Steunen en stimuleren van spelen en leren
82 Hoofdstuk 8
Baran speelt buiten met een bal. Hij laat hem stuiteren en vangt hem op. Eerst op de tegels, maar dan komt de bal in het gras terecht. Hé, op het gras komt ie veel minder omhoog! Baran gaat weer naar de tegels, ja hier komt ie hoger! ‘Mia, Mia’, roept hij naar de pedagogisch medewerker. ‘Kijk!’ Stralend toont hij zijn ontdekking. Even later staat er een aantal kinderen om hem heen. Mia gaat extra ballen halen en samen gaan ze onderzoeken waar de bal hoog opspringt en waar niet. Mia uit het voorbeeld zag de kans om de kinderen iets te leren en greep hem. Zo gaat het meeste leren van jonge kinderen. Ze leren door spelen, kijken, uitproberen, elkaar imiteren. Ze leren tijdens hun spontane activiteiten. De kunst van het stimuleren van jonge kinderen is om daarbij aan te sluiten. Iedere situatie is voor jonge kinderen een leer situatie. Alle zorgsituaties zijn leersituaties. Tijdens het verzorgen leren ze stapje voor stapje om zichzelf te ver zorgen. Ze leren afscheid te nemen van hun ouders, zelf te eten en te drinken, zelf naar de wc te gaan, zelf tanden te poetsen, zich zelf aan en uit te kleden, hun spulletjes op te ruimen en nieuw speelgoed te pakken. Kinderen maken tussen nul en vier jaar een enorme ontwikkeling door: van afhankelijke wezens naar kinderen die veel zelfstandig kunnen. ‘Zelf doen’ is een natuurlijke drang van jonge kinderen en een krachtige motor achter hun ontwikkeling. Hun spelen is ook leren. Tijdens hun spel leren kinderen initiatieven nemen, beslissingen maken, plezier maken, volhouden, weerstand bieden en vele andere vaardig heden. In deel 2 van het Pedagogisch kader wordt het leren en spelen van kinderen verder uitgewerkt in: › V erzorg-leergebieden: wennen, eten en drinken, verschonen en slapen, overgangen tussen activiteiten. › S peel-leergebieden: Bewegen en zintuiglijk ervaren, samenleven en samen spelen, taal en communicatie, natuur, ordenen en rekenen, muziek en dans, en beeldende expressie.
Foto: Tessa van Schijndel
Begeleiden met taal. ‘Nou, doe de bal er maar eens in!’
Dit hoofdstuk gaat over algemene kenmerken van de manieren waarop pedagogisch medewerkers het leren en spelen van jonge kinderen kunnen stimuleren.
Voorwaarden scheppen Pedagogisch medewerkers hebben verschillende middelen om spontaan spel en leren bij de kinderen te ontlokken. De belangrijkste zijn:
Hoofdstuk 8
Steunen en stimuleren van spelen en leren
83 Steunen en stimuleren van spelen en leren
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 8 Steunen en stimuleren van spelen en leren
84
› DE INRICHTING EN INDELING VAN DE RUIMTE BINNEN EN BUITEN. Hierdoor ontlokken pedagogisch medewerkers bepaalde spelvormen. Ze zetten fietsjes neer en verschillende peuters willen fietsen. Ze leggen een Pietenpak in de verkleedhoek en de kinderen spelen Sinterklaas en Zwarte Piet. Door de indeling van de ruimte in hoeken snappen de kinderen de ruimte en storen ze elkaar niet. › DE GROEPSINDELING EN HET DAGRITME. Pedagogisch medewerkers kunnen bijvoorbeeld een plusgroepje maken van driejarigen uit verschillende stamgroepen. Met speciaal gekozen materialen kunnen oudere kinderen hogere niveaus van spel bij elkaar ontlokken. Door indeling van de kinderen in groepjes zorgen pedagogisch medewerkers ervoor dat de kinderen elkaar stimuleren. Het dagritme sluit aan bij het bioritme en de behoeftes van de kinderen. › OBSERVEREN, DOELEN STELLEN EN PLANNEN vanuit kennis en inzicht van de ontwikkeling van de kinderen en van de mogelijkheden om kansen te grijpen en te maken. Observeren is de natuurlijke houding en activiteit van pedagogisch medewerkers. Ze doen dat voortdurend om sensitief op de kinderen te kunnen inspelen. PRAKTIJK
Baby’s onderzoeken kartonnen doos De pedagogisch medewerkers van babygroep Dribbel hebben een grote kartonnen doos zonder nietjes in hun groep neergezet. Af en toe komen enkele baby’s op de doos af. Ze voelen voorzichtig met hun handjes. Anderen proberen in de doos te komen. Dan scheurt de doos. Dat vinden sommige baby’s ook erg interessant. Zo zien, horen en voelen ze wat er met het karton gebeurt. De pedagogisch medewerkers kijken op een afstandje nauwlettend toe. Als de doos in kleine stukjes gaat en gevaar gaat opleveren, gaat een van de pedagogisch medewerkers naar de kinderen toe. Ze vertelt dat deze doos nu op is. Samen met de lopertjes gooit ze de restanten in de papierbak op de speelplaats.
Door goed te observeren zien ze ook kansen om kinderen een extra impuls te geven. Regelmatig observeren ze ook gericht met het oog op bepaalde doelen en plannen van activiteiten. Ze richten zich dan op een bepaald kind, een groepje kinderen of de hele groep.
Aansluiten bij het spontane leren en spelen Kenmerken van het leren van jonge kinderen In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van manieren waarop jonge kinderen leren. Pedagogisch medewerkers sluiten hierbij aan. › ACTIEF LEREN EN TOTALE BETROKKENHEID. Pedagogisch medewerkers geven daarom het initiatief aan kinderen. Ze kijken wat zij doen en sluiten erbij aan. › LEREN DOOR HANDELEN, UITPROBEREN EN ONTDEKKEN. Pedagogisch medewerkers geven de kinderen gelegenheid om met hun hele lijf en allezintuigen te leren. › SPELEND LEREN. Pedagogisch medewerkers geven kinderen alle kans om te spelen. Ze lokken spel uit door materialen, speelgoed en inrichting van de binnen en buitenruimtes. Er is gelegenheid voor bewegingsspel, fantasiespel, speelleerspelletjes, exploratief spel en constructiespel. › KIJKEN EN IMITEREN. Daarom storen pedagogisch medewerkers kinderen niet als ze staan te kijken naar andere kinderen. Soms kijken ze mee en praten over wat ze zien. Ze stimuleren het imiteren van de kinderen. En ze weten dat ze voor de kinderen een voorbeeld zijn en dat kinderen naar hen kijken om van hun gezicht af te lezen wat ze van iets vinden (vraagkijken). › HERHALINGEN, SCRIPTKENNIS EN RITUELEN. Pedagogisch medewerkers laten de kinderen de tijd en ruimte om bewegingen of een bepaald spel te herhalen. Ze weten dat ze dan oefenen tot ze het helemaal beheersen. Ze weten ook dat jonge kinderen heel gevoelig zijn voor rituelen. Kennis van het script − de opeenvolgende handelingen − maakt de wereld voorspelbaar. Ze spelen deze scripts ook uit in hun fantasiespel. Pedagogisch medewerkers vertellen er ook verhalen over.
Hoofdstuk 8
› Ei gen tempo en op eigen wijze. De pedagogisch medewerkers volgen het kind en geven ruimte voor het eigen tempo van leren. Ze beïnvloeden door kansen te creëren en grijpen, en observeren of het kind er op ingaat.
›W oorden geven aan ervaringen. Alles wat peda gogisch medewerkers doen, begeleiden ze met taal om de kinderen te helpen de wereld te begrijpen.
Foto: Ruben Keestra
Veel herhaling van liedjes en bewegingen geeft ‘scriptkennis’.
› E rvaringen uiten en vormgeven. Niet alleen in woorden, maar ook in gebaren, muziek, dans en beel dende expressie.
Gebruikmaken van de groep In een groep hebben pedagogisch medewerkers minder tijd voor ieder kind dan ouders thuis. Daar staat tegenover, dat in de groep de kinderen elkaar stimuleren. Kinderen leren van elkaar andere dingen dan van volwassenen. Kinderen jonger dan vier jaar hebben bovenal een volwassene nodig; die biedt lichamelijke en emotionele veiligheid en is een bron van troost, plezier en kennis. Maar bij elkaar vinden ze speelruimte om te experimen teren en te leren. Ze zijn ongeveer even sterk en houden van dezelfde grapjes en spelletjes. Ze stimuleren elkaar enorm in activiteiten.
Kansen grijpen Jonge kinderen stimuleren elkaar, maar missen de kennis van de volwassene om het spel op een hoger niveau te brengen. Baran, in het begin van dit hoofdstuk, wil zijn ontdekking delen. Zijn pedagogisch medewerker gaat erop in en geeft zijn ontdekking een uitbreiding door met de andere kinderen allemaal verschillende ondergronden met de bal te toetsen op hun stuiterkwaliteit. Maar als de pedagogisch medewerker dat niet had gedaan, was zijn belangstelling zo verdwenen. Het is de vakkennis van de pedagogisch medewerker om de kansen te zien. Kansen om te praten, te onderzoeken, grapjes te maken, het kind iets te leren. Pedagogisch medewerkers hebben oog voor kansen op alle terreinen: motorisch en zintuiglijk, sociaal-emotioneel, taal, denken, moreel, natuur en fysieke omgeving, zang en dans, en
Foto: Ruben Keestra
Woorden geven aan ervaringen. ‘Wou jij daarmee spelen?’
De belangrijkste verschillen PM* − Kind Kind − Kind Hiërarchisch Gelijkwaardig Bewust handelend Spontaan spelend Doelgericht Improviserend Pedagogisch Imiteren, uitdagen en verantwoord uitproberen Vinden hetzelfde leuk Taal Non-verbale communicatie Bewaakt Gaan op in spel, vergeten de grenzen grenzen, zijn samen stout Emotionele Gezelligheid en plezier in veiligheid samen spelen
*Pedagogisch medewerker
beeldende expressie. Als een kind achterloopt met taal ontwikkeling, zal de pedagogisch medewerker bijvoorbeeld iedere kans aangrijpen om bepaalde woorden te oefenen en samen te praten. Hierover gaan de hoofdstukken in deel 2.
Steunen en stimuleren van spelen en leren
85
›M eehelpen en meedoen. Pedagogisch medewerkers nodigen kinderen uit om te helpen en verantwoorde lijkheid te nemen. Kinderen spelen niet alleen, maar ‘werken’ ook. Pedagogisch medewerkers geven daarbij instructie en helpen de kinderen bij hun taakjes.
Hoofdstuk 8 Steunen en stimuleren van spelen en leren
86
Kansen creëren Aanbieden van activiteiten Pedagogisch medewerkers creëren ook kansen. Ze doen dit door het aanbieden van activiteiten: › S pelactiviteiten. Tekenen, verven, bouwen met takken of dozen, kleien, kleine beestjes zoeken in de tuin, bladeren en beukennootjes verzamelen, voorlezen, muziek maken, verkleden en schminken, enzovoort. ›D agprogramma met kring, liedjes, samen eten en drinken, slapen, handen wassen, wc bezoek, uitkleden en aankleden. › V erzorgende activiteiten en klusjes, waarbij kinderen actief worden betrokken. De kinderen worden uitgenodigd om te ‘werken’ en om iets voor anderen te doen. Bijvoorbeeld helpen met de tuin, iets brengen naar een andere groep, opruimen, koken, feest voorbereiden, baby verzorgen, boodschappen doen in de supermarkt, boodschappenlijstje maken.
Aanspreken binnen de ‘Zone van Naaste Ontwikkeling’ De pedagogisch medewerker schat in wat een kind met een beetje hulp kan en wat helemaal buiten zijn of haar bereik ligt. Bijvoorbeeld met opruimen. Bij de baby’s zijn de ver wachtingen laag. Het is mooi als ze een paar blokken in de doos gooien, maar opruimen ligt buiten hun bereik. Kinderen van 24 maanden snappen wat opruimen is. Met hulp van de pedagogisch medewerkers kunnen ze helpen bij het opruimen. Maar de pedagogisch medewerkers blijven het leeuwendeel doen. Opruimen is op deze leeftijd binnen hun Zone van Naaste Ontwikkeling gekomen. Aanspreken binnen de Zone van Naaste Ontwikkeling betekent dat pedagogisch medewerkers kinderen aanspreken op gedrag dat ze niet alleen kunnen, maar met hulp wel. Op deze manier trekken de pedagogisch medewerkers de kinderen naar een hoger niveau. Vooral tijdens verzorgactiviteiten zijn pedagogisch medewerkers hiermee bezig. Stapje voor stapje leren de kinderen ‘zelf doen’. Maar ook met spelactiviteiten wordt dit pedagogische middel toegepast. Bijvoorbeeld met lottospel. Alleen kunnen de kinderen dat nog niet, maar wel als de pedagogisch medewerker meespeelt en het spel regelt. Ook het kansen grijpen en het kansen creëren worden uitgewerkt in deel 2 voor de verschillende verzorg-leer gebieden en speel-leergebieden.
Stimulerende communicatie
Foto: Ruben Keestra
Ongedwongen samenspelen in de kring.
Foto: Ruben Keestra
‘Zie je ook de kop van de rups?’ De pedagogisch medewerker helpt het kind een stapje verder.
Bij de stimulerende communicatie sluiten pedagogisch medewerkers aan bij de belangstelling van de kinderen en bij hoe ze leren. In deel 2 wordt in alle hoofdstukken ingegaan op stimulerende communicatie. Hier beperken we ons tot enkele vormen die in alle hoofdstukken voorkomen. › S amen met kinderen dingen doen en ervaren. De pedagogisch medewerker sluit aan bij het handelend en ervarend leren van jonge kinderen. Ze proeven, ruiken, voelen met de kinderen. Ze spelen mee met de water molen. Ze zoeken naar kleine beestjes. Samen praten ze over deze concrete ervaringen. ›M eespelen met de kinderen. Pedagogisch mede werkers geven het spel een nieuwe impuls door mee te spelen. Dreumesen hebben vaak nog hulp nodig om samen te spelen. Bij het rollenspel kan de pedagogisch medewerker een verhaallijn maken of een persoon spelen die een nieuwe wending geeft aan het spel. Bij zingen en dansen gaat ze voor en leren de kinderen al imiterend de liedjes en bewegingen.
Hoofdstuk 8
› DE INTENTIES EN BELANGSTELLING VAN DE KINDEREN VOLGEN. Kinderen reageren vaak heel anders dan pedagogisch medewerkers verwachten. Bijvoorbeeld bij verven. De pedagogisch medewerkers hebben vingerverven voorbereid. Maar dan raken de kinderen opeens helemaal in de ban van hoe druppels verf over het blad kunnen stromen. Dan kunnen ze beter die belangstelling volgen dan de kinderen iets opdringen. Waar de aandacht ligt, vind je de motivatie.
FOTO: RUBEN KEESTRA
‘JA, GOED ZO, DEZE IS GROEN, ZIEN JULLIE DAT?’
› DE INTENTIES EN PLANNEN VAN DE KINDEREN HELPEN REALISEREN. Driejarigen hebben vaak grootsere plannen en wensen dan ze alleen aan kunnen. Bijvoorbeeld het bouwen van een hut van lappen, stokken en knijpers. De pedagogisch medewerkers helpen dan een handje zonder het over te nemen. In andere situaties helpen ze door met de kinderen te bespreken wat ze nodig hebben, hoe ze het zouden kunnen aanpakken. Daarnaast zorgen ze voor materialen. › ZORGEN VOOR EEN BALANS TUSSEN VERTROUWDE HERHALING EN NIEUWE IMPULSEN. Kinderen houden van herhalen. Steeds hetzelfde springspelletje, steeds hetzelfde verhalen. Zo oefenen ze en zo raken vaardigheden ingeslepen en automatisch. Maar voor oefenen en ontdekken, zijn kleine variaties ook belangrijk. De meeste kinderen doen dat uit zichzelf. Maar pedagogisch medewerkers geven ook nieuwe impulsen. Denk maar aan het voorbeeld waarmee we dit hoofdstuk begonnen. Het kind ontdekte dat een bal op verschillende ondergronden anders stuitert. De pedagogisch medewerker zet de kinderen op het spoor om verschillende ondergronden verder te proberen. › VRAGEN STELLEN EN SAMEN DENKEN EN PRATEN. Pedagogisch medewerkers dagen kinderen uit om te onderzoeken en zich uit te drukken. Dat kunnen ze doen naar aanleiding van toevallige gebeurtenissen. Bijvoorbeeld naar aanleiding van een conflict tussen twee kinderen: ‘Wat wil jij, Jan? En wat wil jij, Sutnison? Hoe kunnen we dat oplossen? Wie heeft een plan?’ › VERWERKEN VAN INDRUKKEN: rust, herhalen en expressievormen. De kinderen doen op een dag enorm veel indrukken op. Daarom zorgen pedagogisch medewerkers ook voor rust en tijd voor verwerken. Daarnaast bieden pedagogisch medewerkers kinderen diverse expressievormen aan om hun indrukken vorm te geven.
DOEN
Kansen grijpen tijdens de lunch. De kinderen zien opeens twee duiven op een tak voor het raam. Sadjied: ‘Kijk, kijk!’ Ilse (pedagogisch medewerker): ‘Daar zitten twee duiven!’ Sadjied: ‘Duif, duif.’ Ilse: ‘Wat doen die duiven?’ Yoran: ‘Pikken.’ Iris: ‘Kijk, kijk!’ Ilse: ‘Wat denken jullie, zijn het vrienden?’ Sadjied: ‘Nee, nee’ Ilse: ‘Waarom denk je van niet?’ Sadjied: ‘Pikken.’ Ilse: ‘Vrienden pikken elkaar niet?’ Linda (pedagogisch medewerker): ‘Ik denk dat het een stelletje is, dat ze getrouwd zijn. Kijk, ze geven elkaar nu kopjes.’ Iris: ‘Wij zijn vrienden hè?’ (en geeft Sadjied een kopje met haar hoofd).
Rollenspelen, bewegingsexpressie, dans, muziek en beeldende expressie door verven en kleien. › KINDEREN MET ELKAAR VERBINDEN EN BIJ ELKAAR BETREKKEN. Tijdens gesprekjes en activiteiten betrekken de pedagogisch medewerkers de kinderen bij elkaar. Bijvoorbeeld tijdens de lunch. Josja vertelt dat zijn mama een baby in haar buik heeft. Dan vraagt de pedagogisch medewerker aan Demi die ernaast zit: ‘En, Demi, heeft jouw mama ook een baby in de buik?’ Dit is voorbeeldgedrag van de pedagogisch medewerker. Zo leren de kinderen ook met elkaar converseren zonder pedagogisch medewerker.
Steunen en stimuleren van spelen en leren
87
Hoofdstuk 8 Steunen en stimuleren van spelen en leren
88
Positief leiding geven en verdelen van de macht Pedagogisch medewerkers maken aan de kinderen steeds duidelijk wat hun rol is. Wie heeft de leiding en wie volgt? De manier waarop ze leiding geven verschilt per situatie: › TIJDENS VRIJ SPELEN VAN DE KINDEREN. Als kinderen spelen, bepalen zij het spel. Jonge kinderen vinden het vaak fijn als de pedagogisch medewerker nabij is. Soms hebben ze een steuntje of aanwijzing nodig. Maar de pedagogisch medewerker is gast in het spel van de kinderen. › TIJDENS VERZORGINGSSITUATIES. Hier bepalen de kinderen en pedagogisch medewerkers samen wat er gebeurt. Hij of zij mag het kind niet tegen de zin aanraken. Als kinderen met respect worden behandeld, wordt het verzorgen samenwerken. › TIJDENS SPEL EN GESTRUCTUREERDE ACTIVITEITEN
KENNIS
Culturele verschillen? Twee- en driejarige kinderen met een Nederlandse, Marokkaanse en Antilliaanse achtergrond hebben in kindercentra evenveel conflicten. De moeders denken echter dat er wél verschillen zijn. Alle groepen zien de eigen kinderen en opvoeding als beter. Rourou, A., Singer, E., Bekkema, N. & Haan, D. de (2006).
FOTO: RUBEN KEESTRA
ELK KIND IS ANDERS EN VRAAGT EEN EIGEN BENADERING.
WAARIN DE PEDAGOGISCH MEDEWERKER DE LEIDING HEEFT. Er zijn veel spelletjes die jonge kinderen graag doen, maar nog niet alleen kunnen. Bijvoorbeeld: kringspelletjes, liedjes zingen, lotto. Pedagogisch medewerkers geven leiding door uit te nodigen, aanwijzingen te geven, voor te doen. Maar ze zijn heel soepel met kinderen, er wordt niets opgelegd. › Tijdens het helpen bij verzorging en klusjes. In deze situatie hebben de pedagogisch medewerkers duidelijk de leiding. Zij stellen enkele duidelijke eisen die te maken hebben met de taak en waaraan het kind moet voldoen. Pedagogisch medewerkers doen voor, geven aanwijzingen en nemen deeltaakjes over die te moeilijk zijn voor het kind. Maar het is ‘werk’.
Diversiteit Pedagogisch medewerkers hebben oog voor de eigenheid (uniciteit) van elk kind. Dus is er respect voor de diversiteit in talenten, karakter, temperament, voorkeuren, ontwikkelingsniveau en culturele achtergronden. Ieder kind wordt op zijn of haar manier uitgedaagd. Dat is niet altijd gemakkelijk. Het hoort bij het opvoeden dat pedagogisch medewerkers een kind soms niet begrijpen of niet weten waar het op dat moment het meeste behoefte aan heeft. In zo’n situatie is het belangrijk om deze ervaring te bespreken met anderen. Misschien hebben collega’s wel toegang tot het kind en kunnen ze tips geven. Wellicht kunnen de ouders uitleg en advies geven op grond van hun ervaringen thuis. Uitgangspunt is pedagogisch optimisme: ieder kind heeft een sleuteltje. De kunst is om die sleutel tot contact te vinden. Met geduld, creativiteit, wat geluk en goede contacten met collega’s en ouders komen pedagogisch medewerkers ver.
Iedere situatie is voor jonge kinderen een leersituatie. Ze leren tijdens het verzorgen door zelf doen en te helpen. En ze leren door te spelen. Pedagogisch medewerkers stimuleren het leren en ontwikkelen van jonge kinderen door:
› STIMULERENDE COMMUNICATIE. Pedagogisch medewerkers spelen met kinderen mee, volgen hun belangstelling, helpen de kinderen om hun plannen te realiseren, stellen vragen, zorgen voor een balans tussen vertrouwde herhaling en nieuwe impulsen.
› VOORWAARDEN SCHEPPEN » De inrichting en indeling van de ruimte binnen en buiten ontlokken spontaan spel. » De groepsindeling en het dagritme zorgen voor een goede balans tussen samen en alleen, rust en uitdaging. Als de basisbehoeftes van kinderen zijn bevredigd, staan ze open voor leren. » Observeren, doelen stellen en plannen maken, helpen pedagogisch medewerkers om kansen te grijpen en creëren.
› POSITIEF LEIDING GEVEN EN VERDELEN VAN DE MACHT. Pedagogisch medewerkers geven de kinderen heel duidelijk aan wanneer ze moeten volgen en gehoorzamen, en wanneer de pedagogisch medewerkers de kinderen volgen en de leiding geven. Bij vrij spelen en lichamelijke verzorging is de pedagogisch medewerker gast op het terrein van het kind.
› AANSLUITEN BIJ SPONTANE LEREN EN SPELEN. Pedagogisch medewerkers maken optimaal gebruik van: » Het spontane leren door spelen en meehelpen, door herhalen en ontdekken, en kijken en luisteren naar de pedagogisch medewerker. » De stimulerende invloed van kinderen op elkaar door gezamenlijk plezier, doordat ze elkaar uitdagen en imiteren, doordat ze elkaars fantasie en creativiteit aanspreken. › KANSEN GRIJPEN. Pedagogisch medewerkers zien tijdens het verzorgen en spelen kansen om de kinderen uit te dagen en een stapje verder te brengen. › KANSEN CREËREN. Pedagogisch medewerkers creëren leerkansen door: » Gerichte activiteiten of door bepaald speelgoed aan te bieden. » Hulp, aanwijzingen en impulsen te geven binnen de Zone van naaste Ontwikkeling van het kind; en door het kind actief te betrekken bij hulp en verzorgactiviteiten en rituelen.
› DIVERSITEIT. Ieder kind heeft een sleuteltje.
Hoofdstuk 8
89 Steunen en stimuleren van spelen en leren
Samengevat