Pedagogische visie CJG Rijnmond Positief opvoeden is steunen, stimuleren en sturen naar volwassenheid!
1
Positief opvoeden is steunen, stimuleren en sturen naar volwassenheid! Inleiding CJG Rijnmond heeft de droom dat ieder kind, met meer of minder belemmeringen, fijn mag opgroeien. In een warm en veilig gezin en in een inspirerende buurt. Goed begeleid en gesteund in zijn of haar ontwikkelingsgang naar volwassenheid door de ouders. Opvoeden doe je samen en jij als professional van het CJG ondersteunt de ouders, de jongere en andere professionals met passende informatie, advies en hulp. Dichtbij en om de hoek. Opvoeden is voor ouders een uitdaging. Dit gaat meestal vanzelf, maar soms is er meer nodig. Als Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) staan we naast de ouders en de jongere om deze uitdaging aan te gaan en hun eigen kracht te mobiliseren. Positief opvoeden is de kracht van onze visie en staat voor: Steunen: elk kind heeft recht op onvoorwaardelijke steun in de vorm van tijd, liefde, aandacht en betrokkenheid. Stimuleren: een goede opvoeding biedt kinderen de ruimte om zich optimaal te ontwikkelen, uitdagingen aan te gaan en moeilijkheden te overwinnen. Sturen: een goede opvoeding biedt kinderen in alle ontwikkelingsfasen structuur en houvast in de vorm van regels en grenzen en draagt bij aan sociale aanpassing en goed burgerschap. We zetten ons in om samen met ouders en andere betrokkenen binnen de eigen omgeving gezond en veilig opgroeien mogelijk te maken. Want opvoeden doe je uiteindelijk altijd samen! Onze pedagogische visie is een optimistische visie. Deze gaat er van uit dat opvoeding er toe doet! En dat opvoeden een vanzelfsprekende, uitdagende en prettige opgave is voor ouders in alle ontwikkelingsfasen van kinderen. Een opgave die niet altijd vanzelfsprekend is, maar zeker positief te beïnvloeden is. Door ons allemaal: ouders, de professionals, familieleden, vrienden, buren en vrijwilligers. Onze visie is gebaseerd op de meest actuele kennis over de ontwikkeling van een kind en de opvoeding. Deze is tot stand gekomen met input van alle belangrijke stakeholders van CJG Rijnmond, denk aan: ouders, andere opvoeders, professionals binnen en buiten het CJG en externe deskundigen. Het resultaat is een pedagogische visie die goed aansluit op onze contextgerichte gezondheidsvisie, ons beleid en onze missie.
1
Nederlands Jeugdinstituut / CJG Rijnmond Bert Prinsen / Alison Sutton , Utrecht / Rotterdam, 11 januari 2011
Met medewerking van talloze professionals binnen en buiten het CJG Rijnmond.
2
CJG Rijnmond: gezond en veilig opgroeien CJG Rijnmond doet wat nodig is om ouders en kinderen te helpen bij het gezond en veilig opgroeien. Wij realiseren preventie en zorg van topkwaliteit. CJG Rijnmond helpt mensen elkaar te begrijpen en brengt zo nodig alle relevante partijen in beweging. Het kind Onbevangen gaat elk kind het pad op van zijn of haar eigen ontwikkeling. Het kind is een ontdekker, intuïtief geneigd nieuwe kennis tot zich te nemen op weg naar de volwassenheid. Bewegend, spelend, experimenterend en nabootsend. 2 Met vallen en opstaan, alleen en met anderen. Uiteindelijk overwint het kind de uitdagingen van elke ontwikkelingsfase . Zo ontdekt het kind de wereld binnen en buiten zichzelf en ontwikkelt het nieuwe fysieke, cognitieve, emotionele en sociale capaciteiten. Met elke nieuwe overwinning versterkt het kind zijn capaciteiten en zijn drijfveer tot verdere exploratie. Het kind leert stapsgewijs hoe samen met anderen binnen redelijke grenzen te leven. Steeds meer worden jongeren zelfstandig en zijn ze op hun eigen verantwoordelijkheid aanspreekbaar. Dit geldt met name vanaf het twaalfde jaar. Aan het einde van de adolescentie participeert elk kind naar eigen vermogen in onze maatschappij. De ouders 3 Ouders zijn de eerste en allerbelangrijkste bakens in de ontwikkelingsgang van elk kind. Een goede hechting en adequate basiszorg zijn cruciaal voor een gezonde start van het opgroeien. Ouders - moeders en vaders dus - zijn de eerst verantwoordelijken voor de opvoeding. Zij voeren de regie over de opvoeding van hun kind(eren), maar opvoeden doen niet zij alleen. Anderen - familieleden, vrienden, buren, vrijwilligers en professionals – dragen hun steentje meer dan bij. Het opgroeien van elk kind vraagt om een ‘pedagogische civil society’: opvoeden door en voor alle kinderen en gezinnen in ons zorggebied. Ook al gaat het opvoeden vaak intuïtief goed, het gaat nooit zonder ‘slag of stoot’. Elke ontwikkelingsfase brengt z’n eigen ‘normale opvoedproblemen’ met zich mee. Maar (bijna) altijd willen ouders het beste voor hun kind. Onze uitgangspunten: 1. Opvoeden is een natuurlijk, vanzelfsprekend en dynamisch proces, waarbij ouders (en andere opvoeders) en kinderen elkaar beïnvloeden; 2. Ouders respecteren de rechten van hun kinderen, vastgelegd in het VN-verdrag voor de Rechten van het Kind; 3. Ouders bepalen in eerste instantie zelf welke waarden en normen zij aan hun kind willen overdragen; 4. Een goede opvoeding is essentieel voor een optimale ontwikkeling van kinderen en voor een gezonde samenleving; 5. Ouders hebben recht op steun bij de opvoeding, omdat opvoeden iets is van de samenleving als geheel; 6. Opvoeden betekent rekening houden met de mogelijkheden en behoeften van het kind. Het spreekt vanzelf dat als de veiligheid van het kind in gevaar is en ouders daarmee de rechten van kinderen schenden, je als CJG-professional zult beschermen. Je zult ingrijpen nadat is gesproken met de ouders.
2 3
Voor de ‘normale’ uitdagingen voor kinderen en jeugdigen (zogenaamde ontwikkelopgaven) per ontwikkelingsfase – zie intranet CJG Rijnmond. Met ouders worden bedoeld de primaire opvoeders, waaronder ook stiefouders en voogden.
3
Werken met ouders en andere opvoeders Werken met ouders en kinderen is een mooie uitdaging voor ons. Het doet een groot appẻl op onze expertise, op ons beoordelings- en inschattingsvermogen, op onze handelingsbereidheid, op de wil om niet los te laten, op het niet ‘iets te vinden’ van het opvoedgedrag van de ouders en tegelijk toch de relatie met de ouders werkbaar te houden, op de motivatie om ‘er te zijn voor ouders en kinderen’. Het vraagt een grondhouding van gepaste nabijheid om naast de ouders te gaan staan. Het betekent ook dat ouders aangesproken worden op hun eigen vermogens en kracht als het om de opvoeding gaat. En dat ouders bekrachtigd worden waar ze het in de opvoeding goed doen en dat we met hen zoeken naar mogelijkheden om het sociale netwerk in de familie of de buurt te betrekken om actief mee te helpen bij het opvoeden. En ook dat we altijd eerst informatie geven om de ouders te activeren zelf de opvoedopgave op te lossen alvorens, wanneer dat nodig is, ouders adviezen te geven hoe te handelen. Dit vraagt om regelmatige oefening. En daar waar ouders in gebreke (dreigen te) blijven, zoek jij als onze CJG-professional (eventueel samen met collega’s) actief het contact met de ouders om naast hen te komen staan en hun zorgen over het kind te delen en hulp te bieden of te verwijzen naar de nodige zorg. Als wij ouders benaderen als primaire verantwoordelijken voor de opvoeding van hun eigen kind dan mogen ouders op hun beurt van ons verwachten dat we: de eigen (des)kundigheid van ouders en hun visie op opvoeden respecteren en benutten, uitgaan van de eigen kracht en competenties van ouders en jeugdigen, een wederkerige, betrokken, open, gelijkwaardige relatie met de ouders en de jeugdige nastreven, de regie aan ouders over laten, dus vragen van ouders als uitgangspunt nemen en aansluiten bij de manier waarop ouders en jeugdigen zelf hun situatie beleven, transparant werken door middel van overeengekomen en concrete doelen en een heldere planning, onze werkwijze richten op het versterken van de autonomie en zelfregulatie van ouders en jeugdigen, zodat zij greep houden of krijgen op hun eigen leven, beginnen met ‘goede ouder’-ervaringen te creëren (ouders hier en nu laten ervaren dat zij het goed doen; dus goed opvoedgedrag eerder belonen dan verkeerd opvoedgedrag aandacht geven), sociale netwerken (andere opvoeders) rond ouders en jeugdigen activeren, ‘normale opvoedproblemen’ met gangbare informatie en adviezen helpen op te lossen alvorens ‘zwaardere interventies’ in te zetten, eerst zelf informatie, advies en hulp bieden waar dat mogelijk is en zo nodig met consultatie van collega’s binnen (of buiten) het CJG, verwijzingen proberen te beperken, in de laatste plaats ook door aanvullende expertise naar de ouder toe te halen (wrap around care).
4
Positief opvoeden in de praktijk In ons handelen zijn de vijf principes van positief opvoeden leidend: 1. Een veilige en stimulerende omgeving voor kinderen creëren. 2. Leren stimuleren door positieve ondersteuning van kinderen. 3. Kinderen aansprekende discipline bijbrengen. 4. Realistische verwachtingen van het kind hebben en van de ouders als opvoeders 5. Zorgen dat een ouders goed voor zichzelf zorgen. Concreet betekent dit dat wij stimuleren dat alle ouders zich de zeventien basale opvoedvaardigheden van het positief opvoeden eigen maken en dat wij ouders, waar dat nodig is, daarin ondersteunen. Die zeventien opvoedvaardigheden zijn:
Positief contact bevorderen:
Gewenst gedrag bevorderen:
Tijd en aandacht geven
Prijzen, complimentjes geven
Praten met je kind
Positieve aandacht geven
Genegenheid tonen
Boeiende activiteiten ondernemen
Nieuwe vaardigheden en gedrag leren:
Ongewenst gedrag hanteren:
Voorbeeldgedrag
Basisregels opstellen
Spontane leermomenten
Direct aanspreken
Vragen, vertellen, voordoen
Gepast negeren
Nieuw gedrag expliciet positief belonen
Heldere, duidelijke instructies geven Logische consequenties Stilzitten Time-out
5
De dienstverlening van het CJG 1. Aan ouders bieden we op hun verzoek en in aansluiting op hun vraag: Informatie, voorlichting en advies over de ontwikkeling en de opvoeding, toegespitst op de ontwikkelfase van het kind, de opvoedingsmilieus (thuis/school/buurt) en de aard van de vraag of van het probleem. Voorlichting en advies hoe hun sociale netwerk (familie, vrienden, de buurt) te mobiliseren bij het verbeteren van de opvoeding. 2. Aan ouders bieden we ongevraagd vanuit onze publieke zorgfunctie: Attendering op problemen in zowel de lichamelijke en psychosociale gezondheid en ontwikkeling van het kind als in de verschillende opvoedingssituaties door monitoren en signaleren en het screenen op lichamelijke en psychosociale ontwikkelingsproblemen. Informatie ter voorbereiding op de aankomende opvoedingsopgaven in de nu volgende ontwikkelingsfase van hun kind. Informatie in individuele situaties wanneer dat nodig is. 3. Wanneer daar aanleiding toe is en ouders dat willen, op hun verzoek: Kortdurende advisering en lichte pedagogische hulp gericht op de meest voorkomende ‘normale’ ontwikkelingsen opvoedingsproblemen per ontwikkelfase. Doorverwijzing naar de juiste (specialistische) zorg. 4. Wanneer de opvoedproblemen ernstiger en ingewikkelder zijn, bieden we ook daadwerkelijke eerste opvoedhulp in de vorm van: Lichte pedagogische hulp gericht op het voorkomen van of het terugdringen van ‘ernstige’ ontwikkelings- en opvoedingsproblemen. Tijdelijke gezinsbegeleiding. 5. Als sluitstuk van de CJG-zorg (wanneer het gezin dat wil en de zorg complex is): de afstemming van de zorg in het gezin uitmondend in zorgcoördinatie vanuit een systeemgerichte aanpak die zich richt op alle leden van het gezin en de directe omgeving. Bij 75% van alle jeugdigen en opvoeders verwachten we dat het basisaanbod (diensten:1.-2.) voldoende zal zijn om hun ontwikkelingsgang en de opvoeding in goede banen te blijven leiden. Bij 15-20% van alle jeugdigen en opvoeders verwachten we dat de combinatie van ons basisaanbod (diensten 1.-2.) met extra steun (diensten 3. en 4.) zal zijn. Mits 4 deze dienstverlening voldoende beschikbaar komt en voldoende zal zijn om het opgroeien en opvoeden in betere banen te leiden. Dit betekent op (langer) termijn: competentere ouders, minder kindermishandeling en minder (ernstige) gedragsproblemen. 5
Zorgcoördinatie zal vanuit die publieke zorgaanpak van opvoedingsondersteuning nodig zijn voor 2-3% van de gezinnen . Bij circa 5% van onze totale doelgroep verwachten we geen verbeteringen te zien. Bij deze klanten zal meer en andere zorg en hulp nodig zijn en is het onze verantwoordelijkheid een goede zorgbehoeftenbepaling te doen en klanten goed te leiden naar meer specialistische geïndiceerde zorg.
5
Voor een voorbeeld van de resultaten van public health parenting support, zie het onderzoek van Foster, Prinz c.s., 2007.
6
In sommige wijken of gemeenten kan dit cijfer – zeker aanvankelijk - hoger liggen als gevolg van een concentratie van gezinnen met multiproblematiek.
6
Onze focus blijft liggen op het feit om 100% de ouders te ondersteunen om samen met de inzet van alle andere opvoeders in de buurt het opgroeien en opvoeden van alle kinderen en jeugdigen te optimaliseren! Wat vraagt dit van de CJG-professional? Dat vraagt van de CJG-professional, jou dus, dat je er altijd ‘bent voor alle ouders’. Je bent……informerend, …stimulerend, …bevragend, …voortdurend in dialoog, …anderen erbij betrekkend (desnoods er op af),…aansprekend en aanspreekbaar, …waar nodig adviserend of (licht) hulp verlenend met een brede kijk op de opvoedvragen, -zorgen en -problemen van ouders. Zonder te verhullen, maar door aan te kaarten en bespreekbaar te maken, door te empoweren en zo nodig ook te bemoeien, continu feedback te vragen op geleverde dienstverlening, zo nodig nauw met anderen (school, kinderopvang, huisarts, jeugdzorg, etc) samen te werken en altijd bereid het contact en de communicatie met ouders aan te gaan met als grenslijn dat nooit losgelaten wordt als de veiligheid van kinderen en jeugdigen in het geding is. Samen met de ouders zet je altijd het belang van het kind voorop!
Wat stralen we als CJG uit? Dat begint er mee dat het CJG naar alle ouders – en ook naar alle samenwerkingspartners naast en verderop in de keten uitdraagt: - dat opvoeden een verantwoordelijkheid is van ouders en veel andere opvoeders samen; - dat opvoeden een opdracht van de samenleving als geheel is (focus op systeemgericht werken); - dat ouders de opgave van het opvoeden intuïtief meestal ‘gewoon goed doen’; - dat ouders in elk geval altijd het beste voor hun kind willen en dat de professionals van het CJG daarop vertrouwen en daarom naast de ouders gaan staan en willen helpen het ‘gewone opvoeden’ beter te doen in aanvulling op wat ouders samen met anderen al kunnen doen (focus op eigen kracht); - dat het vanzelfsprekend is om vragen te hebben over het opvoeden of daar onzeker over te zijn; sterker nog, dat die onzekerheid per definitie bij het opvoeden hoort, dat opvoedproblemen ‘normaal zijn’ (focus op normalisering van het opvoeden); - dat het CJG er in eerste instantie is om ouders en andere opvoeders alle thans beschikbare kennis en informatie over het opvoeden en opgroeien, de gezondheid en de ontwikkeling van kinderen te bieden en ouders wil stimuleren – al dan niet samen met andere ouders – gebruik te maken van die kennis en informatie gebaseerd op een zienswijze van ‘positief opvoeden’ (focus op dienstverlening). 6
Als het opvoedvraagstuk hardnekkiger, lastiger en ingewikkelder is en ouders het vertrouwen in hun eigen opvoedcompetenties dreigen te verliezen of over onvoldoende vaardigheden beschikken, worden specifieke en doelgerichte (interventie)programma’s ingezet door ons of vanuit samenwerkingspartners. Die programma’s zijn (waar mogelijk) evidence based, community based, dekkend en sluitend (voor alle ontwikkelingsfasen), passend en op tijd (gezien de zwaarte van het probleem), gekozen samen met de ouders en meteen beschikbaar. 7
De implicaties voor ons aanbod is dat we altijd differentiëren op basis van: De leeftijd van het kind en de aard van de hulpvraag. 8
Nederlands Jeugdinstituut / CJG Rijnmond Bert Prinsen / Alison Sutton , Utrecht / Rotterdam, 11 januari 2011
6
Het ernsttaxatieschema is op te vragen bij CJG Rijnmond.
7
De CJG-dienstverlening is conform de vijf functies uit prestatieveld 2 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning en de zes taken van het Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg 8 Met medewerking van talloze professionals binnen en buiten het CJG Rijnmond.
7
Bijlage Personen en instanties betrokken bij het formuleren van de pedagogische visie Experts op het gebied van de ontwikkeling en/of opvoeding van kinderen en jeugd - Geraldien Blokland, pedagoog, landelijke deskundige en adviseur. - Rene Diekstra, lector Jeugd en Opvoeding Haagse Hogeschool en hoogleraar Psychologie, Roosevelt Academy, Middelburg. - Marjolein Helmus, GGZ-psycholoog en psychotherapeut Rivierduin Leidschendam. - Marinus van IJzendoorn, professor Gezinspedagogiek, Universiteit van Leiden. Externe stakeholders - Roxana Asmus, beleidsmedewerker GGD Rotterdam Rijnmond. - Jacques Bovens, directeur Flexus Jeugdplein Rotterdam. - Johan Breukels, hoofd Lokale Zorgnetwerk (LZN) Rotterdam. - Frank Eilander, directeur Bureau Jeugdzorg Rotterdam. - Michiel Eldering, GGD Rotterdam. - Gerrit van Engelen, directeur STEK Jeugdhulp Rotterdam. - Marleen Frederick-Pieters, Lokale Team Huiselijk Geweld (LTHG) Rotterdam. - Korrie van Kampenhout, hoofd maatschappelijk werk en thuisbegeleiding gemeente Spijkenisse. - Frank van Leerdam, inspecteur Jeugdgezondheidszorg (Inspectie Gezondheidszorg). - Marjolijn Lewis, directeur MEE Rotterdam. - Johan van Nimwegen, coördinator maatschappelijke ontwikkeling gemeente Middelharnis. - Alex Oldenburg, schoolbestuur (gemeente Hellevoetsluis). - Justine Pardoen, directeur Ouders Online. - Rosita van Tongeren, pedagoog Nederlands Jeugdinstituut Sevgi Tunali (GGD Rotterdam Rijnmond). - Mieke Vergeer, pedagoog Nederlands Jeugdinstituut. Yvonne Wildschut, beleidsmedewerker GGD Rotterdam Rijnmond. - Onno de Zwart, directeur GGD Rotterdam Rijnmond. CJG-professionals - Nienke Baan, pedagoog, Charlois en Kralingen Krooswijk. - Cathelyn van Baar, staffunctionaris. - Jose Baeza, regisseur, Overschie. - Anja Bakker regisseur, Prins Alexander. - Lianne Blaas, staffunctionaris. - Eline Dubbeldam, regiomanager. - Jos Driesprong, regiomanager. - Joy Ek, stafverpleegkundige. - Isabel Hage, gezinscoach, Hillegersberg en Schiebroek. - Janneke van der Heiden, regisseur, Centrum. - Carolien Holst, regisseur, Noord. - Iris Kersting, voorpostfunctionaris, Maashaven. - Els van ’t Klooster, staffunctionaris. - Ineke Moerman, directeur. - Patricia Mulder, regisseur, Maashaven. - Ida Ouweneel, kwartiermaker beleid en ontwikkeling. - Inge Parlevliet, regisseur, Vlaardingen. - Ton Quadt, ex-directeur en oprichter. - Jose Schipper, staffunctionaris. - Joanne Siebel, jeugdarts, Schiebroek. - Bertine Spijkers, regiomanager. - Monique van der Veen, stafarts. - Karin Verhorst, interventieverpleegkundige, Maashaven. - Mo Visscher, jeugdverpleegkundige, Kralingen Crooswijk. - Martha de Vos, jeugdverpleegkundige. - Deborah van der Zaan, interventieverpleegkundige, Delfshaven.
8
9
10