-b-
RAAD VAN STATE
~r~~\Ô
per brief met bijlagen
O 4 MAART 2015
(tevens per fax)
ZAAKNR
Raad van State
MN
Afdeling Bestuursrechtspraak t.a.v. S.G. Antonio-Macaay Postbus 20019 2500 EA 's-Gravenhage
Uw referentie:
201304768/2/R2
Onze referentie:
BeroepschriftRWENbwMaart2015
Betreft:
Eemshaven - kolencentrale Nbw 1998 vergunning/Aanvulling
Aantal pagina's:
6 (exclusief bijlagen) Nijmegen, 2 maart 2015
Geachte Voorzitter, Bij brief van 12 december zonden wij u ook 2 bijlagen mee. Deze stukken lijken niet bij StAB te zijn aangekomen zoals tijdens de consultatie van afgelopen woensdag bleek. Wij hebben ze alsnog op 1 maart per email naar StAB verzonden. Zie bijlage 1. Voor de goede orde verzoeken wij u om na te gaan of deze stukken naar alle partijen zijn gestuurd. Uit de eerder aan de Afdeling gestuurde brief van prof. Ragas van 23 december 2013: "Een vraag die de nomnstellingswereld afgelopenjaren nog heeft beziggehouden is met welke waterconcentratie de huidige Europesekwiknorm voor prooidieren correspondeert. Eenzeer grondige studie van het RIVM, waarvan de conceptrapportage onlangs in de Wetenschappelijke Klankbordgroep Normstelling Water & Lucht is besproken, laat zien dat deze corresponderende waterconcentratie ongeveer 0,066 ng opgelost totaal kwik per liter bedraagt (Verbruggen et al., 2014)". Door RIVM is dus een kwiknorm in water afgeleid die equivalent dient te zijn aan de Europese en Nederlandse norm voor kwik in biota van 20 ug/kg nat gewicht. Quote uit het RIVM rapport, waarvan een relevant deel als bijlage 2 is toegevoegd: "Publiekssamenvatting Het RIVM doet een voorstel voor waterkwaliteitsnormen voor kwik die rekening houden met de stapeling van kwik in de voedselketen. Kwik wordt vanuit het water opgenomen in vissenen komt via dezeroute terecht in vogels en zoogdieren. De stof is opgenomen op de lijst van prioritair gevaarlijke stoffen onder de Kaderrichtlijn Water. De EuropeseCommissieheeft ter bescherming van visetende dieren biotanormen vastge-
MOB, Waldeck Pyrmontsingel18, 6521 Be Nijmegen email:
[email protected]; website: www.mobilisation.nl Tel: 024 3230491, BTW nr.: 8065.51.811
steld, dat zijn maximale gehaltes in vis waarbij v.ogels en zoogdieren geen risico lopen als gevolg van kwik. Lidstaten moeten aantonen dat deze gehaltes niet worden overschreden. Dit kan door het meten in vis, maar Nederland geeft de voorkeur aan een alternatieve methode waarbij in water wordt gemeten. Voor deze alternatieve methode moet de relatie tussen waterconcentraties en gehaltes in vis bekend zijn. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de opname van kwik in dieren groter is naarmate ze zich hoger in de voedselketen bevinden. Dit rapport geeft een overzicht van recente studies waarin de opname van kwik is bestudeerd in het veld en waarbij de gehaltes op allerlei niveau's in de voedselketen zijn bepaald. Op basis hiervan is de Europese biota norm teruggerekend naar een bijbehorende eoncentratie in water. De berekende veilige eoncentratie in water is 0.066 ng opgelost totaal kwik/L. Het RIVM stelt deze eoncentratie voor als onderbouwd alternatief voor de biota norm ". De lozingsnorm voor kwik in de Wvo-vergunning van RWE bedraagt 2,9 ug/l', In het StAB-rapport van 28 november 2013 (uitgebracht in het kader van de voorliggende procedure) wordt op pagina 140 gerekend met een verdunning van het effluent van de ABI met het koelwater met een factor 3.900. Dit betekent een kwikconcentratie in de totale outflow van koelwater (koelwater en effluent van ABI samen) van 2,9/3900 ug/I = O_?4ngjl. Als we dit vergelijken met de door RIVM afgeleide 0,066 nq/l, dan betekent dit een overschrijding van de door RIVM voorgestelde norm met een factor 11. Op grond van het RIVM rapport, in samenhang met de door ons aangeleverde data van kwik in prooidieren, mag worden verwacht dat de kwikconcentratie in water al rond of boven de 0,066 ng/I zit. Conclusies: 1. De aan RWE via het effluent vergunde kwikemissie is veel te hoog zelfs na vergunning met koelwater. 2. Als de aan RWE vergunde kwikemissie in het effluent een factor lllager zou zijn dan nog is er sprake van een verdubbeling van de kwikimmissie. 3. De in de Wvo-vergunde kwikemissie is veel te hoog en kan geen stand kan houden op grond van bovenstaande toets. 4.
De lozingsnorm voor kwik dient drastisch naar beneden te worden bijgesteld, hetzij middels de Nbw-vergunning hetzij middels de Wvo-vergunning.
RIVM rapport verwijst nergens naar USEPA-normen Zie de paragrafen 1.1, 1.2 en 1.3 van bijlage 2. Ook hierin wordt verwezen naar de Europese normen, zoals door ons ook in de eerder aan de Afdeling gestuurde stukken is gedaan. De door Arcadis gebruikte, en door de provincie Groningen klakkeloos, ondersteunde USEPA-normen zijn in dit kader totaal irrelevant. Dit bevestigt nog eens dat het Arca dis rapport van september 2014 op onjuiste gronden berust. Zie onze reacties van 13 november 2014 en 24 december 2014. Relatie met Wm-vergunning Verweerders blijven zich op het standpunt stellen dat de in de Wm/Wvo-vergunningen vergunde kwikemissies naar lucht en water hier niet meer aan de orde kunnen komen. Wij hebben al eerder betoogd dat dit standpunt strijdig is met de uitspraak van de Afdeling in de Wvo-vergunning.
1 Waarom
is aan RWEeen kwikconcentratie 2,9 microgram/I kwik in het effluent van de ABI (Afvalwater Behandelingsinstallatie) vergund, terwijl effluent van de ABI van de kolenvergasservan NUON moet voldoen aan O,S microgram/I? 2
Dit zou ook betekenen dat er dus helemaal geen toetsing meer hoeft te gebeuren aan mogelijke negatieve effecten op Natura 2000-gebieden wanneer een Wabo- of Wvo/Waterwetvergunning is verleend, hetgeen in strijd is met de habitatrichtlijn. Conclusie: • Er is wel degelijk een toetsing vereist van de effecten van kwikemissies op de instandhoudingsdoelstellingen, ook nadat Wabo en Waterwetvergunningen zijn verleend. Relatie met Wm-vergunning van december 2007;Voor kwik geldt minimalisatieverplichting Volgens Infomi! is kwik een zogenaamde mvp1 stof:
Overzicht MVP 1 stoffen Overzicht MVP 1 stoffen
Quote uit de NER2: "Voor deze stoffen moet blijvend worden gestreefd naar een zo laag mogelijke emissie [nulemissie)". Dit betekent dat de emissies op de korte termijn zo laag mogelijk moeten zijn en dat hierin verder moet worden gegaan dan "gewoon BBT". Als "gewoon BBT" genoeg zou zijn dan zou kwik niet onder de minimalisatieverplichting val/en. Op de langere termijn moeten de emissies naar nul. Door zowel Rijkswaterstaat als de provincie is simpelweg de kwikemissie vergund die door RWE is aangevraagd zonder onderzoek of een lagere emissie mogelijk is. Gezien het blijven hameren van verweerders op de in de Wm vergunde kwikemissie van 95 kg/jaar verzoeken wij de Afdeling om nog eens goed na te gaan hoe deze extreem hoge kwikemissienorm in de Wm-vergunning tot stand is gekomen. Hieronder enkele relevante punten: 1. Onder verwijzing naar de considerans en de voorschriften van de Wm-vergunning stellen wij vast dat alleen dioxines en furanen onder de minimalisatieverplichting zijn geschaard. Kwik is in de procedure nooit als een minimalisatieverplichte stof opgevat. 2. Kwik valt in het beleid van de provincie Zuid-Holland al meer dan 10 jaar onder de minimalisatieverplichting. Sinds eind 2010 valt kwik ook onder de minimalisatieverplichting van de NER. Wij constateren dat de provincie en Rijkswaterstaat dit kennelijk nog niet hebben onderkend. De vergunningen hadden met betrekking tot de te hoog vergunde kwikemissie nu hierop al geactualiseerd moeten zijn. 3. Uit de considerans van de Wm-vergunning waarin wordt gesteld dat de belasting van het estuarium met kwik "gering" zou zijn. 4. In de considerans van de Wm-vergunning staat dat kwikemissies uit de centrale maar voor 0,001% bijdragen aan de belasting van het estuarium, zie verderop. De provincie was hier kennelijk de kwikemissie via het afvalwater "vergeten":
2
http.Z/www.ìnfomìl.nl/ onderwerpen/klímaat-lucht/ner
/ digitale-ner /2-algemeen/2-3-systematiek/2-3-7 3
/
Reactie: In äezezienswifr.e van MOB word: de (theoretisch) maximale kwikemissìe van 95 kg per jaar afgezet tegen de doeJemissie van <450 kg4, zoets deze in he! prioritaire stoffenbeleid is vastgelegd -, Uit de "Voortgangsrapportage Milieubeleid" 1 blijkt echter dat de doe/emissie voor âez» component onrealistisch laag geformuleerd is, De emissie van âezecentrete is dus veel mlnder dan de genoemde 21% van de reële doe/emissie. In het verleden zijn in EG-verband en in andere intemetionsle verdragen zogenaamde zwarte lijsten opgesteld. Ook in Nederland is in het verleden een zwarte lijst met stoffen gepubliceerd in hei Indk;atief Meerjarenprogramrr(8' Milieubeheer 1986-1990. Inmiddels wordt voor het compartiment lucht deze zwarte lijst niet meer gebruikt 2, Voor de emisste« naar tucht wordt daarom door ons ook geen gebruik meer gemaakt van de zwarte lijsten. Voor zover de stof nog als "zwarte lijsistof" voor het compartiment water wordt gezien, wijzen wij er op dat depositíeberekeningen aangetoond nebben dat de omvang van de belasting mot kwik van hef Eems-DolJ'ard-esi,varium gering is. Wij volgen het standpunt van MOB dat deze emissie te groot ís niet. Wel vinden wU- met MOB - dat een reductie van de kwikemissfe moet worden nagestreefd. Om die reden nemen wij de suggestie van MOB over om een onderzoeksverplichting in de vergunning op te nemen. Hiertoe hebben wij mi het nieuwe voorschrift 11.2. 11 opgenomen. Hef in dit voorschrift bedoelde onderzoek leidt niet lot een appeffabel besfuit.
Ook: Kwik: 21, Greenpeace Wijster op dat er een Europeesrechtelijke verplichting is om in het kader van EPER onder andere de kwikemìssies van RWE met voldoende nauwkeurigheid naar de Europese Commissie te rapporteren. Derhalve dient volgens Greenpeace een continue kwìkerntssìe te worden voorgeschreven, zoals ook recent is gebeurt in de nieuwe vergunning van SKB in Groningen. Oe vergunde kwìkemlssie is met 95 kg/jaar veel te hoog. De vergunde kwikemissie moet veellager uitkomen, zeker ook gezien het gegeven dat de meeste kwik uit de schoorsteen uiteindelijk in beschermd gebied wordt gedeponeerd. Door meer kolenlnzet blijft de emissie van kwik maar toenemen, dit in tegensteHìngtot de beleidsvoornemens. Greenpeace verzoekt ons om (1) een maximale momentane kwikem\ssievoor te schrijven van 2,4 microgramfm3, en (2) aanvullend eeo contlnue meting van kwik voor te schrijven. Ook dient eeh verwijderin-grendementvan tet"lminst(i¡90% conform de BREF te worden voorgeschreven. Reactie: De aangevraagde (en vergunde) kltlikemissie is gebaseerd op het kwíkgehalte in de brandstoffen uit bijlage E van de aanvraag (steenkool O,16mglkg en biomesse (A-hout) 0,26 mg/kg). De vergunde kwikemissie van 95 kgljaar is dus een maximaal theoretische waarde. Deze kwikemissie(concentratie) voldoet aan BBT en is milieuhyg.iênisch eccepisbei. De werkelijke kwfkemíssie hangt af van het kwikgehalte in de brandstoffen die worden ingezet. Indien uit de voorgeschreven kwikemissiemetíngen blijkt dat de werkelijke kwíkemissie (concentratie) aanzienlijk fager is dan de vergunde emissie zulten wij tn kadEr van de MER--evaluatie, drie jaar o« inbedrljfstellíng, de vergunde kwìkemissfe (ambtshalve) bijstellen, Aan het verzoek van Greenpeace om een maximale momentane kwíkemissie voor te schrijven van 2,4 J.lg/m3 en een bijbehorende continue meting wordt ntet voldaan,. omdat hiervoor gelet op BBT en de NeR, geen gronden aanwezig ZIJn. Op basis van de voorgeschrevÇ1n emissiemetÎngen kan vaaoenäe nauwkëuríg worden gerapporteerd in hel kader van EPER. Verder blijkt f,/Îf depositieberekeningen dat ife deposi!le van kwik ten gevo/gl'} van df! vergunde emissies van RWE en NUON in het Eems-Dollard~estuarium ongeveer t,5 gif bedraagt. De belasting van dit
paginà 38 vaô 120
gebie<J uit andere bronnen is echter ongeveer 150 kglj, Dit betekent dat de emissies uít de centrale slechts voor 0,001% bijdragen aan de belasting van het estuaríum. Wij achten dit verwaarloosbaar. Voor het overige verwijzen wij naar onZé reactie op de zienswíjze van MOB onder Ad R., punt 7.
4
Verder blijkt Wt deposítiflberekenlngen
dat de depositie van kwik f'en gevolge van de vergunde emissies
van RWE' en NUON in hei Eems~Doílard4Jstuarium ongeveer t,5 gij bedraagt. De belasting van dit pagina 38 van 120
gebied uil andere breimen Is eenter ongeveer 150 kg/j. Dit betekent dat de emisstes uit de centrale slechts voor 0,001% bijdragen aan de belasting WIn het estuarium. Wij achten dit verwaarloosbaar.
De bovengenoemde l,S gram/jaar kwik blijkt geheelonjuist te zijn zoals uit de latere modelleringen van de universiteit en van Arcadis blijkt. In plaats van 0,001% blijkt de kwikimmissietoename in prooidieren circa 2% te zijn. De inschatting van de provincie van 0,001% zit er dus faliekant naast.
Worst-case vergunde kwikemissie/maximaa/ haalbare kwikemissie vergund In de bovenstaande reactie is aangegeven hoe verweerders tot de norm van 95 kg kwik/jaar zijn gekomen. Deze norm is gebaseerd op een worst-case situatie, hetgeen hier wil zeggen dat een hogere kwikemissie niet in de verwachting ligt en met een grote mate van waarschijnlijkheid technisch gezien ook niet kan worden gehaald. In de BREFLep zijn concentraties kwik van verschillende oorsprong weergegeven:
Chap'''r-t
Table 442 below shows the diffèrent conte-ntsof mer CUI)" in coals from different origins. Ori~
Number of samples (n)
Ind.¡¡neú"l
7 l 7 l
New Zealand Colombia Rms:Î3 (KuzbJ.:;':¡)
lì 1
AlliÙ-;Ù:Î3
VenemeJa South Africa Blend EeYllt Norwav (SpitsÒ!!r!!;ën,) US (ea5tem)
12 36
(bina
'2 l
Genmny(Euh Poland
area)
l 2
15
~b,ln value ofR, Ylu;ianC'~v(t.'o) ('(lntent (m...'ke:} 0,04 6.3 ± 0,02 Q,05 0.06 57 ± o.œ 0.06 O.OS 7U ± 0.06 Q,OS Q.02 0.09 ± TI 0.09 .± 0.07 72 tUO 0.14 0.14 ± e.u
e.is
0.16 ü.35
10
±
()_55
154
T~'blé 4.4!: ~It'I'C'UrT .oo.o:S :ntineoal CI'omdiffenld origîno;
[~-s,FlIre,ledri~,
2.001)
De door RWE aangevraagde en in de considerans genoemde 0,16 mg/kg kwik in kolen en 0,26 mg/kg in biomassa is inderdaad wel erg "worst case" als we de Poolse kolen buiten beschouwing laten. Er zijn dus ook kolen op de markt met circa 0,04-0,06% kwik.
5
Conclusies: • Bij het verlenen van de Wm-vergunning is de minimalisatieverplichting niet toegepast met betrekking tot kwik. Als dat wel was gebeurd dan zou er een veellagere norm uit zijn gerold. • Omdat de kolen van overzee gaan worden aangevoerd (zie de procedure met betrekking tot het Tracébesluit) kan de input van kwik met een factor 3 worden verlaagd. Dit leidt ook tot een factor 3 verlaging van de kwikemissie naar de schoorsteen. •
De in de Wvo-vergunning
vergunde kwikemissie kan ook substantieellager.
In ons beroepschrift hebben wij laten zien dat de aan RWE vergunde kwikemissie van 95 kg/jaar hoger is dan de totale kwikemissie van vijf oude Nederlandse kolencentrales. Om de aan RWEvergunde kwikemissie in perspeetlef te plaatsen is onderstaand een overzicht opgenomen van cie gerealiseerde kwikemissies naar de lucht van een vijftal oude24 Nederlandse kolencentrales in 2010: Centrale
Gerealiseerde kwikemissie in 2010 in kg/iaar naar de lucht 32 24
E.ON Rotterdam Amer centrale Geertruidenberg NUONcentrale Hemweg Electrahel Nijmegen EPZBorssele Totaal van 5 oude kolencentrales
11 9 6
82
Vergund aan RWE/Essent kolencentrale Eemshaven
9S
Hieruit blijkt datde aan RWE!Essent vergunde kwikemissie boger is dan de som van de gerealiseerde kwikemissies van de 5 bovengenoemde oude centrales bij efkaar.
Wij merken in dit verband nog op dat de minimalisatieverplichting vierde tranche gaat worden overgezet naar het activiteitenbesluit "Zeer Zorgwekkende Stoffen" valt.
voor kwik in de NERvanaf de omdat kwik onder de groep van
Conclusies: •
Nu de kwikemissies van RWE in de Waddenzee leiden tot een significante toename van kwik in prooidieren met circa 2%, én de Waddenzee met betrekking tot het criterium van de KRW "goede status" niet voldoet kunnen significante effecten op instandhoudingsdoelstellingen van vissen, vogels en zeehonden niet worden uitgesloten. Deze "goede status" moet volgens de KRW in 2015 zijn gerealiseerd.
•
Op grond hiervan dienen de vergunde kwikemissies van RWE via zowel water als lucht fors naar beneden te worden bijgesteld.
Hoogachtend,
Drs. Johan G. Vollenbroek Bijlagen:
1. Email van ons aan StAB van 1 maart 2015 2.
Rapport RIVM met betrekking tot aanbevolen norm van 0,066 ng/I kwik 6
Subject: Re: overleg 25 februari From: Johan Vollenbroek <
[email protected]> Date: 1 Mar 2015 12:33:57 CET Cc: Pascal Stroeken
, Eric Feringa <[email protected]> To: Tjeerd van der Meulen Heren, hierbij
alvast de stukken
van 12 december 2014, die toch al lang in uw bezit
hadden moeten zijn.
Bijlage 2 hebt u ter zitting alvast in hard copy ontvangen.
Beroepschilftf
8,eme-piSchi'~ftREWNbwD eo2014 copy.pdf
.¡n~~, ,~.
iB~jl2 Rapport cornu fatiat o ••. l' 4 oopy. pdf
EiJ_la,,
,
Bijla9,e t Rapport cumulatie~ ...1212í 4. peU
Verder is het volgende aan de orde geweest met betrekking tot kwik: Door RIVM is een kwiknorm in water afgeleid die eguivalent dient te zijn aan de Europese en Nederlandse norm voor kwik in biota van 20 ugjkg nat gewicht. Quote uit het rapport: "Publiekssamenvatting Het RIVM doet een voorstel voor waterkwaliteitsnormen voor kwik die rekening houden met de stapeling van kwik in de voedselketen. Kwik wordt vanuit het water opgenomen in vissen en komt via deze route terecht in vogels en zoogdieren. De stof is opgenomen op de lijst van prioritair gevaarlijke stoffen onder de Kaderrichtlijn Water. De Europese Commissie heeft ter bescherming van visetende dieren
biotanormen vastgesteld, dat zijn maximale gehaltes in vis waarbij vogels en zoogdieren geen risico lopen als gevolg van kwik. Lidstaten moeten aantonen dat deze gehaltes niet worden overschreden. Dit kan door het meten in vis, maar Nederland geeft de voorkeur aan een alternatieve methode waarbij in water wordt gemeten. Voor deze alternatieve methode moet de relatie tussen waterconcentraties en gehaltes in vis bekend zijn. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de opname van kwik in dieren groter is naarmate ze zich hoger in de voedselketen
bevinden. Dit rapport geeft een overzicht van recente studies waarin de opname van kwik is bestudeerd in het veld en waarbij de gehaltes op allerlei rilveeu's in de voedselketen zijn bepaald. Op basis hiervan is de Europese biotanorm teruggerekend naar een bijbehorende concentratie in water. De berekende veilige concentratie in water is 0.066 ng opgelost totaal kwik/L. Het RIVM stelt deze concentratie voor als onderbouwd alternatief voor de biotanorm If.
Welnu: de lozingsnorm voor kwik in de Wvo-vergunning bedraagt 2,9 ug/I. In het StABrapport van 28 november 2013 (in de huidige procedure) wordt op pagina 140 gerekend met een verdunning met het koelwater van een factor 3.900. Dit betekent een kwikconcentratie in de totale outflow van koelwater van 2,9/3900= 0,74 ng/I. Als we dit vergelijken met de door RIVM afgeleide 0,066 ng/I, dan betekent dit een overschrijding van de door RIVM voorgestelde norm met een factor 11. Op grond van het RIVM rapport, in samenhang met de door ons aangeleverde data van kwik in prooidieren, mag worden verwacht dat de kwikconcentratie in water al rond of boven de 0,066 ng/I zit. Onze conclusie kan niet anders zijn dan dat de vergunde kwikemissie veel te hoog is. Als de aan RWEvergunde kwikemissie in het effluent een factor 11 lager zou zijn dan nog is sprake van een verdubbeling van de kwikimmissie. Onze conclusie is dat de in de Wvo-vergunde kwikemissie veel te hoog is en geen stand kan houden op grond van bovenstaande toets. Met vriendelijke groeten, Johan Vollenbroek MOB Waldeck Pyrmontsingel 18 6521 BC Nijmegen The Netherlands Tel: +31 (0)24 323 0491 Fax: + 31 (0)84 745 11 93 Email: j9hao_@mQbìlìsation.nl website: www.mobilìsatíon.nl
National Institute for Public Health and the Environment
Ministry ofHealrh, Welfare and Sport Bijlage 02
Derivation mercury
of water-based
quality
standards for
RIVM Letter report XXXX/2014
E.M.J. Verbruggen R. van Herwijnen C.E.Smit
V\ CLWL
lA:)
di_~~b-
C
r ~~-
V1~
I RIVM Letter report XXXX
Publiekssamenvatting
Het RIVM doet een voorstel voor waterkwaliteitsnormen voor kwik die rekening houden met de stapeling van kwik in de voedselketen. Kwik wordt vanuit het water opgenomen in vissen en komt via deze route terecht in vogels en zoogdieren. De stof is opgenomen op de lijst van prioritair gevaarlijke stoffen onder de Kaderrichtlijn Water. De Europese Commissie heeft ter bescherming van visetende dieren biotanormen vastgesteld, dat zijn maximale gehaltes in vis waarbij vogels en zoogdieren geen risico lopen als gevolg van kwik. Lidstaten moeten aantonen dat deze gehaltes niet worden overschreden. Dit kan door het meten in vis, maar Nederland geeft de voorkeur aan een alternatieve methode waarbij in water wordt gemeten. Voor deze alternatieve methode moet de relatie tussen waterconcentraties en gehaltes in vis bekend zijn. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de opname van kwik in dieren groter is naarmate ze zich hoger in de voedselketen bevinden. Dit rapport geeft een overzicht van recente studies waarin de opname van kwik is bestudeerd in het veld en waarbij de gehaltes op allerlei niveau's in de voedselketen zijn bepaald. Op basis hiervan is de Europese biotanorm teruggerekend naar een bijbehorende concentratie in water. De berekende veilige concentratie in water is O.O(j6ng opgelost totaal kwik/L. Het RIVM stelt deze concentratie voor als onderbouwd alternatief voor de biota norm.
I RIVM Letter report XXXX
1
Introduction
1.1
Water quality standards under the Water Framework Directive The European Water Framework Directive 2000/60/EC (WFD) aims at "maintaining and improving the aquatic environment in the Community". Member States should achieve the objective of at least a "good ecological status" and a "good chemical status" by defining and implementing the necessary measures within integrated programs of measures. For a good chemical status the WFD requires that environmental quality standards (EQSs) are met. These EQSs serve as a benchmark to decide whether or not specific measures are required. The EQSs for priority (hazardous) substances are set on a European community level. For other compounds that are relevant to individual member states, standards are set on a national level. The EQS for chronic exposure is aimed at the protection of ecosystems and human health. The derivation considers direct ecotoxicity to aquatic organisms, exposure of humans through consumption of fish and fishery products, and exposure of predators through secondary poisoning. The most critical of these routes determines the final standard. For compounds that have a strong potential to bioaccumulate in fish, human fish consumption and secondary poisoning routes are often most critical. Due to the characteristics of these compounds, concentrations increase along the food chain. Consumption of fish therefore leads to critical levels in humans or predators while at similar concentrations in water, aquatic organisms are not affected. For these compounds, concentrations in fish have been derived that will not cause adverse effects in humans or predatory birds and mammals upon lifetime consumption. Starting from these safe concentrations in biota, corresponding water concentrations can be calculated, taking into account the accumulation of substances by aquatic organisms from the aqueous phase (bioconcentration) and accumulation in the food chain (biomagnification). This method is described in the Technical Guidance For Deriving Environmental Quality Standards [1].
1.2
Biota standard for mercury Also for the priority hazardous substance mercury, human exposure via fish and secondary poisoning are most critical, because of the high level of bioconcentration of these compounds. According to the preamble of Directive 2008/10S/EC [2], EU community level EQSs based on surface water concentrations are sufficient for the majority of substances. An EQS based on surface water concentrations of 0.07 ¡.Jg/Lwas set for mercury and its compounds. However, it was considered appropriate to establish EQSsfor biota at the EU community level, because for this substance "it is not possible to ensure protection against indirect effects and secondary poisoning at Community level by EQS for surface water alone". A maximum concentration in biota for mercuryof 20 ¡.Jg/kgwwtwas set in Art 3(2) of Directive 2008/10S/EC, based on a substance data sheet that was compiled in 2005 [3]. The value of 20 ¡.Jg/kgwwt is based on the toxicity of methyl-mercury (MeHg) to birds. The reason for setting standards based on concentrations in biota rather than concentrations in the water column was primarily the uncertainty surrounding bioconcentration and biomagnification factors. According to Directive 2008/10S/EC, if member states do not apply standards for biota they shall establish equal or stricter quality standards for water than those in the daughter directive, in order to achieve the same level of protection as the standards for biota.
I RIVM Letter report XXXX
The biota standard of 20 IJg/kgwwt is maintained in the new priority substances Directive 2013/39/EU [4]. The motivation for setting a biota standard is phrased differently and focuses on the analytical challenges when setting water-based standards for biota: "Some very hydrophobic substances accumulate in biota and are hardly detectable in water even using the most advanced analytical techniques. For such substances, EQS should be set for biota." Similar to the previous directive, the option is given to apply alternative standards when stating: "Nevertheless, in order to take advantage of their monitoring strategy and adapt it to their local circumstances, Member States should have flexibility to apply an EQSfor an alternative matrix." 1.3
Aim of this report: derivation of water-based risk limits When quality standards are set for biota, this also means that water quality should be monitored based on measured concentrations in biota. In the Netherlands, measuring water samples is preferred. The responsible ministry in the Netherlands decided to investigate the possibility to rely on water-based quality standards for mercury and requested RIVM to propose water-based quality standards for these compounds. This report describes the derivation of an alternative quality standard for water based on a thorough evaluation of the relationship between mercury concentrations in water and accumulation in biota. Chapter 2 gives the theoretical background and outlines the methodoloy used. In Chapter 3, a summary is given of relevant literature and data are discussed and processed to derive water-based standards for mercury. The conclusions can be found in Chapter 4.