aangewezen acht. Gedeputeerde staten kunnen dan overleg met gemeenten starten, en vervolgens gemeenten uitnodigen over te gaan tot de instelling van een plusregio. Indien over de uitnodiging een geschil ontstaat tussen een of meer gemeenten en de provincie, beslist de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wettelijke taken en bevoegdheden Ten aanzien van de wettelijke taken van de plusregio geldt dat het regiobestuur een aantal concreet omschreven bevoegdheden krijgt om het ruimtelijk beleid van de betreffende gemeenten effectief op elkaar af te kunnen stemmen. Aldus wordt bewerkstelligd dat deze taken op het relevante regionale schaalniveau in onderlinge samenhang worden uitgeoefend, en dat hiermee het grotestedenbeleid effectief op regionaal niveau kan worden afgestemd. Dit zogenaamde minimumpakket voor alle plusregio’s bestaat uit de volgende elementen: 1. Ruimtelijke ordening, inclusief ruimtelijke aspecten van verkeer en vervoer: in de nieuwe WRO wordt de bevoegdheid tot het opstellen van een regionale structuurvisie opgenomen. 2. Wonen: de regio neemt de bevoegdheid tot het maken van een huisvestingsverordening over van de inliggende gemeenten. 3. Grondbeleid: de regio krijgt instrumenten om een bovenlokaal grondbeleid te voeren. 4. Economische ontwikkeling: de regio krijgt de bevoegdheid tot het periodiek opstellen van een regionale ontwikkelingsstrategie. 5. Regionale afstemming grotestedenbeleid: de plusregio is het verband waarbinnen de grote steden hun ambities op het terrein van wonen, verkeer en vervoer, werken en groen regionaal afstemmen. De elementen 3 en 4 zijn direct zichtbaar in hoofdstuk XI van de Wgr; de andere elementen worden in sectorwetten opgenomen. Dit geldt ook voor nieuwe taken en bevoegdheden. Indien de zwaarte van de problematiek daartoe noodzaakt, kan het Rijk bijzondere bevoegdheden bij het bestuur van een of meer plusregio’s neerleggen. Dat gebeurt in ieder geval via overgangswetgeving voor de huidige kaderwetgebieden die per 1 januari 2005 als plusregio verder gaan met behoud van vrijwel al hun huidige taken. Voor plusregio’s die na de inwerkingtreding van deze wet tot stand komen, zal een wetswijziging nodig zijn om extra taken en bevoegdheden te krijgen. Daarbij zal steeds gekozen moeten worden of de bevoegdheden voor één, enkele of alle plusregio’s via een wijziging van de Wgr of via aanpassing van de desbetreffende sectorwetten zal worden neergelegd bij de plusregio’s. Dit is een wetstechnische keuze tussen eenheid van de sectorwetgeving enerzijds en een herkenbare opsomming van taken en bevoegdheden van de plusregio anderzijds.
9
ad 1. Ruimtelijke ordening In de Tweede Kamer ligt het wetsvoorstel voor een (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter behandeling voor. In dat wetsvoorstel is in hoofdstuk 5 ruimte gereserveerd voor de regeling van taken en bevoegdheden van Wgrplusregio’s. Het kabinet heeft het voornemen in dit hoofdstuk vast te leggen dat alle (‘oude’ en eventuele nieuwe) Wgr-plusregio’s de bevoegdheid krijgen een structuurvisie vast te stellen. Deze structuurvisie is een instrument om de genoemde verplichtende afstemming van het ruimtelijk beleid van de betreffende gemeenten vorm te geven. Met het oog op een slagvaardige uitvoering van regionale projecten zal in de nieuwe Wro worden opgenomen dat gemeenten hun (gemeentelijke) bestemmingsplanbevoegdheid voor specifieke projecten of vraagstukken aan de plusregio kunnen overdragen. De betreffende gemeente(n) moet(en) uiteraard zelf tot een dergelijke overdracht besluiten; het regiobestuur kan dat niet afdwingen. Voor een slagvaardige uitvoering van projecten van regionaal belang is een dergelijke afhankelijkheid van de besluitvorming bij individuele gemeenten soms ongewenst. In hoofdstuk 5 van de Wro wordt daarom opgenomen dat provincies in overleg met de desbetreffende plusregio de bestemmingsplanbevoegdheid en de bevoegdheid tot toepassing van de coördinatieregeling voor specifieke regionale projecten, die zij op grond van de nieuwe Wro krijgen toegekend, kunnen delegeren naar het regiobestuur. Op deze wijze kunnen provincie en regio op maat hun onderlinge verdeling van taken en bevoegdheden vormgeven. Overigens is erin voorzien dat de huidige zeven regio’s als aanvulling op de hier genoemde regeling rechtstreeks de hier genoemde bevoegdheden krijgen geattribueerd. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de aanvullende regeling voor deze zeven regio’s. De nieuwe Wro treedt naar verwachting met ingang van 2006 in werking. Zouden in het overgangsjaar 2005 nieuwe Wgr-plusregio’s worden ingesteld, dan hebben die regio’s in dat jaar nog geen formele bevoegdheden volgens de huidige WRO. Zij kunnen uiteraard gebruik maken van de bestaande mogelijkheden om een intergemeentelijk structuurplan op te stellen. Voorts kunnen zij afspraken maken met de provincie over de werkverdeling in de ruimtelijke ordening in deze overgangsfase. ad 2. Wonen Woonruimteverdeling is een belangrijk instrument in het streven naar een evenwichtiger spreiding van inkomensgroepen over stad en omliggende gemeenten. Het is dan ook opgenomen als een kerntaak voor alle plusregio’s, met andere woorden het behoort tot het basispakket. ad 3. Grondbeleid De Nota Grondbeleid streeft naar een versterking van de bovenlokale samenhang in het grondbeleid (Kamerstukken II, 2000/01, 27 581, nr. 2). De ruimtelijke problematiek in de stedelijke gebieden vereist ook in de toekomst een niet-vrijblijvend instrumentarium om die samenhang te waarborgen. Een samenhangend regionaal grondbeleid is een voorwaarde voor een effectief ruimtelijk beleid in plusregio’s. Het versterkt de concurrentiepositie van de regio, strategische locaties worden beter benut en
10
het biedt mogelijkheden voor een verantwoorde uitvoering van projecten met een bovenlokaal karakter. Daarnaast kan een regionaal grondbeleid bijdragen aan een evenwichtige verdeling van financiële risico’s en verantwoordelijkheden binnen een plusregio. Een regionaal grondbeleid vindt uiteraard zijn basis in het ruimtelijk beleid in de vorm van het regionaal structuurplan. De Kaderwet biedt een niet-vrijblijvend instrumentarium, maar in de afgelopen jaren is de beschikbaarheid van dit instrumentarium geen garantie geweest voor een effectief gebruik daarvan. Er zijn verschillen in de invulling van een regionaal grondbeleid tussen de huidige kaderwetgebieden. In een enkel geval is er feitelijk niets aan een regionaal grondbeleid gedaan; soms is men redelijk ver in het vormen van een regionaal fonds, het gezamenlijk delen van risico’s, etc. Met name in de regio’s Rotterdam, Haaglanden en Utrecht is concrete invulling gezocht en gevonden. Vrijwel overal bestaat binnen de regio redelijke afstemming over het ruimtelijk beleid: het is helder wat waar wanneer gebeurt. Er is zelden sprake van echte verevening, meer van het gezamenlijk dragen/betalen van risico’s/tekorten. Voorbeelden van dergelijke fondsen zijn er in de regio’s Eindhoven, Rotterdam en Utrecht. Toch is al met al de conclusie dat een bovenlokaal grondbeleid in de meeste kaderwetgebieden de afgelopen periode onvoldoende van de grond is gekomen. Waarschijnlijk hebben de stijgende grondprijzen en de veranderende posities van gemeenten op de grondmarkt een rol gespeeld. Daarbij komt dat de veronderstelde tijdelijkheid van de kaderwetsamenwerking het bestuurlijk draagvlak voor een sterk regionaal grondbeleid niet heeft bevorderd. Dat blijkt ook uit het feit dat verschillende regio’s voor de toekomst plannen hebben geformuleerd om juist dit onderdeel van hun samenwerking te versterken. Een wettelijk instrumentarium voor het regionaal grondbeleid blijft daarvoor nodig. Het wettelijk instrumentarium van de Kaderwet geeft veel verschillende mogelijkheden om een regionaal grondbeleid in te vullen, van de vorming van een regionaal grondbedrijf tot en met verevening. Dit instrumentarium wordt derhalve opgenomen in het nieuwe hoofdstuk XI van de Wgr. Met het oog op de diversiteit en de complexiteit van het grondbeleid in de verschillende plusregio’s kan elke regio dit instrumentarium zelf invullen, gericht op de regionale situatie. ad 4. Economische ontwikkeling Met dit wetsvoorstel wordt gewaarborgd dat de reeds opgebouwde samenwerking tussen de lokale gemeentebesturen op regionaal niveau op economisch terrein wordt versterkt en geen vrijblijvend karakter heeft. Het takenpakket stuurt de visievorming van de samenwerkende gemeenten op de economische ontwikkeling in hun regio maar biedt de mogelijkheid tot maatwerk bij de uitwerking ervan. De taken en bevoegdheden op het terrein van economische zaken hangen nauw samen met de overige beleidsterreinen uit het takenpakket van de Wgrplusregio's. Dat betekent dat in beginsel het bestuur van de plusregio en de betrokken gemeenten zelf kunnen beslissen op welke wijze de taak op economisch terrein nader wordt ingevuld. Echter, de samenwerkende gemeenten worden wel verplicht om periodiek een regionaal-economische
11
ontwikkelingsstrategie op te stellen, waarin op hoofdlijnen het beleid met betrekking tot economische ontwikkeling van het samenwerkingsgebied wordt neergelegd. De regionaal-economische ontwikkelingsstrategie geeft sturing aan het Wgr-plusbestuur en de betrokken gemeenten bij het ontwikkelen en uitvoeren van regionaal respectievelijk gemeentelijk beleid op het terrein van economie. Het ligt in de rede dat ook bij de uitoefening van bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, milieu en arbeidsmarkt met de regionaal-economische ontwikkelingsstrategie rekening wordt gehouden. Daarnaast heeft het Wgr-plusbestuur tot taak om ten minste aan te geven welk beleid wordt ontwikkeld ten aanzien van bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn. Van belang daarbij is dat er een voldoende gevarieerd aanbod van bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen aanwezig is. In het verlengde hiervan past bij een effectieve samenwerking dat het Wgr-plusbestuur de hoofdlijnen vaststelt van het regionale promotie- en acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging en toerisme. ad 5. Grotestedenbeleid In de Wet stedelijke vernieuwing krijgen alle plusregio’s een rol bij de afstemming van het ontwikkelingsprogramma door gemeenten in de regio, noodzakelijk in verband met het verwerven van de investeringsbudgetten stedelijke vernieuwing. Deze rol wordt bij de eerstkomende wijziging van de huidige Wet stedelijke vernieuwing tot 1 januari 2005 eerst alleen nog aan de kaderwetgebieden toegekend (omdat er voor die datum immers nog geen plusregio’s zijn). Bij nota van wijziging (hetzij van het onderhavige wetsvoorstel, hetzij van het wijzigingsvoorstel voor de Wet stedelijke vernieuwing) zal tijdig de situatie na 1 januari 2005 worden geregeld in de Wet stedelijke vernieuwing. Provinciale taken De plusregio kan ook door de provincie gedelegeerde taken gaan vervullen. De provincie krijgt namelijk - via een wijziging van artikel 107 van de Provinciewet - de bevoegdheid tot het overdragen van taken en bevoegdheden naar de plusregio. Als maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, kan het wenselijk zijn en meerwaarde opleveren om de bestuurlijke slagkracht van de plusregio te vergroten door het taken- en bevoegdhedenpakket te completeren met relevante provinciale bevoegdheden en bijbehorende middelen. In overleg tussen provincie en regio kunnen daarover afspraken worden gemaakt waarbij de provincie uiteraard uiteindelijk eindverantwoordelijk is voor het besluit of en zo ja welke provinciale taken op welke wijze worden gedelegeerd. De status van plusregio betekent dus niet automatisch dat taken en/of middelen door de provincie worden overgedragen. Maatwerk is wenselijk omdat de situatie per regio kan verschillen. Bestuurssamenstelling Met betrekking tot de bestuurssamenstelling van de plusregio’s is ervoor gekozen het huidige rekruteringsbereik voor de kaderwetgebieden over te nemen. Dat wil zeggen dat leden van de gemeenteraden en personen die op
12
de kandidatenlijst voor de meest recente raadsverkiezingen voorkomen, zitting kunnen nemen in het algemeen bestuur. Ook wordt de mogelijkheid tot benoeming van een onafhankelijke voorzitter gehandhaafd. Financiële aspecten Gemeenten leveren een financiële bijdrage aan de algemene bestuurskosten van de plusregio. Deze bijdrage kan worden bepaald op basis van behoefte en/of profijt. Het algemeen bestuur van de plusregio draagt binnen de daartoe gestelde algemene kaders van de begrotings- en verantwoordingscyclus de primaire verantwoordelijkheid voor de financiële situatie. Gemeenten kunnen naast hun algemene bijdrage financiële bijdragen uitkeren aan de plusregio ten behoeve van een gezamenlijke taakuitoefening op regionaal niveau. Ook de provincie kan financiële bijdragen verstrekken aan de plusregio, zowel voor algemene bestuurskosten als voor specifieke taken, of in samenhang met de eventuele overdracht van provinciale taken aan de plusregio. Financiële middelen van het Rijk voor bovenlokale onderwerpen gaan naar de provincie, tenzij door alle betrokkenen wordt vastgesteld dat er met een rechtstreekse financiering van de plusregio’s evidente synergie van beleidsinspanningen op regionaal niveau kan worden bereikt. Aan het criterium ‘evidente synergie’ kan enige vaagheid niet worden ontzegd, maar het is dan ook geen “objectief” criterium, maar de noemer voor de gezamenlijke vaststelling van de in casu beste oplossing. Bij een dergelijke vaststelling zullen verschillende elementen een rol in de afwegingen kunnen spelen, zoals de consequenties voor samenhangende afwegingen op verschillende niveaus, en de slagvaardigheid bij de uitvoering. De betrokken partijen (provincie, regio en Rijk) zullen in overleg een gezamenlijk oordeel moeten vormen of rechtstreekse financiering een duidelijke meerwaarde heeft. Daarmee biedt het criterium de ruimte om adequaat in te spelen op de omstandigheden op een bepaald moment. Uiteraard ligt de ultieme beslissingsmacht bij de wetgever. De voorschriften voor begroting en verantwoording zijn in een aantal opzichten veranderd, onder andere door de invoering van de Wet dualisering gemeentebestuur. Onder meer zijn nieuwe voorschriften gesteld voor de inrichting van begroting en jaarrekening, er zijn nieuwe voorschriften voor de controle door de accountant, en voor de verordeningen, bedoeld in artikel 212 en 213 Gemeentewet. Ingevolge artikel III van de Wet van 2 juli 2003 tot wijziging van de Provinciewet en de Gemeentewet in verband met nieuwe voorschriften voor begroting en verantwoording (Stb. 2003, nr. 314) gelden deze nieuwe voorschriften ook voor gemeenschappelijke regelingen; dit in afwijking van de overige vernieuwingen in de regelgeving ten gevolge van de Wet dualisering gemeentebestuur.
4. De kaderwetgebieden De huidige kaderwetgebieden verliezen door het verdwijnen van de Kaderwet hun zelfstandige wettelijke verankering. Zij krijgen de hoedanigheid van
13
plusregio en gaan als zodanig onderdeel uitmaken van het nieuwe hoofdstuk dat via het onderhavige wetsvoorstel wordt toegevoegd aan de Wet gemeenschappelijke regelingen. Dit betekent dat de kaderwetgebieden straks onder het algemene regime voor plusregio’s vallen. De procedures voor eventuele toekomstige aanpassingen van het territoir of van de gemeenschappelijke regeling zijn daarmee onverkort van toepassing, evenals het wettelijke takenpakket en de mogelijkheid voor de provincie tot het overdragen van taken. Ook geldt wat in de vorige paragraaf is opgemerkt over maatwerk. In dit verband kan worden geconstateerd dat thans in enkele sectorwetten taken en bevoegdheden aan de kaderwetgebieden zijn toegedeeld. Deze toedeling blijft ook onder het komende wettelijke regime voor de huidige kaderwetgebieden in grote lijnen van kracht. Hierna zal nader op deze taken en bevoegdheden en de bijbehorende geldstromen worden ingegaan. Ruimtelijke planvorming inclusief verkeer en vervoer Het regiobestuur is verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening op haar grondgebied voorzover daarbij geen regio-overstijgende effecten optreden. In het wetsvoorstel voor een nieuwe Wro dat bij de Tweede Kamer ter behandeling voorligt, is een hoofdstuk gereserveerd voor de regeling van taken en bevoegdheden in de Wgr-plusregio’s. Bij de invoeringswet Wro zal het kabinet deze ‘vulling’ vormgeven. Uitgangspunt van de regeling van taken en bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening is een heldere taakverdeling tussen provincies en regio’s waarbij de regio verantwoordelijk is voor de ruimtelijke ordening op haar grondgebied voorzover het gaat om ‘binnenregionale belangen’, en de provincie verantwoordelijk is voor de bovenregionale belangen en samenhang. Deze taakverdeling moet voorkomen dat regio en provincie zich met dezelfde onderwerpen en taken gaan bezighouden. Dit betreft een zaak van maatwerk tussen provincie en regio. In het algemeen kan gesteld worden dat provincies in beginsel zeggenschap zullen hebben over ruimtelijke ontwikkelingen die de grenzen van een plusregio duidelijk overschrijden. Een exact richtsnoer voor die verdeling dat voor elke regio en voor elk tijdgewricht toepasbaar is, kan in de wet niet worden gegeven. Het kabinet denkt bij bovenregionale samenhang in ieder geval aan provinciale wegen en grensoverschrijdende groenstructuren en aan ruimtelijke ontwikkelingen die een aanmerkelijk effect hebben over de grens van de betreffende plusregio heen, zoals grote zeehavens of zware industrie. Bij ruimtelijke onderwerpen die meer aan de regio toebehoren denkt het kabinet bijvoorbeeld aan woningbouwprogrammering en de planning van regionaal recreatief groen. Provincie en regio zullen echter steeds, ook met betrekking tot de hierboven genoemde voorbeelden, moeten beoordelen welke meer concrete inhoudelijke taakverdeling tussen provincie en regio wenselijk is. Bij indiening van de Invoeringswet Wro zal het kabinet met het oog op de hierboven omschreven rolverdeling de regeling van taken en bevoegdheden van de zeven huidige regio’s en provincies in hoofdstuk 5 van de Wro vastleggen. Het kabinet wil bij de uitwerking van de toedeling van bevoegdheden aan zowel provincie als regio in de Wro recht doen aan en voorzien in zowel de verantwoordelijkheid van de plusregio’s voor de
14
ruimtelijke afwegingen binnen hun grondgebied en de daarbij benodigde slagvaardigheid en doorzettings-macht, als ook de verantwoordelijkheid van de betreffende provincies voor het bewaken van de bovenregionale afstemming. Dat betekent dat voor de huidige zeven regio’s op de in het vorige hoofdstuk beschreven basisbevoegdheid voor alle plusregio’s tot het vaststellen van een regionale structuurvisie, wordt opgenomen dat de huidige zeven regio’s de bevoegdheid krijgen een bestemmingsplan vast te stellen en de coördinatieregeling (projectenprocedure) toe te passen. Ten aanzien van de bevoegdheden tot het maken van verordeningen en het geven van aanwijzingen heeft het kabinet het voornemen in de nieuwe Wro op te nemen dat deze worden toegedeeld aan de provincies. Daarbij wordt opgenomen dát de provincie in het belang van een goede ruimtelijke ordening op regionaal niveau de met deze ‘binnenregionale’ belangen verbonden verordenende en aanwijzende bevoegdheden delegeert aan de betreffende plusregio’s. De provincie is bij deze delegatie derhalve verantwoordelijk voor het concretiseren van de inhoudelijke taken en verantwoordelijkheden waarvoor de regio de gedelegeerde bevoegdheden uitoefent. De provincie kan daarbij tevens aangeven aan welke beleidsregels de uitoefening van deze gedelegeerde bevoegdheden moet voldoen, dus welke de eventuele bovenregionale kaders zijn. Deze delegatie houdt in dat de regio de bevoegdheid ontvangt tot het maken van verordeningen en het geven van aanwijzingen, voorzover het de door de provincie genoemde regionale taken en verantwoordelijkheden binnen het grensgebied van de regio betreft. De bevoegdheid tot het maken van verordeningen en het geven van aanwijzingen voor het grondgebied van de regio blijft voor zaken die de bovenregionale samenhang betreffen, bij de provincie. Bij de voorbereiding van het verplichte delegatiebesluit overlegt de provincie met de betreffende Wgr-plusregio over de inhoud van het besluit, in casu de concrete invulling van het onderscheid regionaal-bovenregionaal in de taakverdeling tussen provincie en regio. Indien dit overleg leidt tot een geschil over de inhoud van het besluit, leggen provincie en regio dit geschil voor aan de Minister van VROM, waarna de provincie het oordeel van de Minister van VROM overneemt in haar delegatiebesluit. Een en ander verloopt overigens aansluitend bij de regels voor delegatie in de Algemene wet bestuursrecht. Door de uitwerking van het onderscheid bovenregionaal-regionaal in het provinciale delegatiebesluit, wordt de inhoudelijke taakverdeling tussen provincies en regio’s helder en wordt deze vastgelegd in de provinciale regels. Bij het wettelijk vastleggen van de toedeling van taken en bevoegdheden in de Wro wil het kabinet de transparantie voor burgers, bedrijven en gemeenten bewaken. Tussen de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Wgr-plus en de nieuwe Wro zal naar verwachting één jaar liggen. De huidige regeling van de bevoegdheden van de kaderwetgebieden in de huidige WRO en de verhouding van deze gebieden met de provincies geven geen acute vraagstukken te zien, die zouden moeten leiden tot een meer dan technische aanpassing van de WRO om dat jaar te overbruggen. Daarom wordt de regeling zoals die voor de kaderwetgebieden in de WRO is opgenomen, in het wetsvoorstel Wgr-plus gecontinueerd voor de zeven ‘oude’ Wgr-plusregio’s.
15
De huidige rolverdeling tussen provincies en de desbetreffende zeven regio's op het terrein van verkeer en vervoer conform de huidige Planwet verkeer en vervoer wordt voorlopig gecontinueerd. De Planwet verkeer en vervoer zal de komende jaren om een drietal redenen aanpassing ondergaan. Ten eerste wordt in het licht van het kabinetsvoornemen om te komen tot minder regels de wet bezien, ten tweede behoeft de Planwet sowieso aanpassing in verband met afstemming op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (die wet kent de PKBfiguur niet meer). Tot slot kan ook de geplande evaluatie van de Planwet in 2004 aanleiding geven tot aanpassing. Bij deze aanpassingen zal uitdrukkelijk worden bezien op welke wijze de bovenregionale samenhang en de rolverdeling tussen provincie en regio zoals verwoord in de beleidsnotitie Wgr-plus, ook op het terrein van verkeer en vervoer het beste kan worden geborgd. Mede tegen deze achtergrond wordt in het onderhavige wetsvoorstel volstaan met een beperkte, hoofdzakelijk technische aanpassing van de Planwet aan de Wgr-plus. Bekostiging regionale infrastructuur en openbaar vervoer De huidige kaderwetgebieden behouden hun taken bij de bekostiging van het openbaar vervoer en de lokale en regionale infrastructuurprojecten. Zij ontvangen daartoe rechtstreeks de betreffende middelen van het Rijk. In het wetsvoorstel voor een BDU wordt een bundeling van deze verschillende geldstromen op het terrein van regionaal verkeer en vervoer voorgesteld; provincies en de huidige zeven kaderwetgebieden zijn de beoogde ontvangers van deze middelen. Stedelijke vernieuwing De middelen voor stedelijke vernieuwing gaan naar provincies voor de zogenaamde niet-rechtstreekse gemeenten, en naar de dertig grote steden. Hierin komt geen verandering; het kabinet wil ook in de toekomst rechtstreeks met de grote steden afspraken blijven maken over stedelijke vernieuwing in het kader van het grotestedenbeleid. Wanneer steden, plusregio en provincie dat wenselijk vinden, kunnen zij deze middelen in regionaal verband bundelen. De huidige en de toekomstige wetgeving rond stedelijke vernieuwing maakt dat mogelijk. Verstedelijkingsafspraken Het kabinet zal de zeven plusregio’s die tot de inwerkingtreding van deze wet als kaderwetgebieden fungeerden, als partner bij de verstedelijkingsafspraken betrekken. Jeugdzorg De Wgr-plusregio’s rond de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag hebben via delegatie door de betrokken provincies op dit moment de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg en ontvangen daartoe rechtstreeks van het Rijk de betrokken middelen. In het wetsvoorstel voor een nieuwe Wet op de jeugdzorg wordt dit gecontinueerd. De inwerkingtreding van deze wet is voorzien in de loop van 2004.
16
5. Wetsvoorstel afschaffing bundeling en integratie c.a. Bij uw Kamer is een wetsvoorstel aanhangig betreffende de afschaffing van de verplichting tot bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen binnen daartoe door de provincie aangewezen gebieden (Kamerstukken II, 27 008). Op 25 februari 2002 heeft mijn ambtsvoorganger de Nota naar aanleiding van het Verslag aan uw Kamer toegezonden. Het wetsvoorstel heeft betrekking op de reguliere Wgr en staat als zodanig los van het onderhavige wetsvoorstel. Wetsvoorstel 27008 strekt ertoe de Wgr in essentie terug te brengen tot wettelijk kader voor de – vrijwillige – samenwerking tussen gemeenten voor de uitvoering van lokale taken. De vrijwilligheid van de samenwerking impliceert dat de verplichte ordening van gemeenschappelijke regelingen in vastgestelde samenwerkingsgebieden wordt verlaten. In het verlengde daarvan worden de bepalingen die strekken tot de goedkeuring door de provincie van het aangaan van gemeenschappelijke regelingen waaraan gemeenten deelnemen, geschrapt en wordt het aanwijzings- en opleggingsregime zoals geregeld in hoofdstuk X beperkt. Ten slotte wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt de deelneming van het Rijk aan een gemeenschappelijke regeling te vereenvoudigen. Dit wetsvoorstel past uitstekend in de hoofdstructuur van drie volwaardige democratisch te controleren bestuurslagen. Nu in bijzondere gevallen plusregio’s kunnen worden ingesteld, waarbij het territoir wordt vastgesteld door de provincie en waarbinnen geïntegreerde intergemeentelijke beleidsvorming plaatsvindt, is er des te meer aanleiding de reguliere vormen van intergemeentelijke samenwerking geheel aan de gemeenten zelf over te laten. Het wetsvoorstel kan dan ook goed samengaan met de komende wettelijke regeling voor de plusregio’s. Incorporatie in één wetsvoorstel is overigens bij nader inzien niet nodig. Wel zal een enkele overgangsbepaling moeten worden geschrapt en zullen enige actualiseringen en correcties moeten worden aangebracht. Hiertoe wordt een Nota van wijziging op wetsvoorstel 27 008 ingediend. II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING De structuur van de onderhavige wijzigingswet is als volgt. De Romeins genummerde artikelen I tot en met XIII bevatten wijzigingen van evenzovele wetten. In artikel I wordt de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) gewijzigd, met als belangrijkste wijziging een nieuwe inhoud van hoofdstuk XI van die wet, te weten de artikelen 104 tot en met 124. Daarin wordt onder meer een definitie van de plusregio gegeven, wordt bepaald op welke wijze plusregio’s tot stand komen en functioneren, en wordt aangeduid welke basistaken en -bevoegdheden de plusregio’s hebben. De artikelen II tot en met XV bevatten wijzigingen van andere wetten, in de volgorde van de begrotingshoofdstukken, en daarbinnen alfabetisch. Deze wijzigingen behelzen voor het merendeel terminologische aanpassingen in sectorwetten, die noodzakelijk zijn nu de Kaderwet bestuur in verandering (hierna ook te noemen: Kaderwet) gaat verdwijnen, terwijl de zeven kaderwetgebieden die hun basis hebben in die wet, materieel blijven bestaan,
17
maar nu onder de naam plusregio’s. Via een overgangsbepaling (artikel XVII), in samenhang met de inwerkingtredingsbepaling (artikel XVIII) en met de al genoemde wijziging van diverse sectorwetten wordt geregeld dat met ingang van 1 januari 2005 de kaderwetgebieden worden omgezet in plusregio’s, als waren zij op basis van hoofdstuk XI van de Wgr tot stand gekomen, waarbij zij vrijwel alle taken en bevoegdheden behouden. Op deze wijze komt een naadloze aansluiting tot stand tussen de huidige en de nieuwe situatie. Wijzing van de Wet gemeenschappelijke regelingen Artikel I Dit artikel is het meest omvangrijk, en wijzigt de Wgr. Om te benadrukken dat het onderhavige voorstel een geheel nieuw element in de Wet gemeenschappelijke regelingen introduceert, is ervoor gekozen hiervoor een afzonderlijk hoofdstuk te bestemmen, na hoofdstuk X. Om niet een hoofdstuk te moeten inlassen, wordt gebruikt gemaakt van de ruimte die ontstaat door het vervallen van de eerste en tweede paragraaf van het bestaande hoofdstuk XI; in het voorstel van Wet tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen in verband met de afschaffing van de verplichte bundeling en integratie van gemeenschappelijke regelingen in samenwerkingsgebieden en daarmee samenhangende wijzigingen (Kamerstukken II 1999/2000, 27 008, nrs. 1-2), was daarin reeds voorzien. Om er zeker van te zijn dat de noodzakelijke ruimte inderdaad ontstaat, wordt de desbetreffende bepaling bij nota van wijziging uit wetsvoorstel 27 008 gelicht en – met enige aanpassingen – in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen. De plaats na hoofdstuk X is een logische plaats. Hoofdstuk X bevat de artikelen die bepalen dat een regeling tot stand komt, óók als niet alle (uiteindelijke) deelnemers daartoe primair de bereidheid hebben. Het hoofdstuk heeft dan ook als opschrift: Verplichte samenwerking. Hoofdstuk XI gaat ook over verplichte samenwerking, maar het betreft hier een bijzondere vorm, doordat het aangaan van de samenwerking – die in beginsel op initiatief van gemeenten tot stand komt – tot gevolg heeft dat er een plusregio wordt ingesteld én dat er wettelijke taken worden toebedeeld aan dat lichaam. Doordat hoofdstuk XI een extra element ( een “plus”) toevoegt aan de Wgr, wordt het regionaal openbaar lichaam dat op basis van dat hoofdstuk kan ontstaan, aangeduid als: plusregio. De artikelen die deze bijzondere vorm van samenwerking beschrijven, vormen de nieuwe inhoud van hoofdstuk XI. De resterende paragraaf van het oorspronkelijke hoofdstuk XI blijft bestaan, nu als een nieuw hoofdstuk XII (artikel 137 en volgende). Artikel 104 Slechts in een beperkt aantal situaties zal samenwerking in de vorm van een plusregio in het leven geroepen kunnen worden. De voorwaarden zijn te vinden in artikel 104, eerste lid, dat de begripsomschrijving van de plusregio omvat. In de eerste plaats moet het gaan om gemeenten die samen een gebied met stedelijke kenmerken vormen. Dat betekent dat er minimaal één grote gemeente in het gebied moet liggen, en dat het gebied als geheel
18
grootstedelijke kenmerken heeft. Onder “grote gemeente” moet in dit verband gedacht worden aan de 30 gemeenten die een categorie (G30) vormen in het kader van het grotestedenbeleid. Het gegeven “gebied met stedelijke kenmerken” is geen voldoende voorwaarde om te komen tot de instelling van een plusregio. Een tweede voorwaarde is dat in dat gebied vraagstukken spelen die vragen om afstemming op een grotere schaal dan de schaal van zelfs de grootste gemeente in dat gebied. Onderwerpen als volkshuisvesting, bedrijfsvestiging, verkeer en vervoer, recreatie of stedelijk groen kunnen ieder voor zich -en dus zeker in combinatie - leiden tot een noodzaak om in het ruimtelijk domein te komen tot een goede afstemming tussen de betrokken gemeenten. Als derde voorwaarde geldt de dat de complexiteit van de afstemming zodanig is, dat de doelstellingen van de samenwerking naar verwachting niet bereikt kunnen worden indien de samenwerking geheel en al blijvend op vrijwillige basis zal plaatsvinden. Vandaar dat een kenmerkend element van de plusregio is dat deze verplicht is ingesteld door de gemeenten die de regeling treffen. Een essentieel aspect van een plusregio is dat daaraan bij wet taken worden toegekend vanaf het moment dat de regio wordt ingesteld. Het gaat om taken die iedere plusregio moet vervullen, als “bodem” van de samenwerking in dat gebied (zie de artikelen 118 e.v.). Daarnaast kunnen ook andere taken in de samenwerking gestalte krijgen - hetzij doordat de gemeenten deze inbrengen, hetzij doordat de provincie deze (op basis van een aangepast artikel 107 van de Provinciewet) rechtstreeks aan de regio delegeert, hetzij doordat het Rijk bij wet taken en bevoegdheden overhevelt. Deze taken en bevoegdheden komen dan bovenop de wettelijke basis en worden opgenomen in de desbetreffende sectorwetten. Voor de kaderwetgebieden, die na de inwerkingtreding van deze wet als plusregio verder gaan, was dit al geregeld in de sectorwetgeving; in de overgangsartikelen worden in de desbetreffende bepalingen een aantal noodzakelijke – veelal terminologische – wijzigingen aangebracht (zie de artikelen III tot en met XV). De plusregio is gedefinieerd als een openbaar lichaam. Het is daarmee dus meer dan een louter territoriaal begrip, zoals het begrip “samenwerkingsgebied” dat lange tijd een prominente plaats innam in de Wgr. Een “dubbele hoedanigheid” is niet bijzonder: ook provincies en gemeenten zijn entiteiten die (primair) openbare lichaam zijn, maar tegelijkertijd onmiskenbaar tevens een gebied. Van een plusregio kan dus gezegd worden dat deze een bestuur heeft, maar ook een grondgebied en grenzen. Dat de plusregio een openbaar lichaam is, vloeit voort uit de systematiek. De plusregio wordt ingesteld bij een gemeenschappelijke regeling van gemeenten; dat is dus een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in hoofdstuk I van de Wgr. Voorzover daarvan niet wordt afgeweken, zijn die bepalingen uit dit hoofdstuk dus ook van toepassing op de regelingen. Dat betekent onder meer dat een plusregio rechtspersoon is (zie artikel 8, eerste lid, tweede volzin).
19
De term ‘Wgr-plusregio’ is wellicht wat gekunsteld, maar drukt op zich adequaat uit dat het om een Wgr-regeling gaat, met iets extra’s. Voordeel van deze aanduiding is, dat er geen last van het verleden op drukt. In dit wijzigingsvoorstel wordt nog het begrip “gemeentebestuur” gebruikt. Hiermee wordt aangesloten bij de terminologie die op veel plekken in de Wgr wordt gebruikt. Na de dualisering zou in beginsel in de wetgeving een keuze gemaakt moeten worden voor een bepaald orgaan binnen het gemeentebestuur: de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad. De Wgr is vooralsnog evenwel grotendeels buiten de dualisering is gehouden; om die reden kan de “oude” terminologie nog worden gehanteerd. Voor het aangaan van de regelingen als bedoeld in hoofdstuk XI zal dus de interne gemeentelijke structuur leidend zijn; naar verwachting zal het college de meeste handelingen met betrekking tot het treffen van de regelingen (en dus het instellen van de plusregio) verrichten, maar het zal zulks uitsluitend kunnen doen binnen door de gemeenteraad gegeven kaders. Artikel 105 Hoewel een plusregio die in twee provincies ligt niet de voorkeur verdient, is dat soms toch het geval. Momenteel zijn er twee samenwerkingsgebieden die provinciegrensoverschrijdend zijn: de stedelijke regio Twente omvat tevens het Gelderse Neede, terwijl aan het samenwerkingsverband Knooppunt ArnhemNijmegen de Limburgse gemeente Mook en Middelaar deelneemt. Beoogd is een bepaling op te nemen die vooral praktisch van nut kan zijn, ter voorkoming van dubbele werkzaamheden. De omschrijving ”met betrekking tot plusregio’s” is opzettelijk ruim gekozen, opdat daaronder ook begrepen kunnen worden de activiteiten die zich afspelen in de fase dat er (nog) geen plusregio is, maar die wel direct samenhangen met de (mogelijke) totstandkoming daarvan. Aangezien een regeling waarbij een openbaar lichaam is ingesteld, tevens een plaats van vestiging van dat openbaar lichaam aanwijst (zie artikel 10 Wgr), is die plaats bepalend gemaakt voor de vraag welk provinciebestuur competent is. Zolang de plusregio nog niet tot stand is gekomen, kan de grootste gemeente in het gebied, vooruitlopend op de te verwachten aanwijzing tot plaats van vestiging, die rol vervullen. Artikel 106 Naast de plusregio’s die via het overgangsrecht ontstaan, kunnen er “nieuwe” plusregio’s komen. De systematiek van hoofdstuk XI is open: artikel 106 en volgende regelen op welke wijze (nieuwe) plusregio’s kunnen ontstaan. Het begin van het artikel brengt duidelijk tot uiting dat het initiatief is toegedacht aan gemeenten; het zijn immers ook de gemeenten die de samenwerking gestalte moeten geven, en de beste basis daarvoor blijft vrijwilligheid. De besturen van gemeenten die hun samenwerking willen schoeien op de leest van hoofdstuk XI, hebben zich daartoe gezamenlijk te wenden tot gedeputeerde staten van de provincie waarin die gemeenten zijn gelegen. De gemeenten kunnen op grond van het tweede lid bij hun verzoek kenbaar maken of naar hun oordeel andere gemeenten bij de samenwerking betrokken
20
zouden moeten worden; het zal daarbij gaan om gemeenten die – vooralsnog – onvoldoende enthousiasme voor de samenwerkingsgedachte hebben ontwikkeld en dus geen mede-ondertekenaars zijn van het verzoek aan de provincie. Het is de provincie die formeel de procedure start met een uitnodiging aan gemeenten. De provincie heeft een eigen verantwoordelijkheid om een optimale schaal voor de regionale samenwerking te kiezen. Het derde lid brengt tot uitdrukking dat het de provincie is die bepaalt uit welke gemeenten de plusregio bestaat. Het verzoek van de gemeenten (met inbegrip van een eventuele vermelding daarbij van andere gemeenten) geldt als uitgangspunt voor de gebiedsvorming. Indien de provincie het evenwel noodzakelijk acht andere gemeenten te betrekken bij het overleg dat aan de uitnodiging vooraf gaat, dan kan zij dat doen. Met alle gemeenten die (uiteindelijk) worden uitgenodigd, wordt voorafgaand overleg gevoerd, maar dat betekent niet dat alle deelnemers aan het overleg ook uitgenodigd zullen worden. De provincie beslist daarover na het overleg. Het derde lid geeft het voorgaande weer in de formulering: de gemeenten die bij het verzoek of de uitnodiging zijn betrokken. De provincie kan immers overgaan tot het uitnodigen van gemeenten - wier verzoek wordt gehonoreerd, dan wel - die het verzoek mede hebben ingediend, maar die naar het oordeel van de provincie geen deel moet vormen van de plusregio, dan wel - die het verzoek niet mede hebben ingediend, maar die naar het oordeel van de provincie toch deel moeten uitmaken van de plusregio. In samenhang met het territoriale aspect zullen gedeputeerde staten, alvorens tot een uitnodiging over te gaan, acht slaan op het inhoudelijke aspect van de beoogde samenwerking. Er moet een antwoord worden gezocht op de vraag of de instelling van een plusregio zinvol is. Dat zal het geval zijn, indien in een gebied sprake is van een complexe en structurele ruimtelijke afstemmingsproblematiek ten gevolge van beleidsopgaven op de terreinen volkshuisvesting, bedrijfsvestiging, verkeer en vervoer, recreatie of stedelijk groen. In die situatie heeft een plusregio een duidelijke meerwaarde, omdat dan kan worden gesteld dat verplichte samenwerking op regionale schaal, met een vast minimumpakket en een aantal taken en bevoegdheden “op maat”, de voorkeur verdient boven de “gewone” samenwerking van gemeenten. Zou naar het oordeel van de provincie niet of onvoldoende inhoud worden gegeven aan het inhoudelijke aspect, dan zal dat leiden tot de conclusie dat er onvoldoende grond is om het verzoek van de gemeenten te honoreren. Overigens geldt het besluit om gemeenten niet uit te nodigen, óók als een afwijking van het verzoek, hetgeen betekent dat de verplichting van voorafgaand overleg met de betrokken gemeentebesturen altijd moet worden nageleefd. Tot slot wordt in het vierde lid bepaalt binnen welke termijn gedeputeerde staten moeten bekend maken wat hun reactie is op het verzoek. De gemeenten moeten immers, juist indien zij geen gehoor vinden, weten waar zij aan toe zijn. De beslissing om niet uit te nodigen is evenzeer “een beslissing omtrent de uitnodiging”, dus gemeenten kunnen zich desgewenst vervolgens tot de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wenden (zie artikel 121).
21
Artikel 107 Blijft een initiatief van gemeenten uit, terwijl gedeputeerde staten menen dat de instelling van een plusregio uitermate gewenst is in een bepaald gebied, dan treden gedeputeerde staten in overleg met de gemeenten die in de ogen van gedeputeerde staten een plusregio zouden moeten gaan vormen. Na het overleg kunnen deze gemeenten (of enkele daarvan) formeel worden uitgenodigd tot het instellen van een plusregio. Anders dan in de beleidsnotitie is gemeld (onderdeel 7 Rol van het Rijk), lijkt er bij nader inzien geen nut gediend met een formele bevoegdheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om een plusregio in te (doen) stellen. Alle bestuurlijke mogelijkheden staan hem ter beschikking om een groep van gemeenten of een provincie te bewegen dat er een plusregio wordt gevormd. Als zijn inspanningen bij én gemeenten én provincie afstuiten op onwil, dan kan niet verwacht worden dat in dit gebied een vruchtbare samenwerking in een plusregio tot stand komt. Een ministeriële bevoegdheid zou in dit geval een loze bevoegdheid zijn. Niettemin kan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een rol spelen bij de totstandkoming van plusregio’s: als beslechter van geschillen omtrent de uitnodiging (zie artikel 121). Artikel 108 De uitnodiging, genoemd in artikel 105, is niet vrijblijvend. De wet bepaalt dat de gemeenten, eenmaal uitgenodigd, binnen 26 weken een regeling moeten vaststellen. Zouden zij nalatig blijven, dan kan de provincie in actie komen (zie artikel 114). Uit de definitie van een plusregio vloeit voort dat de regeling voorziet in de instelling van een plusregio, terwijl het openbaar lichaam rechtspersoonlijkheid heeft op grond van artikel 8. Het zijn dus de gemeenten die bij de regeling de plusregio instellen. In de beleidsnotitie (Kamerstukken II, 2002/03, 28 756 nr. 1) werd aangekondigd dat dit een zaak voor de provincie zou zijn. Bij de nadere uitwerking van de hoofdlijnen bleek dat dit beter anders kan worden geregeld. De bepalende rol van gedeputeerde staten blijft onverminderd overeind in de nu gekozen constructie, gelet op de betekenis van de uitnodiging in het proces van de totstandkoming van een nieuwe plusregio. Het bestuur van de plusregio stuurt de regeling naar gedeputeerde staten (die immers aan de wieg van de plusregio hebben gestaan) en naar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (met het oog op het register; zie artikel 109). Artikel 109 De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties houdt een register bij van alle plusregelingen in ons land. Er vindt geen toetsing of goedkeuring van de regeling plaats, noch door gedeputeerde staten nóch door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De enige voorwaarde voor opneming is dat de deelnemers aan de regeling dezelfde zijn als degenen die zijn uitgenodigd door gedeputeerde staten. Deze waarborg wordt bereikt door
22
de toevoeging: in overeenstemming met de uitnodiging, bedoeld in artikel 106, eerste lid. De opneming van een regeling in het register vormt, zo blijkt uit het tweede lid, een constitutief element van de totstandkoming van een plusregio: zonder opneming kan de regeling niet in werking treden. Het derde lid geeft aan wat minimaal moet zijn opgenomen in het register, en omdat ook de taken en bevoegdheden moeten zijn opgenomen, impliceert deze bepaling dat het niet om een eenmalige registratie gaat, maar dat het register de actuele stand van zaken moet weergeven. Het register maakt het mogelijk op een centraal punt te achterhalen welke plusregio’s er zijn en welke taken er naast de uit de Wgr bekende taken en bevoegdheden daaraan zijn toevertrouwd. Niet zichtbaar is welke taken en bevoegdheden de gemeenten zelf aan de plusregio hebben overgedragen, aangezien dat een zaak van de betrokken gemeenten is. Daartoe zal men de regeling moeten bezien. Wijzigingen van de regeling wegens verandering in de samenstelling van de plusregio moeten met het oog op opneming in het register worden ingezonden (op grond van artikel 110, tweede lid). Artikel 110 Op grond van artikel 9 van de Wgr houdt een regeling bepalingen in omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. In beginsel is dit een aangelegenheid van de deelnemers aan de regeling. Het eerste lid bevat enkele barrières als het gaat op de toetreding tot, uittreding uit of opheffing van plusregio’s: de provincie moet altijd, en het Rijk moet soms betrokken worden. Gedeputeerde staten zijn “partij” doordat zij de samenstelling van de plusregio bij aanvang weloverwogen hebben bepaald. Dat is voldoende reden om hun een rol te geven bij wijzigingen als hier aan de orde. Deze bevoegdheden van de provincie gelden zonder meer ook voor de regelingen die op grond van het overgangsrecht de status van plusregio hebben verworven; deze zijn wat betreft de algemene bepalingen niet anders dan andere plusregio’s. Tevens zijn gedeputeerde staten “partij” indien de plusregio, naast de wettelijke taken ook – op grond van het gewijzigde artikel 107 Provinciewet – taken of bevoegdheden van de provincie heeft ontvangen. Die overdracht is gedaan aan een regio in een bepaalde samenstelling, dus het kan zijn dat wijziging van de regio wijziging brengt in de wenselijkheid die taken en bevoegdheden bij de (gewijzigde) regio te laten. Vanuit diezelfde gedachte dient een plusregio bij een voornemen tot wijziging acht te slaan op de belangen van het Rijk; zij zullen een voornemen tot wijziging dus dienen af te stemmen met de desbetreffende ministers, hetgeen kan resulteren in een verklaring van geen bezwaar. Het kan niet zo zijn dat een dergelijke plusregio op eigen titel de samenwerking wijzigt of beëindigt, zonder instemming van de minister die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wet waarin een bepaald belang aan de plusregio is toevertrouwd. Zou een minister wijziging in de omvang/samenstelling van een plusregio dan wel opheffing van een plusregio niet relevant vinden voor het opdragen van taken, dan kan hij in de desbetreffende bepaling opnemen dat artikel 110 niet van toepassing is op een wijziging/opheffing die hem aangaat. Dit zal zich kunnen voordoen bij de basistaken, die voor alle plusregio’s gelden. Daarbij is immers
23
op geen enkele wijze sprake van maatwerk, dus is een specifiek oordeel van ‘sectorministers’ niet aan de orde. Om alsdan toch een verklaring van geen bezwaar voor te schrijven, zou een nodeloze administratieve last opleveren. Opheffing van een (op grond van artikel 108, eerste lid, verplichte!) plusregio betekent dat de samenwerking wordt voortgezet als “gewone” Wgr-regeling – voor zover niet de opheffing geschiedt in het kader van de integrale beëindiging van de samenwerking. Het tweede lid verklaart enkele artikelen van overeenkomstige toepassing op een besluit tot toetreding, uittreding of opheffing. Dit betekent dat het initiatief daartoe ook kan uitgaan van de provincie (die immers ook het initiatief tot instelling van de plusregio kan nemen), en dat opneming in het BZK-register essentieel is voor de inwerkingtreding. Artikel 111 De Wgr geeft in artikel 13, derde lid, aan dat de deelnemers aan een regeling zelf bepalen hoeveel leden door de betrokken gemeenteraden worden aangewezen in het algemeen bestuur van een openbaar lichaam. In het vierde lid is voorts bepaald dat de regeling kan inhouden dat het aantal aangewezen leden per gemeente kan verschillen. Op deze wijze kan een evenwichtige vertegenwoordiging worden bereikt, gelet op de verschillen in inwonertal. Deze systematiek is ook van toepassing op de regelingen waarbij de instelling van plusregio’s verplicht is gesteld. Die regelingen wijken immers niet fundamenteel af van andere regelingen waarbij de deelnemers op eigen initiatief besluiten tot het aangaan van een gemeenschappelijke regeling en daarbij overgaan tot instellen van een openbaar lichaam. De Wgr kent een strikte binding tussen gemeenten en de regeling waarvan zij deel uitmaken. Voor de plusregio is deze binding iets losser. In het eerste lid is de mogelijkheid geopend dat ook personen die op de kandidatenlijst stonden, maar niet werden gekozen in de gemeenteraad, toch door die raad worden aangewezen als bestuurslid van de plusregio. Dit impliceert tevens dat raadsleden die ophouden raadslid te zijn, toch in het bestuur van de plusregio kunnen blijven; zij staan alsdan immers nog steeds op de kandidatenlijst. Op degenen die namens de gemeente zitting hebben in het regionaal bestuur, maar geen deel uitmaken van de raad, is artikel 16 van de Wgr van toepassing, zodat de verantwoordingsrelatie tussen het niet-raadslid en de raad door wie hij is aangewezen, is geregeld. De tweede volzin van het eerste lid regelt, door enkele bepalingen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing te verklaren, dat voor het nietraadslid dezelfde incompatibiliteiten gelden als voor raadsleden. Ook wordt bepaald dat niet-raadsleden de eed of verklaring en belofte afleggen. De bestuurstaken in de plusregio’s kunnen betrekkelijk zwaar zijn. Om die reden is in het tweede lid de mogelijkheid gehandhaafd om de voorzitter aan te wijzen van buiten de kring van het algemeen bestuur, dus iemand die niet al een bestuurlijke functie in een der inliggende gemeenten vervult. Aangezien in dat geval diverse bepalingen uit Gemeentewet en Wgr niet automatisch op deze functionaris van toepassing zijn, bepaalt het derde lid dat de gemeenschappelijke regeling in ieder geval voorziet in de bezoldiging van
24
betrokkene. Ook andere aangelegenheden betreffende de rechtspositie van betrokkene kunnen in de regeling worden opgenomen. De hiervoor besproken bepalingen staan ook in de Kaderwet. Niet overgenomen is de bepaling waarbij het mogelijk wordt gemaakt dat de leden van het algemeen bestuur door de gemeenteraden gezamenlijk worden aangewezen; de band tussen het regiobestuur en de inliggende gemeenten kan daardoor te los worden. Het vierde lid ten slotte verklaart enkele bepalingen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing op de voorzitter; het betreft zaken als vergoedingen, incompatibiliteiten, nevenfunctie en woonplaats. Artikel 112 De Wgr maakt het mogelijk dat er ‘commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen‘ worden ingesteld (zie artikel 25 van de Wgr). Het nu voorgestelde artikel 112 maakt het voorts mogelijk dat wordt overgegaan tot de instelling van commissies waaraan de behartiging van één of meer belangen van een deel van de gemeenten in de plusregio wordt opgedragen; het betreft hier de zogeheten territoriale commissies. Dat alle belangen binnen een territoriale commissie worden behartigd, ligt niet in de lijn der verwachting; het zou feitelijk tot een regio binnen een regio leiden. Zou die behoefte bestaan, dan zal kritisch bezien moeten worden of de omvang van de plusregio wel adequaat is. Wel kan het wenselijk zijn voor een gedeelte van het gebied bijzondere aandacht te kunnen besteden aan één of enkele taken. In de regio Eindhoven-Helmond doet zich dat voor met betrekking tot de huisvestingsproblematiek in en rond Eindhoven. Deze problematiek is klemmender geworden toen de door Eindhoven gewenste herindeling geen doorgang vond. Rond die gemeente - en dus niet in de gehele regio - moet een oplossing worden gevonden voor de huisvestingsproblematiek. In die situatie kan het zinvol zijn een commissie als hier bedoeld in te stellen. Enkele algemene bepalingen van de Wgr zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op de territoriale commissie, zodat onder meer geldt dat het vaststellen van de begroting of de jaarrekening een bevoegdheid van het algemeen bestuur blijft. Artikel 113 Indien gedeputeerde staten gemeenten hebben uitgenodigd een regeling te treffen, en deze uitnodiging kwam volledig tegemoet aan het verzoek van die gemeenten, dan zal de regeling zonder twijfel tijdig tot stand komen. Indien evenwel gedeputeerde staten het initiatief hebben genomen, of indien zij gemeenten hebben uitgenodigd die niet alle tot de initiatiefnemers behoorden, dan kan het zijn dat de regeling niet zo snel wordt getroffen. Uit het feit dat toch een uitnodiging richting gemeenten is gegaan, mag worden afgeleid dat (ook) gedeputeerde staten eraan hechten dat in het gebied een plusregio tot stand komt. Blijft de regeling uit, dan moeten gedeputeerde staten kunnen doorzetten, en zo nodig een regeling kunnen opleggen, en daarmee de instelling van een plusregio tot stand brengen. De bevoegdheid blijft beperkt tot gedeputeerde staten, en is, naar haar aard, niet afhankelijk van een verzoek van de gemeenten. Daarmee wijkt de regeling in belangrijke mate af
25
van hoofdstuk X van de Wgr, weshalve uitdrukkelijk is bepaald dat dat hoofdstuk bij dit type oplegging niet aan de orde is. Artikel 114 Gemeentebesturen die een uitnodiging hebben ontvangen, moeten op grond van artikel 108, eerste lid, binnen 26 weken een regeling vaststellen. Gebeurt dit niet, dan kan een regeling worden opgelegd door gedeputeerde staten. De oplegging is niet als een verplichting geformuleerd, omdat de bestuurlijke werkelijkheid er in bijzondere omstandigheden toe kan leiden dat gedeputeerde staten berusten in de kennelijke onwil van de gemeenten in het gebied. De door gedeputeerde staten opgelegde regeling wordt in afschrift naar de minister van BZK gezonden, met het oog op het register (zie artikel 109, eerste lid) en de inwerkingtreding (zie artikel 109, tweede lid). Er is geen reden om de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of een andere minister een toetsende rol toe te kennen bij de oplegging; de totstandkoming van een plusregio is immers een zaak van de betrokken gemeenten en provincies. Indien de gemeenten zich willen verzetten tegen de oplegging, kunnen zij in bezwaar en beroep komen (zie artikel 123). Artikel 115 In dit artikel komt het verplichte en niet-vrijblijvende karakter van de op het onderhavige wetsvoorstel gebaseerde samenwerking duidelijk naar voren. Gemeentebesturen dienen medewerking te verlenen aan de uitvoering van besluiten van het bestuur van de plusregio, zolang het althans besluiten zijn die verband houden met aan dat regiobestuur opgedragen bevoegdheden. Schiet een gemeentebestuur te kort in de ogen van het bestuur van de plusregio, dan kan het laatstgenoemde bestuur in de plaats treden van het gemeentebestuur, en zelf het besluit uitvoeren. Ook is het mogelijk dat het regiobestuur een besluit doet uitvoeren. In beide gevallen komen de kosten voor rekening van het gemeentebestuur. Voor het zover komt, moet het gemeentebestuur op de hoogte gesteld worden van het voornemen dat het regiobestuur heeft. Het beoogde gevolg van de inkennisstelling is uiteraard dat het gemeentebestuur alsnog zelf de nodige actie onderneemt. Het artikel komt sterk overeen artikel 10a van de Wgr. In dat artikel wordt evenwel alleen maar gesproken van overgedragen bevoegdheden. Kenmerkend voor de plusregio’s zijn evenwel niet de door de deelnemende gemeenten overgedragen (gedelegeerde) bevoegdheden, maar de door de wet rechtstreeks aan de plusregio toegekende (geattribueerde) bevoegdheden. Daarom wordt nu in artikel 115 de aanduiding “opgedragen bevoegdheden” gehanteerd; voor de overgedragen bevoegdheden geldt artikel 10a van de Wgr. Artikel 116 Dit artikel bevat een procedure tot het afdwingen van daadwerkelijke uitvoering van een regeling. De waarde van de bepaling is gelegen in het stok-achter-dedeur karakter. Beoogd wordt te voorkomen dat er binnen de stedelijke regio wordt overlegd over de behartiging van belangen waartoe de regeling is
26
opgezet, zonder dat het tot besluitvorming en uitvoering komt. Zeker bij plusregio’s is het van belang dat de samenwerking daadwerkelijk gestalte krijgt. Er zijn immers taken waarvan het belang uitstijgt boven de individuele belangen van de deelnemende gemeenten. Om die reden is dit artikel in dit hoofdstuk opgenomen, terwijl een vergelijkbare regeling bij wetsvoorstel 27 008 voor de “gewone” samenwerking wordt geschrapt. Indien de taakuitoefening objectief bezien stagneert, kunnen gedeputeerde staten een aanwijzing geven over de wijze waarop en de termijn waarbinnen een bevoegdheid of taak moet worden uitgeoefend resp. uitgevoerd. Uiteraard wordt daarover eerst het bestuur van het regionaal openbaar lichaam gehoord. Heeft die aanwijzing geen (tijdig) effect, dan treden gedeputeerde staten op namens het bestuur van het regionaal openbaar lichaam. Het regiobestuur zal evenwel zelf de kosten daarvan dienen te dragen. Indien in een bijzondere wet een “eigen” bevoegdheid voor een minister is opgenomen (zoals in de Planwet verkeer en vervoer), gaat deze bevoegdheid voor op de algemene bepaling van artikel 116; de desbetreffende minister behoeft zich dan uiteraard niet via gedeputeerde staten tot de regio te wenden. Artikel 117 Zouden gedeputeerde staten niet of onvoldoende gebruik maken van hun bevoegdheid van artikel 116, dan kan dat leiden tot achterblijvende resultaten op bepaalde beleidsterreinen. Indien een voor dat beleidsterrein verantwoordelijke minister meent dat niet berust kan worden in die omstandigheid, dan kan deze minister, in overeenstemming met de minister van BZK, gedeputeerde staten uitnodigen gebruik te maken van hun bevoegdheid, en wel binnen een bepaalde termijn. Zouden gedeputeerde staten, om welke reden dan ook, dat niet (tijdig) doen, dan kan de desbetreffende minister, wederom in overeenstemming met de minister van BZK, zelf die aanwijzing geven aan het bestuur van de plusregio. Daarbij gelden dezelfde regels als die ter zake gelden tussen gedeputeerde staten en het bestuur van de plusregio (zie artikel 116): eerst wordt er gehoord, de aanwijzing gaat gepaard met een bepaalde termijn en uiteindelijk kan de minister zelf de bevoegdheid of taak uitoefenen resp. uitvoeren. Artikel 118 en 119 De onderwerpen economische ontwikkeling en grondbeleid zijn toegelicht in paragraaf 3 van het algemene deel van deze toelichting. Artikel 120 Omdat het in de toekomst gewenst zou kunnen zijn dat de plusregio’s die nu nog kaderwetgebied zijn, bij de ontwikkeling van locaties baatbelasting kunnen heffen, wordt die mogelijkheid gecontinueerd in het nieuwe hoofdstuk XI van de Wgr. De mogelijkheid wordt nu voor alle plusregio’s geboden, aangezien er geen reden is op dit punt onderscheid te maken tussen de plusregio’s. Baatbelasting kan worden geheven van eigenaren van onroerende zaken die gebaat zijn bij voorzieningen die tot stand worden of zijn gebracht door of met medewerking van het bestuur van een plusregio. Als de bevoegdheid wordt overgedragen, dan geeft dat een mogelijkheid voor het regiobestuur om rechtstreeks te heffen ter zake van binnen de plusregio gelegen onroerende
27
zaken. Dat voorkomt ingewikkelde financiële constructies tussen regiobestuur en inliggende gemeenten. Bovendien worden weglekeffecten ten gevolge van problemen bij de toepassing van baatbelasting bij gemeentegrensoverschrijdende voorzieningen zoveel mogelijk voorkomen. Toepassing van de baatbelasting moet worden gezien als het sluitstuk binnen het toe te passen kostenverhaal voor die gevallen dat een gemeente de kosten van voorzieningen van openbaar nut niet langs de privaatrechtelijke weg kan verhalen. Via baatbelasting zijn de gemeentelijke kosten van voorzieningen van openbaar nut in beginsel geheel te verhalen indien deze voorzieningen aantoonbaar en objectiveerbaar nut afwerpen voor particuliere onroerende zaken. Baatbelasting is in de praktijk niet altijd een eenvoudige vorm van belastingheffing. Deze moeilijkheid komt vooral voort uit het motiveringsbeginsel, waarin de redelijkheid en billijkheid van de heffing op het betreffende onroerend goed (dus niet de onderneming of de persoon) moet worden aangegeven. Gaat het bijvoorbeeld om het aanleggen van riolering in een niet gerioleerd gebied, dan kunnen de woningen en bedrijven die baat hebben van het riool, concreet worden aangegeven. Gaat het om het voordeel van een station op de bestaande omgeving, dan is het gebied waarop dit voordeel betrekking heeft moeilijk aan te geven: wordt de grens te krap getrokken, dan is er een punt van onredelijkheid en ongelijkheid, terwijl als de grens te ruim wordt bemeten, het punt van onredelijkheid naar voren komt. De stadsregio Rotterdam kent wel een omslagfonds dat gevoed wordt door een heffing op iedere nieuw gebouwde woning en woningequivalent (kantoren, voorzieningen, bedrijventerreinen). Deze heffing kan onder meer via baatbelasting worden verhaald. In het stadsgewest Haaglanden is de mogelijkheid wel onderzocht in het kader van de aanleg van railinfrastructuur, maar voor dergelijke complexe situaties is gebleken dat baatbelasting niet het meest voor de hand liggende instrument is. In het kader van de Randstadrail is er bijvoorbeeld voor gekozen dat de betrokken gemeenten een bijdrage in de kosten van de aanleg betalen en zelf zorgen voor de kostendragers of dekkingsmiddelen. Het zijn de raden van de deelnemende gemeenten die zelf beslissen of en in welke mate zij de bevoegdheid overdragen. Het is dus niet de wetgever die hierover beslist en de bevoegdheid bij de plusregio legt. De gekozen methode komt tegemoet aan het mogelijke principiële bezwaar om de bevoegdheid tot belastinghefing toe te kennen aan een lichaam zonder direct gekozen vertegenwoordiging. Artikel 121 Het kan zijn dat een provinciebestuur een verzoek van gemeenten als bedoeld in artikel 106 niet honoreert, op gronden die door de desbetreffende gemeenten niet overtuigend worden gevonden. Ook kunnen gemeenten van oordeel zijn dat zij ten onrechte niet of juist wel door gedeputeerde staten zijn uitgenodigd om samen te werken. Voorts kan het zijn dat gedeputeerde staten niet (tijdig) reageren op het verzoek van de gemeenten. Indien de gemeenten daarin niet berusten, is er sprake van een geschil. Omdat de administratieve rechter niet de meest geschikte is voor de beleidsmatige vraagstukken die dominant zullen zijn bij de hier aangeduide geschillen tussen bestuursorganen, is hier de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties competent
28
gemaakt. Omdat de gewenste omvang van een plusregio mede kan afhangen van sectorale belangen, kan het zijn dat het oordeel van een sector-minister van belang kan zijn bij een geschil over de uitnodiging. Daarom is bepaald dat in dat geval de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beslist in overeenstemming met de minister(s) wie het mede aangaat. Artikel 122 Zou het zover komen dat het bestuur van een gemeente die deelneemt aan de gemeenschappelijke regeling in het kader van deze wet het niet eens is met een besluit van het bestuur van de plusregio, dan is er sprake van een geschil. In eerste instantie zal artikel 28 Wgr of de (op grond van het nieuwe artikel 124 van het onderhavige voorstel) daarvoor in de plaats gekomen geschillenregeling tot oplossing van de problemen moeten leiden. Gedurende dat traject worden zonder twijfel argumenten gewisseld en standpunten besproken. Komt het niet tot een voor beide partijen bevredigende oplossing, dan staat uiteraard beroep op de rechter open. Normaliter wordt beroep op de rechter voorafgegaan door een bezwaarprocedure, op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien niet verwacht mag worden dat de formele bezwaarprocedure iets toevoegt aan de gesprekken die in het ‘geschil-stadium’ al gevoerd zullen zijn, bepaalt artikel 122 dat artikel 7:1 van de Awb buiten toepassing blijft. Dit geldt dus niet voor andere belanghebbenden die in beroep willen komen; zij zullen eerst het bestuur van het regionaal openbaar lichaam met hun bezwaar moeten confronteren. Artikel 123 De ingrijpende bevoegdheden uit de artikelen 114, 116 en 117 nopen tot het openstellen van een voorziening waarbij snel een definitief rechterlijk oordeel beschikbaar is. Daartoe wordt direct beroep opengesteld op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met voorbijgaan aan de rechter ex artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zowel het bestuur van een plusregio als het bestuur van een gemeente is te beschouwen als belanghebbende. Artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht is niet buiten toepassing gelaten: er zal dus eerst een bezwaarprocedure moeten worden doorlopen. Artikel 124 Voor de oplossing van geschillen kan in de regeling zelf een voorziening worden getroffen, zodat artikel 28 van de Wgr niet van toepassing is. Op deze wijze kunnnen de gemeenten binnen in een stedelijke regio desgewenst primair in eigen kring geschillen oplossen.
Wijziging van andere wetten De wijzigingen in de artikelen II tot en met XIII zijn voor het grootste gedeelte technische aanpassingen van andere wetten dan de Wgr, waarbij de verwijzing naar de kaderwetgebieden of naar de openbare lichamen in die gebieden een verwijzing wordt naar de desbetreffende plusregio’s. Voorzover het andere wijzigingen betreft, worden deze bij het desbetreffende artikel
29
toegelicht. Voor alle technische aanpassingen geldt dat deze nodig zijn doordat de Kaderwet met ingang van 1 januari 2005 vervalt, maar de via sectorwetgeving aan die gebieden toebedeelde taken en bevoegdheden vrijwel ongewijzigd in stand blijven. Voor een overzicht van de taken en bevoegdheden van de als plusregio “doorstartende” kaderwetgebieden (met ander woorden de plusregio’s die de gemeente of gemeenten Amsterdam, Arnhem en Nijmegen, Eindhoven en Helmond, Enschede en Hengelo, ’s-Gravenhage, Rotterdam of Utrecht omvatten) zij verwezen naar paragraaf 4 van het algemene deel van deze toelichting . Artikel II Artikel 107 van de Provinciewet maakt het (onder voorwaarden) mogelijk dat het provinciebestuur bevoegdheden van regeling of bestuur overdraagt aan gemeentebesturen. Zou een gemeentebestuur bevoegdheden willen overdragen aan een groep van gemeenten zoals een plusregio, dan kan dat nu alleen indirect, namelijk door overdracht aan de desbetreffende gemeenten, die dan op hun beurt deze bevoegdheid zouden moeten overdragen aan het regiobestuur. De wijziging van artikel 107 Provinciewet laat de overdracht aan gemeenten onverlet, maar opent daarnaast de mogelijkheid dat het provinciebestuur rechtstreeks bevoegdheden overdraagt aan het bestuur van de plusregio. Deze faciliteit geldt uitsluitend de overdracht aan plusregio’s en dus niet aan de besturen van andere openbare lichamen die in het kader van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen zijn ingesteld. Dit onderstreept de bijzondere positie van de plusregio’s. Met het oog op het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij te houden register, moet een afschrift van een besluit waarbij het provinciebestuur een bevoegdheid delegeert, aan die minister worden gezonden. Artikel IV Door de voorgestelde wijzigingen onder A en B wordt bereikt dat de bevoegdheid om een huisvestingsverordening vast te stellen, bij de plusregio komt te liggen. Het vervallen van drie leden van artikel 2 betreft reeds uitgewerkte bepalingen over standplaatsen van woonwagens. Artikel V Als in de toekomst plusregio’s middelen met betrekking tot bodemsanering rechtstreeks van het Rijk ontvangen, is een koppeling tussen de taken als budgethouder en bepaalde bevoegdheden op grond van de Wet bodembescherming wenselijk. Om dit mogelijk te maken omvat de wijziging van de Wet Bodembescherming – naast de terminologische aanpassing – een beperkte uitbreiding van artikel 88, tweede lid (zie het eerste gedachtestreepje). Artikel VI De wijziging onder A (wijziging van artikel 4.15a) is niet alleen technisch, omdat tevens het vaststellen van een regionaal milieubeleidsplan niet langer als een plicht is geformuleerd, maar als een mogelijkheid. De wetgeving wordt
30
hiermee aangepast aan de praktijk, waarin bleek dat niet altijd behoefte is aan een dergelijk plan. Ook voor de gemeenten bepaalt de Wet milieubeheer thans nog dat de raad een milieubeleidsplan kan vaststellen. Als over enige tijd in het kader van de Herijking het hele planstelsel in de Wet milieubeheer wordt geherformuleerd, is het denkbaar dat planverplichtingen en dus zeker dit soort facultatieve bepalingen geschrapt zullen worden. Een bedoeling van de Herijking is immers dat er eerder minder dan meer wordt geregeld. Ook de wijziging in onderdeel C is inhoudelijk, maar evenzeer een aanpassing die uit de praktijk voortvloeit. De bevoegdheid om milieuvergunningen af te geven blijkt niet te worden gebruikt, en er is dan ook geen noodzaak deze bevoegdheid te handhaven. De wijziging in onderdeel D is een direct gevolg van de wijziging onder C. Artikel VIII In 2000 is met de inwerkingtreding van de Invoeringswet stedelijke vernieuwing de mogelijkheid om subsidie te verlenen aan samenwerkingsverbanden van gemeenten geschrapt, omdat destijds de idee was om niet langer dergelijke samenwerkingsverbanden in te schakelen. De gedachten daarover zijn inmiddels veranderd, zoals ook blijkt uit het onderhavige wetsvoorstel. In het kader van de woningbouwafspraken die door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer worden gemaakt, is het wenselijk dat behalve aan gemeenten en provincies ook rechtstreeks aan samenwerkingsverbanden van gemeenten subsidie kan worden verleend, gericht op met name het verhogen van de woningbouwproductie. Dit geldt in eerste instantie alleen voor de kaderwetgebieden die bij de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel een “doorstart” maken als Wgr-plusregio’s. In het overleg dat de minister van VROM met het IPO heeft gevoerd, is gebleken dat voor deze regio’s evidente synergie kan worden bereikt met rechtstreekse subsidiëring. Op een later tijdstip kan door het Rijk in overeenstemming met de betrokken regio’s en provincies geconcludeerd worden dat ook voor andere Wgrplusregio’s met rechtstreekse subsidieverlening aan die plusregio evidente synergie kan worden bereikt. Artikel XV Aangenomen mag worden dat de Wet op de jeugdhulpverlening vóór 1 januari 2005 zal zijn vervangen door de Wet op de jeugdzorg. Om die reden wordt voor laatstgenoemde wet (nu nog een wetsvoorstel) een technische aanpassing opgenomen. Indien voor de stemming over het onderhavige wetsvoorstel in de Tweede Kamer nog geen zekerheid bestaat over de bedoelde vervanging, dan zal bij nota van wijziging alsnog ook een technische aanpassing van de Wet op de jeugdhulpverlening worden opgenomen. Artikel XVI Hoewel de wijziging, voorgesteld in artikel VI, onderdeel C, is gemotiveerd met de stelling dat in de bevoegdheid om milieuvergunning af te geven niet wordt gebruikt, valt niet uit te sluiten dat bij de inwerkingtreding van deze wet een
31
aanvraag is ingediend, maar nog niet afgehandeld. Dit artikel voorkomt dat er onzekerheid ontstaat over de vraag wat er alsdan moet gebeuren. Artikel XVII Hoewel niet strikt noodzakelijk, (materieel is de Kaderwet na 1 januari 2005 uitgewerkt), lijkt het de duidelijkheid ten goede te komen de wet expliciet in te trekken. Het tweede lid regelt dat met de inwerkingtreding van deze wet de regelingen die (nu nog) zijn gebaseerd op de Kaderwet voortbestaan op een nieuwe grondslag: hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De Kaderwet is alsdan niet meer van toepassing op die regelingen. De regelingen worden dus niet beëindigd; rechten en verplichtingen lopen materieel ongewijzigd door, ook al worden de openbare lichamen die bij de kaderwetregelingen zijn ingesteld, vanaf de inwerkingtreding van deze wet aangeduid als: plusregio’s. In de onderscheiden regelingen zal naar verwachting om die reden een aantal technische aanpassingen moeten plaatsvinden. Het derde lid beklemtoont door de beperkte termijn dat die aanpassingen uitdrukkelijk beperkt blijven tot datgene wat noodzakelijk is geworden door de wetswijziging; om die reden kan deze uitvoerende taak bij het dagelijks bestuur worden gelegd. Andere wijzigingen volgen de normale procedure. Deze regelingen moeten vanzelfsprekend wel worden opgenomen in het register, weshalve zij moeten worden toegezonden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor de duidelijkheid zij opgemerkt dat opneming in het register in dit geval geen voorwaarde is voor de inwerkingtreding, aangezien deze plusregio’s op geheel eigensoortige wijze “ontstaan” op het moment van inwerkingtreding van de wet. Via de wijziging van diverse sectorwetten (zie de artikelen II tot en met XIII van deze wijzigingswet) is voor alleen deze plusregio’s geregeld dat zij een aantal taken en bevoegdheden hebben die plusregio’s die na de inwerkingtreding van deze wet worden ingesteld, niet (automatisch) hebben. Het standaardpakket dat voor alle plusregio’s geldt, geldt daarnast uiteraard ook voor de plusregio’s die voorheen kaderwetgebied waren. Met dit artikel is de ongestoorde continuïteit van de huidige kaderwetregelingen geregeld. Artikel XVIII Deze wet moet uiterlijk in werking treden met ingang van 1 januari 2005, het moment dat de regelingen die zijn gebaseerd op de Kaderwet, zijn uitgewerkt. Deze regelingen stamden van verschillende momenten in de eerste helft van 1995, en hadden een wettelijke geldigheid van ten hoogste vier jaar, welke periode eenmaal kon worden verlengd (zie de Kaderwet, artikel 31, tweede en derde lid). Alle zeven regelingen die waren gebaseerd op de Kaderwet, zijn verlengd; vanwege de verschillende startmomenten was de expiratiedatum óf 1 januari 2003, óf 1 maart 2003 óf 1 juli 2003. Aangezien de beoogde opvolger van de Kaderwet, te weten het voorstel van Wet bestuur in stedelijke regio’s (Kamerstukken II, 2001/02, 28 095) de eindstreep niet haalde wegens de val het kabinet op 16 april 2002, zou er niet tijdig voor het moment van expiratie een (nieuwe) wettelijke basis zijn voor de regelingen - terwijl algemeen de opvatting gold dat op enigerlei wijze de regelingen voortgezet zouden moeten
32
worden. Derhalve is gebruik gemaakt van het vangnet dat werd gevormd door de Wet tot extra verlenging van de gemeenschappelijke regelingen die krachtens de Kaderwet zijn getroffen (Stb. 2002, 78). Die wet zou slechts in werking treden indien er op 1 december 2002 wet geen nieuwe wettelijke voorziening zou zijn, met als enig doel de verlenging van de regelingen mogelijk te maken. Bij koninklijk besluit van 17 december 2002 (Besluit tot verlenging van de gemeenschappelijke regelingen die zijn getroffen krachtens de Kaderwet bestuur in verandering; Stb 2002, 655) zijn alle regelingen verlengd, tot uiterlijk 1 januari 2005; het “vangnetwetje” is daarmee uitgewerkt en vervallen. Door de extra verlenging tot de datum van inwerkingtreding van onderhavige wet wordt een naadloze aansluiting bereikt, en kunnen de des betreffende regelingen - op een nieuwe grondslag - blijven bestaan. De desbetreffende plusregio’s vormen materieel de rechtsopvolgers van de openbare lichamen die bij de respectieve kaderwet-regelingen waren ingesteld. Gelet op de noodzaak van inwerkingtreding (uiterlijk) met ingang van 1 januari 2005, in samenhang met onzekerheid over de duur van de parlementaire behandeling gedurende 2004, is gekozen voor de inwerkingtredingsbepaling waarin wordt verwezen naar artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet. Op deze wijze spelen de termijn van de Tijdelijke referendumwet geen rol. Wel moet alsdan formeel rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat er na de inwerkingtreding een referendum over deze wet plaatsvindt. De kans daarop is evenwel verwaarloosbaar klein. Artikel XIX Hoewel niet gebruikelijk bij een wijzigingswet, lijkt een citeertitel in dit geval handig omdat verwacht mag worden dat geregeld naar deze wet verwezen zal worden. Het opschrift van een wijzigingswet leent zich daarvoor minder goed. De afkorting “Wgr” mag voldoende bekend worden verondersteld om opgenomen te worden in de citeertitel.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,
J.W. Remkes
33
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 7 Onderwerp: Jaarrekening en jaarverslag 2003.
Bijlage: 1. conceptjaarrekening en conceptjaarverslag 2003; 2. ontwerpbesluit.
Toelichting: Het totale resultaat over 2003 bedraagt € 5,04 miljoen. Voor zover rentebaten zijn gerealiseerd op geoormerkte gelden, worden deze conform het vigerend financieel beleid toegevoegd aan de bestemmingsreserve van het beleidsterrein waarop deze gerealiseerd zijn. Dit betreft de rente De Boer-EIISS van € 0,62 miljoen, rente Volkshuisvesting van € 2,76 miljoen en de rente Jeugdhulpverlening van € 0,09 miljoen. Daarnaast is er sprake van een vrijvallend bedrag van € 0,25 miljoen dat eveneens toegevoegd wordt aan de bestemmingsreserve BWS. Per saldo resulteert een positief resultaat voor SR-Algemeen van € 1,92 miljoen. Een verschillenanalyse en de toelichting op het resultaat per beleidsterrein vindt u in het hoofdstuk ‘toelichting op de resultatenrekening’ in de jaarrekening. De bestemming van het resultaat is nog niet in de jaarrekening verwerkt. Dit zal in 2004 worden geëffectueerd. Nu ligt het concept van het jaarverslag en de jaarrekening voor. Het concept jaarverslag is geredigeerd: de lay-out van de definitieve versie wordt verzorgd door een extern bureau. Daarnaast wordt er een publieksversie vervaardigd die breed zal worden verspreid. De accountant heeft een goedkeurende verklaring afgegeven. De cijfers van Jeugdhulpverlening zijn eveneens goedgekeurd door de accountant met dien verstande dat de volledigheid van de cijfers pas in 2004 met zekerheid vastgesteld kunnen worden. Dit heeft met name te maken met het definitief vaststellen van de subsidies aan instellingen en organisaties, waardoor balanscijfers, in het bijzonder de bestemmingsreserve en de overlopende activa gedurende 2004 nog gewijzigd kunnen worden. De jaarverslagen van het Vinex Fondsbeheer 2003 en de GDU 2003 zijn integraal opgenomen in de jaarrekening 2003. Onderstaand een korte toelichting: Vinex Fondsbeheer 2003 De Regioraad heeft het dagelijks bestuur gemandateerd om het beheer van het Grondkostenfonds en het Omslagfonds VINEX aan de directeur OBR op te dragen. Jaarlijks dient verantwoording te worden afgelegd over het voorafgaande jaar in de vorm van een jaarverslag en een jaarrekening. De jaarrekening van het fonds vormt onderdeel van de geconsolideerde jaarrekening van de stadsregio Rotterdam. Omdat het jaarverslag fondsbeheer een belangrijk overzicht geeft van de VINEX activiteiten in het jaar 2003, stelt de verantwoordelijke portefeuillehouder het op prijs dat dit jaarverslag expliciet onder de aandacht van de commissie WSV wordt gebracht, parallel aan de vaststelling van de jaarrekening van de stadsregio Rotterdam door de regioraad. GDU Jaarverslag 2003 Onderstaande toelichting heeft betrekking op het inhoudelijke jaarverslag GDU 2003. Het financiële deel is opgenomen in de jaarrekening van de stadsregio. Het budget voor de GDU is in 2003 aanzienlijk lager uitgevallen dan de raming vanwege het niet uitkeren van de SWAB-bijdrage door het Rijk. Deze SWAB-bijdrage, die in 2003 Jaarrekening en jaarverslag 2003 / EC / AR / 7 april 2004
Pagina 1
voor de laatste keer zou worden uitgekeerd, is vanwege het uitstel van de decentralisatie doorgeschoven naar 2004. Totaal is daarom in 2003 voor € 17,9 mln. aan GDU-inkomsten gerealiseerd. Er zijn 39 beschikkingen afgegeven ten laste van de GDU waarmee in totaal € 22,1 mln. verplicht is. Dit betrof 35 beschikkingen voor kleine projecten waarmee een totaalbedrag van € 12,1 mln. gemoeid was. Bij de grote projecten is een bedrag van € 10 mln. beschikt voor de regionale bijdrage aan de tramplusprojecten IJsselmondelijn en Carnisselandelijn en voor de Tweede Ontsluitingsweg Hoek van Holland. In het RIVV waren 155 kleine projecten opgenomen op basis van de opgaven van wegbeheerders (realisatieprogramma en planstudieprogramma). Er is voor 85 projecten een aanvraag ingediend voor een totaalbedrag van ruim € 28 mln. Voor 49 projecten (€ 16,4 mln.) kon de beschikking niet meer in 2003 afgegeven worden. Rond de indiening van projecten uit het RIVV heeft zich in 2003 een opmerkelijke ontwikkeling voorgedaan. Als eerste stap naar een meer zakelijke benadering van de met wegbeheerders gemaakte afspraken over te realiseren projecten, is door het dagelijks bestuur op 17 september 2003 besloten dat zal worden gebroken met het automatisme dat niet-aangevraagde projectsubsidies uit het programma kleine projecten worden geprioriteerd in het eerstvolgende budgetjaar. Naar aanleiding hiervan is elke wegbeheerder aangeschreven met het verzoek om vòòr half november de beschikkingsaanvragen in te dienen voor de projecten uit de jaarschijf 2003 van het RIVV 2003-2007. Dit heeft geresulteerd in een grote stroom aanvragen. Deze zijn / worden deels pas in 2004 beschikt. Dit leidt er naar alle waarschijnlijkheid toe dat er op basis van aanvragen voor kleine projecten in 2003 een bedrag van € 28 mln. beschikt wordt. Dit is een nog niet eerder behaald resultaat. Gelet op het aantal ingediende aanvragen voor projecten die niet in het RIVV 2003 voorkwamen (29) en het aantal projecten in het RIVV 2003, dat is vervallen (55), is een andere conclusie dat het lastig blijft een “robuust” programma samen te stellen waarvan de realisatie parallel loopt met de oorspronkelijke opgave van de wegbeheerders. De met de wegbeheerders gemaakte gebiedsgerichte uitvoeringsafspraken en de vastlegging hiervan in convenanten, zullen hier naar verwachting verdere verbetering in aanbrengen. Het kassaldo GDU is in 2003 nagenoeg gelijk gebleven doordat de betalingen ongeveer gelijk waren aan de inkomsten. Financiële consequenties: zoals vermeld in de jaarrekening.
Communicatie: het jaarverslag en de jaarrekening worden door een extern bureau opgemaakt. Daarnaast zal er in het regiojournaal aandacht aan worden besteed. De publieksversie zal breed worden verspreid.
Afgestemd met: n.v.t. Verdere procedure: § verspreiding publieksexemplaar; § toezending aan de provincie Zuid-Holland in het kader van repressief toezicht; § toezending aan de gemeenten. Gevraagde beslissing: 1. het jaarverslag en de jaarrekening 2003 (waarin opgenomen de jaarstukken Vinex fondsbeheer 2003 en GDU-jaarverslag 2003) vast te stellen.
Jaarrekening en jaarverslag 2003 / EC / AR / 7 april 2004
Pagina 2
Websamenvatting (alleen voor regioraad en commissies):
Jaarrekening en jaarverslag 2003 / EC / AR / 7 april 2004
Pagina 3
Bijlage 2 ONTWERPBESLUIT
De Regioraad van de stadsregio Rotterdam, gelet op artikel 51 van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 14 april 2004;
besluit: 1. de jaarrekening 2003 vast te stellen met een resultaat van € 5.039.794; 2. het resultaat ad € 5.039.794 als volgt te bestemmen: - toevoeging aan de algemene reserve - toevoeging aan bestemmingsreserve minimalisatie doorbelastingen - toevoeging aan bestemmingsreserve GDU - toevoeging aan bestemmingsreserve de Boer-EIISS - toevoeging aan bestemmingsreserve Volkshuisvesting - toevoeging aan bestemmingsreserve Jeugdhulpverlening
€ 113.392 € 474.411 € 1.334.797 € 618.502 € 2.401.632 € 97.060
Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 mei 2004 van de regioraad. de secretaris,
de voorzitter,
mr M.C. Jansen.
mr I.W. Opstelten.
Jaarrekening en jaarverslag 2003 / EC / AR / 7 april 2004
Pagina 4
JAARVERSLAG 2003
Stadsregio Rotterdam Postbus 21051 3001 AB Rotterdam telefoon: 010-4172389 fax: 010-4047347 e-mail:
[email protected] website: www.stadsregio.rotterdam.nl
Inhoudsopgave 1
2
Inleiding.................................................................................................... 4 1.1
Wetgeving.............................................................................................. 4
1.2
Rijksbeleid.............................................................................................. 4
1.3
Regionaal beleid ...................................................................................... 4
1.4
Communicatie......................................................................................... 5
1.5
Bedrijfsvoering........................................................................................ 6
1.6
Mutaties in het dagelijks bestuur ................................................................ 6
Bestuurlijke Zaken..................................................................................... 7 2.1
Wetgeving.............................................................................................. 7
2.2
Gemeenschappelijke regeling..................................................................... 7
2.3
Samenwerking met andere overheden......................................................... 7
3
Communicatie ............................................................................................ 9
4
Verkeer en vervoer .................................................................................. 11
5
6
7
4.1
Algemeen beleid.................................................................................... 11
4.2
Infrastructuur ....................................................................................... 11
4.3
Openbaar vervoer exploitatie ................................................................... 13
4.4
Flankerend beleid .................................................................................. 14
Ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie ............................................... 17 5.1
Ruimtelijke beleid.................................................................................. 17
5.2
Verstedelijkingsconvenant ....................................................................... 18
5.3
Wonen en stedelijke vernieuwing.............................................................. 18
5.4
Economie ............................................................................................. 21
Ontwikkeling ........................................................................................... 22 6.1
Jeugdzorg ............................................................................................ 22
6.2
Werk en Inkomen.................................................................................. 23
6.3
Volwasseneneducatie ............................................................................. 23
6.4
Groen.................................................................................................. 23
6.5
Milieu .................................................................................................. 24
Bedrijfsvoering ........................................................................................ 26 7.1
Personeel en organisatie ......................................................................... 26
7.2
Huisvesting en facilitaire zaken ................................................................ 26
7.3 Informatie en Communicatie technologie (ICT) en Documentaire informatievoorziening (DIV)...................................................................... 26
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
2
7.4
Financiën ............................................................................................. 27
Bijlagen ........................................................................................................ 29 1
Samenstelling regioraad per 31 december 2003............................................. 30
2
Publicaties in 2003 ................................................................................... 32
3
De resultatenrekening 2003 op hoofdlijnen ................................................... 33
4
Balans per 31 december 2003 .................................................................... 35
5
De gemeenten in de stadsregio................................................................... 37
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
3
1 Inleiding De stadsregio Rotterdam is een slagvaardig, op uitvoering gericht regionaal bestuur dat via een integrale aanpak zaken tot stand brengt, die gemeenten afzonderlijk niet kunnen realiseren. De stadsregio werkt aan een goed bereikbare regio met een sterke concurrentiepositie en een aantrekkelijk woon-, leef- en vestigingsklimaat. De stadsregio versterkt daartoe de economische, ruimtelijke en sociale samenhang van de regio. Aan deze ‘missie’ werd ook in 2003 weer voortvarend gewerkt, dit ondanks het feit dat stagnerend rijksbeleid dat niet altijd eenvoudig maakte.
1.1
Wetgeving
Hoewel in 2002 nog werd geconstateerd dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vast hield aan zijn opvatting dat verplichte regionale samenwerking na de Kaderwet moest worden ondergebracht in de Wet gemeenschappelijke regelingen, leefde aan het begin van 2003 even de hoop dat toch verdergaande, aparte wetgeving mogelijk zou zijn. De uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen in januari gaf immers aanleiding te veronderstellen dat er een CDA – PvdA kabinet zou komen. Vanuit de stadsregio, maar ook door de vier grote steden (G4) en door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), werd bij de kabinetsinformateur aangedrongen op het opnieuw oppakken van het voorstel van Wet bestuur in stedelijke regio’s, zoals dat eind 2001 door het kabinet Kok-II was ingediend. Toen na verloop van tijd duidelijk werd dat er geen CDA – PvdA kabinet zou komen, maar een kabinet bestaande uit CDA, VVD en D66 en dat de oude minister van BZK ook de nieuwe zou zijn, was het evident dat de minister zijn plannen voor het onderbrengen van verplichte regionale samenwerking in de Wgr verder zou gaan uitwerken. In nauwe samenwerking met de VNG en de G4 leverde de stadsregio een belangrijke bijdrage aan het ‘oprekken’ van de kabinetsplannen voor de zogenoemde Wgr-plus, zodat deze regeling nu naar verwachting alle bestaande taken en bevoegdheden zal gaan omvatten. Via de nieuwe Wet ruimtelijke ordening moet daarnaast nog wel een aantal aanscherpingen worden verwezenlijkt dat de stadsregio in staat stelt om regionaal strategische locaties te (laten) ontwikkelen. In het overleg over de Wgr-plus tussen BZK, VNG en IPO werd een voor alle partijen aanvaardbaar compromis bereikt over de relatie tussen provincie en regio: de provincie beperkt zich tot bovenregionale afstemming. Dit algemene uitgangspunt werd geconcretiseerd in constructieve afspraken tussen gedeputeerde staten van Zuid-Holland en dagelijks bestuur van de stadsregio, waarbij vooral de bereidheid van GS om zijn budgethouderschap met betrekking tot de stedelijke vernie uwing te delegeren aan de stadsregio opviel. Geconstateerd kan worden dat er vanuit het provinciehuis een nieuwe wind waait, waarmee de kansen op vruchtbare samenwerking en afstemming aanzienlijk toenemen.
1.2
Rijksbeleid
1.3
Regionaal beleid
Nadat op 27 mei 2003 het kabinet Balkenende-II aantrad, werden een Nota Ruimte (voorheen: Vijfde Nota RO en Structuurschema Groene Ruimte II) en een Nota Mobiliteit (voorheen: Nationaal Verkeers- en Vervoerplan) in het vooruitzicht gesteld. In haar eigen planontwikkeling heeft de stadsregio zo veel mogelijk geanticipeerd op deze voor haar beleid zeer belangrijke rijksnota’s.
In samenwerking met de provincie Zuid-Holland werd in de ontwikkeling van het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) een mijlpaal bereikt: in september kon de nota Koers en Inzet door gedeputeerde staten van Zuid-Holland en het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam worden vastgesteld. Daarna is voortvarend aan het voorontwerp RR2020 gewerkt, dat in het voorjaar van 2004 gereed moet zijn, zodat het RR2020 medio 2005 vastgesteld kan worden. De regionale Woonvisie, een belangrijke bouwsteen voor het RR2020, werd in 2003 vastgesteld. Als uitwerking daarvan werd onder meer ‘Elk zijn deel’ opgesteld, een discussienotitie waarin wordt aangegeven langs welke weg een begin kan worden gemaakt aan het oplossen van het kernprobleem: de onbalans in de verdeling van de sociale woningvoorraad over de regio. In december werd de regionale Economische Visie vastgesteld. Gestreefd wordt naar meer planologische reserveringen voor bedrijfsterreinen en versnelling van de ontwikkeling van nieuwe en herstructurering van bestaande terreinen; dat alles uiteraard in regionale samenwerking. Voorts kwam de regionale structuurvisie detailhandel tot stand. Nu de sturing van het rijk vermindert, vormt deze structuurvisie het handvat om te bepalen welke detailhandelswensen in de regio worden geaccommodeerd en op welke locaties.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
4
Nadat eerst de nieuwe zone-indeling in het openbaar vervoer de gemoederen in beweging bracht, moest de stadsregio vervolgens, gedwongen door rijksbezuinigingen, de subsidies voor het openbaar vervoer verlagen. De sociale functie van het openbaar vervoer is daarbij zoveel mogelijk ontzien. De regiogemeenten zijn in staat gesteld om via de stadsregio extra openbaar vervoer in te kopen. In 2003 was voor het eerst sprake van aanbesteding van openbaar vervoer binnen de regio, en wel op Voorne-Putten en Rozenburg. Om een zorgvuldige gang van zaken te waarborgen werd een gedragslijn voor bestuurders en ambtenaren opgesteld. Dat ook de inschrijvers van mening waren dat zorgvuldig is gehandeld, mag blijken uit het feit dat geen enkel bezwaarschrift is ingediend. Na het verwerken van de reacties op het voorontwerp werd in juni het ontwerp Regionaal Verkeers- en Vervoerplan (RVVP) in procedure gebracht. Dit leidde in december tot de vaststelling van het RVVP 2003 – 2020. Aan de RET werden de opdrachten verstrekt voor realisering van de TramPluslijn IJsselmonde, de Nesselandelijn en de Carnisselandelijn. Voor de Ridderkerklijn werd een begin gemaakt met de planstudiefase. De uitvoering van RandstadRail is in 2003 zichtbaar geworden, onder andere bij Sint Franciscus. Het boortunneldeel van RandstadRail is aanbesteed. Met Haaglanden is overeenstemming bereikt over concessieverlening van RandstadRail aan de RET. Bij Rotterdam Centraal is het versoberde programma van eisen vastgesteld en vond de architectenselectie plaats. De verwachte decentralisatie van de financiële middelen voor infrastructuurprojecten tot € 225 miljoen, de zogenoemde GDU-plus, vond helaas in 2003 nog geen doorgang. Naar verwachting zal de decentralisatie nu begin 2004 worden geëffectueerd. In Zuidvleugelverband zijn er met de minister van Verkeer en Waterstaat afspraken gemaakt over herprioritering van MIT-projecten. Hierbij heeft de minister € 210 miljoen extra vrijgemaakt voor de aanleg van de A4 Delft – Schiedam, waarmee de realisatie financieel zeker is gesteld. De minister heeft tevens toegezegd € 12,5 miljoen te zullen storten in het Fonds Bereikbaarheidsoffensief, vooral bedoeld voor kleinere wegprojecten, waaronder de N57-Harmsenbrug. Voor de verbreding van de A15 werd in het MIT de uitvoeringstermijn met twee jaar vertraagd (naar 2008 – 2015). De voorbereiding van het ontwerp-tracébesluit werd voortgezet. In relatie met de realisatie van een tweede Botlektunnel werd een tolstudie verricht. Voor de periode 2003 – 2006 werd een meerjarenprogramma milieu opgesteld. Hierin zijn de milieuactiviteiten en –programma’s opgenomen die in deze jaren worden uitgevoerd. Voorts werd de subsidieverordening milieu vastgesteld. Het Regionaal Groenblauw Structuurplan 2 (RGSP2) is voor wat betreft de visie op de groenblauwe structuur vrijwel afgerond. Voorts is een begin gemaakt met de ontwikkeling van het daarbij behorende uitvoeringsstrategieplan. Er is een impuls gegeven om een aantal groenakkoordprojecten sneller in uitvoering te krijgen. Het beleidskader jeugdzorg 2004 – 2007 en de daarbij behorende begroting kon slechts voorlopig worden vastgesteld. Niet alleen was er in december 2003 nog onvoldoende zicht op de rijksmiddelen voor 2004, ook bleek dat in 2003 meer was uitgegeven dan begroot. Er is een onderzoek gestart naar de precieze omvang van de overschrijding. In de kadernotitie ‘Sociaal Beleid’ werden de – overigens bescheiden – ambities van de stadsregio op dit terrein neergelegd. In het daaraan gekoppelde werkprogramma werd aangesloten bij de activiteiten die reeds in gang waren gezet, zoals inburgering en integratie, toeleiding naar de arbeidsmarkt en het inrichten van een kennisnetwerk. Een belangrijk deel van deze activiteiten wordt gefinancierd door een subsidie van de provincie Zuid-Holland. Nog juist voor het einde van het jaar kon met de provincie een bestuursovereenkomst worden getekend waarin de subsidie voor de komende drie jaren is veiliggesteld. Onderzocht is of de stadsregio een eigen rol zou moeten spelen op het terrein van de integrale veiligheid. Nadat bleek dat dit tot een overlap met activiteiten van de begeleidingscommissie integrale veiligheid van de politieregio Rotterdam-Rijnmond zou leiden, werd besloten om geen eigen activiteiten te ontplooien en in plaats daarvan aan de genoemde commissie financiële middelen over te dragen voor een halve formatieplaats, die vooral zal worden benut om kennisuitwisseling in de regio te bevorderen.
1.4
Communicatie
In 2003 werd een begin gemaakt met de uitvoering van het in 2002 vastgestelde actieplan Communicatie met de burger 2002-2006. Er werd een campagne op RTV Rijnmond gestart. Het relatie-
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
5
beheer werd verder uitgebouwd met een nieuwe relatiemagazine. De informatievoorziening naar de raadsleden werd versterkt, maar het realiseren van direct contact via bijeenkomsten bleek in ieder geval in het najaar niet te realiseren. In 2003 werd de nieuwe website in gebruik genomen met voorzieningen die de gemeenten en regioraadsleden sneller en gemakkelijker toegang bieden tot belangrijke beleidsinformatie.
1.5
Bedrijfsvoering
De door het kabinet bij zijn aantreden aangekondigde bezuinigingen misten hun weerslag op de gemeenten niet. Dit leidde er toe dat binnen de gemeenten ook de bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen kritisch werd bezien. Voor de stadsregio betekende dit een ingreep in de begroting 2004, die sluitend moest worden gemaakt door aanwending van de algemene reserve. In constructief overleg met de gemeenten kon aan het einde van het jaar worden afgesproken dat vanaf 2005 de gemeentelijke bijdrage met tien procent wordt verlaagd en dat de indexering van de bijdrage wordt gekoppeld aan een voor de gemeenten meer bevredigend kengetal. In 2003 sprak het dagelijks bestuur de intentie uit om het personeel van de stadsregio, dat nu nog wordt beheerd door de bestuursdienst van de gemeente Rotterdam, in eigen dienst te nemen. De bestuursdienst Rotterdam gaat zich concentreren op zijn kerntaken, en het beheren van het personeel van de stadsregio hoort daar nu eenmaal niet bij. Nu bovendien de stadsregio een permanente wettelijke basis krijgt in 2005, is het ook gepast om het personeel gewoon in eigen dienst te nemen. Naar verwachting zal de overgang, die voor het personeel uiteraard met de nodige waarborgen wordt omkleed, plaatsvinden per 1 januari 2005. 1.6 Mutaties in het dagelijks bestuur Aan het einde van het jaar werd duidelijk dat het dagelijks bestuur een van zijn leden zou moeten afstaan: de heer J.F. Koen, portefeuillehouder wonen, stedelijke vernieuwing en vinex, verruilt zijn wethouderschap in Maassluis voor het burgemeesterschap van Zederik. Een heugelijk feit; voor de stadsregio echter een gevoelig verlies.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
6
2 Bestuurlijke Zaken 2.1
Wetgeving
Na de verkiezingen van 22 januari 2003 leek het erop dat de politieke constellatie in de vorm van een coalitie CDA-PvdA gewijzigd zou worden. Door de Kaderwetgebieden is in samenwerking met de G4 en de VNG intensief gepoogd een aangescherpte Wet bestuur in stedelijke regio’s opnieuw voor het voetlicht te brengen. Uiteindelijk werd het echter een coalitie van CDA, VVD en D66. Bij brief van 28 januari 2003 verzocht (de demissionaire) minister Remkes de Kaderwetgebieden de samenwerkingsbehoefte op grond van de specifieke regionale opgaven in kaart te brengen. Bij brief van 19 maart 2003 werd dit verzoek nader gespecificeerd. Tevens werd in deze brief aangedrongen op afstemming met de provincies. De rapportages dienden uiterlijk op 1 juli 2003 aan de minister toegezonden te worden. In het hoofdlijnenakkoord en de regeringsverklaring van het inmiddels aangetreden kabinet Balkenende 2 was niets opgenomen over regionale samenwerking. Minister Remkes deelde bij brief van 18 juni 2003 mede dat het kabinet Balkenende 2 had besloten de beleidsnotitie Wgr-plus te beschouwen als het kader voor nader vorm te geven samenwerking in stedelijke regio’s. Tevens werd medegedeeld dat het wetsvoorstel Bestuur in stedelijke regio’s daarom zou worden ingetrokken. Ook werd uitstel verleend voor het insturen van de gevraagde rapportage tot 1 september 2003. Tenslotte werd in de brief overleg aangekondigd in oktober 2003 met Kaderwetgebieden, VNG en IPO. De stadsregio heeft de door de minister gevraagde inventarisatie op 26 juni 2003 ingediend. Op 30 september 2003 heeft de minister overleg gevoerd met Kaderwetgebieden, VNG en IPO. Op verzoek van de minister heeft op 7 oktober 2003 overleg tussen gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland en het dagelijks bestuur van de stadsregio plaatsgevonden. Provincie en stadsregio bleken op één lijn te zitten. Zo werden tijdens het gesprek onder meer afspraken gemaakt over mogelijke delegatie van het ISV-budgethouderschap. Op 29 oktober 2003 heeft vervolgens overleg plaatsgevonden tussen minister, stadsregio en provincie Zuid-Holland. Mede gezien het feit dat IPO en VNG inmiddels een compromis hadden bereikt over de bevoegdheden van de Kaderwetgebieden op het gebied van de ruimtelijke ordening hadden ook de gesprekken met de overige Kaderwetgebieden en provincies een bevredigend verloop. Dit heeft erin geresulteerd dat de Kaderwetgebieden hun huidige bevoegdheden behouden en dat kaders gesteld zijn voor de bevoegdheden op het gebied van de ruimtelijke ordening na in werking treding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Op 29 oktober 2003 heeft Algemeen Overleg plaatsgevonden tussen minister Remkes en de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer. In dit overleg steunde de commissie de lijn die is uitgezet door de minister. Op 19 december 2003 heeft de ministerraad ingestemd met het wetsvoorstel Wijzigingswet Wgrplus. Het wetsvoorstel is nog in 2003 ter advisering aan de Raad van State aangeboden.
2.2
Gemeenschappelijke regeling
In 2003 heeft het dagelijks bestuur de gespreksronde langs alle gemeenten in de stadsregio voortgezet en afgerond. Deze gespreksronde, op basis van het beleidsprogramma Partners in regionaal bestuur, was bedoeld om de band tussen het regiobestuur en de gemeentebesturen te verstevigen. De gespreksronde is op 18 december afgerond met een bezoek aan de Rotterdamse gemeenteraad. Verder is in 2003 besloten het merendeel van de commissievergaderingen op één vaste middag te houden. Dit is de woensdagmiddag één week voor de vergadering van de regioraad geworden. Door de vergaderingen volgtijdelijk te organiseren, wordt verwacht dat bestuurders hun tijd doeltreffender kunnen besteden (door reistijd te minimaliseren) en de participatiegraad toeneemt, waardoor ook het bestuurlijk draagvlak voor de oplossing van regionale problematiek wordt ve rgroot.
2.3
Samenwerking met andere overheden
Na de verkiezingen voor provinciale staten op 11 maart 2003 trad een nieuw college van gedeputeerde staten aan. Dit college kenmerkte zich al spoedig door een positieve en pragmatische houding tegenover de stadsregio. Eén en ander bleek uit het collegeprogramma, het constructieve overleg met gebiedsgedeputeerde en het overleg op 7 oktober 2003 over de Wgr-plusregeling. De samenwerking met de provincie in het kader van RR 2020 heeft in 2003 geresulteerd in de vaststelling van de Nota Koers en Inzet.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
7
De participatie in het samenwerkingsverband Regio Randstad is in 2003 voortgezet. Mede door de val van het kabinet Balkenende 1 en het als gevolg daarvan lange tijd stilliggen van nationale plannen zijn in 2003 weinig resultaten geboekt in het overleg met het Rijk. Wel heeft regio Randstad eind 2003 de inzet van de randstad in het kader van de Nota Ruimte bepaald. Ook de samenwerking in het kader van het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel is voortgezet. Op 3 december 2003 heeft de bestuurdersconferentie van de Zuidvleugel plaatsgevonden. Op hoofdlijnen heeft instemming plaatsgevonden met het bestuurlijk document ‘De Zuidvleugel van de Randstad, Netwerkstad van bestuur en recht, kennis en logistiek’. Het document is aangeboden aan het kabinet als inzet voor de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. In het kader van het Wgr-plustraject vonden in 2003 intensieve contacten plaats met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook vonden contacten plaats met het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu over de Nota Ruimte, de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de consequenties hiervan voor de stadsregio. Voorts vond overleg plaats over regionaal grondbeleid. Met het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is frequent overlegd over projecten (o.a. Randstadrail), de Nota Mobiliteit en de GDU-plus. Tenslotte kan nog opgemerkt worden dat op initiatief van de lokale groeperingen uit de gemeenteraden in de stadsregio aandacht is geschonken aan mogelijke activiteiten van de stadsregio op het gebied van het bevorderen van integraal veiligheidsbeleid in de regio. Uit een inventarisatie van bestaande activiteiten bleek dat de beoogde activiteiten reeds worden opgepakt door de Begeleidingscommissie Integrale Veiligheid van de regionale politie RotterdamRijnmond. Daarom heeft de regioraad besloten deze commissie vooralsnog te ondersteunen met een bijdrage van € 20.000 voor 2003 en € 44.000 voor 2004.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
8
3 Communicatie Informatiecampagne In 2003 werd een aantal nieuwe initiatieven genomen om de stadsregio in communicatief opzicht sterker te profileren. Met deze activiteiten werd uitvoering gegeven aan het actieprogramma Communicatie met de Burger 2002-2006. In april 2003 startte de informatiecampagne op radio en tv Rijnmond. In vier blokken van zes aaneengesloten weken werden dagelijks drie- tot viermaal een tv-spotje uitgezonden en zesmaal een radiospotje. Er zijn vier verschillende tv-spotjes gemaakt en acht verschillende radiospotjes. Elk spotje behandelt één van de werkterreinen van de stadsregio. Gezamenlijke geven ze een totaalbeeld van het werk van de stadsregio. De spotjes zijn ook te zien en te horen via de website van de stadsregio. In de campagne werden tweemaal gedurende een aantal weken speciale spotjes ingelast rond a ctuele thema’s. Zo werd in juni dagelijks een aantal malen een informatiespotje uitgezonden over de nieuwe zone-indeling voor het openbaar vervoer per 1 juli. In augustus en september werd een spotje uitgezonden waarin informatie werd gegeven over de inspraak op het Regionaal Verkeersen Vervoersplan. De campagne wordt in 2004 afgesloten met een afrondend blok uitzendingen in de maanden maart en april. In die periode zal het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) een onderzoek doen naar de effecten van de campagne. Relatiemagazine In juni verscheen de eerste uitgave van het nieuwe relatiemagazine van de stadsregio: SR Perspectief. Het magazine ondersteunt vooral de communicatie met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven binnen de stadsregio en belangrijke relaties buiten de stadsregio, bijvoorbeeld bij de provincie, ministeries, leden van de Tweede Kamer en belangenorganisaties. Het magazine biedt in woord en beeld vooral informatie over de strategische hoofdlijnen van het beleid van de stadsregio, haar projecten en belangwekkende zaken in de regio. Overigens wordt het magazine ook toegestuurd aan interne relaties van de stadsregio bij de gemeenten, hoewel zij via het Regiojournaal veel frequenter en meer in detail worden geïnformeerd over het actuele beleid van de stadsregio. In 2004 wordt via een lezersonderzoek onderzocht of de doelstellingen van het blad worden gehaald en of het voldoende voorziet in de informatiebehoefte van de doelgroepen. Website Na bijna een jaar van intensieve voorbereidingen kon in februari 2003 de stadsregio haar nieuwe website in gebruik nemen. Niet alleen is er op de website nu veel meer informatie te vinden, ook het serviceniveau van de website is sterk uitgebreid. Het zoeken naar informatie is een stuk g emakkelijker geworden via een geavanceerde zoekmachine en tal van links naar verwante onderwerpen, documenten of organisaties. Via de website zijn multimediapresentaties mogelijk. Zo zijn op de site presentaties te zien en kunnen korte filmpjes over elke gemeente in de regio worden bekeken. Een zeer belangrijke voorziening is de publicatie van vergaderstukken op de website. Zodra de stukken beschikbaar zijn kunnen ze worden gepubliceerd en worden belanghebbenden via een email attent gemaakt op de beschikbaarheid van de stukken. Hierdoor wordt aanzienlijke tijdwinst geboekt t.o.v. postverzending. Vooral ambtenaren en raadsleden van de gemeenten hebben hier profijt van. Bij vacatures kunnen er on line sollicitatieformulieren worden ingevuld. Ook kunnen er enquêtes via de website worden gehouden. Een deel van de inspraak op het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan is via de website verlopen. Nieuwsbrieven Het Regiojournaal werd in 2002 in een nieuw jasje gestoken. In totaal verschenen er 26 nummers. Het Regiojournaal wordt gebruikt om raadsleden, bestuurders en belanghebbende ambtenaren in de regio te informeren over actuele beleidsontwikkelingen. Het Sociaal Bulletin vervult een zelfde functie voor het beleidsterrein van de Jeugdzorg, scholing, werk en inkomen. Het Sociaal Bulletin werd vorig jaar gestart als vervanger van twee afzonderlijk nieuwsbrieven. Het Sociaal Bulletin verscheen driemaal en werd vooral naar werkers in de jeugdzorg gestuurd. De kosten werden betaald uit een bijdrage van de provincie Zuid-Holland. Publieksinformatie In het najaar werd een grondig onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid om de informatiepagina van de stadsregio in lokale huis-aan-huis-bladen te publiceren i.p.v. in de regionale bladen. Organisatorisch bleek dit zeer wel mogelijk te zijn. Het prijsverschil bleek echter aanzienlijk: op jaarbasis zou de publicatie circa € 110.000 meer gaan kosten. Belangrijkste oorzaak is de geringe winst-
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
9
marge en daardoor beperkte onderhandelingsruimte van lokale uitgevers. Een tweede oorzaak is dat een versnippering van het advertentievolume optreedt waardoor de mogelijkheden tot het afdwingen van kwantumkortingen aanzienlijk worden beperkt. Besloten is daarom vooralsnog de huidige situatie te handhaven en 2004 te benutten voor het onderzoeken van alternatieven voor huis-aan-huis-bladen, waarmee de 1,2 miljoen inwoners in de regio nog beter door de stadsregio kunnen worden bereikt en geïnformeerd. Pers De pers werd via persberichten (35 stuks), perspresentaties en persoonlijke contacten voorzien van informatie op maat, wat leidde tot een groot aantal publicaties. De publicaties werden wekelijks teruggekoppeld via de knipselkrant. Met name de inzet van de stadsregio bij de aanpak van de grootstedelijke problemen in Rotterdam en de presentatie van de regionale visie in ‘Elk z’n deel’ kreeg zeer uitvoerig en positief aandacht van de pers. Presentaties Veel van de communicatieactiviteiten werden ontplooid ter ondersteuning van de in dit jaarverslag beschreven beleidsprocessen. Vaak werd daarbij samengewerkt met derden, bijvoorbeeld met Rijkswaterstaat (Verkeer en Vervoer), de provincie (RR2020) en (Rotterdamse) diensten die in opdracht van de stadsregio taken uitvoeren, bijvoorbeeld de DCMR, de dS+V, het OBR, de RET en de GGD. Zo werd met de RET een campagne voorbereid ter begeleiding van de invoering van de nieuwe zone-indeling van het openbaar vervoer. Voor de portefeuillehouders in het dagelijks bestuur werden publieke optredens voorbereid. Een aantal voorbeelden: een toespraak voor ondernemers en bestuurders in de Hoeksche Waard over de ontwikkeling van het gebied in relatie tot de stadsregio, het startsein voor aanleg van RandstadRail, een presentatie van het nieuwe ruimtelijke plan voor de regio (RR2020) aan havenondernemers, presentatie van het regionale beleid voor stedelijke vernieuwing aan de pers, een presentatie van de stadsregio bij ondernemers in de regio Waterweg-Noord. Bijeenkomsten Voor verschillende doelgroepen werden bijeenkomsten georganiseerd. In het kader van RR2020 werd samen met de projectorganisatie een tiental consultatiebijeenkomsten gehouden voor gemeenteraadsleden en maatschappelijke organisatie in de regio. Samen met Rijkswaterstaat werd het jaarlijks fileplanontbijt georganiseerd en samen met de DCMR werd de presentatie van de Milieumonitor Stadsregio Rotterdam voorbereid. Voor het nieuwe RVVP werd het inspraakproces b egeleid. En voor de deelnemers aan regio Randstad werd samen met de bestuurdienst Rotterdam een werkbezoek aan de regio georganiseerd. De op 1 november geplande regiodag werd uitgesteld wegens achterblijvende inschrijving. Ook een werkconferentie over jeugd en ruimte moest om die reden worden uitgesteld. Een enquête onder raadsleden en bestuurders in de regio wees uit dat het gehele najaar voor hen geen geschikte periode is voor bijeenkomsten op regionaal niveau. De Woonvisie stadsregio Rotterdam werd in mei op de interactieve bijeenkomst ‘Klaar af!’ in de Schiecentrale in Rotterdam gepresenteerd. De uitwerking van het punt ‘kwaliteitsimpuls nieuwbouw’ uit de regionale woonvisie werd ondersteund met de productie van een werkmap Regionale woningkwaliteit. Tijdens een workshop in juli werden de betrokkenen vertrouwd gemaakt met de methodiek. En voor inwoners uit die regio die via de informatiepagina in de huis-aan-huisbladen een reactie hadden ingestuurd op het beleidsprogramma van het dagelijks bestuur werd een door hen zeer gewaardeerde excursie langs regionale projecten georganiseerd.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
10
4 Verkeer en vervoer 4.1
Algemeen beleid
Als gevolg van de kabinetswisselingen heeft de Nota Mobiliteit (voorheen Nationaal Verkeers- en Vervoersplan) vertraging opgelopen en wordt de vaststelling daarvan in 2004 voorzien. Het Rijk is geconfronteerd met hoge rekeningen uit het verleden. Eerder al was sprake van grote overschrijdingen bij de megaprojecten als de Betuweroute en de HSL. Daar zijn nu eveneens hoge rekeningen voor achterstallig onderhoud aan spoorwegen, hoofdwegennet en vaarwegen bijgekomen. Mede als gevolg hiervan zal het Rijk naar verwachting hoge prioriteit geven aan de betrouwbaarheid van de infrastructuur als leidend principe voor de Nota Mobiliteit. In het voorjaar van 2003 heeft de Commissie Mobiliteitsmarkt A4 (commissie Luteijn) een rapport uitgebracht. Naar aanleiding van de case Haaglanden is geconstateerd, dat de bereikbaarheidsproblematiek vooral een probleem is van regionale bereikbaarheid en dat deze problematiek via gebiedsgerichte aanpak en in samenwerking tussen betrokken partijen (overheid, bedrijfsleven, gebruikers) aangepakt moet worden. De onzekerheid over het beleid op rijksniveau is voor de stadsregio geen reden geweest om een afwachtende houding aan te nemen. De regioraad heeft op 17 december 2003 –na uitgebreide consultatie en inspraak- het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan (RVVP) vastgesteld, inclusief een Uitvoeringsprogramma voor de eerste vier jaar. Het ambitieniveau van het RVVP is hoog. Dat vloeit voort uit de ruimtelijk-economische ambities van de stadsregio als Mainport, als onderdeel van de Randstad (Deltametropool), als centrum van de Zuidvleugel en als aantrekkelijk gebied om te wonen en te recreëren. Het RVVP kent doelstellingen die toegesneden zijn op die ambities en geeft houvast om via een gebiedsspecifieke aanpak samen met de wegbeheerders de uitvoering ter hand te nemen. Het RVVP vormt ook de basis voor de reactie op de Nota Mobiliteit. Binnen het kader van het Uitvoeringsprogramma RVVP is in 2003 gestart met het voorbereiden van uitvoeringsafspraken met de gemeenten en overige wegbeheerders in de stadsregio voor de periode 2004-2007. Deze afspraken worden vastgelegd in bestuurlijke overeenkomsten die begin 2004 zullen worden ondertekend.
4.2
Infrastructuur
Financiering
Net als in 2002 is ook in 2003 een akkoord bereikt van de Zuidvleugelpartners met de Minister van Verkeer en Waterstaat over de realisatie van een aantal grote projecten tot 2010. Daarbij is de rijksbijdrage voor de aanleg van de A4 Delft-Schiedam met € 210 miljoen verhoogd tot € 475 miljoen. Hierdoor is, in het licht van de door de regioraad gestelde voorwaarden, een ve rantwoorde aanleg van de weg binnen bereik gekomen. Door de budgettaire problemen van het Rijk, is de start van de verbreding van de A15 Maasvlakte-Vaanplein met twee jaar uitgesteld. In 2004 zullen definitieve afspraken worden gemaakt over de realisatie en aanvullende financiering van de Tweede Botlektunnel. De Minister heeft toegezegd een aantal knelpunten op het hoofdwegennet rondom de stadsregio aan te pakken: A12 Gouda-Woerden, A12/A20 en A15 bij Papendrecht. Tot slot is een rijksbijdrage van € 25 miljoen toegezegd voor regionale bereikbaarheid van de Zuidvleugel, vooral voor het oplossen van doorstromingsknelpunten op wegen. De decentralisatie van de verantwoordelijkheid voor infrastructuurprojecten tussen € 11,3 en € 225 miljoen is uitgesteld tot 1 januari 2004. In de Kadernota GDU+ heeft de regioraad in december 2002 de hoofdlijn van programmering en kostenbeheersing vastgelegd. Dit is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma van het RVVP en het Regionaal Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RIVV) 2004-2008. In 2003 is ten laste van de regionale fondsen (GDU, Fonds Bereikbaarheidsoffensief, Omslagfonds Vinex) voor ruim € 31 miljoen aan verplichtingen aangegaan. Voor wat betreft kleine projecten gaat het om 35 projecten waarvoor in 2003 beschikkingen zijn afgegeven. Voor grote projecten zijn 4 beschikkingen afgegeven ten laste van de GDU, waarmee voor € 10 miljoen aan verplichtingen is aangegaan.
Rijkswegen
Voor Rijksweg 15 tussen de Maasvlakte en het Vaanplein is het ontwerp-tracébesluit voor het g edeelte tussen Beneluxplein en Vaanplein voorbereid, zodat ter visielegging begin 2004 mogelijk is.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
11
Er is in opdracht van de stadsregio en Rijkswaterstaat een quick scan verricht naar de mogelijkheden van tolheffing op de A15. Het resultaat daarvan wordt betrokken bij het financieringsonderzoek voor de Botlektunnel, dat met de Minister is afgesproken. Aan de startnotitie voor (de voortzetting van) de tracé/merprocedure A4 Delft-Schiedam is in 2003 hard gewerkt. Nu het Rijk heeft besloten extra middelen ter beschikking te stellen, zal begin 2004 de tracé/merprocedure daadwerkelijk van start gaan. De provincie Zuid-Holland heeft tot taak om de financiële dekking van de samenhangende aanpak van het kwaliteitsprogramma MiddenDelfland met diverse betrokken partijen rond te krijgen. Bij de A13/A16 is in 2003 door het Rijk geen vervolg gegeven aan de in 2002 gemaakte afspraak over herstart van de planontwikkeling. Deze afspraak is in het overleg met de nieuwe Minister in november 2003 herbevestigd. De planontwikkeling zal daarom in 2004 gestart worden. Tevens is in 2003 gestart met een verkenning van de oplossing van het knelpunt op de knoop A13/N209. De Ministers van Verkeer en Waterstaat en VROM hebben positieve conclusies getrokken uit het experiment met de snelheidsbeperking tot 80 kilometer in Overschie. Naar aanleiding hiervan wordt dit experiment doorgezet en wordt een onderzoek verricht naar uitbreiding van deze aanpak op de A20 en de A16. Vooruitlopend hierop heeft de stadsregio een onderzoek gestart naar de wenselijkheid en mogelijkheid om deze aanpak op onderdelen van de ruit om Rotterdam in te voeren. Hierover wordt in 2004 gerapporteerd. Het Rijk is gestart met de voorbereiding van spitsstroken op de A13 ten noorden van Overschie en de A20 Terbregseplein.
Regionale wegen
Voor de N57 werd een verkennende studie uitgevoerd, volgens de maatstaven van het MIT. De studie werd eind 2003 afgerond en zal begin 2004, na bestuurlijk behandeling, aan de minister van Verkeer en Waterstaat worden aangeboden. De bouw van een nieuwe fietsbrug naast de Harmsenbrug en het vergroten van de capaciteit van de Harmsenbrug (extra rijstrook in noordelijke richting) leek in december, ook in financiële zin, dichte rbij gekomen. Voor de herinrichting van de Hartelbrug in 2x2 rijstroken en de bouw van een nieuwe fietsbrug is in het voorjaar een programma van eisen opgesteld. Het project werd vervolgens overgedragen aan de provincie Zuid-Holland. Door bijstelling van het Fonds Bereikbaarheidsoffensief werd voor een aanzienlijk deel in de financiële dekking van het project voorzien. Voor verbetering van de doorstroming op de Algeracorridor werd begin 2003 een studie afgerond en bestuurlijk geaccordeerd. De discussie over de dekking van de kosten van het plan was eind 2003 nog niet afgerond. De N470 tussen Rotterdam, Delft en Zoetermeer is in uitvoering. De oplevering van de Zuid- en Oosttak zijn gepland in 2006. De oplevering van de Westtak is vertraagd tot 2007 door procedurele problemen met de Habitat-richtlijn. Het Rijk heeft een subsidiebeschikking afgegeven voor de N209 Bleiswijk-Zoetermeer, waarmee de reconstructie van de aansluiting van de N209 met de A12 is zeker gesteld. Met de uitvoering wordt in 2004 en 2005 gefaseerd gestart. Voor het gedeelte van de N209 tussen Rotterdam en Bleiswijk is gestart met de planvorming voor de aanpak van de meest urgente knelpunten. Het betreft de verdubbeling van het gedeelte tussen Rotterdam en Bergschenhoek (getrokken door de provincie Zuid-Holland) en een aantal kleinere knelpunten op het gedeelte tussen Bergschenhoek en Bleiswijk (planstudie getrokken door de stadsregio). De eerste fase van de tweede ontsluitingsweg Hoek van Holland tot het Oranjekanaal is in uitvoering. De gemeente Rotterdam heeft een voorstel in voorbereiding voor aansluitende realisatie van het gedeelte tot aan de Pettendijk. In december 2003 is een bestuurlijke afspraak ondertekend met alle betrokken partijen over het totale project Westland/Hoek van Holland, waartoe naast de Tweede Ontslutiingsweg ook de Verlengde Veilingroute en het knooppunt Westerlee deel uitmaakt. De Parklane in Rotterdam wordt gefaseerd uitgevoerd. Het Giessenplein in vrijwel gereed, het deek Westzeedijk/Pelgrimstraat is in uitvoering en de voorbereidende werkzaamheden voor de Vierhavensstraat zijn gestart. De voorbereiding voor het uitbreiden van de afrit van de Brienenoordbrug naar het Kralingseplein is gestart. De uitvoering kan in het voorjaar van 2004 starten. In samenhang hiermee werken de gemeenten actief aan vervoermanagement op de aanliggende bedrijvente rreinen.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
12
Openbaar vervoer
De uitvoering van RandstadRail is gestart. In het najaar is de realisatie van de boortunnel aanbesteed. Als gevolg van bezwaarprocedures van een van de aannemerscombinaties, was gunning in 2003 nog niet mogelijk. Voor Rotterdam Centraal is het programma van eisen op hoofdlijnen vastgesteld. De architecte nkeuze ia afgerond. De stadsregio heeft zich in principe bereid verklaard om € 100 miljoen bij te dragen voor de onderdelen die betrekking hebben op de regionale openbaar vervoerinfrastructuur (waaronder de tramtunnel), onder voorbehoud van decentralisatie van de GDU+. In 2004 zal het voorlopig ontwerp worden gemaakt, op basis waarvan besluitvorming over het plan en de financiering kan plaatsvinden. In 2003 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de investeringsbijdragen toegekend voor de Nesselandelijn, Carnisselandelijn en de IJsselmondelijn. Deze projecten zijn samen met de Schiedam/Vlaardingenlijn de eerste projecten, die volledig onder verantwoordelijkheid van de stadsregio zijn voorbereid en in opdracht van de stadsregio worden gerealiseerd. De aanleg van deze lijnen is inmiddels in volle gang. Na jaren van voorbereiding is eind april de officiële starthandeling verricht voor de aanleg van de TramPlusverbinding tussen Rotterdam Centrum en de Vinex-locatie Carnissellande. Er wordt hard gewerkt om de lijn in het najaar van 2004 in gebruik te kunnen nemen. De aanleg van de Schiedam/Vlaardingenlijn verliep minder voorspoedig De projectorganisatie is herzien en er is een doorstart van het project met het project gemaakt. De lijn wordt een jaar later dan verwacht in explo itatie genomen. De verkenning van de Ridderkerklijn wijst uit, dat het realiseren van de HOV-verbinding naar Ridderkerk in de vorm van een TramPluslijn (namelijk het verlengen van IJsselmondelijn) de voorkeur heeft. De verkenning van de HOV-verbinding tussen NS-station Alexander en de 3 B-gemeenten is afgerond. In de planstudie wordt het tracé via de Hoeksekade, dat de Rotte kruist, verder uitgewerkt. Er is een begin gemaakt met de verkenning van het tramnet in het centrum van Rotterdam. Met name op de Coolsingel zullen zich een aantal knelpunten aandienen met de ingebruikname van de Carnisselande- en IJsselmondelijn.
4.3
Openbaar vervoer exploitatie
In de Wet personenvervoer 2000 is een verplichting opgenomen om nieuwe concessies voor het openbaar vervoer te verlenen na een procedure van aanbesteding. De primeur was voor concessiegebied Voorne-Putten en Rozenburg. Drie bedrijven dongen mee naar de concessie. De aanbieding van Connexxion kwam als beste uit de bus. De nieuwe concessie gaat in op 4 januari 2004 en heeft een looptijd van vier jaar met de mogelijkheid om deze met nog eens twee jaar te verlengen. Ondanks de noodzakelijke bezuinigingen biedt Connexxion o.a. hogere frequenties, nieuwe bussen met een lage vloer die ook toegankelijk zijn voor rolstoelgebruikers, dynamische reisinformatie en op nagenoeg alle lijnen zitplaatsgarantie. De rijksbijdrage in de exploitatie van het openbaar vervoer voor 2003 was door rijksbezuinigingen € 3,5 miljoen lager dan in 2002. Voor de gehele periode tot en met 2006 wordt een bezuinigingstaakstelling van € 12 miljoen verwacht. Deze bezuinigingen zijn zo omvangrijk, dat ze niet opgevangen kunnen worden met het vervallen van een enkele rit. Aan Connexxion en de RET is gevraagd om een lijnennet te ontwikkelen passend op het budget van 2006, rekening houdend met het in exploitatie nemen van de geplande nieuwe raillijnen. In 2003 heeft Connexxion een aantal aanpassingen in het voorzieningenniveau doorgevoerd. Voor een aantal aanpassingen, die strijdig zijn met het programma van eisen behorende bij de concessies, heeft de stadsregio ontheffing verleend. De RET heeft een herontwerp van het lijnennet ontwikkeld, dat stapsgewijs in de periode tot en met 2006 wordt ingevoerd.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
13
Herzonering
Per 30 juni 2003 is het besluit rond de herindeling van zones (uitwerking van het Actieplan Opbrengsten) in werking getreden. Dit zal naar verwachting leiden tot een verhoging van de reizigersopbrengsten voor de concessiehouders van € 4 miljoen per jaar.
Treintaxi
De NS heeft eind 2002 besloten om de Treintaxi’s te Maassluis en Schiedam op te heffen. De financiering van deze Treintaxi’s is overgenomen door de stadsregio.
SVOV
In 2003 hebben zich helaas weer tal incidenten voorgedaan die de noodzaak aantonen van het intensiveren van de maatregelen voor het bevorderen van sociale veiligheid. De aanpak van de sociale veiligheid is gebaseerd op het realiseren van het gesloten instapsysteem. In de metrostations worden tourniquets geplaatst en op alle trams zijn inmiddels conducteurs aanwezig.
OV-chipkaart
De tourniquets in de metro zullen vanaf eind 2004 alleen met de OV-chipkaart geopend kunnen worden. De RET heeft voor de metro een systeem besteld op basis van bestaande technologie bij East-West. In Hong Kong heeft men goede ervaringen met dit systeem.
Stedenbaan
Sinds enkele jaren voeren de regiobesturen in Zuid-Holland overleg met het rijk en NS Reizigers over de ontwikkeling van het stadsgewestelijk spoorvervoer. Vanuit die samenwerking hebben provincie Zuid-Holland, stadsgewest Haaglanden en stadsregio Rotterdam in Zuidvleugelverband een gezamenlijke toekomstvisie opgesteld over het stadsgewestelijk spoorvervoer: de Stedenbaan. Dit concept speelt in op de nieuwe rijksvisie op het spoorwegnet Benutten & Bouwen, die in de loop van 2003 gepubliceerd is. Met het Stedenbaanconcept kunnen geringe investeringen in de spoorinfrastructuur op korte termijn behoorlijke verbeteringen in het stadsgewestelijke spoorvervoer opleveren. Voorbeelden zijn een aantal nieuwe stations en een nieuwe, hoogfrequente stoptrein. In het najaar is een studie gestart naar de mogelijkheden om station Spaland in Schiedam in gebruik te nemen.
4.4
Flankerend beleid
Fileplan Regio Rotterdam
In 2003 heeft het Fileplanontbijt plaatsgevonden in Krimpen aan den IJssel met als thema ‘Schakels in de mobiliteit’. De term schakels refereert aan de verschillende vervoersmodaliteiten en de plaats die Fileplan inneemt in het veld van verkeer en vervoer. De nieuwe aanlegsteiger voor de Fast Ferry in Krimpen aan den IJssel werd feestelijk geopend. In 2003 heeft een heroriëntatie plaatsgevonden op het functioneren en de toekomst van Fileplan. Er is besloten om meer dan in de afgelopen jaren het op gang brengen en houden van relevante projecten centraal te zetten. Tevens is in het voorjaar van 2003 een gebruikersonderzoek onder vrachtwagenchauffeurs, automobilisten, motorrijders, (brom)fietsers en gebruikers van het openbaar vervoer gehouden. De uitkomsten leidden tot nieuwe aandachtspunten voor het Fileplan voor het afgelopen jaar en voor het werkprogramma van 2004. De voor 2002 geformuleerde speerpunten Samenwerken aan Dynamisch Verkeersmanagement (DVM) en Afstemming van wegwerkzaamheden bleven gehandhaafd. In het kader van het eerste speerpunt werd in het project Samenhangend Netwerk Regio Rotterdam een regelstrategie ontworpen en een daarop gebaseerd pakket maatregelen. Het project Stedelijke DRIP’s werd in juli in werking gesteld. Voor de werkzaamheden aan de Harmsenbrug (aansluiting aan de Calandtunnel) is het verkeersplan uitgevoerd, dat in 2002 in het project ‘Over de Brug’ werd bedacht in same nwerking van een groot aantal partijen. Andere speerpunten waren het verminderen van incidentele files en het bevorderen van alternatieven voor de auto. Zo startte in april de proef met een flexibel anti-kijkscherm om kijkfiles te voorkomen en werd een kaart tot stand gebracht met alternatieve routes die bij incidentele wegafsluitingen gevolgd kunnen worden. Voor carpoolpleinen werd met het project ‘Carpoolpleinen gelift’ een programma van eisen opgesteld en met de wegbeheerders besproken. Het doel hiervan is de kwaliteit van deze pleinen te verbeteren en het gebruik ervan te optimaliseren. In totaal omvatte Fileplan in 2003 35 projecten, waarvan verreweg de meeste volgens plan zijn verlopen en enkele vertragingen ondervo nden.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
14
Samenhangend netwerk
Het project ‘Samenhangend netwerk regio Rotterdam’ heeft tot doel te komen tot een optimale benutting van het beschikbare wegennet binnen de regio Rotterdam. Een globale visie op het gewenste gebruik van het wegennet werd vastgesteld. Voor de knelpunten werden oplossingen gezocht. Eind 2003 resulteerde dit in een pakket maatregelen, dat begin 2004 bestuurlijk zal worden behandeld. Realisatie is voorzien tussen 2004 en 2006.
Pilot Luteijn
In vervolg op het advies van de commissie Luteijn is in 2003 gestart met de voorbereiding van een pilot in de noordkant van de stadsregio. Het gaat daarbij om een stapsgewijze aanpak via informatie/communicatie, verstoringsmanagement en benutting via operationeel management naar eventueel niet te vermijden uitbreiding van capaciteit. Belangrijke uitdaging in deze aanpak is het betrekken van de gebruikers en het bedrijfsleven. In de pilot wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van lopende projecten, zoals Same nhangend Netwerk en projecten op de N209.
Bedrijfsvervoer
Op grond van de evaluatie van de regeling bedrijfsvervoer en in verband met de invoering van de euro is in 2002 de huidige Subsidieverordening Stimulering Bedrijfsvervoer van kracht geworden. De drempel om voor subsidie in aanmerking te komen is verlaagd van 500.000 naar 250.000 reizigerskilometer per aaneengesloten periode van zes maanden. Het uitsluiten van andere reisvergoedingen is vervallen. Tevens is de bijdrage per reizigerskilometer voor uitbesteed vervoer met 30 % en voor niet-uitbesteed vervoer met 65 % per reizigerskilometer verhoogd. De effecten van deze aanpassingen zijn voor het eerst in de uitbetalingen over 2003 te merken. Eind 2001 was het effect ingeschat op € 500.000 op jaarbasis. Er is in totaal voor € 650.000 aan subsidie toegekend. Dat is een stijging van € 250.000 ten opzichte het jaar ervoor.
Vervoermanagement
De uitvoering van vervoermanagementtaken is door de stadsregio in handen gelegd van het Ve rvoercoördinatiecentrum Rijnmond. Hiervoor heeft de stadsregio in 2003, vanuit de doeluitkering vervoermanagement, een bedrag ter beschikking gesteld van € 496.889. Met behulp van deze middelen zijn veel nieuw in onze regio gevestigde bedrijven geïnformeerd over de voordelen van vervoermanagement. Daarnaast is tijd geïnvesteerd in het opdoen van ervaringen met de zogenaamde locatiegebonden vorm van vervoermanagement In deze aanpak is vervoermanagement instrumenteel bij het oplossen van bereikbaarheids- en andere problemen. De aanpak op het bedrijvenpark Rivium in de gemeente Capelle aan den IJssel is hiervan een voorbeeld. Overheden werken hier samen met ondernemers in een streven het aandeel auto in het woon - werkverkeer te verlagen, met als gevolg dat de bereikbaarheid verbetert. Via de actie “Op de fiets werkt beter” tenslotte is in 2003 promotie gemaakt voor de fiets als ve rvoermiddel in het woon werkverkeer.
Fietsnetwerk
In het kader van de herijking van het regionale verkeers- en vervoersbeleid werd het regionale fietsnetwerk op onderdelen geactualiseerd. Bovendien zijn zoekgebieden gedefinieerd, die in overleg met de wegbeheerders zullen worden vertaald naar routes op de kaart. Er werden in 2003 ontbrekende schakels gerealiseerd, terwijl een aantal regionale fietsroutes op het gewenste kwaliteitsniveau werden gebracht.
Regionaal VerkeersMilieuKaart
De geactualiseerde en uitgebreide Regionale VerkeersMilieuKaart (RVMK) werd in het voorjaar vastgesteld. Omdat de openbaar vervoermodule nog niet geheel bleek te voldoen, werd de verbetering hiervan ter hand genomen.
Parkeren
In 2003 werden plannen ontwikkeld om het aantal parkeer- en reisplaatsen fors uit te breiden. Realisatie wordt grotendeels voorzien in 2004. De start van de proef met doelgroepparkeren bij station Alexander ondervond vertraging en wordt thans voorzien voor april 2004. Een analyse van de P+R locaties uit de nota ‘Parkeer- en Reisvoorzieningen’ werd eind 2003 afgerond. De analyse zal in 2004 leiden tot de programmering van nieuwe locaties voor de komende jaren.
Verkeersveiligheid
Voor verkeersveiligheid was 2003 voor Nederland geen goed jaar. Doordat de landelijke financieringsbronnen (ICES) opgedroogd bleken te zijn, moest het ambitieniveau worden verlaagd.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
15
Binnen de stadsregio heeft dit onderwerp op verschillende aandacht gekregen. De verkeersveiligheid in de regio werd geanalyseerd, waardoor de wegbeheerders op maat van informatie konden worden voorzien. Het jaar is gebruikt voor de aanpak van black spots, onveilige kruisingen en wegvakken. Op het vlak van educatie en voorlichting werden drie projecten uitgevoerd. Het jaar 2003 is verder gebruikt voor een herpositionering van de Regionale Projectgroep Ve rkeersveiligheid. Het RPV vormt het overleg tussen wegbeheerders en maatschappelijke organisaties binnen onze regio en heeft de positie van adviesorgaan van het dagelijks bestuur gekregen. Het voorzitterschap van dit overleg is in handen van de wethouder verkeer en vervoer van de gemeente Helevoetsluis, de heer P.D. Hofman.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
16
5 Ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie 5.1 Ruimtelijke beleid Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020)
In 2003 is de samenwerking tussen de provincie Zuid-Holland en de stadsregio goed op gang gekomen. In september 2002 was al de formele bestuurlijke samenwerkingsovereenkomst getekend, en december 2002 is de gezamenlijk aangestelde projectleider van start gegaan. RR2020 is het gezamenlijke ruimtelijke plan van stadsregio en provincie, dat door de regioraad vastgesteld zal worden als regionaal structuurplan en door provinciale staten als herziening van het streekplan Rijnmond uit 1996. In oktober 2003 is de Nota Koers & Inzet bestuurlijk vastgesteld. Deze nota beschrijft de bestuurlijke opdracht voor het project RR2020 in drie hoofddoelstellingen: • het versterken van het groenblauwe raamwerk (o.a. groenvoorziening en w aterbeheer); • het verbeteren van de concurrentiepositie in economische netwerken (o.a. aanbod van nieuwe en herstructurering van bestaande bedrijventerreinen, infrastructurele maatregelen en aanpakken milieuknelpunten); • meer keuzemogelijkheden voor wonen, recreëren en ondernemen (o.a. aansluiten op veranderingen in de bevolkingssamenstelling en het creëren van wervende woon-, werk-, en verblijfsgebieden). Om deze ambities te kunnen verwezenlijken zal het RR2020 niet alleen een ruimtelijke visie, maar ook een regionale ontwikkelingsstrategie bevatten. In de tweede helft 2003 is gestart met het Voorontwerp, dat begin 2004 gereed zal zijn. Onderdeel van het proces zijn zes deelgebiedstudies waarbij gemeenten, deelgemeenten van Rotterdam en waterschappen actief zijn betrokken. De bestuurlijke Klankbordgroep van statenleden en regioraadsleden is na de statenverkiezingen opnieuw samengesteld Het definitieve RR2020 zal medio 2005 worden vastgesteld.
Zuidvleugel en Randstad
Op 3 december heeft de bestuurdersconferentie van de Zuidvleugel plaatsgevonden. Op hoofdlijnen is ingestemd met het bestuurlijk document ‘De Zuidvleugel van de Randstad, Netwerkstad van bestuur & recht, kennis en logistiek’. Het document is aangeboden aan het kabinet als inzet voor de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De Regio Randstad heeft in oktober 2003 het Ontwikkelingsbeeld Deltametropool vastgesteld. Het Ontwikkelingsbeeld geeft de visie van de randstadoverheden op de ontwikkeling van de Deltametropool en de activiteiten die hiervoor nodig zijn. Het vormt hiermee de strategische agenda voor het overleg met het rijk. In september is een werkbezoek georganiseerd voor bestuurders van de Randstadoverheden. In de portefeuillehoudersoverleggen van het Bestuurlijk Platvorm Zuidvleugel en het samenwerkingsverband Regio Randstad treedt de stadsregio mede namens de gemeente Rotterdam op. Na het stranden van de Vijfde Nota voor de Ruimtelijke Ordening door de val van het kabinet Kok voorjaar 2002 is er op rijksniveau weinig voortgang geboekt op het gebied van nationaal ruimtelijk beleid. Pas in oktober 2003 is het overleg tussen Randstad en rijk (in de vorm van de Bestuurlijke Commissie Randstad) weer opgepakt. Begin 2004 zal de Nota Ruimte verschijnen.
Projecten en samenwerkingsverbanden
Op bovenregionaal niveau participeert de regio in het project Rotterdam-Zoetermeer-Gouda. Doel is het maken van een Interregionale Structuur Visie. In 2003 is het opgavendocument vastgesteld, en is de atlas met de basisgegevens vanuit water, bodem, infrastructuur en programma gereed gekomen. Begin 2004 zal de structuurvisie gereed zijn. Met diverse buurregio’s (o.a. Hoeksche Waard, Zuid-Holland-Zuid, Haaglanden en Midden-Holland) is het overleg voortgezet over gezamenlijke belangen en mogelijke gezamenlijke projecten Pas na het vaststellen van de Nota Ruimte zullen hier meer concrete afspraken over gemaakt kunnen worden. Binnen de regio is de toekomstverkenning Waterweg-noord afgerond, en heeft de stadsregio bijgedragen aan studies voor o.a. Voorne-Putten en versterking van de kust tussen Hoek van Holland en Monster.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
17
Grondbeleid
Met steun van een expertteam met ambtelijke vertegenwoordiging van alle regiogemeenten is gestart met de uitwerking van een nieuw financieringssysteem voor de verstedelijkingsafspraken. Daarbij moet een opvolging bedacht worden voor het grondkostenfonds en het omslagstelsel dat bij de Vinex afspraken is ontwikkeld en dus rechtskracht heeft tot 2005. Omdat het rijk het maken van financiële afspraken voor de verstedelijkingsopgave heeft vertraagd, zal afronding plaatsvinden in 2004. Met het ministerie VROM afgesproken om gezamenlijk te onderzoeken of er een nieuw of ander instrumentarium voor grondbeleid, en mogelijk een daaraan gekoppeld RO instrumentarium, nodig is om een doelmatige uitvoering en financiering van regionaal strategische projecten voor elkaar te krijgen. Bij dit onderzoek, dat na de zomer is gestart, participeert ook de provincie. Er worden een drietal pilot projecten gebruikt als voorbeeld. Verder is er een start gemaakt met het ontwikkelingen van een uitvoeringsstrategie en daarbij behorend uitvoeringsprogramma gekoppeld aan RR 2020. Hierin zullen uiteindelijk de regionaal strategische projecten worden benoemd en worden voorzien van een opdrachtgever. In het uitvoeringsprogramma zullen de projecten ook gekoppeld worden aan de beschikbare financiële middelen.
5.2
Verstedelijkingsconvenant
5.3
Wonen en stedelijke vernieuwing
In maart 2002 heeft de stadsregio het Intentiedocument Verstedelijking 2000-2010 ondertekend. Hierin zijn samen met de rechtstreekse ISV-gemeenten Rotterdam en Schiedam (ISV=Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing) en de provincie Zuid-Holland voorlopige afspraken met het rijk vastgelegd over nieuwbouw en transformatie van de woningvoorraad, verkoop en sloop van woningen, maar ook over kwesties met betrekking tot werklocaties, groen, milieu en infrastructuur, voor zover deze verband houden met de verstedelijkingsopgave. In overleg met partijen zijn de intentieafspraken uitgewerkt. De voorbereidende werkzaamheden voor de definitieve afspraken zijn inmiddels nagenoeg afgerond. Drie speerpunten stonden in 2003 centraal: • in kaart brengen (normatief) van de kostenkant van de verstedelijkingsopgave; • in kaart brengen spanningsveld RO en Milieu (knelpunten i.v.m. luchtkwaliteit, externe ve iligheid en geluid), en • uitvoeren van een compacte woningmarktanalyse, teneinde het oorspronkelijk vastgelegde programma te toetsen aan de actuele woningmarktsituatie. Op grond hiervan is de inzet voor de onderhandelingen met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) over de d efinitieve afspraken voor de periode 20052010 bepaald. Naar verwachting kunnen in de eerste helft van 2004 definitieve afspraken worden gemaakt.
Woonvisie
Na een intensief en interactief proces dat in 2002 was gestart, heeft de regioraad op 19 maart 2003 de Regionale Woonvisie vastgesteld. Op 14 mei werd de Woonvisie gepresenteerd onder de titel ‘Klaar? Af!’. Deze presentatie markeerde de afsluiting van het proces van totstandkoming van de woonvisie (‘klaar’) en het begin van een verdere uitwerking en concretisering van de in de visie genoemde agendapunten en projecten (‘af’). De Woonvisie vormt de bijdrage van het beleidsveld wonen aan de doelstellingen die in het programma van het dagelijks bestuur zijn geformuleerd. Naast een strategische visie op de toekomst van het wonen in de regio moet de Woonvisie vooral als inspiratiebron voor gemeenten dienen (bijvoorbeeld voor gemeentelijke woonvisies) alsmede een uitdaging aan marktpartijen om investeringen te doen in de regio. Tegen de achtergrond van de wens om een kwaliteitssprong in het wonen te realiseren is de Woonvisie een document om richting te geven aan die investeringen, niet alleen in bestaande en nieuwe woningen, maar ook in woonomgeving en zelfs in de vestiging van kleine en grote ondernemingen Tevens is de Woonvisie een actiegericht document: via de regioagenda wonen worden themagewijs discussies gevoerd en oplossingen ontwikkeld voor problemen in de regio op het terrein van het wonen, en met de regioprojecten wordt uitvoering gegeven aan het verbeteren van de vitaliteit van de regionale woningmarkt. Na vaststelling in de regioraad is de regiogemeenten en de Maaskoepel nog de gelegenheid gegeven te reageren op de Woonvisie en is hen gevraagd aan te geven hoe zij kunnen bijdragen aan de
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
18
discussie rond de regioagenda wonen en aan de uitvoering van een of meer in de woonvisie genoemde regioproje cten. Deze reacties waren de eerste aanzet voor het werkplan uitvoering woonvisie dat begin 2004 zal worden gepresenteerd en vastgesteld.
Elk Zijn Deel
Begin september 2003 werd de discussienotitie Elk Zijn Deel gepubliceerd. Het is een concrete stap in de uitwerking van de Woonvisie. Elk Zijn Deel is gepresenteerd als uitwerking van de eerste twee agendapunten uit de regionale woonvisie: ‘Ruimte voor herstructurering’ en ‘Beschikbaarheid van de goedkope voorraad’. Uiteindelijk doel is de geformuleerde herstructureringsambities waar te kunnen maken, de concentratie van lage inkomensgroepen en kansarmen te verminderen en de leefbaarheid te verbeteren. Bovenal gaat het om de erkenning dat de grootstedelijke problematiek gemeentegrensoverschrijdend is en afstemming op regionaal niveau vereist. De in Elk Zijn Deel geschetste beleidsrichting krijgt begin 2004 nadere uitwerking in het zogenaamd Regionaal Koop-, Bouw- en Sloopscenario (RKBS), welke tevens is te beschouwen als nadere uitwerking (per gemeente) van het met het rijk te sluiten akkoord over de definitieve Verstedelijkingsafspraken. Voorts zal Elk Zijn Deel nader uitgewerkt worden door middel van flankerend beleid (maatwerk) op het terrein van de woonruimteverdeling en de stedelijke vernieuwing (ISV)
Stedelijke Vernieuwing
Als resultaat van de besprekingen met het rijk (minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en gedeputeerde staten van Zuid-Holland met betrekking tot het takenpakket in het kader van de Wgr-plus (opvolger Kaderwet) is overeengekomen om uitwerking te geven aan een gedelegeerd regionaal budgethouderschap ISV voor de periode 2005-2010. Uitgangspunt is dat uitwerking plaats vindt binnen het kader van de Wet Stedelijke Vernieuwing. Achterliggende gedachte is dat hiermee kan worden bewerkstelligd dat het in de regio te besteden budget (van provincie, de rechtstreekse gemeenten en mogelijk een extra premie van het rijk) in regionaal verband effectief kan worden ingezet voor projecten en programma's die bijdragen aan oplossing van de grootstedelijke problematiek. Eind 2003 was het bestuurlijk overleg over de nadere opzet en uitwerking van het gedelegeerd budgethouderschap met de provincie en de rechtstreekse gemeenten (Schiedam en Rotterdam) nog gaande.
Verordening stedelijke vernieuwing
In 2002 heeft de regioraad voor de periode 2002-2004 voor een zestal speerpunten op het gebied van stedelijke vernieuwing een budget beschikbaar gesteld van € 13.600.000. Dit budget mag ingezet worden in bestaand stedelijk gebied in aangewezen postcodegebieden met een laag investeringspotentieel. De regeling wordt verplicht uit de rentebaten van het budget Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS). De categorieën zijn: gebouwde parkeervoorzieningen, woon/werkwoningen, kinderspeelplaatsen, particuliere woningverbetering, planvoorbereidingskosten kleine gemeenten Het vervangen van schotelantennes door een centraal schotelantennesysteem De regeling is in 2002 moeizaam van start gegaan. In 2003 is het aantal subsidiebesluiten flink gestegen. Vooral voor de categorie ‘kinderspeelplaatsen’ is een toenemende belangstelling; eind december is nog een aanvraag voor subsidiëring van 10 kinderspeelplaatsen binnengekomen. In 2003 is de categorie ‘vervangen van schotelantennes door een centraal schotelantennesysteem’ aan de speerpunten toegevoegd. Ondanks de toename van het aantal aanvragen ten opzichte van 2002, staat het subsidiebeslag voor 2003 van € 577.787 (nog) niet in verhouding staat tot het beschikbare budget.
Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS)
In 2001 is besloten uit de middelen in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) alleen nog ingrijpende verbeteringen aan particuliere huurwoningen in de gemeenten Rotterdam en Schiedam te subsidiëren. In 2003 is voor 202 particuliere huurwoningen een verplichting aangegaan. Hiermee is 44% van het beschikbare budget van € 7 miljoen benut. In het afgelopen jaar is een bedrag van € 4.2 miljoen aan oude BWS-verplichtingen komen te vervallen. In 2004 zullen er dus nog middelen voor continuering van de regeling beschikbaar zijn. 2004 is tevens het laatste jaar dat dit budget ingezet kan worden. Omdat niet verwacht wordt dat het beschikbare budget volledig wordt benut voor particuliere woningverbetering, is nog in 2003 besloten tot een verruiming van het aantal categorieën waarvoor in 2004 subsidie aangevraagd kan worden. Naast particuliere woningverbetering is de regeling nu ook opengesteld voor het reali-
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
19
seren van levensloopbestendige woningen, grote woningen, sociale koopwoningen en starterswoningen in voormalige bedrijfspanden. In december 2003 is aan de gemeenten gevraagd om voor 1 februari 2004 te melden of er initiatieven in deze categorieën te verwachten zijn.
Woonruimteverdeling
Bij de vaststelling van de vigerende Huisvestingsrichtlijn in september 2002 is aangekondigd dat de stadsregio per 1 juli 2003 over zou gaan op één samenhangend regionaal aanbodmodel via een door alle gemeenten en corporaties in de regio ondertekende ‘Overeenkomst Woonruimteverdeling’. De ontwikkelingen op de woningmarkt hebben echter geleid tot een brede discussie over de toekomst van de woonruimteverdeling. Daardoor is de termijn van 1 juli 2003 niet gehaald. De Maaskoepel heeft het debat over de toekomst van de woonruimteverdeling op touw gezet en onder de titel ‘Zonder regels waar het kan, sturen waar het moet’ voorstellen voor een nieuw stelsel gepresenteerd. Omdat dit zal leiden tot een door het ‘veld’ breed gedragen systeem heeft de stadsregio de uitkomsten van dit debat af willen wachten. Kern van de voorstellen van de Maaskoepel is het bieden van maximale keuzevrijheid aan woningzoekenden, ook of misschien wel juist in een tijd dat de woningmarkt onder grote druk staat. Zoals de titel al suggereert, vindt sturing (achteraf) alleen plaats waar dat strikt noodzakelijk is. Gezocht is naar een balans tussen de wens om te komen tot één open regionale woningmarkt en de behoefte (en soms ook noodzaak) tot specifieke afspraken in bijzondere situaties. Na bespreking in de commissie WSV in november heeft het dagelijks bestuur in december de uitgangspunten voor een nieuw regionaal woonruimteverdelingsstelsel vastgesteld. De discussie zal worden voortgezet en in 2004 worden afgerond.
Regionale Prestatie-afspraken
Onderdeel van het in maart 2002 ondertekende ‘Intentiedocument verstedelijkingsafspraken’ is het maken van regionale prestatieafspraken met de corporaties in de regio. In 2003 is een gezamenlijke werkgroep van Maaskoepel en stadsregio in het leven geroepen die hiermee aan de slag is gegaan. In januari 2004 zal een definitief concept voor bestuurlijke goedkeuring worden voorgelegd. De regionale prestatieafspraken omvatten meerjarige afspraken tussen de stadsregio en de Maaskoepel over de medewerking van de Maaskoepel(corporaties) de projecten uit de regionale woonvisie, de definitieve Verstedelijkingsafspraken, de principes van de discussienotitie Elk Zijn Deel en het RKBS-scenario. Het nieuwe stelsel van woonruimteverdeling zal eveneens een onlosmakelijk onderdeel van de prestatieafspraken zijn. De afspraken tussen Maaskoepel en stadsregio moeten een paraplu vormen voor prestatieafspraken op lokaal niveau.
Voortgang Vinex
Bij het inventariseren van de woningbouwplanning met het oog op definitieve verstedelijkingsafspraken, is duidelijk geworden dat met de huidige plannen de Vinex taakstelling van 53.000 woningen toevoegen aan de woningvoorraad tot en met 2004 niet gehaald zal worden. De minister is hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht. In de grote uitbreidingsgebieden dat in het licht van de algehele economische toestand, op diverse plaatsen een herontwikkeling in gang is gezet in de duurste woningbouwsegmenten. In Carnisselande/Portland ligt de woningbouwproductie op schema. In het begin van 2003 is door Europese regelgeving voor luchtkwaliteit onrust ontstaan met het oog op de bouwlocaties langs de A15. Een gedeeltelijke herontwikkeling van de betrokken bestemmingsplannen ingang gezet. De woningbouwtaakstelling voor de Vinex-periode ligt op schema. De helft van het aantal woningen is inmiddels gereed: op 24 november 2003 is de 5000 ste woning opgeleverd. De ontbrekende ontsluitende weginfrastructuur heeft als gevolg van het doorlopen van de diverse (wettelijke RO)procedures helaas nog geen versnelling ondergaan. In Berkel en Rodenrijs en de locatie Nesselande is de woningbouwproductie verder op gang gekomen. Met de gemeente Bergschenhoek is aan het eind van het jaar een principe afspraak gemaakt over nader onderzoek naar de mogelijkheden van de ontwikkeling van de Boterdorpse plas. In april 2004 zal bij het indienen van het voortgangsverslag voor de BLS-subsidie een gedetailleerd overzicht kunnen worden gegeven van de VINEX woningbouwproductie in 2003. In de jaarlijkse actualisatie van de meerjarenraming van het Grondkostenfonds en Omslagfonds Vinex wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de financiële stand van zaken in de beide fondsen.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
20
5.4
Economie
Economische visie stadsregio
In de loop van 2003 is een economische visie ontwikkeld voor de stadsregio door NEI-Ecorys. Deze is in december 2003 vastgesteld. Door de oplopende werkeloosheid, door stagnerende economische groei en tegelijkertijd een aanhoudende groei van het aantal werkzoekenden, wordt een aantal maatregelen urgent. Dit betreft het verminderen van het tekort aan bedrijventerreinen, aanpak herstructurering van oude terreinen, vasthouden van hoger opgeleiden door het bieden van aantrekkelijker woonmilieus. De economische visie vormt het inhoudelijk kader voor het regionaal economisch beleid, en dient als de inzet voor besprekingen met provincie en rijk.
Actieplan Bedrijventerreinen
Voor de herstructurering bedrijventerreinen is met ETIN een prioritering ontwikkeld voor de fasering van de projecten, waarbij urgentie en practische uitvoerbaarheid per project een belangrijke rol spelen. Tevens is een pilotproject geselecteerd dat als voorbeeld moet gaan dienen voor de met de herstructurering van bedrijventerreinen samenhangende regelgeving en subsidiering van Rijk en provincie Zuid-Holland. Er is een indicatieve planning voor regionale kantorenlocaties gemaakt. Tevens neemt de regio deel in de jaarlijkse kantorenmarktonderzoeken van de gemeente Rotte rdam Er is een inventarisatie van opties voor nieuwe bedrijventerreinen gemaakt. Deze is samen met de kantorenplanning input voor RR2020.
Detailhandelsbeleid
De structuurvisie Detailhandel is begin 2003 vastgesteld. Over beleid en procedure is een folder samengesteld. In 2003 zijn 14 formele adviezen over de detailhandelsstructuur en vestiging van grootschalige detailhandel verstrekt en bestuurlijk vastgesteld. De regio neemt deel aan het koopstromenonderzoek van de provincie Zuid-Holland voor detailhandelplanning en -beleid. Tevens participeert de regio in economische onderzoeken op de schaal van de randstad.
Bedrijven Info Rijnmond
Bedrijven Info Rijnmond (BIR) heeft als serviceorganisatie voor het bedrijfsleven als hoofdactiviteit de promotie van de beschikbare bedrijventerreinen in de regio. In 2003 is een groot aantal activiteiten ondernomen om de regio te promoten, zoals contacten met externe adviseurs, het vervaardigen van documentatiemateriaal en het verstrekken van voorlichting, het verzorgen van presentaties op beurzen, de informatietelefoon en het informatieloket. De hoofdinstrumenten van BIR zijn het algemene informatiepakket, het jaarboek ‘Bedrijventerreinen in de Stadsregio Rotterdam’, de CD-ROM en de intersite. Het algemene informatiepakket van BIR bestaat uit de brochure ‘Een wereldhaven met wereldlocaties’, een lijst met contactpersonen bij gemeenten en de laatste uitgave van het periodiek ‘Ondernemen in de regio Rotterdam’. Het materiaal wordt elk jaar geactualiseerd. De CD-ROM wordt gebruikt bij de presentatie op beurzen en op het kantoor van BIR en bevat filmpjes van de 18 deelnemende gemeenten en luchtopnames van de 39 bedrijventerreinen die in 2003 in het boek ‘Bedrijventerreinen in de stadsregio Rotterdam 2003’ zijn opgenomen. Het periodiek ‘Ondernemen in de regio Rotterdam’ is in 2003 tweemaal verschenen en is in een oplage van ruim 12.000 exemplaren verspreid onder geselecteerde ondernemers en abonnees. Om bekendheid te geven aan informatie van BIR is in 2003 gebruik gemaakt van beurzen, adve rtenties en het periodiek. In 2003 is gewerkt met een vooraf opgesteld mediaplan. Dit is in samenwerking met het reclamebureau opgesteld om het budget zo efficiënt mogelijk in te zetten. In 2003 is deelgenomen aan vier vakbeurzen en heeft BIR driemaal een stand gehad op informatiemarkten bij symposia en congressen. Op twee vakbeurzen heeft BIR een gezamenlijke stand gehad met de Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Drechtsteden (ROM-D).
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
21
6 Ontwikkeling 6.1
Jeugdzorg
Helaas is de invoering van Wet op de jeugdzorg voor de tweede keer met een termijn van een jaar uitgesteld. Dit is zeer nadelig voor de stadsregio omdat de jeugdzorg, op aandracht van het rijk, op een aantal punten al functioneert als ware de wet een feit. Dit brengt uiteraard vooral financiële consequenties met zich mee, die naarmate de inwerkingtreding van de wet langer duurt steeds meer problemen gaan opleveren. Zo is er in 2003 uit de reserves een bedrag toegekend aan Bureau Jeugdzorg om de taken van Bureau Jeugdzorg, zoals die verwacht worden onder de nieuwe wet verder te ontwikkelen. Het betrof een bedrag van € 462.000 te gebruiken voor zes extra formatieplaatsen. Door het uitstel van de wet zijn de onderhandelingen tussen de sector jeugd GGZ en bureau Jeugdzorg over de overdracht van taken en de daarbij behorende middelen gestagneerd. Het grootste probleem is wel dat het nieuwe financieringssysteem dat gebaseerd is op prijs P, maal de gevraagde, en door het rijk te subsidiëren kwantiteit Q (P x Q) pas in 2007 zal worden ingevoerd. Er zijn in 2003 eenmalig middelen ingezet voor de stichting Humanitas ‘Dak boven je hoofd’ te Spijkenisse voor de opvang van zwerfjongeren van € 100.000. In het kader van de ketenbenadering heeft de stadsregio gemeend eenmalig te moeten meebetalen aan deze vorm van opvang omdat er bij jongeren sprake is van intensieve begeleiding. Het is echter nadrukkelijk een centrumgemeentelijke taak. Aan het Advies en Meldpunt Kindermishandeling is eenmalig een bedrag uitgekeerd van € 192.500 voor het wegwerken van wachtlijsten. De stadsregio heeft hierbij als motivatie genoemd dat wachtlijsten bij de meldpunten voor kindermishandeling bijzonder onwenselijk zijn en dat er alles aan gedaan zal moeten worden om deze wachtlijsten zo beperkt mogelijk te houden. Om de overige wachtlijsten weg te werken is een bedrag van € 341.680 dat in 2002 eenmalig is uitgekeerd, omgezet in een structurele bijdrage. Op de valreep van 2003 is door het dagelijks bestuur nog besloten om een opvanghuis voor Marokkaanse jongens voor sluiting te behoeden. Na intensief overleg met de gemeente Rotterdam is besloten tot een cofinanciering voor 2003. In 2003 is er door de Universiteit van Nijmegen en de politieacademie een grootschalig meerjarig onderzoek gestart naar criminele activiteiten van jongeren onder de 12 jaar. De stadsregio betaalt hieraan drie jaar mee. In 2003 was dit een bedrag van € 25.000. Een belangrijke schakel in de ketenbenadering die in 2003 van de grond is gekomen, is het instituut van de voorpostfunctionaris van het bureau jeugdzorg. Er zijn in 2003 twee extra voorposten gestart via cofinanciering. Het betreft voorposten in Delfshaven en Charlois. De residentiële capaciteit is in 2003 voor 10% omgebouwd naar ambulante hulp. Hierbij werd ervan uitgegaan dat intensief ambulante hulp in een vroegtijdig stadium ervoor kan zorgen dat er minderen jongeren gebruik hoeven te maken van de meest dure en zwaarste variant in de hulpverlening namelijk de residentiële opvang. Het flexbudget, dat gebruikt wordt om tijdelijke specifieke en acute opvang te bekostigen van jeugdigen voor wie in de reguliere jeugdzorg nog geen plaats is, was in november 2003 uitgeput. Er was een bedrag opgenomen van € 204.201. Het experiment Professionele Pleegzorg is in 2003 geëvalueerd. Hierbij is sprake van pleegzorg voor jongeren met gedragsproblemen. De pleegouders worden intensief begeleid door professionele hulpverleners. Omdat opname in een pleeggezin goedkoper is dan opname in een instelling, heeft de stadsregio besloten deze vorm van opvang door te zetten. Hier is in 2003 een bedrag voor uitgetrokken van € 27.227. Naar aanleiding van de opmerkingen van de accountant bij de jaarrekening 2003 voor de jeugdhulpverleningsmiddelen hebben gesprekken plaatsgevonden met de GGD over verbetering van de financiële administratie. Dat leverde niet de gewenste acties aan de kant van de GGD op. Er is daarom in het najaar besloten het mandaat voor het financieel beheer in te trekken. Met ingang van 2004 zal de stadsregio de subsidieadminstratie en de boekhouding voor de Jeugdhulpverlening in eigen beheer uitvoeren. Ook bleek eind 2003 dat de jeugdhulpverleningsbegroting fors overschreden is. Teneinde de o mvang en oorzaak hiervan te bepalen is door de GGD onderzoek gestart. De uitkomsten zullen in de loop van 2004 bekend zijn.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
22
Tevens is het ruime mandaat voor beleid ingetrokken. Enerzijds om ervoor te zorgen dat het mandaat op eenzelfde manier geregeld is als voor de andere beleidstaken van de stadsregio. Anderzijds om de kwalilteit van de beleidsadvisering te kunnen verbeteren. In de loop van 2004 wordt bezien of en op welke wijze de GGD betrokken blijft bij de beleidsadvisering op het terrein van de jeugdzorg.
6.2
Werk en Inkomen
Bestuurlijk wordt over de sociale thema’s gesproken in het zogenaamde G-18 overleg, het wethoudersoverleg van de portefeuillehouders Sociale Zaken. Dit overleg is in 2003 vijf keer bijeen geweest. De voornaamste thema’s waren: de nieuwe Wet werk en bijstand, Platform Arbeidsmarkt Rijnmond, Europese subsidiemogelijkheden, inburgering. Het ambtelijk Overleg Oudkomersbeleid Rijnmond is gestart in februari 2003. Hier nemen 12 gemeenten aan deel. De overige gemeenten maken geen gebruik van de rijksregelingen voor oudkomers. Na de startbijeenkomst zijn 6 bijeenkomsten gehouden. Voor gemeenten (6) die gebruik maken van de Regeling inburgering oudkomers 2002 (G-286 regeling) is een workshop gefaciliteerd om hen op weg te helpen een aanpak te ontwikkelen. Er is een bestuurlijke conferentie voorbereid over de bestuurlijke en organisatorische implicaties van de nieuwe Wet op de inburgering, die in 2005 zal ingaan. Met het Platform Arbeidsmarkt Rijnmond vindt regelmatig uitwisseling plaats over de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Er is ondersteuning verleend aan onder meer de volgende activiteiten: een Europees project van de gemeente Capelle aan den IJssel gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt van groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt; een conferentie ‘Vrouwen op weg naar werk’; het inrichten van een stagebureau bij VMBO Nieuw Rotterdam door SMS-jobs. Er zijn 3 nummers uitgebracht van het Sociaal Bulletin. Het blad heeft een oplage van 3000 stuks en wordt verspreid met het Regiojournaal, de nieuwsbrief van de stadsregio en onder de instellingen voor de jeugdzorg. Op 19 december 2003 is een bestuursovereenkomst Regionale Agenda ‘Samenleving’ stadsregio Rotterdam en provincie Zuid-Holland ondertekend. Op basis van deze bestuursovereenkomst ontvangt de stadsregio jaarlijks een financiële bijdrage. In het kader van het opbouwen van een kennisnetwerk zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: een quick scan van succesvolle overdraagbare projecten; een overzicht van Europese subsidiemogelijkheden. Er is opdracht verstrekt tot het maken van een sociale kaart van de stadsregio. Het eindproduct is april 2004 gereed.
6.3
Volwasseneneducatie
De incorporatie van Oliver is niet gerealiseerd in 2003 vanwege de nog steeds niet afgeronde afhandeling van oude ESF-projecten. Daarom is een verlengde gemeenschappelijke regeling (20042006) OLIVER gemaakt, met de mogelijkheid de portefeuillehouder van de stadsregio te benoemen tot vice-voorzitter in het algemeen bestuur. De stadsregio heeft een subsidie verstrekt aan OLIVER voor de ontwikkeling van een kader voor de inkoop van het Volwassenen Algemeen Vormend Onderwijs (VAVO) voor de jaren 2004 t/m 2006, voor het ontwikkelen van toelatingscriteria en voor een indicatiesysteem voor jongeren van 16 tot 23 jaar voor het VAVO.
6.4 Groen Regionaal Groenstructuurplan (RGSP2)
De visie op de groenblauwe ontwikkeling is per deelgebied uitgewerkt in nauw overleg met alle betrokkenen (gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties). Voorts is met de provincie afgesproken dat het RGSP2 een gezamenlijk product van stadsregio en provincie zal zijn. Begin 2004 zal het RGSP2 worden vestgesteld als bouwsteen voor het RR2020. Voorts is een start gemaakt met het opstellen van het uitvoeringsprogramma. Daarvoor zijn twee sporen uitgezet. Met de evaluatie van het groenbeleid (DB december 2002) als vertrekpunt is een traject ingezet dat moet leiden tot een betere, snellere realisatie van groenprojecten. In de loop van dit jaar is daartoe onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van de stadsregio, in samenwerking met de provincie en gefinancierd door LNV directie zuid-west, een project opgestart dat moet leiden tot voorstellen voor twee uitvoeringsplannen: één voor IJsselmonde en één voor de intermediaire zone ten noorden van Rotterdam. Beide zijn bouwstenen voor het in 2004 te ontwikkelen uitvoeringsprogramma bij het RGSP2.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
23
Groenakkoord
Het tweede spoor betreft de eerste stappen in prioritering van groenprojecten. Op basis van de twee voortgangsrapportages (juni en december) hebben de stadsregio en ROM-Rijnmond besloten dat een aantal projecten waar al enkele jaren geen voortgang is te bespeuren ter discussie staan. De trekkers van deze projecten zullen worden aangeschreven om binnen enkele maanden concrete voorstellen in te dienen. Lukt dit niet, dan zullen ze van de projectenlijst Groenakkoord worden afgevoerd. Daarmee kan in het uiterste geval financiering van enkele honderden hectare worden vrijgemaakt. Besluitvorming hierover zal plaatsvinden bij de prioriteitstelling van groenprojecten in het kader van het RGSP2 / RR2020. Positieve ontwikkelingen zijn te melden rondom de projecten Landtong Rozenburg, fietspaden Voorne-Putten, Oranjebuitenpolder, pontje Vlaardingervaart. De eerste drie projecten staan nu op het punt van uitvoering. Het pontje Vlaardingervaart is dit jaar in gebruik genomen. De geprioriteerde projecten Barendrecht zuid en Spijkenisse zuid-oost zijn eveneens in ontwikkeling. Van het project Barendrecht zuid is voorgesteld de tweede fase van 75 hectare niet meer mee te nemen. Alle aandacht zal op de eerste fase worden gericht. De stadsregio en de provincie hebben voorstellen aan de gemeente gedaan om de financiële problemen op te lossen. Als Barendrecht akkoord gaat zal de eerste fase van in totaal 75 hectare toch in zijn geheel tot uitvoering kunnen komen. Voor het project Spijkenisse zuid-oost is gewerkt aan voorstellen om te komen tot enkele inrichtingsvarianten. Afgesproken is dat een bestuurlijke keuze van Spijkenisse noodzakelijk is (uiterlijk 1 maart 2004) om het project onder de vlag van het Groenakkoord te houden.
Project Mainport Rotterdam
Het afgelopen jaar heeft het project PMR vertraging opgelopen. Dit werd veroorzaakt door onduidelijkheid over de rijksbijdrage aan het project. Vlak voor de jaarwisseling heeft het Rijk alsnog toegezegd mee te financieren aan het gehele project, dus ook aan de 750 hectare groen. In de loop van 2004 zullen hier definitieve afspraken over worden gemaakt in een Memorandum van overeenstemming. De verwachting is dat de realisatie van het project over een langere periode wordt uitgesmeerd (15 jaar in plaats van 10 jaar). Voor het deelproject de groene verbinding over de A15/Betuwelijn, waarvan de stadsregio trekker is, zijn dit jaar een aantal varianten ontwikkeld. Zodra de afspraken met het Rijk over de financiering rond zijn, kan een bestuurlijke keuze worden gemaakt, welke mede afhankelijk zal zijn van de hoogte van de rijksbijdrage.
6.5 Milieu Gevelisolatie
2002 is het laatste jaar waarin door VROM subsidie is verleend voor gevelisolatie in een aantal gemeenten. In 2003 zijn de laatste saneringen gepleegd. Het projectbureau bij de DCMR, die dit voor de Stadsregio uitvoert, zal begin 2004 de financiële afhandeling van de laatste woningen regelen, waarna de formele rol van de stadsregio is afgelopen. Luchtkwaliteit Door nieuwe Europese regelgeving, met name voor luchtkwaliteit, is in 2003 een verplichting voor gemeenten ontstaan om te rapporteren over de luchtkwaliteit. De provincie coördineert hiervoor een aantal werkgroepen; de stadsregio verzorgt de relevante verkeersinbreng. Dit omdat de meeste maatregelen zich afspelen rond de diverse snelwegen in de regio. Mede door het succes van de 80-kilometer proef bij Overschie, is eind 2003 een opdracht gegeven om de voor- en en nadelen van uitbreiding van deze maatregel in kaart te brengen. Subsidies In 2003 is de Subsidieverordening milieu van kracht geworden. Voor subsidieverstrekking voor bovenlokale milieuactiviteiten is in 2003 is € 100.000 gereserveerd, waar echter geen aanspraak op is gemaakt. Milieumonitoring In 2003 is het negende milieumonitoringrapport (MSR-rapport) verschenen met als thema Luchtkwaliteit en Gezondheid. Uit dit themaonderzoek door de GGD is gebleken dat in de regio jaarlijks zo’n 1450 zieke mensen enkele maanden tot enkele jaren eerder overlijden als gevolg van langdurige blootstelling aan vooral fijn stof. In het jaarprogramma milieu 2004 zullen in overleg met a ndere beleidssectoren concrete maatregelen worden geformuleerd om deze gezondheidsschade in de toekomst tegen te gaan.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
24
Milieubeleidsplan en Jaarprogramma Milieu In 2003 is het Meerjarenactiviteitenprogramma milieu 2003-2006 vastgesteld. Op basis van het provinciale milieubeleidsplan (BMW) geeft dit richting aan een scala van activiteiten, die voor 2003 nader zijn geconcretiseerd. In 2004 zal worden bekeken of en hoe een eigen milieubeleidsplan moet worden opgesteld. Opdrachten derden De Stichting Stimular is in 2003 verder gegaan met de uitvoering van het project Gemeentelijk Interne Milieuzorg (GIM). Dit project moet in 2004 leiden tot structurele samenwerking tussen de gemeenten. Tevens is in 2003 aan Stimular opdracht gegeven het project Duurzaam Ondernemen te starten. Doel hiervan is om bij vooral het MKB milieumaatregelen in de bedrijfsvoering op te nemen. Hierbij wordt samengewerkt met de DCMR, de vergunningverlenende en handhavende instantie. De DCMR heeft opdracht gekregen voor het maken van een aantal signaalkaarten milieu, die, met het oog op de Verstedelijkingsdiscussie 2005-2010 en RR2020, mogelijke kansen en beperkingen bij bouw- en andere infrastructurele plannen in beeld te brengen. De kaarten worden begin 2004 opgeleverd. ROM-Rijnmond De ROM-Rijnmond organisatie is op basis van de conclusies van de Evaluatie begin 2002 ve rnieuwd. Dit heeft nog niet geleid tot een vernieuwd beleidsconvenant in 2003. Het Regionaal Groenakkoord, een ROM-project waar de stadsregio bestuurlijke verantwoordelijkheid voor draagt, wordt onder het beleidsveld Groen besproken. Voor het project RechterMaasoever (RMO) is voorzien dat in 2004 hier concrete afspraken (deelconvenant) worden gemaakt tussen het bedrijfsleven en de diverse overheden.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
25
7 Bedrijfsvoering 7.1
Personeel en organisatie
In 2003 is het personeelsbestand gegroeid tot 47 formatieplaatsen. De personele uitbreiding zal doorlopen tot en met 2005, en op maximaal 60 formatieplaatsen uitkomen. De medewerkers coördineren en begeleiden de beleidsinhoudelijke taken en bestuurlijke processen. Organisatieschema stadsregio
Stadsregio Rotterdam Secretaris Bureau Bestuurlijke zaken
Sector Bedrijfsvoering
Sector Ruimtelijke ordening Wonen & Economie
Bureau Communicatie
Sector Verkeer & Vervoer
Sector Ontwikkeling
De stadsregio blijft hierbij voor een deel afhankelijk van externe capaciteit, zowel bij beleidsformulerende als bij beleidsuitvoerende activiteiten. Hiertoe heeft de stadsregio jaarcontracten g esloten met diensten van de gemeente Rotterdam. Met name de dS+V, het OBR en de GGD hebben voor de stadsregio gewerkt. Verder is er met een groot aantal partijen samengewerkt op de diverse beleidsterreinen. Zo is bijvoorbeeld op het gebied van milieu nauw samengewerkt met de provincie Zuid Holland, ROM Rijnmond en Rijkswaterstaat. In verband met de reorganisatie van de bestuursdienst van de gemeente Rotterdam is de ontvlechting van het personeel van de stadsregio uit de bestuursdienst in 2003 in gang gezet. Dit behelst de overgang van het personeel dat nu nog formeel in dienst is van de gemeente Rotterdam, naar de stadsregio zelf. Deze ontvlechting brengt geen wijziging in de rechtspositie van het personeel. Het doel is dat het personeel per 1 januari 2005 in dienst komt van de stadsregio. Hoewel de stadsregio materieel al een zelfstandige organisatie was, wordt met de ontvlechting dat ook formeel geregeld. In 2003 is veel energie gestoken in het uitbouwen van het personeelsbeleid en opleidingsbeleid. Advies op het terrein van personeelsbeleid is ingekocht bij de stichting P&O Rotterdam en een aantal zaken zijn opgepakt, waaronder werving en selectie, overleg tussen de directie en de personeelsvertegenwoordiging en afronding van de functiebeschrijvingen en waarderingen. Voor training en opleidingen is in 2003 extra aandacht geweest, met name stadsregiobreed. Zo hebben alle medewerkers van de stadsregio gedurende het jaar intervisiebijeenkomsten kunnen bijwonen en is een dag georganiseerd rondom het thema integraal werken. Daarnaast heeft de stadsregio in 2003 een in-company cursus Europese regelgeving georganiseerd omdat de invloed van Europese regelgeving op het werkgebied van de stadsregio steeds groter wordt.
7.2
Huisvesting en facilitaire zaken
Op het terrein van huisvesting en facilitaire zaken zijn geen bijzonderheden aan de orde geweest. De geplande formatie-uitbreiding tot 2005 maakt het echter noodzakelijk de huisvesting opnieuw te bezien. Dat betekent mogelijke uitbreiding op de tweede etage van het Minervahuis. De gemeente Rotterdam heeft ook in 2003 de facilitaire zaken behartigd op basis van het Service Level Agreement. Ook na de ontvlechting zal de servicedienst van de gemeente Rotterdam zorgen voor de facilitaire ondersteuning.
7.3
Informatie en Communicatie technologie (ICT) en Documentaire informatievoorziening (DIV)
De documentaire informatievoorziening wordt voor de stadsregio steeds belangrijker. Er wordt meer post geregistreerd en verwerkt (+ 30% in 2003) en er is steeds meer behoefte aan digitale beschikbaarheid van stukken door mederwerkers, bestuurders en externen. In 2003 heeft daarom een pilot plaatsgevonden. Deze pilot omvatte onder meer het scannen van de dagelijkse post en het digitaal verwerken van deze post. Hoewel de pilot niet het verwachte resultaat bracht, is wel
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
26
duidelijk geworden dat digitale beschikbaarheid van stukken veel voordelen heeft. De stadsregio heeft zich, mede op advies van de archiefdienst Rotterdam, aangesloten bij het onderzoek van de bestuurdienst Rotterdam naar een Integraal Document Management Systeem (IDMS). Na een gemeenschappelijk selectie- en aanbestedingstraject en een grondig bestekprocedure wordt medio 2004 het nieuwe Documentair Management Systeem geïntroduceerd Het Document Management Systeem vervangt het oude post en registratie pakket (CORSA).
7.4
Financiën
Planning en Control Het jaar 2003 heeft in het teken gestaan van het streven naar een gebruikers gerichte inrichting van de planning en control cyclus. Er is een interne evaluatie uitgevoerd over de begroting, jaarrekening en bestuuursrapportages. Daarbij is niet alleen gekeken naar de toegankelijkheid en leesbaarheid van de documenten zelf, maar ook naar het proces van totstandkoming. Er is voortgang geboekt met de verwerking van de nieuwe regels uit het Besluit Begroting en Ve rantwoording. Voor wat betreft het begrotingsproces hebben beide lijnen geresulteerd in aangepaste vormgeving, een verdiepingslag in de inhoud van de diverse verplichte paragrafen en verder uitgewerkte doelen behorend bij genoemde activiteiten. Zo is voor het eerst een programma- en activiteitenbegroting gemaakt. Hoewel de stadsregio geen duaal bestuur kent, is omwille van de herkenbaarheid bij de partners, de 18 gemeenten, hiervoor gekozen. Beide begrotingen zijn aan het dagelijks bestuur en de regioraad voorgelegd. Deze begroting heeft tot veel positieve reacties geleid, van onder andere de provincie Zuid-Holland, die financieel toezicht houdt. In het traject tot vaststelling van de jaarrekening is gewerkt aan heldere communicatie met de diverse betrokken partijen. In het verleden is gebleken dat de tijdigheid en volledigheid van aangeleverde informatie niet optimaal is. De nadruk heeft gelegen op het in een vroeg stadium goede afspraken maken met (decentrale) budgethouders en de accountant over wederzijdse verantwoordelijkheden in dit traject. Met het hiermee te boeken efficiëntievoordeel wordt verwacht dat er meer tijd beschikbaar is voor de eigenlijke ambtelijke voorbereiding van de jaarstukken. In 2003 is gewerkt aan een vernieuwd handboek AO en is een beheerskader opgesteld voor het periodiek analyseren en evalueren van de daarin vervatte processen en activiteiten. Hierdoor wordt gewaarborgd dat er in ieder geval een actuele blauwdruk is voor bepaalde significante en regelmatig terugkerende processen. Te noemen valt het proces van subsidieverlening, afhandeling van een aangegane verplichting of uitbesteding van een opdracht aan derden. Naast de bruikbaarheid van dergelijke procesomschrijvingen bij uitvoering van concrete activiteiten, geeft dit instrument aanknopingspunten voor de analyse van de organisatie op sterke en zwakke punten. Verder is in 2003 een 4 maands- en een 8 maandsbestuursrapportage opgesteld en voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Met de bestuursrapportage wordt het bestuur een instrument aangereikt om al vóór afloop van het boekjaar de voortgang van beleid en middelen te peilen en eventueel lopende activiteiten bij te sturen. Ook hier is er in de loop van het boekjaar werk gemaakt van het stroomlijnen van het proces om te komen tot de rapportage. Verder is de informatiebehoefte waarin middels de bestuursrapportage wordt getracht te voorzien onder de loep genomen. Naar aanleiding daarvan is besloten om de bestuursrapportage te integreren met de diverse voortgangsrapportages van decentrale budgethouders en inzicht te geven in de stand van de verplichtingen. Dit wordt in de loop van 2004 ingevoerd. Risicomanagement Essentieel voor goed risicomanagement is een methode waarmee risico’s gestructureerd in kaart kunnen worden gebracht en kunnen worden geanalyseerd op financiële implicaties. Er is begonnen met een inventarisatie van mogelijke ondersteuning op dit gebied. Treasury activiteiten Over het boekjaar zijn extra rentebaten gerealiseerd ten opzichte van het vorige boekjaar, mede door een aanzienlijk bedrag voor 1 jaar vast te zetten. Ook is naar aanleiding van de wens van de gemeenten om de gemeentelijke bijdrage met 10% te verlagen, gekeken naar mogelijkheden om met andere, niet direct opeisbare middelen een hoger rendement te realiseren. In het najaarzijn de voorbereidingen hiervoor gestart. Eerst is aan de hand van beschikbare liquiditeitsoverzichten gekeken hoe hoog het te beleggen bedrag maximaal kon zijn. Verder zijn de criteria uit het treasury statuut expliciet als randvoorwarde gesteld. Dit betekent onder meer dat alleen belegd wordt in waardepapieren van financiële instellingen met minimaal een AA rating. Aan het einde van 2003 heeft vermogensbeheerder, Schretlen & Co een aantal beleggingsvoorstellen ingebracht aan de
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
27
hand waarvan het dagelijks bestuur reeds heeft besloten een bedrag van € 75 miljoen vast te zetten. BTW compensatiefonds 2003 is het eerste jaar geweest waarin door de stadsregio betaalde BTW gecompenseerd kon worden. Over het geheel genomen geldt dat 95% van de betaalde BTW gecompenseerd wordt. In 2003 heeft dit geleidt tot een declaratie bij de belastingdienst van ruim € 1,5 miljoen. Dit bedrag wordt in 2004 gerealiseerd.
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
28
Bijlagen 1
Samenstelling regioraad per 31-12 2003
2
Publicaties in 2003
3
De resultatenrekening 2003 op hoofdlijnen
4
Balans
5
De gemeenten in de stadsregio
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
29
1
Samenstelling regioraad per 31 december 2003
leden
plaatsvervangend leden
voorzitter I.W. Opstelten (VVD)
J.W.J. Wolf (PvdA)
Albrandswaard B.G. Euser (CDA)
Mw J.W. Polderman-Vollebregt (leefbaar Albrandswaard)
Barendrecht Mw. M. van Wilgenburg-Beernik (CDA) K.J. Orsel (VVD)
J.T. IJzerman (D66) A. van Wingerden (SGP/CU)
Bergschenhoek Mw.mr. E.L.V. Chevalier-Beltman(VVD)
J.C. Koster (CDA)
Berkel en Rodenrijs Mw. M.E.B. de Goeij-Smulders (CDA)
T. van Bekkum (VVD)
Bernisse G.G. den Boon (CDA) Bleiswijk J.W.J. Wolf (PvdA)
A. Buruma (PvdA)
D. van Vliet (CDA)
Brielle Mw. G.W.M. van Viegen (PvdA)
H.W. Koster (VVD)
Capelle aan den IJssel Mw. A.J. Hartnagel (Leefbaar Capelle) R.P. Binnendijk (PvdA) P.P.J. Doodkorte (D66)
J.T. van Zwienen (Capels belang) G.J. Groenendijk (SGP) N.H. van Buren (CDA)
Hellevoetsluis E.R. van der Geest (VVD) C.A. Kleiwegt (PvdA)
Mw. A.E. Koster (GroenLinks) W. Bouma (PvdA)
Krimpen aan den IJssel M.J.D. Jansen (D66) Mw. A.A. Aeyelts Averink-Winsemius (VVD)
Maassluis Mw. E.J. Groosman-van den Brandhof (VVD) J.F. Koen (CDA)
A. Prins (SGP/CU) Mw. M.C. van Deijk-den Hartog (CDA)
P. Hoogenraad (PvdA) A.G.M. Keizer (PvdA)
Ridderkerk E.M. den Boef (CDA) H.J. Zwiers (PvdA) H. Dokter (Leefbaar Ridderkerk)
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
W.P. Onderdelinden (CDA) C. van Dijl-Garama (PvdA) H.J.A. Koppes (Leefbaar Ridderkerk)
30
leden Rotterdam S. Hulman (VVD) L.K. Geluk (CDA) M.G.T. Pastors (Leefbaar Rotterdam) J.C.M. Soijer (Leefbaar Rotterdam) H.P.L. Cremers ((PvdA) P.J.H.M. van Dijk ((PvdA)
plaatsvervangend leden
Th. Woudenberg (VVD) A. Erdal (CDA) H.G. Maronier (Leefbaar Rotterdam) B. Madlener (Leefbaar Rotterdam) A. Salhi (PvdA) J.C. Kombrink (PvdA)
Rozenburg Mw. M.J. de Sutter-Besters (CDA) Schiedam R. Scheeres (PvdA) A. Hekman (CDA) M.W. Heijenk (Leefbaar Schiedam) Mw. E.D. van Collenburg-in ’t Hout (VVD)
R. Zeegers (VVD)
M. Groene (PvdA) A.M. Valk-Rijnbeek (CDA) E. Schoneveld (Leefbaar Schiedam) J. Gouweleeuw (Gemeentebelangen)
Spijkenisse P.E. de Jong (PvdA) E. Montenij (ONS) G. van Buuren (CDA) G.J.’t Hart (ONS)
T. Witte (PvdA) R. Sitton (ONS) C.H.J.N. Hamerslag- van Lingen (CDA) C.J. Dijkman (ONS)
Vlaardingen T.P.J. Bruinsma (PvdA) K.W. Blumenstock ((VV2000/VL) Mw. J. van Es (VVD) C.A.E. de Jonge (CU/SGP) Westvoorne Mw. B.M.A.A. Geers-van Wijk (PvdA)
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
E.W.J. Yang (VVD) J. Barendregt (PvdA) H. de Koning-Hoogland (CDA) W.H. van Klink (AOV)
J.J. Poppen (CDA)
31
2
Publicaties in 2003
Jaarrekening 2002 Programmabegroting 2004 Activiteitenbegroting 2004 Regionaal Verkeers- en vervoersplan 2003-2020 Regionaal Verkeers- en vervoersplan 2003-2020 – bouwen aan samenhang Subsidieverordening personenvervoer Meerjarenbeleidskader jeugdzorg 2004-2007 SR perspectief jaargang 1 nrs. 1 t/m 3 Sociaal bulletin jaargang 1 nrs. 1 t/m 3 Structuurvisie Retail en Leisure Beleidsdocument Economische Visie Overdrachtsdocument – Intergemeentelijke samenwerking bij inburgering Werkprogramma sociaal beleid: maken en schakelen Meerjarenactiviteitenprogramma Milieu 2003-2006 Subsidieverordening Milieu 2003 Woonvisie stadsregio Rotterdam Werkmap Regionale woningkwaliteit Verordening Stedelijke Vernieuwing 2003 Ruimte voor bedrijven Meer ambitie, efficiëntie en effectiviteit – hand-out presentatie programma Nota Koers & Inzet Ruimtelijk plan regio Rotterdam 2020 – kaart van de toekomst
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
32
3
De resultatenrekening 2003 op hoofdlijnen
subfunctie
omschrijving
001.00
Bestuursorganen
002.30
Communicatie
002.40
Commissie Beroep- en Bezwaarschriften
210.00
Verkeer en Vervoer
210.10
G.D.U.
210.20
Duurzaam Veilig
210.30
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
Rekening 2003
61.869
172.793
150.632
437.957
451.481
451.557
8.053
10.000
9.574
4.645.799
3.605.630
3.483.292
22.955.114
37.589.180
29.891.204
1.703.678
1.145.749
1.488.286
Bereikbaarheidsoffensief
110.604.587
43.491.978
5.710.412
212.00
Openbaar vervoer
169.621.788
173.694.841
179.631.565
212.20
Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (EIISS)
3.713.575
10.000
-365.930
482.00
Volwasseneneducatie
52.424
68.666
99.088
560.10
Beheerkosten Groen Akkoord
391.152
406.632
406.632
560.20
Beleidsontwikkeling en programma-management reg. groen
701.589
953.372
875.142
560.40
Investeringen Groen Akkoord
0
0
30.207
611.00
Werk en Inkomen
195.326
370.925
305.434
620.00
Jeugdhulpverlening
58.848.579
57.463.927
64.935.366
620.10
Maatschappelijke hulpverlening
181.512
193.147
193.147
723.00
ROM-Rijnmond
215.934
199.666
96.357
723.10
Sanering Verkeerslawaai
215.917
0
0
723.20
Overige Milieukosten
206.388
540.947
466.840
810.00
Ruimtelijke ordening
1.673.882
2.442.525
1.992.252
810.10
Vinex
335.792
548.320
275.146
810.20
Omslagfonds Vinex
18.127.495
23.700.000
-5.100.195
810.30
Grondkosten Vinex
940.230
14.131.628
2.208.800
810.40
Economie
564.729
876.911
337.228
810.50
BIR
182.860
157.305
501.252
820.10
Wonen
714.459
748.064
861.072
820.10
Wonen, Besluit Woninggebonden Subsidies
6.585.862
6.806.703
7.363.384
913.00
Beleggingen
4.633.635
2.025.000
1.062.372
921.10
Algemene uitkeringen
0
0
0
922.10
Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen
12.254.231
7.425.117
32.396.687
922.15
Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden
0
0
0
922.20
Onvoorziene uitgaven
0
25.378
0
992.10
Resultaat boekjaar
5.097.401
0
5.039.794
425.871.817
379.255.885
334.796.595
Totaal:
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
33
subfunctie
omschrijving
rekening 2002
001.00
Bestuursorganen
0
0
0
002.30
Communicatie
0
0
0
002.40
Commissie Beroep- en Bezwaarschriften
0
0
0
210.00
Verkeer en Vervoer
-3.544.816
-1.468.518
-1.499.178
210.10
G.D.U.
-25.831.019
-15.914.000
-24.354.312
210.20
Duurzaam Veilig
-1.703.678
-1.145.746
-1.302.566
210.30
Bereikbaarheidsoffensief
-34.716.812
0
-71.000
212.00
Openbaar vervoer
-168.909.000
-173.816.122
-180.461.122
212.20
Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (EIISS)
-3.655.691
0
497.762
482.00
Volwasseneneducatie
0
0
0
560.10
Beheerkosten Groen Akkoord
0
0
0
560.20
Beleidsontwikkeling en programma-management reg. groen
-27.227
-27.227
-27.227
560.40
Investeringen Groen Akkoord
-32.737
-32.737
-32.737
611.00
Werk en Inkomen
-76.320
-175.000
-145.722
620.00
Jeugdhulpverlening
-59.044.891
-55.905.075
-61.463.836
620.10
Maatschappelijke hulpverlening
0
0
0
723.00
ROM-Rijnmond
-23.420
0
0
723.10
Sanering Verkeerslawaai
-215.917
0
0
723.20
Overige Milieukosten
0
0
0
810.00
Ruimtelijke ordening
0
0
0
810.10
Vinex
0
0
0
810.20
Omslagfonds Vinex
0
-32.600.000
-24.644.644
810.30
Grondkosten Vinex
-2.073.978
-853.809
-1.023.441
810.40
Economie
0
0
0
810.50
BIR
0
0
0
820.10
Wonen
-22.689
-22.689
-22.689
820.10
Wonen, Besluit Woninggebonden Subsidies
-12.279.983
0
-10.740.255
913.00
Beleggingen
-11.512.300
-6.646.727
-8.510.269
921.10
Algemene uitkeringen
-6.712.348
-7.339.081
-7.339.080
922.10
Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen
-95.488.991
-83.309.154
-13.626.563
922.15
Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden
0
0
-29.716
922.20
Onvoorziene uitgaven
0
0
0
992.10
Resultaat boekjaar
0
0
0
-425.871.818
-379.255.885
-334.796.595
Totaal:
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
gewijzigde begroting 2003-IV
Rekening 2003
34
4
Balans per 31 december 2003
ACTIVA
Ultimo december
Ultimo december
€
€
2002
2003
A Vaste Activa Materiele vaste activa Inrichting en verbouwing
1.123.202
864.002
Immateriele vaste activa afkoopsom B.W.S.
165.884
157.394
1.436.246
7.709.251
19.286.294
20.672.882
Liquide Middelen Kas Bank- en girosaldi
108 300.470.013
156 288.117.082
Overlopende activa
255.205.463
183.614.316
577.687.210
501.135.083
D Vlottende Activa Vorderingen Debiteuren Effecten
Totaal
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
35
Ultimo december
Ultimo december
€
€
N Eigen Vermogen Algemene Reserve Resultaat boekjaar Bestemmingsreserves
500.000 0 252.522.789
500.000 5.039.794 271.281.860
O Voorzieningen
160.449.880
169.998.089
P Langlopende schulden
11.309.337
11.309.337
S Vlottende Passiva Kortlopende schulden Crediteuren
23.465.628
3.943.103
Bank- en girosaldi
52.336.810
23.787.657
Overlopende passiva
77.102.765
15.275.242
577.687.210
501.135.083
PASSIVA
2002
2003
Liquide Middelen
Totaal
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
36
5
De gemeenten in de stadsregio
Albrandswaard: Viaductweg 1 Postbus 1000 tel. 010 - 506 11 11 fax 010 - 501 81 80
Hellevoetsluis: Oostzanddijk 26 Postbus 13 3220 AA Hellevoetsluis tel. 0181- 33 09 11 fax 0181- 33 03 30
Vlaardingen: Westnieuwland 6 Postbus 1002 3130 EB Vlaardingen tel. 010 - 248 40 00 fax 010 - 248 42 50
Barendrecht: Binnenhof 1 Postbus 501 2990 EA Barendrecht tel. 0180 - 69 83 98 fax 0180 - 69 83 99
Krimpen aan den IJssel: Raadhuisplein 2 Postbus 200 2920 AE Krimpen aan den IJssel tel. 0180 - 54 06 55 fax 0180 - 51 60 40
Westvoorne: Raadhuislaan 6 Postbus 550 3235 ZH Rockanje tel. 0181 40 80 00 fax 0181 40 80 99
Bergsche nhoeck Bergweg-noord 39 Postbus 6 2660 AA Bergschenhoek tel. 010 - 529 13 00 fax 010 - 529 17 00
Maassluis: Koningshoek 93.050 Postbus 55 3140 AB Maassluis tel. 010 - 593 19 31 fax 010 - 592 56 49
Berkel en Rodenrijs: Raadhuislaan 1 Postbus 1 2650 AA Berkel en Rodenrijs tel. 010 - 514 07 00 fax 010 - 511 63 63
Ridderkerk: Raadhuisplein 70 Postbus 271 2980 AG Ridderkerk tel. 0180 - 45 12 34 fax 0180 - 42 70 36
Bernisse: Gemeenlandsedijk-Noord 26 Postbus 70 3218 ZH Heenvliet tel. 0181 - 66 72 00 fax 0181 - 66 43 24
Rotterdam: Coolsingel 40 Postbus 70012 3000 KP Rotterdam tel. 010 - 417 91 11
Bleiswijk: Dorpsstraat 3 Postbus 1 2665 ZG Bleiswijk tel. 010 - 524 41 11 fax 010 - 524 41 44
Rozenburg: Jan van Goyenstraat 1 Postbus 1023 Postcode 3180 AA tel. 0181 - 48 88 00 fax 0181 - 48 88 02
Brielle: Slagveld 36 Postbus 101 3230 AC Brielle tel. 0181 - 47 11 11 fax 0181 - 41 81 18
Schiedam: Stadserf 1 Postbus 25 3100 EA Schiedam tel. 010 - 246 55 55 fax 010 - 473 70 21
Capelle aan den IJssel: Rivierweg 111 Postbus 70 2900 AB Capelle aan den IJssel tel. 010 - 284 86 88 fax 010 - 284 88 00
Spijkenisse: Raadhuislaan 106 Postbus 1501 3200 AA Spijkenisse tel. 0181 - 69 69 69 fax 0181 - 69 63 95
3160 GA Rhoon
Stadsregio Rotterdam Jaarverslag 2003
37
JAARREKENING 2003
Stadsregio Rotterdam Postbus 21051 3001 AB Rotterdam telefoon: 010-4172389 fax: 010-4047347 e-mail:
[email protected] website: www.stadsregio.rotterdam.nl
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING..............................................................................................................................................5
2
BALANS PER 31 DECEMBER 2003 .........................................................................................................6
3
TOELICHTING OP DE BALANS ...............................................................................................................8
4
RESULTATENREKENING 2003 OP HOOFDLIJNEN (IN €) ................................................................. 14
5 TOELICHTING OP DE RESULTATENREKENING 2003 ........................................................................ 16 5.1. Apparaatskosten algemeen ...............................................................................................................18 5.2. Personele kosten ..............................................................................................................................18 5.3. Diensten door derden........................................................................................................................19 5.4. Overige personeelskosten .................................................................................................................19 5.5. Huisvestingslasten ............................................................................................................................19 5.6. Organisatiekosten .............................................................................................................................19 5.7. Toerekening apparaatskosten ...........................................................................................................19 5.8. Geoormerkte gelden .........................................................................................................................19 5.9. Financiële paragraaf..........................................................................................................................19 5.10. leeswijzer voor getallen.....................................................................................................................21 6. TOELICHTING PER HOOFDFUNCTIE................................................................................................... 22 HOOFDFUNCTIE 0 ALGEMEEN BESTUUR.............................................................................................. 22
Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld:
001.00 Bestuursorganen............................................................................ 22 002.30 Communicatie ............................................................................... 23 002.40 Commissie Beroep- en bezwaarschriften ........................................... 24
Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld:
210.00 210.00 210.10 210.20 210.30 212.00 212.20
Beleidsveld:
482.00 Volwasseneneducatie ...................................................................... 32
HOOFDFUNCTIE 2
HOOFDFUNCTIE 4 HOOFDFUNCTIE 5
VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT................................................................... 25
Verkeer en vervoer - Planontwikkeling ............................................... 25 Verkeer en vervoer – Randstadrail .................................................... 26 Verkeer en vervoer - GDU................................................................ 27 Verkeer en vervoer – Duurzaam Veilig ............................................... 28 Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam.......................................... 29 Openbaar Vervoer: exploitatie .......................................................... 30 Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (De Boer-EIISS prog) . 31
ONDERWIJS............................................................................................................ 32 CULTUUR EN RECREATIE ....................................................................................... 33
Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld:
560.10 Beheerkosten Groenakkoord ............................................................ 33 560.20 Beleidsontwikkeling en programmamanagement regionaal groen............. 34 560.40 Investeringen Groenakkoord ............................................................ 36
Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld:
611.00 Werk en inkomen.......................................................................... 37 620.00 Jeugdhulpverlening......................................................................... 38 620.10 Maatschappelijke hulpverlening ........................................................ 39
Beleidsveld: Beleidsveld:
723.00 ROM Rijnmond............................................................................... 40 723.20 Overige milieukosten ...................................................................... 41
Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld:
810.00 810.10 810.20 810.30 810.40 810.50 820.10 820.10
HOOFDFUNCTIE 6
HOOFDFUNCTIE 7
HOOFDFUNCTIE 8
HOOFDFUNCTIE 9
SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING......... 37
VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU............................................................................ 40
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN .................................................................. 42
Ruimtelijk Beleid ............................................................................ 42 VINEX.......................................................................................... 43 VINEX Omslagfonds........................................................................ 44 Grondkosten VINEX ........................................................................ 46 Economie...................................................................................... 47 Bedrijven Info Rijnmond (BIR).......................................................... 48 Wonen – Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) ............................. 49 Wonen ......................................................................................... 50
FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN ......................................... 51
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
3
Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: Beleidsveld: 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
913.00 921.10 922.10 922.15 922.20 992.10
Beleggingen .................................................................................. 51 Bijdragen gemeenten...................................................................... 52 Reserveringen voor nog functioneel te ramen bedragen ........................ 53 Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden .............................. 54 Onvoorziene uitgaven ..................................................................... 55 Resultaat boekjaar. ........................................................................ 56
BIJLAGEN....................................................................................................................................... 57 RECAPITULATIESTAAT.......................................................................................................................58 JAARREKENING IN DETAIL ................................................................................................................59 INWONERAANTALLEN EN BIJDRAGE PER GEMEENTEN.......................................................................69 OVERZICHT VAN RESERVES EN VOORZIENINGEN .............................................................................70 KOSTENVERDEELSTAAT....................................................................................................................71 JAARVERSLAG 2003 REG. BURO VINEX OBR IN HET KADER VAN HET FONDSBEHEER VINEX..............73 JAARVERSLAG 2003 GEBUNDELDE DOELUITKERING .........................................................................97
ACCOUNTANTSVERKLARING ................................................................................................................... 108
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
4
1
INLEIDING
Het jaarverslag en de jaarrekening vormen tezamen de verantwoording van het dagelijks bestuur aan de regioraad over het gevoerde beleid en beheer in 2003. Daarnaast is het jaarverslag specifiek bedoeld om maatschappelijke organisaties, gemeenten, bedrijven en andere overheden inzicht te geven in de beleidsprestaties van 2003. Gerealiseerde ontwikkelingen worden afgezet tegen de voornemens van 2003. De jaarrekening vormt in de planning & controlcyclus het sluitstuk. Boek 1. Jaarrekening. De jaarrekening is het cijfermatige document en bevat de volgende hoofdstukken: Balans en Resultatenrekening met de toelichting op de cijfers. Een hoofdstuk over de apparaatslasten. Financiële paragraaf conform de circulaire financieringsparagraaf van de provincie Zuid-Holland. De afzonderlijke subfunctie-formulieren met een financiële toelichting op het gevoerde beleid. Als bijlage vindt u een jaarrekening in detail, de specificatie van reserves en voorzieningen en de kostenverdeelstaat. Boek 2. Jaarverslag In het jaarverslag leggen wij op hoofdlijnen verantwoording af van het door ons in 2003 gevoerde beleid en beheer. Tevens geeft het een confrontatie tussen de geplande en gerealiseerde beleidsontwikkelingen en een doorkijk naar 2004. Dit geldt voor de volgende beleidsvelden: bestuurlijke zaken communicatie verkeer en vervoer ruimtelijke ordening, wonen en economie ontwikkeling bedrijfsvoering In de bijlage vindt u de samenstelling van regioraad, verrichte publicaties en de resultatenrekening en balans op hoofdlijnen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
5
2
BALANS PER 31 DECEMBER 2003
ACTIVA
Ultimo december
Ultimo december
2002
2003
€
€
A Vaste Activa Materiele vaste activa Inrichting en verbouwing
1.123.202
864.002
Immateriele vaste activa afkoopsom B.W.S.
165.884
157.394
1.436.246
7.709.251
19.286.294
20.672.882
Liquide Middelen Kas Bank- en girosaldi
108 300.470.013
156 288.117.082
Overlopende activa
255.205.463
183.614.316
577.687.210
501.135.083
52.851.508
50.934.546
D Vlottende Activa Vorderingen Debiteuren Effecten
Totaal
Niet uit de balans blijkende rechten
Aldus besloten op 14 april 2004 door het Dagelijks Bestuur van de stadsregio Rotterdam De secretaris,
Mr M.C. Jansen
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
6
Ultimo december
Ultimo december
2002
2003
€
€
N Eigen Vermogen Algemene Reserve Resultaat boekjaar Bestemmingsreserves
500.000 0 252.522.789
500.000 5.039.794 271.281.860
O Voorzieningen
160.449.880
169.998.089
P Langlopende schulden
11.309.337
11.309.337
S Vlottende Passiva Kortlopende schulden Crediteuren
23.465.628
3.943.103
Bank- en girosaldi
52.336.810
23.787.657
Overlopende passiva
77.102.765
15.275.242
577.687.210
501.135.083
56.255.353
53.832.112
PASSIVA
Liquide Middelen
Totaal Niet uit de balans blijkende verplichtingen
De voorzitter,
Mr I.W. Opstelten
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
7
3 TOELICHTING OP DE BALANS ALGEMEEN De balans van de stadsregio is een samenvoeging van de volgende deelbalansen: • Stadsregio Rotterdam-Algemeen, verantwoord door de stadsregio; • De Boer-EIISS-regeling (Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer), verantwoord door de dienst Stedenbouw + Wonen; • Exploitatiegelden voor het openbaar vervoer, verantwoord door de stadsregio; • De regionale jeugdhulpverlening (JHV), verantwoord door de GGD (Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam); • Grondkostenfonds, Omslagfonds met betrekking tot de Vinex, verantwoord door het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam; • Wonen-regelingen, verantwoord door de dienst Stedenbouw + Wonen; • Gebundelde Doeluitkering Verkeer en Vervoer (GDU), verantwoord door de dienst Stedenbouw + Wonen; • Bereikbaarheidsfonds, verantwoord door de dienst Stedenbouw + Wonen; Alle activa en passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Het resultaat op de nog niet bestede middelen, verkregen van derden onder stringente condities van aanwending (geoormerkte gelden), is voorafgaand aan de resultaatbepaling toegevoegd aan de betreffende beste mmingsreserves. Hiermee is bewerkstelligd dat het gepresenteerde resultaat van het boekjaar bestaat uit gelden waarvan de bestemming vrij in te vullen is door het bestuur.
Per balanspost A Vaste activa Materiële activa In tegenstelling tot bijvoorbeeld gemeenten, doet de stadsregio geen directe investeringen. Uitzondering hierop zijn de uitgaven die gepaard gingen met d e in 2002 uitgevoerde verbouwing en inrichting van de huisvesting van de stadsregio. Deze uitgaven zijn geactiveerd, waarbij is uitgegaan van een economische levensduur van 5 jaar. Er wordt geen rente toegerekend op deze investering. Immateriële vaste activa Deze post betreft het afkoopbedrag (‘bijdragen ineens”) van jaarlijkse bijdragen in het kader van het BWS met betrekking tot het voormalige Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten. Hierop wordt jaarlijks, als was er sprake van ‘echte’ jaarlijkse bijdragen, de berekende vermindering van de fictieve verplichting in mindering gebracht.
D Vlottende activa Debiteuren De post debiteuren is, na eliminatie van interne vorderingen en schulden, als volgt opgebouwd.
Stadsregio-Algemeen OBR-Vinex GDU Totaal
€ € € €
Bedrag 0,73 miljoen 0,1 miljoen 6,87 miljoen 7,71 miljoen
Het bedrag onder Stadsregio Algemeen bestaat uit een aantal vorderingen, waaronder één op de RET in verband met de afrekening RandstadRail (ad € 0,6 miljoen) en één op Rijkswaterstaat Zuid Holland ad € 43.000. Met betrekking tot OBR-Vinex betreft het bedrag vorderingen op de gemeenten Maassluis en Vlaardingen. De vordering bij GDU betreft facturen met betrekking tot de afwikkeling van de voorfinanciering van diverse projecten van de RET. Effecten Deze bestaan uit in april 1995 met BWS-middelen aangekochte staatsobligaties voor € 11,3 miljoen, waarvan de eindwaarde per 15 januari 2006 € 23,8 miljoen bedraagt. Over deze belegging wordt jaarlijks een waarde-
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
8
stijging gerealiseerd op basis van een gemiddeld rendement van ca 7,2 %. Dit komt tot uiting in de waarde zoals het in de balans is opgenomen. De werkelijke koerswaarde van deze belegging is op dit moment hoger. Liquide middelen Hieronder is een staat opgenomen van de saldi van de liquide middelen. Het betreft bankrekeningen met een positief saldo. Onder de passiva staan de bankrekeningen met een negatief saldo vermeld.
De Boer/EIISS GDU Openbaar Vervoer GGD Jeugdhulpverlening Volkshuisvestingsregelingen Stadsregio Algemeen Bereikbaarheidsoffensief Rotterdam TOTAAL
Bedrag € 31,89 miljoen € 82,34 miljoen € 2,10 miljoen € 2,81 miljoen € 28,43 miljoen € 64,45 miljoen € 76,10 miljoen € 288,12 miljoen
Overlopende activa De nog te ontvangen bedragen c.q. vooruitbetaalde posten zijn, na eliminatie van interne verrekeningen, als volgt verdeeld:
OBR-Vinex De Boer/EIISS Volkshuisvestingsregelingen BOR Stadsregio-Algemeen GGD-Jeugdhulpverlening Openbaar Vervoer GDU
TOTAAL
Bedrag € 95,05 € 25,54 € 26,55 € 29,75 € 2,74 € 2,12 € 0,05 € 1,82
miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen miljoen
€ 183,62 miljoen
De nog te ontvangen bedragen OBR-Vinex betreffen reeds toegezegde bijdragen zoals deze blijken uit de herrijking Vinex Financieel Scenario. Voor wat betreft het door het Rijk verschuldigde aandeel gaat het om een bedrag van € 10,9 miljoen, terwijl de door de gemeenten verschuldigde bewonersbijdragen € 7,78 miljoen bedragen. Beide genoemde bedragen zijn verschuldigd aan het Grondkostenfonds. Daarnaast zijn op basis van de meest recente meerjarenramingen, de te verwachten inkomsten voor het Omslagfonds Vinex vastgesteld op een bedrag van € 76,29 miljoen. Voor de regeling De Boer/EIISS betreft het hier opgenomen bedrag gelden die nog door het rijk verschuldigd zijn op grond van de aan derden beschikte bedragen. De nog te ontvangen bedragen door de Volkshuisvestingsregelingen betreft nog door het rijk uit te betalen bijdragen, waarvoor door het rijk reeds toezeggingen zijn gedaan. Het deel van deze bijdragen dat betrekking heeft op doorgeschoven spaarsaldi wordt ontvangen via deelnemende gemeenten. De bedragen zullen, afhankelijk van het type bijdrage, worden ontvangen in de jaren tot en met 2012. In totaal gaat het om een bedrag van ruim € 26 miljoen. Tevens is er een vordering op de gemeente Rotterdam in het kader van aangegane ve rplichtingen volgens het DB-besluit van 29 oktober 1997. Hier gaat het om een bedrag van ruim € 0,1 miljoen. Tot slot is er nog een vordering van ruim € 0,13 miljoen op het Nationaal Restauratie Fonds, waar de stadsregio in het kader van particuliere woningverbetering afspraken mee heeft. Het onder Fonds Bereikbaarheidsoffensief (BOR) opgenomen bedrag betreft een nog te declareren BTW bedrag van ca. € 16.000, alsmede de nog te ontvangen bedragen aan rechten van ongeveer € 29,6 mln. Het grootste deel van dit bedrag betreft een vordering op het Ministerie van Verkeer & Waterstaat van ca. € 27,2 mln. Het bedrag dat de Stadsregio nog moet ontvangen betreft een aantal posten, waarvan de grootste betrekking heeft op nog te ontvangen BTW (€ 1,3 miljoen). Verder is daarin opgenomen een bedrag van € 1,2 miljoen aan nog te ontvangen rente en een nog te ontvangen subsidie van de provincie Zuid Holland inzake Werk en Inkomen. Het overgrote deel van de post genoemd onder GGD-Jeugdhulpverlening betreft nog te ontvangen bedragen naar aanleiding van preadviezen en bezwaarschriften. De overlopende post bij GDU betreft rechten op de RET in het kader van voorfinanciering van kosten met betrekking tot de IJsselmondelijn. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
9
N Eigen Vermogen Algemene Reserve De algemene reserve bedraagt € 0,5 miljoen. Dit is het maximum dat de algemene reserve mag bedragen. Op basis van DB besluitvorming wordt een eventueel surplus teruggestort aan de deelnemende gemeenten. Resultaat boekjaar Het resultaat van het boekjaar 2003 wordt gevormd door het verschil tussen de totale inkomsten (baten) en de totale uitgaven (lasten). Het resultaat is als volgt opgebouwd.
Stadsregio Algemeen De Boer/EIISS Volkshuisvestingsregelingen GGD-Jeugdhulpverlening TOTAAL
Bedrag € 1,92 miljoen € 0,62 miljoen € 2,4 miljoen € 0,1 miljoen € 5,04 miljoen
Het resultaat van Stadsregio-Algemeen wordt besproken bij de Toelichting op de Rekening. Het resultaat van De Boer/EIISS en GGD-Jeugdhulpverlening betreft alleen de rentebaten. Dit geldt ook voor het grootste deel van het resultaat van Volkshuisvestingsregelingen, echter hierin zijn ook de jaarlijkse bijdragen opgenomen van € 0,25 miljoen die ten gevolge van het verkopen van woningen niet meer aan derden behoeven te worden uitbetaald. Bestemmingsreserves De ontwikkeling in de bestemmingsreserves is uitgebreid weergegeven in het overzicht reserves en voorzieningen, dat als bijlage is opgenomen. Hieronder wordt kort ingegaan op de ontwikkeling van een aantal van de bestemmingsreserves.
BOR Openbaar Vervoer De Boer/EIISS Grondkostenfonds Omslagfonds BWS GDU Investeringen Groenakkoord Minimalisatie doorbelastingen TOTAAL
Bedrag € 146,35 miljoen € 1,29 miljoen € 1,0 miljoen € 18,48 miljoen € 34,82 miljoen € 44,24 miljoen € 24,1 miljoen € 0,24 miljoen € 0,76 miljoen € 271,28 miljoen
Een groot aantal bestemmingsreserves bevat niet bestede bedragen, verkregen van derden, onder stringente condities voor aanwending. Dit betreft de bestemmingsreserves Openbaar Vervoer, Fonds Bereikbaarheidsoffensief, Volkshuisvestingsregelingen (BWS), Grondkostenfonds, Omslagfonds, GDU, de Boer/EIISS, GGDJeugdhulpverlening en Investeringen Groenakkoord. Daarnaast is in 2002 de reserve Minimalisatie doorbelastingen in het leven geroepen ter dekking van het risico dat gepaard gaat met de wijze waarop stadsregio kosten doorbelast op rijksuitkeringen en fondsen. De bestemmingsreserve Bereikbaarheidsoffensief Rotterdam (BOR) is ontstaan door dotaties van rijk en stadsregio aan het fonds Bereikbaarheidsoffensief Rotterdam (BOR) van in totaal € 227 miljoen. Tot op heden zijn daarvan voor een bedrag van ca. € 81 miljoen verplichtingen aangegaan. In dit bedrag zijn de voorfinancieringen van openbaar vervoer-projecten niet begrepen. De bestemmingsreserve van de regeling De Boer/EIISS bedraagt € 1 miljoen en na toevoeging van de rente over 2003 € 1,6 miljoen. Het is de verwachting dat dit gehele bedrag in 2004 besteed zal worden. De bestemmingsreserve GGD-Jeugdhulpverlening is in de loop van 2003 volledig uitgeput. De begroting 2003 is zodanig overschreden dat de totale omvang van de bestemmingsreserve aangewend moest worden ter financiering van het tekort. De bestemmingsreserve Grondkostenfonds bevat de nog niet bestede (nog te ontvangen) baten uit de rijksbijdragen op basis van het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) en uit de gemeentelijke inwonersbijdragen. De voorwaarden voor de rijksbijdragen en de afspraken binnen de stadsregio over de aanwending van de gemeentelijke bijdragen geven het bestuur geen beleidsvrijheid om de gelden voor andere doelen aan te wenden. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
10
Daarnaast zijn in de voorgaande jaren rentebaten toegevoegd. Deze zijn nodig ter dekking van de geraamde lasten. De bestemmingsreserve Grondkostenfonds bedraagt € 18,48 miljoen. Het bedrag in de bestemmingsreserve Omslagfonds betreft de nog te ontvangen en nog niet bestede bijdragen van gemeenten. Deze bijdragen worden berekend aan de hand van de toename van het aantal woningen en woning equivalenten. De afspraken tussen de deelnemende gemeenten in de stadsregio geven het bestuur geen vrijheid om de gelden anders te besteden dan waarvoor het Omslagfonds in het leven is geroepen, te weten: (mede) bekostiging van infrastructuur openbaar vervoer en groen, gerelateerd aan de Vinex-inspanningen. De bestemmingsreserve Omslagfonds bedraagt € 34,82 miljoen. De bestemmingsreserve Volkshuisvestingsregelingen is onderverdeeld in 3 deelposten. Enerzijds zijn er de bestemmingsreserve BWS ter grootte van € 28,8 miljoen en de reservering voor de Stedelijke Vernieuwing 20022004 ad € 12,9 miljoen. De derde deelpost is de zgn. ‘vrije reserve’ ter grootte van € 2,5 miljoen. Bij deze reserves dient overigens wel rekening te worden gehouden met de renterisico’s die inherent zijn aan de BWSregeling. Deze risico’s zijn niet te kwantificeren omdat ze afhankelijk zijn van geldende rentepercentages op verschillende conversiemomenten in de toekomst. De totale bestemmingsreserve GDU (Gebundelde DoelUitkering) ad € 24,1 miljoen bestaat uit een reserve voor de kleine projecten van € 18,68 miljoen en een reserve voor de grote projecten van € 5,4 miljoen. Uit de cijfers blijkt dat in 2003 meer is beschikt dan het beschikbare budget voor de kleine projecten. Het negatieve saldo is ontrokken aan de bestemmingsreserve kleine projecten. Aan de bestemmingsreserve grote projecten is het verschil onttrokken van de reservering (€ 3,6 mln.) en de verplichtingen voor de grote projecten (€ 10,0 mln.), waarin ook een correctie in verband met voorfinanciering (€ 1,8 mln.) is verwerkt. Van de provincie Zuid-Holland wordt een bedrag ontvangen dat is bestemd voor enerzijds organisatiekosten en anderzijds investeringen overeenkomstig het Groenakkoord. Dit zijn geoormerkte bedragen. Het bedrag voor de organisatiekosten wordt ieder jaar gebruikt. Het bedrag voor de investeringen Groenakkoord wordt toegevoegd aan de bestemmingsreserve. O Voorzieningen De ontwikkeling van de voorzieningen is weergegeven in het overzicht van reserves en voorzieningen, zoals opgenomen in hoofdstuk 7.4. Hieronder wordt nader ingegaan op de ontwikkeling van deze voorzieningen in 2003. Voorziening wachtgelders en FPU-ers In overleg met onze toezichthouder provincie Zuid-Holland is een voorziening is in het leven geroepen ter dekking van de verplichtingen die gepaard gaan met de regelingen bovenwettelijke Ww en FPU. Het hiervoor opgenomen bedrag is gebaseerd op de werkelijke salariskosten, die de stadsregio verwacht in 2004 te moeten dragen. Voorziening communicatie De voorziening communicatie is gecreëerd om het bij de subfunctie communicatie resterende budget te kunnen gebruiken in het volgende boekjaar. In 2003 is per saldo ruim € 81.000 onttrokken aan de voorziening waardoor aan het einde van het jaar de voorziening ruim € 25.000 bedraagt. Voorziening ROM-Rijnmond In 1998 is besloten tot de vorming van een egaliserende voorziening voor ROM Rijnmond. In 2003 hebben zich in deze voorziening geen wijzigingen voorgedaan. Voorziening Groen De voorziening groen is gecreëerd om het bij de subfunctie Beleidsontwikkeling en programmamanagement regionaal groen resterende budget te kunnen gebruiken in het volgende boekjaar. Vanwege een toevoeging van niet besteed budget over 2003, sluit de voorziening met een bedrag van ruim € 180.000. Voorziening Groenakkoord Aan de gelden die de stadsregio spaart in het kader van de stadsregionale bijdrage voor het Groenakkoord, wordt rente toegevoegd conform besluitvorming van het dagelijks bestuur. Bij de berekening van de rente wordt dezelfde systematiek gehanteerd als bij de overige middelen van de stadsregio Rotterdam. Voorziening Duurzaam veilig
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
11
Van de over 2003 door het ministerie van Verkeer en Waterstaat toegekende baten in het kader van de regeling Duuzaam veilig is ruim € 1,2 miljoen onverplicht gebleven aan het einde van het boekjaar. Dit bedrag is toegevoegd aan de voorziening. Voorziening woonbeleid De voorziening woonbeleid is gecreëerd om het bij subfunctie Wonen resterende budget te kunnen gebruiken voor activiteiten in het volgende boekjaar. In 2003 hebben zich in de omvang van deze voorziening geen mutaties voorgedaan. Voorziening vervoersmanagement Naar analogie van de gemeentebegroting is de bestemmingsreserve opgeheven en verworden tot de voorziening vervoersmanagement. In 2003 is per saldo ruim € 99.000 onttrokken aan de voorziening waardoor aan het einde van het jaar de voorziening ca. € 20.000 bedraagt. Voorziening Bereikbaarheidsoffensief, De Boer/EIISS, GDU De opgenomen voorzieningen betreffen de aangegane verplichtingen die nog verschuldigd zijn aan belanghebbenden. Voorziening Volkshuisvestingsregelingen Deze voorziening kan gesplitst worden naar soort, namelijk voorziening BWS, maatwerk dkp-complexen en stedelijke vernieuwing 2002-2004. De eerste betreft een bedrag van € 10,8 miljoen. De omvang van het deel dat betrekking heeft op maatwerk dkp-complexen is € 0,625 miljoen terwijl het deel stedelijke vernieuwing € 0,46 miljoen bedraagt. Voorziening Openbaar Vervoer In 2003 is aan deze voorziening € 0,1 miljoen toegevoegd in verband met afschrijving op de reizigersinformatiesystemen in Schiedam en Spijkenisse. P Langlopende schulden Dit betreft een post bij volkshuisvesting. Dit betreft verplichtingen die in 2006 tot vereffening zullen leiden. Een deel van de van VROM ontvangen gelden is belegd. Zie hiervoor ook de toelichting onder effecten. S Vlottende passiva Crediteuren Deze post is, na eliminatie van interne vorderingen en schulden, als volgt opgebouwd:
Stadsregio algemeen BOR Openbaar Vervoer GDU Volkshuisvestingsregelingen TOTAAL
Bedrag € 3,74 miljoen € 0,05 miljoen € 0,04 miljoen € 0,1 miljoen € 0,02 miljoen € 3,95 miljoen
De belangrijkste nog te betalen posten bij Stadsregio Algemeen betreffen openstaande rekeningen aan de dS+V, de GGD en de directie Bedrijfsvoering van de gemeente Rotterdam. Het bedrag genoemd onder BOR betreft een nog aan de centrale administratie van de Stadsregio Rotterdam te betalen bedrag ad € 4.086, als mede een nog aan de dS+V verschuldigd bedrag m.b.t. uitvoeringskosten ad € 43.527. Voor wat betreft GDU gaat het om een bedrag dat is verschuldigd aan dS+V in verband met uitvoeringskosten. Bij de vollkshuisvestingsregelingen gaat het om een nog te betalen factuur van de ADR. Liquide middelen Onder de vlottende activa staan de bankrekeningen met een positief saldo vermeld. De enige bankrekeningen met een negatief saldo zijn die van OBR-Vinex, met een totaal van € 23,79 miljoen. Overlopende passiva
Stadsregio algemeen Openbaar Vervoer GGD Jeughulpverlening OBR-Vinex Volkshuisvestingsregelingen TOTAAL Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
Bedrag € 1,14 miljoen € 0,85 miljoen € 3,92 miljoen € 2,71 miljoen € 6,65 miljoen € 15,27 miljoen
12
De grootste posten worden hieronder verklaard. De post bij Stadsregio Algemeen betreft onder andere openstaande vorderingen van het projectbureau RR2020, de dS+V en de Bestuursdienst Rotterdam. De post onder GGD Jeugdhulpverlening vloeit voor het grootste gedeelte voort uit over 2003 afgegeven beschikkingen en de overheidsbijdrage voor arbeidskostenonwikkeling (OVA middelen). Daarnaast is er ook een bedrag opgenomen dat verband houdt met een investering in een kindertehuis. Het merendeel van het bedrag genoemd onder OBR Vinex betreft verplichtingen aan derden op grond van het Vinex Omslagfonds. Voor wat betreft de volkshuisvestingsregelingen gaat het om reeds ontvangen bijdragen van VROM, die bestemd zijn voor de betaling van niet uit de balans blijkende verplichtingen. Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen Rechten Dit betreft de netto contante waarde van het deel van de nog van het rijk te ontvangen jaarlijkse bijdragen, die in het jaar 1994 beschikt zijn door het toenmalige Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten Verplichtingen Dit betreft de netto contante waarde van de nog verschuldigde jaarlijkse bijdragen, die in het jaar 1994 beschikt zijn door het toenmalige Samenwerkingsverband Rijnmondgemeenten.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
13
4 RESULTATENREKENING 2003 op hoofdlijnen (in €) LASTEN subfunctie
omschrijving
001.00
Bestuursorganen
002.30
Communicatie
002.40
Commissie Beroep- en Bezwaarschriften
210.00
Verkeer en Vervoer
210.10
G.D.U.
210.20
Duurzaam Veilig
210.30
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
Rekening 2003
61.869
172.793
150.632
437.957
451.481
451.557
8.053
10.000
9.574
4.645.799
3.605.630
3.483.292
22.955.114
37.589.180
29.891.204
1.703.678
1.145.749
1.488.286
Bereikbaarheidsoffensief
110.604.587
43.491.978
5.710.412
212.00
Openbaar vervoer
169.621.788
173.694.841
179.631.564
212.20
Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (EIISS)
3.713.575
10.000
-365.930
482.00
Volwasseneneducatie
52.424
68.666
99.088
560.10
Beheerkosten Groen Akkoord
391.152
406.632
406.632
560.20
Beleidsontwikkeling en programma-management reg. groen
701.589
953.372
875.142
560.40
Investeringen Groen Akkoord
611.00
Werk en Inkomen
620.00
Jeugdhulpverlening
620.10
Maatschappelijke hulpverlening
723.00
0
0
30.207
195.326
370.925
305.434
58.848.579
57.463.927
64.935.366
181.512
193.147
193.147
ROM-Rijnmond
215.934
199.666
96.357
723.10
Sanering Verkeerslawaai
215.917
0
0
723.20
Overige Milieukosten
206.388
540.947
466.840
810.00
Ruimtelijke ordening
1.673.882
2.442.525
1.992.252
810.10
Vinex
335.792
548.320
275.146
810.20
Omslagfonds Vinex
18.127.495
23.700.000
-5.100.195
810.30
Grondkosten Vinex
940.230
14.131.628
2.208.800
810.40
Economie
564.729
876.911
337.228
810.50
BIR
182.860
157.305
501.252
820.10
Wonen
714.459
748.064
861.072
820.10
Wonen, Besluit Woninggebonden Subsidies
6.585.862
6.806.703
7.363.384
913.00
Beleggingen
4.633.635
2.025.000
1.062.372
921.10
Algemene uitkeringen
0
0
0
922.10
Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen
12.254.231
7.425.117
32.396.687
922.15
Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden
0
0
0
922.20
Onvoorziene uitgaven
0
25.378
0
992.10
Resultaat boekjaar
5.097.401
0
5.039.794
425.871.817
379.255.885
334.796.594
Totaal:
Aldus besloten op 14 april 2004 door het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam de secretaris,
mr. M.C. Jansen
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
14
BATEN subfunctie
omschrijving
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
Rekening 2003
001.00
Bestuursorganen
0
0
0
002.30
Communicatie
0
0
0
002.40
Commissie Beroep- en Bezwaarschriften
0
0
0
210.00
Verkeer en Vervoer
-3.544.816
-1.468.518
-1.499.178
210.10
G.D.U.
-25.831.019
-15.914.000
-24.354.312
210.20
Duurzaam Veilig
-1.703.678
-1.145.746
-1.302.566
210.30
Bereikbaarheidsoffensief
212.00
Openbaar vervoer
212.20
Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (EIISS)
482.00
Volwasseneneducatie
560.10
Beheerkosten Groen Akkoord
560.20
-34.716.812
0
-71.000
-168.909.000
-173.816.122
-180.461.122
-3.655.691
0
497.762
0
0
0
0
0
0
Beleidsontwikkeling en programma-management reg. groen
-27.227
-27.227
-27.227
560.40
Investeringen Groen Akkoord
-32.737
-32.737
-32.737
611.00
Werk en Inkomen
-76.320
-175.000
-145.722
620.00
Jeugdhulpverlening
-59.044.891
-55.905.075
-61.463.836
620.10
Maatschappelijke hulpverlening
0
0
0
723.00
ROM-Rijnmond
-23.420
0
0
723.10
Sanering Verkeerslawaai
-215.917
0
0
723.20
Overige Milieukosten
0
0
0
810.00
Ruimtelijke ordening
0
0
0
810.10
Vinex
0
0
0
810.20
Omslagfonds Vinex
0
-32.600.000
-24.644.644
810.30
Grondkosten Vinex
-2.073.978
-853.809
-1.023.441
810.40
Economie
0
0
0
810.50
BIR
0
0
0
820.10
Wonen
-22.689
-22.689
-22.689
820.10
Wonen, Besluit Woninggebonden Subsidies
-12.279.983
0
-10.740.255
913.00
Beleggingen
-11.512.300
-6.646.727
-8.510.269
921.10
Algemene uitkeringen
-6.712.348
-7.339.081
-7.339.080
922.10
Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen
-95.488.991
-83.309.154
-13.626.563
922.15
Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden
0
0
-29.716
922.20
Onvoorziene uitgaven
0
0
0
992.10
Resultaat boekjaar
0
0
0
-425.871.818
-379.255.885
-334.796.594
Totaal:
de voorzitter,
mr. I.W. Opstelten.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
15
5 TOELICHTING OP DE RESULTATENREKENING 2003 De resultatenrekening over 2003 geeft een lager totaal in de lasten dan in 2002. Dit verschil ad € 91 miljoen is grosso modo te herleiden tot de lagere verplichtingen binnen het bereikbaarheidsfonds, zijnde € 104 miljoen en hogere verplichtingen binnen de jeugdhulpverlening € 6 miljoen en de GDU € 7 miljoen. Het totale resultaat over 2003 bedraagt € 5.039.794. Dit resultaat bestaat uit de volgende deelresultaten: rentebaat jeugdhulpverlening € 97.060 rentebaat de Boer-EIISS regeling € 618.502 rentebaat Besluit Woninggebonden Subsidies € 2.150.968 vrijval Besluit woninggebonden subsidies € 250.664 resultaat stadsregio algemeen € 1.922.600 Het resultaat ad. € 1.922.600 heeft voornamelijk betrekking op lagere uitgaven op de verschillende beleidste rreinen. Slechts voor een bedrag van € 148.948 heeft het betrekking op de apparaats- en bestuurskosten. Het resultaat van stadsregio algemeen van € 1,9 miljoen is niet toe te wijzen aan één of twee beleidsterreinen. In onderstaande tabel treft u globaal de resultaten per beleidsterrein aan, zonder het resultaat op apparaatsen bestuurskosten (€ 148.948) in beschouwing te nemen. Beleidsterrein Apparaatslasten
€
Bestuursorganen V&V planontwikkeling Rijksbijdrage Verdi Werk en Inkomen
€ € € €
ROM. Rijnmond
€
Overige milieukosten Ruimtelijk beleid Externe Expertise Economie Volkshuisvesting Rentebaten stadsregio Onttrekking reserves Onvoorzien Vrijval voorzieningen voor alg. doeleinden Diverse kleine resultaten Totaal
Resultaat Toelichting 126.786 Na de toevoeging aan een voorziening wachtgelden resteert nog een resultaat op salariskosten van € 213.602; een resultaat op organisatiekosten van € 64.273; de kostenpost ‘diensten door derden’ en ‘overige personeelskosten’ hebben een tekort van € 160.168 22.162 De begrote kosten dagelijks bestuur zijn lager gerealiseerd 85.818 Er wordt minder uitgegeven dan oorspronkelijk begroot 30.660 Loon- prijs indexatie is niet begroot 64.059 Door het ‘provinciegeld’ is dit budget niet geheel uitgeput
103.309 In tegenstelling tot voorgaande jaren wordt het resultaat op ROM Rijnmond niet gedoteerd aan de voorziening; € 147.687 Er is minder uitgegeven dan begroot € 180.318 Er is minder uitgegeven dan begroot € 129.254 Er is minder uitgegeven dan begroot € 237.483 Er is minder uitgegeven dan begroot € 33.332 Er is minder uitgegeven dan begroot € 97.778 Door € 50 miljoen van april 2003 – april 2004 op een beheerrekening hoger te laten renderen is dit resultaat gerealiseerd € 595.237 Dit is de reserve randstadrail die vrijvalt € 25.378 Het was niet nodig dit budget aan te spreken € 29.716 Dit bedrag was vorig jaar te hoog opgenomen in de voorziening ve rvoermanagement € 13.952 € 1.922.600
Met betrekking tot de verdeling van het gepresenteerde resultaat van € 1.922.600 van stadsregio Algemeen wordt het volgende voorgesteld: GDU € 1.334.797 Algemene reserve € 113.392 Reserve minimalisatie doorbelastingen € 474.411 De motivatie van de verdeling is als volgt: Er is in feite niet een resultaat, maar een lager tekort. Omdat het begrote tekort zo veel lager uitvalt is het vanzelfsprekend dat de extra doorbelasting op de GDU teniet wordt gedaan. Met andere woorden de extra doorbelaste apparaatskosten, (dus boven op de directe verkeer en vervoer gerelateerde apparaatskosten en bestuurskosten) ad € 1.334.797 kunnen vervallen. In het begrotingsproces 2004 is de indexering van de gemeentelijke bijdrage aan de orde geweest. Uiteindelijk is besloten om deze bijdrage lager te indexeren dan de oorspronkelijke afspraak. De uit te voeren taken zijn beleidsmatig met de juiste loon / prijs indexering verwerkt in de begroting. Hierdoor ontstond een tekort. Dit Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
16
tekort is door middel van een onttrekking van de algemene reserve gedekt. Het ging hierbij om een bedrag van € 113.392. Met de verdeling van het resultaat van 2002 is door de regioraad besloten om een reserve minimalisatie doorbelastingen te creëren. Deze reserve is ultimo 2003 € 764.209 groot. De regioraad had hiermee voor ogen dat, mocht er na de verantwoordingen naar het Rijk blijken één of meer doorbelastingen niet gehonoreerd worden, dit kan worden opgevangen uit deze reserve. Komend jaar wordt dit helder. Daarom is het voorstel om het restant van het resultaat ad € 474.411 toe te voegen aan de reserve minimalisatie doorbelastingen. De vrij te besteden rentebaten van ‘de Boer-EIISS’ en de regeling BWS worden conform vigerende besluitvo rming toegevoegd aan de bestemmingsreserves van deze beleidsterreinen; het vrijvallende bedrag van BWS wordt eveneens toegevoegd aan de bestemmingsreserve van de regeling Besluit Woninggebonden Subsidies. Onderstaande tabel geeft de verschillen ten opzichte van de begroting weer. subfunctie
omschrijving
001.00 002.30 002.40 210.00 210.10 210.20 210.30 212.00
Bestuursorganen Communicatie Commissie Beroep- en Bezwaarschriften Verkeer en Vervoer G.D.U. Duurzaam Veilig Bereikbaarheidsoffensief Openbaar vervoer
212.20 482.00 560.10 560.20 560.40 611.00 620.00 620.10 723.00 723.20 810.00 810.10 810.20 810.30 810.40 810.50 820.10 820.10 913.00 921.10 922.10 922.15 922.20
begrote lasten -/- werkelijke lasten
begrote baten -/- werkelijke baten
saldo per subfunctie
22.161 -76 426 122.338 7.697.976 -342.537 37.781.566 -5.936.723
0 0 0 30.660 8.440.312 156.820 71.000 6.645.000
22.161 -76 426 152.998 16.138.288 -185.717 37.852.566 708.277
Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (EIISS) Volwasseneneducatie Beheerkosten Groen Akkoord Beleidsontwikkeling en programma-management reg. groen Investeringen Groen Akkoord Werk en Inkomen Jeugdhulpverlening Maatschappelijke hulpverlening ROM-Rijnmond Overige Milieukosten Ruimtelijke ordening Vinex Omslagfonds Vinex Grondkosten Vinex Economie BIR Wonen Wonen, Besluit Woninggebonden Subsidies Beleggingen Algemene uitkeringen Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden Onvoorziene uitgaven
375.930 -30.422 0 78.230 -30.207 65.491 -7.471.439 0 103.309 74.107 450.273 273.174 28.800.195 11.922.828 539.683 -343.947 -113.008 -556.681 962.628 0 -24.971.570 0 25.378
-497.762 0 0 0 0 -29.278 5.558.761 0 0 0 0 0 -7.955.356 169.632 0 0 0 10.740.255 1.863.542 -1 -69.682.591 29.716 0
-121.832 -30.422 0 78.230 -30.207 36.213 -1.912.678 0 103.309 74.107 450.273 273.174 20.844.839 12.092.460 539.683 -343.947 -113.008 10.183.574 2.826.170 -1 -94.654.161 29.716 25.378
Resultaat per boekjaar
49.499.085
-44.459.291
5.039.794
Een ‘-/-‘ betekent dat het resultaat negatief wordt beïnvloed (lager resultaat) en een ‘+’ betekent dat het b edrag het resultaat verhoogt. In de kolom saldo staat het resultaat per beleidsterrein. De saldi op de grote rijksgeldstromen worden geneutraliseerd door het resultaat op subfunctie 922.10; dit zijn de toevoegingen / onttrekkingen aan de bestemmingsreserves Doorbelasting op rijksbijdragen Nieuw in de jaarrekening is de doorbelasting van een deel van de apparaatslasten op rijksbijdragen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
17
Met de groei van het takenpakket van de stadsregio alsmede de ambitie bestaande taken professioneler uit te voeren is op 23 januari 2002 reeds door het DB geconstateerd dat uitbreiding van het ambtelijk apparaat van de stadsregio onontkoombaar is. De regioraad heeft duidelijk te kennen gegeven dat verdere verhoging van de gemeentelijke bijdrage niet aanvaardbaar is. Daarom kon de groei van de formatie niet op de deelnemende gemeenten worden afgewenteld. Eén en ander zou resulteren in een tekort op de begroting 2003 van € 3,9 mln. Bij de DB- standpuntbepaling met betrekking tot de vergroting van de ambtelijke capaciteit is daarom reeds aan de orde geweest dat slechts door het (meer) doorbelasten van apparaatslasten op de rijksuitkeringen een sluitende begroting mogelijk is. Methode van doorbelasting. In tegenstelling tot 2002 wordt er doorbelast op de doeluitkeringen GDU, Bereikbaarheidsfonds, Jeugdhulpverlening, BWS-reserve, Exploitatie OV en de rijksbijdrage Grondkostenfonds. Deze doorbelasting wordt bepaald via de kostenverdeelstaat en wordt in vier trappen gerealiseerd. de apparaatslasten worden, voor zover direct toerekenbaar, toebedeeld aan de doeluitkeringen. Vervolgens worden de uitvoeringskosten van de GGD op de doeluitkering Jeugdhulpverlening in mindering gebracht en worden de directe lasten die gepaard gaan met de bestuursondersteunende activiteiten doorbelast op alle genoemde doeluitkeringen. Het bedrag dat hierna nog ongedekt blijft, wordt in zijn geheel in mindering gebracht op de doeluitkering GDU. De doorbelaste bedragen zijn de begrote bedragen. Immers, zoals reeds vermeld vindt het gepresenteerde resultaat van stadsregio Algemeen niet zijn oorzaak in de apparaats- en bestuurskosten. Om die redenen is de doorbelasting conform de begroting verantwoord. Met een gedeelte van het resultaat van 2002 en 2003 is een reserve minimalisatie doorbelastingen gerealiseerd, met het doel een vangnet te creëren om doorbelastingen die niet geaccepteerd worden na verantwoording aan het ministerie, geheel of gedeeltelijk te kunnen opvangen. In § 5.1 wordt een verdere toelichting op de apparaatslasten gegeven. 5.1. Apparaatskosten algemeen De apparaatslasten van de ambtelijke organisatie bedroegen in 2003 € 4.426.154. De apparaatslasten waren met begrotingswijziging 2003-IV (Regioraad 5 november 2003) vastgesteld op € 4.552.940. Dit betekent een positief resultaat van € 126.786. Onderstaande tabel geeft inzicht in de begrote en werkelijke kosten die onderdeel zijn van de totale apparaatskosten.
Personele kosten Diensten door derden Overige personeelskosten Huisvestingslasten Organisatiekosten Totaal
Gewijzigde begroting 2003-IV 2.848.874 513.000 337.000 324.600 529.465 4.552.939
Werkelijke kosten 2003
Resultaat 2003
2.635.272 375.994 411.302 608.544 395.041 4.426.153
213.602,00 137.006,00 -74.302,00 -283.944,00 134.424,00 126.786,00
De post personele kosten is inclusief een bijdrage voor personeelslasten verkeer en vervoer van € 90.757 van de gemeente Rotterdam. 5.2. Personele kosten De werkelijke formatie ultimo 2003 is 44,26 fte; de begrote fte zijn conform de door het dagelijks bestuur vastgestelde a mbitie voor de groei in 2003 naar 47 fte. Inzicht in de personele kosten blijkt uit onderstaande tabel:
Directie Ondersteuning Sector RWE Sector Verkeer en Vervoer Sector Ontwikkeling Totaal
1
Fte begroot 2,0 16,4 13,0 10,0 5,6 47,0
Fte. werkelijk 2,0 13,81 11,79 9,891 6,77 44,26
Kosten begroot 149.546 906.086 838.488 555.974 398.780 2.848.874
Kosten werkelijk 150.302 801.466 721.251 566.418 395.835 2.635.272
Dit is inclusief een wachtgelder
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
18
De verhoging naar 47 fte. was als volgt ingevuld: ontwikkelingen in het kader van ‘De gekozen Toekomst’, de opname van Bedrijveninformatie Rijnmond (BIR) in de stadsregionale organisatie en accentenverzwaring op de gebieden verkeer en vervoer, milieu en groen. 5.3. Diensten door derden In het begrote bedrag waren meer kostensoorten opgenomen dan in het werkelijke bedrag. Nu bestaat ‘diensten door derden’ slechts uit personeel dat extern wordt gecontracteerd, zoals uitzendkrachten of ingehuurde contractanten van een adviesbureau. De overige kosten waren facilitaire kosten, automatiseringskosten en huisvestingskosten ingehuurd vanuit de servicedienst van gemeente Rotterdam. Deze kosten zijn nu verantwoord bij het desbetreffende budget binnen de apparaatskosten. 5.4. Overige personeelskosten Deze post heeft zijn stijging in de kosten voornamelijk te danken aan een toevoeging aan de voorziening wachtgelden/ FPU regeling van € 200.000. Dit bedrag is berekend op grond van de werkelijke salariskosten. Stadsregio Rotterdam verwacht in 2004 en verder zowel verplichtingen te hebben in de wachtgeldregeling als in de FPU regeling. 5.5. Huisvestingslasten In de werkelijke kosten huisvesting is een bedrag opgenomen voor afschrijving van de verbouwing en inrichting van Meent 106. Dit bedrag (€ 259.200) was onder organisatiekosten gebudgetteerd. Daarnaast zijn, zoals o nder ‘diensten door derden’ vermeld de facilitaire kosten van de servicedienst toegevoegd aan de huisvestingslasten. Dit bedrag (ad € 33.841) behelst onder andere de beveiliging van het pand. De overige begrote bedragen zijn binnen het budget gebleven. 5.6. Organisatiekosten De onderbesteding van € 134.424 heeft voornamelijk te maken met een vrijval van € 109.619. Dit waren kosten die verplicht waren in 2001, maar die deels omdat we geen grond van verplichting hadden en deels omdat kosten niet meer door gemeente Rotterdam in rekening worden gebracht. De automatiseringskosten die in rekening worden gebracht vanuit de servicedienst van gemeente Rotterdam worden onder dit budget gebracht. De overige organisatiekosten zijn redelijk binnen het budget gebleven. 5.7. Toerekening apparaatskosten De apparaatskosten zijn door middel van een kostenverdeelstaat toegerekend aan de subfuncties. Bij de s amenstelling van de kostenverdeelstaat 2003 zijn de direct aan beleidsterreinen toewijsbare (salaris)kosten toegerekend aan de desbetreffende subfuncties. Daarnaast zijn de niet direct aan een beleidsterrein toewijsbare lasten naar rato van fte. toegerekend aan alle overige subfuncties. Zie voor een gedetailleerd overzicht de kostenverdeelstaat, opgenomen in bijlage 7.5. 5.8. Geoormerkte gelden Conform de jaarrekeningen van voorgaande jaren, is de lijn gevolgd dat toevoegingen en onttrekkingen aan bestemmingsreserves van de gelden die zijn ontvangen onder stringente condities voor besteding (de zogenaamde geoormerkte gelden) ten gunste of ten laste van het resultaat worden gebracht. Deze toevoegingen of onttrekkingen aan de bestemmingsreserve komen derhalve niet terug in de vorm van een beslissing over de bestemming van een resultaat of over de dekking van een tekort. De achterliggende gedachte hierbij is dat het bestuur geen vrije keuze heeft in de bestemming van deze middelen. Met ingang van 2004 zal conform het ‘Besluit Begroting en Verantwoording’ (BBV) deze gelden via de resultatenrekening naar een voorziening worden overgebracht. 5.9.
Financiële paragraaf
Algemeen Hieronder wordt ingegaan op het financieringsgedrag van de stadsregio. Het wettelijk kader dat hierop van toepassing is, bestaat naast de sinds 2002 geldende Wet Financiering decentrale overheden (Fido) uit het Besluit comptabiliteitsvoorschriften, waarin, als uitvloeisel van de wet, de verplichting is opgenomen om een financieringsparagraaf in de jaarstukken op te nemen. De wet en het besluit geven regels voor het beheersen van financiële risico’s op aangetrokken en uitgezette middelen en het beheer van de treasury. Risicobeheer In dit deel wordt informatie gegeven die relevant is om een volledig beeld te kunnen verkrijgen van de risico’s die de stadsregio loopt op uitstaande bedragen. Kasgeldlimiet De kasgeldlimiet wordt ieder kwartaal aan de toezichthouder verstuurd. Hieronder is het jaaroverzicht gepresenteerd. Hierin wordt de gemiddelde uitstaande netto-vlottende schuld weergegeven ten opzichte van de kasgeldlimiet geldend voor het boekjaar. Het uitgangspunt hierbij is dat de netto-vlottende schuld de kasgeldlimiet Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
19
niet mag overschrijden. Was in de wet FILO de kasgeldlimiet nog gerelateerd aan de balans, in de nieuwe wet is zij gerelateerd aan de begroting. De wet schrijft tevens voor dat bij overschrijding het toezichtregime zal worden verstevigd. Uit de tabel hieronder blijkt dat de ruimte tussen de (gemiddelde) netto vlottende schuld en de kasgeldlimiet ruim boven de norm blijft. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het risico dat de stadsregio niet aan haar kortlopende verplichtingen kan voldoen, uiterst klein is.
bedragen in euro's x 1000
1 Vlottende korte schuld
maand 1 maand 2 maand 3
kw 1 169.780 175.147 172.089
kw 2 296.039 296.797 270.289
kw 3 193.914 182.557 181.350
kw 4 131.093 110.936 90.912
2 Vlottende middelen
maand 1 maand 2 maand 3
403.025 400.053 397.835
561.346 544.815 526.747
496.563 502.078 500.581
353.494 335.090 309.642
3 Netto vlottende schuld (+) overschot vlottende middelen (-) 1-2
maand 1 maand 2 maand 3
233.245224.906225.747-
265.307248.018271.033-
302.649319.521336.447-
222.401224.154218.730-
4 Gemiddeld netto vlottende schuld (+) Gemiddeld overschot vlottende middelen (-) saldo
gemiddeld gemiddeld
172.339 400.305 227.966-
287.708 544.303 256.594-
185.940 499.741 313.800-
110.980 332.742 221.762-
33.853
33.853
33.853
33.853
261.819
290.448
347.654
255.615
261.819-
295.306-
353.393-
255.615-
5 Kasgeldlimiet 6 Ruimte onder kasgeldlimiet 5-4 6b overschrijding van de kasgeldlimiet (4-5) Berekening kasgeldlimiet 7 Begrotingstotaal 2003 8 Het bij ministeriele regeling vastgestelde percentage 9 Kasgeldlimiet: 7*8:100
412.847
8,20% 33.853
412.847
8,20% 33.853
412.847
8,20% 33.853
412.847
8,20% 33.853
Andere risico’s Aangezien de stadsregio geen langlopende leningen heeft uitstaan is toetsing aan de renterisiconorm niet relevant. Ook de kredietreisico’s zijn minimaal gezien het feit dat de stadsregio geen middelen heeft uitgeleend. De resultaten op uitstaande deposito’s en obligaties worden bij de activiteit algemeen financieel beheer toegelicht. De uitgangspunten voor dergelijke beleggingen zijn neergelegd in het treasurystatuut. Ter beheersing van het aan deze beleggingen inherente risico is in het statuut neergelegd dat uitsluitend wordt gewerkt met financiële instellingen met minimaal een AA-status. Daarnaast is bepaald dat er een gedegen liquiditeitsplanning ten grondslag ligt aan het besluit bedragen te beleggen. De achtergrond hiervan is dat de stadsregio ten alle tijden in de liquiditeitsbehoefte dient te kunnen voorzien. Tot slot bepaalt het treasurystatuut dat het verwachte re ndement op de beleggingen nooit lager mag zijn dan het begrote rentepercentage. Treasury Vanaf 1 juli 2002 is er een treasurystatuut van kracht, waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het dagelijks bestuur worden beschreven, alsook de wijze van verantwoording afleggen naar de Regioraad. In 2003 diende de uitvoering van de treasuryfunctie uitsluitend de publieke taak. Er zijn geen ontwikkelingen geweest die van invloed kunnen zijn op de treasury functie zoals reorganisatieprocessen, bijzondere projecten, wijziging van wet- en regelgeving enzovoorts. Vermogensbeheer De huisbankier van de stadsregio is de Rabobank. In 2003 is daarnaast een relatie aangegaan met een dochteronderneming van de Rabobank, de vermogensbeheerder Schretlen & Co. Met deze partij is in de laatste maanden van 2003 gewerkt aan een voorstel ter belegging van € 75 miljoen dat in januari van 2004 is voorgelegd aan en geakkoordeerd door het dagelijks bestuur. Kasbeheer De activiteiten van de stadsregio Rotterdam in het kader van kasbeheer richten zich voornamelijk op het instandhouden van een optimaal niveau van liquiditeiten. In 2003 heeft zich niets voorgedaan waardoor de liquiditeitspositie gevaar liep. Over het algemeen kan worden gezegd dat de stadsregio Rotterdam, met een gemiddelde liquiditeitsratio van 8, een zeer gezonde liquiditeitspositie heeft. Informatievoorziening voor de financieringsfunctie In 2003 is het handboek administratieve organisatie geactualiseerd. Daarbij is ook gekeken naar de organisatorische processen die verband houden met de treasuryfunctie. Het treasurystatuut geeft een globaal beeld van Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
20
deze processen. In 2004 zullen deze processen volgens de in het handboek gehanteerde systematiek worden uiteengezet en opgenomen in het handboek. Verder zullen de 4- en 8-maandsbestuursrapportages worden aangevuld zodat ook informatie kan worden verschaft over treasuryactiviteiten. 5.10.
leeswijzer voor getallen
In de cijfertabellen in de hoofdstukken 2, 4 en 7 en de bijlagen is een uitgebreid overzicht van de geraamde baten en lasten opgenomen. De cijfers in deze overzichten van baten en lasten moeten als volgt worden gelezen: § In de kolommen met de cijfers van de rekening 2002 en de begroting 2003 zijn de baten opgenomen als negatieve bedragen en de la sten in de vorm van positieve bedragen; § In de kolom ‘verschil begroting 2003 -/- rekening 2003’ moet een positief bedrag worden gelezen als een verhoging van het budget bij de lasten en een verlaging van het budget bij de baten. Een negatief bedrag staat derhalve voor een verlaging van het budget bij de lasten en een verhoging bij de baten. In hoofdstuk 7 is een toelichting per subfunctie opgenomen. Daarin is – analoog aan eerdere begrotingen en rekeningen – bij de lasten onderscheid gemaakt naar de directe lasten, de toegerekende apparaatslasten en de in mindering te brengen doorbelaste apparaats- en bestuurskosten. Van een doorbelasting is sprake bij de subfuncties 210.10 (GDU), 210.30 (BOR), 212.00 (Openbaar vervoer), 620.00 (Jeugdhulpverlening), 810.30 (Vinex Grondkostenfonds) en 922.10 (Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen voor wat betreft de vrije BWS middelen). De directe lasten zijn de begrote projectgebonden verplichtingen die zijn voorzien ter invulling van de taken van de stadsregio, de (indirecte) apparaatslasten zijn de kosten die door het ambtelijk apparaat worden gemaakt in de uitvoering van die taken. De batenzijde is bij de subfuncties de rijks- , provincie-, of gemeentelijke bijdrage. De dekking door middel van rente en / of onttrekking reserves staat onder subfunctie 922.10. In bijlage 7.2 ‘jaarrekening in detail’ zijn deze doorbelastingen nader gespecificeerd en zijn de lasten en baten verder uitgewerkt. De systeemwijziging doorbelasten van apparaats- en bestuurskosten bemoeilijkt het vergelijken van de rekening 2002 en 2003.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
21
6. TOELICHTING PER HOOFDFUNCTIE HOOFDFUNCTIE 0
ALGEMEEN BESTUUR
Functie:
001 Bestuursorganen
Portefeuillehouder:
I.W. Opstelten
Sector(hoofd):
secretaris M.C. Jansen
Beleidsveld:
001.00 Bestuursorganen
Doelstelling:
Het vertegenwoordigen van de aan het samenwerkingsverband deelnemende gemeenten en het doen functioneren van het (dagelijks) bestuur.
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
61.869
172.793
150.632
0
0
0
0 61.869
0 172.793
0 150.632
Toelichting: De toename van het bedrag aan directe lasten in de begroting 2003 heeft te maken met de deelname aan het Samenwerkingsverband Regio Randstad. In 2003 werd voor het eerst voor het hele jaar een bijdrage betaald. Ook is in 2003 € 20.000 besteed aan een bijdrage voor de begeleidingscommissie Integrale Veiligheid. De onderschrijding ten opzichte van de begroting 2003 vloeit voort uit het niet volledig uitgeven van het begrote bedrag voor lasten dagelijks bestuur.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
22
HOOFDFUNCTIE 0
ALGEMEEN BESTUUR
Functie:
002 Bestuursondersteuning
Portefeuillehouder:
G.J. ‘t Hart
Sector(hoofd):
communicatie W. Nettinga
Beleidsveld:
002.30 Communicatie
Doelstelling:
Het ondersteunen van het beleid door middel van communicatie. Het intern en extern vergroten van het draagvlak voor en het verbeteren van het imago van de stadsregio Rotterdam bij de achterban, de bestuurders het maatschappelijk middenveld alsmede bij de inwoners van de stadsregio. Dit betekent dat per beleidsterrein de desbetreffende interne- en externe doelgroepen zo goed mogelijk bereikt dienen te worden met een mix van middelen die de stadsregio ten dienste staat.
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
437.957
451.481
451.557
0
0
0
0 437.957
0 451.481
0 451.557
Toelichting: Bij apparaatskosten is voor 2003 en verder geen bedrag opgenomen. Communicatie wordt gezien als ondersteunend, en niet als zelfstandig beleidsterrein; daarom worden er geen apparaatskosten aan toegekend. De grootste kostenposten worden gevormd door activiteiten ten behoeve van het informeren van belangrijke doelgroepen voor de stadsregio, voorlichtingsactiviteiten en inspraaktrajecten op de verschillende beleidsterreinen. In 2003 is gestart met een informatiecampagne over de stadsregio op RTV Rijnmond. Deze campagne zal doorlopen tot en met het voorjaar van 2004. Via een maandelijkse informatiepagina in de huis-aan-huisbladen werd publieksinformatie verstrekt over besluiten van het dagelijks bestuur en de regioraad. Na bijna een jaar van intensieve voorbereidingen kon in februari 2003 de stadsregio haar nieuwe website in gebruik nemen. Ook is dit jaar gestart met de uitgave van het relatiemagazine SR Perspectief. Dit medium is primair bestemd voor maatschappelijke organisatie, bedrijfsleven, en relaties bij provincie en rijk. In de 2 e helft van 2003 is de uitgave van het Regiojournaal vernieuwd. Het Sociaal Bulletin werd gestart als vervanger van twee afzonderlijke nieuwsbrieven. Voor het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan werd een inspraaktraject georganiseerd. Ook werd een aparte informatiecampagne verzorgd rond de herzonering van het openbaar vervoer. De voor november geplande regiodag is verplaatst naar de 1 e helft van 2004.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
23
HOOFDFUNCTIE 0
ALGEMEEN BESTUUR
Functie:
002 Bestuursondersteuning
Portefeuillehouder:
I.W. Opstelten
Sector(hoofd):
secretaris M.C. Jansen
Beleidsveld:
002.40 Commissie Beroep- en bezwaarschriften
Doelstelling:
Het afhandelen van bezwaar-en beroepschriften tegen de stadsregio en het voeren van procedures namens de stadsregio. Voorts is het budget bestemd voor de externe klachtenbehandeling door de regionale Ombudsman.
Betrokken dienst:
bestuursdienst / stafafdeling juridische zaken
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
8.053
10.000
9.574
0
0
0
0 8.053
0 10.000
0 9.574
Toelichting: In het begrote bedrag voor de commissie bezwaar en beroep is ook een bedrag opgenomen voor de ombudsman. Deze externe klachtenbehandeling is door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verplicht gesteld. Aangezien het zich liet aanzien dat ook in 2003 geen klachten zouden worden ingediend, is het begrote bedrag halverwege 2003 verlaagd tot € 10.000. De bezwaarschriften, ingediend in 2003 hadden alle betrekking op het het Besluit Woninggebonden Subsidies. De kosten voor het Juridisch Adviesbureau zijn hoger uitgevallen dan in vorige jaren, onder meer door advisering in het kader van de aanbesteding van de concessie openbaar vervoer Voorne-Putten.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
24
HOOFDFUNCTIE 2
VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT
Functie:
210 Wegen, Straten en Pleinen
Portefeuillehouder:
S. Hulman
Sector(hoofd):
verkeer en Vervoer P.A.C. Vonk
Beleidsveld:
210.00 Verkeer en vervoer - Planontwikkeling
Doelstelling:
Het ontwikkelen en (doen) uitvoeren van beleidsplannen en -projecten in het kader van het Regionaal Verkeers- en Vervoerplan en Fileplan Regio Rotterdam
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
2.987.122
3.293.290
309.130
312.340
3.203.548 275.820
-3.544.816 -248.564
-1.468.518 2.137.112
-1.499.178 1.980.190
Toelichting: De directe lasten van de planontwikkeling hebben ten opzichte van de begroting een geringe afwijking. Dit is het gevolg van het doorschuiven van projecten van de verkenningen- naar planstudiefase. In de planstudiefase worden de kosten van voorbereiding, administratie en toezicht (VAT) ten laste gebracht van de investeringsfondsen van de stadsregio. Tevens is een deel van de kosten van de uitvoering van het verkeersveiligheidsbeleid ten laste gebracht van de Interim-regeling Duurzaam Veilig. Ten opzichte van de in de begroting voorgenomen invulling is er meer besteed aan algemeen beleid en financiering, met name voor het afronden van het RVVP (communicatie / inspraak) en de voorbereiding van de uitvoeringsafspraken met de wegbeheerders. Bij de uitgaven ten behoeve van planontwikkeling voor infrastructuur heeft het accent in 2003 gelegen op het op gang krijgen c.q. houden van wegprojecten. Daarbij lag het accent op de wegen aan de noordkant van de regio, de ontsluiting van Voorne-Putten en de aanpak in het kader van Samenhangend Netwerk. Het budget voor vervoersmanagement is vrijwel volledig besteed, waarvan het grootste deel ten behoeve van de inspanningen van het VCC-R plus een aantal projecten zoals het stimuleren van vervoersmanagement in relatie met de opening van de verlengde Calandlijn en het project “Op de fiets werkt beter”.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
25
HOOFDFUNCTIE 2 VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT Functie:
210 Wegen, Straten en Pleinen
Portefeuillehouder:
S. Hulman
Sector(hoofd):
verkeer en Vervoer P.A.C. Vonk
Beleidsveld:
210.00 Verkeer en vervoer – Randstadrail
Doelstelling:
het administratief afwikkelen van de bijdrage van de stadsregio Rotterdam aan het project Randstadrail
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
1.349.547
0
3.924
0
0
0
-2.075.480 -725.933
0 0
0 3.924
Toelichting: Dit bedrag zijn nagekomen kosten van Haaglanden. De projectfase voorbereiding Randstadrail is voor de stadsregio Rotterdam administratief afgehandeld per 31 december 2003.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
26
HOOFDFUNCTIE 2 VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT Functie:
210 Wegen, Straten en Pleinen
Portefeuillehouder:
S. Hulman
Sector(hoofd):
verkeer en Vervoer P.A.C. Vonk
Beleidsveld:
210.10 Verkeer en vervoer - GDU
Doelstelling:
Het (doen) realiseren van infrastructuurprojecten met regionale betekenis binnen de stadsregio Rotterdam
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Stadsregio - doorbelasting apparaat- en bestuurskosten - dS+V-apparaatslasten Baten Saldo
22.774.656
38.947.000
180.458
168.560
31.220.799 196.785
0
-191.583
-191.583
0
-1.334.797
-1.334.797
-25.831.019 -2.875.905
-15.914.000 21.675.180
-24.354.312 5.536.892
Toelichting: De GDU (Gebundelde Doeluitkering) is een rijksbijdrage voor investeringen in infrastructuur, bedoeld voor projecten waarvan de kosten minder zijn dan € 11,3 mln. (ƒ 25 mln.) Voor de duurdere projecten verleent het rijk een projectbijdrage in het kader van het MIT (Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport). De GDU mag wel aangewend worden om de eigen bijdrage voor deze grote projecten te dekken. De uitgaven in het kader van de GDU worden jaarlijks aan het rijk verantwoord. De huidige rijksbeschikking loopt tot en met het jaar 2003. Om voor een GDU-bijdrage in aanmerking te komen moet een project opgenomen zijn in het vigerende RIVV en dus voldoen aan de criteria zoals in het RIVV genoemd. Toevoeging aan het RIVV is mogelijk door een tussentijds DB-besluit, binnen het door de regioraad vastgestelde financiële kader. In 2003 zijn 39 beschikkingen afgegeven ten laste van de GDU. Voor de kleine projecten waren dat er 35 waarmee voor € 11,1 mln. aan verplichtingen is aangegaan. Voor grote projecten zijn vier beschikkingen afg egeven ten laste van de GDU waarmee voor € 9,9 mln. aan verplichtingen is aangegaan. Tenslotte zijn de uitvoeringskosten voor de GDU-regeling hier opgenomen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
27
HOOFDFUNCTIE 2 VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT Functie:
210 W egen, Straten en Pleinen
Portefeuillehouder:
S. Hulman
Sector(hoofd):
verkeer en Vervoer P.A.C. Vonk
Beleidsveld:
210.20 Verkeer en vervoer – Duurzaam Veilig
Doelstelling:
Het bevorderen van de verkeersveiligheid door maatregelen op het gebied van infrastructuur, voorlichting en educatie.
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatslasten Baten Saldo
1.703.678
1.145.749
0
0
1.302.569 185.720
-1.703.678 0
-1.145.746 3
-1.302.566 185.723
Toelichting: De baten en lasten hebben betrekking op de Interimregeling Duurzaam Veilig, een subsidieregeling van het Rijk voor de jaren 2001 t/m 2003, bestemd voor de financiering van verkeersveiligheidsmaatregelen. De stadsregio Rotterdam ontving in het kader van deze regeling voor de jaren 2001, 2003 en 2003 een bedrag van in totaal 2,96 miljoen Euro. De Regioraad stemde op 18 december 2002 in met het voorstel om een groslijst van projecten vast te stellen die in aanmerking kunnen komen voor financiering ten laste van de Interimregeling Duurzaam Veilig. De groslijst bestaat uit een overzicht van voorgenomen investeringen van een van de regionale wegbeheerders, die hiervoor een subsidie ontvangen van 50 % van de kosten. Het gegeven dat de investeringen over meerdere jaren worden verspreid, in combinatie met het feit dat niet alle wegbeheerders hun voornemens hebben omgezet in een daadwerkelijke investering, heeft enerzijds gezorgd voor fluctuaties in de hoogte van de werkelijke uitgaven over de jaren 2002 en 2003 en anderzijds voor verschillen tussen geprognotiseerde uitgaven en werkelijke uitgaven.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
28
HOOFDFUNCTIE 2 VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT Functie:
210 Wegen, Straten en Pleinen
Portefeuillehouder:
S. Hulman
Sector(hoofd):
verkeer en vervoer P.A.C. Vonk
Beleidsveld:
210.30 Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam
Doelstelling:
Door middel van het regionale fonds Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam, dat in het najaar 2000 is gevormd, projecten uitvoeren die de bereikbaarheid van de regio Rotterdam versterken.
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten - doorbelasting apparaat- en bestuurskosten Baten Saldo
110.424.129
43.515.000
180.458
168.550
5.705.199 196.785
0
-191.572
-191.572
-34.716.812 75.887.775
0 43.491.978
-71.000 5.639.412
Toelichting: Het verschil tussen de geplande en de werkelijke projectkosten van het BOR-fonds in 2003 is ontstaan door het niet afgeven van beschikkingen voor de volgende projecten: N470, Fastferry, Parklane fase 2b en OV reisinformatie knooppunten De beschikkingen zijn niet afgegeven in 2003 omdat de aanvragen voor deze projecten niet of niet tijdig zijn ingediend. De bate van € 71.000,- is toe te schrijven aan de hogere eigen bijdrage van wegbeheerder Brielse Dijkkring t.b.v. het project “Constructieve verbetering Ruigendijk Tinte”. De eigen bijdrage is hoger uitgevallen omdat ook de b eschikking hoger is dan het aanvankelijk geraamde bedrag,
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
29
HOOFDFUNCTIE 2 VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT Functie:
212 Openbaar Vervoer
Portefeuillehouder:
S. Hulman
Sector(hoofd):
verkeer en vervoer P.A.C. Vonk
Beleidsveld:
212.00 Openbaar Vervoer: exploitatie
Doelstelling:
Uitvoeren van het openbaar ve rvoer; concessieverlening
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten - doorbelasting apparaat- en bestuurskosten Baten Saldo
168.923.241
173.816.122
698.547
887.930
179.914.285 726.490
0
-1.009.211
-1.009.211
-168.909.000 712.788
-173.816.122 -121.281
-180.461.122 -829.558
Toelichting: lasten en baten: het onderscheid tussen begrote en feitelijke baten en lasten laat zich grotendeels verklaren uit de loon-en prijsbijstelling 2003 die V&W aan de stadsregio beschikbaar heeft gesteld: ca €5,8 mln. Bovendien is een niet in de begroting voorziene bijdrage ontvangen voor 'instandhouding metro-infrastructuur' ad € 823.000. aandeel resultaat € 546.834: het verschil tussen het begrote en feitelijke resultaat laat zich vooral verklaren door mindere lasten van het concessiebeheer en andere beheersactiviteiten t.b.v OV-exploitatie. Daarnaast is het saldo bepaald door de doorbelasting op de rijksbijdrage van de apparaats- en bestuurskosten die conform de begroting wordt toegerekend; de apparaatslasten die ± € 140.000 lager zijn dan begroot. Dit komt, omdat de apparaatskosten over meerdere subfuncties wordt verdeeld, waardoor per subfunctie het b edrag lager uitvalt. De rente op de openbaar vervoer exploitatiegelden wordt verantwoord bij subfunctie 913.00 en bedraagt € 91.383; dit rentebedrag wordt met het resultaat toegevoegd aan de bestemmings-reserve openbaar vervoer.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
30
HOOFDFUNCTIE 2 VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT Functie:
212 Openbaar Vervoer
Portefeuillehouder:
S. Hulman
Sector(hoofd):
verkeer en vervoer P.A.C. Vonk
Beleidsveld:
212.20 Openbaar Vervoer: Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (De Boer-EIISS programma)
Doelstelling:
Het bekostigen van infrastructuurprojecten ten behoeve van de doorstroming van het openbaar vervoer binnen de stadsregio Rotterdam.
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatslasten Baten Saldo
3.713.575
10.000
0
0
-365.930 0
-3.655.691 57.884
0 10.000
497.762 131.832
Toelichting: De subsidieregeling is per 31 december 2001 beëindigd. Het totaal aan afgegeven beschikkingen uit het De Boer/EIISS-programma is € 91,2 mln. Daarvan heeft € 35,4 miljoen betrekking op busprojecten, € 38,2 miljoen op tramprojecten en € 17,6 miljoen op projecten voor verbetering van de doorstroming van de metro. Het budget bedraagt € 80,3 miljoen (€ 72,3 miljoen rijksbijdrage en € 8,0 miljoen eigen bijdrage). De overplanning is ten laste van de GDU gebracht. Door de eindafrekeningen in 2003 (merendeels lager dan de beschikking) en de indexering door het rijk van de openstaande (nog te ontvangen) rijksbijdrage, is in het programma beperkt ruimte ontstaan. Deze ruimte is nog niet opgevuld. In september 2004 dient van elk project een eindafrekening ingediend te worden bij het Rijk. Dan wordt bezien of de overplanning van het programma, die ten laste van de GDU was gebracht (in 2000 en 2001), deels teruggeboekt kan worden naar De Boer/EIISS. Deze overplanning betreft 3 projecten (€ 12,5 mln.). De realisatiecijfers in bovenstaande tabel hebben uitsluitend betrekking op financiële afwikkelingen van eerder toegekende bijdragen. Daar een aantal van deze financiële afwikkelingen tot lagere bijdragen leidden dan oorspronkelijk waren toegekend, is er in de exploitatie sprake van negatieve lasten en positieve baten (als corre ctie op de oorspronkelijke cijfers bij toekenning). De rijksbijdrage is een percentage van de totale bijdrage aan projecten; doordat de uitgekeerde bijdragen gedaald zijn ten opzichte van de toekenning, zijn ook de rechten op het rijk gedaald. In de voortgangsrapportages over 2001 en 2002, die aan het rijk zijn aangeboden, is aangegeven welke projecten gereed zijn gekomen. Dit heeft geleid tot betaling van voorschotten door het rijk van € 42,2 mln., zijnde de rijksbijdrage (90%) voor deze projecten. In de voortgangsrapportage 2003 bleek dat nog niet alle projecten konden worden afgerekend. Het voorschot, dat het rijk heeft uitbetaald, kan dan ook nog niet worden afgedekt met eindafrekeningen. Het rijk zal in 2004 dan ook een deel van het voorschot gaan terugvorderen. In 2005, bij de eindafrekening van de regeling, kunnen deze bijdragen alsnog bij het rijk geclaimd worden. Er zijn nog zes projecten in uitvoering (kosten totaal € 32,7 mln.).
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
31
HOOFDFUNCTIE 4
ONDERWIJS
Functie:
482 Volwasseneneducatie
Portefeuillehouder:
B.G. Euser
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
482.00 Volwasseneneducatie
Doelstelling:
het op termijn komen tot de incorporatie van Oliver in de stadsregio en vooruitlopend daarop pro actief onderling tussen zoveel mogelijk gemeenten van de stadsregio afste mmen van beleid.
Betrokken dienst:
bestuursdienst en Dienst Stedelijke Onderwijs.
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten
14.080
13.466
13.468
- apparaatskosten
38.344
55.200
85.620
Baten Saldo
0 52.424
0 68.666
0 99.088
Toelichting: De incorporatie van Oliver is niet gerealiseerd in 2003 vanwege de nog steeds niet afgeronde afhandeling van oude ESF-projecten. Daarom is een verlengde gemeenschappelijke regeling (2004-2006) OLIVER gemaakt, waarin mogelijk is gemaakt dat de portefeuillehouder van de stadsregio lid van het algemeen bestuur wordt met ingang van 2004 en benoemd wordt tot vice-voorzitter. Het secretariaat van OLIVER wordt uitgevoerd door de Dienst Stedelijk Onderwijs. De stadsregio heeft een subsidie verstrekt aan OLIVER voor ten eerste de ontwikkeling van een kader waarin de uitgangspunten voor de inkoop van het Volwassenen Algemeen Vormend Onderwijs (VAVO) voor de jaren 2004 t/m 2006 worden vastgelegd en ten tweede een vervolg hierop voor het ontwikkelen van criteria voor toelating en een indicatiesysteem voor jongeren van 16 tot 23 jaar voor het VAVO. VAVO wordt uitgevoerd bij de Regionale Opleiding Centra Albeda en Zadkine op basis van jaarcontracten die door OLIVER worden voorbereid en afgesloten. Dit beleidsterrein is nauw verbonden met subfunctie 611 (werk en inkomen)
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
32
HOOFDFUNCTIE 5
CULTUUR EN RECREATIE
Functie:
560 Maatschappelijke leefbaarheid en openbaar groen
Portefeuillehouder:
A.A. Aeyelts Averink-Winsemius
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
560.10 Beheerkosten Groenakkoord
Doelstelling:
Het beheer van de groengebieden die in het kader van het Groenakkoord worden gerealiseerd, gedurende een periode van 10 jaar vanaf de realisatie
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
391.152
406.632
406.632
0
0
0
0 391.152
0 406.632
0 406.632
Toelichting: Betreft de financiële bijdrage van de stadsregio aan het Groenakkoord. Afgesproken is dat de stadsregio jaarlijks € 340.335 beschikbaar stelt, primair ten behoeve van bijdragen aan het beheer van de te realiseren groengebieden, tot een totaal van € 4.537.802, - in 2010. Het bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
33
HOOFDFUNCTIE 5
CULTUUR EN RECREATIE
Functie:
560 Maatschappelijke leefbaarheid en openbaar groen
Portefeuillehouder:
A.A. Aeyelts Averink-Winsemius
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
560.20 Beleidsontwikkeling en programmamanagement regionaal groen
Doelstelling:
Ontwikkeling, uitvoering, monitoring en evaluatie van het Regionaal Groen Beleid
Betrokken dienst:
dS+V, provincie, min. LNV, DLG
Overige betrokkenen:
adviesbureau CEA, Alterra
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten
415.336
577.992
573.367
- apparaatskosten
286.253
375.380
301.775
-27.227 674.362
-27.227 926.145
-27.227 847.915
Baten Saldo
Toelichting: De verdeling van de uitgaven is als volgt: Omschrijving regionaal groenstructuurplan 2 onderzoek recreatiebehoefte onderzoek organisatie en financiering groen onderzoek bevoegdheden landinrichting project groene verbinding project Eendragtspolder project Hoeksepark project Landtong Rozenburg dotatie voorziening beleidsontwikkeling groen bestuurshulp correctie BTW factuur retour Totaal
Bedrag in euro 199.702 14.136 1.600 3.078 97.600 13.841 6.500 38.873 130.818 66.534 1.084 -399 573.367
De ontwikkeling van het Regionaal Groenstructuurplan (RGSP2), gestart in het najaar van 2001, is eind 2003 in een afrondende fase gekomen. Ter onderbouwing van de visie in het RGSP2 is een onderzoek uitgevoerd naar de recreatiebehoefte binnen de regio. Dit onderzoek is in een gezamenlijke opdracht namens provincie en stadsregio uitgevoerd door Alterra. Mede naar aanleiding van de Evaluatie Groenbeleid (DB-behandeling november 2002) is in 2003 een traject opgestart om te komen tot een effectieve aanpak van de uitvoering van groenprojecten. Naar aanleiding van de Nota ‘De gekozen toekomst ‘ is in 2002 een onderzoek gestart en uitgevoerd (door CEA) naar de bevoegdheden Landinrichting en financieringsstromen groen. Afronding van dat onderzoek heeft in 2003 plaatsgevonden. De resultaten zullen worden meegenomen in de Uitvoeringsstrategieplannen. Als onderdeel van het deelproject 750 ha. Groen is, ten behoeve van de groene verbinding een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van een aantal opties voor (groene) verbindingen over de Betuwelijn en A15 tussen Rotterdam-zuid en Barendrecht. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
34
In 2002 is door de stadsregio een voorstel ingediend voor in totaal 75 ha. groen voor medefinanciering uit het budget regionaal groen Vinac. Dit voorstel betrof twee projecten: Boterdorpsepolder en de Eendragtspolder. Door LNV is in 2003 aan beide project en financiering toegezegd. De realisatie van de Boterdorpsepolder wordt getrokken door de gemeente Bergschenhoek. Het gaat hier om de realisatie van 20 ha. groen aan de rand van een VINEX-locatie. De financiering uit het regionaal groen budget loopt via de stadsregio. In 2003 is het project Hoeksepark weer opgestart. De aandacht is vooral uitgegaan naar de inrichtingsmogelijkheden, maar ook hoe de verdere planvorming en aanverwante procedures vorm te geven. De planvormingfase van het project Spijkenisse zuid oost heeft in 2003 opnieuw vertraging opgelopen. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat eind 2003 de gemeente Spijkenisse is verzocht om uiterlijk 1 maart 2004 een bestuurlijke uitspraak te doen over dit project. Anders is het twijfelachtig of vanuit het Groenakkoord subsidie aan dit project kan worden verleend. Ook de financiering (reservering uit 2002 van € 22.000) ten behoeve van de planvorming wordt daarmee twijfe lachtig. Het groenakkoordproject Landtong Rozenburg is in 2003 voortvarend ter hand genomen. Inmiddels heeft de stadsregio haar toezegging voor medefinanciering van de planvormingfase tot aan de uitvoering ter grootte van € 125.000 voldaan (deels betaald uit een reservering uit 2002 en deels uit het budget 2003). De bate van € 27.227 betreft de provinciale bijdrage aan de uitvoering van het Groenakkoord, onder andere ten behoeve van secretariaat van het Coördinatieteam groen. Deze bijdrage wordt jaarlijks geleverd.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
35
HOOFDFUNCTIE 5
CULTUUR EN RECREATIE
Functie:
560 Maatschappelijke leefbaarheid en openbaar groen
Portefeuillehouder:
A.A. Aeyelts Averink-Winsemius
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
560.40 Investeringen Groenakkoord
Doelstelling:
Investeren ten behoeve van het realiseren van groengebieden in het kader van het Groenakkoord
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten
0
0
- apparaatskosten
0
0
0
-32.737 -32.737
-32.737 -32.737
-32.737 -2.530
Baten Saldo
30.207
Toelichting: De bate betreft de jaarlijkse provinciale bijdrage aan het Groenakkoord, die voor investeringen is geoormerkt. Het budget wordt aangewend voor investeringen in kleine concrete groenakkoordprojecten. In 2003 is de stadsregionale bijdrage aan het fietspontje over de Vlaardingervaart betaald. Dat pontje is ook in dat jaar in gebruik genomen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
36
HOOFDFUNCTIE 6
SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
Functie:
611 Werk en Inkomen
Portefeuillehouder:
B.G. Euser
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
611.00 Werk en inkomen
Doelstelling:
bestuurlijke samenwerking op het gebied van werk en inkomen.
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
131.144
250.065
64.182
120.860
155.334 150.100
-76.320 119.006
-175.000 195.925
-145.722 159.712
Toelichting: Bestuurlijk wordt over de sociale thema’s gesproken in het zogenaamde G-18 overleg, het wethoudersoverleg van de portefeuillehouders Sociale Zaken. Dit overleg is in 2003 vijf keer bijeen geweest. De voornaamste thema’s waren: de nieuwe Wet werk en bijstand, Platform Arbeidsmarkt Rijnmond, Europese subsidiemogelijkheden, inburg ering. Het ambtelijk Overleg Oudkomersbeleid Rijnmond is gestart in februari 2003. Hier nemen 12 gemeenten aan deel. De overige gemeenten maken geen gebruik van de rijksregelingen voor oudkomers. Na de startbijeenkomst zijn 6 bijeenkomsten gehouden. Voor gemeenten (6) die gebruik maken van de Regeling inburgering oudkomers 2002 (G-286 regeling) is een workshop gefaciliteerd om hen op weg te helpen een aanpak te ontwikkelen. Er is een bestuurlijke conferentie voorbereid over de bestuurlijke en organisatorische implicaties van de nieuwe Wet op de inburgering, die in 2005 zal ingaan. Deze conferentie is op 23 januari 2004 gehouden. Met het Platform Arbeidsmarkt Rijnmond (PAR) vindt regelmatig uitwisseling plaats over de ontwikkelingen op de a rbeidsmarkt en deelaspecten daarvan. Van het PM bedrag van PAR is geen gebruik gemaakt. Er is ondersteuning verleend aan onder meer de volgende activiteiten: een europees project van de gemeente Capelle aan den IJssel gericht op toeleiding naar de arbeidsmarkt van groepen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt; een conferentie ‘Vrouwen op weg naar werk’; het inrichten van een stagebureau bij VMBO Nieuw Rotterdam door SMS-jobs. Er zijn 3 nummers uitgebracht van het Sociaal Bulletin. Dit blad gaat zowel over sociaal beleid als over jeugdzorg. De kosten worden ook gedeeld. Het blad heeft een oplage van 3000 stuks en wordt verspreid met het Regiojournaal, de nieuwsbrief van de Stadsregio en onder de instellingen voor de jeugdzorg. In het kader van het opbouwen van een kennisnetwerk zijn de volgende activiteiten uitgevoerd: een quick-scan van succesvolle overdraagbare projecten; een overzicht van Europese subsidiemogelijkheden. Er is opdracht verstrekt tot het maken van een sociale kaart van de stadsregio. Het eindproduct is in april 2004 gereed. Op 19 december 2003 is een bestuursovereenkomst Regionale Agenda ‘Samenleving’ stadsregio Rotterdam en provincie Zuid-Holland ondertekend. Op basis van deze bestuursovereenkomst ontvangt de stadsregio jaarlijks een financiële bijdrage, € 175.000 in 2003 oplopend tot € 260.000 in 2006.
Dit beleidsterrein is nauw verbonden met subfunctie 482 (volwasseneneducatie)
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
37
HOOFDFUNCTIE 6 SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING Functie:
620 Maatschappelijke begeleiding en advies
Portefeuillehouder:
B.G. Euser
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
620.00 Jeugdhulpverlening
Doelstelling:
De doeluitkering dient te worden aangewend om de (curatieve) jeugdhulpverlening in de stadsregio Rotterdam te bekostigen
Betrokken dienst:
Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD)
Financieel: Rekening 2002 Lasten: - directe lasten - apparaatskosten - doorbelasting apparaat- en bestuurskosten - uitvoeringskosten GGD Baten Saldo
Begroting 2003
58.710.983
57.492.780
Rekening 2003 64.976.544
137.596
211.240
198.915
0 0
-998.993 758.900
-1.006.203 766.110
-59.044.891 -196.312
-55.905.075 1.558.852
-61.463.836 3.471.530
Toelichting: Nieuwe Wet op de jeugdzorg. De wet op de jeugdzorg is opnieuw met minimaal een jaar uitgesteld. Dit heeft grote consequenties gehad voor de begroting van 2003. Er wordt al twee jaar gewerkt als ware de wet een feit. Dit heeft een groot aantal extra kosten met zich meegebracht o.a. bij de uitvoering van de taken van bureau jeugdzorg. Doordat de wet opnieuw is uitgesteld, laat ook de bijbehorende bekostiging van de wet op zich wachten. Naar het zich nu laat aanzien zal het nieuwe bekostigingssysteem pas in 2007 een feit zijn. Mandaat GGD. Per 1 januari 2004 is het mandaat van de GGD m.b.t. JHV ingetrokken en de bedrijfsvoering terug gehaald naar de SR. Inmiddels is duidelijk dat er een groot bedrag meer beschikt is dan was begroot. Er wordt bij de GGD onderzoek gedaan naar de mate van onvolledigheid, juistheid en rechtmatigheid. Het jaar 2003 zal met een overschrijding van het budget worden afgesloten. Hierdoor is de reserve volledig uitgeput.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
38
HOOFDFUNCTIE 6 SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING Functie:
620 Maatschappelijke begeleiding en advies
Portefeuillehouder:
B.G. Euser
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
620.10 Maatschappelijke hulpverlening
Doelstelling:
Aanvullende bijdrage voor het bieden van pensionplaatsen aan zwerfjongeren. Er wordt getracht de jongeren via een intensief individueel begeleidingstraject te leren een zelfstandig bestaan te le iden.
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
181.512
193.147
193.147
0
0
0
0 181.512
0 193.147
0 193.147
Toelichting:
Maaszicht is een sociaal pension voor thuisloze jongeren met een capaciteit van 30 plaatsen. Het is de enige 24-uursvoorziening voor dak- en thuisloze jongeren in de Rotterdamse regio. Naast de bed-, bad- en broodvoorziening, biedt Maaszicht ook intensieve begeleiding naar de diverse vormen van hulpverlening, verslavingszorg, psychiatrische zorg, dagbesteding, scholing en werk. Voor elke jongere wordt een individueel begele idingstraject samengesteld. Jaarlijks wordt een geïndexeerd bedrag als bijdrage in de exploitatiekosten beschikt.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
39
HOOFDFUNCTIE 7
VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU
Functie:
723 Milieubeheer
Portefeuillehouder:
G.J. ‘t Hart
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
723.00 ROM Rijnmond
Doelstelling:
Versterken van de mainport Rotterdam en verbeteren van het woon- en leefmilieu in de regio
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
215.934
199.666
0
0
96.357 0
-23.420 192.514
0 199.666
0 96.357
Toelichting: De bijdrage aan de uitvoeringsorganisatie ROM-Rijnmond in 2003 bedroeg € 125.125. Na verrekening van een voordelig exploitatieresultaat over 2002 is de bijdrage voor 2003 vastgesteld op € 79.101. Daarnaast is nog een klein bedrag, € 4.651, betaalt aan dS+V voor een bijdrage in het project HEAVEN. Dit is substantieel minder dan in 2002 werd verwacht (€ 23.658). Voor het project Herstructurering Rechter Maasoever (RMO-studie) is € 12.605 in rekening gebracht. Het project Uitvoering Groenakkoord, ook een ROM-project, is opgenomen onder het beleidsveld “560.40 Investeringen Groenakkoord”. De voorziening ROM-Rijnmond is per 1-1-2004 groot € 173.621. Financieel heeft de stadsregio in 2003 verder geen bijdrage geleverd. Wel is ambtelijk geparticipeerd in een aantal projecten: Masterplan Luchtkwaliteit, Kenniscentrum Geluid en Energie Rijnmond.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
40
HOOFDFUNCTIE 7
VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU
Functie:
723 Milieubeheer
Portefeuillehouder:
G.J. ‘t Hart
Sector(hoofd):
ontwikkeling A. Frank
Beleidsveld:
723.20 Overige milieukosten
Doelstelling:
Het instandhouden en verbeteren van het leefmilieu in de regio
Betrokken dienst:
DCMR, dS+V, Stimular
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
58.550
338.007
190.320
147.838
202.940
276.520
0 206.388
0 540.947
0 466.840
Toelichting: In juni 2003 is door de regioraad zowel het Meerjarenuitvoeringsprogramma milieu 2003-2006, als de Subsidieverordening milieu vastgesteld. Voor subsidies in de tweede helft van 2003 is € 100.000 gereserveerd. Daar is in 2003 geen aanspraak op gemaakt. Jaarlijks draagt de stadsregio bij aan het totstandkomen van het Milieumonitoringsrapport MSR. De bijdrage voor 2003 bedroeg € 13.241. Aan Stichting Stimular is in 2002 voor 3 jaar een jaarlijkse bijdrage toegezegd voor het project “Ontwikkelen Gemeentelijk Interne Milieuzorg”. Voor 2003 was dit bedrag € 23.040. Een ander project dat Stimular in 2003 voor de stadsregio is begonnen en dat doorloopt tot in principe 2005, is het project “Duurzaam Ondernemen”. De bijdrage voor 2003 was € 54.835. De DCMR heeft, ten behoeve van de Verstedelijkingsafspraken en RR2020, zogenaamde signaalkaarten ve rvaardigt. Het grootste deel van het werk heeft plaatsgevonden in 2003, met een kleine doorloop naar 2004. Voor 2003 is op basis van verschillende offertes een bedrag van € 57.246 gereserveerd. Door dS+V is in opdracht van de sector Ontwikkeling geparticipeerd in werkgroepen luchtkwaliteit. Voor deze adviezen is € 11.601 in rekening gebracht. In gezamenlijke opdracht met de sector Verkeer en Vervoer is aan dS+V opdracht verleend voor een studie naar snelheidsverlaging rond Rotterdam (“80 op de ruit”). Hiervoor is € 26.348 vanuit Ontwikkeling beschikbaar gesteld. In 2004 zal een vervolgonderzoek plaatsvinden. Een aantal kleinere bedragen zijn besteed aan kaartmateriaal van dS+V, met een totaal van € 2.852. Niet besteed, naast het bedrag voor subsidies, is derhalve een bedrag van € 147.687.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
41
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
810 Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder:
J.W.J. Wolf
Sector(hoofd):
Ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
810.00 Ruimtelijk Beleid
Doelstelling:
Het ontw ikkelen en uitvoeren van een ruimtelijk beleid en het vertalen ervan in strategische projecten, alsmede de inpassing daarvan in de plannen met een hoger schaalniveau dan dat van de regio. Het formuleren van randvoorwaarden waarbinnen gemeenten zelf de ruimtelijke inrichting van hun grondgebied kunnen vormgeven. Beïnvloeding van provinciaal en rijksbeleid.
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
1.073.690
1.662.565
1.482.247
600.192
779.960
510.005
0 1.673.882
0 2.442.525
0 1.992.252
Toelichting: De begroting is met ruim € 200.000 onderschreden. Dit heeft veel te maken met de stagnatie van het rijksbeleid op RO-gebied. In tegenstelling tot de verwachtingen is de Nota Ruimte nog niet vastgesteld, waardoor uitwerking in projecten en verdere studies (binnen en buiten de regio) niet aan de orde was. Ook de Verstedelijkingsafspraken zijn nog niet tot stand gekomen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
42
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
810 Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder:
J.A. Karssen
Sector(hoofd):
ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
810.10 VINEX
Doelstelling:
Het (doen) uitvoeren van het VINEX convenant
Betrokken dienst:
ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
-4.566
138.100
8.846
340.358
410.220
266.300
0 335.792
0 548.320
0 275.146
Toelichting: Bij het opstellen van de begroting 2003 was er nog sprake van een jaarlijkse uitgave van het boekwerk Planning Monitoring en Control van de integrale VINEX opgave. Voor deze uitgave wordt door dS+V cijfermateriaal bij de betrokken VINEX gemeenten opgehaald en getoetst aan de oorspronkelijke integrale opgaven. Omdat er al in 2002 problemen ontstonden bij de samenstelling van de rapportage is besloten geen integraal rapport meer te maken. De aparte sectorale rapportages van wonen, verkeer en vervoer, groen en bodemsanering worden nu afzonderlijk gebruikt. Daarnaast geeft de actualisatie meerjarenraming VINEX-fondsen eveneens voldoende inzicht in de voortgang. De uitgave van € 8.846 is het gevolg van de opdrachtverlening aan een extern bureau die de eerste studies voor een nadere invulling van het gebied rond de Boterdorpse Plas beoordeelt. Deze opdracht zal naar alle waarschijnlijkheid in 2004 een vervolg krijgen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
43
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
810 Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder:
J.A. Karssen
Sector(hoofd):
ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
810.20 VINEX Omslagfonds
Doelstelling:
Het (doen) uitvoeren van het VINEX convenant
Betrokken dienst:
ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
Toelichting: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatslasten Baten Saldo
18.127.495
23.700.000
0
0
-5.100.195 0
0 18.127.495
-32.600.000 -8.900.000
-24.644.644 -29.744.839
Lasten: In de begroting is ervan uitgegaan dat in 2003 tot een bedrag van € 23,7 mln. aan nieuwe verplichtingen zou zijn aangegaan ten aanzien van de volgende projecten: Metro Nesselande, TramPlus Carnisselande, TramPlus IJsselmondelijn, Busvoorziening Midden IJsselmonde, Voorbereidingskosten HOV Noordrand, Boterdorpse Plas en Landscheidingspark. In werkelijkheid zijn slechts verplichtingen aangegaan voor Busvoorziening Midden IJsselmonde € 730.000 en is € 881 meerwerk geaccepteerd ten aanzien van de verplichting 2002 van Voorbereidingskosten HOV Noordrand. Voor de andere projecten zal naar verwachting in 2004 een verplichting worden aangegaan. In 2003 is wel de rijksbeschikking MIT afgegeven voor de projecten Metro Nesselande en TramPlus Carnisselande. Als gevolg hiervan is conform de afspraak de voorfinanciering van de voorbereidingskosten van deze projecten verrekend met de fondsbeheerder GDU. Hierdoor is sprake van een vrijval van € 5.831.076 aan verplichtingen. Per saldo is € 5.100.195 afgeboekt op de lasten. Baten: Conform de besluitvorming in de regioraad van 25 juni 2003 zijn de geprognosticeerde baten over de jaren 2006 t/m 2010, in de geactualiseerde meerjarenraming van maart 2003 berekend op ruim € 32 mln., geactiveerd en als opbrengst geboekt. Hiermede zijn alle berekende potentiële inkomsten tot 2010 toegevoegd aan de bestemmingsreserve. In de geactualiseerde meerjarenraming van maart 2003 zijn in de jaarschijf 2003 de inkomsten geraamd op € 14,7 mln. In werkelijkheid is in 2003 slechts € 7.367.253 daadwerkelijk bij de gemeenten geïnd, waardoor een exploitatieverlies is geboekt van € 7.383.796. Per saldo is € 24.644.644 als baten geboekt. Omdat de omslagheffing volgens de verordening plaats vindt op basis van begonnen woningen en woningequivalenten, is het verschil direct te verklaren als gevolg van een ten opzichte van de planning tegenvallende productie van begonnen woningen en woningequivalenten in 2002. De vraag is in hoeverre deze tegenvaller gevolgen heeft voor de hoogte van de totaal berekende inkomsten in het Vinex Omslagfonds. Voor zover de vertraging in de woningbouwproductie betrekking heeft op de grote uitleglocaties, zal de verschuldigde omslag op grond van de lumpsum afspraken alsnog in latere jaren geïnd worden. Voor zover de vertraging betrekking heeft op de binnenstedelijke capaciteit geldt dat als gevolg van de beperking van de omslagheffing tot de Vinex-periode slechts een deel alsnog geïnd zal kunnen worden.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
44
De daadwerkelijke consequenties en oplossingsrichtingen voor het totaal van de berekende potentiële inkomsten binnen het Omslagfonds zullen worden aangegeven bij de eerstvolgende actualisatie van de meerjarenraming Vinex Omslagfonds begin 2004. Naar aanleiding van de actualisatie van maart 2003 heeft de regioraad al vastgesteld dat “voor het Vinex Omslagfonds geen financiële ruimte meer is en dat onderzoek naar alternatieve financieringsmogelijkheden, zoals rood voor groen, noodzakelijk is om de financiële positie van het fonds te verbeteren”. De actualiteit van 2003 toont hiervan de noodzaak en urgentie nadrukkelijk aan.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
45
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
810 Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder:
J.A. Karssen
Sector(hoofd):
ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
810.30 Grondkosten VINEX
Doelstelling:
Het (doen) uitvoeren van de VINEX (deel) convenanten met het Rijk en de gemeenten
Betrokken dienst:
ontwikkelingsbedrijf Rotterdam
Toelichting: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten
940.230
14.597.879
2.675.051
- apparaatskosten
0
0
0
- doorbelasting apparaat- en bestuurskosten
0
-466.251
-466.251
-2.073.978 -1.133.748
-853.809 13.277.819
-1.023.441 1.185.359
Baten Saldo
Lasten: 1 Bijdrage grondkosten - Uitgaven voor functieveranderinglocaties - Bodemkosten 2 Uitvoeringskosten - kosten Fondsbeheer Vinex OBR - kosten Bodembureau Vinex DCMR - Vereveningsbijdrage BTW Compensatiefonds - Afrekening banksaldi ABN-AMRO en Fortis - bankkosten
€ 939.325 € 840.076
€ 175.368 € 4.041 € - 16 € 7
€ 250.000
€ 2.208.800 3 Doorbelasting apparaatskosten SRR 4 Doorbelasting kosten bestuursondersteuning SRR
€ € Totaal lasten
410.220 56.031 € 2.675.051
In de begroting is een bedrag van ruim € 14 mln. opgenomen voor bijdragen aan grondkosten. De daadwerkelijke uitgaven zijn afhankelijk van het moment van declareren door de gemeenten. De verwachting is dat een deel van deze declaraties alsnog in 2004 ingediend zal worden. Baten: Bijdrage verfijningsregeling 2003 Prijscompensatie BLS jaartranche 2004 Correctie bewonersbijdrage 2003
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
€ 729.715 € 293.725 € -59
€ 1.023.441
46
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
810 Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder:
R. Scheeres
Sector(hoofd):
ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
810.40 Economie
Doelstelling:
Het stimuleren en ondersteunen van regionaal economische ontwikkeling en samenwerking.
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
37.126
260.051
22.568
527.603
616.860
314.660
0 564.729
0 876.911
0 337.228
Toelichting: Voor 2003 was € 260.051 begroot voor directe lasten. Dit bedrag bestond voor € 103.000 uit directe lasten voor economie . Het restant was gereserveerd voor directe lasten BIR. Deze zijn ook bij de BIR begrotingspost opgenomen, en hier bij vergissing blijven staan en zodoende tweemaal begroot. De € 103.000 waren begroot voor onderzoeken, uitbestedingen, drukwerk e.d. Omdat de voornaamste kostenpost, de uitbesteding economische visie op de rekening van 2002 genomen kon worden, waren de feitelijke betalingen in 2003 gering. Een andere in 2003 aangegane verplichting, de bijdrage aan het koopstromen onderzoek ad € 33.000, zal pas in 2004 worden betaald.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
47
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
810 Ruimtelijke Ordening
Portefeuillehouder:
R. Scheeres
Sector(hoofd):
ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
810.50 Bedrijven Info Rijnmond (BIR)
Doelstelling:
Het handhaven en zo mogelijk uitbreiden van (bestaande) bedrijvigheid, het aantrekken van nieuwe bedrijven en promotionele activiteiten ter verbetering van het imago van de regio Rotterdam op het gebied van wonen, werken en recreëren
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
182.860
157.305
149.832
0
0
351.420
0 182.860
0 157.305
0 501.252
Toelichting: De directe lasten zijn lager dan begroot omdat een van de vakbeurzen, die gepland stond voor november 2003 en waaraan Bedrijven Info Rijnmond (BIR) zou deelnemen, voorlopig een jaar is uitgesteld. Een goed alternatief hiervoor was niet voorhanden. Conform de systematiek van kostenverdelen zijn de indirecte kosten ook op deze subfunctie ten laste gelegd.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
48
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
820 Woningexploitatie en Woningbouw
Portefeuillehouder:
J.A. Karssen
Sector(hoofd):
ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
820.10 Wonen – Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS)
Doelstelling:
Het administratief afwikkelen van de rechten en verplichtingen op grond van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS)
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten
6.585.862
6.806.703
7.639.461
0
0
0
- beschikbaar
-12.279.983
0
-10.489.591
- doorbelasting apparaat- en bestuurskosten Saldo
0 -5.694.121
0 6.806.703
-276.077 -3.126.207
- apparaatskosten Baten
Toelichting: In 2003 is in het kader van het BWS aan 202 particuliere huurwoningen subsidie verleend. Totaal was hier een subsidiebedrag van € 3 mln. mee gemoeid. Aangezien voorzien wordt dat het resterende budget niet volledig benut zal worden door deze categorie, is eind 2003 aan het dagelijks bestuur voorgelegd de regeling voor bijzondere typewoningen open te zetten. Eind van het jaar is de inventarisatie uitgezet bij de deelnemende gemeenten, waarna het programma aan het bestuur ter vaststelling zal worden voorgelegd. In 2003 is met betrekking tot het regionaal ISV voor 13 plannen een verplichting aangegaan tot een bedrag van € 577.787. Voor één plan uit 2002 heeft in 2003 een mutatie plaatsgevonden, waardoor de verplichting lager is geworden. Totaal is er nu voor € 637.599 een verplichtingen aangegaan. De verwachting is dat het beschikbare budget voor de benoemde categorieën niet volledig benut zal worden. Inmiddels heeft het dagelijks bestuur besloten het niet voor deze regeling benutte deel in te zetten voor ISV II.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
49
HOOFDFUNCTIE 8
RUIMTELIJKE ORDENING EN WONEN
Functie:
820 Woningexploitatie en Woningbouw
Portefeuillehouder:
J.A. Karssen
Sector(hoofd):
ruimtelijke Ordening, Wonen en Economie C.A. van Hulst
Beleidsveld:
820.10 Wonen
Doelstelling:
Het stimuleren van woningbouw in zodanige aantallen en prijsklassen, dat een goed woonklimaat in de regio wordt bevorderd.
Betrokken dienst:
dS+V
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten
482.358
505.164
471.832
- apparaatskosten
232.101
242.900
389.240
-22.689 691.770
-22.689 725.375
-22.689 838.383
Baten Saldo
Toelichting: Het verschil van € 33.332 is als volgt te verklaren. In de begroting 2003 is € 109.000 opgenomen voor het opstellen van een nieuwe Visie Stedelijke Vernieuwing. Deze activiteit is niet uitgevoerd. Tevens zijn er, als gevolg van de door de Maaskoepel geëntameerde fundamentele discussie over de toekomst van de woonruimteverdeling (zie jaarverslag), voor € 20.000 minder activiteiten uitgevoerd op het terrein van de woonruimteverdeling. Daar staat een aantal niet in de begroting 2003 opgevoerde extra activiteiten rond de woonvisie tegenover. Het betreft: reacties op en werkplan woonvisie, Elk zijn Deel en RKBS. Hiermee is in 2003 € 100.000 gemoeid.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
50
HOOFDFUNCTIE 9
FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
Functie: Portefeuillehouder:
913 Beleggingen M.G.T. Pastors
Sector(hoofd):
bedrijfsvoering F.M. Damme
Beleidsveld:
913.00 Beleggingen
Doelstelling:
Het behalen van rentebaten door middel van het optimaal beheren van de liquide middelen
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
4.633.635
2.025.000
0
0
1.062.372 0
-11.512.300 -6.878.665
-6.646.727 -4.621.727
-8.535.867 -7.473.495
Toelichting: De rente op de liquide middelen van de stadsregio Rotterdam (stadsregio algemeen) bedraagt € 495.481. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Rente rekening-courant Terugbetaalde rente Bereikbaarheidsfonds Extra rente door 1 jaar deposito Totaal
Bedrag € 385.068 -/- € 37.532 € 147.945 € 495.481
Het begrote bedrag was € 397.703. De rente op de liquide middelen op stadsregio algemeen wijkt van dit begrote bedrag af om een drietal redenen namelijk: 1. zowel het rentepercentage in 2003 wijkt af van het begrote percentage als het gemiddelde vermogen over 2003. 2. De extra rente door het deposito was begin 2002 nog niet aan de orde. In april 2003 is deze mogelijkheid ter sprake gekomen. 3. Het rentebedrag over 2002 van het bereikbaarheidsfonds was pas in april 2003 overgemaakt. Vanwege gederfde rente werd dit berekende bedrag extra gedoteerd. De overige beleidsterreinen hebben de volgende rentebaat of –last gegenereerd: Beleidsterrein Rentelast Rentebaat Bereikbaarheidsfonds2 € 3.052.221 De Boer-EIISS € 618.502 GDU € 1.994.752 Jeugdhulpverlening € 106.962 Wonen € 2.150.968 Openbaar vervoer € 116.981 Omslagfonds € 944.987 Grondkostenfonds € 117.385 Ook bij de beleidsterreinen geldt dat de debetrente te hoog (5%) is ingeschat. De vigerende debetrente was gemiddeld in 2003 ongeveer 2,2%. Bij Wonen en de Boer-EIISS is tevens het gemiddeld vermogen hoger dan was begroot. Daarnaast heeft Wonen een couponrente op twee obligatieleningen die heringelegd worden op de lening. Deze couponrente is € 3.374.581 groot.
2
De rentebaat bereikbaarheidsfonds is een cumulatie van de vigerende rente op de liquide middelen gedurende het jaar in rekening-courant en de middelen op een aparte beheerrekening.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
51
HOOFDFUNCTIE 9
FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
Functie:
922 Algemene baten en lasten
Portefeuillehouder:
M.G.T. Pastors
Sector(hoofd):
bedrijfsvoering F.M. Damme
Beleidsveld:
921.10 Bijdragen gemeenten
Doelstelling:
Bekostiging van de beleidstaken en apparaatskosten van de stadsregio Rotte rdam, anders dan door rijksoverheid of provinciale ove rheid.
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten
0
0
- apparaatskosten
0
0
0
-6.712.348 -6.712.348
-7.339.081 -7.339.081
-7.339.080 -7.339.080
Baten Saldo
0
Toelichting: Het totaalbedrag ad € 7,3 miljoen is als volgt opgebouwd: De gemeentelijke bijdragen (zie specificatie bijlage 7.3) bedraagt € 5.9 miljoen. Verder ontvangt de stadsregio Rotterdam een extra vergoeding van de gemeente Rotterdam ten bedrage van € 1,4 miljoen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
52
HOOFDFUNCTIE 9
FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
Functie:
922 Algemene baten en lasten
Portefeuillehouder:
M.G.T. Pastors
Sector(hoofd):
bedrijfsvoering F.M. Damme
Beleidsveld:
922.10 Reserveringen voor nog functioneel te ramen bedragen
Doelstelling:
Verantwoorden van baten en lasten die nog niet zijn toegerekend aan een bepaalde subfunctie
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002 Lasten: - directe lasten - apparaatskosten - direkte kosten bestuursondersteuning Baten Saldo
Begroting 2003
Rekening 2003
12.254.231
7.425.117
32.396.687
0
0
0
0 -95.488.991 -83.234.759
0 -83.309.154 -75.884.037
0 -13.626.563 18.770.125
Toelichting: Voor nadere details wordt verwezen naar het overzicht van reserves en voorzieningen in bijlage 7.4 en naar de toelichting bij de desbetreffende subfuncties en op de balans.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
53
HOOFDFUNCTIE 9
FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
Functie:
922 Algemene baten en lasten
Portefeuillehouder:
M.G.T. Pastors
Sector(hoofd):
bedrijfsvoering F.M. Damme
Beleidsveld:
922.15 Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden
Doelstelling:
waar mogelijk voorzieningen laten vrijvallen, waardoor er algemene middelen ter beschikking komen.
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten
0 0
0 0
0 0
Baten Saldo
0 0
0 0
-29.716 -29.716
Toelichting: Het vrij gevallen bedrag ad € 29.716 komt voort uit de voorziening vervoermanagement. Met het afsluiten van 2002 is abusievelijk een te hoog bedrag opgenomen in deze voorziening, terwijl het een vrij resultaat was van stadsregio Rotterdam. Om die reden valt het bedrag nu vrij voor algemene doeleinden.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
54
HOOFDFUNCTIE 9
FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
Functie:
922 Algemene baten en lasten
Portefeuillehouder:
M.G.T. Pastors
Sector(hoofd):
bedrijfsvoering F.M. Damme
Beleidsveld:
922.20 Onvoorziene uitgaven
Doelstelling:
Het opnemen van een sluitpost op de begroting voor onvoorziene uitgaven
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten
0 0
25.378 0
0 0
Baten Saldo
0 0
0 25.378
0 0
Toelichting: Het is in 2003 niet nodig geweest om een beroep te doen op de post onvoorzien.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
55
HOOFDFUNCTIE 9
FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN
Functie:
992 Saldo van de rekening van baten en lasten
Portefeuillehouder:
M.G.T. Pastors
Sector(hoofd):
bedrijfsvoering F.M. Damme
Beleidsveld:
992.10 Resultaat boekjaar.
Doelstelling:
Het verschil verantwoordt tussen baten en lasten in het begrotingsjaar
Betrokken dienst:
niet van toepassing
Financieel: Rekening 2002
Begroting 2003
Rekening 2003
Lasten: - directe lasten - apparaatskosten Baten Saldo
5.097.401 0
0 0
5.039.794 0
0 5.097.401
0 0
0 5.039.794
Toelichting: Het getoonde resultaat ten bedrage van € 5.039.794 van het boekjaar 2003 wordt ten eerste gevormd door gevormd door het verschil tussen baten en lasten bij stadsregio Rotterdam algemeen en ten tweede door de rentecomponenten van de regeling ‘Besluit woninggebonden subsidies’ en de Boer-EIISS. Ten derde komt ten gusnte van het resultaat een vrijval van subsidies op BWS (€ 250.664), die voor algemene doeleinden kan worden ingezet. Omschrijving stadsregio Rotterdam algemeen Jeugdhulpverlening De Boer-EIISS regeling rente Besluit woninggebonden subsidies rente Besluit Woninggebonden subsidies Totaal
Bedrag in euro 1.922.600 97.059 618.502 2.150.968 250.664 5.039.794
Het resultaat van stadsregio Rotterdam algemeen wordt toegelicht in de paragraaf ‘toelichting op de resultatenrekening’ in hoofdstuk 5.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
56
7 BIJLAGEN
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
57
7.1
RECAPITULATIESTAAT
omschrijving HOOFDFUNCTIE
Hoofdfunctie 0 - Algemeen Bestuur Hoofdfunctie 2 - Verkeer, vervoer en waterstaat Hoofdfunctie 4 - Onderwijs Hoofdfunctie 5 - Openbaar groen en openlucht recreatie Hoofdfunctie 6 - Sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening Hoofdfunctie 7 - Volksgezondheid en milieu Hoofdfunctie 8 - Ruimtelijke Ordening en volkshuisvesting Hoofdfunctie 9 - Financiering en algemene dekkingsmiddelen
rekening jaar 2002
Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie Functie
001 002 210 212 482 560 611 620 723 810 820 913 921 922 992
- Bestuursorganen - Bestuursondersteuning - Wegen, straten en pleinen - Openbaar vervoer - Volwasseneneducatie - Openbaar groen en openlucht recreatie -Werk en Inkomen - Maatschapppelijke begeleiding - Milieubeheer - Ruimtelijke ordening - Woningexploitatie en woningbouw - Beleggingen - Algemene uitkeringen - Algemene baten en lasten - Saldo van de rekening
Totaal
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
rekening jaar 2003
507.879 74.883.525 52.424 1.032.777 104.206 398.902 14.748.659 -91.728.372
634.274 67.192.992 68.666 1.300.040 1.947.924 740.613 15.934.958 -87.819.467
611.763 12.648.412 99.088 1.252.017 3.824.389 563.197 -27.992.091 8.993.226
0
0
0
Totaal
omschrijving FUNCTIE
gewijz. begroting jaar 2003
werkelijk jaar 2002
raming jaar 2003
raming jaar 2003
61.869 446.010 74.112.853 770.672 52.424 1.032.777 119.006 -14.800 398.902 19.751.010 -5.002.351 -6.878.665 -6.712.348 -83.234.759 5.097.401
172.793 461.481 67.304.273 -111.281 68.666 1.300.040 195.925 1.751.999 740.613 8.402.880 7.532.078 -4.621.727 -7.339.081 -75.858.659 0
150.632 461.131 13.346.138 -697.726 99.088 1.252.017 159.712 3.664.677 563.197 -25.453.602 -2.538.488 -7.447.897 -7.339.080 18.740.409 5.039.794
0
0
0
58
7.2
JAARREKENING IN DETAIL
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
HOOFDFUNCTIE 0 ALGEMEEN BESTUUR Functie 001 - Bestuursorganen
lasten baten verschil
22.161 0 22.161
61.869 0 61.869
172.793 0 172.793
150.632 0 150.632
22.161 26.393 117 -678 -3.010 2.414 0 -3.075
61.869 1.631 8.811 2.402 17.921 0 0 31.104
172.793 50.701 9.657 2.414 3.622 2.414 20.000 83.985
150.632 24.308 9.540 3.092 6.632 0 20.000 87.060
0
0
0
0
350 0 350
446.010 0 446.010
461.481 0 461.481
461.131 0 461.131
-76 -83.267 83.191
437.957 437.957 0
451.481 451.481 0
451.557 534.748 -83.191
0
0
0
0
426 426
8.053 8.053
10.000 10.000
9.574 9.574
0
0
0
0
Bestuursorganen 001.00
lasten dagelijks Bestuur fractiekosten reiskosten DB leden overige kosten bestuursorganen materiele uitgaven RR-leden integrale veiligheid Regio Randstad
baten
Functie 002 - Bestuursondersteuning
lasten baten verschil
Communicatie 002.30
lasten directe lasten dotatie voorziening
baten
Commissie Beroep- en Bezwaarschriften 002.40
lasten directe lasten
baten
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
59
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
HOOFDFUNCTIE 2 VERKEER, VERVOER EN WATERSTAAT Functie 210 - Wegen, straten en pleinen
lasten baten verschil
45.259.343 8.698.791 53.958.135
139.909.178 -65.796.325 74.112.853
85.832.537 -18.528.264 67.304.273
40.573.194 -27.227.055 13.346.138
122.338 89.742 -3.924 0
4.645.799 2.474.350 1.349.547 512.772
3.605.630 2.764.550 0 528.740
3.483.292 2.674.808 3.924 528.740
36.520
309.130
312.340
275.820
30.660 30.660 0 0
-3.544.816 -956.564 -2.075.480 -512.772
-1.468.518 -955.746 0 -512.772
-1.499.178 -986.406 0 -512.772
22.955.114 16.703.705 5.900.000 0 0 170.951 0 0 0
37.589.180 27.924.000 10.670.000 0 0 353.000 -168.560 -23.023 -1.334.797
29.891.204 15.122.021 10.026.732 5.101.074 794.115 176.857 -168.560 -23.023 -1.334.797
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat
7.697.976 12.801.979 643.268 -5.101.074 -794.115 176.143 0 0 0 0 -28.225
180.458
168.560
196.785
baten bijdrage derden interne verrekening omslagfonds en de Boer-EIISS bijdrage rijk
8.440.312 8.440.312 0 0
-25.831.019 0 -1.778.783 -24.052.236
-15.914.000 0 0 -15.914.000
-24.354.312 -8.440.312 0 -15.914.000
Duurzaam Veilig lasten lasten duurzaam veilig dotatie aan voorziening
-342.537 1.074.681 -1.231.498
1.703.678 1.703.678 0
1.145.749 1.145.749 0
1.488.286 71.068 1.231.498
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat
-185.720
0
0
185.720
baten baten duurzaam veilig
156.820 156.820
-1.703.678 -1.703.678
-1.145.746 -1.145.746
-1.302.566 -1.302.566
Verkeer en Vervoer 210.00
lasten planontwikkeling randstadrail vervoermanagement indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten rijksbijdrage VERDI randstadrail vervoermanagement
G.D.U. 210.10
210.20
lasten investeringsbijdrage wegbeheerders kleine projecten investeringsbijdrage grote projecten interne verrekening Vinex omslagfonds interne verrekening BOR uitvoeringskosten GDU doorbelasting SRR-apparaatslasten doorbelasting direkte kosten bestuursondersteuning doorbelasting dS+V-apparaatslasten
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
60
subfunctie
210.30
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam lasten projectkosten BOR interne verrekening Vinex omslagfonds uitvoeringskosten doorbelasting SRR-apparaatslasten doorbelasting direkte kosten bestuursondersteuning
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
37.781.566 40.819.521 -3.012.000 2.280 0 0
110.604.587 110.424.129 0 0 0 0
43.491.978 43.460.000 0 55.000 -168.550 -23.022
5.710.412 2.640.479 3.012.000 52.720 168.55023.022-
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat
-28.235
180.458
168.550
196.785
baten Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam
71.000 71.000
-34.716.812 -34.716.812
0 0
-71.000 -71.000
-5.560.794 6.147.238 586.444
173.335.363 -172.564.691 770.672
173.704.841 -173.816.122 -111.281
179.265.635 -179.963.360 -697.725
-5.936.724 -40.281.085 1.119.358 -14.500 -57.000 19.360.000 11.312.000 2.463.063 0 0 0
169.621.788 163.687.521 4.160.036 637.500 438.124 0 0 0 0 0 60
173.694.841 136.632.327 2.647.732 635.000 766.000 19.360.000 11.312.000 2.463.063 -887.930 -121.281 0
179.631.565 176.913.412 1.528.374 649.500 823.000 0 0 0 -887.930 -121.281 0
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat
161.440
698.547
887.930
726.490
baten rijksbijdrage exploitatie openbaar vervoer baten renovatie Metro Sociale Veiligheid van Gijzel I Sociale Veiligheid Motie Alblas bijdrage aanloopkosten Vinex uit BOR fonds bedrijfsvervoer
6.645.000 5.079.794 823.000 201.000 43.000 25.000 473.206
-168.909.000 -167.902.900 -433.000 0 0 0 -573.100
-173.816.122 -161.994.000 0 -2.443.000 -8.869.000 -510.122 0
-180.461.122 -167.073.794 -823.000 -2.644.000 -8.912.000 -535.122 -473.206
375.930 376.145 -215
3.713.575 3.704.971 8.604
10.000 0 10.000
-365.930 -376.145 10.215
-497.762 -497.762 0
-3.655.691 -3.334.474 -321.217
0 0 0
497.762 497.762 0
Functie 212 - Openbaar vervoer
lasten baten verschil
Openbaar vervoer 212.00
lasten exploitatie openbaar vervoer projectkosten bedrijfsvervoer lasten renovatie Metro RET traminfra sociale veiligheid OV-concessies, beleidsontwikkeling en stimuleringsbijdragen doorbelasting SRR-apparaatslasten doorbelasting direkte kosten bestuursondersteuning bankkosten
Extra Investeringsimpuls Stads- en Streekvervoer (EIISS) 212.20
lasten investeringsbijdragen uitvoeringskosten De Boer-EIISS
212.20
baten rijksbijdrage De Boer-EIISS bijdrage uit GDU
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
61
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
HOOFDFUNCTIE 4 ONDERWIJS Functie 482 - Volwasseneneducatie
482.00
lasten baten verschil
-30.422 0 -30.422
52.424 0 52.424
68.666 0 68.666
99.088 0 99.088
-30.422 -2
52.424 14.080
68.666 13.466
99.088 13.468
-30.420
38.344
55.200
85.620
0
0
0
0
48.023 0 48.023
1.092.741 -59.964 1.032.777
1.360.004 -59.964 1.300.040
1.311.981 -59.964 1.252.017
lasten lasten
0 0
391.152 391.152
406.632 406.632
406.632 406.632
baten
0
0
0
0
78.230 52.754 -48.129
701.589 305.322 110.014
953.372 577.992 0
875.142 525.238 48.129
73.605
286.253
375.380
301.775
0 0
-27.227 -27.227
-27.227 -27.227
-27.227 -27.227
-30.207 -30.207
0 0
0 0
30.207 30.207
0 0
-32.737 -32.737
-32.737 -32.737
-32.737 -32.737
Volwasseneneducatie lasten Oliver indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten
HOOFDFUNCTIE 5 CULTUUR EN RECREATIE
Functie 560 - Openbaar groen en openluchtrecreatie
lasten baten verschil
Beheerkosten Groen akkoord 560.10
Beleidsontwikkeling en programma-management regionaal groen 560.20
lasten lasten dotatie voorziening groen indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten bijdrage provincie Groen akoord Investeringen Groen akkoord
560.40
lasten lasten baten bijdrage provincie Groen akkoord
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
62
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
HOOFDFUNCTIE 6 SOCIALE VOORZIENINGEN EN MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING Functie 611 - Werkgelegenheid
611.00
lasten baten verschil
65.491 -29.278 36.213
195.326 -76.320 119.006
370.925 -175.000 195.925
305.434 -145.722 159.712
Werk en Inkomen lasten lasten werk en inkomen voorwaardenscheppende projecten
65.491 65.665 29.066
195.326 54.824 76.320
370.925 75.065 175.000
305.434 9.400 145.934
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat
-29.240
64.182
120.860
150.100
-29.278 -29.278
-76.320 -76.320
-175.000 -175.000
-145.722 -145.722
-7.471.439 5.558.761 -1.912.678
59.030.091 -59.044.891 -14.800
57.657.074 -55.905.075 1.751.999
65.128.513 -61.463.836 3.664.677
-7.471.439 -7.483.764 0 7.210 0 -7.210 0
58.848.579 58.161.466 0 0 0 0 549.517
57.463.927 57.492.780 -211.240 -758.900 -28.853 758.900 0
64.935.366 64.976.544 -211.240 -766.110 -28.853 766.110 0
12.325
137.596
211.240
198.915
5.558.761 4.688.133 870.628
-59.044.891 -59.044.891 0
-55.905.075 -53.252.490 -2.652.585
-61.463.836 -57.940.623 -3.523.213
Maatschappelijke hulpverlening lasten Maaszicht
0 0
181.512 181.512
193.147 193.147
193.147 193.147
baten
0
0
0
0
baten subsidie provincie
Functie 620 - Maatschapppelijke begeleiding en advies
lasten baten verschil
Jeugdhulpverlening 620.00
lasten lasten subsidies doorbelasting SRR-apparaatslasten doorbelasting uitvoeringskosten GGD doorbelasting direkte kosten bestuursondersteuning uitvoeringskosten GGD overige kosten indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten rijksbijdrage overige
620.10
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
63
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
HOOFDFUNCTIE 7 VOLKSGEZONDHEID EN MILIEU Functie 723 - Milieubeheer
723.00
723.10
177.416 0 177.416
638.239 -239.337 398.902
740.613 0 740.613
563.197 0 563.197
103.309 103.309 0
215.934 153.811 62.123
199.666 199.666 0
96.357 96.357 0
baten onttrekking voorziening R.O.M. Rijnmond
0 0
-23.420 -23.420
0 0
0 0
Sanering verkeerslawaai lasten lasten Projectbureau sanering Verkeerslawaai dotatie voorziening Sanering Verkeerslawaai Regio Rotterdam
0 0 0
215.917 194.406 21.511
0 0 0
0 0 0
baten baten Sanering Verkeerslawaai Regio Rotterdam
0 0
-215.917 -215.917
0 0
0 0
lasten lasten
74.107 147.687
206.388 58.550
540.947 338.007
466.840 190.320
indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat
-73.580
147.838
202.940
276.520
0
0
0
0
R.O.M. Rijnmond lasten lasten dotatie voorziening R.O.M. Rijnmond
lasten baten verschil
Overige milieukosten 723.20
baten
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
64
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
HOOFDFUNCTIE 8 RUIMTELIJKE ORDENING EN VOLKSHUISVESTING Functie 810 - Ruimtelijke ordening
lasten baten verschil
41.642.206 -7.785.724 33.856.482
21.824.988 -2.073.978 19.751.010
41.856.689 -33.453.809 8.402.880
214.483 -25.668.085 -25.453.602
450.273 180.318
1.673.882 1.073.690
2.442.525 1.662.565
1.992.252 1.482.247
269.955
600.192
779.960
510.005
0
0
0
0
273.174 129.254
335.792 -4.566
548.320 138.100
275.146 8.846
143.920
340.358
410.220
266.300
0
0
0
0
lasten investeringsbijdragen uit omslagfonds Vinex
28.800.195 28.800.195
18.127.495 18.127.495
23.700.000 23.700.000
-5.100.195 -5.100.195
baten bijdrage gemeenten inzake omslagfonds
-7.955.356 -7.955.356
0 0
-32.600.000 -32.600.000
-24.644.644 -24.644.644
11.922.828 12.364.699 -441.871
940.230 521.556 418.674
14.131.628 14.144.099 453.780
2.208.800 1.779.400 895.651
0 0
0 0
-410.220 -56.031
-410.220 -56.031
169.632 -58 293.725 -124.035
-2.073.978 -2.856 -1.235.880 -835.242
-853.809 0 0 -853.809
-1.023.441 58 -293.725 -729.774
Ruimtelijke ordening 810.00
lasten ruimtelijk beleid indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten
810.10
VINEX lasten externe expertise indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten
Vinex Omslagfonds 810.20
Vinex Grondkostenfonds 810.30
lasten bijdragen grondkosten uitvoeringskosten Vinex doorbelasting SRR-apparaatslasten doorbelasting direkte kosten bestuursondersteuning baten bijdrage gemeenten per inwoner rijksbijdrage gemeentelijke bijdrage verfijningsregeling
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
65
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
Economie 810.40
lasten directe lasten onttrekking voorziening regionet nieuwe terreinen indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten
539.683 237.483 0
564.729 37.126 0
876.911 260.051 0
337.228 22.568 0
302.200
527.603
616.860
314.660
0
0
0
0
-343.947 7.473
182.860 182.860
157.305 157.305
501.252 149.832
-351.420
0
0
351.420
0
0
0
0
-669.689 10.740.255 10.070.566
7.300.321 -12.302.672 -5.002.351
7.554.767 -22.689 7.532.078
8.224.456 -10.762.944 -2.538.488
-113.008 46.682 325 -13.675 0
714.459 415.917 13.613 18.227 34.601
748.064 457.517 13.613 34.034 0
861.072 410.835 13.288 47.709 0
-146.340
232.101
242.900
389.240
0 0
-22.689 -22.689
-22.689 -22.689
-22.689 -22.689
-556.681 -7.140.424 6.307.666 242.900 33.177
6.585.862 6.585.862 0 0 0
6.806.703 0 6.806.703 0 0
7.363.384 7.140.424 499.037 -242.900 -33.177
10.740.255 8.715.913 250.664
-12.279.983 -8.997.315 -196.419
0 0 0
-10.740.255 -8.715.913 -250.664
1.583.638 190.040
-2.617.854 -468.395
0 0
-1.583.638 -190.040
BIR 810.50
lasten directe lasten indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten
Functie 820 - Woningexploitatie en woningbouw
lasten baten verschil
Wonen 820.10
lasten uitvoeringskosten Volkshuisvestingsregelingen uitvoeringskosten toezicht statushouders diverse projectkosten dotatie voorziening woonbeleid indirecte kosten volgens kostenverdeelstaat baten bijdrage provincie uitvoeringskosten statushouders
Wonen, Besluit Woninggebonden Subsidies 820.10
lasten diverse subsidies Volkshuisvesting stimuleringsbijdragen stedelijke vernieuwing doorbelasting SRR-apparaatslasten doorbelasting direkte kosten bestuursondersteuning
baten rijksbijdrage overige baten onttrekking voorziening toezeggingen
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
66
subfunctie
omschrijving
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
HOOFDFUNCTIE 9 FINANCIERING EN ALGEMENE DEKKINGSMIDDELEN Functie 913 - Beleggingen
lasten baten verschil
962.628 1.863.542 2.826.170
4.633.635 -11.512.300 -6.878.665
2.025.000 -6.646.727 -4.621.727
1.062.372 -8.510.269 -7.447.897
lasten rente lasten Vinex grondkostenfonds rente lasten Vinex omslagfonds
962.628 157.615 805.013
4.633.635 595.819 4.037.816
2.025.000 275.000 1.750.000
1.062.372 117.385 944.987
baten rente baten GDU rente baten Jeugdhulpverlening rente baten De Boer-EIISS rente baten BWS rente baten Stadsregio rente batenBereikbaarheidsoffensief rente baten Openbaar Vervoer
1.863.542 827.523 -55.071 468.502 837.586 97.778 -311.779 -997
-11.512.300 -2.488.860 -75.754 -192.153 -2.663.143 -562.493 -5.429.163 -100.734
-6.646.727 -1.167.229 -162.033 -150.000 -1.313.382 -397.703 -3.364.000 -92.380
-8.510.269 -1.994.752 -106.962 -618.502 -2.150.968 -495.481 -3.052.221 -91.383
0 -1 -1
0 -6.712.348 -6.712.348
0 -7.339.081 -7.339.081
0 -7.339.080 -7.339.080
0
0
0
0
-1 -1 0
-6.712.348 -5.714.031 -998.317
-7.339.081 -5.890.478 -1.448.603
-7.339.080 -5.890.477 -1.448.603
Beleggingen 913.00
Functie 921 - Algemene uitkeringen Algemene uitkeringen lasten baten algemene uitkering gemeenten Dienstverlening gemeente Rotterdam
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
lasten baten verschil
67
subfunctie
omschrijving
Functie 922 - Algemene baten en lasten
verschil begroting 2003 -/- rekening 2003
lasten baten verschil
rekening 2002
gewijzigde begroting 2003-IV
rekening 2003
-24.946.191 -69.652.875 -94.599.067
12.254.231 -95.488.991 -83.234.759
7.450.495 -83.309.154 -75.858.659
32.396.687 -13.656.279 18.740.408
-24.971.569 0 -21.649.852 -2.850.130 0 150.000 0 0 0 -621.586
12.254.231 537.929 0 5.497.703 5.545.223 0 522.226 0 0 151.150
7.425.117 0 7.150.000 0 0 150.000 0 32.737 0 92.380
32.396.687 0 28.799.852 2.850.130 0 0 0 32.737 0 713.966
-69.682.591 0 -12.250.075 -16.994.036 75.746 121.617 -5.769.398 2.077.133 -37.569.022 0 30.207 0 595.237 0
-95.488.991 -22.165.311 0 0 -64.657 -49.280 0 -188.318 -70.278.154 -433.515 0 -2.309.754 0 0
-83.309.154 0 -14.019.070 -21.865.771 0 0 -5.769.398 -1.425.672 -40.151.000 0 0 -78.243 0 0
-13.626.563 0 -1.768.995 -4.871.735 -75.746 -121.617 0 -3.502.805 -2.581.978 0 -30.207 -78.243 -595.237 0
29.716 29.716
0 0
0 0
-29.716 -29.716
25.378 25.378
0 0
25.378 25.378
0 0
0
0
0
0
-5.039.794 0 -5.039.794
5.097.401 0 -5.097.401
0 0 0
5.039.794 0 5.039.794
Resultaat boekjaar
-5.039.794
5.097.401
0
5.039.794
resultaat voordelig resultaat vorige boekjaar voordelig resultaat boekjaar
-5.039.794 -5.039.794 0
5.097.401 5.097.401 0
0 0 0
5.039.794 5.039.794 0
44.459.291 -44.459.291 0
425.871.818 -425.871.818 0
379.255.885 -379.255.885 0
334.796.595 -334.796.595 0
Reservering voor nog functioneel te ramen bedragen 922.10
lasten toevoeging toevoeging toevoeging toevoeging toevoeging toevoeging toevoeging toevoeging toevoeging
reserve grondexploitaties reserve omslagfonds reserve BWS reserve GDU reserve De Boer-EIISS reserve jeugdhulpverlening reserve investeringen Akkoord Brouwer reserve Bereikbaarheidsoffensief reserve openbaar vervoer
baten onttrekking reserve omslagfonds onttrekking reserve grondexploitaties onttrekking reserve verkeer en vervoer GDU onttrekking reserve OV onttrekking reserve De Boer-EIISS onttrekking reserve Volkshuisvesting onttrekking reserve jeugdhulpverlening onttrekking reserve Bereikbaarheidsoffensief Regio Rotterdam onttrekking reserve algemene reserve onttrekking reserve investering groenakkoord onttrekking reserve 2000+ onttrekking reserve randstadrail onttrekking reserve minimalisatie doorbelastingen doeluitkeringen Onttrekking voorziening voor algemene doeleinden 922.15 baten onttrekking voorziening Onvoorziene uitgaven 922.20
lasten onvoorziene uitgaven baten
Functie 992 - Saldo van de rekening van baten en lasten
992.10
Totaal der lasten Totaal der baten Saldo Gewone Dienst
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
lasten baten verschil
68
7.3
INWONERAANTALLEN EN BIJDRAGE PER GEMEENTEN
Gemeente
Aantal inwoners per 01/01/2002
Berekende bijdrage per inwoner
Bewonersbijdrage 2003
Albrandswaard Barendrecht Bergschenhoek Berkel en Rodenrijs Bernisse Bleiswijk
18.092 33.894 13.674 16.943 12.760 10.392
4,97 4,97 4,97 4,97 4,97 4,97
89.871 168.366 67.925 84.163 63.384 51.622
Brielle Capelle aan den IJssel Hellevoetsluis Krimpen aan den IJssel Maassluis Ridderkerk
16.001 65.226 39.017 28.944 32.876 46.196
4,97 4,97 4,97 4,97 4,97 4,97
79.484 324.006 193.814 143.777 163.309 229.476
598.660 13.291 76.576 75.147 73.935 14.195
4,97 4,97 4,97 4,97 4,97 4,97
2.973.804 66.022 380.386 373.288 367.267 70.513
Rotterdam Rozenburg Schiedam Spijkenisse Vlaardingen Westvoorne TOTAAL
1.185.819
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
5.890.478
69
7.4
OVERZICHT VAN RESERVES EN VOORZIENINGEN
Naam reserve/voor ziening
saldo aan het begin van het boekjaar
vermeerderingen
verminderingen
mutatie door bijboeken rente
2003 Algemene Reserve - algemene reserve Bestemmingreserves - 2000+ - Randstadrail - Minimalisatie doorbelastingen - investering Groenakkoord Subtotaal SR-algemeen Bereikbaarheidsfonds Openbaar Vervoer / bedrijfsvervoer Openbaar Vervoer /exploitatie Openbaar Vervoer / projectkosten De Boer-EIISS Jeugdhulpverlening Grondkostenfonds Omslagfonds - BWS - grote projecten - kleine projecten Subtotaal G.D.U. Subtotaal bestemmingsreserves Voorzieningen - wachtgelders en FPU'ers - Communicatie - ROM Rijnmond - Groen - Akkoord Brouwer beheer - Duurzaam Veilig - woonbeleid - Vervoersmanagement Subtotaal SR-Algemeen Bereikbaarheidsfonds
500.000
78.243 595.237 764.209 239.532 1.677.220 148.931.055 149.423 142.552 433.134 1.121.777 3.502.805 20.246.778 6.022.464 41.388.142
-
32.737 32.737
1.220.778
30.207 703.686 5.634.196 149.423 75.746 524.517 121.617 3.502.805 1.651.610
29.744.839
-
117.385944.987-
4.075.984
108.792 173.621 110.014 1.987.503 1.570.123 34.601 119.500 4.104.154
200.000 25.601
108.792
62.860 6.000 59.818.106 25.586.918 1.393.097 138.562 2.064.667 29.183.243
91.383
1.994.752 1.994.752
19.230.087
Sanering Verkeerslawaai Openbaar vervoer de Boer-EIISS programma
3.052.221
6.866.487 6.866.487
33.848.484
8.778.451 58.497.066 67.275.517
-
2.850.130
252.587.479
-
500.000
78.243 595.237
17.812.703 11.159.426 28.972.129
Grote projecten Kleine projecten Subtotaal G.D.U.
- BWS - Maatwerk d.k.p.-complexen - Stedelijke vernieuwing - Gem.Rotterdam:aanvulling pwvb Subtotaal volkshuisvesting
-
72.928 381.833 1.231.498 20.670 1.932.530
120.330 229.122
saldo aan het eind van van het boekjaar voor winstbestemming 2003
-
764.209 242.062 1.006.271 146.349.080 1.287.584 1.000.160 018.477.783 34.822.316 44.238.272 17.812.703 6.287.691 24.100.394 271.281.860 200.000 25.601 173.621 182.942 2.369.336 2.801.621 34.601 19.840 5.807.562
vermeerderingen door bijboeken resultaat
113.392
474.411 474.411
618.502 97.059
2.401.632 1.334.797 1.334.797 4.926.401
-
saldo aan na winstbestemming 2003
613.392
1.238.620 242.062 1.480.682 146.349.080 1.287.584 1.618.662 97.059 18.477.783 34.822.316 46.639.904 17.812.703 7.622.488 25.435.191 276.208.261 200.000 25.601 173.621 182.942 2.369.336 2.801.621 34.601 19.840 5.807.562
22.056.295
-
22.056.295
22.056.295
6.442.708 6.442.708
-
8.778.451 64.939.774 73.718.225
8.778.451 64.939.774 73.718.225
100.571 56.421.750
100.571 56.421.750 8.371.668 1.393.097 138.562 2.064.667 11.967.993 -
100.000
62.860 5.429 3.396.356 17.215.249
-
8.371.668 1.393.097 138.562 2.064.667 11.967.993
17.215.249
Subtotaal voorzieningen
160.449.880
30.531.533
20.909.017
Totaal reserves en voorzieningen
413.537.359
64.380.017
40.139.104
4.075.984
170.072.396 441.854.256
5.039.793
170.072.396 446.894.049
In de kolom ’vermeerderingen door resultaat’ staan de werkelijk ontvangen rentebaten van deze beleidsterre inen. De bedragen staan vermeld bij de bestemmingsreserves, maar gelden voor het gehele vermogen van het beleidsterrein. Volgens de vigerende comptabiliteitsvoorschriften mag er alleen op (bestemming)reserves rente toe worden gerekend. Volgens de voorschriften van de rijksoverheid is de rente van de beleidsterreinen, die betrekking hebben op verkeer en vervoer, met uitzondering van de ‘de Boer-EIISS’ middelen, direct toegevoegd aan dit beleidste rrein. Zie de kolom mutatie door bijboeken rente.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
70
7.5
KOSTENVERDEELSTAAT 210.00
Eerstverdeelde kosten Salariskosten direct toe te wijzen kosten directie kosten ondersteuning totaal
210.10
210.20
210.30
212.00
482.00
560.00
611.00
1.774.261 150.302 801.466 2.726.029 0
137.344 11.821 63.033
85.113 6.192 33.018
74.050 6.192 33.018
85.113 6.192 33.018
275.555 25.274 134.772
32.506 2.823 15.052
123.623 10.083 53.766
55.647 5.373 28.652
Diensten door derden Contractanten totaal
375.994 375.994
29.571
15.490
15.490
15.490
63.226
7.062
25.223
13.442
Overige personele kosten opleidingskosten overige personeelskosten Woon- en werkverkeer catering/kantinekosten werving nieuw personeel Advisering representatiekosten extern reis- en verblijfkosten dotatie voorziening wachtgeld totaal
116.393 10.558 13.061 34.474 5.036 0 11.029 20.752 200.000 411.302
9.154 830 1.027 2.711 396 0 867 1.632 15.730
4.795 435 538 1.420 207 0 454 855 8.239
4.795 435 538 1.420 207 0 454 855 8.239
4.795 435 538 1.420 207 0 454 855 8.239
19.572 1.775 2.196 5.797 847 0 1.855 3.490 33.631
2.186 198 245 647 95 0 207 390 3.756
7.808 708 876 2.313 338 0 740 1.392 13.417
4.161 377 467 1.232 180 0 394 742 7.150
Huisvestinglasten huur servicekosten energie SLA facility schoonmaakkosten afschrijving, verbouw. + inricht. overige huisvestinglasten totaal
193.866 33.970 10.374 33.841 32.804 259.200 44.489 608.544
24.488 4.291 1.310 4.275 4.144 19.132 5.620
8.163 1.430 437 1.425 1.381 10.021 1.873
8.163 1.430 437 1.425 1.381 10.021 1.873
8.163 1.430 437 1.425 1.381 10.021 1.873
30.610 5.364 1.638 5.343 5.180 40.906 7.025
4.081 715 218 712 691 5.193 937
8.163 1.430 437 1.425 1.381 18.549 1.873
4.081 715 218 712 691 9.885 937
Organisatiekosten advieskosten SLA. Personeelskosten kopieerkosten accountantskosten telefoon / telecom drukwerk porti briefpapier, enveloppen koerier documentatie / abonnementen automatiseringskosten SLA automatiseringskosten kantoorbenodigdheden bankkosten overig algemene kosten archiefvernietiging totaal
11.874 -2.813 69.757 57.814 35.457 14.311 51.336 7.561 4.760 11.926 39.360 191.862 11.148 55 -109.619 254 395.041
934 2215.149 4.267 2.617 1.056 3.789 558 351 880 2.905 14.162 823 4 8.09119
1.997 47311.009 9.124 5.596 2.258 8.102 1.193 751 1.882 6.212 30.279 1.759 9 17.30040
223 531.398 1.158 710 287 1.028 151 95 239 789 3.844 223 1 2.1965
797 1894.992 4.137 2.537 1.024 3.674 541 341 853 2.817 13.730 798 4 7.84518
424 1012.660 2.205 1.352 546 1.958 288 182 455 1.501 7.317 425 2 4.18010
subtotaal bijdrage gemeente rotterdam TOTAAL in jaarrekening
4.516.910 90.7564.426.154 4.426.154
366.579
489 1162.697 2.235 1.371 553 1.985 292 184 461 1.522 7.418 431 2 4.23810
489 1162.697 2.235 1.371 553 1.985 292 184 461 1.522 7.418 431 2 4.23810
489 1162.697 2.235 1.371 553 1.985 292 184 461 1.522 7.418 431 2 4.23810
196.784
185.720
196.784
726.492
85.618
301.774
150.101
196.784 196.785
185.720 185.720
196.784 196.785
726.492 726.490
85.618 85.620
301.774 301.775
150.101 150.100
90.756275.823 275.820
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
71
Eerstverdeelde kosten Salariskosten direct toe te wijzen kosten directie kosten ondersteuning totaal
210.00
620.00
723.20
810.00
810.20/30
810.40
810.50
820.10
TOTAAL
1.774.261 150.302 801.466 2.726.029 0
137.344 11.821 63.033
71.963 6.017 32.085
112.097 9.236 49.250
205.029 14.459 77.098
102.272 9.328 49.741
121.605 11.142 59.413
137.630 12.437 66.321
154.714 13.733 73.230
1.774.261 150.302 801.466
375.994 375.994
29.571
15.052
23.105
36.169
23.335
27.872
31.113
34.354
375.994
Overige personele kosten opleidingskosten overige personeelskosten Woon- en werkverkeer catering/kantinekosten werving nieuw personeel Advisering representatiekosten extern reis- en verblijfkosten dotatie voorziening wachtgeld totaal
116.393 10.558 13.061 34.474 5.036 0 11.029 20.752 200.000 411.302
9.154 830 1.027 2.711 396 0 867 1.632 15.730
4.660 423 523 1.380 202 0 442 831 8.007
7.152 649 803 2.118 309 0 678 1.275 12.290
11.197 1.016 1.256 3.316 484 0 1.061 1.996 19.239
7.224 655 811 2.140 313 0 684 1.288 12.412
8.628 783 968 2.556 373 0 818 1.538 14.826
9.631 874 1.081 2.853 417 0 913 1.717 16.550
10.635 965 1.193 3.150 460 0 1.008 1.896 18.274
116.393 10.558 13.061 34.474 5.036 0 11.029 20.752 200.000
Huisvestinglasten huur servicekosten energie SLA facility schoonmaakkosten afschrijving, verbouw. + inricht. overige huisvestinglasten totaal
193.866 33.970 10.374 33.841 32.804 259.200 44.489 608.544
24.488 4.291 1.310 4.275 4.144 19.132 5.620
16.326 2.861 874 2.850 2.762 11.069 3.746
8.163 1.430 437 1.425 1.381 16.991 1.873
40.814 7.152 2.184 7.125 6.906 25.418 9.366
8.163 1.430 437 1.425 1.381 16.399 1.873
8.163 1.430 437 1.425 1.381 19.587 1.873
8.163 1.430 437 1.425 1.381 21.865 1.873
8.163 1.430 437 1.425 1.381 24.143 1.873
193.866 33.970 10.374 33.841 32.804 259.200 44.489
Organisatiekosten advieskosten SLA. Personeelskosten kopieerkosten accountantskosten telefoon / telecom drukwerk porti briefpapier, enveloppen koerier documentatie / abonnementen automatiseringskosten SLA automatiseringskosten kantoorbenodigdheden bankkosten overig algemene kosten archiefvernietiging totaal
11.874 -2.813 69.757 57.814 35.457 14.311 51.336 7.561 4.760 11.926 39.360 191.862 11.148 55 -109.619 254 395.041
934 2215.149 4.267 2.617 1.056 3.789 558 351 880 2.905 14.162 823 4 8.09119
730 1734.573 3.790 2.324 938 3.365 496 312 782 2.580 12.577 731 4 7.18617
1.142 2716.841 5.669 3.477 1.403 5.034 741 467 1.170 3.860 18.815 1.093 5 10.75025
737 1754.413 3.658 2.243 905 3.248 478 301 755 2.490 12.138 705 3 6.93516
880 2095.271 4.369 2.679 1.081 3.879 571 360 901 2.974 14.499 842 4 8.28419
983 2335.884 4.877 2.991 1.207 4.330 638 402 1.006 3.320 16.185 940 5 9.24721
1.085 2576.497 5.385 3.303 1.333 4.782 704 443 1.111 3.666 17.871 1.038 5 10.21024
11.874 2.81369.757 57.814 35.457 14.311 51.336 7.561 4.760 11.926 39.360 191.862 11.148 55 109.619254
Diensten door derden Contractanten totaal
subtotaal bijdrage gemeente rotterdam TOTAAL in jaarrekening
4.516.910 90.756-
366.579
475 1132.979 2.469 1.514 611 2.192 323 203 509 1.681 8.193 476 2 4.68111 198.917
276.521
510.007
266.293
314.658
351.421
389.243
90.756-
4.426.154 275.823 4.426.154 275.820
4.516.911 90.756-
198.917 198.915
276.521 276.520
510.007 510.005
266.293 266.300
314.658 314.660
351.421 351.420
389.243 389.240
4.426.155 4.426.155 0-
Salariskosten De eerstverdeelde salariskosten worden naar het werkelijke aantal fte’s per (hulp)kostenplaats verdeeld. De salariskosten op de hulpkostenplaatsen, zijnde directie en ondersteuning worden met een percentage, dat zich verhoudt tot de gehele loonsom, overgeheveld naar de beleidssector Verkeer en Vervoer, RWE en Ontwikkeling. Vanuit deze drie hoofdkostenplaatsen worden de salariskosten doorbelast op basis van werkelijke formatie naar de subfunctie (=kostendrager). Diensten door derden en overige personeelslasten Het totale bedrag wordt verdeeld als een percentage van de salariskosten. Huisvestingslasten Deze lasten worden verdeeld naar rato van het aantal gebruikte m2. Organisatiekosten De totale kosten worden per fte. doorberekend naar de (hulp)kostenplaats. Daarna volgens de systematiek van de salariskosten naar de subfunctie.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
72
7.6
JAARVERSLAG 2003 REGIONAAL BURO VINEX OBR IN HET KADER VAN HET FONDSBEHEER VINEX
Algemeen
De beleidsmatige werkzaamheden voor het Fondsbeheer Vinex zijn binnen het OBR geconcentreerd in het Regio Buro Vinex als onderdeel van de afdeling Investeringen en Fondsen. Ten behoeve van de uitvoerende werkzaamheden wordt een van het reguliere OBR gescheiden financiële administratie gevoerd, zodat het fondsbeheer op enig moment op verzoek van de Stadsregio Rotterdam kan worden overgedragen. Voor de te volgen procedures en de verantwoordelijkheids-toedeling is de “Beschrijving van de Administratieve Organisatie op hoofdlijnen ten behoeve van het Fondsbeheer Vinex door het Regionaal Buro Vinex” opgesteld. Op 21 januari 1998 is deze AO ter goedkeuring aangeboden aan de SR. Jaarlijks wordt conform de AO een specifiek jaarverslag en jaarrekening uitgebracht over het Vinex Fondsbeheer door het OBR. De jaarrekening maakt onderdeel uit van de geconsolideerde jaarrekening van de SR. De accountantsverklaring wordt in het kader van deze geconsolideerde rekening op regionaal niveau afgegeven. Het verslagjaar 2003 is het zevende jaar dat de beleidsmatige werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende uitvoerende werkzaamheden van het Fondsbeheer Vinex door het OBR zijn uitgevoerd. Op 4 februari 2003 heeft de secretaris van de Stadsregio Rotterdam de offerte 2003 voor akkoord ondertekend. De jaarrekening geeft de financiële verantwoording van het Vinex Grondkostenfonds en het Vinex Omslagfonds. Dit jaarverslag geeft hierop een uitgebreide toelichting en geeft tevens inzicht in de in 2003 verrichte beleidsmatige activiteiten in het kader van het Vinex Fondsbeheer in brede zin. Belangrijke beleidsmatige onderwerpen in 2003 zijn de Verstedelijkingsafspraken tot 2010 en de jaarlijkse actualisatie van de meerjarenramingen Vinex Grondkostenfonds en Vinex Omslagfonds. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de afgelopen jaren ingevoerde aanpassingen in de verantwoordingssystematiek. In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op het proces om met het rijk tot definitieve verstedelijkingsafspraken tot 2010 te komen. Hoofdstuk 3 bevat de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van de actualisatie van de meerjarenramingen in 2003. In hoofdstuk 4 wordt inzicht gegeven in de in 2003 gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het Vinex Grondkostenfonds. Hierbij wordt achtereenvolgens een beeld gegeven van de a lgemene opbouw van het fonds, de inkomsten en uitgaven per budgetonderdeel, de rentetoerekening in het kader van de Treasury en de gevolgen voor de bestemmingsreserve. In hoofdstuk 5 wordt een zelfde inzicht gegeven in het Vinex Omslagfonds. In hoofdstuk 6 wordt de stand van zaken weergegeven van de werkzaamheden in het kader van de “Verwervingsregeling Grote Uitleg”.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
73
Hoofdstuk 1 Aanpassingen in de verantwoordingssystematiek
Om een beter inzicht in de financiële positie van de Vinex fondsen te geven, zijn enkele aanpassingen doorgevoerd in de verantwoordingssystematiek. In eerste instantie is de jaarrekening opgesteld op kasbasis. In 1998 is een eerste aanpassing doorgevoerd. Door de lump sum uitbetaling van de regionale bijdrage aan de grote uitleglocaties Nesselande en Noordrand II/III zijn de noodzakelijke inkomsten die in latere jaren worden verkregen als dekking in de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds tot uiting gekomen. Deze dekking b estaat uit de inkomsten uit de rijksbijdrage BLS voor de periode 1999 tot en met 2004 en de inkomsten uit de gemeentelijke inwonersbijdrage voor de periode 1999 tot en met 2005. De hoogte van de nog te ontvangen rijksbijdrage is destijds bepaald op basis van de beschikking van 2 december 1998. De nog te ontvangen gemeentelijke bijdrage is gebaseerd op het op 25 maart 1998 door de regioraad vastgestelde Herijking Financieel Scenario 1998, waarbij is besloten dat jaarlijks tot en met 2005 een bedrag van € 3.889.545 bij de achttien gemeenten geïnd zal worden. De daadwerkelijk ontvangen bedragen worden afgeboekt op de opgenomen toezegging en hebben als zodanig geen invloed op de hoogte van de bestemmingsreserve. Met ingang van 2001 wordt de nog te ontvangen bijdrage uit hoofde van toezeggingen van het rijk verhoogd met de jaarlijks door VROM in december vastgestelde prijscompensatie BLS. Als gevolg hiervan vindt jaarlijks een extra toevoeging aan de bestemmingsreserve plaats. Met ingang van 2001 worden ook de afrondings-verschillen bij de definitieve vaststelling van de jaarlijkse gemeentelijke inwonersbijdrage op analoge wijze aan de bestemmingsreserve toegevoegd of onttrokken. In 1999 is een tweede aanpassing doorgevoerd. Vanwege de directe relatie bij de verkeers- en vervoersprojecten tussen Omslagfonds en Gebundelde Doeluitkering V&V (GDU) is destijds afgesproken dat in de financiële verslaglegging van het Omslagfonds de verplichtingen aan het GDU zichtbaar dienen te worden gemaakt. Nadat de hoogte van de omslagbijdrage aan een v&v-project is vastgesteld, wordt de beschikking aan de eindbegunstigde afgegeven door de budget-houder GDU. Vervolgens vindt de bevoorschotting en eindafrekening aan de eindbegunstigde plaats op basis van de GDU-systematiek. Betaling aan de eindbegunstigde vindt eveneens plaats door de budgethouder GDU, die deze betaling op zijn beurt doorbelast aan het Omslagfonds. Aangezien de financiële verantwoording GDU plaats vindt op verplichtingenbasis, ontstaat op het moment van afgifte van een beschikking aan de eindbegunstigde tevens een verplichting van het Omslagfonds aan de GDU. In het kader van de geconsolideerde jaarrekening van de stadsregio dienen deze verplichtingen daarom zowel in de jaarrekening GDU als in de jaarrekening omslagfonds zichtbaar te zijn. Deze systematiek wordt analoog toegepast indien de regie op een project ligt bij het BOR of bij het projectbureau van de Stadsregio Met ingang van de jaarrekening 2000 is in overleg met de controller en de Accountantsdienst Rotterdam (ADR) afgesproken dat niet alleen de verplichtingen aan de GDU zichtbaar gemaakt dienen te worden, maar alle verplichtingen in de vorm van beschikkingen en offertebevestigingen aan derden. Omdat in het omslagfonds nu ook de verplichtingen met een kasbeslag over meerdere jaren zichtbaar gemaakt worden, dienen de geraamde inkomsten in latere jaren als dekking in de bestemmingsreserve Omslagfonds tot uiting te komen. Hiertoe zijn sinds 2000 de geraamde inkomsten uit de omslagheffing over woningen en woningequivalenten binnenstedelijk en op de grote uitleglocaties, zoals in de meest recente door het DB vastgestelde meerjarenraming in de periode 2001 tot en met 2005 berekend, geactiveerd en als vordering opgenomen. Daartegenover is een bestemmingsreserve gevormd ter grootte van dit bedrag. De daadwerkelijk ontvangen bedragen worden afgeboekt op de geactiveerde inkomsten en hebben als zodanig geen invloed op de hoogte van de bestemmingsreserve. Met ingang van 2001 wordt de meerjarenraming jaarlijks geactualiseerd. Als gevolg van de nieuwe raming van de te verwachten inkomsten over de geactiveerde periode vindt een toevoeging of onttrekking plaats aan de bestemmingsreserve. Het verschil tussen de geraamde en werkelijke inkomsten in het afgesloten boekjaar wordt als exploitatieresultaat eveneens onttrokken of toegevoegd aan de bestemmingsreserve. Op deze wijze wordt in de bestemmingsreserve een actueel inzicht gegeven in de bestedingsruimte Omslagfonds. Op 25 juni 2003 heeft de regioraad het Vinex Financieel Scenario: actualisering meerjarenramingen 2003 vastgesteld. Hierin is geconstateerd dat zolangzamerhand de rek in het omslagfonds eruit is. Al op 15 december 1999 heeft het DB geconstateerd dat binnen het Omslagfonds niet meer uitgegeven kan worden dan dat er aan inko msten wordt opgehaald bij de gemeenten. Dit kan betekenen dat op enig moment geconcludeerd kan cq. moet worden dat de ambities moeten worden aangepast danwel dat alternatieve financieringsbronnen moeten worden aangesproken. Dit moment is nu aangekomen. In dit kader moet bedacht worden dat in 2003 en 2004 bijna alle verplichtingen ten laste van het Omslagfonds zullen zijn aangegaan maar dat de samenhangende woningbouwproductie, die gepland was voor de Vinex-periode, inmiddels is uitgesteld tot de periode 2005-2010. Een van de alternatieven is om de omslagheffing in de binnenstedelijke capaciteit op een of andere wijze te continueren in de periode 2005-2010. Het DB heeft inmiddels opdracht gegeven ambtelijk de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken. Ten aanzien van alternatieve financieringen heeft het DB al enige tijd geleden formeel aan de gemeente Berg-
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
74
schenhoek gevraagd de Boterdorpse Plas te financieren door middel van rood voor groen. In 2004 zal hierover nadere besluitvorming worden gevraagd. Op basis van deze actualisatie heeft de regioraad eveneens op 25 juni 2003 besloten ook de geraamde inkomsten uit omslagheffing voor de periode 2005-2010, zoals berekend in de actualisatie meerjarenramingen 2003, te activeren en als baten toe te voegen aan de bestemmingsreserve. Dit om te voorkomen dat het omslagfonds in de begroting negatief wordt verantwoord. Dit betekent dat alle verplichtingen vanaf 2003 worden bekostigd door een onttrekking uit de bestemmingsreserve die dan voldoende ruimte biedt.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
75
Hoofdstuk 2 Verstedelijkingsafspraken tot 2010
Op 14 maart 2002 zijn de “Intentie-afspraken verstedelijking tot 2010 Stadsregio Rotterdam” getekend tussen Rijk, provincie Zuid-Holland, de Stadsregio Rotterdam en de twee rechtstreekse ISV3-gemeenten Rotterdam en Schiedam. Het is de bedoeling dat dit intentiedocument wordt omgezet tot een convenant, waarin meerjarige afspraken worden vastgelegd op diverse beleidsterreinen tussen het rijk en de genoemde partijen. In 2003 zou het intentiedocument worden omgezet in definitieve verstedelijkingsafspraken. Het getekende convenant zou tevens de opmaat zijn voor de afspraken voor ISV-II (2005-2010). Door de kabinetswisseling is e.e.a. in de vertraging gekomen. De nieuwe minister van VROM heeft in haar beleidsbrief 30 september 2003 aan de Tweede Kamer aangegeven de aan de verstedelijkingsafspraken gekoppelde rijksbijdrage BLS4 primair te richten op de woningproductie. De op kwaliteit gerichte ambities van de voormalige staatssecretaris worden nog steeds onderschreven, maar gelet op de spanning op de woningmarkt wordt primair aandacht gegeven aan de kwantitatieve problemen. Tegen deze achtergrond zullen de accenten in de verstedelijkingsafspraken worden verschoven en omgezet in woningbouw afspraken. Bij de uitbetaling van de rijksbijdrage zullen prikkels worden ingebouwd voor tempo en productie. Begin 2004 wil de minister hiertoe definitieve afspraken maken met de regionale budgethouders. Onderdeel van de intentieafspraken was dat door de stadsregio voor 1 januari 2003 over een aantal onderwerpen, zoals de voortgang Vinex, voortgang Nieuwbouw- en Transformatie-programma, de (on)mogelijkheden van particulier opdrachtgeverschap, nader gerapporteerd zal worden aan de minister VROM. Op 18 december 2002 is de rapportage vastgesteld in het Dagelijks Bestuur (DB) en opgestuurd naar VROM. Ten aanzien van de voortgang Vinex is geconcludeerd dat het is gelukt, ondanks vertragende factoren maar met een gezamenlijke krachtsinspanning van alle achttien gemeenten, om de bruto woningproductie met 70.000 woningen op peil te houden. Met de intensivering van het sloopprogramma is geanticipeerd op de door de minister en de stadsregio zo noodzakelijk geachte kwaliteitsslag (transformatie van buitenstedelijke woonmilieus). Gegeven de huidige, algehele situatie op de woningmarkt en woningbouwmarkt is het DB van oordeel dat met de netto toevoeging van 44.600 woningen naar behoren gepresteerd is en dat daarmee aan de verplichtingen in het kader van de BLS is voldaan. Deze gelden zijn immers verstrekt voor het realiseren van de bruto woningbouwproductie die met ruim 70.000 woningen wel degelijk wordt gehaald. Een eventuele algemene korting van de BLS-bijdrage, één van de belangrijkste voedingsbronnen van het Vinex Grondkostenfonds, is derhalve niet aan de orde. Het feit dat niet 53.000 woningen maar slechts 44.600 woningen worden toegevoegd, heeft wel rechtstreekse gevolgen voor de voeding van het Vinex Omslagfonds. In 2003 is op de brief van 18 december 2002 nog geen reactie van VROM ontvangen. In het kader van de actualisatie meerjarenramingen 2003 zijn de financiële consequenties van e.e.a. nader geanalyseerd (zie hoofdstuk 3). Op 9 oktober 2003 heeft het DB aan de minister gemeld dat conform de afspraken de voorbereidende werkzaamheden voor definitieve verstedelijkingsafspraken zijn afgerond. Daarbij stonden drie speerpunten centraal: 1. In kaart brengen (normatief) van de kostenkant van de verstedelijkingsopgave; 2. In kaart brengen spanningsveld RO en Milieu; 3. Uitvoeren van een compacte woningmarktanalyse, teneinde het intentionele programma te toetsen. Het resultaat van deze onderzoeken is dat de volgende taakstelling voor de achttien gemeenten in het gebied van de stadsregio in de periode 2000-2010 haalbaar wordt geacht: nieuwbouwproductie van 75.000 woningen, 25.000 onttrekkingen, verkoop 15.000 sociale huurwoningen, productie van 1.000 sociale koopwoningen en 40 à 45% eigen woningbezit. Ca. 70% van de nieuwbouwproductie kan worden gerealiseerd in bestaand stedelijk gebied. Voorwaarde is wel dat de rijksoverheid in de vorm van een BLS-bijdrage 2005-2010 substantieel bijdraagt in de excessieve kosten in de grondexploitatie. Normatief wordt minimaal een bedrag van € 248 mln (prijspeil 2003) aan excessieve kosten voorzien. Aanvullend zijn ook bijdragen noodzakelijk in de kosten voor benodigde extra infrastructuur en voor de realisatie van regionaal groen. Ook op deze brief is in 2003 geen reactie van VROM ontvangen.
3 4
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing Besluit Locatiegebonden Subsidies
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
76
Hoofdstuk 3 Actualisatie meerjarenramingen vinex grondkostenfonds en vinex omslagfonds
Algemeen In de Vinex-deelconvenanten is afgesproken dat zowel in de jaren 1997 als in 2000 een regionale herijking van de Vinex-afspraken zal plaatsvinden. Deze herijkingen bestaan uit een integrale toetsing van het Regionaal Woningbouwscenario, het Financieel Scenario en het Plan van Aanpak ABC-locatiebeleid. Tevens vindt in het jaar 2000 in het kader van het Vinex-uitvoeringsconvenant een landelijke herijking plaats van de Vinex-afspraken. Als sluitstuk van de integrale toetsing heeft begin 2001 de herijking van het Vinex Omslagfonds en het Vinex Grondkostenfonds plaatsgevonden. De regioraad heeft op 25 april 2001 de Herijking Vinex Financieel Scenario 2000 vastgesteld Tevens besloten de vastgestelde meerjarenramingen jaarlijks op basis van voortschrijdend inzicht te actualiseren teneinde de financiële risico’s beheersbaar te houden. In 2003 zijn de meerjarenramingen voor de tweede maal geactualiseerd. Herijking Vinex Grondkostenfonds 2003 De meerjarenraming van mei 2002 gaf een overschot te zien van € 9,5 mln. Op basis van de meest recente gegevens geeft de geactualiseerde meerjarenraming 2003 een lichte verhoging van het overschot te zien tot € 10,3 mln. De volgende conclusies kunnen worden getrokken. In het Vinex Financieel Scenario Herijking 2000 is geconcludeerd dat de belangrijkste risico’s zijn gelegen in de opgenomen rijksbijdrage Vinac en regionale bijdrage 2e fase Berkel en Rodenrijs. Deze conclusie blijft onverminderd van kracht. In de actualisatie 2002 zijn hieraan twee nieuwe risico’s toegevoegd. Over het risico van een korting van de rijksbijdrage Vinex als gevolg van het niet halen van de regionale taakstelling kunnen pas bij de onderhandelingen over de verstedelijkingsafspraken in de loop van 2003 (inmiddels 2004, zie hoofdstuk 2) verantwoorde uitspraken worden gedaan. Het DB heeft in de rapportage van 18 december 2002 over de voortgang Vinex aan het ministerie Vrom geconcludeerd dat zij van mening is dat aan de (bruto) productieafspraken is voldaan en daarom een korting van de BLS vooralsnog niet aan de orde is. Ook het risico van een terugvordering van de rijksbijdrage als gevolg van het al dan niet voldoen aan de prestatie-eis met betrekking tot het aantal te realiseren woningen op functieveranderingslocaties blijft bestaan. Vooralsnog is er geen directe aanleiding het bestaande beleid en de bestaande afspraken aan te passen. Gezien de looptijd van het Vinex Grondkostenfonds tot en met 2005 zijn de mogelijkheden tot aanpassing overigens zeer beperkt. Herijking Vinex Omslagfonds 2003 De meerjarenraming van mei 2002 gaf een overschot te zien van € 8 mln. Op basis van de meest recente gegevens geeft de geactualiseerde meerjarenraming een verlaging van het overschot te zien tot € 1,5 mln. De huidige raming geeft een daling van de totale inkomsten te zien van ruim € 7 mln, een daling van de totale uitgaven met € 2 mln en een stijging van de rentelasten met € 1,5 mln. De volgende conclusies kunnen worden getrokken. De algemene conclusies van de herijking 2000 en de actualisatie 2002 blijven onverminderd van kracht. Zowel de inkomsten als de uitgaven worden gekenmerkt door risicovolle aannames ten aanzien van zowel de hoogte van de geraamde bijdragen als de fasering van het kasbeslag in de tijd. Naast een belangrijk verlaagd positief saldo in 2010 van € 1,5 mln, is het verwachte kassaldo in 2005 met € 6 mln verslechterd tot € 11 mln negatief. Zolangzamerhand is de rek eruit. Nieuwe tegenvallers leiden welhaast onherroepelijk tot een negatief saldo in 2010. De komende periode zal benut moeten om de mogelijkheden van alternatieve financieringsbronnen te onderzoeken of een aanpassing van de ambities te heroverwegen. In dit kader moet bedacht worden dat een aantal uitgavenposten samenhangen met woningbouw-productie die gepland was voor de Vinex-periode, maar inmiddels is uitgesteld tot de periode 2005-2010. Een van de alternatieven is om de omslagheffing in de binnenstedelijke capaciteit op een of andere wijze te continueren in de periode 2005-2010. Het DB heeft inmiddels opdracht gegeven ambtelijk de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken. Eindconclusie actualisatie 2003 De benoemde risico’s in de herijking 2000 en in de actualisatie 2002 voor zowel het Vinex Grondkostenfonds als het Vinex Omslagfonds blijken nog onverkort van kracht. In de huidige actualisering zijn geen nieuwe risico elementen toegevoegd, maar wel nieuwe inzichten over de omvang van deze risico’s. Over de meeste risico’s zal pas bij de onderhandelingen over de verstedelijkingsafspraken in de loop van 2003 (inmiddels 2004, zie hoofdstuk 2) meer duidelijkheid ontstaan. Voor het Vinex Grondkostenfonds geldt dat er geen directe aanleiding is om het bestaande beleid en de bestaande afspraken aan te passen. Gezien de looptijd tot en met 2005 zijn de mogelijkheden tot aanpassing overigens zeer beperkt. Met een voorcalculatorisch positief saldo van € 1,5 mln in 2010 is voor het Vinex Omslagfonds de rek er inmiddels uit. Nieuwe tegenvallers leiden onherroepelijk tot een negatief saldo. De financiële positie van het omslagfonds zal aanmerkelijk verbeteren als b.v. de optie van rood voor groen financiering voor de Boterdorpse Plas daadwerkelijk tot de mogelijkheden gaat behoren. Het onderzoek naar deze mogelijkheid is reeds in gang gezet.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
77
Tenslotte wordt in de rapportage aandacht gevraagd voor de tijdige afwikkeling van administratieve procedures met betrekking tot de officiële aanmelding van opgeleverde woningen. Op 25 juni 2003 heeft de regioraad besloten: 1. kennis te nemen van de geactualiseerde meerjarenramingen Vinex Grondkostenfonds en Vinex Omslagfonds d.d. maart 2003; 2. vast te stellen dat voor het Vinex Grondkostenfonds geen directe aanleiding aanwezig is om het bestaande beleid en de bestaande afspraken aan te passen; 3. Kennis te nemen van het initiatief van het DB om ambtelijk de mogelijkheden te onderzoeken de omslagheffing in de binnenstedelijke capaciteit te continueren in de periode 2005-2010; 4. vast te stellen dat voor het Vinex Omslagfonds de rek er uit is en dat onderzoek naar alternatieve financieringsmogelijkheden, zoals rood voor groen, noodzakelijk is om de financiële positie van het fonds te verbeteren; 5. de gemeenten er wellicht ten overvloede op te wijzen dat voldoende aandacht wordt gegeven aan de tijdige afwikkeling van administratieve procedures met betrekking tot de officiële aanmelding van opgeleverde w oningen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
78
Hoofdstuk 4 inkomsten en uitgaven in het vinex GRONDKOSTENFONDS Algemeen
Het Vinex Grondkostenfonds is ingesteld om tekorten op de grondexploitaties van woning-bouwlocaties te kunnen dekken, die ontstaan in het kader van de regionale Vinex-taakstelling om in de periode 1995 t/m 2004 in totaal 53.000 woningen aan de woningvoorraad toe te voegen. In het Financieel Scenario Stadsregio Rotterdam, laatstelijk door de regioraad vastgesteld op 25 april 2001, zijn taakstellende deelbudgetten vastgelegd voor de verschillende opgaven binnen de Vinex, te weten de regionale bijdragen aan de grote uitleglocaties, de bijdragen voor knelpunten, de bijdragen functieveranderinglocaties en de bijdragen voor niet-ernstige bodemsanering. Daarnaast worden hieraan de regionale kosten in het kader van de opstelling en vaststelling van de regionale structuurplannen ten laste gebracht. De voeding van het fonds bestaat uit de rijksbijdrage BLS, de gemeentelijke bijdrage op basis van de inwonersaantallen en een gemeentelijke afdracht in het kader van de verfijningbijdrage. Op 25 juni 2003 heeft de regioraad de tweede actualisatie meerjarenraming Vinex Grondkostenfonds vastgesteld (zie hoofdstuk 3). Rijksbijdrage Op grond van artikel 19 van het Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS) dient jaarlijks voor 1 april een lichte rapportage over de voortgang Vinex in de Stadsregio aan het ministerie van VROM opgestuurd te worden. Nadat het ministerie van VROM heeft aangegeven dat het verslag tijdig en volledig is uitgebracht, wordt de betreffende jaarschijf van de Rijksbijdrage BLS betaalbaar gesteld. Per brief van 14 mei 2002 heeft de staatssecretaris aangegeven dat de ingediende gegevens tijdig en volledig zijn aangeleverd. Op 21 mei 2003 is de jaartranche 2003 ter grootte van € 10.680.927 ontvangen. Per brief van 10 november 2003 heeft de minister de prijscompensatie voor het jaar 2004 vastgesteld op 2,75%. De jaartranche 2004, tevens laatste tranche BLS Vinex, wordt hierdoor verhoogd met € 293.725 tot € 10.974.652. Het bedrag van € 293.725 is als extra bijdrage nog te ontvangen uit hoofde van toezeggingen door het rijk toegevoegd aan de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. Gemeentelijke bijdrage Voor de voeding van het Vinex Grondkostenfonds dient naast de Rijksbijdrage met ingang van 1999 jaarlijks een bedrag van € 3.889.545 door de gemeenten bijeengebracht te worden in de vorm van een bijdrage per inwoner. De bijdrage per inwoner wordt bepaald door dit bedrag te delen door het aantal inwoners in de SR, zoals vastgesteld door het CBS per 1 januari van het voorafgaande jaar. De bijdrage per gemeente wordt dan berekend door het aantal inwoners te vermenigvuldigen met de bijdrage per inwoner. De inning van deze bedragen vindt plaats door facturering in twee gelijke termijnen per 15 januari en per 15 juli. Het CBS heeft op 1 januari 2002 1.185.819 inwoners in de achttien gemeenten van de Stadsregio Rotterdam geregistreerd. Bij dit aantal is de bijdrage per inwoner vastgesteld op € 3,28. In totaal is in 2003 op grond van de berekening een bedrag van € 3.889.486 ontvangen. Op deze wijze is € 59 minder ontvangen dan begroot. Dit bedrag is als mindere gemeentelijke bijdrage onttrokken aan de beste mmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. Verfijningbijdrage In verband met de woningbouwontwikkeling op de grote uitleglocaties is door het rijk een extra uitkering uit het gemeentefonds toegekend aan de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs op basis van de “Verfijningsregeling omvangrijke opgave woningbouw”, kortweg Verfijningbijdrage. In de deelco nvenanten is afgesproken dat jaarlijks 10% van de verfijningbijdrage, die door het ministerie van Financiën aan deze vier gemeenten wordt toegekend, wordt afgedragen aan de SR ter dekking van de kosten die de SR maakt in het kader van de Regionale Structuurplannen Noordrand II/III en Midden-IJsselmonde. Op basis van de herijking van het financieel scenario 1998 maken de regionale kosten van de RSP’s en de opbrengsten uit de verfijningsregeling voortaan integraal deel uit van het Vinex Grondkostenfonds. In 2003 is een bedrag van € 729.774 in rekening gebracht en ontvangen. Dit bedrag is toegevoegd aan de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. Begin 2003 is in de commissie WSV aandacht gevraagd voor de negatieve gevolgen van de vertraging in de w oningbouwproductie voor de hoogte van de uitkering in het kader van de Verfijningsregeling. Bij de uitvoerder van de regeling, de afdeling Financiën Publiekrechtelijke Lichamen van het ministerie van Financiën (FiPuLi), is dit probleem al onderkend. Al in 2000 heeft VROM gewezen op de vertraging in de woningbouwproductie als gevolg van gewijzigd beleid en als gevolg van marktontwikkelingen met betrekking tot de vraag. FiPuLi heeft in de loop van 2003 de mogelijkheden uitgewerkt om binnen de bestaande wettelijke mogelijkheden de betrokken gemeenten, landelijk 10 gemeenten waarvan vier binnen de stadsregio, financieel tegemoet te komen. Op 8 juli 2003 is een eerste voorstel aan de betrokken gemeenten voorgelegd. Na kennisname van de reacties van de betrokken gemeenten is de voorgestelde wijziging van de toepassing van de maatstaf omvangrijke opgave woningbouw per brief van 17 november 2003 definitief vastgesteld. Dit betekent dat de uitkering wordt berekend op basis van de aantallen en fasering bij de oorspronkelijke toekenning. De uit te keren bedragen in de jaren 2003 tot en met 2008 worden bijelkaar opgeteld. De uitbetaling van dit bedrag vindt plaats in vier gelijke termijnen in de periode 2003 tot en met 2006. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
79
Bij de eerstvolgende vaststelling van de afdracht van de vier gemeenten aan de stadsregio in 2004 zal met de gewijzigde toekenning worden rekening gehouden. Bijdrage grote uitleglocaties Voor de uitleglocaties Nesselande in Rotterdam, Noordrand II in Bergschenhoek en 1 e fase Noordrand I in Berkel en Rodenrijs zijn in 1998 de regionale bijdragen in de vorm van een lump sum vastgesteld en uitbetaald voor een bedrag van in totaal € 114.520.640. Voor de locatie Midden-IJsselmonde in Albrandswaard en Barendrecht is de regionale bijdrage in de vorm van een lump sum in 1999 vastgesteld en uitbetaald voor een bedrag van € 5.150.405. In het kader van de herijking van het Regionaal Woningbouwscenario 2000 heeft de regioraad besloten preferente trekkingsrechten voor 1.000 woningen toe te kennen aan de gemeenten Albrandswaard en Barendrecht voor de locatie Midden-IJsselmonde. Conform de lump sum overeenkomst heeft de SR als gevolg van deze toekenning in 2001 in totaal € 1,13 mln terugontvangen van deze gemeenten. In 2003 zijn geen nieuwe verplichtingen aangegaan of betalingen gedaan. Bijdrage functieveranderinglocaties Voor de realisatie van woningen op functieveranderinglocaties is oorspronkelijk een budget van € 40,84 mln beschikbaar gesteld, verdeeld over de gemeenten Vlaardingen, Spijkenisse, Schiedam en Rotterdam. Deze gemeenten kunnen een bedrag van € 4.537,80 per woning declareren op datum eerste paal en voor zover voorkomend op een door het DB geoormerkte lijst van functieveranderinglocaties. Rotterdam declareert na afloop van een kalenderjaar tot een maximum van € 22,69 mln. Schiedam en Vlaardingen kunnen ieder maximaal € 3,4 mln declareren. Voor Spijkenisse was voor de locatie Vierambachten een budget beschikbaar van € 2,27 mln. Voor de locatie Stadspoort is een budget van € 9,07 mln beschikbaar gesteld, maar in het kader van de herijking van het financieel scenario 1998 is dit budget verlaagd met € 4,54 mln. In het kader van de herijking van het financieel scenario heeft de regioraad op 25 april 2001 besloten het gereserveerde budget te wijzigen in maximaal € 1.057.308 ten behoeve van het Centrumplan. Eveneens op 25 april 2001 heeft de regioraad besloten een budget te reserveren van maximaal € 975.627 voor de locatie Haven in Maassluis. Binnen het Rijksbod is € 22,69 mln bestemd voor de realisatie van 8.849 woningen op functieveranderinglocaties op basis van een door de Stadsregio op 29 november 1994 ingediende en geoormerkte lijst. De oorspronkelijke lijst bestond alleen uit locaties in Rotterdam. In 1998 zijn ook de in de deelconvenanten opgenomen locaties in Vlaardingen, Schiedam en Spijkenisse toegevoegd. In 1999 zijn locaties toegevoegd van Vlaardingen, in 2002 zijn de nieuwe locaties toegevoegd van Spijkenisse en Maassluis en in 2002 is deze geoormerkte lijst met instemming van de staatssecretaris van VROM wederom geactualiseerd voor locaties in Vlaardingen. Deze lijst geldt tevens als geoormerkte lijst, waarop de betreffende gemeenten hun aandeel in de regionale middelen kunnen declareren. Per brief van 15 januari 2003 heeft directeur OBR namens het DB in het kader van de actualisatie meerjarenraming Vinex Grondkostenfonds de in aanmerking komende gemeenten evenals in 2002 gevraagd een realistische planning te leveren van de start en opleveringen van de woningen die voorkomen op de geoormerkte lijst. Op grond van de nieuwe planningen is in de geactualiseerde meerjarenraming geconstateerd dat de taakstelling met het rijk met 1.452 woningen niet wordt gehaald. Per 31 december 2004 zijn nog wel 2.042 woningen in aanbouw. Als gevolg van de afspraken met het rijk en de regionale afspraken is een nadelig financieel risico berekend tussen de € 1,4 mln en € 1,9 mln. Geconcludeerd is dat de berekende risico’s geen aanleiding geven het gevoerde beleid aan te passen. De stand van zaken met betrekking tot de resterende gereserveerde budgetten voor functieverandering voor de vijf gemeenten is ultimo 2002 als volgt. Gemeente Rotterdam Met het besluit van het DB van 3 oktober 2001 de declaratie over 2000 toe te kennen, is de bijdrage functievera nderinglocaties voor Rotterdam definitief afgehandeld tot het maximale bedrag van € 22,69 mln. Met het oog op de prestatie-eis van het rijk is de gemeente gevraagd ook over de jaren 2001 t/m 2004 inzicht te geven in het aantal te realiseren woningen, die voorkomen op de geoormerkte lijst. Gemeente Schiedam Schiedam heeft een budget van € 3.403.352 voor de realisatie van 750 woningen op functie-veranderinglocaties. Tot 2003 heeft het DB € 1.914.952 toegekend voor 422 woningen. In 2003 zijn geen declaraties ingediend. Ultimo 2003 is aan Schiedam in totaal € 1.914.952 toegekend en betaald. Er resteert een budget van € 1.488.400. Gemeente Vlaardingen Vlaardingen heeft een budget van € 3.403.352 voor de realisatie van 750 woningen op functieveranderinglocaties. Tot 2003 heeft het DB € 1.157.140 toegekend voor 255 woningen. Op 9 december 2002 heeft Vlaardingen een declaratie ingediend voor 108 woningen. Op 22 januari 2003 heeft het DB hierop € 490.083 toegekend. Ultimo 2003 is aan Vlaardingen in totaal € 1.647.222 toegekend en betaald. Er resteert derhalve een budget van € 1.756.129. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
80
Gemeente Spijkenisse Spijkenisse heeft een budget van € 3.008.563 voor de realisatie van 663 woningen op functie-veranderinglocaties Tot 2003 heeft het DB € 1.951.255 toegekend voor 430 woningen. Op 5 juni 2003 heeft Spijkenisse een declaratie ingediend voor 99 woningen voor het project “de staalmeesters 1 e fase” op de locatie Spijkstaal Zuid. Op 4 juni 2003 heeft het DB hierop € 449.242 toegekend. Ultimo 2003 is aan Spijkenisse in totaal € 2.400.497 toegekend en betaald. Er resteert derhalve een budget van € 608.066. Gemeente Maassluis Maassluis heeft een budget van € 975.627 voor de realisatie van 215 woningen op functie-veranderinglocaties Er is nog geen declaratie ingediend. Er resteert derhalve ultimo 2003 een budget van € 975.627. In totaal is in 2003 een bedrag van € 939.325 onttrokken aan de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. Bijdrage knelpunten Binnen het regionaal grondkostenfonds is een bedrag van € 22,7 mln gereserveerd voor knelpunten op binnenstedelijke locaties met meer dan 500 woningen en niet zijnde functie-veranderinglocaties De bijdrage per locatie is maximaal 50% van het door het DB aanvaardbaar geachte tekort op basis van normkosten. Voor de locaties Tussenwater en Stoopweg te Rotterdam en Spaland-Oost te Schiedam zijn in 1997 en 1998 bedragen toegekend en betaald voor in totaal € 20.159.239. Op 25 maart 1998 is door de regioraad in het kader van de herijking 1998 besloten het knelpuntenbudget taakstellend te handhaven op € 22,7 mln. Het nog resterend budget is vooralsnog gereserveerd voor de locatie Limieten in Rotterdam. Op 25 april 2001 heeft het DB besloten de aanvraag Limieten af te wijzen, gezien de mogelijkheden om tot een positieve grondexploitatie te komen. In 2001 heeft de eindafrekening van de bijdrage aan Stoopweg Nieuw-Terbregge plaatsgevonden. Op basis van het besluit van het DB van 25 april 2001 is een bedrag van € 1.226.271 terug ontvangen. Hiermede zijn alle bijdragen uit het budget Knelpunten definitief toegekend en afgerekend. In totaal is zodoende € 18.932.967 ten laste gebracht van het knelpuntenbudget. Bijdrage bodemsanering Ten behoeve van regionale bijdragen in de kosten van bodemonderzoek en de saneringskosten van niet-ernstige bodemverontreiniging bij Vinex-woningbouwontwikkeling is binnen het Vinex Grondkostenfonds een bedrag van ruim € 8 mln gereserveerd. De beoordeling van aanvragen voor een regionale bijdrage is opgedragen aan het Bodembureau Vinex (BBV). Het DB besluit over de toekenning van de regionale bijdrage. Voor toekenning van bijdragen voor onderzoekskosten bodemsanering is BBV door het DB gemandateerd tot een bedrag van € 22.689. Daarnaast verricht het BBV een aantal beleidsmatige taken en adviseert zij hierover aan het DB. Sinds 2000 is dit bureau ondergebracht bij de DCMR Milieudienst Rijnmond. Het budgetbeheer vindt plaats bij het Regionaal Buro Vinex van het OBR. Voor onderzoek en sanering van ernstige bodemverontreiniging bij Vinex woningbouwontwikkeling is vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) € 15,9 mln beschikbaar. Deze geldstroom is ongedeeld en aanwending daarvan wordt afgestemd tussen de Stadsregio en het bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) gemeente Rotterdam en het bevoegd gezag Wbb Provincie Zuid-Holland. Zowel de provincie Zuid-Holland als de g emeente Rotterdam verantwoorden tegenover het rijk ieder afzonderlijk hun uitgaven voor bodemsaneringen ten laste van de FES. Voor het oplossen van knelpunten in het kader van de regionale Vinex-woningbouwoperatie is vanuit de reguliere budgetten Wbb tenslotte € 6,8 mln beschikbaar. Deze geldstroom is eveneens gedecentraliseerd naar het bevoegd gezag met een eigen verantwoordingsplicht aan VROM. Om de drie beschikbare budgetten efficiënt te kunnen benutten is inzicht nodig in de te verwachten bodemkosten voor zowel ernstige als niet-ernstige bodemverontreiniging in relatie tot de aantallen woningen per verontreinigde locatie. Op grond van de woningbouw-lijsten met bodemgegevens, die door de gemeenten bij de Stadsregio zijn ingediend, is door BBV een kostenraming opgesteld, op grond waarvan het dagelijks bestuur van de Stadsregio op 9 april 1997 heeft besloten dat: Alle woningbouwprojecten, waarvan de totale bodemkosten (onderzoek plus sanering) maximaal € 0,9 mln bedragen, zonder meer ten laste kunnen worden gebracht van de beschikbare bodemgelden, afhankelijk van de mate van verontreiniging: de FES/Wbb dan wel het budget voor bodemsanering in het grondkostenfonds (GKF); Voor projecten met bodemkosten tussen € 0,9 en € 4,6 mln, zal per project door de Stadsregio worden besloten op basis van de verhouding tussen prijs, kwaliteit en kwantiteit of de sanering daadwerkelijk voor financiering in aanmerking komt. Kosten van ernstige bodemverontreinigingen komen dan ten laste van de FES/Wbb;
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
81
Projecten, waarvan de totale bodemkosten de € 4,6 mln overschrijden, kunnen worden voorgedragen voor projectfinanciering uit de extrabudgettaire middelen van VROM. De aanvragen voor een bijdrage uit de FES/Wbb; worden in principe beoordeeld door het Onderhandelings- & Procesteam (O&P), waarna het bevoegd gezag Wbb eventueel tot toekenning kan overgaan. Het O&P is samengesteld uit vertegenwoordigers van het bevoegd gezag Wbb, ministerie van VROM en de Landsadvocaat; BBV is namens Stadsregio voorzitter en voert tevens het secretariaat. In 2001 is afgesproken dat wanneer een aanvraag een standaard situatie betreft, de beoordeling plaatsvindt door het bevoegd gezag in overleg met de Stadsregio. Bij de beoordeling van financieringsaanvragen voor bodemsanering wordt rekening gehouden met de juridische voorwaarden die voortvloeien uit de financieringssystematiek van de Wet bodembescherming en de met de Minister van VROM speciaal voor de SRR afgesproken Gemeentelijke Eigendommen Regeling (GER). In het kader van de Wbb is het noodzakelijk dat saneringskosten van bedrijfseigen verontreinigingen worden verrekend, temeer daar de (getaxeerde) waardevermeerdering door sanering, net als kosten van werkzaamheden die al in een ander kader zijn voorgenomen, niet voor een bijdrage in aanmerking komt. De GER is een generieke oplossing voor knelpunten bij ernstige bodemverontreinigingen op gemeentelijke eigendommen (aangekocht voor 1 januari 1995), waarbij mogelijk verhaal wordt afgekocht door 20% van de totale bodemkosten te betalen. De regeling tussen VROM en de SRR is van toepassing op alle Vinex bodemsaneringen tot € 4,6 mln die worden uitgevoerd binnen de Vinex-periode 1995-2005. Het DB heeft besloten om voor de projecten tot € 0,9 mln de 20% gemeentelijke bijdrage voor haar rekening te nemen en ten laste te brengen van het budget voor bodemsanering in het Vinex Grondkostenfonds. De termijn waarbinnen de FES-middelen verplicht dienden te zijn, is in 2001 door VROM verlengd tot het einde van de Vinex-periode. Projecten die mede uit de FES-middelen zouden worden gefinancierd en in een iets te krappe planning stonden, zijn doorgeschoven naar de periode van 2002 tot 2005. De aanvullende financiering uit het budget voor bodemsanering in het Vinex Grondkostenfonds is hierdoor mee opgeschoven. Door vertraging bij de uitvoering van verschillende woningbouwprojecten zijn de in 2003 geplande uitgaven niet gehaald. De actualisatie van de woningbouwplanning heeft er tenslotte toe geleid dat de bouwgemeente Rotterdam een minder groot b eslag legt op de eerder geplande uitgaven ten laste van het bodembudget in het Vinex Grondkostenfonds. Verder zijn een aantal declaraties van Rotterdam voor onderzoeken van niet-ernstige verontreinigde locaties niet gehonoreerd, omdat de facturen ouder bleken dan één jaar. In 2003 is € 840.076 toegekend en betaald ten laste van het budget bodemsanering binnen het Vinex Grondkostenfonds. Dit bedrag is onttrokken aan de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. Kosten Regionale StructuurPlannen Ten behoeve van de ontwikkeling van de grote uitbreidingslocaties Noordrand II/III en Midden-IJsselmonde zijn in opdracht van de stadsregio regionale structuurplannen opgesteld. De kosten die hiervoor door de SR zijn gemaakt worden gedekt door de afdracht van de vier betrokken gemeenten in het kader van de verfijningsregeling. Met ingang van de herijking van het financieel scenario 1998 maken de regionale kosten van de RSP’s en de opbrengsten uit de verfijningsregeling voortaan integraal deel uit van het Vinex Grondkostenfonds. In het kader van de ontwikkeling van de regionale structuurplannen zijn vijf opdrachten door het DB verstrekt. Vier opdrachten zijn in 1999 definitief afgehandeld. De vijfde opdracht is in 2000 definitief afgehandeld. Beheerskosten Fondsbeheer Vinex Met ingang van 1 januari 1997 verricht het OBR voor de stadsregio beleidsmatige en uitvoerende activiteiten inzake het Fondsbeheer Vinex. Per jaar worden werkafspraken gemaakt tegen een jaarlijks overeen te komen vergoeding. Met ingang van 2002 is de vergoeding vastgesteld op € 250.000 per jaar. Declaratie vindt plaats in vier gelijke termijnen halverwege het kwartaal. Deze kosten zijn ten laste gebracht van het Vinex Grondkostenfonds. Ten behoeve van de organisatie van het onderdeel bodemsanering heeft de regioraad op 13 december 1995 besloten tot het instellen van een bodembureau Vinex. De kosten hiervan worden eveneens ten laste gebracht van het Vinex Grondkostenfonds. Met ingang van 1 januari 2000 zijn de taken van het Bodem Bureau Vinex ondergebracht bij de DCMR tegen een vergoeding van € 158.823 per jaar (prijspeil 2000). De vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd. De vergoeding over 2003 bedraagt € 175.368. Deze kosten zijn ten laste gebracht van het Vinex Grondkostenfonds. Met ingang van 2003 vindt waar mogelijk een doorbelasting plaats van apparaatskosten van en bestuursondersteuning door het projectbureau SR aan rijksuitkeringen. Binnen de Vinex betreft dit de rijksbijdrage BLS in het Grondkostenfonds. Op deze wijze is € 466.251 ten ten laste gebracht van het Vinex Grondkostenfonds. Per 1 januari 2003 is het BTW-compensatiefonds (BCF) in werking getreden. Dit betekent dat de overheids BTW in principe volledig declarabel is geworden in het BCF. Binnen de stadsregio is hiervoor de volgende werkwijze afgesproken. De in aanmerking komende BTW-nota’s van de diverse regionale fondsbeheerders worden intern ingeStadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
82
diend bij de Financiële administratie van het Projectbureau SR. Het projectbureau draagt zorg voor de indiening en afrekening bij het BCF. In 2003 heeft het BCF een verveningspercentage van 5% doorgevoerd, zodat slechts 95% wordt ontvangen van de ingediende BTW-declaraties. Binnen de Vinex fondsen is de regeling slechts van toepassing op de BTW, zoals die in rekening is gebracht bij de beheerkosten OBR en DCMR. Op deze wijze is in 2003 € 4.041 als kosten opgenomen in het Vinex Grondkostenfonds. In 2003 heeft verrekening met de oude bankrekeningnummers Vinex Grondkostenfonds en Omslagfonds bij de ABN-Amrobank en de Fortisbank plaatsgevonden, zodat deze rekeningen definitief konden worden opgeheven. Op deze wijze is € 16 als opbrengst geboekt. Tenslotte zijn de bankkosten ad € 7 ten laste gebracht van het Vinex Grondkostenfonds. In totaal is in 2003 in het kader van de beheerskosten een bedrag van € 895.651 onttrokken aan de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. Exploitatie eigendommen In 1996 heeft de regioraad besloten om ten behoeve van de gemeente Berkel & Rodenrijs het zgn. IHC-pand aan te kopen om de uitvoering van het Structuurplan op termijn mogelijk te maken. Aan dir. OBR is opdracht gegeven om namens de Stadsregio voor de daadwerkelijke aankoop zorg te dragen en om het tijdelijk beheer op zich te nemen. De verwervingsprijs is in 1998 verrekend in de regionale bijdrage voor de grote uitleglocatie Noordrand II. Per 1 oktober 1999 zijn in het kader van de oplevering de sleutels van het pand overgedragen door het IHC aan het OBR. De juridische overdracht heeft in december 1999 plaatsgevonden. De exploitatie eigendommen is daarmee definitief beëindigd. Rentetoerekening De rentetoerekening over de jaarlijkse banksaldi vindt plaats in het kader van de treasury door de controller van de SR. Het banksaldo is gedaald van € 12.014.584 negatief per 1 januari 2003 tot € 230.675 negatief per 31 december 2003. De rentetoerekening op basis van de cash-pool rente bedraagt over 2003 € 117.385. Dit bedrag is onttrokken aan de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. Te ontvangen bijdragen uit hoofde van toezeggingen van het rijk en gemeenten In 1998 is een bedrag van € 99,8 mln opgenomen als te ontvangen bijdragen uit hoofde van toezeggingen van het rijk en toezeggingen van de gemeenten. De hoogte van de rijksbijdrage ad € 72,6 mln is destijds gebaseerd op de door VROM in de brief van 2 december 1998 berekende nog te ontvangen BLS-bijdrage in de periode 1999 tot en met 2004. De gemeentelijke bijdrage ad € 27,2 mln is gebaseerd op de nog te ontvangen inwonersbijdrage in de periode 1999 tot en met 2005, zoals vastgesteld bij de Herijking Vinex Financieel Scenario 1998. Het bedrag van € 99,8 mln is destijds toegevoegd aan de bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds. De daadwerkelijk ontvangen bedragen worden afgeboekt op de opgenomen toezegging en hebben als zodanig geen invloed op de hoogte van de bestemmingsreserve. In 2000 heeft de landelijk herijking BLS plaatsgevonden met als gevolg een korting op de resterende rijksbijdrage. In verband hiermee is een bedrag van € 501.866 in mindering gebracht op de toezeggingen van het rijk. Dit bedrag is vervolgens onttrokken aan de bestemmingsreserve. Met ingang van 2001 wordt de nog te ontvangen bijdrage uit hoofde van toezeggingen van het rijk verhoogd met de jaarlijks door VROM in december vastgestelde prijscompensatie BLS. Als gevolg hiervan vindt jaarlijks een extra toevoeging aan de bestemmingsreserve plaats. Met ingang van 2001 worden ook de afrondingsverschillen bij de definitieve vaststelling van de jaarlijkse gemeentelijke inwonersbijdrage op analoge wijze aan de bestemmingsreserve toegevoegd of onttrokken. De nog te ontvangen bijdragen uit hoofde van toezeggingen van het rijk en gemeenten bedraagt per 1 januari 2003 € 33.030.488. Dit bedrag wordt verlaagd met de ontvangen jaartranche BLS 2003 ter grootte van € 10.680.927 en de gemeentelijke inwonersbijdrage 2003 ter grootte van € 3.889.545 en verhoogd met de prijscompensatie BLS 2004 ter grootte van € 293.725. De nog te ontvangen bijdragen uit hoofde van toezeggingen van het rijk en gemeenten bedraagt per 31 december 2002 € 18.753.742. Bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds De bestemmingsreserve Vinex Grondkostenfonds bedraagt per 1 januari 2003 € 20.246.778. Als gevolg van een afrondingsverschil bij de gemeentelijke inwonersbijdrage is in 2003 € 59 minder ontvangen dan begroot. Ten gevolge van de prijscompensatie BLS 2004 wordt € 293.725 extra ontvangen in 2004. Tenslotte is uit hoofde van de verfijningsregeling € 729.774 ontvangen. Aldus wordt in totaal € 1.023.441 toegevoegd aan de bestemmingsreserve. In 2003 zijn de volgende bedragen ten laste van het Grondkostenfonds gebracht: € 939.325 voor functieverandering, € 840.076 voor bodemsanering, € 895.651 voor beheerskosten en € 117.385 rentekosten. In het kader van Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
83
de bijdrage grote uitleglocaties en het knelpuntenbudget hebben geen transacties meer plaatsgevonden. In totaal wordt € 2.792.436 aan de bestemmingsreserve onttrokken. Per saldo wordt € 1.768.995 onttrokken aan de bestemmingsreserve. De bestemmingsreserve Vinex Grondko stenfonds bedraagt per 31 december 2003 € 18.477.784.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
84
Hoofdstuk 5 inkomsten en uitgaven in het OMSLAGFONDS
Algemeen Het Omslagfonds is opgesteld op basis van de Nota "Omslagfonds" Stadsregio Rotterdam (d.d. 29 maart 1995) als nadere uitwerking van het Financieel Scenario Vinex, onderdeel Omslagkosten. Voor de voeding van het fonds is de Vinex Omslagverordening vastgesteld, laatstelijk gewijzigd op 18 december 2002. Door middel van het O mslagfonds moeten grote werken op het vlak van infrastructuur en groen die een (in)directe betekenis hebben voor de Vinex-plangebieden als ook voor de Stadsregio als geheel (mede)gefinancierd worden. Vinex Omslagverordening 1995/1998 Op basis van de Vinex Omslagverordening wordt door de gemeenten een bedrag betaald over de toename van de woningvoorraad dan wel de toename van het aantal woningequivalenten op hun grondgebied in het afgelopen kalenderjaar. Het bedrag wordt vastgesteld op basis van een heffing van € 2.268,90 per woning of woningequivalent op de grote uitleg locaties en € 1.134,45 per woning of woningequivalent op de overige locaties binnen de gemeentegrenzen. Met ingang van het productiejaar 1998 worden deze bedragen jaarlijks verhoogd met de index Bruto overheidsinvesteringen. Voor de grote uitleglocaties dienen de gemeenten jaarlijks, binnen 3 maanden na afloop van een kalenderjaar, aan de SR opgave te doen van het aantal woningen en woningequivalenten waarvoor gronden uitgegeven zijn en/of gronden waarvoor een exploitatieovereenkomst is gemaakt. Vaststelling van het aantal toegevoegde woningen vindt plaats op basis van de CBS-statistiek "begonnen woningen" verminderd met het aantal onttrekkingen in de betreffende gemeente op basis van de CBS-statistiek "woningonttrekkingen" en gecorrigeerd voor de aantallen op de grote uitleglocaties. Vaststelling van het aantal toegevoegde woningequivalenten vindt plaats op basis van door jaarlijkse opgave van de gemeenten, voorzien van een accountantsverklaring. Voor de grote uitleglocaties is de heffing ingegaan per 1 januari 1995 voor zowel woningen als woningequivalenten. Voor de overige locaties is de heffing over woningen ingegaan per 1 januari 1996 en voor woningequivalenten per 1 januari 1997. In het kader van de overgangsproblematiek zijn in 1996 aan een aantal gemeenten ontheffingen verleend voor het betalen van omslag over met name genoemde woningbouw-projecten. De gemeente Rotterdam heeft bovendien een ontheffing voor de Kop van Zuid voor zowel de daar te realiseren woningen als woningequivalenten in het kader van het convenant tussen rijk en gemeente over de ontwikkeling van de Kop van Zuid. Bij de vaststelling van de toename van de woningequivalenten is alleen een correctie mogelijk ter voorkoming van dubbele heffing. Wijziging Omslagverordening 2001 In mei 2001 is geconstateerd dat het CBS de statistiek ‘Begonnen woningen’ met ingang van 1 januari 2000 niet meer opstelt en dat de gemeenten hierover geen (verplichte) opgave meer hoeven te doen aan het CBS. Als gevolg hiervan heeft de regioraad op 7 november 2001 besloten met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 de Omslagverordening te wijzigingen. De gemeente dienen nu voor 1 april een eigen opgave begonnen woningen aanleveren. Deze opgave wordt vergeleken met de wel beschikbare gegevens uit de CBS-statistiek ‘Opgeleverde woningen’. Gecheckt wordt of deze opgeleverde woningen ooit zijn opgenomen als begonnen woningen in de eigen opgave begonnen woningen sinds 2000 of in de betreffende CBS-statistieken van voor 2000. Indien dit niet het geval is, wordt het aantal begonnen woningen alsnog met de geconstateerde omissie aangevuld. Op deze wijze is een accountantscontrole niet noodzakelijk. Wijziging Omslagverordening 2002 In 2002 heeft het CBS pas in juli de cijfers over de opgeleverde en (onttrokken) woningen in 2001 vrijgegeven. Op zich een uitstekend overzicht van alle 18 gemeenten in de stadsregio inclusief de van toepassing zijnde definities. Echter, het CBS geeft geen inzichten meer op het niveau van straat en huisnummer. Ook niet na herhaaldelijk aandringen en eventueel op basis van een betaalde opdracht. Het DB heeft daarom op 16 oktober 2002 besloten voortaan uit te gaan van de eigen opgave van de gemeenten en de in de verordening opgenomen vergelijking met de CBS-statistiek “Opgeleverde woningen” niet uit te voeren De betreffende wijziging van de Omslagverordening is op 18 december 2002 door de regioraad vastgesteld. Praktische uitwerkingen om een bestendige gedragslijn te ontwikkelen In 2003 zijn er geen vragen gesteld over de toepassing van de omslagverordening die aanleiding hebben gegeven een nieuwe bestendige gedragslijn te ontwikkelen. Index Bruto OverheidsInvesteringen De heffingsbedragen zijn oorspronkelijk vastgesteld op € 1.134,45 voor de productie van woningen en woningequivalenten, voor zover deze niet worden gerealiseerd op de grote uitleglocaties en € 2.268,90 voor de productie op de grote uitleglocaties. Met ingang van het productiejaar 1998 worden deze hef-
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
85
fingsbedragen jaarlijks verhoogd met de index Bruto overheidsinvesteringen. De index over het productiejaar 1998 is vastgesteld op 2,25%, over 1999 op 2%, over 2000 op 0%, over 2001 op 3,5%, over 2002 op 2% en over 2003 op 3,25%. Het heffingsbedrag over het productiejaar 2002 is daardoor vastgesteld op € 1.249,08 resp. €2.498,15 en over 2003 op € 1.289,68 resp. € 2.579,34. Op 13 juni 2003 is aan de gemeenten medegedeeld dat de index over het productiejaar 2004 is vastgesteld op 1,75%. Het heffingsbedrag over het productiejaar 2004 is daardoor vastgesteld op € 1.312,24 resp. € 2.624,48. Vaststelling verschuldigde omslagbijdragen over de jaren 1995 t/m 2002 In 1999 is de totale opbrengst van de verschuldigde omslagbijdrage over 1995/96 vastgesteld op € 2.076.044. Eveneens in 1999 is de totale opbrengst van de verschuldigde omslagbijdrage over 1997 vastgesteld op € 11.046.145. In 2000 is de totale opbrengst van de verschuldigde omslagbijdrage over 1998 vastgesteld op € 10.337.703. Eveneens in 2000 is de totale opbrengst van de verschuldigde omslagbijdrage over 1999 vastgesteld op € 15.590.679. In 2002 is de totale opbrengst over 2000 vastgesteld op € 14.964.770. Eveneens in 2002 is de totale opbrengst over 2001 vastgesteld op € 8.700.656. In juni, juli en september 2003 heeft dir. OBR namens het DB aan alle achttien gemeenten een voorlopige aanslag omslagheffing over 2002 opgelegd. Het DB heeft op 25 juni 2003 voor acht gemeenten, op 17 september 2003 voor vier gemeenten, op 19 november 2003 voor vier gemeenten en op 17 december 2003 voor één gemeente de definitieve aanslag over 2002 vastgesteld. Omdat nog niet alle gegevens zijn aangeleverd, heeft het DB de definitieve aanslag voor de gemeente Berkel en Rodenrijs nog niet kunnen vaststellen in 2003. De in totaal verschuldigde omslagbijdrage over 2003 is daardoor door het DB vooralsnog vastgesteld op € 7.367.253. De totale opbrengst in het Vinex Omslagfonds op basis van de vaststelling van de verschuldigde omslagbijdrage over 1995 tot en met 2002 bedraagt € 70.083.250. De daadwerkelijke inkomsten in 2003 bedragen € 7.367.253. Jaarlijkse bestedingsbesluiten Vinex Omslagfonds inzake infrastructuur Op 21 januari 1998 heeft de regioraad de Notitie Regionaal Omslagfonds 1997 èn het RIVV 1998-2002 vastgesteld. Hierbij zijn eveneens de criteria en uitgangspunten voor de besteding van het Vinex Omslagfonds voor zowel verkeer- en vervoersprojecten als voor de groen-projecten vastgesteld. Tevens is besloten jaarlijks bij de besluitvorming over het RIVV een bestedingsvoorstel voor het Omslagfonds vast te stellen in de vorm van een budgetreservering voor het betreffende jaar en omdat de looptijd van met name de grote projecten niet beperkt is tot één jaar, de budgettaire gevolgen voor volgende jaren. Met ingang van 1999 is besloten de bestedingsvoorstellen die jaarlijks tegelijk met de besluitvorming over het RIVV worden vastgesteld, te beperken tot de verkeer- en vervoerprojecten. Voor de groenprojecten kan wegens het ontbreken van samenhang met het RIVV op elk gewenst tijdstip separaat worden besloten. Op 15 december 1999 heeft het DB o.a. besloten: De nu bekende geraamde projectkosten voor de groenplannen te beschouwen als maximale budgetten met handhaving van het uitgangspunt van een sobere en doelmatige uitvoering; Onderzoek te doen naar alternatieve financiering van de Boterdorpse Plas; De als onvermijdelijk benoemde Verkeer- en Vervoersprojecten komen definitief met hun richtinggevende budgetten voor deelfinanciering uit het omslagfonds in aanmerking; Het bepalen van richtinggevende budgetten moet leiden tot een scherpere sturing, hetgeen betekent dat er bij afwijkende kosten nader overleg nodig is over fasering, alternatieven, andere prioriteitstelling of alternatieve financiering; Bij de herijking medio 2000 te bezien welke aanpassingen er nodig zijn in het gehele financieel scenario Vinex. Op 18 december 2003 heeft de regioraad het bestedingsvoorstel 2003 vastgesteld op € 74,2 mln. Financiering voorbereidingskosten Op 28 maart 2001 is de financiering van voorbereidingskosten van grote Openbaar Vervoerprojecten expliciet aan de orde gesteld in het DB. In dit kader is het volgende besloten: In verband met de voorbereidingskosten wordt maximaal 5% van de projectkosten excl. BTW voorgefinancierd door de stadsregio; Een eventueel hoger bedrag aan voorfinanciering kan alleen op basis van nadere argumenten; Zodra de eerste betaling van het rijk is ontvangen, wordt het voorgefinancierde bedrag terugbetaald aan de stadsregio; Voor de dekking van de voorfinancieringskosten wordt vastgehouden aan het bestaande beleid, d.w.z. dat de voorbereidingskosten bij 100%-Vinexprojecten voor 100% ten laste van het omslagfonds komen en de overige projecten ten laste komen van de GDU; Het voor te financieren bedrag wordt op basis van een beschikking ter beschikking gesteld. De beschikking wordt ingetrokken als het voorgefinancierde bedrag is terugontvangen. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
86
Fonds Bereikbaarheidsoffensief regio Rotterdam (BOR) In het jaar 2000 is het BOR geïntroduceerd. In dit fonds wordt elke euro die door de regio wordt ingebracht, ve rdubbeld door het rijk met een maximum van € 113,5 mln. In 2000 is in het convenant over het BOR afgesproken dat de stadsregio maximaal € 34 mln als regionale voeding in het fonds zal storten. Deze bijdrage is ten laste g ebracht van het Vinex Omslagfonds, waarbij tegelijkertijd de reserveringen van de eigen bijdrage voor de projecten RandstadRail en Fietsvoorzieningen op de grote uitleglocaties ten laste zijn gebracht van het BOR. Het uitgangspunt is dat te allen tijde dat het omslagfonds er vanwege de transacties met het BOR niet slechter van wordt. In december 2000 is een eerste bijdrage van € 28,4 mln ten laste van het omslagfonds in het BOR gestort. In het DB van 28 maart 2001 is de compensatie in het Omslagfonds van de kosten van de versnelde storting BOR vastgesteld: 1. De rentecompensatie wordt afgekocht in 2001 voor een bedrag van € 2,6 mln; 2. De resterende storting van € 5,7 mln in het BOR wordt uitgesteld tot eind 2003; 3. De mogelijke extra storting van € 2,3 mln voor de N470 wordt uitgesteld tot eind 2003 en de eerste € 9,1 mln van de regionale bijdrage aan de N470 wordt ten laste gebracht van het BOR. Pas daarna wordt de reservering in het Omslagfonds aangesproken; 4. De resterende reservering in het Omslagfonds voor Fietspaden op grote uitleglocaties van € 0,8 mln komt te vervallen. Op 21 november 2001 heeft het DB vervolgens ten aanzien van de resterende bijdrage aan het BOR ten laste van het Omslagfonds het volgende besloten: 1. De resterende storting van € 5,7 mln als onderdeel van de € 34 mln wordt in plaats van eind 2003 direct uitbetaald aan het BOR; 2. De bijdrage van € 2,3 mln voor de N470 wordt in plaats van eind 2003 direct uitbetaald aan het BOR; 3. Aan de regioraad voor te stellen € 29 mln te storten in het BOR als voorfinanciering van de bijdragen van de provincie Zuid-Holland en de overige wegbeheerders, waarbij de extra rentelasten worden gecompenseerd uit het BOR; 4. Vooruitlopend op het besluit van de regioraad zo nodig het bedrag van € 29 mln te betalen aan het BOR. Om ongewenste rente-effecten binnen het omslagfonds te voorkomen, is ambtelijk tussen de beheerder van het BOR en de beheerder van het Omslagfonds tot het volgende besloten: Terugstorting juli/oktober 2002 van BOR aan Omslagfonds van € 8,9 mln als gevolg van deal met provincie ZH, die dan hun deel storten in het BOR; Terugstorting juli/oktober 2003 van BOR aan Omslagfonds van € 20,2. Uitbetaling restant omslagbijdrage N470 vindt niet plaats in periode 2002 t/m 2005, maar € 1,8 mln in 2007 en € 12,8 mln in 2008. Onder deze condities is op 7 december 2001 een bedrag van € 37 overgemaakt aan het BOR. De regioraad heeft conform het DB voorstel besloten op 19 december 2001. Per brief van 31 oktober 2002 heeft het ministerie van Verkeer en Waterstaat in het kader van de beoordeling van de verantwoording van de SR over het BOR aangegeven, dat de rentevergoeding van € 2,6 mln aan het Omslagfonds niet gefinancierd kan worden in het BOR. Op 4 december 2002 heeft het DB hierop besloten een bedrag van € 2.677.076 (inclusief rente over 1 jaar) terug te storten in het BOR en de gereserveerde bijdrage Vinex Omsla gfonds voor de N470 met € 3,6 mln te verlagen tot € 11 mln. Op 24 september 2003 heeft de regioraad besloten ten laste van het Vinex Omslagfonds eenmalig € 3 mln extra te storten in het BOR. Door gelijktijdig de bijdrage aan de N-470 te vertragen verloopt deze storting budgettair neutraal voor het omslagfonds. Verkeer- en Vervoerprojecten In het onderstaande volgt een financiële stand van zaken van de projecten, waarvoor in de periode 1998 t/m 2003 verplichtingen zijn aangegaan en uitgaven zijn afgeboekt. Voorfinanciering voorbereidingskosten RandstadRail: fysieke koppeling In 2001 is het project RandstadRail inclusief de voorfinanciering van de voorbereidingskosten definitief uit het o mslagfonds gehaald en voor 100% ten laste van het BOR gebracht. Hoofdweg Capelle aan den IJssel Op 24 september 1997 heeft het DB een beschikking afgegeven aan de gemeente Capelle aan den IJssel voor het project Bereikbaarheid Hoofdweggebied 1 e fase voor een bedrag van maximaal € 1.977.574 incl. VAT en incl. BTW. Conform verdelingsvoorstel 1998 komt 50% van dit bedrag ten laste van het Omslagfonds, zijnde € 988.787 en 50% ten laste van de GDU. Op 19 november 1998 is hierop een bedrag van € 791.030 doorberekend door de fondsbeheerder GDU. Nadien heeft geen doorberekening plaatsgevonden. Ultimo 2003 resteert een verplichting van € 197.757. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
87
Op 12 mei 1999 heeft het DB een beschikking afgegeven aan de gemeente Capelle aan den IJssel voor de 2 e fase voor maximaal € 1.863.675 incl. VAT en incl. BTW. Ook hier is 50% ten laste van het omslagfonds gebracht, zijnde € 931.838. Op 9 december 1999 is hierop € 372.735 door fondsbeheerder GDU doorberekend. Nadien heeft geen doorberekening plaatsgevonden. Ultimo 2003 resteert een verplichting van € 559.103. Voorfinanciering voorbereidingskosten Metro Nesselande Op 18 maart 1998 is door het DB besloten om de voorbereidingskosten voor de metro naar Nesselande tot een bedrag van € 1,36 mln voor te financieren uit het Omslagfonds. Op 2 december 1998 is hiervoor door de fondsbeheerder GDU een beschikking afgegeven aan de RET. Op 20 juni 2001 heeft het DB besloten de bijdrage voorbereidingskosten ten laste van het Omslagfonds te verhogen met maximaal € 1,1 mln. Op 25 juli 2001 is hiertoe een beschikking afgegeven. Op 9 december 1999 is een bedrag van € 167.584 doorberekenend door de GDU aan het Omslagfonds. Op 9 oktober 2000 is € 270.153 doorberekend. Op 15 december 2000 is € 280.314 doorberekend. Op 11 december 2001 is € 401.592 doorberekend. Op 18 december 2002 is € 1.186.617 doorberekend. Ultimo 2002 resteerde een verplichting van € 166.843. In januari 2003 is de rijksbeschikking voor de definitieve aanleg van de metrolijn Nesselande afgegeven. Conform afspraken wordt op basis van deze beschikking de regionale bijdrage berekend en eveneens in de vorm van een beschikking aan de RET definitief vastgesteld. Vervolgens wordt de bijdrage als een nieuwe verplichting verantwoord en verrekend met de voorfinanciering van de voorbereidingskosten. Omdat er in 2003 nog geen definitief akkoord is bereikt over het afsprakenkader voor de uitvoering van de metrolijn Nesselande, is er geen beschikking over de regionale bijdrage afgegeven. Wel is de voorfinanciering van de voorbereidingskosten definitief afgerekend. Van de fondsbeheerder GDU is het bedrag van de uitbetaalde kostendeclaraties ter grootte van € 2.306.259 ontvangen. Daarnaast is sprake van een vrijval van de restantverplichting van € 166.843. Voorfinanciering voorbereidingskosten TramPlus Carnisselande Op 18 maart 1998 heeft het DB besloten om de voorbereidingskosten voor de TramPlus (TP) naar Carnisselande tot een bedrag van € 1,8 mln voor te financieren uit het Omslagfonds. Op 2 december 1998 is hiervoor door de fondsbeheerder GDU een beschikking afgegeven aan de RET. Op 28 maart 2001 besluit het DB de bijdrage voorbereidingskosten ten laste van het Omslagfonds te verhogen met maximaal € 1,5 mln. Op 29 juni 2001 is hiertoe een beschikking afgegeven. Op 24 februari 1999 is een bedrag van € 340.814 doorberekend van het GDU aan het Omslagfonds. Op 9 december 1999 is € 292.384 doorberekend. Op 9 oktober 2000 is € 459.794 doorberekend en op 15 december 2000 is € 148.349 doorberekend. Op 11 december 2001 is € 940.528 doorberekend. Ultimo 2002 resteerde een verplichting van € 1.176.104. In januari 2003 is de rijksbeschikking voor de definitieve aanleg van de TramPlus Carnisselandelijn afgegeven. Conform afspraken wordt op basis van deze beschikking de regionale bijdrage berekend en eveneens in de vorm van een beschikking aan de RET definitief vastgesteld. Vervolgens wordt de bijdrage als een nieuwe verplichting verantwoord en verrekend met de voorfinanciering van de voorbereidingskosten. Omdat er in 2003 nog geen definitief akkoord is bereikt over het afsprakenkader voor de uitvoering van de TramPlus Carnisselandelijn, is er geen beschikking over de regionale bijdrage afgegeven. Wel is de voorfinanciering van de voorbereidingskosten definitief afgerekend. Van de fondsbeheerder GDU is het bedrag van de uitbetaalde kostendeclaraties ter grootte van € 2.181.869 ontvangen. Daarnaast is sprake van een vrijval van de restantverplichting van € 1.176.104. Planstudie HOV Noordrand II/III-Alexander Op 12 juli 2002 is een offerte van de dS+V door hoofd VVMG geaccordeerd voor het uitvoeren van werkzaamheden in 2002 in het kader van de planstudie HOV Alexander Noordrand II/III tot een bedrag van € 48.464. Op 14 november 2002 is € 30.771 door-berekend door VVMG. Ultimo 2002 resteert een verplichting van € 17.693. Op 24 januari 2003 is een declaratie ontvangen van € 18.574. In overleg met de opdrachtgever is besloten de verplichting op te hogen met € 881 en de declaratie volledig te honoreren. Ultimo 2003 resteert er geen verplichting meer. Kruising/Tunnel A29 Midden IJsselmonde Na de besluitvorming in het DB van 8 maart 2000 is op 16 maart 2000 door de fondsbeheerder GDU een beschikking aan de gemeente Barendrecht afgegeven ten laste van het Omslagfonds tot een bedrag van € 5.048.759 excl. BTW. De bijdrage zal eventueel verhoogd kunnen worden met de niet-verrekenbare BTW. De gemeente zal aan moeten tonen dat er inderdaad sprake is van niet-verrekenbare BTW. In 2000 is € 4.039.007 doorberekend en uitbetaald. Naar aanleiding van het door de gemeente ingediende eindverslag GDU is op 5 oktober 2001 de definitieve bijdrage voor dit project vastgesteld op € 4.675.751. Op 11 december 2001 is een bedrag van € 636.744 bij wijze van einddeclaratie doorberekend en uitbetaald aan de GDU. Er resteert derhalve geen directe verplichting meer. Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
88
In 2002 heeft de gemeente over de mogelijkheid tot verrekening van BTW van dit project overleg gevoerd met de fiscus. Door de fondsbeheerder Vinex is in dit kader op verzoek van de fiscus een toelichting gegeven op de werking van het Grondkostenfonds en het Omslagfonds. In 2003 heeft nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden over de mate van verrekenbaarheid van BTW van dit project. Busvoorziening Midden-IJsselmonde Op 3 juni 2003 is een beschikking afgeven binnen het mandaat van hoofd Verkeer en Vervoer voor € 730.000. In 2003 heeft hierop geen doorberekening plaatsgevonden. Busvoorziening Noordrand II/III Voor dit project is op 18 december 2000 ten laste van het omslagfonds een beschikking afgegeven van € 116.622. Er heeft nog geen doorberekening plaatsgevonden. TramPlus Rotterdam CS-Lombardijen Op 23 september 1998 heeft het DB besloten een maximale bijdrage van € 2,3 mln ter beschikking te stellen, waarvan 50% ten laste wordt gebracht van het omslagfonds. Op 5 december 1998 heeft het Rijk in het kader van het MIT een beschikking afgegeven. Op 8 juli 1999 heeft het DB een beschikking voor de regionale bijdrage afgegeven van maximaal € 1.604.113, waardoor de bijdrage uit het Omslagfonds is bepaald op € 802.057. Op 9 december 1999 heeft de eerste doorberekening van fondsbeheerder GDU plaatsgevonden voor € 721.851. De ve rwachting is dat in 2004 de definitieve bijdrage vastgesteld zal kunnen worden. Per ultimo 2003 resteert een ve rplichting van € 80.206. TramPlus Schiedam-Vlaardingen Op 4 juli 2001 heeft het DB besloten een maximale bijdrage van € 4.692.995 ter beschikking te stellen, waarvan 50% ten laste wordt gebracht van het Omslagfonds, zijnde € 2.346.498. Op 5 september 2001 heeft het DB de beschikking afgegeven. Op 16 december 2002 heeft de fondsbeheerder GDU € 192.834 doorberekend. Op 10 december 2003 is € 113.938 doorberekend. Per ultimo 2003 resteert een verplichting van € 2.039.725. Revitalisering Verkeersruit Spijkenisse Op 5 december 2001 heeft het DB besloten een maximale bijdrage van € 3.612.998 toe te kennen. Van dit bedrag komt maximaal € 1.535.524 ten laste van het Omslagfonds. Op 5 december 2001 heeft het DB de beschikking a fgegeven. Op 16 december 2002 heeft de fondsbeheerder GDU € 722.600 doorberekend. Op 10 december 2003 is € 722.600 doorberekend. Per ultimo 2003 resteert een verplichting van € 90.325. Mr. L.A. Kesperweg Vlaardingen Op 5 december 2001 heeft het DB besloten een maximale bijdrage van € 1.498.382 toe te kennen voor infrastructurele aanpassingen. Van dit bedrag komt maximaal 50% ten laste van het Omslagfonds, zijnde € 749.191. Op 19 december 2001 heeft het DB de beschikking afgegeven. Op 10 december 2003 heeft de fondsbeheerder GDU € 299.651 doorberekend. Per ultimo 2003 resteert een verplichting van € 449.540. N209 Op 5 december 2001 heeft het DB besloten een maximale bijdrage van € 4,2 mln toe te kennen aan de provincie Zuid-Holland inclusief het aandeel van de gemeente Bleiswijk voor de optimalisatie aansluiting N209/A12. Van dit bedrag komt maximaal 50% ten laste van het Omslagfonds, zijnde € 2.100.000. De beschikking is afgegeven op 12 juni 2002. Er heeft nog geen doorberekening plaatsgevonden. Per ultimo 2003 resteert een verplichting van € 2.100.000. N470 In een brief van de provincie Zuid-Holland van 7 juni 2001 wordt de stadsregio gevraagd de provincie te machtigen voor de gezamenlijke subsidieaanvraag bij het rijk. Tevens is gevraagd te bevestigen dat de stadsregionale bijdrage is vastgelegd in de betreffende investeringsschema’s. Op 20 juni 2001 besluit het DB de provincie te machtigen voor de subsidieaanvraag bij het rijk. De stadsregionale bijdrage bestaat uit een bedrag van € 14,16 mln ten laste van het Omslagfonds en een bedrag van € 9 mln ten laste van het BOR als onderdeel van € 48,1 mln ten behoeve van projecten onderliggend wegennet. De bijdrage ten laste van het BOR volgt uit het DB-besluit van 28 maart 2001 inzake BOR: pakket maatregelen, waarin de intentie wordt uitgesproken om € 2,3 mln extra in te leggen in het BOR ten behoeve van de dekking van de eigen bijdrage van de N470 ten laste van de reservering van € 16,4 mln voor dit project in het Omslagfonds. Op 20 juni besluit de regioraad de extra € 2,3 mln overeenkomstig in te leggen in het BOR. Op 21 november 2001 besluit het DB als onderdeel van de totale omslagbijdrage aan het BOR de bijdrage van € 2,3 mln aan het BOR voor de N470 in plaats van eind 2003 direct uit te betalen. Ambtelijk is tussen fondsbeheerders BOR en Omslagfonds afgesproken de uitbetaling van de resterende omslagbijdrage N470 niet te doen plaatsvinden in de periode 2002 t/m 2005, maar € 1,8 mln in 2007 en € 12,8 mln in 2008. In het kader van de extra storting BOR 2001 van in totaal € 37 mln is de extra inleg van € 2,3 mln op 7 december 2001 overgemaakt aan het BOR.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
89
Op 20 maart 2002 heeft het DB besloten aan de Provincie Zuid-Holland een subsidie toe te kennen van € 24,9 mln, waarvan € 14,6 mln ten laste van het omslagfonds. Op 21 maart 2002 is de beschikking afgegeven. Naar aanleiding van de beoordeling van de verantwoording BOR 2001 door het ministerie van V&W heeft het DB op 4 december 2002 besloten de verplichting vanuit het omslagfonds voor de N470 te verlagen met € 3,6 mln tot € 11 mln. Als gevolg van de besluitvorming in de regioraad van 24 september 2003 over de actualisatie projectenprogramma BOR-fonds wordt de omslagbijdrage voor de N-470 vastgesteld op € 8 mln. Tegelijkertijd wordt de omslagbijdrage aan het BOR met € 3 mln verhoogd tot € 39,3 mln. Om e.e.a. voor het Omslagfonds budgettair neutraal te laten verlopen, is tussen de fondsbeheerders BOR en Omslagfonds afgesproken dat het kasbeslag van € 8 mln plaats vindt in 2010.
RandstadRail: ZoRobus Op 6 februari 2002 heeft het DB in het kader van RandstadRail betaling bijdrage stadsregio besloten een bedrag van € 1,59 mln toe te kennen en direct uit te betalen aan de gemeente Rotterdam voor het onderdeel ZoRobus. Op 8 februari 2002 is de beschikking afgegeven. Vervolgens is het bedrag op faktuur verrekend. De toegekende bijdrage uit het Omslagfonds is daarmee definitief afgehandeld.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
90
Overzicht verplichtingen en kasuitgaven verkeer- & vervoerprojecten aan derden ten laste van het Vinex Omslagfonds
Projecten Hoofdweg 1e fase
Beschikking datum 24-09-97
Gefactureerd GDU/SRR bedrag datum bedrag 988.787 19-11-98 791.030
Hoofdweg 2e fase
12-05-99
931.838
09-12-99
372.735
Voorbereidingskosten Metro Nesselande
02-12-98 25-07-01
1.361.341 1.111.762
09-12-99 09-10-00 15-12-00 11-12-01 18-12-02
restant verplichting 197.757 559.103
Planstudie HOV Noordrand II/III-Alexander Kruising/Tunnel A29 OV-deel MIJ Busvoorziening Noordrand II/III TramPlus CS-Lombardijen
12-07-02 30-06-03 16-02-00 05-10-01 18-12-00
48.464 881 5.048.759 -373.007 116.622
07-11-02 24-01-03 24-05-00 11-12-01
167.584 270.153 280.314 401.592 1.186.617 2.306.259 -2.306.259 0 340.814 292.384 459.794 148.349 940.528 2.181.870 -2.181.870 0 30.771 18.574 4.039.007 636.744
07-07-99
802.057
09-12-99
721.851
TramPlus Schiedam-Vlaardingen Revitalisering verkeersruit Sijkenisse Mr. L.A. Kesperweg Vlaardingen N209 Optimalisatie aansluiting N209/A12 N470 omslagfonds
05-09-01
2.346.498
05-12-01
1.535.524
19-12-01
749.191
16-12-02 12-12-03 16-12-02 12-12-03 12-12-03
192.834 113.939 722.600 722.600 299.651
12-06-02
2.100.000
21-03-02 04-12-02 31-10-03 28-03-01 31-10-03 31-10-03
14.612.000 -3.612.000 -3.000.000 2.268.901 3.000.000 730.000
06-02-02
1.590.000
31-10-03 Voorbereidingskosten TramPlus Carnisselande
02-12-98 29-06-01
1.815.121 1.542.853
24-02-99 09-12-99 09-10-00 15-12-00 11-12-01 31-10-03
166.843 166.843 -166.843 0
1.176.104 1.176.104 -1.176.104 0 0 0 116.622 80.206
N470 aan BOR Busvoorziening Midden-IJsselmonde RandstadRail: ZoRobus
2.039.725 90.325 449.540 2.100.000
8.000.000 07-12-01 31-10-03
2.268.901 3.000.000
08-02-02
1.590.000
0 730.000
Totaal
35.715.589
15.521.236
0 14.363.277
Totaal verplichtingen en uitgaven verkeer- en vervoerprojecten In het jaar 2003 is voor in totaal een bedrag van € 730.881 aan nieuwe verplichtingen aangegaan. Per ultimo 2003 bedragen de nog openstaande verplichtingen in totaal € 14.363.277. In verband met de verrekening voorfinanciering voorbereidingskosten TramPlus Carnisselandelijn en metrolijn Nesselande is in 2003 € 5.831.076 vrijgevallen aan verplichtingen. Ten behoeve van de voorfinanciering provincie Zuid-Holland en overige wegbeheerders is in 2001 een bedrag van € 29 mln aan het BOR betaald. In 2002 is hierop € 8.848.714 terug ontvangen. In 2003 is het resterende bedrag ad € 20.193.220 ontvangen. Per saldo is in 2003 ten behoeve van verkeer- & vervoerprojecten € 5.100.195 toegevoegd aan de bestemmingsreserve Vinex Omslagfonds.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
91
Groenprojecten In de notitie Regionaal Omslagfonds 1997 is een eerste inventarisatie gemaakt van regionale groenprojecten die in aanmerking zouden kunnen komen voor een bijdrage uit het Vinex Omslagfonds. Om te bepalen of groenprojecten in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage uit het Omslagfonds zijn een drietal criteria vastgesteld: 1. De te realiseren projecten moeten zowel een functie vervullen voor een Vinex-locatie als een duidelijke b ovenlokale functie vervullen; 2. De groenelementen moeten overeenkomstig het Regionaal Groenstructuurplan (RGSP) bijdragen aan de ontwikkeling en versterking van de regionale groenstructuur; 3. De inrichtingsvoorstellen moeten voldoen aan criteria van soberheid en doelmatigheid. Op basis van deze criteria zijn de volgende projecten in aanmerking gebracht voor een bijdrage uit het Omsla gfonds. Voor een direct beroep: § Groene verbindingen Intermediaire Zone € 0,3 mln § Groene verbindingen Rottewig € 3,1 mln § Koedoodzone € 13,6 à 25 mln Voor een potentieel beroep: § Landscheidingspark € 4,5 à 7,7 mln § Boterdorpse Plas € 8 mln Het totale beroep van groenprojecten op het Omslagfonds werd daarmee vastgesteld op een bedrag tussen de € 29,5 mln en € 44 mln. In de deelconvenanten t.a.v. Noordrand II/III is er vanuit gegaan dat de Boterdorpse Plas gefinancierd kon worden uit commerciële zandwinning. Koedoodzone De regioraad heeft op 28 april 1999 besloten “de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de Koedoodzone over te dragen aan de gemeenten Albrandswaard en Barendrecht conform het door de Stadsregio opgestelde progra mma van eisen. De kosten daarvoor worden door de Stadsregio als volgt vergoed: de kosten van de verworven gronden conform de door het DB geaccordeerde bedragen, de panden tegen een vast bedrag van € 5,6 mln, de nog te verwerven gronden tegen een bedrag dat gelijk is aan de nog door de gemeenten uit te lokken rechterlijke uitspraak in het kader van de WVG en de inrichtingskosten tegen een vast bedrag van € 15,4 mln. Voorts zullen de bouwgemeenten zich inspannen om de BTW op de inrichtingskosten maximaal te verrekenen met de grondexploitatie en indien dan niet verrekenbare BTW resteert, zal de Stadsregio deze vergoeden. De Stadsregio zal de betaling van de eerste termijn, ter grootte van het bedrag van de reeds verworven en geaccordeerde gronden / opstallen, z.s.m. na het besluit van de regioraad, tot een maximum van 40% van de geprognosticeerde totale kosten, verrichten. Het restant geschiedt in vier jaarlijkse termijnen, te indexeren met het percentage voor Bruto Overheidsinvesteringen”. Op 12 oktober 2000 heeft de Arrondissementsrechtbank de verwervingsprijs van onbebouwde agrarische grond in de Koedood vastgesteld op € 12,25/m². Op basis van deze uitspraak is overleg gevoerd over het totaal aantal te verwerven m², zodat de definitieve regionale bijdrage door het DB vastgesteld kan worden. Op 20 juni 2001 heeft het DB de regionale vergoeding voor de realisatie van de Koedoodzone aan de gemeenten Albrandswaard en Barendrecht vastgesteld op € 38.944.173. In verband met de uitbetaling in termijnen wordt dit bedrag vermeerderd met de Index Bruto Overheidsinvesteringen (IBOI). Hier bovenop wordt de vergoeding voor de niet-verrekenbare BTW vooralsnog op p.m. gesteld. De IBOI bedraagt in 2000 0%, in 2001 3,5%, in 2002 2% en in 2003 3,25 %. De totale bijdrage inclusief index bedraagt dan in 2003 € 40.398.395. In 2000 is een bedrag van € 41.410.044 als verplichting aan derden opgenomen in de jaarrekening, rekening houdend met de uitbetaling van de eerste termijn van € 7.635.734 in 1999 en de tweede termijn van € 7.166.671 in 2000. In 2001 is de derde termijn uitbetaald van € 8.328.910 en in 2002 de vierde termijn van € 8.495.488. In 2003 is de vijfde en laatste termijn betaald van € 8.771.592. Er resteert derhalve ultimo 2003 nog een verplichting van € 1.011.649. In verband met een mogelijke vergoeding voor niet-verrekenbare BTW vindt er vooralsnog geen vrijval plaats van de restantverplichting. Verbindingen Rottewig en Intermediaire Zone Op 17 november 1999 heeft de regioraad in navolging van het DB besloten tot een principe toezegging aan het Recreatieschap Rottemeren van een bijdrage uit het Omslagfonds van maximaal € 1,7 mln voor de periode tot en met 2002. Deze toezegging wordt definitief, nadat de Stadsregio en Recreatieschap Rottemeren overeenstemming hebben bereikt over een plan van aanpak waarin zijn opgenomen de prestatieverplichting, de totale kostenverd eling, financiering en de financiële planning. In principe is verder een bijdrage gereserveerd van maximaal € 1,7 mln voor de periode 2003 tot 2005. De besluitvorming over de definitieve toezegging op basis van het plan van aanpak vindt plaats in de regioraad.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
92
Op 20 juni 2001 heeft de regioraad besloten het besluit van 17 november 1999, om de regionale bijdrage in twee delen van € 1,7 mln ter beschikking te stellen, in te trekken. In plaats daarvan is een bedrag ineens van € 3,4 mln toegekend op basis van de prestatieovereenkomst Stadsregio Rotterdam - Recreatieschap Rottemeren d.d. 9 april 2001. De uitbetaling van de bijdrage vindt plaats in zes jaartranches van € 0,6 mln. De laatste tranche vindt plaats na ontvangst van de einddeclaratie voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Op 3 augustus 2001 is het bestuur van het Recreatieschap Rottemeren op de hoogte gesteld van het regioraad besluit. Als gevolg hiervan is een verplichting van € 3,4 mln ten laste gebracht van het Omslagfonds. Vervolgens is de eerste tranche van € 567.225 overgemaakt. Op 29 augustus 2002 heeft het recreatieschap de eerste jaarlijkse rapportage ingediend. Op 28 november 2002 is de rapportage in orde bevonden en is de tweede tranche van € 567.225 overgemaakt. Op 1 december 2003 is de tweede voortgangsrapportage in orde bevonden en is de derde tranche uitbetaald. Ultimo 2003 resteert nog een verplichting van € 1.701.676. Landscheidingspark Op 18 september 1999 heeft het DB besloten een budget van maximaal € 9,1 mln ter beschikking te stellen voor de verwerving van gronden in de Landscheidingszone, te verdelen in 50% Omslagfonds en 50% Grondkostenfonds. Tevens is besloten om in overleg met de gemeenten Bergschenhoek en Berkel en Rodenrijs een kaderstellend programma van eisen c.q. schetsontwerp ten behoeve van de inrichting van het park op te stellen, uitgaande van sober en doelmatig. Hiervoor is door het DB op 8 september 1999 maximaal € 43.109 gereserveerd. Op basis van een offerte van 20 maart 2000 is € 42.984 toegekend aan dir. dS+V. Dit bedrag is in 2000 als verplichting aan derden ten laste van het Omslagfonds in de jaarrekening opgenomen. In 2000 is hierop een bedrag van € 37.254 betaald. In 2002 is het resterende bedrag ad € 5.731 gedeclareerd en betaald. Op 28 maart 2001 heeft het DB besloten een extra bedrag van € 11.934 ter beschikking te stellen ten behoeve van het maken van een kostenraming voor het globaal ontwerp. Op 10 april 2001 is de betreffende beschikking afgegeven aan dir. dS+V. Tevens is de verplichting ten laste van het Omslagfonds met dit bedrag verhoogd. Uiteindelijk is in 2001 dit bedrag ten laste van de post externe expertise Vinex SRR betaald. De verplichting in het omslagfonds is daarmee komen te vervallen. Ultimo 2001 resteren derhalve geen verplichtingen meer. Boterdorpse Plas De verwachting van de notitie Regionaal Omslagfonds 1997 dat de financiering van de aanleg van de Boterdorpse Plas niet plaats kon vinden vanuit commerciële zandwinning, is in 2000 definitief bewaarheid geworden. Vooralsnog is rekening gehouden met financiering van 100% uit het Omslagfonds. Op 24 mei 2000 is door het DB een bijdrage toegekend aan de gemeente Bergschenhoek voor een onderzoek naar de realiseringsmogelijkheden van de Boterdorpse Plas voor een bedrag van € 54.454. Op 21 juni 2000 is de beschikking afgegeven. Op 12 maart 2001 is hierop een declaratie ontvangen van € 44.966. In april 2001 is dit bedrag uitbetaald. Op 25 april 2001 heeft het DB een extra bijdrage toegekend van € 22.346 voor nader onderzoek. Op 9 mei 2001 is de beschikking afgegeven. Op 30 januari 2002 is dit bedrag gedeclareerd. Op 23 juli 2002 heeft dir. OBR geconstateerd dat met de betaling van € 22.346 aan de gemeente Bergschenhoek de regionale bijdrage voor beide onderzoeken definitief afgehandeld. Ultimo 2002 resteren geen verplichtingen. Totaal verplichtingen en kasuitgaven groenprojecten In 2003 zijn ten behoeve van groenprojecten geen verplichtingen vrijgevallen of nieuwe verplichtingen aangegaan. De kasuitgaven in 2003 ten laste van de verplichtingen bedragen € 9.338.817. De nog openstaande verplichtingen bedragen € 2.713.325. Per saldo vindt er in 2003 ten behoeve van groenprojecten geen toevoeging of onttrekking plaats aan de beste mmingsreserve Vinex Omslagfonds.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
93
Overzicht verplichtingen en kasuitgaven groenprojecten aan derden ten laste van het Omslagfonds
Projecten Realisatie Koedoodzone Midden IJsselmonde
Verbindingen Rottewig Intermediaire Zone
Beschikking Gefactureerd restant datum bedrag datum bedrag verplichting 28-04-99 41.410.044 29-04-99 7.635.734 16-02-00 7.166.671 08-06-01 8.328.910 15-01-02 8.495.488 31-01-03 8.771.592 1.011.649 03-08-01 3.403.352 03-08-01 567.225 29-08-02 567.225 12-12-03 567.225 1.701.676
Voorbereidingskosten Landscheidingspark Bergschenhoek
20-04-00 10-04-01 21-11-02
Voorbereidingskosten Boterdorpse Plas
21-06-00 23-07-02 09-05-01
Totaal
42.984 10-05-00 11.934 20-11-00 -11.934 05-10-00 22-12-00 20-12-02 54.454 12-03-01 -9.487 22.346 30-01-02 44.923.692
3.241 5.079 15.013 13.920 5.731 44.966 22.346 42.210.367
0
0 2.713.325
Rentetoerekening De rentetoerekening over de jaarlijkse banksaldi vindt plaats in het kader van de treasury door de controller van de SR. Het banksaldo is gedaald van € 39.873.186 negatief per 1 januari 2003 tot € 23.556.982 negatief per 31 december 2003. De rentetoerekening over 2003 op basis van de cashpool rente bedraagt € 944.987. Dit bedrag is ten laste gebracht van de bestemmingsreserve Vinex Omslagfonds. Inkomsten uit hoofde van door gemeenten verschuldigde omslagbijdragen in latere perioden In het kader van de jaarrekening 2000 is besloten alle verplichtingen aan derden als last op te nemen in het O mslagfonds. Ter dekking van deze verplichtingen worden de geraamde inkomsten in het Omslagfonds uit hoofde van door gemeenten verschuldigde omslagbijdragen in latere perioden als baat opgenomen in de bestemmingsreserve Vinex Omslagfonds. De nog te ontvangen bijdragen uit hoofde van door gemeenten verschuldigde omslagbijdragen is per 1 januari 2003 vastgesteld op € 59.014.948. Dit bedrag is gebaseerd op de verwachte inkomsten in de periode 2003 t/m 2005, zoals geraamd in de geactualiseerde meerjarenraming Vinex Omslagfonds 2002, vastgesteld door de regioraad op 10 juli 2002. Op 25 juni 2003 heeft de regioraad de geactualiseerde meerjarenraming 2003 vastgesteld. Op basis van de aan te gane verplichtingen in 2003, 2004 en 2006 is vastgesteld dat de bestemmingsreserve ontoereikend is. Rekening houdend met de toekomstige rentelasten en het voorcalculatorisch berekende saldo van € 1,5 mln in 2010 is het noodzakelijk geworden de geraamde inkomsten voor de periode 2006 t/m 2010 te activeren en toe te voegen aan de bestemmingsreserve. Op 25 juni 2003 heeft de regioraad besloten de begroting 2003 in die zin te wijzigen. De geraamde inkomsten in de periode 2003 t/m 2010 bedragen volgens de actualisatie € 91.043.388. Hiervan is al € 59.014.948 geactiveerd in 2002. Derhalve is in 2003 € 32.028.440 geactiveerd in 2003 en toegevoegd aan de bestemmingsreserve. In de geactualiseerde meerjarenraming 2003 zijn de inkomsten in 2003 geraamd op € 14.751.049. De nog te ontvangen bijdragen uit hoofde van door gemeenten verschuldigde omslagbijdragen in de periode 2004 t/m 2010 is per 31 december 2003 vastgesteld op € 76.292.339. Bestemmingsreserve Vinex Omslagfonds Per 1 januari 2003 bedraagt de bestemmingsreserve Omslagfonds € 6.022.464. In 2003 is in het kader van de verschuldigde omslagbijdrage over 2002 daadwerkelijk een bedrag van € 7.367.253 ontvangen. Het verschil met de geraamde inkomsten in 2003 bedraagt € 7.383.796. Dit bedrag is als exploitatieverlies in mindering gebracht op de bestemmingsreserve. Ten behoeve van verkeer- & vervoer is in 2003 sprake van € 730.881 aan nieuwe verplichtingen en is sprake van € 5.831.075 aan vrijval van verplichtingen. Ten behoeve van groen zijn geen nieuwe verplichtingen aangegaan en
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
94
is eveneens geen sprake van vrijval. In totaal is in 2003 € 5.100.195 ten gunste gebracht van de bestemmingsreserve Vinex Omslagfonds. In verband met de rentetoerekening is € 944.987 ten laste gebracht van de bestemmingsreserve Vinex Omslagfonds. Per 31 december 2003 bedraagt de bestemmingsreserve Vinex Omslagfonds € 34.822.316.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
95
Hoofdstuk 6 verwervingen Grote Uitleggebieden
In het kader van het streven naar gezamenlijk ondernemerschap tussen de toekomstige Stadsprovincie en de b etreffende bouwgemeenten is in 1995 door de regioraad de “Verwervingsregeling Grote Uitleg” vastgesteld met het doel om de financiële risico's ten aanzien van de ontwikkeling en realisatie van de grote uitleggebieden zo optimaal mogelijk te beheersen. De betreffende gemeenten zijn daarom verplicht een voornemen tot verwerving van een onroerende zaak op deze uitleggebieden te melden en het vervolgens te bereiken onderhandelingsresultaat ter zake van die verwerving ter goedkeuring voor te leggen aan het DB. Inmiddels zijn voor alle drie de grote uitleglocaties regionale bijdragen vastgesteld in de vorm van een lump sum. De noodzaak om de verwervingstransacties te laten beoordelen door het DB is daarmee praktisch gezien niet meer aanwezig. In 2003 zijn dan ook geen voorstellen ter beoordeling voorgelegd. De verordening blijft echter in stand ten behoeve van de beoordeling 2 e fase Berkel en Rodenrijs, waarvoor het afsprakenstelsel dient te blijven bestaan.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
96
7.7 1.
JAARVERSLAG 2003 GEBUNDELDE DOELUITKERING Inleiding
Dit jaarverslag over 2003 is het inhoudelijke verslag over de besteding van de Gebundelde Doeluitkering door de stadsregio Rotterdam. In dit verslag wordt een kort overzicht gegeven van de activiteiten in het afgelopen jaar. Vervolgens wordt een -eveneens korte- toelichting gegeven op de inkomsten. De toelichting op de uitgaven is gesplitst in een totaaloverzicht en een overzicht per categorie.
2.
Activiteitenoverzicht
3.
Inkomstenoverzicht
In de afgelopen jaren is veel energie besteed aan de voorbereiding op de decentralisatie (GDU+) en het formuleren en vaststellen van het beleidskader (RVVP) In 2002 is de kadernota vastgesteld en de verordening aangepast. In 2003 is het Regionaal Verkeers- en Ve rvoersplan (het RVVP 2003-2020) met het bijbehorende Uitvoeringsprogramma RVVP vastgesteld. Dit vormt de basis voor de financiering van projecten in de stadsregio. In 2003 is via intensieve samenwerking met de wegbeheerders voor de komende vier een projectenprogramma samengesteld. De afspraken hierover zijn vastgelegd in bestuurlijke overeenkomsten tussen de stadsregio en alle wegbeheerders in de regio. In februari 2004 zijn deze overeenkomsten getekend.
De inkomsten in 2003 zijn weergegeven in tabel 1. De rijksbijdrage voor 2003 is € 15,9 miljoen. In tegenstelling tot de verwachting is deze bijdrage in 2003 niet o pgehoogd met de SWAB-bijdrage van € 8,9 miljoen. Vanwege het uitstel van de decentralisatie van 1/1/2003 naar 1/1/2004 is ook de uitkering van de SWAB-bijdrage voor 2003 een jaar opgeschoven. De ophoging is in de periode 1998 – 2002 toegekend en was bedoeld voor intensivering van projecten in het kader van SamenWerken Aan Bereikbaarheid en de regionale vertaling daarvan in Fileplan Rotterdam. De rentetoevoeging is fors hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door het hoge kassaldo wat een gevolg is van vertragingen bij de declaraties van de wegbeheerders aan de Stadsregio.
4.
Overzicht verplichtingen en reserveringen
Verplichtingen Het overzicht van de in 2003 afgegeven beschikkingen is opgenomen in bijlage 1. In de onderstaande tabel 2 is een totaaloverzicht daarvan opgenomen, inclusief de uitvoeringskosten en reserveringen.
In de loop van 2003 zijn er 35 beschikkingen afgegeven voor kleine projecten. In één geval betrof het een project dat aan de criteria van twee categorieën voldeed. Dit project is voor wat betreft aantallen meegeteld in beide b etreffende categorieën en de bijdrage is naar evenredigheid verdeeld over de betreffende categorieën (zie bijlage 1). Er is 1 beschikking afgegeven die voor 100% worden doorbelast aan het Omslagfonds Vinex. Deze verplichting is in bijlage 1 opgenomen en in tabel 2 meegeteld bij het aantal verplichtingen, maar niet als verplichtingenbedrag. Voor de grote projecten zijn drie beschikkingen afgegeven. Twee voor de eigen bijdrage aan de uitvoering van Tramplusprojecten en een beschikking voor de eerste fase van de 2 e Ontsluitingsweg van Hoek van Holland (waarin de beschikking voor het fietspad is opgenomen dat in het programma kleine projecten in het RIVV was opgenomen). Verder is ook in 2003 een deel van de legeskosten van de metro Beneluxlijn betaald.
Reserve Aan de bestemmingsreserve grote projecten is het verschil onttrokken van de reservering (€ 3,6 mln.), de aangegane verplichtingen (€ -10,0 mln.) en een correctie in verband met voorfinanciering (€ 1,8 mln.). Door de onttrekking van € 4,6 mln. is deze reserve op € 5,4 miljoen gekomen. De bestemmingsreserve kleine projecten kent een aantal toevoegingen en onttrekkingen. Per saldo is € 0,3 mln. aan de bestemmingsreserve onttrokken waardoor de bestemmingsreserve kleine projecten op € 18,7 miljoen is Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
97
gekomen. Hier staat tegenover dat in de eerste helft van november een groot aantal subsidieaanvragen is ingediend, waarvan het niet meer gelukt is deze in 2003 af te handelen. Het totaalbedrag van de 49 projecten die naar 2004 zijn doorgeschoven is € 16,5 mln. Hiermee zou bijna de volledige bestemmingsreserve kleine projecten worden benut. In tabel 3 is de ontwikkeling van de bestemmingsreserve in 2003 weergegeven.
Verplichtingen per categorie
In bijlage 2 is de ontwikkeling van de verplichtingen per categorie in de periode 1996 - 2003 grafisch weergegeven, vergeleken met het richtbudget. Per categorie is door de regioraad (in de beleidsnota RIVV) een richtbudget vastgesteld als percentage van het totale budget. Er is een marge toelaatbaar (de stippellijn in de grafiek) van 30% op het percentrage per categorie. De categorie Openbaar Vervoer komt in 2003 weer iets hoger uit dan de marge. Het voortschrijdend gemiddelde wordt sterk beïnvloed door de hoge verplichtingen uit 2001 (o.a. Parkshuttle Rivium). Van de categorie Weg blijft het voortschrijdend gemiddelde ondanks de mindere realisatie in 2003 binnen de marge. De categorie Fiets gaat in 2003 boven de marge uit, maar het voortschrijdend gemiddelde past nog ruim binnen de marge. De realisatie van de Verkeersveiligheidprojecten haalt de marge net terwijl het voortschrijdend gemiddelde ook binnen de marge valt. In de categorie Flankerende Infra wordt voor het tweede opeenvolgende jaar de marge gehaald, door het P+R-deel van de beschikking van het voorplein Vlaardingen-oost. Het voortschrijdend gemiddelde blijft nog achter door de lagere verplichtingen voor 2002. In een volgende paragraaf wordt per categorie een nadere toelichting gegeven over de gerealiseerde projecten. Historisch verloop verplichtingen In de volgende grafiek zijn de verplichtingen vanaf 1996, per kwartaal weergegeven met het voortschrijdend jaargemiddelde, waarbij de verplichtingen voor kleine en grote projecten afzonderlijk zijn weergegeven.
Grafiek 1 verplichtingen GDU per kwartaal De omvang van de verplichtingen heeft een gemiddelde van rond de € 6 mln. per kwartaal. Verplichtingen per wegbeheerder In bijlage 3 is een overzicht gegeven van de aangegane verplichtingen per wegbeheerder. In bijlage 3a zijn de verplichtingen weergegeven voor de gemeenten vanaf 1996 tot en met 2003 in vergelijking met het inwoneraantal, zonder de investeringen in openbaar vervoer die geheel door de Stadsregio worden betaald. Gemiddeld hebben de gemeenten een bedrag van circa € 72 per inwoner aan GDU-bijdrage ontvangen. Dat kan -indicatief- beschouwd worden als een vergelijkende maatstaf voor de financiële inspanningen van de betro kken gemeenten op het gebied van verkeer en vervoer. Voor het landelijk gebied is dit bedrag enigszins vertekend omdat de bijdragen aan de waterschappen en de provincie niet naar de gemeenten zijn (en kunnen worden) toegerekend. Zoals verwacht mag worden, heeft de grootste gemeente in absolute zin het meest geïnvesteerd. Gemeten naar het bedrag per inwoner is de inspanning van Rotterdam iets hoger dan het gemiddelde. Daarbij moet bedacht worden, dat de meest ernstige verkeers- en vervoersproblematiek zich voordoet op het grondgebied van de kerngemeente van de regio. De meeste andere gemeenten zitten beneden het gemiddelde, met uitzondering van Barendrecht, de beide Ijsselgemeenten, Maassluis en Spijkenisse. In beide IJsselgemeenten is in het verleden fors geïnvesteerd in een beperkt aantal grotere projecten: het Hoofdwegplein in Capelle aan den IJssel en de C.G. Roosweg (kruising en fietstunnel) in Krimpen aan den IJssel. De gemeente Barendrecht komt boven het gemiddelde door investeringen in 2000 in de sanering van blackspots en de aanleg van fietspaden. De gemeente Spijkenisse heeft in 2002 fors geïnvesteerd in de verbreding van de Schenkelweg. De geringere investering van de kleinere gemeenten is verklaarbaar door enerzijds de relatief beperkte omvang van de verkeer- en vervoerproblematiek en anderzijds omdat buiten de bebouwde kom andere wegbeheerders actief zijn (waterschappen, provincie). De verklaring voor het lage investeringsniveau in de middelgrote gemeenten is onduidelijk. In bijlage 3b zijn ter informatie de verplichtingen uit 2003 per wegbeheerder weergegeven per categorie.
5.
Realisatie RIVV 2003-2007
Het door de regioraad vastgestelde RIVV 2003-2007 bevatte voor 2003 155 projecten verdeeld over de verschillende categorieën en per categorie opgesplitst in een realisatieprogramma en een planstudieprogramma. Een project dat voldoet aan de programmacriteria maar waarvan de haalbaarheid twijfelachtig was, is in het planstudieprogramma opgenomen evenals de projecten waarvan niet beoordeeld kon worden of ze aan de programmacriteria voldoen (omdat er nog onvoldoende gegevens bekend zijn). In de onderstaande tabel zijn de verschillende programma’s gezamenlijk opgenomen.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
98
In 2003 is een inventarisatie gehouden bij de wegbeheerders naar hun verwachtingen per 1 juli naar de realisatie in het tweede halfjaar van 2003. Deze inventarisatie leerde dat de wegbeheerders in het tweede halfjaar van 2002 nog 70 beschikkingen wilden aanvragen. Dit betrof 65 projecten die in het RIVV 2003-2007 waren opgenomen en 5 nieuwe projecten. Deze nieuwe projecten waren projecten waarvoor de uitvoering niet was voorzien bij het opstellen van het RIVV 2003-2007 of waarvoor de aanmelding niet (tijdig) heeft plaatsgevonden. Met deze 70 projecten zou een bijdrage van circa € 20,65 mln. gemoeid zijn. In de vergadering van het Dagelijks Bestuur van 17 september 2003 is de voortgang van het RIVV 2003 – 2007 besproken. Daarbij is besloten dat vanwege de gebiedsgerichte uitvoeringsafspraken zal worden gebroken met het automatisme dat niet-benutte budgetten voor het programma kleine projecten worden doorgeschoven naar het eerstvolgende budgetjaar. Naar aanleiding hiervan is elke wegbeheerder aangeschreven met het verzoek om vòòr half november de beschikkingsaanvragen in te dienen voor de projecten uit de jaarschijf 2003 van het RIVV 20032007. Dit heeft geresulteerd in een grote stroom aanvragen. In het tweede halfjaar zijn daardoor 22 beschikkingen afgegeven en per 31 december 2003 waren nog 49 aanvragen in behandeling. Indien deze 49 aanvragen allen leiden tot een beschikking, is er op basis van aanvragen voor kleine projecten in 2003 een bedrag van € 28 mln. beschikt. Dit is een nog niet eerder behaald resultaat.
Tabel 4: Realisatie RIVV 2003-2007
Er zijn in 2003 zesendertig beschikkingen afgegeven, waarvan 15 voor projecten die niet in het RIVV 2003-2007 waren opgenomen. Voor 49 aanvragen uit 2003 is het beschikkingsmoment doorgeschoven naar 2004. Dit gevoegd bij het gegeven dat bij de meeste projecten de kosten hoger uitgevallen zijn dan in het RIVV was voorzien, waardoor ook de GDU-bijdrage hoger werd, verklaart waarom er ondanks het vervallen van een aantal projecten en de opname van 44 projecten in de uitvoeringsafspraken voor 2004 e.v., het totaal beschikbare budget voor 2003 volledig door in 2003 gedane aanvragen benut zal worden. Wat betreft de benutting van de budgetten is het beeld van steeds tegenvallende realisatie hiermee een halt toegeroepen. Wel laat bovenstaand overzicht zien dat het lastig is een “robuust” programma samen te stellen waarvan de realisatie parallel loopt met de oorspronkelijke opgave van de wegbeheerders. Dit komt overeen met de conclusies uit de in 2000/2001 uitgevoerde GDU-analyse. Uitvoering van de aanbevelingen naar aanleiding van de analyse kunnen dit verder verbeteren. Daartoe is in 2003 het RIVV 2004 –2007 anders opgesteld. Per wegbeheerder zijn meerjarige uitvoeringsafspraken gemaakt, die in een convenant zijn vastgelegd. Hiermee wordt het programma harder en zal naar verwachting het realisatiepercentage verder stijgen.
6.
Overzicht betalingen
Nadat een beschikking is afgegeven vindt op declaratiebasis betaling plaats bij de start, de oplevering en de eindafrekening van het betreffende project. De uitgaven ijlen dus altijd na. Het bedrag van de uitgaven aan de proje cten in 2003 is € 10,5 miljoen. Onderstaande grafiek geeft de totaalbetalingen per jaar met het voortschrijdend jaargemiddelde.
Grafiek 2: Kasuitgaven GDU per jaar (x €1.000) De betalingen liepen in 2003 ongeveer gelijk met de inkomsten, waardoor het kassaldo nagenoeg gelijk bleef. Per 31 december 2003 was het banksaldo € 82,3 mln. Dit saldo bestaat uit de eerder genoemde bestemmingsreserve en een voorziening ten behoeve van het betalen van het restant van de verplichtingen. De voorziening (€ 73,7 mln.) is ten opzichte van 2002 toegenomen. In 2004 wordt opnieuw bezien in hoeverre de omvang van de voorziening kleiner kan worden door het inlopen van een achterstand bij de declaraties (door de wegbeheerders). In de eerste helft van 2004 wordt elke wegbeheerder er schriftelijk op geattendeerd welke projecten nog niet afgewikStadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
99
keld zijn en in het halfjaarverslag GDU 2004 zal het resultaat van deze aanschrijving expliciet inzichtelijk worden gemaakt.
7.
Overzicht per categorie
Hieronder wordt per categorie een toelichting gegeven op het gerealiseerde projectenprogramma. In bijlage 5 zijn de kwantitatieve gegevens van de kleine projecten in een overzicht samengevat. Grote projecten Voor de tramplusprojecten IJsselmondelijn, Carnisselandelijn en het metroproject Nesselandelijn is in 2003 van het rijk de MIT-beschikking ontvangen, waarna de Stadsregio voor deze projecten nu een verplichting voor de eigen bijdrage is aangaan. Openbaar Vervoer De meeste beschikkingen hebben betrekking op busprojecten. Er zijn busbanen aangelegd, bushalten, en vecomvoorzieningen (beïnvloeding van verkeerslichten). In Vlaardingen is het busstation bij het NS-station Vlaardingenoost gereconstrueerd. Er is één beschikking afgegeven voor een tramproject. De trambaan in de Groene Tuin in Rotterdam-zuid is op Tramplusniveau gebracht. Weg In 2003 is alleen een beschikking afgeven om sluipverkeer door Midden Delfland tegen te gaan. Fiets Ten aanzien van de fietsinfrastructuur gaat het om verschillende maatregelen. De meeste hebben betrekking op projecten die de kwaliteit van een bestaande fietsvoorziening verbeteren. Er worden drie ontbrekende schakels gerealiseerd: een deel van het fietspad langs het Haringvliet, een fietspad bij de Sprong in Hellevoetsluis en een fietspad langs de Harreweg in Schiedam. Verkeersveiligheid In deze categorie zijn in 2003 geen afzonderlijke beschikkingen afgegeven voor de inrichting van verblijfsgebieden (30km-zones en 60km-zones) omdat de Stadsregio in 1999 per wegbeheerder een beschikking heeft afgegeven voor alle projecten in de periode 1997- 2001. Deze beschikkingen waren gebaseerd op kerngetallen en aannames. In 2002 zijn aanvullende beschikkingen afgegeven op basis van een herijking (werkelijke gerealiseerde / te realiseren projecten en de werkelijke kosten). De beschikkingen in 2003 hebben betrekking het saneren van black-spots (7 projecten). Flankerende Infra In deze categorie zijn twee beschikkingen afgegeven voor een fietsparkeerprojecten, één in Vlaardingen (in combinatie met het busstation Vlaardingen-oost) en één in Barendrecht.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
100
2
Vergelijking besteding GDU met richtbudgetten in de periode 1996 t/m 2003
In onderstaande grafieken is een vergelijking gemaakt tussen de verplichtingen per categorie en de richtbudgetten. Daarbij is de bandbreedte van de richtbudgetten (± 30%)aangegeven met twee stippellijnen. De ononderbroken lijn is het cumulatieve percentage. Duidelijk zichtbaar is in de categorie openbaar vervoer de eigen bijdrage voor het De Boer/EIISS-programma in 1997 en de beschikkingen voor de overloop van het De Boer/EIISS programma in 2001, in de categorie verkeersveiligheid de beschikkingen in het kader van Duurzaam Veilig in 1999 en de herijking daarvan in 2001 en de start van relatief veel wegprojecten in 1998. Met het vaststellen van het RIVV 2001-2005 zijn de richtbudgetten voor Openbaar Vervoer en Weg gewijzigd. In onderstaande grafieken zijn deze gewijzigde percentages over de gehele periode gehanteerd.
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
101
3a
Aangegane verplichtingen per gemeente (x € 1000,=) 1996-2003 (exclusief OV)
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
102
4
Aangegane verplichtingen per wegbeheerder (x € 1000,=) in 2003 per categorie (inclusief OV).
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
103
5
Overzicht projectresultaten afgegeven beschikkingen
RDS/TMC = Radio Data System/Traffic Message Channel lo-red = verwachte reductie letselongevallen
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
104
6
Aanvragen uit 2003 die niet meer beschikt zijn in 2003
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
105
ACCOUNTANTSVERKLARING
Stadsregio Rotterdam JAARREKENING 2003
106
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 8 Onderwerp: Begroting Jeugdzorg 2004.
Bijlage: 1. begroting Jeugdzorg 2004. Toelichting: Op 17 december 2003 is de begroting Jeugdzorg 2004 door de regioraad van de stadsregio Rotterdam voorlopig vastgesteld met een tekort van € 2,265 miljoen. In het besluit tot voorlopige vaststelling van de begroting is aangegeven, dat de definitieve begroting Jeugdzorg 2004 in het voorjaar van 2004 sluitend vastgesteld dient te worden. Hieronder volgt een toelichting op de wijzigingen die na de regioraadsvergadering van 17 december 2003 hebben plaatsgevonden en de genomen maatregelen die uiteindelijk hebben geleid tot een sluitende begroting voor de Jeugdzorg in 2004. In de regioraadsvergadering van 17 december 2003 is de regioraad niet akkoord gegaan met een algehele efficiencykorting van 3%. Om de begroting Jeugdzorg 2004 sluitend te maken, ontkomt de stadsregio Rotterdam echter niet aan bezuinigingsmaatregelen. Om deze reden wordt nu voorgesteld te kiezen voor een aantal gerichte bezuinigingen op posten waarbij dit nog enigszins mogelijk bleek te zijn. Het uitgangspunt is hierbij geweest dat de te nemen maatregelen niet mogen leiden tot een vermindering van de capaciteit van het jeugdzorgaanbod in de stadsregio Rotterdam. Met name om deze reden hebben de jeugdzorginstellingen in de stadsregio Rotterdam kunnen instemmen met de voorgestelde maatregelen. Lastenverlagingen 1. In een brief van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is kenbaar gemaakt, dat de bestuurs- en apparaatskosten van de stadsregio Rotterdam en de GGD Rotterdam e.o. niet ten laste van de doeluitkering Jeugdzorg gebracht mogen worden. Dit creëert een extra ruimte van € 1.045.289,- in de begroting Jeugdzorg. Deze wijziging leidt uiteraard wel tot extra lasten in de algehele begroting voor de stadsregio Rotterdam. Voor dit probleem dient nog een oplossing gezocht te worden. 1. De stichting Maasstad wordt met ingang van 1 januari 2004 gefinancierd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Door de overgang naar de AWBZ komt in de begroting Jeugdzorg een bedrag vrij van € 789.136. 3. Voor de stichting Horizon is in de voorlopige begroting 2004 een subsidie opgenomen van € 28.526 voor de financiering van acht bedden (min 2-variant). Dit zou tot 1 april 2004 gefinancierd worden. Gebleken is echter, dat dit tehuis van stichting Horizon in het laatste kwartaal van 2003 gesloten is. 4. In de normbedragen van de stadsregio Rotterdam is in het verleden standaard een bedrag opgenomen als arbeidstijdenwetvergoeding (ATW). Deze vergoeding dient uitbetaald te worden aan voorzieningen waar slaapdiensten worden gedraaid. In het verleden is deze vergoeding echter eveneens uitbetaald aan voorzieningen waar geen slaapdiensten worden gedraaid. Een herziening van de normbedragen levert een besparing op van € 41.520. Het gaat hierbij om 15 bedden van de stichting Stek met een ATW-vergoeding van € 2.768. 5. In de berekening van de normbedragen voor de specialistische hulpvariant is in 2003 een kleine fout gemaakt. In 2003 is dit normbedrag onterecht met € 36 verhoogd. Het herstellen van deze fout levert een lastenverlaging op van € 7.092. 6. De aangevraagde subsidie van PJ Partners voor de externe klachtencommissie is € 6.208 in plaats van de begrote € 10.800. Dit levert een besparing op van € 4.592. 7. De kosten voor het interprovinciaal overleg, waar de stadsregio Rotterdam in participeert zijn in 2003 uitgekomen op een bedrag van € 15.000. Voor 2004 is nu een begroting jeugdzorg 2004 / MA / 6 april 2004
Pagina 1
zelfde bedrag opgenomen in de begroting. Dit levert een besparing van € 10.000 op ten opzichte van de voorlopig vastgestelde begroting. 8. De voorlichtingskosten in de nieuwe begroting zijn op € 0 gezet. In het komende jaar zal de voorlichting grotendeels langs de bestaande kanalen van de stadsregio Rotterdam gaan verlopen en eenvoudiger van vorm zijn. Dit levert een besparing op van € 63.394. 9. De doeluitkering jeugdzorg wordt ieder jaar verhoogd met de overheidsbijdrage aan de arbeidskostenontwikkeling (OVA). De beschikkingen 2003 zijn onlangs verhoogd met de OVA 2003. De doeluitkering van VWS wordt bovendien ieder jaar structureel verhoogd met de OVA van het voorafgaande jaar. De OVA 2003 wordt aldus eveneens toegevoegd aan de doeluitkering in 2004. Aangezien er in 2003 over meer posten OVA is toebedeeld dan dat er posten zijn opgenomen in de begroting 2004 houden wij een klein bedrag over aan OVA-middelen. Van de € 1.806.006,- aan de door het Ministerie van VWS toegekende middelen behoeft in 2004 € 1.742.032,- te worden uitbetaald aan de instellingen. Dit levert een extra ruimte in de begroting op van € 63.974,(€ 1.806.006 - € 1.742.032). 10. Stichting Stek heeft aangegeven in 2004 minder subsidie nodig te hebben voor het project Medische Groep, omdat zij de subsidie over 2002 slechts gedeeltelijk hebben gebruikt. Dit project loopt twee jaar en in 2004 kan nog gebruik gemaakt worden van de subsidie van 2002. Stek heeft dit reeds gereserveerd in de jaarrekening. De subsidie voor 2004 wordt om deze reden verlaagd met € 76.310. 11. In de vorige begroting is gerekend met een subsidie voor het onderzoek vermaatschappelijking residentiële zorg van € 29.288. Gebleken is echter dat slechts de helft door de stadsregio gefinancierd behoeft te worden. Dit levert een extra ruimte op van € 14.614. 12. In 2003 is € 70.000 aan projecten ten laste van de begrotingspost interculturalisatie toegekend. De jeugdzorginstellingen hebben aangegeven dat interculturalisatie onderdeel dient te zijn van het algemene beleid binnen de instellingen. Voor 2004 is nu slechts € 30.000 ten behoeve van een project van stichting Stek opgenomen in de begroting. In 2003 is toegezegd dat dit project ten laste van de algemene begrotingspost interculturalisatie gesubsidieerd wordt. In de voorlopig vastgestelde begroting is een bedrag opgenomen van € 100.000. In deze begroting wordt voorgesteld een bedrag van € 30.000 op te nemen. Dit levert een besparing op van € 70.000. Extra inkomsten 13. In overleg met de provincie Zuid-Holland, stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam is afgesproken dat de provincie en het stadsgewest Haaglanden, indien in het uiterste geval noodzakelijk, de stadsregio financieel willen ondersteunen, opdat de stadsregio niet behoeft af te haken in een aantal gezamenlijk opgestarte trajecten. Provincie Zuid-Holland en stadsgewest Haaglanden hebben hier belang bij omdat zij bijvoorbeeld gebruik maken van een tweetal bovenregionale voorzieningen in onze regio (wanneer het gebruik van deze voorzieningen geanalyseerd wordt, betaalt het stadsgewest Haaglanden te weinig aan de stadsregio Rotterdam, hierover wordt onderhandeld met Haaglanden) en omdat een aantal projecten ter voorbereiding op de nieuwe wet gezamenlijk door de provincie en stadsregio Rotterdam gefinancierd worden. 14. Voor de overname van de taken van de Raad voor de Kinderbescherming wordt door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een beperkt bedrag aan extra middelen ter beschikking gesteld. Voorlopig wordt dit geraamd op € 70.000. 15. De rentebaten over 2003 zijn ten opzichte van de voorlopig vastgestelde begroting € 70.000 hoger. 16. Uit het onderzoek naar het financieel beheer Jeugdhulpverlening 2004 is naar voren gekomen dat de tussen de provincie Zuid-Holland, stadsregio Rotterdam en het stadsgewest Haaglanden afgesproken ATW-vergoeding voor de bovenregionale voorziening het Medisch Kindertehuis Oostvoorne lager is dan voor de overige voorzieningen. Het MKT Oostvoorne wordt gezamenlijk gefinancierd door de drie overheden. Het penvoerderschap wordt echter gevoerd door de stadsregio Rotterdam. De provincie Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden betalen hun aandeel aan de stadsregio Rotterdam. De stadsregio Rotterdam verzorgt vervolgens de subsidiëring richting het MKT Oostvoorne. Van de provincie Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden ontvangt de stadsregio Rotterdam een ATW-vergoeding van slechts € 855 euro per capaciteitsplaats, terwijl standaard een bedrag van € 2.768 aan ATW wordt begroting jeugdzorg 2004 / MA / 6 april 2004
Pagina 2
uitbetaald. Met de stichting Horizon is afgesproken dat voorlopig het hogere normbedrag gehanteerd wordt (ATW van € 2.768), maar dat de stadsregio Rotterdam daar wel extra inkomsten voor moet ontvangen van de provincie Zuid-Holland en het stadsgewest Haaglanden. Deze extra inkomsten komen uit op 21,6 * 1913 (2.768 – 855) = € 41.320. Wanneer deze extra inkomsten niet worden ontvangen, wordt het hogere normbedrag niet betaald aan Horizon. De onderhandelingen met Zuid-Holland en stadsgewest Haaglanden zijn hierover gaande. Extra lasten Naast meevallers zijn er echter ook een aantal tegenvallers te noteren ten opzichte van de vorige voorlopig vastgestelde begroting. 17. Direct na de voorlopige vaststelling van de begroting Jeugdhulpverlening 2004 bleek dat er nog geen rekening was gehouden met de kosten die gemoeid zijn met de overname van de taken voor de Raad van de Kinderbescherming door Bureau Jeugdzorg. Dit is een per 1 januari 2004 verplichte taak voor het Bureau Jeugdzorg. Als gevolg hiervan is het tekort toegenomen met € 269.500. 18. Tevens bevatte de voorlopig vastgestelde begroting nog niet de nog toe te kennen subsidie voor het project modularisering van de Vereniging van Directeuren ad € 10.000. De uitvoering van dit project is noodzakelijk als gevolg van de verwachte inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg op 1 januari 2005. Als gevolg van deze wet moet het zorgaanbod zo veel mogelijk in modules zijn beschreven. 19. Er diende nog een post opgenomen te worden van de Stichting Lindenhof voor de afbouw van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling ad € 54.150. In de afbouw van het AMK naar Bureau Jeugdzorg is een medewerker achtergebleven bij stichting Lindenhof. Afgesproken is dat de stadsregio Rotterdam voor een periode van drie jaar het salaris van deze medewerker betaalt. 20. In de inkomstensfeer dient opgemerkt te worden dat de bijdrage van de provincie ZuidHolland € 30.000 lager is dan begroot. 21. De middelen van stadsgewest Haaglanden zijn eveneens € 30.000 lager dan begroot. Deze beide wijzigingen zijn veroorzaakt door een onjuiste berekening in de voorlopig vastgestelde begroting. 22. Tevens is in de voorlopig vastgestelde begroting gerekend met meer inkomsten uit het hoofdlijnenakkoord. Door een andere berekeningssystematiek van het Ministerie van VWS is deze baat € 58.000 lager uitgevallen. Samengevat leidt dit alles tot het volgende totaaloverzicht: Lasten verlagen 1. Bestuurs- en apparaatskosten 2. Middelen stichting Maasstad 3. Sluiting van het tehuis van Horizon (min 2 variant) 4. Vermindering ATW vergoeding lichte hulpvarianten 5. Aanpassing normbedrag residentieel specialistisch 6. Subsidieaanvraag PJ Partners 7. Verlaging kosten IPO 8. Verlaging kosten voorlichting 9. OVA-middelen 10. Project Medische Groep Thuis 11. Vooronderzoek vermaatschappelijking res. zorg 12. Interculturalisatie Totaal
€ 1.045.289,€ 789.136,€ 28.526,€ 41.520,€ 7.092,€ 4.592,€ 10.000,€ 63.394,€ 63.974,€ 76.310,€ 14.614,€ 70.000,€ 2.214.447,-
Extra Inkomsten 14. Baat Taken Raad voor de Kinderbescherming 15. Extra rentebaat 16. Provincie Zuid-Holland Totaal
€ € € €
70.000,70.000,41.421,181.421,-
Extra lasten/ Tegenvallers 17. Taken Raad voor de Kinderbescherming 18. Project modularisering
€ €
269.500,10.000,-
begroting jeugdzorg 2004 / MA / 6 april 2004
Pagina 3
19. Afbouw AMK 20. Minder inkomsten stadsgewest Haaglanden 21. Minder inkomsten provincie Zuid-Holland 22. Minder inkomsten uit hoofdlijnenakkoord Totaal
€ € € € €
54.150,30.000,30.000,58.000,451.650,-
€ € € € €
2.265.008,2.214.447,181.421,451.650,320.790,-
Dit leidt tot een nog resterend tekort van: Voorlopig vastgestelde begroting Bezuinigingen/ Wijzigingen Extra inkomsten Extra lasten Totaal
Van het resterende tekort kunnen de stichtingen Flexus en Lindenhof in 2004 € 220.790 incidenteel bezuinigen. Hiermee is ingestemd omdat op deze manier de capaciteit voor de jeugdhulpverlening in stand kan blijven. Bovendien is het tekort in 2005 op te vangen doordat de kosten voor het boventallig directielid van Bureau Jeugdzorg ad € 157.275 vervallen. Tevens loopt een aantal projecten af (bijvoorbeeld het experiment professionele pleegzorg) en wordt de besteding van het flexbudget dit jaar zeer kritisch geanalyseerd. Wellicht behoeft ook deze post volgend jaar niet meer in de begroting te worden opgenomen. Tot slot ontvangt de stadsregio Rotterdam in 2005 € 1,2 miljoen extra uit het hoofdlijnenakkoord, waardoor de incidentele bezuiniging van dit jaar volgend jaar zeker geen problemen oplevert. Het Bureau Jeugdzorg is verzocht de resterende € 100.000,- structureel voor zijn rekening te nemen. Omdat het Bureau Jeugdzorg heeft aangegeven niet verder te kunnen gaan dan € 75.000, wordt voorgesteld de resterende € 25.000 eenmalig ten laste van de algemene reserve te brengen. In 2005 wordt hier binnen de begroting Jeugdzorg dekking voor gezocht. Tot slot vindt er nog een aantal budgetneutrale wijzigingen plaats in de nieuwe begroting Jeugdzorg 2004: -
-
In de doeluitkering Jeugdzorg is een extra vergoeding opgenomen voor de vervoerskosten voor de medische kinderdagverblijven. In totaal bedraagt deze vergoeding € 179.305. Deze vergoeding is naar rato van de capaciteit als volgt verdeeld: Instelling
Capaciteit
Subsidie
MKD Klavertje Vier/ MKD de Schelp (Horizon) MKD Vlaardingen (Lindenhof) MKD Kleine Plantage (Stek)
65 plaatsen 48 plaatsen 79 plaatsen
€ 60.702,€ 44.826,€ 73.777,-
Het door de provincie Zuid-Holland ter beschikking gestelde bedrag voor de steunfuncties is in deze begroting beschikbaar gesteld aan PJ Partners, Stichting Jeugden Jongerenwerk Midden-Holland, een project van Bureau Jeugdzorg voor een sluitende aanpak Kindermishandeling en een vooronderzoek van het Hilda-Verwij Jonker-instituut naar meer samenhang tussen het lokale en regionale jeugdzorgbeleid. De provincie Zuid-Holland is akkoord met de voorgestelde besteding van deze middelen.
Onvoorziene uitgaven Uit de bovenstaande toelichting blijkt dat de begroting Jeugdzorg sluitend is, maar dat er geen enkele ruimte meer is voor eventuele onvoorziene uitgaven. De Wet op de jeugdzorg treedt naar verwachting op 1 januari 2005 in werking en de wachtlijsten in de stadsregio Rotterdam zijn lang. Om hier nog enigszins op in te kunnen spelen heeft het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam besloten om, indien dit noodzakelijk is, een bedrag van € 150.000 beschikbaar te houden voor onvoorziene uitgaven, ten laste van de extra rentebaten 2004 op de beleggingen in obligaties. De secretaris van de stadsregio Rotterdam is door het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam gemandateerd om maximaal € 150.000 aan te wenden voor onvoorziene uitgaven in de jeugdzorg ten laste van de extra rentebaten. begroting jeugdzorg 2004 / MA / 6 april 2004
Pagina 4
Financiële consequenties: Bij de eerste begrotingswijziging 2004 zal de begroting stadsregio 2004 in overeenstemming gebracht worden met de begroting Jeugdzorg 2004 en de € 150.000 voor onvoorzien wordt afgedekt.
Communicatie: § persbericht; § regiojournaal. Afgestemd met: § Zorgaanbieders ; § Bureau Jeugdzorg . Verdere procedure: versturen van de beschikkingen aan de jeugdzorginstellingen.
Gevraagde beslissing: 1. de begroting Jeugdzorg 2004 conform de voorgestelde maatregelen vast te stellen.
Adviezen: 1. advies commissies: de commissies Jeugdzorg en Bestuurlijke Organisatie en Grondbeleid en Middelen brengen op 28 april 2004 advies uit. Dit advies wordt ter vergadering uitgereikt.
begroting jeugdzorg 2004 / MA / 6 april 2004
Pagina 5
begroting jeugdzorg 2004 / MA / 6 april 2004
Pagina 6
Werkeenheid
Instelling
Cap. Normbedragen (Incl. OVA 2003)
Subtotalen
Totalen
A. Doeluitkering zorgaanbod in 2003/ 2004 1 GENORMEERDE HULPVARIANTEN
27.011.1 27.018.1
27.004.1 27.003.1 27.017.1 27.009.1 27.011.1 27.018.1 27.004.1 29.001.1 27.018.1 29.003.1 27.009.1
26.011.1 26.011.2 26.011.3 31.001.1 26.015.1
25.001.1 25.021.1 25.003.1 25.002.1 25.009.1 25.004.1 25.005.1 25.007.1
Residentieel - Min 1 Kinderhuis Moria - Min 2 Flexus - Min 3 Stek (ex- BJ) Stek (ex- BJ) - Basisvariant Lindenhof Teen Challenge - Intensief Lindenhof Kinderhuis Moria Flexus Stek (ex- BJ) - Specialistisch Horizon (Bergse Bos) Flexus Horizon (Hoogvoorne) Lindenhof Pleegzorg - Basisvariant Basis: Flexus Weekend: Flexus Crisis - Intensief TGV: Flexus Flexus (Professionele Pleegzorg) Dagbehandeling - Basis Lindenhof (Boddaert Centra) Lindenhof (VPR Catch) Stek (ex- BJ/ Merhaba) - Basis + Variant Horizon (ctr. voor intensieve dagbehandeling) Horizon (Duinpan) - Intensief Horizon (MKD kl.4/Schelp) Stek (MKD Kleine Plantage) Lindenhof (MKD Vlaardingen)
38.943 Stek
3
12.981
38.943
Flexus
8
14.722
117.776
Stek Stek
8 12
31.957 29.189
255.657 350.268
Lindenhof Teen
57 10
40.652 40.652
2.317.146 406.517
Lindenhof Stek Flexus Stek
83 13 92 9
48.041 48.041 48.041 48.041
3.987.443 624.539 4.419.816 432.373
Horizon Flexus Horizon Lindenhof
84 64 49 16
50.975 50.975 50.975 50.975
4.281.909 3.262.407 2.497.775 815.602
Flexus Flexus Flexus
565 50 45
9.459 4.729 12.581
5.344.562 236.460 566.132
Flexus Flexus
51 8
21.155 21.155
1.078.924 169.243
144 8 20
22.947 22.947 22.947
3.304.324 183.574 458.934
Horizon Horizon
10 8
22.947 22.947
229.467 183.574
Horizon Stek Lindenhof
65 79 48
30.512 30.512 30.512
1.983.279 2.410.447 1.464.575
117.776 605.925
2.723.663
9.464.171
10.857.693
6.147.154
1.248.167
3.946.832 Lindenhof Lindenhof Stek
413.041
5.858.301
Totaal Genormeerde hulpvarianten (A):
41.421.666
2 ONGENORMEERDE HULPVARIANTEN
34.062.1 34.071.1 34.015.1 34.034.1 34.017.1 34.043.1 34.067.1 34.067.2 25.008.1 25.020.1 34.038.1 34.038.1 30.010.1 34.040.1 34.041.1 34.068.1 34.041.2
Geïndiceerde ambulante hulp: - Stek (MKD Kleine Plantage, GIT) - Stek (intensief ambulant) - fte's - Stek (Jeugdhulp Thuis) - Stek (Families First) - Lindenhof (APG: int. ambulant 15-18 jr; Transfer) - Lindenhof (APG: videohome training) - Lindenhof (APG: intensief ambulant) - Lindenhof (APG: Project Support) - Lindenhof (APG: Trajecteam) - Lindenhof (APG: Boddaert Centra Opvoedingsondersteuning) - Humanitas (Pak je Kans) - De Vierstroom (Pak je Kans) - Horizon (intensief ambulant) - fte's - Flexus (Wonen en Begeleiden) - Flexus (Voorkomen Thuisloosheid) - Flexus (intensief ambulant) - fte's - Flexus (T-Team) - fte's
Stek Stek Stek Stek Lindenhof Lindenhof Lindenhof Lindenhof Lindenhof Lindenhof Humanitas Vierstroom Horizon Flexus Flexus Flexus Flexus
0,5
75.870
23,3 1,67
75.870 75.870
4
75.870
16,4 1
75.870 75.870
26.436 37.935 999.856 364.474 175.284 112.021 1.767.763 126.702 99.472 67.940 36.634 36.634 303.479 150.646 100.593 1.244.262 75.870
25.005.2 25.003.2 25.003.3 25.003.4 25.021.2 25.005.1 25.005.1 25.007.1 25.007.1 25.004.1 25.004.1 25.009.1 29.003.1
Dagbehandeling: - MKD kleine plantage (Proj. Med. Groep), Stek - Centrale opvang Feijenoord/Vi-Ja, Stek - Centrale opvang Zuid + Noord, Stek - Basta Project, Stek - BOS Projecten (Lindenhof) - Vervoer (Stek, MKD Kleine Plantage) - Extra vergoeding - Vervoer (Lindenhof, MKD Vlaardingen) - Extra vergoeding - Vervoer (Horizon, MKD Kl.4 en De Schelp) - Extra vergoeding - Vervoer (Horizon, Duinpan) - ATW bovenregionaal (Horizon, MOC Hoogh Voorne)
Stek Stek Stek Stek Lindenhof Stek Stek Lindenhof Lindenhof Horizon Horizon Horizon Horizon
14.446 302.891 354.203 57.929 245.880 374.578 73.777 188.453 44.826 255.197 60.702 31.408 -
Totaal Ongenormeerde hulpvarianten (B):
7.730.290
3 OVERIGE POSTEN
34.018.1
Provinciale klachtencommissie: - PJ Partners (externe klachtencommissie)
PJ
34.086.2 34.086.3 34.086.1
Cliëntenbeleid: - Cliëntvertrouwenspersoon voor zorgaanbieders AKJ, clientenvertrouwenspersoon BB AKJ, clientenvertrouwenspersoon AKJ klachtenondersteuning
AKJ AKJ AKJ
22.975 23.852 53.934
26.009.1
Provinciale cliëntenorganisatie - NVP Zuid-Holland
NVP
20.707
Kosten IPO
IPO
15.000
Experimenten: - Stek: vooronderzoek vermaatschappelijking residentiële zorg - Regionale database - Stek: samenwerking onderwijs-jeugdzorg + BOVO - Flexus bureau klantenservice - Interculturalisatie - Flexus (Experiment Professionele Pleegzorg) - Project mudularisering - Criminaliteit onder jongeren < 12 jaar - Dar El Hidaya
Stek BJZ Stek Flexus SRR Flexus Ver. van dir. VU Humanitas
Steunfuncties: - PJ Partners (steunfuncties) - Ook wij hebben de toekomst - Sluitende aanpak Kindermishandeling - Hilda Verweij-Jonker instituut - Steunfuncties
PJ JJW M-Holland BJZ HVJ Instituut SRR
Flexbudget - Flexbudget
BJZ
204.000
Huisvesting: - Teen Challenge - Stek (Merhaba) - Stek (MKD Kleine Plantage) - Stek (BJ, residentieel) - Stek (Moria) - Stek (Basta) - Lindenhof (residentieel) - Lindenhof (Boddaert Centra, daghulp intensief) - Lindenhof (MKD Vlaardingen, daghulp intensief) - Lindenhof (VPR Catch) - Lindenhof (intensief residentieel) - Horizon (centrum voor intensieve dagbehandeling) - Horizon (MKD Kl.4 en De Schelp) - Horizon (Duinpan) - Horizon (Bergse Bos) - Horizon (MOC Hoogh Voorne) - Flexus (Residentieel)
Teen Stek Stek Stek Stek Stek Lindenhof Lindenhof Lindenhof Lindenhof Lindenhof Horizon Horizon Horizon Horizon Horizon Flexus
43.107 51.741 305.727 163.217 66.677 7.900 356.499 291.718 206.741 16.821 420.441 59.365 392.936 42.476 379.404 405.861 670.560
34.079.2 34.060.2 34.097.1 26.016.1 34.099.1
34.018.2
34.088.1
27.017.1 25.003.1 25.005.1 27.004.1 27.011.1 27.003.1 25.001.1 25.007.1 25.021.1 27.009.1 25.002.1 25.004.1 25.009.1 29.001.1 29.003.1 27.018.1
Totaal Overige posten (C): Totaal Genormeerde hulpvarianten (A): Totaal Ongenormeerde hulpvarianten (B): Totaal Overige posten (C): Totaal doeluitkering zorgaanbod (A + B + C):
6.208
14.614 205.000 391.713 24.300 30.000 27.227 10.000 43.500 352.110
87.400 25.000 56.850 11.888 50.880
5.558.348 5.558.348 41.421.666 7.730.290 5.558.348 54.710.305
B. Doeluitkering Bureau Jeugdzorg 2004 Werkeenh.
34.002.1 34.002.4 34.002.2
30.001.1 30.001.2
34.001.1 34.001.2 34.001.4 34.001.6 34.001.7 34.001.9 34.002.3 34.003.1 34.003.2 34.029.1 34.032.1 34.051.1 34.060.2 34.060.5 34.080.1 28.001.1
34.004.1 34.005.1
TAKEN BUREAU JEUGDZORG 1 Toegangsfuncties - BJZ, algemeen - BJZ, centraal apparaat - BJZ, voordeurfunctie - BJZ, Frictiekostenboventallig directielid
BJZ BJZ BJZ BJZ
284.942 287.805 783.109 157.275
2 Advies- en meldpunt kindermishandeling - BJZ - AMK - Lindenhof: afbouw AMK - BJZ, capaciteitsuitbreiding AMK
BJZ Lindenhof BJZ
727.160 54.150 192.500
3 Niet geïndiceerde ambulante zorg (licht ambulant) - BJZ, AMK - BJZ, middelen cie. Peer wachtlijstteam - BJZ, wachtlijsten ambulante hulp - BJZ, 6 fte toegangsfuncties BJZ - BJZ (jeugdhulpverlening regulier) - BJZ (jeugdhulpverlening 24 uur bereik) - BJZ (ROC, regionale opvangcentra) - BJZ (Kinderopvang Plus) - BJZ (Pak je kans) - BJZ (social teams nieuwe waterweg noord) - BJZ (kort amb. Case plaatsing nieuwe waterweg noord) - BJZ, AMK Sofia kinderziekenhuis - BJZ, jeugdcoördinator Krimpen a/d IJssel - BJZ, jeugdcoördinator Capelle a/d IJssel - BJZ, RZO (regionale zorgtoewijzingsorgaan) - BJZ, opvoedingsondersteuning - BJZ, ondersteuning VTO team - BJZ, samenwerking onderwijs/ jeugdzorg - BJZ, Diagnostisch centrum ZHE - BJZ, crisis hulpverlening - BJZ (Thuisbegeleiding 18+) - BJZ, voorpost Delfshaven, Charlois
BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ BJZ
4 Kindertelefoon - BJZ, kindertelefoon - BJZ, opvoedtelefoon
Lindenhof BJZ
123.454 26.967
5 Taken Raad voor de Kinderbescherming
BJZ
269.500
341.680 130.672 462.000 2.293.097 69.480 179.935 51.237 199.342 22.989 68.972 53.350 31.793 31.475 309.711 282.913 13.484 374.734 20.226 132.816 55.867 79.482
Totaal Taken Bureau jeugdzorg (A):
8.112.117
BESTEDING A. Doeluitkering zorgaanbod in 2004 B. Doeluitkering Bureau jeugdzorg 2004 Totaal bestedingen
54.710.305 8.112.117 62.822.422
MIDDELEN Doeluitkering: VWS
60.100.770 Doeluitkering Overheidsbijdrage vergoeding arbeidskostenontwikkeling 2003 Eenmalige wachtlijstmiddelen Hoofdlijnen akkoord Taken Raad voor de Kinderbescherming Extra middelen vervoer MKD
Extra bovenregionaal: Prov. ZH bovenreg. Bovenregionaal Bestuursmiddelen provincie Zuid-Holland Versterking jeugdbeleid (steunfuncties) Extra vergoeding MKT Oostvoorne Haaglanden Bovenregionaal 2003 Rente baten 2003 Totaal baten Verschil Bezuinigingen Structurele bezuiniging Bureau Jeugdzorg Incidentele bezuiniging Stichting Flexus en de Lindenhof Onttrekking Algemene Reserve SR
56.156.959 1.806.006 660.000 1.228.500 70.000 179.305
1.968.314
2.400.862
1.660.941 34.034 232.018 41.321 325.586 106.962 62.501.632 -320.790
75.000 220.790 25.000
Totaal
0
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 9 Onderwerp: Subsidieverzoek platform ‘Voor Elkaar’.
Bijlage: 1. concept afwijzingsbrief. Toelichting: Het platform ‘Voor Elkaar” doet een subsidieverzoek voor continuering van de werkzaamheden van een consulent dyslexie. In 2003 is éénmalig € 5.000 door de stadsregio beschikbaar gesteld aan het Platform. Het subsidieverzoek voor continuering van de werkzaamheden van de consulent dyslexie past niet binnen de beleidsprioriteiten en financiële mogelijkheden binnen jeugdzorg, arbeidsmarkt en volwasseneneducatie van de stadsregio. Het dagelijks bestuur heeft in zijn vergadering van 11 februari 2004 besloten de regioraad voor te stellen het subsidieverzoek af te wijzen.
Financiële consequenties: geen. Communicatie: -
Afgestemd met: GGD.
Verdere procedure: verzenden afwijzingsbrief. Gevraagde beslissing: 1. het subsidieverzoek af te wijzen.
afw.dyslexie/TH/11 februari 2004
Pagina 1
Websamenvatting (alleen voor regioraad en commissies):
afw.dyslexie/TH/11 februari 2004
Pagina 2
Platform "Voor Elkaar"
12 mei 2004
t.a.v. drs. C.J.A. Roosen wnd. voorzitter
SR/2004-76/TH
Puntegaalstraat 79
24 november 2003
3024 EB Rotterdam (010) 4173128 subsidieverzoek
Geachte heer Roossen,
In antwoord op uw subsidieverzoek voor de continuering van de werkzaamheden van uw consulent dyslexie berichten wij u als volgt. Ondanks de overtuiging dat de werkzaamheden die deze consulent verricht van groot nut zijn, kunnen wij uw subsidieverzoek niet honoreren, omdat het niet aansluit bij de beleidsinhoudelijke prioriteiten en financiële mogelijkheden binnen de programma’s jeugdzorg, arbeidsmarkt en volwasseneneducatie zoals die door de stadsregio worden uitgevoerd. Indien uw belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kunt u op grond van artikel 7:1 van de Algemene wet Bestuursrecht een bezwaarschrift indienen bij de regioraad, ter attentie van de Algemene Bezwarencommissie, stafafdeling Juridische Zaken, postbus 70012, 3000 KP Rotterdam. In dient in dat geval binnen 6 weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt een gedagtekend bezwaarschrift in te dienen dat in ieder geval de volgende elementen dient te bevatten:uw naam en adres, statuten van de stichting, datum en kenmerk van dit besluit, alsmede een omschrijving van de gronden van het beroep. Wij wensen u echter veel succes bij de uitvoering van uw activiteiten. Hoogachtend, de regioraad van de stadsregio Rotterdam
mr. M.C. Jansen,
mw. I.W. Opstelten,
secretaris
voorzitter
Afschrift aan: 1. Gemeente Rotterdam, DSO, dhr. E. Rondolez 2.
Pagina 2
Bijlageblad bij brief aan Platform Voor Elkaar nr. 2004-76
Intern is een kopie van deze brief gegaan naar: 1.
archiefexemplaar met bijlageblad bijlagen: §
bij archiefexemplaar gevoegd
*)
* ) doorhalen wat niet van toepassing is
Toelichting: Het bijlageblad is voor secretaresses een hulpmiddel bij het maken van een voldoend aantal kopieën en bij het verzenden van de afschriften. Een correct ingevuld bijlageblad geeft hen voldoende informatie voor een vlotte verzending. Bovendien is naderhand altijd na te gaan wie een afschrift van de uitgaande brief heeft ontvangen. Wenselijk is dat in het archief de bijlage terug te vinden is. Daarom wordt in den regel een kopie van de bijlage bij de archiefkopie voegen. Indien dat niet noodzakelijk is (bijvoorbeeld omdat bewuste bijlage in onze eigen brochureverzameling is opgenomen): onder punt 1 helder (doorhalen wat niet van toepassing is) aangeven waar de meegezonden bijlage kan worden teruggevonden.
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 10 Onderwerp: Regionaal budgethouderschap ISV.
Bijlage: 1. convenant (eindversie d.d. 16 april 2004) over samenwerking tussen de provincie Zuid-Holland, de gemeenten Schiedam en Rotterdam en de stadsregio Rotterdam met betrekking tot het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing voor de periode 2005 tot 2010 (ISV2).
Toelichting: In het najaar van 2003 heeft in het kader van de Wgr-plusdiscussie overleg met gedeputeerde staten van Zuid-Holland plaatsgevonden. Dit overleg heeft onder meer opgeleverd dat Gedeputeerde Staten zijn bereidheid uitsprak tot delegatie van een evenredig deel van het provinciale ISV2-budget aan de stadsregio, mits de twee rechtstreekse gemeenten Rotterdam en Schiedam hun budgetten ook aan de stadsregio zouden delegeren. Volledige delegatie van de budgetten van Schiedam en Rotterdam was evenwel een brug te ver voor deze gemeenten. De financiële en procedurele risico's werden te groot geacht gegeven de strikte houding van de ministeries van BZK en VROM als het gaat om de verantwoording die beide gemeenten te zijner tijd moeten afleggen aangaande de door het rijk toe te kennen ISV-bedragen. Na intensief ambtelijk en bestuurlijk overleg is op 7 januari 2004 tijdens een bestuurlijk overleg tussen provincie, Schiedam, Rotterdam en de stadsregio op hoofdlijnen overeenstemming bereikt. Inmiddels zijn de principe-afspraken van 7 januari 2004 nader uitgewerkt in een samenwerkingsovereenkomst, hierna aangeduid als convenant ISV2 (zie bijlage 1). Het convenant ISV2 In de wet Stedelijke Vernieuwing is bepaald dat gedeputeerde staten uiterlijk op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het investeringstijdvak de programmagemeenten aanwijst en de indicatieve ISV-budgetten voor deze gemeenten bekendmaakt. Op grond hiervan is door de provincie aangegeven dat op 1 juni 2004 duidelijk moet zijn of delegatie door de provincie mogelijk en aanvaardbaar is. Zo niet, dan zijn Gedeputeerde Staten verantwoordelijk voor benoeming en bepaling van de indicatieve budgetten voor de programmagemeenten en zijn Gedeputeerde Staten voor ISV2 budgethouder. Om van de zijde van de stadsregio geen bestuurlijke onduidelijkheid te laten bestaan is het wenselijk dat de regioraad zich uiterlijk op 12 mei aanstaande uitspreekt omtrent hetgeen in het convenant ISV2 is vastgelegd. Het convenant ISV2 vormt zoals gezegd een formele uitwerking van de conclusies van het bestuurlijk overleg van 7 januari jl. van de vier betrokken partijen. Kort samengevat is in het convenant ISV2 vastgelegd: § de financiële inbreng van partijen (bij elkaar tenminste € 28,9 mln. waarbij dit bedrag nog wordt aangevuld met een thans nog onbekend bedrag regionale BWS-middelen, namelijk het ultimo 2004 resterende deel van de gereserveerde € 13,61 mln.); § dat het college van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten delegatiebesluiten zal voorleggen m.b.t. ISV2 en Wbb-taken (taken betreffende bodemsanering); § dat de stadsregio uiterlijk 1 juni een door het dagelijks bestuur vastgesteld regionaal beleidskader stedelijke vernieuwing zal publiceren; § dat de stadsregio een Regionaal Koop-, Bouw- en Sloop (RKBS) scenario zal voorbereiden; § dat nader uitwerking zal worden gegeven aan de financieel-administratieve aspecten (uitvoeringskosten en de dekking daarvan, het kasritme, de administratieve organisatie, redigeren verordening, etc.). Met dit laatste zal nog zeker geheel 2004 zijn gemoeid. regionaal budgethouderschap ISV / TW / 19 april 2004
Pagina 1
Een aantal aspecten vragen op korte termijn nog om een (bestuurlijke) oplossing. § Standpunt Schiedam: Schiedam wenst prestatieafspraken te maken voor specifieke projecten in de stadsregio welke financieel mogelijk worden gemaakt door het door deze gemeente in te brengen ISV-bedrag. Deze voorwaarde strookt niet met de afspraak om op basis van één, integraal afwegingskader te handelen en ontmoet dan ook bezwaar van de andere partijen. Door het uitstel van het bestuurlijk overleg en de politiek / bestuurlijke problemen in Schiedam kon deze kwestie nog niet worden opgelost; § Juridisch is er al enige maanden discussie gaande omtrent de vraag of alle gemeenten in de stadsregio op het niveau van de raden in zouden moeten stemmen met een delegatievoornemen van Gedeputeerde Staten en of de Gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam voorziet in het aanvaarden van het ISV-budgethouderschap. Ten aanzien hiervan het volgende: Artikel 20 van de kaderwet bestuur in verandering bepaalt het volgende: “Onverminderd het bepaalde in artikel 107, eerste lid, van de Provinciewet, kan het provinciaal bestuur bevoegdheden van regeling en bestuur, gevorderd bij of krachtens een andere wet dan de Provinciewet, voor het samenwerkingsgebied overdragen aan het bestuur van een regionaal openbaar lichaam, voorzover die bevoegdheden zich naar hun schaal en aard daartoe lenen en het bestuur van het regionaal openbaar lichaam daarmee instemt”. Artikel 107 tweede tot en met achtste lid, van de Provinciewet, is van overeenkomstige toepassing. Dit artikel beoogt om bij delegatie door de provincie aan de stadsregio te voorkomen dat de provincie eerst moet delegeren aan de deelnemende gemeenten, die vervolgens weer moeten overdragen aan de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam. Om alle onduidelijkheid die er aanvankelijk hieromtrent bestond, weg te nemen is deze kwestie voor alle zekerheid voorgelegd aan de wetgevingsjuristen van het ministerie van BZK. BZK antwoordde dat het begrip “overeenkomstige toepassing” zo geïnterpreteerd moet worden dat alleen de stadsregio moet instemmen met de delegatie. Vervolgens wees de provincie op het feit dat de stadsregio een gesloten huishouding heeft en de gemeenschappelijke regeling van de stadsregio niets zegt over het ISV. Derhalve zou volgens de provincie de gemeenschappelijke regeling op dit punt met instemming van alle deelnemende gemeenten moeten worden gewijzigd om de uitoefening van het ISV mogelijk te maken. Ook deze kwestie is aan het ministerie van BZK voorgelegd. Nadat BZK aanvankelijk de interpretatie van de provincie van de hand wees, is zij naderhand op dit punt terug gekomen. In overleg met de provincie is afgesproken dat d e stadsregio dit probleem zal oplossen door op het moment dat de gemeenschappelijke regeling toch moet worden gewijzigd in verband met de Wgr-plus deze omissie mee te nemen. § het samenwerkingsmodel, zoals uitgewerkt in het convenant ISV2, is begin 2004 gepresenteerd als tussenstap op weg naar een "volledig" regionaal budgethouderschap. Op dit punt tekent de gemeente Schiedam bezwaar aan. Rotterdam en de provincie hebben zich op dit punt sindsdien niet expliciet uitgelaten. Het dagelijks bestuur wil graag inzicht verkrijgen in aard en tempo van vervolgstappen op weg naar een volledig regionaal budgethouderschap. In het conceptconvenant is deze kwestie zodanig opgelost (zie blz. 6 MvT, bovenaan) dat vanaf 2008 afspraken worden gemaakt voor de ISV3-periode. § de uitvoeringskosten en de dekkingsmogelijkheden behoeven nog nadere uitwerking. De eerste ramingen zijn nog veel te grof om hier op dit moment zinnige conclusies aan te verbinden. Met uitzondering van het laatste aspect (de uitvoeringskosten) zullen de nog openstaande kwesties en oplossingsrichtingen op korte termijn (d.w.z. vóór de regioraad van 12 mei 2004) bestuurlijk worden afgedekt. Op het moment van verzending kon dit nog niet worden gerealiseerd. Met nadruk wordt erop gewezen dat dit convenant waarover op het niveau van de portefeuillehouders (nagenoeg, zie boven) overeenstemming bestaat nog de goedkeuringslijn in de eigen achterban (regioraad, gemeenteraden Schiedam en Rotterdam en Provinciale Staten) moet volgen. Financiële consequenties: in dit stadium geen; in de loop van 2004 worden de uitvoeringskosten en de dekkingsmogelijkheden in kaart gebracht. De bedoelde uitvoeringskosten zullen t.l.v. het ISV2fonds worden gebracht. regionaal budgethouderschap ISV / TW / 19 april 2004
Pagina 2
Communicatie: nadat overeenstemming is gebleken tussen partijen zal - in overleg tussen partijen - op een passende manier over de ontwikkelingen worden gecommuniceerd.
Afgestemd met: het conceptconvenant ISV2 is in samenspraak met de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Rotterdam en Schiedam opgesteld en wordt door partijen voor akkoord voorgelegd aan de eigen achterbannen.
Verdere procedure: § 28 april 2004: commissie WSV; § 12 mei 2004: regioraad. Gevraagde beslissing: 1. in te stemmen met het conceptconvenant ISV2 , inclusief de Memorie van Toelichting.
Adviezen: 1. advies commissie WSV: wordt ter vergadering uitgereikt.
regionaal budgethouderschap ISV / TW / 19 april 2004
Pagina 3
Websamenvatting (voor regioraad): § de financiële inbreng van partijen ( bij elkaar kan dit oplopen tot €40 mln.) § GS zullen aan PS delegatiebesluiten voorleggen m.b.t. ISV2 en Wbb-taken (taken betreffende bodemsanering); § de stadsregio zal uiterlijk 1 juni een door het dagelijks bestuur vastgesteld regionaal beleidskader stedelijke vernieuwing publiceren; § de stadsregio zal een Regionaal Koop-, Bouw- en Sloop (RKBS) scenario voorbereiden; Op basis van het regionaal beleidskader en het RKBS-scenario zullen uiteindelijk de bijeengebrachte middelen worden verdeeld. Het convenant ISV2 wordt aan de eigen achterbannen ter goedkeuring voorgelegd.
regionaal budgethouderschap ISV / TW / 19 april 2004
Pagina 4
CONVENANT OVER SAMENWERKING TUSSEN DE PROVINCIE ZUIDHOLLAND, DE GEMEENTEN SCHIEDAM EN ROTTERDAM EN DE STADSREGIO ROTTERDAM MET BETREKKING TOT HET INVESTERINGSBUDGET STEDELIJKE VERNIEUWING VOOR DE PERIODE 2005 TOT 2010 (ISV2) (bevoegdhedenovereenkomst)
'eindversie' (16 april 2004) Inleiding Vanuit de stadsregio is jarenlang gepleit voor één, rechtstreeks door het rijk toegekend, regionaal budget voor de stedelijke vernieuwing, waarin de budgetten van de rechtstreekse gemeenten Rotterdam en Schiedam en een evenredig deel van het budget van de provincie Zuid-Holland zouden opgaan. De achterliggende gedachte hierbij was dat aard, omvang en samenhang van de stedelijke vernieuwing binnen de stadsregio zodanig zijn dat meer dan elders bovenlokale afstemming van beleid (en de uitvoering daarvan) vereist is, en dat daarom regie vanuit de stadsregio noodzakelijk is. Het dagelijks bestuur heeft dit standpunt op 3 september 2003 herbevestigd. Vervolgens is het nogmaals ingebracht in de Wgr-plusdiscussie met het rijk en bleek het niet houdbaar: BZK noch VROM wilde hieraan meewerken. De daardoor ontstane situatie heeft geleid tot bestuurlijk overleg met GS en met de colleges van B&W van de rechtstreekse ISV-gemeenten Rotterdam en Schiedam. De betrokken bestuurders zijn het eens over de wenselijkheid om de grootstedelijke problematiek regionaal aan te pakken op basis van één regionaal programma (integrale afweging), waarbij de stadsregio de beschikking krijgt over een substantiële hoeveelheid ISV-middelen als startbudget. Uiteindelijk doel is te komen tot een betere spreiding van inkomens over de gemeenten binnen de stadsregio. Na de nodige beraadslagingen is tussen partijen overeenstemming bereikt over de tekst van onderstaand convenant. Onderstaand convenant komt in de plaats van het vigerende convenant ISV dat op 15 juni 2000 gesloten is tussen Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en het Dagelijks Bestuur van de stadsregio.
Partijen
1. de provincie Zuid-Holland, hierna te noemen de provincie, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Gedeputeerde, de heer J.W.A. van Dijk; 2. de gemeente Schiedam, hierna te noemen Schiedam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Wethouder, de heer H.J. Habermehl; 3. de gemeente Rotterdam, hierna te noemen Rotterdam, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Wethouder, de heer L.M.M. Bolsius; 4. de stadsregio Rotterdam, hierna te noemen de stadsregio, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Portefeuillehouder Wonen, Stedelijke Vernieuwing en Vinex, de heer J.A. Karssen Gezamenlijk hierna te noemen "Partijen".
in aanmerking nemende dat: ♦
♦
♦
de Wet stedelijke vernieuwing of diens rechtsopvolger (hierna te noemen Wsv) ook voor de tweede ISV-periode (2005 tot 2010) onverkort van toepassing is voor het gebied van de stadsregio, hetgeen inhoudt dat de provincie en Schiedam en Rotterdam hun verplichtingen aan het rijk dienen na te komen; partijen mede-ondertekenaar zijn van de intentie-afspraken Verstedelijking d.d. maart 2002, waarin is vastgelegd dat de nadere uitwerking van de transformatieopgave qua omvang, tempo en locaties plaatsvindt in het traject naar definitieve afspraken in de jaren 2003 en uiterlijk in 2005 en onderdeel is van bestuurlijke afweging op regionaal en lokaal niveau (artikel 1, lid 3); in het beleidskader ISV2 van de ministeries van VROM, LNV en OCW, d.d. januari 2004 meer dan tijdens ISV1 de nadruk wordt gelegd op het belang van intergemeentelijke afstemming en waarin voor het dagelijks bestuur van de stadsregio een toetsende rol is weggelegd met betrekking tot de intergemeentelijke afstemming, richting Rijk waar het de rechtstreekse gemeenten betreft en richting provincie waar het de niet-rechtstreekse gemeenten betreft.
1
overwegende dat: • • • • • •
• • • • •
de grootstedelijke problematiek in de stadsregio dermate omvangrijk is dat deze ook een regionale aanpak vereist; de onderlinge verwevenheid van woningmarkt en maatschappelijke problemen in de stadsregio dermate sterk is dat een samenhangende benadering van het nieuwbouw- en transformatieprogramma evenzeer van belang is; met het oog op een samenhangende benadering van nieuwbouw en stedelijke vernieuwing (transformatie) een integrale afweging met betrekking tot de inzet van ISV- en BLS-middelen gewenst is; de stadsregio budgethouder is van de BLS-middelen, ook voor de jaren 2005 tot 2010; uit het bovenstaande voortvloeit dat een vorm van gedelegeerd budgethouderschap van de ISV-middelen voor de tweede ISV-periode (2005 tot 2010) onder beheer van de stadsregio een logische vervolgstap is; uit het bovenstaande tevens logischerwijs voortvloeit dat projecten en programma's die tot stand komen op grond van middelen uit de eerste ISV-periode (2000 tot 2005) rechtstreeks afgewikkeld worden tussen de niet-rechtstreekse gemeenten en provincie, tenzij rijksregelgeving anders bepaalt; met het oog op de vereiste opstelling van MOP's door de rechtstreekse gemeenten en de programmagemeenten, alsmede een tijdige voorbereiding van projecten door de projectgemeenten, een soepele overgang van ISV1 naar ISV2 van belang is; alle gemeenten in de stadsregio op korte termijn recht hebben op duidelijkheid met betrekking tot criteria die door de stadsregio bij de beoordeling van de MOP's en de projecten zullen worden toegepast; de sanering van ernstige bodemverontreiniging onlosmakelijk verbonden is met de realisatie van het nieuwbouw- en transformatieprogramma en de gelden voor sanering onderdeel vormen van de financiële middelen ISV2; de stadsregio in 2005 de afweging zal maken of eventuele vanaf 2005 vrijvallende BWSmiddelen (rentebaten en overige middelen) aan het ISV2-budget zullen worden toegevoegd; de provincie en Schiedam het hieronder vermelde bedrag aan ISV2-middelen slechts ter beschikking stellen onder het voorbehoud dat de provincie dit bedrag daadwerkelijk van VROM toegekend krijgt en ontvangt.
er van uitgaande dat:
partijen uiterlijk op 1 juli 2004 van respectievelijk Provinciale Staten, de gemeenteraden van Schiedam en Rotterdam en de regioraad instemming met dit convenant zullen hebben verkregen;
komen overeen dat: in de periode tot 1 januari 2005: 1. de stadsregio uiterlijk 1 juni 2004 een door het dagelijks bestuur vastgesteld regionaal beleidskader stedelijke vernieuwing zal publiceren. Bouwstenen voor dit regionale beleidskader ISV zijn bestaande beleidsdocumenten van rijk, provincie, stadsregio en gemeenten en bevat tenminste: de vertaling van het provinciale ISV2-beleidskader naar de situatie in de stadsregio; de hoofdlijnen van het regionale ISV-beleid, waarin onder andere verwerkt relevante onderdelen van de regionale en Rotterdamse Woonvisie, van de Schiedamse beleidsnota Wonen "Contouren voor aantrekkelijk wonen in Schiedam", van de stadsregionale discussienotitie "Elk Zijn Deel" en van het Rotterdamse actieprogramma "Rotterdam Zet Door", althans voor zover de stadsregio op grond van haar takenpakket met betrekking tot de fysieke sector daar een rol van betekenis bij kan vervullen, en van de Regionale Prestatieafspraken tussen de stadsregio en de Maaskoepel; de aanwijzing van programmagemeenten en de omvang van indicatieve budgetten voor deze programmagemeenten; 2. de stadsregio - mede afhankelijk van het resultaat van de definitieve Verstedelijkingsafspraken - de totale regionale opgave voor alle inliggende 18 gemeenten zal vastleggen in een regionaal Koop- Bouw- en Sloopscenario (RKBS-scenario) waarbij tevens de bijdrage van de individuele gemeenten aan de bovenlokale, regionale opgave zal worden weergegeven; 3. de stadsregio het regionale beleidsdocument stedelijke vernieuwing en het RKBS-scenario zal gebruiken voor de verdeling van de ten behoeve van het startbudget ISV2 beschikbaar gestelde middelen;
2
4. Gedeputeerde Staten (GS) aan Provinciale Staten een voorstel voor een delegatiebesluit voor leggen, ter vaststelling vóór 1 juli 2004; de stadsregio zal de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam zo wijzigen dat het bevoegd gezag wordt om de door de provincie te delegeren ISV-taken uit te voeren; GS trekken het delegatievoorstel in indien op 1 juni 2004 blijkt dat deze overeenkomst niet uitgevoerd is of kan worden. In dat geval voeren GS hun taken als ISV-budgethouder uit, waarbij de stadsregio GS een bindend advies zal geven indien wél voldaan is aan bovenstaand punt 1 (vastgesteld regionaal beleidskader stedelijke vernieuwing); 5. separaat een delegatiebesluit zal worden voorbereid over de delegatie van Wbb-taken. 6. een gezamenlijke projectgroep onder leiding van de stadsregio wordt ingesteld met de opdracht om hetgeen op hoofdlijnen is overeengekomen, en rekening houdend met de wettelijke vereisten op basis van de Wsv, nader uit te werken in definitieve voorstellen. Tevens worden de uitvoeringskostenkosten (en de dekking daarvan), kasritme, administratieve organisatie en de wijze van jaarlijkse verantwoording over voortgang en besteding van de middelen van het uiteindelijke voorstel in kaart gebracht.
in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2009: 7. de stadsregio de beschikking krijgt over een startbudget ISV2, dat gevoed wordt door periodieke storting, overeenkomstig het uitbetalingsritme (tijdstippen en bedragen) van VROM, van (nominaal): (a) de provinciale ISV2-middelen, ten bedrage van € 18.028.642 (exclusief bodem en knelpunten, incl. geluid), (b) € 10 miljoen van de ISV2-middelen van Rotterdam en (c) maximaal 5% van de ISV2-middelen van Schiedam, zijnde € 895.000; het startbudget wordt daarenboven mogelijk nog aangevuld met een rijkspremie op samenwerking; tevens zal het ultimo 2004 eventueel resterende budget van de regionale SV-middelen, welke uit de rentebaten BWS zijn vrijgemaakt ten behoeve van de regionale ISV-regeling voor de periode 2002 tot 2005, worden toegevoegd aan het startbudget ISV2; 8. de ISV-budgetten van Schiedam en Rotterdam worden beschikbaar gesteld onder de voorwaarde dat de projecten en programma's in de niet-rechtstreekse gemeenten een duidelijke, vooraf kwantitatief bepaalde bijdrage leveren aan het verlichten van de grootstedelijke problematiek in Schiedam en Rotterdam, en op termijn zorgen voor een betere verdeling van woningen naar prijsklasse en inkomen. De kwantitatieve uitwerking in het RKBSscenario is basis voor de besteding van de bedoelde ISV-budgetten; 9. de stadsregio jaarlijks verantwoording zal afleggen aan provincie, Schiedam en Rotterdam omtrent de besteding van door hen ter beschikking gestelde ISV2-middelen ter voeding van het ISV2-budget; 10. Gedeputeerde Staten (GS) besluiten zullen nemen over de vaststelling van verleende investeringsbudgetten ISV1; de stadsregio door GS aan programmagemeenten - op basis van rijksregelingen - opgelegde sancties zal uitvoeren, voorzover die toegepast moeten worden via ISV2.
Wijziging van omstandigheden Ingeval van substantiële wijziging van de omstandigheden voeren partijen overleg over de eventuele gevolgen van die wijzigingen voor de uitvoering van hetgeen is overeengekomen in dit convenant. Indien de wijzigingen partijen noodzaken de gemaakte afspraken te herzien, kan dit convenant gewijzigd worden, mits alle partijen daarmee instemmen.
Inwerkingtreding en beëindiging
Dit convenant treedt in werking op de dag volgend op die waarop het door alle partijen is ondertekend en aan de voorwaarde is voldaan dat provinciale staten, regioraad en gemeenteraden, voor zover nodig, het convenant hebben goedgekeurd. Het convenant eindigt 31 december 2009 of zoveel eerder als partijen tot overeenstemming komen. Aldus opgemaakt en ondertekend te …… op …… 2004,
Bijlagen: -
memorie van toelichting Bijlage met begrippenlijst
3
MEMORIE VAN TOELICHTING Inleiding Vanuit de stadsregio is jarenlang gepleit voor één, rechtstreeks door het rijk toegekend, regionaal budget voor de stedelijke vernieuwing, waarin de budgetten van de rechtstreekse gemeenten Rotterdam en Schiedam en een evenredig deel van het budget van de provincie Zuid-Holland zouden opgaan. De achterliggende gedachte hierbij was dat aard, omvang en samenhang van de stedelijke vernieuwing binnen de stadsregio zodanig zijn dat meer dan elders bovenlokale afstemming van beleid (en de uitvoering daarvan) vereist is, en dat daarom regie vanuit de stadsregio noodzakelijk is. Het dagelijks bestuur heeft dit standpunt op 3 september 2003 herbevestigd. Vervolgens is het nogmaals ingebracht in de Wgr-plusdiscussie met het rijk en bleek het niet houdbaar: BZK noch VROM wilde hieraan meewerken. In het najaar van 2003 heeft, eveneens in het kader van de Wgr-plusdiscussie, overleg met gedeputeerde staten van Zuid-Holland plaatsgevonden. Dit overleg heeft onder meer opgeleverd dat GS zijn bereidheid uitsprak tot delegatie van een evenredig deel van het provinciale ISV2budget aan de stadsregio, mits de twee rechtstreekse gemeenten Rotterdam en Schiedam hun budgetten ook aan de stadsregio zouden delegeren. In materiële zin leek daarmee een regionaal budgethouderschap mogelijk. Op 13 november 2003 is het akkoord tussen GS en DB wereldkundig gemaakt door middel van een gezamenlijk persbericht van GS en DB. Volledige delegatie door de rechtstreekse gemeenten aan de stadsregio stuitte van die kant evenwel op bestuurlijke, organisatorische en juridische bezwaren. Na intensief ambtelijk en bestuurlijk overleg is op 7 januari 2004 tijdens een bestuurlijk overleg tussen provincie, de rechtstreekse gemeenten Schiedam en Rotterdam en de stadsregio op hoofdlijnen overeenstemming bereikt over de meest optimale oplossing binnen de context van de Wet Stedelijke Vernieuwing, de Kaderwet en de rechtsopvolger hiervan, de Wgr-plus. De betrokken bestuurders zijn het eens dat de grootstedelijke problematiek een regionale component kent, welke het best op regionaal kan worden aangepakt op basis van één regionaal programma (integrale afweging), waarbij de stadsregio onder voorwaarden de beschikking krijgt over een ISV-startbudget. In Schiedam is op 2 december 2003 de discussienotitie “Elk zijn deel” en het daaraan gerelateerde regionaal budgethouderschap in de raadscommissie voor Wonen en Groen besproken. Omdat nog veel onduidelijk was, is besloten dat onder de bestaande condities geen ISV2-middelen zullen worden overgemaakt aan de Stadsregio. Op 28 januari 2004 in B&W het besluit ‘Bovenlokale ISV-investeringen’ genomen. B&W besluit 1 kennis te nemen van en akkoord te gaan met de conclusies van het bestuurlijk overleg regionaal budgethouderschap van 7 januari 2004; 2 de coördinator stedelijke vernieuwing op te dragen mee te werken aan het ten uitvoer brengen van de bestuurlijke wensen, onder meer door zitting te nemen in een ambtelijke werkgroep, zoals die is genoemd in de laatste conclusie; 3 de principiële punten, zoals die door wethouder Habermehl onder meer in het bestuurlijk overleg zijn benoemd, als uitgangspunt te nemen: a. maximaal 5% van het totale ISV-budget voor de periode 2005 tot 2010 in het MOP2 en in de MJB te verbijzonderen voor bovenlokale investeringen met betekenis voor Schiedam; b. op basis van prestatieafspraken kan voor specifieke projecten uit het budget voor bovenlokale investeringen een bedrag beschikbaar worden gesteld aan de SRR; c. de SRR draagt zorg voor een jaarlijkse voortgangsrapportage en na afronding van een programma of project voor een verantwoordingsverslag en een verslag inzake de besteding; 4 De commissie Wonen en Groen per brief in te lichten over de conclusies van het bestuurlijk overleg van 7 januari 2004. B&W van Rotterdam hebben meerdere malen uitgesproken voorstander te zijn van regionaal budgethouderschap ISV. Ook in G4-verband is dit uitgangspunt onderschreven en schriftelijk aan (leden van) het Kabinet kenbaar gemaakt. In december 2003 is de Raad per brief over de voortgang geïnformeerd. Vooralsnog wordt maximaal € 10 mln ingezet met de aantekening dat B&W deze bijdrage als een eerste stap naar een volledig regionaal budgethouderschap ziet. Het definitieve en concreet uitgewerkte voorstel wordt aan de Raad voorgelegd in het kader van het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma Grote Stedenbeleid voor de periode 2005 tot 2010.
4
Op 15 juni 2000 is tussen Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en het Dagelijks Bestuur van de stadsregio een convenant ISV gesloten. In dit convenant van 2000 is onder meer het proces beschreven hoe te komen tot "minimaal een gemeenschappelijk budgetbeheer door de regio voor de periode 2005 tot 2010 voor alle gemeenten die een bijdrage leveren aan een bovenlokale en/of regionale opgave". Met het voorliggende convenant voor de periode 2005 tot 2010 wordt aan deze doelstelling inhoud gegeven; komt hiermee in de plaats van het convenant van 2000.
Overwegingen Rotterdam, Schiedam en de Provincie zijn thans budgethouder in het kader van de Wsv. Provincie, Rotterdam en Schiedam hebben een rechtstreekse relatie met het Rijk. Voor de provincie geldt dat ze alleen een ve rdeel- en toetsbevoegdheid heeft, en in tegenstelling tot de rechtstreekse (en programma-)gemeenten geen MOP hoeft op te stellen als voorwaarde voor budgettoekenning door het Rijk. Uitgangspunt is dat het wenselijk is de grootstedelijke problematiek regionaal aan te pakken. In de stadsregionale notitie ‘Elk zijn deel’ zijn hiervoor voorzetten gegeven. Ook het recente Rotterdamse Actieprogramma ‘Rotterdam zet door, op weg naar een stad in balans’ richt zich voor een deel op een regionale aanpak. Vanuit deze ambitie wordt beredeneerd dat één regionale budgethouder voor het ISV-budget te prefereren is boven drie afzonderlijke budgethouders, zoals in de huidige situatie. Regionale samenwerking, ook in financiële zin, zal immers de bereidwilligheid van randgemeenten vergroten om een bijdrage te leveren aan het oplossen van de grootstedelijke problematiek. Met één regionaal budgethouderschap kan worden bewerkstelligd dat het in de stadsregio te besteden budget (meer dan in de huidige ISV1-periode) daadwerkelijk wordt besteed aan projecten die bijdragen aan oplossing van de (groot)stedelijke problematiek in deze regio. De samenwerking tussen partijen is gericht op de ISV2-periode. Provincie, Schiedam en Rotterdam blijven verantwoordelijk voor een juiste en volledige verantwoording omtrent de besteding van de ISV1-middelen. Voor de projectgemeenten met projecten uit de ISV1-periode, die nog doorlopen in de ISV2-periode, betekent dit dat zij omtrent de adequate afwikkeling van deze projecten rechtstreeks contact onderhouden met de provincie. Eenzelfde gedragslijn wordt gehanteerd met betrekking tot de programmagemeenten uit de ISV1-periode (Capelle a/d Ijssel, Ridderkerk, Spijkenisse en Vlaardingen) waar het betreft de afwikkeling van de MOP's voor de ISV1-peridode van deze programmagemeenten. Omdat gehandeld moet worden binnen de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) krijgen Rotterdam en Schiedam pas (rechtstreeks) budget toegekend van het rijk als hun concept-MOP de goedkeuring kan wegdragen van de minister. Beide rechtstreekse gemeenten leggen voor de uitvoering van het programma eveneens rechtstreeks verantwoording af aan het rijk (in samenhang met het GSB). Hoe daarachter zaken op regionale schaal geregeld worden, is voor het rijk vooralsnog niet van belang, als de vereiste prestaties maar geleverd worden én er in voldoende mate intergemeentelijk wordt afgestemd. Vanwege financiële en procedurele risico's heeft Rotterdam het voorstel gedaan om een tussenstap in te passen: om zowel de herstructurering in de Rotterdamse prioritaire wijken te kunnen realiseren als tegelijkertijd de ambities van de regionale notitie 'Elk zijn deel' waar te kunnen maken, wordt voorgesteld om (voorlopig) vooraf vanuit Rotterdam een deelbudget ISV af te zonderen en naar de stadsregio over te hevelen. Genoemd is een bedrag van maximaal €10 mln. (op een bedrag van om en nabij €200 mln. is dit ca. 5%). Op deze manier kunnen Schiedam en Rotterdam hun MOP's uitvoeren en verantwoorden. Tevens wordt vooraf duidelijk welk bedrag Schiedam en Rotterdam voor eigen besteding kunnen aanwenden en welk deel ter mitigering van de grootstedelijke problematiek elders in de regio wordt besteed. Hiermee wordt bovendien bereikt dat reeds door Schiedam en Rotterdam genomen hypotheken op de ISV2-middelen gedekt zijn. Wat betreft de relatie met de provincie zou de stadsregio - met inachtneming van een beperkt aantal door de provincie vooraf gestelde beleidsregels - in principe alle taken en verantwoordelijkheden van de provincie jegens de rechtstreekse en niet-rechtstreekse gemeenten door middel van een delegatiebesluit volledig kunnen overnemen. Vanzelfsprekend voor zover zich dit verdraagt met de verplichtingen van GS jegens Rijk en Provinciale Staten. Dit convenant loopt vooruit op een regeling voor regionaal budgethouderschap in de WGR+, die naar verwachting op zijn vroegst per 1 januari 2005 ingaat. Voor ISV2 kan daarop niet worden gewacht omdat, op grond van de Wsv de budgetten voor programmagemeenten voor 1 juli 2004 bekend moeten worden gemaakt en de ontwikkelingsprogramma's voor 15 oktober 2004 bij de budgethouder moeten worden ingediend.
5
Dit convenant is afgesloten ten behoeve van ISV2. Over ISV3 (2010 tot 2015) wordt nog niets afgesproken. Dit kan pas vanaf 2008, mede op basis van dan bestaande inzichten over ISV en WGR(+), c.a.
Met betrekking tot de overeengekomen afspraken: 1. Regionaal beleidskader ISV Deze afspraak heeft als achtergrond dat wat de provincie betreft gemeenten binnen en buiten de stadsregio qua proces en termijnen gelijkwaardig behandeld moeten worden. Programmagemeenten moeten vóór 1 juli 2004 hun budget weten, alsmede de accenten die de budgethouder legt bij de beoordeling van de ontwikkelingsprogramma's. Projectgemeenten moeten in 2004 aanvragen kunnen indienen; om die tijdig voor te bereiden moeten ze vóór 1 juli 2004 weten hoe een door de stadsregio op te stellen regeling met criteria er in grote lijnen uitziet. De verwachting is dat de stadsregio op basis van bestaande en in voorbereiding zijnde beleidsdocumenten in staat is dit programma op korte termijn te maken. Het provinciaal ISV-2 beleidskader is door GS op 2 maart 2004 vastgesteld. In dit beleidskader staat o.m. dat de bovenlokale afstemming een zwaarder accent krijgt dan bij ISV1. In het verlengde van het rijksbeleidskader, moeten gemeenten hun projecten of programma's onderling afstemmen op de thema's wonen (inclusief wonen en zorg), omgevingskwaliteit (inclusief milieuopgave), intensiveringsopgave en ontwikkelingen rondom stedelijke vervoersknopen en het benutten van voor de gemeente specifieke kansen op sociaal, economisch en cultureel gebied. Dit uiteraard voor zover schaal en aard van de projecten en programma's daartoe aanleiding geven. Het beleidskader geeft ook het budget dat stadsregio voor de 16 niet-rechtstreekse gemeenten gezamenlijk ontvangt voor 2005 tot 2010. De stadsregio zal met inachtneming van het rijksbeleidskader het provinciale beleidskader vertalen naar de situatie in de stadsregio; tevens zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de in de discussienotitie "Elk zijn Deel" aangegeven beleidsrichting en de regionale aspecten van het Rotterdamse actieprogramma "Rotterdam zet Door", alsmede de beleidsnota Wonen van Schiedam, getiteld "Contouren voor aantrekkelijk wonen in Schiedam". 2. Regionaal Koop-, Bouw- en Sloopscenario (RKBS) De stadsregio is voornemens de afspraken die met de minister van VROM in het kader van de verstedelijking voor de periode tot 2010, inclusief de rijksbijdrage BLS-middelen, te vertalen in 1 op 1 afspraken met de achttien regiogemeenten. Op basis van de in "Elk Zijn Deel" aangegeven beleidsrichting wordt hiertoe een Regionaal Koop-, Bouw-, en Sloopscenario worden uitgewerkt. De bedoeling is dat dit RKBS vertaald wordt in een afsprakenset per gemeente, ondersteund met financiële middelen (BLS en regionale ISV-middelen). 3. Regionaal startbudget ISV2 De stadsregio krijgt de beschikking over een startbudget ISV voor de periode 2005 tot 2010. Dit startbudget wordt in ieder geval gevoed met bijdragen van de rechtstreekse ISV-budgethouders, de provincie en de gemeente Schiedam en Rotterdam. De minister van VROM is verzocht een oude toezegging na te komen en op basis van dit convenant een 'premie op samenwerking' te verstrekken. De stadsregio is voornemens het startbudget ISV2 aan te vullen met een nog nader te bepalen bedrag aan eigen middelen, de zgn. rentebaten BWS-middelen. 4. Criteria voor de verdeling van ISV2-middelen Door de Stadsregio wordt op korte termijn een regionaal beleidskader voor stedelijke vernieuwing geformuleerd. Het regionaal beleidskader geeft een set van criteria waaraan programma’s en projecten moeten voldoen. Het bevat tevens de condities (beleidsthema’s en prestatievelden) waaronder de rechtstreekse budgethouders bereid zijn de door hen gereserveerde middelen aan te wenden. Het zal aan niet-rechtstreekse gemeenten duidelijkheid moeten verschaffen over de kans op honorering van programma’s en projecten. Bij het totstandkomen van het regionaal beleidskader, maar uiterlijk bij de vaststelling daarvan, zullen provincie, Schiedam en Rotterdam een bestuurlijk oordeel vellen. Jaarlijks wordt door de stadsregio aan de budgetverschaffers verslag gedaan omtrent de voortgang en de besteding van de ISV2-middelen en na afronding van projecten worden verantwoordingsverslagen en verslagen inzake de bestedingen overlegd. Deze zullen door partijen worden gecontroleerd op rechtmatigheid en doelmatigheid (beleidskader ISV) en op de condities zoals die idoor partijen zijn verwoord in dit convenant en het regionaal beleidskader. 5. Delegatie en advies Als op 1 juni 2004 blijkt dat delegatie op basis van de voorgestelde constructie vóór 1 juli 2004 onmogelijk is, dan zijn GS gehouden aan de wettelijke verplichting (Wsv art.6 lid 3) om tot
6
benoeming en vaststelling van indicatieve budgetten voor de programmagemeenten vóór 1 juli 2004 over te gaan. Als voor 1 juni 2004 een regionaal beleidskader ISV is vastgesteld, dan volgen GS daarbij het regionaal beleidskader. Mocht delegatie zelfs niet mogelijk blijken voor de datum waarop programmagemeenten ontwikkelingsprogramma's bij de budgethouder ingediend moeten hebben (15 oktober 2004), dan blijven GS voor ISV2 budgethouder. In dat geval krijgt de stadsregio een bindende adviesbevoegdheid, mits voor 1 juni 2004 een regionaal beleidskader ISV is vastgesteld. De constructie met bindende advisering is bedoeld als alternatief voor delegatie door de provincie, mocht delegatie onverhoopt niet doorgaan. De constructie is bedoeld voor het hele tijdvak van ISV2: wisselen van constructie tussen budgetbeschikking en vaststellingsbeschikking is ongewenst voor wat betreft de relatie met gemeenten. Ook voor de constructie van bindende advisering is een vastgesteld regionaal ISV-2 kader vereist. Het zou voor GS richting gemeenten niet te verantwoorden zijn om besluiten te nemen op basis van een advies dat niet is gebaseerd op een (minimale) motivatie op basis van zo'n kader. 6. uitvoering van bodemtaken Zowel voor het WBB-bodembudget als het ISV-2-bodembudget zijn de gemeenten Rotterdam en Schiedam rechtstreekse gemeenten. Zij zijn als bevoegd gezag verantwoordelijk voor de aanpak van de bodem op hun eigen grondgebied en ontvangen hun budgetten van het rijk en verantwoorden dat ook rechtstreeks. Voor de andere 16 gemeenten in de stadsregio zijn Gedeputeerde Staten budgethouder; dit geldt voor beide regelingen. DCMR maakt in opdracht van GS meerjarige programma's in overleg met de 16 gemeenten. Na delegatie van de WBB en de gehele ISV-2-bevoegdheid (dus incl. bodem) door de Provincie aan de stadsregio treedt de Stadsregio voor de 16 gemeenten in de bevoegdheden van GS. Binnen de Wbb-gelden zijn enkele schotten aangebracht, onder andere Hollandsche IJssel, hetgeen betekent dat geld voor dit project in principe aan dit project moet worden besteed. 8. nadere uitwerking Deze uitwerking betreft de juridische en organisatorische vormgeving van de te nemen besluiten, zoals die zijn overeengekomen, alsmede het vaststellen van financiële en personele consequenties van die besluiten. Noch de Provincie noch de gemeente Rotterdam en Schiedam hebben van het Ministerie VROM separaat de middelen ontvangen om de met ISV gepaard gaande beheertaken uit te voeren. 9. afwikkeling ISV1 In principe wikkelen GS de in het kader van ISV1 aangegane verplichtingen jegens gemeenten af. Van dit principe moet, op grond van rijks regelgeving, in één geval echter worden afgeweken. Dit is als GS de in 2005 in te dienen verantwoordingsrapportage van een programmagemeente zodanig negatief beoordelen dat daar sancties uit voortvloeien in de vorm van aanwijzingen op de inhoud van het ISV2-programma of kortingen op het ISV2-budget. De stadsregio zal als ISV2budgethouder deze sancties moeten uitvoeren.
7
Begrippenlijst ♦ ♦
♦ ♦ ♦ ♦ ♦
♦ ♦
♦
♦ ♦
♦ ♦
Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) = wet van 15 november 2000 ter stimulering van integrale stedelijke vernieuwing stedelijke vernieuwing = op stedelijk gebied gerichte inspanningewn die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en leefmilieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied (artikel 1, lid 1a, Wsv); investeringsbudget = subsidie aan een gemeente krachtens de Wsv, ter tegemoetkoming in de kosten van de uitvoering van een ontwikkelingsprogramma of van een project in het kader van stedelijke vernieuwing; ISV1 = investeringstijdvak 2000 tot 2005; ISV2 = investeringstijdvak 2005 tot 2010; MOP = voorbereiding en vaststelling van een meerjarenontwikkelingsplan overeenkomstig de voorschriften als omschreven in artikel 7 Wsv; Rechtstreekse gemeente = gemeente die rechtstreeks investeringsbudget ontvangt van het rijk ( Wsv, artikel artikel 5, lid 2). Het rijk maakt een indicatief budget bekend, de gemeente dient een ontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 7, lid 1 Wsv, in bij het rijk; het rijk verleent budget; de gemeente legt bij het rijk verantwoording af. Niet-rechtstreekse gemeente = gemeente die investeringsbudget kan ontvangen van de provincie (Wsv, artikel 5, lid 4); na delegatie verstrekt de stadsregio investeringsbudget aan de niet-rechtstreekse gemeenten; delegatie: gedeputeerde staten delegeren aan het dagelijks bestuur van de stadsregio de krachtens de Wsv aan GS toegekende bevoegdheid tot het verstrekken van investeringsbudget aan niet-rechtstreekse gemeenten ex artikel 5, lid 4 Wsv en de daarbij behorende bevoegdheden dan wel verplichtingen ex artikel 6 tot en met 16, uitgezonderd 6.4 (provinciale verordening) en 13.3 (indiening bij VROM van samenvatting bevindingen over verantwoordingsverslagen); de delegatie geldt voor bevoegdheden betreffende het investeringstijdvak 2005 tot 2010; d.w.z. inclusief de verdeling van budgetten in 2004 en definitieve vaststelling in 2010; Programmagemeente = niet-rechtstreekse gemeente, die investeringsbudget ontvangt op basis van een ontwikkelingsprogramma. De stadsregio maakt een indicatief budget bekend, de gemeente dient een ontwikkelingsprogramma in bij de stadsregio, de stadsregio verleent budget, de gemeente legt bij de stadsregio verantwoording af, de stadsregio vervolgens aan de provincie (en evt. aan de rechtstreekse gemeenten, indien budget van deze gemeenten onderdeel uitmaakt van het ontwikkelingsprogramma van de programmagemeente); Projectgemeente = niet-rechtstreekse gemeente, die investeringsbudget kan ontvangen voor de uitvoering van projecten op basis van een projectaanvraag, voorzien van een ISVbeleidsnotitie; budgethouderschap = budgethouderschap zoals bedoeld in de Wsv. Een budgethouder bepaalt voor rechtstreekse c.q. programmagemeenten het indicatieve budget per gemeente, beoordeelt het gemeentelijke ontwikkelingsprogramma, verleent het budget aan de gemeente en beoordeelt de gemeentelijke verantwoording van de uitvoering van het ontwikkelingsprogramma; voor projectgemeenten vindt toewijzing en verlening plaats op basis van projecten. Volgens de Wsv zijn rijk en provincie budgethouder; de provincie delegeert de taken en bevoegdheden voortvloeiend uit het budgethouderschap aan de stadsregio; budgetbeheer = het zodanig administreren van kasmiddelen en financiële verplichtingen, alsmede van door programma- en projectgemeenten geleverde prestaties, dat einddeclaraties kunnen worden ingediend; regionaal startbudget ISV2 = tenminste de som van het door provincie, in het 'Provinciaal beleidskader Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, tweede tijdvak' d.d. 11 maart 2004 vermelde, indicatieve budget incl. geluid ter grootte van € 18.028.642. Dit budget is gebaseerd op de brief van de minister van VROM van 17 februari 2004 over het voorlopig verdeelresultaat ISV2-budget. De in die brief opgenomen voorbehouden zijn eveneens van toepassing op het hier vermelde indicatieve budget. In april/mei 2004 kan dit indicatieve bedrag nog verhoogd worden aangezien dan door het kabinet besloten wordt over de in het ISV in te brengen gelden vanuit bodemsaneringsmiddelen; Het door de gemeente Rotterdam uit de ISV2-middelen beschikbaar te stellen bedrag van € 10.000.000;
8
De door de gemeente Schiedam beschikbaar te stellen 5 % van de ISV2-middelen (incl. geluid, excl. bodem), zijnde € 895.000. Dit bedrag is gebaseerd op de brief van de minister van VROM van 17 februari 2004 over het voorlopig verdeelresultaat ISV2-budget. De in die brief opgenomen voorbehouden zijn eveneens van toepassing op het hier vermelde indicatieve budget. In april/mei 2004 kan dit indicatieve bedrag nog verhoogd worden aangezien dan door het kabinet besloten wordt over de in het ISV in te brengen gelden vanuit bodemsaneringsmiddelen. dit startbudget wordt nog aangevuld met: het ultimo 2004 eventueel resterende budget van de middelen, welke uit de rentebaten BWS waren vrijgemaakt ten behoeve van de Verordening Stedelijke Vernieuwing van de Stadsregio voor de periode 2002 tot 2005; rond de 'Intentie-afspraken verstedelijking tot 2010 Stadsregio Rotterdam (maart 2002)' door de toenmalige staatssecretaris VROM toezegde premie op samenwerking; de in 2005 door de stadsregio uit de vanaf 2005 vrijvallende BWS-middelen voor ISV2 eventueel beschikbaar te stellen middelen. -
9
JAARREKENING 2003 (1 januari t/m 31 december 2003)
Concept
Vastgesteld door het algemeen bestuur van Regio Randstad op 2004
Jaarverslag 2003
2
Regio Randstad
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding
5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Hoofdprioriteiten van de Randstad Positionering en ontwikkeling van de randstad Ruimtelijke Ordening, Wonen en Milieu Bereikbaarheid Groen, Water en Landbouw Economische Zaken, Kennisinfrastructuur en Investeringen Landsdeelconvenant
7 7 7 8 9 10 11
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Organisatie Vernieuwde randstadsamenwerking Bestuurlijke organisatie Relatie naar andere overheden en maatschappelijke organisaties in de Randstad Personeel en organisatie van het bureau Communicatie
13 13 13 13 13 14
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Balans en exploitatierekening met toelichting Treasury Balans per 31 december 2003 Toelichting op de balans Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling Exploitatierekening 2003 Toelichting op de exploitatierekening
17 17 18 19 21 23 24
Bijlagen 1. Samenstelling algemeen bestuur Regio Randstad per 31 december 2003 2. Samenstelling dagelijks bestuur Regio Randstad per 31 december 2003 3. Samenstelling Bestuurlijke Commissie Randstad per 31 december 2003 4. Samenstelling ambtelijk overleg Bereikbaarheid per 31 december 2003 5. Samenstelling ambtelijk overleg Economische zaken en kennisinfrastructuur per 31 december 2003 6. Samenstelling ambtelijk overleg Groen, Water en Landbouw per 31 december 2003 7. Samenstelling ambtelijk overleg Ruimtelijke Ordening per 31 december 2003 8. Samenstelling ambtelijk overleg Europa (P4) per 31 december 2003 9. Samenstelling bestuurlijk overleg Bereikbaarheid per 31 december 2003 10. Samenstelling bestuurlijk overleg Economische zaken en Kennisinfrastructuur per 31 december 2003 11. Samenstelling bestuurlijk overleg Groen, Water en Landbouw per 31 december 2003 12. Samenstelling bestuurlijk overleg Ruimtelijke Ordening per 31 december 2003 13. Samenstelling bestuurlijk overleg Europa (P4) per 31 december 2003 14. Medewerkers bureau Regio Randstad, kantoor Utrecht per 31 december 2003 15. Vertegenwoordiging Randstad, kantoor Brussel per 31 december 2003 16. Accountantsverklaring 17. Afkortingenlijst
Jaarverslag 2003
3
27 28 29 30 30 31 31 32 32 32 33 33 33 35 36 37 38
Regio Randstad
1
INLEIDING
Het jaar 2003 was het eerste jaar van de officiële samenwerking van twaalf randstadoverheden in het Samenwerkingsverband Randstad, gestart in september 2002 op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Tegelijkertijd was 2003 ook al het twaalfde jaar waarin de samenwerking zich ontwikkelde en waarin ook de roepnaam van de organisatie is gegroeid: Regio Randstad. In 1991 waren het de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht die samen een gemeenschappelijke regeling aangingen, om samenwerking te stimuleren op die terreinen waar samenwerking tot meerwaarde leidt. In 1994 trad de provincie Flevoland toe en in 2002 werd de samenwerking verbreed van vier tot twaalf randstadoverheden door toetreding van de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht en de vier kaderwetgebieden in die vier stadsregio’s. In 1998 werd de Bestuurlijke Commissie Randstad (BCR) ingesteld, met als doel de afstemming tussen het kabinet en de twaalf randstadoverheden, vooral over ruimtelijk georiënteerde ontwikkelingen die voor het functioneren en inrichten van West-Nederland van belang zijn. De minister van VROM is hiervan voorzitter, Regio Randstad voert het secretariaat. Het jaar 2003 is voor deze ontwikkelingen een weinig productieve periode geweest. Nadat op 27 februari 2002 de laatste bijeenkomst van de BCR plaatsvond onder het tweede kabinet Kok, onder voorzitterschapschap van minister Pronk, brak een periode van kabinetswisselingen aan. In die tijd zijn weinig stimulansen van Den Haag uitgegaan. Een voornemen van toenmalig VROM-minister Kamp om het jaar 2003 goed te beginnen met een BCR in januari strandde op een gebrek aan inhoudelijke voortgang bij de voorbereiding van een Nota Ruimte. Deze nota diende als afsluiting van de PKB-procedures rond de Vijfde Nota, nadat het kabinet daags voor de behandeling ervan in de Tweede Kamer demissionair werd. Pas op 23 oktober 2003, onder Balkenende-II, vond een nieuwe BCR plaats. Onder voorzitterschap van minister Sybilla Dekker maakte het kabinet duidelijk dat een intensief beroep op de randstadsamenwerking zal worden gedaan bij de voorbereiding van de Nota Ruimte en de daarop volgende uitwerkingsnota’s van haar collega’s van EZ met de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven, V&W met de Nota Mobiliteit, LNV met de Agenda Vitaal Platteland. Inmiddels is in 2003 de samenwerking in het kader van de Randstad inhoudelijk versterkt. In collegiaal ambtelijk overleg werd regelmatig en intensief bestuurlijk overleg voorbereid, per beleidssector en soms per project. In dit overleg vindt afstemming plaats tussen de randstadvleugels, i.c. de Noordvleugel rond Amsterdam, de NV Utrecht, het Groene Hart en de Zuidvleugel, die mede Den Haag en Rotterdam omvat. Dit bestuurlijk overleg in de Randstad loopt goed, met uitzondering van het beleidsterrein van de bereikbaarheid. In de sector Verkeer & Vervoer wordt wellicht nog gedacht, dat bereikbaarheidsproblemen het best dicht bij huis en binnen de eigen organisatie kunnen worden opgelost. Hoewel daar door de mobiele reizigers in onze samenleving anders over wordt gedacht is het in het randstadverband in 2003 niet gelukt om een effectievere samenhang tot stand te brengen. Het op 27 februari 2002 ondertekende Landsdeelconvenant West heeft in het begin van juni 2003 geleid tot de publicatie van een Ontwikkelingsbeeld Van Randstad naar Deltametropool (hierna Ontwikkelingsbeeld Deltametropool). Dit schetst de ambities voor de Randstad voor de lange termijn (2030). De daarvoor noodzakelijke opgaven voor de middellange termijn (2020) zijn erin opgenomen en tevens is het verwachte beeld per 2010 vastgelegd, op basis van kennis en inzichten op de peildatum 1 januari 2003. Het bestuur van Regio Randstad heeft dit Ontwikkelingsbeeld op 1 oktober 2003 vastgesteld. Het is uitgangspunt voor de inzet van de Randstad in de Nota Ruimte en de daarop volgende investerings- en uitvoeringsprogramma's. Economisch ging het in 2003 niet goed met Nederland en de Randstad. Internationale benchmarks waren verontrustend. Dat lag vooral aan de onvoldoende innovatieve kracht van en het gebrek aan vertrouwen in onze economie. De sterk toenemende concurrentie, nu niet meer alleen uit verre landen, maar ook uit concurrerende regio’s in West-Europa, moet ons gewaarschuwd hebben. De randstadoverheden verwachten van het rijk dat het de structurele problemen voortvarend aanpakt, met veel meer daadkracht dan gedurende het jaar 2003. Zelf zetten zij daarbij hun eigen mogelijkheden in. Deze liggen vooral in een slimme, aantrekkelijke en tijdige aanpak van de ruimtelijke ontwikkeling en de bereikbaarheid, in het versterken van de regionale economie in kennis, kansen en clustervorming en in het vitaliseren van de binnensteden en van het Groene Hart van de Randstad.
Jaarverslag 2003
4
Regio Randstad
De diverse kwaliteiten in de Randstad en de samenhang daartussen komt echter nog onvoldoende uit de verf. Voor het denkconcept van de Deltametropool en de effectiviteit van de organisatorische samenwerking binnen Regio Randstad in Europees perspectief is daarom medio 2003 het begrip ‘Randstad Holland’ opnieuw gelanceerd, als drager van het internationale imago van onze regio. ir. E.M. Storm, directeur
Jaarverslag 2003
5
Regio Randstad
2
HOOFDPRIORITEITEN VAN DE R ANDSTAD
2.1
Positionering en ontwikkeling van de Randstad
Ontwikkelingsbeeld Deltametropool Vooruitlopend op de totstandkoming van de gemeenschappelijke regeling was reeds in nauw overleg met de twaalf randstadoverheden het Ontwikkelingsbeeld Deltametropool opgesteld. In de loop van 2003 is dit beeld geactualiseerd en op 1 oktober 2003 werd het bestuurlijk vastgesteld. Daarmee is de gezamenlijke visie van de randstadpartners op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2020-2030 geformuleerd. Onderkend is dat dit beeld regelmatig geëvalueerd zal moeten worden. Deels omdat, ook bij behoud van de doelen van de randstadontwikkeling, de inzichten in de meest gewenste uitwerking zich zullen wijzigen. Deels ook omdat het rijksbeleid tot aanpassing kan nopen. 2.2
Ruimtelijke Ordening, Wonen en Milieu
Vijfde Nota/Nota Ruimte Het eerste deel van 2003 kende een demissionair kabinet, waarvan de minister van Ruimtelijke Ordening tevens de post Defensie waarnam. Na de Stellingnamebrief (november 2002) kwam de beleidsvorming langzaam tot stilstand. Het kabinet Balkenende-II koos in zijn regeerakkoord (16 mei 2003) voor een voortzetting van de beleidsrichting van het vorige kabinet en begon aan de voorbereidingen voor de Nota Ruimte, als een nieuw deel 3 van de PKB Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening. Na aanvankelijk optimisme over de publicatiedatum is inmiddels duidelijk dat die in het tweede kwartaal van 2004 zal liggen. Anders dan tijdens de voorbereiding van de Vijfde Nota werden de provinciale en regionale overheden weinig bij de voorbereidingen betrokken. Ondanks de met een vorig kabinet bereikte overeenstemming over het ruimtelijk beleid besloot het kabinet bijvoorbeeld zonder overleg tot het doen opstellen van een nieuwe kosten-batenanalyse voor de Deltametropool. Een ambtelijke vertegenwoordiging van de randstadoverheden werd op de hoogte gehouden van de vorderingen. Ook werd voor de relatie Amsterdam/Schiphol – Almere een MIT-verkenning nieuwe stijl gestart. Hierbij werden de randstadoverheden nauwer betrokken. Op basis van het Ontwikkelingsbeeld Deltametropool, de inbreng vanuit de regio Utrecht/Gooi, het conferentiedocument van de Zuidvleugel (3 december 2003) en de uitkomsten van de derde Noordvleugelconferentie (19 september 2003) heeft het bureau een Checklist opgesteld voor de Nota Ruimte. Deze bevat de standpunten die van belang zijn voor de ontwikkeling van de Randstad. Bij de voorbereiding van BCR-overleg over de Nota Ruimte maakt deze Checklist het mogelijk snel tot een beoordeling van de inhoud te komen. Evenals tijdens de voorbereiding van de Vijfde Nota heeft het bureau tijdens de voorbereiding van de Nota Ruimte regelmatig een nieuwsbrief over dit onderwerp uitgebracht. Deze bevatte zowel procedurele als inhoudelijke informatie. Daarmee worden niet alleen de ambtelijke en bestuurlijke relaties in de Randstad op de hoogte gehouden, maar ook maatschappelijke groeperingen en contacten buiten de Randstad. Deze service levert in de praktijk ook wederzijdse informatie op. Randstadcentra De rapportage van DHV over de geplande centrumontwikkeling in de steden van de Deltametropool werd in de loop van 2003 geactualiseerd en vervolgens in bestuurlijke bespreking gebracht. Het algemeen bestuur heeft ingestemd met de aanbevelingen. Aan de betrokken overheden is onder meer gevraagd hun plannen te herbezien op de omvang van de kantoorontwikkeling en deze binnen de regio op elkaar af te stemmen. Ook werd gevraagd een meer uniek karakter aan de ontwikkelingen te geven. Enkele centra werden beschouwd als van de hoogste orde. Momenteel zijn dat de vier Nieuwe Sleutelprojecten: Zuidas Amsterdam, Rotterdam CS, Den Haag Centraal en Stationsgebied Utrecht. Enkele andere hebben door hun ligging grote mogelijkheden voor de verdere toekomst: Noordrand Rotterdam, Leidsche Rijn en Vlietrand Den Haag (nu onderdeel van Den Haag Centrale Zone). Jaarlijks zal worden gevolgd in hoeverre de plannen zijn aangepast.
Jaarverslag 2003
6
Regio Randstad
Vrijwaringszones hoofdinfrastructuur Ook dit onderwerp is in 2003 tot stilstand gekomen. De ambtelijke werkgroep die door het rijk was ingesteld heeft nog geconcludeerd dat de reservering van ruimte voor toekomstige uitbreidingen van de infrastructuur zou los moeten worden gezien van de milieu- en veiligheidsaspecten, die een eigen wettelijke regeling kennen. Daarna stagneerde het project door ontbrekende sturing. In de Nota Ruimte zullen nu bestuurlijke conclusies worden opgenomen. Verkenning landelijk wonen De in 2002 afgeronde verkenning naar de mogelijkheden om zonder schade aan het landschap te voldoen aan de behoefte aan landelijk wonen in de Deltametropool is in 2003 aangevuld. In eerste besprekingen rees twijfel over de conclusie dat landelijk wonen geld zou kunnen opbrengen waarmee groene ontwikkeling zou kunnen worden gefinancierd. Bureau Vista werd gevraagd hier een aanvullende studie over te doen, die tot een bevestigend antwoord leidde. De verkenning is inmiddels bestuurlijk vastgesteld. De slotconclusie luidde: landelijk wonen is op een aantal plaatsen goed in te passen; voorwaarde voor uitvoering zou moeten zijn dat de plannen bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van het groene gebied. 2.3
Bereikbaarheid
Nota Mobiliteit, Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) Het ministerie van Verkeer en Waterstaat werkt aan een nieuw Verkeers- en Vervoersplan, de Nota Mobiliteit geheten. Regio Randstad behartigt het belang van de randstadoverheden in de Nota Mobiliteit. Een herziening van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) houdt hiermee verband. Regio Randstad is in het najaar 2003 betrokken geweest bij het voorbereiden van de onderhandelingen met het ministerie over een nadere invulling van het MIT voor de Randstad. Openbaar vervoerssystemen in de Randstad De verschillende visies op het openbaar vervoer in de Randstad dienen op elkaar te worden afgestemd. Hierdoor kan op termijn een integraal en goed functionerend openbaar vervoerssysteem worden gerealiseerd. Regio Randstad heeft in 2003 hieraan een bijdrage geleverd door middel van het samenbrengen van de sleutelfiguren uit de provincies, de gemeenten en de kaderwetgebieden. In augustus 2003 werd hiertoe onder andere een werkbezoek gebracht aan de regio’s Frankfurt en Stuttgart. Centraal stond daarbij de wijze van samenwerken in deze regio’s op het gebied van het (openbaar) vervoer. Project Benutten en Bouwen Het project Benutten en Bouwen is een samenwerkingsverband van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, de Nederlandse Spoorwegen, ProRail, Railion. In augustus 2003 heeft de spoorsector het project afgesloten door middel van het uitbrengen van een eindvisie getiteld: Benutten en Bouwen, Het plan van de spoorsector. Regio Randstad coördineerde de totstandkoming van een reactie van de randstadbestuurders op deze eindvisie aan de minister van Verkeer en Waterstaat. Dit geschiedde in samenspraak met de drie vleugels binnen de Randstad die gerelateerd zijn aan de projecten ‘Regionet‘, ‘Randstadspoor’ en ‘Stedenbaan‘. Bereikbaarheidsvisie Randstad De opgave 2020 voor het verbeteren van de bereikbaarheid van de Randstad is duidelijk. Operationalisering daarvan zal plaatsvinden in het investerings- en uitvoeringsprogramma. De visievorming voor de langere termijn op het gebied van de bereikbaarheid blijft de nodige aandacht vragen. In overleg is in 2003, onder andere op het gebied van de bereikbaarheid in de Randstad, een strategie ontwikkeld die voor de komende jaren houvast geeft. Deze is verwerkt in het Ontwikkelingsbeeld Deltamatropool. Goederenvervoer Een aspect dat aandacht vraagt op randstadniveau is het goederenvervoer. Het goederenvervoer is in de randstedelijke bereikbaarheidsagenda en het bereikbaarheidsprofiel onderbelicht gebleven, terwijl hier wel belangen liggen die de toekomst van de Deltametropool raken. Enkele jaren geleden hebben de randstadprovincies samen met Rijkswaterstaat in het project ‘Govera’ een visie op het goederenvervoer in de Randstad ontwikkeld. Inmiddels is het project verbreed met de vier grote gemeenten. In juni 2003 heeft ‘Govera’ een nieuwe beleidsvisie, getiteld Goederenvervoer Verknoopt, op het goederenvervoer in de Randstad gepresenteerd. Regio Randstad heeft met ‘Govera’ contact om te bezien hoe onderdelen van de visie van ‘Govera’ in de beleidsvorming verwerkt kunnen worden. Jaarverslag 2003
7
Regio Randstad
2.4
Groen, Water en Landbouw
Randstad in ‘t Groen In het eind 2002 verschenen rapport van bureau Mentink Achterblijvende groenontwikkeling in de Randstad wordt een groot aantal factoren genoemd waardoor de uitvoering van de vele groenplannen in de Randstad stagneert. In een relatief dichtbevolkt gebied als de Randstad is juist de groene structuur van wezenlijk belang voor de leefbaarheid. Er kan dan ook niet in worden berust dat de plannen blijven liggen. Regio Randstad heeft daarom samen met Staatsbosbeheer, Dienst Landelijk Gebied, kasteel Groeneveld en de gemeente Amsterdam het initiatief genomen voor het project ‘Randstad in ’t groen’. Aan de hand van drie voorbeeldprojecten wordt nagegaan hoe de uitvoering versneld zou kunnen worden. Daarbij worden zowel lokale betrokkenen ingeschakeld als algemeen deskundigen. In een bestuurlijk gesprek zullen vervolgens concrete voorstellen op tafel moeten komen, die de bestuurders helpen bij het daadwerkelijk tot uitvoering brengen van groenplannen. Inmiddels zijn de drie voorbeeldprojecten bezocht: Stad in de Regio (Rotterdam), de Duivenvoordecorridor bij Den Haag en de Diemerscheg bij Amsterdam. De bezoeken gaven op een indringende wijze inzicht in de problematiek van elk van de drie projecten, die onderling sterk verschilden. Met een speciale nieuwsbrief werden de betrokkenen geïnformeerd over het verloop van het project. De bestuurlijke discussie wordt nu voorbereid. Toekomst veenweidegebied Eén van de acties uit het toenmalige Landsdeelconvenant West was de problematiek van de veen(weide)gebieden. De melkveehouderij en het karakteristieke veen(weide)landschap zijn daarbij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Behoud van de boer in dit landschap is essentieel voor behoud van het veen(weide)gebied. De veen(weide)problematiek heeft niet alleen betrekking op het langzamerhand verdwijnen van het veenpakket door verdroging, maar is direct gerelateerd aan een vitaal platteland met een multifunctioneel ruimtegebruik. Provincies zullen daarbij gezamenlijk met de desbetreffende actoren keuzes moeten maken welke ontwikkelingen men in het gebied kiest. De deelstroomgebiedsvisies spelen daarbij een belangrijke rol. Regio Randstad heeft een inventarisatieronde gemaakt om een beeld te krijgen welke acties er bij de randstadprovincies gaande waren en welke ondersteunende rol Regio Randstad in dit proces zou kunnen vervullen. De provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht hebben de trekkersrol op zich genomen om het probleem van het westelijk veenweidegebied op de rijksagenda te krijgen. Daartoe is als eerste stap op 6 oktober 2003 het Manifest Veenweide aangeboden aan de ministers Veerman en Dekker. De in het Manifest Veenweide aangekondigde keuzen worden nu verder uitgewerkt, als inbreng voor de Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland. Als vervolg op het Manifest Veenweide is door de kerngroep bestaande uit vertegenwoordigers van de randstadprovincies en de grote steden een plan van aanpak opgesteld voor een Bestuursakkoord Veenweiden waarover op 23 juni 2004 een bestuurlijke conferentie wordt gehouden. Position paper Regio Randstad inzake gemeenschappelijk landbouwbeleid De hervorming van het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) is aangegrepen om als Regio Randstad een position paper te schrijven. De Europese Commissie heeft in relatie tot deze hervorming voorgesteld om budget vrij te maken voor plattelandsontwikkeling waardoor een perspectief wordt verkregen voor de toekomst van plattelandsgebieden. De Randstad heeft kwetsbaar platteland dat onder sterke stedelijke druk staat. In het position paper is het belang van de voorstellen van de Europese Commissie voor de Randstad nader toegelicht en zijn deze op bepaalde punten aangevuld. Het position paper is door gedeputeerde Van der Sar aangeboden aan het kabinet van EUcommissaris Fischler en is daar met veel waardering ontvangen. Tevens heeft hij op 10 november het paper aangeboden aan de heer Van der Zande, DG bij het ministerie van LNV. Op 16 oktober is overlegd met vergelijkbare regio’s in Europa om samen te kunnen optrekken. Aan deze bijeenkomst met zusterregio’s over het position paper in Brussel hebben 14 vertegenwoordigers uit 8 Europese regio’s deelgenomen. Nordrhein-Westfalen heeft per brief positief gereageerd. Ook is het paper gepresenteerd op de site van de EU-landbouwconferentie in Salzburg (12-14 november). Vanuit zijn rol als bestuurlijk voorzitter van het SOS-project (Sustainable Open Spaces) heeft randstadgedeputeerde Lokker deze conferentie bijgewoond. Het opstellen van het position paper is vanuit Regio Randstad Brussel, door de Noord-Hollandse vertegenwoordigster, mevrouw van Kampen, gecoördineerd. In 2004 zal in het kader van de uitwerking van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het opstellen van het tweede Plattelands
Jaarverslag 2003
8
Regio Randstad
Ontwikkelingsprogramma het standpunt van de regio worden verwoord in een vervolg op het position paper. Leader+ De laatste maanden van 2003 waren belangrijk voor Leader+. Enerzijds ging het om de Midterm Evaluatie en anderzijds om financiële verantwoording richting Brussel. Daarnaast vond op er op 27 november de najaarsbijeenkomst van het nationaal netwerk Leader+ plaats, met als thema “Van landbouw naar platteland”. Het Comité van Toezicht is op 10 december bijeen geweest om met name van gedachte te wisselen over de aanbevelingen van de Midterm Evaluatie. Het Comité van Toezicht controleert of de uitvoering overeenkomstig het Leaderprogramma plaatsvindt. Regio Randstad is voorzitter van de werkgroep West van Leader+ waarin de voorzitters van de plaatselijke groepen, de provinciale coördinatoren en het betaalorgaan zijn vertegenwoordigd. Alliantie Waterrijk Regio Randstad neemt deel aan de Alliantie Waterrijk die ingesteld is door de Vereniging Deltametropool. Daarin vervuld zij een ondersteunende rol. In het bestuurlijk overleg Groen, Water en Landbouw is akkoord gegaan met het voorstel om samen met de Alliantie Waterrijk tien kansrijke projecten uit te werken, waarbij recreatieve routes worden verbonden tot een toeristisch en recreatief netwerk, gekoppeld aan een nieuw netwerk voor waterbeheer. Namens de bestuurders zal gedeputeerde Dwarshuis-Van de Beek Regio Randstad vertegenwoordigen in de Alliantie. Het concept Waterrijk vergt dat gemeenten en waterschappen hun groen- en waterplannen in de Randstad zodanig uitvoeren dat o.m. een aansluitend recreatief netwerk van waterroutes en fiets/wandelpaden ontstaat. Een nadere definiëring van het concept en een heldere communicatie naar de betrokken overheden zijn voorwaarden om dit te realiseren. In 2004 zal hiervoor door de Alliantie een ambtelijke werkgroep worden ingesteld. 2.5
Economische Zaken, Kennisinfrastructuur en Investeringen
Bedrijventerreinen Het in 2002 verschenen rapport van Bureau Buiten Voldoende bedrijventerreinen in de Deltametropool 2010-2030 over de planning van bedrijventerreinen in de Randstad is in 2003 ambtelijk besproken en vastgesteld in het algemeen bestuur. De conclusies zijn zorgelijk: op langere termijn zijn er grote tekorten te verwachten in alle deelgebieden van de Randstad, met het accent op het zuiden en westen. Herstructurering en intensivering van bestaande en nieuwe terreinen bieden maar beperkt soelaas. Aanbevolen is om in elk deelgebied een taskforce in te stellen die nieuwe mogelijkheden opspoort. Daarnaast zijn enkele problemen genoemd die een gemeenschappelijke aanpak nodig maken, zoals het beschikbaar stellen van ruimte voor NIMBY-bedrijven. In dit verband heeft een ambtelijk gesprek plaatsgevonden met het ministerie van EZ. Onderwerp was daarbij ook het Actieplan Bedrijventerreinen dat het departement ontwikkelt. Het gesprek zal nog worden voortgezet. Glasvezelnetwerk in de Randstad Nagenoeg de gehele Randstad kent reeds een hoofdinfrastructuur van glasvezel voor internet en telecommunicatie. Voor het opvangen van de sterk groeiende behoefte aan elektronische informatieuitwisseling is het echter noodzakelijk dat binnen enkele jaren ook de aansluiting van de gebruikers zelf wordt gerealiseerd. Vooral de grotere steden zijn reeds actief op dit terrein. De portefeuillehouders EZ hebben het bureau gevraagd dit onderwerp op de agenda te houden. Ook in 2004 heeft dit onderwerp de aandacht van Regio Randstad. Presentatie Randstad In het buitenland wordt tot op heden geen samenhangende presentatie van de Randstad gerealiseerd. Op de vastgoedbeurs MIPIM staan de G4 vooral als vertegenwoordiging van de vier gemeenten. Besloten is om te streven naar een presentatie van de Randstad Holland als geheel. Er is een ontwerp vervaardigd, dat naar verwachting in 2005 kan worden gepresenteerd. Op de beurs in 2004 zal reeds een maquette worden getoond. De bedoeling is om rondom deze presentatie de bedrijven uit het gebied te verzamelen, zodat de regio als geheel sterk naar voren komt. De presentatie zal zo worden ontworpen dat ook delen daarvan bruikbaar zijn voor tentoonstelling in daarvoor in aanmerking komende gebouwen of bij buitenlandse promotiereizen. Gebiedsgerichte economische perspectieven (GEP) Het ministerie van Economische Zaken werkt aan een notitie over de ruimtelijke aspecten van de economie. Daarmee wil het departement een beleidsfundering leggen onder de eigen afwegingen, Jaarverslag 2003
9
Regio Randstad
bijvoorbeeld in het kader van de subsidieregeling voor bedrijventerreinen, maar ook onder de inbreng in discussies met andere departementen. De inhoud is enkele malen in randstadverband besproken. Dat het departement deze notitie opstelt wordt zeer toegejuicht. De wijze waarop naar de Randstad wordt gekeken echter niet. Het departement ziet in de huidige situatie enkele te onderscheiden economische zones, met een verschillende ontwikkeling: noord- en zuidvleugel. De maatregelen voor de toekomst worden hierop toegesneden. Daarmee ontbreekt de inzet om op termijn tot één samenhangend economisch gebied met grotere interactie te komen. De besprekingen waren erop gericht dit doel van de randstadsamenwerking aan de opstellers over te brengen. In de Nota Ruimte zal blijken of men hierin geslaagd is; de GEP wordt tegelijk daarmee gepubliceerd. Economische Strategie Randstad De portefeuillehouders EZK uit de Randstad zagen in de GEP, zoals aangegeven, onvoldoende terug van het randstaddenken. Aan een werkgroep o.l.v. de heer Kleyn van de gemeente Amsterdam werd opdracht gegeven een Economische Strategie voor de Randstad op te stellen. Deze notitie, die wordt voorzien van een agenda met maatregelen en projecten op randstadschaal, is inmiddels nagenoeg gereed. Leidende gedachte is dat die maatregelen moeten worden genomen die de internationale concurrentiepositie van de Randstad versterken en die de samenhang en interactie in het gebied vergroten. Het werkstuk dat hieruit voortkomt versterkt ook de onderbouwing van de volgende edities van het Ontwikkelingsbeeld Deltametropool. Kennisinfrastructuur Voor de ontwikkeling van de Randstad is het wezenlijk de innovativiteit van bedrijven te vergroten. Daartoe dient onder meer de kennisinfrastructuur te worden versterkt. Op dat terrein wordt lokaal, regionaal en landelijk al actie ondernomen. De vraag is of er ook een randstadagenda is op te stellen. Over die vraag heeft een rondetafelgesprek plaatsgevonden met enkele vertegenwoordigers van universiteiten en researchinstellingen. Dit gesprek wordt in 2004 tot conclusies gebracht. 2.6
Landsdeelconvenant
De regeringswisselingen in Den Haag hebben ertoe geleid dat de discussie over het landsdeelconvenant alleen ambtelijk is voortgezet. Bij rijk en regio bestaat de behoefte om over de belangrijkste projecten in de Randstad samen afspraken te maken, hoewel daadwerkelijke financiële afspraken altijd met de financieel verantwoordelijke overheid worden gemaakt. Over de vorm waarin deze afspraken moeten worden gegoten wordt nog nagedacht. Inmiddels lijkt de Uitvoeringsagenda die in de Nota Ruimte wordt geïntroduceerd een mogelijk perspectief.
Jaarverslag 2003
10
Regio Randstad
Jaarverslag 2003
11
Regio Randstad
3 3.1
ORGANISATIE Vernieuwde randstadsamenwerking
Het jaar 2003 was het eerste volle jaar waarin de gemeenschappelijke regeling met twaalf deelnemende overheden functioneerde. Voor het terrein Economische Zaken betekende het de start van de bestuurlijke samenwerking. Geconstateerd kan worden dat op vele terreinen de samenwerking groeit. Het accent ligt daarbij duidelijk op de ambtelijke en bestuurlijke portefeuilleoverleggen. Het begrip voor elkaars positie neemt toe en er ontstaat een steeds duidelijker beeld van de aspecten die voor de ontwikkeling van het gebied als geheel van belang zijn. Wel werd duidelijk dat de gemaakte afspraken over het onderscheid tussen portefeuillehouder in het bestuur en voorzitter van het betreffende bestuurlijk overleg bij de eerstvolgende evaluatie nader moeten worden bezien. 3.2
Bestuurlijke organisatie
De samenstelling van het dagelijks bestuur is in 2003 niet gewijzigd. Na de verkiezingen van provinciale staten hebben de provincies deels andere vertegenwoordigers in het algemeen bestuur aangewezen. Het lid van het dagelijks bestuur dat namens een provincie zitting heeft werd herkozen en bleef daarmee lid van het dagelijks bestuur. De directeur van het bureau Regio Randstad is tevens secretaris van het dagelijks bestuur. Op 1 juni beëindigde de interim-directeur, F. Tielrooij, zijn taak en trad ir. E.M. Storm als directeur aan. Het algemeen bestuur vergaderde 4 keer. Hoofdpunten waren naast de verplichte en administratieve onderwerpen (jaarplan 2003 en 2004, jaarverslag 2002, treasurystatuut, administratieverordening, informatie- en overlegprotocol, videoconferencing): internationale acquisitie, sociale infrastructuur, profilering Randstad op de MIPIM, snellere uitvoering groenprojecten, Ontwikkelingsbeeld Deltametropool, prioritering en fasering programma’s randstadcentra, planningsopgave bedrijventerreinen, wateropgave in de Randstad. In bijlage 1 en 2 is de samenstelling van het algemeen en dagelijks bestuur weergegeven. Bestuurlijke Commissie Randstad Door de regeringswisselingen in Den Haag werd pas op 23 oktober een eerste vergadering van de BCR gehouden. Deze had het karakter van elkaar wederzijds informeren over de ruimtelijke gedachtegang. Daarmee vormde deze BCR de opmaat naar de discussie over de Nota Ruimte. 3.3
Relatie naar andere overheden en maatschappelijke organisaties in de Randstad
Inmiddels is het goed gebruik geworden dat tweemaal per jaar met zowel vertegenwoordigers van middelgrote gemeenten en samenwerkingsverbanden als met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties de actualiteit wordt besproken. Zo gebeurde dat ook tijdens de voorbereiding van de Checklist van de Randstad voor de Nota Ruimte. De discussies met deze groepen verbreden en verdiepen de inzichten. De relevante discussiepunten worden bij het bestuur onder de aandacht gebracht. Met de Vereniging Deltametropool wordt regelmatig overlegd. De vereniging en Regio Randstad informeren elkaar en betrekken elkaar waar mogelijk en zinvol bij de activiteiten. 3.4
Personeel en organisatie van het bureau
Het bureau kon in 2003 in nagenoeg volledige bezetting werken. De vacatures voor een communicatiemedewerker en voor een financieel-economisch coördinator werden al snel ingevuld. Daarmee werd het mogelijk de ambities op het organisatorische en communicatieve vlak te vervullen. De invoering van de Wet op het BTW-compensatiefonds maakte het noodzakelijk een beslissing te nemen over de status van de organisatie. De inspecteur van Belastingen keurde de keuze voor de ondernemersstatus goed. De invoering daarvan is na een beperkte aanlooptijd soepel verlopen. Zoals bekend werkt het bureau in Brussel alleen voor de provincies, hoewel na de vestiging van de G4 in hetzelfde kantoorgebouw in Brussel de ambtelijke contacten sterk toenemen. 3.5
Communicatie
Communicatie algemeen 2003 stond communicatief in het teken van ontwikkeling. Begin 2003 is een medewerker communicatie aangesteld die aan de slag kon met de aanbevelingen uit de in 2002 opgestelde Jaarverslag 2003
12
Regio Randstad
communicatiestrategie. Belangrijkste uitgangspunt was en is het faciliteren van de uitgebreide achterban van Regio Randstad om deze betrokken en geïnformeerd te houden. Dit begint met herkenbaarheid. Daartoe is een aansprekende en heldere huisstijl ontwikkeld. De basiskleur van Regio Randstad is en blijft paars. Om meer structuur aan te brengen in de middelen is ervoor gekozen om naast het paars duidelijke kleuren toe te kennen aan de verschillende beleidsthema’s van Regio Randstad: donkerblauw voor Europa, rood voor Ruimtelijke Ordening, groen voor Groen, Water en Landbouw, oker voor Bereikbaarheid en bruin voor Economie. Naast het structurerende effect van de kleuren wordt veel met fotomateriaal gewerkt om te concretiseren wat het werkgebied van Regio Randstad is. De huisstijl is doorgezet in het utiliteitsdrukwerk en vormt de basis voor alle andere middelen van Regio Randstad. Communicatienetwerk Kort na het aanstellen van de communicatiemedewerker is er een ‘rondje langs de velden’ geweest. Met alle communicatieafdelingen van de twaalf deelnemende overheden uit het samenwerkingsverband hebben gesprekken plaatsgevonden. Deze gesprekken gingen over de stand van zaken van de communicatie van Regio Randstad, maar ook over mogelijke samenwerking op projecten en afstemming en verbetering. Over en weer zijn verwachtingen en wensen uitgesproken. Hiermee is een fundament gelegd voor verdergaande samenwerking in de toekomst. Website In april 2003 is de website van Regio Randstad online gegaan. Daarna is de website eigenlijk constant in ontwikkeling gebleven. Het betreft een dynamische, op onderdelen database gedreven website. In principe zijn alle pagina’s van de website door Regio Randstad zelf te onderhouden. Het bevat naast algemene bedrijfsinformatie, actueel nieuws, informatie over de werkbezoeken, de teksten van het maandbericht en de columns van de directeur van Regio Randstad. Daarnaast is er een uitsluitend voor de leden van Regio Randstad toegankelijk deel. Dit deel fungeert als toegangspoort naar de stukken, verslagen en agenda’s van de ambtelijke en bestuurlijke overleggen, alsook voor de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur. Hiermee wordt de papierstroom ingedamd. Pers Regio Randstad is een speler achter de schermen en zoekt daarin niet vaak zelf de aandacht van de pers. Indien de pers om aandacht vraagt, wordt deze aandacht in principe gegeven via de bestuurders uit de achterban. Regio Randstad heeft in 2003 een aantal malen met succes zelf de pers opgezocht. Rond het Ontwikkelingsbeeld Deltametropool zijn artikelen verschenen in regionale en nationale (vak)bladen. Daarnaast worden sporadisch opiniestukken geplaatst. Tenslotte wordt Regio Randstad met enige regelmaat geciteerd in de elektronische nieuwsbrief van het NIROV, IKCRO. Er is ook een begin gemaakt met het aantrekken van de netwerken van de huisorganen van de overheden uit de achterban. Factsheets In 2003 zagen een drietal factsheets het licht. De factsheets geven kort en bondig de belangrijkste punten van een bepaald project weer. Ze worden gebruikt om snel een overzicht te krijgen van een project of een denkwijze of strategie. Position paper Landbouw Om de lobby in Brussel en in Nederland te ondersteunen op het dossier “Herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid’ is het position paper Herziening gemeenschappelijk landbouwbeleid opgesteld. 10 jaar randstadvertegenwoordiging in Brussel In het kader van 10 jaar randstadsamenwerking in Brussel is een boek gemaakt en zijn uitnodigingen verzorgd. Tevens is er in operationele zin hard meegewerkt aan het slagen van zowel de feestelijke bijeenkomst als het congres op de volgende dag. Randstad in ’t groen Samen met communicatieadviseurs van DLG en Staatsbosbeheer is geparticipeerd in het project ‘Randstad in ’t groen’. Dit heeft geresulteerd in het opstellen en uitvoeren van een communicatiestrategie en -plan. Maandbericht Er zijn dit jaar elf maandberichten verschenen. De maandberichten geven in kort bestek aan wat de voortgang op projecten is en welke ontwikkelingen er zijn. Vanaf juni is een vast onderdeel de column van directeur ir. E.M. Storm. Jaarverslag 2003
13
Regio Randstad
Werkbezoek In totaal is de Regio Randstad in 2003 vier maal op werkbezoek geweest. De werkbezoeken worden steeds drukker bezocht; zo’n 300 van de ruim 700 bestuurders hebben aan de werkbezoeken deelgenomen. In het bijzonder was werkbezoek aan Schiphol een groot succes. Voor veel staten- en raadsleden zijn de werkbezoeken een van de weinige momenten dat men elkaar in regioverband spreekt en daardoor zeer waardevol. Corporate brochure Regio Randstad Door omstandigheden is het niet gelukt om in 2003 de corporate brochure over het werk van de Regio Randstad te realiseren. Deze was in de eerste maand van 2004 gereed.
Jaarverslag 2003
14
Regio Randstad
Jaarverslag 2003
15
Regio Randstad
4 4.1
BALANS EN EXPLOITATIEREKENING MET TOELICHTING Treasury
Overeenkomstig de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) dient met ingang van het jaar 2002 een treasuryparagraaf te zijn opgenomen in de jaarrekening. Omdat in de eerste begrotingen van Regio Randstad (die over het jaar 2002 en het jaar 2003) nog geen financieringsparagraaf is opgenomen kan nog geen vergelijking worden gemaakt met de beleidsvoornemens zoals deze in de begroting in het vervolg moeten worden opgenomen. Voor het Samenwerkingsverband Randstad is dat echter geen probleem, omdat er geenszins sprake is van het aangaan, het verstrekken of het garanderen van leningen en er niet belegd mag worden. De financiële beleidsvoornemens zijn geheel gericht op de door het algemeen bestuur opgedragen inhoudelijke activiteiten en de bekostiging van het beheer van het samenwerkingsverband. Algemene ontwikkelingen Regio Randstad is een samenwerkingsverband waarin de vier randstadprovincies (P4), de vier grote steden (G4) en de vier kaderwetgebieden (K4) sinds 1 september 2002 participeren. Het samenwerkingsverband wordt ondersteund door een bureau dat is gevestigd in Utrecht. Overeenkomstig de verdeling: 40% (P4), 40% (G4), 20% (K4) zijn de kosten van de samenwerking op randstadniveau op basis van de vastgestelde begroting 2003 bij voorschot betaald. Binnen deze voorgenoemde deelbijdrage heeft een verdeling plaatsgevonden overeenkomstig de in de begroting 2003 vastgestelde verdeelsleutel. Deze verdeelsleutel is gebaseerd op voorlopige gegevens. Omdat bij het opmaken van de jaarrekening 2003 alle gegevens over 2003 bekend zijn, wordt op dat moment de verdeelsleutel voor de eindafrekening vastgesteld en wel op basis van definitieve gegevens. Treasurybeheer Regio Randstad is een samenwerkingsverband dat zich bezighoudt met het coördineren en faciliteren van de samenwerking op het gebied van beleidsthema's die op randstadniveau spelen. Dit jaarverslag geeft aan met welke beleidsthema's Regio Randstad zich heeft beziggehouden. Voor deze taken is Regio Randstad betaald door de twaalf deelnemende randstadoverheden. De ontvangen financiële middelen zijn alleen aangewend ter bekostiging van het beheer van het samenwerkingsverband en de door het algemeen bestuur opgedragen beleidsinhoudelijke activiteiten. Dat betekent dat Regio Randstad geen leningen is aangaan, heeft verstrekt of gegarandeerd en niet heeft belegd. Budgetoverzichten Het dagelijks bestuur is in 2003 middels budgetoverzichten geregeld geïnformeerd over de inkomsten, uitgaven en verplichtingen. In het jaar 2004 zal deze werkwijze voortgezet worden. Jaarrekening Naar aanleiding van de, door het algemeen bestuur goedgekeurde, jaarrekening 2003 zal de definitieve afrekening plaatsvinden.
Jaarverslag 2003
16
Regio Randstad
4.2
Balans per 31 december 2003
Jaarverslag 2003
17
Regio Randstad
4.3
Toelichting op de balans
Vaste Activa Materiële vaste activa Op 1 september 2002 zijn computers en een laserjet printer van de oude regeling Regio Randstad overgedragen aan het nieuwe Samenwerkingsverband Randstad voor een bedrag van € 5.471,--. Ten laste van 2002 is € 603,-- afgeschreven. Nagenoeg al deze computers zijn in 2003 vervangen vanwege de invoering van Windows XP bij de provincie Utrecht. Aangezien Regio Randstad gebruik maakt van het netwerk van de provincie Utrecht betekende dit een noodzakelijke upgrading van het computerbestand. De reguliere afschrijving over het jaar 2003 bedroeg € 5.904,--. Dit bedrag is verhoogd met € 810,-- aan vervroegde afschrijving op de computers die werden overgenomen van de oude regeling Regio Randstad. Deze computers waren bij vervanging nog niet geheel afgeschreven.
Boekwaarde 1 januari Investeringen Afschrijvingen Boekwaarde per 31 december
2003 4.868 20.093 6.714 18.247
4 maanden 2002 5.471 603 4.868
Stand 31 dec.’03 7.465 7.465
Stand 31 dec. ‘02 7.465 2.231 9.696
Financiële vaste activa Dit betreft de gestorte waarborgsommen voor:
Kantoor Aduatukerstraat, Brussel Appartement Pater de Dekenstraat, Brussel Totaal Vlottende Activa
Vorderingen Het betreft hier nog te ontvangen bedragen voor een totaal bedrag van € 38.928,--. Per 1 maart 2004 zijn al deze bedragen ontvangen behalve € 4.637,-- van de gemeente Rotterdam. Stand 31 dec.’03 Projectbijdragen gem. A’dam en Rotterdam Afrekening provincies/gemeenten/kaderwetgeb. Vooruitbetaalde huur app. Pater de Deken Overige nog te ontvangen bedragen e NRC-Handelsblad; abonnement 1 kw. 2004 Staatsbosbeheer, project Randstad in’t Groen Stadsregio R’dam, project Randstad in’t Groen Prov. Utrecht, 10 jaar vertegenw. in Brussel Prov. Flevoland, 10 jaar vertegenw. in Brussel Gemeente Rotterdam, afrekening 2002 Brouwer’s Tours BV creditnota Totaal
789 321 79 5.950 1.691 14.316 11.091 4.637 53 38.927
Stand 31 dec. ‘02 119.605 58.517 776 3.571
182.469
Omzetbelasing Met ingang van 1 januari 2003 wordt Regio Randstad aangemerkt als ondernemer voor de omzetbelasting. Per ultimo 2003 was van de Nederlandse fiscus nog een bedrag te vorderen van € 16.897,--. Het overige bedrag ad € 11.623,-- is te vorderen van de Belgische fiscus. Liquide middelen Stand 31 dec.’03 632.599
Bank bureau Utrecht Jaarverslag 2003
18
Stand 31 dec. ‘02 77.833 Regio Randstad
Bank bureau Brussel
3.092 635.691
Totaal
1.718 79.551
Eigen vermogen Bestemmingsreserve De bestemmingsreserve is gevormd voor gebudgetteerde uitgaven welke in het volgende jaar pas tot uitvoering leiden. In 2003 is voor totaal € 24.014,-- gereserveerd. Stand 31 dec.’03 Presentatiemiddelen Randstadcongres 2004
24.014 24.014
Totaal
Stand 31 dec. ‘02 9.800 9.800
Kortlopende schulden Nog te betalen bedragen Per 31 december 2003 moeten de bedragen in de onderstaande tabel nog verrekend worden. De afrekening met de deelnemende overheden over het jaar 2003 ad € 326.386,-- zal in juli 2004, na goedkeuring van deze jaarrekening door het algemeen bestuur, definitief afgewikkeld worden. Stand 31 dec.’03 6.114
Uitvoering financiële administratie Buiten / Bedrijventerrein Deltametropool Nieuwe Gracht / Ontwikkelingsbeeld Van de Sluis / communicatieadviseur Salarissen Overige nog te betalen bedragen aan derden PSD doorbelasting SLA ICT werkplek ir.E.M. Storm; managementfee vanaf mei 2003 Prov. Utrecht; creditfactuur 10 jr. jub. Brussel Afrekening provincies/gemeenten/kaderwetgeb.
76.999 53.478 39.526 102.076 11.091 326.386
Totaal
Jaarverslag 2003
19
615.670
stand 31 dec. ‘02 899 27.192 27.296 18.259 99.268 59.379
232.293
Regio Randstad
Specificatie eindafrekening per deelnemer Provincie Noord-Holland Provincie Zuid-Holland Provincie Utrecht Provincie Flevoland Gemeente Amsterdam Gemeente Rotterdam Gemeente Den Haag Gemeente Utrecht Regionaal Orgaan Amsterdam Stadsregio Rotterdam Stadsgewest Haaglanden Bestuur Regio Utrecht
Nog te ontvangen Utrecht 37.745 45.192 26.761 22.391 53.797 36.374 28.214 13.824 20.666 18.463 15.201 11.774
Nog te betalen Brussel 1.133 676 915 1.292 -
Totaal
Totaal nog te ontvangen 36.612 44.516 25.846 21.099 53.797 36.374 28.214 13.824 20.666 18.463 15.201 11.774 326.386
Verplichtingen Stand 31 dec.’03 Nuyten & Assoc. BV / drukwerk vormgeving Boer & Croon / werving secretaris+directeur Screencowboys / bouw website Randstad in’t Groen Ecorys / Economische strategie Monitoring Totaal
27.976 17.190 44.000 89.166
Stand 31 dec. ‘02 5.896 17.106 11.489
34.491
De projecten Randstad in ’t Groen en Economische strategie hebben grotendeels in 2003 plaatsgevonden. Voor de monitoring zijn de contracten eind 2003 getekend. In januari 2004 is het project daadwerkelijk gestart. Niet uit de balans blijkende verplichting Voor de huur van het kantoor aan de Aduatukerstraat in Brussel is in augustus 1999 een contract afgesloten met een looptijd van 9 jaar. Per periode van 3 jaar kan de huur worden opgezegd. Aan de internationale Vereniging Huis van de Nederlandse Provincies (INPA), waar Regio Randstad deel van uitmaakt, wordt de huur betaald. De jaarlijkse huursom bedraagt ruim € 200.000,--. Voor de huur van het appartement aan de Pater de Dekenstraat in Brussel is een contract afgesloten met een looptijd van 3 jaar van september 2000 tot september 2003. Nadien is de huur stilzwijgend verlengd. De minimale huurperiode is 1 jaar. De jaarlijkse huursom bedraagt bijna € 9.700,-4.4
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
Waarderingsgrondslagen Algemeen Voor zover niet anders vermeld, zijn activa en passiva opgenomen voor de nominale waarde. Financiële vaste activa De financiële vaste activa betreffen onder andere verstrekte waarborgsommen. De waardering vindt plaats op basis van de nominale waarde. Crediteuren De crediteuren worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Verplichtingen De verplichtingen worden gewaardeerd tegen nominale waarde en betreffen nog uit te geven projectgelden. Jaarverslag 2003
20
Regio Randstad
Niet uit de balans blijkende verplichtingen Dit zijn verplichtingen welke voortvloeien uit contracten met een looptijd langer dan een jaar (huur kantoor etc.). Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen De baten en de lasten worden opgenomen voor de aan het verslagjaar toe te rekenen bedragen. In afwijking van het hiervoor gestelde worden de lasten wegens het uitbetalen van vakantiegeld en het opnemen van vakantiedagen in de rekening van baten en lasten verwerkt op het moment dat zij worden uitbetaald respectievelijk worden opgenomen. De rubricering van baten en lasten is overeenkomstig de comptabiliteitsvoorschriften. Subsidies De subsidies betreffen de bijdragen van de deelnemende provincies, gemeenten en kaderwetgebieden. Deze bijdragen worden bepaald als het verschil tussen de werkelijke lasten en de overige baten. De bijdrage per deelnemer is gebaseerd op een door het bestuur van de Regio Randstad vastgestelde verdeling (40% provincies, 40% gemeenten en 20% kaderwetge-bieden) met daarbinnen een vastgestelde verdeelsleutel. Bij de bepaling van de verdeelsleutel wordt de laatste circulaire van het betreffende boekjaar van het provinciefonds c.q. van het gemeentefonds gehanteerd. Voor de kaderwetgebieden vindt de bepaling van de verdeelsleutel op basis van inwonertallen per begin van het boekjaar plaats.
Jaarverslag 2003
21
Regio Randstad
4.5
Exploitatierekening 2003
4.6
Toelichting op de exploitatierekening
In totaal is door Regio Randstad in 2003 minder uitgegeven dan begroot. Op een aantal posten zitten beperkte verschillen, soms ten positieve, soms ten negatieve. Twee grote posten zijn opvallend en dus de moeite waard expliciet te noemen. In Utrecht blijkt duidelijk het resultaat van een periode met regeringswisselingen. Hierdoor werd pas in de loop van het jaar duidelijk waar de “Haagse” prioriteiten liggen. Ten laste van Utrecht is daardoor aanmerkelijk minder uitgegeven aan de post uitvoering projecten (€ 258.502,--). Ten laste van Brussel is meer uitgegeven aan de huisvesting in het Huis van de Nederlandse Provincies (€ 29.502,--). Deze extra uitgave berust op een begrotingswijziging van het Huis van de Nederlandse Provincies, in verband met de werving van een office-manager. De begrotingwijziging is vastgesteld na de vaststelling van de begroting 2003 van Regio Randstad. Omdat de kosten op diverse andere Brusselse posten echter meevielen, is het negatieve effect van deze overschrijding nagenoeg tenietgedaan. Overigens heeft deze overschrijding alleen effect voor de vier provincies. Lasten Utrecht Apparaatskosten Onder de apparaatskosten vallen de posten salarissen en sociale lasten, reis- en verblijfskosten, opleidingen en representatiekosten. De post salarissen en sociale lasten is € 26.785,-- lager uitgevallen dan begroot. Dit voordeel is met name ontstaan doordat er niet alle functies het volledige jaar ingevuld zijn geweest. De post opleidingen is eveneens lager uitgevallen dan begroot: het verschil bedraagt € 8.760,--. Naar verhouding zijn er afgelopen jaar weinig opleidingen gevolgd. Overige kosten De overige kosten zijn opgebouwd uit de posten huisvestingskosten Utrecht, lidmaatschappen en abonnementen, controlekosten, financieel beheer, bureaukosten, onvoorzien en de post toedeling beleidsproducten Europa. De post huisvesting Utrecht is lager uitgevallen dan begroot. Het onderdeel ICT speelt hier een grote rol in. Vanwege de uitrol van Windows XP was een vervroegde vervanging van een groot gedeelte van de computers nodig. Aan kosten voor onderhoud van onze programma’s is echter veel minder uitgegeven dan begroot. Er deden zich aanmerkelijk minder problemen voor dan in voorgaande jaren. De bureaukosten blijken met een (nagenoeg) volle bezetting van het bureau te laag te zijn begroot. Dit leidt tot een overschrijding van € 6.417,--. Aan de post financieel beheer is € 2.454,-- meer uitgegeven dan oorspronkelijk was voorzien. Dit heeft met name te maken het feit dat in 2003 de eerste jaarstukken zijn samengesteld na het starten van (de nieuwe regeling) Regio Randstad in september 2002. De overschrijding op controlekosten is daar ook aan te wijten. Onder de post toedeling beleidsproducten Europa worden die kosten verstaan die ten laste van Regio Randstad Utrecht als uitgave zijn geboekt, maar die ten laste dienen te komen van Regio Randstad Brussel. Het gaat hierbij om een toedeling van de kosten vanuit de posten salarissen en sociale lasten, reis- en verblijfskosten, bureaukosten Utrecht en huisvesting Utrecht die hebben bijgedragen aan de beleidsproducten Europa. De post is € 14.313,-- hoger uitgevallen dan ingeschat. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat er voor het afgelopen jaar relatief veel gebruik is gemaakt van de menskracht en overige faciliteiten in Utrecht voor Brusselse activiteiten. De post beleidsproducten Europa wordt in z'n geheel ten laste gebracht van Brussel en wordt daarom op de lasten Utrecht in mindering gebracht.
Jaarverslag 2003
22
Regio Randstad
Programma-uitgaven De programma-uitgaven bestaan uit de post uitvoering projecten 2003 en de post communicatie en promotie. In de tabel zijn de onderzoeken en begeleidingsopdrachten vermeld die zijn uitgevoerd, c.q. waar verplichtingen voor zijn aangegaan. Als gevolg van de periode met elkaar kort opvolgende regeringen zijn de “Haagse” prioriteiten lang onduidelijk geweest. Dit heeft zijn weerslag gevonden in de post uitvoering projecten. In 2003 werd voor € 201.623,-- uitgegeven. Dit is bijna de helft van het oorspronkelijk begrote bedrag. Projecten 2003 Nieuwe Gracht / Ontwikkelingsbeeld Vista / Dorps Wonen Twijnstra Gudde / Verkeers en vervoersagenda RING / Randstad in’t Groen Ecorys / Economische strategie Monitoring Diversen onder € 10.000
Kosten opdracht 36.834 34.973 10.600 31.124 17.190 44.000 26.902
Totaal
201.623
Lasten Brussel De lasten Brussel zijn onderverdeeld in de posten apparaatskosten en overige kosten. In de vastgestelde begroting 2003 is een bedrag van € 277.231,-- opgenomen als post toedeling beleidsproducten. De posten die volledig worden toebedeeld aan Brussel zijn afzonderlijk inzichtelijk gemaakt onder 'lasten Brussel' en daarom uit de post toedeling beleidsproducten Brussel gehaald. Daarom is de post toedeling beleidsproducten Europa verlaagd tot € 203.075,--. Apparaatskosten De apparaatskosten in Brussel zijn opgebouwd uit de posten salarissen en sociale lasten (inhuur uitzendkracht), reis- en verblijfskosten (inclusief de huur van een appartement te Brussel), randstadvertegenwoordiging, representatiekosten en vergoedingen stagiaire. De uitgaven van de genoemde kosten zijn alle lager uitgevallen dan begroot. Overige kosten Onder overige kosten vallen de posten facilitaire kosten, lidmaatschappen en abonnementen, bureaukosten en de toedeling beleidsproducten Europa. De post facilitaire kosten Brussel bestaat uit de kosten die betaald worden aan het Huis van de Nederlandse Provincies (HNP). De rekening van HNP is € 29.502,-- hoger uitgevallen dan begroot. Het nadeel is ontstaan doordat het Huis van de Nederlandse Provincies een begrotingswijziging heeft aangenomen (in verband met aanstelling van een officemanager) waar nog geen rekening mee was gehouden in de begroting 2003. Bij de post toedeling beleidsproducten Europa worden de kosten die in mindering zijn gebracht bij Regio Randstad Utrecht als uitgave geboekt ten laste van Brussel. Subsidies De totale lasten zijn € 326.386,-- lager dan de op grond van de begroting vastgestelde voorschotten (€ 2.028.916,--). De provincies, gemeenten en kaderwetgebieden krijgen de volgende bedragen, overeenkomstig de vastgestelde verdeling met de daarbinnen vastgestelde verdeelsleutels, geretourneerd van het samenwerkingsverband.
Jaarverslag 2003
23
Regio Randstad
Provincie Noord-Holland Provincie Zuid-Holland Provincie Utrecht Provincie Flevoland Gemeente Amsterdam Gemeente Rotterdam Gemeente Den Haag Gemeente Utrecht Regionaal Orgaan Amsterdam Stadsregio Rotterdam Stadsgewest Haaglanden Bestuur Regio Utrecht
Jaarverslag 2003
Lasten Brussel 149.452 175.911 106.455 91.412
Lasten Utrecht 134.740 158.593 95.976 82.412 186.470 136.233 100.665 48.351 73.258 65.522 53.021 44.059
Totale lasten 284.192 334.504 202.431 173.824 186.470 136.233 100.665 48.351 73.258 65.522 53.021 44.059
523.230
1.179.300
1.702.530
24
Regio Randstad
Bijlage 1
Samenstelling algemeen bestuur Regio Randstad per 31 december 2003
Voorzitter e 1 Vice-voorzitter e 2 Vice-voorzitter Secretaris
J. Franssen Mw. drs. M.L. van Kleef Drs. D.B. Stadig Ir. E.M. Storm
Commissaris van de Koningin provincie Zuid-Holland Wethouder gemeente Utrecht Lid dagelijks bestuur Regionaal Orgaan Amsterdam Directeur Regio Randstad
Lid
Functie
Mr. E.P. Beimers Mw. ing. M.A. van den Bergh Mw. M.T.J. Blankers-Kasbergen Mr. H.C.J.L. Borghouts Mw. L.M. Bouwmeester-den Broeder Mr. drs. B.J. Bruins Mr. M.J. Cohen Drs. W.J. Deetman Mw. H.M.C. Dwarshuis-van de Beek J. Franssen A.J. Hilhorst M. van der Horst S. Hulman Mw. drs. M.L. van Kleef Drs. E.D. van Linge Drs. J.P.J. Lokker Mr. H.M. Meijdam Mr. I.W. Opstelten Ir. W.G. de Raad Drs. D.B. Stadig Dr. J. Streng Mr. A. Tchernoff Ir. J.W.J. Wolf
DB-lid Stads gewest Haaglanden Wethouder Utrecht DB-lid Regionaal Orgaan Amsterdam Commissaris van de Koningin Noord-Holland Gedeputeerde Flevoland DB-lid Stadsgewest Haaglanden Burgemeester Amsterdam Burgemeester Den Haag Gedeputeerde Zuid-Holland Commissaris van de Koningin Zuid-Holland Wethouder Den Haag Wethouder Amsterdam Wethouder Rotterdam Wethouder Utrecht DB-lid Bestuur Regio Utrecht Gedeputeerde Utrecht Gedeputeerde Noord-Holland Burgemeester Rotterdam/vz. Stadsregio Rotterdam Gedeputeerde Flevoland DB-lid Regionaal Orgaan Amsterdam Gedeputeerde Utrecht DB-lid Bestuur Regio Utrecht DB-lid Stadsregio Rotterdam
Plaatsvervangend lid
Functie_____________________________________
J.G.P. van Bergen J. Binnekamp R.G. Boekhoven J.M. Bos Mw. mr. A.H. Brouwer-Korf Mr. drs. B.J. Bruins Mr. dr. G.D. Dales J.W.A. van Dijk A.L. Greiner Mr. J.I.M. Hoffscholte M. van der Horst S. Hulman N.J.G. Janssens Mw. W.H. Maij J.M. Norder Mr. H.M.C.M. van Oorschot Drs. M.G.Th. Pastors P.J.M. Poelman Drs. R. Scheeres J.J. Schipper Mr. L.J. Verhulst Mr. drs. G.A.A. Verkerk Mr. drs. Th.E.M. Wijte
Gedeputeerde Utrecht Gedeputeerde Utrecht DB-lid Bestuur Regio Utrecht Gedeputeerde Flevoland Burgemeester Utrecht Wethouder Den Haag Wethouder Amsterdam Gedeputeerde Zuid-Holland Gedeputeerde Flevoland DB-lid Regionaal Orgaan Amsterdam DB-lid Regionaal Orgaan Amsterdam DB-lid Stadsregio Rotterdam Wethouder Rotterdam Wethouder Amsterdam Gedeputeerde Zuid-Holland DB-lid Stadsgewest Haaglanden Wethouder Rotterdam Gedeputeerde Noord-Holland DB-lid Stadsregio Rotterdam Gedeputeerde Noord-Holland Wethouder Utrecht Wethouder Den Haag DB-lid Bestuur Regio Utrecht
Jaarverslag 2003
25
Regio Randstad
Bijlage 2
Samenstelling dagelijks bestuur Regio Randstad per 31 december 2003
Naam
Functie
Portefeuille_ __________________
Drs. W.J. Deetman
Burgemeester gemeente Den Haag
Economie, Kennisinfrastructuur en Investeringen plv. voor Bereikbaarheid
J. Franssen
Commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland (vz.)
Coördinatie, Bestuurlijke samenwerking en Landsdeelconvenant
Mw. drs. M.L. van Kleef
Wethouder gemeente Utrecht e (1 vice vz.)
Ruimtelijke Ordening, Wonen en Milieu plv. voor Groen Water en Landbouw
Mr. H.M. Meijdam
Gedeputeerde provincie NoordHolland
Bereikbaarheid plv. voor Economie, Kennisinfrastructuur en Investeringen
Drs. D.B. Stadig
Lid dagelijks bestuur Regionaal e Orgaan Amsterdam (2 vice vz.)
Groen, Water en Landbouw plv. voor Ruimtelijke Ordening, Wonen en Milieu
Ir. E.M. Storm
Directeur Regio Randstad (secr.)
Jaarverslag 2003
26
Regio Randstad
Bijlage 3
Samenstelling Bestuurlijke Commissie Randstad per 31 december 2003
Drs. W.J. Deetman Mw. drs. S.M. Dekker J. Franssen Mw. ir. C.E.G. van Gennip Drs. Th.C. de Graaf Mw. drs. M.L. van Kleef Mr. H.M. Meijdam Mw. drs. K.M.H. Peijs J.W. Remkes Drs. D.B. Stadig Ir. E.M. Storm Dr. C.P. Veerman Drs. G. Zalm
Burgemeester van de gemeente Den Haag Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (voorzitter) Commissaris van de Koningin in de provincie Zuid-Holland Staatssecretaris van Economische Zaken Minister van Bestuurlijke Vernieuwing Wethouder van de gemeente Utrecht Gedeputeerde van de provincie Noord-Holland Minister van Verkeer en Waterstaat Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Lid dagelijks bestuur Regionaal Orgaan Amsterdam Directeur Regio Randstad (secretaris) Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Minister van Financiën
Agendacommissie BCR Dr. D.M. Berkhout Ir. A. Joustra Mw. J. Kools-van Elk Drs. C.B.F. Kuijpers K. Molenaar Drs. P. Oudega M. Ruis Ir. G.J. Schoenmaker Ir. E.M. Storm Drs. J.A.M.N. Tonk Mw. M. de Vries Drs. M.H. Weijs
Jaarverslag 2003
Provincie Zuid-Holland namens provincies ROA namens de kaderwetgebieden Ministerie VROM Ministerie VROM Staffunctionaris Regio Randstad (secretaris) Plv. directeur Regio Randstad Ministerie V&W Ministerie LNV Secretaris Bestuurlijke Commissie Randstad (voorzitter) Ministerie EZ Ministerie VROM Gemeente Amsterdam namens de grote steden
27
Regio Randstad
Bijlage 4
Samenstelling ambtelijk overleg Bereikbaarheid per 31 december 2003
Mw. G. Bakker Mw. B. van Beekvelt W. Brussaard Mw. A. Dijkhuizen F. Hasselaar Drs. J. van Hövell tot Westervlier Mw. M. Kuijer H. Mol H. de Neef P.P. Oostveen C.M. Pas B. Postma Ir. E.M. Storm J.M.C. van Vliet P.A.C. Vonk F.J.M. Wessels Bijlage 5
Samenstelling ambtelijk overleg Economische Zaken en Kennisinfrastructuur per 31 december 2003
M. Bekker B. Bruinsma Drs. B.J. van Dijck J. Edens N.A. da Graca J. Heutinck R.P.A. Houterman Drs. W.H. Kleyn H.J. Kramer G. Kroon Mw. Y. Ledoux S. Meinsma G. van Otterlo Drs. P. Oudega G. Penders G. Scholtens Drs. W.R. Snel J.C. Spapens Ir. E.M. Storm Drs. P. van der Valk M. de Vries
Jaarverslag 2003
Gemeente Amsterdam Provincie Zuid-Holland Provincie Noord-Holland G4 Provincie Flevoland Regio Randstad (secretaris) Bestuur Regio Utrecht Stadsgewest Haaglanden Regionaal Orgaan Amsterdam Gemeente Den Haag Gemeente Utrecht Gemeente Rotterdam Regio Randstad (voorzitter) Gemeente Almere Stadsregio Rotterdam Provincie Utrecht
Regionaal Orgaan Amsterdam Gemeente Den Haag Gemeente Utrecht Provincie Zuid-Holland Gemeente Rotterdam Gemeente Almere Provincie Zuid-Holland Gemeente Amsterdam (voorzitter) Bestuur Regio Utrecht Gemeente Den Haag Provincie Utrecht Provincie Noord-Holland Provincie Flevoland Regio Randstad (secretaris) Provincie Zuid-Holland Stadsgewest Haaglanden Provincie Utrecht Provincie Zuid-Holland Regio Randstad Stadsregio Rotterdam Gemeente Utrecht
28
Regio Randstad
Bijlage 6
Samenstelling ambtelijk overleg Groen, Water en Landbouw per 31 dec. 2003
G. Benning K. Blonk Mw. J. van den Bos Mw. J.A.C.M.P. Brugman-Augustijn Drs. N. van Brussel E. Buijs Ing. A.C. Distel Mw. T. van Duijn Mw. R. Frank Mw. drs. S.L. van Golberdinge L. Hartholt Mw. P. Hartog Ir. H.C. Jacobs Mw. J. Jonkers Mr. J.G. Jorritsma Mr. drs. M.R. Kampers Mw. A. Kuin Mw. ir. R. Leopold Ir. J.G. Meijles B.L. Nijst Mw. drs. W.E.M. Peper Mw. drs. R. Peters Drs. G.H.F. Timmermans G. van der Plas R.A.M. van Schijndel Drs. R.M. Schuitemaker Ir. E.M. Storm B.F.M. Swart Drs. J.W. Vermeulen Ing. J.G. Westerhoven Bijlage 7
Samenstelling ambtelijk overleg Ruimtelijke Ordening per 31 december 2003
K. Blonk W. Brussaard Mw. V. Cerutti J. van der Does W. van den Ende L. Genet Ir. P.G.M. Houtenbos Ir. R.A.R. Kouprie E. Lubberink Drs. K.A. Meester P.P. Meijer Drs. M.J. Musters Mw. drs. W.E.M. Peper Drs. P. Oudega J. Ree R. Schat Mw. S. van der Sluis Ir. E.M. Storm Ir. J. Y. de Weerd Drs. M.H. Weijs H. Zondag
Jaarverslag 2003
Provincie Flevoland Regionaal Orgaan Amsterdam Provincie Flevoland Provincie Zuid-Holland Groene Hartteam Gemeente Amsterdam Provincie Noord-Holland Stadsgewest Haaglanden Stadsregio Rotterdam Stadsgewest Haaglanden Provincie Zuid-Holland Hoogheemraadschap Amstel Gooi en Vechtstreek Gemeente Den Haag Bestuur Regio Utrecht Provincie Utrecht Provincie Zuid-Holland Gemeente Utrecht Regio Randstad Provincie Zuid-Holland Gemeente Almere Zuidvleugelbureau Gemeente Amsterdam Provincie Utrecht Gemeente Amsterdam Gemeente Rotterdam Provincie Flevoland Regio Randstad (voorzitter) Gemeente Den Haag Regio Randstad (secretaris) Provincie Zuid-Holland
Regionaal Orgaan Amsterdam Provincie Noord-Holland Bestuur Regio Utrecht Hoogheemraadschap van Rijnland Provincie Zuid-Holland Gemeente Den Haag Stadsgewest Haaglanden Gemeente Rotterdam Provincie Flevoland Provincie Utrecht Stadsregio Rotterdam Gemeente Den Haag Zuidvleugelbureau Regio Randstad (secretaris) Provincie Flevoland Provincie Flevoland Gemeente Den Haag Regio Randstad (voorzitter) Gemeente Utrecht Gemeente Amsterdam Gemeente Almere
29
Regio Randstad
Bijlage 8
Samenstelling ambtelijk overleg Europa (P4) per 31 december 2003
A.M. Cremers W. Keizer Ir. H. Pluckel E. Teepe Mr. P.G. Scherks (wnd) Ir. E.M. Storm Bijlage 9
Samenstelling bestuurlijk overleg Bereikbaarheid per 31 december 2003
Mw. ing. M.A. van den Bergh Mw. M.T.J. Blankers-Kasbergen Drs. W.J. Deetman Mr. drs. B.J. Bruins M. van der Horst Drs. J. van Hövell tot Westervlier S. Hulman Mr. H.M. Meijdam Dr. G. Mik Drs. C. Mooij J.M. Norder Ir. W.G. de Raad Ir. E.M. Storm Mr. A. Tchernoff Mw. H.M. Visser-van der Weele Bijlage 10
Gemeente Utrecht Gemeente Haarlemmermeer Gemeente Den Haag Stadsgewest Haaglanden Gemeente Amsterdam Regio Randstad Gemeente Rotterdam Provincie Noord-Holland (voorzitter) Provincie Utrecht Provincie Noord-Holland Provincie Zuid-Holland Provincie Flevoland Regio Randstad (secretaris) Bestuur Regio Utrecht Gemeente Almere
Samenstelling bestuurlijk overleg Economische Zaken en Kennisinfrastructuur per 31 december 2003
R.G. Boekhoven Mr. dr. G.D. Dales Drs. W.J. Deetman Dr. J.W.A. van Dijk W.G. Faber A. Greiner N.J.G. Janssens Drs. W.H. Kleyn C.J. Loggen Mr. H.M. Meijdam Dr. G. Mik Drs. P. Oudega Drs. R. Scheeres J.J. Schipper W. van Sluis W.J. Stolte Ir. E.M. Storm Mr. drs. G.A.A. Verkerk E.H. van Vliet J.H.C. van Zanen
Jaarverslag 2003
Provincie Noord-Holland Provincie Flevoland Regio Randstad Brussel (secretaris) Provincie Zuid-Holland Provincie Utrecht Regio Randstad (voorzitter)
Bestuur Regio Utrecht Gemeente Amsterdam Gemeente Den Haag (voorzitter) Provincie Zuid-Holland Gemeente Almere Provincie Flevoland Gemeente Rotterdam Gemeente Amsterdam Regionaal Orgaan Amsterdam Provincie Noord-Holland Provincie Utrecht Regio Randstad Stadsregio Rotterdam Provincie Noord-Holland Gemeente Rotterdam Gemeente Den Haag Regio Randstad (secretaris) Gemeente Den Haag Stadsgewest Haaglanden Gemeente Utrecht
30
Regio Randstad
Bijlage 11
Samenstelling bestuurlijk overleg Groen, Water en Landbouw per 31 december 2003
Mw. A.A. Aeyelts Averink-Winsemius J. Binnekamp J. de Bondt Mw. L.M. Bouwmeester-den Broeder Mw. H.M.C. Dwarshuis-van de Beek Mw. drs. M.L. van Kleef Mw. ir. R. Leopold Drs. J.P.J. Lokker Mw. W.H. Maij A. Moens P.J.M. Poelmann Ir. W.G. de Raad Mw. H. van Rijnbach-de Groot L. van der Sar J.J. Schipper Mw. G.M. Smid-Marsman Drs. M. Smits Drs. D.B. Stadig Ir. E.M. Storm Drs. J.W. Vermeulen Mw. H.M. Visser-van der Weele Bijlage 12
Samenstelling bestuurlijk overleg Ruimtelijke Ordening per 31 december 2003
A.W. Bijl Dr. J.W.A. van Dijk Prof. ir. D.H. Frieling A. Greiner A.J. Hilhorst Mw. drs. M.L. van Kleef Drs. E.D. van Linge Mr. H.M. Meijdam K. Molenaar Mr. H.M.C.M. van Oorschot Drs. P. Oudega Drs. D.B. Stadig Ir. E.M. Storm Dr. J. Streng Ir. E.H. van Tuyll Mr. L.J. Verhulst Ir. J.W.J. Wolf Bijlage 13
Gemeente Almere Provincie Zuid-Holland Vereniging Deltametropool Provincie Flevoland (voorzitter) Gemeente Den Haag Gemeente Utrecht Bestuur Regio Utrecht Provincie Noord-Holland Regio Randstad Stadsgewest Haaglanden Regio Randstad Gemeente Amsterdam/Regionaal Orgaan Amsterdam Regio Randstad (secretaris) Provincie Utrecht Hoogheemraadschap van Rijnland Bestuur Regio Utrecht Stadsregio Rotterdam
Samenstelling bestuurlijk overleg Europa (P4) per 31 december 2003
H. Dijksma Mw. H.M.C. Dwarshuis-van de Beek Mw. drs. R. Kruisinga Drs. J.P.J. Lokker Ir. H. Pluckel Ir. E.M. Storm
Jaarverslag 2003
Stadsregio Rotterdam Provincie Utrecht Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht Provincie Flevoland Provincie Zuid-Holland Gemeente Utrecht Regio Randstad Provincie Utrecht Gemeente Amsterdam Provincie Noord-Holland Provincie Noord-Holland Provincie Flevoland Bestuur Regio Utrecht Provincie Zuid-Holland (voorzitter) Provincie Noord-Holland Stadsgewest Haaglanden Gemeente Den Haag Regionaal Orgaan Amsterdam Regio Randstad (secretaris) Regio Randstad Gemeente Almere
Gedeputeerde van de provincie Flevoland (voorzitter) Gedeputeerde van de provincie Zuid-Holland Gedeputeerde van de provincie Noord-Holland Gedeputeerde van de provincie Utrecht Regio Randstad Brussel Regio Randstad (secretaris)
31
Regio Randstad
Bijlage 14
Medewerkers Regio Randstad, kantoor Utrecht, per 31 december 2003
Directeur Ir. E.M. (Ernst) Storm Telefoon: 030-2582705 E-mail:
[email protected] Plv. directeur/staffunctionaris Drs. P. (Piet) Oudega Telefoon: 030-2582702 E-mail:
[email protected] Staffunctionarissen Drs. J. (Joost) van Hövell tot Westervlier Telefoon: 030-2582703 E-mail:
[email protected] K. (Klaas) Molenaar Telefoon: 030-2582711 E-mail:
[email protected] Beleidsmedewerkers Mr. M. (Margot) Huijs Telefoon: 030-2582700 E-mail:
[email protected] Ir. R. (Renate) Leopold Telefoon 030-2582701 E-mail:
[email protected] Drs. P. (Pim) Vermeulen Telefoon: 030-2582709 E-mail:
[email protected] Hoofd randstadvertegenwoordiging Ir. H. (Hans) Pluckel Telefoon Brussel: 0032-2-7379955 Telefoon Utrecht: 030-2582041 E-mail:
[email protected] [email protected] Secretariaatsmedewerkers G. (Gillie) de Haas-Flint Telefoon: 030-2582707 E-mail:
[email protected] Th. (Thea) Janssen Telefoon: 030-2582704 E-mail:
[email protected] L. (Lydia) Mieszczynski Telefoon: 030-2582705 E-mail:
[email protected]
Jaarverslag 2003
32
Regio Randstad
Bijlage 15
Vertegenwoordiging Regio Randstad, kantoor Brussel, per 31 december 2003
Hoofd randstadvertegenwoordiging Ir. H. (Hans) Pluckel Telefoon Brussel: 0032-2-7379955 Telefoon Utrecht: 030-2582041 Mobiel: 06-22975764 E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] Vertegenwoordiger provincie Flevoland Drs. S. (Sidony) Venema Telefoon Brussel 0032-2-7379954 Mobiel: 06-18300184 E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] Vertegenwoordigers provincie Noord-Holland Drs. M. (Marion) van Kampen Telefoon Brussel: 0032-2-7379952 E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] Drs. H. (Hans) Keulen Telefoon Brussel: 0032-2-7379952 Telefoon Noord-Holland: 023-5143657 E-mail:
[email protected] Vertegenwoordigers provincie Utrecht Drs. S. (Bas) van den Barg Telefoon Brussel: 0032-2-7379953 Telefoon Utrecht: 030-2582456 E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] Vertegenwoordiger provincie Zuid-Holland Mr. R. (Regina) Schim van der Loeff Telefoon Brussel: 0032-2-7379951 Telefoon Den Haag: 070-4416806 E-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected]
Jaarverslag 2003
33
Regio Randstad
Bijlage 16
Jaarverslag 2003
Accountantsverklaring
34
Regio Randstad
Bijlage 17
Afkortingenlijst
B BCR BZK
Bestuurlijke Commissie Randstad Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
D DB DG
Dagelijks bestuur Directeur-Generaal
E EZ EZK
(Ministerie van) Economische Zaken Economische Zaken en Kennisinfrastructuur
G GEP GLB G4 GWL
Gebiedsgerichte economische perspectieven Gemeenschappelijk Landbouwbeleid De vier grote steden: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht Groen, Water en Landbouw
H HNP
Huis van de Nederlandse Provincies in Brussel
I INPA IPO
Internationale vereniging Huis van de Nederlandse Provincies InterProvinciaal Overleg
K K4
De vier kaderwetgebieden: Bestuur Regio Utrecht (BRU), Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA), Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam (SRR)
L Leader LNV
Liaison Entre Actions de Developement de l’Economie Rural Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
M MIPIM MIT
Marché International des Professionels de L’Immobilier Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport
N NIMBY NVVP
Not in my backyard / niet in mijn achtertuin Nationaal Verkeers- en Vervoersplan
P P4 PKB
De vier randstadprovincies: Flevoland, Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland Planologische Kern Beslissing
R RO ROWM
Ruimtelijke Ordening Ruimtelijke Ordening, Wonen en Milieu
S SOS
Sustainable Open Spaces
V VROM V&W
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Jaarverslag 2003
35
Regio Randstad
Bureau Regio Randstad Galileïlaan 15 3584 BC UTRECHT Postbus 85095 3508 AB UTRECHT Telefoon: 030-258 27 05 Fax : 030-258 23 08 Centraal emailadres:
[email protected] Website: www.regio-randstad.nl Vertegenwoordiging Regio Randstad, kantoor Brussel Aduatukerstraat 71-75, bus 2 B-1040 BRUSSEL Telefoon: 0032-2-737 99 82 Fax : 0032-2-736 70 89 Centraal e-mailadres:
[email protected] Website: www.nl-prov.be
Jaarverslag 2003
36
Regio Randstad
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 12 Onderwerp: Woninggebonden Subsidies: besteding restant budget BWS en aanpassing verordening. Bijlagen: 1. overzicht aanvragen; 2. overzicht toekenningen; 3. nadere voorwaarden verruiming subsidiemogelijkheden; 4. twee ontwerpbesluiten. Toelichting: 2000 is het laatste jaar geweest dat de stadsregio van VROM middelen in het kader van het Besluit Woninggebonden Subsidies (BWS) heeft ontvangen. Bij beëindiging van de regeling heeft de budgethouder tot en met 2004 de gelegenheid gekregen het budget te verplichten. Vanwege het destijds geringe beschikbare budget heeft u in 2001 besloten slechts ingrijpende particuliere woningverbetering te subsidiëren. Deze woningverbetering wordt alleen in de gemeenten Schiedam en Rotterdam uitgevoerd. Vanwege het niet volledig benutten van het beschikbare budget alsmede vrijval van eerder toegekende middelen was eind 2003 de veronderstelling gerechtvaardigd dat de BWSgelden niet vòòr 1 januari 2005 opgemaakt zouden worden. Het dagelijks bestuur heeft daarom op 3 december 2003 besloten een uiterste poging te ondernemen tot volledige benutting van de resterende BWS-middelen door verruiming van het aantal subsidiemogelijkheden. Daarop is bij de gemeenten geïnventariseerd of zij woningbouwplannen hebben in de volgende categorieën: § grote woningen; § levensloopbestendige woningen; § sociale koopwoningen; § starterswoningen in bestaand casco; § verbetering particuliere huurwoningen. Deze plannen moeten vòòr 1 april 2005 kunnen starten. Resultaten 14 van de 18 gemeenten hebben aangegeven één of meer plannen te verwachten. Indien alle plannen daadwerkelijk worden ingediend is hier een bedrag van € 13,1 miljoen mee gemoeid (zie bijlage 1, overzicht aanvragen). Het beschikbare budget bedraagt per 1 januari 2004 € 8 miljoen. Dit betekent dat niet alle plannen, indien zij daadwerkelijk worden ingediend, gehonoreerd kunnen worden. Aangezien in 2000 de prioriteit is gelegd bij de verbetering van particuliere huurwoningen wordt voorgesteld deze projecten (zie bijlage 2) volledig te honoreren en hiervoor een budget van € 5,1 miljoen te reserveren. Voor de overige initiatieven (zie eveneens bijlage 2) wordt voorgesteld deze als programma vast te stellen. Het subsidiebeslag van deze categorie projecten is € 7,1 miljoen, terwijl daarvoor nog € 2,9 miljoen (36,8%) beschikbaar zou zijn. Initiatiefnemers van deze projecten krijgen dan tot uiterlijk 1 december 2004 de gelegenheid om, door tussenkomst van de gemeente, een complete aanvraag te verzorgen. Na toetsing en goedkeuring zal het plan voor 36,8% van de gevraagde subsidie van geldelijke steun worden voorzien. In december zal bekend zijn hoeveel aanvragen er daadwerkelijk zijn binnengekomen en goedgekeurd. Indien plannen uit het programma niet definitief worden ingediend, wordt het resterende budget verhoudingsgewijs verdeeld over de plannen die wèl definitief zijn ingediend en goedgekeurd. Hierbij wordt rekening gehouden met het daadwerkelijke aantal gerealiseerde woningen, met het in het programma genoemde aantal als maximum, en met het normbedrag per woning. Besteding restant BWS / AP / 20 april 2004
Pagina 1
Indien bovenstaande situatie zich voordoet zal in december een aanvullend subsidiebesluit worden afgegeven. Aanpassen verordening De huidige Verordening woninggebonden subsidies voorziet niet in de mogelijkheid om een programma met plannen vast te stellen, maar werkt met een budgetreservering per gemeente waarbinnen de gemeente de mogelijkheid heeft andere plannen voor subsidie voor te dragen. Gezien de overinschrijving lijkt dit niet wenselijk. Daarnaast komen de nu benoemde categorieën niet in de verordening voor. Om te voorkomen dat de verordening voor een beperkt aantal plannen fors aangepast moet worden, wordt de volgende, pragmatische, oplossing voorgesteld: § aan de verordening wordt een artikel 7a, lid 1 toegevoegd, luidende: “De regioraad kan jaarlijks een programma voor benoemde woningcategorieën vaststellen” § tevens wordt een artikel 7a, lid 2 toegevoegd, luidende: “Het dagelijks bestuur kan aanvullende voorwaarden stellen waaraan het door de regioraad vastgestelde programma zoals genoemd in lid a behoort te voldoen”. De nadere voorwaarden uit artikel 7a, lid 2 zijn dan de voorwaarden die zijn vermeld in bijlage 3 § voor de procedure rond subsidieaanvraag, behandeltermijnen enzovoort is hoofdstuk 2 van de Verordening woninggebonden subsidies van toepassing. Voor particuliere woningverbetering blijft de procedure ongewijzigd. Financiële consequenties: een bedrag van € 8 miljoen ten laste van de begroting 2004, functie 820, welke voldoende ruimte biedt. Communicatie: bericht in Regiojournaal en op website stadsregio.
Afgestemd met: -
Verdere procedure: na besluit regioraad gemeenten informeren. Gevraagde beslissing: 1. de Verordening Woninggebonden Subsidies als volgt te wijzigen: § aan de verordening een artikel 7a lid 1 toe te voegen, luidende: ”De regioraad kan jaarlijks een programma voor benoemde woningcategorieën vaststellen”; § aan de verordening een artikel 7a lid 2 toe te voegen, luidende: “Het dagelijks bestuur kan aanvullende voorwaarden stellen waaraan het door de regioraad vastgestelde programma zoals genoemd in lid a behoort te voldoen”. 2. de aanmeldingen zoals weergegeven in bijlage 2 als programma voor de besteding van het restant van de BWS-middelen vast te stellen, waarbij: § de aanmeldingen voor de verbetering van particuliere huurwoningen ten bedrage van € 5.088.060 per goedgekeurde aanvraag voor 100% gehonoreerd worden; § de aanmeldingen voor de overige categorieën per goedgekeurde aanvraag voor 36,8% gehonoreerd worden, rekening houdend met het normbedrag per woning en het werkelijke aantal woningen tot een maximum van het aantal zoals aangemeld; 3. in december 2004 de balans op te maken en het niet benutte budget verhoudingsgewijs over de goedgekeurde plannen te verdelen tot maximaal 100% van de aanvraag. Adviezen: de commissie WSV heeft in zijn vergadering van 10 maart 2004 positief geadviseerd over bovenstaande voorstellen.
Besteding restant BWS / AP / 20 april 2004
Pagina 2
Overzicht aanvragen Stadsregio BWS-gelden subsidiecat.:
regel
aanvragen
nr.
gemeente
projectnaam
G L S B P
BIJLAGE 2
aantal "Grote" woningen aantal "Levensloopbestendige" woningen aantal woningen "Sociale koopregeling" (mge / antispec.)
p/won.: €€ p/won.: €€ p/won.: €€ p/won.: €€ p/won.: €€
aantal woningen "Bouwen in bestaand casco" aantal woningen "Particuliere woningverbetering"
4.0004.000 (5 kamer); (5 kr.won) € 8.000 (6 of kamer) 6-kr: 4.0002.500 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer) 4.000 10.000 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer) 4.000 10.000 (5 kamer); (i.c.m.€ starter) 8.000 (6 kamer) 4.000 14.748 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer)
€
8.000
G
raming
raming
L
raming
raming
S
raming
raming
B
raming
raming
P
raming
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
1
Albrandswaard
Wozoco Portland
0
99
3e kw. '04
91.021
0
0
2
Albrandswaard
Woonkern P'gaal
0
35
2e kw. '04
32.179
0
0
3
Barendrecht
belt d.d. 09-02-04
0
0
0
0
4
Bergschenhoek
't Akkertje
0
43
1e kw. '05
39.534
0
0
5
Berkel en Rodenrijs
Loc. Carré
0
62
1e kw.'05
57.003
0
0
6
Berkel en Rodenrijs
Loc. Rozenoord
0
24
2e kw. '04
22.066
0
7
Bernisse
St.Anthonieplein 3
0
0
0
8
Bernisse
Visserszijde 8
0
9
Bleiswijk
Emmastraat
0
10
Brielle
niet gemeld
0
11
Capelle a/d IJssel
Het Anker
12
Capelle a/d IJssel
13
0
0 0
0
0
0
22.066
0
0
81.827
0
24
4e kw. '04
Gosau
0
12
4e kw. '04
11.033
0
Hellevoetsluis
Watervogels
0
0
0
14
Krimpen a/d IJssel
Lansigh-Zuid
0
15
Krimpen a/d IJssel
Lansigh-Zuid
0
16
Krimpen a/d IJssel
Fordgarage
0
17
Maassluis
Zandpad 14
18
Ridderkerk
19
Rotterdam
20
3e kw. '04
8
1e kw. '05
1
???
0 6
22.066
0
0
29.421
0
42.293
0
0
0
0
geen project
0
0
0
0
Dordtselaan-blok 2
0
0
0
0
80
4e kw. '04
Rotterdam
Dordtselaan-blok 8
0
0
0
0
122
4e kw. '04
21
Rotterdam
De Schans
0
88
1e kw. '05
80.908
0
0
22
Rotterdam
Bergsingel
0
148
2e kw. '04
136.072
0
0
23
Rotterdam
Nesselande 4.1.
0
199
4e kw. '04
182.962
0
24
Rotterdam
Caland 1
0
0
0
25
Rotterdam
110-Morgen
0
56.084
0
0
26
Rozenburg
geen project
0
0
0
0
27
Schiedam
Nolenslaan
17.653
0
0
0
28
Schiedam
De Nwe. Harg
0
28
2004
25.743
0
0
29
Schiedam
Valeriusflat
0
52
1e kw. '05
47.809
0
0
30
Schiedam
5 Molens
0
79
1e kw. '05
72.633
0
0
31
Schiedam
Parkrand wintert.
0
112
1e kw. '05
102.973
0
0
32
Schiedam
Goeman 1
0
76
1e kw. '05
69.875
0
0
33
Schiedam
Toernooiveld
0
70
1e kw. '05
64.358
0
0
34
Schiedam
Houthaven II
0
53
1e kw. '05
48.728
0
0
35
Schiedam
Sveaparken
0
100
2004 / 2005
91.941
0
0
36
Schiedam
Land van Belofte
0
54
2.004
49.648
0
0
12 bijlage 2 Restant BWS.xls
12
1e kw. '05
61
1e kw. '05
12
71.714 0
46
3.678
0
2e kw. '04
1e kw. '05
maart '04
44.131
89
78
0 1
3e kw. '04
mutatiedatum: 28-4-2004
0 1
starter ??
3.678
0 4
na gunning
14.710
pagina 1 van 4
Overzicht aanvragen Stadsregio BWS-gelden subsidiecat.:
regel
aanvragen
nr.
gemeente
projectnaam
G L S B P
BIJLAGE 2
aantal "Grote" woningen aantal "Levensloopbestendige" woningen aantal woningen "Sociale koopregeling" (mge / antispec.)
p/won.: €€ p/won.: €€ p/won.: €€ p/won.: €€ p/won.: €€
aantal woningen "Bouwen in bestaand casco" aantal woningen "Particuliere woningverbetering"
4.0004.000 (5 kamer); (5 kr.won) € 8.000 (6 of kamer) 6-kr: 4.0002.500 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer) 4.000 10.000 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer) 4.000 10.000 (5 kamer); (i.c.m.€ starter) 8.000 (6 kamer) 4.000 14.748 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer)
€
8.000
G
raming
raming
L
raming
raming
S
raming
raming
B
raming
raming
P
raming
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
37
Schiedam
L. Nieuwstraat 73
0
9
optioneel
8.275
0
0
38
Schiedam
W.frankelandsestr.
0
44
1e kw. '05
40.454
0
0
39
Schiedam
Tuinlaan / Pl.Eendr.
0
40
1e kw. '05
36.776
0
40
Schiedam
Casco Groenoord
0
0
0
58
gestart
213.302
41
Schiedam
Heenvlietseplein
0
0
0
60
1e kw. '05
220.657
42
Schiedam
Wennekerpand
0
0
0
95
1e kw. '05
349.374
43
Schiedam
Westmolenstr. 33
0
0
0
3
1e kw. '05
11.033
44
Schiedam
Boterstraat 26
0
0
0
3
1e kw. '05
11.033
45
Schiedam
Lange Haven 26
0
0
0
4
1e kw. '05
14.710
46
Schiedam
tot. pwvb-panden
0
0
0
0
47
Spijkenisse
Herman Gorterhof
0
79
nov. '04
72.633
0
0
48
Spijkenisse
Maaswijkweg
0
130
maart '05
119.523
0
49
Spijkenisse
3 gebouwen
0
0
0
50
Vlaardingen
A. Pauwstraat
0
123.200
0
0
51
Westvoorne
geen project
0
0
0
0
12
17.653
134
2.068
1e kw. '05
1.901.330
20
73.552
0
142
1e kw. '05
0 15
250
maart '05
55.164
919.405
345
totaal optelling ( incl. pwvb): TOTAAL AANVRAAG (a): PWVB-budget (b): restant (aanvraag -/- pwvb) (c): percentage (e-c): totaal beschikbaar budget (d): beschikbaar budget -/- pwvb (e):
12 bijlage 2 Restant BWS.xls
mutatiedatum: 28-4-2004
pagina 2 van 4
JLAGE 2
raming kosten 0 0 0 0 0 0 0 14.748 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1.179.840 1.799.256 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 12 bijlage 2 Restant BWS.xls
mutatiedatum: 28-4-2004
pagina 3 van 4
JLAGE 2
raming kosten 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2.094.216 0 0 0 0 0 5.088.060 8.000.000 13.006.060 5.088.060 7.918.000 0,3677620611 8.000.000 2.911.940
12 bijlage 2 Restant BWS.xls
mutatiedatum: 28-4-2004
pagina 4 van 4
Overzicht aanvragen Stadsregio BWS-gelden
BIJLAGE 1 subsidiecat.:
regel
aanvragen
nr.
gemeente
projectnaam
G
aantal "Grote" woningen
p/won.: €
€4.0004.000 (5 kamer); (5 kr.won) € 8.000 (6 kamer) of 6-kr: €
L
aantal "Levensloopbestendige" woningen
p/won.: €
€4.0002.500 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer)
S
aantal woningen "Sociale koopregeling" (mge / antispec.)
p/won.: €
€4.000 10.000 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer)
B
aantal woningen "Bouwen in bestaand casco"
p/won.: €
€4.000 10.000 (5 kamer); (i.c.m. € starter) 8.000 (6 kamer)
P
aantal woningen "Particuliere woningverbetering"
p/won.: €
€4.000 14.748 (5 kamer); € 8.000 (6 kamer)
G
raming
raming
L
raming
raming
S
raming
raming
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
won.
start bouw
kosten
1
Albrandswaard
Wozoco Portland
99
3e kw. '04
€
247.500
2
Albrandswaard
Woonkern P'gaal
35
2e kw. '04
€
87.500
3
Barendrecht
belt d.d. 09-02-04
4
Bergschenhoek
't Akkertje
43
1e kw. '05
€
107.500
5
Berkel en Rodenrijs
Loc. Carré
62
1e kw.'05
€
155.000
24
2e kw. '04
€
60.000
6
Berkel en Rodenrijs
Loc. Rozenoord
7
Bernisse
St.Anthonieplein 3
8
Bernisse
Visserszijde 8
9
Bleiswijk
Emmastraat
B
8.000
raming
raming
won. start bouw
kosten
1 maart '04 €
P
2e kw. '04
€
222.500
12
3e kw. '04
€
raming kosten
10.000 1
89
raming
won. start bouw
???
€
14.748
120.000
10
Brielle
niet gemeld
11
Capelle a/d IJssel
Het Anker
24
4e kw. '04
€
60.000
12
Capelle a/d IJssel
Gosau
12
4e kw. '04
€
30.000
13
Hellevoetsluis
Watervogels
14
Krimpen a/d IJssel
Lansigh-Zuid
78
1e kw. '05
€
195.000
15
Krimpen a/d IJssel
Lansigh-Zuid
16
Krimpen a/d IJssel
Fordgarage
46
1e kw. '05
€
115.000
17
Maassluis
Zandpad 14
18
Ridderkerk
geen project
19
Rotterdam
Dordtselaan-blok 2
80 4e kw. '04 €
1.179.840
20
Rotterdam
Dordtselaan-blok 8
122 4e kw. '04 €
1.799.256
21
Rotterdam
De Schans
88
1e kw. '05
€
220.000
22
Rotterdam
Bergsingel
148
2e kw. '04
€
370.000
23
Rotterdam
Nesselande 4.1.
199
4e kw. '04
€
497.500
24
Rotterdam
Caland 1
25
Rotterdam
110-Morgen
61
3e kw. '04
€
152.500
115.000
8
1e kw. '05
€
6
€
60.000
1
starter ?? €
10.000
80.000
4 na gunning €
26
Rozenburg
geen project
27
Schiedam
Nolenslaan
28
Schiedam
Bospad
46
gestart
€
29
Schiedam
De Nwe. Harg
28
2.004
€
70.000
30
Schiedam
Valeriusflat
52
1e kw. '05
€
130.000
12
1e kw. '05
€
48.000
40.000
Overzicht aanvragen Stadsregio BWS-gelden 31
Schiedam
5 Molens
32
Schiedam
Parkrand wintert.
33
Schiedam
Goeman 1
79
1e kw. '05
€
112
1e kw. '05
€
197.500 280.000
76
1e kw. '05
€
190.000
34
Schiedam
Toernooiveld
70
1e kw. '05
€
175.000
35
Schiedam
Houthaven II
53
1e kw. '05
€
132.500
100
2004 / 2005
€
250.000
54
2.004
€
135.000
36
Schiedam
Sveaparken
37
Schiedam
Land van Belofte
38
Schiedam
L. Nieuwstraat 73
9
optioneel
€
22.500
39
Schiedam
W.frankelandsestr.
44
1e kw. '05
€
110.000
40
1e kw. '05
€
100.000
40
Schiedam
Tuinlaan / Pl.Eendr.
41
Schiedam
Casco Groenoord
58
€
580.000
42
Schiedam
Heenvlietseplein
60 1e kw. '05 €
600.000
43
Schiedam
Wennekerpand
95 1e kw. '05 €
950.000
44
Schiedam
Westmolenstr. 33
3 1e kw. '05 €
30.000
45
Schiedam
Boterstraat 26
3 1e kw. '05 €
30.000
46
Schiedam
Lange Haven 26
4 1e kw. '05 €
40.000
47
Schiedam
tot. pwvb-panden
48
Spijkenisse
Herman Gorterhof
49
Spijkenisse
Maaswijkweg
50
Spijkenisse
3 gebouwen
51
Vlaardingen
A. Pauwstraat
52
Westvoorne
geen project
79
nov. '04
€
197.500
130
maart '05
€
325.000
134
12
€
48.000
2.114
1e kw. '05
€
-
€
335.000
€
5.285.000
15
20
€
200.000
250
gestart
maart '05
€
150.000
€
2.500.000
142 1e kw. '05 €
2.094.216
345
€
5.088.060
TOTAAL: €
13.121.060
Overzicht aanvragen Stadsregio BWS-gelden
Overzicht aanvragen Stadsregio BWS-gelden
Bijlage 4
ONTWERPBESLUIT I De Regioraad van de Stadsregio Rotterdam, overwegende dat het van belang wordt geacht de resterende middelen ten behoeve van woninggebonden subsidies volledig te benutten; gelet op de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam, de Gemeentewet, het Besluit woninggebonden subsidies 1995, de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 en Algemene wet bestuursrecht:; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 14 april 2004;
besluit: de Verordening Woninggebonden Subsidies als volgt te wijzigen: 1. aan de verordening een artikel 7a lid 1 toe te voegen, luidende: ”De regioraad kan jaarlijks een programma voor benoemde woningcategorieën vaststellen”; 2. aan de verordening een artikel 7a lid 2 toe te voegen, luidende: “Het dagelijks bestuur kan aanvullende voorwaarden stellen waaraan het door de regioraad vastgestelde programma zoals genoemd in lid a behoort te voldoen”. Deze voorwaarden zijn: Grote woningen. Als voorwaarde om voor een subsidie voor een grote woning in aanmerking te komen, zal de woning een huurwoning moeten zijn, die: ♦ minimaal 5 kamers heeft; ♦ geen hogere huur heeft dan het maximum van de huur van de Huursubsidiewet van het jaar waarin de woning wordt opgeleverd; ♦ toegewezen wordt aan een groot huishouden; Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan bedraagt de subsidie € 4.000,-- voor een vijf en € 8.000,-- voor een zeskamerwoning. levensloopbestendige woning Een levensloopbestendige woning is een woning waarin mensen die afhankelijk zijn van zorg en dienstverlening tot aan intensieve pleegzorg toe zelfstandig kunnen wonen. Woningen van sociale huur tot aan de middeldure koopgrens van € 222.000 komen voor de regeling in aanmerking. De woningen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: ♦ Rolstoel- en brancardtoegankelijke voordeur en badkamer; ♦ Temperatuurbegrenzer; ♦ Badkamer: toegankelijk vanuit de hal en slaapkamer; ♦ Badkamer: verstevigde wanden t.b.v. stoel en later aanbrengen van steunen; ♦ Lage ronde drempels ♦ 5+ of 6+ toiletpot en verstevigde wanden voor later aanbrengen van steunen; ♦ Rolstoelvriendelijk hang- en sluitwerk; ♦ Alarmering; ♦ Meterkast rolstoeltoegankelijk; ♦ Seniorenslot/spion c.q. glasstrook; ♦ Schuifdeuren (doorgang/zorg i.v.m. leeffuncties); ♦ Anti-slip vloertegels in sanitaire ruimten. Indien aan al deze voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de meerkosten van deze investering een subsidie toegekend van € 2.500,-- per woning. Sociale koopregeling Bij het bouwen van een sociale koopwoning wordt aan de initiatiefnemer een bijdrage ineens verstrekt van € 10.000 per woning, indien de stichtingskosten van de woning uitkomen op € 136.134, met als voorwaarde bij verkoop een anti- speculatiebeding in de vorm van een beschermde koopconstructie (MGE).
Bouwen in bestaand casco Ter stimulering van het bouwen van starterswoningen in bestaand casco wordt een bijdrage van maximaal €10.000,-- per woning beschikbaar gesteld. Voorwaarde is dat de huur niet hoger is dan het maximum van de Huurwet. Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 mei 2004 van de regioraad. de secretaris,
de voorzitter,
mr M. C. Jansen.
mr I. W. Opstelten.
Bijlage 4
ONTWERPBESLUIT II De Regioraad van de Stadsregio Rotterdam, overwegende dat het van belang wordt geacht de resterende middelen ten behoeve van woninggebonden subsidies volledig te benutten; gelet op de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam, de Gemeentewet, het Besluit woninggebonden subsidies 1995, de Verordening Woninggebonden Subsidies 1995 en Algemene wet bestuursrecht:; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur d.d. 14 april 2004;
besluit: 1.
De aanmeldingen zoals weergegeven in het bij dit besluit gevoegde overzicht als programma voor de besteding van het restant van de BWS-middelen vast te stellen, waarbij: a) de aanmeldingen voor de verbetering van particuliere huurwoningen per goedgekeurde aanvraag voor 100% worden gehonoreerd; b) de aanmeldingen voor de overige categorieën per goedgekeurde aanvraag voor 36,8% worden gehonoreerd, rekening houdend met het normbedrag per woning en het werkelijke aantal woningen tot een maximum van het aantal zoals aangemeld;
2.
in december 2004 het niet benutte budget verhoudingsgewijs over de goedgekeurde plannen te verdelen tot maximaal 100% van de aanvraag.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 12 mei 2004 van de regioraad. de secretaris,
de voorzitter,
mr M. C. Jansen.
mr I. W. Opstelten.
BIJLAGE 3 Nadere voorwaarden subsidiemogelijkheden Woningggebonden Subsdies Grote woningen. Als voorwaarden om voor een subsidie voor een grote woning in aanmerking te komen, zal de woning een huurwoning moeten zijn, die: ♦ minimaal 5 kamers heeft; ♦ geen hogere huur heeft dan het maximum van de huur van Huursubsidiewet van het jaar waarin de woning wordt opgeleverd; ♦ toegewezen wordt aan een groot huishouden; Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan zal de subsidie € 4.000,-- voor een vijf en € 8.000,-voor een zeskamerwoning zijn. levensloopbestendige woning Een levensloopbestendige woning is een woning waarin mensen die afhankelijk zijn van zorg en dienstverlening tot aan intensieve pleegzorg toe zelfstandig kunnen wonen. Woningen van sociale huur tot aan de middeldure koopgrens van € 222.000 komen voor de regeling in aanmerking. De woningen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: ♦ Rolstoel- en brancardtoegankelijke voordeur en badkamer; ♦ Temperatuurbegrenzer; ♦ Badkamer: toegankelijk vanuit de hal en slaapkamer; ♦ Badkamer: verstevigde wanden t.b.v. stoel en later aanbrengen van steunen; ♦ Lage ronde drempels ♦ 5+ of 6+ toiletpot en verstevigde wanden voor later aanbrengen van steunen; ♦ Rolstoelvriendelijk hang- en sluitwerk; ♦ Alarmering; ♦ Meterkast rolstoeltoegankelijk; ♦ Seniorenslot/spion c.q. glasstrook; ♦ Schuifdeuren (doorgang/zorg i.v.m. leeffuncties); ♦ Anti-slip vloertegels in sanitaire ruimten. Indien aan al deze voorwaarden wordt voldaan, wordt voor de meerkosten van deze investering een subsidie toegekend van € 2.500,-- per woning. Sociale koopregeling Bij het bouwen van een sociale koopwoning wordt aan de initiatiefnemer een bijdrage ineens verstrekt van € 10.000 per woning, indien de stichtingskosten van de woning uitkomten op € 136.134, met als voorwaarde bij verkoop een anti- speculatiebeding in de vorm van een beschermde koopconstructie (MGE). Genoemde prijsklassegrens sluit in 2005 aan bij de grens van de sociale koop van VROM (Intentiedocument Verstedelijkingsafspraken). Aangezien deze woningen na 2004 gerealiseerd zullen worden, zal deze prestatie mee kunnen tellen voor de 1000 sociale koopwoningen mits zij gebouwd worden in bestaand stedelijke gebied (grenzen 1996). De bijdrage voor sociale koop wordt echter ook voor andere locaties opengestelld omdat het toevoegen aan de voorraad van een starters- dan wel een doorstroomwoning het doel van deze stimuleringsbijdrage is. Bouwen in bestaand casco In de Woonvisie is als speerpunt het bouwen in een bestaand casco opgenomen alsmede het toevoegen aan de voorraad van de starterswoningen. Het bouwen in een bestaand casco brengt hogere kosten met zich mee dan een nieuwbouwwoning. Voor de resterende BWS middelen worden beide speerpunten gecombineerd en met een bijdrage van maximaal €10.000,-- per woning gestimuleerd. Waarbij als voorwaarde geldt dat de huur niet hoger is dan het maximum van de Huurwet.
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 13 Onderwerp: Alternatieve bezuinigingen RET Bijlage(n): 1. AGV-rapportage “Bezuinigingen RET; eindtijden in perspectief” 2. aanvullend advies van AGV inzake compenserend vervoer voor tram 3 3. Overzicht van ingekomen reacties en adviezen 4. Brief van burgemeester en wethouders van Krimpen aan den IJssel d.d. 22 april 2004 5. Brieven van burgemeester en wethouders van Maassluis d.d. 22 april 2004 6. Brief van burgemeester en wethouders van Rotterdam d.d. 20 april 2004 7. Advies van het Platform Reizigersbelangen Openbaar Vervoer d.d. 26 april 2004 Bijlagen 2 - 4 t/m 7 niet op de website beschikbaar!!!
Toelichting: In juli 2003 heeft de RET het voorstel “Herontwerp OV-aanbod RET” gepresenteerd. Daarin heeft de RET aangegeven op welke wijze invulling gegeven zou kunnen worden aan de omvangrijke bezuinigingen als gevolg van het Strategisch Akkoord van het eerste kabinet Balkenende. Deze voorstellen zijn de zomer en het najaar van 2003 uitgebreid besproken en behandeld. Een belangrijk onderdeel van het pakket betrof het schrappen van ritten aan het begin en aan het einde van de dienstregeling, te implementeren per 1 maart 2004. Met de wijzigingen in zicht is alsnog een grote maatschappelijke weerstand tegen met name dit onderdeel ontstaan. Op basis daarvan heeft het dagelijks bestuur besloten vooralsnog de begin- en eindtijden te handhaven en een onderzoek te doen naar de mogelijkheden van een andere invulling van het te bezuinigen bedrag. Het dagelijks bestuur heeft op 31 maart jongstleden middels een presentatie kennis genomen van de resultaten van de studie en het rapport vrijgegeven voor advisering. Rapportage “Eindtijden in perspectief” Aan adviesbureau AGV te Utrecht is opdracht verleend om dit onderzoek uit te voeren. Het doel van het onderzoek is geweest het ontwikkelen van een alternatief pakket bezuinigingen op het voorzieningenniveau in het vervoergebied van de RET waarvan het onderdeel ‘begin- en eindtijden’ uit het oorspronkelijke Herontwerp geen deel uitmaakt. Bovendien moet het pakket mogelijkheden bieden voor het maken van politieke keuzen. Bij de uitvoering van de studie is AGV bijgestaan door een klankbordgroep van OVdeskundigen van de RET, de stadsregio en de gemeente Rotterdam. De deskundigen hebben AGV alle regionale informatie verschaft voor een aantal analyses van het aanbod en het gebruik van het openbaar vervoer. Op basis van de uitkomsten daarvan zijn middels teamanalyse in de klankbordgroep potentiële bezuinigingsmaatregelen voorgedragen. Middels selectie op technische haalbaarheid, kosten, opbrengsten etc. heeft AGV de resterende maatregelen geclusterd in vier pakketten van uitvoerbare maatregelen die structureel resultaat opleveren per uiterlijk 2005. Het oorspronkelijke Herontwerp bevatte tal van maatregelen, waaronder het veranderen van de begin- en eindtijden. Met name daartegen hebben zich de bezwaren gericht die aanleiding waren de doorvoering op te schorten. De andere maatregelen in het bus- en tramnet zijn resp. worden per 1 maart en 23 mei 2004 wel doorgevoerd. Van het oorspronkelijk pakket van ca. € 12,5 mln. bezuinigingen is uiteindelijk het onderdeel ‘eindtijden’ opgeschort. De daarbijbehorende bezuinigingswaarde is eind februari ingeschat op € 5,5 mln. op jaarbasis. Hiervoor zijn de alternatieve pakketten opgesteld.
Alternatieve bezuinigingen RET / WS / 29 04 04
Pagina 1
Tabel 1: Overzicht maatregelpakketten
basis
pakket 1 pakket 2 pakket 3
1 2 3a 4 5
Metro 's avond pendel Ommoord Tram 4 inkorten (Heemraadsplein) Tram 3 inkorten (Blijdorp-lus) Tram 20 avondopheffing Buslijn 49 inkorten (alleen i.c.m. 3a)
X X X X X
x x x -
x x x x x
x x x -
6
Buslijn 66 splitsen in 66/67 (i.c.m. 3)
X
x
x
x
X
x
x
x
7
verbouwing Rotterdam Centraal
3b
Tram 3 opheffen
8 9 10
Buslijn 32 inkorten (Westblaak) Buslijn 75 beperken tot spitslijn Buslijn 75 spits opheffen (alleen i.c.m. 9) mogelijke besparing exploitatie bijdrage (mln. €)
x
X
6,4
7,1
X X X
x x x
7,6
8,3
De in het rapport uitgewerkte maatregelen zijn ruim voldoende om invulling te geven aan dit bedrag van € 5,5 mln. Het basispakket leidt tot een structurele besparing op de exploitatiebijdrage van ca. € 6,4. Bij de drie aanvullende pakketten loopt het bedrag op tot resp. € 7,1, € 7,6 en € 8,3 mln. (zie tabel). Bij de berekening is rekening gehouden met inkomstenderving als gevolg van verlies van een deel van de reizigers. De voorstellen in het AGV-rapport zijn anders van aard dan die van het Herontwerp, omdat ze vanuit een andere optiek tot stand zijn gekomen. Bij de ontwikkeling van het Herontwerp is als centraal uitgangspunt gehanteerd om met het pakket maatregelen zo min mogelijk reizigers te treffen. Het geringe aantal reizigers dat van eerste en laatste ritten gebruik maakt, heeft tot het voorstel geleid om die ritten te schrappen en de dienstverlening op de drukke uren overdag in stand te houden. De AGV studie is uitgegaan van drie zoekrichtingen voor bezuinigingen in de dienstregeling: 1. Lijnsgewijze doorlichting: het schrappen van (delen) van lijnen met een lage bezetting 2. Gebiedsgewijze doorlichting: het schrappen van relatieve overbediening per wijk 3. Netwerksgewijze doorlichting: mogelijkheden tot vergroten van de maaswijdte van het lijnnet. Richtingen 1 en 2 hebben geleid tot een groslijst van maatregelen die op afzienbare termijn gerealiseerd kunnen worden. Binnen het korte tijdbestek is het niet mogelijk geweest om vanuit de derde richting onderbouwde voorstellen te doen. AGV adviseert om in de aanloop naar een nieuw Programma van Eisen voor toekomstige concessies dit uitvoeriger te onderzoeken dan in dit kader mogelijk is geweest. Het aantal getroffen reizigers is bij de beoordeling van de maatregelen op de groslijst geen criterium voor zover andere vervoermogelijkheden nog beschikbaar zijn. Verwacht wordt dat van de thans voorgestelde maatregelen aanzienlijk meer reizigers hinder zullen ondervinden dan bij het oorspronkelijke herontwerp, zij het dat er meestal wel ander vervoer beschikbaar is. De reizigers krijgen daarbij wel te maken met extra overstappen, langere wachttijden en/of een grotere afstand naar de halte. Voor een nadere toelichting op de afzonderlijke maatregelen wordt verwezen naar de bijlage. In hoofdstuk 4 van het rapport (pagina 13-20) wordt bij de beschrijving van de maatregelen waar nodig ook aandacht besteed aan het beperken van de hinder voor de reiziger. Gemeentelijke bijdragen Het maatregelpakket maakt het mogelijk dat de gemeenten niet uit eigen middelen bijdragen beschikbaar stellen voor de exploitatie. Het pakket is van dusdanige omvang, dat de kosten, de opbrengsten en beschikbare exploitatiebijdrage duurzaam in evenwicht worden gebracht. Wel wordt in het maatregelpakket ervan uitgegaan dat de gemeente Rotterdam bereid is tot een structurele bijdrage van € 3,8 mln. ten behoeve van de sociale veiligheid. Deze kosten komen dan niet langer ten laste van de OV-exploitatie. Voorstel voor keuze Het volledige pakket aan bezuinigingsmogelijkheden is gepresenteerd, enerzijds omdat velen om inzicht in keuzemogelijkheden hebben gevraagd, anderzijds omdat nog extra bezuinigingen dienen te worden ingevuld die ten tijde van het Herontwerp RET niet bekend Alternatieve bezuinigingen RET / WS / 29 04 04
Pagina 2
waren. Bij het Herontwerp was geen rekening gehouden met de toen nog niet bekende bezuinigingen van Balkenende-2. Inmiddels is bekend dat de stadsregio als gevolg daarvan nog een aanvullende bezuiniging van ca € 6 mln. moet invullen, waarvan ca. € 5 mln. ten laste komt van de RET-concessie. Met het voorliggende voorstel wordt een deel van die bezuiniging ingevuld. Het dagelijks bestuur heeft daarom voorgesteld het totale pakket van voorgestelde maatregelen in te voeren, waarbij erop wordt ingezet om het restant van Balkenende-2 te realiseren middels besparingen in de bedrijfsvoering. Het voorzieningenniveau in de RET-concessie zou dan niet verder hoeven te worden aangetast. Noodzakelijke infrastructurele aanpassingen In de rapportage worden een aantal infrastructurele maatregelen beschreven die noodzakelijk zijn om een aantal besparingen in de dienstregeling mogelijk te maken. Het gaat daarbij om het aanpassen van de spoorbeveiliging op station Kralingse Zoom ten behoeve van het keren van de pendeldienst, alsmede het aanpassen van het systeem voor treinbestemmingsaanduidingen op de perrons. De gezamenlijke kosten van beide operaties worden geraamd op € 250.000,-. Besloten is dit bedrag in beginsel beschikbaar te stellen ten laste van de GDU en hierover op korte termijn een besluit te nemen zodra de aanpassingen verder zijn uitgewerkt. De RET is opgedragen de voorbereiding van deze aanpassingen voortvarend ter hand te nemen gericht op realisatie in 2004 en ingebruikname per januari 2005. Adviezen en reacties De voorstellen zijn op 6 april 2004 voor advies voorgelegd aan de commissie Verkeer en Vervoer, het Platform Reizigersbelangen Openbaar Vervoer (PROV) en de colleges van B&W van de gemeenten. Daarnaast zijn de vervoerbedrijven RET en Connexxion, alsmede het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden en het college van GS van de provincie Zuid-Holland, als concessieverleners in aangrenzende gebieden, in de gelegenheid gesteld hun eventuele opmerkingen kenbaar te maken. Een overzicht van alle ontvangen reacties uit het publiek is bijgevoegd als bijlage 3. De reacties liggen ter inzage bij bureau Bestuurlijke Zaken kamer 2.18. Met de ambtelijke vertegenwoordigers van de gemeenten is op 22 april 2004 overleg gevoerd, mede met het oog op de voorbereiding van de advisering door de commissie. Van de volgende gemeenten is een schriftelijke reactie ontvangen. De gemeente Krimpen aan den IJssel acht de voorstellen acceptabel gezien de omvang van de door het rijk opgelegde bezuinigingen. (bijlage 4) De gemeente Maassluis stemt in met de voorstellen en verzoekt een aantal in het AGVrapport vermelde gedachten bij de opstelling van de Kadernota OV te betrekken. Voorts vraagt Maassluis aandacht voor problemen die zijn ontstaan bij de doorvoering van de bezuinigingen m.n. het wegvallen van bus 125. (bijlage 5) De gemeente Rotterdam ondersteunt de voorkeur van het dagelijks bestuur voor pakket drie maar verzoekt de stadsregio met de overige gemeenten in overleg te treden over een ook in financiële zin gezamenlijke aanpak van de extra kosten voor sociale veiligheid. (bijlage 6) Vanuit het publiek en van maatschappelijke organisaties zijn diverse reacties ontvangen. Deze hebben betrekking op het opheffen van tram 3 in Blijdorp, bus 35 in de avonduren in Hillegersberg/Schiebroek, inkorting van bus 32 op het Noordereiland en opheffen van bus 47 in de avonduren in Pendrecht. Het PROV heeft op 26 april 2004 over de voorstellen advies uitgebracht. Het PROV wijst het opheffen en tram 3, bus 75 en het inkorten van bus 32 af en vraagt aandacht voor goede aansluitingen bij het extra overstappen. De avondfrequentie op de uiteinden van de Calandlijn wordt te laag bevonden. Voor het overige kan het PROV, gezien de omvang van de bezuinigingen, met de voorstellen instemmen. (bijlage 7) De commissie Verkeer en Vervoer heeft op 15 april 2004 de voorstellen in eerste aanleg besproken en op 27 april 2004 kennis genomen van de binnengekomen reacties en van het advies van het PROV. De commissie heeft in meerderheid steun gegeven aan de keuze voor Alternatieve bezuinigingen RET / WS / 29 04 04
Pagina 3
pakket 3 voor wat betreft de omvang van de bezuinigingen. De commissie heeft aandacht gevraagd voor een viertal knelpunten en het dagelijks bestuur verzocht nadrukkelijk te bezien of hiervoor een voorziening getroffen kan worden. Het betreft de OV-bediening in relatie tot de volgende onderdelen van het AGV-voorstel: 1. in Blijdorp, het opheffen van tram 3 2. op het Noordereiland, het inkorten van bus 32 De commissie heeft grote moeite met deze maatregel, vooral vanwege het feit dat dit onderdeel in het oorspronkelijke herontwerp was gehandhaafd. Daarnaast vraagt de commissie alsnog aandacht voor de volgende maatregelen uit het Herontwerp die per 23 mei aanstaande worden doorgevoerd. 3. in Hillegersberg/Schiebroek, het schrappen van de bediening ’s avonds van bus 35 Vanuit de zorginstellingen wordt een voorziening voor bezoekers en voor personeel in de avond- en nachtdienst bepleit. 4. in Pendrecht, het schrappen van de bediening ’s avonds van bus 47. DB besluit Na kennisname van de ingekomen reacties en uitgebrachte adviezen heeft het dagelijks bestuur op 28 april 2004 besloten: 1. naar aanleiding van het advies van de commissie het inkorten van bus 32 niet door te voeren; dit heeft een financiële consequentie van € 300.000,- per jaar. Voor de overige maatregelen zijn er voldoende alternatieven om in de behoefte aan vervoer te voorzien. Uit het AGV-rapport en het aanvullend advies worden de compenserende maatregelen voor het vervallen van tram 3 overgenomen. Ook bij de overige voorstellen zijn er voldoende alternatieven om in de behoefte aan vervoer te voorzien. Extra aandacht wordt te besteed aan de communicatie hierover. 2. het totale maatregelpakket, met uitzondering van het inkorten van bus 32 op het Noordereiland en met inachtneming van het aanvullend AGV-advies, door te voeren met een verwachte structurele besparing op de exploitatiebijdrage ad € 8,0 mln.; 3. de RET op te dragen de maatregelen in de dienstregeling per augustus 2004 resp. januari 2005 conform het besluit van het dagelijks bestuur door te voeren; 4. de benodigde infrastructurele aanpassingen voor de metropendel Ommoord – Kralingse Zoom voor te bereiden gericht op ingebruikname januari 2005; 5. in overleg met de zorginstellingen in Hillegersberg/Schiebroek de mogelijkheden na te gaan van een aparte voorziening in de avonduren. Financiële consequenties: • Doorvoering van het pakket maatregelen biedt een mogelijke structurele besparing op de exploitatiebijdrage van € 8,0 mln. Hiermee wordt tevens deels invulling gegeven aan de bezuiniging Balkenende-2. • Ten behoeve van de maatregel pendeldienst metro is een aanpassing van station Kralingse Zoom noodzakelijk ad € 250.000,- ten laste van de GDU 2004. • Na de zomer 2004 zal een volledige actualisatie van het meerjarige financiële perspectief voor de exploitatie openbaar vervoer worden opgesteld, mede op basis van te verwachten duidelijkheid over de invoering van de nieuwe IBO-bekostiging per 1-12005. Gevraagde beslissing: 1. Kennisnemen van de besluiten van het dagelijks bestuur over de alternatieven bezuinigingen bij de RET d.d. 28 april 2004.
Alternatieve bezuinigingen RET / WS / 29 04 04
Pagina 4
Bijlage 3 Overzicht ingekomen reacties en adviezen op Alternatieve bezuinigingen RET datum
indiener gemeenten 22-apr-04 Krimpen a/d/ IJssel 22-apr-04 Maassluis 22-apr-04 20-apr-04 22-apr-04 19-apr-04 27-apr-04
aard reactie
AGV voorstellen acceptabel waardering voor alternatieven, suggesties voor oplossingen langere termijn Maassluis verzoekt nader onderzoek naar alternatieven vor bezuiniging lijn 125 Rotterdam ondersteunt keuze voor pakket 3, dekking sociale veiligheid i.o.m. regiogemeenten deelgemeente Feijenoord maakt bezwaar tegen maatregelen in Feijenoord deelgemeente IJsselmonde wijst voorstellen af om procedurele redenen deelgemeente Delfshaven adviseert negatief over inkorten tram 4
consumentenorganisaties 26-apr-04 Platform Reizigersbelangen wijst opheffen tram 3 af, evenals inkorten bus 32 en Openbaar Vervoer opheffen lijn 75; vraagt aansluitgaranties bij overstappen vervoerbedrijven 27-apr-04 Connexxion organisaties 22-apr-04 Bewonersvereniging Noordereiland 21-apr-04 Stichting Skateland Rotterdam 26-apr-04 Diergaarde Blijdorp 27-apr-04 Bewonersorganisatie Feijenoord/Kop van Zuid particulieren 15-apr-04 mevr. Van Assendelft, Rotterdam 21-apr-04 mevr. Spaans, Blijdorp 21-apr-04 dhr. Van der Hoeven, Blijdorp 20-apr-04 dhr Vitters, Blijdorp 23-apr-04 mevr. Lelieveld, Honderd en Tien Morgen 26-apr-04 mevr. Verburg, Nieuw Terbregge 24-apr-04 dhr. De Wit, Nieuw Terbregge 21-apr-04 dhr Pors, Pernis 26-apr-04 dhr. Bellotto, Nieuw Terbregge 27-apr-04 mevr Van den Hondel, Nieuw Terbregge 27-apr-04 dhr Buitendijk
stemt in met voorstellen, verzoekt nadere informatie over uitwerking dienstregeling bepleit handhaving lijn 32 op het Noordereiland bepleit handhaving route lijn 66 door de Piekstraat bepleit handhaving van tram 3 naar Blijdorp bepleit handhaving bus 66 in avonduren en doortrekking bus 49 overdag naar MCRZ bepleit handhaving tram 3 bepleit handhaving tram 3 bepleit handhaving tram 3 bepleit handhaving tram 3 bepleit handhaving lijn 35 bepleit handhaving lijn 35 in avonduren bepleit handhaving lijn 37 bepleit handhaving bus 69 bepleit handhaving bus 35 en 37 bepleit handhaving van bus 35 en 37 bepleit andere aanpak bekostiging OV
27-apr-04 dhr Corsman, Rotterdam
stelt wijzigingen per 23 mei ter discussie
28-apr-04 dhr De Jong, Overschie
bepleit handhaving bus 32 in de avonduren
Stadsregio Rotterdam
Bezuinigingen RET, eindtijden in perspectief
Colofon
ADRESGEGEVENS Leidseveer 10 Postbus 2855 3500 GW Utrecht Telefoon: 030 265 55 00 Telefax: 030 265 55 11 E mail:
[email protected] Website: www.agv-advies.nl Lid ONRI ISO 9001
Stadsregio Rotterdam de heer L.W.G. Peterse opstellen en beoordelen alternatieve bezuinigingsmaatregelen RET Herontwerp, bezuiniging, RET, exploitatietijden 20040042/2643 drs. A.M.T. Mouwen, ing. A.J. van der Lely maart 2004
Rapport
RAPPORTGEGEVENS Opdrachtgever: Contactpersoon opdrachtgever: Projectomschrijving: Trefwoorden: Kenmerk AGV: Auteurs: Datum:
Inhoud
blz
1
Inleiding
1
2 2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3
Werkwijze en uitgangspunten Werkwijze Uitgangspunten Generieke uitgangspunten Specifieke uitgangspunten De financiële taakstelling Het analysekader
2 2 3 3 3 4 4
3 3.1 3.1.1 3.2 3.2.1 3.3 3.3.1 3.3.2
Uitwerken denkrichtingen, op zoek naar maatregelen 6 Denkrichting 1: lijnsgewijze aanpak, kostendekking maatgevend 6 Conclusies 8 Denkrichting 2, gebiedsgewijze aanpak, is voorzieningenniveau evenwichtig gespreid? 8 Uitkomsten van de gebiedsanalyse 9 Denkrichting 3, vervoerkundige benadering 10 Observaties huidige situatie 11 Mogelijke structuurversterking: invoeren van een basis en een aanvullend net 11
4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.3
De maatregelen Potentieel vóór 2006 te realiseren exploitatieve maatregelen Maatregelen vanaf aanvang winterdienst 2004/2005 (23/08/2004). Maatregelen vanaf eind 2004/begin 2005. Aanvullende maatregel Tijdelijke omleidingen CS. Het effect van de maatregelen
13 13 13 16 18 18 19
5 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.4
Het beoordelen van de maatregelen Beoordelingskader Basispakket Drie aanvullende pakketten Tram maximaal Bus maximaal Tram en bus maximaal Randvoorwaarden
21 21 21 22 22 23 23 24
6
Conclusie en Advies
25
Bijlagen 1. 2. 3.
Samenstelling klankbordgroep Specificatie opbrengsten Maatregelen beoordeeld als niet uitvoerbaar binnen de planperiode 2004-2006
1
Inleiding
Ten gevolge van door het Kabinet opgelegde bezuinigingen (Balkenende I) op het openbaar vervoer (OV) moet er in het gebied van de stadsregio Rotterdam in de periode 2004 – 2006 structureel € 14,0 mio worden bespaard. Het aandeel van de concessie Rotterdam c.a. hierin is € 12,5 mio. In opdracht van de stadsregio Rotterdam hebben de beide huidige concessiehouders medio 2003 voorstellen gepresenteerd om het OV-aanbod en beschikbaar budget meerjarig met elkaar in evenwicht te brengen. Van meet af aan is naar voren gebracht dat het om een zeer forse taakstelling gaat, waarbij pijnlijke ingrepen onontkoombaar zijn. De opgave wordt daarbij nog lastiger vanwege het feit dat in de loop van 2004 en 2005 – binnen het krimpende budget – een aantal nieuwe raillijnen in exploitatie moeten worden genomen. Begin februari j.l. zijn kort voor de implementatie (1 maart j.l.) grote problemen gerezen over het voorstel om de exploitatietijden van de RET te beperken (later beginnen en eerder ophouden met de exploitatie). De omvang van dit onderdeel van het door de RET voorgestelde maatregelenpakket bedraagt circa € 5,5 mio. Door de Raad van Rotterdam is aangegeven dat voor deze maatregelen alternatieven op tafel moeten komen. Dit voorstel is overgenomen door de vervoersautoriteit in de Rotterdamse regio, de SRR. De SRR heeft aan AGV Adviseurs in mobiliteit gevraagd om haar behulpzaam te zijn bij het opstellen van haalbare en gedragen alternatieven voor de maatregel ‘inperken exploitatietijden’, inclusief het financieel beoordelen van deze maatregelen. In deze rapportage vindt u de weerslag van de werkzaamheden. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de gevolgde werkwijze. Hoofdstuk 3 beschrijft een aantal denkrichtingen die zijn opgesteld om het RET-net te analyseren. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de concrete maatregelen, terwijl in hoofdstuk 5 de maatregelen worden beoordeeld. In hoofdstuk 6 tenslotte is het advies samengevat.
2
Werkwijze en uitgangspunten
In dit hoofdstuk wordt eerst de gevolgde werkwijze beschreven. Vervolgens worden de uitgangspunten voor de studie geformuleerd.
2.1
Werkwijze
De opgave om substantieel te bezuinigen op de exploitatiekosten van het OV om daarmee de teruggang in Rijksbijdrage ten gevolge van Balkende I op te kunnen vangen, is slechts mogelijk door in het voorzieningenniveau te snijden. Hierdoor zal een aantal reizigers potentieel worden gedupeerd. In de werkwijze van AGV staat centraal dat de gevolgen voor de reizigers van de maatregelen zo veel mogelijk worden beperkt. Daarom zal iedere besparingsmaatregel worden bezien vanuit het oogpunt dat er voldoende alternatieve reismogelijkheden overblijven. Een aantal besparende maatregelen zal daarom worden gecombineerd met compenserende maatregelen. Op dit punt verschilt de AGV-werkwijze met de voor het Herontwerp gekozen werkwijze. In het Herontwerp wordt voor de maatregel ‘schrappen eerste en laatste ritten’ geen alternatief geboden. Onmiskenbaar is echter dat zelfs met compenserende maatregelen voor bepaalde reizigers (de kwaliteit van) het aanbod zodanig verslechterd dat ze besluiten het OV niet langer te gebruiken. Dit gedrag leidt ertoe dat ook de inkomsten zullen afnemen. Bij het beoordelen van de maatregelen zijn zowel het kosten- als het opbrengstverminderd effect meegenomen. Om de problematiek snel te verkennen is deskresearch uitgevoerd en zijn een drietal interviews gehouden (met de portefeuillehouder, met de RET en met de SRR). Vervolgens is onder voorzitterschap van AGV een klankbordgroep van deskundigen gevormd (voor samenstelling zie bijlage 1) die tot taak had om de door AGV gegenereerde alternatieve maatregelen van commentaar te voorzien. Ondanks dat de hier gepresenteerde alternatieve maatregelen gesteund worden door de klankbordgroepleden, wordt met nadruk gesteld dat de eindverantwoordelijkheid voor de maatregelen geheel bij AGV ligt. AGV heeft getracht de alternatieve maatregelen van een fundament te voorzien en ook het effect op kosten en opbrengsten goed te onderbouwen. Daartoe is onder meer informatie aangeleverd door dS+V en de RET, waarop AGV analyses heeft uitgevoerd. Tevens heeft AGV additionele informatie uit externe databronnen verzameld en bewerkt (zie ook paragraaf 3.2).
2.2
Uitgangspunten
Vanuit de Stadsregio zijn bij de opdrachtverlening als uitgangspunten meegegeven dat de alternatieve voorstellen moeten voldoen aan het RVVP en het programma van eisen, als onderdeel van de concessie en dat de voorstellen een bezuiniging van minimaal 5,5 miljoen Euro moet opleveren. Daarnaast zijn uit de gehouden interviews en overleg met de klankbordgroep nog aanvullende uitgangspunten naar voren gekomen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen meer generieke en specifieke uitgangspunten. 2.2.1
Generieke uitgangspunten
Alternatief aanbieden; als uitgangspunt voor deze studie wordt gehanteerd dat er vervoersmogelijkheden (zei het noodzakelijkerwijs soms wel minder of van een lagere kwaliteit dan voorheen) voor de reizigers blijven bestaan.
Geen ‘eigen’ middelen; in principe steken gemeenten en de Stadsregio geen eigen middelen in de exploitatie van het openbaar vervoer. Eventuele bijdragen voor specifieke doeleinden (zoals sociale veiligheid) zijn hiervan uitgezonderd; Sociale veiligheid; de alternatieve maatregelen dienen de sociale veiligheid niet te verslechteren.
Geen bedrijfseconomische maatregelen; separaat wordt op dit moment een onderzoek opgestart naar bedrijfseconomische efficiency maatregelen. Het onderhavige onderzoek beperkt zich daarom tot voorstellen die de exploitatie betreffen.
Nieuwe IBO-Rijksbijdrage-systematiek; er wordt geen rekening gehouden met een eventuele groeicomponent in de Rijksbijdrage ten gevolge van een eventuele groei in de opbrengsten.
2.2.2
Specifieke uitgangspunten
Gezien de aanleiding van het onderzoek maakt de eerder voorgestelde maatregel ‘schrappen eerste en laatste ritten’ geen onderdeel uit van de alternatieve voorstellen.
Er wordt van uit gegaan dat de maatregelen uit het Herontwerp die niet de exploitatietijden betreffen volgens het voorgenomen tijdschema ingevoerd zullen worden. De alternatieve pakketten sluiten hier dus op aan. Het betreft met name het beëindigen van de exploitatie van lijn 3 na 20.00 uur en het fors herstructureren van het busnet qua lijnvoering en bedieningsperiode.
De voorgenomen gefaseerde invoer van de nieuwe TramPlus-lijnen staat niet ter discussie. Deze lijnen moeten het hart gaan vormen van de nieuwe netstructuur en zijn bovendien mede gewenst vanwege hun hoge kosten-dekkingsgraad.
Opbrengstverhogende maatregelen zoals de herzonering en het tegengaan van grijsen zwartrijden zijn reeds verwerkt in het Financieel Arrangement en derhalve niet nogmaals toegerekend.
In 2004 is voor een bedrag van € 3,8 mio dat is bestemd voor extra maatregelen in de sociale veiligheidssfeer (de zogenaamde 0,35 conducteur) nog geen dekking gevonden. Als dit zo blijft zal het ten laste komen van de exploitatie van de RET en zal leiden tot een extra bezuiniging op het voorzieningenniveau van de RET. Dit bedrag kan dus in elk geval niet worden ingeboekt als mogelijke besparing voor de onderhavige opgave.
Omdat onduidelijkheid bestaat over die € 5,5 mio financiële taakstelling wordt in onderstaand eerst op de onderbouwing ervan ingegaan. 2.2.3
De financiële taakstelling
Op basis van de brief van directeur RET (d.d. 16 februari 2004) is gesteld dat door het niet akkoord gaan met de aanpassing van de exploitatietijden in totaal € 5,474 miljoen minder bezuinigd kan worden. Uit de berekeningwijze van de RET leidt AGV af dat het hierbij gaat om € 5,474 minder aan Rijksbijdrage, met andere woorden de dervingscomponent is al meegerekend. De opgave voor dit onderzoek is dan ook om maatregelen te genereren die een teruggang van de Rijksbijdrage met € 5,5 mio. compenseren.
2.3
Het analysekader
Voor de besluitvorming is het goed om het bestuur een compleet/volledig en onderbouwd overzicht te geven van de maatregelen. Er is dus enerzijds gestreefd naar volledigheid (zie groslijst maatregelen in bijlage 3) en anderzijds naar een gedegen beoordeling van de groslijst, waardoor inzichtelijk wordt gemaakt wat de redenen zijn om een maatregel wel of niet voor te stellen als alternatieve bezuiniging. Voor zowel generatie van maatregelen als beoordeling ervan is een analysekader opgesteld. Dit analysekader stoelt op een drietal denkrichtingen voor het zoeken en beoordelen van bezuinigingsmaatregelen op de exploitatie van het Rotterdamse OV: 1. lijnsgewijze aanpak: lijnen of lijnsegmenten met een lage kostendekkingsgraad (verhouding exploitatiekosten en reizigersopbrengsten) komen als eerste in aanmerking voor rationalisatie; 2. gebiedsgewijze aanpak: gebieden (wijk/buurtniveau) die een meer dan gemiddeld OV-voorzieningenniveau hebben komen als eerste in aanmerking voor rationalisatie; 3. vervoerkundige aanpak: de OV-netstructuur wordt als leidend principe gehanteerd.
In hoofdstuk 3 zal ieder van deze denkrichtingen nader worden uitgewerkt. Hierbij geldt dat als voorstellen passen in meerder denkrichtingen deze robuuster zijn dan voorstellen die uitsluitend aansluiten bij één denkrichtingen. Op grond van de uitwerking zal een voorstel voor maatregelenpakketten worden geformuleerd. Naast exploitatieve maatregelen, worden voorstellen gedaan die niet te plaatsen zijn in een denkrichting, maar die wel bijdragen aan de bezuinigingsopgave.
3
Uitwerken denkrichtingen, op zoek naar maatregelen
In dit hoofdstuk worden de drie denkrichtingen nader uitgewerkt. Dit hoofdstuk vormt de opmaat naar de concrete maatregelen van hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 worden deze beoordeeld.
3.1
Denkrichting 1: lijnsgewijze aanpak, kostendekking maatgevend
In deze denkrichting staat het idee centraal dat voorzieningen er zijn om te worden gebruikt. Indien dat niet of onvoldoende het geval is, komt de voorziening voor aanpassen in aanmerking. Met andere woorden: het aanbod OV dient zo efficiënt mogelijk op de vraag naar OV te worden afgestemd. Om de bezuinigingen op te vangen moeten die voorzieningen opgeheven worden die een slechte kostendekking hebben, net zo lang tot de taakstelling is bereikt. In onderstaande tabel 1 is de kostendekkingsgraad voor de deelnetwerken bus, tram en metro berekend voor de huidige situatie (2004). Voor het kostenniveau is met de variabele kosten gerekend aangezien de vaste kosten (met name kapitaallasten van het materieel en de infrastructuur) door de aanpassingen van het voorzieningenniveau niet zullen wijzigen. Gezien het uitgangspunt dat er geen ‘eigen’ middelen beschikbaar zijn voor de exploitatie is als uitgangspunt voor de kosten de optelling van reizigersbijdrage en rijksbijdrage (exclusief forfaitaire bijdrage infrastructuur) gehanteerd. Ter controle is het aantal dienstregelinguren per techniek vermenigvuldigd met de variabele kosten per techniek. Hieruit blijkt dat het gehanteerde uitgangspunt voor de kosten houdbaar is. De opbrengsten zijn gebaseerd op de taakstellende opbrengsten voor de rijksbijdrage 2004 waarbij de SOV opbrengsten, de regionale vervoerbewijzen en overige opbrengsten zijn toegedeeld naar rato van het aandeel in de WROOV-opbrengsten. In bijlage 2 is hiervan een specificatie gegeven.
Tabel 1, Kostendekkingsgraad per stelsel, 2004 KDG Metro
64,5%
Tram
28,1%
Bus
23,1%
Totaal
39,8%
De kostendekking van het busnetwerk in de huidige situatie is relatief laag. De per 24 mei 2004 te implementeren maatregelen uit het Herontwerp die het busnet betreffen zullen naar onze mening dan ook leiden tot een verbetering van de kostendekkingsgraad. De kostendekking voor het tramnet in de huidige situatie ligt ook relatief laag. Dit is onder meer het gevolg van de relatief lage gemiddelde snelheid van de klassieke tram. Een beeld overigens dat consistent is met dat van de andere tramnetten in Nederland. Indicatief kan hieruit wel worden afgeleid dat de kostendekkingsgraad van de RET verder omhoog zal gaan indien maatregelen in de tramsector worden getroffen. Om verder invulling te kunnen aan deze denkrichting is vastgesteld wat de kostendekkingsgraad op lijnniveau is (met uitzondering van het nachtnet). Hierbij is het aantal dienstregelinguren (DRU’s) per lijn van de RET verkregen. Het aantal DRU’s is vermenigvuldigd met de variabele DRU-prijs per deelnetwerk, hetgeen resulteert in het kostenniveau. De opbrengsten zijn naar rato van het aandeel in het aantal reizigerskilometers per lijn (aangeleverd door RET) toegedeeld aan de lijnen. Op grond hiervan is de tabel 2 opgesteld met daarin de relatieve positie van de verschillende lijnen voor wat betreft de kostendekkingsgraad. Hierbij is als ‘onder het gemiddelde’ aangemerkt een afwijking van niet meer dan 5 procentpunten en als ‘ver onder het gemiddelde een afwijking van meer dan 5 procentpunten onder het gemiddelde. Tabel 2, Onderverdeling lijnen naar kostendekkingsgraad, 2003 Metro Boven het gemiddelde
Erasmuslijn
Onder gemiddelde
Calandlijn
Tram Boven het gemiddelde
lijnen 5 en 20
Onder het gemiddelde
lijnen 1, 2, 4 en 7
Ver onder het gemiddelde
lijnen 3, 8 en 23
Bus Boven het gemiddelde
lijnen 32, 33, 36, 48/49, 55, 68/71, 69, 70/47, 75, 76, 78
Onder het gemiddelde
lijnen 35, 44, 56, 66, 77
Ver onder het gemiddelde
lijnen 30/31/34/40, 37, 38, 42, 51, 54, 57 en 65
Lijnen 30/31/34/40, worden als 1 pakket gezien
Op voorhand moet gesteld worden dat de conclusies getrokken zijn op basis van de kostendekking van de totale lijn. Nuances voor wat betreft dagen van de week en/of periodes van de dag zijn niet te maken, omdat de gegevens ontbreken. De hier gepresenteerde benadering geeft een indicatie van mogelijke besparingsopties. 3.1.1
Conclusies
Op grond van de vergelijking per lijn zijn de volgende conclusies te trekken:
Binnen de metrosector valt de scheve verhouding tussen de Calandlijn en de Erasmuslijn op. Het kostenniveau van de Calandlijn is relatief hoog. Eventuele bezuinigingen liggen op de Calandlijn het meest voor de hand.
Wanneer gekeken wordt naar de tramlijnen dan blijkt dat met uitzondering van lijn 5 alle klassieke tramlijnen onder het gemiddelde zitten, waarbij de lijnen 3 en 8 er in negatieve zin uitspringen.
Ook lijn 23 heeft een slechte kostendekking, maar dit wordt veroorzaakt door het feit dat de huidige lijn 23 –vooruitlopende op de doortrekking naar Carnisselandenslechts tot Feijenoord en met zeer lage frequenties rijdt.
Voor wat betreft het busnet is de indeling gebruikt op basis van de huidige situatie. De effecten van de wijzigingen uit het herontwerp zijn dus niet zichtbaar. Wel blijkt uit de cijfers de harde noodzaak om het busnet te saneren. Veel van de zwakke lijnen zijn dan ook terecht onderwerp van de oorspronkelijke maatregelen van het Herontwerp. Vooral de lijnen 30/31/34/40, 37, 38, 42, 51, 54, 57 en 65 vallen op door hun slechte kostendekkingsgraad. Voor al deze lijnen geldt dat ze een kostendekking hebben die meer dan 5 procentpunten afwijkt van het gemiddelde.
3.2
Denkrichting 2, gebiedsgewijze aanpak, is voorzieningenniveau evenwichtig gespreid?
In deze denkrichting staat een evenwichtige spreiding van het OV-voorzieningenniveau over het grondgebeid van de gemeente centraal. Uitgangspunt is dat ieder buurt of wijk evenveel ‘recht’ heeft op OV. Om deze denkrichting te concretiseren zijn een aantal maten voor gebiedsdekking geformuleerd en zijn per wijk/buurt (zie figuur 1 op linkerpagina) gegevens verzameld om deze gebiedsdekking letterlijk zichtbaar te maken. Er is een GIS-database opgebouwd waarin per wijk/buurt-combinatie aanwezig zijn: 1. Bebouwd oppervlakte. 2. Gebiedsvulling (het aantal inwoners, arbeidsplaatsen, detailhandelsplaatsen en leerlingplaatsen voor het jaar 2003).
3. OV-aanbodskenmerken voor 2004 (het lijnnet van bus, tram en metro inclusief de haltes en het aantal vertrekmogelijkheden per halte in de werkdagspits (avond+ochtend), het dal, de avond en zaterdag en zondag). 4. de OV-vraag (aantal aankomsten en vertrekken in dezelfde periodes als bij 3). Een goed overzicht van instappers per periode per halte is niet beschikbaar. Daarom is ervoor gekozen een bewerking uit te voeren op samengevoegde OVG-bestanden voor de jaren 1994-1998. De naar jaartotalen teruggerekende aantallen OV-vertrekken en -aankomsten met de RET zijn getoetst aan de realisatie op netniveau. De OVverplaatsingsketens uit het OVG zijn gehercodeerd zodat het bestand nu uitsluitend verplaatsingen die met de RET op het grondgebied van de SRR zijn gemaakt bevat. Voor het hele SRR-gebied zijn vervolgens OV-ritproductiefactoren per gebiedsvullingscomponent (zie 2) bepaald. De toewijzing van de OV-vraag aan wijken/buurten heeft plaatsgevonden door de ritproductiefactoren te koppelen aan de per wijk/buurt beschikbare gebiedsvulling. Deze werkwijze impliceert dat er geen rekening kon worden gehouden met specifieke persoons- of gebiedskenmerken zoals bijvoorbeeld een relatief hoog autobezit, relatief laag inkomen, waardoor de werkelijke OV-productie per wijk/buurt enigszins kan afwijken van het beeld dat uit de onderstaande kaartbeelden naar voren komt. 3.2.1
Uitkomsten van de gebiedsanalyse
Wanneer per wijk/buurt in absolute zin het OV-aanbod (aantal vertrekmogelijkheden per bus, tram en metro) via wordt afgezet tegen de OV-vraag (aantal daadwerkelijke OVvertrekken), dan kan zichtbaar gemaakt worden welke wijken en buurten relatief overbediend zijn, met andere woorden een te hoog voorzieningenniveau hebben. In figuur 2 (zie linkerpagina)
is voor 4 relevante perioden (werkdag-dal, werkdag-avond, werkdag-totaal en
zaterdag) weergegeven om welke wijken het gaat1. Hierbij is als norm voor de vraag/aanbod-verhouding het gemiddelde van de gemeente Rotterdam aangehouden. De geel gekleurde wijken geven wijken aan met een gemiddeld bedieningsniveau (gerelateerd aan het gemiddelde van Rotterdam), de rood gekleurde wijken hebben relatief een te hoog voorzieningenniveau.
1
De analyse is ook voor de andere perioden uitgevoerd.
Conclusie Uit deze analyse kan het volgende worden geconcludeerd: Gerelateerd aan het aantal reizigers dat van geboden OV-voorzieningen gebruik
maakt, zijn een aantal wijken/buurten gedurende alle periodes relatief overbediend met OV. Het betreft hier de wijken/buurten: -
Vlaardingen-noord;
-
Pendrecht/Zuidwijk;
-
Feijenoord/Kop van Zuid;
-
Centrum driehoek;
-
Oude Westen/Tussendijken.
in de avonduren en op zaterdag en zondag is de overbediening het meest pregnant.
Naast het aantal vertrekmogelijkheden is voor reizigers met het OV ook de loopafstand tot de halte van belang voor de kwaliteitsbeleving. Daarom is tot slot van de analyse gekeken naar de dekkingsgraad van de haltes. Hierbij zijn de invloedsgebieden zoals gehanteerd in het PvE als basis genomen (bus 500 meter, tram 600 meter en metro 700 meter) en is de dekkingsgraad weergegeven als percentage bebouwd gebied dat binnen genoemde loopafstanden bereikbaar is. Uit figuur 3 (zie linkerpagina) blijkt dat –met uitzondering van Vlaardingen-west (35% bedekking) en Schiedam-Noord (93% bedekking)- alle gebieden binnen het SRR ruim aan de PvE norm voldoen2.
3.3
Denkrichting 3, vervoerkundige benadering
Een laatste manier om naar het lijnennet te kijken is een vervoerkundige. Hierbij is het – zoals ook in het RVVP gebeurd- goed om te starten vanuit de doelstellingen voor het openbaar vervoer. In principe zijn er met behulp van het OV twee belangrijke doelen te verwezenlijken: de bereikbaarheid van de regio verbeteren en een mobiliteitsgarantie voor alle inwoners bieden. De eerste doelstelling voor het openbaar vervoer is daarmee gekoppeld aan het economisch functioneren van de regio (bereikbaarheid van bepaalde locaties), de tweede is veel meer ingegeven vanuit het sociaal functioneren en heeft op beschikbaarheid betrekking. Net als in de andere grote stadsgewesten is het OV-net in Rotterdam grotendeels historisch bepaald. Stadsuitbreidingen werden gevolgd door uitbreiding van het lijnennet, buurt en wijkpressie zorgden op locaal niveau soms voor een onevenredig zwaar voorzieningenniveau. Het is goed als opmaat naar een nieuw Programma van Eisen voor het concessiegebied, de huidige veelal organisch gegroeide structuur eens tegen het licht te houden.
2
Het beeld voor Spijkenisse is vertekend aangezien de bedekking hier alleen gerelateerd is aan de metro.
Hierbij is het niet de eerste opgave om naar besparingsmogelijkheden te zoeken, maar kan het opheffen van bepaalde onlogische netstructuren daartoe wellicht wel leiden. Uiteraard kan niet worden verwacht dat in dit onderzoek een volledig nieuwe netstructuur wordt uitgewerkt. AGV volstaat op deze plaats met het aangeven van de hoofdlijnen van zo’n ontwerp. 3.3.1
Observaties huidige situatie
Het net in Zuid hinkt een beetje op twee gedachten, enerzijds de ontsluiting van het centrum, anderzijds die van het Zuidplein, dat behalve als ‘centrum van Zuid’ ook nog een belangrijke functie heeft als overstap op het streekvervoer.
Duidelijke visie op welke verbindingen tot het stamnet gerekend moeten worden ontbreekt. Het lijkt er op dat het verbindend net synoniem is aan de vervoertechnieken TramPlus en metro, dus veelal infrastructuur gebonden en veel minder aan zware vervoersassen gebonden.
Het traditionele klassieke tramnet kent –net als het busnet- veelal een ontsluitende functie, relatief korte halteafstanden en een geringe maaswijdte tussen de lijnen. Met name in Noord en Crooswijk lijkt de lijnvoering vooral te zijn bepaald door de beschikbare infrastructuur.
Het huidige busnet op de RMO kenmerkt zich door een onduidelijke structuur, veel parallel rijden met de metro (o.a in Ommoord en Zevenkamp) en in plaats van één sterke lijn per verbinding (zoals de oude lijn 38) wordt gewerkt met een streekbusachtig systeem waarop lijnen met verschillende lijnnummers een verschillende route rijden. Gelukkig wordt deze weeffout in het busnet met ingang van 24 mei 2004 grotendeels weer hersteld.
Wanneer het TramPlus netwerk geheel zal zijn geïmplementeerd zal dit net sterk radiaal op het centrum zijn gericht. De centrumfunctie van Zuidplein en Alexander wordt via de metro gefaciliteerd.
Na het hkerkstructuren van het busnet is het net op de RMO consistent gericht op de metro als zware as. De metro scoort –met uitzondering van de uiteinden (tak Binnenhof) exploitatief ook goed. Van het klassieke tramnet is de relatie met Blijdorp vervoerkundig zwak.
3.3.2
Mogelijke structuurversterking: invoeren van een basis en een aanvullend net
In deze paragraaf worden de contouren geschetst van een mogelijk nieuwe netstructuur. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in een basisnet en een aanvullend net. Het basisnet rijdt de gehele dag (spits, dal en avond) met een hoge frequentie. Eventuele pieken worden met spitsversterkingen opgevangen. De frequentie van het basisnet is afgestemd op de vervoervraag, zodat een goede kostendekking ontstaat. Het aanvullend net wordt in de stille uren
uitgedund door het grofmaziger te maken (lijnen schrappen) niet door de frequentie ervan te verlagen. Uit divers onderzoek is gebleken dat dit voor de reizigers beter is (zie onder meer TUD 1993 en van Nes 2003). Zo ontstaat voor de reizigers een heldere structuur met een basisnet, een spitsnet (basis+) en een avondnet (basis-)3. Als eerste vingeroefening kan worden gedacht aan de volgende structuur. Als basis zouden de metro en de TramPlus-lijnen moeten dienen. Vanuit efficiency overwegingen ligt rationalisatie op het klassieke tramnet voor de hand. Deze lijnen krijgen dan een meer aanvullende functie met bijbehorende lager kwaliteitskenmerken (frequenties). Sommige relaties lenen zich voor een opnemen in het basisnet, maar dan als busbediening uitgevoerd . Hierbij gaat het ondermeer om Schiedam (38), noordtangent Hillegersberg-IJsselland ziekenhuis (35), oosttangent Zuidplein-Lombardijen-Kralingsezoom (47). Op zuid een beperkte basis sternet gericht op Zuidplein. Rest verbindingen in een aanvullend net. Het aanvullend net heeft een ontsluitende functie binnen wijken en tussen wijken en takt aan op het stamnet van metro en TramPlus. Wat binnen de wijken de meest efficiënte exploitatievorm is (ringlijnen of tangenten) dient nader onderzocht te worden. Conclusies Ondanks dat dit niet het doel is van deze paragraaf, kunnen uit het bovenstaande indicaties voor mogelijke besparingen worden afgeleid. Te denken valt dan aan het vergroten van maaswijdte en halte-afstanden, introductie van een apart avondnet (uitgedund qua lijnvoering maar met hoge frequenties) en het herstructureren van het klassieke tramnet en de busbediening op Zuid.
3
Uit rapportage van TU-Delft blijkt dat het voor de reizigers beter is om op stille uren de bedekking van het OV te verlagen en de frequenties in stand te houden. Uit analyse door AGV van OV-monitor uitkomsten voor 2000 blijkt dat SRR ten opzichte van ROA en Haaglanden een relatief hoge haltedichtheid en een hoge netwerkdichtheid heeft (bereik in PvE termen is dus ‘te’ goed). Daarentegen scoort SRR slecht ten aanzien het aantal vertrekmogelijkheden (intervallen).
4
De maatregelen
Om concrete besparingsopties aan het Bestuur te kunnen voorleggen zijn de in het vorige hoofdstuk aangeduide denkrichtingen door AGV nader ingevuld. Geconstateerd is dat er in het lijnennet van de RET een aantal situaties te onderkennen zijn die een verhoudingsgewijs grote dekking van lijnen kennen in verhouding tot het gebruik ervan. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van delen van de wijken/buurten Oude Westen/Tussendijken (dubbelloop metro en tramlijnen rond de Schiedamseweg), Noord (dubbelloop van tram en buslijnen in Blijdorp en Oude Noorden met als gevolg lage kostendekkingsgraden) en Feijenoord (overbediening tussen Rijnhaven en Feijenoord, Strevelswegcorridor). De klankbordgroep heeft concrete voorstellen van AGV kritisch beoordeeld en waar nodig aangepast. Hieruit is een lijst ontstaan van binnen de planperiode (2004-2006) in potentie te realiseren maatregelen en een lijst met maatregelen die om uiteenlopende redenen (van dienstregelingtechnische, organisatorische of infrastructurele aard) niet aan dit criterium voldoen. De eerste lijst van 9 maatregelen wordt hieronder beschreven. De lijst met niet in deze planperiode te realiseren maatregelen is in bijlage 3 opgenomen. Naast exploitatieve maatregelen is een aantal overige (niet-exploitatieve) maatregelen benoemd.
4.1
Potentieel vóór 2006 te realiseren exploitatieve maatregelen
De potentieel te realiseren maatregelen zijn gerangschikt in een tweetal categorieën die met de implementatietermijn samenhangen:
Maatregelen vanaf aanvang winterdienst 2004/2005 (23/08/2004).
Maatregelen vanaf eind 2004/begin 2005.
Eerst worden de maatregelen uitgebreid beschreven. De paragraaf sluit af met een samenvattende tabel. 4.1.1
Maatregelen vanaf aanvang winterdienst 2004/2005 (23/08/2004).
Tramnet Inkorten tramlijn 4 tot Heemraadsplein. Voorgesteld wordt tramlijn 4 in te korten tot de route Molenlaan – Heemraadsplein, gebruik makend van de aanwezige (keer)sporen Mathenesserlaan (heen) – Heemraadsplein – Nieuwe Binnenweg (terug). Het gedeelte Heemraadsplein – Marconiplein vervalt, waardoor ook per saldo één tramhalte (Ruilstraat) wordt opgeheven. Het gebied rondom deze op te
heffen halte valt nagenoeg geheel binnen de invloedssfeer van de wel blijvende haltes Heemraadsplein/Heemraadssingel (lijn 4) en Delfshaven (metro en lijn 8). De huidige dubbelloop in Delfshaven van metro (Calandlijn) en tram (lijnen 4 en 8) is uit capaciteitsoogpunt niet te rechtvaardigen en leidt tot ongewenste overbediening. Het vervoer tussen Eendrachtsplein en Marconiplein wordt adequaat door de metro verzorgd. Tramlijn 8 vervult een wezenlijke ontsluitende functie in Delfshaven in reisrelaties waarin de metro niet voorziet, in tegenstelling tot tramlijn 4. Bovendien biedt lijn 8 voor de omgeving van de Schiedamseweg een alternatieve reismogelijkheid richting centrum, CS en Bergweg, in het bijzonder voor reizigers die overstappen bezwaarlijker vinden dan een langere reistijd. Inkorting van lijn 4 betekent dan ook dat het vervoerkundig draagvlak voor lijn 8 in Delfshaven wordt versterkt, waarmee een hogere kostendekking voor zowel lijn 4 als lijn 8 wordt bereikt. Opheffen tramlijn 3. Voorgesteld wordt tramlijn 3 geheel op te heffen. De bezetting van deze tramlijn is vooral in Blijdorp zo laag, dat deze zich niet leent voor tramexploitatie (bezetting in Blijdorp slechts 1.000 per dag). Het deel tussen het centrum en de Kleiweg is beter bezet, maar gezien de aanwezige vervoersalternatieven staat nut en noodzaak van deze lijn ter discussie. Op het op te heffen traject zijn er de volgende alternatieve vervoersmogelijkheden: Kleiweg: buslijn 49 die een verbinding biedt met CS en centrum (Weena/Blaak); Zaagmolenstraat: tramlijn 8 die voor een belangrijk deel dezelfde reisrelaties biedt; Linker Rottekade: buslijn 38 die ook de verbinding met Pompenburg en CS verzorgt; Blijdorp: buslijn 33 kan met een routewijziging de Van Aersenlaan bedienen, terwijl buslijn 49 de omgeving van het Stadhoudersplein reeds voldoende bedient in de relatie met CS en centrum enerzijds en Station Noord en Kleiweg anderzijds. Buslijnen 33 en 49 zullen in de spitsuren een iets hogere frequentie moeten rijden door het wegvallen van lijn 3. Voor buslijn 38 geldt die hogere frequentie in de spitsuren en ook overdag in de daluren. Inkorten tramlijn 3 en inkorten buslijn 49. Als alternatief voor het geheel opheffen van lijn 3 kan ook gekozen worden voor het inkorten van lijn 3 tot het traject Kleiweg – Centraal Station (ringlijn door het centrum, van CS terug via Van Oldenbarneveltstraat – Coolsingel/Stadhuis). De besparing is dan uiteraard minder en de overbediening in Noord wordt minder gereduceerd dan mogelijk is. Om de onnodige dubbelloop van tram en bus op de Kleiweg te vermijden, dient in dat geval buslijn 49 (komend uit de Bergselaan) te worden ingekort tot Station Noord. Het Sint Franciscus Gasthuis blijft dan nog voldoende bediend door tramlijn 5 (overigens bestaan er plannen tot verschuiving van de tramhalte dichter richting toegang van het ziekenhuis, die binnenkort tot uitvoering gebracht zullen worden). Wel zal lijn 49 ’s avonds via de Kleiweg naar Sint Franciscus Gasthuis kunnen blijven rijden, als lijn 3 niet meer rijdt.
Busnet Splitsen buslijn 66 in lijnen 66 en 67. Op 24 mei 2004 wordt het RET-busnet gewijzigd en dan ontstaat een nieuwe lijn 66 Zuidplein-Polderlaan-Feijenoord-Rijnhaven-Katendrecht. Op het deel Rijnhaven-Katendrecht is de vervoeromvang niet in overeenstemming met het aanbodniveau (overbediening). Deze overbediening is te vermijden met een splitsing in lijnen 66 en 67: 66 wordt dan Zuidplein-Polderlaan-Feijenoord (huidige route tot Vrij Entrepot) eb rijdt niet ’s avonds en niet op zondagochtend; 67 wordt dan Zuidplein-Polderlaan-Afrikaanderplein-Rijnhaven-Katendrecht (stamlijn die ook ’s avonds rijdt. Deze lijn 67 rijdt dan tussen Polderlaan en Katendrecht dezelfde route als voorheen lijn 77 (waardoor het ouderencomplex aan de Putselaan weer een bushalte terug krijgt). Splitsing van lijn 66 in 66/67 heeft tot gevolg dat Feijenoord voor het vervoer naar het centrum geheel aangewezen wordt op lijn 49, waardoor de bezettingsgraad van lijn 49 beter wordt (de overstapverbinding vanuit Feijenoord met lijn 66 naar Wilhelminaplein (metro/tram) vervalt dan immers). Buslijn 49 kan met de spitsversterking die in Noord nodig is bij het vervallen van tramlijn 3, op die wijze de te verwachten vervoerstijging in Feijenoord goed verwerken. Inkorten buslijn 32. In de oorspronkelijke herontwerpplannen van de RET was buslijn 32 ingekort tot de Westblaak, waardoor het Noordereiland niet meer door lijn 32 bediend werd. Naar aanleiding van de gevolgde inspraakprocedure heeft de RET dit plan teruggetrokken, ten tijde dat de wijziging van de begin- en eindtijden verondersteld werd doorgang te vinden. Nu dit niet het geval is en hiervoor financiële dekking gevonden moet worden, is een optie om het oorspronkelijke plan alsnog uit te voeren. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat buslijn 49 toename van het vervoer van het Noordereiland kan verwerken met de reeds voorziene frequentieverhoging in de spits als gevolg van het wegvallen van tramlijn 3. Opheffen buslijn 75. Door de komst van de IJsselmondelijn en Carnisselandelijn is de verwachting gewettigd dat het vervoer op buslijn 75 verder zal dalen, in het bijzonder in de daluren. Een eerder plan van de RET tot opheffing van lijn 75, dan wel beperking tot spitslijn, is naar aanleiding van de gevolgde inspraakprocedure op de oorspronkelijke herontwerpplannen gewijzigd in de ingekorte lijn 75 met beperkte exploitatieperiode, zoals die sinds 1 maart jl. van kracht is. Eerste indicaties duiden er op dat de verwachte verdere terugloop van de bezetting zich inderdaad voordoet. Derhalve is een optie om lijn 75 alsnog per winterdienst op te heffen, dan wel te beperken tot spitslijn.
4.1.2
Maatregelen vanaf eind 2004/begin 2005.
Tramnet Bij komst tramlijn 25: beperking exploitatietijden tramlijn 20. Zodra TramPluslijn 25 naar Barendrecht-Carnisselande in gebruik wordt genomen (naar verwachting eind 2004), ontstaat een dubbelloop met tramlijn 20 tussen CS en Randweg. Op het andere deel van tramlijn 20 is er dubbelloop met tramlijn 2 tussen Randweg en Lombardijen. Weliswaar is de dubbelloop in de lijnvoering overdag uit capaciteitsoogpunt noodzakelijk, ‘s avonds vanaf circa 20 uur en op zondagochtend is dit niet het geval. In die dagperioden heeft lijn 20 geen wezenlijke toegevoegde functie, gelet op de alternatieven van lijnen 2 en 25. Naar analogie van de na te streven betere vraag/aanbodverhouding door segmentatie van het lijnennet in stamlijnen, daglijnen en spitslijnen (zoals bij het busnet en tramlijn 3), wordt voorgesteld een gelijksoortige maatregel te treffen voor lijn 20. Door deze dan als daglijn te gaan exploiteren (rijdt niet ’s avonds na 20 uur (koopavond niet na 21.30 uur) en niet op zondagochtend voor 11 uur) wordt voorkomen dat overbediening ontstaat bij komst van tramlijn 25 naar Carnisselande. Busnet Indien tramlijn 3 per 23/08/2004 wordt ingekort tot het traject Kleiweg – CS kan lijn 49 vervallen tussen Station Noord en Sint Franciscus Gasthuis. Het is mogelijk dat deze inkorting van lijn 49 moet worden uitgesteld tot begin 2005 in verband met een tijdelijk capaciteitsgebrek van busstation Noord. Dit wegens een tijdelijke extra pendellijn 35 die aldaar moet eindigen en nodig is in verband met de renovatie van de Prinses Irenebrug in Terbregge. Metro Andere avonddienst metro Calandlijn. Gegeven de vervoervraag in de avonduren (na circa 19.30 uur) en op de zondagochtend is het rijden van een 10-minuteninterval op het stamlijntraject van de Calandlijn een voldoende hoge frequentie. Om bij een dergelijk interval toch een fatsoenlijke frequentie in de oostelijke wijken te behouden moet bezien worden of er gependeld kan worden met een metrodienst op een van de takken in de wijken. Van de drie takken is de Ommoordtak het minst ‘zwaar’. Vanuit dat perspectief ligt pendelen vanaf Binnenhof voor de hand, waarbij keuze moet worden gemaakt tussen pendel Binnenhof – Kralingse Zoom v.v. of Binnenhof – Alexander v.v. In beide gevallen dient er een automatische beveiliging van het keerproces (zgn. ‘automatische bedrijf’) te worden ingebouwd in de spoorbeveiliging. Met het oog op het zo adequaat mogelijk informeren van de reizigers verdient het aanbeveling om wijzigingen aan te brengen in de ‘treinbestemmings-aanduidingen’ aan de wal op de perrons) en in de voertuigen. De kosten van beide operaties worden geraamd op € 250.000,-
De pendel Binnenhof – Alexander heeft als nadeel dat er gekeerd dient te worden op het hoofdspoor. Bij onregelmatigheden zijn er geen uitwijkmogelijkheden meer. Daarnaast levert de nabijheid van het overlooppad (van en naar NS station) en AHOB technische complicaties op. Met name vanuit dit perspectief gaat de voorkeur uit naar de pendel Binnenhof – Kralingse Zoom v.v. Bijkomend voordeel is dat er in deze variant gemiddeld met een 10-minuten interval wordt gereden op het traject Graskruid – Kralingse Zoom. Gezien de vervoervraag op dit traject is dit een gewenst interval. Het interval op de Zevenkamp-tak is dan 20 minuten en van de pendel Binnenhof – Kralingse Zoom ook 20 minuten. De Capelle-tak krijgt ook een interval van 20 minuten. Reizigers dienen op de perrons en in de voertuigen geïnformeerd te worden over de bestemming (zie opmerking over ‘treinbestemmingsaanduidingen’). De kerende Binnenhof-pendel sluit daarbij aan op de doorgaande Capelle-tak. Het aantal DRU’s dat met een pendel Binnenhof – Kralingse Zoom v.v. wordt bespaard is circa 7.200 per jaar. Het moment waarop deze maatregel kan worden ingevoerd is begin januari 2005. In tabel 3 zijn alle binnen de planperiode te realiseren exploitatieve maatregelen samengevat. Tabel 3, samenvatting maatregelen Maatregel
Ingangsdatum
METRO 1) Wijziging avonddienst vanaf 20 u en op zondagochtend:
AANNAME:
10’ op stamtraject CS-Spijkenisse
Per 01/01/2005; alleen
10’ op stamtraject SchC-Cap.brug
indien beveiliging metro
20’ op takken Zvk/Capelle/Benelux
dit toelaat resp. evt.
20’ pendel Kral.Zoom-Ommoord
aanpassing mogelijk is.
TRAM 2) Lijn 4 inkorten tot traject Heemraadsplein-Molenlaan. (Heemraadsplein-
Per 23/08/2004
Marconiplein vervalt). 3a) Combinatie van:
Per 23/08/2004
Lijn 3 geheel opheffen (6–20u) Spitsverst. lijn 33 tgv lijn 3 (3) Dagverst. lijn 38 tgv lijn 3 (4) Spitsverst. lijn 49 tgv lijn 3 (5) 3b) (Alternatief voor maatregel 3a)):
Per 23/08/2004
Lijn 3 deel CS-Blijdorp opheffen Spitsverst. lijn 33 tgv lijn 3 (3) Spitsverst. lijn 49 tgv lijn 3 (5) 4) Lijn 20: vervalt na 20 uur (op vrijdag/koopavond na 21.30 uur) en op zondag-
Niet eerder mogelijk dan
ochtend.
per in dienst stelling lijn 25 naar Carnisselande
BUS 5a) – Alleen mogelijk in combinatie met maatregel 3a) – Lijn 49: route handhaven naar St. Franciscus. Effect spitsversterking lijn 49 is begrepen onder 3a). 5b) – Alleen mogelijk in combinatie met maatregel 3b) –
Per jan. 2005 (niet
Inkorten lijn 49 tot Station Noord-Station Zuid/MCRZ Clara. Traject Station Noord-
mogelijk per
St.Franciscus vervalt van 6-20 u, maar lijn 49 rijdt dit deel wel na 20 u als lijn 3
23/08/2004! (6)).
niet rijdt. 6) – Alleen mogelijk in combinatie met maatregel 3a) of 3b) –
Per 23/08/2004
Splitsen lijn 66 in lijn 66 en 67: 66 Zuidplein-Polderlaan-Feijenoord; 67 Zuidplein-Polderlaan-Katendrecht (deel Feijenoord-Rijnhaven vervalt). Effect spitsversterking lijn 49 is begrepen onder 3a) resp. 3b). 7) Lijn 32: inkorten Overschie-Westblaak (deel Westblaak-Noordereiland vervalt).
Per 23/08/2004
8) Lijn 75: wordt spitslijn (opheffen in ma/vr-daluren en za/zo hele dag)
Per 23/08/2004
9) – Alleen mogelijk in combinatie met maatregel 8) –
Per 23/08/2004
Lijn 75: ook opheffen in de spitsuren Verklaring voetnoten: (1) (2)
Frequentieverlaging lijn 8 in avond: 20’ ipv 15’ (van 18-20 u) en 30’ ipv 20’ (van 20-24 u). Frequentieverlaging lijn 8 in spits/middag en avond: 15’ ipv 12’ (ma/vr van 8-9 uur en ma/za van 12-18 u), 20’ ipv 15’ (van 18-20 u) en 30’ ipv 20’ (van 20-24 u).
(3)
Spitsversterking lijn 33 (niet in zomervak.): in ma/vr-spits (6’ ipv 7,5’ resp. 7,5’ ipv 9’) door wegval lijn 3 in Blijdorp.
(4)
Dagversterking lijn 38: in ma/vr-spits (4’ ipv 5’ resp. 5’ ipv 6’), dal ma/za (8’ ipv 10’) door wegval lijn 3 rond Linker Rottekade.
(5)
Spitsversterking lijn 49: (niet in zomervak.): in ma/vr-spits (8’ ipv 10’) door wegval lijn 3 in Blijdorp en wegval lijn 66 Feijenoord-Rijnhaven.
(6)
In verband met tijdelijke extra pendellijn 35 op busstation Noord t.g.v. afsluiting Prinses Irenebrug van aug. tot dec. 2004 (?) kan lijn 49 in die periode niet eindigen op station Noord (capaciteitsbeperking busstation).
4.2
Aanvullende maatregel
Tijdens het onderzoek is een maatregel naar voren gekomen die niet te koppelen is aan de exploitatie, maar mogelijk wel een waardevolle invulling kan zijn voor de bezuinigingen omdat deze maatregel geen reizigers treft. Het betreft de kosten die verband houden met de reconstructie van Rotterdam-CS. 4.2.1
Tijdelijke omleidingen CS.
In de tweede helft van 2004 starten de bouwwerkzaamheden rond het Centraal Station. Per 23 augustus a.s. (winterdienst 2004/2005) verlaten de stads- en streekbussen het voorplein van het Centraal Station en zullen geruime tijd gaan halteren op het Kruisplein. In de eerste helft van 2005 zullen de trams tijdelijk (een beperkt aantal maanden) verhuizen richting
Kruisplein en na het gereedkomen van het tracé Poortstraat – Delftseplein (naar verwachting mei 2005) weer terug kunnen keren richting CS. Met andere woorden met name de bussector krijgt de komende jaren te maken met overlast die zich vertaalt in hogere exploitatiekosten. Vanuit dit perspectief is in het Herontwerp rekening gehouden met extra dienstregelinguren voor de bus. Het betreft voor de jaren 2004, 2005 en 2006 respectievelijk 3.000, 9.000 en 9.000 extra DRU’s in het busnet. Vastgesteld is dat deze kosten in feite niet in het Herontwerp mogen worden meegenomen, maar dat deze kosten ten laste dienen te worden gebracht van het project Centraal Station. Geadviseerd wordt dat daarover door de betrokken partijen op korte termijn afspraken worden gemaakt.
4.3
Het effect van de maatregelen
In tabel 4 zijn de effecten van de haalbare maatregelen samengevat. Hierbij is voor de kosten met de variabele DRU-prijzen gerekend geënt op de som van de reizigersopbrengsten en rijksbijdrage, conform de berekeningswijze zoals aangegeven in paragraaf 3.1. Voor de derving is gerekend met een kostenelasticiteit van 0,4 (bron TRRL 1980 en NEA 2003) voor iedere maatregel. Hierbij is onderscheid gemaakt naar techniek (metro, tram of bus). Met andere woorden: aan de hand van de procentuele wijziging van het productieniveau (DRU’s) van een maatregel zijn de opbrengsten per techniek vermenigvuldigd met dit percentage en een factor 0,4 (de elasticiteit). Tabel 4, totaal overzicht exploitatieve maatregelen Exploitatieve voorstellen Derving = 0,4
In Euro Dienstregelinguren 2004
2005
Rijksbijdrage 2006
2004
2005
2006 -1.960.200
1
Metro wijziging avonddienst
7.200
7.200
0
-1.960.200
2
Tram 4 inkorten
2.400
6.000
6.000
-351.820
-879.549
-879.549
3a
Tram 3 opheffen
5.000
12.500
12.500
-1.009.624
-2.559.060
-2.559.060
3b
Tram 3 inkorten c.a.
3.200
8.000
8.000
-615.759
-1.489.399
-1.489.399
4
Tram 20 avondopheffing
3.300
3.300
0
-493.752
-493.752
5b
Buslijn 49 inkorten (alleen i.c.m. 3b)
3.900
3.900
0
-366.256
-366.256
6
Buslijn 66 splitsen in 66/67
2.300
2.300
-106.540
-214.202
-214.202
1.200
(alleen i.c.m. 3) 7
Buslijn 32 inkorten
1.400
3.600
3.600
-134.297
-339.621
-339.621
8
Buslijn 75 beperken tot spits-
2.200
5.700
5.700
-205.324
-536.066
-536.066
9
Buslijn 75 spits opheffen
1.400
3.600
3.600
-134.297
-339.621
-339.621
lijn (alleen i.c.m. 8) Aanvullende maatregelen
Verbouwing CS
Dienstregelinguren
Rijksbijdrage
2004
2005
2006
2004
2005
2006
3.000
9.000
9.000
-330.900
-992.700
-992.700
Overigens bestaan, zoals toegelicht in paragraaf 4.1, sommige maatregelen uit meerdere onderdelen, waarmee wordt gepoogd zoveel mogelijk compensatie voor de reizigers aan te bieden. Hierdoor is het niet mogelijk om de verschillende maatregelen onderling te vergelijken op basis van het aantal te bezuinigen dienstregelinguren en het effect op de bijdrage. Bijvoorbeeld het inkorten van lijn 3 betekent het verminderen van het aantal dienstregelinguren op de tram tegen een hoge kostprijs, tegelijkertijd komen er aantal dienstregelinguren terug in de bus tegen een lagere kostprijs. De resultante is hierdoor niet te vergelijken met bijvoorbeeld de aanpassing op lijn 4 die alleen bestaat uit het verminderen van dienstregelinguren in de tram.
5
Het beoordelen van de maatregelen
5.1
Beoordelingskader
In tabel 4 zijn de in de planperiode te realiseren maatregelen gekwantificeerd. In dit hoofdstuk zal een afwegingskader worden ontwikkeld. Zoals gezegd is het uitgangspunt voor deze studie dat er zo min mogelijk reizigers worden gedupeerd. Daar waar een onoverkomelijk kwaliteitsverlies zou optreden worden compenserende maatregelen voorgesteld. In de tabel is dit bij de betreffende maatregel terug te vinden in de aanduiding ‘c.a.’ (con annexis). Dit geldt met name voor de maatregel die het opheffen of inkorten van lijn 3 betreft (compensatie via versterking van de buslijnen 33 en 49) en voor het introduceren van een metropendel op Ommoord, waarbij voor een goede cross platform overstap en informatie op het perron en in het voertuig wordt gezorgd). In de tabel 4 staat het saldo van besparend een compenserende maatregelen weergegeven. De te realiseren maatregelen zijn indicatief getoetst aan het PvE en het RVVP. Uit deze indicatieve toetsing is niet gebleken dat de maatregelen met deze beleidskaders in strijd zijn. Voor de beoordeling van de maatregelen is het ‘robuustheidcriterium’ gehanteerd wat inhoud dat maatregelen die onderbouwd kunnen worden uit meerdere benaderingswijzen (kostendekkingsgraad, gebiedsdekking en netstructuur) robuuster zijn dan maatregelen die passen in slechts 1 of 2 benaderingswijzen. De meest robuuste maatregelen zijn vervolgens in een basispakket samengepakt. AGV adviseert sterk om minimaal dit basispakket aan bezuinigingsmaatregelen uit te voeren. Bovenop het basispakket zijn drie aanvullende pakketten samengesteld.
5.2
Basispakket
De maatregelen 1, 2, 3 en 4 zijn robuust, ze zijn te koppelen aan 2 of meer denkrichtingen (voor de nummering zie tabel 5). Hierbij voldoet het inkorten van lijn 4 aan alle drie de denkrichtingen en is daarmee het meest robuust. Naar mening van AGV gaat het echter in eerste instantie te ver om lijn 3 in z’n geheel op te heffen. Dit is naar onze mening pas nodig als de nood echt aan de man komt. Wij stellen daarom voor in het basispakket maatregel 3a (inkorten tramlijn 3 c.a. ) op te nemen. Aan het inkorten van tramlijn 3 zijn logisch gekoppeld het inkorten van lijn 49 en het splitsen van lijn 66 (zie paragraaf 4.1). Naast deze exploitatieve maatregelen stellen wij voor in het basispakket ook de maatregel die verband houdt met de extra kosten ten behoeve van de verbouwing van CS op te nemen.
Dit impliceert dat het basispakket bestaat uit: 1. wijziging per 1/1/2005 van metro Calandlijn avond en zondagochtend in combina-
tie met inleg pendel tussen Binnenhof en Kralingse Zoom vv. 3b/5b. Tram 3 en bus 49 per 23/08/2004 inkorten en compenserende busmaatrege-
len op lijn 33 en 49.
2. Inkorten tramlijn 4 per 23/08/2004 tot traject Heemraadplein-Molenlaan.
4. Lijn 20 in de avonduren opheffen na in dienststelling van lijn 25 naar Carnisselanden (1/1/2005) . 6. Splitsen lijn 66 in 66 en 67 waarbij deel Feijenoord-Rijnhaven vervalt per
23/08/2004. exploitatiekosten in verband met verbouwing CS ten laste brengen van de projectkosten
CS. Het basispakket levert een besparing aan exploitatiekosten op die een Rijksbijdrage vermindering van € 6,4 mio per 2006 compenseert (NB. hierin is de dervingscomponent dus al meegenomen5). Met het basispakket wordt de taakstelling (€ 5,5, mio) dus ruimschoots gehaald.
5.3
Drie aanvullende pakketten
Bovenop het basispakket zijn drie aanvullende pakketten geformuleerd: 1. tram maximaal; 2. bus maximaal; 3. tram en bus maximaal 5.3.1
Tram maximaal
Het uitgangspunt bij dit pakket -dat boven op het basispakket komt- is de analyse uit zowel de kostendekkinsgraad- als uit de netsructuur-denkrichting dat het klassieke tramnet nodig aan revisie toe is. Hierbij past ons inziens goed het ter discussie stellen van de gehele tramlijn 3, een tramlijn die qua kostendekkingsgraad ver onder het gemiddelde van de tramsector zit en ook niet past in een netstructuur die gebaseerd is op snelle radiale stamlijnen. Vanuit deze overwegingen bestaat dit pakket uit de basis waarbij het inkorten van lijn 3 wordt vervangen door het volledig opheffen van lijn 3, uiteraard wel met de nodige compenserende maatregelen op lijn 33, 38 en 49. Additioneel levert dit pakket € 700.000,-- op, waardoor de totale Rijksbijdrage besparing van dit tram maximaal pakket uitkomt op € 7,10 mio.
5
Rijksbijdrage besparing is exploitatiekostenbesparing minus derving reizigersopbrengsten.
5.3.2
Bus maximaal
Een alternatief voor het tram maximaal pakket, is het bus maximaal pakket. Hierin wordt de filosofie gehanteerd dat de extra bezuinigingen boven het basispakket juist uit de bussector moet komen. Deze filosofie vindt haar oorsprong in de netstructuur denkrichting (interwijkverbindingen bij voorkeur concentreren op één zware as). In dit pakket wordt boven op het basispakket voorgesteld om buslijn 32 in te korten (deel Westblaak-Noordereiland vervalt) en lijn 75 geheel op te heffen6. Boven op de basis levert dit buspakket € 1,2 mio extra op, waardoor de totale Rijksbijdrage besparing op € 7,61 mio uitkomt. 5.3.3
Tram en bus maximaal
Wanneer puur naar maximale bezuiniging wordt gekeken ligt het in de rede alle maatregelen te realiseren. In dat geval komt de Rijksbijdrage besparing op € 8,31 mio. In tabel 5 zijn de besparingseffecten van de pakketten samengevat. Tabel 5, Effecten van de maatregelpakketten Basispakket
Dienstregelinguren 2004
1
Metro wijziging avonddienst
3b
Tram 3 inkorten c.a.
5b
Buslijn 49 inkorten (alleen i.c.m. 3b)
2
Tram 4 inkorten
4
Tram 20 avondopheffing
6
Buslijn 66 splitsen in 66/67
3.200 2.400 1.200
Rijksbijdrage
2005
2006
7.200
7.200
8.000
8.000
3.900
3.900
6.000
6.000
3.300
3.300
2.300
2.300
2004 -615.759 -351.820 -106.540
2005
2006
-1.960.200
-1.960.200
-1.489.399
-1.489.399
-366.256
-366.256
-879.549
-879.549
-493.752
-493.752
-214.202
-214.202
(alleen i.c.m. 3) Verbouwing CS Totaal
3.000
9.000
9.000
-330.900
-992.700
-992.700
9.800
39.700
39.700
-1.405.019
-6.396.057
-6.396.057
Pakket 1: basispakket + tram maximaal 3b
Tram 3 inkorten c.a.
5b
Buslijn 49 inkorten (alleen
Dienstregelinguren
Rijksbijdrage
2004
2005
2006
2004
2005
2006
-3.200
-8.000
-8.000
615.759
1.489.399
1.489.399
0
-3.900
-3.900
0
366.256
366.256
i.c.m. 3b) 3a
Tram 3 opheffen
Totaal
5.000
12.500
12.500
-1.009.624
-2.559.060
-2.559.060
11.600
40.300
40.300
-1.798.884
-7.099.463
-7.099.463
Aangezien bij opheffen van lijn 3 het inkorten en aanpassen lijn 49 niet opgaan worden deze in dit pakket teruggeboekt
6
Als alternatief voor het geheel opheffen is het mogelijk van 75 een spitslijn te maken. Uiteraard levert dit minder bezuiniging op.
Pakket 2: basispakket + bus maximaal
Dienstregelinguren
Rijksbijdrage
2004
2005
2006
2004
2005
2006
7
Buslijn 32 inkorten
1.400
3.600
3.600
-134.297
-339.621
-339.621
8
Buslijn 75 beperken tot spits-
2.200
5.700
5.700
-205.324
-536.066
-536.066
1.400
3.600
3.600
-134.297
-339.621
-339.621
14.800
52.600
52.600
-1.878.937
-7.611.365
-7.611.365
lijn 9
Buslijn 75 spits opheffen (alleen i.c.m. 8)
Totaal
Pakket 3: basispakket + tram en bus maximaal
5.4
Dienstregelinguren
Rijksbijdrage
2004
2005
2006
2004
2005
2006
16.600
53.200
53.200
-2.272.802
-8.314.771
-8.314.771
Randvoorwaarden
Bovenstaand zijn maatregelen beschreven die tot besparing van exploitatiekosten leiden. Aan de andere kant is AGV in de loop van het proces een aantal ontwikkelingen tegengekomen die juist kunnen leiden tot verhogen van de exploitatiekosten. Hierbij doelen we bijvoorbeeld op infrastructurele maatregelen die een aantal wegbeheerders treffen met het oogmerk om tot een Duurzaam Veilige verkeerssituatie te komen. Helaas worden deze maatregelen ook op busroutes getroffen, waardoor de gemiddelde snelheid afneemt en daardoor de kosten stijgen. Een tweede fenomeen is het opnieuw inregelen van VRI’s waardoor auto’s meer prioriteit krijgen ten koste van het OV. Ook hiervan kunnen kostenstijgingen het gevolg zijn. Vanuit de opdracht van deze studie pleit AGV ervoor om dit soort maatregelen mede te beoordelen in het licht van de consequenties voor de OV-exploitatie en daarmee de exploitatiekosten.
6
Conclusie en Advies
Het is mogelijk gebleken een aantal alternatieven aan te dragen voor de bezuinigingsopgave van Balkendende I waar het SRR zich mee geconfronteerd ziet. Naar mening van AGV steken deze alternatieven gunstig af ten opzichte van de maatregel die in het Herontwerp ter discussie is gekomen (schrappen eerste en laatste ritten), doordat het kwaliteitsverlies voor de reizigers in de hier voorgestelde maatregelpakketten zo veel mogelijk wordt gecompenseerd. Onmiskenbaar blijft echter dat dergelijke majeure bezuinigingsoperaties die op de regio afkomen niet mogelijk zijn zonder reizigers te duperen. Een aantal van hen zal ook afhaken en het OV de rug toekeren. Wij adviseren u tot implementatie van minimaal het basispakket over te gaan. Het basispakket levert een besparing aan exploitatiekosten op die een Rijksbijdrage vermindering van € 6,4 mio per 2006 compenseert (NB. hierin is de dervingscomponent dus al meegenomen7). Met het basispakket wordt de taakstelling van Balkenende I (€ 5,5, mio) dus ruimschoots gehaald. Wij zijn van mening binnen de randvoorwaarden van de opdracht met het basispakket een evenwichtig pakket aan maatregelen te hebben gevonden. Mocht het nu of in de toekomst noodzakelijk zijn om opnieuw of verdergaand te bezuinigen, bijvoorbeeld in het licht van Balkenende II, dan adviseren wij u het basispakket in eerste instantie aan te vullen met pakket 2. Wij achten het volledig opheffen van tramlijn 3 in pakket 1 zeer ingrijpend. Aangezien de RET als stedelijk vervoerbedrijf een belangrijke rol speelt bij het implementeren van de voorgestelde maatregelen, wordt geadviseerd aan de directeur van de RET advies te vragen over de hier gepresenteerde voorstellen, hem te verzoeken deze nader uit te werken en met een gedegen communicatieplan te komen gericht op zo spoedig mogelijke implementatie. Tevens wordt geadviseerd de directeur dS+V advies te vragen over de gevolgen van de maatregelen voor de structuur van het OV-netwerk. Geadviseerd wordt te stimuleren dat de bij de reconstructie van het CS betrokken partijen snel afspraken maken over dekking van de extra kosten voor de RET ten gevolge van deze reconstructie.
7
Rijksbijdrage besparing is exploitatiekostenbesparing minus derving reizigersopbrengsten
Tot slot adviseren wij u nader onderzoek te laten verrichten naar een aantal maatregelen waarvan het –binnen de korte tijd waarin dit advies moest worden opgesteld- niet mogelijk is geweest deze uit te werken. Het betreft hier:
het vergroten van de halte-afstanden in een aantal extreme situaties waardoor de snelheid zal toenemen en dit te combineren met het kwalitatief verbeteren van de halteoutillage;
het eerder stoppen met de reguliere dagexploitatie en het ook op werkdagen introduceren van een nachtnet dat dan eerder start dan nu het geval is;
het op TramPlus-niveau brengen van tramlijn 2, inclusief het versneld aanschaffen van Citadis-materieel.
Referenties 1. TRRL, (1980) The Demand for Public Transport, Report of the International Collabora tive Study of Factors affecting Public Transport Patronage. 2. NEA (aug. 2003), Rapport onderzoek bezuiniging Rijksbijdrage OV. 3. Technische Universiteit Delft (1993), Systeemopbouw OV in stedelijke gebieden. 4. van Nes , R, 2003, Optimal stop and line spacing for urban public transport network. 5. RET (juni 2003), Herontwerp aanbod OV. 6. Brief directeur RET aan B&W Rotterdam d.d. 16/02/04 met als onderwerp financiële consequenties opschorten exploitatietijden.
Bijlagen
Samenstelling klankbordgroep RET
De heer P. van der Sijde
RET
De heer E. Lensink
RET
Mevrouw E. van Velzen
Stadsregio Rotterdam
De heer A.J. van den Berg
Stadsregio Rotterdam
De heer H.J. van Ieperen
Stadsregio Rotterdam
De heer L.W.G. Peterse
Stadsregio Rotterdam
De heer D. Sweers
Directie Beleid/BMB
De heer G. Vermeulen
AGV
De heer A.M.T. Mouwen
AGV
A-J. van der Lely
AGV
J. de Waal
bijlage 1
Specificatie opbrengsten
bijlage 2
Opbrengsten RET Bus
10.466.179
16%
2.293.222
14.719.247
RET tram
14.576.988
19%
2.690.182
17.267.170
RET metro
39.192.284
50%
7.317.747
46.969.599
RET Schiedam
1.053.555
RET Vlaardingen
906.291
CXX Spijkenisse
688.111
1%
126.991
815.102
20.635
0%
3.808
24.443
CXX streek
7.696.772
10%
1.420.439
9.117.211
CXX streek voorne pu
3.515.027
4%
648.698
4.163.725
100%
14.501.088
Vipre
RET Benelux
459.568 78.575.410
SOV
9.457.029
RVB
4.609.077
CVV
19.762
BVV
415.220 93.076.498
78.956.017
14.120.481
14.501.088 93.076.498
Maatregelen beoordeelt als niet haalbaar binnen de planperiode 2004-2006
bijlage 3
1. Perronverlenging metro Calandlijn. Het verlengen van de perrons op de Calandlijn zodanig met 4-wagentreinen kan worden gereden is niet uitvoerbaar voor 2006 vanwege de omvang van de infrastructurele aanpassingen. Besparing in DRU’s zou liggen in een frequentieverlaging (lagere frequentie met langere treinen), echter een dienstregelingmodel waarbij de wijken in het oostelijk deel van de stad met een nog voldoende frequentie bediend worden, ligt niet voor de hand. 2. Onderheien metrobaan Slinge – Poortugaal. Het onderheien van de metrobaan tussen Slinge en Poortugaal, zodat daar de maximumsnelheid verhoogd kan worden, kan niet voor 2006 uitgevoerd worden, vanwege de omvang van de werkzaamheden. Deze maatregel wordt niet verder uitgewerkt. 3. Snelheidsverhoging metro Calandlijn. Het verhogen van de maximumsnelheid op de Calandlijn tussen Capelsebrug en Ommoord/Zevenkamp zodra de beveiligde overwegen in gebruik zijn genomen is niet voor 2006 te realiseren, daar nog niet alle Ahob’s functioneren. Wat de rijtijdeffecten exact zijn is nog niet vastgesteld. Rekening moet gehouden worden met verschillen in rijcurve van de verschillende materieeltypen. Deze berekeningen kunnen zonodig gemaakt worden met behulp van de rijsimulator, maar omdat realisatie van de maatregel niet voor 2006 valt te verwachten is de exercitie met de rijsimulator op dit moment niet opportuun. 4. Metro Ommoord-tak door bus vervangen. Deze maatregel is op zich mogelijk maar leidt tot additionele kosten bij de bus. Gegeven het aantal reizigers in de avonduren vanaf circa 19.30 uur op een werkdag (geen koopavond) zou dit met 1 bus per vervallen metrorit kunnen. Maar doordat de korte metroroute onmogelijk door de bus is te volgen, moet een langere busroute door Ommoord worden gereden. De omlooptijd voor de bus leidt tot een inzet van minimaal 2 bussen, waardoor de netto-besparing gering is. De reizigershinder is echter relatief hoog, want de metrohalte is niet per bus te bereiken wat met name lastig is voor de bezoekers van wijkgebouw Romeijnshof, dat aan de metrohalte ligt. Daarnaast is het vervangen van de toegankelijke metro door een niet rolstoeltoegankelijke bus niet aan te raden vanwege het regelmatige gebruik van de metro door de bewoners van de naastgelegen aangepaste woningen voor gehandicapten.
5. Verbussen van tramlijnen in de avonduren. Op verzoek van de dS+V is bezien of het zinvol is enkele delen van tramlijnen in de avonduren te verbussen, in het bijzonder lijnen 4 en 7. Dit is bezien voor wat betreft tramlijnen 4 (gedeelte CS–Molenlaan) en 7 (gedeelte CS–Woudestein). De vervoeromvang op deze lijnen is in de avonduren evenwel nog zodanig hoog (bezetting op drukste punt circa 500 reizigers van 20–24 uur), dat op basis van de inzetrichtlijnen van de Stadsregio een vervangende busdienst vaker zal moeten rijden dan de tram. Daarmee verdampt het besparingspotentieel. Uit communicatief oogpunt is een andere lijnvoering (kortere route) én een andere modaliteit (bus ’s avonds in plaats van tram overdag) niet aan te bevelen. Ook is op verzoek van dS+V bezien of de dubbelloop van lijnen 1 en 7 tussen Hofplein en Mathenesserbrug ’s avonds zinvol is. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn. Zou lijn 7 ingekort worden tot CS, al dan niet als verbuste lijn, dan moet de frequentie van lijn 1 verhoogd worden tegen bijzonder hoge meerkosten. Het dubbellooptraject van lijnen 1 en 7 is immers beperkt van lengte op de zeer lange route van lijn 1. 6. Ander busnet met ringlijnen naar knooppunten van raillijnen. Door dS+V is gevraagd te bezien of het busnet ten principale anders opgezet kan worden. De gedachte hierbij is dat de bus vooral een rol heeft te spelen in het ontsluitend vervoer op wijkniveau, zoals momenteel lijn 78 in Hoogvliet doet. Als ‘vingeroefening’ is door dS+V een suggestie voor ringlijnvoering ter zake gedaan voor het gebied Rotterdam-Oost/Capelle. Bij een quick-scan is gebleken dat een dergelijke ringlijnenstructuur niet mogelijk is met een min of meer gelijkwaardige bezetting van de verschillende lijndelen. Hierdoor ontstaat per saldo een overbediening van het gebied, terwijl om de lusstructuur rond te maken op sommige delen vervoer moet worden geboden waar geen vraag is (met name in Capelle). Naast de overbediening bestaat een risico op onevenredig roosterverlies doordat bij relatief korte ringlijnen het aandeel stilstanduren in de busomloop gaat toenemen. Een en ander leidt tot een doorberekening in de dru-prijs, die daarmee hoger dreigt te worden, terwijl dit op haaks staat op de budgettaire opgave van de bezuinigingsalternatieven. Daarnaast is bezwaarlijk, dat het bovenwijks vervoer dan vaker met een extra overstap wordt geconfronteerd, wat vraaguitval met zich brengt. Aangezien het busnet op 24 mei 2004 reeds aanzienlijk wijzigt, waarbij dan onnodige overbedieningen en dubbellopen worden geschrapt, is het niet verstandig om korte tijd later wederom een grote wijziging met ringstructuren door te voeren, waarvan van te voren niet verwacht kan worden dat daarmee een betere effectiviteit en efficiency van het busnet wordt bereikt. Gelet hierop is de suggestie van dS+V niet verder uitgewerkt. 7. Start avonddienst om 18.00/18.30 uur Dit is wat RET betreft te vroeg, het vervoer kent rond 19.30/20.00 uur een breuk/afname.
8. Aanpassing tramnet avond Inkorten tot CS van lijnen 4 en 7 i.c.m. exploitatief koppelen. Dit is exploitatief niet mogelijk c.q. niet aanvaardbaar om een aantal redenen:
Capaciteit van lijnen 1 en 7 is nodig op samenlooptraject CS-Mathenesserbrug (weghalen lijn 7=frequentiehalvering wat niet kan, frequentieverhoging lijn 1 is duurder).
Ontbreken keermogelijkheid bij CS van maart 2005 tot eind 2005 (majeure beperking).
Exploitatief koppelen van lijnen 4 en 7, die uit verschillende remises worden gereden, vermijden i.v.m. roosterverlies. Verbussen lijnen 4 en 7 ’s avonds bespaart niet, omdat de vervoeromvang daarvoor te groot is (bus zou frequenter moeten rijden dan de tram).
9. Aanpassing buslijn 54 in Schiedam-Noord per eind 2005 (doortrekking tram naar Vlaardingen). Keren van een buslijn bij het Bachplein of bij een naastliggende tramhalte is niet mogelijk, terwijl ook niet de verwachting bestaat dat met een infrastructurele ingreep dit geregeld kan worden (idem voor wat betreft de noodzakelijke eindpuntvoorziening voor het rijdend personeel). Vervoerkundig is zo’n ingreep ook niet wenselijk. De TramPluslijn 21 zou in het AGV-voorstel ’s avonds niet meer naar Woudhoek rijden. In het licht van de aanstaande verlenging naar Spaland van deze TamPluslijn een buitengewoon ongelukkige keuze; een nieuw deel TramPlus zou dan van meet af aan niet tot het stamnet behoren. Beter is dan om de frequentie van de tramlijnenbundel tussen Rotterdam en S’dam-Noord/ Vlaard.-Holy ’s avonds vanaf cairca20 uur op 15’-interval te zetten (30’-interval op de takken). Daarbij kan dan de 30’-Holy-tak aansluiten op de 30’-treindienst bij Station Nieuwland. 10. Reclame inkomsten Onderzocht is of de inkomsten vanuit reclame op abri’s en voertuigen verhoogd kunnen. Conform het schrijven van de RET d.d. 17 maart 2004 is duidelijk dat gezien de huidige contracten en voor 2006 geen extra inkomsten zijn te verwachten. 11. Aanpassingen Vlaardingen-noord Uit de gebiedsgewijze denkrichting kwam meermalen prominent de wijk Vlaardingen-noord naar voren als gebied waar ten opzichte van de vervoervraag er een relatief sterke overbediening voorkomt. Dit beeld werd echter door de leden van de klankbordgroep niet herkend. Er zijn dan ook geen maatregelen gericht op dit gebied gegenereerd.
Regioraad Vergadering 12 mei 2004 Agendapunt 14 Onderwerp: Verzoek om reisinformatie van de gemeente Rotterdam. Bijlagen: 1. motie “Reisschema” van de gemeente Rotterdam; 2. brief van B&W van Rotterdam d.d. 2 maart 2004; 3. concept antwoordbrief aan de gemeente Rotterdam.
Toelichting: Tijdens de gemeenteraadsvergadering van de gemeente Rotterdam van 27 november 2003 heeft de gemeenteraad de motie “Reisschema” aangenomen. Doel van deze motie is het bevorderen van de aanwezigheid van informatiemateriaal over reistijden en routes in alle trams en bussen in Rotterdam om op deze wijze het gebruik van het openbaar vervoer aantrekkelijker te maken. Ter uitvoering van de motie verzoekt B&W bij brief van 2 maart 2004 de regioraad te bewerkstelligen dat op korte termijn alle trams en bussen in Rotterdam door middel van informatiemateriaal als folders worden voorzien van geactualiseerde reisschema’s met de vertrek-en aankomsttijden op de betreffende route. Als opdrachtgever voor het openbaar vervoer verplicht de stadsregio in de verleende concessie haar concessiehouders: “… de reiziger voor, gedurende en na afloop van de reis optimaal te informeren over vertrek, verloop en vervolg van de reis. De informatie heeft betrekking op het openbaar vervoer in het concessiegebied alsmede hierop aansluitend openbaar vervoer indien de informatie hierover relevant mag worden geacht. ….” De concessiehouder RET zorgt in Rotterdam voor verspreiding van dienstregelinginformatie, informatievoorziening op haltes en stations, alsmede in en op het voertuig via een groot aantal middelen, waaronder: • • •
• • • •
vertrektijden op alle haltepalen van bus en tram en op informatiepanelen van metrostations; de website van de RET. Hierop staan de dienstregeling, omleidingen en verstoringen van bus, tram en metro genoemd; dienstregelingbrochures en plukfolders. Voor reizigers zonder internetmogelijkheden verspreidt de RET in de bus en tram dienstregelingbrochures en plukfolders over grote omleidingen. Deze informatie is ook gratis verkrijgbaar bij de Verkoop- en Informatiepunten op CS, Beurs, Zuidplein, Spijkenisse Centrum, Capelsebrug en de Servicewinkel aan de Coolsingel; RijnmondText. Omleidingen en verstoringen staan op RijnmondText vermeld; panelen met actuele reisinformatie langs TramPluslijn 20 en op alle metrostations en -haltes; OVR. De RET verstrekt dienstregelinginformatie aan Openbaar Vervoer Reisinformatie (OVR), bereikbaar via het landelijke informatietelefoonnummer en internet en dienstregelingbrochures. Bij ingang van een nieuwe dienstregeling zijn dienstregelingbrochures ook verkrijgbaar bij trambestuurders en buschauffeurs op de voertuigen.
De concessiehouder Connexxion verspreidt haar dienstregelinginformatie over buslijnen die in Rotterdam rijden op de volgende wijze: • vertrektijden op alle haltepalen van de bus. Op verzoek worden haltevertrekstaten thuisgestuurd; • de website van de Connexxion. Hierop staan onder andere de dienstregeling en omleidingen vermeld; Verzoek om reisinformatie gemeente Rotterdam / JW / 15 april 2004
Pagina 1
•
• • •
dienstregelingbrochures per lijn en busboekjes met meerdere lijnen. De dienstregelingbrochures zijn gratis verkrijgbaar bij o.a. gemeenten, postkantoren, een aantal boekwinkels, bibliotheken en via de klantenservice. De busboekjes zijn tegen betaling verkrijgbaar bij een aantal van de hiervoor genoemde distributiepunten. Bij grote dienstregelingswijzigingen wordt een promotieteam ingezet. Chauffeurs hebben dan doorgaans ook lijnfolders bij; Dynamisch Reisinformatie Systeem. Op dit moment alleen in Spijkenisse en binnenkort in Schiedam; OVR. Connexxion verstrekt dienstregelinginformatie aan Openbaar Vervoer Reisinformatie (OVR), bereikbaar via het landelijke informatietelefoonnummer en internet, en posters in voertuigen. Informatie over omleidingen wordt ook door middel van posters in voertuigen gecommuniceerd.
Daarnaast zal het aantal panelen met actuele reisinformatie van de RET in de toekomst worden uitgebreid tot alle TramPluslijnen en het busstation van Schiedam worden voorzien van een Dynamisch Reis Informatiesysteem. Sinds eind maart biedt Connexxion een gratis e-mail service. Hiermee krijgen reizigers automatisch bericht als er tussentijdse veranderingen zijn op de lijn waarmee zij reizen. Uiteraard krijgt het onderwerp reisinformatie ook de nodige beleidsaandacht. In het RVVP is daartoe een aanzet gegeven. Op korte termijn zal er, ter verdere uitwerking, een Beleidslijn Reisinformatie voor bestuurlijke behandeling worden aangeboden. Deze beleidslijn vormt voor de stadsregio en haar concessiehouders het kader voor nieuwe activiteiten op het terrein van reisinformatie. In de kwaliteitsmonitor van de RET wordt regelmatig een oordeel aan de reiziger over verschillende aspecten van informatievoorziening gevraagd, zoals schriftelijke informatie, de duidelijkheid van reisinformatie in en op de voertuigen en bij de haltes en op stations. Op al deze aspecten wordt ruim voldoende gescoord (7 op een schaal van 10). De beschikbaarheid van de dienstregeling op de voertuigen is, zowel bij de RET als bij Connexxion op dit moment (gezien de vraag van de klant in de praktijk) beperkt tot de momenten waarop de dienstregeling wijzigt. Het uitbreiden van de beschikbaarheid op de voertuigen naar een permanente beschikbaarheid leidt tot een extra inspanning. Dit brengt naar schatting per jaar de volgende kosten met zich mee: • •
RET-lijnen: Connexxion-lijnen 1
: :
€ 250,000,- (bij 2 dienstregelingswijzigingen per jaar) € 125.000 ,- tot € 165.000,- en een eenmalige investering om de voertuigen van folderbakjes te voorzien.
TOTALE KOSTEN
:
€ 375.000,- tot € 415.000,-
Het betreft een kostenindicatie. Voor de exacte kosten zal een offerte bij de vervoerbedrijven moeten worden aangevaagd. Gezien de huidige inzet van middelen, de waardering van de reiziger, reeds geplande activiteiten en beleidsaandacht en de benodigde extra inspanning is er voor de stadsregio op dit moment geen noodzaak om op korte termijn de reisinformatie verder uit te breiden. Voorgesteld wordt de gemeenteraad van Rotterdam via B&W te berichten gezien: 1. de beschikbare informatie; 2. de extra kosten van invulling van het verzoek en 3. de precaire financiële situatie in de OV-exploitatie het verzoek niet te honoreren.
Advies commissie Verkeer en Vervoer van 15 april 2004: De commissie Verkeer en Vervoer heeft met gemengde gevoelens geadviseerd met het voorstel in te stemmen. Zij overwoog daarbij enerzijds het belang van goede en actuele 1
Connexxion-lijnen die de gemeente Rotterdam aandoen en onder de verantwoordelijkheid van de stadsregio vallen
Verzoek om reisinformatie gemeente Rotterdam / JW / 15 april 2004
Pagina 2
reisinformatie voor de OV-reiziger, doch anderzijds de hoge kosten die met het uitvoeren van de motie gemoeid zijn, mede in relatie tot hetgeen op dit vlak reeds wordt gedaan, zoals in het voorstel is aangegeven. Voorts overwoog de commissie dat naast de overheid ook de reiziger zelf een verantwoordelijkheid heeft de benodigde informatie in te winnen. Dit geldt temeer waar deze nu reeds voldoende mogelijkheden daartoe heeft en welke mogelijkheden in de nabije toekomst nog verder zullen worden uitgebreid en vereenvoudigd. Afgesproken werd te zorgen voor een directere verwijzing naar de sites van de vervoerbedrijven, waarmee tegen geringe kosten nog een aanmerkelijke verbetering tot stand kan worden gebracht. Voorts dat aandacht zal worden besteed aan verbetering van de uitwisseling van reisinformatie tussen de verschillende vervoerders. Tot slot werd afgesproken dat inzicht zal worden verschaft in de kosten die gemoeid zijn met een versnelde uitvoering van reeds voorgenomen plannen op het gebied van reisinformatie openbaar vervoer.
Financiële consequenties: bij het afwijzen van de motie zijn er geen financiële consequenties. Gevraagde beslissing: 1. het verzoek van de gemeente Rotterdam om op korte termijn de huidige reisinformatievoorziening met geactualiseerde reisschema’s op alle trams en bussen in Rotterdam uit te breiden, af te wijzen met in achtneming van de in de commissie van 15 april 2004 gedane toezeggingen.
Verzoek om reisinformatie gemeente Rotterdam / JW / 15 april 2004
Pagina 3
Websamenvatting (alleen voor regioraad en commissies): Briefing voorzitter (alleen voor dagelijks bestuur en sommige commissies): Portefeuillehouder: S. Hulman Briefing: n.v.t.
Verzoek om reisinformatie gemeente Rotterdam / JW / 15 april 2004
Pagina 4
Aan: Burgemeester en Wethouders van Rotterdam
datum SR/2004/#/JW 04/590 2 maart 2004 (010) 4173169 reizigersinformatie in bus en tram
Geacht college, In antwoord op uw brief gericht aan de regioraad van 2 maart jl. over het bevorderen van de aanwezigheid van reisinformatie op bussen en trams in Rotterdam en de brief van Wethouder Hulman van 28 januari 2004 over hetzelfde onderwerp kunnen wij u het volgende melden. De stadsregio verplicht als opdrachtgever voor het openbaar vervoer in de regio haar concessiehouders reizigers voor, gedurende en na afloop van de reis optimaal te informeren over vertrek, verloop en vervolg van hun reis. De concessiehouders RET en Connexxion zorgen in Rotterdam via onder andere de volgende middelen voor verspreiding van (dienstregeling)informatie: •
vertrektijden op haltepalen van bus en tram en informatiepanelen van de metrostations;
•
publicatie van de dienstregeling, omleidingen en verstoringen van bus, tram en metro op internet;
•
verspreiding van dienstregelingbrochures en plukfolders over grote omleidingen via onder andere (posters in) bus, tram, Verkoop-en Informatiepunten en de RET-Servicewinkel, boekenwinkels, bibliotheken, gemeenten en Klantenservice;
•
vermelding van omleidingen en verstoringen op RijnmondText;
•
verspreiding van actuele reisinformatie via panelen langs Trampluslijn 20 en op alle metrostations;
•
verspreiding van dienstregelinginformatie via Openbaar Vervoer Reisinformatie;
•
dienstregelingbrochures op trams en bussen bij ingang van een nieuwe dienstregeling;
•
busboekjes en
•
Dynamisch Reisinformatie Systeem.
Daarnaast krijgt het onderwerp de nodige beleidsaandacht. In het RVVP is daartoe een aanzet gegeven. Op korte termijn zal er, ter verdere uitwerking, een Beleidslijn Reisinformatie bestuurlijk behandeld worden. Deze beleidslijn vormt voor de stadsregio en concessiehouders het kader voor nieuwe activiteiten op het terrein van reisinformatie. De beschikbaarheid van de dienstregeling op de voertuigen is, zowel bij de RET als bij Connexxion op dit moment beperkt tot de momenten waarop de dienstregeling wijzigt. Het uitbreiden van de beschikbaarheid op de voertuigen naar een permanente beschikbaarheid leidt tot een extra inspanning, daarmee zal naar schatting € 375.000,- tot € 415.000,- aan kosten gemoeid zijn. Aangezien er voor de stadsregio op dit moment geen noodzaak bestaat om de informatie op korte termijn uit te breiden gezien de reeds beschikbare informatie, de waardering daarvan door de reiziger en de kosten van de extra inspanningen tegenover de krapte in de OV-middelen achten wij het onnodig en ongewenst het verzoek te honoreren. Uw brief is in de vergadering van 12 mei 2004 behandeld, de regioraad verenigde zich met ons standpunt. Hoogachtend, het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam,
mr M.C. Jansen,
mr I.W. Opstelten,
secretaris.
voorzitter.
Pagina 2
Bijlageblad bij brief aan college van B&W gemeente Rotterdam met briefnummer SR/2004/. . . ./JW
Intern is een kopie van deze brief gegaan naar: 1.
archiefexemplaar met bijlageblad bijlagen: §
bij archiefexemplaar gevoegd
*)
§
in brochureverzameling van onze DIV
*)
§
elders, namelijk
*)
§
niet bijgevoegd omdat dat niet relevant is.
*)
2.
Exemplaar voor DB-lijst “ingekome n en uitgegane stukken”. *)
3.
Financiële administratie
4.
.
5.
.
6.
.
7.
.
8.
.
9.
.
*)
* ) doorhalen wat niet van toepassing is
Toelichting: Het bijlageblad is voor secretaresses een hulpmiddel bij het maken van een voldoend aantal kopieën en bij het verzenden van de afschriften. Een correct ingevuld bijlageblad geeft hen voldoende informatie voor een vlotte verzending. Bovendien is naderhand altijd na te gaan wie een afschrift van de uitgaande brief heeft ontvangen. Wenselijk is dat in het archief de bijlage terug te vinden is. Daarom wordt in den regel een kopie van de bijlage bij de archiefkopie voegen. Indien dat niet noodzakelijk is (bijvoorbeeld omdat bewuste bijlage in onze eigen brochureverzameling is opgenomen): onder punt 1 helder (doorhalen wat niet van toepassing is) aangeven waar de meegezonden bijlage kan worden teruggevonden.