Plan van aanpak klein Schip
Bijlage 2: Verbetering exploitatie
Zie hoofdstuk 5 van het hoofdrapport
Versoepeling bemanningsregeling Praktijkexamen schipper en matroos
1
November 2011 0. Inleiding De binnenvaartmarkt moet structureel veranderen, moet als het ware robuuster worden om marktschommelingen tegen te gaan. Om dit te bereiken is niet alleen het verbeteren van de samenwerking, de logistieke efficiency en de modernisering van de binnenvaartvloot van belang, ook zullen de verschillende exploitatie mogelijkheden beter moeten worden benut. De versoepeling van de bemanningsregeling speelt daarop in. Er zal een verandering in de ondernemersmentaliteit moeten plaatsvinden. Door het stimuleren en opleiden van een nieuwe (zijinstroom) van ondernemers. Ook dient op termijn rekening te worden gehouden met ’trajectvaart’ waarbij complete bemanningen gewisseld worden.
1. Verbetering van de exploitatie 1.1. Versoepeling bemanningsregeling Dit project is een samenvoeging van project 15 ‘Verkenning Eenmansvaart’ en project 16 ‘Verkenning matroos voor lichtmatroos/deksman’. Personeelskosten maken een substantieel onderdeel uit van de totale exploitatiekosten van een klein schip. Door het versoepelen van de bemanningsvoorschriften kan men enerzijds de lasten verlagen en anderzijds het schip efficiënter inzetten. Dit draagt er aan bij om kleine schepen te behouden, te innoveren en nieuw te bouwen. Binnenvaartregeling De Binnenvaartregeling is op een aantal punten per 1 januari 2011 gewijzigd. Een van de wijzigingen is: Versoepeling van de bemanningssterkte voor schepen en hechte samenstellen met een lengte van 86 meter of minder. Hierover is overeenstemming bereikt tussen het Centraal Bureau voor de Rijn- en Binnenvaart, het Kantoor Binnenvaart, de vakbonden Nautilus International en het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV Vakmensen) en de Minister van Infrastructuur en Milieu. Type schip Exploitatie Huidige regeling Wijziging per 1 januari 2011 -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------< 70 meter A1 schipper + matroos 1 schipper + 1 matroos < 70 meter A2 2 schippers 1 schipper + stuurman 70-86 meter A1 1 schipper + volmatroos 1 schipper + 1 matroos 70-86 meter A2 2 schippers + lichtmatroos 1 schipper + 1 stuurman+lichtmatroos -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------A1= 14 uur; A2= 18 uur; B= continue vaart Deze versoepeling is alleen geldig binnen Nederland en is op de Rijn, de Waal en de Lek slechts van toepassing voor het zogenaamde Rijnkruisende scheepvaartverkeer. Dit is het scheepvaartverkeer beneden het Spijksche Veer (km 857,40), dat de grens tussen Nederland en Duitsland, in de ene of de andere richting, niet overschrijdt. Wijziging Binnenvaartregeling In artikel 5.21 van de Binnenvaartregeling worden nieuwe leden ingevoegd, waarin voor motorschepen en hechte samenstellen die een lengte hebben van 86 meter of minder vrijstelling wordt gegeven van de in artikel 5.6 geregelde bemanningssterkte. Tot nu toe bevatte artikel 5.21
2
alleen vrijstellingen van de bemanningsregeling uit artikel 5.6 voor motorschepen en hechte samenstellen met een lengte van meer dan 86 meter. Deze vrijstellingsregeling is voor de nieuwe regeling als uitgangspunt genomen. Een voorwaarde voor de vrijstelling is dat een motorschip of hecht samenstel, blijkens een verklaring van de minister voldoet aan de eisen van de Standaard S2, zoals opgenomen in artikel 23.09 van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995. Ook een voorwaarde is dat het schip is voorzien van de optische hulpmiddelen om te kunnen voldoen aan artikel 1.09, derde lid, van het Binnenvaartpolitiereglement, wanneer slechts met twee bemanningsleden wordt gevaren. Verder moet het schip bij het begin van de vaart vaarklaar zijn en mogen tijdens de vaart geen werkzaamheden worden verricht die betrekking hebben op het laad- of losklaar maken van het schip, mits met meer dan twee bemanningsleden wordt gevaren. De eis dat het schip moet zijn uitgerust met een eenmansstuurstelling voor het varen op radar is in zijn algemeenheid niet nodig voor schepen met een lengte van 86 meter of minder. Samenstelling bemanning Voor de vaart met motorschepen of hechte samenstellen met een lengte van 70 meter of minder, waarmee volgens de exploitatiewijze A2 wordt gevaren, kan voor wat de bemanning betreft worden volstaan met een schipper en een stuurman, in plaats van met twee schippers; Voor de vaart met motorschepen en hechte samenstellen met een lengte meer dan 70 maar ten hoogste 86 meter, waarmee volgens de exploitatiewijze A1 wordt gevaren, kan worden volstaan met een schipper en een matroos, in plaats van met een schipper en een volmatroos, of in plaats van met een schipper, een matroos, en een lichtmatroos; Voor de vaart met motorschepen en hechte samenstellen met een lengte meer dan 70 maar ten hoogste 86 meter, waarmee volgens de exploitatiewijze A2 wordt gevaren, kan worden volstaan met een schipper, een stuurman en een lichtmatroos, in plaats van met twee schippers. Voor de gehele wijziging van de Binnenvaartregeling: zie de publicatie in de Staatscourant van 31 december 2010: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2010-20385.html 1.2. Eenmansvaart Verruiming van de lengtegrens De vrijstellingsregeling voor eenmansvaart heeft momenteel betrekking op schepen tot 55 meter. Vastgesteld is dat er onvoldoende draagvlak is om de lengtegrens voor eenmansvaart op te rekken. Het aspect veiligheid speelt hierin een doorslaggevende rol. Versoepeling bepaling rusttijd*1 In de huidige regeling (Binnenvaartregeling Artikel 5.15) is een ononderbroken rust van 12 uur voorgeschreven. De huidige rusttijd staat nu vast tussen 22.00 en 6.00 uur. De minimale dagelijkse ononderbroken rusttijd van de schipper bedraagt tenminste 12 uur in elke periode van 24 uur, te rekenen vanaf het einde van iedere rustperiode van tenminste 12 uur. In combinatie met de maximale vaartijd van 12 uur per dag, betekent dit dat de alleenvarende schipper geen mogelijkheid heeft om bijvoorbeeld oponthoud, wachttijd bij kunstwerken of calamiteiten als rusttijd te schrijven. De schipper kan die rusttijd wel nemen, maar in zijn exploitatie niet benutten. Voorgesteld wordt om deze bepaling enigszins te versoepelen door in plaats van 12 uur, een ononderbroken rusttijd van 8 uur voor te schrijven. Aan de minimale rusttijd in een periode van 24 uur wordt niet getornd, dat blijft 12 uur. Dit maakt de exploitatie enigszins flexibeler zonder dat dit de veiligheid en de dagelijkse rusttijd aantast. In overleg met het Ministerie van I&M zal worden bezien hoe hier vorm aan kan worden gegeven. *1 In de wet wordt gesproken over de tijd die het schip mag varen en niet over schipper
3
2. Praktijkexamen schipper en matroos Aanleiding De behoefte aan voldoende gekwalificeerd personeel in de binnenvaart is groot. In de komende jaren is er dan ook een groeiende behoefte aan nieuwe instroom van personeel. Het is zaak de aantrekkingskracht voor het werken op een klein schip te vergroten door een nieuwe instroom van ondernemers/schippers in de (kleine) binnenvaart te stimuleren. Op dit moment is het voor een zijinstromer niet gemakkelijk om een vaarbevoegdheid voor de binnenvaart te verkrijgen. De grootste drempel is de benodigde vaartijd (van vier jaar) om in aanmerking te kunnen komen voor een vaarbevoegdheid. In juli 2009 is de (nieuwe) Binnenvaartwet van kracht geworden waarin de mogelijkheid is opgenomen om door het afleggen van een praktijkexamen een ontheffing te krijgen van drie jaar vaartijd. Dat maakt het voor zij-instromers mogelijk om sneller de benodigde vaartijd te verkrijgen door middel van een jaar vaartijd gekoppeld aan een praktijkexamen. De koppeling van vaartijd en praktijkexamen, aangevuld met een CCV examen of een regulier diploma, maakt het mogelijk in een tijdsbestek van een jaar te meten of kandidaten voldoen aan de eisen, zoals die zijn gesteld voor het verkrijgen van een vaarbevoegdheid schipper (het groot vaarbewijs). De uitvoering hiervan is opgepakt in het kader van het project ‘Klein Schip’. Naast het praktijkexamen ‘schipper’ dat gericht is op verkorting van de vaartijd zal er een praktijkexamen ‘matroos‘ worden ontwikkeld. Dit examen zal een praktijk- en theoriegedeelte bevatten en worden ontwikkeld overeenkomstig de nu geldende examenvormen voor competentiegericht onderwijs. Nederland is daarmee trendsetter met de praktijkexamens en maakt als eerste gebruik van Europese regelgeving die dit mogelijk maakt. Het praktijkexamen Onder een praktijkexamen wordt in het kader van de Binnenvaartregeling verstaan: een praktijkexamen dat door de minister is erkend een praktijkexamen dat bij internationale regeling of door de een bevoegde autoriteit in het buitenland en door de minister is erkend. Het kwalificatiedossier onderwijs is de leidraad. Het praktijkexamen moet de kandidaat de mogelijkheid geven korting te krijgen op de benodigde vaartijd. Naast de benodigde vaartijd moet de kandidaat altijd de wettelijk vastgelegde theorieexamens met goed gevolg afleggen om de vaarbevoegdheid te behalen. Het praktijkexamen geeft dus geen vrijstelling van deze theorie-examens. Omdat het praktijkexamen de mogelijkheid geeft tot vaartijdverkorting, zal het praktijkexamen met name zijn gericht op de praktische vaardigheden en competenties die een aankomend schipper zich eigen maakt gedurende deze vaartijd. Het praktijkexamen is alleen voor personen van 21 jaar en ouder (bedoeld voor zij-instroom). Er is een akkoord dat aangetoonde eerder verworven vaardigheden c.q. competenties afgetrokken kunnen worden (EVC-procedure).
Opzet van het examen Het praktijkexamen bestaat uit verschillende modules en neemt maximaal een jaar in beslag en is gericht op de dagelijkse praktijk van het varen op een schip.
4
Voor het praktijkexamen zullen de nieuwe instromers worden beoordeeld op o.a. eerder verworven kennis en competenties. Het examen wordt ontwikkeld voor zowel de kwalificatie van schipper als die van matroos. Hiervoor is door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat goedkeuring toegezegd, mits het examen van matroos op dezelfde wijze wordt uitgevoerd als het examen van schipper. Er zijn in de opzet voor het praktijkexamen een aantal stappen te onderscheiden: Vastleggen van de vereiste kennis waaraan moet worden voldaan (meten): - beschrijving van hoe en op welke wijze de kennis van de student moet worden gemeten. welke middelen er ter beschikking moeten worden gesteld aan de student: - simulatie, praktijktoets; - regelgeving per type schip. welk bewijsmateriaal is nodig om competenties te meten: - verworven kennis; - gedrag, houding; - opleidingsniveau. Vaarbevoegdheid bestaat uit kennis (theorie) en vaartijd. Dit geld straks ook met het praktijkexamen voor zij-instromers. De theorie moet nog steeds via de daarvoor bestemde kanalen geëxamineerd worden. Hierbij zijn de volgende opties: 1. regulier onderwijs + praktijkexamen; 2. CCV examens + praktijkexamen. Praktijkproeven kunnen deels in de praktijk en deels met een simulator plaatsvinden. Een simulator is op dit moment nog niet beschikbaar. Begeleiding van het praktijkexamen De praktijkopleider bij het Kenniscentrum Transport Nederland (VTL) kan een belangrijke rol vervullen in het professionaliseren van de opleiding tot praktijkopleider. De rol van praktijkopleider vervult de schipper, die de student c.q. stagiaire in de praktijk aan boord van het schip begeleid. Helaas is er in de praktijk te weinig aandacht voor de opleiding tot leermeester voor het kleine schip. Geconcludeerd kan worden dat de opleiding tot leermeester (praktijkbegeleider) te vrijblijvend is (zie bijgaande brief). De toekomstige realiteit is dat de onderwijsomstandigheden veranderen. Het onderwijs zal moeten anticiperen op een cultuur van ondernemers en personeel, die vooral gericht moet zijn op ondernemerschap en samenwerking. Praktijkbegeleiders zullen hierin geschoold moeten worden. De didactische kwaliteiten van een leermeester aan boord van een schip moet worden verbeterd, door de opleiding tot leermeester verplicht te maken. Uitgangspunt is dat de praktijkbegeleider (stagebegeleider/leermeester) gecertificeerd moet zijn. De schipper kan die rol vervullen. De behoefte aan begeleiding en de rol van de branche wordt besproken. Daarnaast wordt er een coach aangetrokken, die tot taak krijgt de potentiële ondernemer (zijinstromer) te ondersteunen en te begeleiden, zoals: - de hulp bij het opzetten van een onderneming: aard van het schip, vaargebied, keuze bestaand of nieuw schip, het bestaan van samenwerkingsverbanden, financiële haalbaarheid, financiële administratie, benodigde opleiding e.d. - Begeleiding bij het verkorte praktijkexamen. Ook de coach zal gecertificeerd moeten zijn. Voor dit onderdeel wordt een opleidingsprogramma ontwikkeld. De selectie van de coach gebeurt op basis van een aantal op te stellen opleidingscriteria. De functie van coach is een parttimebaan.
5
Stand van zaken 1. Het praktijkexamen zal worden uitgebreid voor de kwalificatie voor matroos, die qua planning ingepast kan worden in het verkorte praktijkexamen voor schipper. Het Ministerie van I&M is om een format (vergelijkbaar met het verantwoordingsdocument voor het praktijkexamen schipper) gevraagd. Op 24 maart 2011 is er een afspraak gepland. Dit praktijkexamen zal veel korter zijn in tijd. Het Ministerie van I&M zal na vaststelling van het ontwikkelde integrale praktijkexamen, goedkeuring moeten geven welke onderwijsinstellingen het praktijkexamen mogen uitvoeren. 2. De implementatie van beide praktijkexamens nemen de nodige tijd in beslag om e.a. wettelijk te verankeren. Naar verwachting zal dit medio 2012 zijn afgerond. Daarom wordt ingezet op een pilot met een aantal erkende bedrijven. Deze zal starten in mei-juni 2011. Voorwaarde is dat de deelnemers na het doorlopen van de theorie en praktijk hun vaarbewijs krijgen uitgereikt. 3. Er zal een handboek c.q. stappenplan worden geschreven voor de uitvoering van de praktijkexamens. De borging van de kwaliteit van het praktijkexamen is één van de aandachtspunten. 4. Om de aantrekkelijkheid van het schippersberoep voor instromers te vergroten is het te overwegen loonsuppletie maatregelen te ontwikkelen. Met de stichting CAO zal in contact worden getreden met de vraag financieel bij te dragen om de korting aan te vullen. 5. Certificering praktijkbegeleider (stagebegeleider/leermeester) in nauw overleg met de branche-organisaties. Voor uitvoerige informatie zie bijlage 2.1.: ‘Verantwoordingsdocument Praktijkexamen Schipper Binnenvaart’.
6
7