RAPPORT VAN BEVINDINGEN
ONDERZOEK BIJ
MEDIACOLLEGE AMSTERDAM, OPLEIDING MEDIAVORMGEVER (GRAFISCHE VORMGEVING)
Plaats: Amsterdam BRIN-nummer: 02PA Onderzoeksnummer: 117449 Onderzoek uitgevoerd op: 28 mei, 9 en 25 juni 2009 Conceptrapport verzonden op: 22 juli 2009 Rapport vastgesteld te Utrecht op: 12 oktober 2009 Reproductie van het rapport zonder toestemming van de inspectie of de school/instelling vindt niet plaats anders dan in zijn volledige vorm.
9 o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS VASTSTELLING RAPPORT Dit rapport bevat de resultaten van een Onderzoek naar de Kwaliteitsverbetering (okv) dat de inspectie uitvoerde op 28 mei, 9 en 25 juni 2009. Het rapport is vastgesteld door mevrouw A.E.W. Nooij, directeur toezicht beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, te Utrecht op 12 oktober 2009.
Pagina 2
40
O
I N S P E C T I E van hetONDERWIJS 1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op 28 mei, 9 en 25 juni 2009 een onderzoek uitgevoerd op Mediacollege Amsterdam bij de opleiding Mediavormgever (Grafische Vormgeving), niveau 4 (crebo 90400 en 90413) om na te gaan of er sprake is van tekortkomingen in de kwaliteit van het onderwijs. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. Tijdens het kwaliteitsonderzoek dat is uitgevoerd tussen 14-11-2007 en 18-12-2007 zijn tekortkomingen vastgesteld in de opbrengsten en het onderwijsleerproces op het Mediacollege Amsterdam bij de opleiding Mediavormgever (Grafische Vormgeving), verzorgd door de units onder- en bovenbouw. Deze zijn beschreven in het inspectierapport dat is vastgesteld in januari 2008. De kwaliteit van het onderwijs is toen als zwak beoordeeld en de inspectie heeft haar toezicht geïntensiveerd. In het kader hiervan voert de inspectie nu een onderzoek uit om na te gaan in hoeverre de eerder vastgestelde tekortkomingen zijn opgeheven. In dit onderzoek wordt tevens nagegaan of de instelling aan enkele wettelijke voorschriften voldoet. Toezichthistorie Tijdens het kwaliteitsonderzoek in 2007 bleken er bij de opleiding Mediavormgever (Grafische Vormgeving) crebonummer 90400/90413, zowel in de onder- als in de bovenbouw tekortkomingen te zijn bij de volgende criteria: o governance o samenhang o voorzieningen o studiebegeleiding o loopbaanbegeleiding o registratie o opbrengsten. Afgesproken is dat er in 2009 een onderzoek naar kwaliteitsverbetering zal worden uitgevoerd. De risicoanalyse bij het jaarlijks gesprek in december 2008 geeft geen aanleiding te concluderen dat deze tekortkomingen zijn opgeheven. Onderzoeksopzet Dit rapport beschrijft alleen die onderdelen van het waarderingskader die bij het voorgaand kwaliteitsonderzoek onvoldoende waren of waaraan niet werd voldaan. De overige criteria van het waarderingskader zijn tijdens dit onderzoek dus niet diepgaand onderzocht en indien daar geen aanleiding voor was, wordt het tijdens een eerder onderzoek vastgestelde voldoende oordeel gehandhaafd en in deze rapportage alleen de score in het overzicht herhaald. Uitzonderingen daarbij zijn maatwerk en onderwijstijd. Naar aanleiding van signalen van deelnemers heeft de inspectie deze beide criteria ook onderzocht. Over de onderwijstijd is separaat gerapporteerd aan het college van bestuur.
Pagina 3
# o I N S P E C T I E van hetONDERWL/S Deze rapportage is gebaseerd op onderzoek op locatie waarbij de volgende activiteiten zijn uitgevoerd: Onderzoek en analyse van documenten en gegevens over de instelling en unit die bij de inspectie aanwezig zijn. Analyse van kwaliteitszorgdocumenten van de instelling. Onderzoek op locatie, waarbij o de onderwijspraktijk is geobserveerd; o gesprekken met de deelnemers, docenten, deelnemerbegeleiders, teamleiders en de directie zijn gehouden; o documenten bekeken die tijdens het onderzoek aan de inspectie ter hand zijn gesteld. Toezichtkader De inspectie heeft zich bij haar onderzoek gebaseerd op o het toezichtkader bve 2009, o beoordeling opbrengsten bekostigd mbo 2009. Deze documenten zijn te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staan de bevindingen uit het onderzoek op het gebied van de onderwijskwaliteit en de wettelijke voorschriften weergegeven. Dit wordt gevolgd door een beschouwing waarin tekortkomingen worden toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven. Hoofdstuk 3 geeft het toezichtarrangement weer. Hoofdstuk 4 vermeldt de visie van het bevoegd gezag.
Pagina 4
m o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS 2 . BEVINDINGEN OPLEIDING MEDIAVORMGEVER (GRAFISCHE VORMGEVING)
2.1 Kwalite'rts- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel vermeldt de inspectie welke indicatoren/criteria in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke bevindingen het onderzoek heeft geleid. De bevindingen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. De inspectie heeft daarnaast onderzocht of wordt voldaan aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen (alleen bij opbrengsten) WWwlilkg V<»^SW''
' '7
'ï
' '"><* - " :Aym™ "
v ? "4 \ / " " ' ƒ **<<*"'.< i * - » ' " V ' •
1 1 Wettelijke vereisten
,Opbr«n8*teH,
'
,
'
i, , - > .
", ,
,
"'jï&'tjr*'
*>" *'*!
I
2 1 Jaarresultaat 2.2 Diplomaresultaat
P
* ^ a i ^ ¥ ' ' - ••: "" >-• '-wV *, ^>;*k ;S* -1?'. * ^ e ^ : ^
3.1 3.2 3.3 3.4
4
Samenhang Maatwerk Proqrammatijd Voorzieningen
Leerproces
>,*j,
. , •*» v ; ^ •>
/
'- ,
•• , ,^ u '^
* ^ ^
4.1 Lecrt.jd 4 2 Didactisch handelen 4 3 Begeleiding in de instelling 4 4 Beroepspraktijkvorming r
"f
5 1 Intdke 5 2 Studieloopb4ianbeGeleiding 5.3 Zorg deelnemers specifieke behoeften 5 4 Samenwerking
• • • *
Pagina 5
o ,->
m o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS
6.1 Bejegening 6.2 Veiligheid
7.1 Kwaliteitszorg
7.2 Beoordeling
2.2 Beschouwing
Algemeen beeld De kwaliteit van het onderwijsproces is als zwak beoordeeld omdat de samenhang van het programma, het maatwerk en de begeleiding in de instelling (normindicatoren) onvoldoende zijn. Daarnaast zijn ook de programmatijd, de leertijd en de studieloopbaanbegeleiding onvoldoende. De opbrengsten zijn voldoende. Bij het kwaliteitsonderzoek in 2007 was de kwaliteit van het onderwijs ook als zwak beoordeeld. Omdat het oordeel voor de tweede achtereenvolgende keer zwak is, is het uiteindelijke oordeel zeer zwak. De instelling heeft mede op basis van het vorige inspectieonderzoek (eind 2007) weliswaar verbeteractiviteiten ontwikkeld, maar de effecten daarvan zijn in de praktijk voor de deelnemers niet of nauwelijks merkbaar. Er zijn diverse plannen, zoals het formeren van opleidingsteams rond een opleiding(scluster), maar die moeten nog geïmplementeerd worden. Het MA College verkeert, in het kader van de experimenteerstatus, in de implementatiefase van de ego-programma's. De laatste ontwikkelstappen worden in 2009-2010 gezet om te komen tot algehele reguliere invoering per 2010.
Toelichting Naleving De volgende wettelijke vereisten zijn gecontroleerd en niet in orde bevonden: o In de onderwijsovereenkomst stonden enkele onvolkomenheden, maar die zijn lopende het onderzoek gecorrigeerd, daarmee zijn deze opgelost. o Twee van de zeven gecontroleerde praktijkovereenkomsten zijn te laat ( 3 weken respectievelijk ruim drie maanden na aanvang van de stage) getekend. o De geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd in de leerjaren 1 en 2 en de gerealiseerde onderwijstijd in leerjaar 4 zijn onvoldoende. Hierover is separaat gerapporteerd aan het college van bestuur. o De absentiemeldingen van leerplichtige deelnemers bij de leerplichtambtenaar vinden niet altijd binnen de termijn van drie dagen plaats. Deelnemers signaleren dat er in de onderbouw grote verschillen zijn in absentie tussen lessen/leraren. In het eerste leerjaar wordt de absentie redelijk consequent geregistreerd, maar dit wordt in het tweede leerjaar minder. Absentiecontrole in de onderbouw wordt bemoeilijkt doordat deelnemers uit dezelfde groep in verschillende ruimtes zitten op verschillende etages. Vervolgacties op absentie worden niet consequent uitgevoerd. In leerjaar drie (stagejaar) zijn deelnemers verplicht om elke twee weken hun werkverantwoordingsformulier naar school te sturen. In het vierde leerjaar vindt bij de bedrijfsprojecten geen absentiecontrole door de instelling zelf plaats, dit wordt
Pagina 6 :
# o INSPECTIE van hetONDERWIJS aan de deelnemers (manager van bedrijfsproject) overgelaten. De begeleidende docenten controleren dit zonder zelf een absentieregistratie bij te houden. Dit is echter onvoldoende betrouwbaar. Opbrengsten Het jaarresultaat en het diplomaresultaat van cursusjaar 2007-2008 zijn 66 respectievelijk 67 procent. De opbrengsten voldoen daarmee aan de norm van 42, respectievelijk 48,5 procent. Programma Evenals bij het vorige onderzoek is de samenhang van het programma onvoldoende. Er is geen duidelijke lijn in het programma. Er is geen sprake van doorlopende leer- en ontwikkellijnen, omdat elk team daar op eigen wijze vorm aan geeft. Daardoor vertoont de aansluiting van het eerste naar het tweede leerjaar en van de onder- naar de bovenbouw (van leerjaar 2 naar 3) te veel hiaten. Ook is de overdracht van informatie van het ene leerjaarteam naar het andere te gering. De instelling heeft het plan om teams te formeren rond een opleiding(scluster) van intake tot diplomering, om daarmee een beter doorlopend (afgestemd) programma te realiseren, maar dit wordt pas in het volgende cursusjaar geëffectueerd. Dit geldt ook voor de integratie van Nederlands, Engels en Leren, Loopbaan en Burgerschap. In tegenstelling tot de bevindingen in het vorige onderzoek is het maatwerk nu als onvoldoende beoordeeld. De reeds bestaande zij-instroom, halverwege het cursusjaar, zal worden afgeschaft vanwege de slechte resultaten van de deelnemers. De deelnemers zijn echter van mening dat de zij-instroom te weinig aandacht krijgt en vaak een tweede prioriteit krijgt in de organisatie bij onder andere lesuitval en bezetting van lokalen. Dit heeft geen positief effect op de resultaten. Het risico blijft bestaan dat deelnemers die behoefte hebben aan flexibele in- en uitstroommomenten minder kans hebben op goede resultaten dan anderen. Er is weliswaar een mogelijkheid om de opleiding versneld te doorlopen, maar daar wordt minimaal gebruik van gemaakt (10 van de 453 deelnemers). Dat geldt in iets mindere mate voor de groep die een vertraagd programma volgt (20). Een dergelijk programma is dan echter nog niet op maat gesneden, maar standaard. Bijspijkeractiviteiten voor Nederlands zijn gestaakt in verband met rumoerige omstandigheden (ordeprobleem). Er is ook geen verbetering aangebracht in de didactische aansluiting op het vmbo. Ook de programmatijd is onvoldoende. De geplande en gerealiseerde onderwijstijd in leerjaar 1 en 2 en de gerealiseerde tijd in leerjaar 4 zijn onvoldoende. De deelnemers ervaren de opleiding als betrekkelijk licht in het eerste en het tweede leerjaar, maar met name in het vierde leerjaar. De voorzieningen zijn onvoldoende. Sinds het vorige onderzoek is daar nauwelijks iets aan veranderd. Hoewel de school zowel digitaal als op papier informatie verstrekt, vertoont de communicatie binnen de school gebreken. Deelnemers worden regelmatig laat geïnformeerd over aanpassingen in de planning. Als gevolg van eigen planningen van de bedrijfsgroepen in het vierde leerjaar, waar docenten niet van op de hoogte zijn, beschikken de deelnemers soms niet over de benodigde organisatorische informatie. Niet altijd is informatie op het digitale systeem te vinden. Ook blijken docenten elkaar tegen te spreken. Achteraf blijkt de status van een taaltoets die in het vierde leerjaar is afgenomen bij deelnemers en docenten onbekend te zijn. Deelnemers verwachtten dat er een vervolg op zou komen, terwijl de toets kennelijk onderdeel vormde van een pilot, waarbij de toets zelf werd getest.
Pagina 7
# o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS In de onderbouw worstelen docenten met te krappe ruimte of onvoldoende efficiënte ruimtes, terwijl de bovenbouw doorgaans voldoende ruimte ter beschikking heeft, die vaak niet volledig benut wordt. Het probleem met het krappe aantal computers wordt gedeeltelijk opgelost doordat deelnemers zelf een laptop aanschaffen. Leerproces De leertijd is in tegenstelling tot het vorige rapport onvoldoende. Door de grote mate van vrijheid om zelf het (week-)programma in te vullen hebben deelnemers de mogelijkheid om in de eerste twee leerjaren in projecten in de onderzoekfase te freewheelen. Sommige deelnemers komen dan op het eind in de knel. In het vierde jaar is voor elke groep per dag een dagdeel begeleide uren ingeroosterd. De deelnemers brengen vaak een deel van die tijd buiten door of in de kantine in plaats van in de 'lesruimte' waar ze geacht worden zelfstandig te werken. Bovendien kunnen de deelnemers de projecten thuis uitwerken in plaats van op school. Op zichzelf is het een interessante wijze om deelnemers voor te bereiden op de werksituatie, maar het vraagt wel discipline van de deelnemers en controle door de instelling. Het didactisch handelen is weliswaar voldoende, maar er zijn wel enkele leraren die deelnemers niet weten te motiveren en kennelijk onvoldoende weten hoe om te gaan met ongemotiveerde deelnemers. Tijdens het vorig onderzoek was de studiebegeleiding onvoldoende. Ook nu is de begeleiding in instelling nog onvoldoende. Hoewel de begeleiding in het eerste leerjaar is geïntensiveerd (meer uren per week), is de voortijdige uitval niet verminderd. In het tweede jaar worden deelnemers te abrupt losgelaten. Deelnemers constateren dat hulp vaak te laat komt. De rolverdeling tussen tutor en coach is voor de deelnemers nog steeds niet duidelijk. Ook de tegenspraak die er is tussen docenten over de eisen waaraan werkstukken moeten voldoen, is niet opgelost. Het wordt door de docenten zelfs vergoelijkt als middel om de deelnemers te stimuleren zelf een standpunt in te nemen, maar dit functioneert niet als zodanig. Ook in dit opzicht is er dus onvoldoende communicatie en afstemming tussen de docenten. Ondanks de aandacht die wordt besteed aan meer duidelijkheid bij projectomschrijvingen, zijn er nog steeds onduidelijkheden bij de start van projecten. Bovendien worden deelnemers onvoldoende uitgedaagd in tempo of inhoud. De beroepspraktijkvorming (bpv) is voldoende. De intake voor de bpv is aangepast en vindt vroeger in het jaar plaats. In elke bpv-periode zijn er terugkomdagen voor vragen en informatieverstrekking. Over de bpv-ervaringen vindt echter weinig inhoudelijke uitwisseling tussen deelnemers en afstemming met het leren in de instelling plaats. De informatievoorziening aan de bedrijven is gedigitaliseerd; desondanks is niet elk bedrijf goed op de hoogte van wat van de deelnemers verwacht mag worden en wat ze moeten leren in de praktijk. Trajectbegeleiding De intake is evenals in het vorige onderzoek voldoende. De studieloopbaanbegeleiding is evenals in het vorige onderzoek onvoldoende. Zo is de registratie nog niet in orde. De overgang van het ene registratiesysteem naar het andere is niet geslaagd. Daardoor zijn gegevens te laat beschikbaar. Voor het overige zijn geen verbeteringen zichtbaar. Er zijn voorzieningen voor deelnemers die tweede- of derdelijns zorg nodig hebben. Er is een 'zorgadviesteam' aanwezig dat nog verder aangevuld wordt met andere deskundigheden.
Pagina 8
m o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS Omgang en veiligheid De werksfeer en de veiligheid zijn voldoende. Wel is een punt van aandacht dat docenten nog steeds op verschillende wijze omgaan met afspraken en huisregels. Kwaliteitszorg Voor wat betreft de kwaliteitszorg is er nauwelijks iets gewijzigd ten opzichte van het vorige onderzoek. Er zijn weliswaar verbeteracties in uitvoering, maar de effecten daarvan zijn nog nauwelijks zichtbaar. Ingezet beleid sorteert vaak niet het beoogde effect doordat medewerkers er hun eigen invulling aan geven. De deelnemerstevredenheidsmeting heeft door een technisch probleem geen resultaten opgeleverd. Weliswaar zijn er terugkoppelingen van stageplaatsen, maar er is geen sprake van systematische en structurele tevredenheidsmetingen over de bpv. Op deelgebieden als ICT worden onafhankelijke deskundigen betrokken bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs, maar dat gebeurt niet bij de boordeling van het onderwijsproces. Bovendien is er geen sprake van systematische verantwoording over de kwaliteit van het onderwijs en de resultaten van de verbeteractiviteiten aan alle belanghebbenden, zoals de deelnemers.
Pagina 9 '
•H
o
I N S P E C T I E van hetONDERWIJS 3. TOEZICHTARRANGEMENT De kwaliteit van het onderwijs vertoont belangrijke tekortkomingen en is voor de tweede achtereenvolgende keer als zwak en daarom als zeer zwak beoordeeld. Om deze reden kent de Inspectie van het Onderwijs aan de opleiding Mediavormgever (Grafische Vormgeving), niveau 4 (Crebo 90400 en 90413) een aangepast arrangement toe. Het Mediacollege Amsterdam valt onder intensief toezicht. Met het bevoegd gezag is afgesproken dat de onderwijskwaliteit in mei 2010 weer van voldoende niveau is. De inspectie voert in het tweede kwartaal 2010 opnieuw onderzoek uit om na te gaan of de tekortkomingen zijn opgeheven. In aanvulling hierop maakt de inspectie nadere afspraken met het bevoegd gezag over te bereiken tussenresultaten en een tussentijds onderzoek naar bereikte verbeteringen. Deze afspraken legt de inspectie vast in een toezichtplan. Het bevoegd gezag dient binnen zes werkweken gerekend vanaf de vaststelling van het rapport een plan van aanpak aan de inspectie te sturen. De inspectie beziet of het plan van aanpak voldoet aan de volgende kenmerken: de voorgenomen activiteiten sluiten aan bij de geconstateerde kwaliteitsproblemen; de activiteiten zijn voldoende concreet beschreven en gepland zodat de inspectie er in het vervolg van het toezicht op kan aansluiten; het is aannemelijk dat het plan van aanpak leidt tot een verbetering van de geconstateerde kwaliteitsproblemen. Tekortkomingen in de naleving Er zijn drie tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften, namelijk de tijdige ondertekening van de praktijkovereenkomsten, de onderwijstijd en de registratie en melding van absentie van leerplichtige deelnemers bij de leerplichtambtenaar. Om deze reden heeft de Inspectie van het Onderwijs de volgende afspraken gemaakt met het bevoegd gezag: Het bevoegd gezag dient de geconstateerde tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften op te heffen. De instelling heeft voor 1 oktober 2009 een verantwoording van de geplande onderwijstijd voor het cursusjaar 2009-2010 naar de inspectie gezonden. De inspectie zal de realisatie van de onderwijstijd, de praktijkovereenkomsten en registratie en melding van absentie van leerplichtige deelnemers bij de leerplichtambtenaar controleren in het tweede kwartaal 2010. Het bevoegd gezag herkent zich in de bevindingen van de inspectie en onderschrijft de noodzaak maatregelen te nemen die opheffing van de geconstateerde tekortkomingen als doel hebben. De minister wordt van de geconstateerde tekortkoming(en) op de hoogte gesteld.
Pagina 11
m o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS
Pagina 12 <
m o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS ZIENSWIJZE BEVOEGD GEZAG Het Mediacollege Amsterdam (Ma) kan zich niet verenigen met verscheidene bevindingen zoals opgenomen in het definitief rapport van bevindingen OKV. Definitief rapport van bevindingen OKV In de aanbiedingsbrief bij het definitief rapport van bevindingen OKV is op de diverse opmerkingen in de reactie van Ma zoals ingediend naar aanleiding van het conceptrapport van bevindingen OKV ingegaan. In die brief is onderscheid gemaakt in algemene punten en punten per criterium. In deze zienswijze wordt de volgorde en het onderscheid zoals gemaakt in uw aanbiedingsbrief gevolgd. Algemene punten 1. Onderzoek door de inspecteur In de aanbiedingsbrief merkt u in reactie op de door Ma ingediende zienswijze ten aanzien van het conceptrapport op dat "wanneer er tijdens het onderzoek signalen zijn die er op duiden dat de kwaliteit van criteria, die in het voorgaande onderzoek als voldoende zijn beoordeeld, nu tekortkomingen vertonen, dan worden ook deze criteria bij het onderzoek betrokken. In het onderhavige onderzoek was dat het geval bij Maatwerk en bij Onderwijstijd." In reactie op het voorgaande wenst Ma u te wijzen op het navolgende. In de Onderzoeksopzet zoals weergegeven aan het begin van het definitief rapport van bevindingen OKV (p. 3) is de werkwijze verwoord. In deze onderzoeksopzet is niet aangegeven dat ook criteria die als voldoende zijn beoordeeld bij het onderhavige onderzoek zullen worden betrokken. Ma meent dan ook nog altijd dat geen sprake is van een juiste wijze van onderzoek door de inspecteur. Daartoe wenst Ma het volgende nogmaals onder uw aandacht te brengen. Blijkens de toelichting op de onderzoeksopzet in het definitieve rapport d.d. 12 oktober 2009, worden slechts die onderdelen van het waarderingskader beschreven die bij het voorgaande kwaliteitsonderzoek onvoldoende waren of waaraan niet werd voldaan. De overige criteria zijn niet diepgaand onderzocht. Hetgeen tijdens een eerder onderzoek als voldoende is beoordeeld, wordt in het rapport gehandhaafd en hiervan wordt alleen de score in het overzicht herhaald. Dat is dus niet gebeurd. 2.
Competentiegericht onderwijs In de aanbiedingsbrief merkt u in reactie op de door Ma ingediende zienswijze ten aanzien van het conceptrapport op dat bij het OKV u niet de ontwikkeling van het CGO beoordeelt, maar de kwaliteit van het onderwijs dat daadwerkelijk door de deelnemers wordt genoten. Bij het feitelijk genoten onderwijs gaat het ook om competentiegericht onderwijs dat een experimenteerstatus heeft. Kortom: dit had u wel degelijk bij de beoordeling dienen te betrekken.
3.
Onderbouwing en bronvermelding In uw reactie op de zienswijze ten aanzien van het conceptrapport van bevindingen, zoals weergegeven in de aanbiedingsbrief is met betrekking tot het onderwerp "onderbouwing en bronvermelding" opgemerkt dat de als onvoldoende beoordeelde criteria niet worden onderbouwd in het rapport. Daarbij wordt over het algemeen geen bron vermeld, omdat signalen uit documenten, uitspraken van personen en waarnemingen op meerdere plaatsen worden gecheckt, om te bezien of het feit structureel dan wel incidenteel is. Ook worden geen aantallen personen vermeld, omdat het geen onderzoek is met een statistisch karakter maar met een rechercherend karakter. Ma kan zich in deze wijze van beoordelen en rapporteren echter niet vinden. Op deze wijze is het rapport oncontroleerbaar en derhalve in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Het besluit ontbeert daardoor thans een goede motivering. Ma verzoekt u daarom het definitief rapport alsnog aan te passen op dit punt. Ma wenst het navolgende nogmaals onder uw aandacht te brengen, omdat zij van mening is dat een oncontroleerbaar rapport niet als rechtmatig kan worden beoordeeld. De tekst luidde kort samengevat als volgt: U hebt in het rapport bevindingen opgenomen die onvoldoende zijn gemotiveerd of anderszins niet zijn onderbouwd. Allereerst is van belang in dat kader dat het rapport van bevindingen over het algemeen zeer summier en beknopt is. Nergens is aangegeven waar de "bevindingen" uit te herleiden zijn. Het rapport is in zoverre onzorgvuldig voorbereid en ontbeert een draagkrachtige motivering.
4.
Informatie van inspectie over verschillende onderzoeken In de aanbiedingsbrief wordt met betrekking tot informatie van de inspectie over verschillende onderwerpen kort gezegd opgemerkt dat de procedure duidelijk zou zijn geweest voor Ma.
Pagina 13
# o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS De stelling van Ma, dat uw Inspectie het Mediacollege op voorhand niet juist heeft voorgelicht over de werkwijze die door haar is gevoerd. De basis voor de beoordeling was voor Ma onduidelijk. Verschillende onderzoeken leken door elkaar te lopen. Daarmee was voor Ma niet duidelijk welke informatie van hem werd gevraagd in welke context. Ook de in de aanbiedingsbrief weergegeven overlegsituaties, telefonisch met oa. de heer Walraven, hebben zoals eerder aangegeven tot onduidelijkheden geleid. Er werden verschillende antwoorden op dezelfde vragen gegeven. Als hier herhaald en ingelast dient de tekst van onze eerder reactie op het conceptrapport te worden beschouwd: Zo is bijvoorbeeld het onderhavige rapport toegezonden met daarin conclusies over de onderwijstijd, terwijl eerder bij ons de indruk was gewekt dat een reactie kon worden gegeven op de bevindingen alvorens een rapport zou worden opgesteld. In het telefonisch overleg tussen ons en uw inspecteur werd door hem aangegeven dat het geen zin meer had om te reageren op de afzonderlijke bevindingen met betrekking tot de onderwijstijd (850-urennorm) zoals neergelegd in de brief d.d. 7 juni 2009. Later is door u alsnog de gelegenheid gegeven om op de bevindingen met betrekking tot de 850-urennorm te kunnen reageren. Dit diende echter wel binnen een termijn van 4 dagen te geschieden. Daar komt bij dat het niet meer tot wijzigingen in het onderhavige conceptrapport d.d. 22 juli 2009 heeft kunnen leiden. Dit alles overziende meen ik dat de nodige zorgvuldigheid bij de totstandkoming van het conceptrapport heeft ontbroken. 5.
Toezichtkader In uw aanbiedingsbrief merkt u naar aanleiding van onze stelling dat het toezichtkader met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 van kracht is en gewijzigd is hetgeen in strijd met het recht is, opdat het onderzoek op 28 mei, 9 en 25 juni 2009 is uitgevoerd. Om die reden zou de opmerking over de terugwerkende kracht van 1 januari hier dus niet relevant zijn. Ma meent dat dit onjuist is, aangezien Ma zich gelet op deze terugwerkende kracht en het lopende schooljaar niet meer kan inspelen op de wijzigingen. Vooraf dienen de spelregels duidelijk te zijn. Dat was hier niet het geval. Ma wenst daartoe toch een reactie op het conceptrapport als hier herhaald en ingelast te beschouwen omdat weliswaar de onderzoeken na wijziging zijn uitgevoerd, echter Ma kon haar handelswijze hierop niet meer aanpassen. De eerder ingediende reactie op dit punt luidde als volgt: Toezichtkader is gewijzigd Zoals reeds overwogen is blijkens de toelichting op de onderzoeksopzet in het rapport slechts een beschrijving opgenomen van die onderdelen van het waarderingskader die bij het voorgaande kwaliteitsonderzoek onvoldoende waren of waaraan niet werd voldaan. De overige criteria zijn niet diepgaand onderzocht. Daarnaast is overwogen in het conceptrapport dat hetgeen tijdens een eerder onderzoek als voldoende is beoordeeld, in het conceptrapport wordt gehandhaafd. Hiervan wordt alleen de score in het overzicht herhaald. Dat is echter niet in alle gevallen gebeurd. In het hiernavolgende zal per individuele grond worden aangegeven waardoor uw Inspectie ten onrechte een beoordeling is gegeven. Daar komt nog bij dat het toezichtskader is gewijzigd. Daardoor is er op onderdelen waarop eerder voldoende is beoordeeld thans het nieuwe toezichtskader toegepast. Bij brief d.d. 12 februari 2009 is door de minister de Tweede Kamer van het gewijzigde toezichtskader op de hoogte gebracht. Het betreft het Toezichtkader BVE 2009 (d.d. 28 janauri2008) zoals vastgesteld door de Inspecteurgeneraal van het Onderwijs en door de minister goedgekeurd, mede namens de minister van LNV. Het betreft een geïntegreerd toezichtkader voor zowel het onderwijs- als examentoezicht. Het geldt voor zowel het bekostigd onderwijs als het niet-bekostigd onderwijs in het mbo (ROC's, aoc's, nbi's en vakinstellingen)en de exameninstellingen. Het toezichtkader zal blijkens voornoemde brief aan de Kamer met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 van kracht zijn. Dit is in strijd met het recht. Het toezichtskader is derhalve met terugwerkende kracht ingevoerd, waardoor instellingen het beleid niet meer konden aanpassen. Dit klemt temeer nu in januari de instellingen, zoals Ma al midden in het schooljaar zaten. Het kan niet zo zijn dat Ma nu wordt gehouden aan beleid dat halverwege de periode waarover het toezicht zich uitstrekt is gewijzigd. Reeds hierom meen ik dat het rapport aangepast dient te worden.
6.
Zienswijze In uw aanbiedingsbrief wordt opgemerkt dat Ma de term "zienswijze" hanteert voor de reactie op het conceptrapport. Uw inspectie hanteert de term "zienswijze" voor het geval dat de instelling het niet eens is met het definitieve rapport. Het enkele feit dat door Ma de term "zienswijze" is gehanteerd, kan naar mening van Ma niet tot de conclusie leiden dat de in dat document opgenomen onjuistheden niet worden aangepast. In uw reactie in de aanbiedingsbrief lijkt die suggestie te worden gewekt. Hierbij
Pagina 14
0 o I N S P E C T I E van hetONDERWUS wenst Ma daarom deze "zienswijze naar aanleiding van het conceptrapport" als hier herhaald en ingelast op te nemen. Per criterium 1. Onderwijstijd In uw aanbiedingsbrief wordt met betrekking tot onderwijstijd opgemerkt dat wel degelijk onderscheid zou zijn gemaakt in het rapport tussen onderwijstijd en studiebelasting. Daarbij wordt de opmerking gemaakt dat omdat de onderwijstijd in dit geval ook een relatie met de studiebelasting heeft, ze beiden vermeld zijn bij programmatijd. Daarnaast stelt u zich op het standpunt dat Ma in haar brief waarin een reactie op het conceptrapport wordt gegeven de lage studiebelasting met het voornemen deze in het studiejaar 2009-2010 te verhogen met extra les en huiswerk wordt bevestigd door Ma. Ma blijft zich echter op het standpunt stellen dat er in het rapport geen onderscheid wordt gemaakt tussen studietijd en studiebelasting. Het feit dat beide samen bij de programmatijd zijn meegenomen, kan Ma begrijpen, echter een onderscheid is verder niet te vinden in het rapport. Daarnaast meent Ma dat geenszins wordt bevestigd dat de studiebelasting te laag zou zijn, dat Ma voor het schooljaar 2009-2010 wijzigingen doorvoert maakt dat niet anders. Daarmee geeft Ma slechts aan dat zij meent dat meer studiebelasting aangewezen is, echter dat van een te lage studiebelasting sprake was bevestigd zij niet. Voor de duidelijkheid en volledigheid wenst Ma haar eerdere reactie hier nogmaals te herhalen, maar verzoekt u om de reactie met inachtneming van het bovenstaande nogmaals te beoordelen en het definitieve rapport hierop aan te passen. Met betrekking tot de onderwijstijd (850-urennorm) is een schriftelijke reactie op de bevindingen d.d. 3 september 2009 door Ma aan u verzonden. Deze reactie is aangehecht (bijlage 1) en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, nu het onderzoek naar de 850-urennorm onderdeel uitmaakt van het onderhavige rapport. Daarnaast wensen Ma zoals aangegeven het volgende met betrekking tot de 850-urennorm onder uw aandacht te brengen. Uit uw brief d.d. 7 juli 2009 blijkt dat naar aanleiding van gesprekken met enkele deelnemers tijdens het onderzoek naar kwaliteitsverbetering naar voren is gebracht dat de deelnemers de opleiding als "betrekkelijk licht" ervaren. Dit zou met name voor het vierde leerjaar gelden. Ik meen dat de mededeling van deelnemers dat met name het vierde jaar als "licht" wordt ervaren, nog niet tot de conclusie kan leiden dat sprake is van onvoldoende gerealiseerde en geplande onderwijsuren. Deze bevinding van u klemt temeer nu u slechts met enkele studenten heeft gesproken en de bevindingen van die gesprekken nu worden gepresenteerd als ware het de mening van alle deelnemers van de opleiding. Daarnaast wens ik te benadrukken dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen onderwijstijd en studiebelasting. Dat lijkt u niet te hebben gedaan. Onderwijstijd is hier niet in het geding, maar er zou eventueel sprake kunnen zijn van een te lage studiebelasting. In dit verband wijzen wij erop dat reeds een aanpassing in het rooster voor het studiejaar 2009-2010 is doorgevoerd. Er zijn meer lessen ingeroosterd met daaraan meer gekoppelde huiswerkopdrachten, zodat de studiebelasting zal toenemen. Nogmaals, hiermee erkent Ma geenszins dat de studiebelasting thans onder de maat is. 2.
Maatwerk In uw aanbiedingsbrief wordt onder maatwerk het volgende opgemerkt. In het rapport is een wijziging doorgevoerd, te weten "zij-instroom is afgeschaft"is vervangen door "zij-instroom wordt afgeschaft". Echter deze wijziging geeft nog altijd een onjuist beeld van de werkelijkheid. De zij-instroom is noch wordt afgeschaft. Er zijn feitelijk geen instromers die zich hebben aangemeld. Dat is dus geen beleid van Ma maar een wijziging in aanmeldingen. Dat kan Ma niet worden aangerekend. Ma wenst hetgeen zij op dit onderdeel ten aanzien van het conceptrapport naar voren heeft gebracht nogmaals onder uw aandacht te brengen omdat zij meent dat haar reactie onvoldoende is weerlegd in uw aanbiedingsbrief en niet juist is begrepen. Als hier herhaald en ingelast volgt deze reactie onzerzijds: Allereerst is hier van belang dat op het onderdeel maatwerk in voorgaande onderzoeken voldoende is gescoord, zodat dit onderdeel thans, ingevolge de werkbeschrijving in het onderhavige conceptrapport niet aan de orde zou kunnen komen. Indien en voor zover u van oordeel bent dat dit onderdeel wel bij de bevindingen kan worden besproken, dan geldt dat ten minste van de juiste gegevens uit moet worden gegaan. Dat is niet gebeurd. Zij-instroom is niet afgeschaft, en dus al zeker niet halverwege het cursusjaar, zoals op pagina 7. van het conceptrapport wordt overwogen. Er worden door Ma niet meer actief leerlingen geworven voor
Pagina 15
o
I N S P E C T I E van hetONDERWUS deze mogelijkheid. Dit is het gevolg van de zeer lage opkomst halverwege het jaar. Die lage opkomst is overigens te verklaren. Dit komt allereerst voort uit de tweede teldatum en het uitvalbeleid bij ROC's, waardoor er slechts weinig toestroom is bij Ma en de leerlingen op de ROC's langer worden vastgehouden. Ma meent dat ten onrechte ook niet is gekeken naar andere vormen van maatwerk, dan voornoemde zij-instroom. Ma verzorgt immers verschillende vormen van maatwerk, die bij de beoordeling betrokken hadden moeten worden. Het gaat om de volgende trajecten: de zogenaamde versnelde GV-klas, versneld op stage, versneld afstuderen, HBO-verkort-traject Ook in de Beroepspraktijkvorming (verder ook: BPV) zijn maatwerktrajecten toegevoegd zoals Leerbedrijf De Nieuwe Buren (DNB) en afstuderen in de externe BPV (Bijlage 2). Kwaliteitszorg In uw aanbiedingsbrief is overwogen dat in de gesprekken met de inspecteur zou zijn aangegeven dat verbeteringen niet of nauwelijks zichtbaar zijn. Dit is, blijkens de aanbiedingsbrief, zowel door unitdirecteuren als door mij in deze gesprekken bevestigd. In de aanbiedingsbrief stelt u zich ook op het standpunt dat de in onze reactiebrief op het conceptrapport aangehaalde verbeteractiviteiten in deze gesprekken, ondanks uw vragen naar activiteiten en zichtbare verbeteringen, niet naar voren zijn gebracht. Om die reden zou naar uw mening van onzorgvuldigheid van de zijde van de inspectie dan ook geen sprake zijn. Daarbij stelt u dat deze activiteiten nog geen zodanig effect gehad hebben op de beoordeelde criteria van het onderwijsproces en de opbrengsten, dat deze criteria in het OKV als voldoende beoordeeld kunnen worden. Ma meent dat hetgeen naar voren is gebracht in de reactie op het conceptrapport wel degelijk tot aanpassing van het oordeel had moeten leiden omdat, zoals Ma reeds naar voren heeft gebracht in die reactie, effecten op korte termijn niet mogelijk zijn. Deze onmogelijkheid kan Ma niet worden aangerekend. Daarnaast stelt Ma zich op het standpunt dat hetgeen zij in reactie op het conceptrapport naar voren heeft gebracht wel degelijk nog betrokken zou moeten worden bij de uiteindelijke vaststelling van uw oordeel. Dat in de gesprekken de verbeteractiviteiten niet naar voren zijn gebracht, zou niet tot een onjuist oordeel over het functioneren van Ma mogen leiden. Ma acht het onzorgvuldig dat deze gegevens thans niet nog bij de vaststelling van het definitieve rapport zijn betrokken. Hetgeen Ma in de reactie op het conceptrapport naar voren heeft gebracht over onzorgvuldigheden en onduidelijkheden in uw bevindingen blijft nog altijd overeind staan. Ma wenst daarom de volgende passage nogmaals onder uw aandacht te brengen. Als hier herhaald en ingelast volgt daarom de eerdere reactie: Ma meent dat het rapport op dit punt in ieder geval onzorgvuldig is. Niet duidelijk is wat nu uw bevinding is. In het rapport is aangegeven dat er met betrekking tot de kwaliteitszorg weliswaar verbeteractiviteiten zijn doorgevoerd, maar dat de effecten hiervan niet of nauwelijks merkbaar zijn bij studenten. In dit zelfde rapport wordt overwogen dat de effecten van de verbeteracties (op het onderdeel kwaliteitszorg) nog nauwelijks zichtbaar zijn. De inspecteur heeft aan ons bij zijn bezoek kenbaar gemaakt dat wel sprake is van zichtbare verbeteringen, maar dat deze klein zijn. Het is van drieën één, of de verbeteringen zijn "niet of nauwelijks merkbaar bij de student" ofwel ""nauwelijks zichtbaar", of indien ook de mondelinge uiting van de inspecteur wordt meegenomen ""klein". Ma bestrijdt overigens dat de effecten van de verbeteringen nog nauwelijks zichtbaar zijn. Vorig schooljaar is de opzet van de exitgesprekken verbeterd en zijn wijzigingen doorgevoerd. Er zijn opleidingsadviseurs (stagebegeleiders) benoemd binnen het bureau bedrijfscontacten, die feedback leveren op het onderwijs vanuit de stage. Ook is er een procesanalyse gemaakt op de kwaliteits- en rendementsverbetering. Daarbij is aandacht besteed aan de genomen maatregelen en de effecten daarvan op het rendement. Er Is een leerondememing gestart in samenwerking met enkele bedrijven, waarvoor een subsidie is ontvangen. Tevens is voorafgaande aan en bij het project CGO zichtbare resultaten geboekt door ondermeer een aangepast Groeimodel. Verder betreft dit een ingerichte projectorganisatie met een projectmanager waarin docenten participeren. Daarnaast zijn opgesteld het zogenaamde format leerplanschema, een voorbeeld leerplanschema van Mediamanagement en het model marktinformatie. En er zijn intakeafspraken gemaakt. Dit alles had naar mijn mening bij de bevindingen moeten worden betrokken. Het betrekken van deze onderdelen bij de beoordeling van de kwaliteitszorg zou er naar mijn mening toe moeten leiden dat thans wel voldoende wordt gescoord op dit onderdeel. Ma heeft meer tijd nodig om bepaalde verbeteringen verder door te kunnen voeren. Uw opmerking in het conceptrapport dat Ma het plan heeft om de jaarteams te integreren, maar dit pas in het volgend cursusjaar wordt geëffectueerd, is onjuist. Ma is voornemens om teams te formeren rond een opleiding(scluster) van intake tot diplomering. Dat is niet hetzelfde als het integreren vanjaarteams. Dit betekent een forse herstructurering van het onderwijs. Bij deze herstructurering wenst Ma dan ook zorgvuldig, gedegen, volgordelijk en afgewogen te opereren. Een dergelijke herstructurering kan niet
Pagina 16
m
O
I N S P E C T I E van hetONDERWIJS sneller uitgevoerd worden. Ik meen dat u daarmee in uw uiteindelijke beoordeling ten onrechte geen rekening heeft gehouden. Ik verzoek u daarom het rapport op dit item gewijzigd vast te stellen. 4.
Deelnemerstevredenheidsmeting In uw aanbiedingsbrief stelt u dat Ma ten onrechte suggereert dat zij door de inspectie is afgerekend op de deelnemerstevredenheidsmeting. Dat zou niet het geval zijn. Deze metingen vormen blijkens uw aanbiedingsbrief slechts een onderdeel van de totale kwaliteitszorg. Echter ook als onderdeel van de totale kwaliteitszorg kunnen geen onjuiste gegevens worden betrokken. Ook hetgeen over het technisch probleem bij de deelnemerstevredenheidsmeting naar voren is gebracht wenst Ma nogmaals onder uw aandacht te brengen omdat de meting wel degelijk is betrokken als onderdeel van de totale kwaliteitszorgmeting. Ook dit acht Ma gelet op de technische problemen bij JOB onjuist. Als hier herhaald en ingelast daarom de volgende passage uit de reactie op het concept rapport: Ten onrechte wordt Ma afgerekend op de deelnemerstevredenheidsmeting, terwijl bij deze meting een technisch probleem is ontstaan. Dat probleem lag overigens niet bij Ma, maar bij de organisatie die het onderzoek heeft uitgevoerd. Ik meen daarom dat deze gegevens niet tot een negatieve beoordeling hadden mogen leiden. Zeker niet nu er door Ma wel actie is ondernomen naar het JOB (organisatie die het onderzoek heeft uitgevoerd) en de MBO-Raad (zie bijlage 3).
5.
Onafhankelijke deskundigen In uw aanbiedingsbrief wordt onder het kopje onafhankelijke deskundigen gesteld dat de inspectie ondanks het uitdrukkelijke verzoek om aanwezige evaluatie- en auditrapporten ter beschikking te stellen, deze niet door u zijn ontvangen noch ter inzage gekregen. Ook de in de reactiebrief op het conceptrapport genoemde activiteiten zijn niet genoemd in de gesprekken. Het feit dat Ma de brieven niet eerder dan in de reactie op het conceptrapport ter beschikking stelt kan naar mening van Ma niet tot het oordeel leiden dat geen wijzigingen meer doorgevoerd kunnen worden. Het concept had hierop wel degelijk nog aangepast kunnen worden. Het zou onzorgvuldigheid zijn van uw inspectie indien dit niet zou gebeuren omdat de stukken naar uw mening te laat ter beschikking zijn gesteld. In dat geval zou een onjuist oordeel over Ma worden geveld door uw inspectie wegens gebrek aan informatie. Dat kan niet de wens van uw inspectie zijn. Ma verzoekt u dan ook om het definitieve rapport alsnog aan te passen naar aanleiding van hetgeen over de onafhankelijke deskundige naar voren is gebracht. Deze reactie luidde: Een punt van kritiek van u is dat er geen onafhankelijke deskundigen zijn betrokken bij de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs. Daarbij is door u ten onrechte niet meegewogen dat op deelgebieden deze onafhankelijke deskundigen wel zijn ingeschakeld conform de notitie, die de inspectie hierover heeft doen uitgaan. Zo zijn er externe audits gehouden op het gebied van ICT, onderwijs en financiën. Bij de bevindingen is ook niet betrokken dat erjaarlijks een directeur van een media-uitzendbureau feedback komt geven op het onderwijs aan de teams. Deze vormen van onafhankelijke deskundigeninschakeling zijn ten onrechte niet meegenomen in de bevindingen en de score.
6.
Tevredenheidsonderzoek bpv Ma heeft geen nadere reactie op dit punt.
7.
Absentieregistratiesysteem In uw aanbiedingsbrief stelt u dat deelnemers en docenten het absentieregistratiesysteem meer genuanceerd zien. Ook voor deze "meer genuanceerde" blik van deelnemers en docenten geldt dat deze oncontroleerbaar is voor Ma. Daar komt bij dat de inspectie zelf geen motivering geeft ter weerlegging van het gestelde in de eerdere reactie op het conceptrapport waarin de absentieregistratie duidelijk uiteen wordt gezet. Ma brengt hier daarom nogmaals haar eerdere reactie onder uw aandacht, aangezien onvoldoende lijkt te zijn begrepen dat de deelnemersregistratie wordt gecontroleerd door docenten en dit voor de stage in het geheel niet geldt, omdat deelnemers daarbij door de werkgever op aanwezigheid worden gecontroleerd. Ze meent dat het definitieve rapport naar aanleiding van de onderhavige zienswijze alsnog aangepast moet worden. De eerdere reactie geldt als hier herhaald en ingelast: Er is een wijziging (verbeterpunt) doorgevoerd op het onderdeel absentieregistratie. Dit wordt wel BIPA genoemd en geldt voor de leerjaren 1 en 2. Dit systeem werkt zeer goed. De heer Hartgers is als absentiecoördinator aangesteld en heeft daarbij de taak om vervolgacties uit te doen voeren. Ik meen
Pagina 17
# o. I N S P E C T I E van hetONDERWIJS dat daarmee wel degelijk sprake is van goede controle en er is toezicht op de vervolgacties. In uw bevinding herkent Ma zich derhalve niet. Met betrekking tot de absentieregistratie in het vierde leerjaar door de deelnemers is het volgende van belang voor uw oordeel. Er vindt wel degelijk absentiecontrole plaats. Uw bevinding op dit punt is dan ook onjuist. Allereerst geldt dat de opmerking in het conceptrapport betrekking heeft op de "bovenbouw". Daaronder wordt echter verstaan het derde en vierde leerjaar, terwijl de beschreven situatie alleen leerjaar vier betreft. Voor derdejaars leerlingen geldt het volgende systeem. Deze leerlingen zijn stagiaires. Zij sturen elke twee weken hun werkverantwoordingsformulier naar school toe. Dit wordt gecontroleerd door de instelling. In leerjaar vier wordt deze controle uitgevoerd door de managers die er weekoverzichten van maken. De managers zijn weliswaar medeleerlingen. Echter zij worden hierin hun rol als manager op afgerekend. Dit proces wordt geregisseerd door de docent, die de managers begeleidt en onder wiens verantwoordelijkheid dit derhalve plaatsvindt. De docent en daarmee de instelling beschikt over de overzichten, welke dus wel degelijk door de docent en de instelling gecontroleerd zijn en daarmee naar mijn mening voldoen aan de wettelijke eisen. De door studenten ingevulde aanwezigheidslijsten (en -tijden) zijn wel degelijk betrouwbaar. De leerlingen blijken zeer consciëntieus te zijn in het invullen van hun urenstaten. In de aan inspectie overlegde voorbeelden blijkt ook dat leerlingen heel eerlijk over hun aanwezigheid zijn (en tevens over de momenten dat ze te laat beginnen en/of vroeg weg zijn). Daar komt bij dat de leerlingen in het vierde jaar rond de 20 é 21 jaar oud en vaak nog ouder zijn. Deze leerlingen zijn aan het eind van de opleiding, waarbij zij naar taakvolwassenheid en zelfstandigheid toewerken. Daarbij hoort ook het zelf verantwoording afleggen van hun werkzaamheden en uren, zo meent Ma. Doordat er veel samengewerkt moet worden, zijn de leerlingen overigens ook van elkaar afhankelijk. Dat leidt er toe dat afwezigheid van groepsgenoten wel degelijk wordt gemeld, free-riders worden niet geaccepteerd. 8.
Taal Ma meent dat de reactie op het conceptrapport tot aanpassing van uw eindoordeel op dit punt had moeten leiden. Het enkele feit dat docenten en deelnemers hierover een ander beeld hebben kan aanpassing van de conclusie niet in de weg staan. Hetgeen eerder is aangevoerd wordt hier herhaald en ingelast, omdat Ma meent dat dit nog altijd tot aanpassing dient te leiden. Als hier herhaals en ingelast geldt daarom haar eerdere reactie: In het rapport is overwogen dat er geen vervolg zou komen op de taaltoets. Dat is onjuist. De overweging lijkt door u overigens ook niet in de juiste context te zijn geplaatst. Dit schooljaar is in de vorm van een pilot het taalniveau van de leerlingen getracht vast te stellen. Dat is niet gebeurd met de intentie om een soort remedial programma op te zetten, maar juist om de taaltoets op zich te testen. Hierbij bleek dat de taaltoets niet voldeed. Dit gaf de taaiwerkgroep het inzicht dat er een betere en valide toets nodig is. Op deze specifieke taaltoets komt dus geen vervolg. Echter in schooljaar 20082009 zijn door de taaiwerkgroep twee acties uitgevoerd: er is schoolbreed dezelfde taalmethode gekozen en alle tweedejaars leerlingen hebben meegedaan aan de taaldiagnose-test die door het Cito werd aangeboden. Schoolbreed is nu gekozen voor de methode Deviant, inclusief de taaltoetsen.
9.
Didactische aansluiting VMBO Uw reactie op het onderdeel "didactische aansluiting VMBO" kan weliswaar juist zijn, echter dat doet niet af aan het feit dat in de onderzoeksopzet van het definitieve rapport uitdrukkelijk staat dat slechts de onderdelen die onvoldoende of waaraan niet werd voldaan in het rapport kunnen worden besproken. Hetgeen in de reactie op het conceptrapport door Ma naar voren is gebracht geldt dan ook als hier herhaald en ingelast. De reactie luidde als volgt: Dit onderdeel was bij vorige onderzoeken geen probleem. Reeds hierom zou dit onderdeel thans niet aan de orde kunnen komen. Indien en voorzover dit onderdeel naar uw mening wel beoordeeld kan worden dan is in ieder geval sprake van een onvoldoende onderbouwde bevinding.
10. Organisatorische informatie / voorzieningen In uw aanbiedingsbrief staat onder bovenstaand kopje dat alle door de inspectie gesproken deelnemers mede namens hun groepsgenoten hebben aangegeven dat de communicatie gebreken vertoont. In reactie op uw brief wenst Ma het volgende op te merken. Allereerst is hier wederom sprake van oncontroleerbare reacties van deelnemers, hetgeen in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. Daarnaast is het natuurlijk onmogelijk dat deelnemers "mede namens" hun groepsgenoten reageren. Juist in de beperkte groep van deelnemers die is ondervraagd schuilt het gebrek van het onderzoek dat ten grondslag ligt aan uw rapport. Ten tweede meent Ma dat de inrichting
Pagina 18 •
m o I N S P E C T I E van hetONDERWIJS van de ruimte niet tot het oordeel kan leiden dat de ruimte "te klein" zijn. De ruimtes dienen op grond van (controleerbare) oppervlaktematen beoordeeld te worden en niet op grond van subjectieve criteria, die overigens ook nog eens oncontroleerbaar zijn, nu de ondervraagden onbekend zijn, in aantal, persoon en wat de feitelijke reactie van de ondervraagden was. Ook voor dit onderdeel geldt derhalve dat Ma haar eerdere reactie nogmaals wenst te herhalen omdat zij meent dat deze nogmaals met inachtneming van het voorgaande beoordeeld zou moeten worden en het definitieve rapport hierop dient te worden aangepast. Als hier herhaald en ingelast daarom haar reactie: Organisatorische informatie De opmerking in het conceptrapport dat de communicatie binnen de school gebreken vertoont is naar mijn mening wel een zeer algemene en overigens onvoldoende onderbouwde conclusie. Dat soms op een laat moment leerlingen worden geïnformeerd over wijzigen in de planning is inherent aan de reden van deze wijzigingen. Het gaat daarbij altijd om speciale niet voorziene omstandigheden, zoals ziekte. Deelnemers beschikken blijkens uw bevindingen "soms niet over de benodigde informatie". Het is op grond van het conceptrapport onduidelijk hoeveel deelnemers deze mening zijn toegedaan. Als algemene conclusie is deze bevinding ook onjuist. Als een dergelijk situatie zich al voordoet wordt deze in ieder geval gecorrigeerd. Zo heeft Ma zorggedragen voor studiegidsen (twee aparte voor GV1 en GV2), waarin alle relevante informatie staat gebundeld. Daarnaast geven alle beoordelingslijsten de relatie aan tussen de opdrachten en de werkprocessen en competenties uit het Kwalificatiedossier. Alle roosters zijn ten slotte op Ma-net (intranet) geplaatst en uitgesplitst per klas. Daarnaast waren de roosters in hard copy (dus als print) beschikbaar. Voorzieningen In vorige onderzoeken zijn de voorzieningen ten onrechte als onvoldoende aangemerkt. Wij hebben dat eerder kenbaar gemaakt. Ma meent dan ook dat verbeteringen niet doorgevoerd behoefden te worden. Toch heeft Ma wijzigingen doorgevoerd. Er is slechts één bevinding in het conceptrapport opgenomen: "In de onderbouw worstelen docenten met te krappe ruimte of onvoldoende inefficiënte ruimtes, terwijl de bovenbouw doorgaans voldoende ruimte ter beschikking heeft, die vaak niet volledig benut wordt. Het probleem met het krappe aantal computers wordt gedeeltelijk opgelost doordat deelnemers zelf een laptop aanschaffen." Echter er is veel verbeterd wat betreft onder meer het netwerk, er is een laptopproject, een ICT-team, er bestaat insourcing, en kan gebruik worden gemaakt van images. De problemen tot en met aanvang schooljaar 2007-2008 zijn structureel opgelost. Wat betreft computers zijn er voor de onderbouw 220 op 450 leerlingen, en voor het vierde jaar 210 op 350 leerlingen. Dit betreft in totaal 1op 2, hetgeen gelijk of beter is dan bij vergelijkbare instellingen in andere steden. De reden dat laptopproject is opgestart is overigens niet dat er te weinig computers zouden zijn, maar dit project is opgezet om de studiebelasting te verzwaren. Met de laptops en de specifiek benodigde software als gereedschap kunnen deelnemers beteren meer thuis werken aan hun studieopdrachten. U komt tot het oordeel dat de onderwijsruimten te krap zijn of onvoldoende efficiënt. Ik meen dat er geen sprake is van te krappe ruimten. De norm is 1 leerling op 6,8 m2; de huidige situatie voor deze opleiding is 1 leerling op 6,89 m2, hetgeen hoger uitvalt dan de norm. Bij dit alles speelt een rol dat het inroosteren van lessen op een vroeg tijdstip voor veel leerlingen problemen oplevert. Veel deelnemers kunnen dan niet op tijd komen door lange reistijden. Conclusie Ma verzoekt u om het definitieve rapport van bevindingen te wijzigen met inachtneming van de onderhavige zienswijze. Daarnaast wenst Ma dat de onderhavige zienswijze, zoals ook aangegeven in uw brief d.d. 12 oktober 2009, als bijlage bij het rapport worden gevoegd. Hoogachtend,
Pagina 19