PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr. Dat. ontv.:
p S \tc3^
I
1 Luttenbergstraat 2
fc^
Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99
Q 1 SEP 2015
Fax 038 425 48 88 overijssel.nl postbusOoverijssel. nl
Provinciale Staten van Overijssel
KvK 51048329 IBAN NL45RABO0397341121 Inlichtingen bij H.A. Hamstra telefoon 038 499 7508
[email protected]
Onderwerp: aanbieden RIVM rapport 'Risico's van gasolie-opslag in zoutcavernes'
Datum
25.08.2015 Kenmerk
2015/0255897
Toezending aan Provinciale Staten met oogmerk: [X] ter informatie [ ] anders, en w e l :
Pagina
1
Bijlagen I. RIVM rapport 'Risico's van gasolie-opslag in zoutcavernes' met aanbiedingsbrief van opdrachtgever Veiligheidsregio Twente (te raadplegen via www.overijssel.nl/sis en ligt ter inzage bij de receptie van het Provinciehuis) Hierbij zenden wij u ter informatie het RIVM rapport 'Risico's van gasolie-opslag in zoutcavernes' met de aanbiedingsbrief van de opdrachtgever Veiligheidsregio Twente. In onze brief van 17 februari 2015, met de beantwoording van vragen van de heer Jansen van de Statenfractie GroenLinks, hebben wij u over dit onderzoek geïnformeerd. In opdracht van de Veiligheidsregio Twente heeft het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) een algemeen wetenschappelijk literatuuronderzoek gedaan naar incidenten omtrent opslag van gasolie in zoutcavernes. Aanleiding om dit onderzoek te starten was de lekkage van ruwe olie bij zoutcavernes in Gronau-Epe in februari 2014 en de geplande opslag van gasolie (diesel) in soortgelijke zoutcavernes onder het industrieterrein De Marssteden te Enschede door AkzoNobel. Meer informatie over dit rapport is te vinden op de website van de Veiligheidsregio Twente (http://www.vrtwente.nn, onder meer onder Documentatie / vergaderstukken algemeen bestuur/ vergadering 29 juni 2015. Gedeputeerde Staten van Overijssel,
voorzitter,
secretaris,^
Datum verzending
0 1 SEP, 2015
provincie
verijssel
VEILICHEIDSk^h;ÜH)
6
Samen werken aan T l A f C I V I T C een veilige regio I V V C I I C
POSTBUS 1400, 7500 BK ENSCHEDE Aan het -
O
Nijverheidstraat 30 7511 JM Enschede
5
Postbus 1400 7500 BK Enschede
bestuur van : gemeente Enschede gemeente Hengelo GGD Regio Twente Waterschap Vechtstromen, Vitens N V. provincie Overijssel, AkzoNobel, Staatstoezicht op de Mijnen Ministerie van Economische Zaken
6 9 8
088 256 7800
E06b
O O O O
info(Q)vrtwente.nl
7' 8 9 uw KENMERK: -/BEHANDELD DOOR: Drs W. van der Loos ONDERWERP:
ONS KENMERK VRT/1 5004705 E-MAIL:
[email protected]
DATUM: 22 juni 2015 TELEFOON 088 256 8420
Rapport 'Risico's van gasopslag in zoutcavernes'
Geachte bestuur, Zoals u weet is in februari 2014 drukuitval geconstateerd bij de opslag van ruwe olie in Epe-Gronau (Duitsland) ca. 4 km. vanaf de Nederlandse grens. Sinds 1974 wordt daar in 3 zoutcavernes in totaal 1,4 miljoen m3 ruwe olie opgeslagen op een diepte van meer dan 1000 meter. Op 12 april 2014 is op dhe verschillende plekken in de omgeving van deze cavernes olie aan het oppervlakte getreden. Tien koeien, die met olie vervuild oppervlakte water hadden gedronken, werden ziek en moesten worden afgemaakt. Grote hoeveelheden van het opborrelende olie-water-mengsel zijn sindsdien afgezogen. Mogelijke milieuschade wordt gemonitord door de lokale autoriteiten. Inmiddels is in Epe-Gronau het olielek gelokaliseerd in het boorgat op 217 meter diepte. Er lekt geen nieuwe olie meer uit de caveme, maar vanuit de ondergrond komt nog olie omhoog. De hoeveelheden olie zijn echter zeer beperkt en worden opgevangen. Er is geen risico van verontreiniging op Nederlands grondgebied. De oorzaak van het ontstaan van de lekkage is nog niet bekend. Het onderzoek naar de oorzaak loopt nog. Het ministerie van Economische Zaken heeft in 2013 aan AkzoNobel een vergunning afgegeven om in een vijftal zoutcavernes in Enschede, onder het industrieterrein De Marssteden, gasolie (onder andere diesel) op te slaan. Door het onherroepelijk worden van de vergunning met ingang van 1 april 2014 kan Akzo Nobel in principe starten met de opslag van gasolie. De gebeurtenissen in Epe-Gronau heeft in Twente en daarbuiten geleid tot onrust in de bevolking en de politiek. Op 8 mei 2014, na het bekend worden van de lekkage in Gronau-Epe, is een vergadering belegd van het Regionaal Beleidsteam Twente onder voorzitterschap van de toenmalige voorzitter van de Veiligheidsregio Twente, de heer P. den Oudsten. Besloten werd tot het instellen van een ambtelijke projectgroep met de opdracht de situatie in Gronau-Epe continu te monitoren en hierover te rapporteren. De gebeurtenissen in Gronau-Epe waren voor het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Twente aanleiding om in november 2014 het RIVM te vragen een algemeen (wetenschappelijke) literatuurstudie te doen naar olieopslag in zoutcavernes. Doel van de studie was om RIVM-kennis over te laten dragen aan de Veiligheidsregio Twente met betrekking tot incidenten in en rondom zoutcavernes bij ondergrondse opslag van brandstoffen om daarmee een aanvullende inschatting te kunnen maken van eventuele risico's. De resultaten van de studie zijn in de eerste week van juni door ons in ontvangst genomen. In zijn vergadering van 10 juni 2015 heeft het dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Twente zich gebogen over het rapport en de inhoud voor kennisgeving aangenomen. Het dagelijks bestuur is daarbij tot het oordeel gekomen dat het rapport van het RIVM geen nieuwe feiten of gegevens ten aanzien van risico's Brandweer Gemeenten GHOR Politie
vrtwente.nl
8 p^^iN^^^^
van ondergrondse opslagvan gasolie inzoutcavernesnaarvoren heeft gebracht en dat daarmeederhalve geen aanleiding bestaattothet nemen van aanvullende maatregelen Wel neemt het dagelijks bestuurde aanbeveling van het RIVM over om bij de planvorming meerdere partijen te betrekken,zoals waterschappen,GGD,Gemeenteetc Het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van meerdere partijen die bij dit dossier een verantwoordelijkheid hebben, komt adec^uate planvorming zeker ten goede Afstemming kan daarbij plaatsvinden binnen de ambtelijke projectgroep diei 2014in het leven is beroepen In deze projectgroep zijn meerdere instanties betrokken Daarnaast geeft het RIVM aan dat hettijdig herkennen dat een incident heeft plaatsgevonden,een belangrijk aspect is bij incidenten met ondergrondse opslag Een kleine lekkage kan al grote gevolgen hebbenHet systeem van preventieve monitoringmoetvoldoende nauwkeurig zijn om ook kleine (ondergrondse)lekkages in een zo vroeg mogelijk stadium te herkennen Deze aanbeveling van het RIVM willenwij met nadruk onderuwaandacht brengen Bij dezebiedenwijuhetrapportvan het RIVM'Risico'svangasopslaginzoutcavernes'voorkennisgeving aan Mochtunaar aanleiding van het bovenstaande op en^of aanmerkingen hebben dan verzoek wijuhierover contact op te nemen met de secretaris van de VeiligheidsregioTwente,de heerHMeuleman (088 2568007) Hoogachtend, dagelijks bestuur Veiligheidsregio Twente, secretaris.
HGWMeulem^
Bijlage ^an gasopslag in zoutcavernes
VEILIGHEIDSREC^O TWENTE
l Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Mmisten'e van Volksgezondheid, Welzijn en Spon > Retouradres Postbus 1 3720 BA Bilthoven
Veiligheidsregio Twente W i m v a n d e r Loos Postbus 1 4 0 0 7 5 0 0 BL E n s c h e d e
,|,|„ii„l|,.||,{,i|,.|,,i|,,|i„||„||
Veiligheidsregio Twente Ingekomen post Regislfalienummer Kolom
1 5onq£?6"X, Paraaf
Datum
12 JUNI 2015
DB V R l AB VRT
Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683
T 030 274 91 11 F 030 274 29 71
[email protected] Ons k e n m e r k 039/15 MIL KvL/JS/ms
5 juni 2015 Resultaten literatuurstudie incidenten bij de ondergrondse opslag van brandstoffen in zoutcavernes
I
5 9 6 9 A. van Leeuwenhoeklaan 98 3721 MA Bilttioven
Kopie
Datum Betreft
2
Behandeld door Ir. C M . van Lu ijk MIL T 030-274 2245 Kees. van. Iuljk@)rivm.nl Bijlage(n)
1
Geachte heer Van der Loos, Hierbij bieden wij u de resultaten aan van onze literatuurstudie naar incidenten bij de ondergrondse opslag van brandstoffen in zoutcavernes. We geven u hier een samenvatting van onze bevindingen. De volledige analyse treft u aan in de bijlage. De Veiligheidsregio Twente heeft het RIVM gevraagd kennis uit de wetenschappelijke literatuur te verzamelen over incidenten, inclusief de gevolgen voor mens en milieu, bij de opslag van gasolie in een ondergrondse zoutcaverne. Onder gasolie vallen producten als diesel, huisbrandolie en scheepsbrandstof. Deze literatuurstudie richtte zich op incidenten die zich in het verleden hebben voorgedaan bij een ondergrondse brandstofopslag. De conclusie van ons literatuur onderzoek is dat er te weinig relevante gegevens beschikbaar te zijn om een nauwkeurige inschatting te maken van mogelijke incidenten bij dit type opslag. Ook zijn geen goede gegevens gevonden over de effecten op het milieu en de omgeving. Aanleiding voor dit onderzoek is bezorgdheid onder de bevolking van Enschede of de opslag van gasolie in de ondergrondse zoutcaverne op het industriegebied Marssteden voldoende veilig is. Het ministerie van Economische Zaken heeft hiervoor inmiddels een vergunning afgegeven. De bezorgdheid is ingegeven door een incident begin 2014 bij een ondergrondse opslag met ruwe olie in een natuurgebied in Duitsland. Als gevolg van een lek in de toevoerleiding naar de caverne is vee gestorven, zijn enkele omwonenden geëvacueerd en zijn bodem en grondwater vervuild. De herstel- en schoonmaakkosten worden geschat op 70 tot 100 miljoen euro. Sinds de j a r e n vijftig van de vorige eeuw zijn er 167 incidenten bij installaties met zoutcavernes bekend en beschreven in de literatuur. Het exacte aantal installaties dat die periode operationeel was, is onbekend. De beschreven installaties komen meestal niet overeen met de installatie in Marssteden, waardoor de gevonden gegevens slechts beperkt toepasbaar zijn. Zo
Pagina 1 van 2
b
0 0 0 7 8 7 7 I
^
^
O
1
is het niet altijd duidelijk bij welke type opslag de incidenten hebben plaatsgevonden. Verder hebben de meeste incidenten zich bij installaties in de Verenigde Staten voorgedaan, waar beheer en toezicht op een andere manier zijn georganiseerd dan in Nederland. Ook is niet altijd duidelijk of door het incident brandstof buiten de installatie is gelekt. Bovendien zijn de meeste incidenten gerelateerd aan de opslag van gas^ dit is een ander product dan gasolie zoals bij de Marssteden. 5r is slechts één incident in de literatuur bekend bij een installatie voor de opslag van ruwe olie waarbij vaststaat dat er een lekkage was, met brand en een dodelijk slachtoffer als gevolg.
6 9 8
Datum 5 juni 2015 Ons k e n m e r k 039/15 MIL KvL/JS/ms
Gezien de aard van uw opdracht aan ons, een literatuurstudie naar incidenten bij ondergrondse opslag van brandstoffen, zijn we voornamelijk tot algemene inzichten gekomen. Mede op basis van deze studie kan de Veiligheidsregio Twente een eigen afweging maken hoe zij zich wil voorbereiden op scenario^s van incidenten en wat daar voor nodig is Daarbij kan aangesloten worden op de scenario^s zoals beschreven in de stukken bij de vergunning aanvraag. Mochtunaar aanleiding van deze brief en bijlage nog vragen hebben neemtudan gerust contact op met ondergetekende.
Ir^.M.vanLuijk ^oo^i:^^entr^m^^^^eu^wa^^te^t
Pagina 2 van 2
b
O O O 7 8 7 7 2
2 A
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
bijlage
Risico's van opslag Literatuuronderzoek
gasolie
in
zoutcavernes
5 9 6 A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven s8 Postbus 1 3720 BA Bilthoven www.rivm.nl KvK Utrecht 30276683
Bijlage(n) Horend bij Ons kenmerk
Brief d d 5 j u n i 2 0 1 5 039/15 MIL KvL/JS/ms
T 030 274 9 1 11 F 030 274 29 71
[email protected] Datum 5 juni 2015
Inleiding Context van dit
onderzoek
Onder het industriegebied Marssteden (gemeente Enschede) bevinden zich enkele zoutcavernes beheerd door Akzo (Akzo Nobel Salt B.V.). Het ministerie van Economische Zaken heeft een vergunning afgegeven aan Akzo voor het opslaan van gasolie in de zoutcavernes. Onder gasolie vallen producten zoals diesel, huisbrandolie en scheepsbrandstof. Verwacht wordt dat in de cavernes bij de Marssteden vooral diesel wordt opgeslagen. In Duitsland, nabij Gronau, is ook een ondergrondse opslag in een zoutcaverne. Hierin wordt een ander product, namelijk ruwe olie, opgeslagen. In die opslag ontstond begin 2014 een lekkage met als gevolg vergiftiging en sterfte onder vee, evacuatie van enkele omwonenden en een omvangrijke vervuiling van bodem en grondwater. Opdracht en invulling van de opdrachit De VR-Twente heeft het RIVM gevraagd voor ondersteuning met betrekking tot de inschatting van eventuele risico's en kennis over te dragen met betrekking tot de ondergrondse opslag van brandstoffen. Deze kennis moet de VR-Twente in staat stellen om de (potentiële) risico's en effecten van een ondergrondse opslag van brandstoffen te beoordelen en handvatten te geven voor de beheersing van incidenten die mogelijk voor kunnen komen. De basis van dit onderzoek zijn vragen gesteld door de VR-Twente (zie bijlage). Een deel van de vragen richtte zich op algemene kennis met betrekking tot de stabiliteit, risico's en effecten van de opslag van brandstoffen in zoutcavernes. Andere vragen richten zich op de normering van de installatie van de ondergrondse opslag, bestaande uit de bovengrondse installatie, de verticale boorput en de zoutcaverne zelf. Daarnaast zijn er vragen gesteld met betrekking tot de specifieke situatie van olieopslag in de zoutkoepels onder de Marssteden in Enschede. Deze notitie gaat voornamelijk in op de eerste groep vragen met betrekking t o t de algemene kennis. Doel van dit onderzoek is om een overzicht te geven van de mogelijke risico's bij de ondergrondse opslag van gasolie in zoutcavernes. Aan de hand van een verkenning van vroegere incidenten, op basis van publieke informatie is onderzocht welke incidenten mogelijk voor kunnen komen, wat de kans is op een incident en hoe de hulpverlening voorbereid was op het incident.
Versie: O
Status: Definitief
ï
Pagina 1 van 13
b
O O O 7 8 7 7 3
^
8 2
Dit project gaat uit van twee fasen. De eerste fase is gericht op kennisoverdracht en is beschreven in deze studie. Mocht naar aanleiding van de aangedragen kennis behoefte zijn aan meer specifieke kennis, toegesneden op de lokale situatie, dan is een vervolgfase mogelijk. In deze tweede fase kunnen dan meer specifieke vragen worden beantwoord. Bijvoorbeeld door voor specifieke scenario's te onderzoeken welke risico's aanwezig zijn en hoe bij incidenten op deze risico's ingespeeld kan worden.
Dati^m 5juni2oi5
^ ,^
^^estv^^zer In deze notitie beschrijven we eerst de onderzoeksmethode en de afbakening van deze studie. Vervolgens lichten wij de resultaten toe inclusief onze conclusies. Daarna geven we een aantal aanbevelingen inclusief aanbevelingen over de communicatie. Aan het einde van de notitie staan aantal tabellen met achtergrondgegevens.
/^l^l^ol^ening Om inzicht te krijgen in het type incidenten met ondergrondse opslag van brandstoffen is een literatuuronderzoek hiernaar uitgevoerd in de openbare wetenschappelijke literatuur De literatuurgegevens zijn gescreend op het type incident, de maatschappelijke en milieukundige gevolgen en, waar aangegeven, de wijze waarop hulpdiensten al dan niet waren voorbereid. Vanwege de beperkte omvang van deze studie hebben we ons gericht op artikelen en rapporten waarin een overzicht wordt gegeven van afzonderlijk studies, zogenaamde'reviews'. Naast deze reviews is ook gebruik gemaakt van mondeling communicatie vanuit de VR Twente, met name rond het incident in Amtsvenn. Tijdens ons onderzoek zijn de onderzoekers ook benaderd met informatie door individuele belanghebbenden In deze studie wordt geen oordeel uitgesproken over de vergunningverlening, inclusief onderbouwende documenten zoals de MER, monitoringsplan en opslagplan. ^ a a r nodig in deze studie zijn de gegevens uit de onderliggende documenten van de vergunning als aanname meegenomen. Er is geen onderzoek gedaan naar de constructie en veiligheid van de installatie voor de olieopslag zoals die in Enschede wordt toegepast. Aanvankelijk zou in dit onderzoek ook de rekenmethodes weergegeven worden voor de eisen waaraan de installatie zou moeten voldoen maar deze aspecten zijn in de MER en de MER procedure aan de orde gekomen en beschreven.
^e5tlil^^0l^^di50055ie ^^n^e^envar^o^s^a^ Voor ondergrondse opslag van brandstoffen is het noodzakelijk om onderscheid te maken in opslag van gas (0^5, underground gas storage)en vloeibare olie^ productem gezamenlijk vallen ze onder de term underground Euel5torage(0E5) In de literatuur wordt niet altijd consequent deze indeling tussen 0^5 en 0E5 gevolgd. Daarom spreken we in deze notitie over 01^5 als er twijfel is tussen 0^5 of LIE5.In l^iguurlis ter verduidelijking de relatie aangegeven tussen de verschillende opslagvormen die in deze notitie worden besproken
^^^^^^^^
status: Oefinitief
Pagina2vanl3
Datum 5 juni 2015 Opslag brandstof
Bovengronds Ondergronds
rr:
gasvelden
mijnen
. Olie (lage druk)
Underground Gas Storage (UGS)
Gas (hoge druk)
Gasolie (destilaten)
Bijvoorbeeld opslag in Gronnau
Bijvoorbeeld opslag in Enschede
Underground Fuel Storage (UPS)
Figuur 1 Vereenvoudigde illustratie van de relatie tussen de opslagvormen die in deze notitie worden besproken.
verschillende
Door de sterk verschillende eigenschappen van de stoffen bij UFS verschilt ook de aard van de incidenten. Bijvoorbeeld een gasvormig product zal sneller tot een explosie leiden dan een olieproduct. In de literatuur is niet altijd exact aangegeven om welk type stoffen het gaat en dit heeft consequenties voor de interpretatie en het opstellen van mogelijke incidenten bij opslag van gasolie. In Tabel 1 (zie Paragraaf 7) is een overzicht gegeven van de historische incidenten bij ondergrondse opslag van brandstoffen. Voor de interpretatie van de gegevens zijn het exacte type brandstof, het jaar waarin het incident plaatsvindt, de wijze van constructie van de installatie en de lokale maatregelen met betrekking tot preventie van belang. Deze informatie is over het algemeen niet uit de geraadpleegde literatuur te halen en daarom incompleet. In de dataset met incidenten worden deze gerapporteerd per installatie. Installatie is een vertaling van "facility" en deze term is niet nader gedefinieerd. In deze notitie gaan we er van uit dat een installatie een zelfstandige eenheid is, vergelijkbaar met een inrichting, waarin brandstoffen worden opgeslagen. Operationele installaties Uit de geraadpleegde literatuur met historische gegevens blijkt dat rond 2005 totaal 635 UGS installaties met ondergrondse opslag operationeel waren (Evans 2009). Daarvan waren circa 66 installaties operationeel waarbij brandstof werd opgeslagen in zoutcavernes, waarbij per installatie meerdere cavernes in gebruik kunnen zijn.
Versie: 0
Status: Definitief
Pagina 3 van 13
^
^ Bij deze cijfers plaatsen we twee opmerkingen. Ten eerste is het uit de gegevens niet duidelijk hoe volledig zij zijn. Ten tweede wordt in de geraadpleegde literatuur niet specifiek per installatie aangegeven hoeveel cavernes binnen de installatie in gebruik zijn. Algemeen wordt wel gesteld dat wereldwijd duizenden cavernes in het verleden gebruikt zijn of nu nog in gebruik zijn voor opslag van diverse materialen, inclusief brandstoffen (Evans 2009).
Datum 5juni2015
O O ^
B^anta^^en^nc^^enten ^
In Evans (2009)zijn sinds begin jaren vijftig 167 incidenten gerapporteerd bij installaties met zoutcavernes. Voor alle UF5 installaties samen, inclusief de installaties met zoutcavernes, zijn totaal 22^ incidenten gerapporteerd. Van 22 incidenten bij installaties met zoutcavernes is het niet bekend welke installatie betrof. De overige incidenten betroffen 52 installaties met zoutcavernes. Dus per installatie kunnen meerdere incidenten voor komen, ^ie onderstaand schema^ Aantal incidenten daarvan incidenten bij installaties met zoutcavernen Aantal incidenten waarvan de installatie bekendis. Aantal installaties
22^ 167 ca. 145 52
Van die 52 installaties waar incidenten zijn voorgekomen lagen er 44 in de Verenigde Staten, de overige installaties lagen in Oanada(n^l),l^rankrijk(n^2) Duitsland(n^2),Rusland(n^2) en E n g e l a n d ( n ^ l ) ^ a a r o m het aantal incidenten in de Verenigde Staten veel hoger is dan andere landen wordt niet in literatuur niet toegelicht. Mogelijk dat factoren zoals totaal aantal installaties, openheid van data,verplichtingen tot registratie van type incidenten(moet men incidenten zonder impact buiten de poort wel of niet melden), wijze van beheer van de installatie en de wijze van toezicht, dat verschil kunnen verklaren. Voor de incidenten is in Evans (2009) geen verband gelegd tussen incidenten bij de 635 installaties die nog in gebruik zijn en installaties die inmiddels uit gebruik zijn genomen ( D . 1 . Evans, pers. comm). De incidenten kunnen dus ook betrekking hebben op installaties die al lange tijd uit gebruik zijn genomen. De incidenten betreffen ook technische of mijnkundige incidenten aan de installatie, deze hoeven niet te leiden tot het vrijkomen van opgeslagen brandstoffen buiten de installatie. Op basis van de gegevens uit de geraadpleegde literatuur kunnen wij van de meeste incidenten niet de ernst bepalen, afgezien van de incidenten waarbij doden en gewonden zijn gevallen. Deze laatste incidenten worden verderop besproken.
^nsc^atten^^n^o^^/^c^^er^^^^^^^^^^^^^^^^ Deze historische informatie is maar zeer beperkt toepasbaar voor het inschatten van de risico's van gasolieopslag onder de Marssteden. Van de 52 nader omschreven installaties met incidenten betreft hetSinstallaties waar het gaat om opslag van ruwe olie, de overige incidenten betreffen stoffen die gasvorming zijn (o a gas, propaan, LI^G,ethyleen). Ruwe olie heeft andere stofeigenschappen dan gasolie, onder andere is de hoeveelheid vluchtige stoffen in ruwe olie hoger dan in gasolie.
Versie:0
Status: Definitief
Pagina4vanl3
Om op basis van deze gegevens in de beschikbare literatuur een uitspraak te doen over een specifieke gasolie installatie zoals die bij de Marssteden in Enschede, is veel meer detail informatie nodig over aard, oorzaak en gevolg van de geïdentificeerde incidenten. Dit uitzoeken behoorde niet tot deze opdracht. Meer algemeen kan wel geconcludeerd worden dat incidenten voor kunnen komen en voornamelijk gerelateerd zijn aan organisatorische tekortkomingen tijdens gebruik en nazorg, en gerelateerd aan menselijk falen inclusief technische problemen.
^^^^^
5 juni 2015
Bij het opstellen van de gegevens is niet altijd rekening gehouden met de periode waarin het incident plaatsvond, ^ i j veronderstellen dat door voortschrijdend inzicht en toepassing van nieuwe kennis en technieken de aard van de incidenten gedurende de tijd verandert.Echter,aan de hand van de literatuur hebben wij deze veronderstelling niet verder kunnen onderbouwen. Ook de aard van de preventieve maatregelen en mate van toezicht door een bevoegd gezag zijn hierin niet meegenomen .^m^actfnc^t^ent Uit de gegevens inTabel3(l^aragraaf 7) volgt dat bij incidenten bij ondergrondse UI^S opslag relatief veel m i n d e r ( c a . f a c t o r 100)doden en gewonden vallen dan bij bovengrondse opslag. Ook het aantal geëvacueerden is lager bij ondergrondse opslag dan bij bovengrondse opslag. Uit de gegevens is niet duidelijk hoeveel keer het aantal geëvacueerden lager is omdat gegevens over het aantal bovengrondse opslaglocaties ontbreken. Het aantal doden, gewonden en geëvacueerden is gebaseerd op het totaal aantal van alle incidenten samen. Bij d e 9 i n c i d e n t e n met slachtoffers bij installaties die gebruik maken van zoutcavernes gaat het o m l i n c i d e n t bij een opslag van olie en dus o m ^ m e t opslag van gasvormige producten.Bij de opslag met ruwe olie v i e l l d o d e door brand. De absolute aantallen incidenten bij installaties die gebruik maken van ondergrondse opslag in zoutcavernes, zijn relatief hoog ten opzichte van het totaal aan ondergrondse opslag installaties. De ernst van de incidenten in termen van aantallen doden en gewonden per incident zijn bij ondergrondse opslag wel aanzienlijk lager dan bij bovengrondse opslag. Een meer nauwkeurige inschatting van de relatieve risico^s van ondergrondse opslag ten opzichte van bovengrondse opslag is op basis hiervan niet te geven omdat de gegevens over het aantal installaties met bovengrondse opslag ontbreekt in de geraadpleegde literatuur. Van de incidenten bij ondergrondse opslag is bekend dat het voornamelijk gaat om incidenten bij de opslag van vluchtige of gasvormige p r o d u c t e n . B i j 5 installaties betrof het een opslag van ruwe olie en daarbij viel dus b i j l i n c i d e n t een dode door brand.
Versie: O
Status: Definitief
Pagina 5 van 13
^ ^^^.^
^
De impact van de incidenten in het algemeen is op basis van de literatuurgegevens onvoldoende in te schatten. Grote incidenten waarbij brand en explosie grote maatschappelijk schade veroorzaakten zijn goed beschreven. Deze incidenten zijn echter merendeels gerelateerd aan de opslag van gasvormige en vluchtige stoffen en daarom minder relevant voor de opslag van (gas)olie. Van de 167 gerapporteerde incidenten is het niet altijd duidelijk of de brandstof ook buiten de installatie is vrijgekomen.Van de5incidenten bij installaties waar ruwe olie in cavernes is opgeslagen staat bijlincident vast dat de olie buiten de installatie is getreden.InTabel2(l^aragraaf 7) staat een opsomming van de aard van de incidenten die in het algemeen kunnen optreden bij ondergrondse opslag van gas of olieproducten in zoutcavernes
Dat^m ^i^^^^ois
In de geraadpleegde literatuur zijn geen gegevens gevonden met betrekking tot hoe hulpdiensten zich hebben voorbereid op eventuele incidenten.
B^/r^tstBenn Een incident dat nog niet in wetenschappelijk literatuur beschreven is, is de lekkage van de zoutcaverne in het Amtsvenn, nabij Gronau. Deze caverne bevat ruwe olie. De lekkage is begin 2014geconstateerd en het onderzoek loopt nog naar de oorzaak en welke maatregelen nodig zijn voor repressie van het incident, ^ e l is bekend dat het lek is ontstaan in de enkelwandig toevoerbuis van de installatie. Op basis van informatie uit de media blijkt dat de impact van het incident groot is. Omwonenden zijn langdurig geëvacueerd en de kosten voor het schoonmaken van de bodem worden geschat op 70 100 miljoen euro. De informatie die direct door individuele belanghebbenden aan het RIVM is meegedeeld, is op basis van recente wetenschappelijke literatuur beoordeeld. Hieruit zijn geen nieuwe of andere inzichten gekomen.
Versie: O
Status: Definitief
Pagina 6 van 13
^ono^usi^s
^^^^^^^^^
Op basis van de in de literatuur gevonden informatie concluderen wij het volgenden ^ Volgens gegevens uit 2005 waren 635 installaties in gebruik voor de opslag van gas, waarvan 66 gebruik maakten van opslag in zoutcavernes, waarbij een installatie meerdere cavernes kan omvatten. ^ Uit de literatuurgegevens volgt dat sinds de jaren 50 bij installaties voor ondergrondse brandstofopslag die gebruik maken van z o u t c a v e r n e s l 6 7 incidenten bekend zijn van verschillende aard en omvang. Bij 52 installaties zijn 145incidenten nader beschreven en daarbij gaat het b i j 5 installaties om opslag van ruwe olie. Van de beschreven incidenten is niet altijd duidelijk of er ook daadwerkelijk lekkage buiten de installatie is opgetreden.Van d e 5 i n c i d e n t e n met de opslag van ruwe olie staat v a n l incident vast dat de brandstof buiten de installatie is gekomen. ^ Er zijn geen gegevens bekend waarmee een statistische relatie gelegd kan worden tussen het aantal in gebruik zijnde installaties en het aantal (historische) incidenten. ^ De historische gegevens, inclusief aantallen, blijken slechts zeer beperkt toepasbaar te zijn voor het schatten van risico's voor de situatie bij de Marssteden. De installatie in de Marssteden heeft specifieke kenmerken (onder andere een dubbelwandige toevoerbuis), er zijn specifieke preventieve maatregelen toegepast, is van recente datum en dus met moderne middelen gebouwd, en daardoor is de kans op een incident voor de specifieke installatie onvoldoende betrouwbaar in te schatten. ^ Veel incidenten ontstaan d o o r l ) o r g a n i s a t o r i s c h e tekortkomingen,2) menselijk falen en technische problemen. Bij deze oorzaken wordt verwacht dat preventieve maatregelen de kans op een incident verkleinen, maar niet uitsluiten. Hierbij is vooral goede bedrijfsvoering door voldoende en goed opgeleid personeel en deskundige externe controle van belang. I^reventieve maatregelen voor onvoorziene gebeurtenissen zijn moeilijker van te voren op te stellen, ^ e l kan door goede bedrijfsvoering en deskundige(externe)controle mogelijke onvoorziene gebeurtenissen tijdig herkend en erkend worden. ^ Op basis van bovenstaande concluderen wij dat de grootte van een kans op een incident of op specifieke incidenten onvoldoende betrouwbaar is te kwantificeren. ^ Ondergrondse opslag leidt bij incidenten tot minder doden en gewonden dan bovengrondse opslag. Het aantal geëvacueerden lijkt bij incidenten bij ondergrondse opslag ook kleiner,zij het dat de getalsmatige onderbouwing deels ontbreekt ^ De wijze waarop hulpdiensten zich hadden voorbereid bij de gerapporteerde incidenten is niet in de literatuur beschreven.
^^ni^ov^iin^^n Op basis van de gegevens uit deze studie kan niet met voldoende zekerheid een inschatting gemaakt worden van de kans op een incident Dat houdt in dat het lokale bevoegd gezag een eigen afweging moet maken in welke mate men in de regio, met alle partners in de veiligheidsketen, voorbereid wil zijn voor het geval het toch mis gaat.
Versie:0
Status: Definitief
Pagina7vanl3
^
^
Door uit te gaan van verschillende scenario's van incidenten kunnen maatregelen opgesteld worden, waarbij rekening wordt gehouden met potentiële effecten op mens en milieu. Deze scenario's kunnen bijvoorbeeld incidenten zoals plasbrand, lekkage aan het oppervlak of lekkage in de diepe ondergrond beschrijven. Met deze scenario's kan bepaald worden in hoeverre de veiligheidsketen van pro-actie tot nazorg geprepareerd moet zijn. Door meerdere partijen te betrekken bij de planvorming, zoals waterschappen, GGD, Gemeente, kunnen de plannen meer robuust en beter op elkaar afgestemd worden. I^er scenario kan de preparatie ook toegewezen worden aan de partij die verantwoordelijk is voor de repressie van het incident. Door preventief alvast inzicht te krijgen in de kwetsbare objecten (mens en m i l i e u ) i n de omgeving van de installatie kan bij een incident ook snel ingespeeld worden op maatregelen om deze objecten te beschermen. Daarbij kan overwogen worden om de verantwoordelijke partijen alvast te prepareren op hun rol bij het beschermen van de objecten. Daarbij kan ook gedacht worden hoe eventuele risico's voor de gezondheid van de mensen die in het gebied wonen en werken tijdens of na een incident gemonitord kan worden.
Dat^m 5juni2oi5
8
Een belangrijk aspect bij incidenten is het onderkennen dat er een incident heeft plaatsgevonden. Bij een brand of explosie is dit vrij duidelijk. Bij een ondergrondse lekkage moet deze ook tijdig herkend kunnen worden. Een kleine lekkage kan al grote gevolgen hebben. Het systeem van preventieve monitoring moet voldoende nauwkeurig zijn om ook kleine(ondergrondse)lekkages te herkennen. Door uit te gaan van de kleinst detecteerbare lekkage kan een inschatting gemaakt worden van de daarbij behorende risico's voor mens en milieu,zowel aan het oppervlak als in de(on)diepe ondergrond.Hiermee ontstaat ook inzicht in de risico's bij incidenten die mogelijk niet (tijdig) opgemerkt worden.
^on^n^unio^l^i^ ^ e realiseren ons dat deze studie niet leidt tot een concreet beeld van mogelijke incidenten, maar juist concludeert dat er verschillende soorten incidenten mogelijk zijn met niet te kwantificeren risico's. Dat is lastig, zowel voor de betrokken overheden om zich goed voor te bereiden, als voor de bevolking waaraan graag zekerheden of concrete kennis wordt overgedragen. Het zou naar onze mening goed zijn als de betrokken overheden hierover vooraf op goede wijze communiceren naar de bevolking en hen betrekken bij de problematiek en de te maken keuzes. In overeenstemming met de aanbevelingen in onze notitie adviseren wij daarnaast binnen het kader van het Risicocommunicatieplan voor de Veiligheidsregio en de ^ e t veiligheidsregio's scenario's voor communicatie voor te bereiden op basis van mogelijke incidenten met ondergrondse opslag van brandstoffen die in werking treden op basis van de ernst van de calamiteit.
Versie:0
Status: Definitief
Pagina8vanl3
Tabellen met achtergrondinformatie 7.1
Datum 5 juni 2015
Type oorzaken en effecten van incidenten en hun frequentie Tabel 1 geeft een overzicht van de aard van de verschillende incidenten (met hun Engelse omschrijving) bij UFS installaties. Zowel incidenten die bij installaties met zoutcavernes zijn gerapporteerd en het totaal incidenten zijn in Tabel 1 weergegeven. Let wel, aan een incident kunnen meerderen oorzaken ten grondslag liggen en per installatie kunnen meerdere incidenten optreden. TABEL 1: Aantal incidenten Incident
/failure
involves
Well failure - incl. Above ground
in het verleden (samengevat Salt 110
blowout
infrastructure
Wellhead pressure
loss
Site design or site insuffient
characterisation
Operattonal
failure - human
Operational
failure -low
error
Operational
failure - leaching, loss, collapse
pressure
Operational failure- fractures, with water
creep,
Failure due to repair maintenance procedure Cap rock
problem
Sinkholes / wet rock Seismic
activity
Other (mine Unavailable
7.1.1
shaft)
filling
, testing
uit Evans
cavern
2009). Total 179
7
16
4
4
95
123
15
28
9
9
14
14
90
90
2
6
2
34
2 -
3
6
10
1 1
Conclusies en toelichting: . Bij de diverse ondergrondse opslag mogelijkheden was het aantal incidenten bij ondergrondse opslag in zoutkoepels relatief hoger ten opzichte van het totaal. • Meestal waren er meerdere oorzaken (gemiddeld 3 bij ondergrondse opslag in zoutcavernes). • Totaal 9 incidenten ging gepaard met brand, explosies, doden. • Op basis van de aantallen incidenten in het verleden is het niet mogelijk om een kans te bepalen op incidenten in de toekomst. Ieder incident is een leerpunt voor de ontwikkeling van de techniek en veiligheidsmaatregelen. • De incidenten beschrijven zowel opslag van gassen als opslag van vloeibare olie. De opslag van brandbare gassen kan als meer risicovol worden beschouwd. Met name de drukgerelateerde problemen zijn bij vloeibare brandstoffen minder frequent dan bij gasvormige brandstoffen.
Versie: O
status: Definitief
Pagina 9 van 13
i
7.1.2
7.2
Na optreden incident typen effecten: • Emissies (lucht) • Spuiter • Brand, explosie • Instortingen, verzakkingen • Lekkage naar bodem- grondwater systeem • Zoutlozing op oppervlaktewater • Blokkade herwinning (drukverlies, toenemen viscositeit olie)
Datum 5 juni 2015
8
l
T y p e i n c i d e n t e n on m o g e l i j k e r i s i c o - s c e n a r i o ' s Tabel 2 geeft een overzicht van de type incidenten, op basis van algemene literatuurgegevens, en een inschatting van de mogelijke risico scenario's. Deze risico scenario's gelden voor alle vormen van UFS in zoutcavernen en zijn niet specifiek voor de situatie in Enschede. TABEL 2: Typen incidenten bij ondergrondse opslag van brandstoffen (o.a. gas, propaan, LPG, ethyleen, ruwe olie) en inschatting risico-scenario's op basis van Omschrijving incident Bovengrondse incidenten met installatie of onderhoud Te hoge druk in zoutkoepel door fout in monitoring olie niveau Incidenten bij transport en overslag nabij de installatie (lekkende afsluiters, vergeten electrische borging bij pompen, vergeten loskoppeling slang bij wegrijden, verkeersongeluk met tankwagen) Ongewenste zoutwaterlozingen, olie verontreinigd Achterlaten na gebruik in slechte conditie Instorten dak zoutkoepel door geleidelijke vorming instabiliteit
Lekkage naar verbonden holten die minder goed gemonitord zijn Seismische werking "externe" aardbeving
Versie: O
Mogelijke risico-scenario Lekkage > emissie, brandgevaar, explosiegevaar, drukverlies Spuiter > emissie, brandgevaar, explosiegevaar Lekkage > emissie, brandgevaar, explosiegevaar Kans op kettingreactie kleiner dan bij bovengrondse opslag Verzilting, ecologische risico's Lekkages naar de bodem in decades na uit gebruik nemen verzakking en lekkage, verspreiding o.a. afhankelijk van de grondwaterstroming = > drukverlies en moeilijkheden met herwinning
breuk in toevoerleiding, mogelijk instorten zoutdak
Status: Definitief
Pagina 10 van 13
7.^
aantallen slachtoffers bij incidenten T a b e l l g e e f t een overzicht van de aantallen slachtoffers die zijn gevallen bij de diverse incidenten. In tabel wordt onderscheid gemaakt tussen het totaal aantal incidenten bij OFS opslag, incidenten bij LIFS opslag waarbij gebruik wordt gemaakt van zoutcavernes. ^Is referentie is zijn ook gegevens voor bovengrondse opslag weergegeven. Van de incidenten met LIFS betrof h e t l i n c i d e n t met een opslag van ruwe olie.
Datum 5 juni 2015
TABEL 3: Aantallen slachtoffers bij incidenten bij boven- en ondergrondse opslag van brandstoffen (o.a. gas, propaan, LPG, ethyleen, ruwe olie). Algemene Installaties in g e b r u i k (ca. 2005)
Aantallen incidenten ( s i n d s ca 1950)
Incidenten met brand en explosies
Incidenten met slachtoffers
doden/gewonden/ geëvacueerden
totaal
635*'
228
24
19
13 / 72 / > 6723
waarvan gerelateerd aan opslag in zoutcavernes
66*'
167
10
9
8 / 4 8 / ca. 6110
(?)
50")
Type
Ondergrondse o p s l a g UFS (Evans 2009)
Bovengrondse opslag (Evans 2008a) Bovengrondse opslag tanks
50
1525/ 6826/ >7000
*' Opslag van gas *') In de literatuur is alleen melding gemaakt van incidenten met slachtoffers, in tegenstelling met de incidenten bij UFS waar ook incidenten zonder slachtoffers worden vermeld.
8
Literatuur: Berest, P., Brouard, B., 2003. Safety of Salt Caverns Used for Underground Storage. 011 & Gas science and technology 58, 3 6 1 - 3 8 4 . Evans, D.J., 2009. A review of underground fuel storage events and putting risk into perspective with other areas of the energy supply chain. Geological Society Special Publication 313. Evans, D.]., 2008a. Accidents at UFS sites and risk relative to other areas of the energy supply chain, with particular reference to salt cavern storage. Presented at the SMRI fall 2008 Technical Conference, Solution Mining Research Institute. Evans, D.T, 2008b. An appraisai of underground gas storage technologies and incidents, for the development of risk assessment methodology (Report No. RR 605). Health and Safety Executive.
Versie: O
Status: Definitief
Pagina 11 van 13
l 2 O 1 5 5 9 6 9 8
/
O g
O 0 •7 8 7
7
Datum
Lackin, J., Stuurman, R., Bleeker, R., 2014. Rapport Onverwachte gebeurtenissen in de bodem - Gevolgen van ons handelen in beeld (Report No. TOB R23). Technische Commissie Bodembeheer.
5 juni 2015
Schleder, Z., Urai, J., 2005. Microstructural evolution of deformation-modified primary halite from the Middle Triassic Röt Formation at Hengelo, The Netherlands. Int J Earth Sci (Geol Rundsch) 94, 941-955.
9
Versie: O
Status: Definitief
Pagina 12 van 13
Datum 5juni2015
^i^la^e
^ra^en vanuit ^ e ^ l ^ u^tema^^^an^^^efnt^ën^^^.^^efnt^ën^^i^raric^^eertwen^^ Concept vragen door RIVM te bekijken en eventueel met voorstellen te komen voor andere of aanvullende vraagstelling^ 1. ^ a t is er in zijn algemeenheid bekend over incidenten in en rondom zoutcavernes waarin olie(producten)zijnopgeslagen7 2. Is de situatie van die cavernes vergelijkbaar met die onder de Mars5teden7 3. ^ e l k e gevolgen zijn er bekend voor de veiligheid rondom die cavernes7 4. V^elke milieueffecten zijn er opgetreden bij incidenten7 5. ^ e l k e gezondheidseffecten zijn er opgetreden rondom incidenten7 6. Er schijnen verschillen te bestaan tussen oude en nieuwe zoutcavernes, waarbij bij de oudere cavernes mogelijk sprake is van te ver doorgevoerde zoutwinning. Hierdoor is de wand van dergelijke cavernes relatief dun en zijn deze cavernes potentieel instabiel. 7. Zijn er rondom dergelijke cavernes ook incidenten bekend7 En zo ja met welke gevolgen voor veiligheid, milieu en gezondheid. 8. Zijn er op basis van de incidenten die zich wereldwijd hebben voorgedaan voorwaarden of normen af te leiden waaraan een Caverne zou moeten voldoen om voor diesel en/of ruwe olieopslag in aanmerking te komen7 9. Zo j a , voldoet Marsteden Enschede aan deze voorwaarden7
Versie: O
Status: Definitief
Pagina 13 van 13
Port Betaald Port Payé | p 5 s t n l j Pays-Bas
VEILIGHEIDS^^kü^D
Samen werken aan T t l l f C M T een veilige regio I V V C I M I
C C
Postbus 1400, 7500 BK Enschede
?rovjuio^ pQj4óc&s loo^l ^Oüo
^^^^'•^
3
/
? ?
ld ^^^g
?