PARKSTAD LIMBURG ENERGIETRANSITIE (PALET) PALET 3.0
II
“The greatest threat to our planet is the belief that someone else will save it.” Robert Swan, poolreiziger
III
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord 6 1. Kaderstellend energietransitiebeleid: PALET 1.0 & 2.0 9 2. Methodiek PALET 3.0: kwantitatief, kwalitatief, locatief 14 3. Leeswijzer PALET 3.0 15 4. PALET: een dynamisch model 17
IV
5. Regionale uitvoering 5.1 Verhouding SER Energieakkoord met PALET-doelstelling 2016-2020 5.2 Verhouding POL-uitwerking Energie met PALET-doelstelling voor 2016-2020 5.3 Klimaatakkoord Parijs 2015 5.4 Energierapport
21
6. Projecten op regionaal niveau
25
7. Regionale onderzoekslijnen 7.1 Lokaal Duurzaam Energiebedrijf (LDEB) 7.2 Elektriciteit- en aardgasnetwerk 7.3 Warmtevisie Parkstad Limburg 7.4 Windvisie Parkstad Limburg 7.5 Biomassa
29
8. Communicatie, stakeholders en innovatie 8.1 Stakeholders 8.2 Innovatie en pilots 8.3 S-Built 8.4 IBA Parkstad
35
9. Lokale uitvoering
39
9.1 Gemeente Brunssum 9.1.1 Voorwoord gemeente Brunssum 9.1.2 Samenvatting PALET 2.0 - Brunssum 9.1.3 Gebouwgebonden 9.1.4 Gebiedsgebonden 9.1.5 Flankerend beleid
41
9.2 Gemeente Heerlen 9.2.1 Voorwoord gemeente Heerlen 9.2.2 Samenvatting PALET 2.0 - Heerlen 9.2.3 Gebouwgebonden 9.2.4 Gebiedsgebonden 9.2.5 Flankerend beleid
99
9.3 Gemeente Kerkrade 9.3.1 Voorwoord gemeente Kerkrade 9.3.2 Samenvatting PALET 2.0 - Kerkrade 9.3.3 Gebouwgebonden 9.3.4 Gebiedsgebonden 9.3.5 Flankerend beleid
159
9.4 Gemeente Landgraaf 9.4.1 Voorwoord gemeente Landgraaf 9.4.2 Samenvatting PALET 2.0 - Landgraaf 9.4.3 Gebouwgebonden 9.4.4 Gebiedsgebonden 9.4.5 Flankerend beleid
207
9.5 Gemeente Nuth 9.5.1 Voorwoord gemeente Nuth 9.5.2 Samenvatting PALET 2.0 - Nuth 9.5.3 Gebouwgebonden 9.5.4 Gebiedsgebonden 9.5.5 Flankerend beleid
259
9.6 Gemeente Onderbanken 9.6.1 Voorwoord gemeente Onderbanken 9.6.2 Samenvatting PALET 2.0 - Onderbanken 9.6.3 Gebouwgebonden 9.6.4 Gebiedsgebonden 9.6.5 Flankerend beleid
321
9.7 Gemeente Simpelveld 9.7.1 Voorwoord gemeente Simpelveld 9.7.2 Samenvatting PALET 2.0 - Simpelveld 9.7.3 Gebouwgebonden 9.7.4 Gebiedsgebonden 9.7.5 Flankerend beleid
361
9.8 Gemeente Voerendaal 9.8.1 Voorwoord gemeente Voerendaal 9.8.2 Samenvatting PALET 2.0 - Voerendaal 9.8.3 Gebouwgebonden 9.8.4 Gebiedsgebonden 9.8.5 Flankerend beleid
407
Bijlagen
461
1. Begrippen- en woordenlijst 462 2. Wet- en regelgeving 464 3. Financieringsmogelijkheden 470 4. Formulekaart 477 5. Energielabels woningen 486 Colofon 488
V
Voorwoord portefeuillehouder PALET Energie is de belangrijkste bouwsteen van onze maatschappij. Het is hét middel geweest waarmee we de aarde naar onze wensen hebben kunnen inrichten. Alles wat we doen in het dagelijkse leven is gebaseerd op energie. Ons licht, onze warmte, onze communicatie, ons reizen, ons eten. Maar de levering van energie is kwetsbaar en, we kunnen ons dat nauwelijks voorstellen, niet vanzelfsprekend. De fossiele energiebronnen kunnen het tempo van de groei van de wereldbevolking niet meer bijbenen, maar ook de mate waarin die fossiele energie is en wordt gebruikt, werpt de schaduw van een naargeestige toekomst vooruit. Onze generatie is de eerste die met klimaatverandering te maken krijgt en de laatste die er iets tegen kan doen. Daarom is een verandering van het energiesysteem nodig: een energietransitie. Niet alleen hier in Parkstad, maar in de hele wereld. Het doel van de energietransitie is het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen en over te gaan op schone, duurzame energiebronnen. Aanleidingen voor een energietransitie zijn het veranderende klimaat en de dreigende nadelige gevolgen daarvan, de wens bij gebrek aan fossiele brandstoffen niet afhankelijk te willen zijn van instabiele olie- en gas producerende landen en gebieden, en als laatste, de oprakende voorraden, zowel in Nederland als de wereld in zijn geheel. De vraag is hoe we deze energietransitie tot stand kunnen brengen en vorm kunnen geven. Enerzijds kan dit door op energiegebruik te besparen, door bijvoorbeeld efficiënter met energie om te gaan, woningen te isoleren of zuinigere apparaten of elektrische auto’s te gaan gebruiken. Anderzijds door het aanbod aan duurzame energie te vergroten door gebruik van zonne-energie, windturbines, warmte-koude-opslag of biomassa. De weg vinden in die energietransitie is niet eenvoudig, omdat het oude fossiele systeem niet meer werkt en we het nieuwe nog niet helemaal kennen. Een kleine drie jaar geleden hebben onze Parkstadbestuurders ingezien dat de wereld veranderen bij jezelf begint. Zij hebben hun verantwoordelijkheid genomen door een energietransitievisie te maken. Die visie is vertaald in een gefundeerde ambitie: Parkstad heeft de potentie om in 2040 energieneutraal te zijn. Dat wil zeggen evenveel energie in de regio opwekken als er gebruikt wordt. Om dat te bereiken is een systematiek gevonden die in een terugkerende cyclus van vier jaren wordt herhaald, totdat het doel wordt bereikt. Die cyclus bestaat uit geformuleerd kaderstellend beleid, een meerjarig uitvoeringsprogramma, een monitoring van de projectvoortgang, een hernieuwde data-meting van het energiegebruik en tenslotte een evaluatie van de cyclus. De volgende cyclus bestaat dan uit - al dan niet bijgesteld beleid of visie, nieuw programma, monitoring, een hernieuwde data-meting, evaluatie et cetera. Zo kan ook geanticipeerd worden op nieuwe ontwikkelingen in de samenleving en technologie. De ambitie van Parkstad en de acht Parkstadgemeenten sluit aan bij Europese en nationale doelstellingen. Bijvoorbeeld het Klimaatverdrag in Parijs van 12 december 2015, dat kan worden gezien als een keerpunt in het gebruik van fossiele brandstoffen zoals olie, gas en steenkool. Bedrijven en overheden moeten vanaf nu geleidelijk overschakelen op duurzame energiebronnen. Op nationale schaal levert Parkstad met PALET een bijdrage aan de uitvoering van het Energieakkoord, en zijn wij als regio door de VNG zelfs benoemd tot één van de vijf koploperegio’s in Nederland. We lopen voorop, en dat moeten we koesteren. De Parkstad-ambitie sluit vanzelfsprekend ook aan op de ambities van de Provincie Limburg. In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) heeft de Provincie de noodzaak van een energietransitie onderschreven en kansen geformuleerd voor energiebesparing en duurzame energieopwekking. Parkstad heeft die kansen in PALET verder gespecificeerd en uitgediept en vertaald in een regionaal uitvoeringsprogramma. In 2016 hebben 18 Zuid-Limburgse colleges van B&W én het college van GS met elkaar afgesproken te komen tot een uitvoeringsprogramma voor de energietransitie op het schaalniveau van Zuid-Limburg. PALET is, zoals ook in het provinciale coalitieakkoord staat beschreven, een inspirerend voorbeeld. Met PALET 1.0 en met PALET 2.0 hebben de gemeenteraden in Parkstad zomer 2015 het beleid en de visie vastgesteld. Voor U ligt de volgende stap, namelijk het uitvoeringsprogramma 2016-2020: PALET 3.0. Hierin tracht uw gemeente, samen met de andere gemeenten in Parkstad én belangrijke stakeholders, op een afgestemde en samenhangende wijze haar weg te vinden in de energietransitie. Haico Offermans, portefeuillehouder PALET Stadsregio Parkstad Limburg 6
Voorwoord Broedkamer PALET Met het traject Parkstad Limburg EnergieTransitie (PALET) heeft de regio haar verantwoordelijkheid genomen. Na de unanieme vaststelling van PALET 1.0 en 2.0 door de gemeenteraden was de volgende stap 3.0: het regionale uitvoeringsprogramma. De grote vraag was: hoe zoiets aan te pakken? Voorbeelden van andere uitvoeringsprogramma’s waren wel inspirerend maar niet bevredigend om als blauwdruk blindelings te volgen. Wat node werd gemist was met name de kwantificeerbaarheid van wat je wenst te ondernemen, of beter gezegd, de meetbaarheid of iets er toe doet of niet. En ten opzichte van wát doet het er toe? De meetbaarheid is in PALET 1.0 al georganiseerd via de nulmeting, de onderbouwde mogelijke besparing van zo’n 30% en de minimaal noodzakelijke duurzame vervanging van de na besparing resterende en veel inefficiëntere fossiele energie. De eerste stap in het voorliggende uitvoeringsprogramma 2016-2020 (van in totaal zes stappen tot 2040) moest minimaal 8% van de potentiële energiebesparing en duurzame energieopwekking opleveren. Elke gemeente heeft als uitgangspunt een 8%-tabel gekregen met daarin exact aangegeven in welke sectoren hoeveel en welke soort duurzame energie het uitgangspunt vormde voor haar uitvoeringsprogramma 20162020. Maar hoe bereik je de noodzakelijke integraliteit? De opgaven op elkaar afgestemd en de gemeentegrens overstijgende effecten ingebed? Daarvoor werd door de regio het instrument bedacht dat men de “Broedkamer” is gaan noemen. Onder regie van Parkstad Limburg hebben in de periode van 9 september 2015 tot 31 maart 2016 één dag per week acht gemeentelijke coördinatoren intensief samengewerkt in deze Broedkamer om het nu voorliggende uitvoeringsprogramma mogelijk te maken. Er is een groot aantal externe deskundigen en stakeholders uitgenodigd om de basis te leggen voor een gefundeerd uitvoeringsprogramma, maar ook om simpele vragen te beantwoorden, hoe dingen in elkaar zitten of welke mogelijkheden er überhaupt zijn. Vanuit de voortdurende gezamenlijke discussies en de niet aflatende inhoudelijke input heeft de Broedkamer zich ontwikkeld tot een lerend netwerk. Een interne enquête heeft dit nog eens bevestigd. Met de Broedkamer is ook de basis gelegd voor PALET 4.0: de kwalitatieve monitoring en de kwantitatieve monitoring. De laatste wordt gefaciliteerd door een nieuwe nulmeting in 2020. Maar met name voor de kwalitatieve monitoring (hoe loopt het regionale deel, hoe lopen de gemeentelijke uitvoeringsprogramma’s, wat gaat goed, wat gaat mis, wat gaan we samen doen, wat individueel, welke nieuwe mogelijkheden dienen zich aan, wat zijn de ontwikkelingen in de sectoren en bij de stakeholders, welke externe expertise is extra nodig om in te vliegen et cetera) is de rol van de Broedkamer essentieel. Daarmee ontwikkelt de Broedkamer zich door tot aanjaagcentrum. De Broedkamer is er trots op dat dit resultaat van hard en moeizaam werken er ligt. Wat tot dusverre in het kader van PALET 1.0, 2.0 en 3.0 is gepresteerd heeft de regio Parkstad Limburg in ieder geval het predicaat van koploper in regionale energietransitie in Nederland opgeleverd. En dat predicaat heeft de Broedkamer nu eens niet zelf bedacht. Zij ervaart deze manier van samenwerken hoe dan ook als een niet eerder gekende, inspirerende manier van werken die nu de volgende fase in kan gaan: die van de uitvoeringspraktijk.
Team Parkstad Limburg: Gemeentelijke coördinatoren: Volmar Delheij, Parkstad Limburg Patricia Mulders, gemeente Brunssum Ralph van der Straten, Parkstad Limburg Hans van der Logt, gemeente Heerlen Ruby Willems, Parkstad Limburg Stefan Lemmens, gemeente Kerkrade Wendy Broers, Zuyd Hogeschool Ronald Bouwers, gemeente Landgraaf Dirk Oudes, Wing André Scheffer, gemeente Nuth Diana Metsemakers, gemeente Onderbanken Tim Senden, gemeente Onderbanken Jan Hodselmans, gemeente Simpelveld Remko de Jong, gemeente Voerendaal
7
8
1. Kaderstellend energietransitiebeleid: PALET 1.0 & 2.0 De Stadsregio Parkstad Limburg en de acht Parkstadgemeenten zijn al een aantal jaren samen hard aan de slag om de noodzakelijke energietransitie in onze regio van de grond te krijgen en aan te jagen. Een heel belangrijk moment in dit nog prille proces vond medio 2015 plaats in acht gemeenteraadszalen. In die periode hebben de raden van de acht Parkstadgemeenten namelijk unaniem twee documenten vastgesteld die vanaf dat moment kaderstellend zijn voor deze energietransitie, namelijk PALET 1.0 en PALET 2.0. In deze paragraaf wordt kort teruggeblikt op de totstandkoming en de inhoud van deze fundamenten voor het voorliggende uitvoeringsprogramma PALET 3.0. Een bestuursconferentie in Kerkrade op 13 september 2013 was het startmoment van één van de belangrijkste regionale trajecten voor de komende decennia: Parkstad Limburg EnergieTransitie, ook wel PALET genoemd. Bestuurders van de acht Parkstadgemeenten en stakeholders spraken tijdens die conferentie in gezamenlijkheid met elkaar af dat het vele praten over het energievraagstuk moest worden omgezet in een onderbouwde regionale ambitie mét een concreet uitvoeringsplan. Dat het energievraagstuk verschillende dimensies kent, was toen al bekend. Vast staat namelijk dat de energietransitie enorme ruimtelijke effecten teweeg zal brengen en om zorgvuldige afwegingen vraagt als het gaat om landschappelijke inpassing en ruimtegebruik. Daarnaast is heel helder gebleken dat de energietransitie een grote economische uitdaging is. Zo wordt er alleen al in Parkstad Limburg jaarlijks voor ongeveer € 500 tot € 550 miljoen betaald aan energiekosten die ieder jaar weer de regio uitvloeien en nooit meer terug komen. Bovendien doet deze transitie een immens beroep op de (innovatie-)kracht van het regionaal en lokaal bedrijfsleven en zet het een enorme vraag in de markt. Ten slotte, maar zeker niet minder belangrijk, raakt de noodzaak tot energietransitie aan de mondiale klimaat- en milieuproblematiek. De verwachte stijging van de temperatuur is een direct gevolg van de overmatige uitstoot van CO₂ door de verbranding van fossiele brandstoffen. Naast de schade die de fossiele brandstoffen veroorzaken voor klimaat en milieu, worden deze steeds schaarser, raken ze langzaam op en moeten daarom in versneld tempo worden vervangen door nieuwe, liefst schone, duurzame energievormen zoals zonne-energie, windenergie, warmte-koude opslag, biomassa en waterkracht. Nut en noodzaak om als samenwerkende overheden de verantwoordelijkheid te nemen om in dit vraagstuk proactief te handelen waren daarmee evident aangetoond. De opdracht die daaruit volgde was dan ook om via gefundeerd onderzoek een onderbouwde ambitie te formuleren voor de energietransitie in Parkstad Limburg die past bij de regio. Dit onderzoek werd gestructureerd langs de in de wetenschappelijke wereld vaak gebruikte ‘trias energetica’. Die methodiek gaat uit van een aantal volgtijdelijke stappen, namelijk: • Een nulmeting, waaruit blijkt hoeveel energie waar precies wordt gebruikt; • De mogelijkheden voor energiebesparing, waaruit blijkt hoeveel energie waar precies kan worden bespaard; • De mogelijkheden voor duurzame vormen van energieopwekking, zoals zonnepanelen, warmteinstallaties en windturbines; • Wat er dan nog nodig is aan fossiele brandstoffen, dient zo efficiënt mogelijk te worden ingezet. Op basis van die gestructureerde aanpak is door een consortium van de Hogeschool Zuyd, de Wageningen Universiteit, H+N+S Landschapsarchitecten en Parkstad Limburg in een nauwgezet en intensief proces een regionaal ambitiedocument tot stand gekomen, hierna te noemen PALET 1.0. In PALET 1.0 is de volgende ambitie geformuleerd:
“Parkstad Limburg is in 2040 energieneutraal. Dit bereiken we door ons energiegebruik tot 2040 met een derde terug te dringen en de resterende twee derde met hernieuwbare bronnen in de regio op te wekken. Met deze stip op de horizon doet Parkstad Limburg een ruimtelijk realistische, wetenschappelijk onderbouwde uitspraak over haar toekomstige energiehuishouding.”
9
Deze regionale ambitie is, met de vaststelling van PALET 1.0 in de acht gemeenteraden, dé stip op de horizon waar overheden, maatschappelijke partners en inwoners in gezamenlijkheid aan moeten werken en vasthouden. Naast langdurig politiek commitment voor de ambitie, is een intensieve duurzame samenwerking tussen overheden en stakeholders een cruciale randvoorwaarde om een succesvolle energietransitie tot stand te brengen. De internationale voorbeeldregio’s Güssing in Oostenrijk en Samsø in Denemarken tonen dat aan. Het unieke van de methodiek en aanpak van PALET is dat het proces van ambitie tot uitvoering zorgvuldig onderzocht en geobjectiveerd is, waardoor we precies weten hoe groot de opgave is en waar kansen liggen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking. Zo is uit PALET 1.0 gebleken dat in Parkstad Limburg elk jaar 29,6 PJ (Petajoule) aan energie wordt gebruikt, waarvan liefst 66% in de gebouwde omgeving. Met name de woningen gebruiken veel energie, evenals de publieke en commerciële dienstverlening. Wat betreft de woningen is duidelijk geworden dat vooral de tweeonder-een-kapwoningen en de rijwoningen relatief veel energie gebruiken. Het energiegebruik per sector, zijnde de nulmeting gebaseerd op het jaar 2011, is in de cirkeldiagram en stroomdiagram hierna weergegeven. Het stroomdiagram laat zien hoe de jaarlijkse 29,6 PJ door de regio stroomt via de diverse sectoren, waarbij direct opvalt dat het overgrote deel van de in Parkstad gebruikte energie op dit moment fossiel is. Ook blijkt dat het energiesysteem in Parkstad uiterst inefficiënt is: liefst 55% van het totale energiegebruik blijft uiteindelijk onbenut.
Figuur 1: Nulmeting energiegebruik Parkstad Limburg, 2011 (PALET 1.0).
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg, 2011 (PALET 1.0).
10
Om het jaarlijkse energiegebruik te verminderen is per sector onderzocht welke kansen er zijn om vastgoed te verduurzamen en industriële processen efficiënter in te richten. Door een groot palet aan maatregelen, bijvoorbeeld door het verbeteren van de isolatie, het investeren in dubbel glas, led-verlichting en het vervangen van CV-ketels, kunnen met name bij de woningen en de publieke en commerciële dienstverlening grote besparingen worden gerealiseerd. Het doorvoeren van besparingsmaatregelen in de industrie en het verkeer en vervoer is een stuk lastiger, maar zeker niet onmogelijk. In totaliteit kan er op regionale schaal zo’n 10,1 PJ aan energie worden bespaard, dat met name wordt bereikt door een forse afname van de energievraag voor ruimteverwarming. De verwachting is dat de vraag naar elektriciteit in de toekomst gelijk zal blijven.
Figuur 3: Potentie energiebesparing Parkstad Limburg (PALET 1.0).
De resterende energievraag moet vervolgens zoveel mogelijk worden ingevuld door vormen van duurzame energie, zoals zonne-energie, windenergie, warmte-koude opslag, waterkracht en biomassa. Daar waar zonneenergie, windenergie en biomassa vooral bovengronds een ruimtelijk effect zullen hebben, geldt dat voor warmte-koude opslag ondergronds. Zorgvuldige afwegingen met oog voor de landschappelijke kwaliteiten in de regio zijn dan ook van groot belang. De potentie voor deze duurzame energievormen verschilt per gebied en hangt af van specifieke omstandigheden. Naast een technische potentie voor bijvoorbeeld zonnepanelen, waarin alleen rekening wordt gehouden met fysieke beperkingen zoals de laag renderende noordhellingen, is tevens een integraal scenario uitgewerkt waarin vigerend beleid en wenselijkheden en onwenselijkheden van vandaag de dag zijn meegenomen. Het integrale scenario biedt dus een ruimtelijk reëel zicht op de potenties voor de opwekking van duurzame energie in Parkstad. De meest kansrijke opwekkingsmodaliteiten zijn zonne-energie en warmte-koude-opslag, gevolgd door windenergie en in mindere mate biomassa. De potentie voor waterkracht in onze regio is verwaarloosbaar. De totale opwekkingspotentie in Parkstad, uitgedrukt in energetische waarde, bedraagt 20,8 PJ. Daarvan hoeft na energiebesparing maar 13 PJ te worden ingezet om in 2040 energieneutraal te zijn1. Dit omdat duurzame energie véél efficiënter is dan fossiele energie. De gebieden waar bepaalde vormen van duurzame energie kansrijk zijn, zijn in PALET 1.0 afgebeeld op zogenoemde potentiekaarten.
1
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
11
Figuur 4: Potentie duurzame energieopwekking Parkstad Limburg (PALET 1.0).
Op basis van voornoemde drie bouwstenen (de nulmeting, de kansen voor energiebesparing en de kansen voor duurzame energieopwekking) hebben de regionale bestuurders een onderbouwde, realistische ambitie geformuleerd voor de energietransitie in Parkstad: deze regio is in 2040 energieneutraal. Bovendien kan er, zoals gezegd, meer duurzame energie in de regio worden opgewekt dan na besparing nodig is. Dit betekent dat er voor overheden en stakeholders iets te kiezen is: er is speelruimte in de uitvoering. Waar de stip op de horizon het kompas is voor de lange termijn, is er voor de korte en middellange termijn dus voldoende ruimte om op lokaal niveau keuzen te maken, bijvoorbeeld als het gaat om specifieke vormen van duurzame energie. De weg naar 2040 toe is dus alles behalve dichtgetimmerd, maar de potentieanalysen vormen wel steeds de gids voor de discussie.
Figuur 5: Energietransitie Parkstad Limburg (PALET 1.0).
12
Om de betekenis van de regionale potentieanalysen en de regionale ambitie voor de individuele Parkstadgemeenten te specificeren, zijn verdiepingsstudies per gemeente uitgevoerd: PALET 2.0. In PALET 2.0 is dezelfde methodiek gehanteerd als in PALET 1.0. Per gemeente is een nulmeting uitgevoerd waarbij het huidige energiegebruik in kaart is gebracht. We weten per gemeente dus precies hoeveel energie per sector wordt gebruikt. Wat opvalt is dat in alle gemeenten de gebouwde omgeving de meeste energie gebruikt, gevolgd door de industrie in de grotere, stedelijke gemeenten. In onderstaande cirkeldiagram is het totale energiegebruik in Parkstad zoals uit PALET 1.0 naar voren kwam, zijnde 29,6 PJ, verdeeld over de acht Parkstadgemeenten.
Figuur 6: Verdeling energiegebruik per gemeente.
Voor alle gemeenten liggen de grootste kansen voor energiebesparing in de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen en de publieke en commerciële dienstverlening. Om die kansen nóg specifieker te maken, is de woningvoorraad per gemeente onderverdeeld naar woningtype en energiegebruik. Op een soortgelijke wijze zijn de publieke en commerciële dienstverlening en de industrie nog eens uitgesplitst naar subsectoren, denk daarbij aan de subsectoren onderwijs, zorg, detailhandel en dergelijke. Die informatie helpt enorm bij het uitwerken en stroomlijnen van de uitvoering, zoals we verderop in dit uitvoeringsprogramma zullen zien. De potenties voor duurzame energieopwekking per gemeente zijn gebaseerd op het integrale scenario zoals dat in PALET 1.0 voor de hele regio is gehanteerd. De verschillen per gemeente zijn groter dan bij de energiebesparing. Zo is de potentie voor windenergie en zonne-akkers in de landelijke gemeenten in principe nagenoeg nihil vanwege de beleidsmatige beperkingen als gevolg van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. De stedelijke gemeenten daarentegen kennen een hoge mate van kansrijkheid als het gaat om zonne-akkers, zonnepanelen en windturbines. Warmte-koude opslag is in heel Parkstad een belangrijke vorm van duurzame energie, waarbij de uitdaging met name ligt in het investeren in een grootschalig warmtenet om de uitwisseling van warmtevraag en warmteaanbod efficiënt te organiseren. De potentie voor biomassa is weliswaar gering maar kan worden gekoppeld aan een regionaal warmtenetwerk, zoals ook uit voorliggend uitvoeringsprogramma zal blijken. Voor de opwekkingsvormen zonne-energie, windenergie en warmte-koude opslag zijn per gemeente potentiekaarten opgesteld, die vanuit ruimtelijk perspectief laten zien op welke plekken in de gemeente bijvoorbeeld zonnepanelen of windturbines mogelijk zijn. Samenvattend vormen PALET 1.0 en de acht PALET 2.0 documenten met de raadsbesluiten het kaderstellend beleid voor de energietransitie in Parkstad Limburg. De analysen en onderzoeken die in het kader van PALET zijn uitgevoerd omvatten een veelheid aan objectieve, gedetailleerde en gekwantificeerde informatie die noodzakelijk is om dit complex en relatief nieuw vraagstuk op een gestructureerde en systematische wijze op te pakken. PALET 1.0 en PALET 2.0 zijn daarmee de kaders en fundamenten voor het voorliggende uitvoeringsprogramma PALET 3.0, omdat deze richting geven aan de uitvoering in concrete acties, maatregelen en projecten. 13
2. Methodiek PALET 3.0: kwantitatief, kwalitatief, locatief PALET 1.0 en PALET 2.0 vormen de basis voor een gecoördineerde en systematische omzetting van de regionale ambitie en lokale potenties in concrete acties en projecten in het uitvoeringsprogramma PALET 3.0. Daarmee is PALET 3.0 een belangrijk scharnierpunt in het hele proces tot dusver: hoe wij er in gaan slagen om de vele kansen die er zijn op een gestructureerde wijze te vertalen in projecten voor de eerste uitvoeringsperiode 2016-2020, met in het achterhoofd steeds weer de stip op de horizon om in 2040 een energieneutrale regio te zijn. In het uitvoeringsprogramma wordt het lange termijn doel dus vertaald in concrete acties voor de korte termijn, in dit geval 2016-2020. De methodiek van PALET 3.0 hangt nauw samen met de wijze waarop PALET 1.0 en PALET 2.0 zijn gestructureerd. De twee uitvoeringslijnen zijn dus vanzelfsprekend gericht op de energiebesparing en duurzame energieopwekking. Ook wordt er vastgehouden aan de indeling in de sectoren woningen, publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening, industrie en energie, infrastructuur en verkeer en vervoer, landbouw en overig, en worden de vier vormen van duurzame energie te weten zonne-energie, windenergie, warmte-koude opslag en biomassa gehanteerd. Deze bouwstenen structureren dan ook de zogenaamde projectencatalogi, waarin zowel op regionale als lokale schaal is nagedacht over te ontwikkelen en uit te voeren projecten. Het objectiveren en kwantificeren van deze projecten is een belangrijk uitgangspunt, met name om de energetische bijdrage van een project in het bereiken van de korte en lange termijnambities te duiden. Door de betekenis van de projecten in kwantitatieve energetische zin te berekenen, ontstaat een objectief, meetbaar en herleidbaar uitvoeringsprogramma. Daarnaast is het, voor zover mogelijk, van belang de projecten in kwalitatieve zin te beschrijven en te motiveren en daarbij aan te geven wáár het project zal worden uitgevoerd. De projecten die in het uitvoeringsprogramma zijn opgenomen hebben dus drie componenten: •
Kwantitatief Wat levert een project op in energetische zin, uitgedrukt in Terajoule (TJ)? Daarbij moet worden benoemd of het project bijdraagt aan de ambities voor energiebesparing en/of duurzame energieopwekking c.q. de verschillende vormen van duurzame energie zoals zonne-energie, windenergie, warmte-koude opslag en biomassa.
•
Kwalitatief Wat houdt het project precies in? Feitelijk wordt een projectomschrijving gevraagd, waarbij voor zover mogelijk aandacht moet zijn voor de projectverantwoordelijke, de wijze van uitvoering, de sector en subsector (bijvoorbeeld woningen, het onderdeel particuliere woningvoorraad) waarbinnen het project wordt uitgevoerd, de (mogelijke) projectfinanciering et cetera.
•
Locatief Waar wordt het project uitgevoerd? Hierbij dient zo concreet mogelijk te worden aangegeven waar het project wordt gerealiseerd, zijnde een fysieke locatie in Parkstad Limburg. Gebleken is, zeker in deze take-off fase van PALET, dat dit de meest lastig te beantwoorden vraag is. Goed voorbeeld daarvan is het Zonnepanelenproject Parkstad, waarbij op voorhand weliswaar wordt ingezet op 7.250 particuliere woningen maar dat op voorhand niet precies aan te geven is welke huishoudens zullen meedoen.
Vanuit deze systematiek is het uitvoeringsprogramma PALET 3.0 en de projecten die daarin zijn opgenomen opgebouwd. In het voorliggende uitvoeringsprogramma zijn deze projecten gestructureerd langs de diverse sectoren en op hoofdlijnen beschreven. Wat opvalt is dat sommige projecten door meerdere of zelfs alle Parkstadgemeenten zijn opgevoerd, maar er zijn ook projecten die alleen in een bepaalde gemeente zullen worden uitgevoerd. De cruciale vragen volgens het stramien ‘van kwantitatief naar kwalitatief en locatief’ vormt de rode draad bij alle projecten, zodat PALET 3.0 en alles wat in het kader daarvan de komende jaren wordt uitgevoerd herleidbaar, meetbaar en te monitoren is om de lokale en regionale ambities voor de periode 2016-2020 én de stip op de horizon in 2040 te bereiken.
14
3. Leeswijzer PALET 3.0 In PALET 1.0 is de ambitie geformuleerd om in 2040 een energieneutrale regio te zijn. De weg naar die energieneutraliteit toe is nog lang. Toch maakt de urgentie en omvang van die opgave het noodzakelijk om nu al stappen te zetten door concrete resultaten te boeken en de maatschappelijke beweging in gang te zetten. Vooral ook om kansen voor het bedrijfsleven en onze inwoners te benutten. Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een eerste uitwerking van de lange termijnambitie tot 2040 in een korte termijnambitie tot 2020, vertaald in concrete projecten, projectideeën en acties. PALET 3.0 laat vanuit beleidsmatig en strategisch perspectief zien via welke projecten en acties in Parkstad en per individuele gemeente in de periode tot 2020 wordt gewerkt aan de energietransitie. Samenwerking staat daarbij hoog in het vaandel. De projecten en acties komen voort uit de opgaven en kansen zoals die in PALET 1.0 (voor de regio) en PALET 2.0 (per gemeente) zijn beschreven én zijn bovendien gebaseerd op de uitkomsten, gesprekken en discussies uit het zeer intensieve Broedkamer proces zoals dat vanaf september 2015 heeft plaatsgevonden. Soms wordt per project aangegeven op welke wijze deze een plek heeft veroverd in PALET 3.0. Ook wordt per sector gemotiveerd waar de focus ligt. Een belangrijke voetnoot hierbij is dat PALET 3.0 zoals het nu voorligt een weerspiegeling is van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht om de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties in PALET 3.0 varieert van prille projectideeën zoals een zonne-akker van 3 hectare op een nader te bepalen locatie en met een nader uit te werken financieringsconstructie tot uitgewerkte projecten zoals het openbare verlichtingsproject naar het voorbeeld van de gemeente Landgraaf. Over sommige projecten heeft nog geen intensieve interne afstemming plaatsgevonden of is er nog geen commitment uitgesproken door stakeholders. Ook is een aantal projecten omkleed door de nodige afhankelijkheden vóórdat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd, zoals financiering, projecteigenaarschap en eventuele besluiten door de gemeenteraad. Kortom, een aantal projecten of projectideeën wordt de komende tijd nader geconcretiseerd en ook dat is als het ware een project of actie dat hoort bij een uitvoeringsprogramma als PALET 3.0. Wat wel vast staat zijn de ambities per gemeente om een bepaalde hoeveelheid aan energiebesparing en duurzame energieopwekking tot 2020 te realiseren, dan wel de inspanning te doen om te zorgen dat andere partijen dit realiseren. Als de verkende en nu in PALET 3.0 opgenomen projecten om welke reden dan ook niet haalbaar blijken, wordt dit opgevangen door nieuwe projecten of door projecten uit te breiden. Dit maakt ook PALET 3.0 tot een dynamisch, in de tijd veranderbaar systeem. De opgaven en kansen zoals beschreven in PALET 1.0 en PALET 2.0, alsook de afwegingen rondom de nu voorgestelde projecten in PALET 3.0, bieden houvast voor het overleg en de discussie hierover. Samenvattend is PALET 3.0 een eerste voorstel van de Bestuurscommissie Ruimte (inclusief Duurzaamheid) van de Stadsregio Parkstad Limburg en de acht colleges om in de periode tot 2020 via projecten en acties invulling te geven aan het bereiken van de ambitie tot 2040, zijnde een energieneutrale regio. Er is een breed scala aan projecten geformuleerd, die varieert van prille projectideeën die nog uitwerking en afstemming (intern en extern) behoeven tot concrete uitgewerkte projectplannen die regionaal toepasbaar zijn. Dat zal er ook toe leiden dat de tempi van deze projecten zullen verschillen. Ook kan afstemming met de gemeenteraden, inwoners, marktpartijen en maatschappelijke partners leiden tot een prioriteitenstelling in de uitvoering van de projecten en acties in PALET 3.0. Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 kent negen delen, namelijk één regionaal deel en acht gemeentelijke delen. De opbouw en structuur van PALET 3.0 is voor alle Parkstadgemeenten dezelfde, aangezien in gezamenlijkheid voor één uniforme aanpak is gekozen. Deze structuur volgt ook uit de indeling in sectoren en opwekkingsvormen zoals in PALET 1.0 en PALET 2.0 is opgenomen. Dit maakt dat PALET 3.0 herleidbaar is naar het kaderstellend beleid. De opbouw en structuur van PALET 3.0 is in de navolgende figuur schematisch weergegeven.
15
Figuur 7: Structuur en opbouw PALET 3.0.
Binnen de in PALET 3.0 aangedragen acties, maatregelen en projecten wordt een onderscheid gemaakt tussen resultaatsverplichtingen en inspanningsverplichtingen: •
Met een resultaatsverplichting worden concrete acties, maatregelen of projecten bedoeld waartoe de overheid als uitvoerende partij in het kader van het uitvoeringsprogramma PALET 3.0 zichzelf als hoofdverantwoordelijke ziet voor de realisatie óf waartoe al concrete, harde afspraken met derden c.q. stakeholders overeengekomen zijn en waarvan het behalen van het resultaat in de periode 2016-2020 aangenomen mag worden, anders gezegd haar plicht te doen een bepaald doel te bereiken.
•
Met een inspanningsverplichting worden acties, maatregelen, projecten of projectideeën bedoeld waartoe de overheid in het kader van het uitvoeringsprogramma PALET 3.0 als uitvoerende partij zichzelf tot een inspanning verplicht om deze in de periode 2016-2020 uit te werken, af te stemmen en/of overeen te komen met stakeholders en (mede) mogelijk te maken c.q. te realiseren, anders gezegd haar uiterste best te doen om een bepaald doel te bereiken zonder dat het behalen van dat doel op voorhand gegarandeerd kan worden.
Naast deze projecten, acties en maatregelen wordt er in PALET 3.0 ook ingegaan op randvoorwaarden die nodig zijn om in een latere fase over te kunnen gaan tot concrete projecten én om de (maatschappelijke) beweging in gang te zetten zoals flankerend beleid, gemeentelijke onderzoekslijnen, het verankeren van de energietransitie binnen de gemeentelijke organisaties, communicatie en financiën. Ook hierbij wordt geprobeerd zoveel mogelijk als acht samenwerkende gemeenten op te trekken: synergie door samenwerking!
16
4. PALET: een dynamisch model Het voorliggende uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is slechts de eerste stap van in totaal zes naar het te bereiken doel in 2040: een energieneutraal Parkstad. Want dit is en blijft de stip op de horizon. Om dit op een gestructureerde, systematische en gecalculeerde wijze te bereiken is in PALET 1.0 en PALET 2.0 al het noodzakelijke voorbereidende werk verricht. Het resultaat van het vertalen van de potenties uit PALET 1.0 en PALET 2.0 in concrete en haalbare prestaties voor de eerste uitvoeringsperiode 2016-2020 ligt voor u. De daadwerkelijke uitvoering van de acties, maatregelen en projecten zal een grote inspanning vergen van samenwerkende overheden, maatschappelijke partners en inwoners. Om de voortgang van de uitvoering te bewaken is een gedegen monitoring cruciaal. Deze monitoring dient dynamisch, flexibel en cyclisch te zijn en kent twee componenten, namelijk een kwantitatieve en een kwalitatieve monitoring. De monitoring van de energietransitie organiseren we via PALET 4.0.
Figuur 8: Integraal Managementsysteem PALET.
Met de monitoring kan voortdurend worden gekeken of we nog goed op weg zijn in de richting van het korte termijn doel én het lange termijn doel. Nieuwe omstandigheden kunnen zich voordoen, bijvoorbeeld wanneer een bepaalde vorm van duurzame energie zich veel sneller ontwikkelt dan nu is voorzien. Of projecten waarvan nu aangenomen wordt dat die relatief eenvoudig uit te voeren zijn, blijken toch op meer weerstand of problemen te stuiten. In PALET is ruimte voor dergelijke situaties ingebouwd: het is een flexibel en dynamisch systeem waardoor gedurende een uitvoeringsperiode om moverende redenen de focus kan worden verschoven. De weg naar een energieneutrale regio in 2040 lijkt nog ver voor ons te liggen, maar de omvang van de transitieopgave vraagt vandaag al om een goed doordachte aanpak om in die weg structuur, objectiviteit en verantwoordelijkheid in te bouwen. Vandaar de heldere opzet van PALET, waaruit op basis van gefundeerd onderzoek blijkt hoe het huidige energiegebruik van de regio en de acht gemeenten er uit ziet en welke kansen er zijn om energie te besparen en met duurzame bronnen energie in de regio op te wekken. Om richting te geven aan de zes uitvoeringsperioden tot 2040 is een (voorlopige) procentuele verdeling van de energieopgave gekozen, er van uit gaande dat Parkstad zich in de periode 2016 tot 2040 van 0% naar 100% ontwikkelt. Hierbij geldt dat de aanloop, het begin ofwel de ‘take-off’ fase, moeizamer zal zijn omdat de wisseling van het fossiele systeem naar een duurzaam systeem niet gemakkelijk zal zijn.
17
Figuur 9: In zes stappen naar een energieneutrale regio.
Voor de eerste uitvoeringsperiode 2016-2020 is een ambitie geformuleerd om zowel aan de kant van energiebesparing en duurzame energieopwekking zo’n 8% van de opgave tot 2040 te realiseren. Concreet vertaald in energetische doelen, zou dit een besparingsopgave van 0,80 PJ en een opwekkingsopgave van 1,04 PJ betekenen. De infographic hierna laat zien op welke sectoren en modaliteiten in de periode 2016-2020 vooral zal worden ingezet. Dit zijn stevige ambities, die in PALET 3.0 zijn vertaald in te ondernemen acties en uit te voeren projecten en maatregelen. De opgaven zijn dus groot, maar dat geldt ook voor de kansen die er liggen zoals uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebleken. De uitdaging is om de vele kansen met concrete acties, maatregelen en projecten te verzilveren en daarmee de kracht van de regio duurzaam te versterken.
Figuur 10: De PALET-werkwijze samengevat, inclusief de ambitie 2016-2020.
18
Om greep en zicht te houden op de uitvoering, is een systematische monitoring van belang. Deze monitoring valt uiteen in twee componenten: een kwantitatieve en een kwalitatieve monitoring. De kwantitatieve monitoring is er op gericht de nulmeting uit 2011, die onderdeel uitmaakt van PALET 1.0, tussentijds opnieuw uit te voeren. Uit de kwantitatieve monitoring zal dus blijken of het energiegebruik in Parkstad en de acht gemeenten is veranderd en zo ja in welke sectoren en subsectoren zich dit heeft voorgedaan. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord hoe die verschillen te verklaren zijn. Dat kan het resultaat zijn van de uitvoering van energieprojecten uit PALET 3.0, een autonome versnelling van de maatschappelijke transitie, maar het kan ook zijn dat bijvoorbeeld een toename van het energiegebruik in de sector industrie kan worden verklaard door de vestiging van één of meerdere grote industriële bedrijven. Naast de kwantitatieve monitoring is ook een kwalitatieve monitoring noodzakelijk. Die wordt georganiseerd via de al voor PALET 3.0 opgezette samenwerking- en overlegstructuur die de ‘Broedkamer’ wordt genoemd. In die Broedkamer hebben Parkstad en de acht samenwerkende gemeenten het voorliggende uitvoeringsprogramma in gezamenlijkheid uitgewerkt en opgesteld. Dat geldt zowel voor de regionale opgaven die geformuleerd zijn alsook voor een aantal gezamenlijk op te pakken projecten. Het Zonnepanelenproject Parkstad is daarvan een goed voorbeeld. De uitvoering van die gezamenlijke, regionale projecten en het bespreken van de voortgang van de individuele gemeentelijke projecten vraagt om het continueren van dit Broedkamer-overleg, ook vanuit een oogpunt van kennisopbouw én kennisuitwisseling. Die kennisuitwisseling kan tussen gemeenten tot stand komen, maar ook door het uitnodigen van externe deskundigheid daar waar die gewenst is om bijvoorbeeld de uitvoering van projecten te versnellen. In de Broedkamer komt de voortgang dus structureel aan de orde, waarbij de stand van zaken in algemene zin en de uitvoering per project met elkaar worden gedeeld en besproken. Op die manier houden we elkaar scherp en zien we gezamenlijk toe op het bereiken van de doelstellingen. Aan het einde van een uitvoeringsperiode komt het evaluatiemoment in zicht. Naast een hernieuwde nulmeting, zijnde de kwantitatieve monitoring in harde energetische prestaties, wordt in het kader van de kwalitatieve monitoring in gezamenlijkheid bezien welke projecten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd, welke deels zijn uitgevoerd, welke niet zijn uitgevoerd en of er projecten zijn die niet waren voorzien maar toch zijn uitgevoerd. Redenen waarom een project niet is uitgevoerd of niet (volledig) is geslaagd moeten ook met elkaar worden gedeeld, als leermoment voor de volgende uitvoeringsfase. De kwantitatieve en kwalitatieve monitoring van het uitvoeringsprogramma vormen de basis voor de volgende uitvoeringsperiode en voor het formuleren van nieuwe energieprojecten in het kader van de regionale en lokale ambities voor de volgende fase.
19
5. Regionale uitvoering In de intensivering van de regionale samenwerking op het gebied van de energietransitie ligt wellicht de grootste opgave voor de korte termijn. Hoe organiseren wij het proces en de tijd richting een energieneutraal Parkstad in 2040 op de meest efficiënte manier, dusdanig dat wij elkaar versterken en aanvullen daar waar dat kan en gezamenlijk richting belangrijke regionale stakeholders optrekken, en anderzijds elkaar de ruimte geven om op lokaal niveau accenten te leggen in de uitvoering. Deze paragraaf biedt inzicht in de projecten en onderzoeken die we als acht samenwerkende gemeenten samen gaan oppakken in de periode tot 2020. Ook wordt aangegeven hoe de ambitie tot 2020 zich verhoudt tot het SER Energieakkoord en het POL, met welke belangrijke regionale stakeholders in het kader van PALET reeds gesprekken zijn gevoerd. In dit regionale hoofdstuk staat samenwerking centraal, onder aansturing en verantwoordelijkheid van de Bestuurscommissie Ruimte (inclusief Duurzaamheid) van de Stadsregio Parkstad Limburg.
5.1 Verhouding SER Energieakkoord met PALET-doelstelling 2016-2020 Het SER Energieakkoord voor duurzame groei, kortweg het Energieakkoord, is een Nederlandse overeenkomst uit 2013 tussen de overheid en ruim veertig organisaties over energiebesparing, duurzame energie en klimaatmaatregelen. Het doel van de afspraken is een betaalbare en schone energievoorziening te realiseren. Ook wordt ernaar gestreefd werkgelegenheid te scheppen en de economische kansen voor Nederland in de schone technologiemarkten te benutten. Deze doelstellingen zijn in de basis vergelijkbaar met PALET. Net als PALET voorziet het Energieakkoord in ambities en opgaven voor energiebesparing en duurzame energieopwekking. Tot 2020 wil men jaarlijks 1,5% besparen op het finale energiegebruik en zal uiteindelijk 14% van alle energie duurzaam moeten worden opgewekt. In 2023 moet dat laatste oplopen tot 16%. Uitgangspunt is het peiljaar 2013. In PALET wordt uitgegaan van de regionale potenties voor energiebesparing en duurzame energieopwekking tot 2040. Op basis daarvan worden voor de eerste uitvoeringsperiode, namelijk 2016-2020, ambities en opgaven voor de korte termijn geformuleerd. Voor PALET 3.0 betekent dit een ambitie voor zowel energiebesparing als duurzame energieopwekking van 8% van de totale opgave tot 2040. Het peiljaar in PALET is 2011.
Peiljaar
SER Energieakkoord
Parkstad Limburg EnergieTransitie (PALET)
2013
2011
Aandeel hernieuwbare 4% energieopwekking in 2013
1,4%
Energiebesparing tot 2020 1,5% per jaar
8% van het totale energieverbruik in 2011
Hernieuwbare energieopwekking tot 2020
14%
8% van de totale energiebehoefte in 2040
Lange termijn ambitie
Energieneutrale gebouwde omgeving in 2050
Energieneutrale regio in 2040
Figuur 11: SER Energieakkoord in relatie tot PALET.
Voor de opgave in energiebesparing in 2020 zit PALET redelijk in de buurt van het Energieakkoord. De doelstellingen voor duurzame energieopwekking liggen verder uiteen. In het Energieakkoord wordt namelijk uitgegaan van 14% tot 2020, terwijl PALET uitgaat van 8% tot 2020. Indien Parkstad ervoor gekozen had de doelstelling van het Energieakkoord te volgen, had het een dubbel probleem moeten oplossen. Enerzijds gaat het Energieakkoord uit van de 4% reeds gerealiseerde opwekking van duurzame energie in 2013 in Nederland, terwijl in Parkstad slechts 1,4% duurzaam wordt opgewekt en daarmee op landelijk niveau een achterstand heeft. Dus de regio zou alleen al hierdoor extra hard moeten lopen. 21
Ten tweede is het doel uit het Energieakkoord gericht op een duurzame opwekking van 14% van alle energie die op dat moment in de tijd gebruikt wordt. In PALET is de opgave voor de periode 2016-2020 als gezegd gebaseerd op het jaar 2040. Als we de rekenmethode van het Energieakkoord zouden toepassen op PALET, dan zou er zelfs na energiebesparing tot 2020 ongeveer 3,8 PJ opgewekt moeten worden2. Dat staat ongeveer gelijk aan 250 windturbines van 3 MW of bijna 5 miljoen zonnepanelen. Een onmogelijke opgave. In PALET is er derhalve voor gekozen te doen wat kan, maar binnen realistische mogelijkheden. Vanuit het eigen ruimtelijk-realistische en gefundeerd onderbouwde traject. Want vanaf nul beginnen is al moeilijk genoeg en zelfs de 8%-ambitie tot 2020 zal van iedereen grote inspanningen vragen.
5.2 Verhouding POL-uitwerking Energie met PALET-doelstelling voor 2016-2020 ‘Een schone, betaalbare en leveringszekere energievoorziening die gepaard gaat met regionale economische ontwikkeling, innovatie en werkgelegenheid en aanpak van het klimaatprobleem’ is de ambitie uit het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL 2014). Net als PALET voorziet het POL 2014 in opgaven en ambities als het gaat om energiebesparing en duurzame energieopwekking. De provincie Limburg sluit aan bij de nationale doelstellingen voor de energietransitie, aldus conform SER Energieakkoord, en zet in op een reductie van het energiegebruik en het vergroten van het aandeel duurzame energie. Een brede en grootschalige toepassing van de beschikbare en nieuwe technieken is noodzakelijk. Daarbij geldt als voorwaarde dat de bestaande leveringszekerheid geborgd blijft, de omgevingskwaliteit de aandacht heeft, kosten acceptabel zijn en de maatregelen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Uitgaven voor energie moeten zo veel mogelijk ten goede komen aan de Limburgse economie. De rol van de provincie zal vooral het faciliteren, stimuleren en ondersteunen zijn van gemeenten, woningeigenaren en ontwikkelaars. Vanuit de provincie wordt vooral aangestuurd op lokale of regionale energievisies. Hierbij kijkt de provincie nadrukkelijk naar de methodiek die wordt gehanteerd in PALET, zo blijkt uit het Coalitieakkoord. Parkstad Limburg is derhalve ook betrokken bij het uitvoeringsprogramma energie dat in het kader van de ZuidLimburgse Bestuursafspraken wordt opgesteld. Hierbij staat centraal het zoeken naar samenwerking en kennisuitwisseling over projecten, monitoring en het betrekken van stakeholders. Vanuit het Energieakkoord zijn in IPO-verband concrete afspraken gemaakt over de realisatie van windenergie in Limburg. Dit betekent dat minimaal 95,5 MW aan windturbines dient te worden gerealiseerd. Hierbij worden de gemeenten uitgenodigd te komen met ruimtelijke plannen die de plaatsing van windturbines in Limburg mogelijk maken. In PALET zijn de potenties voor windenergie in beeld gebracht vanuit de regionale ambitie (PALET 1.0) en de gemeentelijke vertaling hiervan (PALET 2.0). Hierbij is onder meer rekening gehouden met belemmeringen, zoals het Nationaal Landschap Zuid-Limburg en Natura 2000 gebieden, die in provinciaal beleid zijn geformuleerd. Een belangrijk project in PALET 3.0 is het komen tot een breed gedragen windvisie, waaruit inzichtelijk wordt hoe windenergie zich in Parkstad Limburg kan ontwikkelen en waar windturbines gerealiseerd zouden kunnen worden met de bijbehorende (financiële) modellen. Ook voor energie uit warmte wordt de synergie gezocht met provinciale trajecten. In het kader van POL 2014 wordt gewerkt aan een provinciaal warmteplan, waarin inzicht wordt gegeven in vraag en aanbod van alle soorten (rest-)warmte en (rest-)koude, dat partijen verbindt, scherpte aanbrengt in de rollen van de stakeholders, en partijen in beweging brengt om stappen te zetten in de benutting van deze energie en de transitie naar een andere warmtevoorziening. Binnen PALET 3.0 is het opstellen van een regionale warmtevisie en vervolgens een regionaal warmteplan een speerpunt. Het is daarbij logisch aan te sluiten bij die partijen in Parkstad die op dit gebied beschikken over de nodige kennis en expertise zoals Mijnwater BV.
22 2
Uitgaande van de nulmeting uit 2011 (29,6 PJ) en de conclusie uit de Nationale Energieverkenning 2015 dat het bruto energiegebruik in Nederland licht blijft dalen vooral vanwege besparing in industrie en landbouw, wetende dat in Parkstad het energieverbruik vooral in de gebouwde omgeving omgaat.
5.3 Klimaatakkoord Parijs 2015 Gedurende de jaren negentig werden politici wereldwijd zich steeds meer bewust dat klimaatverandering ernstige gevolgen kan hebben voor mens en milieu, en dat de uitstoot van broeikasgassen zoals CO₂ door menselijk handelen hier een belangrijke rol in speelt. Latere rapporten van de Verenigde Naties, waar veel wetenschappers het mee eens zijn, bevestigen deze vermoedens. Een agentschap van de Verenigde Naties, de UNFCCC, coördineert het internationale klimaatbeleid door elk jaar een Conference of Parties (COP) te organiseren. Tijdens deze conferenties vergaderen ministers en hoge ambtenaren uit vrijwel alle landen ter wereld over het klimaatvraagstuk. Samen bespreken zij de laatste wetenschappelijke informatie en manieren waarop men de uitstoot van broeikasgassen kan verminderen om zo de verandering van het klimaat te beperken. Een van de belangrijke COP’s was de Conferentie van Kyoto (1997). Tijdens deze conferentie werd het Kyoto Protocol opgesteld dat op 16 februari 2005 in werking is getreden. Eén van de afspraken uit het protocol is dat de landen de uitstoot van broeikasgassen in 2010 met gemiddeld vijf procent verminderd moesten hebben ten opzichte van 1990. Het Kyoto Protocol zou eindigen in 2012, maar is tijdens de klimaatconferentie in Doha verlengd tot 2020. Ondertussen is gewerkt aan een nieuw verdrag dat in 2015 in Parijs ondertekend zou moeten worden en vanaf 2020 van kracht moet gaan. De klimaatconferentie, COP21, vond plaats in Parijs vanaf 30 november 2015. Hierbij kwamen alle partijen die onderdeel uitmaken van het UNFCCC, het klimaatverdrag van de Verenigde Naties, weer bijeen. De conferentie duurde tot en met 12 december en mondde uit in een ditmaal baanbrekend nieuw internationaal klimaatverdrag. Alle landen erkennen (eindelijk) dat de vrijwillige klimaatplannen voor het beperken van de opwarming van de aarde niet genoeg zijn om onder de 2°C te blijven. Het streven wordt opgeschaald naar het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5°C. Afspraak is nu dat alle landen elke vijf jaar samenkomen om te controleren of hun klimaatplannen moeten worden aangescherpt om de temperatuurdoelstellingen te halen. De uitstoot en opname van CO₂ moet in de tweede helft van deze eeuw in balans zijn. Vanaf 2020 wordt door de ontwikkelde landen 100 miljard dollar ter beschikking gesteld om ontwikkelingslanden te ondersteunen in de klimaatdoelstellingen. Waar moet Nederland aan voldoen volgens het klimaatakkoord? In 2020 moet een reductie van 40% CO₂ (ten opzichte van 1990) zijn bereikt, tegen 17% CO₂-reductie met huidig beleid in het kader van het Energieakkoord. Ter vergelijking: de Klimaatzaak van de Stichting Urgenda heeft geleid tot een rechterlijke uitspraak die uitgaat van een minimale reductie van 25% CO₂ (i.c. de wetenschappelijke ondergrens om niet boven de 2°C uit te komen). De Nederlandse Staat is hiertegen in beroep gegaan. Wat betekent dit voor de praktijk? Dit betekent vooral de sluiting van kolencentrales en op termijn ook sluiting van de gascentrales. Als alternatief moet fors ingezet worden op zonne- en windenergie en op energiebesparing in de gebouwde omgeving en de transportsector. Maatregelen als het verhogen van de energiebelasting voor industrie, een kilometerheffing en het verlagen van de maximale snelheid is uitermate belangrijk flankerend beleid. Kortom, Nederland zal flink extra moeten investeren dan is overeengekomen in het Energieakkoord uit 2013. Ook voor Parkstad betekent dit dus: geen woorden maar daden, want het is blijkbaar al vijf óver twaalf.
23
5.4 Energierapport In januari 2016 heeft het Ministerie van Economische Zaken een nieuw energierapport gepubliceerd, genaamd ‘Energierapport, transitie naar duurzaam’. Hierin stelt het kabinet te streven naar een CO₂-arme energievoorziening in Nederland. Het kabinet wil met dit energierapport vooral de dialoog aangaan met burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties. Een dialoog om een eigen visie op de toekomstige energievoorziening te schetsen en te bezien welke stappen nodig zijn en wie zich daarvoor gaat inzetten. Drie uitgangspunten staan daarbij centraal, welke uitermate goed stroken met de uitgangspunten van PALET: • • •
Het sturen op CO₂-reductie; Het verzilveren van economische kansen die de energietransitie biedt; Het integreren van energie in het ruimtelijk beleid.
Het energierapport laat echter een duidelijk beeld doorschemeren dat het kabinet vooral een afwachtende rol inneemt. Er wordt strikt vastgehouden aan de afspraken uit het Energieakkoord en de Europese afspraken voor 2020, 2030 en 2050. Dus ook voor de manier waarop de energietransitie wordt vormgegeven. Het kabinet stelt dat de energietransitie onder andere afhankelijk is van “technologische doorbraken” en lokale oplossingen. Energiebesparing, biomassa, schone elektriciteitsproductie en de afvang van CO₂ zullen richting 2050 sterke elementen in de energiemix zijn, maar er wordt niet uitgesloten dat er gekeken wordt naar CO₂-arme opties. Ondanks uitspraken als “het einde van het fossiele tijdperk is nabij” blijft het kabinet voor de komende periode vasthouden aan aardgas en ziet zij dit als een belangrijke factor in de energietransitie. Het kabinet draagt het argument aan dat aardgas de minst vervuilende fossiele brandstof is en dat deze de onafhankelijkheid van onze eigen energievoorziening bepaalt. Zelfs de winning van schaliegas wordt niet uitgesloten. Het denken en vasthouden aan dergelijke uitgangspunten zal de noodzakelijke innovatie voor, en de versnelling van de energietransitie in Nederland zeker geen goed doen.
24
6. Projecten op regionaal niveau In de periode september 2015 tot en met maart 2016 heeft in de zogenaamde Broedkamer het proces plaatsgevonden om te komen tot het voorliggende regionale uitvoeringsprogramma PALET 3.0. Daarbij ging het in eerste instantie om afstemming en samenwerken. Maar de Broedkamer moest ook de informatiespons en het lerend netwerk zijn. Learning by doing en voortschrijdend inzicht zijn (achteraf) kernbegrippen gebleken, omdat er niet of nauwelijks voorbeelden of blauwdrukken zijn hoe een uitvoeringsprogramma voor regionale energietransitie kan worden opgesteld. Naast acht lokale gemeentelijke delen van het uitvoeringsprogramma zijn er in het kader van de samenwerking ook projecten en acties benoemd die gezamenlijk, dus op het regionale schaalniveau, zullen worden opgepakt. Dit heeft een aantal redenen. Bij sommige projecten is er sprake van een gemeenschappelijk belang, bijvoorbeeld waar de beoogde fysieke uitvoeringslocatie is gelegen op de gemeentegrens. Voor andere projecten geldt dat alle gemeenten deze willen uitvoeren, bijvoorbeeld omdat er kant-en-klare voorbeelden liggen zoals het Zonnepanelenproject. Andere projecten worden gezamenlijk opgepakt omdat er voor eenieder nog het nodige uitzoekwerk ligt en/of er de wens is te komen tot één uniforme aanpak. Hieruit zijn de volgende gemeenschappelijke regionale projecten voortgekomen. De broedkamer is voor onderstaande regionale projecten het coördinerend en regie-voerend gremium, vanzelfsprekend in opdracht van de Bestuurscommissie Ruimte (incl. Duurzaamheid). In gezamenlijkheid worden de navolgende projecten en uitvoeringsdelen opgepakt, waarbij de broedkamer op korte termijn zal inventariseren welke externe kennis en expertise per project of onderdeel dient te worden georganiseerd: Warmtevisie en warmteplan Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 7.3. Windvisie en windplan Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 7.4. Zonnepanelenproject Parkstad Uit PALET is gebleken dat alle Parkstadgemeenten een grote potentie hebben voor de toepassing van zonneenergie in het woningbestand, waartoe ook de particuliere woningvoorraad behoort. In de gemeente Landgraaf is een zeer succesvol Zonnepanelenproject uitgevoerd voor 560 particuliere huishoudens. Deze krijgen een door de gemeente voorgefinancierde laagrentende lening om zonnepanelen aan te schaffen. In 2015 is door de Bestuurscommissie Ruimte (inclusief Duurzaamheid) besloten om, vooruitlopend op PALET 3.0, dit project in alle Parkstadgemeenten mogelijk te maken. Dit is vervolgens door de individuele gemeenten en/of gemeenteraden bekrachtigd. Het Zonnepanelenproject Parkstad is momenteel in voorbereiding en voorziet in de aanleg van zonnepanelen op de daken van 7.250 woningen en is ook toegankelijk voor kleine MKB-bedrijven en (sport-)verenigingen met een kleinverbruikersaansluiting. Zonne-akkers Ook bleek uit de PALET-studies dat in alle Parkstadgemeenten kansen zijn voor de realisatie van (grootschalige) zonne-akkers. In totaliteit omvat het voorliggende uitvoeringsprogramma de ambitie om in gezamenlijkheid voor circa 32 hectare aan zonne-akkers te realiseren in de periode tot 2020. Bij de uitvoering hiervan is het van groot belang om, evenals voor windenergie en warmte, als gemeenten gezamenlijk op te trekken en uniforme voorstellen te doen rond ruimtelijke afwegingskaders en varianten van business-cases zodat op regionale basis kennis op dit onderdeel opgebouwd kan worden. De uitvoering moet op lokale basis geschieden. Ruimtelijk afwegingskader In het verlengde van de gesprekken over het Zonnepanelenproject, zonne-akkers en windturbines, is naast de evidente financiële haalbaarheid van projecten ook de ruimtelijke component een blijvend aandachtspunt gebleken. In deze ruimtelijke component ligt immers de basis van het gedachtegoed van PALET. In gezamenlijkheid wordt daarom gewerkt aan een zoveel mogelijk uniform ruimtelijk afwegingskader voor
25
gemeenten, als praktische handreiking om op lokaal niveau een weloverwogen afweging te kunnen maken ten aanzien van (nieuwe) initiatieven van bedrijven en/of burgers voor bijvoorbeeld zonnepanelen op daken. Relatie PALET en regionaal woningmarktbeleid Vanuit de opgaven in Parkstad wordt er al jaren gewerkt aan het herstellen van de balans op de regionale woningmarkt in kwantitatief en kwalitatief opzicht. Hiertoe is kaderstellend regionaal beleid geformuleerd en door de gemeenten vastgesteld en is een regionale woningmarktprogrammering van kracht. De Bestuurscommissie Wonen en Herstructurering van de Stadsregio Parkstad Limburg is op het regionale schaalniveau verantwoordelijk voor het woningmarkt- en herstructureringsbeleid, inclusief de programmeringen en instrumentenontwikkeling die daaruit voortvloeien. Door de bestuurscommissie Wonen en Herstructurering is vastgesteld dat het interessant houden van de bestaande woningvoorraad de meest urgente opgave is voor de komende jaren. De sector Woningen is een zeer belangrijk onderdeel van het uitvoeringsprogramma PALET 3.0, vooral omdat uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebleken dat een groot deel van het energiegebruik in Parkstad voor rekening komt van deze sector en er kansen liggen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking, zoals zonnepanelen. De verduurzaming van de regionale woningvoorraad, zowel de particuliere als de sociale woningvoorraad, is daarmee een speerpunt binnen PALET. Dit speerpunt vertoont vanzelfsprekend overlap met de werkzaamheden van de bestuurscommissie Wonen en Herstructurering. Vandaar dat in het kader van de uitvoering van PALET 3.0 de samenwerking verder wordt geïntensiveerd, zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau, en bijvoorbeeld in nieuw beleid de onderlinge relaties expliciet worden benoemd. In dat kader zullen de ambities van PALET worden overgenomen en beleidsmatig en programmatisch verder worden door vertaald in regionale/lokale woonvisies. PALET Sociale Woningvoorraad In maart 2014 is het project PALET Sociale Woningvoorraad van start gegaan. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de provincie Limburg, de Stadsregio Parkstad Limburg en de woningcorporaties Wonen Zuid, Wonen Limburg, Woonpunt, HEEMwonen en Weller Wonen hebben toen een samenwerkingsovereenkomst getekend om in gezamenlijkheid innovatief instrumentarium te ontwikkelen om optimale duurzame renovaties van de sociale huurvoorraad te realiseren. Bewoners moeten meeprofiteren bij de duurzame woningrenovatie, bijvoorbeeld door een structurele verlaging van de totale woonlasten. Stroomversnelling Koopwoningen Onder aanvoering van Platform 31 wordt er gewerkt aan een instrument om de particuliere woningvoorraad te verduurzamen: Stroomversnelling Koopwoningen. Partijen hebben de gezamenlijke ambitie om na een pilotfase grote aantallen (meer dan duizend per jaar) particuliere rijwoningen uit de periode van 1950-1980 te verduurzamen met het Nul-op-de-Meter concept. De Stadsregio Parkstad Limburg, i.c. de Bestuurscommissie Wonen en de Bestuurscommissie Ruimte, heeft deze ambitie ondertekend. Door zich te verbinden aan deze deal geeft Parkstad invulling aan de ambitie om met vereende krachten op korte termijn op grote schaal renovaties naar Nul-op-de-Meter voor huizen van particuliere huiseigenaren mogelijk te maken. Duurzame Mobiliteit In 2014 heeft de Parkstadraad het regionale programma Duurzame Mobiliteit vastgesteld, waarin wordt ingezet op een vijftal speerpunten: investeringen in fietsinfrastructuur op hoofdroutes, het ontwikkelen van een schone stadsdistributie, het stimuleren van elektromobiliteit (voor zowel fiets als auto), het stimuleren van (het gebruik van) het openbaar vervoer en ten slotte de promotie van voornoemde speerpunten in de richting van burgers en het bedrijfsleven. De Bestuurscommissie Mobiliteit van de Stadsregio Parkstad Limburg is op het regionale schaalniveau verantwoordelijk voor de uitvoering van dit programma.
26
E-carsharing (verduurzaming eigen wagenpark) Onderzocht wordt hoe het eigen wagenpark te verduurzamen is. Dat maakt nu volledig gebruik van fossiele brandstoffen. Een mogelijkheid hiertoe is deelnemen aan een e-carsharing project bijvoorbeeld via de Stichting Limburg Elektrisch. Deze stichting stelt elektrische (deel)voertuigen beschikbaar waarmee Limburgse organisaties praktijkervaring kunnen opdoen. Besparingsproject particuliere woningen VvE’s (verbetering energielabel) In Parkstad zijn tal van Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) aanwezig met een groot aantal particuliere woningen. Deze groep is juist vanwege de collectieve belangenbehartiging een moeilijk te beïnvloeden doelgroep. Analoog aan het Zonnepanelenproject zal onderzocht worden of een substantiële massa woningen binnen het VvE-bezit (bijvoorbeeld 2.000), bijvoorbeeld via een laagrentende lening, collectief kunnen worden verduurzaamd. Besparingsproject particuliere woningen (verbetering energielabel) Analoog aan het Zonnepanelenproject is de intentie van de acht samenwerkende gemeenten om een zo veel mogelijk uniform besparingsproject door te voeren, waarbij een laagrentende lening via de gemeenten en volledige ontzorging van de burger door een serviceprovider centraal staat. Het project zal zich concentreren op het aanbrengen van isolatie (dak, gevel, vloer), dubbel of trippel glas en een hoog-rendement verwarmingsketel. Openbare verlichting op led Een project van de gemeente Landgraaf toont aan dat er kansen liggen om (een deel van) de openbare verlichting om te bouwen naar led-verlichting. Dit project (de armaturen blijven behouden, de realisatie gebeurt via het gemeentelijk werkbedrijf, er wordt bespaard op energie en CO₂, er ontstaat een voordeel op de exploitatie, het gebruik van grondstoffen wordt gereduceerd) is de blauwdruk en onderlegger voor de toepassing in andere gemeenten. Verduurzaming gemeentelijk vastgoed Iedere gemeente heeft de verduurzaming van zijn eigen gemeentelijk vastgoed als speerpunt benoemd en als dusdanig opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Dit komt onder andere voort uit de voorbeeldfunctie van de overheid. Hierbij zal zoveel worden getracht via een standaard werkwijze besparings- en opwekkingsmogelijkheden in kaart te brengen, door middel van energiescans (onder meer energie prestatie advies voor utiliteitsbouw). Verduurzaming zorginstellingen In oktober 2015 is de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Zuid-Limburg gestart met het bezoeken van de zorginstellingen in Zuid-Limburg. Binnen PALET wordt nadrukkelijk de samenwerking met de RUD gezocht. Door zorginstellingen in constructief overleg te wijzen op kleine verbeteringen en aanpassingen in de gebouwen, kan het energieverbruik per zorginstelling al gauw met 20% per jaar verminderd worden. Het doorvoeren van energiebesparende maatregelen die binnen vijf jaar terugverdiend kunnen worden, zijn wettelijk verplicht. De RUD Zuid-Limburg stimuleert de zorginstellingen hierbij. In Parkstad is een aantal grote zorginstellingen actief. Zij vormen een substantiële doelgroep binnen PALET, vandaar dat zij centraal aangevlogen zullen worden. Verduurzaming van scholen Scholen in het basis- en het voortgezet onderwijs gebruiken veel energie, zoals uit PALET is gebleken. Met de subsector zal gezamenlijk en centraal het gesprek worden aangegaan waarbij wordt onderzocht hoe besparings- en opwekkingsmogelijkheden kunnen bijdragen aan de energiehuishouding van de school en haar directe omgeving.
27
Educatie scholen Investeren in de toekomst is ook investeren in de jeugd. Daarom wordt op basisscholen gestart (sommige gemeenten zijn al gestart) met het gezamenlijk stimuleren van de bewustwording over energie en duurzaamheid. Ondernemers Energie staat bij ondernemers niet hoog op de agenda. In eerste instantie zal met brancheorganisaties als Bedrijventerrein Management Parkstad Limburg en MKB Parkstad worden verkend op welke wijze het bedrijfsleven in beweging kan worden gebracht, en welke rol hierbij is weggelegd voor de overheid bijvoorbeeld als het gaat om het stimuleren van bewustwording, het aanbieden van energieadviezen, de implementatie van energiemaatregelen en de handhaving in het kader van wettelijk verplichte inspanningen. Communicatie Om de energietransitie op gang te brengen is een breed opgezette communicatie en marketing belangrijk. Vandaar dat in het kader van dit uitvoeringsprogramma een communicatieplan zal worden opgesteld, zie ook hoofdstuk 8. Wet- en regelgeving Een energietransitie aanjagen is complex, alleen al vanuit financieel, technisch en organisatorisch oogpunt. De op dit vraagstuk betrekking hebbende wet- en regelgeving vormt voegt daar nog een juridische dimensie aan toe. Bijvoorbeeld als het gaat om de productie van zonne-energie via zonnepanelen op het dak, waarvoor de salderingsregeling kan worden aangewend. Of de verplichtingen voor bedrijven en instellingen op grond van de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit of de Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie. De nieuwbouw van bijvoorbeeld woningen of kantoren dient te voldoen aan het Bouwbesluit, waarin ook een aantal energetische aspecten zijn opgenomen. Sommige wetten en regels stimuleren juist de energietransitie, andere echter niet. Een eerste inventarisatie van, voor de energietransitie in Parkstad, relevante wet- en regelgeving is opgenomen in bijlage 2. In 2016 wordt dit in de broedkamer verder uitgewerkt en toegespitst op het voorliggende uitvoeringsprogramma. Financiering In de broedkamer zal de benodigde kennis en expertise inzake de financieringsmogelijkheden (inclusief subsidies) voor uitvoering van de hiervoor genoemde regionale projecten worden georganiseerd, waarbij tevens zal worden gekeken welke financieringsvraagstukken er voor de uitvoering van de gemeentelijke delen van PALET 3.0 liggen. Daarbij wordt expliciet gekeken naar Europese, nationale en/of provinciale programma’s en fondsen. Een eerste inventarisatie van financieringsmogelijkheden en –instrumentarium is in bijlage 3 opgenomen. In 2016 wordt dit in de broedkamer verder uitgewerkt en toegespitst op het voorliggende uitvoeringsprogramma.
28
7. Regionale onderzoekslijnen In het vorige hoofdstuk zijn de gezamenlijk, op regionaal niveau op te pakken projecten opgesomd en toegelicht. De broedkamer staat primair aan de lat om de nadere uitwerking en concretisering te coördineren, al dan niet door het organiseren van de benodigde externe kennis en expertise. Hiermee wordt de daadwerkelijke uitvoering van de projecten gestimuleerd. Naast de regionale projecten zal ook een aantal regionale onderzoekslijnen worden gestart, aangezien uit het proces van PALET 3.0 is gebleken dat – bijvoorbeeld als het gaat om de toepassing van warmte-koude opslag of de realisatie van windturbines – nadere verdiepingsstudies noodzakelijk zijn. Deze onderzoeken zijn cruciaal om de opgave te verfijnen en van daaruit vervolgens concrete projecten te kunnen uitwerken en starten. Evenals voor de regionale projecten uit hoofdstuk 6 geldt, is de broedkamer het gremium die onderstaande regionale onderzoekslijnen coördineert.
7.1 Lokaal Duurzaam Energiebedrijf (LDEB) De nationale overheid heeft een zorgplicht en moet de bewoonbaarheid en milieukwaliteit van een land waarborgen. Dergelijke plichten zijn vastgelegd in de grondwet. De samenwerkende overheden in Parkstad Limburg nemen met PALET hun verantwoordelijkheid op het regionale en lokale schaalniveau. PALET gaat uit van de maatschappelijke en juridische verantwoordelijkheid om bedrijven en inwoners in Parkstad te voorzien van betaalbare, schone en betrouwbare energie. Het ontwikkelen van een regionaal of lokaal duurzaam energiebedrijf (hierna: LDEB) kan daarin ondersteunen, en ervoor zorgen dat het bedrijfsleven en onze inwoners profijt kunnen hebben van het op regionale en lokale schaal produceren van duurzame energie. Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. In beginsel is een LDEB niet meer dan een juridisch-organisatorisch vehikel dat de realisatie en exploitatie van een duurzaam energieproject door één of meerdere initiatiefnemers faciliteert. Een LDEB is vaak een lokaal samenwerkingsverband van burgers, bedrijven en/of lokale partijen met een publiek karakter, zoals gemeenten. Bij het structureren van het LDEB is het zaak de rolverdeling af te stemmen op de kerncompetenties van de betrokken partijen. Het LDEB zal innovaties in de regio bevorderen om de transitie naar een duurzame leefomgeving te versnellen en daarmee de herstructurering van de gebouwde omgeving te stimuleren. Zowel op het gebied van energiebesparing als duurzame energieopwekking. Het LDEB werkt vraag-gestuurd, dus vanuit de energievraag van inwoners en bedrijven in de regio. Het LDEB is daarmee ook een kans om de energietransitie “van onderop” aan te jagen. Voor een gemeente zijn er meerdere rollen mogelijk in een LDEB: • Een gemeente kan financieel participeren3; • Een gemeente kan de ontwikkeling stimuleren of zelfs initiatiefnemer zijn; • Een gemeente kan de ontwikkeling faciliteren. Het oprichten van een LDEB kan een brug slaan tussen energieprojecten én de regionale en lokale maatschappij, zowel inwoners als bedrijven. Daarmee is het LDEB een veelbelovende optie om de brede energietransitie in Parkstad aan te jagen en te versnellen. Daarbij is het LDEB een zelfstandige organisatie met als doel één of meerdere van de onderstaande activiteiten regionaal/lokaal uit te voeren: • Productie, levering en beheer van lokaal opgewekte duurzame energie; • Financiering van en/of participatie in de duurzame energieprojecten; • Energiebesparing; • Levering van energie. De aan het LDEB verbonden energieprojecten, bijvoorbeeld een zonne-akker, een windturbine of een biomassacentrale, dienen ten gunste te komen van omwonenden zodat er een eerlijke balans is tussen de lasten en de lusten. Zij het door een financieel voordeel op de energierekening, zij het door een ander voordeel. In het kader van PALET 3.0 wordt onderzocht of en zo ja in welke organisatievorm een LDEB kansrijk is in de uitvoering van de regionale ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn.
29 3
Wanneer een gemeente financieel participeert of anderszins een voordeel wil geven aan een lokaal duurzaam energiebedrijf, zijn de regels omtrent staatssteun en aanbesteding mogelijk van toepassing. Ook de Wet Financiering Decentrale Overheden (FIDO) en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) zijn van toepassing.
7.2 Elektriciteit- en aardgasnetwerk De aanwezige gas- en elektriciteitsnetten vormen de backbone van het energiesysteem. Beide netten kennen geen marktwerking en worden door de overheid gereguleerd. In de provincie Limburg is Enexis, met als aandeelhouders de provincie en de gemeenten, de netbeheerder. In de toekomstige duurzame energievoorziening is een grote rol weggelegd voor de netbeheerder. Om alle innovaties, waaronder de verschuiving van centraal naar decentraal, van all-time energieproductie naar meer weersafhankelijke productie en de toename van het elektrisch vervoer, zijn intelligente verbindingen nodig tussen energieopwekking, -opslag en -gebruik. Het netwerk is het kloppend hart van het energiesysteem. De netbeheerder, in dit geval Enexis, is daarmee een cruciale speler. Om de energietransitie van de grond te krijgen en daarbij het energienetwerk toekomstbestendig te maken, is het samen optrekken met de gemeenten en de provincie noodzakelijk. Daaronder wordt sowieso verstaan het delen van kennis.
Samenwerken aan intelligente netten Een slim energienetwerk is cruciaal om capaciteitsproblemen te voorkomen vraag en aanbod efficiënt te organiseren. Om capaciteitsproblemen te voorkomen moeten we nu al handelen. Smart Grids bieden een innovatieve oplossing die het energiesysteem toekomstbestendig maakt. Netbeheerder Enexis faciliteert hierin zodat betrokken partijen de benodigde acties en vervolgstappen, die nodig zijn in de energietransitie, kunnen uitvoeren. Aardgas als brandstof in de transitie Ondanks dat er steeds nieuwe energiebronnen op de markt komen wordt gas, al is het in mindere mate, nog lange tijd gebruikt. Gas vormt een noodzakelijke brandstof in de energietransitie. Naar verwachting zal met name groen gas in de toekomst een toenemende rol van betekenis gaan vervullen. De noodzaak van veilig en betrouwbaar gastransport blijft dus zeker de komende jaren nog zeker bestaan. Periode 2016-2020 Om samen met de netbeheerder Enexis voorbereid te zijn op de transitie in de energiewereld is het goed om in een vroeg stadium te kijken naar de kansen en uitdagingen die er liggen voor de regio Parkstad ten aanzien van slimme netten waarop windturbines, een biomassacentrale en grootschalige zonne-akkers zijn aangesloten. Op voorhand zal zeer goed in kaart moeten worden gebracht hoe potentiële ontwikkellocaties zich tot het bestaande netwerk verhouden en welke aansluitkosten er eventueel te verwachten zijn.
7.3 Warmtevisie Parkstad Limburg In Parkstad wordt bijna 44% (circa 13 PJ) van de energie gebruikt voor warmte in huishoudens, kantoren, bedrijven en industrie, en uit PALET 1.0 is gebleken dat hiervan veel verloren gaat. Een eerste belangrijke stap om de warmtevraag in de toekomst efficiënter te organiseren is het onderzoeken van een regionaal warmtenetwerk. Hierbij wordt onder andere, bijvoorbeeld bij de industrie, de aanwezige restwarmte geïnventariseerd die in de toekomst wellicht kan worden geleverd aan huishoudens en kantoren. Dit draagt bij aan een duurzame en toekomstbestendige warmtevoorziening. De Rijksoverheid stimuleert de overgang van gas naar duurzame warmte. Het verduurzamen van de warmtevraag hangt nauw samen met de problematiek rond de winning van aardgas in Groningen en de ongewenste geopolitieke afhankelijkheid van gas. Het Rijk wil sterk inzetten op het verminderen van de huidige warmtevraag door meer isolatie van gebouwen en het benutten van industriële (rest-) warmte en duurzaam opgewekte warmte uit zon en bodem. Hoewel het aantal huizen dat is aangesloten op een warmtenet niet heel groot is (< 5%), is een forse toename van het aantal aansluitingen op een warmtenet noodzakelijk om de aanwezige (rest-) warmte daadwerkelijk te kunnen gebruiken.
30
In tegenstelling tot gas en elektriciteit is er voor de aanleg van nieuwe warmte-infrastructuur geen gereguleerd kader op grond waarvan kosten gesocialiseerd kunnen worden. De grootste opgave om meer duurzame warmte en (rest-) warmte van onder andere de industrie te kunnen benutten, is het zoeken naar de meest geschikte entiteit die de warmtenetten gaat aanleggen en exploiteren. Deze zoektocht is relatief lastig, omdat de benodigde voorinvesteringen in relatie tot de terugverdientijden niet zelfstandig door de markt kunnen worden gedragen. Aangezien in Parkstad in het kader van PALET nieuwe wegen voor de opwekking van duurzame warmte (en koude) worden gezocht via restwarmte, biomassacentrales, biomassavergistingsinstallaties, mijnwater, warmte-koude opslag (WKO) en zon-thermisch, ontstaan óók de technische, financiële en organisatorische vragen over hoe dergelijke componenten aan elkaar kunnen worden gekoppeld c.q. verbonden in een warmtenetwerk. Deze vragen zijn belangrijke uitgangspunten in het traject om te komen tot een regionale warmtevisie.
Mijnwater: slim duurzaam warmte- en koudenet In de gebouwde omgeving in Parkstad is in elk geval voldoende aanbod van warmte en koude aanwezig. Het afstemmen van het duurzame energie aanbod op de aanwezige energievraag vereist echter een optimalisatie. Het warmte- en koudenet van Mijnwater kan vraaggestuurd warmte en koude leveren, dit in tegenstelling tot de “traditionele” warmtenetten die aanbodgestuurd functioneren. Bij Mijnwater wordt er gebruik gemaakt van relatief lage temperaturen voor warmte en relatief hoge temperaturen voor koude, waardoor transportverliezen klein zijn. Het warmte- en koudenet van Mijnwater bestaat uit een hoofdleiding (backbone) met daaraan gekoppeld decentrale clusternetten. Binnen de clusters zijn verschillende gebouwen op Mijnwater aangesloten. Deze hebben een uiteenlopende warmte- en koudevraag, waardoor energie uitgewisseld kan worden. Daarnaast kan er tussen de clusters onderling ook energie uitgewisseld worden via de backbone. Door de inzet van energiebuffers op gebouw- en gebiedsniveau kan ook in de tijd energie worden uitgewisseld. Door deze efficiënte uitwisseling en het opslaan van warmte en koude hoeft er per saldo minder duurzame energie te worden opgewekt. Het warmte- en koudenet van Mijnwater functioneert op drie niveaus: gebouwniveau, clusterniveau en backbone niveau. Hiervoor kunnen verschillende bronnen worden gebruikt. Er valt in eerste instantie warmte en koude te oogsten uit de gebouwde omgeving, zoals van datacentra en de koeling van gebouwen. Daarbij kan er collectief lokale restwarmte vanuit de industrie worden ingezet, zolang deze beschikbaar is. De resterende energievraag kan ingevuld worden door bijvoorbeeld bodemenergie (water in mijnstelsel en/of WKO), zonnewarmte of een regionale biomassacentrale. Als woonwijken worden aangesloten op het warmte- en koudenet van Mijnwater, zullen de woningen aldaar geen aardgas meer nodig hebben voor ruimteverwarming en warm tapwater. Om de energievraag van deze woningen te verminderen, zullen deze ook in bouwtechnische zin worden verduurzaamd door onder andere isolatie en HR++ glas. Dat betekent niet alleen een reductie van de energievraag, maar ook een verbetering van het wooncomfort, de behaaglijkheid en het gezondheidsniveau van het binnenmilieu. Kortom, het Mijnwater-concept van vandaag de dag heeft nog maar weinig te maken met water uit de mijnen. Mijnwater omvat een uiterst energie-efficiënte aanpak die uniek is in Europa. Het is een vraag-gestuurd systeem, waarin eerst optimaal energie-uitwisseling en energieopslag plaatsvindt en vervolgens de resterende energievraag wordt opgewekt door regionale en/of lokale duurzame energiebronnen.
Periode 2016-2020 Aansluitend op de Warmtevisie van het Rijk (Kamerstuk 30196 nr. 305) is als eerste stap voor Parkstad een regionale warmte- en koudevisie en vervolgens een regionaal warmteplan noodzakelijk. Hierin worden de integrale vragen rond techniek (infrastructuur), financiën (exploitatie), organisatie (wie doet wat), wetgeving (energielevering) en sociale aspecten (acceptatie) onderzocht en beantwoord. In het regionale warmtekoudeplan wordt in kaart gebracht welke potentiële gebieden kansrijk zijn voor de aanleg van warmte- en 31
koudenetten (vraagzijde). Daarnaast worden de diverse duurzame energiebronnen in kaart gebracht die de betreffende warmte en koude kunnen leveren zoals restwarmte en restkoude, warmte- en koudeopslag in de bodem (WKO), grootschalige zonthermische velden, en een of meerdere biomasssacentrales (aanbodzijde). Het is daarbij logisch aan te sluiten bij die partijen die op dit moment kennis en expertise in Parkstad voor wat betreft dit onderwerp hebben opgebouwd, i.c. Mijnwater en de regionale netbeheerder Enexis die verantwoordelijk is voor de huidige energie-infrastructuur. In het kader van de Bestuursafspraken POL zal ook de samenwerking met de provincie Limburg worden vormgegeven. Ten slotte is het waardevol om ervaringen met andere regio’s uit binnen- en buitenland uit te wisselen.
7.4 Windvisie Parkstad Limburg In PALET 1.0 en PALET 2.0 zijn kansen toegedicht voor het realiseren van windturbines in Parkstad Limburg. Sterker nog, zonder de inzet van windenergie is het onmogelijk om in 2040 een energieneutrale regio te zijn. De realisatie van windturbines vraagt echter om een zeer zorgvuldig en vaak langlopend voorbereidingstraject, dat normaliter zo’n 5 tot 10 jaar kan duren. Maar dat hoeft natuurlijk niet. Zorgvuldig opgezette en door de lokale maatschappij gedragen windenergieprojecten in Nederland tonen aan dat windturbines ook in 2 tot 3 jaar kunnen worden gerealiseerd. Slechte voorbeelden zijn er ook te over, bijvoorbeeld waar initiatiefnemers weinig aandacht hebben voor lokale gevoeligheden, standpunten van omwonenden, natuurbelangen et cetera, met alle vertraging in planologisch-juridische processen van dien. Dit zijn te allen tijde onwenselijke situaties waar niemand bij gebaat is. Ondanks dat de implementatietijd van windturbines, zeker in vergelijking met andere duurzame energievormen, relatief lang is, is het van belang om in het kader van de PALETambitie “morgen” al te beginnen met het beantwoorden van de vraag in welke mate en op welke termijn windenergie in Parkstad een rol kan spelen. Dat geldt overigens vooral voor grote windturbines, daar kleine gebouwgebonden windturbines relatief snel kunnen worden toegepast indien dat gewenst is en toegestaan wordt.
Een gedragen regionale windvisie Het is van groot belang dat bij het realiseren van windturbines in Parkstad Limburg een juiste verdeling van de lasten en de lusten plaatsvindt. In het Nederlandse debat over windenergie ligt de nadruk onevenredig op de lasten. De regionale windvisie Parkstad moet over die verdeling expliciete uitspraken doen, door verschillende vormen van financiële participatie te onderzoeken. Aandachtspunt hierbij is dat de opbouw van een financiële participatiemethodiek en de selectie van mogelijke locaties in de tijd gelijk oplopen, zodat bij een definitieve selectie van locaties de mate waarin de grondeigenaren/ontwikkelaars bereid zijn zich te committeren aan het financiële participatiemodel kan worden meegenomen. De bevolking van en bedrijven in Parkstad Limburg worden daarom zo veel mogelijk betrokken bij de regionale windvisie en de stappen die daaruit volgen. Zorgen van inwoners worden serieus genomen en waar gepast, geborgd in het proces. Zorgvuldige communicatie is hierbij een voorwaarde. Het complete verhaal van de energiemix die nodig is om Parkstad in 2040 energieneutraal te laten zijn kan hierin een belangrijke rol spelen. Op deze manier wordt namelijk het aandeel en daarmee de belangrijkheid van windenergie geduid binnen de context van de totale energietransitie-opgave. Ook moet onderzocht worden welke mogelijkheden er zijn om windenergie te verankeren in die opgave tot 2040. Denk bijvoorbeeld aan het inzetten van opbrengsten uit windenergie voor lokale energiebesparingsmaatregelen aan huis.
Regionale afstemming Bij het onderzoeken van de regionale en lokale potenties voor windenergie in het kader van PALET, is rekening gehouden met mogelijkheden en onmogelijkheden en wenselijkheden en onwenselijkheden. Denk daarbij aan vigerend beleid van bijvoorbeeld de provincie Limburg, zie hierna. Op basis van het integraal scenario uit PALET blijkt een aantal gebieden in de stedelijke gemeenten in Parkstad (Brunssum, Heerlen, Kerkrade en Landgraaf) in principe kansrijk voor windenergie. Op grond van provinciaal beleid (POL 2014) is de plaatsing
32
van windturbines in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg uitgesloten, hetgeen ertoe leidt dat in het integraal scenario de potentie voor windenergie in de vier landelijke gemeenten (Nuth, Onderbanken, Simpelveld en Voerendaal) nagenoeg nihil is. Een verdere specificatie is te raadplegen in de energiepotentiekaart voor windenergie (PALET 1.0 en PALET 2.0). Belemmeringen of beperkingen voor windenergie kunnen onder bepaalde omstandigheden minder belemmerend zijn, of na verloop van tijd worden herzien. Het is daarom mogelijk dat ook in de landelijke gemeenten onder bepaalde omstandigheden en op specifieke locaties toch windenergie mogelijk is of voor windenergie wordt gekozen. Het is daarom belangrijk om in regionaal verband een windvisie op te stellen waarin duidelijk wordt wat tot 2040 mogelijke ontwikkelrichtingen zijn. Dit voorkomt ad hoc beslissingen en geeft gemeenten en de regio houvast bij toekomstige ontwikkelingen rondom windenergie. Een zorgvuldig opgesteld ruimtelijk ontwerp maakt daar onderdeel van uit, waarin aandacht is voor de visueel-ruimtelijke draagkracht van het landschap, afstemming met overige functies en in 2D en 3D is uitgewerkt.
Periode 2016-2020 Het belangrijkste doel in de komende uitvoeringsperiode zal zijn om een breed gedragen regionale windvisie te maken, waarmee duidelijk wordt hoe windenergie zich in Parkstad Limburg kan ontwikkelen tot 2040 (en verder). Deze visie laat concreet zien waar en in welk tijdvak windturbines gerealiseerd zouden kunnen worden en wat mogelijke (financiële) modellen zijn om belanghebbenden hier optimaal bij te betrekken en te laten meeprofiteren. Het eventuele eerste windenergieproject moet met extra zorg worden uitgevoerd, om zo een positieve basis te leggen voor vervolgprojecten. Dit kan vergemakkelijkt worden wanneer een eerste project op gemeentelijke grond kan worden gerealiseerd. De netbeheerder wordt vanzelfsprekend in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken. De regionale windvisie is de opmaat naar specifiekere onderzoeken naar de haalbaarheid van windenergie op specifieke locaties in Parkstad. Voor het eerste windenergieproject is het ook belangrijk dat snel doorgeschakeld wordt naar de uitvoering. Wil de turbine in 2020 operationeel zijn, is het aanvragen van SDE+ -subsidie in 2018 zeer wenselijk. Dat houdt in dat vergunningen eind 2017 gereed dienen te zijn. Het streven is dan ook om de regionale windvisie uiterlijk begin 2017 vast te stellen. Uitvoerbaarheid en draagvlak dienen als leidende criteria nadrukkelijk te worden meegenomen.
7.5 Biomassa De vraag naar energie zal de komende jaren blijven stijgen. Biomassa is één van de duurzame energievormen die kansrijk zijn gebleken om in deze energievraag te kunnen voorzien. Uit biomassa, de verzamelnaam voor de verbranding, vergisting of vergassing van biologisch afbreekbare producten, kan warmte, gas en elektriciteit worden geproduceerd. In PALET 1.0 (voor de regio) en PALET 2.0 (voor de acht gemeenten) zijn de potenties voor biomassa onderzocht. Hieruit is gebleken dat de potentie van biomassa relatief klein is vergeleken met andere duurzame energiebronnen zoals zonne-energie, windenergie en warmte-koude opslag. Toch sluiten wij de mogelijke inzet van biomassa niet uit. Onderzocht zal worden of de som van de lokale potenties voor biomassa op regionaal niveau kunnen worden samengebracht om bijvoorbeeld een regionale biomassacentrale te laten renderen. Een goed voorbeeld in Limburg waarbij biomassa voorziet in de lokale energievraag is de biomassacentrale in Sittard (BES). Deze biomassacentrale heeft een voorbeeldfunctie in de regio, omdat de centrale volledig gestookt wordt op tuinafval en een energetisch rendement heeft van liefst 85%. De centrale produceert warmte en elektriciteit. De centrale voorziet onder andere de nabijgelegen Sittardse wijk Hoogveld van verwarming en warm douchewater en levert aan circa 3.000 woningen elektriciteit. Om een biomassacentrale vanuit technisch en financieel perspectief rendabel te laten zijn is er een goede afstemming nodig tussen vraag en aanbod. Aan de aanbodzijde zullen gemeenten lokale partijen bij elkaar
33
moeten brengen en faciliteren en ondersteunen in het proces. Daarbij is het belangrijk dat alle aanwezige reststromen (bijvoorbeeld groenafval) in Parkstad centraal worden verzameld als grondstoffen voor de biomassacentrale. Naast de aanbodzijde dient de vraagkant te worden georganiseerd. De geproduceerde warmte en elektriciteit moeten immers ergens geleverd kunnen worden. Dit kan een bedrijventerrein zijn, een woonwijk, grote kantoorgebouwen et cetera. Verder onderzoek moet de komende periode zicht geven op deze aanbod- en vraagkant. Daarbij wordt ook onderzocht of het beter is om één grote centrale te realiseren of meerdere kleinere centrales. Wellicht blijkt het realiseren van een biomassacentrale in Parkstad niet rendabel. Dit onderzoek wordt gekoppeld aan het traject van de regionale warmtevisie en warmteplan, zie paragraaf 7.3, omdat de levering van warmte vanuit een mogelijke biomassacentrale aan energievragers dient plaats te vinden vanuit een warmtenet.
34
8. Communicatie, stakeholders en innovatie Communicatie en samenwerking zijn essentiële elementen in het uitdragen van de PALET-gedachte en daarmee het aanjagen van de energietransitie in Parkstad. Het continue proces van afstemming, samenwerking en draagvlak vraagt investeringen. Een regionaal communicatieplan is een eerste cruciale stap in dit proces. Dit communicatieplan richt zich op de verschillende stakeholders/doelgroepen zoals burgers, bedrijven, instellingen, scholen et cetera. Een eenduidige, centraal georganiseerde communicatie en informatievoorziening is daarbij essentieel. In het kader van dit uitvoeringsprogramma zal communicatie en in het verlengde daarvan een communicatieplan daarom een nadrukkelijk belang hebben.
8.1 Stakeholders De overheid kan de energietransitie nooit alleen vorm en gestalte geven. Daarom is vanaf het allereerste moment dat de energietransitie regionaal ter sprake kwam, om precies te zijn tijdens de Bestuursconferentie in Kerkrade op 13 september 2013, ingezet op de betrokkenheid van stakeholders bij PALET. Het begrip ‘stakeholder’ werd toen nog héél breed begrepen: lokale, regionale en landelijke overheden, kennisinstellingen, woningcorporaties, belanghebbenden et cetera. Parkstad Limburg is, in samenwerking met de acht Parkstadgemeenten, daarbij de initiërende partij geweest. Op 22 april 2015, toen het kaderstellend beleid PALET 1.0 en 2.0 reeds was vastgesteld door de Bestuurscommissie Ruimte (inclusief Duurzaamheid) en de eerste raadsinformatieavonden per gemeente plaatsvonden, zijn de stakeholders voor de eerste keer als een specifieke doelgroep bijeen geroepen. Het doel was daarbij eenvoudig. De intenties en de stand van zaken van PALET met hen delen: “weet dat de overheid hiermee bezig is, weet dat de overheid dit niet alleen kan en in de toekomst krachten gebundeld moeten worden, weet dat de overheid bij jullie terugkomt”. Dat laatste is in het kader van het voorliggende uitvoeringsprogramma gebeurd in de periode tussen 15 februari en 30 maart 2016. Toen heeft met een groot aantal regionale stakeholders gesprekken plaatsgevonden. Regionale stakeholders zijn partijen die door hun omvang en eventuele fysieke vestigingen een bovenlokale betekenis hebben. Daarbij is uitgegaan van de PALET-indeling in sectoren: woningen, publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening, industrie en energie, infrastructuur, verkeer en vervoer, overig (inclusief landbouw). In dat kader is met de volgende stakeholders gesproken:
Stakeholders Onderwijs
Gezondheids- en welzijnszorg
Bedrijfsleven
Overig
Arcus College Innovo LVO Movare Open Universiteit SVOPL Zuyd Hogeschool
Cicero Meandergroep Mondriaan Sevagram Zuyderland
BTM Parkstad DSM Enexis MKB Parkstad Rabobank Parkstad Limburg Rd4
Buurkracht DUW Parkstad LLTB Provincie Limburg Stichting Urgenda VNG
Figuur 12: Stakeholders van PALET.
Deze stakeholders zijn in één-op-één gesprekken meer gedetailleerd meegenomen in de bedoeling en ambitie van PALET. Er is bewust voor gekozen om de gesprekken niet per definitie te laten voeren door direct verantwoordelijke portefeuillehouders Ruimte of Duurzaamheid, maar bij voorkeur zo breed mogelijk vertegenwoordigd uit alle colleges. Zo hebben ook portefeuillehouders economie en wonen hun gevoelde verantwoordelijkheid genomen. De regio en de acht samenwerkende gemeenten presenteerden zich tijdens die gesprekken met gesloten rijen.
35
De gesprekken waren oriënterend en vrijblijvend van aard. Nochtans hebben alle regionale stakeholders de intentie uitgesproken, en vastgelegd, samen te willen werken in de uitrol van PALET en daarin een rol te willen vervullen. Het belang van de energietransitie, onder meer vanuit economisch en klimaatperspectief, werd breed gedragen. Er zijn per stakeholder afspraken gemaakt verder te onderzoeken wat PALET en stakeholder in de toekomst voor elkaar kunnen betekenen. Voorts is vanuit praktisch oogpunt afgesproken wie voor de stakeholder en PALET de onderlinge aanspreekpunten zijn, alsmede de afspraak dat de Broedkamer de centrale plek is waar partijen in brede zin met elkaar kunnen overleggen. Een groot deel van de stakeholders waren bereid nog een stap verder te gaan. Allen zijn gevraagd of men ambassadeur van PALET wil zijn. Dat houdt in dat men bereid is het gedachtengoed en de intenties van PALET naar buiten toe uit te dragen en eventueel en desgevraagd bereid is PALET te vertegenwoordigen. Tot nu toe zijn volgende partijen PALET-ambassadeur: LLTB, Zuyd Hogeschool, Rabobank Parkstad Limburg, Bedrijventerein Management Parkstad, DSM, ENEXIS, Innovo, Buurkracht, Rd4, LVO, Stichting Urgenda, Zuyderland en Sevagram. Meerdere partijen hebben dit nog in beraad. Omdat de sector woningen via het programma wonen van Parkstad Limburg wordt benaderd, zijn corporaties en ontwikkelaars nog niet meegenomen in de stakeholdergesprekken maar dit is wel nadrukkelijk nog de bedoeling en hier zal proces op gezet worden. Wat betreft het stakeholder- en ambassadeurschap wordt in de toekomst dus verder gewerkt aan het bouwen van een regionaal energietransitie-netwerk. Een netwerk dat zich regelmatig (een à twee keer per jaar) ontmoet om de stand van zaken te vernemen en gezamenlijk ideeën, behoeftes, projecten en aanbod te delen. Op gemeentelijk niveau dient het gesprek te worden aangegaan met lokale stakeholders, die specifiek voor de eigen gemeente een rol te vervullen hebben. Bij dit netwerk geldt het zwaan-kleef-aan-principe. Hoe groter het netwerk hoe beter en hoe meer ambassadeurs hoe beter. Daarmee wordt PALET namelijk meer en meer ingebed in onze regionale en lokale maatschappij en slaan wij de handen ineen.
8.2 Innovatie en pilots Om de transitie naar een duurzame leefomgeving te versnellen zijn innovaties nodig: technische innovaties, maar ook procesinnovaties, financiële innovaties, juridische innovaties, en sociale innovaties. Onderzoeken binnen bedrijven, organisaties en (kennis)instellingen kunnen hieraan bijdragen. Deze innovaties hebben een plek nodig om getest te worden. Naast testen in een lab-situatie dient een product op een fysieke locatie gedemonstreerd te kunnen worden voordat het op de markt kan worden geïntroduceerd. Afhankelijk van het product kan dit op verschillende manieren. De Wijk van Morgen (de kennisinfrastructuur S-Built) biedt mogelijkheden om verschillende producten te testen. S-Built heeft ook een aantal pilots gerealiseerd rond de verduurzaming van bestaande woningen zoals twee woningen in de Breitnerstraat in Heerlen (Modlar) en een woning in Vrieheide in Heerlen (TIORC). Kennisinstellingen in Parkstad zoals de Open Universiteit als Zuyd Hogeschool houden zich gericht bezig met innovatie op het gebied van de verduurzaming. Zo is verduurzaming van de gebouwde omgeving één van de drie speerpunten van Zuyd Hogeschool. Binnen de lectoraten wordt hier veel onderzoeken naar gedaan, en vervolgens binnen het onderwijs en de lesprogramma’s geïmplementeerd. De faculteit Management Science & Technology van de Open Universiteit heeft een divers onderwijs- en onderzoekaanbod op het gebied van duurzame ontwikkeling.
36
8.3 S-Built S-Built is een initiatief van de provincie Limburg, Parkstad Limburg, gemeente Heerlen, SGS Intron en Zuyd Hogeschool. S-Built is een grensoverschrijdende kennisinfrastructuur waarbinnen kennis en innovatieve ideeën over een duurzame gebouwde omgeving transformeren in concrete producten en diensten die niet alleen de CO2-uitstoot verminderen maar ook het economisch perspectief van MKB’ers in de regio versterken. S-Built kan ondersteunen in het transitieproces door innovaties te stimuleren, te ondersteunen en te versnellen. Dit sluit naadloos aan op één van de uitgangspunten van PALET om met de energietransitie het regionale bedrijfsleven te versterken.
8.4 IBA Parkstad IBA, afkorting voor Internationale Bau Ausstellung, is een beproefd Duits instrument dat voor de eerste keer buiten de Bondsrepubliek wordt ingezet, in dit geval om de regionale opgave van Parkstad een impuls te geven. IBA’s genereren altijd vanuit het momentum extra krachten, leveren projecten die bijdragen aan het oplossen van die regionale opgave, die voorbeeldstellend zijn, innovatie aanjagen en richtinggevend zijn voor de toekomst. De door Parkstad (nationaal verankerde) in gang gezette innovatie-agenda’s kunnen met behulp van de IBA worden versneld. Binnen de thema’s Energie Stad, Flexibele Stad en Recycle Stad zoekt IBA projecten die duurzaam van betekenis zijn voor de ontwikkeling van Parkstad, dus ook innovatieve projecten die de transitie naar een duurzame leefomgeving kunnen versnellen. Daarbij gaat het niet om de grote en brede opgave zoals die binnen PALET als kaderstellend beleid is weggezet tot 2040, maar om de bijzonder belangwekkende projecten binnen deze opgave. Dat kunnen grote projecten zijn die eenmalig in hun soort en belang zijn (zoals een energiebedrijf Parkstad), maar ook kleine projecten die door hun eenmalige instrumentele opzet een grote uitrolbaarheid hebben (zoals het Zonnepanelenproject Landgraaf). Kortom, projecten die voldoen aan de i van IBA: internationale reikwijdte.
37
38
9. Lokale uitvoering
39
40
9.1
Gemeente Brunssum
41
42
9.1.1
Voorwoord gemeente Brunssum
Energietransitie. Er zijn twee goede redenen waarom we hieraan niet ontkomen. De eerste reden is een praktische. De huidige, fossiele energievoorraden raken op. Ooit. En binnen niet al te lange termijn. Op die ontwikkeling moeten we anticiperen. Tijdig. Vandaag nog. Te beginnen in 2016. Zodat we er in 2040 klaar voor zijn. De tweede reden is een financiële. De energierekening van Parkstad Limburg bedraagt ruim 500 miljoen euro. Elk jaar opnieuw. Dat geld gaat naar leveranciers van energie. Bedrijven van ver. Als we straks, in 2040, volledig energieneutraal zijn, kunnen we een groot deel van dat geld in eigen zak steken. Bedenk wat we elk jaar in deze regio voor elkaar kunnen krijgen met zoveel miljoenen! Werkgelegenheid. Voorzieningen. Recreatie. Cultuur. Onderwijs. Vult u dit wensenlijstje zelf maar aan… Energieneutraal klinkt als science fiction. Het betekent een enorme omslag, in denken en in doen. Enorm, ja. Maar niet onmogelijk. We hebben het namelijk eerder gedaan in deze regio. Honderd jaar geleden vond hier de eerste energietransitie plaats met de start van een grootschalige, industriële winning van steenkool. Voor een Brunssummer uit 1900 waren de talloze schoorstenen en schachten en spoorlijnen uit 1950 evenzeer science fiction als de toekomst van 2040 dat voor ons is. Onvoorstelbaar, misschien. Maar het is wel degelijk een werkelijkheid die binnen handbereik ligt. Als we tenminste willen. De vergelijking met 100 jaar geleden is overigens een leerzame. Waarom was die eerste energietransitie, naar een industrie gebouwd op en gedreven door steenkool, zo’n succes? Omdat het een project was dat door alle relevante spelers werd gedragen. Dat waren in die tijd de staat, de kerk en het bedrijfsleven. Honderd jaar geleden ontstond zo, door een gezamenlijke inspanning en vanuit een gemeenschappelijke visie, een ongeëvenaard geoliede machine die een compleet nieuw landschap uit de grond stampte. Als wij in de 21e eeuw deze regio opnieuw willen uitvinden – en dat willen we – dan zullen we opnieuw allianties moeten smeden met de belangrijke spelers van onze tijd. Dat zijn de gemeenten, het bedrijfsleven en de burgers. We moeten sámen de boel in beweging krijgen. Sámen duw- en stuwkracht opbrengen. Sámen vanuit één en hetzelfde punt toewerken naar één en hetzelfde doel. PALET 3.0 geeft ons daartoe een handleiding. Maar het is niet meer dan dat – een handleiding. Papier is geduldig. Ik ben dat niet. De tijd van afwachten is voorbij. Het wordt tijd dat we uit de startblokken komen. Deze regio verdient dat ook. Doet u mee? Haico Offermans Wethouder gemeente Brunssum
43
44
9.1.2
Samenvatting PALET 2.0 – Brunssum
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Brunssum is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoerings-programma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Brunssum bedraagt 2.572 TJ1. Daarvan komt zo’n 79% (2.022 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen (47%), de publieke dienstverlening (19%) en de commerciële dienstverlening (13%). Het wegverkeer (13%) en de industrie en energie (6%) hebben ook een aanzienlijk aandeel in het totale energiegebruik in Brunssum, terwijl de sector onbekend (2%) en de landbouw (0%) relatief weinig energie gebruiken. Het totale energiegebruik in Brunssum omvat zo’n 8,7% van het totale energiegebruik in Parkstad.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Brunssum.
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Brunssum op zo’n € 44 miljoen geschat3. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 23,2 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 12,6 miljoen.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Brunssum4.
1 2 3
4
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zinn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
45
Kansen voor energiebesparing Het is mogelijk om in 2040 817 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van 32%. Met name in de gebouwde omgeving zijn grote besparingen te behalen: 672 TJ. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 82% van de totale besparing in Brunssum. Maar ook in de andere sectoren zijn besparingen mogelijk zoals in de figuur hierna is te zien.
Figuur 4: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Brunssum.
Een besparing van 817 TJ op het huidige energiegebruik van 2572 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 1.755 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energie opwekking In PALET 1.0 en 2.0 is inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Uitgaande van het integrale, ruimtelijk realistische scenario, heeft de gemeente Brunssum een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. Maar ook zijn er kansen voor windenergie, op plekken waar dat ruimtelijk mogelijk is. Ten slotte is er een beperkte lokale potentie voor biomassa, die wordt bepaald door de in Brunssum aanwezige afval- en reststromen. De figuur hierna toont de precieze opwekkingsmogelijkheden per techniek, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ). Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 2.501 TJ aan duurzame energieopwekking.
46
Figuur 5: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Brunssum.
Kortom, in de periode tot 2040 kan het huidige energiegebruik fors worden verminderd: van 2.572 TJ naar 1.755 TJ per jaar. Uitgaande van het integraal scenario, kan deze resterende energievraag worden ingevuld door 2.501 TJ aan duurzame energieopwekking. Duurzame technologieën zoals windturbines en zonnepanelen zijn namelijk veel efficiënter dan de energieopwekking in elektriciteitscentrales, waarbij in de omzetting van fossiele brandstoffen naar elektriciteit veel energie verloren gaat. Duurzame energie levert zo’n 20 tot 35% meer rendement dan fossiele energie. Derhalve is Brunssum in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening5. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Brunssum.
5
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
47
50
9.1.3
Gebouwgebonden
Sector Woningen De sector woningen verbruikt bijna de helft (47%) van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente6. Dit percentage is geconstateerd in de uitgevoerde nulmeting. Dit is concreet 1.209 TJ. De woning-gerelateerde energiekosten van alle huishoudens samen bedraagt maar liefst € 23,2 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat weer in de regionale economie uitgegeven kan worden. Hoe ziet de Brunssumse woningvoorraad en het bijbehorende energieverbruik er concreet uit? Het aantal woningen is in totaal 14.279. Deze zijn als volgt over de verschillende woningtypes verdeeld:
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype7.
Het gemiddelde energieverbruik per woningtype wordt weergegeven in onderstaande figuur.
Figuur 8: Gemiddeld energiegebruik woningen in Brunssum8.
De woningvoorraad bestaat verder uit 60% koopwoningen, 29% sociale huur en 11% particuliere huur. In PALET 2.0 is reeds geconcludeerd dat de rijwoningen en de twee-onder-een-kapwoningen 60% van de woningvoorraad vormen en samen de meeste energie in de woonsector verbruiken. Hier speelt zowel de te verwarmen ruimte als de omvang van het warmteverliezend buitenoppervlak een rol, in vergelijking met kleine, compacte en/of tussengelegen woningen. Naar de rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen zal in de periode 2016-2020 dan ook met name de aandacht uitgaan.
51 6 7 8
PALET 2.0 - Brunssum. PALET 2.0 - Brunssum. PALET 1.0.
Reduceren van het energiegebruik in deze sector Het energiegebruik van de woningvoorraad, dus eigenlijk van de huishoudens, valt grofweg in twee thema’s uiteen: • •
Verwarming middels aardgas (ruimteverwarming, tapwater en dergelijke); Elektriciteit (verlichting, huishoudelijke apparaten en dergelijke).
Waar het reduceren van het gasgebruik bij huishoudens bereikt dient te worden door met name het toepassen van harde en/of bouwkundige en installatietechnische maatregelen, ligt de nadruk bij de reductie van elektriciteitsgebruik veel meer op gedragsverandering. Maatregel naar effect Reductie gasverbruik
Aandachtspunt
Thermische isolatie gebouwschil • •
Kostbaar en/of lange terugverdientijd In sommige gevallen omgevingsvergunning nodig
Efficiënter verwarmingstoestel
Kostbaar en/of lange terugverdientijd
Isolatie binnenshuis
Goedkoop en/of eenvoudig aan te brengen
Gedragsverandering
Direct effect op woonlasten maar mogelijk ook effect op comfort, daardoor moeilijk te bewerkstelligen
Reductie elektriciteitsverbruik Gedragsverandering
• •
Led- / spaarverlichting
Direct effect op woonlasten maar mogelijk ook effect op comfort Sturen op gedrachtsverandering vereist een ‘lange adem’
Lange terugverdientijd
Figuur 9: Aandachtspunten bij maatregelen energiebesparing.
Opwekken van energie in deze sector Ook bij het onderzoek naar de mogelijkheden van energieopwekking binnen deze sector richten we ons op de twee thema’s ruimteverwarming en elektriciteit: 1. Opwekking t.b.v. ruimteverwarming. Duurzame alternatieven voor het opwekken van energie voor ruimteverwarming zijn momenteel nog volop in ontwikkeling. Pelletkachels (biobrandstof uit geperste houtkorrels) vinden hun weg weliswaar steeds beter richting de woningmarkt maar veelbelovende technieken als opwekking uit diepe geothermie (tot wel 5-7 km diepte), warmteopwekking uit asfalt en grootschalige biomassa-verbrandingsinstallaties kennen we, mede vanwege de benodigde grote investeringen, vooralsnog alleen nog uit pilotprojecten. Zonnecollectoren voor het opwekken van warmte zijn op dit moment nog relatief duur en daarmee onaantrekkelijk voor de particuliere markt. Zie verder ook de paragraaf over Regionale onderzoekslijnen van het regionale deel van het uitvoeringsprogramma en de paragrafen Warmte-koudeopslag en Biomassa van het lokale, Brunssumse deel. 2. Opwekking t.b.v. elektriciteit.
Zonne-energie Gebouwgebonden opwekking van elektriciteit moet nu vooral gezocht worden in zonne-energie via zonnepanelen. Deze inmiddels beproefde technologie is, vanwege de relatief beperkte investeringskosten vs. hoge opbrengst, rendabel en bereikbaar voor een grote groep woningeigenaren. Om het aandeel zonne-energie in de particuliere markt te vergroten zijn er vanuit de overheid diverse ondersteunende maatregelen van kracht die zich richten op financiële en/of praktische ontzorging. Zonne-energie voor het opwekken van elektriciteit biedt dan ook grote potentie in het verduurzamen van de woningvoorraad. Zie verder ook de Brunssumse paragraaf over Zon (grootschalig).
52
Windenergie Op gebouwniveau opwekken van windenergie is een complex traject dat op dit moment moeilijk tot een positieve en uitvoerbare businesscase zal leiden. Windturbines met weinig ruimtelijke impact en beperkte opbrengst zijn niet of nauwelijks rendabel. Bestemmingsplannen laten dergelijke bouwwerken (haast) nooit toe in de bebouwde omgeving (overlast, gevaar) en de installatie is over het algemeen zo duur dat de investering te risicovol is. Daarbij is de techniek nog te onzeker om hier een reëel terugverdienmodel voor te berekenen. Zie verder de Brunssumse paragraaf over Wind. Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector woningen is 1.209 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 23% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 273 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 895 TJ. Speerpunten Groene stroom? Lokaal opgewekt! Behoorlijk wat huishoudens, ook in Brunssum, zijn de laatste jaren overgestapt op ‘groene stroom’. Op het eerste gezicht een duurzame keuze waaraan echter bij nader onderzoek toch wel minder duurzame nadelen kleven. Zo komt de meeste groene stroom niet uit Nederland maar wordt deze opgewekt in landen die op grote schaal biomassa verbranden. Deze biomassa is echter vaak afkomstig van het kappen van regenwoud (onder andere Indonesië, Brazilië), palmolieplantages die hiervoor in de plaats komen en weinig duurzaam worden beheerd en koolzaadplantages die de ruimte innemen van landbouwgrond die eerder bedoeld was voor voedselproductie (onder andere VS) en op deze manier worden uitgeput. Daarnaast wordt deze biomassa vaak over grote afstanden verscheept of vervoerd alvorens te worden verbrand. Het veronderstelde positieve milieueffect van deze toepassingen, dat overigens voor rekening komt van verre landen en dus niet onze eigen omgeving, is dus op z’n minst discutabel. Er is in Nederland een aantal energieaanbieders die werken met lokaal opgewekte stroom (windturbines, warmteoverschot uit de kassen, zonne-akkers) maar deze aanbieders zijn vaak klein en/of (nog) onbekend. Parkstad energieneutraal betekent dan ook dat de energie die we gebruiken (na optimale besparing) in onze regio dient te zijn opgewekt. Op deze manier halen we als burger en bedrijfsleven optimaal de voordelen uit de energietransitie. Niet alleen draagt lokaal gewonnen duurzame energie direct bij aan een schonere leefomgeving, de ervaring heeft ons inmiddels geleerd dat de burger en het bedrijfsleven ook financieel voordeel kan behalen uit de overstap naar duurzame energie.
Projecten De informatie hiervoor in ogenschouw nemende, waar zetten we dan de komende 5 jaren op in? Om partijen de juiste motivatie te kunnen bieden waarmee zij gestimuleerd worden tot het verduurzamen van hun woning(bezit) is het belangrijk om het verschil te maken tussen de ‘eigenaar’ en de ‘bewoner’. Het verduurzamen van woningen heeft niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving maar heeft zeker ook positieve gevolgen voor de maandelijkse woonlasten en het wooncomfort van de eigenaar of bewoner. Immers, isolatiemaatregelen en installatietechnische verbeteringen zullen per direct leiden tot een lagere energierekening en een toename van het wooncomfort. Aanzetten tot gedragsverandering zal alleen daar succesvol zijn én blijven wanneer deze in verhouding tot de opbrengst voor de eigenaar of bewoner positief uitvalt. De eigenaar van de woning is degene die de (significante) investeringen zal moeten financieren. Het kan hier gaan om particuliere eigenaren maar ook woningcorporaties en particuliere verhuurders. Ook het onderhoud van dergelijke investeringen zal grotendeels voor rekening van de eigenaar komen. De bewoner is degene die het duidelijkst profiteert van de duurzaamheidsinvesteringen die immers vaak lagere woonlasten en/of een
53
verhoogd wooncomfort tot gevolg hebben. Er wordt daarom onderscheid gemaakt tussen de particuliere sector en de huursector. Particuliere sector
Particuliere woningeigenaar Al eerder aangehaald is dat zowel de lasten als de lusten van duurzaamheidsinvesteringen in de particuliere woningsector bij de eigenaar liggen. Deze relatie is voor de meeste eigenaren dan ook de belangrijkste motivatie om hun woning te verduurzamen. Woningeigenaren die, met als motivatie de milieuwinst, het verlies op duurzaam investeren voor lief nemen zijn schaars. Dit zijn de early adapters die durven te investeren in duurzame maatregelen zonder dat de financiële uitwerking hiervan volledig duidelijk is. De meeste eigenaren gaan echter pas over tot investeren in duurzaamheid wanneer duidelijk is dat deze investeringen binnen reële tijd terug te verdienen zijn. Voor de particuliere woningeigenaar is het van belang dat deze zoveel mogelijk wordt ontzorgd bij het treffen van energiebesparende en -opwekkende maatregelen. In de praktijk blijkt dat voor de gemiddelde woningeigenaar aspecten als de technische complexheid van mogelijke maatregelen, de inhoud van offertes en de vergelijkbaarheid van offertes een struikelblok vormen. Ook kan niet iedereen zelf energiebesparende of -opwekkende maatregelen financieren. Deze belemmeringen moeten zoveel mogelijk worden weggenomen. De gemeente Brunssum is voornemens in de periode 2016-2020 in ieder geval de volgende projecten en/of activiteiten uit te voeren: Zonnepanelenproject Parkstad – deel Brunssum Het Zonnepanelenproject Parkstad is een goed voorbeeld van hoe de gewenste ontzorging kan worden aangepakt. De particuliere woningeigenaar kan via een door de Parkstadgemeenten geselecteerde ´serviceprovider´ zonnepanelen laten plaatsen op de woning. De gemeente zorgt voor de voorfinanciering, voor de collectieve inkoop van de zonnepanelen, de installatie op het dak, de noodzakelijk reparaties, ed. De woningeigenaar sluit een lening met een lage rente af bij de gemeente, betaalt 15 jaar lang een vast maandelijks bedrag en houdt maandelijks geld over door een lagere energierekening. Ook burgers met geringe financiële ruimte worden in de gelegenheid gesteld om in duurzaamheid te investeren. Nog in 2016 zullen particuliere woningeigenaren en (kleine) ondernemers gebruik kunnen maken van het Zonnepanelenproject. Er zal naar verwachting ook een ‘spin off’-effect optreden van mensen en ondernemers die buiten het project om kiezen voor zonnepanelen. Wat levert het project op aan duurzame energieopwekking: Het project wordt uitgevoerd in twee tranches van 500 woningen (dit betreft uiteraard een raming van het aantal potentiële deelnemers). Beide tranches omvatten 5,5% van de particuliere woningvoorraad. Uitgangspunt is gemiddeld 14 panelen per woning (gebaseerd op ervaringscijfers van het Zonnepanelenproject Landgraaf). 500 woningen met 7.000 zonnepanelen = 1.680.000 kWh (11.200 m2) = 6,05 TJ. Twee tranches betekent dus een bijdrage van 12,1 TJ aan duurzame energieopwekking. Energiebesparing bij 1.000 koopwoningen De gemeente spant zich in om een energiebesparing van 50% te realiseren bij 1.000 koopwoningen. Hier kan op verschillende manieren invulling aan worden gegeven, waarbij de gemeente stimuleert, adviseert en ontzorgt: • Stimuleren middels publicaties, informatiebijeenkomsten, financiële regelingen, en dergelijke; • Advisering voor woningeigenaren die het zelf willen doen; • Ontzorging middels een gestructureerd aanbod.
54
Wat levert deze ambitie op aan energiebesparing: Het uitgangspunt is dat 50% van het energieverbruik dat nodig is voor ruimteverwarming, kan worden bespaard. De gemiddelde besparing per 100 woningen in Brunssum is 1,715 TJ. Voor 1.000 woningen is dit dus 10 * 1,715 = 17,16 TJ. Deze besparing is bepaald aan de hand van het gemiddelde gasgebruik in de gemeenten per woning(type)9. Het gasgebruik voor koken en warm tapwater is in mindering gebracht (appartement: 337 m3 aardgas per jaar, grondgebonden woning: 537 m3 aardgas per jaar voor warm tapwater en koken10).
Dubbel Duurzaam Een van de mogelijke projecten is het project Dubbel Duurzaam. De gemeente onderzoekt om via het project Dubbel Duurzaam, naar voorbeeld van de gemeente Sittard-Geleen, te starten met het invullen van deze ambitie. Het idee voor het project Dubbel Duurzaam is ontstaan vanuit het besef dat mensen steeds langer in hun eigen woning moeten kunnen blijven wonen. Zij kunnen dit vaak niet omdat de woning daarvoor niet geschikt is. Ook ontbreken vaak de middelen om de woning aan te passen. Door in dit project een combinatie te zoeken met energiebesparing kan de woning langer duurzaam gebruikt worden en houdt de bewoner geld over. De gecombineerde aanpak levert een energiezuinige en toekomstbestendige woning op. Woningen worden door energie- en/of zorgcoaches gescand op mogelijkheden voor energiebesparing en het toekomstbestendig maken. Doelgroep is de eigen woningbezitter. Het idee is om mensen, via het gemeentelijke werkbedrijf Betere Buren, in energieteams in te zetten om de ‘eenvoudigere’ energiebesparingsmaatregelen te realiseren en -adviezen af te geven. Ook de energie-/zorgcoach(es) wordt gezocht tussen de mensen in de bijstand of met een afstand tot de arbeidsmarkt. Het project omvat een offerteondersteuningstraject voor grotere en meer omvangrijkere maatregelen zoals het isoleren van de woning, dubbel glas, inbouwen van een instapdouche of het verplaatsen van de badkamer naar de begane grond. Ook in het aanbrengen van maatregelen kan ondersteuning worden geleverd. Het project kan uitgevoerd worden met of zonder financieringsmogelijkheden via de gemeente. Hierover moeten nog nadere keuzes worden gemaakt. Het project heeft een looptijd van twee jaar. Partners zijn de Natuur- en Milieufederatie Limburg, Stichting Huiszorg en een nader te benoemen lokale bouwmarkt. Ook middels dit project kan de woningeigenaar volledig worden ontzorgd indien dit gewenst is.
Vereniging Van Eigenaren (VvE´s) In Brunssum zijn circa 90 VvE’s. Een VvE bestaat uit de eigenaren van appartementen en behartigt de gemeenschappelijke belangen. Energiebesparing bij 1.000 koopwoningen In de periode 2016-2020 zal de gemeente met VvE’s in gesprek gaan over maatregelen om energiebesparing te stimuleren. Dit moet bijdragen aan het behalen van de hiervoor al genoemde 17,16 TJ aan energiebesparing. Welke besparing daadwerkelijk te behalen is, is afhankelijk van de nog te maken afspraken met de VvE’s. Zonnepanelen 10% woningbestand VvE’s Daarnaast zal de gemeente in gesprek gaan met VvE’s over het opwekken van duurzame energie via zonnepanelen op de daken van de gebouwen, met als streven 10% van de totale oppervlakte van de daken van de gebouwen met een VvE met zonnepanelen te beleggen. Wat levert deze ambitie op aan energieopwekking: De gemeente spant zich in om 1 TJ aan duurzame energieopwekking te stimuleren.
Koppeling met levensloopbestendigheid woningen Ook het levensloopbestendig maken van woningen is van belang. Bij de uitwerking in concrete projecten wordt indien mogelijk hiermee een koppeling gelegd, bijvoorbeeld door naast een energiescan van de woning, ook een zorgscan aan te bieden. Zo kunnen twee vliegen in een klap worden geslagen.
55 9 Klimaatmonitor 2011, november 2015. 10 PALET 1.0.
Bewoners-/wijkinitiatieven Initiatieven vanuit bewoners of een wijk willen we waarderen, stimuleren en faciliteren. Bestaande initiatieven zoals de Duurzaamheidswinkel Parkstad en Buurkracht zijn belangrijke instrumenten om individuele bewoners of wijkorganisaties te activeren. Deze worden ingezet om inwoners te adviseren over hun mogelijkheden en te stimuleren maatregelen te treffen aan hun woning. Zie ook de paragraaf over Communicatie. Huursector
Sociale huur In Brunssum zijn de volgende woningcorporaties actief: • Wonen Zuid met 610 woningen11; • Wonen Limburg met 275 woningen12; • Weller met 3100 woningen13; • Zo Wonen met 20 woningen14; • WS De Voorzorg 87 woningen15. Convenant energiebesparing in de huursector (2012) Middels dit convenant hebben corporaties afgesproken hun totale bezit naar een gemiddeld energielabel te brengen van: • Label B: afspraak met AEDES en Woonbond; • Label C: afspraak met Vastgoedbelang. Gekoppeld aan deze afspraken, die voortkomen uit het SER Energieakkoord, is de Stimuleringsregeling Energie Prestatie huursector (STEP). Een subsidieregeling die maximaal € 7,5 miljoen beschikbaar stelt per corporatie om hun woningbezit te verduurzamen. Met name de drie corporaties met de meeste woningen, Weller, Wonen Zuid en Wonen Limburg, kunnen een grote rol spelen in de energietransitie in Brunssum. Corporaties lopen hierbij wel tegen enkele knelpunten aan die van invloed zijn op hun mogelijkheden: • De nieuwe/ herziene Woningwet en ‘passend toewijzen’: De meeste corporaties beschikken over een beperkt investeringskapitaal. Zeker met de invoering van de nieuwe Woningwet (2015) en de hieruit voortvloeide regels rondom ‘passend toewijzen’ (waardoor de huurprijzen en hiermee de inkomsten voor de corporaties onder druk komen te staan) zullen corporaties zich de komende jaren terughoudend opstellen jegens niet strikt noodzakelijke investeringen. Investeren in verduurzaming van haar woningbezit zou de corporatie (deels) kunnen terugverdienen met het verhogen van de huurprijzen zonder dat de betaalbaarheid voor de huurder hieronder lijdt. Deze gaat immers weliswaar meer huur maar minder energielasten per maand betalen. Echter, als gevolg van het ‘passend toewijzen’ gelden er grenzen aan de maximale huurprijs die de corporatie voor het grootste deel van haar bezit mag vragen. Investeringen die de corporatie aan de huurders zou willen doorberekenen komen bovenop de huurprijs. Hiermee valt een groter deel van het woningbezit van de corporatie buiten het ‘passend toewijzen’ regime en komen ze in de knel met de wettelijk vastgelegde toewijzingspercentages. • Wettelijke kaders m.b.t. aanbieden van energie: De corporatie zou ervoor kunnen kiezen om zelf zonnepanelen op de daken van haar woningen te leggen en de energie die deze zonnepanelen opwekt aan de huurder te verkopen. De opgewekte energie is gratis voor de corporatie dus rekent zij alleen de investeringskosten door aan de huurder die hiermee goedkoper uit is dan met een conventionele aansluiting op het net. Probleem van deze constructie is echter dat de corporatie hiermee conform de Warmtewet wordt beschouwd als energie-aanbieder en moet gaan voldoen aan de regelgeving die geldt voor energie-aanbieders. Denk hierbij aan de garantie van levering, schadevergoeding bij storing, etc. Een rol en verantwoordelijkheid die de corporaties niet willen en kunnen invullen.
56
11 12 13 14 15
Overzicht bijdrage Wonen Zuid aan het volkshuisvestingsbeleid in de gemeente Brunssum in 2016, Wonen Zuid, oktober 2015. Wonen Limburg, Wha/Pja 2015-096, 28 oktober 2015. Activiteitenoverzicht en bod 2016, Weller, dir/akt/271015, 28 oktober 2015. Gemeente Brunssum; stand 2014. Gemeente Brunssum; stand 2014.
• Demografische ontwikkelingen: Het sterk beperken van nieuwbouw in de regio, met het oog op de zich ontwikkelende krimp van de bevolking, heeft als gevolg dat verduurzaming van de huurwoningvoorraad voor een belangrijk deel doorgevoerd moet worden in de bestaande voorraad. Aanpassingen van bestaande bouw zijn niet alleen relatief veel duurder dan duurzaam nieuw bouwen, het noopt de corporatie tevens tot de afweging of dergelijke investeringen nog wel lonend zijn in de woningen die eigenlijk binnen nu en afzienbare tijd (10- 15 jaar) ‘afgeschreven’ zouden zijn. Aedes (de vereniging van woningcorporaties) en haar leden lobbyen in Den Haag voor verruiming van de regels rondom de huurprijsopbouw met als doel het creëren van de mogelijkheid om een energiecomponent aan de huurprijs toe te mogen voegen zonder dat dit ten koste gaat van de huurprijsbepaling met betrekking tot het passend toewijzen. Tot nu toe heeft deze lobby beperkt resultaat gehad. Op basis van de nieuwe Woningwet worden woningcorporaties geacht mede uitvoering te geven aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en daartoe een bod (een activiteitenoverzicht) uit te brengen dat moet resulteren in wederzijdse prestatieafspraken. Ook huurdersorganisaties zijn hierbij een volwaardige partij. In dit uitvoeringsprogramma zijn de maatregelen uit de prestatieafspraken 2016 overgenomen. Alleen Weller en Wonen Zuid hebben in meer of mindere mate concrete acties in de prestatieafspraken staan: Weller: energetische maatregelen bij 121 woningen Weller zet in op energetische maatregelen bij renovatie van woningen. Het gaat om 121 woningen in De Oude Egge. Daarnaast is € 700.000,- uitgetrokken om de woningvoorraad in Brunssum energiezuiniger te maken. Wat levert deze ambitie op aan energiebesparing: Het is nog niet bekend om welke concrete maatregelen het zal gaan. Daarom kan niet worden doorgerekend wat deze plannen bijdragen aan de ambitie. Wonen Zuid: energetische maatregelen bij 123 woningen Ook Wonen Zuid zet in op energetische maatregelen bij renovatie van woningen. Wonen Zuid zal 123 woningen in Brunssum verduurzamen. Wat levert deze ambitie op aan energiebesparing: 1. Planmatig onderhoud van 18 woningen: gemiddeld 1 labelsprong. Inschatting is 15% reductie op ruimteverwarming: 0,3*(1,716 TJ/100 w)*18 woningen = 0,09 TJ; 2. Renovatie van 28 woningen Spoorstraat: Dakrenovatie met isolatie. Van de 28 woningen in de Spoorstraat hebben er nu 4 een D-label, 18 een E-label en 6 een F-label. De nieuwe labels worden opgesteld zodra de renovatie is opgeleverd. Verwachting is 1 á 2 labelstappen (gemiddeld 1,5 labelstap). De inschatting is dat dit leidt tot 25% reductie op ruimteverwarming: 0,5*(1,716 TJ/100 w) * 28 woningen = 0,24 TJ; 3. Renovatie van 77 woningen Uranusstraat: naar gemiddeld label C: dakrenovatie met isolatie. Van de 77 woningen hebben er 14 een D label, 34 een E-label, 26 een F-label en 3 een G-label. Verwachting is na renovatie gemiddeld op een C-label uit te komen. De inschatting is dat dit leidt tot 25% reductie op ruimteverwarming: 0,5*(1,716 TJ/100 w) * 77 woningen = 0,66 TJ. Zonnig Limburg Wonen Zuid en Wonen Limburg nemen deel aan het provinciale project Zonnig Limburg. Zonnig Limburg is een samenwerkingsverband van 20 Limburgse corporaties dat onder andere met behulp van de provinciale subsidies en gebundelde kennis een aantal constructies aanbiedt aan corporaties en hun huurders om zonnepanelen op de huurwoning te plaatsen. Zonnig Limburg is inmiddels een tweede fase ingegaan. Het verschil in beide fases is (behalve dat het tweede initiatief door 10 corporaties wordt gedeeld in plaats van 20) is dat in de eerste fase de investeringen in
57
zonnepanelen installaties is gedaan door de huurder zelf (met aanvullende subsidie van de provincie Limburg en de corporaties) terwijl in de tweede fase de investering door de verhuurder of corporatie wordt gedaan. Wat levert deze ambitie op aan energieopwekking: Wonen Zuid: de resultaten van de eerste fase voor Brunssum zijn als volgt: in totaal hebben 16 huurders zich aangemeld voor dit project. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een 6-tal plaatsingen van zonnepanelen installaties. De overige 10 bleken óf technisch niet mogelijk (oriëntatie verkeerd c.q. te veel belemmeringen), of te weinig geschikt dakoppervlak, of te duur. Totaal 28 zonnepanelen = 6.720 kWh = 0,024 TJ. In fase 2 zijn er door Wonen Zuid in Brunssum nog geen zonnepanelen installaties gerealiseerd. Wonen Zuid heeft voor het project Zonnig Limburg fase 2 in 2016 breed € 800.000,- begroot en heeft daarbij de ambitie, over in 2016 en 2017 voor heel Wonen Zuid 180 tot 200 zonnepanelen installaties te plaatsen. Hoeveel daarvan in Brunssum gerealiseerd zullen worden is nog niet bekend. Wonen Limburg: tot nu toe op 1 locatie in Brunssum 6 zonnepanelen geïnstalleerd = 1440 kWh = 0,005 TJ. In 2015 is nog weinig aandacht gegeven aan het project om rustig en goed de processen op te starten. In 2016 zullen mensen actiever worden benaderd. Beide corporaties hebben geen ambities in aantallen opgenomen in de prestatieafspraken 2016. 2016 en 2017 worden gezien als overgangsjaren. Op regionaal niveau of in Parkstadverband wordt een nieuwe woonvisie opgesteld, waarin PALET nadrukkelijk een plek dient te krijgen. Ook lokaal wordt in 2016 een nieuwe woonvisie opgesteld, waarin duurzaamheid en/of energie een belangrijke plek moet krijgen. Na vaststelling hiervan moeten de corporaties hier een ‘bod‘ (activiteitenoverzicht) op uitbrengen dat moet resulteren in wederzijdse prestatieafspraken. Op deze wijze krijgt energie als concreet onderwerp een steeds prominentere plek in de prestatieafspraken.
Particuliere huur In Brunssum zijn circa 1.580 woningen in eigendom van particuliere verhuurders16. Het energieverbruik wordt bepaald door de huurder. Voor duurzame energieopwekking (bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen) is toestemming van de eigenaar noodzakelijk. Voor deze doelgroep is in dit programma nog geen specifiek project opgenomen. Deelname aan het Zonnepanelenproject Parkstad is mogelijk, mits de verhuurder als eigenaar van de woning de overeenkomst met de gemeente aangaat. Autonome ontwikkeling sector woningen Een deel van de opgave voor 2020 is ‘al’ gerealiseerd en betreft een autonome ontwikkeling van de woningmarkt. Deze autonome ontwikkeling wordt in PALET 3.0 meegenomen omdat dit effect heeft op het energiegebruik in de regio en specifiek op het energiegebruik in de woningsector. Er worden in PALET 3.0 drie categorieën onderscheiden:
Sloop en nieuwbouw in de periode 2012-2015 De uitgevoerde nulmeting is gebaseerd op cijfers uit 2011. Het energieverbruik van woningen gesloopt in de periode 2012-2015 is daarom in mindering gebracht op de te behalen energiebesparing in 2020. Daarentegen is rekening gehouden met de toevoeging van het energieverbruik van nieuwbouwwoningen17, die normaliter energiezuiniger zijn dan oudere woningen. Het gaat hierbij om zowel koop- als huurwoningen. Rekening houdend met de sloop en nieuwbouw in Brunssum, resulteert dit in een afname van het energiegebruik met 6,76 TJ. Leegstand in de periode 2011-2014 Daarnaast doet zich leegstand van woningen voor, zowel om koop- als in de huursector. Aangenomen wordt dat deze woningen, omdat er geen gebruiker is, veel minder energie gebruiken dan niet-leegstaande woningen. Hierbij is uitgegaan van een verminderd energiegebruik van 75% ten opzichte van het gemiddelde energiegebruik, waarbij de resterende 25% aan energie wordt gebruikt om de woningen vorstvrij te houden. Aan de toe- of afname van leegstaande woningen tussen 2011 en eind 2014 worden TJ’s toegekend. 58 16 Woonmonitor Zuid-Limburg 2014, november 2015. 17 Gegevens afkomstig van de bouw- en sloopprogramma’s gemeente Brunssum periode 2012-2020.
Voor Brunssum komt dit neer op 240 leegstaande woningen18 en een afname van het energiegebruik van 14,56 TJ.
Prognose huishoudensontwikkeling in de periode 2016-2020 Zoals al aangegeven, is de woningmarkt in Parkstad volop in beweging, o.a. veroorzaakt door de effecten van de bevolkingsontwikkeling. Via de regionale woningmarktprogrammering wordt hieraan sturing en invulling gegeven. Prognoses voor de periode 2016-2020 zijn vervat in Progneff 2015, een onderzoek dat elk jaar wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Limburg. Deze prognose biedt een doorkijk in de ontwikkeling van de bevolking en de daarmee gepaard de woningbehoefte tot 2020 en zelfs tot 2050. Hieruit blijkt dat in Brunssum tot 2020 het aantal huishouden zal dalen met 8 stuks19, wat gering is te noemen. Het gaat om 0,42 TJ.
Energiebesparing bij 1.000 koopwoningen Weller: Energetische maatregelen bij 121 woningen Wonen Zuid: Energetische maatregelen bij 123 woningen Autonome ontwikkeling sector woningen
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Brunssum Zonnepanelen 10% woningbestand VvE’s Zonnepanelen woongebouw zorgplein (32 zorgwoningen) Zonnig Limburg
59 18 Woonmonitor Zuid-Limburg 2014, november 2015. 19 Woningbehoefte gemeente Brunssum, CBS Statline en E’til, Progneff 2015.
Sector Publieke Dienstverlening Publieke dienstverlening is de verzamelnaam voor overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publiek belang dienen. Deze sector is goed voor 19% (485 TJ) van het totale energieverbruik in Brunssum. De energierekening van de totale sector is € 4 miljoen per jaar. De sector bestaat uit een aantal subsectoren. Het energieverbruik per jaar is als volgt over deze sectoren verdeeld (in TJ)20:
Figuur 10: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ).
Te zien is dat veel energie gebruikt wordt in de subsectoren Openbaar bestuur, overheidsdiensten, en dergelijke, Overige dienstverlening (waar kerken onder vallen), Gezondheids- en welzijnszorg en Sport en recreatie.
Het reduceren van energieverbruik in deze sector Het reduceren van het huidige energiegebruik in de sector publieke dienstverlening is een maatschappelijke verantwoordelijkheid waarbij de overheden en semioverheden in ieder geval het goede voorbeeld kunnen geven aan inwoners, bedrijven en instellingen door te laten zien dat verduurzaming op termijn loont. Net als in de sector Woningen wordt het huidige energiegebruik in de publieke sector grotendeels bepaald door energie voor ruimteverwarming en elektriciteit, i.c. respectievelijk 40% en 25%. Bij met name de sportaccommodaties speelt het verwarmen van tapwater (douches) een grotere rol en specifiek voor zwembad De Bronspot zijn de kosten voor het verwarmen van het zwemwater. Het energieverbruik voor ruimteverwarming kan worden teruggedrongen door enerzijds gebouwen beter te isoleren en te ventileren en anderzijds de warmteopwekking efficiënter te laten verlopen middels bijvoorbeeld het vervangen van VR-ketels door HR-ketels of het (bij) plaatsen van een warmtepomp. Het energieverbruik van de verlichting verminderen kan met name door het toepassen van led-verlichting en via gedragsverandering worden bewerkstelligd. Het opwekken van duurzame energie in deze sector Manieren om duurzame energie op te wekken op gebouwniveau zijn met de huidige stand van de techniek en ruimtelijke wet- en regelgeving bijna altijd nog beperkt tot het aanwenden van zonne-energie voor de productie van elektriciteit. Op bescheiden schaal kan eventueel warm water uit zonnecollectoren worden gewonnen voor bijvoorbeeld de douches van de sportverenigingen. Eigenaar versus gebruiker Het verduurzamen van gebouwen en hun energiehuishouding heeft niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving, maar heeft ook positieve bedrijfseconomische gevolgen voor de exploitatie van een gebouw. Door het treffen van energiebesparende maatregelen kan de energierekening omlaag en gaat het gebruikscomfort omhoog. De eigenaar van een gebouw (degene die de energetische maatregelen treft of laat treffen) is echter niet altijd de exploitant van het gebouw (degene die profiteert van de lagere energierekening).
60 20 PALET 2.0 - Brunssum.
Dit betekent dat altijd goed gekeken moet worden naar de relatie eigenaar-gebruiker van een gebouw bij het treffen van maatregelen. De volgende ‘smaakjes’ kunnen we onderscheiden: 1. Eigenaar en gebruiker De gemeente Brunssum is eigenaar en exploitant van de gebouwen. De gemeente heeft een directe invloed op de verduurzaming van deze gebouwen. Denk aan: • Bestuurscentrum • Oude raadhuis • Zwembad De Bronspot • Sporthal Rumpen 2. Wel eigenaar, geen gebruiker De gebouwen zijn eigendom van de gemeente, maar worden door ‘derden’ geëxploiteerd. De gemeente zal in overleg met de exploitant het rendement van eventuele investeringen moeten bekijken. Dit zal moeten leiden tot een investerings- en verdienmodel waar beide partijen voordeel uit halen. De gemeente haalt haar ambities op energiegebied en de gebruiker krijgt een lagere energierekening en meer comfort. Denk aan: • Accommodatie Houserveld • Accommodatie In De Struiken • Accommodatie Klingelsberg • Tennispark L.T.C.B. • Diverse schoolgebouwen • Brikke Oave 3. Niet de eigenaar, wel de gebruiker De gemeente huurt het gebouw en is de gebruiker. Bij de huur van nieuwe panden kan de duurzaamheid van het pand of het energielabel als keuzecriterium worden genomen. Goed geïsoleerde panden krijgen dan bijvoorbeeld de voorkeur boven slecht geïsoleerde panden. Bij reeds lopende huur kan de gemeente in gesprek treden met de eigenaar over het treffen van energetische maatregelen. Als gebruiker heeft de gemeente wel invloed op energiebesparingsmogelijkheden zoals het eigen gedrag. Denk aan: • Locatie Boschstraat, afdeling beheer gemeente Brunssum 4. Niet de eigenaar, geen gebruiker Het gaat om gebouwen die wel een publieke functie hebben, maar die zowel in eigendom zijn als geëxploiteerd worden door ‘derden’. De gemeente heeft geen rechtstreekse invloed op de verduurzaming van deze gebouwen. De gemeente kan wel in gesprek treden met de eigenaren, om te adviseren en te stimuleren. Denk aan: • Kerken • Zorginstellingen van bijvoorbeeld Cicero, Meander, Radar • Peuterspeelzalen • Atrium • Politiebureau • JFC Headquarters
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 485 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 238 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 302 TJ.
61
Speerpunten In deze sector vallen ziekenhuizen, zorgcentra, scholen, de gemeentelijke gebouwen, gemeenschapshuizen, sportcentra en dergelijke. Zelf het voorbeeld geven is van groot belang. Daarom wordt het gemeentelijk vastgoed stap voor stap verduurzaamd. Ook de zichtbaarheid van maatregelen in deze fase van de energietransitie is van groot belang. Hier gaat een stimulerende werking van uit en het bevordert bewustwording. Daarom wordt ingezet op zonnepanelen op de gemeentelijke gebouwen en op sportaccommodaties. Ook is bewustwording en het treffen van maatregelen op scholen wenselijk. De scholieren zijn immers de volwassenen van de toekomst. Door jong in aanraking te komen met het belang en het effect van energiebesparing ‘verinnerlijkt’ dit sneller, met andere woorden: wordt het ‘gewoon’. Verder vormt lastenverlichting van sportverenigingen die gebruik maken van gemeentelijke accommodaties een speerpunt. De kosten voor het energieverbruik maken een aanzienlijk deel uit van de totale lasten van een vereniging. Tenslotte richten we ons op zorgcentra, vanwege het hoge energieverbruik. De gemeente ontzorgt de andere partijen zoveel en waar mogelijk. Voor de gehele sector wordt ingezet op de volgende 3 speerpunten: 1. Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; 2. Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; 3. De implementatie van energiemaatregelen. Uitvoering
Mogelijk project en/of regeling
Voorlichting en bewustwording
• • •
Gesprek met eigenaar of gebruiker Instrueren personeel Energiescan + advies
• • • • •
Duurzaamheidswinkel Parkstad Energiescan gebouwen RUD (pilot zorgcentra) Energieke scholen (educatief) Zon op School (educatief)
Energiebesparing
• • •
•
• • • • •
Installatie opnieuw inregelen Vervangen verlichtig met led Vervangen veldverlichting met led (eventueel m.b.v. subsidieprogramma overheid) Vervangen CV-ketel of installatie Installeren WTW-installatie Spouwmuur-,dak- en vloerisolatie (Drie)dubbel glas Tochtstrips en/of verwarmingsfolie, e.d.
• • •
Subsidieregeling verduurzaming sportverenigingen Programma “frisse scholen” Activiteitenbesluit (EPC=0) Green deals
Energieopwekking
• • •
Plaatsen van zonnepanelen Plaatsen van zonneboilers Plaatsen van pellet-kachels
• • •
Zonnepanelenproject Parkstad Postcoderoosregeling SDE+ -subsidie
Totaal pakket
Een gebouw in één keer aanpakken
• •
ESCo’s Duurzaamheidslening Provincie
Figuur 11: Weergave van mogelijke maatregelen. De tabel bevat een selectie van mogelijkheden. Duurzaamheid staat hoog op de politieke maar ook de economische agenda. Er worden dan ook wekelijks nieuwe producten ontwikkeld, zowel door de overheid als door marktpartijen.
62
Projecten Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven welke projecten of activiteiten er specifiek per subsector kunnen worden uitgevoerd in de periode 2016-2020. Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen Onder deze subsector vallen diensten als de gemeente, politie, brandweer, Defensie, etc. Openbare verlichting op led Een reeds lopend gemeentelijk project is het overgaan van de openbare verlichting op led-verlichting. De openbare verlichting in de gemeente Brunssum omvat circa 5.900 masten en 6.100 armaturen. De vervangingstermijn voor de masten bedraagt 40 jaar en voor de armaturen 20 jaar. De conventionele armaturen worden op de natuurlijke momenten vervangen door led. De armaturen gaan gemiddeld 20 jaren mee, dat betekent dat de gemeente over 20 jaar helemaal om is. In de periode 2016-2020 worden naar verwachting 1.200 armaturen vervangen. Een mogelijkheid is ook om de volledige vervanging versneld te doen. Wat levert het project op aan energiebesparing: Afhankelijk van de ontwikkelingen ten aanzien van led, verbruikt een ledlamp 25 tot 30% minder energie dan conventionele armaturen. De uiteindelijk te behalen energiebesparing wordt uiteraard beïnvloed door het aantal masten op enig moment (toename of afname in toekomst). Het huidige verbruik is 1.033.182 kWh. De verwachte, geraamde energiebesparing is 25-30%. Besparing per armatuur (uitgaande van besparing van 25%) = 42,34 kWh per jaar (1.033.182/4/6.100). De verwachte energiebesparing over 2016-2020 is dan 1.200*42,34 kWh = 50.812,226 kWh per jaar = 0,47 TJ Van de 6.100 armaturen zijn reeds 638 conventionele armaturen vervangen door led. Reeds bespaard: 638*42,34 = 27.012,92 kWh per jaar = 0,25 TJ. Totale besparing is 0,72 TJ. In 2016 wordt verder gestart met: Verduurzaming gemeentelijke gebouwen De gemeente spant zich in om in 2020 8% van de gemeentelijke gebouwen te hebben verduurzaamd. Gestart wordt met het uitvoeren van energiescans per gebouw. Hieruit zal blijken wat de sterke en zwakke punten van een gebouw zijn, op welke wijze bespaard kan worden en/of wellicht het opwekken van energie een verstandige optie is. Verduurzaming van vastgoed is maatwerk. Terugverdientijden zijn niet standaard en verschillen per gebouw en per maatregel. Per gebouw zal daarom een maatwerkadvies moeten worden opgesteld. Wat levert deze ambitie op aan energiebesparing en/of energieopwekking: De ambitie om in de periode 2016-2020 8% van de gemeentelijke gebouwen te verduurzamen, komt overeen met 8,35 TJ aan energiebesparing. Pas als duidelijk is welke maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd gaan worden, kan berekend worden wat dit concreet oplevert aan energiebesparing en eventueel opwekking. Verduurzaming gebouwen / terreinen JFC Headquarters en USAG De gemeente gaat het gesprek aan met de eigenaar (het Rijksvastgoedbedrijf) en de gebruikers/huurders over de mogelijkheden om energetische maatregelen te treffen op het terrein van de voormalige POMS-site en JFC Headquarters. Denk bijvoorbeeld aan het potentieel voor zonnepanelen op de daken van de enorme loodsen op de voormalige POMS-site.
63
Wat kan deze ambitie opleveren aan energiebesparing en/of energieopwekking: Met gebruikmaking van de Zonnekaart Limburg21 is bekeken wat de potentie is van de daken op het terrein van JFC HQ voor zonne-energie: de gebouwen met meeste potentie kunnen in totaliteit 500 zonnepanelen plaatsen. 500 zonnepanelen = 120.000 kWh = 0,43 TJ. Of de daken daadwerkelijk geschikt zijn (bijvoorbeeld constructief) blijkt uiteraard pas uit verder onderzoek. Ter plekke bevindt zich ook een zwembad waar wellicht een flinke besparing is te behalen. Daarnaast betreft het gebouwen die wellicht ook flink te verbeteren zijn. De huidige stand van zaken is echter niet bekend. Er is dan ook geen ambitie geformuleerd op het gebied van energiebesparing. Hierover zal in gesprek worden gegaan met JFC Headquarters en het Rijksvastgoedbedrijf. Op de voormalige POMS-site aan de Kranenpool ligt een groot aantal loodsen met een groot dakoppervlak. Op een deel van dit terrein heeft United States Army Garrison (USAG) plannen om zich te vestigen. Er zijn reeds plannen voor het plaatsen van zonnepanelen. Op het dak van de overige loodsen is wellicht ook potentie voor zonnepanelen. Hierover zal het gesprek aangegaan moeten worden met het Rijksvastgoedbedrijf. Op het terrein aan de Kranenpool gaat het om 14 loodsen met, op basis van de Zonnekaart Limburg22, ruimte voor 1.325 zonnepanelen = 318.000 kWh = 1,14 TJ. Onderwijs Verduurzaming basisscholen In de periode 2016-2020 spant de gemeente zich in om de verdere verduurzaming van de basisscholen via energiebesparing en energieopwekking te stimuleren. Hiertoe zal de gemeente, samen met de regio, het initiatief nemen en het gesprek aangaan met de onderwijsstichtingen Innovo en Movare om uiteindelijk tot afspraken te komen. De gemeente zal individueel het gesprek aan moeten gaan met de directie van de gereformeerde Basisschool Benjamin. In Brunssum zijn 11 basisscholen aanwezig, gelegen op 9 locaties. Innovo is het bevoegd gezag van 1 school in Brunssum, gereformeerde Basisschool Benjamin is zelfstandig en de overige scholen zijn van Movare. De insteek is om de scholen zoveel mogelijk te ontzorgen. Wat kan deze ambitie opleveren aan energiebesparing en/of energieopwekking: Wat betreft energiebesparing stuurt de gemeente aan op het realiseren van een reductie van 8% in de periode 2016-2020. Vanuit de analyse uit PALET 2.0 is gebleken dat de subsector Onderwijs 18 TJ aan energie verbruikt. Als uitgangspunt voor 2040 is gesteld om zo’n 49% te besparen in de gehele sector Publieke dienstverlening. Dit betekent dat in 2040 8,82 TJ in de subsector Onderwijs kan worden bespaard. 8% is dan: 18 TJ * 0,49 *0,08 = 0,71 TJ. Zonnepanelen basisscholen Wat betreft het opwekken van duurzame energie is wederom op basis van de Zonnekaart Limburg een eerste inschatting gemaakt van de potentie van de daken voor zonnepanelen. Twee locaties zijn al voorzien van zonnepanelen:
Zonnepanelen Bs. Benjamin Gereformeerde Basisschool Benjamin heeft eind 2013 op eigen initiatief zonnepanelen laten installeren op het schoolgebouw: 58 zonnepanelen = 13.920 kWh = 0,05 TJ. Zonnepanelen BMV Treebeek Ook op de in 2015 gerealiseerde nieuwbouw van de BMV Treebeek liggen zonnepanelen: 170 zonnepanelen = 40.800 kWh = 0,15 TJ.
64 21 www.limburg.zonnekaart.nl. 22 www.limburg.zonnekaart.nl.
Op de daken van de overige 7 locaties kunnen, op basis van de Zonnekaart, in potentie in totaal 2.500 zonnepanelen geplaatst worden. De gemeente wil zich inspannen om de scholen te stimuleren hiervan de helft in de periode 2016-2020 te realiseren. Het gaat dan om 1.250 panelen = 300.000 kWh = 1,08 TJ. Gezondheids- en welzijnszorg In deze subsector bevinden zich de zorgcentra, het zorgplein, de peuterspeelzalen, de kinderdagverblijven, de huisartsen-, fysio-, tandarts- en overige gezondheidsgerelateerde praktijken, zorgboerderijen, begeleid wonen locaties, ed. Partijen waar het gesprek mee moet worden aangegaan over verduurzaming van het vastgoed zijn onder meer Mondriaan, Cicero, CMWW, Radar en St. Humanitas. Reeds lopende of gerealiseerde projecten zijn: Verduurzaming zorgcentra De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) is in 2015 gestart met het project ‘Zorginstellingen’. De zorgcentra in de gemeente worden of zijn bezocht door een toezichthouder van de RUD, gespecialiseerd in energie. Bij dit bezoek wordt de potentiële energiebesparing in kaart gebracht. Op basis van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is het bedrijf verplicht om maatregelen te nemen die binnen vijf jaren terug te verdienen zijn. Hierop wordt vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. Dit project maakt deel uit van het Projectplan Energiebesparingsaanpak bedrijven wat op 25 februari 2015 door de RUD is vastgesteld. Via een branchegerichte aanpak zullen bedrijfsbezoeken worden uitgevoerd waarbij met specialistische kennis van zaken gekeken wordt naar energiebesparingsmogelijkheden. Het grootste besparingspotentieel blijkt te liggen bij de subsectoren industrie, kantoren, gezondheidszorg, supermarkten, MKB bedrijven en landbouw. Gestart is met een pilotproject gericht op de zorginstellingen. Wat kan dit project opleveren aan energiebesparing en/of energieopwekking: De RUD raamt de mogelijke energiebesparing bij de Brunssumse zorginstellingen op minimaal 160.000 kWh en minimaal 55.000 m3 gas per jaar. Dit is respectievelijk 1,47 TJ en 1,93 TJ, in totaal aldus 3,4 TJ. Nieuwbouw Zorgplein / ‘MIJN Centrum voor Medische zorg’ In 2016 wordt het nieuwe zorggebouw op het zorgplein ‘Mijn’ in gebruik genomen. Een nieuw gebouw voegt uiteraard extra energieverbruik toe aan het totale energieverbruik in de gemeente. Dit gebouw is echter zo energiezuinig mogelijk ingericht middels een warmtepomp ‘full electric’. Ook komen er 482 zonnepanelen op het dak. Wat levert dit project op aan energiebesparing en/of energieopwekking: In de nieuwbouw van het zorggebouw is een warmtepomp full electric toegepast. Dit is een airco installatie welke het gebouw volledig kan verwarmen. Hierdoor wordt een CV-installatie overbodig en kan in de zomerperiode een temperatuurgarantie afgegeven worden. Het gebouw wordt voorzien van een VRF-systeem met een thermisch vermogen van ca. 160 kW. Met deze installatie is het mogelijk om te voorzien in de gehele verwarmingsbehoefte van het gebouw. Energieverbruik na toepassing maatregel: • Thermisch energieverbruik: 0 m3 aardgas per jaar; • Elektrisch energieverbruik: 283.659 kWh per jaar. Ten opzichte van een conventionele installatie wordt op het energieverbruik 19% bespaard. 283.659 kWh per jaar = 2,61 TJ aan energieverbruik. Dit verbruik wordt toegevoegd aan het energieverbruik in de gemeente en moet dus worden opgeplust. Daarnaast zijn of worden op het zorggebouw 482 zonnepanelen geplaatst = 115.680 kWh = 0,42 TJ aan energieopwekking.
65
Sport en recreatie In deze subsector vallen de sportaccommodaties, het zwembad, de sportvelden, de sportverenigingen en -clubs, pretparken, kermisattracties, et cetera. De gemeente wil in de periode 2016-2020 de mogelijkheden onderzoeken tot: Zonnepanelen gemeentelijke (sport)accommodaties Het plaatsen van zonnepanelen op de accommodaties Houserveld, Sportpark In de Struiken, Sportpark Klingelsberg, Tennispark Brunssum en het gebouw van Scouting St. Willibrordus. Deze accommodaties zijn in eigendom van de gemeente. Het energieverbruik komt echter ten laste van de verenigingen die er gebruik van maken en vormt een groot deel uit van de totale kostenpost. De verenigingen zijn respectievelijk BSV Limburgia, SV Langeberg, SV De Leeuw, Tennisclub LTC Brunssum en Scouting St. Willibrordus. Wat kan dit project opleveren aan energieopwekking: Uit vooronderzoek blijkt dat zonnepanelen op 5 panden in potentie 139.000 kWh kan opleveren = 0,5 TJ.
Zonnepanelen zwembad de Bronspot Het plaatsen van zonnepanelen op zwembad de Bronspot. Het verwarmen van het water en de ruimte vereist zeer veel energie. De gemeente is eigenaar van het gebouw. Ook komt het energieverbruik voor rekening van de gemeente. Wat kan dit project opleveren aan energieopwekking: Uit onderzoek blijkt dat het dak in potentie geschikt is voor (circa) 400 zonnepanelen = 96.000 kWh = 0,35 TJ.
Zonnepanelen Sporthal Rumpen Het plaatsen van zonnepanelen op Sporthal Rumpen. De gemeente is eigenaar van het gebouw. Ook komt het energieverbruik voor rekening van de gemeente. Wat kan dit project opleveren aan energieopwekking: Uit onderzoek blijkt dat het dak in potentie geschikt is voor (circa) 400 zonnepanelen = 96.000 kWh = 0,35 TJ. Cultuur In deze subsector valt de bibliotheek, de muziekschool, cultureel centrum Brikke Oave, Fair Play Casino, kunstgaleries en expositieruimtes, stichtingen/verenigingen/clubs op gebied van beoefenen van podiumkunsten, dienstverlening voor uitvoerende kunst, et cetera (denk bijvoorbeeld aan de harmonie, zangkoren) maar ook monumentenzorg (denk bijvoorbeeld aan St. Behoud Kerkje Merkelbeek). In 2016 wordt gestart met: Zonnepanelen Brikke Oave Onderzoek naar het plaatsen van zonnepanelen op de nieuwe Brikke Oave. Het gebouw is in eigendom van de gemeente en de energielasten worden gedragen door de exploitant. Wat kan dit project opleveren aan energieopwekking: Uit een eerste verkenning23 blijkt dat het dakoppervlak in potentie geschikt is voor het plaatsen van 270 zonnepanelen met een opbrengst van 62.100 kWh = 0,22 TJ. Overige dienstverlening inclusief Religies en Belangenorganisaties Tot deze subsector behoren zeer diverse bedrijven en instellingen/instituten zoals de kerken, hobbyclubs, bedrijven op het gebied van uitvaartverzorging, wellness, bedrijven die zich bezig houden met reparatie van computers, schoenen en uurwerken, wasserijen, kapsalons, et cetera. In de periode 2016-2020 zijn geen projecten of activiteiten voorgenomen.
66 23 Luxpark, Onderzoek PV gemeentelijke gebouwen Brunssum, 2 februari 2016.
Openbare verlichting op led Verduurzaming gemeentelijke gebouwen (8%) Verduurzaming gebouwen/terreinen JFC Headquarters en USAG Verduurzamen basisschool (8%) Verduurzaming zorgcentra (RUD) Nieuwbouw Zorgplein (482 zonnepanelen)
Verduurzaming gebouwen/terreinen JFC Headquarters en USAG Zonnepanelen basisscholen (1480 zonnepanelen) Nieuwbouw zorgplein (482 zonnepanelen) Zonnepanelen gemeentelijke (sport)accommodaties Zonnepanelen Brikke Oave (270 zonnepanelen)
67
Sector Commerciële Dienstverlening De commerciële sector verbruikt 13% (328 TJ) van het totale Brunssumse energieverbruik. Dit kost de sector circa € 2,8 miljoen per jaar. Het gaat dan met name om horeca, winkels en kantoren. Het energieverbruik (in TJ) is als volgt verdeeld over de verschillende subsectoren24:
Figuur 12: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ).
Te zien is dat vooral de detailhandel veel energie verbruikt. Ook het aandeel van de kantoren van makelaardijen, financiële instellingen en adviesbureaus en de horeca valt op. Hier zitten grotere verbruikers (met grote bedrijfshallen) tussen als de supermarkten, de euregiobazaar, De Parel en AIM BV.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 328 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 161 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 792 TJ (gecombineerd met sector industrie en energie). Speerpunten Voor de gehele sector wordt ingezet op 4 speerpunten: • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; • De implementatie van energiemaatregelen; • Toezicht en handhaving op de verplichte maatregelen. Eigenaar versus gebruiker Net als in de sectoren Woningen en Publieke Dienstverlening speelt het eigendom van de panden een belangrijke rol. Daar waar het pand eigendom is van de gebruiker vormt het financieel voordeel uit te treffen maatregelen een stimulans om te investeren. Huurt de gebruiker het pand, dan ligt het wat ingewikkelder en dan zal deze bijvoorbeeld afspraken moeten maken met de eigenaar over het terugvloeien van financieel voordeel via bijvoorbeeld een huurverhoging.
68 24 PALET 2.0 - Brunssum.
Aanpak Toezicht en handhaving De gemeente heeft op basis van de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten en regelingen een wettelijke toezichtstaak op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Zo moeten bedrijven voldoen aan de energiebesparingsvereisten uit het Activiteitenbesluit. Tijdens de reguliere (milieu)controles bij bedrijven door medewerkers van toezicht en handhaving wordt meer aandacht gevraagd voor het aspect energiebesparing. Met zogenaamde ‘erkende maatregellijsten’, die zijn voortgevloeid uit het Energieakkoord, wordt het gemakkelijker voor een bedrijf om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De voorkeur heeft het om primair een stimulerend spoor gericht op bewustwording in te zetten. Een tweede spoor van een mogelijk handhavingstraject is niet uit te sluiten, maar heeft uiteraard niet de voorkeur. Vanuit de regionale uitvoeringsdienst (RUD Zuid-Limburg) is een apart project gestart om extra aandacht te besteden aan energiehandhaving bij bedrijven in het kader van afspraken in het Energieakkoord. Hierbij zijn beide sporen van stimulering en toezicht en handhaving het uitgangspunt. Het project van de RUD Zuid -Limburg besteedt tevens aandacht aan kennisopbouw bij de handhavers van de gemeente. Als pilot worden in 2016 de zorginstellingen bezocht. Bewustwording stimuleren en energiescans Bovenop de ‘erkende maatregelen’ is vaak meer energiebesparing mogelijk. Een bedrijf kan daar vrijwillig voor kiezen maar dit kan niet worden afgedwongen door een toezichthouder. Het stimuleren van de bewustwording is en blijft daarom van belang. Voor veel ondernemers staat het onderwerp energie niet hoog op de agenda. Met name de kleine ondernemers zijn bezig om het hoofd boven water te houden waardoor zij zich vooral op hun corebusiness concentreren. Het is voor ondernemers dan ook belangrijk om inzicht te krijgen in hun energieverbruik en de kansen om hier op te besparen. Hiervoor worden energiescans ingezet. Korte terugverdientijden en ontzorging zijn sleutelwoorden voor een succesvolle aanpak. Daarnaast hebben we bij de detailhandel te maken met grote landelijke ketens die centraal aangestuurd worden. Deze groep is moeilijker in beweging te krijgen. Hiervoor zal regionaal of landelijk het gesprek aangegaan moeten worden. Binnen de sectoren groothandel, detailhandel, automotive, horeca en financiële dienstverlening zijn met name koeling, verlichting en ruimteverwarming belangrijke energievragers.
Projecten Hieronder wordt beschreven welke projecten of activiteiten er mogelijk zijn in de periode 2016-2020: Implementatie van energiebesparingsmaatregelen Samen met de sector(en) c.q. de diverse ondernemersverenigingen projecten initiëren. Alleen al vanuit praktisch oogpunt kunnen niet alle sectoren of bedrijven tegelijkertijd worden benaderd. Er wordt een selectie gemaakt op basis van energieverbruik (grootverbruikers) of wanneer een bedrijf zich op eigen initiatief meldt. De grootste of meest energie-intensieve bedrijven uit een sector worden bezocht en met hen wordt gesproken over het energieverbruik, kansen om te besparen, potentie voor duurzame energieopwekking, eigen intenties, bedreigingen en belemmeringen en hun voorbeeldrol. Zonnepanelen op bedrijven Daarnaast wordt ingezet op het verduurzamen van bedrijventerreinen door bijvoorbeeld de betreffende ondernemers met grote bedrijfshallen en dus veel dakoppervlak te stimuleren zonnepanelen op de daken te leggen. Bij een eventueel overschot aan energieproductie kunnen ook omwonenden van energie worden voorzien bijvoorbeeld via de Postcoderoosregeling. Samen met bedrijfsverenigingen en branches kunnen gericht projecten worden geïnitieerd die ondernemers kunnen helpen bij de aanschaf van bijvoorbeeld ledverlichting, isolerende maatregelen aan het pand of een energetische verbetering van de ruimteverwarming.
69
Hierbij zal getracht worden om een aanbod te doen dat zowel technisch, organisatorisch als financieel laagdrempelig is voor ondernemers. Ook hier kan gestart worden met het laten uitvoeren van energiescans zodat duidelijk wordt waar de kansen liggen. De gemeente stimuleert en faciliteert de ondernemer zoveel mogelijk. MKB bedrijven met een zogenaamde kleinverbruikersaansluiting, dus een aansluiting kleiner dan 3x80 Ampère, kunnen eveneens deelnemen aan het Zonnepanelenproject Parkstad. Zie hierover ook de paragraaf sector Woningen. Met name organisaties als Bedrijven Terreinen Management Parkstad (BTM), Ondernemend Parkstad Limburg (OPL), het KIDB, MKB Parkstad en diverse andere ondernemersverenigingen moeten een sterke rol krijgen bij het ontwikkelen en uitrollen van producten en acties. Wat kunnen deze activiteiten bijdragen aan energiebesparing en/of energieopwekking: Wat betreft energiebesparing houden we voor deze sector vast aan de ambitie om in de periode 2016-2020 8% energie te besparen. Dat komt neer op een ambitie van 13 TJ. Wat betreft duurzame energieopwekking laat een eerste grove inschatting op basis van de Zonnekaart Limburg25 zien dat als twee bedrijventerreinen van zonnepanelen worden voorzien zo’n 6,3 TJ zou kunnen opleveren. Het beleggen van een aantal daken van de grotere winkelpanden met zonnepanelen kan 6 TJ opleveren.
70 25 www.limburg.zonnekaart.nl.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Zonnepanelen op bedrijven
71
Sector Industrie en Energie De sector industrie en energie is voor een relatief beperkt deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Brunssum, namelijk 6% (147 TJ). Dit kost de sector € 1,2 miljoen per jaar. Binnen deze sector verbruikt de Voedings- en genotmiddelenindustrie de meeste energie, namelijk 37% van het totaal26. Hieronder vallen de bakkerijen, waaronder Vandemoortele. Het energieverbruik (in TJ) is als volgt verdeeld over de verschillende subsectoren27:
Figuur 13: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ).
Een belangrijke belemmering bij de aanpak van energiebesparing en duurzame opwekking in deze sector vormen de lage energieprijzen die hier gelden. De energiebelasting wordt om economische of concurrentie redenen door de Rijksoverheid bewust laag gehouden. Het is zelfs zo dat hoe groter het verbruik, hoe lager de totale energieprijs is. De terugverdientijd op investeringen wordt hierdoor ook vele malen langer, zeker in vergelijking met de publieke sector en kleinverbruikers. Hierdoor is er voor grote industriële bedrijven weinig aanleiding om tot actie over te gaan.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 147 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 34% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 50 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 792 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Speerpunten De speerpunten voor deze sector zijn dezelfde als beschreven in de vorige paragraaf over de sector commerciële dienstverlening. Voor de gehele sector wordt ingezet op 4 speerpunten: • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; • De implementatie van energiemaatregelen; • Toezicht en handhaving op de verplichte maatregelen.
72 26 PALET 2.0 - Brunssum. 27 PALET 2.0 - Brunssum.
Projecten De aanpak voor de sector industrie en energie is gelijk aan de aanpak van de sector commerciële dienstverlening. Met behulp van algemene maatregelen ten behoeve van energie-efficiencyverbetering uit het Energieakkoord en specifieke convenanten (MJA3 en MEE28), zoals het Ministerie van Economische Zaken die met industriële bedrijven is overeengekomen, is een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar. Om dit te realiseren zullen zoveel mogelijk bedrijven moeten worden aangemoedigd om toe te treden tot de MJA3- en MEEconvenanten om daarmee een effectiever en efficiënter gebruik van hun energie te organiseren. Aan de hand van de routekaarten zoals die zijn opgesteld door de brancheorganisaties, kan iedere industriële onderneming zijn eigen, op maat gemaakte energie-efficiencyplan opstellen. Het doorvoeren van energiebesparingen in de industrie is echter niet eenvoudig en verschilt bovendien per branche. Dit hangt in sterke mate af van de inrichting van het productieproces en daarmee de technische haalbaarheid van de maatregelen. Om de aanwezige potentie voor energiebesparing te realiseren, is het van groot belang met de industriële ondernemingen in gesprek te gaan en per bedrijf te bezien of en zo ja welke besparingen concreet mogelijk zijn29. Wat kunnen deze activiteiten bijdragen aan energiebesparing en/of energieopwekking: Implementatie van energiebesparingsmaatregelen Wat betreft energiebesparing houden we voor deze sector vast aan de ambitie om in de periode 2016-2020 8% energie te besparen. Dat komt neer op een ambitie van 4 TJ. Zonnepanelen op bedrijven Wat betreft duurzame energieopwekking laat een eerste grove inschatting op basis van de Zonnekaart Limburg30 zien dat als twee bedrijventerreinen van zonnepanelen worden voorzien zo’n 6,3 TJ zou kunnen opleveren. Het beleggen van een aantal daken van de grotere winkelpanden met zonnepanelen kan 6 TJ opleveren.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Zonnepanelen op bedrijven
28 Meerjarenafspraken energie efficiëntie MJA3 en MEE zijn overeenkomsten tussen overheid en bedrijven, instellingen en gemeenten. in Brunssum valt Steenfabriek Poriso van Wienerberger BV onder de MJA3. Er zijn geen Brunssumse bedrijven die meedoen aan MEE. MEE is voor ETS-bedrijven. MJA voor niet-ETS bedrijven (ETS = CO2 emissiehandel). 29 PALET 2.0 - Brunssum. 30 www.limburg.zonnekaart.nl.
73
74
9.1.4
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer De sector infrastructuur, verkeer en vervoer omvat zo’n 13% (352 TJ) van het totale energieverbruik. Dan gaat het om een jaarlijks verbruik van circa 4,8 miljoen liter benzine, 3,2 miljoen liter diesel en 0,3 miljoen liter LPG. Dat kost de Brunssummers € 12,6 miljoen per jaar. Energiebesparing is in deze sector merendeels afhankelijk van ontwikkelingen waar de gemeente weinig invloed op heeft zoals innovaties en ontwikkelingen in elektrisch rijden. Toch is door een geleidelijke implementatie van nieuwe ontwikkelingen, gedragsverandering en een vergaande elektrificatie van het personenvervoer een besparing van 27% mogelijk in 2040.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector infrastructuur, verkeer en vervoer is 352 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 95 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 193 TJ. Speerpunten De gemeente zet in op het stellen van kaders waar nodig of wenselijk, op stimuleren en zelf het goede voorbeeld geven. Projecten Regionaal mobiliteitsplan We sluiten aan bij het regionale mobiliteitsbeleid zoals dit is beschreven in het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 2011-2020 (RVVP) van Parkstad. Eén van de doelen van het RVVP is dat het regionale openbaar vervoer beter moet kunnen concurreren met het autoverkeer door intensivering en kwaliteitsverbetering van het aanbod en toename van de vraag. Als uitwerking van het RVVP is een Actieplan Fiets opgesteld met daarin maatregelen voor fietsinfrastructuur, onveilige locaties, fietsparkeren, fietsbewegwijzering en fietspromotie. Verder wordt het gebruik van elektrische voertuigen gestimuleerd. Goede laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen Er is in regionaal verband een handboek in ontwikkeling waarin de (beleids)kaders voor het aanleggen van laadinfra worden beschreven. De gemeente stelt op basis hiervan beleid op dit gebied vast. Een verbetering en/of uitbreiding van de laadinfra stimuleert het aandeel elektrische voertuigen binnen Brunssum (nu zes openbare laadpunten op drie locaties). Verduurzaming eigen wagenpark Onderzocht wordt hoe het eigen wagenpark te verduurzamen is. Dat maakt nu volledig gebruik van fossiele brandstoffen. Een mogelijkheid hiertoe is deelnemen aan een e-carsharing project bijvoorbeeld via de Stichting Limburg Elektrisch. Deze stichting stelt elektrische (deel)voertuigen beschikbaar waarmee Limburgse organisaties praktijkervaring kunnen opdoen. Wat kunnen deze activiteiten bijdragen aan energiebesparing en/of energieopwekking: Wat betreft energiebesparing houden we voor deze sector vast aan de ambitie om in de periode 2016-2020 8% energie te besparen. Dat komt neer op een ambitie van 7,6 TJ. Duurzame energie bij de Buitenring Zuyd Hogeschool/Centre of expertise NEBER heeft in opdracht van Stadsregio Parkstad Limburg een onderzoek31 uitgevoerd voor de toepassing van zonne-energie bij de Buitenring. Er is onderzoek gedaan naar zonnepanelen in het wegdek (‘PV-zonneweg’), als zonne-akkers en in geluidschermen, en naar asfaltcollectoren en verticale collectoren in geluidsschermen.
75 31 Zuyd Hogeschool – Centre of expertise NEBER, Buitenring Parkstad Limburg. Potentie-onderzoek duurzame energieopwekking, januari 2015.
Onderzocht is welke delen van de weg geschikt zijn voor de toepassing van deze zonne-energie technieken. Onderzocht is waar het haalbaar is om deze technieken toe te passen en wat het beschikbaar oppervlak is. Voor de gebieden met de meest potentie is een kosten-baten analyse opgezet. Geconstateerd wordt dat er langs de Buitenring een drietal potentiële gebieden zijn voor de toepassing van zonnepanelen in geluidschermen. Eén daarvan in de gemeente Brunssum. De uitvoering van de Buitenring is echter in volle gang, en de kans wordt niet groot geacht dat de realisatie van zonne-energie nog wordt meegenomen. Wel is het mogelijk om later te kijken welke mogelijkheden er nog zijn. Wat kunnen deze activiteiten bijdragen aan energiebesparing en/of energieopwekking: Voor de gemeente Brunssum betekent dit een potentie van 329.105 kWh = 1,185 TJ32.
Uitvoeren regionaal mobiliteitsbeleid, bewustwording stimuleren en een goede laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen realiseren
76 32 Centre of expertise NEBER.
Duurzame energie bij de Buitenring
Sector Overig (landbouw en onbekend) Van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente Brunssum is het aandeel van de sector overig (afgerond) 2% (52 TJ)33.
Figuur 14: Aandeel energiegebruik sector overig (in %).
Onder de sector overig vallen landbouwbedrijven en aanverwante bedrijven. Binnen Brunssum gaat het dan om een melkveebedrijf en een manege. Het volgende is dan ook niet verbazingwekkend: CBS-cijfers over 2014 laten zien dat het aandeel van de landbouw in Brunssum minimaal is. De gemeente Brunssum staat landelijk op plek 365 van de 376 gemeenten qua elektriciteitsverbruik met 75.000 kWh in 2014 (0,69 TJ). Daarnaast zijn in de sector overig de eventuele nog resterende bedrijven opgenomen, die niet onder een specifieke sector zijn onder te brengen. Vanwege het minimale aandeel is deze sector, zowel voor wat de besparings- als de opwekkingsmogelijkheden betreft, in het gemeente specifieke potentierapport PALET 2.0 buiten beschouwing gelaten. Gezien het energieverbruik binnen deze sector zijn in dit uitvoeringsprogramma geen activiteiten opgenomen met betrekking tot energiebesparing. In het geval zich iemand meldt met plannen in deze sector, zal de gemeente indien nodig en mogelijk medewerking verlenen. Voor duurzame energieopwekking wordt verwezen naar de paragrafen Zon en Wind.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector Overig is 51 TJ. Het potentieel aan energieopwekking is 319 TJ in de periode 2016-2040.
77 33 PALET 2.0 - Brunssum.
78
Zon Uit de energiepotentiestudie voor Brunssum, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente een behoorlijke potentie is voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie:
Figuur 15: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Brunssum34.
De potentie voor zonne-energie wordt niet alleen bepaald door zonnepanelen of zonnecollectoren op daken, maar ook door kansen voor grootschalige grondgebonden zonnepanelen-installaties (‘zonne-akkers’). Niet ieder dak is (even) geschikt voor zonne-energie. Niet iedereen heeft een eigen dak of wil zonnepanelen op het eigen dak. De oplossing hiervoor kan gevonden worden in de aanleg van grootschalige grondgebonden zonne-akkers, met andere woorden percelen vullen met zonnepanelen. Zo kan bijvoorbeeld energie opgewekt worden voor omwonenden. Om projecten op dit gebied te realiseren kan gebruikt worden gemaakt van de Postcoderoosregeling of van de landelijke subsidieregeling Stimulering duurzame energieproductie (SDE+). De Postcoderoosregeling is kort gezegd een regeling voor collectieven die gezamenlijk duurzame stroom opwekken voor eigen gebruik. De deelnemers krijgen korting op hun energierekening. De belangrijkste randvoorwaarde van de regeling is dat de energie in hetzelfde postcoderoosgebied wordt opgewekt als waar energie wordt gebruikt. Wordt een SDE+-subsidie toegekend, dan geldt de randvoorwaarde van de postcoderoosregeling niet.
Speerpunten De gemeente stelt zich tot doel om samen met initiatiefnemers grootschalige zonnepanelen installaties te realiseren. Het heeft onze voorkeur dat de energie die wordt opgewekt ten goede komt aan de bedrijven en/of omwonenden. Initiatiefnemers kunnen bedrijven zijn, maar ook betrokken inwoners die een energiecoöperatie willen vormen. Draagvlak van omwonenden is van groot belang bij locaties nabij woningen. Een situatie zoals ontstaan bij het plan om op de locatie van de voormalige Tarcisiusschool een zonne-akker te realiseren - onrust en daarmee onwil van omwonenden door het ontbreken van communicatie - moet worden voorkomen. Een goede communicatiestrategie is dan ook noodzakelijk. De gemeente zal zo nodig de benodigde gronden zoeken en inbrengen. Zijn er te weinig gronden geschikt, dan kan uiteraard ook de samenwerking worden gezocht met andere grondeigenaren van braakliggende percelen. Uiteraard is het ook mogelijk de postcoderoosregeling toe te passen op grote zonnepanelen installaties op de daken van grote gebouwen of loodsen. De gemeente stimuleert en faciliteert initiatieven zoveel mogelijk. Onderzocht zal worden of het tijdelijk in gebruik geven van braakliggende/strategische gronden een optie is, indien de installatie kan worden verplaatst naar het dak van de nieuwe gebruiker van de grond of naar een andere locatie.
79 34 PALET 2.0 - Brunssum.
Projecten Het volgende project wordt opgezet: Zonne-akkers De gemeente spant zich in om 4 ha aan zonne-akkers te realiseren in de periode 2016-2020. Hiertoe wordt een strategische analyse gemaakt van alle gemeentelijke gronden en de mogelijkheden om deze in te zetten als zonne-akker. Er moeten initiatiefnemers gezocht worden die een zonne-akker kunnen realiseren en die in de benodigde investeringen kunnen voorzien. Er moet draagvlak zijn en afnemers van de energie moeten worden gezocht onder de inwoners (indien locatie nabij woningen) en/of in de nabijheid van omliggende bedrijven. Een goede communicatiestrategie is hierbij noodzakelijk. Wat kan dit project bijdragen aan energieopwekking: 1 ha zonne-akker levert circa 1,35 miljoen kWh op oftewel 4,86 TJ. 4 ha zonne-akkers levert dus 19,44 TJ op. De gemeente investeert de eventuele opbrengst van de verhuur van gemeentelijke grond voor zonne-akkers (geheel of deels) weer in energiebesparing of de opwekking van duurzame energie.
80
Zonne-akkers (4 ha)
81
82
Wind Uit de energiepotentiestudie voor Brunssum, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente potentie is voor windenergie (214 TJ in 2040). De windkaart in het PALET 2.0 rapport maakt inzichtelijk welke gebieden in Brunssum hiervoor kansrijk zouden kunnen zijn. Er gelden wel een aantal beperkingen. Zo heeft de provincie Limburg zogenoemde uitsluitingsgebieden voor grote windturbines aangewezen, waartoe ook gebieden in Brunssum behoren. In die gebieden is de plaatsing van grote windturbines uitgesloten. Ook zijn er beperkingen vanwege het vliegverkeer (vliegveld in Geilenkirchen en Maastricht Aachen Airport). Zo mag een windturbine de radar niet verstoren. Met deze beperkingen moet rekening gehouden worden en, als dat mogelijk is, een oplossing voor worden gezocht.
Figuur 16: Potentiële opwekking windenergie gemeente Brunssum35.
Windenergie heeft een belangrijk aandeel in het kunnen realiseren van de gemeentelijke ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn. Alhoewel het potentieel voor zonne-energie enorm is, is er bij lange na niet genoeg geschikt dakoppervlak en niet genoeg geschikte braakliggende gronden om de ambitie met voornamelijk zonne-energie te realiseren. De energieproductie van een grote windturbine is in verhouding tot zonneenergie ook enorm: één windturbine levert evenveel stroom op als gemiddeld 14 zonnepanelen op 1.150 woningen. Kortom, de gemeente beseft dat de ambitie om in 2040 energieneutraal te kunnen zijn niet gerealiseerd kan worden zonder de inzet van windenergie. Huidige windturbines hebben een ashoogte van 80-120 meter met een rotordiameter van 90-120 meter. Een windturbine van 3 MW (Megawatt) kan 1.150 woningen voorzien van 3.500 kWh per jaar. Gebouwgebonden windturbines zijn op dit moment nog moeilijk rendabel te krijgen. Het aandeel hiervan in de totale windpotentie is ook erg gering, vanwege de relatief geringe energieopbrengst. In 2016 wordt in regionaal verband een windvisie opgesteld waarin de windpotentiekaart uit PALET 2.0 nader wordt gedetailleerd. Dit moet een beeld opleveren van de plekken die de beste potentie hebben voor windenergie in Brunssum. Zie verder de regionaal paragraaf over Wind.
Speerpunten De gemeente geeft burgers een actieve rol in haar windplannen. De inzet van windenergie staat of valt namelijk met draagvlak. Een windproject waarin burgers kunnen participeren heeft een veel grotere kans van slagen. Kernwoorden zijn meedoen en meebeslissen. Van groot belang is dat omwonenden of inwoners kunnen delen in de lusten. Zo kan bijvoorbeeld een lokale energiecoöperatie deels eigenaar zijn en/of kan een deel van de opbrengst van een turbine besteed worden aan duurzaamheids- of sociale doelen in de omgeving van de turbine, bijvoorbeeld een speeltuintje realiseren, een bijdrage aan de harmonie, en dergelijke.
83 35 PALET 2.0 - Brunssum.
Projecten Gestart wordt met het verder inzichtelijk maken van de gebieden waar harde beperkingen gelden. De basis daarvoor is de windpotentiekaart in het PALET 2.0 rapport. De gebieden die vervolgens overblijven kunnen dan nader worden onderzocht op geschiktheid. Bewoners worden zorgvuldig betrokken bij het proces voordat locaties worden bepaald. Locaties liggen op voldoende afstand van bebouwing. De gemeente ziet bij alle projecten toe op een goede inpassing in het landschap, bijvoorbeeld door de vormgeving van de windturbines of het bij elkaar plaatsen van meerdere windturbines op een lijn. Wanneer een ontwikkelaar zich meldt voor een windenergie project zet de gemeente in op een proces waarin alle aspecten zorgvuldig worden getoetst op betrokkenheid van en draagvlak onder omwonenden in het planproces en (financiële) voordelen voor omwonenden. Concreet gesteld spant de gemeente zich in om de volgende projecten te realiseren: Windturbines (4x3MW) De realisatie van 4 windturbines (met elk een vermogen van 3MW). Locaties zijn nog nader te bepalen. Vier turbines kunnen jaarlijks elektriciteit leveren voor 4.600 huishoudens. Wat kunnen deze projecten bijdragen aan energieopwekking: Eén windturbine van 3 MW levert 4 miljoen kWh op = 14,4 TJ. Vier windturbines leveren dan dus 57,6 TJ op. Kleine (houten) windturbines De realisatie van 10 stuks kleinere windturbines. Er zijn diverse varianten op de markt. Als uitgangspunt nemen we de houten variant (15 meter hoog, met een rotordiameter van 12 meter). Eén turbine kan jaarlijks energie leveren voor 10 huishoudens. Wat kunnen deze projecten bijdragen aan energieopwekking: De kleinere, houten turbine wekt jaarlijks 30.000 kWh op. 10 turbines * 30.000kWh = 1,08 TJ.
84
Windturbines (4 x 3 MW) Kleine (houten) windturbines (10 x 30.000 kWh)
85
86
Warmte-Koude Opslag Het grootste deel van de potentie voor duurzame energieopwekking in Brunssum wordt naast zonne-energie bepaald door warmte-koude opslag (WKO). De figuur hieronder toont de precieze opwekkingsmogelijkheden, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ)36.
Figuur 17: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Brunssum37.
Wat is bodemenergie? WKO of bodemenergie is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysischchemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • Bodem energie of warmte-koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen.
Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. WKO Warmte-koudeopslag of bodemenergie (WKO) betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruikten voor het verwarmen dient een warmtepomp ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een warmtepomp. Boringen ten behoeve van een WKO-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Open-systemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk op te pompen grondwater, uit de zogenaamde acquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen. Daarbij kan de samenstelling van het grondwater voor problemen zorgen bij de pompen. Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit.
87 36 PALET 2.0 - Brunssum. 37 PALET 2.0 - Brunssum.
Gesloten systemen maken gebruik van warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt.
Mijnwater en andere tussenvormen van geothermie Naast diepe Geothermie en ondiepe bodemenergie zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor Mijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1.000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Op dit moment wordt alleen in Heerlen thermische energie uit het voormalige mijnnetwerk onttrokken. Hier liggen de temperaturen tussen 16 en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijngangen fungeren als (seizoens-)opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. Toepasbaarheid in 2016-2020 Voor een enkele woning is een WKO-systeem doorgaans te duur vanwege de kostbare boringen. Wel kunnen er meerdere woningen op één bodembron worden aangesloten. In de bestaande bouw moeten hiervoor infrastructurele aanpassingen in de wijk worden gedaan. Door een bodembron toe te passen is het ook mogelijk om de woningen te koelen, waardoor er in de zomer meer comfort is. Voor grotere gebouwen (zoals grote kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuis, et cetera) is een WKO-systeem vaak erg interessant omdat er bespaard kan worden op verwarmen en koelen. Bij bestaande gebouwen moet onderzocht worden of het bestaande afgiftesysteem voor warmte en koude in het gebouw geschikt is voor dit systeem of geschikt gemaakt kan worden. In combinatie met isolatie maatregelen zijn hier meestal wel mogelijkheden. Een WKO-systeem is goed te combineren met een slim decentraal warmtenet zoals het Mijnwaternet. De mogelijkheden voor een slim warmtenet worden op regionaal niveau onderzocht in het warmteplan. Voor meer informatie over warmtenetten: zie het regionaal deel.
88
Biomassa Binnen de gemeente Brunssum is een beperkte lokale potentie voor biomassa aanwezig, die wordt bepaald door de in Brunssum aanwezige afval- en reststromen. De figuur hieronder toont de precieze opwekkingsmogelijkheden, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ).
Figuur 18: Potentiële opwekking biomassa-energie gemeente Brunssum38.
Wellicht dat door de in de regio aanwezige afval- en reststromen samen te voegen een regionale biomassacentrale zoals de BES in Sittard opgericht kan worden. Zie hiervoor de regionale paragraaf over Biomassa.
89 38 PALET 2.0 - Brunssum.
90
9.1.5
Flankerend beleid
Flankerend beleid Naast de in de vorige paragrafen genoemde projecten en activiteiten loopt er ook een aantal zaken die niet direct bijdragen aan harde TJ’s, maar die flankerend werken, met andere woorden die een ondersteunend effect hebben. Het belang hiervan is groot, omdat met name deze projecten en activiteiten inzetten op de vereiste bewustwording en gedragsverandering van mensen en bedrijven. De volgende projecten zijn voorzien: Wonen en ruimtelijk beleid Welstandsbeleid zonnepanelen in Beschermd Stads- en Dorpsgezicht (BSDG) In de meeste gevallen is het plaatsen van zonnepanelen vergunningsvrij. Echter Brunssum heeft een zeer groot BSDG. Het gaat om een kleine 3000 woningen. En hier gelden andere regels, uiteraard ter bescherming van de aantrekkelijkheid en de kenmerken van het BSDG. Zo is het plaatsen van zonnepanelen aan de voorzijde altijd vergunningsplichtig. Ook aan de achterzijde kan een vergunningsplicht gelden zodra de achtergevel of het achterdakvlak naar openbaar toegankelijk gebied is gericht. Ingeschat wordt dat in het Brunssumse BSDG in 95% van de gevallen aan de achterzijde openbaar toegankelijk gebied is. Aan de vergunningplicht zelf kan de gemeente niets veranderen. Wel kunnen we streven naar het zo voorspoedig mogelijk laten verlopen van de vergunningprocedure. Daarom worden in afstemming met de stadsbouwmeester en monumentendeskundige, voorwaarden (wat wel en wat niet is toegestaan) op het gebied van zonnepanelen op de daken opgenomen in het gemeentelijke welstandbeleid (denk hierbij aan eenheid in legpatronen en in de soort panelen die worden toegepast). Het is al praktijk dat voor een vergunningsplichtig bouwwerk binnen BSDG, dat buiten BSDG niet vergunningsplichtig is, geen leges in rekening worden gebracht. Planologie zonne-akkers In dit Uitvoeringsprogramma is de ambitie opgenomen om 4 hectare aan zonne-akkers te realiseren. Richting 2040 zal deze oppervlakte flink groter moeten worden. Potentiële locaties zullen zeer divers bijvoorbeeld zijn onder andere wat betreft de huidige bestemming en de eigendomssituatie. In de meeste gevallen zal de huidige bestemming van de grond geen zonne-akkers toestaan. Er zal dan altijd een planologische procedure doorlopen moeten worden om zonne-akkers te kunnen realiseren. Het meest efficiënt is het als de planologische mogelijkheid tot de realisatie van zonne-akkers op diverse locaties in één keer geregeld wordt. Een mogelijkheid is het opstellen van een zogenaamd ‘veegplan’, waarin een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen dat het college van B&W de mogelijkheid biedt van de geldende bestemming af te wijken voor de realisatie van zonne-akkers. Bij het opstellen van een veegplan moeten al de nodige onderzoeken (milieu, landschap, en dergelijke) uitgevoerd moeten worden om vast te stellen of de locatie geschikt is. Ook zal vooraf tot overeenstemming met de grondeigenaar zijn gekomen, in het geval dit een andere partij is dan de gemeente zelf. De gemeente zal in de periode 2016-2020 dan ook starten met een strategische analyse van potentiële gronden en op het juiste moment in overleg treden met grondeigenaren (indien niet de gemeente zelf), om uiteindelijk verschillende locaties planologisch voorbereid te hebben voor de realisatie van zonne-akkers. Energieloket In het SER Energieakkoord is opgenomen dat de VNG ervoor zorgt dat in 2016 in alle regio’s een laagdrempelige en gecoördineerde structuur in uitvoering is, met daaraan gekoppeld lokale energieloketten. Met het indienen van een ondersteuningsaanvraag bij de VNG heeft de regio Zuid-Limburg zich verplicht tot invulling van de afspraak uit het Energieakkoord dat elke burger voor vragen over energiebesparing of duurzame energieopwekking terecht kan bij een energieloket. De insteek is dat dit informatiepunt zowel digitaal als fysiek toegankelijk is.
91
Het Energieloket wordt regionaal georganiseerd (Zuid-Limburgse schaal). Hier is in 2015 reeds mee gestart. De gemeenten in Zuid-Limburg zien het Energieloket niet alleen als een verplichting, maar ook als een kans bij uitstek om partijen dichter bij elkaar te brengen rond het thema duurzaamheid. Het energieloket moet een ontmoetingsplek worden tussen de woningeigenaren, ondernemers en overheid. Het energieloket krijgt één identiteit in Zuid-Limburg, maar de webpagina kan per gemeente aangepast worden. Dus één huisstijl, maar met lokale inhoud. Buurkracht Energiebesparing staat volop in de belangstelling. En toch komt het vaak moeilijk van de grond. Want: waar te beginnen? Hoe? Welke leverancier handelt en adviseert in mijn belang? Wat levert mijn investering op? Alleen komen mensen er vaak moeilijk uit. Onderzoek laat zien dat buurtinitiatieven wél tot resultaat leiden. Buurkracht helpt hierbij door het proces te begeleiden, barrières weg te nemen en de buurt door afhaakmomenten heen te trekken. Buurkracht is een onderdeel van Enexis. Partners zijn de Natuur en Milieu Federaties en Milieucentraal. De gemeente wil de inzet van instrumenten zoals Buurkracht stimuleren en onder de aandacht brengen bij inwoners via de wijkteams. Eind 2015 is met Buurkracht al een eerste start gemaakt door wijkteam zuid. Duurzaamheidswinkel Parkstad (DUW) Iedere inwoner van Parkstad kan bij de DUW terecht voor een gratis advies voor duurzaam wonen en/of bouwen en begeleiding bij de daadwerkelijke aanschaf van duurzaamheidsmaatregelen aan huis. Levensloopbestendigheid en gezondheid Dubbel Duurzaam Op het moment van opstellen van dit programma overweegt de gemeente deel te nemen aan het project Dubbel Duurzaam. Dit is een project geïnitieerd door de gemeente Sittard-Geleen in samenwerking met de Natuur-en Milieufederatie Limburg en de Stichting Huiszorg. Het doel van het project is het stimuleren van energiebesparing en het verbeteren van de levensloopbestendigheid van de particuliere woningen. Het project omvat een energiescan en zorgscan van de woning door speciaal daarvoor opgeleide lokale energiecoaches, realisatie door lokale installateurs, ondersteuning door Limburgse bedrijven, financieringsinstellingen en stichtingen (Milieufederatie). Eenvoudige maatregelen (denk aan een toiletbeugel en radiatorfolie) kunnen op verzoek worden aangebracht door een energieteam. De leden van de energieteams en de energiecoaches zijn geselecteerd uit de groep mensen in de bijstand, WW of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Kiest men voor omvangrijkere maatregelen zoals isolatie van de woning, dan kan de bewoner ook in dit traject worden begeleid indien gewenst. Ook financiering via de gemeente behoort tot de mogelijkheden. Bij elke te ondernemen activiteit of te ontwikkelen project gericht op de sector woningen wordt overwogen of het zorgaspect meegenomen kan worden. Innovatie Energiesprong koopwoningen Dit project zet in op comfortabeler wonen voor hetzelfde geld: door het geld van de energierekening te gebruiken voor een slimme verbouwing waarmee een huis energieneutraal wordt en net zoveel energie opwekt als de bewoners nodig hebben. Technisch is het mogelijk om een rijtjeswoning met bouwjaar tussen 1945-1985, waar nog geen of weinig energiebesparende maatregelen getroffen zijn, te verbouwen tot een nul-op-de-meter-woning met gelijkblijvende woonlasten. De landelijke campagne ‘Ons huis verdient het’ laat zien dat er interesse is voor nul-op-de-meter-verbouwingen. De Stadsregio Parkstad Limburg ondersteunt het landelijke initiatief ‘Ons huis verdient het’ en zal hier extra aandacht voor genereren, zodat haar inwoners weten dat een nul-op-de-meter-verbouwing mogelijk is. De ambitie is om op die manier meer huiseigenaren
92
te verleiden tot het laten uitvoeren van een dergelijke verbouwing en verbouwers te leren hoe zoiets uit te voeren. De doelstelling van het project is om een woning nul-op-de-meter te krijgen, door een verbouwing die binnen 10 dagen wordt uitgevoerd en die maximaal € 45.000,- kost. Uiteindelijk moeten er in de regio vijf huizen uit de jaren 1950-1980 omgebouwd worden tot energie 0-woningen volgens het concept nul-opde-meter. Daarnaast zet de regio in op het opbouwen en verspreiden van ervaring en kennis in de regio over nul-op-de-meterconcepten. Educatie Duurzaamheidseducatie basisscholen ‘Jong geleerd is oud gedaan’! Onder dit motto is het wenselijk om al met onze jongste generaties op de basisscholen te starten met de bewustwording rondom het thema duurzaamheid. Er zijn al mooie voorbeelden waarbij kinderen op een interactieve manier betrokken worden, onderricht krijgen maar ook zelf manieren onderzoeken om onze leefomgeving verder te ‘verduurzamen’. Door dit ‘breed’ te borgen in het lager onderwijs en voort te zetten in het voortgezet onderwijs wordt het daardoor voor hen vanzelfsprekend en uiteindelijk een natuurlijk gedrag. De gemeente stimuleert sinds 2011 duurzaamheidseducatie op basisscholen. Hierin is in toenemende mate interesse. In het schooljaar 2015-2016 nemen maar liefst 6 van de 10 basisscholen in Brunssum deel aan het geboden lesprogramma. Dit aanbod wordt gecontinueerd. Verkeer en vervoer Beleidskaders voor e-laadinfrastructuur Er is in regionaal verband een handboek in ontwikkeling waarin de (beleids)kaders voor het aanleggen van laadinfra voor elektrische voertuigen worden beschreven. Een verbetering of uitbreiding van de laadinfra stimuleert het aandeel elektrische voertuigen binnen Brunssum (nu 6 openbare laadpunten op 3 locaties). De gemeente stelt op basis hiervan beleid op dit gebied vast. E-carsharing Onderzocht wordt hoe het eigen wagenpark te verduurzamen is. Dat maakt nu volledig gebruik van fossiele brandstoffen. Een mogelijkheid hiertoe is het deelnemen aan een e-carsharing project bijvoorbeeld via de Stichting Limburg Elektrisch. Deze stichting stelt elektrische (deel)voertuigen beschikbaar waarmee Limburgse organisaties praktijkervaring kunnen opdoen. Marketing / communicatie Van zeer groot belang voor het slagen van alle projecten en activiteiten in dit uitvoeringsprogramma en de volgende programma’s tot 2040 is de ontwikkeling en inzet van een goede, professionele marketing- en communicatiestrategie. Deze moeten in regionaal verband, gezamenlijk, worden opgezet. Hiervoor zal een communicatie of -marketingbureau in de arm moeten worden genomen.
93
Gemeentelijke onderzoekslijnen Onze huidige energievoorziening is bijna helemaal afhankelijk van fossiele brandstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool. Deze afhankelijkheid brengt grote risico’s met zich mee. Allereerst omdat bij de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt, met het risico van ernstige klimaatverstoringen. Bovendien raakt onze energievoorziening steeds meer afhankelijk van import van brandstoffen uit politiek instabiele landen. De aanpak van deze problemen vraagt een lange termijn strategie, waarbij wordt toegewerkt naar een duurzame energievoorziening.
Onderzoekslijnen Doel is het zoeken, verbinden, ontwikkelen en het borgen van kennis op het gebied van duurzame energie en technologie in nieuwe concepten, producten, processen en diensten. Warmte-koude visie en Warmteplan Parkstad Voor het verwarmen van gebouwen of voor de warmtapwatervoorziening, worden steeds vaker distributienetten voor warmte aangelegd, zoals een stadsverwarmingssysteem of een klein wijk- of buurtverwarmingsnet. Zo’n warmtenet wordt bijvoorbeeld gevoed met restwarmte van lokale industrie. Er liggen op dit vlak veel kansen om gezamenlijk duurzaamheidsambities te realiseren. Een warmteplan kan voor gemeenten een effectief middel zijn om haar duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken. Hoewel er al een aantal gemeenten met een warmteplan werkt, blijken veel gemeenten dit nog niet te doen. Reden hiervan kan zijn dat de gemeente in goed onderling overleg met alle betrokkenen bij een gebiedsontwikkeling tot afspraken wil komen. Dat is natuurlijk een goed streven. Toch is het opleggen van een verplichting soms nodig om duurzaamheidsdoelstellingen te halen, bijvoorbeeld ten aanzien van de verplichting van potentiële gebruikers om zich te laten aansluiten op een warmtenet, in plaats van te verlangen dat zij op een gasnet worden aangesloten. Zou dat niet verplicht worden, dan loopt men het risico dat er te weinig aansluitingen gerealiseerd worden, waardoor de exploitatie van een dergelijk warmtenet niet rendabel te maken is. Is er een warmteplan vastgesteld dan is aansluiting op dat net beter af te dwingen. Zonder aansluitplicht komen rendabele warmtenetten in ieder geval niet goed van de grond. Het ontwikkelen van allereerst een warmte-koude visie en vervolgens een regionaal warmteplan wordt regionaal opgepakt. Samen met de Stadsregio Parkstad Limburg en de zeven andere Parkstadgemeenten. Zie ook de paragraaf Warmte en koudenetten in het regionale deel van dit programma. Windvisie Parkstad Als je een beetje nuchter naar de toekomst kijkt, dan besef je dat er veel meer windturbines in het landschap gaan komen dan nu het geval is. Dat komt doordat windturbines nu en in de toekomst de goedkoopste en voor iedereen bereikbare energie leveren. In Nederland valt dat niet zo op, maar in de landen om ons heen wordt druk gebouwd. Wereldwijd wordt er al sinds 2008 meer windpark vermogen dan fossiel opwekvermogen gebouwd. Niet op zee, vooral op het land. Ook het huidige kabinet wil vooral windturbines op het land. Belangrijk is om inwoners van de regio te betrekken bij een windproject. Zij kunnen bijvoorbeeld mede eigenaar zijn en delen in de winst en energie: “ Je eigen windpark is altijd mooier dan dat van een anoniem bedrijf dat verdient aan jouw wind”. Ook in Nederland zal uiteindelijk elke regio zijn windparken bouwen. Echter, wie gaat dat windpark bouwen, het energiebedrijf voor de eigen winst en de buitenlandse aandeelhouder, of de bevolking in de regio, voor zichzelf en een duurzamere wereld? Als de inwoners het zelf doen, kan het een mooi windpark worden, met respect voor het landschap ontworpen.
94
Samen met de Stadsregio Parkstad Limburg en de andere Parkstadgemeenten wordt een regionale windvisie gemaakt, waarmee duidelijk wordt hoe windenergie zich in Parkstad kan ontwikkelen. Zie ook paragraaf Wind in het lokale deel van dit programma en ook paragraaf Windvisie Parkstad Limburg in het regionale deel. Energetische eisen bij bouwen Het huidige Bouwbesluit schrijft voor wat de bouwtechnische eisen zijn bij nieuwbouw (en renovatie en onderhoud), zo ook op het gebied van energie. Een gemeente mag geen eisen stellen die strenger zijn dan het Bouwbesluit aangeeft. Wel is het mogelijk om in overleg met de projectontwikkelaar of initiatiefnemer in gezamenlijkheid tot afspraken hierover te komen. Het is dan wel van belang om dit zo vroeg mogelijk in het proces aan te kaarten (bijvoorbeeld tijdens het zogenaamde vooroverleg inzake de vergunningsprocedure). Zo heeft Weller in de prestatieafspraken 2016, afgesloten met de gemeente, al opgenomen dat zij experimenteel woningen met een hogere energetische kwaliteit dan wettelijk voorgeschreven zal realiseren. De gemeente zal hierop sturen. Bouwt de gemeente zelf, dan is het in het kader van haar energie-ambitie en voorbeeldfunctie van belang om reeds nu zo energieneutraal mogelijk te bouwen en te renoveren. Vanaf 2020 wordt het verplicht om gebouwen te realiseren die bijna energieneutraal zijn, zogenaamd BENG (Bijna EnergieNeutraal Gebouw). Dit ligt al vast in Europees en landelijk beleid. Het landelijke beleid geeft ruimte om vooruitlopende op 2020 hiermee te experimenteren. De gemeente zal onderzoeken wat voor haar hierin de mogelijkheden zijn.
Gemeentelijke organisatie Om in 2040 een energieneutrale gemeente te kunnen zijn is borging in de hele gemeentelijke organisatie noodzakelijk. Het streven naar energieneutraliteit moet verankerd worden in het gemeentelijke beleid over de gehele linie. De gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie en moet haar ambities en inspanningen dan ook duidelijk zichtbaar maken, zodat de externe partijen die nodig zijn om deze ambities mede te realiseren duidelijk wordt dat ze er serieus mee bezig is. Iedere afdeling heeft een rol in het bereiken van de door de raad vastgestelde ambities. Het is dan ook nodig dat binnen iedere afdeling het streven naar energieneutraliteit eigen wordt gemaakt, met een mooi woord ‘verinnerlijkt’.
Bestuurlijke en politieke borging Zowel het college als de raad is in 2015 akkoord gegaan met het streven om in 2040 energieneutraal te zijn. Het college beslist over de uitvoering van projecten die bijdragen aan de realisatie hiervan en die passen binnen het beschikbare budget. De raad stuurt op hoofdlijnen, en heeft de kaders aangegeven in PALET 1.0 en 2.0. Voor 2016 is incidenteel budget vrijgemaakt. De raad moet beslissen over het toekennen van een structureel budget voor 2017 en verder, wat onontbeerlijk is voor de uitvoering van dit en de volgende programma’s. De portefeuillehouder milieu/duurzaamheid is de bestuurlijk opdrachtgever van dit programma. Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haar portefeuille raken. Ambtelijke borging De ambtelijke opdrachtgever van dit programma is directeur van de beleidsafdeling waaronder de verantwoordelijkheid voor het duurzaamheidsbeleid valt39. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in dit uitvoeringsprogramma worden neergelegd bij de afdelingen die het betreft. Kortom, deze afdelingen krijgen de verantwoordelijkheid voor het trekken en uitvoeren van de activiteiten en projecten die qua onderwerp (werkscope) hier thuishoren. Gaat het bijvoorbeeld om het verduurzamen van gemeentelijke gebouwen, dan ligt de verantwoordelijkheid hiervoor bij gebouwenbeheeren exploitatie. Gaat het om de openbare verlichting, dan is de afdeling waar de verantwoordelijkheid hiervoor belegd is, ook verantwoordelijk voor de verduurzaming van de openbare verlichting. 95 39 Nu Dienst Beleid & Strategie; waarschijnlijk afdeling ‘Ruimtelijke Ontwikkeling’ geheten na de gemeentelijke reorganisatie in 2016.
De beleidsmedewerker duurzaamheid vervult de rol van ambtelijke programmacoördinator. De programmacoördinator voert de regie, is procesverantwoordelijk, bewaakt de integrale voortgang van het uitvoeringsprogramma en koppelt de voortgang van de behaalde resultaten terug naar de manager of leidinggevende. De programmacoördinator stelt samen met de afdelingshoofden doelstellingen op per afdeling. Op deze wijze worden verantwoordelijkheden bij afdelingshoofden neergelegd en wordt de integraliteit geborgd. De programmacoördinator vervult dus de rol van regisseur, stimulator en facilitator richting de afdelingshoofden.
Cultuuromslag Het inbedden van het streven naar energieneutraliteit vereist een omslag in ons denken en handelen. Energiebesparing en -opwekking worden mede de uitgangspunten van onze werkzaamheden. Voegt bijvoorbeeld een plan energieverbruik toe, dan moet hier ook compensatie tegenover staan. Bouwen we in eigen opdracht, dan is dat zoveel mogelijk energieneutraal en bij inkopen wordt het een verplicht criterium waarop wordt ingekocht en aanbesteed. De programmacoördinator is de aanjager voor deze omslag en is in deze afhankelijk van de nieuwe afdelingshoofden in de organisatie om de cultuuromslag te verwezenlijken. Zij vormen als het ware de ambassadeurs die de energietransitie moeten uitdragen naar hun afdelingen. In de taakomschrijving van de afdelingshoofden zal iets moeten worden gezegd over dit onderwerp, zodat van hogerhand hierop kan worden gestuurd. Daarnaast is het in ‘cultuur-verandertrajecten’ altijd goed om op zoek te gaan naar vlaggendragers. Zij kunnen een verlengde zijn van de programmacoördinator op het gebied van stimuleren en bewustwording. Door goed en enthousiast te communiceren over PALET zullen deze zich wellicht ook al zelf gaan melden om mee te denken. De communicatie moet erop gericht zijn dat het een project van ‘ons’ wordt en niet van ‘hen’.
Communicatie Allereerst is het uitgangspunt en de verwachting dat we de communicatielijn gaan volgen die door de gezamenlijke Parkstadgemeenten / Stadsregio Parkstad Limburg zal worden uitgezet. Daarnaast wordt passief gebruik gemaakt van de landelijke campagnes voor het bevorderen van duurzaamheid en nieuwe energie om energieneutraal te zijn in 2040. De insteek bij de gemeentelijke communicatiestrategie is tweeledig. Ten eerste gaan we een gedragsverandering bewerkstelligen. Dat heeft tijd nodig en vergt een strategische en continue aanpak tot 2040. Ten tweede gaan we de uitvoerende projecten communiceren. Daarbij gaan we uit van concrete voorbeelden en koppelen we dit aan PALET als onderdeel van de grotere ambitie. We haken in de beleving zoveel mogelijk aan bij het motto ‘op eigen kracht’ dat tot nu toe in Brunssum gebruikt wordt in het sociale domein. Voor burgerparticipatie en het programma PALET kan dit motto ook van toepassing zijn. Voor de gedragsverandering gaan we ambassadeurs uit het Brunssumse werven. Waarbij we insteken op het financiële rendement van energiebesparing en -opwekking, het voordeel van een toename van het comfort (in huis) maar waarbij we ook attenderen op de eigen morele verantwoordelijkheid en het belang van besparing op grondstoffen voor het milieu. Bij gedragsverandering spelen zowel persoonlijke als sociale normen een rol. Mensen moeten zich verantwoordelijk gaan voelen, en graag willen aansluiten en/of meedoen. Door gebruik te maken van ambassadeurs die dicht bij hun buren en buurtgenoten staan en door het inzetten van bestaande projecten als ‘buurkracht’ en ‘energiecoaches’ kunnen we bijdragen aan de gedragsverandering ten aanzien ven energiegebruik.
96
We zullen aansluiting zoeken bij inwoners door het inzetten van ludieke acties. Voor zowel georganiseerde inwoners via wijkteams en sport- en buurtverenigingen, alsook voor individuele inwoners door het organiseren van bijvoorbeeld een uitdaging of wedstrijd waarbij we telkens uitgaan van de eigen kracht van de bewoners en het eigenaarschap van energiebesparing en -opwekking: energiebesparing en -opwekking is van en voor ons allemaal.
Communicatie en marketing Voor het uitdragen van PALET en het bewerkstelligen van een gedragsverandering creëren we eerst draagvlak bij de stakeholders. • Gemeente (ambtelijk, college en raad): We maken gebruik van de veranderingen die in de gemeentelijke organisatie op stapel staan. We gaan ambassadeurs werven binnen het gemeentehuis en een gedragsverandering inzetten die blijvend is en zich verspreid als een sneeuwbaleffect. • Burgers: We gaan burgers per project benaderen en stimuleren burgerinitiatief in de lijn van de gedragsverandering ten aanzien van energiebesparing en -opwekking en het stimuleren van zelfredzaamheid vanuit ‘Op eigen kracht’. We maken daarbij gebruik van positieve voorbeelden. Om verwarring te voorkomen gaan we niet het complete programma PALET tot 2040 communiceren. • Bedrijven: Ook bij het betrekken van bedrijven gaan we uit van gedragsverandering en het werven van ambassadeurs. Bedrijven dienen als voorbeeld voor andere bedrijven en ook voor particulieren bij het besparen en opwekken van energie. We maken bedrijven deelgenoot van de projecten. Ook voor deze doelgroep geldt dat het een doel is dat we allemaal willen bereiken en dat ons allemaal aan gaat. • (Semi) overheidsinstellingen: Zie bij bedrijven. Het inzetten van middelen Bij het inzetten van middelen ter behoeve van communicatie houden we de lijnen die bovenstaand geschetst zijn voor ogen: • Gedragsverandering bewerkstelligen; • De projecten communiceren. We kunnen daarvoor gebruik maken van onder meer de inzet van een energiekrant, infoavonden, infopunten/-loket, transitie arena’s, (bestaande) platform(en), lobby waar nodig (bouwbesluit/welstandsnota/ woningcorporaties/energieconvenant), de Stadskrant, het internet en social media (met name Facebook, Twitter en Instagram). Na de zomer van 2016 activeert de gemeenten een nieuwe mediamix die ook voor PALET zal worden ingezet. Zie verder ook de regionale paragraaf over communicatie.
97
Financiële paragraaf Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een uitwerking van de ambitie tot 2040 (energieneutraal) in een ambitie tot 2020, samengesteld door de Bestuurscommissie Ruimte/Duurzaamheid van Parkstad en de acht colleges van B&W. PALET 3.0 laat vanuit beleidsmatig en strategisch perspectief zien aan welke projecten en acties in Parkstad en per individuele gemeente in de periode tot 2020 kan worden gewerkt aan de energietransitie. Het is letterlijk een palet aan mogelijkheden voor projecten en activiteiten. Belangrijk hierbij is dat PALET 3.0 en de projecten en acties die hierin zijn geformuleerd een weerspiegeling zijn van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht om de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties uit PALET 3.0 varieert van prille projectideeën zoals een zonne-akker van 3 hectare op een nader te bepalen locatie en met een nader uit te werken financieringsconstructie tot uitgewerkte projecten zoals o.a. het openbare verlichtingsproject naar het voorbeeld van de gemeente Landgraaf. Voor sommige projecten is nog geen intensieve afstemming intern geweest of hard commitment uitgesproken door stakeholders. Ook kent een aantal projecten nog de nodige ‘afhankelijkheden’ vóórdat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd, zoals financiering, projecteigenaarschap en definitief ‘groen licht’ van de ambtelijke organisatie en in het verlengde daarvan een besluit van het college en/of de raad. Kortom, een aantal projecten of projectideeën wordt in een later stadium geconcretiseerd en ook dat concretiserings- en afstemmingsproces is als het ware een “project” in het uitvoeringsprogramma.
Structurele procesgelden Het bovenstaande in ogenschouw nemende is het ondoenlijk om het complete uitvoeringsprogramma door te rekenen en er een prijskaartje aan te hangen. Er zijn ook geen ervaringsgegevens, we hebben het simpelweg nog niet eerder gedaan! De Raad heeft in de Programmabegroting 2016 een incidenteel budget à €50.000,- toegekend aan PALET. Dit geeft de gemeentelijke organisatie in 2016 slagkracht en flexibiliteit om projecten en onderzoeken aan te zwengelen en in gang te zetten. Maar er is ook budget nodig in de komende jaren. De ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en de uitvoering van dit programma vraagt om een structureel budget. Er is net zoals in 2016 procesgeld nodig om zaken aan te zwengelen en om opdrachten te kunnen geven voor onderzoeken (denk bijvoorbeeld aan scans van de gemeentelijke gebouwen). Ook zijn er diverse subsidiemogelijkheden, zowel Europees, nationaal of provinciaal. Deze moeten zoveel mogelijk benut worden40. Subsidieregelingen vereisen echter wel altijd een cofinanciering door de gemeente. En indien nodig moet het ook mogelijk zijn om tijdelijk capaciteit in te huren om bijvoorbeeld de ambtelijke organisatie te ondersteunen bij projectuitvoering. Richting de gemeenteraad zal dan ook worden voorgesteld om vanaf budgetjaar 2017 een structureel budget in te stellen voor de uitvoering van dit programma (procesgelden). Projecten die nog concreet uitgewerkt moeten worden en waar dit budget niet op toeziet zullen inclusief een financieringsvoorstel aan de raad worden voorgelegd. Zoals dit bijvoorbeeld ook is gebeurd bij het Zonnepanelenproject Parkstad.
Revolverend duurzaamheidsfonds Een te onderzoeken mogelijkheid is het instellen van een revolverend duurzaamheidsfonds. De gemeente financiert vanuit dit fonds duurzaamheidsmaatregelen/-projecten. Door revenuen of afbetalingen (conform Zonnepanelenproject Parkstad) stromen de financiële middelen terug in het fonds. Hiermee kunnen weer nieuwe projecten of activiteiten gefinancierd worden. Door het instellen van zo’n revolverend duurzaamheidsfonds kunnen we inhaken op spontane en mooie initiatieven die ontstaan uit contacten met burgers en de markt. Een revolverend duurzaamheidsfonds biedt de gemeente de mogelijkheid om dynamisch met de financiële middelen om te gaan.
98 40 De gemeente beschikt over een vijftal licenties voor de subsidiedatabase van ‘Vindsubsidies’ waarmee we te allen tijde op de hoogte kunnen blijven van subsidiemogelijkheden.
9.2
Gemeente Heerlen
99
100
9.2.1
Voorwoord gemeente Heerlen
Voor ons ligt een eerste aanzet van een plan voor de brede energietransitie in Heerlen. Een beschrijving van de wijze waarop de vertegenwoordigers van de 8 gemeenten voorstellen om de brede energietransitie in Heerlen en Parkstad in gang te zetten. Voor een aantal projecten zijn reeds de eerste stappen gezet of zijn zelfs al concrete afspraken gemaakt. Voor andere moet nog draagvlak en commitment gezocht worden binnen de gemeentelijke organisatie en bij partijen in de samenleving zoals burgers, bedrijven en organisaties. Brede betrokkenheid en inzet is belangrijk om de regio in beweging te krijgen om energie te besparen en op te wekken. Binnen de gemeentelijke organisatie moet energietransitie een vast onderdeel worden van nieuwe plannen en dagelijks handelen. Maar ook burgers en bedrijven moeten tot actie overgaan. We kunnen hierbij niet kiezen om alleen met woningcorporaties of particuliere huiseigenaren aan de slag te gaan. Een brede focus op alle sectoren is nodig om ons doel om energieneutraal te worden in 2040 te kunnen bereiken. Dit uitvoeringsplan is een belangrijke handreiking waarmee het college van Heerlen in de periode 20162020 aan de slag kan. Deze handreiking moet wel nog zorgvuldig vertaald worden naar concrete acties en projecten die verankerd zijn in planningen en begrotingen. Omdat wij in de handreiking enige ruimte hebben om de afgesproken taakstelling van 8% te realiseren bestaat voor het college en de gemeenteraad nog de mogelijkheid om aan de knoppen te draaien en te faseren. Met name ten aanzien van windenergie, mijnwater en de grootschalige opwek van zonne-energie bestaat nog de mogelijkheid om weloverwogen keuzes te maken. Ook zullen wij nadrukkelijk moeten bekijken welke rol wij als gemeente in de brede energietransitie gaan vervullen. Het is niet de bedoeling dat de gemeente alles zelf gaat doen, maar dat de maatschappelijke verantwoordelijkheid bij de burgers en ondernemers wordt aangesproken. De gemeente zal zoveel mogelijk proberen te initiëren en faciliteren, maar uiteindelijk moet de samenleving zelf in beweging komen. Onze regio heeft iets met energie. Reeds in de romeinse tijd koos men er voor om in de thermen van Coriovallum uit te rusten en energie op te doen tijdens een lange reis. Bij de opkomst van de mijnbouw groeide onze regio uit tot één van de meest welvarende regio’s waar steenkool werd gewonnen waarmee wij de rest van Nederland van energie konden voorzien. Vele koempels gingen elke dag diep onder de grond om de steenkolen uit de ondergrond te halen. Na een dag hard werken kwamen zij naar boven en werden zij verblind door de zon. Deze zon gaf hen snel weer de benodigde energie . Diezelfde zon gaat in de toekomst een groot deel van onze duurzame energie leveren waardoor wij kunnen leven in onze regio. Een echte transitie van oude naar nieuwe energie voor onze regio. Ik ben er van overtuigd dat met dit uitvoeringsprogramma en de mijnwerkers-mentaliteit die er in deze regio aanwezig is, wij de komende jaren daadkrachtig aan de slag kunnen met mooie projecten. Want hoewel zorgvuldige planningen belangrijk zijn, hou ik ook van aanpakken. Laten zien dat het kan en dat we er allemaal beter van worden. Wij zijn er als gemeenten binnen Parkstad Limburg in geslaagd om ons samen te pakken op dit onderwerp. Klimaatverandering houdt ook niet op bij de gemeentegrenzen. Door verder samen te blijven werken kunnen wij mooie dingen doen voor onze regio. We kunnen er samen voor zorgen dat we een regio blijven waar mensen graag wonen en iedereen gelukkig kan zijn. Het uitvoeringsprogramma is niet star en beklonken. Ik daag dan ook iedereen uit om hier, naar eigen vermogen, een bijdrage aan te leveren. En dat kan nog steeds. Ik sta open voor initiatieven die ons kunnen helpen om onze ambities te verwezenlijken. Jordy Clemens Wethouder Integraal Jeugdbeleid, Onderwijs, Cultureel Erfgoed en Duurzaamheid Gemeente Heerlen
101
102
9.2.2
Samenvatting PALET 2.0 – Heerlen
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Heerlen is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoeringsprogramma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Heerlen bedraagt 12.355 TJ1. Daarvan komt zo’n 65% (7.965 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen (30%), de publieke dienstverlening (16%) en de commerciële dienstverlening (19%). Het wegverkeer (19%) en de industrie en energie (13%) hebben ook een aanzienlijk aandeel in het totale energiegebruik in Heerlen, terwijl de sector onbekend (3%) en de landbouw (0%) relatief weinig energie gebruiken. Het totale energiegebruik in Heerlen omvat zo’n 42% van het totale energiegebruik in Parkstad.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Heerlen.
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Heerlen op zo’n € 193 miljoen geschat3. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 70 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 76 miljoen.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Heerlen4.
1 2 3
4
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zinn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
103
Kansen voor energiebesparing Het is mogelijk om in 2040 4.099 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van 33%. Met name in de gebouwde omgeving zijn grote besparingen te behalen: 2.910 TJ. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 70% van de totale besparing in Heerlen. Maar ook in de andere sectoren zijn besparingen mogelijk zoals in onderstaande figuur is te zien.
Figuur 4: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Heerlen.
Een besparing van 4.099 TJ op het huidige energiegebruik van 12.355 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 8.256 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energie opwekking In PALET 1.0 en 2.0 is inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Uitgaande van het integrale, ruimtelijk realistische scenario, heeft de gemeente Heerlen een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. Maar ook zijn er kansen voor windenergie, op plekken waar dat ruimtelijk mogelijk is. Ten slotte is er een beperkte lokale potentie voor biomassa, die wordt bepaald door de in Heerlen aanwezige afval- en reststromen. De figuur hierna toont de precieze opwekkingsmogelijkheden per techniek, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ). Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 7.026 TJ aan duurzame energieopwekking.
104
Figuur 5: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Heerlen.
Kortom, in de periode tot 2040 kan het huidige energiegebruik fors worden verminderd: van 12.355 TJ naar 8.256 TJ per jaar. Uitgaande van het integraal scenario, kan deze resterende energievraag worden ingevuld door 7.026 TJ aan duurzame energieopwekking. Duurzame technologieën zoals windturbines en zonnepanelen zijn namelijk veel efficiënter dan de energieopwekking in elektriciteitscentrales, waarbij in de omzetting van fossiele brandstoffen naar elektriciteit veel energie verloren gaat. Duurzame energie levert zo’n 20 tot 35% meer rendement dan fossiele energie. Derhalve is Heerlen in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening5. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Heerlen.
5
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
105
108
9.2.3
Gebouwgebonden
Sector Woningen De sector woningen verbruikt 30% van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente6. Dit percentage is geconstateerd in de uitgevoerde nulmeting. Dit is concreet 3.677 TJ. De energierekening van alle woningen samen bedraagt maar liefst € 70 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat weer ingezet kan worden voor de verduurzaming van de woningen. Het aantal woningen is in totaal 45.5347. Deze zijn als volgt over de verschillende woningtypes verdeeld:
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype8.
Figuur 8: Gemiddeld energiegebruik woningen in Heerlen9.
Het berekende gemiddelde energieverbruik bedraagt 1,644 TJ per 100 woningen. De woningvoorraad bestaat verder uit 46% koopwoningen, 38% sociale huur en 16% particuliere huur. Hiermee is de huursector in Heerlen groter dan de koopsector, hetgeen overeenkomt met het stedelijke karakter van Heerlen. Opvallend is dat ook een groot deel tot de particuliere verhuur en VVE-complexen behoort. In PALET 2.0 is reeds geconcludeerd dat de rijwoningen en de twee-onder-een-kapwoningen 59% van de woningvoorraad vormen en samen de meeste energie in de woonsector verbruiken. Gezien de verdeling en de aard van de woningvoorraad zullen we de sector wonen op een gevarieerde wijze moeten benaderen.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector woningen is 3.677 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 22% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 809 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 3.082 TJ.
6 7 8 9
PALET 2.0 - Heerlen. Woonmonitor Zuid-Limburg, 2014. PALET 2.0 - Heerlen. PALET 1.0.
109
Projecten Koopwoningen Er wordt onderscheid gemaakt tussen de particuliere woningeigenaar en de Vereniging van Eigenaren:
Particuliere woningeigenaar Voor de particuliere woningeigenaar is het van belang dat deze zoveel mogelijk wordt ontzorgd bij het treffen van energiebesparende en -opwekkende maatregelen. In de praktijk blijkt dat voor de gemiddelde woningeigenaar aspecten als de technische complexheid van mogelijke maatregelen, de inhoud van offertes en de vergelijkbaarheid van offertes een struikelblok vormen. Ook kan niet iedereen zelf energiebesparende of -opwekkende maatregelen financieren. Deze belemmeringen moeten zoveel mogelijk worden weggenomen. Zonnepanelenproject Parkstad – deel Heerlen Het lopende Zonnepanelenproject Parkstad is een voorbeeld van hoe dit kan worden aangepakt. De gemeente zorgt voor de financiering, de collectieve inkoop van de panelen, de installatie op het dak, de noodzakelijk reparaties, en dergelijke. De woningeigenaar sluit een lening met een lage rente af bij de gemeente en betaalt 15 jaar lang een vast maandelijks bedrag. De woningeigenaar houdt maandelijks geld over door een lagere energierekening. Wat levert het project op aan duurzame energieopwekking: Het project wordt uitgevoerd in twee tranches van 1.100 woningen (betreft uiteraard een raming van het aantal potentiële deelnemers). Beide tranches omvatten 5,5% van de particuliere woningvoorraad. Uitgangspunt is gemiddeld 14 zonnepanelen per woning (gebaseerd op ervaringscijfers project Landgraaf). Heerlen: 2.200 woningen, 30.800 zonnepanelen = 7.392.000 kWh = 26,61 TJ. Energiebesparing bij 10% koopwoningen Naast het lopende Zonnepanelenproject is energiebesparing bij 10% van de koopwoningen, zijnde 2.141 woningen, als een inspanningsverplichting opgenomen in dit programma. We gaan er hierbij van uit dat wij gemiddeld een besparing van 1,644 TJ per 100 woningen kunnen bereiken. Dit moet voor Heerlen 35,20 TJ aan energiebesparing opleveren. Hierbij zal een drie-sporen aanpak gevolgd worden: • Stimuleren middels publicaties, informatiebijeenkomsten, financiële regelingen en dergelijke. • Advisering voor die woningeigenaren die het zelf willen doen. • Ontzorging middels een gestructureerd aanbod. DUW Parkstad en het Energieloket Zuid-Limburg moeten hier een prominente rol in gaan spelen als centraal loket voor burgers. Op de achtergrond worden zij gevoed met projecten van verschillende partijen. Er wordt naar gestreefd om hierbij zoveel mogelijk met de Parkstad-gemeenten een gezamenlijke aanpak te kiezen.
Vereniging Van Eigenaren (VvE´s) In Heerlen zijn circa 5.878 wooneenheden georganiseerd in 343 VvE’s10. Een VvE bestaat uit de eigenaren van appartementen en behartigt de gemeenschappelijke belangen. In de periode 2016-2020 zal met de VvE’s en VvE beheerders in gesprek worden gegaan om afspraken te maken over maatregelen om energiebesparing te stimuleren. Dit moet bijdragen aan het behalen van de hierboven al genoemde 35,20 TJ aan energiebesparing. DUW Parkstad moet een belangrijke rol gaan spelen in deze aanpak. Daarnaast wordt ernaar gestreefd om 10% van de totale oppervlakte van de daken van de gebouwen met zonnepanelen te beleggen. Dit door middel van het specifiek onder de aandacht te brengen van het Zonnepanelenproject.
110 10 Kengetallenrapport VvE belang.
Koppeling met levensloopbestendigheid woningen Ook het levensloopbestendig maken van woningen is van belang. Bij de uitwerking in concrete projecten wordt hiermee een koppeling maakt, bijvoorbeeld door naast een energiescan van de woning, ook een zorgscan aan te bieden. Zo kunnen twee vliegen in een klap worden geslagen. Wijkinitiatieven Initiatieven vanuit bewoners in een wijk willen wij als gemeente Heerlen waarderen, stimuleren en faciliteren. Buurkracht en DUW Parkstad zijn hierbij belangrijke instrumenten om wijkorganisaties of individuele bewoners geactiveerd te krijgen. Er zal worden nagedacht over een regeling met specifieke faciliteiten die wij als gemeente hiervoor kunnen inzetten, zoals bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van vergaderfaciliteiten of onkostenvergoedingen voor drukwerk en advieskosten. Werkgroep De Groene Wijk Binnen de wijk Douve Weien en Caumerveld is de gemeente een pilot gestart om samen met een werkgroep van wijkbewoners een actie te starten om gezamenlijk zonnepanelen in te kopen. De werkgroep heeft hiervoor een marktconsultatie uitgevoerd en een aantal bedrijven aanbevolen bij de woningeigenaren. In eerste instantie hebben 39 woningeigenaren hieraan deelgenomen. De werkgroep is daarna op zoek gegaan naar verdere verduurzamingsmogelijkheden en zijn onder andere in gesprek gekomen met Mijnwater BV waarmee een plan wordt uitgewerkt. Inmiddels is ook gestart met de marktconsultatie rondom spouwmuurisolatie. De gemeente heeft de werkgroep aanvankelijk ambtelijk ondersteund, maar inmiddels opereren zij geheel zelfstandig. Energieteams Heerlen In navolging van de TELI Energiecompetitie uit 2007 is in 2014 samen met de woningcorporaties en de GAMMA Woonboulevard een project gestart waarbij energieteams eenvoudige energieadviezen bij de inwoners geven en tevens een aantal energiebesparende maatregelen als spaarlampen, radiatorfolie, waterbesparende douchekoppen en leidingisolatie wordt aangebracht. Gedurende een periode van drie jaar is het de bedoeling om met twee ‘energieteams’, bestaande uit mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (Baanbrekend Werk), in totaal 4.000 huishoudens te bezoeken. Huishoudens kunnen zich aanmelden vanuit zowel de huur als particuliere sector. Energiesprong - Stroomversnelling De Stadsregio Parkstad Limburg heeft de deal ‘Stroomversnelling koopwoningen’ getekend. Binnen de VNGalliantie wordt samen met de gemeente Maastricht bekeken hoe er pilots met een Nul-op-de-meter (NOM) concept kunnen worden gerealiseerd bij woningeigenaren. Met name financiële en welstand technische zaken zullen hierbij nader worden onderzocht. Heerlen wil samen met NEBER11 de kennis en ervaring die opgedaan is bij de MODLAR en TIORC-projecten gebruiken om te bekijken of en hoe een pilot binnen de gemeente Heerlen met een NOM of bijna-NOM kan worden gerealiseerd.
111 11 Centre of Expertise, Zuyd Hogeschool.
De huursector
Sociale huur In Heerlen zijn de volgende woningcorporaties actief: • Weller met 5.718 woningen; • Woonpunt met 5.180 woningen; • Wonen Zuid met 1.825 woningen; • Wonen Limburg met 932 woningen; • WS De Voorzorg 2.614 woningen. Met name de twee corporaties met de meeste woningen (Weller en Woonpunt) kunnen een grote rol spelen in de energietransitie in Heerlen. Op basis van de nieuwe Woningwet - in werking vanaf 1 juli 2015 - worden woningcorporaties geacht mede uitvoering te geven aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en daartoe een bod (een activiteitenoverzicht) uit te brengen dat moet resulteren in wederzijdse prestatieafspraken. Ook huurdersorganisaties zijn hierbij een volwaardige partij. Daar 2016 en 2017 gezien kunnen worden als ‘overgangsjaren’ is er slechts een beperkt aantal reeds geplande projecten benoemd die een bijdrage leveren. Op regionaal niveau / in Parkstadverband wordt een nieuwe woonvisie opgesteld, waarin PALET nadrukkelijk een plek dient te krijgen. Belangrijk hierbij is dat wij een duurzame relatie en samenwerking opbouwen met de woningcorporaties. Het inrichten van de thematafel waarin energie en duurzaamheid aan bod moet komen kan hierbij helpen. Na vaststelling van de Woonvisie moeten de corporaties hier een ‘bod‘ op uitbrengen. Op deze wijze krijgt energie als concreet onderwerp een steeds prominentere plek in de prestatieafspraken. Convenant Energiebesparing huursector De woningcorporaties hebben via de koepelorganisatie Aedes het Energieakkoord ondertekend. Hierin is afgesproken dat zij hun woningbestand in 2020 op gemiddeld energielabel B (Convenant huursector; target voor 2021: energie index 1,25) zullen brengen. Voor Heerlen zal een inspanningsverplichting worden meegegeven voor de nieuwe woonvisie die overeenkomt met een gemiddeld energielabel B in 2020. In de meeste gevallen gaat het om een energielabelstap van 1,5 - 2 stappen. Uitgaande van een reële besparing van 25% op ruimteverwarming, zou dat voor 16.269 corporatiewoningen een besparing van 133,73 TJ betekenen (uitgaande van een besparing van 0,822 TJ per 100 woningen in Heerlen). Een groot deel van deze inspanning zal gerealiseerd worden middels de expansie van het Mijnwater. Pilots / Energiesprong In Kerkrade is de Bestaande Wijk van Morgen een toonaangevend voorbeeld van een innovatieve renovatie van huurwoningen op wijkniveau. Binnen Heerlen wordt ook een aantal experimenten uitgevoerd met grootschalige renovatieconcepten. Centre of Expertise NEBER heeft een tweetal renovaties doorgevoerd in de Breitnerstraat (MODLAR) en bereidt met een consortium van bedrijven de renovatie voor van de VASCO-woningen in Vrieheide. Deze proefprojecten moeten een basis zijn voor een bredere uitrol van de grootschalige aanpak van het woningbestand in Heerlen. Hierbij is het niet noodzakelijk dat het nul-op-demeter of autarkisch is, maar de innovatie in de regio mag hierbij voorop staan. Binnen de woonvisie gaat Heerlen proberen om overeenstemming te bereiken over de verdere praktische uitrol van de kennis die is opgedaan met de proefprojecten. Ook de uitkomsten uit het project PALET sociale woningvoorraad van Parkstad Limburg worden hierbij meegenomen. Zonnig Limburg In Heerlen hebben Wonen Zuid en Wonen Limburg deelgenomen aan het provinciale project Zonnig Limburg, waarin 3000 daken van huurwoningen van zonnepanelen werden voorzien. Huurders kunnen zich hiervoor zelfstandig aanmelden. In een tweede tranche gaan de deelnemende corporaties wederom aan de slag. Wonen Limburg heeft als ambitie om in 2016 64 woningen in Heerlen zonnepanelen aan te bieden en
112
Wonen Zuid wil in 3 jaar tijd elke jaar aan 180 woningen dit aanbod doen in combinatie met de geplande renovatieprojecten. Voor Heerlen ligt er een uitdaging om ook de overige corporaties deel te laten nemen en het project samen onder de aandacht te brengen van de huurders in Heerlen. Dit kan gelijktijdig met de communicatie rondom het Zonnepanelenproject Parkstad. De gemeente Heerlen gaat zich inzetten om in de woonvisie opgenomen te krijgen dat 10% van het corporatiebezit in Heerlen, zijnde 1.730 huurwoningen, wordt voorzien van zonnepanelen. Energieprestatieafspraken woningcorporaties 2016 Weller en Woonpunt zullen in 2016 vooralsnog terughoudend stappen zetten, met uitzondering van 5 energieneutrale woningen van Weller in Schandelen. In 2016 zal Wonen Zuid 113 woningen in Molenberg renoveren met 1-2 energielabelstappen en aanvullend 207 renovaties doorvoeren met 1 energielabelstap binnen het reguliere onderhoudsprogramma. De Voorzorg zal bij 226 wooneenheden energiebesparende maatregelen doorvoeren. In de prestatieafspraken voor 2016 is het begrip ‘kwaliteit’ gestoeld op 3 pijlers: aanpasbaarheid, duurzaamheid en betaalbaarheid. Kwaliteitsverbeteringen op het gebied van aanpasbaarheid en duurzaamheid dienen te worden beoordeeld in verhouding met de (gevolgen voor) betaalbaarheid. De uitdaging richting de woonvisie zal er in liggen om de hoge ambities van PALET in goede samenwerking met wederzijds begrip op te pakken.
Particuliere huur In Heerlen is een aantal grote particuliere woningverhuurders (bijvoorbeeld Vesteda) aanwezig. In het SER Energieakkoord is met de koepel, Vastgoed Belang, overeengekomen dat de particuliere verhuurders toewerken naar een woningbestand dat voor 80% minimaal label C heeft. De gemeente Heerlen zal in overleg treden met de grote particuliere verhuurders om te bezien hoe men zich aan deze afspraken gaat houden en of er mogelijkheden zijn voor de toepassing van Mijnwater en zonnepanelen. Autonome ontwikkeling sector Woningen De woningmarkt in Parkstad is volop in beweging. Waar in het verleden nog sprake was van een toename van de bevolking en de daarmee gepaard gaande bouw van nieuwe woningen, wordt onder andere vanwege de bevolkingsdaling al een aantal jaren hard gewerkt aan het in balans brengen van de regionale woningmarkt. Niet alleen kwantitatief, maar zeker ook in kwalitatief opzicht. Het leidende kader hiervoor is de regionale woningmarktprogrammering. De verduurzaming van de woningvoorraad maakt vanzelfsprekend onderdeel hiervan uit. In PALET 3.0 wordt de autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad meegenomen omdat dit effect heeft op het energiegebruik in de regio en specifiek op het energiegebruik in de woningsector. De autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad is in PALET 3.0 verdeeld in drie categorieën.
Sloop en nieuwbouw in de periode 2012-2015 In het kader van de transformatieopgave van de woningmarkt heeft in de periode 2012-2015 sloop en nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. De daadwerkelijk gerealiseerde sloop en nieuwbouw van woningen in deze periode kan worden vertaald in een energetisch effect. Zo gebruiken gesloopte woningen vandaag de dag natuurlijk geen energie meer. Nieuwbouwwoningen zijn normaliter energiezuiniger dan oudere woningen, maar deze hebben toch nog een behoorlijk energiegebruik. Rekening houdend met sloop en nieuwbouw in de gemeente Heerlen, resulteert dit in een afname van het energiegebruik van 17,88 TJ. Leegstand in de periode 2011-2014 Een tweede autonome ontwikkeling in de sector Woningen betreft de leegstand, zowel in de koop- als huursector. Op grond van de meest recente gegevens voorhanden, zijnde de provinciale Woonmonitor 2014, blijkt dat er in de gemeente Heerlen per 31 december 2014 2.082 woningen leeg stonden. Dit aantal is vervolgens vergeleken met het aantal leegstaande woningen in de gemeente in 2011, namelijk het peiljaar waarop de nulmeting uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebaseerd en derhalve op het leegstandcijfer uit de Woonmonitor 2014 in mindering moet worden gebracht. Per saldo gaat het voor de gemeente Heerlen
113
om 346 leegstaande woningen12. In PALET 3.0 is berekend wat het energetisch effect is van deze leegstand, waarbij is aangenomen dat deze woningen – omdat er geen gebruiker is – veel minder energie gebruiken dan niet-leegstaande woningen. Hierbij is uitgegaan van een verminderd energiegebruik van 75% ten opzichte van het gemiddelde energiegebruik, waarbij de resterende 25% aan energie wordt gebruikt om de woningen vorstvrij te houden). Aan de toe- of afname van leegstaande woningen tussen 2011 en eind 2014 worden TJ’s toegekend. Voor de gemeente Heerlen betekent dit een afname van het energiegebruik van 20,06 TJ.
Prognose huishoudensontwikkeling in de periode 2016-2020 Zoals hiervoor aangegeven is de woningmarkt in Parkstad volop in beweging, niet in de laatste plaats veroorzaakt door de effecten van de bevolkingsontwikkeling. Via de regionale woningmarktprogrammering wordt hieraan sturing en invulling gegeven. De prognoses voor de periode 2016-2020 zijn vervat in Progneff 2015, een onderzoek dat elk jaar wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Limburg. Deze prognose biedt een doorkijk in de ontwikkeling van de bevolking en de daarmee gepaard gaande woningbehoefte tot 2020 en zelfs tot 2050. Uit Progneff 2015 blijkt dat in de gemeente Heerlen tot 2020 een overschot van 645 woningen13 zal ontstaan. Dit overschot, feitelijk inhoudende dat er meer woningen dan huishoudens zijn, leidt uiteindelijk tot leegstand en eventueel sloop. De verwachte leegstand is evenals de gehanteerde methodiek zoals beschreven onder de hiervoor genoemde categorie. gekwantificeerd in een energetisch effect. Voor de gemeente Heerlen wordt daarom rekening gehouden met een afname van het energiegebruik van 37,39 TJ.
Energiebesparing bij 10% koopwoningen Wijkinitiatieven Energieteams Heerlen Convenant energiebesparing huursector Autonome ontwikkeling sector woningen
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Heerlen Werkgroep De Groene Wijk Convenant energiebesparing huursector Zonnig Limburg
114 12 Woonmonitor Zuid-Limburg 2014, november 2015. 13 Woningbehoefte gemeente Heerlen, CBS Statline en E’til, Progneff 2015.
Sector Publieke Dienstverlening Publieke dienstverlening is de verzamelnaam voor overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publieke belang dienen. Deze sector is goed voor 16% (1.980 TJ) van het totale energieverbruik in Heerlen. De energierekening van de totale sector bedraagt € 16 miljoen per jaar. De sector bestaat uit een aantal subsectoren. Het energieverbruik per jaar is als volgt over deze sectoren verdeeld (in TJ):
Figuur 9: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ)14.
Te zien is dat veel energie gebruikt wordt in de subsectoren Gezondheids- en welzijnzorg, Sport en recreatie en overige dienstverlening. Dat de subsector Gezondheid- en welzijnszorg een belangrijk aandeel heeft in deze sector is te verklaren uit het feit dat in Heerlen een aantal grote regionale gezondheidsinstellingen gevestigd is, zoals Zuyderland, Sevagram, Mondriaan (Zorgvallei) en Adelante. Binnen Sport en Recreatie neemt zwembad Otterveurdt een belangrijk aandeel voor zijn rekening. Ten aanzien van de sector overige dienstverlening dient opgemerkt te worden dat hier naast de kerken ook een groot aantal “commerciëlere” publieke dienstverleners in de lichaamsverzorging zit zoals kapsalons, schoonheidsspecialisten en pedicures.
Het reduceren van energieverbruik in deze sector Het reduceren van het huidige energiegebruik in de publieke dienstverlening is een maatschappelijke verantwoordelijkheid waarbij de overheden en semi-overheden in ieder geval het goede voorbeeld kunnen geven aan inwoners, bedrijven en instellingen door te laten zien dat verduurzaming op termijn loont. Naast het betrekken en stimuleren van de stakeholders bij de energietransitie is de goede voorbeeldfunctie een belangrijk uitgangspunt voor de gemeente Heerlen. Net als in de sector woningen wordt het huidige energiegebruik in de publieke sector grotendeels bepaald door energie voor ruimteverwarming, elektriciteit en koeling, i.c. respectievelijk 40% en 25%. Bij met name de sportaccommodaties speelt het verwarmen van tapwater (douches) en terreinverlichting een grotere rol. Specifiek voor zwembad Otterveurdt zijn de kosten voor het verwarmen van het zwemwater. Het energieverbruik voor ruimteverwarming kan worden teruggedrongen door enerzijds gebouwen beter te isoleren en te ventileren en anderzijds door de warmteopwekking efficiënter te organiseren. Aansluiten op Mijnwater kan een aantrekkelijke optie zijn omdat een groot deel van de gebouwen naast een warmtevraag in de winter ook een koelvraag heeft in de zomer. Het hybride mijnwatersysteem kan hierin voorzien. Het verminderen van het energieverbruik van de verlichting kan met name door het toepassen van led-verlichting en gedragsverandering worden bewerkstelligd.
115 14 PALET 2.0 - Heerlen.
Het opwekken van duurzame energie in deze sector Manieren om duurzaam energie op te wekken op gebouwniveau zijn met de huidige stand van de techniek en ruimtelijke wet- en regelgeving bijna altijd nog beperkt tot het aanwenden van zonne-energie voor de productie van elektriciteit. Binnen deze sector zijn veel grote dakoppervlakken aanwezig die zich prima lenen voor de grootschalige opwek van zonne-energie. Op bescheiden schaal kan eventueel warm(tap)water uit zonnecollectoren worden opgewekt voor bijvoorbeeld de douches van de sportverenigingen. Eigenaar versus gebruiker Het verduurzamen van gebouwen en hun energiehuishouding heeft niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving, maar heeft ook positieve bedrijfseconomische gevolgen voor de exploitatie van een gebouw. Door het treffen van energiebesparende maatregelen kan de energierekening omlaag en gaat het gebruikscomfort omhoog. De eigenaar van een gebouw (degene die de energetische maatregelen treft of laat treffen) is echter niet altijd de exploitant van het gebouw (degene die profiteert van de lagere energierekening). Dit betekent dat altijd goed gekeken moet worden naar de relatie eigenaar - gebruiker van een gebouw bij het treffen van maatregelen. De volgende ‘smaakjes’ kunnen we onderscheiden: 1. Eigenaar en gebruiker De gemeente Heerlen is eigenaar en exploitant van de gebouwen. De gemeente heeft een directe invloed op de verduurzaming van deze gebouwen. Denk aan: • Stadhuis; • Beheer en onderhoud; • Sporthallen. 2. Wel eigenaar, geen gebruiker De gebouwen zijn eigendom van de gemeente, maar worden door ‘derden’ geëxploiteerd. De gemeente zal in overleg met de gebruiker of exploitant het rendement van eventuele investeringen moeten bekijken. Dit zal moeten leiden tot een investerings- en verdienmodel waar beide partijen voordeel uit halen. De gemeente haalt haar ambities op energiegebied en de gebruiker krijgt een lagere energierekening en meer comfort. Denk aan: • Zwembad Otterveurdt; • Schunck-Glaspaleis; • Brede Maatschappelijke Voorzieningen; • Brandweerkazerne; • Diverse schoolgebouwen; • Theater Heerlen. 3. Niet de eigenaar, wel de gebruiker De gemeente huurt het gebouw en is de gebruiker. Bij de huur van nieuwe panden zal de duurzaamheid van het pand of het energielabel als keuzecriterium worden meegenomen. Goed geïsoleerde panden krijgen dan de voorkeur boven slecht geïsoleerde panden. Bij reeds lopende huur zal de gemeente in gesprek treden met de eigenaar over het treffen van energetische maatregelen. Als gebruiker heeft de gemeente wel invloed op energiebesparingsmogelijkheden, bijvoorbeeld via het eigen gedrag. Denk aan: • Stadskantoor; • Maankwartier.
116
4. Niet de eigenaar, geen gebruiker Het gaat om gebouwen die wel een publieke functie hebben, maar die zowel in eigendom zijn als geëxploiteerd worden door ‘derden’. De gemeente heeft geen rechtstreekse invloed op de verduurzaming van deze gebouwen. De gemeente kan wel in gesprek treden met de eigenaren, adviseren en stimuleren. Denk aan: • Kerken; • Zorginstellingen van bijvoorbeeld Zuyderland, Sevagram, Mondriaan, Adelante, e.d.; • Peuterspeelzalen; • Politiebureau; • GG&GD. De gebouweigenaar kan zelf aan de slag. Maar de overheid en ook commerciële partijen ontwikkelen steeds nieuwe programma’s om gebouweigenaren te ontzorgen in de verduurzaming van hun bezit. Grofweg is deze ontzorging te verdelen in financiële, organisatorische en materiële ontzorging: • •
Financiële ontzorging wordt vooral geboden in de vorm van subsidies en leningen (voornamelijk overheid) en maatwerk-financieringsmodellen (marktpartijen). Deze laatste categorie valt vaak samen met een materiële ontzorging (zo heeft de betreffende partij investering en opbrengsten onder controle). Materiële ontzorging wordt (bijna) altijd door marktpartijen geleverd en bestaat meestal uit een maatwerkadvies in totaalaanpak inclusief een financiële onderbouwing met betrekking tot investeringen en terugverdientijden.
Een combinatie van beide diensten was tot voor kort voorbehouden aan (grote) marktpartijen maar de complexiteit van de producten en constructies zorgt voor onzekerheid bij de afnemers (i.c. gebouweigenaren). Deze onzekerheid wordt versterkt door de vaak hoge investeringen vs. lange terugverdientijden die deels zijn gebaseerd op voorspellingen en aannames. Afnemers zijn daarom op zoek naar zekerheid. Deze zekerheid wordt geboden door enkele innovatieve marktpartijen. Bijvoorbeeld in de vorm van Energy Service Companies (ESCo’s) maar ook steeds meer door overheden. Het Zonnepanelenproject Parkstad is hiervan een mooi voorbeeld.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 1.980 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 970 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 294 TJ. Speerpunten Het gemeentelijk vastgoed dient stap voor stap verduurzaamd te worden. In 2016 wordt gestart met het opstellen van een plan van aanpak hiervoor. Dit zal nauw aansluiten bij de aanpak vanuit vastgoedbeleid om te bekijken welke gebouwen wij nog in portefeuille willen houden. Uitgangspunt is dat wij in 2020 uitsluitend nog gebouwen in eigendom hebben die energetisch op orde zijn. Daarom wordt tevens ingezet op zonnepanelen op de gemeentelijke gebouwen en op sportaccommodaties en de aansluiting van Mijnwater. Ook is bewustwording en het treffen van maatregelen op scholen wenselijk. De scholieren zijn immers de volwassenen van de toekomst. Door jong in aanraking te komen met het belang en het effect van energiebesparing ‘verinnerlijkt’ dit sneller, met andere woorden: wordt het ‘gewoon’. Verder vormt lastenverlichting van sportverenigingen die gebruik maken van gemeentelijke accommodaties een speerpunt. De kosten voor het energieverbruik maken een aanzienlijk deel uit van de totale lasten van een vereniging. Hiervoor wordt samen met de sportverenigingen (van uit de sectie voetbal) een plan opgezet. Tenslotte richten we ons op zorgcentra, vanwege het hoge energieverbruik. De gemeente bezoekt de zorginstellingen, stimuleert hen en probeert ze zo veel mogelijk te ontzorgen.
117
Het groot aantal “commerciëlere” publieke dienstverleners in de lichaamsverzorging, zoals kapsalons, schoonheidsspecialisten en pedicures zullen vanuit de aanpak van de commerciële dienstverlening worden meegenomen (zie hierna). Ook de zichtbaarheid van maatregelen in deze fase van de energietransitie is van groot belang. Hier gaat een stimulerende werking van uit en het bevordert bewustwording. Dit zal in een algemene communicatiestrategie worden meegenomen. Daarnaast zal samen met de Smart Services Campus gezocht worden naar mogelijkheden om slimme hulpmiddelen te bedenken. Voor de gehele sector wordt ingezet op de volgende 3 speerpunten: • Het goede voorbeeld geven en laten zien. • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. • Het stimuleren van maatregelen om energie te besparen en op te wekken.
Projecten Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen Onder deze subsector vallen diensten als de gemeente, politie, brandweer, Defensie, et cetera. Openbare verlichting op led Een reeds lopend gemeentelijk project is het overgaan van de openbare verlichting op led-verlichting. Dit is nadrukkelijk opgenomen in ons Beleidsplan Openbare Verlichting waarin wordt aangesloten bij de doelstellingen van het landelijke energieakkoord met onder andere: • Ombouw van PL24 armaturen naar led-armaturen levert 1,59 TJ op. • Led retrofitting van SOX armaturen levert 0,29 TJ op. • Projectmatige vervanging en vervanging in kader van onderhoud levert 6,95 TJ op. • Onderzocht zal worden welke winst behaald kan worden bij het vervangen van traditionele verlichting voor het aanstralen van kunstwerken en gebouwen. Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Van alle gebouwen die in eigendom zijn van de gemeente wordt bekeken of wij deze willen aanhouden, verkopen of slopen. Hierbij zal nadrukkelijk de energetische toestand worden meegewogen. Het huisvesten van eigen organisatieonderdelen of externe huurders in energetisch slechte gebouwen is niet langer wenselijk. Voor het resterende vastgoed zal een plan van aanpak worden opgesteld om te kijken hoe wij deze energetisch kunnen verbeteren. Dit plan van aanpak dient zowel technische, financiële en organisatorische maatregelen te bevatten waarmee wij een besparing en opwekking van 14 TJ (8% van ambitie in 2040) in 2020 denken te kunnen bereiken. In het onderzoek zal in ieder geval ook worden gekeken naar de mogelijkheden voor de plaatsing van zonnepanelen op de daken van gemeentelijk vastgoed en de aansluiting van de gebouwen op Mijnwater. Nieuwbouw van gemeentelijke gebouwen Ten aanzien van nieuwbouwplannen blijven we de uitgangspunten hanteren zoals deze in het Klimaatbeleidsplan 2010-2020 zijn gesteld. Hierin is opgenomen dat vanaf 2020 alle nieuwbouw energieneutraal dient te worden gerealiseerd voor wat betreft het gebouwgebonden deel van het energieverbruik. Tot 2020 hanteren wij een energieprestatie van 50% van de vigerende norm. Een scherpere energieprestatie en het terugdringen van het niet-gebouwgebonden energieverbruik (bijvoorbeeld ICT en catering) zullen als gunningsfactoren worden meegenomen in een aanbesteding.
118
In het Nationaal Plan staat wat onder een Bijna EnergieNeutraal Gebouw (BENG) verstaan wordt. Ook noemt het Nationaal Plan tussentijdse streefcijfers op weg naar bijna-energieneutrale nieuwbouw vanaf 2020. Per 1 januari 2015 geldt een aanscherping van de energieprestatie eisen voor woningen en voor utiliteitsgebouwen. Een verdere verlaging van de energieprestatie eisen volgt gefaseerd: het streven is de aanscherping naar bijna energieneutraal voor overheidsgebouwen vanaf 31 december 2018 in te laten gaan. Voor alle andere gebouwen is de ingangsdatum 31 december 202015. Binnen deze periode loopt een aanbesteding voor de nieuwe huisvesting van de ambtelijke organisatie (stadskantoor). Uitgangspunt hierbij is een energieneutraal gebouw en een gunningsvoordeel voor aanbieders die ook oplossingen aanreiken voor het niet-gebouwgebonden energieverbruik. Voor de brede maatschappelijke voorzieningen (onder andere Hoensbroek-Zuid en MSP) die nog gerealiseerd moeten worden voor 2020 wordt de 50% eis gehanteerd, hoewel BENG de voorkeur heeft. Zelf huren van vastgoed In die gevallen dat de gemeente Heerlen huurder is van vastgoed zal samen met de eigenaar onderzocht worden welke maatregelen getroffen kunnen worden. Bij nieuw te huren vastgoed zal nadrukkelijk gekeken worden naar de energetische toestand van het vastgoed en de bijbehorende energiekosten. Ook hier dienen wij het goede voorbeeld te geven. Eigen wagenpark De ontwikkelingen rondom het eigen gemeentelijke wagenpark zijn opgenomen binnen de sector infrastructuur, verkeer en vervoer. Overige overheidsdiensten Met de grote overheidsinstellingen in Heerlen, zoals CBS en de Belastingdienst gaan wij in gesprek, zo nodig samen met het Rijksvastgoedbedrijf, om te bezien op welke wijze zij een bijdrage kunnen leveren aan onze energietransitiedoelen. Het heeft de voorkeur om hier een bindende afspraak over te maken. Zonnepanelen Stadhuis en Rd4 Op het stadhuis zijn reeds 44 panelen aangebracht. Ook de Rd4 heeft een groot deel van zijn daken vol kunnen leggen 1.684 zonnepanelen, dankzij de goedkeuring van een afschrijftermijn van 15 jaar door de aandeelhouders (gemeenten). Onderwijs Verduurzaming van Primair onderwijs De afgelopen jaren hebben al reeds acties plaatsgevonden om iets te doen aan de verduurzaming van de scholen in Heerlen. Zo zijn er in 2010 energiebesparende maatregelen voor € 700.000,- getroffen in het kader van de subsidieregeling Energie en Binnenklimaat. Ook zijn er in samenwerking met de Lions Heerlen op 17 basisscholen zonnepanelen geïnstalleerd met een display en lespakket. In de periode 2016-2020 spant de gemeente zich in om de verdere verduurzaming van het primair onderwijs via energiebesparing en energieopwekking te stimuleren. Hiertoe zal de gemeente, samen met de regio, het initiatief nemen en het gesprek aangaan met de Onderwijsstichtingen Innovo en Movare om tot concrete afspraken en een gestructureerde planning te komen. Bekeken wordt of en hoe de landelijke Green Deal Scholen ons hierbij kan helpen. In Heerlen zijn 29 scholen voor primair onderwijs gehuisvest op 41 locaties. Hier vallen zowel de basisscholen als de scholen voor bijzonder onderwijs onder. In Heerlen zijn de onderwijsstichtingen Innovo (11) Movare (11), St. Alterius (Buitenhof), El Wahda en de St. Pallas (Vrije School) actief. De insteek is om samen te werken met de schoolbesturen en de scholen zoveel mogelijk te ontzorgen. Zoveel mogelijk wordt de combinatie met het onderwijs en de kinderen gezocht, om hiermee bewustwording te creëren bij de leerlingen.
119 15 RVO.
Voor de plaatsing van zonnepanelen zal onderzocht worden of nieuwe modellen te gebruiken zijn als crowdfunding, energiecorporaties of ESCo’s. We gaan proberen op 30 scholen minimaal 100 zonnepanelen te leggen, hetgeen overeenkomt met 2,60 TJ. In het kader van het Integraal Huisvesting Plan is reeds bekeken welk onderwijs-voorzieningenniveau er in de toekomst in welke stadsdelen en wijken nodig zijn. Op basis hiervan wordt reeds geclusterd (onder andere in BMV’s) en komt de schoolfunctie van sommige gebouwen te vervallen. Vanuit vastgoed wordt bekeken of deze panden nog langer te gebruiken zijn of gesloopt dienen te worden. Verduurzaming van Voortgezet- en praktijkonderwijs Op zowel het Bernardinuscollege als het Sintermeertencollege hebben reeds energieprogramma’s gelopen de afgelopen jaren. Het Arcus college is recent verhuisd naar een nieuwbouwlocatie waar een Mijnwater aansluiting is gerealiseerd. Bij het St. Janscollege zijn ook ontwikkelingen gaande die op de voet gevolgd moeten worden om stappen te zetten richting een energiezuinige huisvesting. In de periode 2016-2020 spant de gemeente zich in om de verdere verduurzaming van het Voortgezet onderwijs en Praktijkonderwijs via energiebesparing en energie opwekking te stimuleren. Hiertoe zal de gemeente, samen met de regio, het initiatief nemen en het gesprek aangaan met de SVOPL, de St. LVO en het Arcus college om tot concrete afspraken te komen. De insteek is om samen te werken met de schoolbesturen en de scholen zoveel mogelijk te ontzorgen. Zo veel mogelijk wordt de combinatie met het onderwijs gezocht om hiermee bewustwording te creëren bij de leerlingen. Vanuit de zonnekaart is geschat dat er zo’n 600 zonnepanelen mogelijk zijn binnen de locaties van het voortgezet onderwijs, hetgeen overeenkomt met een opwekpotentieel van 0,52 TJ. Verduurzaming van ‘onderwijscampus’ Nieuw Eijckholt De OU wil haar gebouwen verder verduurzamen en werkt samen met Mijnwater BV aan het plan ‘The SEA’ dat als attentionproject is aangemerkt door IBA Parkstad. The SEA is een energie-producerend gebouw van waaruit Mijnwater BV alle warmte, koude en elektriciteit levert voor de OU-campus en in de toekomst voor de nabije omgeving. De energie wordt tegen beduidend lagere integrale kosten duurzaam opgewekt. Conventionele opwekkingsinstallaties (zoals gasketels en compressie koelmachines) op de OU-campus alsook bij andere gebouwen in de regio verdwijnen. Op basis van de huidige verbruiken zou er volgens berekeningen van Mijnwater BV 0,02 TJ bespaard kunnen worden. Daarnaast is middels de zonnekaart berekend dat er op de daken van Zuyd, OU en Sintermeerten 5.878 zonnepanelen zouden kunnen worden geplaatst die 5,08 TJ kunnen opwekken. Wat betreft energiebesparing voor de sector onderwijs stuurt de gemeente aan op een reductie van 14,41 TJ, waarvan gemakshalve 10 TJ wordt toegerekend aan het primair onderwijs en 4,41 TJ aan Voortgezet onderwijs en Praktijkonderwijs. Gezondheids- en welzijnszorg In deze subsector bevinden zich de zorgcentra, de zorgvallei, de peuterspeelzalen, de kinderdagverblijven, de huisartsen- fysio-, tandarts- en overige gezondheidsgerelateerde praktijken, zorgboerderijen, begeleid wonen locaties en dergelijke. Partijen waar het gesprek mee moet worden aangegaan over verduurzaming van het vastgoed zijn onder meer Zuyderland, Mondriaan, Sevagram, Adelante, Radar en St. Humanitas. Zuyderland is bezig met een grootschalige transformatie van de locatie aan de Henri Dunantstraat, Mondriaan heeft recent nieuw gebouwd en gaat het bestaande hoofdgebouw slopen en Adelante is haar panden in Hoensbroek aan het renoveren. Getracht zal worden om hier extra stappen te kunnen zetten op het gebied van energiebesparing en -opwekking. Ten aanzien van de talloze praktijken van huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten en dergelijke zal worden aangesloten bij de aanpak voor de commerciële dienstverleners. Zij kunnen grotendeels ook gebruik maken van het Zonnepanelenproject van Parkstad.
120
Reeds lopende of gerealiseerde projecten zijn: Verduurzaming zorgcentra De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) is in 2015 gestart met het project ‘Zorginstellingen’. De zorgcentra in de gemeente worden bezocht door een toezichthouder van de RUD, gespecialiseerd in energie. Bij dit bezoek wordt de potentiële energiebesparing in kaart gebracht. Op basis van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is het bedrijf verplicht om maatregelen te nemen die binnen vijf jaren terug te verdienen zijn. Hierop wordt vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. In eerste instantie zal er gewerkt worden aan het opbouwen van een goede relatie. Nieuw op te starten projecten: Zonnepanelen Zorgvallei Met de partijen in de Zorgvallei zal een verkenning plaatsvinden naar de toekomstige energievoorziening in het gebied. Een lange termijn perspectief waar gestructureerd naar toe gewerkt kan worden door de aanwezige instellingen. De gemeente initieert en faciliteert hierbij. Op basis van de zonnekaart is er een potentie van 7,17 TJ op de Zorgvallei aanwezig. Zonnepanelen Adelante Voor het Adelante terrein zal samen met de eigenaren van de gebouwen onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn voor de plaatsing van zonnepanelen. De gemeente initieert en faciliteert hierbij. Op basis van de zonnekaart is er een potentie van 3,50 TJ op het terrein van Adelante. Adelante is zelf aan het onderzoeken of riothermie (warmte onttrekken aan rioolwater) een optie is voor het verwarmen van het zwembad(water). Sport en recreatie In deze subsector vallen de sportaccommodaties, het zwembad, de sportvelden, de sportverenigingen en -clubs, pretparken, kermisattracties, et cetera. In het verleden zijn er verschillende acties geweest rondom sportverenigingen. Er zijn zonnepanelen geplaatst, zonneboilers geïnstalleerd, kleine besparingsmaatregelen aangebracht en recent heeft een aantal verenigingen scans laten uitvoeren. Het enthousiasme voor energiebesparing is echter beperkt bij de verenigingen. In het kader van het Integraal Maatschappelijk Accommodatiebeleid Heerlen (IMAH) is er een aantal samenvoegingen geweest van sportverenigingen en zijn locaties komen te vervallen (Mariarade, Heksenberg en Heerlen-Sport) en zijn accommodaties vernieuwd (RKHBS Heerlerbaan, HC Nova, A Gene Bek Bekkerveld en FC Hoensbroek). Ten aanzien van terreinverlichting is er een aantal complexen reeds voorzien van ledverlichting. Het is de bedoeling om dat ook versneld op alle andere sportcomplexen toe te passen. Zonnepanelen op sporthal Palemig en MAB Bekkerveld Op de sporthal Palemig is een pilot gerealiseerd met 264 Solland-sunweb panelen en de Multifunctionele Accommodatie Bekkerveld (A Gene Bek) is voorzien van zonnepanelen en aangesloten op Mijnwater. Daarnaast wordt in de periode 2016-2020 het volgende opgestart: Verduurzaming van sportaccommodaties Onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn van het toepassen van zonnecollectoren op de sportaccommodaties om het energieverbruik dat nodig is voor ruimteverwarming en warm(tap)water te verminderen. Bij 10 verenigingen elk 10.000 MJ opwekken om warm(tap)water te realiseren, levert 0,10 TJ op. Ook wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de resterende daken van sporthallen en sportclubs vol te leggen met zonnepanelen. Als er bij 10 verenigingen elk 50 panelen geplaatst worden lever dat 0,43 TJ op. Samen met de sportverenigingen wordt onderzocht of en hoe de leden van een vereniging betrokken kunnen
121
worden bij het onderwerp energie, zowel over het terugdringen van het energieverbruik bij de vereniging als bij de individuele leden thuis. Onderzocht wordt of het zwembad Otterveurdt kan worden aangesloten op een nieuw Mijnwatercluster waar tevens Componenta, Dali-De Klok en Aldenhof op zijn aangesloten. Cultuur In deze subsector valt Schunck, de Nieuwe Nor, Cultuurhuis, Theater Heerlen, kunstgaleries en expositieruimtes, stichtingen/verenigingen/clubs op het gebied van het beoefenen van podiumkunsten, dienstverlening voor uitvoerende kunst , et cetera. (denk bijvoorbeeld aan de harmonie, zangkoren) maar ook monumentenzorg. Onze grote culturele parels zijn de afgelopen jaren allemaal gerenoveerd. Daar is reeds uitgebreid aandacht besteed aan energiezuinigheid. Er kan nog onderzocht worden of er zonnepanelen geplaatst kunnen worden. Daar dit hoofdzakelijk gemeentelijk vastgoed is, wordt dit in de aanpak voor de gemeentelijke gebouwen meegenomen. Overige dienstverlening inclusief Religies en Belangenorganisaties Tot deze subsector behoren zeer diverse bedrijven en instellingen of instituten zoals de kerken, hobbyclubs, bedrijven op het gebied van uitvaartverzorging, wellness, bedrijven die zich bezig houden met reparatie van computers, schoenen en uurwerken, wasserijen, kapsalons, et cetera. Ten aanzien van de talloze kapsalons, schoonheidssalons, en dergelijke zal worden aangesloten bij de aanpak voor de commerciële dienstverlening. Zij kunnen ook grotendeels aansluiten bij het Zonnepanelenproject Parkstad. Energieopwekking bij crematorium Met het crematorium in Heerlen zal onderzocht worden of er mogelijkheden zijn voor hergebruik en opwekking van energie. Zonnepanelen op Carbon-6 gebouw Het Carbon-6 gebouw (voormalige CBS) biedt volgens de zonnekaart ruimte voor het installeren van 1.022 zonnepanelen op het dak. Hierover gaan we het gesprek aan met de eigenaar WALAS.
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Nieuwbouw gemeentelijke gebouwen Verduurzaming van Primair onderwijs Verduurzaming van Voortgezet- en praktijkonderwijs Verduurzaming van ‘onderwijscampus’ Nieuw Eyckholt Verduurzaming zorgcentra (RUD)
122
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Zonnepanelen Stadhuis en Rd4 Verduurzaming van Primair onderwijs Verduurzaming van Voortgezet- en praktijkonderwijs Verduurzaming van ‘onderwijscampus’ Nieuw Eyckholt Zonnepanelen Zorgvallei Zonnepanelen Adelante Zonnepanelen sporthal Palemig en MAB Bekkerveld Verduurzaming van sportaccommodaties Energieopwekking crematorium Zonnepanelen op Carbon-6 gebouw
Sector Commerciële Dienstverlening Binnen de commerciële dienstverlening in Heerlen wordt 19% (2.308 TJ) van het totale energieverbruik in Heerlen verbruikt. Voor een stad met de omvang en centrumfunctie van Heerlen zien we dat dit grotendeels bestaat uit winkels, horeca en kantoren. Het grootste verbruik zit bij het groot aantal detailhandelsbedrijven en financiële instellingen die onze stad rijk is. Hier is een aantal grote kantoren van Rabobank, APG, Obvion en AZL bij inbegrepen.
Figuur 10: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ)16.
De commerciële dienstverlening is een belangrijke economische motor voor de stad en de regio. In een periode van economische malaise heeft deze sector het ook erg moeilijk en is er een groot aantal bedrijven failliet gegaan. Een contradictie tussen een groeiende economie en afnemende energieverbruik tekent zich hierbij dan ook af. Dit noodzaakt dan ook om binnen deze sector vooral op zoek te gaan naar concrete besparingsprojecten die de bedrijfskosten drukken en daarmee ook de concurrentiepositie verstevigen. De afgelopen jaren is weinig gedaan met de ondernemers in de commerciële dienstverlening, met name omdat zij moeilijk te bereiken zijn, er weinig urgentie is en het niet hoog op de agenda staat bij veel ondernemers. De ondernemers zijn ook op verschillende manieren georganiseerd: middels eigen brancheorganisaties, ondernemersnetwerken als MKB Parkstad en de ondernemersverenigingen in de centra en op de bedrijventerreinen. Daarnaast ondersteunt BedrijvenTerreinManagement Parkstad Limburg de ondernemersverenigingen en individuele bedrijven op de bedrijventerreinen. Elk voor een andere doelgroep en een ander schaalniveau. Voor veel ondernemers staat het onderwerp energie niet hoog op de agenda. Met name de kleine ondernemers zijn vooral bezig om het hoofd boven water te houden, waardoor zij zich op hun corebusiness concentreren. Het is voor ondernemers dan ook belangrijk om inzicht te krijgen in hun energieverbruik en de kansen om hier op te besparen. Korte terugverdientijden en ontzorging zijn sleutelwoorden voor een succesvolle aanpak. Goede lokale voorbeelden zijn een extra stimulans om niet achter te blijven. Daarnaast hebben we bij de detailhandel te maken met grote landelijke ketens die centraal aangestuurd worden. Deze groep is moeilijker in beweging te krijgen. Hiervoor zal regionaal of landelijk het gesprek aangegaan moeten worden. Om niet al te hoge verwachtingen te wekken en niet te hard van stapel te lopen is een ambitie gedefinieerd van 4% voor de verschillende subsectoren binnen de commerciële dienstverlening waarmee we aan de slag gaan. Een versnelling moet na 2020 plaatsvinden.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 2.308 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 1.131 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 2.005 TJ (gecombineerd met sector industrie en energie). 123 16 PALET 2.0 - Heerlen.
Speerpunten Voor de gehele sector wordt ingezet op 5 speerpunten: • Het opbouwen van een duurzame relatie en samenwerking; • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholderorganisaties om te komen tot afspraken over een integraal aanbod richting de ondernemers. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen. Dat kunnen complete bedrijfsadviezen zijn of adviezen op specifieke onderdelen. De keuze is hierbij aan de ondernemer; • De implementatie van energiemaatregelen; • Handhaving op de verplichte inspanningen. Binnen de subsectoren groothandel, detailhandel, automotive, horeca en financiële dienstverlening zijn met name verlichting en ruimteverwarming belangrijke energievragers. Samen met bedrijfsverenigingen en branches zullen gericht projecten worden geïnitieerd die ondernemers kunnen helpen bij de aanschaf van ledverlichting, isolerende maatregelen aan het pand of een energetische verbetering van de ruimteverwarming. Hierbij zal getracht worden om een aanbod te doen dat zowel technisch, organisatorisch als financieel laagdrempelig is voor ondernemers om aan deel te nemen. Voor de sectoren met grote daken zal bekeken worden of en hoe zij aan de slag kunnen met energieopwekking middels zonnepanelen. Met name organisaties als MKB Parkstad en de ondernemersverenigingen moeten een sterke rol krijgen bij het ontwikkelen en uitrollen van producten en acties. Tevens zijn zij belangrijk in de communicatie. Organisaties die verder een belangrijke rol hierbij kunnen vervullen zijn centrumorganisaties, Koninklijke Horeca NL en bierbrouwerijen.
Projecten Verduurzaming van sector commerciële dienstverlening Om meer inzicht te krijgen in de verschillende sectoren zal er een ‘buddy-aanpak’ worden opgestart per sector. Om te starten worden twee bedrijven uit een sector gezocht, bezocht en met hen wordt gesproken over hun energieverbruik, kansen om te besparen, potentie voor opwekking, eigen intenties, bedreigingen en belemmeringen en hun voorbeeldrol. Deze twee bedrijven presenteren hun resultaten aan de collega’s. Het opvolgende jaar dragen deze twee bedrijven twee nieuwe bedrijven voor en begeleiden hen (buddy) in dit proces. Na vier jaar zijn er dan 30 bedrijven bezocht en blijven ze elkaar informeren over de behaalde resultaten en hun ervaringen. Succesvolle maatregelen die voor alle sectoren zinvol zijn, kunnen vertaald worden naar een algemeen aanbod aan alle ondernemers. Dit idee zal nader met de ondernemersverenigingen, branches en sectoren worden uitgewerkt tot een strategie waarin ook aspecten vanuit arbeidsmarkt en economie meegenomen zullen worden. Voor bedrijven met een elektriciteitsaansluiting tot maximaal 3x80 Ampère is het Zonnepanelenproject Parkstad een interessante optie. Bij de communicatie rondom dit project zullen wij een extra campagne starten voor instellingen en bedrijven om hier aan deel te nemen. Bij een grote vraag en onvoldoende budget wordt zo nodig een aanvullend bedrag door de gemeente ingebracht. Voor het bedrijfsleven kan het goed werken om een duidelijk herkenbare strategie op te stellen voor PALET, waar zij zich aan kunnen committeren. Ambassadeurschap, netwerken en zichtbare betrokkenheid, uitstraling en/of imago zal hierbij een belangrijke marketingwaarde hebben voor de bedrijven en ondernemers. Onderzocht zal worden of een jaarlijkse meeting, prestatieprijs, keurmerk of anderszins, middelen zijn om in te zetten. Specifiek voor de verschillende sectoren zullen, in onderlinge samenhang, samen met de ondernemersverenigingen en netwerken diverse acties ontplooid worden.
124
Sector Groothandel • Buddy aanpak; • Led-scans en coaching; • Zonnepanelenproject Parkstad (< 3x80 Ampére); • Project energiezuinig koelen; • Gebouwscan gericht op isolatie en ruimteverwarming. Sector Detailhandel, Automotive, Financiële instellingen • Buddy aanpak; • Led scans en coaching; • Zonnepanelenproject Parkstad (< 3x80 Ampére); • Gebouwscan gericht op isolatie en ruimteverwarming. Sector Horeca • Buddy aanpak; • Led scans en coaching; • Project energiezuinig terras verwarmen; • Zonnepanelenproject Parkstad (< 3x80 Ampére); • Gebouwscan gericht op isolatie en ruimteverwarming. Sector Verhuur en handel onroerende goed • Buddy aanpak; • Plan maken voor makelaars, vastgoedbedrijven, en dergelijke op basis van led-scans en coaching, zonnepanelen deal en gebouwscan gericht op isolatie en ruimteverwarming. Sector Advisering, onderzoek en overige • Buddy aanpak; • Plan maken voor administratiekantoren, advocaten, accountants, en dergelijke op basis van led-scans en coaching, zonnepanelen deal en gebouwscan gericht op isolatie en ruimteverwarming. Sector Vervoer en opslag, Informatie en communicatie, verhuur van roerende goederen en overige Vooralsnog geen acties.
Toezicht en handhaving De gemeente heeft op basis van de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten en regelingen een wettelijke toezichtstaak op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Zo moeten bedrijven voldoen aan de energiebesparingsvereisten uit het Activiteitenbesluit. Tijdens de reguliere (milieu)controles bij bedrijven door medewerkers van toezicht en handhaving wordt meer aandacht gevraagd voor het aspect energiebesparing. Met zogenaamde ‘erkende maatregellijsten’, die zijn voortgevloeid uit het SER Energieakkoord, wordt het gemakkelijker voor een bedrijf om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De voorkeur heeft het om primair een stimulerend spoor met bewustwording in te zetten. Een tweede spoor van een mogelijk handhavingstraject is niet uit te sluiten, maar heeft uiteraard niet de voorkeur. Vanuit de regionale uitvoeringsdienst (RUD Zuid-Limburg) is een apart project gestart om extra aandacht te besteden aan energiehandhaving bij bedrijven in het kader van afspraken uit het SER Energieakkoord. Hierbij zijn ook beide sporen van stimulering en handhaving het uitgangspunt. Het project van de RUD Zuid Limburg besteed tevens aandacht aan kennisopbouw bij de handhavers van de gemeente. Als pilot worden in 2016 de zorginstellingen bezocht.
125
Zonnepark Woonboulevard/Autoboulevard/in de Cramer Op de Woonboulevard, Autoboulevard en industrieterrein de Cramer is een groot dakpotentieel aanwezig voor de plaatsing van zonnepanelen. Hiervoor gaan we, samen met de ondernemersverenigingen, een tender uitzetten bij een aantal bedrijven en/of ontwikkelaars die een plan moeten presenteren waarin de kansen en potenties in beeld gebracht moeten worden. Hierbij dient er van te worden uitgegaan dat het best een commerciële partij mag zijn, maar dat er een verdienmodel in moet zitten voor de bedrijven (bijvoorbeeld huur van de daken, vaste energieprijs) én eventueel omwonenden (bijvoorbeeld middels participatie of de Postcoderoosregeling). Met het meest interessante plan kan dan worden overgegaan tot realisatie. Het onderzoek moet zich richten op: • De daken van de Woonboulevard, inclusief IKEA. • De daken van bedrijventerrein de Cramer, inclusief Kinderstad. • De daken van de Autoboulevard. Volgens de zonnekaart is er een potentie van circa 64.000 zonnepanelen, hetgeen overeenkomt met 55,30 TJ. We gaan hierbij voor een gefaseerde realisatie, met een realisatie van 50% tot 2020 en het restant in de volgende periode. Zonnepark C-Mill De gebouwen van bedrijvenpark C-Mill op de Molenberg hebben de potentie om circa 10.000 panelen te plaatsen op de daken, hetgeen overeenkomt met een opwekpotentieel van 8,64 TJ. Samen met de eigenaar van het bedrijventerrein zal onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn voor realisatie. Zonnedaken Stadspark ON De ontwikkelde strategie voor grote daken zal worden toegepast op de gebouwen van CBS, Veolia, Atrivégebouw en Belastingdienst.
Verduurzaming van sector commerciële dienstverlening
126
Zonnepark Woonboulevard/Autoboulevard/In de Cramer Zonnepark C-mill Zonnedaken stadspark ON
Sector Industrie en Energie De sector ‘industrie en energie’ is voor een aanzienlijk deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Heerlen, namelijk 13% (1.638 TJ). Dit kost de sector € 14,1 miljoen per jaar17. Binnen deze sector verbruiken de bedrijven die chemische producten vervaardigen de meeste energie, namelijk 34% van het totaal. Hieronder vallen de grote bedrijven als DSM-Dyneema, Everris en Nippon Carbide op de Beitel en Componenta, Dalli-De Klok op de Koumen. Het energieverbruik (in TJ) is als volgt verdeeld over de verschillende subsectoren:
Figuur 11: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ)18.
Een probleem bij de aanpak van energiebesparing en duurzame energie opwekking bij de sector industrie en energie zijn de relatief lage energieprijzen die deze grootverbruikers hoeven te betalen. De energiebelasting wordt om economische en/of concurrentie redenen door onze Rijksoverheid bewust laag gehouden. Voor grote industriële bedrijven is hiermee het aandeel energie in de totale productiekosten geen reden om tot actie over te gaan. In veel gevallen is slechts een duurzaam imago of keurmerk reden om actie te ondernemen.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 1.638 TJ. Er kan in de periode 20162040 34% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 562 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 2.005 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Speerpunten De speerpunten voor deze sector zijn vrijwel dezelfde als beschreven in de vorige paragraaf over de sector commerciële dienstverlening: • Het opbouwen van een duurzame relatie en samenwerking; • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholderorganisaties om te komen tot afspraken over een integraal aanbod richting de ondernemers. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen: Dat kunnen complete bedrijfsadviezen zijn of adviezen op specifieke onderdelen. De keuze is hierbij aan de ondernemer; • De implementatie van energiemaatregelen; • Handhaving op de verplichte inspanningen.
127 17 PALET 2.0 - Heerlen. 18 PALET 2.0 - Heerlen.
Projecten Verduurzaming van sector industrie en energie Met behulp van algemene maatregelen ten behoeve van energie-efficiencyverbetering uit het SER Energieakkoord en specifieke convenanten (MJA3 en MEE19), zoals het Ministerie van Economische Zaken die met industriële bedrijven is overeengekomen, is een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar. Met name in de subsectoren Vervaardigen van chemische producten, Voedings en genotsmiddelen en de Bouwnijverheid zit 64% van het verbruik. We zullen ons dus in eerste instantie op die subsectoren richten omdat daar het meeste te halen valt. In de aanpak voor de sector industrie en energie zal hoofdzakelijk worden aangesloten bij de aanpak zoals deze wordt opgesteld met de stakeholderorganisaties. Hierbij zullen wij ons gaan concentreren op: • •
Acties gericht op de huisvesting van de bedrijven, zijnde gebouwscans gericht op led, zonnepanelen, isolatie en ruimteverwarming. Optimalisatie van de bedrijfsprocessen. Deze zullen in het kader van de milieuhandhaving nader onder de loep worden genomen.
In die subsectoren waar grote aantallen bedrijven actief zijn, zal worden aangesloten bij de ‘buddy-aanpak’. Daar waar het gaat om slechts een beperkt aantal bedrijven zal het wat meer maatwerk worden. Extra belangrijk bij de sector industrie is dat ook de aspecten vanuit arbeidsmarkt en economie nadrukkelijk in de gesprekken wordt meegenomen.
MJA en MEE Om de afspraken uit het SER Energieakkoord te kunnen realiseren zullen zoveel mogelijk bedrijven moeten worden aangemoedigd om toe te treden tot de MJA3- en MEE-convenanten om daarmee een effectiever en efficiënter gebruik van hun energie te organiseren. Aan de hand van de routekaarten zoals die zijn opgesteld door de brancheorganisaties, kan iedere industriële onderneming zijn eigen, op maat gemaakte energieefficiencyplan opstellen. Het doorvoeren van energiebesparingen in de sector industrie en energie is echter niet eenvoudig en verschilt bovendien per branche. Dit hangt in sterke mate af van de inrichting van het productieproces en daarmee de technische haalbaarheid van de maatregelen. Om de aanwezige ruimte aan potentiële energiebesparing te realiseren, is het van groot belang met de industriële ondernemingen in gesprek te gaan en per bedrijf te bezien of en zo ja, welke besparingen concreet mogelijk zijn20. Toezicht en handhaving Ten aanzien van de handhaving van deze sector gaat de voorkeur uit naar een stimulerend spoor door op bewustwording in te zetten. Een tweede spoor van een mogelijk handhavingstraject is niet uit te sluiten, maar heeft uiteraard niet de voorkeur. Voor een aantal grotere bedrijven zijn de taken ten aanzien van de handhaving en vergunningverlening neergelegd bij de Regionale UitvoeringsDienst (RUD Zuid-Limburg). Met hen zullen afspraken worden gemaakt over een intensivering van hun toezicht op het aspect energie. Ook de RUD kan hiermee een belangrijke bijdrage leveren aan het uitdragen van PALET. Warmteplan In het kader van het op te stellen regionale warmteplan zal onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn om (rest)warmte en -koude te gebruiken vanuit de subsector industrie en energie. Mogelijk dat er ook kansen zijn om deze te koppelen aan systemen voor WKO. Met name op bedrijventerrein de Beitel is hier reeds uitvoerig onderzoek naar gedaan, hetgeen niet geleid heeft tot concrete projecten. Aanpak restwarmte door Mijnwater BV Voor bedrijventerrein de Koumen is Mijnwater BV aan het onderzoeken om een koppeling te maken met een aantal bedrijven voor wederzijdse warmte en koude levering. Voor Componenta, Dali-De Klok en Refresco zou dat een warmteterugwinning betekenen van circa 36 TJ.
128 19 Meerjarenafspraken energie efficiëntie MJA3 en MEE zijn overeenkomsten tussen overheid en bedrijven, instellingen en gemeenten. MEE is voor ETS-bedrijven. MJA voor niet-ETS bedrijven (ETS = CO2 emissiehandel). 20 PALET 2.0 - Heerlen.
Verduurzaming RWZI Heerlen – Ter Worm en Hoensbroek In 2015 is de rioolwaterzuivering Heerlen-Ter Worm gesloten en vindt de behandeling van het afvalwater nu plaats in de rioolwaterzuivering Hoensbroek (SBI 37.00). Het Waterschapsbedrijf Limburg (WBL) exploiteert deze zuivering. Zij hebben als missie om in de toekomst alle zuiveringen energieneutraal te zijn. In 2020 wil men 30% energie efficiency bereiken en 40% duurzame energie opwekken. Voor Hoensbroek staat voor de komende tijd een aantal ontwikkelingen op het activiteitenprogramma waarmee 1.500.000 m3 biogas (uitgaande van 22 MJ/m3 is dat 33 TJ) voor eigen gebruik wordt opgewekt om 2.500.000 kWh aan elektriciteit te besparen. Hiermee wordt de rioolwaterzuivering voor 40% zelfvoorzienend. Mogelijke koppelingen met het Mijnwater BV zullen door beide partijen nader worden onderzocht.
Verduurzaming van sector industrie en energie Verduurzaming RWZI Heerlen Terworm en Hoensbroek
Aanpak restwarmte door Mijnwater BV
129
130
9.2.5
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer De sector infrastructuur, verkeer en vervoer, waartoe zowel de snelwegen als de andere wegen behoren, omvat zo’n 19% (2.322 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Heerlen21. Binnen deze sector zien we sinds 2011 een kleine afname in het totale brandstofverbruik welke met name te wijten is aan de economische recessie en stijgende brandstofprijzen. Grote campagnes zijn er vrijwel niet geweest. Bij het terugdringen van de uitstoot door het verkeer en vervoer is de afgelopen jaren met name ingestoken op die maatregelen die tevens een positief effect hebben op de luchtkwaliteit en verkeersintensiteit. In de duurzame mobiliteitsaanpak van Parkstad Limburg is hiervoor een zestal speerpunten en projecten gedefinieerd. Zie ook de regionale paragraaf over het programma duurzame mobiliteit. Zo zijn er mobiliteitsplannen voor enkele grote bedrijven en instellingen opgesteld, een e-carsharing project uitgewerkt, wordt gewerkt aan grensoverschrijdend OV, wordt elektrische mobiliteit gestimuleerd en voorzien in een goede laad infrastructuur voor elektrische voertuigen. Daarnaast heeft de gemeente Heerlen deelgenomen aan Maastricht Bereikbaar om het aantal spitsmijdingen van ambtenaren uit de regio Maastricht te verhogen. Hiervoor is een mobiliteitsplan opgesteld, dat gedetailleerde informatie geeft op basis waarvan gerichte acties ondernomen kunnen worden. Door de aanwezigheid van de A76 is er een aanzienlijk aandeel binnen het wegverkeer waar wij geen invloed op hebben omdat dit doorstroming betreft. Het lokaal verkeer wordt hoofdzakelijk gevormd door benzinegebruikers. Een combinatie van geleidelijke implementatie van nieuwe technieken, gedragsverandering (bijvoorbeeld een toename van het fietsgebruik) én een vergaande elektrificatie van het personenvervoer, maakt een besparing van 27% (627 TJ) in 2040 mogelijk. Een integrale benadering van mobiliteit en ruimtelijke ordening kan tevens tot een aanvullende besparing leiden, indien belangrijke ontwikkelingen worden gerealiseerd in de nabijheid van OV-knooppunten. Het omzetten van de besparingspotentie in daadwerkelijke prestaties, vraagt om een nauwkeuriger inzicht in de wijze waarop het huidige brandstofgebruik in Heerlen tot stand komt. Het is van belang te achterhalen voor welke doeleinden en afstanden men gebruik maakt van het wegverkeer (bijvoorbeeld woon-werk verkeer, recreatieve of logistieke doeleinden), specifiek verdeeld over het vrachtvervoer, personenvervoer en openbaar vervoer, aangevuld met het vervoer per spoor. Pas dan kan gericht worden ingezet op voorlichting en gedragsverandering, met als doel het huidige energiegebruik te verminderen zonder dat de mobiliteit van de individuele burger of de economie daaronder lijdt.
Figuur 12: Ontwikkeling brandstofverbruik gemeente Heerlen.
131 21 Binnen deze sector zijn de categorieën binnen- en recreatievaart, zeescheepvaart en visserij niet meegenomen, omdat deze niet van toepassing zijn in Heerlen. Het energiegebruik met betrekking tot spoorverkeer is vooralsnog niet meegenomen, omdat betrouwbare cijfers ontbreken.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector verkeer en vervoer is 2.322 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 627 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 1.058 TJ (asfaltcollectoren en riothermie). Speerpunten Drastische, sturende maatregelen zoals bijvoorbeeld het instellen van milieuzones zullen vooralsnog in Heerlen niet worden ingezet. Heerlen zal eerst een transitie in gang proberen te zetten middels stimulerende maatregelen. Voor wat betreft de dienstkilometers van de medewerkers van de gemeente Heerlen zal verder gewerkt worden aan het systeem van verplicht gebruik van gemeentelijke voertuigen. Hierbij is het niet langer noodzakelijk dat een medewerker met de eigen auto naar het werk komt en dus gebruik kan maken van OV of de fiets. Er zal een zorgvuldige analyse moeten plaatsvinden van de dienstkilometers om te bezien welke duurzame opties hiervoor in aanmerking komen. Voor korte, middellange en lange afstanden zijn andersoortige voertuigen nodig. Vanaf 2016 zullen hoofdzakelijk nog elektrische voertuigen worden toegevoegd aan het bestaande wagenpark. Bij de keuzeafweging is niet uitsluitend de kostenafweging bepalend, maar tevens ook de benodigde gebruiksverwachtingen. Een goede mix in het voertuigaanbod moet aansluiten bij de vervoersbehoefte van de organisatie.
Figuur 13: Brandstofverdeling gemeente Heerlen.
Duurzame mobiliteit Parkstad Stadsdistributie In Parkstad opereert Binnenstad Service Heerlen als distributiecentrum voor de regio. Hierdoor kunnen goederenstromen gebundeld worden en beter gecoördineerd worden bezorgd. De gemeente Heerlen maakt voor de bevoorrading gebruik van Binnenstad Service Heerlen en deze diensten zijn ook aan de andere gemeenten en grote bedrijven in Parkstad kenbaar gemaakt. Via deze dienst kan op het aantal ritten en kilometers bespaard worden. Ook woonstraten en centra kunnen beter worden ontzien van onnodig vrachtverkeer. Uitbreiding van het volume kan daarbij ook leiden tot de inzet van duurzamere voertuigen (extra investeringen). Parkstad werkt met partijen aan de treinagenda (intercity naar Aachen en Avantislijn) en de verbetering van stations. Vanuit de regio is bij de provincie Limburg aangedrongen op snelle invoering van elektrische bussen in de nieuwe openbaar vervoerconcessie en is bereidheid gevonden om daar waar mogelijkheden zijn medewerking te verlenen. Daarnaast wordt met de AG Charlemagne een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van een e-bus tussen Heerlen en Aachen (via Avantis en de RWTH). Maastricht bereikbaar Via de werkgeversaanpak, in samenwerking met Maastricht Bereikbaar, wordt in overleg met bedrijven in Parkstad een analyse uitgevoerd en vervolgens advies uitgebracht ten aanzien van de vervoersmogelijkheden van het personeel. Naast dit advies worden ook financiële middelen ingezet om werknemers te stimuleren
132
om duurzamer te reizen, bijvoorbeeld via probeerregelingen voor het openbaar vervoer, de e-bike en het aanbieden van gunstige voorwaarden voor openbaar vervoerabonnementen of de aanschaf van e-bikes.
Projecten Mobiliteitsvisie Heerlen In 2016 zal Heerlen starten met het opstellen van een nieuwe mobiliteitsvisie. Hierin zal 8% van de potentiële 627 TJ, zijnde een taakstelling van 50,2 TJ tot 2020, als belangrijk beleidsuitgangspunt worden meegenomen. Ook zullen in ieder geval projecten een plek moeten krijgen die: • Het aandeel elektrische voertuigen binnen Heerlen moet vergroten middels het verbeteren van de laadinfrastructuur, stimulering van e-bikes en een groter aandeel elektrische voertuigen binnen het eigen gemeentelijk wagenpark. • Het aantal voertuigbewegingen terugdringen middels betere fiets- en OV-voorzieningen en bijvoorbeeld thuiswerken stimuleren. Pilot schoon wagenpark Vanaf 2013 is er een pilot uitgevoerd met dienstvoertuigen bij Beheer en Onderhoud. Deze pilot moest inzicht geven in de mogelijkheden om de kosten van dienstreizen te beperken en te verduurzamen. Voor de zakelijke reizen zijn 19 voertuigen aangeschaft waarvan 10 elektrische en 9 aardgasvoertuigen. Deze pilot is positief afgerond en verder uitgebreid. In deze periode zijn 82.800 kilometers benzine rijden vermeden (82.800*3,5 MJ) en vervangen door aardgas (41.400*2,67 MJ) en elektrisch (41400*0,72 MJ) rijden. Hiermee is een besparing van circa 0,15 TJ gerealiseerd. Uitbreiding elektrisch wagenpark In de afgelopen periode is nog een aantal aardgasauto’s aangeschaft en wordt gedacht aan nog een verdere uitbreiding met 30 voertuigen. Indien deze uitbreiding geschiedt met elektrische voertuigen (2016-2020, jaarlijks circa 10.000 km) kan dit een besparing opleveren van 3,3 TJ.
Mobiliteitsvisie Heerlen Pilot schoon wagenpark Uitbreiding elektrisch wagenpark
133
Sector Overig (landbouw en onbekend) Van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente Heerlen is het aandeel van deze sector hierin (afgerond) 3% (430 TJ)22.
.
Figuur 14: Aandeel energiegebruik sector overig (in %)23.
Onder de sector overig vallen landbouwbedrijven en aanverwante bedrijven. Binnen Heerlen gaat het dan om een melkvee- en legkippenbedrijf (Vaessen, Rolduckerweg), de schaapskooi van Schrieversheide en een aantal paardenhouders. Daarnaast zijn in de sector overig de eventuele nog resterende bedrijven opgenomen, die niet onder een specifieke sector zijn onder te brengen. Gezien het beperkte energieverbruik binnen deze sector zijn in dit uitvoeringsprogramma geen activiteiten opgenomen. In het geval zich iemand meldt met plannen in deze sector, zal de gemeente indien nodig en mogelijk medewerking verlenen. Ten aanzien van de opwekking van energie op zonne-akkers is de gemeente terughoudend om hiervoor landbouwgrond of akkers ten behoeve van begrazing in te zetten. Boerenbedrijven willen wij voorrang geven om lokaal te werken aan voedselproductie. In deze gevallen zoeken wij eerst naar oplossingen op daken.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector overig is 430 TJ. Het potentieel aan energieopwekking is 588 TJ in de periode 2016-2040. Projecten Zonnepanelen veehouder Rolduckerweg In het kader van de Provinciale asbestdaken actie is het mogelijk interessant voor eigenaren van grote stallen om deze te voorzien van zonnepanelen. Voor de veehouder aan de Rolduckerweg zou er volgens de zonnekaart een potentie zijn van circa 2.000 zonnepanelen hetgeen overeenkomt met 1,73 TJ. Samen met de afdeling vergunningen zal geïnventariseerd en onderzocht worden of het interessant is voor dit bedrijf. Zonnepanelen boerderijwinkel Eet-idee In 2011 heeft de boerderijwinkel Eet-Idee aan de Heerlerbaan 120 zonnepanelen gelegd op de stallen, waarmee zij de koelingen van stroom voorzien. Dat levert jaarlijks 0,09 TJ op.
134 22 PALET 2.0 - Heerlen. 23 PALET 2.0 - Heerlen.
Zonnepanelen veehouder Rolduckerweg Zonnepanelen Boerderijwinkel Eet-Idee
135
Zon Uit de energiepotentiestudie voor Heerlen, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente een behoorlijke potentie aanwezig is voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie:
Figuur 15: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Heerlen24.
De potentie voor zonne-energie wordt niet alleen bepaald door zonnepanelen of zonnecollectoren op daken, maar ook door kansen voor grootschalige grondgebonden zonne-akkers. Niet ieder dak is (even) geschikt voor zonne-energie. Niet iedereen heeft een eigen dak of wil zonnepanelen op het eigen dak. De oplossing hiervoor kan gevonden worden in de aanleg van grootschalige zonne-akkers, met andere woorden percelen vullen met zonnepanelen. Ook grootschalige installaties op daken van bedrijfspanden zijn een optie. Om projecten op dit gebied te realiseren kan gebruik worden gemaakt van de Postcoderoosregeling of van de landelijke subsidieregeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+). De Postcoderoosregeling is kort gezegd een regeling voor collectieven die gezamenlijk duurzame stroom opwekken voor eigen gebruik. De deelnemers krijgen korting op hun energierekening. De belangrijkste randvoorwaarde van de regeling is dat de energie in hetzelfde postcoderoosgebied wordt opgewekt als de consumptie van de energie. Wordt een SDE+-subsidie toegekend, dan geldt de voorwaarde van de Postcoderoosregeling niet. In Heerlen is al een aantal projecten gerealiseerd met grootschalige gebouwgebonden toepassing van zonnepanelen. Zo voert de gemeente Heerlen een proef uit met zonnepanelen op sporthal Palemig en heeft de Rd4 een grootschalige installatie gerealiseerd op haar daken op bedrijventerrein de Beitel. Belangrijk argument voor de realisatie was de langere terugverdientijd die door de besturen van beide bedrijven acceptabel geacht worden.
Speerpunten De gemeente stelt zich tot doel om samen met initiatiefnemers grootschalige zonnepanelen installaties te realiseren. Dat kan in de vorm van zonne-akkers, daken van bedrijfshallen of een combinatie van beide. Het heeft onze voorkeur dat de energie die wordt opgewekt ten goede komt aan de bedrijven en/of omwonenden. Initiatiefnemers kunnen bedrijven zijn, maar ook betrokken inwoners en/of ondernemers die een energiecoöperatie willen vormen. De gemeente zal zo nodig de benodigde gronden zoeken en inbrengen. Draagvlak van omwonenden is hierbij van groot belang. Zijn er te weinig gronden geschikt, dan kan uiteraard ook gezocht worden naar medewerking van andere grondeigenaren met braakliggende percelen. Uiteraard is het ook mogelijk de Postcoderoosregeling toe te passen op grote zonnepanelen installaties op de daken van grote gebouwen of loodsen. De gemeente stimuleert en faciliteert hierbij. Bij de opstart van initiatieven is de organisatievorm van groot belang. De gemeente Heerlen gaat middels een aantal proefprojecten een strategie uitwerken om initiatieven optimaal te kunnen ondersteunen. Er zal een blauwdruk ontwikkeld worden die een bredere opschaling van initiatieven de komende jaren kan bevorderen. Hierbij zal ook bekeken worden of het tijdelijk in gebruik geven van braakliggende/strategische gronden een optie is, indien de installatie kan worden verplaatst naar het dak van de nieuwe gebruiker van de grond of naar een andere locatie.
137 24 PALET 2.0 - Heerlen.
In het algemeen zal de gemeente voorkomende initiatieven zo veel mogelijk faciliteren en ondersteunen. Specifiek is een aantal projecten gedefinieerd waar de gemeente een actieve rol in zal spelen om ze van de grond te krijgen.
Projecten Energiefabriek Voskuilenweg - de Kissel De locatie van Beheer en Onderhoud aan de Voskuilenweg heeft met de loodsen en aangrenzende braakliggende percelen een aanzienlijke potentie om zonnepanelen te plaatsen en eventueel een aantal kleine windturbines. Volgens de zonnekaart zouden hier 3.626 panelen geplaatst kunnen worden, hetgeen overeenkomt met 3,13 TJ. Onderzocht zal worden of er met de omliggende bedrijfspanden en het aangrenzende bedrijventerrein de Kissel op grote schaal zonnepanelen geplaatst kunnen worden. Hierbij zal bekeken worden of dit in de vorm van een energiecoöperatie, via de Postcoderoosregeling of anderszins te organiseren is. Zonnepark Heerlerbaan Langs de Binnenring heeft de gemeente een stuk akkerbouwgrond in eigendom dat geschikt zou kunnen worden gemaakt voor de plaatsing van zonnepanelen. Naastgelegen is een vergelijkbaar perceel van de gemeente Kerkrade. Samen met de gemeente Kerkrade zal onderzocht worden of en hoe er op beide percelen een zonne-akker gerealiseerd kan worden. Mogelijk dat een energiecoöperatie uitkomst kan bieden. Op basis van het beschikbare oppervlak zijn er 1.812 zonnepanelen mogelijk, hetgeen overeenkomt met 1,57 TJ. IBA Gebrookerbos zonnepark Emmaterrein De gemeente Heerlen heeft bij het bedrijventerrein Emma een aantal gronden liggen die momenteel geen bestemming hebben, zijnde een slikvijver, lege bedrijfsbestemmingen en lege sportvelden. Daarnaast is er een aantal grote daken van bedrijfshallen op Heerlens en Brunssums grondgebied. Samen met de gemeente Brunssum zal onderzocht worden of en hoe er in dit gebied kan worden samengewerkt om een zonnepark te realiseren. De beschermde stadsgezichten in Treebeek en de Passart bieden mogelijk een aanknopingspunt om de bewoners de kans te bieden om hun zonnepanelen op het Emmaterrein te plaatsen via de Postcoderoosregeling. Op basis van een beschikbaar oppervlak van circa 82.000 m2 zou hier in totaal 16,3 TJ opgewekt kunnen worden, waarvan circa 13 TJ op Heerlens grondgebied. IBA Gebrookerbos energiefabriek Koumenberg In het kader van de methode Gebrookerbos is er door de Dienst Landelijk Gebied een onderzoek gedaan naar energielandschappen in Hoensbroek. Eén van de ideeën is het plaatsen van een windturbine en zonnepanelen op de Koumenberg en op bedrijventerrein de Koumen. Dit in combinatie met een recreatieve en ruimtelijke herbestemming van het Koumenberggebied. Het idee is geboren om een gebiedscoöperatie op te richten met ondernemers en omwonenden, om gezamenlijk energie op te wekken en met de opbrengsten diverse investeringen in het gebied te doen ter verbetering van de openbare ruimte, recreatiemogelijkheden en sociaal-maatschappelijke betrokkenheid. In de vorm van een de windturbine (14,4 TJ), een veldopstelling van 15.000 m2 (7,3 TJ) en circa 43.000 zonnepanelen op daken (37,2 TJ). Samen een behoorlijke duurzame energieopwekking van circa 59 TJ. Sibelco groevengebied Binnen de herinrichtingsplannen van de Sibelco zilverzandgroeve is voor de periode na 2020 voorzien in een zonnepark in combinatie met de verplaatsing van de mijnsteenberg. Cablean- / zig-zag solar gevelsysteem Naast de grootschalige uitrol van zonne-energie gaan wij ook inzetten op een stuk innovatie middels pilots met nieuwe gevelsystemen zoals Cablean en Zig-Zag-Solar (zoals bijvoorbeeld de gevel van parkeergarage de Klomp) en dakintegratie systemen (BIPV: Building Intergrated PV).
138
Figuur 16: IBA Gebrookerbos energiefabriek Koumenberg
De gemeente gaat een aantal van dit soort projecten opstarten, onderzoeken en begeleiden. Uiteindelijk zullen initiatieven echter zelfstandig moeten kunnen worden geëxploiteerd. Naast de reeds benoemde initiatieven zal er door de afdeling vastgoed een strategische analyse plaatsvinden van alle gemeentelijke gronden en de mogelijkheden om deze in te zetten als zonnepark of andere mogelijkheden voor duurzame energieopwekking. Hierbij dient een afweging te worden gemaakt tussen de verschillende beleidsambities binnen economie, ecologie en energietransitie. Ook zal met vastgoedontwikkelaars onderzocht worden of braakliggende terreinen met een bouwtitel nog langer gehandhaafd blijven of dat deze mogelijk in te zetten en te exploiteren zijn als zonne-akker. Met VOC Vastgoed wordt reeds een eerste verkenning gedaan. Een goede communicatiestrategie is noodzakelijk bij alle initiatieven rodom zonne-energie.
Energiefabriek Voskuilenweg-Kissel Zonnepark Heerlerbaan IBA Gebrookerbos Zonnepark Emmaterrein IBA Gebrookerbos Energiefabriek Koumenberg Sibelco groevengebied Cablean- / zig-zag solar gevelsysteem
139
Wind Uit de energiepotentiestudie voor Heerlen, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente potentie is voor windenergie (316 TJ in 2040). De windkaart in het PALET 2.0 rapport maakt inzichtelijk welke gebieden in Heerlen hiervoor kansrijk zouden kunnen zijn. In Heerlen geldt wel een aantal beperkingen. Zo heeft de provincie Limburg zogenoemde uitsluitingsgebieden voor grote windturbines aangewezen, waartoe grote delen van het gebied tussen de A76 en N281 tot aan industrieterrein de Beitel behoren. In die gebieden is de plaatsing van grote windturbines uitgesloten.
Figuur 17: Potentiële opwekking windenergie gemeente Heerlen25.
In 1999 is de eerste windturbine in de provincie Limburg door het Nutsbedrijf Heerlen gebouwd bij hun nieuwe bedrijfsvestiging op industrieterrein de Beitel. De gemeente Kerkrade heeft in 2006 een tweetal windturbines gerealiseerd langs de N281, welke in 2016 zullen worden verplaatst naar Polen. Ten zuiden van bedrijventerrein de Beitel is in Vetschau door de gemeente Aken in 1999 een windpark gerealiseerd. Inmiddels is er een vergunning verleend voor twee nieuwe Duitse turbines vlak bij de Grensovergang de Locht en twee nieuwe Duitse turbines bij tankstation Langveld. Beide zijn vlak aan de grens gelegen.
Figuur 18: drie potentiele opstellingen van vier windturbines.
In 2012 is er een oriënterend onderzoek gedaan naar de kansen en mogelijkheden voor de plaatsing van grote windturbines op Heerlens grondgebied ten zuiden van de Imstenraderweg (Trilandis en Avantis). Uit dit onderzoek rollen drie potentiele opstellingen van vier turbines. Voor deze drie opstellingsplannen is ook een landschappelijke verkenning gedaan om te bezien welk effect een mogelijke plaatsing zou hebben op het zicht op het landschap vanuit verschillende zichtlijnen. In overleg met de gemeente Simpelveld is door het college destijds besloten de plannen vooralsnog niet verder uit te werken. Om te kunnen komen tot een landschappelijk en maatschappelijk acceptabele plaatsing van windturbines op Nederlands grondgebied kan een regionale windvisie uitkomst bieden. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de omwonenden niet alleen de ‘lasten’, maar ook een deel van de ‘lusten’ zouden moeten kunnen delen. Hoewel er momenteel behoorlijk wat weerstand bestaat tegen de plaatsing van windturbines, heeft windenergie wel een belangrijk aandeel in het kunnen realiseren van de gemeentelijke ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn. Alhoewel het potentieel voor zonne-energie enorm is, is er bij lange na niet genoeg
141 25 PALET 2.0 - Heerlen.
geschikt dakoppervlak en zijn er niet genoeg geschikte braakliggende gronden om de ambitie met voornamelijk zonne-energie te realiseren. De energieproductie van een grote windturbine is in verhouding tot zonneenergie ook enorm: één windturbine levert evenveel stroom op als gemiddeld 14 zonnepanelen op 1.150 woningen. De inzet van windenergie staat of valt met draagvlak. Een windproject waarin burgers kunnen participeren heeft een veel grotere kans van slagen. Kernwoorden zijn meedoen en meebeslissen. De gemeente geeft burgers een actieve rol in haar windplannen. Van groot belang is dat omwonenden kunnen delen in de lusten. Zo kan bijvoorbeeld een lokale energiecoöperatie deels eigenaar zijn en/of kan deel van de opbrengst van een turbine besteed worden aan duurzaamheids- of sociale doelen in de omgeving van de turbine, bijvoorbeeld een speeltuintje realiseren, een bijdrage aan de harmonie, en dergelijk. Gestart wordt met het inkaderen van de gebieden waar eventueel windturbines gebouwd zouden kunnen worden. De harde beperkingen moeten duidelijk worden en onderzocht "waar kan het echt niet" door regelgeving. De gebieden die vervolgens overblijven kunnen dan nader bekeken worden op geschiktheid. Bewoners worden betrokken voordat de locaties worden bepaald. Burgers moeten betrokken worden en kunnen participeren.
Projecten Windvisie Parkstad Hoewel er reeds een oriënterende studie ligt zal Heerlen actief de discussie rondom de regionale windvisie voeren met alle betrokkenen, alvorens er weer stappen gezet worden richting een mogelijke realisatie. Een integraal en gedragen visie moet de basis zijn voor een versnelde realisatie. IBA Gebrookerbos In het kader van IBA Gebrookerbos zal onderzocht worden of de plaatsing van een solitaire turbine op de Koumenberg in Hoensbroek technisch mogelijk is en op voldoende draagvlak kan rekenen. Insteek hierbij is dat met de opbrengst van een windturbine en zonnepanelen de financiële ruimte wordt gecreëerd om het gebied een nieuwe kwalitatieve en recreatieve impuls te geven. Kleine (houten) windturbines Naast de plaatsing van grote windturbines zal onderzocht worden of er plaatsingsmogelijkheden zijn voor turbines (15 meter hoog) en/of kleine windturbines. Hierbij wordt voor de middelgrote turbines met name gedacht aan afgelegen, solitaire locaties bij bedrijven of pompgemalen. Kleine windturbines als stedenbouwkundige markering Voor de kleine windturbines wordt gedacht aan zichtlocaties als stedenbouwkundige markering. Te denken valt hierbij aan de onderwijscampus, woonboulevard of industrieterrein de Koumen. Plekken waar veel mensen komen en het een statement kan zijn voor onze ambitie op het gebied van duurzame energie.
142
Windvisie Parkstad IBA Gebrookerbos Kleine (houten) windturbines (10 x 30.000 kWh) Kleine windturbines als stedenbouwkundige markering (10 stuks)
143
Warmte-Koude Opslag In PALET 1.0 en PALET 2.0 is naast zonne-energie een hoge potentie toegedicht aan warmte-koude opslag (WKO) of bodemenergie. De daadwerkelijke toepassing van deze vorm van duurzame energie uit de ondergrond vergt echter het nodige onderzoek op gebouw- en gebiedsniveau, waarbij bovendien veel aandacht moet zijn voor de inpassing in bestaande energienetwerken en –infrastructuren.
Figuur 19: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Heerlen26.
Energie uit de bodem is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt gewonnen uit of opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysisch-chemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • BodemEnergie of Warmte-koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen. Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. Voor de boringen is vanuit Rijkswege een garantiefonds beschikbaar. BodemEnergie (BE) of WKO BodemEnergie betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruikt voor verwarmen dient een WarmtePomp (WP) ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een WP. Boringen t.b.v. een BE-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. De centrale overheid onderkent het belang van BE als bron voor duurzame energie door in 2016 de belasting op gas te verhogen (+ 5 ct/m3) en de belasting op electra (- 2 ct/kWh) te verlagen. Hiermee stimuleert het Rijk de toepassing van WP in de energievoorzieningen waardoor ook BE een impuls krijgt. Indien 33% (6,5 PJ) van de beoogde hernieuwbare energie door BE wordt ingevuld, dan komt dit overeen met meer dan 100% van de woningen (circa 121.500 wooneenheden in Parkstad). Voor een groot deel zal BE worden gebruikt voor utiliteits-, bedrijfs- en kantoorgebouwen waardoor het percentage woningen lager zal zijn. Open- en Geslotensystemen Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Open-systemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk te op te pompen grondwater, uit de zogenaamde aquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met
145 26 PALET 2.0 - Heerlen.
grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen. Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit. Gesloten systemen maken gebruik van een warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt. In 2005 heeft IF-technology in opdracht van de provincie een kansenkaart voor bodemenergie in Limburg opgesteld. In 2012 is deze kaart door Witteveen en Bos ge-update. Deze kaart laat globaal de mogelijkheden zien voor bodemenergie. Het hele gebied van Parkstad Limburg is matig tot goed geschikt voor met name gesloten systemen. Nadelen van deze kaart zijn: de schaal en dat slechts tot 50 meter minus maaiveld wordt gekeken. Smart grid: uitwisseling
Mijnwater 2.0 MIBuilding
MI-HH1 MI-Cluster
MI-HH2
MI-HLN1
MI-HLN2
Figuur 20: Mijnwater. 16
Artist impression Mijnwater 2.0
September 2014
Mijnwater en andere tussenvormen Naast diepe Geothermie en ondiepe BE zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor mijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Momenteel wordt alleen onder Heerlen de voormalige mijnen gebruikt om thermische energie aan te onttrekken. Hier liggen de temperaturen tussen 16 en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijn fungeert als opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. De voormalige mijnen fungeren als (seizoens-)opslag van thermische energie. De capaciteit van dit reservoir is beperkt voor het oorspronkelijke mijnwaterconcept. Voor de Heerlense situatie is de capaciteit van de voormalige mijn circa 8 miljoen m3 waarbij de verdeling warmte-koude ongeveer 1:3 is. Deze capaciteit is eenmalig voldoende voor circa 0,13 PJ koude en 0,04 PJ warmte (bij een delta T van 15˚C). Om een idee te krijgen, de warmte is voldoende voor ruim 3.000 woningen (40 á 50 GJ/woning). Doordat Mijnwater echter een hybride systeem is met directe uitwisseling tussen aanbieders en vragers van thermische energie en door gebruik te maken van een “slim” netwerk kan de capaciteit aanzienlijk worden verhoogd.
146
Potentie BodemEnergie In Heerlen is een totaal potentieel van 7.026 TJ aan duurzame energie berekend. Omdat het rendement van duurzame energie hoger is dan bij fossiele energie dekt dit ruim de behoefte. Ruim 42% (2.942 TJ) van de potentiële hernieuwbare energie in Heerlen kan worden geleverd door energie uit de ondergrond.
Figuur 21: Open en gesloten bodemenergiesystemen
Speerpunten TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. Een globale berekening heeft uitgewezen dat de opbrengst circa 7 TJ/jaar (0,24% van beoogde hernieuwbare energie) voor Heerlen zou kunnen zijn (ruim 4.000 woningen). Gezien de hoge kosten voor de boringen, het beperkte aantal grootschalige ontwikkelingen en de uitrol van het Mijnwater in Heerlen, grijpen we de kansen die zich voordoen en faciliteren we mogelijke initiatiefnemers. Deze systemen zijn geschikt om te koppelen aan het mijnwaternetwerk als bron. Om een beter beeld te krijgen van de mogelijkheden van BE in de gemeente heeft Heerlen in 2015 een nieuwe kansenkaart laten maken. Ook deze opdracht is door IF-Technology uitgevoerd. Hierbij is de ondergrond tot 150 meter minus maaiveld meegenomen en zijn de nieuwste gegevens gebruikt ten aanzien van het grondwater. Zowel voor open als gesloten systemen komt er een gedifferentieerder beeld naar voren. Een groot deel van het bebouwde deel van Heerlen is aangemerkt als zeer geschikt voor gesloten BE-systemen. Deze systemen zijn uiterst geschikt om te koppelen aan het mijnwaternetwerk als extra opslagbuffer of bron. Een andere tussenvorm met geothermische potentie is water dat via geologische breuken omhoog stroomt. Dit water is op relatief beperkte diepte (250 meter) toch al redelijk warm (> 50˚C). De intentie is om hier initiatieven te realiseren, zodat er meer bekend wordt over de mogelijkheden van deze duurzame geothermische bronnen.
Projecten Mijnwaterproject 3.0 De Mijnwater BV is sterk doordrongen van de kansen voor een verdere doorontwikkeling van een slim, duurzaam energienet in Heerlen en Parkstad. Hierbij wordt verder gewerkt aan de uitbouw van de bestaande clusters en worden nieuwe clusters onderzocht. De gemeente Heerlen onderschrijft deze visie en ziet kansen om hiermee een belangrijke bijdrage te leveren aan de energietransitie van de gebouwde omgeving in Heerlen. Heerlen zal dan ook de komende jaren fors inzetten op de verdere uitwerking en realisatie van Mijnwater 3.0. Een uitvoerige uitleg over het mijnwater en de kansen voor een slim hybride netwerk is opgenomen in het regionale deel. In het licht van de klimaatafspraken in Parijs schat Mijnwater BV het haalbaar, om 8.000 woningen in Heerlen (18% van woningbestand) te verduurzamen, hetgeen een inspanningsverplichting oplevert voor besparing van 84,41 TJ en voor opwekking van 181,35 TJ. De gemeente Heerlen is blij met dit aanbod. Om echter
147
een brede energietransitie op gang te brengen is een brede verankering en inzet nodig bij de verschillende sectoren en modaliteiten. Heerlen kiest er voor om de helft van het Mijnwater aanbod op te nemen als ‘ harde‘ inspanningsverplichting vanuit het Mijnwater BV. Daar de versnelde uitrol van het Mijnwater BV hoofdzakelijk zal gaan plaatsvinden bij huurwoningen is de resultaatsverplichting gecombineerd met de inspanningen die geleverd moeten worden in het kader van de nieuwe woonvisie. Dit om dubbeling in de cijfers te voorkomen. Geothermiecoach Het probleem met geothermie en BE is dat het onbekend is bij het grootste deel van het publiek, de potentiële opdrachtgever, en ook bij de bedrijven die de systemen zouden moeten ontwerpen en installeren. Zowel aan de vraag- alsook aan de aanbodkant ontbreekt het met name aan interesse en kennis. Door kennis op te bouwen, informatie te verzamelen en dit te verspreiden in de regio gaan wij proberen de mogelijkheden voor het winnen van energie uit de ondergrond te stimuleren. Doelgroepen hierbij zijn zowel de huiseigenaren, woningcorporaties, architecten en installateurs. Hiermee kan tevens lokale bedrijvigheid en werkgelegenheid worden bevorderd. Voor Heerlen en de rest van de Parkstad gemeenten zal een geothermie coach (GT-coach) worden ingezet om het aandeel duurzame energie uit de ondergrond te bevorderen door een aantal activiteiten: • Inventariseren: zicht krijgen op het speelveld rondom energie uit de ondergrond in de regio, zowel op gebied van geologie, techniek als bedrijvigheid. • Verspreiden: door communicatie verspreiding van kennis en informatie over de kansen van deze vorm van energie bij de doelgroepen. • Ondersteunen: het adviseren in concrete gevallen. • Stimuleren: stimuleren nieuwe initiatieven. De GT-coach gaat zich inspannen om tot 2020 minimaal 10% van de potentiële opwekking van 235,36 TJ te realiseren. Voor Heerlen betekent dat een inspanningsverplichting van 23,54 TJ.
Warmteplan In het energieakkoord is afgesproken dat er voor alle provincies warmteplannen worden opgesteld waarin de kansen zichtbaar worden gemaakt voor de brede geïntegreerde inzet van energie uit de ondergrond, restwarmte en energienetten. Mijnwater BV gaat bij de opstelling van een dergelijk plan voor zowel Heerlen als Parkstad een leidende rol spelen.
Mijnwaterproject 3.0
148
Mijnwaterproject 3.0 De geothermiecoach
Biomassa In Heerlen is een beperkte lokale potentie voor biomassa aanwezig, die wordt bepaald door de in Heerlen aanwezige afval- en reststromen. In 2040 kan, uitgedrukt in energetische opbrengst, 68 TJ opgewekt worden.
Figuur 22: Potentiële opwekking biomassa-energie gemeente Heerlen27.
De beperkte lokale potentie voor biomassa in de vorm van rest- en afvalstromen kan wellicht op regionaal niveau worden samengebracht om een biomassacentrale te laten renderen. In 2011 is door Rd4 een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van een afvalbewerkingscentrum (ABC). Daaruit is gebleken dat: • Vergisting van afvalstromen uitsluitend interessant is als er de levering van warmte aan een warmtenet mogelijk is én een mogelijke optie zou kunnen zijn als er opschaling (inzameling) naar geheel Zuid-Limburg gezocht wordt. • Versnipperen van groen afvalstromen levert geen of slechts een geringe financiële of duurzaamheidswinst. In combinatie met vergisten zou dit interessanter worden. Met de ontwikkelingen rondom warmtenetten in onze regio is een hernieuwde verkenning interessant. Dit zal worden meegenomen in de regionale uitwerking van het warmteplan. In de tussentijd wordt overwogen om het gemeentelijk snoeiafval aan te bieden aan de biomassacentrale in Sittard-Geleen (BES). Voor Hoensbroek is in het kader van IBA Gebrookerbos door de Dienst Landelijk Gebied (DLG) een onderzoek gedaan naar energielandschappen. Bekeken is of en hoe de vrijkomende plekken gebruikt zouden kunnen worden voor het kweken van biomassa als energiebron. Tot op heden heeft dit nog niet geleid tot concrete projecten, mede vanwege het gebrek aan een lokale biomassacentrale met een warmtenet.
149 27 PALET 2.0 - Heerlen.
150
9.2.5
Flankerend beleid
Naast de in de vorige paragrafen genoemde projecten en activiteiten loopt er ook een aantal zaken die niet direct bijdragen aan harde TJ’s, maar die flankerend werken, met andere woorden die een ondersteunend effect hebben. Energietransitie is een beweging die we op gang moeten brengen waarbij veel partijen aan zet zijn. Het moet dus vooral geen ‘overheidsfeestje’ worden, maar breed gedragen door de samenleving. Overheid, bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en burgers moeten zich ieder naar eigen vermogen gaan inzetten om hun bijdrage te leveren vanuit een intrinsieke motivatie. De gemeente hecht grote waarde aan deze collectieve bewustwording en probeert deze dan ook te stimuleren. Middels een aantal gevarieerde projecten en activiteiten zetten wij hier op in: Marketing / communicatie Van zeer groot belang voor het slagen van alle projecten en activiteiten in dit uitvoeringsprogramma en de volgende programma’s tot 2040 is de ontwikkeling en inzet van een goede, professionele marketing- en communicatiestrategie. Deze moeten in regionaal verband, gezamenlijk, worden opgezet. Hiervoor zal een communicatie of - marketingbureau in de arm moeten worden genomen. Ambassadeurs Onderdeel van de marketing- en communicatiestrategie is de rol van goede voorbeelden en lokale aansprekende stakeholders die zich willen verbinden aan de gestelde doelen van de regio. Deze ambassadeurs moeten de boodschap uitdragen en anderen stimuleren om ook een bijdrage te leveren. PALET-Community Onderdeel van de marketing- en communicatiestrategie is tevens de rol van de individuele burger die onderdeel wil uitmaken van de energietransitie van de regio. Ook goede voorbeelden van burgers kunnen inspirerend werken om de grote massa in beweging te krijgen. Wonen Energieloket In het SER Energieakkoord is opgenomen dat de VNG ervoor zorgt dat in 2016 in alle regio’s een laagdrempelige en gecoördineerde structuur in uitvoering is, met daaraan gekoppeld lokale energieloketten. Met het indienen van een ondersteuningsaanvraag bij de VNG heeft de regio Zuid-Limburg zich verplicht tot invulling van de afspraak uit het Energieakkoord dat elke burger voor vragen over energiebesparing of duurzame energieopwekking terecht kan bij een energieloket. Het Energieloket wordt regionaal georganiseerd (Zuid-Limburgse schaal). Hier is in 2015 reeds mee gestart. De gemeenten in Zuid-Limburg zien het Energieloket niet alleen als een verplichting, maar ook als een kans bij uitstek om partijen dichter bij elkaar te brengen rond het thema duurzaamheid. Het energieloket moet een portaal worden van de woningeigenaren, ondernemers en overheid. Het energieloket krijgt één identiteit in Zuid-Limburg, maar de webpagina kan per gemeente aangepast worden. Dus één huisstijl, maar met lokale inhoud. Duurzaamheidswinkel - DUW Parkstad Iedere inwoner van Parkstad kan bij de DUW terecht voor een gratis advies voor verduurzaming van hun woning en begeleiding bij de daadwerkelijke aanschaf van duurzaamheidsmaatregelen aan huis. In eerste instantie gebeurde dit vanuit een eigen ontvangstruimte, maar inmiddels bezoeken de adviseurs de klanten thuis. De DUW probeert inwoners te stimuleren om duurzaam te leven door workshops en excursies te organiseren en (jaar)markten te bezoeken. Voor een gezonde exploitatie van de DUW proberen zij lokale bedrijven te binden en verbinden tot een ‘beweging’ zoals dat ook in de regio Noord-Limburg is gebeurd met GLOEI. De DUW zet hiervoor het Heerlense bedrijf Lijnspel in die dit in Peel en Maas ook begeleid heeft.
151
Buurkracht Energiebesparing staat volop in de belangstelling en toch komt het vaak moeilijk van de grond. Want: waar te beginnen? Hoe? Welke leverancier handelt en adviseert in mijn belang? Wat levert mijn investering op? Alleen komen mensen er vaak moeilijk uit. Onderzoek laat zien dat buurtinitiatieven wél tot resultaat leiden. Buurkracht helpt hierbij door het proces te begeleiden, barrières weg te nemen en de buurt door afhaakmomenten heen te trekken. Buurkracht is een onderdeel van Enexis. Partners zijn de Natuur en Milieu Federaties en Milieucentraal. De gemeente wil de inzet van Buurkracht stimuleren en onder de aandacht brengen bij inwoners via de wijkteams. In 2015 is hiermee al een eerste start gemaakt in Nieuw Lotbroek en in Benzenrade-De Kommert. Buurkracht heeft zich tot doel gesteld om vóór 2020 minimaal vijf wijken in Heerlen aan te zetten tot concrete besparings- of opwekacties. Toepassing instrument GPR Duurzame stedenbouw/woningbouw Doel is het instrument “GPR stedenbouw/woningbouw” toe te passen bij nieuwe projecten en projecten die worden heroverwogen. Hiermee kunnen toetsbare ambities geformuleerd worden voor het realiseren van een duurzaam woningontwerp en/of stedenbouwkundig ontwerp. Vijf thema’s worden beoordeeld: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Hierdoor worden plannen beter, is er geen eenzijdige ontwikkeling en kan op een effectieve wijze over het aspect duurzaamheid met ontwikkelaars en woningcorporaties worden gesproken. Levensloopbestendigheid en gezondheid Binnen de gemeente Heerlen zijn levensloopbestendigheid en gezond wonen belangrijke thema’s voor de verdere kwalitatieve verbetering van de woningvoorraad. In de projecten die betrekking hebben op energetische verbetering van de woning dient dit zoveel mogelijk te worden meegenomen. Educatie Duurzaamheidseducatie basisscholen ‘Jong geleerd is oud gedaan’! Onder dit motto is het wenselijk om al met onze jongste generaties op de basisscholen te starten met de bewustwording rondom het thema duurzaamheid. Ook hier zijn al mooie voorbeelden van waarbij kinderen op een interactieve manier betrokken worden, onderricht krijgen maar ook zelf manieren onderzoeken om onze leefomgeving verder te ‘verduurzamen’. Door dit ‘breed’ te borgen in het lager onderwijs en voort te zetten in het voortgezet onderwijs wordt het daardoor voor hen vanzelfsprekend en uiteindelijk een natuurlijk gedrag. De gemeente heeft in het verleden veel aandacht besteed aan duurzaamheidseducatie via het Centrum voor Natuur en Milieueducatie Parkstad en de pilot met de Duurzame Leerlijn van Stichting S. In het kader van de bezuinigingen is het aanbod richting de scholen teruggeschroefd en wordt samen met de scholen nader onderzocht welke mogelijkheden er zijn om met het resterende budget een bepaald basisniveau van duurzaamheidseducatie te kunnen waarborgen. Verkeer en vervoer Beleidskaders voor e-laadinfrastructuur Er is in regionaal verband een handboek in ontwikkeling waarin de (beleids)kaders voor het aanleggen van laadinfra voor elektrische voertuigen worden beschreven. Een verbetering en/of uitbreiding van de laadinfra stimuleert het aandeel elektrische voertuigen binnen Heerlen (nu 20 openbare laadpunten op 10 locaties). De gemeente stelt op basis hiervan beleid op dit gebied vast.
152
E-carsharing Een mogelijkheid om het eigen wagenpark te verduurzamen is door de voertuigen zelf aan te schaffen of deel te nemen aan een e-sharing project, bijvoorbeeld via de Stichting Limburg Elektrisch. Deze stichting stelt elektrische (deel)voertuigen beschikbaar waarmee Limburgse organisaties praktijkervaring kunnen opdoen. De gemeente Heerlen ziet mogelijkheden om de eigen elektrische voertuigen in te brengen in dit project. Duurzaam inkopen van energie Uit PALET 1.0 is gebleken dat in Parkstad nog maar weinig duurzame energie wordt opgewekt. Dat geldt, zeker in vergelijking met andere landen in Europa, evengoed voor Nederland. Naast het daadwerkelijk investeren in en realiseren van duurzame energieprojecten, kan ook het (collectief) inkopen van duurzame energie de noodzakelijke energietransitie versnellen. Dit geldt met name voor grote energieafnemers zoals overheden, zorginstellingen, grote bedrijven en industrie. Als er steeds meer vraag ontstaat naar duurzame energie, bijvoorbeeld vanuit een collectieve inkoopgedachte, is de verwachting dat de markt hierop zal reageren door meer te gaan investeren in duurzame energieprojecten. Idealiter zouden deze projecten dan gestalte moeten krijgen in onze eigen regio, zodat zowel de investeringen als de energieopbrengsten in Parkstad terecht komen. Dit heeft vervolgens een positief effect op de regionale werkgelegenheid én versnelt het realiseren van de regionale ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn. In PALET 3.0 wordt het (collectief) duurzaam inkopen van energie uit andere delen van Nederland of wellicht het buitenland in kwantitatieve zin niet meegerekend, echter het moge duidelijk zijn dat dit uiteindelijk wel bijdraagt aan het versnellen van de energietransitie in Parkstad. Covenant of Mayors De gemeente Heerlen heeft in 2009 het burgemeestersconvenant ondertekend en heeft zich hiermee geconformeerd aan de Europese doelstelling om in 2020 de CO2 emissie met 20% te verminderen ten opzichte van 1990. Hier is ook het Klimaatbeleidsplan 2010-2020 op gebaseerd. In de verslaglegging richting Brussel heeft Heerlen zich tot op heden afwachtend opgesteld omdat hierover nog geen overeenstemming was met de Nederlandse deelnemers. Inmiddels is bekend hoe deze eruit zou moeten zien. De gemeente Heerlen zal in overleg met Covenant of Mayors Office overleggen of de PALET aanpak voldoende is om hiermee aan onze verplichtingen te kunnen doen. Indien dit niet het geval is zullen wij overwegen om ons terug te trekken. Smart Services In Parkstad wordt de ontwikkeling van Smart Services gezien als economisch speerpunt voor de regio. In een deel van het APG wordt een Smart Services Campus ingericht waar in een open innovatieve omgeving gewerkt gaat worden aan innovaties op het gebied van Smart Services. De Smart Services Campus, gevestigd in Heerlen, is het centrum van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van Big Data, Internet of Things en Smart Services in de Euregio. Binnen de Smart Services Campus heeft de unieke samenwerking tussen de Universiteit Maastricht, de Open Universiteit en Zuyd Hogeschool in zowel onderzoek als onderwijs geresulteerd in de oprichting van het Business Intelligence en Smart Services (BISS) Instituut. Met deze Smart Services Campus moeten we proactief aan de slag om producten en diensten te ontwikkelen die onze brede energietransitie én specifieke projecten kunnen ondersteunen en aanjagen. Netwerken Naast de regionale samenwerking binnen Parkstad Limburg is het voor de gemeente Heerlen ook belangrijk om andere netwerken te onderhouden, zowel provinciaal, nationaal en internationaal. Op provinciaal niveau participeren wij binnen de regionale VNG Alliantie voor de aanpak van de particuliere woningbouw en de POL-werkgroep die zich bezighoudt met de POL-uitwerking van het thema energie. Daarnaast participeren wij in de klimaatwerkgroep van de MHHAL-steden. Op nationaal niveau zijn wij lid van Klimaatverbond Nederland en participeren wij in diverse landelijke werkgroepen (onder andere themateam Gebouwde Omgeving). Internationaal proberen wij Heerlen en onze regio te positioneren binnen het Europese stedennetwerk Energy Cities. Deze netwerken zijn primair bedoeld om kennis te delen en samenwerking op te zoeken. Met name op internationaal gebied hebben onze contacten er toe geleid dat wij zijn gevraagd om deel te nemen aan diverse Europese projecten (Mijnwater, Ecolish en Engage). 153
Gemeentelijke onderzoekslijnen Onze huidige energievoorziening is bijna helemaal afhankelijk van fossiele brandstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool. Deze afhankelijkheid brengt grote risico’s met zich mee. Allereerst omdat bij de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt, met het risico van ernstige klimaatverstoringen. Bovendien raakt onze energievoorziening steeds meer afhankelijk van import van brandstoffen uit politiek instabiele landen. De aanpak van deze problemen vraagt een lange termijn strategie, waarbij wordt toegewerkt naar een duurzame energievoorziening.
Economische kansen Doel is het zoeken, verbinden, ontwikkelen en het borgen van kennis op het gebied van duurzame energie en technologie in nieuwe concepten, producten, processen en diensten. De gemeente Heerlen blijft zich hier ook vanuit economisch perspectief voor inzetten middels de samenwerking binnen Smart Cities, S-Built, Limburg Economic Development (LED), SILVER en andere gremia. Organisatievormen en businessmodellen voor grootschalige opwekking In het uitvoeringsplan staat een aantal projecten benoemd (bijvoorbeeld IBA Gebrookerbos Koumenberg) waarbij naast de technische realisatie ook het vraagstuk onderzocht moet worden welke geschikte financierings- en organisatievorm het meest geschikt zijn. Natuurlijk zullen niet alle gevallen hetzelfde zijn, maar wij zijn op zoek naar modellen om projecten voor met name zonne-energie breed te kunnen uitrollen binnen de gemeente. De gemeente zal actief meewerken aan de ontwikkeling van modellen waarmee partijen aan de slag kunnen. Hierbij kan gedacht worden aan een model zoals in Landgraaf wordt ontwikkeld voor een grote bedrijfslocatie van een lokale ondernemer. De gemeente zal tevens partijen opzoeken om ervaring op te doen met deze modellen. Gedacht kan worden aan een gebiedsgerichte energiecoöperatie, gebruik makend van de Postcoderoosregeling, crowdfunding en/of revolverende fondsen. Belangrijk hierbij is dat we allemaal open staan voor nieuwe dingen en op zoek gaan naar mogelijkheden. Als we de dingen blijven doen zoals we ze altijd al doen, kan de doorbraak niet gemaakt worden voor de brede energietransitie. Als we wettelijke beperkingen tegenkomen, moet we hierover in discussie gaan met de wetgever om naar oplossingen te zoeken.
Businessmodellen voor de regionale energietransitie De gemeente Heerlen is er van overtuigd dat de grootschalige energietransitie alleen kans van slagen heeft als wij het probleem van de financiering opgelost krijgen. Er zal een financieel vehicle moeten worden opgetuigd om op een slimme manier investeringen mogelijk te maken die op de langere termijn ook nog eens er voor zorgen dat deze inzetbaar blijven voor de regio De gemeente ziet kansen voor een lokaal duurzaam energiebedrijf om dat te bewerkstelligen en wil zich er voor inzetten om dat van de grond te krijgen. Brede maatschappelijke betrokkenheid Het voornemen om een transitie naar een duurzame en energieneutrale samenleving op gang te brengen klinkt erg aannemelijk en verstandig. Maar we weten nog niet precies hoe we dat moeten doen. We zullen stapje voor stapje moeten zetten. De overheid heeft hierin het initiatief genomen, maar kan dit onmogelijk alleen. We blijven dan ook de komende tijd zoeken naar mogelijkheden om de urgentie duidelijk te maken binnen onze samenleving. Hierbij handelen wij niet uit angst maar we gaan op zoek naar de kansen die er liggen. Deze gezamenlijke zoektocht geeft voldoende positieve energie om een brede maatschappelijke betrokkenheid voor elkaar te krijgen.
154
Veranderende rol van de overheid In een tijd van financiële schaarste bij de overheid zal de gemeente steeds vaker een stimulerende en faciliterende rol vervullen. Initiatieven vanuit de samenleving zullen zoveel mogelijk worden ondersteund vanuit die nieuwe rol. De grotendeels traditionele gemeentelijke organisatie zal zich hier op moeten aanpassen. De komende jaren zal de ambtelijke organisatie hiermee ervaring moeten opdoen en leren hoe zij dat het beste kan organiseren. Bouwkundige eisen aan daken bij nieuwbouw Het huidige Bouwbesluit schrijft voor wat de bouwtechnische eisen zijn bij nieuwbouw (en renovatie en onderhoud), zo ook op het gebied van energie. Een gemeente mag geen eisen stellen die strenger zijn dan het Bouwbesluit aangeeft. Wel is het mogelijk om in overleg met de projectontwikkelaar en/of initiatiefnemer in gezamenlijkheid tot afspraken hierover te komen. Het is dan wel van belang dit zo vroeg mogelijk in het proces aan te kaarten (bijvoorbeeld tijdens het zogenaamd vooroverleg inzake de vergunningsprocedure). In de regelgeving van nieuwbouw zijn geen eisen opgenomen voor het plaatsen van zonnepanelen. We zien nog steeds dat nieuwe gebouwen gerealiseerd worden waar geen zonnepanelen op liggen en waar zelfs in de constructie van die gebouwen geen rekening gehouden wordt met de mogelijkheid om zonnepanelen te plaatsen. Het is vreemd dat wij op zoek zijn naar locaties om zonne-akkers te realiseren terwijl grote daken van nieuwbouw niet eens geschikt zijn om er zonnepanelen op te plaatsen. De gemeente zet zich er voor in om zowel bij lokale bouwontwikkelingen als richting de wetgever er op aan te dringen om in ieder geval daken te realiseren die geschikt zijn voor het plaatsen van zonnepanelen. Dit kan door aanpassing van de regelgeving of andere stimulerende maatregelen.
Gemeentelijke organisatie Om in 2040 een energieneutrale gemeente te kunnen zijn is borging in de hele gemeentelijke organisatie noodzakelijk. Het streven naar energieneutraliteit moet verankerd worden in het gemeentelijke beleid over de gehele linie. De gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie en moet haar ambities en inspanningen dan ook duidelijk zichtbaar maken. Zodat de externe partijen die nodig zijn om deze ambities te realiseren duidelijk wordt dat wij er serieus mee bezig zijn. Om dit te kunnen bereiken zal op twee fronten het een en ander moeten gebeuren. Zo zal er bestuurlijk voldoende vertrouwen moeten worden uitgestraald dat men de gestelde doelen gaat bereiken en dat de politieke bereidheid getoond wordt om hiervoor keuzes te willen maken. Daarnaast moet er bewustwording worden gecreëerd bij alle medewerkers dat de brede energietransitie kansen biedt voor onze stad en inwoners. Er moet gewerkt worden aan een intrinsieke motivatie bij medewerkers om hun steentje te willen bijdragen. De portefeuillehouder milieu/duurzaamheid is de bestuurlijk opdrachtgever van dit programma. De verantwoordelijkheid ligt echter bij het gehele college. Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haar portefeuille raken. In de besluitvorming wordt energie als speerpunt van beleid telkens grondig afgewogen.
Ambtelijke borging Omdat het activiteiten zijn die binnen het DNA van onze organisatie moeten doordringen is PALET derhalve een lijnactiviteit. De ambtelijke opdrachtgever van het uitvoeringsprogramma is derhalve de algemeen directeur. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in dit uitvoeringsprogramma worden neergelegd bij de afdelingen die het betreft. Kortom, deze afdelingen krijgen de verantwoordelijkheid voor het trekken en uitvoeren van die activiteiten die qua onderwerp hier thuishoren. Deze inspanningen worden opgenomen in de betreffende afdelingsplannen.
155
Er is binnen de afdeling Ruimtelijke Economische Ontwikkeling (REO) een ambtelijke PALET-coördinator die de integrale voortgang van het uitvoeringsprogramma bewaakt en hierover rapporteert aan de algemeen directeur. Deze PALET-coördinator onderhoudt tevens de contacten met Parkstad voor de monitoring en de regionale activiteiten.
Cultuuromslag Het inbedden van het streven naar energieneutraliteit vereist een omslag in ons denken en handelen. Energiebesparing en -opwekking worden mede de uitgangspunten van onze werkzaamheden. Voegt bijvoorbeeld een plan energieverbruik toe, dan moet hier ook compensatie tegenover staan. Bouwen we in eigen opdracht, dan is dat energieneutraal en bij inkopen wordt het een verplicht criterium waarop wordt ingekocht en aanbesteed, et cetera. Binnen het directieplan 2016 is aangegeven dat een belangrijke doelstelling is dat er ruimte is om initiatieven en experimenten aan te gaan met elkaar en samen met onze partners in de stad en voor de stad. Dit betekent dat wij zicht moeten hebben op onze netwerken, veel contact moeten hebben met onze partners en vooral ook met elkaar.
Werkwijze PALET 3.0 zal opgewerkt worden tot een programma over de periode van 2016-2020. Hierin zullen projecten en acties worden opgenomen waar een medewerker (actor) verantwoordelijk voor wordt. De PALET-coördinator zal regelmatig de voortgang bilateraal bespreken en per kwartaal een bijeenkomst beleggen waar alle actoren elkaar bijpraten over de voortgang. Hiermee moet iedereen zicht krijgen op wat er allemaal gebeurt en of wij elkaar kunnen helpen. Tevens moet dit overleg dienen als plek om kennis te delen en als inspiratiebron voor nieuwe ideeën. Nieuwe acties en/ of projecten kunnen hier worden geïntroduceerd en excursies georganiseerd naar gerealiseerde projecten. Daarnaast gaan wij onderzoeken hoe wij het college en de gemeenteraad het beste kunnen betrekken bij de voortgang.
Jaarlijks informatiemoment Om brede betrokkenheid en draagvlak te behouden binnen de organisatie is het wenselijk om jaarlijks een moment te kiezen waarop wij alle collega’s vertellen en misschien zelfs laten zien waar we mee bezig zijn en welke successen dat we bereikt hebben. Voor de hand liggend is om dit te doen op een dag dat er reeds aandacht voor het onderwerp is zoals de Dag van de Duurzaamheid (oktober), Warme Truiendag (februari) of Earth Hour (maart). Eenzelfde sessie (of een combinatie) zal ook voor raadsleden en burgers worden gehouden.
Communicatie Om een brede energietransitie op gang te brengen, moeten we de gehele samenleving in beweging krijgen. Belangrijk is daarbij dat we een interactie aangaan met de gehele samenleving. Van zeer groot belang voor het behalen van onze doelen, het slagen van alle projecten en activiteiten in dit uitvoeringsprogramma en de volgende programma’s tot 2040 is de ontwikkeling en inzet van een goede, professionele marketing- en communicatiestrategie. Deze moet in regionaal verband, gezamenlijk, worden opgezet. Hiervoor zal een communicatie- of marketingbureau in de arm moeten worden genomen. Deze strategie moet enerzijds een kapstok bieden voor alle ontwikkelingen op het gebied van energietransitie in de regio en partijen binden. Het moet onze energietransitie een gezamenlijke smoel geven waardoor het herkenbaar wordt, zodat mensen zich er iets bij kunnen voorstellen en zich ermee kunnen identificeren. Anderzijds moet het aansprekend en uitdagend zijn om alle behoeftes te kunnen bedienen. Dus of je het nu
156
doet vanuit milieuoverwegingen, angst voor geopolitieke gevolgen of gewoon vanwege je eigen beurs; het moet iedereen aanspreken. De aanpak van PALET vanuit de gemeenschappelijke regeling van 8 gemeenten is hierbij wel uniek te noemen in Nederland. Het gaat om de boodschap dat wij energieneutraal willen zijn in 2040 om hiermee een zekere en betaalbare energievoorziening voor de toekomstige generaties te kunnen garanderen. De regionale marketing en communicatie strategie zal worden geïnitieerd en gedragen vanuit de broedkamer in Parkstad-verband. De gemeente Heerlen zal met name communiceren over de concrete Heerlense projecten.
Financiële paragraaf Wat is PALET 3.0? PALET 3.0 is een handreiking van de broedkamer aan het college. Op basis hiervan moet een overzicht worden gemaakt met daarin opgenomen de rol, de verwachte uren en middelen die vanuit de gemeente noodzakelijk zijn om een en ander van de grond te krijgen. Structurele procesgelden De gemeenteraad heeft in het MBP 2015-2018 voor 2016, 2017 en 2018 incidenteel budget van € 100.000,toegekend aan duurzaamheid in combinatie met nieuwe energie. Deze middelen zullen ingezet worden voor de uitvoering van de verschillende onderdelen van de duurzaamheidsvisie die in 2016 gereed moet komen. Dit geeft de gemeentelijke organisatie in 2016, 2017 en 2018 in ieder geval enige slagkracht en flexibiliteit om projecten en onderzoeken aan te zwengelen en in gang te zetten. Maar er zal de komende jaren ook werkbudget nodig zijn om op een aantal onderdelen concrete projecten van de grond te krijgen en het goede voorbeeld te kunnen geven. Denk bijvoorbeeld aan energiescans voor gemeentelijke gebouwen. De ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en de uitvoering van dit programma vraagt ook om investeringen van de zijde van de gemeente. De organisatie zal op zoek moeten gaan naar slimme financieringsconstructies om onze ambities waar te kunnen maken. Ook zijn er diverse subsidiemogelijkheden, zowel Europees, nationaal of provinciaal. Deze moeten zoveel mogelijk benut worden. De gemeentelijke subsidioloog kan hierbij behulpzaam zijn. Subsidieregelingen vereisen echter wel vaak cofinanciering door de gemeente. Het uitvoeringsprogramma kent een grote variatie aan projecten en acties. Voor zover mogelijk dienen deze een plek te krijgen binnen onze eigen organisatie. Prioriteiten zullen hierbij gesteld moeten worden en waar nodig zal er ruimte moeten worden gecreëerd om tijdelijk capaciteit in te huren om bijvoorbeeld de ambtelijke organisatie te ondersteunen bij projectuitvoering. Ten aanzien van projecten die betrekking hebben op onze eigen huisvesting en bedrijfsvoering zal kritisch gekeken moeten worden naar mogelijkheden om te kunnen blijven investeren. Onze ambities, onze voorbeeldfunctie en beperkt beschikbare budgetten vragen om creativiteit en doelgerichtheid om dingen mogelijk te kunnen maken. Het college zal voor 2017 en 2018 aan moeten geven hoe de € 100.000,- per jaar besteed moeten gaan worden en richting de gemeenteraad zal dan ook worden voorgesteld om vanaf budgetjaar 2019 een structureel budget in te stellen voor de uitvoering van dit Programma (procesgelden). Projecten die nog concreet uitgewerkt moeten worden en waar dit budget niet in voorziet zullen, inclusief een financieringsvoorstel, separaat aan de raad worden voorgelegd voor besluitvorming. Zoals dit ook is gebeurd bij het Zonnepanelenproject Parkstad.
157
Revolverend duurzaamheidsfonds Een te onderzoeken mogelijkheid is het instellen van een revolverend duurzaamheidsfonds. De gemeente financiert vanuit dit fonds duurzaamheidsmaatregelen/-projecten en de revenuen of afbetalingen (conform Zonnepanelenproject Parkstad) stromen terug in het fonds. Waarmee weer nieuwe projecten of activiteiten gefinancierd kunnen worden. Hiermee kunnen we inhaken op spontane, zinvolle initiatieven of voorstellen die ontstaan uit contacten met burgers en markt of op een andere wijze. Een dichtgetimmerd (financieel) programma zou hier geen rekening mee kunnen houden. Een dergelijk fonds kan nodig zijn om voldoende dynamisch te kunnen zijn.
158
9.3
Gemeente Kerkrade
159
160
9.3.1
Voorwoord gemeente Kerkrade
Duurzaam Kerkrade! Doet u mee! Er samen voor zorgen dat onze kinderen en kleinkinderen ook kunnen werken en wonen in een schoon, veilig, gezond en aantrekkelijk Kerkrade! Dat is het uitgangspunt voor ons gezamenlijk handelen om te komen tot een duurzaam Kerkrade. Duurzaam Kerkrade is een speerpunt van beleid en vastgelegd in nota ‘Kansen voor Duurzaamheid’, het collegeprogramma 2014-2018 en het uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2015-2018. Belangrijke onderwerpen die vallen onder het brede begrip duurzaamheid is energiebesparing en het opwekken van duurzame energie. Steeds meer mensen zien het belang in van het op een andere wijze omgaan met energie. In Kerkrade neemt het aantal daken met zonnepanelen snel toe, ontmoet ik mensen die groene stroom inkopen, de woning doen isoleren, ledlampen gebruiken, een elektrische fiets of een elektrische auto kopen en ga zo maar door. Er is een nieuwe positieve ontwikkeling gaande! Positief omdat we geleidelijk toch in staat zijn afscheid nemen van de fossiele brandstoffen waarvan duidelijk is dat ze duur zijn, op zullen geraken, dat ze ons milieu zwaar belasten en ons klimaat veranderen. Positief ook omdat er een volledige nieuwe bedrijfstak is aan het ontstaan. Een bedrijfstak die sterk groeit, die zorgt voor innovatie, nieuwe bedrijven en vooral ook werkgelegenheid. De technische ontwikkelingen gaan razendsnel: wat nu nieuw is, wordt morgen al weer verbeterd. De kansen worden gezien en nu al benut. Dit alles geeft mij vertrouwen in de toekomst! Goed nieuws dus en ik zou graag willen zeggen dat er geen extra inspanningen meer nodig zijn. Om de transitie van fossiele energie naar duurzame energie geheel en voldoende snel voor elkaar te krijgen moet wij echter gezamenlijk de schouders eronder gaan zetten. Het moet sneller en het kan ook sneller! De ambitie van de gemeente Kerkrade, maar ook van de gehele regio Parkstad is om in 2040 energieneutraal te zijn. De basis hiervoor c.q. de richting om deze omslag voor elkaar te krijgen in de periode tot en met 2020 kunt u lezen in het voorliggend uitvoeringsprogramma PALET 3.0. Een ambitieus programma dat zich de komende jaren zal focussen op het breed informeren over het belang van energiebesparing en duurzame energie, het samen uitvoeren van projecten en natuurlijk het behalen van aansprekende resultaten. Vriendelijke groet, Jo Bok Wethouder duurzaamheid gemeente Kerkrade
161
162
9.3.2
Samenvatting PALET 2.0 – Kerkrade
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Kerkrade is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoeringsprogramma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Kerkrade bedraagt 6.302 TJ1. Daarvan komt zo’n 55% (3.484 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen (34%), de publieke dienstverlening (9%) en de commerciële dienstverlening (12%). Opvallend is het energiegebruik in de sector industrie en energie: 2.201 (35%). Daarmee is dit de grootste gebruikssector in Kerkrade. Ten slotte heeft het wegverkeer (8%) een beperkt aandeel in het totale energiegebruik in Kerkrade, en dat geldt ook voor de sector onbekend (2%) en de landbouw (0%). Het totale energiegebruik in Kerkrade omvat zo’n 21% van het totale energiegebruik in Parkstad.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Kerkrade .
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Kerkrade op zo’n € 87 miljoen geschat3. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 41 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 18 miljoen.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Kerkrade4.
1 2 3
4
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1 TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industrie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zijn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
163
Kansen voor energiebesparing Het is mogelijk om in 2040 2.056 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van bijna 33%. Met name in de gebouwde omgeving zijn grote besparingen te behalen: 1.160 TJ. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 56% van de totale besparing in Kerkrade. Maar ook in de andere sectoren zijn besparingen mogelijk, zoals in onderstaande figuur is te zien.
Figuur 4: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Kerkrade.
Een besparing van 2.056 TJ op het huidige energiegebruik van 6.302 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 4.246 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energie opwekking In PALET 1.0 en 2.0 is inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Uitgaande van het integrale, ruimtelijk realistische scenario, heeft de gemeente Kerkrade een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. De figuur hierna toont de precieze opwekkingsmogelijkheden per techniek, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ). Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 3.795 TJ aan duurzame energieopwekking.
164
Figuur 5: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Kerkrade.
Kortom, in de periode tot 2040 kan het huidige energiegebruik fors worden verminderd: van 6.302 TJ naar 4.246 TJ per jaar. Uitgaande van het integraal scenario, kan deze resterende energievraag worden ingevuld door 3.795 TJ aan duurzame energieopwekking. Duurzame technologieën zoals windturbines en zonnepanelen zijn namelijk veel efficiënter dan de energieopwekking in elektriciteitscentrales, waarbij in de omzetting van fossiele brandstoffen naar elektriciteit veel energie verloren gaat. Duurzame energie levert zo’n 20 tot 35% meer rendement dan fossiele energie. Derhalve is Kerkrade in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening5. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Kerkrade.
5
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
165
166
167
168
9.3.3
Gebouwgebonden
Sector Woningen De woningen in Kerkrade gebruiken verreweg de meeste energie: 2.135 TJ (34%). Ongeveer één op de vijf woningen in Parkstad (19%) ligt in Kerkrade: 23.413 woningen. Maar liefst 9.910 (42%) hiervan zijn rijwoningen. Ook de flats/appartementen zijn ruim aanwezig, namelijk 8.421 (36%). De 3.455 twee-ondereen-kapwoningen en de 1.627 vrijstaande woningen nemen samen zo’n 22% voor hun rekening. Ten opzichte van de regionale gemiddeldes, valt op dat Kerkrade veel flats/appartementen en rijwoningen heeft en weinig vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen. De woningvoorraad bestaat voor 51% uit koopwoningen, terwijl de corporaties en particuliere verhuurders achtereenvolgens 33% en 16% bezitten. In vergelijking met Parkstad heeft Kerkrade minder koopwoningen en meer huurwoningen.
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype6.
Figuur 8: Verdeling woningvoorraad in woningtypen en bouwjaar7.
Figuur 9: Gemiddeld energiegebruik woningen in Kerkrade8.
169 6 7 8
PALET 2.0 - Kerkrade. PALET 2.0 - Kerkrade. Op basis van achtergronddocument PALET 1.0, jaar 2011.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector woningen is 2.135 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 24% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 500 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 1.606 TJ. Speerpunten Stimuleren - bewustwording Om burgers, bedrijven en andere organisaties te bewegen om te verduurzamen, c.q. energie te besparen is communicatie extreem belangrijk. Veelal is men niet op de hoogte van de mogelijkheden en kansen die worden geboden door het thema duurzaamheid. Denk hierbij aan een lagere energierekening, werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade kan en wil hier een belangrijke rol in spelen door communicatie rondom het thema duurzaamheid serieus aan te pakken en alle belanghebbenden intensief en regelmatig te informeren over alle relevante ontwikkelingen, regelingen en mogelijkheden. Immers een goed product kan alleen maar verkocht worden met de juiste marketing en dit geldt ook voor duurzaamheid. Dit wordt vaak vergeten of maar beperkt aangepakt. De gemeente Kerkrade gaat diverse instrumenten inzetten om het thema duurzaamheid op een actieve manier naar de mensen, bedrijven en instellingen te brengen. De basis hiervoor is het communicatieplan Duurzaam Kerkrade. Onderdelen van het communicatieplan zijn de mobiele duurzaamheidsstand, de duurzaamheidskrant, het gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen zoals Facebook en Twitter, de duurzaamheidscoach, het platform duurzaamheid bouwkolom, het gratis gebruik van de milieubarometer voor ondernemingen, het duurzaamheidsfonds Kerkrade, het energieloket, energiecoöperatie Kerkrade en het duurzaam bedrijfsleven. Ook wordt er samengewerkt met organisaties die hetzelfde doel hebben of een ondersteunende, versnellende functie kunnen hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de woningbouwcorporaties, DUW Parkstad, Buurkracht en ondernemersverenigingen. Meer informatie is te vinden in de paragraaf communicatie. Koopwoningen
Particuliere woningeigenaar Voor de particuliere woningeigenaar is het van belang dat deze zoveel mogelijk wordt geïnformeerd en/of ontzorgd bij het treffen van energiebesparende en energieopwekkende maatregelen. In de praktijk blijkt vaak dat aspecten als de technische complexheid van mogelijke maatregelen, de inhoud van offertes en de vergelijkbaarheid van offertes voor de gemiddelde woningeigenaar een struikelblok vormen. Zo ook het zelf financieren van energiebesparende of -opwekkende maatregelen. Deze belemmeringen zal de gemeente Kerkrade zoveel mogelijk proberen weg te nemen. Zonnepanelenproject Parkstad – deel Kerkrade Het Zonnepanelenproject Parkstad is een goed voorbeeld van hoe ontzorging kan worden aangepakt. De particuliere woningeigenaar kan via een door de Parkstadgemeenten geselecteerde ‘serviceprovider ́ zonnepanelen laten plaatsen op zijn woning. De gemeente zorgt voor de voorfinanciering, de collectieve inkoop van zonnepanelen, de installatie op het dak en noodzakelijk reparaties. De woningeigenaar sluit een lening met een lage rente af bij de gemeente en betaalt 15 jaar lang een vast maandelijks bedrag. Maandelijks houdt de eigenaar geld over door een lagere energierekening. Hoewel het project zich primair richt op woningen, staat het project ook open voor kleine bedrijven en sportverenigingen, uitgangspunt is een kleinverbruikersaansluiting. Nog in de loop van 2016 zal het project daadwerkelijk van start gaan en zullen particuliere woningeigenaren en (kleine) ondernemers daarvan gebruik kunnen maken.
170
Daarnaast zal vanwege dit project zeer zeker ook een ‘spin off’-effect optreden van mensen en ondernemers die buiten het project om voor zonnepanelen kiezen. Wat levert het project op aan duurzame energieopwekking? Het project wordt uitgevoerd in twee tranches van 650 woningen (betreft uiteraard een raming van het aantal potentiële deelnemers). Beide tranches omvatten 5,5% van de particuliere woningvoorraad. Uitgangspunt is gemiddeld 14 panelen per woning (gebaseerd op ervaringscijfers project Landgraaf). In totaliteit betekent dit een potentie van 15,72 TJ duurzame energieopwekking. Zoals hierboven is weergegeven kunnen aan het Zonnepanelenproject bedrijven en sportverenigingen deelnemen. Voorwaarde is een kleinverbruikersaansluiting. Hoe straks de verdeling zal zijn tussen woningen en andere deelnemers valt nu natuurlijk niet aan te geven. De maximale projectomvang is echter nu begrensd door een kredietbedrag van € 7.200.000,- dat de gemeente Kerkrade hiervoor heeft gereserveerd. Dit bedrag komt overeen met zonnepanelen-installaties voor 1.300 woningen en heeft een potentieel van 15,72 TJ aan energieopwekking. Voor meer informatie wordt verwezen naar de betreffende college- en raadsstukken. Energiebesparing bij 10% koopwoningen Naast het lopende Zonnepanelenproject is energiebesparing bij 1.200 koopwoningen als een inspanningsverplichting opgenomen in dit programma. Dit project heeft de potentie om 23,95 TJ aan energiebesparing op te leveren. Hieraan kan op verschillende manieren invulling worden gegeven, waarbij de gemeente voorlicht, stimuleert, faciliteert en ontzorgd: • • •
Stimuleren middels publicaties, informatiebijeenkomsten, financiële regelingen, en dergelijke; Advisering voor woningeigenaren die het zelf willen doen; Ontzorging middels de ontwikkeling van een project vergelijkbaar met het Zonnepanelenproject.
Deze ambitie levert 23,95 TJ aan energiebesparing op doordat wordt aangenomen dat 50% van het energieverbruik voor ruimteverwarming kan worden bespaard door verbetering van de isolatiewaarde van de schil en vernieuwing van de CV ketel.
Koppeling met levensloopbestendigheid woningen Ook het levensloopbestendig maken van woningen is van groot belang. Hierdoor kunnen mensen langer thuis blijven wonen, stijgt de marktwaarde en ontstaat er minder leegstand. Bij de uitwerking in concrete projecten wordt hiermee een koppeling gelegd door hier aandacht voor te hebben. Zo kunnen naast de energieadviezen ook adviezen over het aanpassen van de woningen worden gegeven. In uitvoeringsprojecten kunnen naast energiemaatregelen ook eventuele woningaanpassingen aangeboden worden. Zo kunnen twee vliegen in een klap worden geslagen.
171
Huursector
Sociale huur In de gemeente Kerkrade zijn de volgende woningcorporaties actief: • Heem Wonen met 5157 woningen; • Wonen Zuid met 1730 woningen; • Wonen Limburg met 687 woningen. De corporaties spelen een grote rol in de energietransitie in de gemeente Kerkrade. De woningcorporaties Heem Wonen, Wonen Zuid en Wonen Limburg zijn al vele jaren actief op het gebied en energiezuinig bouwen en renoveren. Er zijn in Kerkrade diverse projecten gerealiseerd en/of worden nog gerealiseerd. Dit geldt zowel voor de bestaande woningvoorraad als nieuwbouw. Deze kunnen als voorbeeldprojecten worden gekenmerkt aangezien deze projecten energieprestaties leveren die veel beter zijn dan wettelijk is voorgeschreven. Op basis van de nieuwe Woningwet - in werking vanaf 1 juli 2015 - worden woningcorporaties geacht mede uitvoering te geven aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en daartoe een bod (een activiteitenoverzicht) uit te brengen dat moet resulteren in wederzijdse prestatieafspraken. Ook huurdersorganisaties zijn hierbij een volwaardige partij. In dit uitvoeringsprogramma zijn de concrete maatregelen uit de prestatieafspraken 2016 overgenomen. 2016 en 2017 worden echter gezien als ‘overgangsjaren’. Op regionaal niveau/in Parkstadverband wordt een nieuwe woonvisie opgesteld, waarin PALET nadrukkelijk een plek dient te krijgen. Na vaststelling hiervan moeten de corporaties hier een ‘bod‘ op uitbrengen. Op deze wijze krijgt het onderwerp energie een steeds prominentere plek in de prestatieafspraken. Energieprestatieafspraken woningcorporaties Met de woningcorporaties heeft de gemeente Kerkrade voor 2016 afspraken gemaakt over energetische verbeteringen en de toepassing van zonnepanelen. Voor een exacte omschrijving en de specifieke uitwerking per corporatie van deze afspraken wordt verwezen naar de overeenkomst van de prestatieafspraken tussen de gemeente Kerkrade en de corporaties. De navolgende afspraken hebben met name betrekking op duurzaamheid/energiebesparing. •
Verbeteringen / energielabelsprong. Gelet op het huidige regionale en lokale duurzaamheidsbeleid (Parkstad Limburg Energie Transitie (PALET) en het gemeentelijke Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid 2015-2018) zullen bij onderhoud/renovatie van sociale huurwoningen in 2016 de energetische waarden substantieel worden verbeterd. Het streven hierbij is uiteindelijk het uitgangspunt van de Convenant Energiebesparing Huursector (AEDES, 28 juni 2012) om een gemiddeld energielabel B (energie-index 1,25) te behalen voor het woningcorporatiebezit in 2021. Huurders hebben een belangrijke stem bij het aanbrengen van duurzaamheidsmaatregelen. Het zwaartepunt ligt vooral bij de rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen. Maatwerk zal worden geboden per complex waarbij zowel betaalbaarheid als verduurzaming zullen worden afgewogen. Tevens wordt gekeken naar de investeringen die op (lange) termijn gaan renderen door een betere verhuurbaarheid als gevolg van zeer lage energiekosten en een hoog wooncomfort. Wonen Zuid heeft aandacht voor de verduurzaming van haar woningaanbod en spant zich bij (renovatie) projecten in voor een optimale verbetering van de duurzaamheid in relatie tot de marktvraag (betaalbaarheid en beschikbaarheid). De zes richtlijnen zoals benoemd in het “overzicht van voorgenomen bijdragen van Wonen Zuid in de gemeente Kerkrade in 2016” (het ‘bod’) zijn hierbij leidend.
•
172
Inzicht verschaffen in het energielabel van het woningbezit.
•
Bewonersgedrag en bewustwording. Partijen zullen aandacht schenken aan het bewonersgedrag en bewustwording van het energiegebruik en de (mogelijke) energiebesparing. De huurdersorganisaties zullen bij voorgenomen energiemaatregelen de huurders stimuleren om te participeren, mits de huurders er financieel niet op achteruit gaan. Daarnaast zullen de huurdersorganisaties in samenwerking met gemeente en woningcorporaties zich inspannen om energiecoaches op te leiden.
•
Zonnig Limburg In 2016 zullen de woningcorporaties in overleg treden met gemeente en betrokken huurders om aan te geven bij welke projecten zonnepaneleninstallaties kunnen worden geplaatst. Dit zal worden meegenomen in de prestatieafspraken van 2017.
Particuliere huur In Kerkrade zijn circa 3.750 woningen in eigendom van particuliere verhuurders. Het energieverbruik wordt voor een groot deel bepaald door de huurder. Voor het opwekken van energie (bijvoorbeeld door zonnepanelen) is toestemming van de eigenaar noodzakelijk. Voor deze doelgroep wordt geen specifiek project opgenomen. Deze groep heeft de mogelijkheid om deel te nemen aan het Zonnepanelenproject, mits de verhuurder als eigenaar van de woning de overeenkomst met de gemeente aangaat. Daarnaast worden zij geïnformeerd c.q. gestimuleerd door de diverse acties die eerder in deze paragraaf (zie Stimuleren-bewustwording) zijn genoemd. Autonome ontwikkeling sector Woningen De woningmarkt in Parkstad is volop in beweging. Waar in het verleden nog sprake was van een toename van de bevolking en de daarmee gepaard gaande bouw van nieuwe woningen, wordt onder andere vanwege de bevolkingsdaling al een aantal jaren hard gewerkt aan het in balans brengen van de regionale woningmarkt. Niet alleen kwantitatief, maar zeker ook in kwalitatief opzicht. Het leidende kader hiervoor is de regionale woningmarktprogrammering. De verduurzaming van de woningvoorraad maakt vanzelfsprekend onderdeel hiervan uit. In PALET 3.0 wordt de autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad meegenomen omdat dit effect heeft op het energiegebruik in de regio en specifiek op het energiegebruik in de woningsector. De autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad is in PALET 3.0 verdeeld in drie categorieën.
Sloop en nieuwbouw in de periode 2012-2015 In het kader van de transformatieopgave van de woningmarkt heeft in de periode 2012-2015 sloop en nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. De daadwerkelijk gerealiseerde sloop en nieuwbouw van woningen in deze periode kan worden vertaald in een energetisch effect. Zo gebruiken gesloopte woningen vandaag de dag natuurlijk geen energie meer. Nieuwbouwwoningen zijn normaliter energiezuiniger dan oudere woningen, maar deze hebben toch nog een behoorlijk energiegebruik. Rekening houdend met de sloop en nieuwbouw in de gemeente Kerkrade, resulteert dit in een afname van het energiegebruik van 47,1 TJ. Leegstand in de periode 2011-2014 Een tweede autonome ontwikkeling in de sector Woningen betreft de leegstand, zowel in de koop- als huursector. Op grond van de meest recente gegevens voorhanden, zijnde de provinciale Woonmonitor 2014, blijkt dat er in de gemeente Kerkrade per 31 december 2014 1370 woningen leeg stonden. Dit aantal is vervolgens vergeleken met het aantal leegstaande woningen in de gemeente in 2011, namelijk het peiljaar waarop de nulmeting uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebaseerd en derhalve op het leegstandcijfer uit de Woonmonitor 2014 in mindering moet worden gebracht. Per saldo gaat het voor de gemeente Kerkrade om een afname in leegstaande woningen en een toename in het energiegebruik van 110 woningen9. In PALET 3.0 is berekend wat het energetisch effect is van deze afname in leegstand. Aan de toe- of afname van leegstaande woningen tussen 2011 en eind 2014 worden TJ’s toegekend. Voor de gemeente Kerkrade betekent dit een toename van het energiegebruik van 10,54 TJ. 173 9
Woonmonitor Zuid-Limburg 2014, november 2015.
Prognose huishoudensontwikkeling in de periode 2016-2020 Zoals hiervoor aangegeven is de woningmarkt in Parkstad volop in beweging, niet in de laatste plaats veroorzaakt door de effecten van de bevolkingsontwikkeling. Via de regionale woningmarktprogrammering wordt hieraan sturing en invulling gegeven. De prognoses voor de periode 2016-2020 zijn vervat in Progneff 2015, een onderzoek dat elk jaar wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Limburg. Deze prognose biedt een doorkijk in de ontwikkeling van de bevolking en de daarmee gepaard gaande woningbehoefte tot 2020 en zelfs tot 2050. Uit Progneff 2015 blijkt dat in de gemeente Kerkrade tot 2020 een overschot van 477 woningen zal ontstaan10. Dit overschot, feitelijk inhoudende dat er meer woningen dan huishoudens zijn, leidt uiteindelijk tot leegstand en eventueel sloop. De verwachte leegstand is evenals de gehanteerde methodiek zoals beschreven in de vorige categorie gekwantificeerd in een energetisch effect. Voor de gemeente Kerkrade wordt daarom rekening gehouden met een afname van het energiegebruik van 30,83 TJ.
Energiebesparing bij 10% koopwoningen Energieprestatieafspraken woningcorporaties Autonome ontwikkeling sector woningen
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Kerkrade
174 10 Woningbehoefte gemeente Kerkrade, CBS Statline en E’til, Progneff 2015.
Sector Publieke Dienstverlening De sector publieke dienstverlening, goed voor 9% (589 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Kerkrade, is de verzamelnaam voor de overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publiek belang dienen. Voorbeelden binnen deze sector zijn ziekenhuizen, scholen, sportcentra, gemeentehuizen en gemeenschapshuizen. In de onderstaande figuur is te zien dat, buiten de restcategorie Overige dienstverlening waartoe onder andere kerkgebouwen en crematoria behoren, veel energie gebruikt wordt in de Gezondheids- en welzijnszorg, Sport en recreatie en Cultuur. Het gaat hier vaak om diensten die gehuisvest zijn in gebouwen waarbij hoge eisen met betrekking tot ruimteverwarming (gezondheidszorg/verzorging) en verlichting (werkomgeving) gesteld worden.
Figuur 10: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ)11.
Het reduceren van het huidige energiegebruik in de publieke dienstverlening is een maatschappelijke verantwoordelijkheid, waarbij overheden en semi-overheden in ieder geval het goede voorbeeld kunnen geven aan inwoners, bedrijven en instellingen door te laten zien dat verduurzaming op termijn loont. Het huidige energiegebruik in de publieke dienstverlening wordt, gemiddeld genomen, voor ongeveer 40% bepaald door energie voor ruimteverwarming en voor circa 25% door verlichting en koeling. Hier zijn juist de grootste kansen voor energiebesparing te behalen. Zo is de oorzaak van de grote energievraag voor de ruimteverwarming een relatief slechte isolatie van daken, vloeren en gevels. De verlichting gebruikt veel energie vanwege een aantal redenen. Enerzijds vereisen de werkzaamheden die in deze gebouwen worden uitgevoerd in veel gevallen een hoge lichtsterkte, anderzijds leidt de gebouwdiepte er toe dat het zonlicht minder goed in de ruimten kan doordringen. Vandaar dat kunstmatige verlichting veelal noodzakelijk is. Aanvullend op de energiebesparende maatregelen zijn er in deze sector ook kansen voor duurzame energieopwekking op gebouwniveau. Deze zullen de energieprestatie van de gebouwen positief beïnvloeden.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 589 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 288 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 195 TJ. Speerpunten De insteek is om deze sector zoveel mogelijk te voorzien van informatie over energiebesparing en verduurzaming. Belangrijk hierbij zijn onder meer de acties die worden genomen middels het flankerend beleid/communicatie. Het doel is deze sector te stimuleren om in actie te komen en maatregelen te treffen. Daar waar mogelijk worden acties genomen met als doel deze sector te ontzorgen. De gemeente Kerkrade heeft in hoofdzaak een initiërende, stimulerende en een faciliterende rol.
175 11 PALET 2.0 - Kerkrade.
Het geven van het goede voorbeeld is van groot belang. Daarom wordt het gemeentelijk vastgoed stap voor stap verduurzaamd. Ook de zichtbaarheid van maatregelen in deze fase van de energietransitie is belangrijk. De duurzame renovatie van de gemeentewerf moet hier een aansprekend voorbeeld van worden, wat een stimulerende werking zal hebben en bewustwording zal bevorderen. Ingezet wordt op energiebesparing en onderzocht wordt de haalbaarheid van bijvoorbeeld zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen. Stimuleren - bewustwording Om burgers, bedrijven en andere organisaties te bewegen om te verduurzamen, c.q. energie te besparen is communicatie extreem belangrijk. Veelal is men niet op de hoogte van de mogelijkheden en kansen die worden geboden door het thema duurzaamheid. Denk hierbij aan een lagere energierekening, werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade kan en wil hier een belangrijke rol in spelen door communicatie rondom het thema duurzaamheid serieus aan te pakken en alle belanghebbenden intensief en regelmatig te informeren over alle relevante ontwikkelingen, regelingen en mogelijkheden. Immers een goed product kan alleen maar verkocht worden met de juiste marketing en dit geldt ook voor duurzaamheid. Dit wordt vaak vergeten of maar beperkt aangepakt. De gemeente Kerkrade gaat diverse instrumenten inzetten om het thema duurzaamheid op een actieve manier naar de mensen, bedrijven en instellingen te brengen. De basis hiervoor is het communicatieplan Duurzaam Kerkrade. Onderdelen van het communicatieplan zijn de mobiele duurzaamheidsstand, de duurzaamheidskrant, het gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen zoals Facebook en Twitter, de duurzaamheidscoach, het platform duurzaamheid bouwkolom, het gratis gebruik van de milieubarometer voor ondernemingen, het duurzaamheidsfonds Kerkrade, het energieloket, energiecoöperatie Kerkrade en het duurzaam bedrijfsleven. Handhaving Uiteindelijk is er ook nog wetgeving die op groot aantal organisaties in de publieke sector van toepassing is en die ook nageleefd moet worden. In het kader van de wet milieubeheer zijn er voorschriften voor bedrijven van kracht die als doel hebben het besparen van energie door het nemen van maatregelen. De aard van voorschriften varieert en is afhankelijk van de hoeveelheid energie die verbruikt wordt. De gemeente Kerkrade zal bij de uitvoering van milieucontroles, zelfstandig of door andere organisaties (bijvoorbeeld de RUD) daar waar nodig handhaven op de naleving van de voorschriften die gericht zijn op het besparen van energie.
Projecten Gemeentelijk vastgoed De gemeente Kerkrade heeft een grote vastgoedportefeuille. Verduurzaming van de strategische panden is een speerpunt. De gemeente heeft hierbij zelf de grootste invloed en kan daardoor het goede voorbeeld geven. Dit is dan ook opgenomen in het uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2015-2018 en heeft in PALET 3.0 een plaats gekregen. De aard van de gemeentelijke panden is divers evenals het gebruik en de gebruikers. In veel panden wordt de energierekening betaald door de gemeente en vindt verrekening plaats op basis van kengetallen. Gebruikers worden hierdoor niet gestimuleerd om zuinig om te gaan met energie. Hiervoor zullen oplossingen moeten worden gevonden. Daarnaast zal er inzicht verkregen moeten worden welke mogelijkheden er zijn om het energiegebruik te verminderen, duurzame energie op te wekken evenals de wijze waarop dit gefinancierd en eventueel met gebruikers verrekend kan worden. De navolgende projecten worden in de periode tot 2020 uitgevoerd.
176
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Basis voor de verduurzaming is het vastgoedportefeuilleplan van de gemeente Kerkrade dat streeft naar effectief en efficiënt gebruik en beheer van het gemeentelijk vastgoed. Duurzaamheid - energie - is hierin een belangrijk afwegingsthema. De gemeente Kerkrade streeft naar een energiebesparing van 10%. Daarnaast wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor de toepassing van duurzame energie zoals zonnepanelen waarbij het uitgangspunt is dat we de daken ter beschikking stellen en niet zelf investeren. Indien hierdoor 10% van het dakoppervlak zou kunnen worden gebruikt kan er 1 TJ duurzame energie worden opgewekt. •
Het verkrijgen van energielabels en maatwerkadvies voor strategische panden Hierdoor wordt inzichtelijk hoe duurzaam het strategisch vastgoed is en met welke rendabele ingrepen het grootste besparingsresultaat kan worden behaald.
•
Individueel meten van energieverbruik per huurder of gebruiker Laten onderzoeken of het mogelijk is in panden met diverse huurders/gebruikers het energieverbruik individueel per huurder of gebruiker te meten opdat de energiekosten (gas/water/elektra) aan de hand van het werkelijk verbruik gefactureerd kunnen worden.
•
Energiemanagement in strategische panden Door het continu monitoren van het energieverbruik per vastgoedobject en het adequaat inregelen en afstellen van de gebouwgebonden werktuigkundige- en elektrotechnische- installaties wordt energie bespaard.
•
Energiestrijd in het stadskantoor Deelname aan een landelijke wedstrijd tussen gemeentehuizen gericht op energiebesparing. Het doel is om in de wintermaanden zoveel mogelijk energie te besparen en op zoek te gaan naar technische verbetermogelijkheden. Hierdoor ontstaat draagvlak, wordt invulling gegeven aan de voorbeeldfunctie en wordt uiteraard energie en geld bespaard.
•
Inregelen klimaatinstallatie Stadskantoor Het uitvoeren van een optimalisatie van de klimaatinstallatie opdat energie wordt bespaard en het comfort wordt verbeterd.
Duurzame renovatie van gemeentewerf Hammolenweg De ambitie is een energieneutrale gemeentewerf. Hierdoor wordt het gewenste voorbeeld gegeven voor derden die voornemens zijn om een gebouw te renoveren c.q. nieuw te bouwen. Openbare verlichting op led Een lopend gemeentelijk project is het overgaan van de openbare verlichting op led-verlichting. Op de natuurlijke vervangingsmomenten worden de conventionele armaturen die het meeste energie verbruiken vervangen door led. Het huidige aandeel led-verlichting is +/- 11%. Ingeschat wordt dat dit aandeel zal stijgen tot +/- 20% in 2020. De gemeente Kerkrade gaat daarnaast onderzoeken of het haalbaar is het aandeel ledverlichting te verhogen in de komende 5 jaren. Gedacht wordt aan het ombouwen van de armaturen van de zogenaamde kegeltjes (PL-armaturen). Dit zou mogelijk ook een project kunnen zijn waarbij werkzoekenden een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Hierdoor zou het aandeel led-verlichting kunnen stijgen tot +/- 60%. De potentie aan energiebesparing is hierbij 1,88 TJ.
177
Onderwijs In de periode 2016-2020 spant de gemeente zich in om de verdere verduurzaming van de basisscholen via energiebesparing en energieopwekking te stimuleren. Sinds 1 januari 2015 zijn de gebouwen niet meer eigendom van de gemeente en is de onderwijsstichting volledig verantwoordelijk voor het onderhoud. In de gemeente Kerkrade zijn er 12 basisscholen en 1 school voor het voortgezet onderwijs. De insteek is om de scholen zoveel mogelijk te voorzien van informatie over verduurzaming en daar waar mogelijk te ontzorgen door bijvoorbeeld het organiseren van projecten. De gemeente Kerkrade zal het gesprek aangaan met de onderwijsstichtingen om te onderzoeken op welke wijze de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere Parkstadgemeenten, ondersteuning kan bieden bij het verduurzamen van de schoolgebouwen. Gezamenlijk kan er dan een ambitie worden bepaald. Gezondheids- en welzijnszorg In deze subsector bevinden zich de zorgcentra, het ziekenhuis, het zorgplein, de peuterspeelzalen, de kinderdagverblijven, de huisartsen- fysio-, tandarts- en overige gezondheidsgerelateerde praktijken, zorgboerderijen, begeleid wonen locaties, et cetera. De insteek is om deze sector zoveel mogelijk te voorzien van informatie over energiebesparing en verduurzaming via de projecten die eerder in deze paragraaf zijn genoemd (zie Stimuleren-bewustwording). Verduurzaming zorgcentra Het project ‘Zorginstellingen’ wordt uitgevoerd door de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD). In de gemeente Kerkrade worden 5 zorgcentra bezocht door een toezichthouder van de RUD, gespecialiseerd in energie. Bij het bezoek worden de potentiële maatregelen voor energiebesparing in kaart gebracht. Op basis van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is de instelling verplicht om maatregelen te nemen die binnen vijf jaren terug zijn te verdienen. Hierop wordt vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. Sport en recreatie Tot deze subsector behoren de sportaccommodaties, het zwembad, de sportvelden, de sportverenigingen en -clubs, et cetera. De insteek is om deze sector zoveel mogelijk te voorzien van informatie over energiebesparing en verduurzaming via de projecten die eerder in deze paragraaf zijn genoemd (zie Stimuleren-bewustwording). Verduurzaming van sportaccommodaties De sportverenigingen hebben de mogelijkheid om deel te nemen aan het Zonnepanelenproject Parkstad. Daarnaast is een nieuwe subsidieregeling voor de verduurzaming van sportverenigingen van kracht. De gemeente gaat de sportverenigingen ondersteunen bij de verduurzaming via de mogelijkheden die geboden worden door de subsidieregeling al of niet in combinatie met het Zonnepanelenproject Parkstad. Toepassing van zonnepanelen op de sportaccommodaties heeft een potentie van 1,4 TJ.
Ontwikkelen financieringsmethodiek verduurzaming sportcomplexen De gemeente heeft diverse sportcomplexen in beheer. Verduurzaming van de complexen kan gezien de grote aantallen leden een grote invloed hebben op de beeldvorming door het inzichtelijk maken dat duurzaamheid zich kan vertalen in een besparing aan energiekosten. Regelmatig hebben verenigingen geïnformeerd naar de mogelijkheden maar vaak ontbreekt er de capaciteit (tijd, kennis) om de mogelijkheden te onderzoeken, laat staan te financieren. Een onderzoek naar de haalbaarheid van slimme verduurzaming is dan ook zinvol. Cultuur In deze subsector vallen de bibliotheek, de muziekschool, culturele centra, kunstgaleries en expositieruimtes, stichtingen/verenigingen/clusters op het gebied van het beoefenen van podiumkunsten, dienstverlening voor uitvoerende kunst, et cetera. (denk bijvoorbeeld aan de harmonie, zangkoren) maar ook monumentenzorg. De insteek is om deze sector zoveel mogelijk te voorzien van informatie over energiebesparing en -opwekking via de projecten die eerder in deze paragraaf zijn genoemd (zie Stimuleren-bewustwording). Er zijn geen specifieke projecten vanuit de gemeente Kerkrade voorzien tenzij zich goede mogelijkheden voordoen.
178
Overige dienstverlening inclusief Religies en Belangenorganisaties Tot deze subsector behoren zeer diverse bedrijven, instellingen en instituten zoals de kerken, hobbyclubs, bedrijven op het gebied van uitvaartverzorging, wellness, bedrijven die zich bezig houden met reparatie van computers, schoenen en uurwerken, wasserijen, kapsalons, etc. De insteek is om deze sector zoveel mogelijk te voorzien van informatie over energiebesparing en -opwekking via de projecten die eerder in deze paragraaf zijn genoemd (zie Stimuleren-bewustwording). Er zijn geen specifieke projecten vanuit de gemeente Kerkrade voorzien, tenzij zich goede mogelijkheden zullen voordoen.
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Duurzame renovatie van gemeentewerf Openbare verlichting op led
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Verduurzaming van sportaccommodaties
179
Sector Commerciële Dienstverlening De commerciële dienstverlening is voor 12% (760 TJ) verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in de gemeente Kerkrade. Onder commerciële dienstverleningen verstaan we alle dienstverlening gericht op het maken van winst, zoals de sectoren horeca, winkels en kantoren. In de onderstaande figuur is te zien dat de financiële instellingen en de detailhandel het grootste energiegebruik hebben in Kerkrade. Dit is op zich niet verwonderlijk omdat in de gemeente Kerkrade grote kantoorgebouwen en de nodige winkelpanden gelegen zijn.
Figuur 11: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ)12.
De kansen voor energiebesparing in de commerciële dienstverlening liggen met name in het terugdringen van de benodigde energie voor ruimteverwarming, verlichting en koeling. Het toepassen van besparingspakketten leidt tot een reductie van de energievraag in de commerciële dienstverlening van 372 TJ in 2040 ten opzichte van het huidige gebruik in Kerkrade (760 TJ). Er is dus een besparing van 49% in deze sector mogelijk, die bij gelijkblijvende energieprijzen inhoudt dat de Kerkraadse commerciële dienstverlening vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar € 3 miljoen minder aan energiekosten zou hoeven te betalen. Besparingspakketten bestaan uit combinaties van betere isolatie van gebouwschillen, energiezuinige verlichting, betere verwarmings- en tapwatersystemen en vraaggestuurde ventilatiesystemen met warmteterugwinning. Ook kan de toepassing van duurzame energie worden meegenomen zoals bijvoorbeeld zonnepanelen.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 760 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 372 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 1027 TJ (gecombineerd met de sector Industrie en Energie). Speerpunten De gemeente Kerkrade zal verschillende instrumenten inzetten om energiebesparing en de inzet van duurzame energie te bewerkstelligen. Hierbij is het belangrijk om te weten hoe het thema energiebesparing leeft binnen deze sector en welke belemmeringen er zijn om maatregelen te nemen. De gemeente Kerkrade kan dan, afhankelijk van de beschikbare middelen, ondersteuning bieden. In ieder geval wordt er gekozen voor een tweetal te bewegen wegen zijnde: stimuleren - bewustwording en handhaving. De gemeente Kerkrade heeft dan ook als ambitie om met deze aanpak 4% energiebesparing proberen te bereiken.
180 12 PALET 2.0 - Kerkrade.
Stimuleren - bewustwording Om burgers, bedrijven en andere organisaties te bewegen om te verduurzamen c.q. energie te besparen is communicatie extreem belangrijk. Veelal is men niet op de hoogte van de mogelijkheden en kansen die worden geboden door het thema duurzaamheid. Denk hierbij aan een lagere energierekening, werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade kan en wil hier een belangrijke rol in spelen door communicatie rondom het thema duurzaamheid serieus aan te pakken en alle belanghebbenden intensief en regelmatig te informeren over alle relevante ontwikkelingen, regelingen en mogelijkheden. Immers een goed product kan alleen maar verkocht worden met de juiste marketing en dit geldt ook voor duurzaamheid. Dit wordt vaak vergeten of maar beperkt aangepakt. De gemeente Kerkrade gaat diverse instrumenten inzetten om het thema duurzaamheid op een actieve manier naar de mensen, bedrijven en instellingen te brengen. De basis hiervoor is het communicatieplan Duurzaam Kerkrade. Onderdelen van het communicatieplan zijn de mobiele duurzaamheidsstand, de duurzaamheidskrant, het gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen zoals Facebook en Twitter, de duurzaamheidscoach, het platform duurzaamheid bouwkolom, het gratis gebruik van de milieubarometer voor ondernemingen, het duurzaamheidsfonds Kerkrade, het energieloket, energiecoöperatie Kerkrade en het duurzaam bedrijfsleven. Ook wordt er samengewerkt met organisaties die hetzelfde doel hebben of een ondersteunende, versnellende functie kunnen hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan DUW Parkstad, Buurkracht en ondernemersverenigingen. Meer informatie is te vinden in de paragraaf communicatie (flankerend beleid). Handhaving In het kader van de wet milieubeheer zijn er ook voorschriften voor bedrijven van kracht die als doel hebben het besparen van energie door het nemen van maatregelen. De aard van voorschriften varieert en is afhankelijk van de hoeveelheid energie die verbruikt wordt. De gemeente Kerkrade zal bij de uitvoering van milieucontroles, zelfstandig of door andere organisaties (bijvoorbeeld de RUD) handhaven op de naleving van de voorschriften die gericht zijn op het besparen van energie. De gemeente Kerkrade zal in de sector commerciële dienstverlening het thema handhaving energie oppakken op momenten dat hiervoor specifieke aanleidingen zijn.
181
Projecten Implementatie van energiebesparende maatregelen •
Duurzaam bedrijfsleven Ondernemingen dienen te worden gestimuleerd en worden geïnformeerd over de mogelijkheden van energiebesparing. De gemeente initieert projecten, waaronder het aanbieden van energieadviezen en ondersteunt initiatieven/voorstellen die hieruit voortvloeien. Aangesloten wordt bij bestaande overlegvormen met bedrijven om zo het aspect energiebesparing en/of duurzame energie structureel op de agenda te krijgen. Dit project valt onder het spoor Stimuleren - bewustwording en is nader uitgewerkt in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
•
Platform voor bouwkolom Het doel is een platform op te richten voor ondernemingen die actief zijn in de bouwkolom en deze te informeren over alle ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid/energiebesparing. Hiermee zijn zij beter in staat klanten, waaronder bedrijven, te informeren over de mogelijkheden die er zijn om energiebesparing of duurzame energie te realiseren. Voor de deelnemende bedrijven wordt de kans op nieuwe opdrachten groter. De klanten worden beter geïnformeerd over energiebesparingsmogelijkheden waardoor deze eerder zullen overgaan op implementatie. Dit project valt onder het spoor Stimuleren bewustwording en is nader uitgewerkt in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
•
Aanbieden milieubarometer Door het gratis aanbieden van de milieubarometer krijgen de bedrijven een instrument die de milieuprestatie (onder andere energiegebruik) op een heldere wijze inzichtelijk maakt en aanzet tot besparing c.q. de inzet van duurzame energie. Met dit instrument kunnen zij zich vergelijken met branchegenoten en hebben zij inzicht waar er kosten kunnen worden bespaard. Dit project valt onder het spoor Stimuleren - bewustwording en is nader uitgewerkt in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
Zonnepanelen op 5% van daken De ambitie van de gemeente Kerkrade is, dat door specifieke voorlichting over de mogelijkheden van zonnepanelen, 5% (+/- 8.000 zonnepanelen) van het totale dakoppervlak door het bedrijfsleven wordt voorzien van zonnepanelen. Dit heeft een potentie van 6,76 TJ aan duurzame energieopwekking. Verduurzaming Abdij Rolduc De gemeente Kerkrade ondersteunt de Abdij Rolduc bij de verduurzaming. Doelstelling is een energiebesparing te realiseren van minimaal 10% en het invoeren van een energiezorgsysteem. Om dit te bereiken wordt er samengewerkt met de organisatie van Rolduc, de ‘huis-installateur’, Gilde opleidingen en diverse fabrikanten en toeleveranciers. Op adhoc basis worden er adviseurs betrokken. Deze aanpak zou tot een energiebesparing van minimaal 3,26 TJ moeten leiden.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen Verduurzaming Abdij Rolduc
182
Zonnepanelen op 5% van daken
Sector Industrie en Energie De sector industrie en energie is voor het grootste deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Kerkrade, namelijk 35% (2.201 TJ). De onderstaande figuur maakt de onderverdeling binnen deze sector inzichtelijk, waaruit blijkt dat de rubber- en kunststofindustrie veruit de meeste energie vraagt. Deze subsector bepaalt namelijk bijna 61% van het totale energiegebruik in deze sector.
Figuur 12: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ)13.
Het doorvoeren van energiebesparingen in de industrie is niet eenvoudig en verschilt bovendien per branche. Dit hangt in sterke mate af van de inrichting van het productieproces en daarmee de technische haalbaarheid van de maatregelen. Ook is het van belang te weten of industriële bedrijven recentelijk energiebesparende maatregelen hebben doorgevoerd. De eerste besparingsmaatregelen hebben vaak de grootste impact en de laagste kosten waardoor nieuwe besparingsmaatregelen lastiger kunnen zijn om door te voeren.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 2.201 TJ. Er kan in de periode 20162040 34% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 756 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 1.027 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Speerpunten De sector industrie en energie is gezien het grote aandeel in het energieverbruik een sector van belang. Er worden dan ook verschillende instrumenten ingezet om energiebesparing en de inzet van duurzame energieopwekking te bewerkstelligen. Met behulp van algemene maatregelen ten behoeve van energieefficiencyverbetering uit het Energieakkoord en specifieke convenanten (zoals MJA3/MEE14 bedrijven), zoals het ministerie van Economische Zaken die met industriële bedrijven is overeengekomen, is een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar. Om dit te realiseren zullen zoveel mogelijk bedrijven moeten worden aangemoedigd om toe te treden tot deze convenanten om daarmee een effectiever en efficiënter energiegebruik te organiseren. In de gemeente Kerkrade zijn de navolgende bedrijven toegetreden tot het MJA3 convenant: • F&F Europe BV; • Steenfabriek Linssen BV; • E-Max Aluminium Remelt E-max Aluminium Extrusion; • Tredegar Film Products BV; • Eagle SIMRAX; • Jindal Films Europe Kerkrade BV; • CleanLeaseFortex BV Kerkrade; • Steenfabriek Nievelsteen BV.
183 13 PALET 2.0 - Kerkrade. 14 Meerjarenafspraken energie efficiëntie MJA3 en MEE zijn overeenkomsten tussen overheid en bedrijven, instellingen en gemeenten. MEE is voor ETS-bedrijven. MJA voor niet-ETS bedrijven (ETS = CO2 emissiehandel).
Aan de hand van de routekaarten, zoals die zijn opgesteld door de brancheorganisaties, kan iedere industriële onderneming zijn eigen, op maat gemaakt energie-efficiencyplan opstellen. Om de aanwezige ruimte aan potentiële energiebesparing te realiseren, is het van groot belang met de industriële ondernemingen in gesprek te gaan en per bedrijf te bezien of en zo ja welke besparingen concreet mogelijk zijn. Het in gesprek gaan met de bedrijven zal enerzijds gebeuren tijdens de bezoeken die in het kader van toezicht en handhaving worden gedaan en anderzijds via gerichte projecten die zullen worden uitgevoerd. De gemeente Kerkrade heeft dan ook als ambitie om 4% energiebesparing proberen te realiseren door middel van MJA3 en MEE afspraken en het uitvoeren van de onderstaande aanpak. De gemeente Kerkrade zal verschillende instrumenten inzetten om energiebesparing en de inzet van duurzame energie te bewerkstelligen. Hierbij is het belangrijk om te weten hoe het thema energiebesparing binnen deze sector leeft en welke belemmeringen er zijn om maatregelen te nemen. De gemeente Kerkrade kan dan, afhankelijk van de beschikbare middelen, ondersteuning bieden. In ieder geval wordt er voor gekozen een tweetal wegen te bewandelen zijnde: stimuleren - bewustwording en handhaving. Stimuleren - bewustwording Om burgers, bedrijven en andere organisaties te bewegen om te verduurzamen c.q. energie te besparen is communicatie extreem belangrijk. Veelal is men niet op de hoogte van de mogelijkheden en kansen die worden geboden door het thema duurzaamheid. Denk hierbij aan een lagere energierekening, werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade kan en wil hier een belangrijke rol in spelen door communicatie rondom het thema duurzaamheid serieus aan te pakken en alle belanghebbenden intensief en regelmatig te informeren over alle relevante ontwikkelingen, regelingen en mogelijkheden. Immers een goed product kan alleen maar verkocht worden met de juiste marketing en dit geldt ook voor duurzaamheid. Dit wordt vaak vergeten of maar beperkt aangepakt. De gemeente Kerkrade gaat diverse instrumenten inzetten om het thema duurzaamheid op een actieve manier naar de mensen, bedrijven en instellingen te brengen. De basis hiervoor is het communicatieplan Duurzaam Kerkrade. Onderdelen van het communicatieplan zijn de mobiele duurzaamheidsstand, de duurzaamheidskrant, het gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen zoals Facebook en Twitter, de duurzaamheidscoach, het platform duurzaamheid bouwkolom, het gratis gebruik van de milieubarometer voor ondernemingen, het duurzaamheidsfonds Kerkrade, het energieloket, energiecoöperatie Kerkrade en het duurzaam bedrijfsleven. Ook wordt er samengewerkt met organisaties die hetzelfde doel hebben of een ondersteunende, versnellende functie kunnen hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan DUW Parkstad, Buurkracht en ondernemersverenigingen. Meer informatie is te vinden in de paragraaf communicatie (flankerend beleid). Handhaving In het kader van de Wet milieubeheer zijn er ook voorschriften voor bedrijven van kracht die als doel hebben het besparen van energie door het nemen van maatregelen. De aard van voorschriften varieert en is afhankelijk van de hoeveelheid energie die verbruikt wordt. De gemeente Kerkrade zal bij de uitvoering van milieucontroles, zelfstandig of door andere organisaties (bijvoorbeeld de RUD) handhaven op de naleving van de voorschriften die gericht zijn op het besparen van energie. De gemeente Kerkrade zal in deze sector het thema handhaving energie oppakken op momenten dat hiervoor specifieke aanleidingen zijn.
184
Projecten Implementatie van energiebesparende maatregelen •
Duurzaam bedrijfsleven Ondernemingen dienen te worden gestimuleerd en worden geïnformeerd over de mogelijkheden van energiebesparing. De gemeente initieert projecten, waaronder het aanbieden van energieadviezen en ondersteunt initiatieven/voorstellen die hieruit voortvloeien. Aangesloten wordt bij bestaande overlegvormen met bedrijven om zo het aspect energiebesparing en/of -opwekking structureel op de agenda te krijgen. Dit project valt onder het spoor Stimuleren bewustwording en is nader uitgewerkt in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
•
Aanpak energiebesparing ‘Zuinig aan’ Het doel is om zowel in het segment klein zakelijke verbruikers als grote (industriële) verbruikers onderzoek te doen naar de energie efficiëntie van de verwarmingsinstallatie(s) en tegelijkertijd een voorstel te doen voor een (eventuele) verbetering. Het betreft hier een pilotproject voor maximaal 20 bedrijven. Hierdoor kan een theoretische besparing van 10% op het gasverbruik mogelijk gerealiseerd worden. Bij succes zal worden onderzocht of opschaling mogelijk is en uitbreiding met andere inefficiënte technische maatregelen (bijvoorbeeld voor verlichting, persluchtapparatuur, productieapparatuur) mogelijk is.
•
Platform voor bouwkolom Het doel is een platform op te richten voor ondernemingen die zich actief zijn in de bouwkolom en deze te informeren over alle ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid/energiebesparing. Hiermee zijn zij beter in staat klanten, waaronder bedrijven, te informeren over de mogelijkheden die er zijn om energiebesparing en/of -opwekking te realiseren. Voor de deelnemende bedrijven wordt de kans op nieuwe opdrachten groter. De klanten worden beter geïnformeerd over energiebesparingsmogelijkheden waardoor deze eerder zullen overgaan op implementatie. Dit project valt onder het spoor Stimuleren bewustwording en is nader uitgewerkt in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
•
Aanbieden milieubarometer Door het gratis aanbieden van de milieubarometer krijgen de bedrijven een instrument die de milieuprestatie (onder andere energiegebruik) op een heldere wijze inzichtelijk maakt en aanzet tot besparing c.q. de inzet van duurzame energie. Met dit instrument kunnen zij zich vergelijken met branchegenoten en hebben zij inzicht waar er kosten kunnen worden bespaard. Dit project valt onder het spoor Stimuleren bewustwording en is nader uitgewerkt in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
Zonnepanelen op 5% van daken De ambitie van de gemeente Kerkrade is, dat door specifieke voorlichting over de mogelijkheden van zonnepanelen, 5% (+/- 8.000 zonnepanelen) van het totale dakoppervlak door het bedrijfsleven wordt voorzien van zonnepanelen. Dit heeft een potentie van 6,76 TJ aan duurzame energieopwekking.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Zonnepanelen op 5% van daken
185
186
9.3.4
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer De sector infrastructuur, verkeer en vervoer, waartoe zowel de snelwegen als de andere wegen behoren, omvat zo’n 8% (518 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Kerkrade. Deze energie kan worden geconcretiseerd in een jaarlijks gebruik van zo’n 6,7 miljoen liter benzine, 5,1 miljoen liter diesel en 0,4 miljoen liter LPG. Dat betekent een 4,5 kilometer lange rij van tankwagens met elk een inhoud van 35.000m³ en een lengte van 13 meter. Energiebesparingen binnen deze sector zijn veelal afhankelijk van autonome ontwikkelingen zoals de innovatie in de elektrificatie van het personenvervoer.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector infrastructuur, verkeer en vervoer is 518 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 140 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 475 TJ. Speerpunten Het beïnvloeden van het verkeer en vervoer is als gemeente of regio zeer beperkt mogelijk. Hier zijn vooral autonome ontwikkelingen aan de orde, die op een ander schaalniveau en speelveld plaatsvinden. Ondanks een verwachte stijging van het aantal voertuigkilometers is de verwachting dat het toekomstige energiegebruik in de sector tot 2020 afneemt en zich tot 2030 stabiliseert. De daling tussen 2012 en 2020 komt vooral door de CO2-normen voor nieuwe personen- en bestelauto’s. Duurzame mobiliteit In 2014 heeft de Parkstadraad het programma Duurzame Mobiliteit vastgesteld, waarin wordt ingezet op een vijftal speerpunten: • Investeringen in fietsinfrastructuur op hoofdroutes. • Ontwikkelen van schone stadsdistributie. • Stimuleren van elektromobiliteit, voor zowel fiets als auto. • Stimuleren van het (gebruik van het) openbaar vervoer. • Promotie over deze inzet en mogelijkheden voor inwoners en bedrijven. De speerpunten uit het programma Duurzame Mobiliteit vertonen raakvlak met de energietransitie. Per speerpunt wordt kort aangegeven hoe in Parkstad invulling wordt gegeven aan de programmatische vertaling, waarbij speerpunt 5 feitelijk bij alle speerpunten reeds terugkomt. Zie verder de regionale paragraaf over het programma Duurzame mobiliteit Parkstad.
Projecten Duurzame energie bij de Buitenring Voor de gemeente Kerkrade is er voorts een potentie van 28.512 kWh (0,103 TJ) ter hoogte van de geluidscherm aan de Hamstraat. De haalbaarheid zal hiervan allereerst moeten worden onderzocht.
Duurzame energie bij de Buitenring
187
Sector Overig (landbouw en onbekend) De sector overig (onder andere landbouw) is voor wat betreft energieverbruik klein en te versnipperd. Zo kent Kerkrade slechts twee agrarische bedrijven. Het is dan ook niet efficiënt om voor deze sector specifieke projecten te ontwikkelen en uit te voeren tenzij zich heel goede mogelijkheden voordoen.
Figuur 13: Aandeel energiegebruik sector overig (in %).
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector overig is 99 TJ. Het potentieel aan energieopwekking is 491 TJ in de periode 2016-2040. Speerpunten De insteek is om deze sector zoveel mogelijk te voorzien van informatie over energiebesparing en verduurzaming via de activiteiten die ontplooid worden in het kader van het spoor Stimuleren - bewustwording. Deze sector lift hierop mee. Stimuleren - bewustwording Om burgers, bedrijven en andere organisaties te bewegen om te verduurzamen c.q. energie te besparen is communicatie extreem belangrijk. Veelal is men niet op de hoogte van de mogelijkheden en kansen die worden geboden door het thema duurzaamheid. Denk hierbij aan een lagere energierekening, werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade kan en wil hier een belangrijke rol in spelen door communicatie rondom het thema duurzaamheid serieus aan te pakken en alle belanghebbenden intensief en regelmatig te informeren over alle relevante ontwikkelingen, regelingen en mogelijkheden. De basis hiervoor is het communicatieplan Duurzaam Kerkrade. Onderdelen van het communicatieplan zijn de mobiele duurzaamheidsstand, de duurzaamheidskrant, het gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen zoals Facebook en Twitter, de duurzaamheidscoach, het platform duurzaamheid bouwkolom, het gratis gebruik van de milieubarometer voor ondernemingen, het duurzaamheidsfonds Kerkrade, het energieloket, energiecoöperatie Kerkrade en het duurzaam bedrijfsleven. Ook wordt er samengewerkt met organisaties die hetzelfde doel hebben of een ondersteunende, versnellende functie kunnen hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan DUW Parkstad, Buurkracht en ondernemersverenigingen. Meer informatie is te vinden in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
188
189
190
Zon Uit de energiepotentiestudie voor Kerkrade, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente een behoorlijke potentie is voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie:
Figuur 14: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Kerkrade15.
De potentie voor zonne-energie wordt dus niet alleen bepaald door zonnepanelen of zonnecollectoren op daken, maar ook door kansen voor grootschalige grondgebonden zonne-akkers. Niet ieder dak is (even) geschikt voor zonne-energie en niet iedereen heeft een eigen dak of wil zonnepanelen op het eigen dak. De oplossing hiervoor kan gevonden worden in de aanleg van grootschalige zonne-akkers, met andere woorden percelen vullen met zonnepanelen. Zo kan energie opgewekt worden voor omliggende, individuele inwoners. Om projecten op dit gebied te realiseren kan gebruikt worden gemaakt van de Postcoderoosregeling of van de landelijke subsidieregeling Stimulering duurzame energieproductie (SDE+). De Postcoderoosregeling is kort gezegd een regeling voor collectieven die gezamenlijk duurzame stroom opwekken voor eigen gebruik. De deelnemers krijgen korting op hun energierekening. De belangrijkste randvoorwaarde van de regeling is dat de energie in hetzelfde postcoderoosgebied wordt opgewekt als diezelfde energie wordt geconsumeerd. Wordt een SDE+-subsidie toegekend, dan geldt de voorwaarde van de Postcoderoosregeling niet.
Speerpunten De gemeente stelt zich tot doel om samen met initiatiefnemers zonne-akkers te realiseren. De energie die wordt opgewekt moet bij voorkeur ten goede komen aan omwonenden of omliggende bedrijven. Initiatiefnemers kunnen bedrijven zijn, maar bijvoorbeeld ook betrokken inwoners die een energiecoöperatie willen vormen. De gemeente zal de benodigde gronden moeten zoeken en proberen deze in te brengen. Draagvlak van omwonenden is hierbij van groot belang. Zijn er te weinig gronden geschikt, dan kan uiteraard ook gezocht worden naar medewerking van andere grondeigenaren met braakliggende percelen. Uiteraard is het ook mogelijk de Postcoderoosregeling toe te passen via de plaatsing van grote zonnepanelen-installaties op de daken van grote gebouwen of loodsen. De gemeente initieert, stimuleert en faciliteert. Stimuleren - bewustwording Om burgers, bedrijven en andere organisaties te bewegen om te verduurzamen, c.q. energie te besparen is communicatie extreem belangrijk. Veelal is men niet op de hoogte van de mogelijkheden en kansen die worden geboden door het thema duurzaamheid. Denk hierbij aan een lagere energierekening, werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade kan en wil hier een belangrijke rol in spelen door middel van communicatie rondom het thema duurzaamheid serieus aan te pakken en alle belanghebbenden intensief en regelmatig te informeren over alle relevante ontwikkelingen, regelingen en mogelijkheden. Immers een goed product kan alleen maar verkocht worden met de juiste marketing en dit geldt ook voor duurzaamheid. Dit wordt vaak vergeten of maar beperkt aangepakt. De gemeente Kerkrade gaat diverse instrumenten inzetten om het thema duurzaamheid op een actieve manier naar de mensen, bedrijven en instellingen te brengen. De basis hiervoor is het communicatieplan Duurzaam Kerkrade. Onderdelen van het communicatieplan zijn de mobiele duurzaamheidsstand, de
191 15 PALET 2.0 - Kerkrade.
duurzaamheidskrant, het gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen zoals Facebook en Twitter, de duurzaamheidscoach, het platform duurzaamheid bouwkolom, het gratis gebruik van de milieubarometer voor ondernemingen, het duurzaamheidsfonds Kerkrade, het energieloket, energiecoöperatie Kerkrade en het duurzaam bedrijfsleven. Ook wordt er samengewerkt met organisaties die hetzelfde doel hebben of een ondersteunende, versnellende functie kunnen hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan DUW Parkstad, Buurkracht en ondernemersverenigingen. Meer informatie is te vinden in de paragraaf communicatie (flankerend beleid).
Projecten Zonne-akkers De gemeente spant zich in om 5 hectare aan zonne-akkers te realiseren in de periode 2016-2020. Er worden initiatiefnemers gezocht worden die een zonne-akker kunnen realiseren en die de benodigde investeringen kunnen doen. De gemeente benadert en koppelt actief partijen die in de totstandkoming van zonne-akkers een rol spelen. De gemeente gaat actief partijen (bedrijven, eigenaren van gronden) actief informeren over de mogelijkheden die zonne-energie kan bieden. Hiervoor worden onder andere de instrumenten ingezet die hiervoor (zie Stimuleren – bewustwording) zijn genoemd. Zowel de mogelijkheden voor gemeentelijke gronden alsook de gronden die in eigendom zijn van derden worden onderzocht. Een oppervlakte van 5 hectare zonne-akkers levert 24,3 TJ aan duurzame energie op.
192
Zonne-akkers (5 ha)
193
194
Wind De gemeente Kerkrade was de eerste gemeente in Limburg die een project windenergie heeft gerealiseerd. Na een zorgvuldige analyse van mogelijke locaties waarbij alle randvoorwaarden zeer specifiek zijn onderzocht bleek alleen de locatie de Locht geschikt voor een windpark.
Figuur 15: Potentiële opwekking windenergie gemeente Kerkrade16.
Uiteindelijk na 6 jaar is het project in de vorm van een bedrijfsvorm waarin burgers konden participeren ontwikkeld en zijn 2 windturbines met een ashoogte van 80 meter en een vermogen van 2,5 MW gerealiseerd. Na een bedrijfsperiode van 10 jaar zijn de windturbines in 2016 geamoveerd naar Polen. Belangrijkste redenen hiervoor waren het aflopen van de subsidievergoeding voor de opgewekte duurzame stroom (SDE) en het niet vinden van een nieuwe exploitant. De windturbines blijken op deze locatie niet rendabel te zijn zonder subsidie. Ook het realiseren van een nieuw project op deze locatie bood geen perspectief. Het college van de gemeente Kerkrade heeft op 19 januari 2016 nogmaals bevestigd achter de doelstelling van PALET te staan. In de huidige opzet van het programma om in 2020 een aandeel 8% van het verbruik op te wekken in de vorm van duurzame energie lijkt door de gegeven systematiek alleen mogelijk door het plaatsen van vele en hoge windturbines. In onze dichtbevolkte regio is het acceptabel realiseren hiervan een enorme opgave. Om de realisatiemogelijkheden in Kerkade te toetsen heeft er afstemming plaatsgevonden met de Provincie Limburg die zoals bekend een hoge ambitie heeft ten aanzien van het realiseren van windturbines in de provincie en hiertoe zelfs beschikt over een “versnellingsteam” dat al veel aan studie op het gebied van de mogelijkheden van windenergie in Limburg gedaan heeft. Naast het verkennen van windrijke locaties zijn ook de ruimtelijke beperkingen (waaronder geluid en slagschaduw) in beeld gebracht. Hieruit volgt voor de gemeente Kerkrade dat er op voorhand weinig geschikte ruimte lijkt te zijn om windturbines te plaatsen op basis van de provinciale afwegingen (lokale afwegingen over de geschiktheid van een locatie zijn hierin niet meegenomen). Het college heeft er voor gekozen om in het kader van de realisatie van de doelstellingen van PALET in te zetten op andere bronnen dan windenergie (in de vorm van grote turbines). De gemeente Kerkrade zal dan ook, gezien de gegeven omstandigheden, geen medewerking verlenen aan initiatieven die gericht zijn op het mogelijk maken van windenergie in Kerkrade. Een uitzondering hierop vormen de zogenaamde gebouwgebonden windturbines. Dit zijn windturbines die aan of op een gebouw worden geplaatst.
195 16 PALET 2.0 - Kerkrade.
196
Warmte-Koude Opslag De gemeente Kerkrade heeft een aanzienlijke potentie voor bodemenergie (1.569 TJ). Hieronder wordt de verdeling van hernieuwbare energie over de verschillende bronnen gegeven.
Figuur 16: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Kerkrade17.
Wat is bodemenergie? WKO of bodemenergie is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysischchemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • Bodem energie of Warmte- Koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen.
Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. WKO Warmte Koudeopslag of bodemenergie (WKO) betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruiken voor het verwarmen dient een warmtepomp ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een warmtepomp. Boringen ten behoeve van een WKO-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Open-systemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk op te pompen grondwater, uit de zogenaamde acquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen. Daarbij kan de samenstelling van het grondwater voor problemen zorgen bij de pompen. Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit.
197 17 PALET 2.0 - Kerkrade.
Gesloten systemen maken gebruik van warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt.
Mijnwater en andere tussenvormen van geothermie Naast diepe Geothermie en ondiepe bodemenergie zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor �ijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Op dit moment wordt alleen in Heerlen thermische energie uit het voormalige mijnnetwerk onttrokken. Hier liggen de temperaturen tussen 16˚C en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijngangen fungeren als (seizoens-)opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. Toepasbaarheid in 2016-2020 Voor een enkele woning is een WKO-systeem doorgaans te duur vanwege de kostbare boringen. Wel kunnen er meerdere woningen op één bodembron worden aangesloten. In de bestaande bouw moeten hiervoor infrastructurele aanpassingen in de wijk worden gedaan. Door een bodembron toe te passen is het ook mogelijk om de woningen te koelen, waardoor er in de zomer meer comfort is. Voor grotere gebouwen (zoals grote kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuis, etc.) is een WKO-systeem vaak erg interessant omdat er bespaard kan worden op verwarmen en koelen. Bij bestaande gebouwen moet onderzocht worden of het bestaande afgiftesysteem voor warmte en koude in het gebouw geschikt is voor dit systeem of geschikt gemaakt kan worden. In combinatie met isolatie maatregelen zijn hier meestal wel mogelijkheden. Een WKO-systeem is goed te combineren met een slim decentraal warmtenet zoals het Mijnwater net. De mogelijkheden voor een slim warmtenet worden op regionaal niveau onderzocht in het warmteplan. Voor meer informatie over warmtenetten zie het regionale paragraaf. Speerpunten Het probleem met geothermie en bodemenergie is, dat het onbekend is bij het grootste deel van het publiek, de potentiële opdrachtgever, en ook bij de bedrijven die de systemen zouden moeten ontwerpen en installeren. Zowel aan de vraag- als ook aan de aanbodkant ontbreekt met name de kennis en interesse. Door het opdoen van kennis, informatie te verzamelen en dit te verspreiden in de regio gaat de gemeente Kerkrade proberen de mogelijkheden voor het winnen van energie uit de ondergrond stimuleren. Doelgroepen hierbij zijn zowel de huiseigenaren, woningcorporaties, architecten en installateurs. Hiermee kan tevens lokale bedrijvigheid en werkgelegenheid worden bevorderd. Dit wordt gedaan zoals hieronder is beschreven. Stimuleren - bewustwording Om burgers, bedrijven en andere organisaties te bewegen om te verduurzamen, c.q. energie te besparen is communicatie extreem belangrijk. Veelal is men niet op de hoogte van de mogelijkheden en kansen die worden geboden door het thema duurzaamheid. Denk hierbij aan een lagere energierekening, werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade kan en wil hier een belangrijke rol in spelen door communicatie rondom het thema duurzaamheid serieus aan te pakken en alle belanghebbenden intensief en regelmatig te informeren over alle relevante ontwikkelingen, regelingen en mogelijkheden. Immers een goed product kan alleen maar verkocht worden met de juiste marketing en dit geldt ook voor duurzaamheid. Dit wordt vaak vergeten of maar beperkt aangepakt. De gemeente Kerkrade gaat diverse instrumenten inzetten om het thema duurzaamheid op een actieve manier naar de mensen, bedrijven en instellingen te brengen. De basis hiervoor is het communicatieplan Duurzaam Kerkrade. Onderdelen van het communicatieplan zijn de mobiele duurzaamheidsstand, de duurzaamheidskrant, het gebruik maken van de moderne communicatiemiddelen zoals Facebook en Twitter, de duurzaamheidscoach, het platform duurzaamheid bouwkolom, het gratis gebruik van de milieubarometer 198
voor ondernemingen, het duurzaamheidsfonds Kerkrade, het energieloket, energiecoöperatie Kerkrade en het duurzaam bedrijfsleven. Ook wordt er samengewerkt met organisaties die hetzelfde doel hebben of een ondersteunende, versnellende functie kunnen hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan DUW Parkstad, Buurkracht en ondernemersverenigingen. Meer informatie is te vinden in de paragraaf communictaie (flankerend beleid).
Projecten De geothermiecoach De gemeente Kerkrade zal gebruik maken van de kennis van de geothermie coach (GT-coach) van de gemeente Heerlen om het aandeel duurzame energie uit de ondergrond te bevorderen. Daarnaast onderneemt de gemeente Kerkrade de navolgende activiteiten: • Inventariseren: zicht krijgen op het speelveld rondom energie uit de ondergrond in de regio, zowel op gebied van geologie, techniek als bedrijvigheid. • Verspreiden: door communicatie verspreiding van kennis en informatie over de kansen van deze vorm van energie bij de doelgroepen. • Ondersteunen: het adviseren in concrete gevallen. • Stimuleren: het stimuleren van nieuwe initiatieven. Het is moeilijk om in te schatten hoeveel projecten met bodemenergie deze aanpak tot gevolg zou kunnen hebben. Het doel is om voldoende bekendheid over deze techniek te realiseren bij alle partijen, zodat een goede afweging bij de keuze van een techniek kan worden gemaakt. Mijnwaterproject 3.0 De Mijnwater BV is sterk betrokken bij het verder doorontwikkelen van een duurzaam energienet in de gemeente Heerlen en Parkstad. Er wordt verder gewerkt aan de uitbouw van de bestaande clusters en nieuwe clusters worden overwogen zoals in de gemeente Kerkrade. Mijnwater BV is een bedrijf dat warmte-koude uitwisselt tussen bedrijven en woningen. Warmte-koude wordt opgeslagen in buffersystemen. Deze systemen zijn de oude mijngangen maar ook aangelegde buffersystemen boven of onder de grond. Warmte-koude kan dan geleverd worden wanneer dit nodig is. Mijnwater BV schat in dat de potentie voor het mijnwatersysteem zeer groot is. Nu wordt uitgegaan van een besparingsambitie van 68,4 TJ en een duurzame opwekambitie van 132,4 TJ. Voor de beeldvorming: dit komt overeen met het verduurzamen van 5.330 woningen. De gemeente Kerkrade vindt de toepassing van het mijnwatersysteem een interessante mogelijkheid om de gebouwde omgeving te verduurzamen en gaat hiervan de mogelijkheden nader verkennen. Hiervoor zal er een onderzoek worden gedaan dat meer inzicht geeft in onder andere de potentie, de onderzoeks- en investeringskosten, de technische haalbaarheid, de gevolgen voor de aangesloten partijen, de bereidwilligheid van cruciale partners, de houdbaarheid en bedrijfszekerheid van deze techniek in relatie tot de technische energievoorzieningen op individueel gebouwniveau. Als ambitie voor de periode 2016-2020 wordt een besparing van 68,4 TJ en een duurzame opwekpotentie van 132,4 TJ aangehouden.
Mijnwaterproject 3.0 De geothermiecoach
Mijnwaterproject 3.0 De geothermiecoach
199
Biomassa Binnen de gemeente Kerkrade is een beperkte lokale potentie voor biomassa aanwezig, die wordt bepaald door de in Kerkrade aanwezige afval- en reststromen. De figuur hieronder toont de precieze opwekkingsmogelijkheden, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ).
Figuur 17: Potentiële opwekking biomassa-energie gemeente Kerkrade18.
Wellicht dat door de in de regio aanwezige afval- en reststromen samen te voegen een regionale biomassacentrale zoals bijvoorbeeld BES in Sittard opgericht kan worden. Zie hiervoor ook de regionale paragraaf over Biomassa.
200 18 PALET 2.0 - Kerkrade.
201
202
9.3.5
Flankerend beleid
Flankerend beleid en communicatie Flankerend beleid en communicatie zijn de motoren van verduurzaming. Daar waar bij projecten die gericht zijn op technische maatregelen het rendement goed kan worden uitgerekend, loopt men altijd het gevaar dat er na afloop van het project geen vervolg wordt gegeven. De middelen zijn op, het resultaat is al of niet bereikt en vervolgens wordt vaak overgegaan op de orde van dag. Communicatie en flankerend beleid moeten er voor zorgen dat duurzaamheid gaat behoren tot de orde van de dag. Burgers en bedrijven moeten de voordelen en kansen van duurzaamheid inzien en dat kan alleen indien deze voordelen voldoende bekend zijn. Denk hierbij aan een lagere energierekening, nieuwe werkgelegenheid, betere uitstraling, waardevermeerdering, hoger comfort, bekendheid met nieuwe technieken, subsidie en fiscale mogelijkheden en ga zo maar door. De gemeente Kerkrade zet hier dan ook sterk op in en verricht de komende jaren tal van activiteiten die ervoor zorg dragen dat duurzaamheid – energiebesparing en -opwekking – prominent onder de aandacht blijft. De acties zijn gericht op het onderwijs, de burgers, bedrijven en andere organisaties. Er wordt samengewerkt met organisaties die hetzelfde doel hebben of een ondersteunende, versnellende functie kunnen hebben. Denk hierbij aan DUW Parkstad, Buurkracht en winkeliers- en ondernemersverenigingen, brancheorganisaties en corporaties. De navolgende activiteiten worden in het kader van flankerend beleid/communicatie uitgevoerd. Communicatieplan Duurzaamheid Het communicatieplan is de basis voor vele activiteiten. Onder meer zal er, om het beleid ‘Duurzaam Kerkrade’, goed en structureel onder de aandacht te brengen regelmatig een duurzaamheidskrant worden uitgebracht en wordt een mobiele duurzaamheidsstand ingezet. Het doel is duurzaamheid concreet te maken in voorbeelden die de mensen begrijpen en aanspreken en proactief burgers, bedrijven en organisaties te benaderen. Hiervoor worden duurzaamheidsadviseurs ingezet. Duurzaamheidsfonds Kunnen inhaken op spontane zinvolle initiatieven of voorstellen die ontstaan uit contacten (of op een andere wijze) met burgers en markt is noodzakelijk. Energieloket Het energieloket is een uitwerking van de regionale alliantie verduurzaming koopwoningen. De gemeente Kerkrade neemt hieraan deel met als doel om gezamenlijk met 18 Zuid-Limburgse gemeenten te werken aan energiebesparing, vergroten van het aandeel duurzame energieopwekking en het doen toenemen van de werkgelegenheid. De pijlen worden gericht op de bestaande particuliere woningvoorraad omdat hier de grootste potentie ligt ten aanzien van mogelijke energiebesparing. Elke burger kan voor vragen over energiebesparing of duurzame energieopwekking terecht bij een energieloket. De insteek is dat dit informatiepunt zowel digitaal als fysiek is. Het energieloket wordt regionaal georganiseerd (Zuid-Limburgse schaal). Hiermee is in 2015 reeds gestart. Het energieloket krijgt één identiteit in Zuid-Limburg, maar de webpagina en de verdere uitwerking kan per gemeente aangepast worden. Dus één huisstijl, maar met lokale inhoud. Duurzaamheidswinkel - DUW Parkstad Iedere inwoner van Parkstad kan bij de DUW terecht voor een gratis advies voor verduurzaming van de woning en begeleiding bij de daadwerkelijke aanschaf van duurzaamheidsmaatregelen aan huis. DUW probeert inwoners te stimuleren om duurzaam te leven door workshops en excursies te organiseren en (jaar)markten
203
te bezoeken. De gemeente Kerkrade werkt nauw samen met DUW Parkstad. DUW Kerkrade is al geruime tijd actief in Kerkrade met het geven van energieadviezen aan inwoners. Voor een gezonde exploitatie van de DUW proberen zij lokale bedrijven te binden en te verbinden tot een ‘beweging’. Ook hier behoort een samenwerking met DUW Parkstad tot de mogelijkheden om het platform Duurzaamheid Bouwkolom in Kerkrade tot stand te brengen. Goedkoper duurzaam wonen Inwoners van Kerkrade kunnen voor slechts € 35,- een energiebesparingsonderzoek laten uitvoeren en ontvangen vervolgens een energierapport. Ze krijgen hierdoor inzicht in welke maatregelen mogelijk zijn om hun woning te verduurzamen. Ook wordt aangegeven welke lokale bedrijven deze maatregelen zouden kunnen uitvoeren. Buurkracht Energiebesparing staat volop in de belangstelling. En toch komt het vaak moeilijk van de grond. Want: waar te beginnen? Hoe? Welke leverancier handelt en adviseert in mijn belang? Wat levert mijn investering op? Alleen komen mensen er vaak moeilijk uit. Onderzoek laat zien dat buurtinitiatieven wél tot resultaat leiden. Buurkracht helpt hierbij door het proces te begeleiden, barrières weg te nemen en de buurt door afhaakmomenten heen te trekken. Buurkracht is een onderdeel van Enexis. Partners zijn de Natuur en Milieu Federaties en Milieucentraal. De gemeente gaat de inzet van Buurkracht stimuleren en onder de aandacht brengen bij inwoners van Kerkrade. Energiecoöperatie Kerkrade Het doel is het oprichten van een energiecoöperatie die zich inzet voor de opwekking, het transport en het gebruik van duurzame energie in collectief beheer. Deze coöperatie zal bestaan uit burgers en bedrijven, waarbij deze wordt gefaciliteerd door de gemeente. Toepassing instrument GPR Duurzame stedenbouw/woningbouw Doel is het instrument “GPR stedenbouw/woningbouw” toe te passen bij nieuwe projecten en projecten die worden heroverwogen. Toetsbare ambities kunnen geformuleerd worden voor het realiseren van een duurzaam woningontwerp en/of stedenbouwkundig ontwerp. Vijf thema’s worden beoordeeld: Energie, Milieu, Gezondheid, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Hierdoor worden plannen beter, is er geen eenzijdige ontwikkeling en kan op een effectieve wijze met ontwikkelaars en woningcorporaties over het aspect duurzaamheid gesproken worden. Energiecoach De energiecoach is een persoon die op verzoek burgers gaat adviseren hoe bijvoorbeeld de energiefactuur juist te lezen en eenvoudige energiebesparende maatregelen genomen kunnen worden. Doel van de energiecoach is bewustwording over energiekosten te stimuleren. Andere thema’s zoals een gezond binnenklimaat kunnen aan dit concept toegevoegd worden. Platform Duurzaamheid Bouwkolom Kerkrade Het doel is om een platform duurzaamheid op te richten, uitsluitend gericht op de bouwkolom. Denk hierbij aan architecten, adviesbureau, aannemers, installateurs en glaszetters. Dit moet leiden tot kennisoverdracht op het gebied van duurzaamheid. Uit een goed functionerend platform komen mogelijk ook initiatieven voor acties of projecten voort. De gemeente faciliteert hierbij door het oprichten van het platform. Duurzaam bedrijfsleven Bedrijven dienen te worden gestimuleerd om de mogelijkheden tot verduurzaming te onderzoeken. Ondersteuning door de gemeente kan plaatsvinden bij projectvoorstellen die worden ingebracht door het bedrijfsleven. Hiervoor wordt aangesloten bij de al bestaande overlegvormen zoals bijvoorbeeld het “Bedrijventerreinmanagement Parkstad Limburg”. Het doel is de structurele agendering van het aspect
204
duurzaamheid en het initiëren en ondersteunen van projecten. De Milieubarometer De Milieubarometer is een handig instrument om de milieuprestatie en CO2-footprint van een bedrijf te meten. Na het invullen van de milieugegevens vertaalt de Milieubarometer deze in heldere grafieken en een CO2footprint. Op deze wijze kan een bedrijf zien hoe deze scoort op het gebied van milieu en waar de prioriteiten liggen voor het boeken van milieuwinst zoals bijvoorbeeld het verminderen van het energieverbruik. Kerkraadse bedrijven kunnen in aanmerking komen voor een gratis jaarabonnement op de milieubarometer. Onderwijs Het is van belang dat jongeren inzicht hebben in het belang van een duurzame ontwikkeling. Jongeren die straks gaan deelnemen aan het arbeidsproces moeten niet eerst overtuigd worden maar duurzaam werken al als de enige juiste manier zien. Daarom wordt geïnvesteerd in lessen over duurzaamheid. De navolgende projecten worden uitgevoerd. ”Kerkrade, jouw duurzame toekomst” Leerlingen van groep acht van het primair onderwijs maken kennis met diverse aspecten van duurzaamheid en leren waarom duurzame ontwikkelingen een steeds belangrijkere rol (gaan) spelen. Ze ervaren de noodzaak van het kritisch kijken naar hun eigen omgeving (school/thuis) en het beoordelen van gebruikte technieken en gewoontes. Ze doen onderzoek naar alternatieven om hierdoor veranderingen aan te brengen in hun eigen, directe omgeving en komen zo tot inzicht in het gebruik van meer duurzame technieken en het bewust omgaan met energie, grondstoffen en andere aspecten in hun dagelijks leven. Samenwerking scholen Het doel is een samenwerking aan te gaan met scholen (MBO, HBO, WO) om structureel studenten stage te laten lopen bij de gemeente Kerkrade bij de ondersteuning van duurzaamheidsprojecten.
Gemeentelijke organisatie We beginnen in de gemeente Kerkrade niet bij nul, verre van dat. Kerkrade is een gemeente die al jaren actief is op het gebied van duurzaamheid. Voorbeeld is het energiezuinige stadskantoor, een modelproject in Nederland voor duurzame renovatie en toepassing van duurzame energie. Zo ook de realisatie van de eerste windturbines in Limburg, diverse zonneboilerprojecten voor burgers, duurzaamheidslessen op basisscholen en de intensieve samenwerking met corporaties op het gebied van energiebesparing. In de nota “Kansen voor duurzaamheid” die in februari 2014 door de raad is vastgesteld, is het belang van duurzaamheid voor onze gemeente nadrukkelijk aangegeven. In het collegeprogramma voor de periode 20142018 is duurzaamheid een dragende pijler die onder meer gericht is op het vervullen van een voorbeeldrol, het verhogen van de bewustwording van duurzaamheid bij onze inwoners, waar mogelijk energie besparen, het opwekken en toepassen van duurzame energie, duurzaam groenbeheer toepassen, het aanpakken van leegstaande panden en braakliggende terreinen. Het uitvoeringsprogramma duurzaamheid 2015-2018 is hieruit ontstaan en in 2015 door de gemeenteraad vastgesteld. Het uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is wederom een nadere uitwerking van dit uitvoeringsprogramma en richt zich specifiek op energiebesparing en de inzet van duurzame energie. Het uiteindelijke doel is energieneutraliteit in 2040. Er kan dan gesteld worden dat duurzaamheid een aspect is dat een onderdeel is geworden van onze bedrijfsvoering, zowel op bestuurlijk alsook op ambtelijk niveau. Toch kan het integraal werken aan duurzaamheid door de gemeentelijke organisatie altijd beter. Hiervoor is het bijvoorbeeld belangrijk dat de ambtelijke organisatie op de hoogte is en blijft van de relevante ontwikkelingen in hun vakgebied en ook middelen ter beschikking worden gesteld om dit mogelijk te maken. Dit kan zijn in de vorm van cursussen maar ook door het bezoeken van symposia en vakbeurzen. De gemeente Kerkrade voorziet hierin. 205
Concrete acties die ervoor moeten zorgen dat duurzaamheid nog meer verankerd wordt in de bedrijfsvoering zijn de navolgende:
Duurzaamheidsparagraaf collegenota’s Bij collegenota’s die handelen over onderwerpen waarin duurzaamheid een rol speelt, dient in relatie tot het te nemen besluit beschreven te worden. Hierdoor wordt het belang van duurzaamheid in de te nemen besluiten expliciet gemaakt en kan het college nu en naar de toekomst toe op basis hiervan weloverwogen besluiten nemen. Om dit te bereiken dient in elke collegenota een toelichting hierover te worden gegeven. Voortgangsrapportage Minimaal twee keer per jaar wordt de voortgang van de uitvoering van de projecten gerapporteerd aan de gemeenteraad.
Financiële paragraaf Voor het behalen van de genoemde ambities is de gemeente weliswaar voor een groot deel afhankelijk van inspanningen van derden, maar heeft de gemeente zelf ook mogelijkheden. Naast een eigen inhoudelijke rol als stimulator, verbinder, initiator en regisseur kunnen extra financiële middelen bijdragen om de prioritaire projecten uit te voeren. Hiertoe is voor de periode 2015-2018 al jaarlijks € 80.000,- ter beschikking gesteld. Hierbij zijn een drietal nuanceringen op zijn plaats. Ten eerste is duurzaamheid in een breed spectrum aan lopende en afgeronde Kerkraadse projecten en initiatieven, nadrukkelijk meegenomen en aldus vanuit de betreffende lijnbegrotingen gefinancierd. Bijvoorbeeld bij de ontwikkeling en realisatie van nieuwbouw. Anders gezegd: duurzaamheid zit al in de reguliere uitvoering. Ten tweede zullen om zoveel mogelijk rendement te kunnen behalen nieuwe financieringsconstructies, samenwerkingsvormen en werkmethoden onderzocht worden. Hierbij valt onder meer te denken aan: • Energiediensten (ESCo’s). De levering van energie en het onderhoud ligt bij een externe partij. Hierdoor hoeft een gemeente niet te investeren. • PPS-constructies. Samenwerken met het bedrijfsleven bij nieuwe projecten. Hierdoor is de nieuwste kennis beschikbaar. Bijvoorbeeld door advies in te winnen bij fabrikanten als het gaat om technische voorzieningen in gemeentelijke gebouwen. • Voorfinanciering bij opbrengsten van energiebesparing. Exploitatiekosten worden verschoven naar investeringskosten. • Ondersteunen van lokale initiatieven. Acties gericht op zonnepanelen, groenaanleg, verduurzaming van woningen of bedrijven worden steeds vaker vanuit de burger georganiseerd. Het faciliteren hiervan is vaker goedkoper en beter dan deze zelf te organiseren. • Meer gebruik maken van expertise van onderhoudsbedrijven en toeleveranciers. Hierdoor kunnen externe advieskosten deels vermeden worden. • Investeren in kennis van eigen personeel. Om de haalbaarheid van een technische verbetering te beoordelen is een goede basiskennis, een kritische houding en expertise van een toeleverancier/fabrikant vaak afdoende. Advieskosten kunnen hierdoor deels vermeden worden. Dit geldt natuurlijk ook voor de nieuwste ontwikkelingen van samenwerken met het bedrijfsleven, aanbesteden, et cetera. Ten derde zullen financieringspartners gezocht worden. Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan de Provincie en het Rijk. Uit ervaring is gebleken dat er kansen zijn om bij goede projecten c.q. initiatieven medefinanciering door derden mogelijk te maken, zeker als het de gemeente zelf ook iets waard is.
206
9.4
Gemeente Landgraaf
207
208
9.4.1
Voorwoord gemeente Landgraaf
De toekomst is onzeker. Dat geldt ook voor de toekomstige energievoorziening. Wat we wel met zekerheid weten is dat de energievoorziening moet veranderen. Fossiele brandstoffen zijn eindig en maken ons afhankelijk. Er is al veel onderzoek gedaan naar alternatieve energiebronnen en er wordt ook veel geschreven en gesproken over duurzaamheid en hernieuwbare energie. Met PALET 3.0 gaan we een stap verder en gaan we starten met het uitvoeringsprogramma. Het ambitiedocument PALET 1.0 en het rapport PALET 2.0 Landgraaf dagen ons uit: onze regio energieneutraal in 2040. Dat lijkt ver weg, maar om dat te bereiken moeten we vandaag aan de slag. In Landgraaf betekent dat: doorgaan op de ingeslagen weg en werken aan nieuwe, aansprekende projecten, als gemeente het juiste voorbeeld geven, anderen bewust maken van de urgentie en motiveren om bij te dragen aan onze ambitie. Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een uitwerking van de ambitie tot 2040 (energieneutraal) en een vertaling van deze ambitie tot 2020. PALET 3.0 laat zien aan welke projecten en acties in Landgraaf binnen de periode tot 2020 wordt gewerkt in relatie tot de energietransitie. Deze projecten en acties komen voort uit de opgaven en kansen zoals die in PALET 1.0 (voor de regio) en PALET 2.0 (Landgraaf) zijn beschreven én zijn bovendien gebaseerd op de uitkomsten, gesprekken en discussies uit het zes maanden durende Broedkamer proces zoals dat vanaf september 2015 heeft plaatsgevonden. Belangrijk hierbij is dat PALET 3.0 en de projecten en acties die hierin zijn geformuleerd een weerspiegeling zijn van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht hoe de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties uit PALET 3.0 varieert van prille projectideeën tot uitgewerkte projecten zoals o.a. een Zonnepanelenproject naar het voorbeeld van de gemeente Landgraaf. De ambities om deze energiebesparing en duurzame energieopwekking te realiseren zijn voor Landgraaf duidelijk. Ook is duidelijk dat dit alleen gaat lukken als wij gezamenlijk onze schouders onder deze plannen zetten. Mijn ambtelijke ondersteuning en ik zijn tevreden mensen wanneer wij duurzaamheid blijvend weten te koppelen aan onze regionale werkgelegenheid en duurzaamheidsmaatregelen ook bereikbaar kunnen maken voor mensen met een kleine beurs. Ik hoop dat ik U en vele anderen aan mijn zijde zal vinden. Ton Ancion, Wethouder Natuur, Milieu en Duurzaamheid.
209
210
9.4.2
Samenvatting PALET 2.0 – Landgraaf
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Landgraaf is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoeringsprogramma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Landgraaf bedraagt 3.307 TJ1. Daarvan komt zo’n 79% (2.607 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen (50%), de publieke dienstverlening (14%) en de commerciële dienstverlening (15%). Het wegverkeer (samen 13%) en de industrie en energie (6%) hebben ook een aanzienlijk aandeel in het totale energiegebruik in Landgraaf, terwijl de sector onbekend (2%) en de landbouw (0%) relatief weinig energie gebruiken. Het totale energiegebruik in Landgraaf omvat zo’n 11% van het totale energiegebruik in Parkstad.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Landgraaf.
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Landgraaf op zo’n € 58 miljoen geschat3. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 31,7 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 15,9 miljoen.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Landgraaf4.
1 2 3
4
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1 TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industrie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zijn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
211
Kansen voor energiebesparing Het is mogelijk om in 2040 1.067 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van bijna 32%. Met name in de gebouwde omgeving zijn grote besparingen te behalen: 881 TJ. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 82% van de totale besparing in Landgraaf. Maar ook in de andere sectoren zijn besparingen mogelijk, zoals in de figuur hierna is te zien.
Figuur 4: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Landgraaf.
Een besparing van 1.067 TJ op het huidige energiegebruik van 3.307 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 2.240 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energieopwekking In PALET 1.0 en 2.0 is inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Uitgaande van het integrale, ruimtelijk realistische scenario, heeft de gemeente Landgraaf een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. Maar ook zijn er kansen voor windenergie, op plekken waar dat ruimtelijk mogelijk is. Ten slotte is er een beperkte lokale potentie voor biomassa, die wordt bepaald door de in Landgraaf aanwezige afval- en reststromen. De figuur hierna toont de precieze opwekkingsmogelijkheden per techniek, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ). Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 3.465 TJ aan duurzame energieopwekking.
212
Figuur 5: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Landgraaf.
Kortom, in de periode tot 2040 kan het huidige energiegebruik fors worden verminderd: van 3.307 TJ naar 2.240 TJ per jaar. Uitgaande van het integraal scenario, kan deze resterende energievraag worden ingevuld door 3.465 TJ aan duurzame energieopwekking. Duurzame technologieën zoals windturbines en zonnepanelen zijn namelijk veel efficiënter dan de energieopwekking in elektriciteitscentrales, waarbij in de omzetting van fossiele brandstoffen naar elektriciteit veel energie verloren gaat. Duurzame energie levert zo’n 20 tot 35% meer rendement dan fossiele energie. Derhalve is Landgraaf in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening5. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Landgraaf.
5
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
213
214
215
216
9.4.3
Gebouwgebonden
Sector Woningen De sector woningen verbruikt de helft, namelijk 50%, van het totale jaarlijkse energieverbruik in Landgraaf6. Dit percentage is geconstateerd in de uitgevoerde nulmeting. Concreet is dit 1.654 TJ. De energierekening van alle woningen samen bedraagt liefst € 31,7 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat eventueel weer ingezet kan worden voor de verdere verduurzaming van de woningen of voor andere privé doeleinden. Hoe ziet de Landgraafse woningvoorraad en het bijbehorende energieverbruik er concreet uit? In totaal heeft Landgraaf 17.303 woningen. Deze zijn als volgt over de verschillende woningtypes verdeeld:
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype7.
Figuur 8: Gemiddeld energiegebruik woningen in Landgraaf8.
De woningvoorraad bestaat verder uit 61% koopwoningen, 28% sociale huur en 11% particuliere huur. In PALET 2.0 is reeds geconcludeerd dat de rijwoningen en de twee-onder-een-kapwoningen 67% van de woningvoorraad vormen en samen de meeste energie in de woonsector verbruiken (71%). Naar deze woningen zal in de periode 2016-2020 dan ook met name de aandacht uitgaan.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector woningen is 1.655 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 25% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 414 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 1.479 TJ.
217 6 7 8
PALET 2.0 - Landgraaf. PALET 2.0 - Landgraaf. Op basis van achtergronddocument PALET 1.0, jaar 2011.
Energieopwekking bij woningen De gemeente Landgraaf blijkt een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking te hebben. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie. Op grond van een onderzoek is geconcludeerd dat het installeren van zonnepanelen op de daken van burgers en MKB-bedrijven (met een kleinverbruikersaansluiting) de beste optie is. Hiervoor de volgende argumenten: • Onbeperkte mogelijkheid tot saldering , zijnde de vereffening van vraag en opwek. Voorwaarde is wel dat het kleinverbruikersaansluitingen betreft (< 3x80 Ampère). • De te verrekenen kWh-prijs is maximaal, de energiebelasting valt helemaal weg. • Vanaf het eerste jaar is er een financieel voordeel voor de deelnemende burger. • De installatie is standaard en eenvoudig, er zijn minimale installatiekosten en er hoeven geen aparte afspraken met de netbeheerder te worden gemaakt. • De participatie van de burgers is groot. De burger gaat zich interesseren in het eigen energieverbruik. • De woning krijgt een hoger energielabel.
Speerpunten • De gemeentelijke begroting mag zo min mogelijk belast worden. • Maximale burgerparticipatie, waarbij de voorbeeldfunctie van de gemeente duidelijk wordt geaccentueerd. • De burger wordt geheel ontzorgd en krijgt volledige garantie. • Burgers met geringe financiële ruimte worden ook in de gelegenheid gesteld om in duurzaamheid te investeren. De rol van de gemeente De rol als ontzorger. Als we kijken naar het Zonnepanelenproject in Landgraaf, dan vindt de burger het prettig dat de gemeente een verdienmodel heeft ontwikkeld waarmee ze vanaf de eerste maand al een voordeel behaald kan worden. Verder geeft het de burger een goed gevoel dat de gemeente te allen tijde verantwoordelijk blijft voor het project. Daarnaast hoeft de burger weinig energie te steken om aan het project deel te nemen. Particuliere sector Zonnepanelenproject Landgraaf (concreet in uitvoering) Het project is sinds september 2014 in uitvoering en betreft het installeren van zonnepanelen op daken van circa 550 woningen. De kaders en de voordelen voor de burger in dit project staan hieronder benoemd in het project: ‘Zonnepanelenproject Parkstad’ Zonnepanelenproject Parkstad – deel Landgraaf (project in voorbereiding) Kaders van het Zonnepanelenproject: • De gemeente begroting mag niet met dit project belast worden waardoor er géén financiële bijdrage vanuit de gemeente plaatsvindt. • Maximale burgerparticipatie, waarbij de voorbeeldfunctie van de gemeente duidelijk wordt geaccentueerd. De burger wordt getriggerd door het eigen energieverbruik zodat hij of zij bewust wordt van de verspilling van energie. • De burger wordt geheel ontzorgd en krijgt volledige garantie. • Burgers met geringe financiële ruimte worden ook in de gelegenheid gesteld om in duurzaamheid te investeren.
218
Voordelen voor de Burger: • Onbeperkte mogelijkheid tot saldering (vereffening van vraag en opwek). • Voorwaarde is dat het kleinverbruikersaansluitingen betreft (< 3x80 Ampère). • De te verrekenen kWh-prijs is maximaal (> 21 eurocent). De energiebelasting valt helemaal weg. Vanaf het eerste jaar is er een financieel voordeel voor de deelnemende burger. • De installatie is standaard en eenvoudig, er zijn minimale installatiekosten en er hoeven geen aparte afspraken met de netbeheerder te worden gemaakt. • De participatie van de burgers is groot. Hierdoor wordt de voorbeeldfunctie van de overheid duidelijk zichtbaar. De burger gaat zich interesseren in het eigen energieverbruik. • De woning krijgt een hoger energielabel. • De burger wordt geheel ontzorgd. • De burger krijgt 15 jaar garantie op de installatie. Energiebesparing bij 1.100 koopwoningen (Project in voorbereiding) Dit ten behoeve van het verbeteren van het energielabel van de woning (1.100 woningen). Het College wil haar burgers intensief ondersteunen bij de verduurzaming van haar woningen door het verstrekken van een lening voor duurzaamheidsinvesteringen. Hierdoor wordt het voor de burgers mogelijk het energielabel van hun woning te verbeteren zonder eigen investering. Ook kunnen burgers met geringe financiële draagkracht hierdoor in duurzaamheid investeren. Het Gemeentelijk Werkbedrijf kan betrokken worden bij het uitvoering van de energiescans voor de woningen. De ondersteuning vanuit de gemeente omvat zowel de informatievoorziening op het gebied van duurzaamheid alsook het verstrekken van een krediet voor de hiervoor benodigde investering. Kaders van het project: Het krediet wordt volledig terugbetaald, zodat een revolverend fonds ontstaat waaruit nieuwe projecten gefinancierd kunnen worden. De gemeente begroting mag uiteindelijk niet met het project belast worden. Het aflossingsbedrag van de lening dient lager te zijn dan de besparing op de energiekosten. Dit betekent dat alleen renderende projecten voor de lening in aanmerking komen. De gemeente zal dit toetsen. De gemeentelijke doelstelling omvat het upgraden van het gemiddelde energielabel van het woningbestand in Landgraaf. Hiervoor is een “top 3” van duurzaamheidsinvesteringen samengesteld. Het betreft de drie meest efficiënte maatregelen die ook het snelst worden terugverdiend, namelijk: 1. Isoleren / ventileren (gevel-, dak- en/of vloerisolatie) De kwaliteit van de isolatie van een woning kan bepaald worden met een infrarood camera. In opdracht van de burger kan een dergelijke opname gemaakt worden. Hierdoor kan de burger zichzelf een beeld verschaffen van de isolerende eigenschappen van de woning en eventuele warmte lekken ontdekken, zodat een weloverwogen keuze gemaakt kan worden tussen gevel-, dak-, vloerisolatie of een combinatie hiervan. Indien de burger tot de conclusie komt dat zijn woning onvoldoende geïsoleerd is, kan hij de aanvraagprocedure bij de gemeente starten. 2. Dubbel Glas(HR++) of TRippelglas De kwaliteit van de beglazing kan ook middels een infrarood opname bepaald worden. Indien de burger tot de conclusie komt dat de beglazing onvoldoende isoleert door een slechte kwaliteit, een defect of enkel uitgevoerd is, kan hij de aanvraagprocedure bij de gemeente starten. 3. Hoog-rendement verwarmingsketel Middels het vervangen van de verwarmingsketel door een HR(-e) ketel kan een aanzienlijke besparing gerealiseerd worden. Indien een woning voorzien is van nieuwe isolatie of dubbele beglazing is de oude verwarmingsketel meestal over-gedimensioneerd. Bovendien heeft de verwarmingstechnologie de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt.
219
Elektronische ontsteking, opstartregeling en het schakelen van de circulatiepomp zijn inmiddels beproefde technieken die zeker in oude ketels niet voorhanden zijn. Besparingen van 25 á 40% van het energieverbruik zijn gangbare kengetallen. Voor een gemiddelde woning kan hierdoor 650 m3 aardgas bespaard worden, oftewel € 400,- per jaar. Indien de burger tot de conclusie komt dat zijn ketel inefficiënt is, kan hij de aanvraagprocedure bij de gemeente starten. De gemeente zal zich op deze drie maatregelen focussen omdat deze gemakkelijk te beoordelen zijn. Ook kunnen hiermee grote besparingen gerealiseerd worden. Indien de burger een aanvraag doet voor een kredietverstrekking voor (een van) de genoemde “top 3” maatregelen zijn de volgende voorwaarden van toepassing: 1. De burger vraagt een offerte aan voor de te nemen duurzaamheidsmaatregel bij de serviceprovider (zie hierna onder ‘logistiek proces’): • Deze offerte omvat de omschrijving van de duurzaamheidsmaatregelen. • In deze offerte is het investeringsbedrag vermeld. • Tevens is in deze offerte de te verwachten energiebesparing alsook de jaarlijkse kostenbesparing vermeld. 2. Op grond van de offerte maakt de burger een keuze waarna de aanvraag bij de serviceprovider wordt ingediend. 3. De gemeente beoordeelt de aanvraag. Hierbij wordt advies ingewonnen bij de serviceprovider. Bij een positieve toewijzing ontvangt de burger het volledige investeringsbedrag. 4. De burger lost het geleende bedrag af met een looptijd van 15 jaar en een rentepercentage van 3,5%. De lening kan op elk moment geheel afgelost worden. Het uitgangspunt hierbij is dat het af te lossen bedrag lager is dan de energiebesparing (op basis van de actuele energieprijzen). Logistiek proces Voor de uitvoering van het project wordt via een aanbesteding een serviceprovider aangesteld. Deze zal de gemeente geheel ontzorgen. De hoofdtaken van de serviceprovider zijn: • Het maken van een calculatie van de besparing; • Het uitbrengen van de offerte; • Projectrealisatie, onder andere door het aansturen van installateurs; • Zorgdragen voor de facturering van het maandbedrag bij de burger (ontzorgen gemeente). IBA Lauradorp Een integraal duurzaamheidsproject samen met de Bewonersvereniging Lauradorp. Visie project Lauradorp Het rijksbeschermde dorpsgezicht Lauradorp, met behoud van de karakteristieke stedebouwkundige structuur, uitstraling en materialisering, doorontwikkelen tot een duurzame wijk die energiezuinig, levensloopbestendig en toekomstbestendig is en waarbij het ontzorgen van de bewoners een belangrijk aandachtspunt is. Twee demonstratiewoningen Er worden twee woningen aangekocht en verduurzaamd. Waarbij één demowoning zo optimaal mogelijk verduurzaamd wordt door het toepassen van hightech oplossingen en de andere demowoning wordt verduurzaamd met binnen een redelijke termijn terug te verdienen oplossingen. Met de aankoop van de twee woningen wordt een concrete start gemaakt met het project IBA Lauradorp. Door deze methodiek kunnen in de praktijk de specifieke bouwkundige en installatietechnische uitdagingen, oplossingen en innovaties worden uitgetest en geïnnoveerd. Bijkomend voordeel is dat de geïnteresseerden in de dagelijkse praktijk
220
met eigen ogen kunnen zien en ervaren wat een ingreep en/of aanpassing in de woning voor gevolgen kan hebben voor het comfort, de detaillering en de besparing van energie. Levensloopbestendig wonen Door verschillende oorzaken is de trend ontstaan om steeds langer in de eigen woning te blijven wonen. Een groot voordeel van het langer blijven wonen in de eigen woning is dat de meeste bewoners een sociaal netwerk in de eigen buurt hebben. Om langer in de woning te kunnen blijven wonen is het wel vaak noodzakelijk om de woning bouwtechnisch en bouwkundig aan te passen. Er wordt onderzocht of de bestaande woningen binnen het bestaande bouwvolume aangepast kunnen worden of dat er een aanbouw aan de bestaande woning moet worden gerealiseerd. Hierbij is maatwerk noodzakelijk. Het voordeel van een aanbouw aan de woning, bestaande uit een slaapkamer en badkamer op de begane grond, is dat alle benodigde voorzieningen op één woonniveau aanwezig zijn. Uit de eerste architectonische schetsen lijkt het aanbouwen van een slaapkamer en een badkamer aan een patio de meest voor de hand liggende oplossing. Bij een levensloopbestendige woning spelen onder andere de hierna genoemde aspecten een belangrijke rol: rolstoeltoegankelijkheid, brede deuren, geen of lage drempels, aangepaste badkamer en toilet, traplift, ringleiding en dergelijke. In het project wordt onderzocht welke financiële bronnen aangeboord kunnen worden om het levensloopbestendig maken van één van de demonstratiewoningen financieel haalbaar te maken. Energieverduurzamingsmenukaart voor woningeigenaren in het Lauradorp Er wordt voor de bewoners een menukaart ontwikkeld waarin verschillende energiebesparingsmaatregelen/mogelijkheden worden aangeboden. De gedachte hierbij is dat voor iedereen de persoonlijke situatie en afweging anders zal zijn. Zo wordt ook de bewustwording van energiebesparingsmaatregelen vergroot. Door het aanbieden van de menukaart kan er maatwerk worden aangeboden aan de bewoners en worden de diverse opties aangeboden als hapklare brokken. Soms is het ook mogelijk de verschillende opties achtereenvolgens in de tijd uit te voeren. De financiering Het ontzorgen van de woningeigenaren die deelnemen aan het project “Verduurzaming rijksbeschermd dorpsgezicht Lauradorp” is een van de speerpunten. De bedoeling is om de bewoners zo veel mogelijk financieel te ontzorgen en zodanig te faciliteren dat ze in principe alleen een akkoord hoeven te geven, de andere zaken worden dan conform de afspraken voor ze geregeld. Ontzorging is een van de pijlers onder het succesvolle gemeentelijke Zonnepanelenproject. Hierbij is het leveren van maatwerk, het ontwikkelen van nieuwe oplossingen en het “out of the box” denken cruciaal voor het behalen van de doelstellingen. Het streven is om binnen het IBA project Lauradorp bij circa 8o woningen 50% energie te besparen op de ruimteverwarming. Het opwekken van energie zal gerealiseerd worden door middel van gemiddeld 6 zonnepanelen per woning.
Vereniging Van Eigenaren (VvE´s) In Landgraaf zijn er circa 73 gebouwen met een VvE aanwezig. Een VvE bestaat uit de eigenaren van appartementen en behartigt de gemeenschappelijke belangen. In de periode 2016-2020 zal met de VvE’s in gesprek worden gegaan om afspraken te maken over maatregelen om energiebesparing te stimuleren. Dit moet bijdragen aan de besparings- en opwekkingambitie tot 2020.
221
De huursector
Sociale huur In Landgraaf zijn de volgende woningcorporaties actief: • HEEMwonen met 4738 woningen; • Wonen Limburg met 275 woningen. Convenant energiebesparing in de huursector (2012) Met deze afspraak (huurconvenant) hebben corporaties afgesproken hun totale bezit naar een gemiddeld energielabel te brengen van • Label B: afspraak met AEDES en Woonbond; • Label C: afspraak met Vastgoedbelang. Gekoppeld aan deze afspraken, die voortkomen uit het Nationaal Energieakkoord, is de Stimuleringsregeling Energie Prestatie huursector (STEP). Een subsidieregeling die maximaal € 7,5 miljoen beschikbaar stelt per corporatie om hun woningbezit te verduurzamen. Met name woningcorporatie HEEMwonen, met de meeste woningen, speelt een grote rol in de energietransitie in Landgraaf. Op basis van de nieuwe Woningwet die vanaf 1 juli 2015 in werking is getreden, worden woningcorporaties geacht mede uitvoering te geven aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en daartoe een bod (een activiteitenoverzicht) uit te brengen dat moet resulteren in wederzijdse prestatieafspraken. Ook huurdersorganisaties zijn hierbij een volwaardige partij. In dit uitvoeringsprogramma zijn de concrete maatregelen uit de prestatieafspraken 2016 overgenomen. 2016 en 2017 worden echter gezien als een ‘overgangsjaren’. Op regionaal niveau, in Parkstadverband wordt een nieuwe woonvisie opgesteld, waarin PALET nadrukkelijk een plek dient te krijgen. Na vaststelling van deze woonvisie moeten de corporaties hier een ‘bod ‘ op uitbrengen. Op deze wijze krijgt verduurzaming als concreet onderwerp een steeds prominentere plek in de prestatieafspraak. HEEMwonen: energetische maatregelen woningvoorraad HEEMwonen zet flink in op verduurzaming van de woningvoorraad. Tussen 2011 en 2015 heeft HEEMwonen al de nodige woningen gesloopt of gerenoveerd en heeft er nieuwbouw plaats gevonden. Tussen 2016 en 2020 vindt er bij circa 371 woningen van HEEMwonen een grootschalige renovatie plaats waarbij de rekenkundige prestatie wordt gevraagd van nul-op-de-meter. Hierbij zal naar alle waarschijnlijkheid de gehele schil worden vernieuwd, vergelijkbaar met de renovatie in de bestaande wijk van morgen. Daarnaast zal waarschijnlijk de gehele installatie worden vernieuwd en zullen er zonnepanelen worden geplaats. Hoe deze renovatie precies vorm krijgt is niet vooraf aan te geven. Tussen 2019 en 2020 vindt er bij circa 174 woningen van HEEMwonen een gemiddelde renovatie plaats waarbij 42 woningen worden verbeterd van energielabel C of D naar A en 132 woningen van energielabel E of F naar A. Hierbij zal naar alle waarschijnlijkheid een gedeelte van de schil worden vernieuwd. De installatie zal deels vernieuwd worden en er zullen zonnepanelen geplaatst worden. Hoe deze renovatie precies vorm krijgt is niet vooraf aan te geven. Tussen 2016 en 2020 vindt er bij circa 452 woningen van HEEMwonen een kleinschalige renovatie plaats waarbij 154 woningen worden verbeterd van energielabel C of D naar B+ en 298 woningen van energieabel E of F naar B+. Hierbij zullen een aantal energiebesparende maatregelen worden gedaan zoals het na-isoleren van de vloeren, daken, gevels etc. De installatie zal alleen waar nodig gedeeltelijk worden vervangen en er zullen mogelijk zonnepanelen geplaatst worden. Hoe deze renovatie precies vorm krijgt is niet vooraf aan te geven.
222
Particuliere huur Zo’n 11 % van de woningvoorraad In Landgraaf (1.791 woningen) is in eigendom van particuliere verhuurders. Het energieverbruik wordt bepaald door de huurder. Voor duurzame energieopwekking (bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen) is toestemming van de eigenaar noodzakelijk. Deelname aan het Zonnepanelenproject Parkstad is mogelijk, mits de verhuurder als eigenaar van de woning de overeenkomst met de gemeente aangaat. Autonome ontwikkeling sector Woningen De woningmarkt in Parkstad is volop in beweging. Waar in het verleden nog sprake was van een toename van de bevolking en de daarmee gepaard gaande bouw van nieuwe woningen, wordt onder andere vanwege de bevolkingsdaling al een aantal jaren hard gewerkt aan het in balans brengen van de regionale woningmarkt. Niet alleen kwantitatief, maar zeker ook in kwalitatief opzicht. Het leidende kader hiervoor is de regionale woningmarktprogrammering. De verduurzaming van de woningvoorraad maakt vanzelfsprekend onderdeel hiervan uit. In PALET 3.0 wordt de autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad meegenomen omdat dit effect heeft op het energiegebruik in de regio en specifiek op het energiegebruik in de woningsector. De autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad is in PALET 3.0 verdeeld in drie categorieën.
Sloop en nieuwbouw in de periode 2012-2015 In het kader van de transformatieopgave van de woningmarkt heeft in de periode 2012-2015 sloop en nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. De daadwerkelijk gerealiseerde sloop en nieuwbouw van woningen in deze periode kan worden vertaald in een energetisch effect. Zo gebruiken gesloopte woningen vandaag de dag natuurlijk geen energie meer. Nieuwbouwwoningen zijn normaliter energiezuiniger dan oudere woningen, maar deze hebben toch nog een behoorlijk energiegebruik. Rekening houdend met de sloop en nieuwbouw in de gemeente Landgraaf in de periode 2012-2015, resulteert dit in een afname van het energiegebruik van 23,23 TJ. Leegstand in de periode 2011-2014 Een tweede autonome ontwikkeling in de sector woningen betreft de leegstand, zowel in de koop- als huursector. Op grond van de meest recente gegevens voorhanden, zijnde de provinciale Woonmonitor 2014, blijkt dat er in de gemeente Landgraaf per 31 december 2014 506 woningen leeg stonden. Dit aantal is vervolgens vergeleken met het aantal leegstaande woningen in de gemeente in 2011, namelijk het peiljaar waarop de nulmeting uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebaseerd en derhalve op het leegstandcijfer uit de Woonmonitor 2014 in mindering moet worden gebracht. Per saldo gaat het voor de gemeente Landgraaf om een afname in leegstaande woningen en een toename in het energiegebruik van 67 woningen9. In PALET 3.0 is berekend wat het energetisch effect is van deze afname in leegstand. Aan de toe- of afname van leegstaande woningen tussen 2011 en eind 2014 worden TJ’s toegekend. Voor de gemeente Landgraaf betekent dit een toename van het energiegebruik van 6,09 TJ. Prognose huishoudensontwikkeling in de periode 2016-2020 Zoals hiervoor aangegeven is de woningmarkt in Parkstad volop in beweging, niet in de laatste plaats veroorzaakt door de effecten van de bevolkingsontwikkeling. Via de regionale woningmarktprogrammering wordt hieraan sturing en invulling gegeven. De prognoses voor de periode 2016-2020 zijn vervat in Progneff 2015, een onderzoek dat elk jaar wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Limburg. Deze prognose biedt een doorkijk in de ontwikkeling van de bevolking en de daarmee gepaard gaande woningbehoefte tot 2020 en zelfs tot 2050. Uit Progneff 2015 blijkt dat in de gemeente Landgraaf tot 2020 een overschot van 150 woningen10 zal ontstaan. Dit overschot, feitelijk inhoudende dat er meer woningen dan huishoudens zijn, leidt uiteindelijk tot leegstand en eventueel sloop. De verwachte leegstand is evenals de gehanteerde methodiek zoals beschreven bij de vorige categorie. gekwantificeerd in een energetisch effect. Voor de gemeente Landgraaf wordt daarom rekening gehouden met een afname van het energiegebruik van 9,90 TJ.
223 9 Woonmonitor Zuid-Limburg 2014, november 2015. 10 Woningbehoefte gemeente Landgraaf, CBS Statline en E’til, Progneff 2015.
Energiebesparing bij 1.100 koopwoningen IBA Lauradorp HEEMwonen: energetische maatregelen woningvoorraad Autonome ontwikkeling sector woningen
224
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Landgraaf IBA Lauradorp HEEMwonen: energetische maatregelen woningvoorraad
Sector Publieke Dienstverlening De publieke sector, goed voor 14% (444 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Landgraaf, is de verzamelnaam voor de overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publiek belang dienen. Voorbeelden binnen deze sector zijn scholen, sportcentra, gemeentehuizen en gemeenschapshuizen. In onderstaande figuur is te zien dat, buiten de restcategorie overige dienstverlening (waartoe onder andere kerkgebouwen behoren), veel energie gebruikt wordt in de subsector Gezondheidsen welzijnszorg en Sport en recreatie.
Figuur 9: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ)11.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 444 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 218 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 89 TJ. Speerpunten Voor de gehele sector wordt ingezet op de volgende 3 speerpunten: • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; • De implementatie van energiemaatregelen. Tot deze sector behoren de zorgcentra, scholen, de gemeentelijke gebouwen, gemeenschapshuizen, sportcentra, en dergelijke. Zelf het goede voorbeeld geven is van groot belang. Daarom wordt het gemeentelijk vastgoed stap voor stap verduurzaamd. Ook de zichtbaarheid van maatregelen in deze fase van de energietransitie is van groot belang. Hierbij wordt uitgegaan van een stimulerende werking en het bevorderen van de bewustwording. Daarom wordt ingezet op zonnepanelen op de gemeentelijke gebouwen en sportaccommodaties. Ook is bewustwording en het treffen van maatregelen op scholen wenselijk. De scholieren zijn immers de volwassenen van de toekomst. Door jong in aanraking te komen met het belang en het effect van energiebesparing ‘verinnerlijkt’ dit sneller, met andere woorden: wordt het ‘gewoon’. Verder vormt lastenverlichting van sportverenigingen die gebruik maken van gemeentelijke accommodaties een speerpunt. De kosten voor het energieverbruik maken namelijk een aanzienlijk deel uit van de totale lasten. Tenslotte richten we ons op kerken en zorgcentra, vanwege het hoge energieverbruik. De gemeente bekijkt, net als bij het Zonnepanelenproject in Landgraaf, hoe partijen ontzorgt kunnen worden.
225 11 PALET 2.0 - Landgraaf.
De gebouweigenaar kan natuurlijk zelf aan de slag, maar de overheid en ook commerciële partijen ontwikkelen steeds nieuwe programma’s om gebouweneigenaren te ontzorgen in de verduurzaming van hun bezit. Grofweg is deze ontzorging te verdelen in financiële, organisatorische en materiële ontzorging: •
Financiële ontzorging wordt vooral geboden in de vorm van subsidies en leningen (voornamelijk overheid) en maatwerk-financieringsmodellen (marktpartijen). Deze laatste categorie valt vaak samen met materiële ontzorging. Zo heeft de betreffende partij investeringen en opbrengsten onder controle.
•
Materiële ontzorging wordt (bijna) altijd door marktpartijen geleverd en bestaat meestal uit maatwerkadvies met een integrale aanpak inclusief een financiële onderbouwing met betrekking tot investeringen en terugverdientijden.
Een combinatie van beide diensten was tot voor kort voorbehouden aan (grote) marktpartijen, maar de complexiteit van de producten en constructies zorgt voor onzekerheid bij de afnemers (gebouweigenaren). Deze onzekerheid wordt nog versterkt door de vaak hoge investeringen en lange terugverdientijden die deels zijn gebaseerd op voorspellingen en aannames. Afnemers zijn op zoek naar zekerheid. Deze zekerheid wordt geboden door enkele innovatieve marktpartijen, bijvoorbeeld in de vorm van ESCo’s, Energy Service Corporations, maar ook steeds meer door overheden. Het Zonnepanelenproject Parkstad is hiervan een mooi voorbeeld. Uitvoering
Mogelijk project en/of regeling
Voorlichting en bewustwording
• • •
Gesprek met eigenaar of gebruiker Instrueren personeel Energiescan + advies
• • • • •
Duurzaamheidswinkel Parkstad Energiescan gebouwen RUD (pilot zorgcentra) Energieke scholen (educatief) Zon op School (educatief)
Energiebesparing
• • •
•
• • • • •
Installatie opnieuw inregelen Vervangen verlichtig met led Vervangen veldverlichting met led (eventueel m.b.v. subsidieprogramma overheid) Vervangen CV-ketel of installatie Installeren WTW-installatie Spouwmuur-,dak- en vloerisolatie (Drie)dubbel glas Tochtstrips en/of verwarmingsfolie, e.d.
• • •
Subsidieregeling verduurzaming sportverenigingen Programma “frisse scholen” Activiteitenbesluit (EPC=0) Green deals
Energieopwekking
• • •
Plaatsen van zonnepanelen Plaatsen van zonneboilers Plaatsen van pellet-kachels
• • •
Zonnepanelenproject Parkstad Postcoderoosregeling SDE+ -subsidie
Totaal pakket
Een gebouw in één keer aanpakken
• •
ESCo’s Duurzaamheidslening Provincie
Figuur 10: Weergave van mogelijke maatregelen Dit overzicht bevat een selectie van mogelijkheden. Duurzaamheid staat hoog op de politieke maar ook de economische agenda. Derhalve worden er wekelijks nieuwe producten ontwikkeld, zowel door de overheid als door marktpartijen.
226
Het reduceren van het huidige energiegebruik in de publieke dienstverlening is een maatschappelijke verantwoordelijkheid waarbij overheden en semi-overheden in ieder geval het goede voorbeeld kunnen geven aan inwoners, bedrijven en instellingen door te laten zien dat verduurzaming op termijn loont. Het huidige energiegebruik in de publieke dienstverlening wordt, gemiddeld genomen, voor ongeveer 40% bepaald door energie voor ruimteverwarming en voor circa 25% door verlichting. Hier liggen juist de grootste kansen voor energiebesparing. Zo wordt de grote energievraag voor ruimteverwarming en koeling veroorzaakt door de relatief slechte isolatie van daken, vloeren en gevels. De verlichting gebruikt veel energie vanwege een aantal redenen. Enerzijds vereisen de werkzaamheden die in deze gebouwen worden uitgevoerd in veel gevallen een hoge lichtsterkte, anderzijds leidt de gebouwdiepte er toe dat het zonlicht minder goed (in vergelijk met een woning) in de ruimten kan doordringen. Vandaar dat kunstmatige verlichting veelal noodzakelijk is. Evenals voor woningen heeft AgentschapNL (thans: RVO) voor utiliteitsgebouwen, waartoe de publieke dienstverlening behoort, ‘energiebesparingspakketten’ opgezet met als doel gerichte en effectieve besparingsmaatregelen te treffen. Maatregelen die toegepast kunnen worden zijn bijvoorbeeld de verbetering van de thermische schil, een gebalanceerde ventilatie met warmteterugwinning of het installeren van een luchtwarmtepomp. Voor schoolgebouwen geldt dat het gebruik van de compressiekoeling, die veel energie gebruikt, zoveel mogelijk moet worden vermeden en dat kan onder andere door het verbeteren van de isolatie en ventilatie van de gebouwen en het toepassen van zonwering. Om het energiegebruik voor ruimteverwarming verder te reduceren kan, met name voor verzorgingstehuizen en buurthuizen, overwogen worden om de VR-ketel te vervangen door een HR-ketel. Het energiegebruik voor de verlichting kan enerzijds gereduceerd worden door het investeren in energiezuinige led-verlichting en anderzijds via gedragsverandering en bewustwording. Aanvullend op de energiebesparende maatregelen zijn er in deze sector ook kansen voor duurzame energieopwekking op gebouwniveau. Deze zullen de energieprestatie van de gebouwen positief beïnvloeden en wellicht dat een aantal gebouwen hierdoor in hun eigen energiebehoefte kan voorzien.
Projecten Verduurzaming gemeentelijke gebouwen
Zonnepaneleninstallatie Raadhuis met de SDE+ regeling Het raadhuis van de gemeente Landgraaf heeft een dakconstructie die geschikt is voor het aanbrengen van zonnepanelen. Aangezien het platdak voorzien is van een bitumendakbedekking kunnen de zonnepanelen in een optimale stand gelegd worden zodat het maximale rendement behaald kan worden. Het dak heeft een oppervlakte van ca. 550 m2, waarvan 70% gebruikt kan worden. Daarmee is er ruimte voor 380 zonnepanelen, oftewel voor een geïnstalleerd PV-vermogen van 95 kW. Jaarlijks kan hiermee 85.500 kWh aan energie geproduceerd worden. Onderzocht is welke financiële consequenties het installeren van deze zonnepanelen heeft. Gebleken is dat het gebouw middels een grootverbruikersaansluiting op het elektriciteitsnet is aangesloten. Salderen is hierdoor niet mogelijk. Ten aanzien van de businesscase zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Er kunnen 380 zonnepanelen op het dak geïnstalleerd worden. Aangenomen wordt dat de dakconstructie hiervoor geschikt is. De jaarlijkse elektriciteitsproductie bedraagt dan 85.500 kWh. • Salderen is niet mogelijk. Wel kan ingevoed worden op de E-aansluiting van het raadhuis. Hiervoor dient een bruto-productiemeter toegepast te worden. De opgewekte elektrische energie wordt verkocht aan een marktpartij (wellicht de huidige energieleverancier van de gemeente Landgraaf). • De SDE+ regeling heeft een looptijd van 15 jaar.
227
Bij gebruikmaking van deze regeling wordt de investering binnen deze 15 jaar nagenoeg terugverdiend met de volgende randvoorwaarden: • Er is uitgegaan van een gemiddelde bijdrage uit de SDE+ regeling. Aangezien het moment van aanvraag en de actuele kWh prijs de SDE+ bijdrage beïnvloeden, zijn hier risico’s aan verbonden. Door uit te gaan van een gemiddeld SDE+ subsidiebedrag is de businesscase weliswaar realistisch, echter garanties kunnen vooraf niet gegeven worden. • Zoals reeds aangegeven is de investering in de eerste 15 jaar nagenoeg terugverdiend. Na deze periode vervalt de SDE+ bijdrage. Echter de aflossing van de lening vervalt ook. Het is belangrijk om te vermelden dat hierdoor in de laatste 10 jaar van de technische levensduur van de zonnepanelen circa € 6.000,- per jaar verdiend wordt. De dan geldende energieprijs in dezen natuurlijk een belangrijke variabele. Er wordt aan een inventarisatie van alle gemeentelijke gebouwen gewerkt. Met deze gegevens gaat de gemeente onderzoeken welke duurzaamheidsmaatregelen (per gebouw) genomen kunnen worden. Een schatting is dat we circa 810 zonnepanelen op onze gemeentelijke gebouwen kunnen plaatsen, gebaseerd op een eerste grove inventarisatie.
Ombouwen bestaande verlichting van het raadhuis naar led-verlichting De gemeente Landgraaf heeft onderzocht wat de effecten zijn van het ombouwen van de bestaande binnenverlichtingsarmaturen naar led. De gemeente heeft via het openbare verlichtingsproject ruime ervaring hiermee opgedaan. De ombouwwerkzaamheden worden ondergebracht bij het Gemeentelijk Werkbedrijf. De voordelen van het ombouwen van de bestaande armaturen zijn: • De bestaande verlichtingsarmaturen kunnen behouden blijven. • Er hoeven geen aanpassingen in het plafond of installatie plaats te vinden. • Het Gemeentelijk Werkbedrijf krijgt een interessant werkpakket aangeboden. • Het resulteert in een besparing van energie en een reductie van CO2 uitstoot. • Er ontstaat een financieel voordeel op de exploitatie. • Omdat de lampvervanging niet meer noodzakelijk is, wordt het grondstoffenverbruik gereduceerd en het milieu gespaard. In het raadhuis bevinden zich in totaal 442 armaturen die zijn voorzien van verouderde TL-verlichting. De armaturen zijn geschikt voor ombouw naar led. Aangezien de led-units een levensduur van 50.000 uur hebben, is uitgegaan van een te beschouwen exploitatieperiode van 15 jaar. Deze toepassing is ook voor andere gebouwen goed toepasbaar. Ombouw van de bestaande verlichting naar led heeft de volgende consequenties: • Er is een investering benodigd van € 57.155,-; • Bovenop het terugverdienen van de investering wordt in 15 jaar nog eens € 13.800,- verdiend; • Er wordt in de beschouwde exploitatieperiode bijna 600.000 kWh bespaard; • De CO2 uitstoot wordt met 270 ton verminderd; • Er ontstaat een omvangrijk en educatief werkpakket voor de medewerkers van het Gemeentelijk Werkbedrijf; • De periodieke milieubelasting van vervuilende stoffen, zoals het fluorescentiepoeder van de defecte TL-lampen, wordt geheel geëlimineerd. Zonnepanelen op basisscholen Bij 8 basisscholen en een school voor bijzonder onderwijs kunnen circa 6.250 zonnepanelen geplaatst worden, gebaseerd op een eerste grove inventarisatie. Andere besparingsmogelijkheden worden nog verder onderzocht.
228
Verduurzaming sportaccommodaties Als er gekeken wordt naar de sportaccommodaties in Landgraaf kunnen hier ca. 5.938 panelen geplaatst worden, gebaseerd op een eerste grove inventarisatie. Ook wordt onderzocht of het mogelijk is de sportverldverlichting uit te voeren via led-verlichting. Andere besparingsmogelijkheden worden nog verder onderzocht.
Energiebesparing sporthal Strijthagen Stichting Sporthal Strijthagen in Landgraaf heeft haar energieverbruik sterk kunnen verminderen. Door een lening van het Limburgs Energie Fonds (LEF) was het mogelijk om tegelijk energiezuinige led-verlichting te installeren en het dak beter te isoleren dan feitelijk was vereist. Het verbruik van zowel elektriciteit als gas daalde hiermee met meer dan 30%, zodat de investering ruimschoots wordt terugverdiend door de fors lagere energierekening. Meer comfort met minder energie dus. De sport- en evenementenhal op sportcomplex Strijthagen wordt al sinds 1991 continu gebruikt door lokale verengingen, sportclubs en scholen. Om ook in de toekomst deze belangrijke functie goed te kunnen blijven vervullen, is de stichting voortvarend te werk gegaan en is de hal op meerdere vlakken gerenoveerd en verbeterd. Om te beginnen is het dak vervangen en direct geïsoleerd. Hierdoor schoten stookkosten omlaag en wordt de temperatuur in de sporthal vanaf dat moment gelijkmatig verdeeld, wat voor de gebruikers fijner aanvoelt. Daarnaast is de TL-verlichting vervangen door led-verlichting. Led is bijna de helft energiezuiniger, gaat ruim twee keer zo lang mee en is bovendien dimbaar waardoor de verlichting kan worden aangepast aan de wensen van de gebruikers. Het betreft hier ook een primeur in Limburg want Stichting Sporthal Strijthagen is pas de tweede sporthal in Nederland die led-verlichting toepast. Ook heeft de vloer een facelift gekregen zodat de hele hal er weer keurig uitziet. Overall gezien hebben de dakisolatie en led-verlichting er dus toe geleid dat er minder energie wordt verbruikt terwijl de gebruikservaring comfortabeler is. Verduurzaming zorgcentra De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) is in 2015 gestart met het project ‘Zorginstellingen’. De zorgcentra in de gemeente worden of zijn bezocht door een toezichthouder van de RUD die gespecialiseerd is in energie. Bij dit bezoek wordt de potentiële energiebesparing in kaart gebracht. Op basis van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is het bedrijf verplicht om maatregelen te nemen die binnen vijf jaren terug te verdienen zijn. Hierop wordt vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. Openbare verlichting op led In de periode 2016-2020 zullen er op basis van leeftijd circa 1.899 armaturen vervangen worden door ledarmaturen.
Versnelde verduurzaming van de openbare verlichting door het ombouwen naar led Denk hierbij aan het project ‘ombouw kegelarmaturen naar led’ zoals hierna beschreven. In de periode 2016-2020 zal verder gekeken worden naar nieuwe mogelijkheden om de openbare verlichting versneld te verduurzamen. Ombouw van de bestaande PL24 armaturen naar led binnen de gemeente Landgraaf (reeds in uitvoering) Gedurende de periode 2015 t/m 2017 zullen 2.963 kegelarmaturen PL24W worden omgebouwd naar led. Het betreft kegelarmaturen met een leeftijd tot en met 15 jaar. Hierdoor wordt de levensduur van het armatuur opgerekt met minimaal 12 jaar en vindt er een besparing plaats op energieverbruik, energiekosten en onderhoud. In de komende beleidsperiode zullen andere retrofit led mogelijkheden nader worden onderzocht. De volgende vraag staat centraal: Op welke wijze kan de bestaande openbare verlichtingsinstallatie energiezuiniger gemaakt worden, gecombineerd met een reductie van de exploitatiekosten?
229
Huidige situatie: • De serviceprovider binnen de gemeente Landgraaf heeft de afgelopen jaren aanzienlijk bijgedragen aan de goede onderhoudstoestand van de verlichting. Landelijk scoort de gemeente Landgraaf uitermate goed. Dit maakt het niet gemakkelijk om nog verdere besparingen in de verlichtingsinstallatie aan te brengen. • Veruit het grootste deel van de armaturen is voorzien van een zogenaamde PL24-lichtbron. Van de in totaal 8.850 armaturen zijn er 4.307 oftewel 48% met een PL24-lichtbron uitgerust. • Van deze 4.307 PL24-armaturen zijn er in totaal 2.927 na 1999 geplaatst. • Aangezien deze 2.963 armaturen nog een restlevensduur hebben van 10 jaar of langer komen deze armaturen in aanmerking om omgebouwd te worden naar led. Zes argumenten voor de ombouw van PL24-armaturen naar led: 1. Groot volume: zoals aangegeven zijn 48% van de armaturen in de gemeente Landgraaf van dit type. Dit maakt het aantrekkelijk om hiervoor een aparte led-unit te ontwikkelen. 2. Energie besparing: door de ombouw naar led ontstaat een substantiële energiebesparing van 52%. 3. Cradle To Cradle: de restlevensduur van het armatuur wordt geheel gebruikt. Dit bespaart een enorme hoeveelheid aan grondstoffen. 4. Exploitatie: door de grote levensduur van led (50.000 branduren), hetgeen overeenkomt met een standtijd van bijna 12 jaar, ontstaat er een besparing op onderhoud. Bovendien levert deze optie aanzienlijke voordelen op bij lichtmasten op moeilijk bereikbare plaatsen. De betreffende lichtmast hoeft in principe de eerste 12 jaar niet meer bezocht te worden. 5. Lichtverdeling: door de eigenschappen van led kan de lichtverdeling direct plaatsvinden. 6. Activiteit voor het Gemeentelijk Werkbedrijf: het produceren en monteren van deze units kan door het eigen werkbedrijf van de gemeente uitgevoerd worden. Toepassingsvolume van deze lichtbron Het grote aantal PL24-armaturen dat zich in de gemeente Landgraaf bevindt, maakt het economisch verantwoord hiervoor een aparte led-unit te ontwikkelen. Midden jaren ‘80 is de PL24-lamp ontwikkeld en toen massaal gebruikt om de oude HPLN (hoge kwik druk lamp) te vervangen. In de decennia daarna heeft deze lamp een breed toepassingsgebied gevonden in de openbare verlichting. Toen gold deze lamp als meest energievriendelijke en is voor een belangrijk deel in woonwijken geplaatst. Nu is deze lamp ingehaald door led. Aanzienlijke Energiereductie Door de ombouw naar led ontstaat een substantiële energiebesparing, namelijk: • Het huidige systeemvermogen is 24 Watt (Lichtbron) + 2 Watt (VSA) = 26,0 Watt. • De led-unit heeft een systeemvermogen van 12,5 Watt. • De besparing per amatuur is dus 13,5 Watt, oftewel een reductie van 52%. Cradle To Cradle Omdat alleen de lichtbron vervangen wordt (de kern van het armatuur) blijft de rest van het systeem intact. Hierdoor wordt niet alleen de restlevensduur van het armatuur geheel gebruikt maar wordt de levensduur zelfs verlengd. Het armatuur krijgt een tweede leven. Dit bespaart een enorme hoeveelheid aan grondstoffen. Exploitatie Door de hoge levensduur van led (50.000 branduren) is de groepsvervanging de eerst komende 12 jaar niet noodzakelijk en ontstaat er dus een besparing op onderhoud. Hierbij de toevoeging dat de vervanging van de PL24 door led normaliter op “natuurlijke momenten” plaats dient te vinden, bijvoorbeeld op het moment van groepsvervanging of individuele vervanging bij storing. Hierdoor worden extra kosten bespaard.
230
Lichtverdeling en optieken Door de eigenschappen van led kan de lichtverdeling direct plaatsvinden, dus zonder optiek. Dit komt zowel de lichtverdeling alsook het rendement ten goede. Door een goede lichtverdeling stijgt de gelijkmatigheid van de verlichting. Gelijkmatigheid is een belangrijke kwaliteitsparameter. De constructie van de unit wordt op dit onderdeel nog verder geoptimaliseerd, met name door de hoek van de montageplaat verder te vergroten. Door het vervallen van de optiek, wordt de “lichtstraal” direct gebruikt. Hierdoor wordt het armatuurrendement verbeterd en de depreciatie verder verkleind. Activiteit voor het gemeentelijk werkbedrijf De productie en montage van deze units kan door de medewerkers van het gemeentelijk werkbedrijf gerealiseerd worden. Indien de werkvoorbereiding zorgdraagt voor goede montage-instructies en voorbeeld exemplaren, zijn deze units uitermate geschikt voor fabricage binnen het gemeentelijk werkbedrijf . Hierdoor wordt op een verantwoorde en efficiënte wijze het werkpakket van het gemeentelijk werkbedrijf verder aangevuld.
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Verduurzaming sportaccommodaties Verduurzaming zorgcentra (RUD) Openbare verlichting op led
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Zonnepanelen op basisscholen Verduurzaming sportaccommodaties
231
Sector Commerciële Dienstverlening De commerciële dienstverlening is voor 15% (508 TJ) verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in de gemeente Landgraaf. Onder commerciële dienstverleningen verstaan we alle dienstverlening gericht op het maken van winst, zoals de sectoren horeca, winkels en kantoren. In onderstaande figuur is te zien dat de financiële instellingen en de detailhandel het grootste energiegebruik hebben in Landgraaf. Dit is op zich niet verwonderlijk omdat in Landgraaf grote kantoorgebouwen en de nodige winkelpanden gelegen zijn.
Figuur 11: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ)12.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 508 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 249 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 822 TJ (gecombineerd met sector industrie en energie). Speerpunten Voor de gehele sector wordt ingezet op 3 speerpunten: • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; • De implementatie van energiemaatregelen. Aanpak Toezicht en handhaving De gemeente heeft op basis van de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten en regelingen een wettelijke toezichtstaak op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Zo moeten bedrijven voldoen aan de energiebesparingsvereisten uit het Activiteitenbesluit. Tijdens de reguliere (milieu)controles bij bedrijven door medewerkers van toezicht en handhaving wordt meer aandacht gevraagd voor het aspect energiebesparing. Met zogenaamde ‘erkende maatregellijsten’, die zijn voortgevloeid uit het Energieakkoord, wordt het gemakkelijker voor een bedrijf om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De voorkeur heeft het om primair een stimulerend spoor met bewustwording in te zetten. Een tweede spoor van een mogelijk handhavingstraject is niet uit te sluiten, maar heeft uiteraard niet de voorkeur.
232 12 PALET 2.0 - Landgraaf.
Bewustwording stimuleren en energiescans Bovenop de ‘erkende maatregelen’ is vaak meer energiebesparing mogelijk. Een bedrijf kan daar vrijwillig voor kiezen maar dit kan niet worden afgedwongen door een toezichthouder. Het stimuleren van de bewustwording is en blijft daarom van belang. Voor veel ondernemers staat het onderwerp energie niet hoog op de agenda. Met name de kleine ondernemers zijn vooral bezig om het hoofd boven water te houden en concentreren zich daarom vooral op hun corebusiness. Het is voor ondernemers dan ook belangrijk om inzicht te krijgen in hun energieverbruik en de kansen om hier op te besparen. Hiervoor worden energiescans ingezet. Korte terugverdientijden en ontzorging zijn hierbij sleutelwoorden voor een succesvolle aanpak. Daarnaast hebben we bij de detailhandel te maken met grote landelijke ketens die centraal aangestuurd worden. Deze groep is moeilijker in beweging te krijgen. Hiervoor zal regionaal of landelijk het gesprek aangegaan moeten worden. Binnen de subsectoren groothandel, detailhandel, automotive, horeca en financiële dienstverlening zijn met name verlichting, koeling en ruimteverwarming belangrijke energievragers.
Projecten Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven welke projecten of activiteiten er specifiek zijn voorzien in de periode 2016-2020: Implementatie van energiebesparingsmaatregelen Samen met de sector(en) c.q. de diverse ondernemersverenigingen projecten initiëren. Alleen al vanuit praktisch oogpunt kunnen niet alle sectoren of bedrijven tegelijkertijd worden benaderd. Er wordt een selectie gemaakt op basis van energieverbruik (grootverbruikers) of een bedrijf zich op eigen initiatief meldt. De grootste of meest energie-intensieve bedrijven uit een subsector worden bezocht en met hen wordt gesproken over het energieverbruik, kansen om te besparen, potentie voor duurzame energieopwekking, eigen intenties, bedreigingen en belemmeringen en hun voorbeeldrol. Zonnepanelen op bedrijven Daarnaast wordt ingezet op het verduurzamen van de bedrijventerreinen door bijvoorbeeld de betreffende ondernemers met grote bedrijfshallen en dus veel dakoppervlak te stimuleren zonnepanelen op de daken te leggen. Waarbij eventueel de burger ook betrokken kan worden (zie het project Heuschen & Schrouff bij de sector industrie en energie). Samen met bedrijfsverenigingen en branches zullen gericht projecten worden geïnitieerd die ondernemers kunnen helpen bij de aanschaf van bijvoorbeeld led-verlichting, het treffen van isolerende maatregelen aan het pand of een andere energetische verbetering. Hierbij zal getracht worden om een aanbod te doen voor de ondernemer dat zowel technisch, organisatorisch als financieel laagdrempelig is voor ondernemers om aan deel te nemen. Ook kan gestart worden met het laten uitvoeren van energiescans zodat duidelijk wordt waar de kansen liggen. De gemeente stimuleert en faciliteert de ondernemers waar mogelijk. Met name organisaties als KIDL (Kontaktgroep Industrie & Dienstverlening Landgraaf), BTM (Bedrijven Terreinen Management Parkstad), OPL (Ondernemend Parkstad Limburg), MKB Parkstad en de diversen andere ondernemersverenigingen moeten een sterke rol krijgen bij het ontwikkelen en uitrollen van producten en acties.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Zonnepanelen op bedrijven
233
Sector Industrie en Energie De sector industrie en energie is voor een relatief beperkt deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Landgraaf, namelijk slechts 6% (211 TJ). Onderstaande figuur maakt de onderverdeling binnen deze sector inzichtelijk, waaruit blijkt dat de Voedings- en genotmiddelenindustrie en de Bouwnijverheid de meeste energie gebruiken. Beide subsectoren samen gebruiken bijna 51% van alle energie in deze sector.
Figuur 12: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ)13.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 211 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 72 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 822 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Speerpunten De speerpunten voor deze sector zijn dezelfde als beschreven in de vorige paragraaf over de sector commerciële dienstverlening. Voor de gehele sector wordt ingezet op 3 speerpunten: • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; • De implementatie van energiemaatregelen. Aanpak De aanpak voor de sector industrie en energie is gelijk aan de aanpak van de sector commerciële dienstverlening. Met behulp van algemene maatregelen ten behoeve van energie-efficiencyverbetering uit het Energieakkoord en specifieke convenanten (MJA3 en MEE14), zoals het ministerie van Economische Zaken die met industriële bedrijven is overeengekomen, is een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar. Om dit te realiseren zullen zoveel mogelijk bedrijven moeten worden aangemoedigd om toe te treden tot de MJA3- en MEEconvenanten om daarmee een effectiever en efficiënter gebruik van hun energie te organiseren. Aan de hand van de routekaarten zoals die zijn opgesteld door de brancheorganisaties, kan iedere industriële onderneming zijn eigen, op maat gemaakte energie-efficiencyplan opstellen. Het doorvoeren van energiebesparingen in de industrie is echter niet eenvoudig en verschilt bovendien per branche. Dit hangt in sterke mate af van de inrichting van het productieproces en daarmee de technische haalbaarheid van de maatregelen. Om de aanwezige potentie voor energiebesparing te realiseren, is het van groot belang om met de industriële ondernemingen in gesprek te gaan en per bedrijf te bezien of en zo ja welke besparingen concreet mogelijk zijn. De onderneming die in de gemeente Landgraaf is toegetreden tot het MJA3-convenant is Xella Cellenbeton, Kalkzandsteen- en Cellenbetonindustrie.
234 13 PALET 2.0 - Landgraaf. 14 Meerjarenafspraken energie efficiëntie MJA3 en MEE zijn overeenkomsten tussen overheid en bedrijven, instellingen en gemeenten. MEE is voor ETS-bedrijven. MJA voor niet-ETS bedrijven (ETS = CO2 emissiehandel).
Projecten Postcoderoosregeling Heuschen & Schrouff In het Energieakkoord is een aparte regeling opgenomen voor collectieven die gezamenlijk duurzame stroom opwekken voor eigen gebruik. Dit is de Postcoderoosregeling, waar de deelnemers korting krijgen op hun energiebelasting. De belangrijkste randvoorwaarde is dat de energieopwekking in hetzelfde zogenaamde postcoderoos gebied moet plaatsvinden als de consumptie van de energie. Dus de energiecoöperaties hoeven niet meer op elk afzonderlijk dak zonnepanelen te plaatsen, maar kan de beste plek uitzoeken en vandaar energie opwekken voor de omliggende individuele gebruikers. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om op een groot dak op bijvoorbeeld een gymzaal, school of gemeenteloods zonnepanelen te plaatsen en deze ten voordeel laten zijn voor de omwonenden. De opgewekte energie wordt door een energiecoöperatie aan het net geleverd tegen een teruglever vergoeding. De deelnemers aan de energiecoöperatie kunnen korting krijgen op hun energiebelasting. Met de opbrengst is het voor de gemeente mogelijk een gezonde businesscase te maken. De locatie van Heuschen & Schrouff aan de Sperwerweg in de gemeente Landgraaf blijkt uitermate geschikt voor het aanbrengen van zonnepanelen. Aangezien het platdak is voorzien van een bitumendakbedekking, kunnen de zonnepanelen in een optimale stand gelegd worden zodat het maximale rendement behaald kan worden. Het dak van de nieuwe loods heeft een oppervlakte van ca. 7.500 m2, waarvan 85% gebruikt kan worden. Hierdoor is ruimte voor 4.000 zonnepanelen, oftewel voor een geïnstalleerd PV-vermogen van 1 miljoen Watt. Jaarlijks kan hiermee 900.000 kWh aan energie geproduceerd worden. Op verzoek van Heuschen & Schrouff is onderzocht welke financiële consequenties het installeren van deze zonnepanelen heeft. Gebleken is dat het gebouw middels een grootverbruikersaansluiting op het elektriciteitsnet is aangesloten. Salderen is hierdoor niet mogelijk. Vandaar dat dit project gebruik zal maken van de Postcoderoosregeling.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Postcoderoosregeling Heuschen Schrouff Zonnepanelen op bedrijven
235
236
9.4.4
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer De sector infrastructuur, verkeer en vervoer, waartoe zowel de snelwegen als de andere wegen behoren, omvat zo’n 13% (423 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Landgraaf. Deze energie kan worden geconcretiseerd in een jaarlijks gebruik van zo’n 5,7 miljoen liter benzine, 4 miljoen liter diesel en 0,3 miljoen liter LPG. Dat betekent een 3,7 kilometer lange rij van tankwagens met elk een inhoud van 35.000 liter en een lengte van 13 meter. Energiebesparingen binnen deze sector zijn veelal afhankelijk van autonome ontwikkelingen zoals de innovatie in de elektrificatie van het personenvervoer. Ondanks een verwachte groei van het wegverkeer, kan in de periode tot 2040 fors worden bespaard op het energiegebruik in deze sector. Het omzetten van de besparingspotentie in daadwerkelijke prestaties, vraagt om een nauwkeuriger inzicht in de wijze waarop het huidige energiegebruik in de gemeente Landgraaf tot stand komt. Het is van belang te achterhalen voor welke doeleinden en afstanden men gebruik maakt van het wegverkeer (bijvoorbeeld woon-werk verkeer, recreatieve of logistieke doeleinden), specifiek verdeeld over het vrachtvervoer, personenvervoer en openbaar vervoer, aangevuld met het vervoer per spoor. Pas dan kan gericht worden ingezet op voorlichting en gedragsverandering, met als doel het huidige energiegebruik te verminderen zonder dat de mobiliteit van de individuele burger of de economie daaronder lijdt.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector infrastructuur, verkeer en vervoer is 423 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 114 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 312 TJ. Aanpak Intergemeentelijke Structuurvisie “Ruimte voor Park en Stad” De gemeenten in Parkstad Limburg werken op het gebied van diverse beleidsterreinen intensief met elkaar samen. Een van deze beleidsterreinen betreft het thema Ruimte. Voor dat thema heeft de Stadsregio Parkstad Limburg een kaderstellende intergemeentelijke structuurvisie “Ruimte voor Park en Stad” opgesteld, die het ruimtelijk faciliteren van de ontwikkeling van Parkstad Limburg tot doel heeft. De nota is in 2009 door de gemeenteraden van de acht Parkstadgemeenten vastgesteld als vigerend beleidskader. De nota biedt geen strak ingekaderd toekomstbeeld maar schetst ontwikkelingskansen en biedt beheer- en sturingsinstrumenten. Het is een plan waarin de ruimtelijke ontwikkeling van Parkstad Limburg voor de komende 20 tot 30 jaar wordt geschetst. De structuurvisie formuleert zeven ontwikkelingszones, waarvan de volgende twee voor Landgraaf direct relevant zijn: Ten eerste, projectgebied Oostflank (gelegen aan de oostzijde van de toekomstige Buitenring Parkstad, ten (zuid) oosten van Brunssum): beoogd wordt om in dit gebied een versterking van het landschap te bewerkstelligen, zodat daarmee het grootste openbare groenareaal van Parkstad Limburg ontstaat en daarnaast de versterking als toeristisch recreatief gebied door te voeren. De Parkstadring (ofwel Buitenring Parkstad Limburg) wordt de belangrijkste ontsluiting van dit gebied en vormt tegelijkertijd de impuls voor het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling; Ten tweede, projectgebied Gravenrode: ingezet wordt op versterking van de kansen op het gebied van grootschalige toeristische recreatie. Parkstad Limburg kiest voor vijf topprioriteiten waaronder die van de stedelijke herstructurering: de integrale transformatie voor het stedelijk gebied is, naar Nederlandse begrippen, bijzonder groot. Het biedt de regio echter ook een kans om in te zetten op een kwaliteitsimpuls voor Parkstad Limburg als woon-, werk-,leef- en verblijfsgebied.
237
Regionaal Verkeers- en vervoerplan Parkstad Limburg (RVVP) De regio Parkstad Limburg heeft samen met de gemeentes een RVVP opgesteld, inclusief een regionaal uitvoeringsprogramma. Het RVVP past naadloos in de beleidslijn van de regionale structuurvisie. Het RVVP beschrijft in hoofdlijnen de regionale mobiliteitsontwikkelingen voor de periode tot 2020. In 2011 is het RVVP geactualiseerd en als RVVP 2011-2020 vastgesteld. Verduurzaming Mobiliteitsbeleid In het RVVP 2011-2020 is opgenomen dat Parkstad zich nader zou bezinnen op verduurzaming van het mobiliteitsbeleid in het kader van de energietransitie (PALET). In dat kader neemt Parkstad deel aan het Interreg project Polysump (EU), waarin voor regio’s verduurzamingsmaatregelen worden onderzocht. Onderdeel van Polysump was een regionale workshop met belanghebbenden. Mede op basis van de resultaten van die workshop is een voorstel voor verduurzaming van het mobiliteitsbeleid van Parkstad en de gemeenten opgesteld. Daarmee wordt mede gezorgd voor de invulling van de duurzaamheidsambitie van Parkstad vanuit de sector mobiliteit. Kortweg betreft het voorstel een versterkte inzet van Parkstad en de gemeenten op: • Investeringen in fietsinfrastructuur op hoofdroutes. • Ontwikkelen van schone stadsdistributie. • Stimuleren van elektromobiliteit, voor zowel fiets als auto. • Stimuleren van het (gebruik van het) openbaar vervoer. • Promotie over deze inzet en mogelijkheden voor inwoners en bedrijven. De speerpunten uit het programma Duurzame Mobiliteit vertonen raakvlak met de energietransitie. Per speerpunt wordt kort aangegeven hoe in Parkstad invulling wordt gegeven aan de programmatische vertaling, waarbij speerpunt 5 feitelijk bij alle speerpunten reeds terugkomt. Zie verder de regionale paragraaf over het programma Duurzame mobiliteit Parkstad.
238
Sector Overig (landbouw en onbekend) Het energiegebruik in de sector overig (o.a. landbouw) in Landgraaf is zeer beperkt, namelijk 5 TJ. Het ligt dan ook niet voor de hand om veel tijd en moeite te steken in energiebesparende maatregelen in de landbouwsector. Wel bestaat de mogelijkheid dat een deel van de agrarische gebieden die kansrijk zijn voor grootschalige duurzame energieopwekking zoals zonne-energie en windenergie worden benut. Die afweging moet in alle zorgvuldigheid en met aandacht voor landschappelijke kwaliteiten plaatsvinden.
Figuur 13: Aandeel energiegebruik sector overig (in %).
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector overig is 66 TJ. Het potentieel aan energieopwekking is 763 TJ in de periode 2016-2040.
239
240
Zon Uit de energiepotentiestudie voor landgraaf, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente een behoorlijke potentie is voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie. Deze komt niet alleen voort uit de potentie voor zonnepanelen op daken, maar ook door kansen voor grootschalige grondgebonden zonnepanelenvelden, zonnecollectoren op daken en asfaltcollectoren.
Figuur 14: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Landgraaf15.
Projecten IBA SUNPARC In PALET is aangetoond dat zonne-energie voor Parkstad enorm kansrijk is. Zonne-energie kan op vele manieren worden toegepast (bijvoorbeeld gebouw geïntegreerde zonne-energiedaken). Dit is echter niet mogelijk bijvoorbeeld vanwege het monument. Het nationale Energieakkoord biedt hiervoor een oplossing, waardoor op een andere plek geïnvesteerd kan worden in zonne-energie, wat vervolgens kan worden toegerekend aan de individuele woning. De gemeente Landgraaf, Bodemzorg Limburg, het lectoraat zonneenergie van Zuyd Hogeschool, een ondernemer uit Schinnen en het Centre of expertise NEBER werken samen aan een plan voor SUNPARC Landgraaf.
Doel Het doel van het IBA-project SUNPARC is om een grootschalige zonne-energie installatie te realiseren op de stortplaatsen in Landgraaf om daarmee een bijdrage te leveren aan duurzame energieopwekking in Parkstad Limburg. Subdoelen zijn het vergaren van kennis over de aanleg van dergelijke installaties door bedrijven in de regio, die met deze kennis op meerdere plekken in Parkstad, Nederland en Europa dergelijke projecten kunnen realiseren. In dit project wordt onderzocht of op de voormalige stortplaatsen aan de Europaweg in Landgraaf (in de wijk Abdissenbosch) een grootschalige zonne-energie installatie gerealiseerd kan worden. Voorafgaand aan de realisatie wordt een business case uitgewerkt, waarbij naar de specifieke aspecten van techniek en financiën alsmede organisatorische, juridische en sociale aspecten wordt gekeken. Belangrijk onderzoekselement is de wijze waarop de zonne-energie installatie wordt bevestigd op de stortplaats. Dit gelet op de leeflaag die te allen tijde toegankelijk dient te zijn en de niet geheel stabiele ondergrond vanwege het aanwezige afval dat zettingen kan veroorzaken. Hiermee kan voor lokale bedrijven, die actief zijn in het produceren van constructies, een economische impuls worden bereikt, waarmee enerzijds Parkstad profiteert met de investeringen en anderzijds de bedrijven business buiten Parkstad kunnen verwerven. In Abdissenbosch zijn drie stortplaatsen aanwezig. Een daarvan is Bodemzorg Limburg en twee zijn eigendom van Atterro. In totaal beslaan deze stortplaatsen een gebied van 60 hectare. Bij de uitwerking van de plannen is het betrekken van de bewoners van Landgraaf een voorwaarde. Dit betrekken gaat verder dan informeren, bewoners hebben namelijk de mogelijkheid om middels een energiecoöperatie eigenaar te worden van een deel van de zonne-energie installatie. Hiermee wordt gewerkt aan een cultuuromslag.
241 15 PALET 2.0 - Landgraaf.
Enerzijds draagt dit bij aan het besef van mensen dat voor de opwek van duurzame energie fysieke ruimte nodig is. Anderzijds omdat dit gebied één van de energiemotortjes van de regio kan worden, waarin de bewoners van Landgraaf zelf een belangrijke rol spelen. Feitelijk wordt hiermee invulling gegeven aan het IBA thema Recycle Stad. Het plan leidt gegarandeerd tot tastbaar resultaat dat direct verbonden is met het IBA thema Energie Stad. Daarnaast zal de realisatie hand in hand dienen te gaan met de ontwikkeling van de groene verbinding tussen de Brunssumerheide en de Teverenerheide, waarbij een gezonde en flexibele balans wordt gezocht tussen natuurontwikkeling en opwekking van duurzame energie. Wanneer van de totale 60 hectare, een areaal van 4 hectare wordt uitgerust met een zonne-energie installatie betekent dit dat er 5,4 miljoen kWh per jaar oftewel 19,44 TJ per jaar aan zonne-energie wordt opgewekt.
242
IBA SUNPARC
243
244
Wind Windenergie heeft in Nederland verreweg het grootste potentieel en is dus onmisbaar in onze hernieuwbare energievoorziening. Uit de energiepotentiestudie voor Landgraaf, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente voldoende potentie is voor windenergie, namelijk 320 TJ in 2040.
Figuur 15: Potentiële opwekking windenergie gemeente Landgraaf16.
De windkaart in het PALET 2.0 rapport maakt inzichtelijk welke gebieden in Landgraaf hiervoor kansrijk kunnen zijn. In totaal bieden de potentiegebieden ruimte voor 39 grote windturbines in Landgraaf. Landgraaf gaat de mogelijke plaatsing van zes grote en tien kleine windturbines in de periode 2016-2020 onderzoeken. Moderne windturbines produceren veel stroom, maar zijn door hun omvang prominent aanwezig in het landschap. Dit kan leiden tot weerstand onder omwonenden.
Waarom een windturbine in Landgraaf? De energiemarkt verandert radicaal door de opkomst van schone energie. Anders dan bij kolen, gas of kernenergie, zijn de zon en de wind van iedereen. En dus kan iedereen met zonne- en windenergie aan de slag. Dit wordt steeds aantrekkelijker doordat de kosten dalen. De gemeente Landgraaf heeft de ambitie om in 2040 een duurzaam energieneutrale gemeente te zijn. Energie wordt steeds meer lokaal opgewekt door burgers en ondernemers. Dit is goed voor de lokale economie. Het is bevorderlijk voor de burger en ondernemer om betrokken te worden bij energieopwekking. De gemeente speelt hierbij een cruciale rol. De energieproductie van één grote windturbine in verhouding tot zonne-energie is enorm. Als we berekenen hoe de gemeente Landgraaf de hernieuwbare energievoorziening kan financieren, komen we onvermijdelijk uit bij windturbines als onmisbare pijler. Windturbines produceren omgerekend per oppervlak aan landgebruik en per geïnvesteerde euro veel meer energie dan zonnepanelen of biomassa. Eén grote windturbine(3 MW) levert voldoende elektriciteit voor ruim 1.150 huishoudens per jaar. Kortom, de gemeente beseft dat de ambitie om in 2040 energieneutraal te kunnen zijn niet gerealiseerd kan worden zonder de inzet van windenergie. Moderne windturbines produceren veel stroom, maar zijn door hun omvang prominent aanwezig in het landschap. Dit kan leiden tot weerstand onder omwonenden. Lokaal opgewekte windenergie is ook lokaal zichtbaar. Een windturbine die schone stroom levert in onze eigen gemeente zal voor veel mensen even wennen zijn. Dit valt echter goed te verdedigen. Wie energie consumeert mag op zekere hoogte ook te maken krijgen met de productie daarvan. Maar de lusten en de lasten van windturbines moeten wel eerlijk verdeeld worden. De gemeente is verzekerd van weinig draagvlak voor windturbines als bijvoorbeeld een projectontwikkelaar daar flink winst mee maakt en de burger helemaal niet. Beter is het daarom als directe omwonenden kunnen meeprofiteren, bijvoorbeeld doordat de windturbine (deels) eigendom is van een lokale energiecoöperatie. Het is dus heel belangrijk om omwonenden vroegtijdig te betrekken bij de planvormingsprocessen.
245 16 PALET 2.0 - Landgraaf.
Hierna volgen een paar praktische tips waarmee de gemeente de kans op een succesvolle introductie van windturbines kan vergroten.
Ga voor coöperatief eigendom van windturbines De beste garantie voor lokaal draagvlak krijgt de gemeente door de grootst mogelijke betrokkenheid van omwonenden. Een optie is dat een initiatiefnemer van een windturbine of een windpark een deel hiervan beschikbaar stelt aan een coöperatie van omwonenden. Zij kunnen mede-eigenaar worden van een stukje windturbine(park). Wij, als gemeente, zouden dan moeten denken aan een gunstige financiële regeling voor een voorinvestering. Verder kan de gemeente ondersteunen bij de ontwikkeling van het coöperatieve model. Zorg voor vroegtijdige inspraak en informatie Het is van belang om zo snel mogelijk omwonenden en andere belanghebbenden te betrekken in een transparant besluitvormingsproces. Dit kan bijvoorbeeld door bewoners te consulteren over verschillende locaties of door ze zelf om suggesties te vragen. Garandeer als gemeente daarbij dat je ook iets doet met de uitkomsten van een inspraakprocedure. Zorg verder voor het verspreiden van voldoende en heldere informatie, zodat het vertrouwen in de besluitvorming groot blijft. Regel eventuele compensatie vooraf Een veelgehoorde klacht bij plannen voor nieuwe windturbines is het risico dat omliggende woningen in waarde zouden kunnen dalen. Hoewel het de vraag is of een eventuele (tijdelijke) waardedaling het gevolg is van de windturbine(s) zelf of van tegenstanders die fel ageren tegen windturbines, moet de gemeente deze zorg zeers serieus nemen. In Nederland gelden wettelijke eisen voor de inpassing van windturbines. Als een bestemmingsplan wordt gewijzigd en daarbij planschade wordt vastgesteld, volgt compensatie. Dus als een windturbine te dicht in de buurt van een woning is gepland en kan worden aangetoond dat dit leidt tot waardevermindering, dan kan de bewoner rekenen op compensatie. Regel dit vooraf en in goed overleg, in plaats van achteraf via de rechter. Een passende vorm van compensatie is een tegemoetkoming op de stroomrekening van degene die planschade lijdt. Doe iets terug voor de omgeving Het instellen van een omgevingsfonds kan goed zijn voor lokaal draagvlak. De eigenaren van de windturbine(s) storten hierin jaarlijks een deel van hun winst. Dit geld kan gebruikt worden voor maatschappelijke doeleinden, zoals sport, cultuur, onderwijs, energiebesparingsprojecten of het opknappen van een park. De gemeente kan hiervoor suggesties vragen van omwonenden. Ook dit draagt sterk bij aan het draagvlak dat de gemeente nodig heeft. Vanzelfsprekend moet zo’n omgevingsfonds passen binnen de businesscase van het windproject. Als te hoge eisen ervoor zorgen dat de windturbine(s) niet van de grond komen, schiet niemand er iets mee op. Ook dit vereist een transparant proces. Werk samen met omringende gemeenten De opkomst van decentrale schone energieproductie biedt de gemeente kansen. Zorg ervoor dat energie op tijd een prominente plek krijgt in het ruimtelijke ordeningsbeleid. Zeker bij kleinere gemeenten is een regionale aanpak een goed idee. Daarbij maakt de gemeente samen met buurgemeenten plannen voor een overgang naar duurzame energie. Werk samen met lokale natuurgroepen Uiteraard is ook de natuurbeschermingswetgeving van toepassing op een windpark. Windturbines mogen beschermde natuurgebieden en diersoorten niet bedreigen. In de planningsfase dient men rekening te houden met broedgebieden en vogeltrek en moet men de impact van windturbines op vogels minimaliseren. Lokale natuurgroepen zijn vaak bereid hierin met de gemeente samen te werken. De gemeente zou deze mogelijkheid moeten aangrijpen, zowel vanwege het draagvlak als de expertise van deze organisaties.
246
Projecten Concreet gesteld spant de gemeente zich in om de volgende projecten te realiseren: Windturbines (6x3MW) De realisatie van 6 windturbines (met elk een vermogen van 3MW). De locaties zijn nog nader te bepalen. Zes turbines kunnen jaarlijks elektriciteit leveren voor 6.900 huishoudens. Kleine (houten) windturbines De realisatie van 10 stuks kleinere windturbines. Er zijn diverse varianten op de markt. Als uitgangspunt nemen we de houten variant (15 meter hoog, met een rotordiameter van 12 meter). Eén turbine kan jaarlijks elektriciteit leveren voor 10 huishoudens.
Windturbines (4 x 3 MW) Kleine (houten) windturbines (10 x 30.000 kWh)
247
248
Warmte-Koude Opslag In PALET 1.0 en PALET 2.0 is naast zonne-energie een hoge potentie toegedicht aan warmte-koude opslag (WKO) of bodemenergie. Uit de energiepotentiestudie voor Landgraaf, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente potentie is voor warmte-koude opslag (1.284 TJ in 2040). De energiepotentiekaart in het PALET 2.0 rapport maakt inzichtelijk welke gebieden in Landgraaf hiervoor kansrijk zouden kunnen zijn. De daadwerkelijke toepassing van deze vorm van duurzame energie vergt echter het nodige onderzoek op gebouwniveau, waarbij bovendien veel aandacht moet zijn voor de inpassing in bestaande energienetwerken en –infrastructuren.
Figuur 16: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Landgraaf17.
Wat is bodemenergie? WKO of bodemenergie is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysischchemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • Bodem energie of Warmte- Koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen.
Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. WKO Warmte Koudeopslag of bodemenergie (WKO) betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruiken voor het verwarmen dient een warmtepomp ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een warmtepomp. Boringen t.b.v. een WKO-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Opensystemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk op te pompen
249 17 PALET 2.0 - Landgraaf.
grondwater, uit de zogenaamde acquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen. Daarbij kan de samenstelling van het grondwater voor problemen zorgen bij de pompen. Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit. Gesloten systemen maken gebruik van warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt.
Mijnwater en andere tussenvormen van geothermie Naast diepe Geothermie en ondiepe bodemenergie zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor Mijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Op dit moment wordt alleen in Heerlen thermische energie uit het voormalige mijnnetwerk onttrokken. Hier liggen de temperaturen tussen 16˚C en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijngangen fungeren als (seizoens-)opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. Toepasbaarheid in 2016-2020 Voor een enkele woning is een WKO-systeem doorgaans te duur vanwege de kostbare boringen. Wel kunnen er meerdere woningen op één bodembron worden aangesloten. In de bestaande bouw moeten hiervoor infrastructurele aanpassingen in de wijk voor worden gedaan. Door een bodembron toe te passen is het ook mogelijk om de woningen te koelen, waardoor er in de zomer meer comfort is. Voor grotere gebouwen (zoals grote kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuis, et cetera) is een WKO-systeem vaak erg interessant omdat er bespaard kan worden op verwarmen en koelen. Bij bestaande gebouwen moet onderzocht worden of het bestaande afgiftesysteem voor warmte en koude in het gebouw geschikt is voor dit systeem of geschikt gemaakt kan worden. In combinatie met isolatie maatregelen zijn hier meestal wel mogelijkheden. Een WKO-systeem is goed te combineren met een slim decentraal warmtenet zoals het Mijnwater net. De mogelijkheden voor een slim warmtenet worden op regionaal niveau onderzocht in het warmteplan. Voor meer informatie over warmtenetten zie het regionale hoofdstuk. De gemeente Landgraaf heeft een vrij hoge potentie voor WKO-systemen, namelijk 1.284 TJ (37% van de totale opwekkingspotentie). Om WKO breed uit te kunnen rollen zal eerst aan de vraagzijde (woningen en gebouwen) een en ander georganiseerd moeten worden. Als er initiatieven zijn om individuele gebouwen in de gemeente aan te sluiten op WKO systemen zal de gemeente dit ondersteunen en faciliteren. Voor de periode van dit uitvoeringsprogramma (2016-2020) betekent dit dat de grootschalige toepassing van WKO nog te vroeg komt. Er wordt vooral ingezet op het nader uitwerken van de PALET-studies in een regionaal warmteplan (zie het regionale paragraaf) en het experimenteren in pilotprojecten.
250
Biomassa In de gemeente Landgraaf is een beperkte lokale potentie voor biomassa, die wordt bepaald door de in Landgraaf aanwezige afval- en reststromen. In 2040 kan, uitgedrukt in energetische opbrengst, 65 TJ opgewekt worden.
Figuur 17: Potentiële opwekking biomassa-energie gemeente Landgraaf18.
De beperkte lokale potentie voor biomassa in de vorm van rest- en afvalstromen kan wellicht op regionaal niveau worden samengebracht om een regionale biomassacentrale te laten renderen (zie het regionale paragraaf over biomassa).
251 18 PALET 2.0 - Landgraaf.
252
9.4.5
Flankerend beleid
Projecten flankerend beleid Naast de in de vorige paragrafen genoemde projecten en activiteiten loopt er ook een aantal initiatieven die niet direct bijdragen aan harde TJ’s, maar die flankerend werken, met andere woorden die een ondersteunend effect hebben. Het belang hiervan is groot, omdat met name deze projecten en activiteiten inzetten op de vereiste bewustwording en gedragsverandering van mensen. Om onze doelen rondom ‘opwekken’ en ‘besparen’ in Landgraaf te bereiken is het essentieel om op de eerste plaats de burger en het bedrijfsleven hierover frequent te informeren. Echter alleen met informeren behalen we onze doelen niet. We moeten trachten om de burger en het bedrijfsleven hierin te betrekken, voor te lichten en te adviseren. Dit alles is nodig om de burgers en bedrijven niet alleen bewust te maken van de noodzaak van de energietransitie maar ook om een (gedrags-)transitie mogelijk te maken. De manier waarop deze communicatie zou kunnen verlopen is verschillend. Dit varieert van informatiefolders, analoge en digitale media, fysieke punten tot en met een rechtstreeks contact met de burger of het bedrijfsleven. De wijze waarop je de doelgroepen kunt bereiken kan op verschillende manieren: Voorbeeldfunctie gemeente Minstens zo belangrijk als het faciliteren van bewoners en bedrijven, is de voorbeeldfunctie van de gemeente. Op basis van reeds uitgevoerde onderzoeken, of nog uit te voeren onderzoeken, kan er een afweging worden gemaakt welke maatregelen getroffen kunnen worden om de eigen gemeentelijke gebouwen te verduurzamen en energie op te wekken. Uiteindelijk kunnen we verduurzaming doorvoeren op meerdere beleidsterreinen waaronder mobiliteit, onderwijs, sociaal beleid, sport, economie en werkgelegenheid. Ambassadeurs uit de wijk Het inzetten van ambassadeurs en andere individuele initiatiefnemers zal leiden tot een stimulans voor andere inwoners. Het gaat hier om initiatieven vanuit de buurt die door bewoners zijn aangedragen. Bewoners Belangrijk is de wijze waarop bewoners worden benaderd. Anno 2016 volstaat “slechts” een website alleen niet meer. Diverse projecten tonen aan dat het direct benaderen van bewoners meer effect heeft dan het creëren van een omgeving – online of offline – waar zij terecht kunnen voor informatie. Direct in contact te komen met de bewoner is daarom essentieel. Ondernemers In vergelijking met bewoners, kan er vannuit de wet milieubeheer meer dwang worden toegerekend aan ondernemers. Zo zijn bedrijven verplicht om energiebesparende maatregelen te treffen die zich binnen 5 jaar terugverdienen. De communicatie met ondernemers heeft daarom een formeler karakter. Woningcorporaties, scholen, zorginstellingen, etc. Met de woningcorporaties worden bijvoorbeeld al afspraken vastgelegd en kan verder worden afgesproken om wellicht gezamenlijk op te trekken rondom de communicatie. Scholen en andere maatschappelijke instanties kunnen als werkgever zelf maar ook met hun werknemers en gebruikers op diverse mogelijkheden bijdragen aan de energietransitie. Educatie ‘Jong geleerd is oud gedaan’! Onder dit motto is het wenselijk om al met onze jongste generaties op de basisscholen te starten met de bewustwording rondom het thema duurzaamheid. Hiervan zijn er al mooie voorbeelden waarbij kinderen op een interactieve manier betrokken worden, onderricht krijgen maar ook zelf manieren onderzoeken om onze leefomgeving verder te verduurzamen. Door dit breed te borgen in het lager onderwijs en voort te zetten in het voortgezet onderwijs wordt het voor hen vanzelfsprekend en uiteindelijk een natuurlijk gedrag. 253
Duurzaamheidswinkel Parkstad (DUW) Iedere inwoner van Parkstad kan bij de DUW terecht voor een gratis advies over duurzaam wonen en/of bouwen en begeleiding bij de daadwerkelijke aanschaf van duurzaamheidsmaatregelen aan huis.
Gemeentelijke onderzoekslijnen Onze huidige energievoorziening is bijna helemaal afhankelijk van fossiele brandstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool. Deze afhankelijkheid brengt grote risico’s met zich mee. Allereerst omdat bij de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt, met het risico van ernstige klimaatverstoringen. Bovendien raakt onze energievoorziening steeds meer afhankelijk van de import van brandstoffen uit politiek instabiele landen. De aanpak van deze problemen vraagt een lange termijn strategie, waarbij wordt toegewerkt naar een duurzame energievoorziening.
Onderzoekslijnen Doel is het zoeken, verbinden, ontwikkelen en het borgen van kennis op het gebied van duurzame energie en technologie in nieuwe concepten, producten, processen en diensten. Warmteplan Parkstad Een warmteplan kan voor gemeenten uitkomst bieden. Voor het verwarmen van gebouwen of voor de warmtapwatervoorziening, worden steeds vaker distributienetten voor warmte aangelegd, zoals een stadsverwarmingssysteem of een klein wijk- of buurtverwarmingsnet. Zo’n warmtenet wordt bijvoorbeeld gevoed met restwarmte van lokale industrie. Er liggen veel kansen om gezamenlijk duurzaamheidsambities te realiseren. Een warmteplan is voor gemeenten een effectief middel om haar milieudoelstellingen te bereiken. Hoewel er al een aantal gemeenten met een warmteplan werkt, blijken veel gemeenten dit nog niet te doen. Reden hiervan kan zijn dat de gemeente in goed onderling overleg met alle betrokkenen bij een gebiedsontwikkeling tot afspraken wil komen. Dat is natuurlijk een goed streven. Soms is het opleggen van een verplichting echter nodig om duurzaamheidsdoelstellingen te halen, bijvoorbeeld ten aanzien van de verplichting van potentiële gebruikers om zich te laten aansluiten op een warmtenet in plaats van te verlangen dat zij op een gasnet worden aangesloten. Zou dat niet verplicht worden, dan loopt men het risico dat er te weinig aansluitingen gerealiseerd worden waardoor de exploitatie van een dergelijk warmtenet niet rendabel te maken is. Is er een warmteplan vastgesteld, dan is aansluiting op dat net beter af te dwingen. Zonder aansluitplicht komen rendabele warmtenetten niet goed van de grond (zie ook het regionale paragraaf). Windplan Parkstad Uit PALET 1.0 en PALET 2.0 volgt dat windenergie een belangrijke drager zal worden van onze energie infrastructuur. In Nederland valt dat niet zo op, maar in de landen om ons heen wordt druk gebouwd. Wereldwijd wordt er sinds 2008 meer windpark vermogen dan fossiel opwekvermogen gebouwd. Niet op zee, maar vooral op het land. Ook het huidige kabinet wil vooral windturbines op het land. Helaas vindt niet iedereen windturbines mooi. Dit terwijl er juist mooie windparken of solitaire turbines zijn te ontwerpen. Mooi betekent hier twee dingen: 1. Visueel mooi in het landschap ontworpen c.q. geïntegreerd. 2. Een enkele rij windturbines, waarbij rondom deze rij geen andere windturbines in beeld zijn. Inwoners van de regio zouden mede eigenaar moeten zijn en een hun deel van de winst moeten krijgen. Je eigen windpark is altijd mooier dan dat van een anoniem bedrijf dat verdient aan jouw wind. Ook in Nederland zal uiteindelijk elke regio zijn windparken bouwen. Echter, wie gaat dat windpark bouwen, het fossiele energiebedrijf voor de eigen winst en buitenlandse aandeelhouder, of de bevolking in de regio voor
254
zichzelf en een duurzamere wereld? Als de inwoners het zelf doen, kan het een mooi windpark worden, met respect voor het landschap ontworpen (zie ook het regionale paragraaf). Twee demowoningen Lauradorp Twee woningen worden aangekocht en verduurzaamd. Waarbij één demowoning zo optimaal mogelijk verduurzaamd wordt door het toepassen van hightech oplossingen en de andere demowoning wordt verduurzaamd met binnen een redelijke termijn terug te verdienen oplossingen. Door deze methodiek kunnen in de praktijk de specifieke bouwkundige en installatietechnische uitdagingen, oplossingen en innovaties worden uitgetest en geïnnoveerd. Bijkomend voordeel is dat de geïnteresseerden in de dagelijkse praktijk met eigen ogen kunnen zien en ervaren wat een ingreep en/of aanpassing in de woning voor gevolgen kan hebben voor het comfort, de detaillering en de besparing van energie.
Gemeentelijke organisatie Zowel het college als de raad heeft in 2015 ingestemd met het streven om in 2040 energieneutraal te zijn. Het college beslist over de uitvoering van projecten die bijdragen aan de realisatie hiervan en die passen binnen het beschikbare budget. De raad stuurt op hoofdlijnen en heeft de kaders aangegeven in PALET 1.0 en PALET 2.0. Energie en klimaat vormen geen afzonderlijk vakgebied, maar moeten een geïntegreerd onderdeel zijn binnen andere relevante gemeentelijke beleidsvelden. De uitvoering beperkt zich dan ook niet tot een afdeling, maar strekt zich uit over alle niveaus en disciplines binnen de gemeentelijke organisatie. Voor het adequaat uitvoeren en welslagen van deze taken is het op de eerste plaats noodzakelijk dat voor klimaat- en/of energie gerelateerde vraagstukken in alle lagen van de organisatie draagvlak is. Dus bij de gemeenteraad, het college, het management en de individuele medewerkers. De tweede voorwaarde is dat het klimaat- en energiebeleid opgenomen is in alle relevante visies en beleidsnota’s. De coördinatie berust bij de afdeling ROG van de sector Ruimtelijke Ontwikkeling en Grondzaken. De portefeuillehouder duurzaamheid/financiën is de bestuurlijk opdrachtgever van het uitvoeringsprogramma. Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haar portefeuille raken. Er is binnen de afdeling ROG een ambtelijke coördinator duurzaamheid die de integrale voortgang van het uitvoeringsprogramma bewaakt. Voor 2016-2019 heeft de Raad besloten jaarlijks € 24.000,- voor administratieve ondersteuning vrij te maken. Verder is er een budget ‘Reserve Duurzaamheid’ beschikbaar. Hier gaat het om een bedrag van circa € 71.000,Voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma is het van belang dat onderstaande punten in de organisatie verankerd zijn. Waar dit in het geheel of gedeeltelijk niet het geval is, zullen afspraken worden gemaakt. • • • • • • •
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn geborgd in de gemeentelijke organisatie; Energie-(CO2-reductie)doelstellingen worden doorvertaald naar doelstellingen van andere beleidsvelden; Voor de lange termijn budget beschikbaar maken voor de organisatie, onderzoek en voorlichting; Structureel vernieuwende vormen van communicatie ontwikkelen naar alle in- en externe partijen en burgers van de gemeente; Een aanvang wordt gemaakt met het monitoren van resultaten (projectniveau); In- en externe verslaglegging zal plaatsvinden over de voortgang van de uitvoering; Een interne gemeentelijke werkgroep ‘duurzaamheid’ wordt opgericht.
255
Communicatie Nederlanders denken dat bijna 40% van onze energie duurzaam is zo blijkt uit onderzoek. Maar ze hebben het mis: het is maar 5,6%. Wel staat ruim driekwart van de Nederlanders (zeer) positief tegenover het stimuleren van duurzame energie. Dat blijkt uit een onderzoek van Motivaction onder 2.054 Nederlanders. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken onderzocht het bureau hoe de Nederlander aankijkt tegen het thema duurzaamheid.
Overgrote meerderheid wil verduurzamen Wat blijkt? Nederlanders willen heel graag duurzamer worden. 77% staat (zeer) positief tegenover het stimuleren van duurzame energie. 20% is neutraal of weet het niet. Slechts 2% is (zeer) negatief. Het meest positief zijn Nederlanders over de verduurzaming van woningen, het energiezuiniger maken van huishoudelijke apparaten en zonne-energie. Toch staat de hervorming van het energiesysteem niet hoog op het prioriteitenlijstje van de meeste Nederlanders. Een mogelijke verklaring van deze prioritering volgens Motivaction: Nederlanders denken dat slechts de helft van de huidige verbruikte energie afkomstig is van fossiele bronnen, terwijl dat in werkelijkheid ruim 90% is. Daarnaast schatten de respondenten in dat 39% van de energie duurzaam is. Het werkelijke aantal is 5,6%. Het probleem van klimaatverandering wordt onderkend. De uitstoot van CO2 door het verbruik van fossiele brandstoffen is volgens 70% schadelijk voor het milieu. Slechts 4% is het niet eens met die stelling. 68% vindt klimaatverandering een groot probleem, 6% is het daar (zeer) mee oneens. Sommige mensen worden wel een beetje moe van alle berichten over klimaatverandering, 20% vindt de aandacht overdreven.
Overheid aan zet De verantwoordelijkheid voor de transitie naar duurzame energie dichten Nederlanders vooral toe aan energiebedrijven (63%) en de overheid (65%). Een kleine 50% vindt dat de bewoners van Nederland zelf het meest verantwoordelijk zijn, daarna volgen de bedrijven. 61% van de ondervraagden wil overigens zelf een bijdrage leveren aan duurzame energievoorziening. Hoe ontwikkel je nu tegen het licht van deze resultaten een innovatief communicatiebeleid voor het energiebeleid? De overkoepelende doelstelling is uiteindelijk gedragsverandering met als gevolg minder CO2-uitstoot. Zonder verandering van de status quo kun je immers geen reductie van broeikasgassen bewerkstelligen. Communicatie reikt zover dat het kan zorgen voor verandering op kennisniveau (informeren, bewustmaken), houdingsniveau (overtuigen, enthousiasmeren) en op niveau van gedragsintentie (‘van plan zijn om…’). Bij de laatste stap naar daadwerkelijke gedragsverandering spelen andere factoren van onder meer economische, psychologische en sociale aard een wezenlijke rol. De doelstelling van het communicatiebeleid rondom klimaat/energie kan zijn: het formuleren, ontwikkelen en uitvoeren van een gezamenlijke communicatiestrategie met als uitgangspunt gedragsverandering. Het is onder andere van belang dat: • Alle projectcommunicatie plaatsvindt op basis van een consequente lijn en dat deze met praktische handvatten effectief en efficiënt kan worden uitgevoerd; • De communicatie maximaal bijdraagt aan het realiseren van de gewenste gedragsverandering bij de verschillende projectdoelgroepen. Zie ook het regionaal deel voor communicatie op regionaal niveau.
256
Financiële paragraaf Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een uitwerking van de ambitie tot 2040 (energieneutraal) in een ambitie tot 2020, samengesteld door de Bestuurscommissie Ruimte/Duurzaamheid van Parkstad en de acht colleges van B&W. PALET 3.0 laat vanuit beleidsmatig en strategisch perspectief zien aan welke projecten en acties in Parkstad en per individuele gemeente in de periode tot 2020 kan worden gewerkt aan de energietransitie. Het is letterlijk een palet aan mogelijkheden voor projecten en activiteiten. Belangrijk hierbij is dat PALET 3.0 en de projecten en acties die hierin zijn geformuleerd een weerspiegeling zijn van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht om de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties uit PALET 3.0 varieert van prille projectideeën tot uitgewerkte projecten. Voor sommige projecten is nog geen intensieve afstemming intern geweest of hard commitment uitgesproken door stakeholders. Ook kent een aantal projecten nog de nodige “afhankelijkheden” vóórdat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd, zoals financiering, projecteigenaarschap en definitief “groen licht” van de ambtelijke organisatie en in het verlengde daarvan een besluit van het college en/of de raad. Kortom, een aantal projecten of projectideeën wordt in een later stadium geconcretiseerd en ook dat concretiserings- en afstemmingsproces is als het ware een “project” in het uitvoeringsprogramma.
Structurele procesgelden Het bovenstaande in ogenschouw nemende is het ondoenlijk om het complete uitvoeringsprogramma door te rekenen en er een prijskaartje aan te hangen. Er zijn ook geen ervaringsgegevens, we hebben het simpelweg nog niet eerder gedaan! Voor 2016-2019 heeft de Raad besloten jaarlijks € 24.000,- voor administratieve ondersteuning vrij te maken. Verder is er een budget ‘Reserve Duurzaamheid’ beschikbaar. Hier gaat het om een bedrag van circa € 71.000,. Deze financiële middelen biedt de gemeentelijke organisatie de mogelijkheid om projecten en onderzoeken in gang te zetten en uit te voeren. Er is de komende jaren budget nodig om grote duurzaamheidsprojecten te kunnen uitvoeren. Deze investeringen zullen aan de raad ter besluitvorming worden voorgelegd. Denk hierbij aan een lening bij bijvoorbeeld de BNG bank zoals bij het Zonnepanelenproject Landgraaf. Deze investeringen vloeien uiteindelijk via de burger weer terug naar BNG bank.
Revolverend duurzaamheidsfonds Een te onderzoeken mogelijkheid is het instellen van een revolverend duurzaamheidsfonds. De gemeente financiert vanuit dit fonds duurzaamheidsmaatregelen/-projecten. Door bijvoorbeeld afbetalingen (conform Zonnepanelenproject Landgraaf) stromen de financiële middelen terug in het fonds. Hiermee kunnen weer nieuwe projecten of activiteiten gefinancierd worden. Door het instellen van zo’n revolverend duurzaamheidsfonds kunnen we inhaken op spontane en mooie initiatieven die ontstaan uit contacten met burgers en de markt. Het revolverend duurzaamheidsfonds biedt de gemeente de mogelijkheid om dynamisch met de financiële middelen om te gaan. Subsidies Ook zijn er diverse subsidiemogelijkheden, zowel Europees, nationaal of provinciaal. Deze worden bekeken en waar mogelijk toegepast. Subsidieregelingen vereisen vaak een cofinanciering door de gemeente. Zie ook de financiële paragraaf in het regionaal deel.
257
258
9.5
Gemeente Nuth
259
260
9.5.1
Voorwoord gemeente Nuth
Na de presentatie en vaststelling van PALET 1.0 en PALET 2.0, respectievelijk documenten waarin de potenties voor ‘verduurzamen’ en ‘opwekken’ zijn weergegeven op regionaal en lokaal niveau, is er op regionaal niveau verder onderzocht hoe we uiteindelijk onze ambitie, om in 2040 energieneutraal te zijn, in samenwerking kunnen behalen. Onder leiding van Parkstad Limburg is er door enkele medewerkers van het bureau en alle gemeentelijke ‘energie- en duurzaamheidcoördinatoren’ intensief gewerkt aan het uitvoeringsprogramma PALET 3.0. Het programma geeft inzicht op welke wijze we de eerste 8% van onze gezamenlijke ambitie tot 2020 zouden kunnen aanpakken. Talloze projecten verschillend van aard en ieder met zijn eigen dimensie worden opgesomd en geven een verwachte opbrengst weer, in Terajoule uitgedrukt. Opgemaakte factsheets geven de verhoudingen weer van de verschillende oplossingen en de uiteindelijk Terajoules. Zo zijn er vele voetbalvelden met zonnepanelen nodig wil men eenzelfde opbrengst genereren als één windturbine. Dit geeft enerzijds de omvang en beperkingen weer van de verschillende oplossingen, de inpassingproblematiek en de grote uitdagingen om uiteindelijk ons doel te behalen. Er zal niet alleen veel energie nodig zijn om dit de komende jaren allemaal mogelijk te maken maar er zullen eveneens veel middelen vrij moeten worden gemaakt. Daarentegen levert het niet alleen veel energie op voor onze regio maar bespaart het uiteindelijk en op de lange termijn ook aan de uitgave kant van zowel de overheid alsook van onze burger. Bovendien zal de lokale economie worden gestimuleerd en worden versterkt hetgeen sociaal weer winst oplevert. Er is geen weg meer terug want de fossiele brandstof houdt op te bestaan. We moeten overgaan tot alternatieven. Mondiaal zijn hier onlangs goede afspraken over gemaakt en wij kunnen hierin niet achterblijven. We zullen SAMEN hieraan moeten werken nu het nog kan. Er ligt een gigantische uitdaging voor ons en de projecten zoals beschreven in dit document geven hiertoe een eerste aanzet. We kunnen dit niet alleen. In PALET 1.0 en 2.0 is hier ook al over geschreven. We zullen in gezamenlijkheid zaken moeten oppakken, alleen dan kunnen we ONZE doelen bereiken. Samen met onze burgers, ondernemers en vele andere stakeholders moeten we de handen ineen slaan. Dit levert niet alleen winst op met betrekking tot ons energievraagstuk maar zal zijn weerslag krijgen op vele beleidsvelden. We zijn als gemeente Nuth enkele jaren geleden al deze weg ingeslagen. Nu blijkt eens te meer dat dit de goede weg is. Dit doet mij als verantwoordelijke portefeuillehouder deugd. Laten we snel verder gaan want de tijd dringt. Ik hoop dan ook dat u samen met mij deze uitdaging wil voortzetten en we in gezamenlijkheid de schouders eronder gaan zetten. Alleen zo kunnen we onze doelen bereiken en worden zaken veilig gesteld voor de generaties na ons. Ramon Lucassen Wethouder Duurzaamheid gemeente Nuth
261
262
9.5.2
Samenvatting PALET 2.0 – Nuth
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Nuth is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoeringsprogramma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Nuth bedraagt 2.181 TJ1. Daarvan komt zo’n 60% (1.296 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen (35%), de publieke dienstverlening (6%) en de commerciële dienstverlening (19%). Het wegverkeer heeft in totaliteit met 530 TJ (24%) een fors aandeel in het energiegebruik in Nuth. Dat geldt ook voor de sector industrie en energie, die 297 TJ (14%) gebruikt. In vergelijking met de andere landelijke gemeenten in de regio kent Nuth een opvallend hoog energiegebruik in de sector industrie en energie, hetgeen verklaarbaar is vanwege bedrijventerrein De Horsel. Het totale energiegebruik in Nuth omvat zo’n 7% van het totale energiegebruik in Parkstad. De sectoren landbouw (1%) en onbekend (1%) hebben een beperkt energiegebruik.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Nuth.
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Nuth op zo’n € 40 miljoen geschat3. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 14,5 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 17,6 miljoen.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Nuth4.
1 2 3
4
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1 TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industrie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zijn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
263
Kansen voor energiebesparing Het is mogelijk om in 2040 703 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van bijna 32%. Met name in de gebouwde omgeving zijn grote besparingen te behalen: 458 TJ. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 65% van de totale besparing in Nuth. Maar ook in de andere sectoren zijn besparingen mogelijk zoals in onderstaande figuur is te zien.
Figuur 4: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Nuth.
Een besparing van 703 TJ op het huidige energiegebruik van 2.181 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 1.478 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energie opwekking In PALET 1.0 en 2.0 is inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Uitgaande van het integrale, ruimtelijk realistische scenario, heeft de gemeente Nuth een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. Maar er zijn ook kansen voor biomassa, die worden bepaald door de in Nuth aanwezige afval- en reststromen. Voor windenergie geldt dat er een zekere technische potentie aanwezig is, maar vooralsnog is de plaatsing van grote windturbines in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg, waartoe Nuth behoort, in het integrale scenario uitgesloten. In overleg met de Provincie kan bekeken worden waar plekken aan te wijzen zijn binnen de gemeente, die toch geschikt kunnen zijn voor de plaatsing van windturbines. De figuur hierna toont de precieze opwekkingsmogelijkheden per techniek, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ). Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 1.679 TJ aan duurzame energieopwekking.
264
Figuur 5: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Nuth.
Kortom, in de periode tot 2040 kan het huidige energiegebruik fors worden verminderd: van 2.181 TJ naar 1.478 TJ per jaar. Uitgaande van het integraal scenario, kan deze resterende energievraag worden ingevuld door 1.679 TJ aan duurzame energieopwekking. Duurzame technologieën zoals zonnepanelen zijn namelijk veel efficiënter dan de energieopwekking in elektriciteitscentrales, waarbij in de omzetting van fossiele brandstoffen naar elektriciteit veel energie verloren gaat. Duurzame energie levert zo’n 20 tot 35% meer rendement dan fossiele energie. Derhalve is Nuth in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening5. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Nuth.
5
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
265
268
9.5.3
Gebouwgebonden
Sector Woningen De sector woningen verbruikt bijna de helft, 35%, van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente6. Dit percentage is geconstateerd in de uitgevoerde nulmeting. Dit is concreet 755 TJ. De energierekening van alle woningen samen bedraagt maar liefst € 14,5 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat weer ingezet kan worden voor de verduurzaming van de woningen. Het aantal woningen is in totaal 6.7227. Deze zijn als volgt over de verschillende woningtypes verdeeld:
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype8.
De woningvoorraad bestaat verder uit 69% koopwoningen, 21% sociale huur en 10% particuliere huur. In PALET 2.0 is reeds geconcludeerd dat de sector woningen met 35% (755 TJ) verantwoordelijk is voor een groot deel van het energiegebruik in Nuth. Het energiegebruik per woningtype verschilt nogal. Blijkt dat het energiegebruik van de flats en appartementen relatief gering is. Dit geldt ook in mindere mate voor de rijwoningen. Vooral het energiegebruik van de vrijstaande woningen valt op. De flats/appartementen zijn door hun compacte bouw energiezuiniger dan grondgebonden woningen. Ook hebben deze in verhouding veel minder warmteverliezend buitenoppervlak dan bijvoorbeeld vrijstaande woningen. Daardoor is de vraag naar ruimteverwarming aanzienlijk minder. De rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen, die samen 55% van de woningvoorraad vormen, gebruiken 53% van de energie in de woningsector. Vanwege hun leeftijd en bouwkundige staat zijn veel van deze woningen toe aan een renovatie.
Figuur 8: Gemiddeld energiegebruik woningen in Nuth9.
6 7 8 9
PALET 2.0 - Nuth. PALET 2.0 - Nuth. PALET 2.0 - Nuth. PALET 1.0.
269
Reduceren van het energiegebruik in deze sector Het verduurzamen van woningen heeft niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving maar heeft zeker ook positieve gevolgen voor de maandelijkse woonlasten en het wooncomfort van de bewoner. Immers, isolatiemaatregelen en installatietechnische verbeteringen zullen direct leiden tot een lagere energierekening en een toename van het wooncomfort. Aanzetten tot gedragsverandering zal alleen daar succesvol zijn én blijven wanneer deze in verhouding tot de opbrengst voor de bewoner positief uitvalt. Om partijen de juiste motivatie te kunnen bieden waarmee zij gestimuleerd worden tot het verduurzamen van de woning is het belangrijk om het verschil te maken tussen de eigenaar en de bewoner. De eigenaar van de woning is degene die de (significante) investeringen zal moeten financieren. Het kan hier gaan om particuliere eigenaren, maar ook woningcorporaties en particuliere verhuurders. Ook het onderhoud van dergelijke kostbare investeringen zal grotendeels voor rekening van de eigenaar komen. De bewoner is degene die het duidelijkst profiteert van de duurzaamheidsinvesteringen. Immers hebben deze investeringen vaak lagere woonlasten en/of een verhoogd wooncomfort tot gevolg.
Opwekken van energie in deze sector Gebouwgebonden opwekken van elektriciteit moet voor woningen nu vooral gezocht worden in zonne-energie door middel van zonnepanelen. Deze inmiddels beproefde technologie is, vanwege de relatief beperkte investeringskosten vs. hoge opbrengst, rendabel en bereikbaar voor een grote groep woningeigenaren. Om het aandeel zonne-energie in de particuliere markt te vergroten zijn er vanuit de overheid diverse ondersteunende maatregelen van kracht die zich richten op financiële en/of praktische ontzorging voor de woningeigenaar. Zonne-energie ten behoeve van opwekken van elektriciteit biedt dan ook grote potentie in het verduurzamen van de woningvoorraad. Toch zijn er ook woningeigenaren die om diverse redenen geen gebruik kunnen maken van zonne-energie door zonnepanelen op de eigen woning (schaduwdak, geen geld om te investeren, huurwoning, VvE, gestapeld wonen). Deze mensen zouden gebruik kunnen maken van bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. Deze overheidsregeling maakt het mogelijk en interessant voor woningeigenaren om collectief te investeren in energieopwekking buiten de eigen woning en elektriciteitsaansluiting. Denk hierbij aan een grote zonnepanelen-installatie op een sporthal, een bedrijfspand of een zonne-akker. Deze regeling vraagt wel om een groot organisatorisch vermogen van de geïnteresseerden, deskundige begeleiding en medewerking van gebouweigenaren en gemeente.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector woningen is 755 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 26% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 273 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 828 TJ. Speerpunten Grootschalige energieopwekking zal ook in Parkstad nodig zijn om onze duurzaamheidsambitie voldoende in te kunnen vullen. Denk hierbij aan zonne-akkers, biomassacentrale(s), warmte uit asfalt en windturbines. Zoals al eerder in PALET 1.0 en 2.0 is aangegeven hebben deze vormen van grootschalige energieopwekking vaak consequenties voor de openbare ruimte. Deze consequenties kunnen weerstand opwekken bij een deel van de inwoners en gebruikers van de openbare ruimte, zeker wanneer een aantal basisprincipes bij de implementatie niet worden gerespecteerd door de initiatiefnemer. Zo is recent de aanleg van een zonneakker op een voormalige basisschool locatie in een andere Parkstadgemeente nog door omwonenden tegengehouden en kunnen de windturbines vlak over de grens bij onder andere Kerkrade op weinig sympathie rekenen van de bevolking.
270
Hoofdoorzaak van deze weerstand is terug te vinden in twee belangrijke principes die vaak niet of te laat in het proces worden onderkend: 1. Burgerparticipatie; 2. Het principe dat wie de lasten draagt ook de lusten mag genieten. Door deze twee uitgangspunten te respecteren en zelfs bovenaan de agenda te zetten worden in Nederland steeds meer grootschalige energie-initiatieven succesvol uitgevoerd. Het klinkt zo logisch maar wordt vaak niet of te laat in een project ingepast. Betrek de burger vanaf de eerste ideeënvorming bij het voornemen om grootschalig energie op te gaan wekken in de gemeente. Door de burger mee te laten praten over het idee van de gemeente om grootschalige energie op te gaan wekken, hoe dit op de meest efficiënte manier kan gebeuren en welke mogelijke locaties verder onderzocht zouden moeten worden om dit mogelijk te maken. Ook de meeste burgers voelen zich immers verantwoordelijk voor een betere leefomgeving voor zichzelf en de volgende generaties. Zij willen serieus worden genomen door de gemeente en andere stakeholders, zeker wanneer het gaat over een onderwerp dat hun leefwereld en hun omgeving van dichtbij raakt. Praktisch is het voor de voortgang van het proces prettig wanneer draagvlak aan de voorkant wordt gecreëerd. Dit scheelt mogelijk veel tijd in de vergunningenprocedures. Om burgers en ondernemers in Nuth optimaal mee te laten delen in de voordelen van de energietransitie gaan we mogelijkheden om energiecoöperaties op te richten verder onderzoeken. Onder andere via initiatieven zullen we burgers en ondernemers wijzen op de mogelijkheden en daar waar nodig zullen we concrete initiatieven ook ondersteunen. De (sociale) huursector Toch kunnen er voor de woningeigenaar die geen bewoner is, redenen zijn om te investeren in verduurzaming van de woning of het woningbezit. 1. Convenant “energiebesparing in de huursector” (2012) Met deze afspraak (Huurconvenant) hebben woningcorporaties afgesproken hun totale bezit naar een gemiddeld energielabel te brengen van: • Label B: afspraak met AEDES en Woonbond; • Label C: afspraak met Vastgoedbelang. Gekoppeld aan deze afspraken, die voortkomen uit het Nationaal Energieakkoord, is de Stimuleringsregeling Energie Prestatie huursector (STEP): een subsidieregeling die maximaal € 7,5 miljoen beschikbaar stelt per corporatie om hun woningbezit te verduurzamen. 2. Lagere woonlasten en kwalitatief beter wonen voor de huurder Sociale verhuurders (corporaties) hebben als doel het bouwen, beheren en verhuren van een kwalitatief goede woonruimte met een betaalbare huur voor mensen met een smalle beurs. Door haar woningen te verduurzamen slaat de corporatie dan ook een dubbelslag ten opzichte van haar doelstellingen. Weliswaar niet de huur maar wel de woonlasten voor de huurder dalen terwijl het comfort van de woning (tocht, verouderde installaties) en daarmee de kwaliteit van wonen zal toenemen. Voorwaarde hierbij is wel dat de woningcorporatie de “opbrengsten” van de investering (deels) bij de huurder laat en niet in geheel zelf aanwendt om de investeringen af te dekken. 3. Imagoverbetering Dit resultaat is zeker interessant voor de particuliere verhuurder. Het sociale huuraanbod is in deze regio immers vrij krap in aanbod waardoor woningzoekenden in deze sector de duurzaamheid van de woning als criterium niet al te hoog op hun wensenlijst zullen zetten. Het aanbod in de particuliere huursector
271
is in onze regio echter ruimer waardoor woningzoekenden duurzaamheid, comfort en een lagere energierekening zeker zullen laten meewegen in hun uiteindelijke keuze.
Knelpunten voor de corporatie om te investeren in duurzaamheid 1. De nieuwe/ herziene Woningwet en passend toewijzen De meeste woningcorporaties beschikken over een beperkt investeringskapitaal. Zeker met de invoering van de nieuwe Woningwet (2015) en de hieruit voortvloeide regels rondom “passend toewijzen”, waardoor de huurprijzen en hiermee de inkomsten voor de woningcorporaties onder druk komen te staan, zullen woningcorporaties zich de komende jaren terughoudend opstellen jegens niet strikt noodzakelijke investeringen. Investeren in verduurzaming van haar woningbezit zou de corporatie (deels) kunnen terugverdienen met het verhogen van de huurprijzen zonder dat de betaalbaarheid voor de huurder hieronder lijdt. Deze gaat immers weliswaar meer huur betalen maar heeft minder energielasten per maand. Echter, als gevolg van het “passend toewijzen” gelden er grenzen aan de maximale huurprijs die de corporatie voor het grootste deel van haar bezit mag vragen. Investeringen die de corporatie aan haar huurder zou willen doorberekenen mogen niet als servicekosten in rekening worden gebracht en komen dus bovenop de huurprijs. Hiermee valt een groter deel van het woningbezit van de corporatie buiten het “passend toewijzen” regime en komen ze in de knel met de wettelijk vastgelegde toewijzingspercentages. 2. Wettelijke kaders met betrekking tot het aanbieden van energie De corporatie zou ervoor kunnen kiezen om zelf zonnepanelen op de daken van haar woningen te leggen en de opgewekte energie aan de huurder te verkopen. De opgewekte energie is gratis voor de corporatie dus rekent zij alleen de investeringskosten door aan de huurder die hiermee goedkoper uit is dan met een conventionele aansluiting op het net. Probleem van deze constructie is echter dat de corporatie hiermee conform de Warmtewet wordt beschouwd als energie-aanbieder en derhalve moet gaan voldoen aan de regelgeving die geldt voor energie-aanbieders. Denk hierbij aan garantie van levering, schadevergoeding bij storing et cetera. Een rol en verantwoordelijkheid die de corporaties niet willen en kunnen invullen. 3. Demografische ontwikkelingen Het sterk beperken van nieuwbouw in de regio, met het oog op de zich ontwikkelende krimp van de bevolking, heeft als gevolg dat verduurzaming van de huurwoningvoorraad doorgevoerd moet worden in de bestaande voorraad. Aanpassingen van bestaande bouw zijn niet alleen relatief veel duurder dan duurzaam nieuw bouwen, het noopt de corporatie tevens tot de afweging of dergelijke investeringen nog wel lonend zijn in de woningen die eigenlijk binnen nu en afzienbare tijd (10- 15 jaar) afgeschreven zouden zijn.
Knelpunten voor de huurder om zelf te investeren in duurzaamheid Natuurlijk kan de huurder ook zelf afwegen om te investeren in verduurzaming van de woning. In de praktijk lopen huurders echter tegen een aantal knelpunten aan die de keuze om significante investeringen te plegen aan de woning negatief beïnvloeden of zelfs onmogelijk maken: 1. De verhuurder werkt niet mee Om grote aanpassingen aan een huurwoning te mogen plegen (zonnepanelen plaatsen, spouwmuurisolatie en dergelijke) heeft de huurder toestemming nodig van de eigenaar van de woning. Deze is vaak, uit risico-afwegingen, niet bereid om hieraan medewerking te verlenen. De eigenaar heeft langs deze weg immers geen zicht op de kwaliteit die wordt geleverd en de eventuele schade die deze ingrepen met zich meebrengen. Daarnaast rest vaak de vraag wie de aangebrachte investeringen gaat onderhouden wanneer de huurder verhuist of staan de aanpassingen in de weg van de reguliere onderhoudscyclus van de eigenaar. Daarnaast is de juridische status van bepaalde investeringen niet duidelijk. Vraag is
272
dan wie het eigendom en daarmee de verantwoordelijkheid heeft wanneer de voorzieningen eenmaal onlosmakelijk of onomkeerbaar aan de woning zijn aangebracht. 2. De terugverdientijd wordt mogelijk niet gehaald De terugverdientijd van veel duurzaamheidsinvesteringen is vrij lang (bijvoorbeeld zonnepanelen ongeveer 7-10 jaar). Een huurder heeft geen zekerheid dat bij een mogelijke verhuizing in de toekomst de nieuwe huurder de investeringen in zonnepanelen accepteert of overneemt. Is dit niet het geval dan zullen de ingrepen ongedaan moeten worden, aangezien er geen juridische verplichting is voor de nieuwe huurder om de installatie over te nemen. Hierdoor loopt de huurder het reële risico dat de investeringen niet worden terugverdiend. 3. Investeringsmogelijkheid ontbreekt Een groot deel van de sociaal huurders zal eenvoudigweg het geld niet hebben om grote investeringen voor te financieren. Duurzaamheidsinvesteringen verdienen zichzelf weliswaar vaak terug maar vragen in aanvang van de huurder om vooraf een aanzienlijke som geld op tafel te leggen. Daarbij de duurzaamheidslening van onder andere de provincie Limburg een BKR-toets vereist is, is de groep die hier gebruik van kan maken beperkt. De particuliere sector Als eerder aangehaald is dat zowel de lasten als de lusten van duurzaamheidsinvesteringen in de particuliere woningsector bij de eigenaar liggen. Deze relatie is voor de meeste eigenaren dan ook de belangrijkste motivatie om hun woning te verduurzamen. Woningeigenaren die, met als motivatie de milieuwinst, het verlies op duurzaam investeren voor lief nemen zijn schaars. Dit zijn de early adapters die durven te investeren in duurzame maatregelen zonder dat de financiële uitwerking hiervan volledig duidelijk is. De meeste eigenaren gaan echter pas over tot investeren in duurzaamheid wanneer duidelijk is dat deze investeringen binnen reële tijd terug te verdienen zijn.
Projecten De gemeente Nuth is voornemens om in de periode 2016-2020 in ieder geval de volgende projecten en/of activiteiten uit te voeren: Voor de particuliere woningeigenaar is het van belang dat deze zoveel mogelijk wordt ontzorgd bij het treffen van energiebesparende en -opwekkende maatregelen. In de praktijk blijkt dat voor de gemiddelde woningeigenaar aspecten als de technische complexheid van mogelijke maatregelen, de inhoud van offertes en de vergelijkbaarheid van offertes een struikelblok vormen. Ook kan niet iedereen zelf energiebesparende of -opwekkende maatregelen financieren. Deze belemmeringen moeten zoveel mogelijk worden weggenomen. Daarom is de gemeente in 2014 gestart met een campagne om de burger te informeren, te adviseren en te begeleiden. Burgers krijgen deze dienst kosteloos aangeboden en worden proactief benaderd. Energiebesparing bij 10% van de koopwoningen De gemeente Nuth heeft zich ten doel gesteld om in vijf jaar tijd 500 woningen te verduurzamen waarbij de bestaande woningen met twee energielabels worden verbeterd. Dit is circa 10% van het potentieel aan koopwoningen. Van alle woningen zijn de mogelijkheden voor te verduurzamen bekend. Door het toepassen van het Trias energetica10 stappenplan worden zij geïnformeerd en kunnen worden getoond aan de burger. Om de voorzieningen te financieren worden burgers gewezen op de mogelijkheden van de duurzaamheidslening van de Provincie. Een bestaand en inmiddels bewezen financieringsvorm tegen zeer gunstige condities voor alle maatregelen. Een eigen fonds is derhalve niet direct noodzakelijk.
10 Wetenschappelijk breed gedragen driestappenplan om op een duurzame manier met energie om te gaan, oorspronkelijk ontwikkeld voor de gebouwde omgeving. De drie stappen zijn: 1. gebruik zo min mogelijk energie (bijvoorbeeld door isolatie), 2. gebruik duurzame energie, 3. gebruik energie van uitputbare bronnen (bijvoorbeeld olie, gas) zo slim mogelijk. Neem zoveel mogelijk maatregelen in stap 1, daarna in stap 2, en als het niet anders kan, maatregelen uit stap 3.
273
Energiebesparing bij 500 koopwoningen is als een inspanningsverplichting opgenomen in dit programma. Dit moet 12,69 TJ aan energiebesparing opleveren. Hieraan kan op verschillende manieren invulling worden gegeven, waarbij de gemeenten stimuleert, faciliteert en ontzorgd. Er wordt naar gestreefd om zoveel mogelijk met de Parkstadgemeenten een gezamenlijke aanpak te kiezen. Infopunt ONS duurzaam Nuth Naast een aantal onafhankelijke deskundigen en een Promoteam is er ook voor de burger een fysiek Informatiepunt ‘ONS duurzaam Nuth’ genaamd en gelegen aan de Markt in Nuth, ingericht. Laagdrempelig, vrijblijvend en kosteloos kunnen de burgers hier informatie inwinnen. Tevens een ontmoetingspunt tussen de burgers, ondernemers, scholen en overheid. Het Infopunt begeleid het proces tussen de ondernemer en de burger en draagt er zorg voor dat de burger volledig en correct wordt geïnformeerd. Ervaringen worden constant gemonitord en per jaar bijgesteld om de burger zo goed mogelijk ten dienste te zijn en om het beoogde doel te behalen. Overigens wordt het Infopunt bezet door ‘High-potentials’, stagiaires en door werkzoekenden (WErervaringsPlek), geregistreerd bij de gemeentelijke sociale dienst. Op deze manier doen zij werkervaring op die in veel gevallen al heeft geleid tot een reguliere arbeidsovereenkomst elders. Ondernemersplatform Duurzaam Nuth (ODN) Om tevens een impuls voor de lokale economie mogelijk te maken is er samen met een aantal relevante ondernemers een platform opgericht. Alle burgers worden in een eerste contact gewezen op deze bedrijven die in de gehele keten van verduurzaming iets kunnen betekenen. De burgers worden niet alleen geïnformeerd over mogelijkheden met betrekking tot het verduurzamen van de woning maar ook over aspecten met betrekking tot veiligheid, gezondheid en natuurlijk levensloopbestendigheid. Ook hiervoor hebben zich enkele ondernemers aangesloten bij het ODN. De gemeente Nuth zal zijn bestaande werkwijze ietwat wijzigen ten gunste van de burger. De werkwijze zal verder worden geprofessionaliseerd en zal in samenwerking met een ervaren adviesbureau de burger ‘ontzorgen’. De betrokkenheid van de lokale ondernemers blijft eveneens onveranderd. Zonnepanelenproject Parkstad - deel Nuth Parallel aan dit project zal in 2016 ook het Zonnepanelenproject Parkstad worden opgestart. Een initiatief waarbij de gemeenten collectief zorg dragen voor de financiering van uitsluitend, zonnepanelen, ten behoeve van een installatie op het dak. De woningeigenaar sluit een lening met een lage rente af bij de gemeente en betaalt ook hier 15 jaar lang een vast maandelijks bedrag. Een nog aan te besteden ‘serviceprovider’ zal zorg dragen voor een collectieve inkoop, de installaties en de garanties. Uiteindelijk is ook hier het streven dat de burger maandelijks geld over houdt vanwege een lagere energierekening. Via initiatieven als Buurkracht Mensen stimuleren om een energiecoöperatie op te richten. Hierin kunnen onder andere mensen participeren die zelf geen mogelijkheid hebben om zonnepanelen te plaatsen. Reeds zijn er al twee wijken actief in Nuth.
Vereniging van eigenaren (VvE’s) In Nuth zijn circa 15 gebouwen met een VvE. Een VvE bestaat uit de eigenaren van appartementen en behartigt de gemeenschappelijke belangen. In de periode 2016-2020 zal met de VVE’s in gesprek worden gegaan om afspraken te maken over maatregelen om energiebesparing te stimuleren. Daarnaast wordt er gestreefd om 10% van de totale oppervlakte van de daken van de gebouwen met zonnepanelen te beleggen. Koppeling met levensloopbestendigheid en veiligheid woningen Ook het levensloopbestendig maken van woningen is van belang. Daarnaast is de veiligheid een belangrijk issue om in zijn geheel het wooncomfort naar een hoger niveau te tillen. In de campagne rondom de verduurzaming wordt de burger van Nuth er al op geattendeerd en indien gewenst nader over geïnformeerd en geadviseerd. Naast de reeds aangeboden energiescan wordt ook een ‘zorgscan’ overwogen.
274
Stimuleren bewustwording/eigen initiatief Naast de communicatie via de gebruikelijke wegen, het educatieproject en het fysieke ingerichte infopunt ‘ONS Duurzaam Nuth’ zal er uiteraard in samenwerking met de Duurzaamheidswinkel Parkstad en Buurkracht worden ingezet om inwoners te adviseren over hun mogelijkheden en te stimuleren maatregelen te treffen aan de woning. Onder het hoofdstuk Flankerend beleid wordt hier verder op ingegaan. De (sociale) huursector Vanuit de herziene Woningwet 2015 zijn gemeenten verplicht jaarlijks prestatieafspraken te maken met de corporaties in de eigen gemeente. Energie en duurzaamheid zijn belangrijke thema’s bij deze afspraken. Wij zullen de woningcorporaties Wonen Limburg (192 Woningen) en Wonen Zuid (1.195 Woningen) middels deze afspraken dan ook pogen te bewegen om (nog) meer te investeren in de verduurzaming van hun woningvoorraad. Daar waar zij tegen (wettelijke) beperkingen aanlopen zullen we samen op zoek gaan naar mogelijkheden. Realiseren van een duurzame sociale huurwoningvoorraad Zowel landelijk vanuit het SER Energieakkoord alsook vanuit onze eigen gemeentelijke en regionale visie, PALET, is het wenselijk de hierin gestelde doelstellingen uit te voeren. Het verduurzamen van het vastgoed geldt hier als prioritair. Naar aanleiding hiervan is de gemeente Nuth een campagne gestart om dit te verwezenlijken. Hierbij geldt de doelstellingen vanuit het SER Energieakkoord als maatgevend: • Gemiddeld energielabel B in 2020; • Gemiddeld energielabel A in 2030; • Klimaatneutraal in 2050. Wonen Limburg: energetische maatregelen woningvoorraad Wonen Limburg heeft aangegeven dat de doelstelling in 2020 gemiddeld label B, geldt voor alle 192 woningen in de gemeente Nuth. In 2030 gemiddeld label A, en in 2050 klimaatneutraal is een gezamenlijk streven, maar daar kunnen zij zich nu als corporatie nog niet aan conformeren. Middels stroomversnelling wil Wonen Limburg op een tweetal locaties een aantal woningen verduurzamen. Het betreft 15 woningen aan de Donatusstraat/ Boschweg en 18 woningen gelegen aan de Alexanderstraat. Wonen Zuid: energetische maatregelen woningvoorraad Wonen Zuid heeft aangegeven dit alleen maar te kunnen bereiken zodra er sprake is van groot onderhoud. Pas in deze planning zullen zij daar waar mogelijk er rekening mee houden. Wonen Zuid heeft aangegeven een 12 tal woningen te slopen en op deze plek 10 woningen te willen bouwen. Zonnig Limburg Beide coöperaties hebben aangegeven dat zij deelnemen aan het project Zonnig Limburg. Wonen Limburg gaat trachten om alle 192 huurders over te halen. Wonen Zuid heeft aangegeven dat zij budget hebben vrijgemaakt voor 200 woningen.
Particuliere verhuur In Nuth zijn circa 14% woningen in eigendom van particuliere verhuurders. Het energieverbruik wordt bepaald door de huurder. Voor energieopwekking (bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen) is toestemming van de eigenaar noodzakelijk. Voor deze doelgroep is in dit programma nog geen specifiek project opgenomen. Deelname aan het Zonnepanelenproject Parkstad is mogelijk, mits de verhuurder als eigenaar van de woning de overeenkomst met de gemeente aangaat.
275
Autonome ontwikkeling sector Woningen De woningmarkt in Parkstad is volop in beweging. Waar in het verleden nog sprake was van een toename van de bevolking en de daarmee gepaard gaande bouw van nieuwe woningen, wordt onder andere vanwege de bevolkingsdaling al een aantal jaren hard gewerkt aan het in balans brengen van de regionale woningmarkt. Niet alleen kwantitatief, maar zeker ook in kwalitatief opzicht. Het leidende kader hiervoor is de regionale woningmarktprogrammering. De verduurzaming van de woningvoorraad maakt vanzelfsprekend onderdeel hiervan uit. In PALET 3.0 wordt de autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad meegenomen omdat dit effect heeft op het energiegebruik in de regio en specifiek op het energiegebruik in de woningsector. De autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad is in PALET 3.0 verdeeld in drie categorieën.
Sloop en nieuwbouw in de periode 2012-2015 In het kader van de transformatieopgave van de woningmarkt heeft in de periode 2012-2015 sloop en nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. De daadwerkelijk gerealiseerde sloop en nieuwbouw van woningen in deze periode kan worden vertaald in een energetisch effect. Zo gebruiken gesloopte woningen vandaag de dag natuurlijk geen energie meer. Nieuwbouwwoningen zijn normaliter energiezuiniger dan oudere woningen, maar deze hebben toch nog een behoorlijk energiegebruik. Rekening houdend met de sloop en nieuwbouw in de gemeente Nuth, resulteert dit in een afname van het energiegebruik van 0,73 TJ. Leegstand in de periode 2011-2014 Een tweede autonome ontwikkeling in de sector Woningen betreft de leegstand, zowel in de koop- als huursector. Op grond van de meest recente gegevens voorhanden, zijnde de provinciale Woonmonitor 2014, blijkt dat er in de gemeente Nuth per 31 december 2014 231 woningen leeg stonden. Dit aantal is vervolgens vergeleken met het aantal leegstaande woningen in de gemeente in 2011, namelijk het peiljaar waarop de nulmeting uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebaseerd en derhalve op het leegstandcijfer uit de Woonmonitor 2014 in mindering moet worden gebracht. Per saldo gaat het voor de gemeente Nuth om 11 leegstaande woningen. In PALET 3.0 is berekend wat het energetisch effect is van deze leegstand, waarbij is aangenomen dat deze woningen – omdat er geen gebruiker is – veel minder energie gebruiken dan niet-leegstaande woningen. Hierbij is uitgegaan van een verminderd energiegebruik van 75% ten opzichte van het gemiddelde energiegebruik, waarbij de resterende 25% aan energie wordt gebruikt om de woningen vorstvrij te houden). Aan de toe- of afname van leegstaande woningen tussen 2011 en eind 2014 worden TJ’s toegekend. Voor de gemeente Nuth betekent dit een afname van het energiegebruik van 0,85 TJ. Prognose huishoudensontwikkeling in de periode 2016-2020 Zoals hiervoor aangegeven is de woningmarkt in Parkstad volop in beweging, niet in de laatste plaats veroorzaakt door de effecten van de bevolkingsontwikkeling. Via de regionale woningmarktprogrammering wordt hieraan sturing en invulling gegeven. De prognoses voor de periode 2016-2020 zijn vervat in Progneff 2015, een onderzoek dat elk jaar wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Limburg. Deze prognose biedt een doorkijk in de ontwikkeling van de bevolking en de daarmee gepaard gaande woningbehoefte tot 2020 en zelfs tot 2050. Uit Progneff 2015 blijkt dat in de gemeente Nuth tot 2020 een tekort van 154 woningen zal ontstaan. Dit tekort, feitelijk inhoudende dat er minder woningen dan huishoudens zijn, kan ertoe leiden dat woningen die op dit moment leeg staan worden gevuld of dat er zelfs dient te worden bijgebouwd. Dit hangt vanzelfsprekend af van de regionale afspraken in het kader van de woningmarktprogrammering. In theoretische zin kan worden gesteld dat de toename van het aantal huishoudens in de gemeente Nuth zal leiden tot een toename van het energiegebruik met 11,96 TJ.
276
Energiebesparing bij 500 koopwoningen Wonen Limburg: energetische maatregelen woningvoorraad Wonen Zuid: energetische maatregelen woningvoorraad Autonome ontwikkeling sector woningen
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Nuth Wonen Limburg: energetische maatregelen woningvoorraad Wonen Zuid: energetische maatregelen woningvoorraad Zonnig Limburg
277
Sector Publieke Dienstverlening Publieke dienstverlening is de verzamelnaam voor overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publieke belang dienen. Deze sector is goed voor 6% (130 TJ) van het totale energieverbruik in Nuth. De energierekening van de totale sector is € 1,1 miljoen per jaar. De sector bestaat uit een aantal subsectoren. Het energieverbruik is als volgt over deze sectoren verdeeld (in TJ)11:
Figuur 9: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ)12.
Te zien is dat veel energie gebruikt wordt in de subsectoren Gezondheids- en welzijnszorg en de Overige dienstverlening waar onder andere kerkgebouwen toe behoren. Dit komt omdat deze twee subsectoren relatief groot zijn ten opzichte van de totale sector. In de subsector Gezondheids- en welzijnszorg betreft het een groot nieuw en een bestaand bejaarden- verzorgingshuis in respectievelijk Nuth en Hulsberg. Daarnaast bevinden zich vrijwel in elke kern een dokterspraktijk, tandarts, fysio en kerkgebouwen die nog in gebruik zijn.
Het reduceren van energieverbruik in deze sector Het reduceren van het huidige energiegebruik in de sector publieke dienstverlening is een maatschappelijke verantwoordelijkheid waarbij de overheden en semioverheden in ieder geval het goede voorbeeld kunnen geven aan inwoners, bedrijven en instellingen door te laten zien dat verduurzaming op termijn loont. Net als in de sector Woningen wordt het huidige energiegebruik in de publieke sector grotendeels bepaald door energie voor ruimteverwarming en elektriciteit, i.c. respectievelijk 40% en 25%. Bij met name de sportaccommodaties speelt het verwarmen van tapwater (douches) een grotere rol. Het energieverbruik voor ruimteverwarming kan worden teruggedrongen door enerzijds gebouwen beter te isoleren en te ventileren en anderzijds de warmteopwekking efficiënter te laten verlopen middels bijvoorbeeld het vervangen van VR-ketels door HRketels of het (bij)plaatsen van een warmtepomp. Het energieverbruik van de verlichting verminderen kan met name door het toepassen van led-verlichting en via gedragsverandering worden bewerkstelligd. Evenals voor woningen heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland13 ook voor utiliteitsgebouwen, waartoe de publieke dienstverlening behoort, energiebesparingspakketten’ opgezet met als doel gerichte en effectieve besparingsmaatregelen te treffen. Het toepassen van deze besparingspakketten leidt tot een besparing van liefst 49%, die bij gelijkblijvende energieprijzen inhoudt dat uit de Nuthse (semi-)overheidskas vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar zo’n € 0,5 miljoen minder aan energiekosten betaald hoeft te worden.
Het opwekken van duurzame energie in deze sector Aanvullend op de energiebesparende maatregelen zijn er in deze sector ook kansen voor duurzame energieopwekking op gebouwniveau. Deze zullen de energieprestatie van de gebouwen positief beïnvloeden, en wellicht dat een aantal hierdoor in hun eigen energiebehoefte kan voorzien. Het is van belang om bij de techniekkeuze van duurzame energieopwekking aandacht te hebben voor de, vanwege de besparings-
278 11 PALET 2.0 - Nuth. 12 PALET 2.0 - Nuth. 13 RVO.nl.
maatregelen, veranderende energievraag. Op gebouwniveau kan elektriciteit worden opgewekt middels zonnepanelen. Op sommige locaties kan er warm(tap)water uit zonnecollectoren worden gewonnen voor bijvoorbeeld de douches van de sportvereniging of zorginstellingen. Zonnecollectoren gebruiken de warmte van de zon om water te verwarmen dat vervolgens gebruikt kan worden om tapwater of verwarmingswater voor te verwarmen. Eigenaar versus gebruiker De invloed die de gemeente Nuth kan uitoefenen op de verduurzaming van de gebouwen binnen de publieke sector is sterk afhankelijk van haar positie in eigendom en exploitatie van het gebouw. Gesteld mag worden dat de afstand tot de verantwoordelijkheid voor en/of betrokkenheid bij de huisvesting omgekeerd evenredig is aan de directe invloed die de gemeente kan uitoefenen op de verduurzaming van die huisvesting. Voor de huisvesting van de sector publieke dienstverlening werkt dit gegeven als volgt uit: 1. Eigenaar en gebruiker De gebouwen zijn eigendom van de gemeente Nuth en worden ook door de gemeente geëxploiteerd zoals de subsector Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen. Daar de gemeente zowel eigenaar van het gebouw is als degene die energierekening betaald heeft zij zelf profijt van duurzame investering die in of aan haar gebouwen pleegt. Het besluit om te verduurzamen is hiermee een intern proces dat dient te worden afgewogen binnen de eigen bedrijfsvoering. Denk hierbij aan: • Gemeentehuis • Openbare Werken (buitendienst) Nierhoven • Wijksteunpunten (gecombineerde huisvesting met andere eigenaren/ gebruikers) Stakeholdersanalyse Vanuit perspectief eigendom: Vanuit perspectief gebruiker(s):
gemeente Nuth gemeente Nuth
2. Wel eigenaar, niet gebruiker De gebouwen zijn weliswaar eigendom van de gemeente maar worden door “derden” geëxploiteerd zoals de subsector onderwijs, sport- en recreatie en cultuur. De gemeente zal als eigenaar in overleg moeten treden met de exploiterende organisaties (partij die de energierekening betaald) van de gebouwen. Dit overleg zal gaan over het rendement van evt. investeringen en zal uiteindelijk moeten leiden tot een investerings- en verdienmodel waaruit beide partijen voordeel halen. De gemeente behaald haar duurzaamheidsambities en de gebruikers krijgen meer comfort tegen een lagere energierekening.Denk hierbij aan: • Onderwijsgebouwen (4 basisscholen) • Gemeentelijke binnen- en buitensportaccommodaties inclusief de velden Stakeholdersanalyse Vanuit perspectief eigendom: gemeente Nuth Vanuit perspectief gebruiker(s): onderwijsstichting Innovo sportverenigingen
279
3. Niet eigenaar, niet gebruiker Gebouwen die een publieke functie dienen maar zowel in eigendom als exploitatie aan derden behoren zoals de subsector gezondheids- en welzijnszorg, overige dienstverlening en religies. Als niet-eigenaar en niet-gebruiker van de gebouwen heeft de gemeente weinig rechtstreekse invloed op de verduurzaming ervan. Natuurlijk wordt er bij nieuwbouw of renovatie (tijdens vergunningentraject) gelet op handhaving van de normen uit het Bouwbesluit en kan er geadviseerd worden nog duurzamer te werk te gaan. Bij bestaande bouw is de rol van de gemeente beperkt tot het adviseren in en stimuleren van het nemen van duurzaamheidsmaatregelen door de eigenaar/ gebruiker. Voorlichting en bewustwording zijn hierbij de eerste stappen. Een energiescan + advies kan hierbij een goede eerste stap zijn.Denk hierbij aan: • Huisartsen-, fysio-, tandarts- en overige gezondheid gerelateerde praktijken • Zorgcentrum Panhuys en Op den Toren • Kinderdagverblijven • Huisvesting t.b.v. religie • Particuliere sportaccommodaties • Gemeenschapshuizen • Scoutinggebouw • Bibliotheek Stakeholdersanalyse Vanuit perspectief eigendom en tevens gebruikers: Huis- en tandartsen, fysio- en andere therapeuten Apotheken Cicero Kinderopvang Bisdom en kerkbesturen (kerkgebouwen en dergelijke) Fitness- en sportcentra Zorgboerderijen Bibliotheekwerk Exploiterende stichtingen gemeenschapsaccommodaties
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 130 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 64 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 10 TJ. Speerpunten Zelf het voorbeeld geven is van groot belang. Daarom wordt het gemeentelijk vastgoed stap voor stap verduurzaamd. Ook de zichtbaarheid van maatregelen in deze fase van de energietransitie is van groot belang. Hier gaat een stimulerende werking vanuit en het bevordert bewustwording. Daarom wordt ingezet op zonnepanelen op de gemeentelijke gebouwen en op sportaccommodaties. Ook is bewustwording en het treffen van maatregelen op scholen wenselijk. De scholieren zijn immers de volwassenen van de toekomst. Door jong in aanraking te komen met het belang en het effect van energiebesparing ‘verinnerlijkt’ dit sneller, met andere woorden: wordt het ‘gewoon’. Verder vormt lastenverlichting van sportverenigingen die gebruik maken van gemeentelijke accommodaties een speerpunt. De kosten voor het energieverbruik maken een aanzienlijk deel uit van de totale lasten. Tenslotte richten we ons op kerken en zorgcentra, vanwege het hoge energieverbruik. De gemeente ontzorgt de andere partijen zoveel mogelijk.
280
Voorgestelde aanpak / projecten Voorlichting en bewustwording De eerste en makkelijkste winst bij energiebesparing is te behalen door middel van voorlichting en bewustwording bij de gebruikers. Efficiënter verwarmen, koelen en ventileren, verlichting alleen wanneer nodig, elektrische apparaten uitschakelen in plaats van op stand-by, seizoengeschikte kleding dragen et cetera. Alvorens kostbare en ingrijpende maatregelen te nemen dient er eerst een energiescan van de betreffende gebouwen te worden gemaakt. Hieruit zal blijken waar de sterke en zwakke punten van een gebouw zitten, op welke wijze bespaard kan worden en of het opwekken van energie een verstandige optie is. Energiescan Ieder gebouw is uniek en kent haar eigen dynamiek in het gebruik van energie. Om inzicht te krijgen in de bouwkundige en installatietechnische staat én het energiegedrag van de gebruikers, samen bepaalt dit immers het energieverbruik van een gebouw, zal er een energiescan moeten worden uitgevoerd die veel verder gaat dan alleen een energielabelkeuring: • Bouwkundige en installatietechnische scan op energieverbruik; • Monitoren van energieverbruik op piek- en daltijden; • Gesprek met de exploitant over onder andere samenstelling gebruikersgroepen, gebruikerstijden en dergelijke; • Wettelijke vereisten. Vervolgens zal er per gebouw een plan moeten worden opgesteld, in goed overleg met eigenaar, exploitant en de gebruikers: • Kansen voor energiebesparing; • Kansen voor energieopwekking; • Financiële analyse van investeringen en terugverdientijden; • Toekomstperspectief gebouw en gebruikers in kaart brengen; • Komen tot investerings- en verdienovereenkomst tussen eigenaar en gebruiker. Inventarisatie mogelijkheden De eigenaar kan vanuit het plan van aanpak nu zelf aan de slag maar de overheid en ook commerciële partijen ontwikkelen steeds nieuwe programma’s om gebouweneigenaren te ontzorgen in de verduurzaming van hun bezit. Grofweg is deze ontzorging te verdelen in financiële en materiële ontzorging: • Financiële ontzorging wordt vooral geboden in de vorm van subsidies en leningen (voornamelijk overheid) en maatwerk-financieringsmodellen (marktpartijen). Deze laatste categorie komt vaak samen met een materiele ontzorging (zo heeft betreffende partij investering en opbrengsten onder controle). • Materiële ontzorging wordt (bijna) altijd door marktpartijen geleverd en bestaat meestal uit een maatwerkadvies in totaalaanpak inclusief een financiële onderbouwing met betrekking tot investeringen en terugverdientijden. Een combinatie van beide diensten was tot voor kort voorbehouden aan (grote) marktpartijen, maar de complexiteit van de producten en constructies zorgt voor onzekerheid bij de afnemers (i.c. gebouweigenaren). Deze onzekerheid wordt nog versterkt door de vaak hoge investeringen vs. lange terugverdientijden die deels zijn gebaseerd op voorspellingen en aannames. Afnemers zijn daarom op zoek naar zekerheid. Deze zekerheid wordt geboden door enkele innovatieve marktpartijen (bijvoorbeeld in de vorm van ESCo’s, Energy Service Companies) maar ook steeds meer door overheden. Het Zonnepanelenproject Parkstad is hiervan een mooi voorbeeld.
281
Uitvoering
Mogelijk project en/of regeling
Voorlichting en bewustwording
• • •
Gesprek met eigenaar of gebruiker Instrueren personeel Energiescan + advies
• • • • • •
Duurzaamheidswinkel Parkstad Infopunt ‘Ons duurzaam Nuth’ Energiescan gebouwen RUD (pilot zorgcentra) Energieke scholen (educatief) Leer van het Weer (educatief)
Energiebesparing
• • •
•
• • • • •
Installatie opnieuw inregelen Vervangen verlichtig met led Vervangen veldverlichting met led (eventueel m.b.v. subsidieprogramma overheid) Vervangen CV-ketel of installatie Installeren WTW-installatie Spouwmuur-,dak- en vloerisolatie (Drie)dubbel glas Tochtstrips en/of verwarmingsfolie, e.d.
• • • •
Subsidieregeling verduurzaming sportverenigingen DMOP Programma “frisse scholen” Activiteitenbesluit (EPC=0) Green deals
Energieopwekking
• • •
Plaatsen van zonnepanelen Plaatsen van zonneboilers Plaatsen van pellet-kachels
• • •
Zonnepanelenproject Parkstad Postcoderoosregeling SDE+ -subsidie
Totaal pakket
Een gebouw in één keer aanpakken
• •
ESCo’s Duurzaamheidslening Provincie
Figuur 10: Dit overzicht bevat een selectie van mogelijkheden. Duurzaamheid staat hoog op de politieke maar ook de economische agenda. Derhalve worden er wekelijks nieuwe producten ontwikkeld, zowel door de overheid als door marktpartijen.
Investeren vs. profiteren Zoals al eerder is gesteld heeft het verduurzamen van gebouwen en daarbij de energiehuishouding niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving maar heeft verduurzaming zeker ook positieve bedrijfseconomische gevolgen voor de exploitant van het betreffende gebouw. Zo kan, door het treffen van energiebesparende maatregelen, de energierekening omlaag en het gebruikscomfort omhoog. Eigen energieopwekking kan bijdragen aan een lagere energierekening maar maakt de exploitant ook minder afhankelijk van externe leveranciers. Bij het verduurzamen van gebouwen binnen de publieke sector zal altijd goed moeten worden gekeken naar de relatie tussen eigenaar en gebruiker van het betreffende gebouw. Vaak zijn de gebruiker van het gebouw en de eigenaar in deze sector niet dezelfde. Dit betekent in veel gevallen dat de eigenaar van een gebouw de duurzame investeringen voor zijn rekening neemt terwijl de gebruiker hiervan het profijt, lagere energierekening en verhoogd comfort, geniet. Uitdagingen Voor Nuth zitten de kansen, voor wat betreft energiebesparing in de publieke sector, voor het grootste deel (75%!!) in de minst te beïnvloeden hoek namelijk bij de gebouwen die wij niet in eigendom hebben (schoolgebouwen zijn pas weer ons eigendom na teruggave door schoolbestuur). Vervolgens bestaat deze subsector uit een groot aantal individuele partijen die in hun hoedanigheid als eigenaar van het gebouw/ accommodatie niet/ nauwelijks als groep aan te spreken zijn. Daarnaast kennen de gebouwen zelf ook weinig overeenkomstigheden en zal een scan/ advies telkens maatwerk (en dus kostbaar en arbeidsintensief) zijn. Toch zullen we hier de kansen moeten creëren. Natuurlijk kunnen we gelijk aan de slag met ons eigen eigendom maar ook de publieke sector echt energiezuiniger te maken zullen de andere gebouweigenaren én –gebruikers moeten informeren, adviseren, stimuleren en ondersteunen (met kennis en wellicht zelfs financieel).
282
Projecten Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven welke projecten of activiteiten er specifiek per subsector kunnen worden uitgevoerd in de periode 2016-2020. Openbare verlichting op led Een lopend gemeentelijk project is het overgaan van de openbare verlichting op led-verlichting. Op de natuurlijke vervangingsmomenten worden de conventionele armaturen vervangen door led. De armaturen gaan gemiddeld 20 jaren mee, dat betekent dat de gemeente over 5 jaar helemaal om is. In de periode 20162020 worden naar verwachting 1.000 armaturen vervangen. In voornoemd beleidsplan “openbare verlichting 2011-2020” zijn de volgende doelstellingen geformuleerd; • • • • •
Adequate openbare verlichting tegen zo laag mogelijke kosten; Geen vervangingsachterstand in 2020; Maximale besparing op energie en onderhoudskosten; Voldoen aan de doelstelling van het klimaatverdrag van Kyoto en de Taskforce openbare verlichting; Geen overbodige verlichting en onnodige lichtvervuiling.
Conform het beleidsplan is gekeken om, daar waar het mogelijk en verantwoord is, het aantal lichtmasten in onze gemeente te reduceren. De veiligheid op de weg en sociale veiligheid c.q. het veiligheidsgevoel bij de burgers mocht daarbij niet in het geding komen. Dit heeft geresulteerd in een reductie van tot nu een veertig tal lichtmasten, veelal in het buitengebied. Als gevolg van deze reductie, het grote aantal lichtmasten welke wij hebben kunnen omzetten van conventionele verlichting naar led-verlichting middels het ingezette vervangingsprogramma, alsook een aangepast brand/ dimschema, is ook een financiële reductie c.q. besparing gerealiseerd. De reductie energieverbruik in de periode 2011 tot en met 2014 bedraagt al meer dan 19.000 kWh een reductie van circa 5%. Buiten de besparing aan energiekosten is ook reductie in de onderhoudskosten per lichtmast gerealiseerd. Dit is gerealiseerd door oude -onderhoud intensieve- conventionele lichtmasten of armaturen te vervangen door led-verlichting, met als resultaat minder storingen en onderhoud, waardoor de onderhoudskosten Van € 32 naar € 27 per mast per jaar konden dalen. Mede door de grote aantallen uitgewisselde lichtmasten naar led-verlichting alsook het gebruik maken van de dimfunctie, zoals hiervoor uiteengezet in het brand/dim schema, een aanzienlijke reductie in de uitstoot CO2 heeft plaatsgevonden. Al een reductie van 9.000 kg CO2 ten opzichte van 2011. Verduurzamen van de gemeentelijke gebouwen In januari 2016 is intern een onderzoek gestart naar de mogelijkheden om het gemeentelijk vastgoed te verduurzamen en ingezet kan worden voor het opwekken van energie. Het moet niet alleen zicht geven op de potentie, efficiënt investeren en meest effectieve maatregelen maar wordt ook inzichtelijk gemaakt met welke randvoorwaardelijke zaken je als eigenaar te maken krijgt in de verhouding tot de gebruiker. Verduurzaming van vastgoed is maatwerk. Terugverdientijden zijn niet standaard en verschillen per gebouw en per maatregel. Per gebouw zal mogelijk nog een nader maatwerkadvies worden opgesteld. In de EPA-U14 komen onder andere de volgende zaken aan de orde: • Verduurzamingsmaatregelen; • Op de onderhoudsplanning aanvullende kosten van de maatregel; • Raming wat de maatregel kan besparen op energie en/ of exploitatielasten; • Terugverdientermijn.
283 14 EPA-U: Energie Prestatie Advies voor de utiliteitsbouw.
Nieuwbouw gemeenschapshuis Naar alle waarschijnlijkheid zal het bestaande gemeenschapshuis in Schimmert worden geamoveerd en verrijst er op het Oranjeplein een nieuw gebouw waarbij uiteraard met veel zaken rekening is gehouden. Dit komt ten goede aan de exploitatie van het gemeenschapshuis. Allen moeten immers zelf, zonder overheidssteun, de kosten kunnen dragen. Met de bestaande stichtingen zal een overleg plaats vinden om ook hier de kansen te verkennen. Mobiliteit en duurzaam inkopen van energie Net als bij haar gebouwen is er voor de gemeente een grote rol weg gelegd om zichtbaar bij te dragen. De gemeente Nuth heeft inmiddels een beleidsnotitie Mobiliteit vastgesteld. Hierover wordt uitvoerig gesproken in hoofdstuk sector verkeer en vervoer. Uiteraard streven we er naar om de energie uiteindelijk in zijn geheel in de regio op te wekken en aan te bieden. Tot die tijd zijn we onder andere aangewezen op andere duurzaam opgewekte energie buiten de regio. Met name voor onze eigen gebouwen en hun gebruikers zal er onderzoek plaats vinden naar een collectieve inkoop van ‘groene’ energie. Verduurzamen van scholen Bij de onderwijsgebouwen en de gemeenschapsaccommodaties is een aangenaam en stabiel binnenklimaat, mede vanwege de specifieke gebruikers, belangrijk. De afgelopen jaren zijn er al een aantal overheidsprogramma’s uitgevoerd in het kader van de “frisse school”, gericht op een gezond binnenklimaat voor basisscholen. Toch zal er uit de energiescans blijken dat er nog heel wat te winnen is op gebied van isolatie (tegen koude en warmte) en ventilatie. In de periode 2016-2020 spant de gemeente zich in om verdere verduurzaming (8% besparing = 0,51 TJ) van de basisscholen via energiebesparing en energieopwekking te stimuleren. Hiertoe zal de gemeente het initiatief nemen en het gesprek aangaan met de onderwijsstichting Innovo. In Nuth zijn dit 4 basisscholen. Op de scholen wordt reeds het Educatieprogramma ‘Leer van het Weer’ doorlopen. De directies en de onderwijzers zijn dus al volledig op de hoogte en bewust van de noodzaak. Samen kunnen we vervolgens de stichting verder informeren en is de insteek om de scholen zoveel mogelijk te ontzorgen. Het doel hierbij is om tenminste twee scholen in de komende periode te ‘verduurzamen’ Verduurzamen zorgcentra De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) is in 2015 gestart met het project ‘Zorginstellingen’. De zorgcentra in de gemeente worden/zijn bezocht door een toezichthouder van de RUD, gespecialiseerd in energie. Bij dit bezoek worden de potentiële energiebesparingen in kaart gebracht. Op basis van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is het bedrijf verplicht om maatregelen te nemen die binnen vijf jaren terug te verdienen zijn. Hierop wordt vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. In 2015 is het nieuwe zorggebouw ‘Op den Toren’ op in gebruik genomen. Een nieuw gebouw voegt uiteraard extra energieverbruik toe aan het totale energieverbruik in de gemeente. Dit gebouw voldoet weliswaar aan de toenmalige minimale eisen van het Bouwbesluit maar biedt wellicht ook nog kansen om verder te verduurzamen en/of om nog zorg te dragen voor alternatieve energie. Partijen waar het gesprek mee wordt aangegaan over verduurzaming van het vastgoed zijn onder meer Cicero en Radar. Verduurzaming sportaccommodaties In de afgelopen jaren is er in elke kern het bestaande voetbal hoofdveld vervangen door kunstgrasvelden. Daarnaast is er een nieuw kustgrasveld aangelegd voor de lokale hockeyvereniging, Bij deze aanleg is rekening gehouden met duurzame aspecten. Niet alleen zijn er betere kwalitatieve velden aangelegd maar ook gekozen voor led lichtinstallaties. Op eigen initiatief is en wordt het bestaande dak van twee lokale voetbalverenigingen vrijwel volledig belegt met zonnepanelen door lokale bedrijven.
284
Daarnaast wordt in de periode 2016-2020 onderzocht: Bijvoorbeeld het toepassen van zonnecollectoren op de sportaccommodaties onderzocht om het energieverbruik dat nodig is om de ruimte verwarming en voor warm tapwater te verminderen.Onderzocht wordt wat de (on)mogelijkheden zijn van de nog te vervangen bestaande verlichting van voetbalvelden en tennisbanen door led-verlichting. Een onderzoek naar de toekomst van de tennisverenigingen zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot de totstandkoming van slechts één adequate tennisaccommodatie. Bestaande accommodaties zullen dan geamoveerd kunnen worden en energielasten komen daarom te vervallen. Binnen de nieuwe accommodatie zal uiteraard zoveel mogelijk rekening worden gehouden met energiezuinige maatregelen. Vrijgevallen ruimte zal aangewend kunnen worden voor de aanleg van zonne-akkers. Onderzoek moet aantonen of dit haalbaar is en wellicht geëxploiteerd door een externe partij wat ten goede kan komen van de directe omgeving door gebruik te maken van de Postcoderoosregeling. Verenigingen ondersteunen bij aanvraag van de subsidie “verduurzamen sportverenigingen” Met deze regeling subsidieert het Rijk sportverenigingen bij het nemen van duurzaamheidsmaatregelen tot 30% van de materiaalkosten. Onderzoek verduurzamen sector cultuur Evenals de gemeentelijke gebouwen zullen we samen met de exploitanten van Bibliotheek, Kasteel alsook andere culturele organisaties de mogelijkheden onderzoeken.
Openbare verlichting op led Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Verduurzaming basisscholen Verduurzaming zorgcentra (RUD)
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Nieuwbouw gemeenschapshuis Verduurzaming basisscholen Verduurzaming sportaccommodaties
285
Sector Commerciële Dienstverlening De commerciële sector verbruikt 19%, 411 TJ, van het totale energieverbruik in Nuth. Dit kost de sector 3,4 miljoen euro per jaar. Commerciële dienstverlening is gericht op het maken van winst, zoals de subsectoren horeca, winkels en kantoren. Te zien is dat kantoren van bijvoorbeeld adviesbureaus veel energie gebruiken, maar ook het energiegebruik in de subsector groothandel valt op. Het energieverbruik (in TJ) is als volgt verdeeld over de verschillende subsectoren:
Figuur 11: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ)15.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 411 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 201 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 374 TJ (gecombineerd met sector industrie en energie). Speerpunten Net als bij de sectoren “woningen” en “publieke dienstverlening” speelt de eigendomspositie van de panden in de commerciële dienstverlening een belangrijke rol. Daar waar het pand eigendom is van de gebruiker zal het financieel voordeel, uit de te treffen maatregelen, een stimulans zijn om te investeren. In het geval dat de gebruiker het pand huurt ligt dit ingewikkelder en zal de gebruiker mogelijke afspraken moeten maken met de eigenaar over het terugvloeien van het financieel voordeel via bijvoorbeeld een huurverlaging. Bijkomend voordeel voor de verhuurder is dat het pand, na investering, beter in de markt zal liggen. Daar waar een burger tevreden is met een terugverdientijd van bijvoorbeeld 10 jaar op zijn zonnepanelen installatie ligt dit voor ondernemers anders. Zij rekenen, ingegeven door onder andere de boekhoudkundige/ fiscale realiteit, met kortere terugverdientijden van 3-5 jaar. Aangezien veel duurzaamheidsmaatregelen een relatief lange terugverdientijd kennen zal er ingezet moeten worden op investeringen die wel binnen een paar jaar terugverdiend kunnen worden. Ook zal er naar andere motivaties gezocht moeten worden om deze ondernemers hun pand te laten verduurzamen. Belangrijke rol is hierbij weggelegd voor onder meer imagoverbetering, verantwoordelijkheid naar de leefomgeving en de intrinsieke motivatie om te verduurzamen. Aanspreken doelgroepen Een groot deel van het energiegebruik in deze sector, namelijk 134TJ, is in Nuth gelegen in de branches advisering, onderzoek en financiële dienstverlening. Deze partijen zijn weliswaar vaker aangesloten bij grotere-/ koepelorganisaties voor hun productenaanbod maar zijn zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting. Deze branches werken dan ook hoofdzakelijk vanuit een zelfstandig “kantoor aan huis”. Daarmee zijn ze moeilijk als groep aan te spreken en zullen communicatie en oplossingsrichtingen vaak om maatwerk vragen.
286 15 PALET 2.0 - Nuth.
Net als de tweede grote groep Detailhandel en Groothandel (samen 153 TJ) is ook de Horeca vaak gehuisvest in huurpanden. In deze gevallen zijn het dus met name de eigenaren die aangespoord moeten worden om duurzaamheidsinvesteringen te doen. Zij zullen dan weer met hun huurders moeten overleggen hoe de invetsering wordt terugverdiend. Daar waar de eigenaar (van pand of winkelconcept) onderdeel uitmaakt van een (inter-)nationale keten (Kruidvat, Plusmarkt, Jan Linders) zal dit gesprek over veel schijven moeten plaatsvinden en derhalve moeilijker beïnvloedbaar. Voor de gehele sector wordt ingezet op 3 speerpunten: • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; • De implementatie van energiemaatregelen.
Aanpak Naar de invulling van de genoemde speerpunten wordt op de volgende manieren gestreefd: Toezicht en handhaving De gemeente heeft op basis van de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten en regelingen een wettelijke toezichtstaak op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Zo moeten bedrijven voldoen aan de energiebesparingsvereisten uit het Activiteitenbesluit. Tijdens de reguliere (milieu)controles bij bedrijven door medewerkers van toezicht en handhaving wordt meer aandacht gevraagd voor het aspect energiebesparing. Met zogenaamde ‘erkende maatregellijsten’, die zijn voortgevloeid uit het Energieakkoord, wordt het gemakkelijker voor een bedrijf om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De voorkeur heeft het om primair een stimulerend spoor gericht op bewustwording in te zetten. Een tweede spoor van een mogelijk handhavingstraject is niet uit te sluiten, maar heeft uiteraard niet de voorkeur. Vanuit de regionale uitvoeringsdienst (RUD Zuid-Limburg) is een apart project gestart om extra aandacht te besteden aan energiehandhaving bij bedrijven in het kader van afspraken in het Energieakkoord. Hierbij zijn beide sporen van stimulering en toezicht en handhaving het uitgangspunt. Het project van de RUD Zuid -Limburg besteedt tevens aandacht aan kennisopbouw bij de handhavers van de gemeente. Als pilot worden in 2016 de zorginstellingen bezocht. Bewustwording stimuleren en energiescans Bovenop de ‘erkende maatregelen’ is vaak meer energiebesparing mogelijk. Een bedrijf kan daar vrijwillig voor kiezen maar dit kan niet worden afgedwongen door een toezichthouder. Het stimuleren van de bewustwording is en blijft daarom van belang. Voor veel ondernemers staat het onderwerp energie niet hoog op de agenda. Met name de kleine ondernemers zijn bezig om het hoofd boven water te houden waardoor zij zich vooral op hun corebusiness concentreren. Het is voor ondernemers dan ook belangrijk om inzicht te krijgen in hun energieverbruik en de kansen om hier op te besparen. Hiervoor worden energiescans ingezet. Korte terugverdientijden en ontzorging zijn sleutelwoorden voor een succesvolle aanpak. Daarnaast hebben we bij de detailhandel te maken met grote landelijke ketens die centraal aangestuurd worden. Deze groep is moeilijker in beweging te krijgen. Hiervoor zal regionaal of landelijk het gesprek aangegaan moeten worden. Binnen de sectoren groothandel, detailhandel, automotive, horeca en financiële dienstverlening zijn met name koeling, verlichting en ruimteverwarming belangrijke energievragers. Samen met bedrijfsverenigingen en branches zullen gericht projecten worden geïnitieerd die ondernemers kunnen helpen bij de aanschaf van bijvoorbeeld led-verlichting, isolerende maatregelen aan het pand of een energetische verbetering van de ruimteverwarming. Hierbij zal getracht worden om een aanbod te
287
doen dat zowel technisch, organisatorisch als financieel laagdrempelig is voor ondernemers om aan deel te nemen. Ook hier kan gestart worden met het laten uitvoeren van energiescans zodat duidelijk wordt waar de kansen liggen.
Projecten Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven welke projecten of activiteiten er specifiek zijn voorzien in de periode 2016-2020: Implementatie van energiebesparingsmaatregelen De gemeente onderzoekt hoe zij gedragsverandering bij bedrijven het beste kan stimuleren. Dit kan bijvoorbeeld door bedrijven met elkaar in contact te brengen, door collectieve inkoop/uitvoer van energiebesparende of -opwekkende maatregelen te stimuleren/faciliteren. Met name organisaties als Bedrijven Terreinen Management Parkstad (BTM), Ondernemend Parkstad Limburg (OPL), MKB Parkstad en de lokale ondernemersverenigingen Ondernemers Groot Nuth (OGN) en Bedrijfs Belangen Nuth (BBN) moeten een sterke rol krijgen bij het ontwikkelen en uitrollen van producten en acties. Organisaties die verder een belangrijke rol kunnen vervullen hierbij zijn centrumorganisaties en de Koninklijke Horeca NL. Samen met de sector(en) c.q. de diverse ondernemersverenigingen projecten initiëren. Alleen al vanuit praktisch oogpunt kunnen niet alle sectoren of alle bedrijven tegelijkertijd worden benaderd. Er wordt een selectie gemaakt op basis van energieverbruik (grootverbruikers). De grootste of meest energie-intensieve bedrijven uit een sector worden bezocht en met hen wordt gesproken over hun energieverbruik, kansen om te besparen, potentie voor opwek, eigen intenties, bedreigingen en belemmeringen en hun voorbeeldrol. Zonnepanelen op bedrijven Daarnaast wordt ingezet op het verduurzamen van bedrijventerrein de Horsel en de Steeg door de betreffende ondernemers o.a. te stimuleren zonnepanelen op de daken van de panden te leggen. Bij een eventueel overschot aan energieproductie kunnen ook omwonenden van energie worden voorzien middels bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. De gemeente stimuleert en faciliteert de ondernemers.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
288
Zonnepanelen op bedrijven
Sector Industrie en Energie De sector industrie en energie is voor een relatief beperkt deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Nuth, namelijk 14% (297 TJ). Dit kost de sector 2,4 miljoen euro per jaar. Naast de ‘branche onbekend’ valt het aandeel van de metaalproductenindustrie op. Die subsector bepaalt namelijk 50% van het totale energiegebruik in de industrie. Specifiek onderzoek naar deze grootverbruikers is essentieel voor de benadering van deze, waarschijnlijk gedifferentieerde, groep. Het energieverbruik (in TJ) is als volgt verdeeld over de verschillende subsectoren:
Figuur 12: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ)16.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 297 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 34% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 102 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 374 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Speerpunten De speerpunten voor deze sector zijn dezelfde als beschreven in de vorige paragraaf over de sector commerciële dienstverlening. Aanpak Met behulp van algemene maatregelen ten behoeve van energie-efficiencyverbetering uit het Energieakkoord en specifieke convenanten (MJA3 en MEE17), zoals het Ministerie van Economische Zaken die met industriële bedrijven is overeengekomen, is een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar. Om dit te realiseren zullen zoveel mogelijk bedrijven moeten worden aangemoedigd om toe te treden tot de MJA3- en MEEconvenanten om daarmee een effectiever en efficiënter gebruik van hun energie te organiseren. Aan de hand van de routekaarten zoals die zijn opgesteld door de brancheorganisaties, kan iedere industriële onderneming zijn eigen, op maat gemaakte energie-efficiencyplan opstellen. Het doorvoeren van energiebesparingen in de industrie is echter niet eenvoudig en verschilt bovendien per branche. Dit hangt in sterke mate af van de inrichting van het productieproces en daarmee de technische haalbaarheid van de maatregelen. Om de aanwezige potentie voor energiebesparing te realiseren, is het van groot belang met de industriële ondernemingen in gesprek te gaan en per bedrijf te bezien of en zo ja welke besparingen concreet mogelijk zijn18. Ook is het van belang te weten of industriële bedrijven recentelijk energiebesparende maatregelen hebben doorgevoerd. Er van uitgaande dat de eerste besparingsmaatregelen de grootste impact en de laagste kosten met zich meebrengen, zullen nieuwe besparingsmaatregelen lastiger door te voeren zijn. Daarbij vraagt het energiezuiniger inrichten van productieprocessen om specialistische kennis die bij de gemeente Nuth niet aanwezig is en kostbaar is om in te huren. Om de aanwezige ruimte aan potentiële energiebesparing
16 PALET 2.0 - Nuth. 17 Meerjarenafspraken energie efficiëntie MJA3 en MEE zijn overeenkomsten tussen overheid en bedrijven, instellingen en gemeenten. MEE is voor ETS-bedrijven. MJA voor niet-ETS bedrijven (ETS = CO2 emissiehandel). 18 PALET 2.0 - Nuth.
289
te realiseren, is het van groot belang met de industriële ondernemingen in gesprek te gaan en per bedrijf te bezien of en zo ja welke besparingen concreet mogelijk zijn. In Nuth betreft het slechts een vleesverwerkbedrijf die nu al onder dit regiem valt. Daarnaast was de lokale steenfabriek eveneens een bedrijf wat zeer veel energie verbruikte. De fabriek heeft relatief kort geleden zijn activiteiten gestaakt. Wat dit betekend aan besparing zal nog moeten worden achterhaald en is dus nog niet verdisconteerd in de schema’s. Net als in de sector commerciële dienstverlening werken bedrijven in de sector industrie en energie met korte terugverdientijden. Zoals reeds eerder gesteld zijn investeringen in duurzaamheid en met name in het opwekken van energie vaak gerelateerd aan langere terugverdientijden. Het is dus nog een hele uitdaging om te zoeken naar duurzaamheidmaatregelen die passen in het financiële regime van de Industrie. Daarnaast is de terugverdientijd sterk afhankelijk van de besparing die de maatregel oplevert. Wordt de besparing in absolute bedragen lager dan zal de terugverdientijd t.o.v. de absolute investering langer worden. Omdat de industrie vaak grootverbruiker is van energie betalen zij (zeer) lage tarieven voor gas en elektriciteit (overigens geheel tegen het principe van “de vervuiler betaald..”). Hiermee wordt de terugverdientijd op de investeringen heel veel langer t.o.v. de particuliere sector en de kleinverbruikers. Toch biedt hun huisvesting juist vaak een uitstekende gelegenheid om bijvoorbeeld een zonnepanelen installatie aan te leggen. Een optie die zeker onderzocht zal worden is om deze daken in te zetten voor burgerinitiatieven, specifiek voor bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. Verder zal vanuit de gemeentelijke organisatie de aanpak, zoals voorgesteld bij de sector commerciële dienstverlening, ook hier van toepassing zijn.
290
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Zonnepanelen op bedrijven
291
292
9.5.4
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer De sector infrastructuur, verkeer en vervoer omvat zo’n 24% (530 TJ) van het totale energieverbruik. Dan gaat het om een jaarlijks verbruik van circa 5,4 miljoen liter benzine, 6,3 miljoen liter diesel en 0,4 miljoen liter LPG. Dat kost de Nuthse burgers € 9 miljoen per jaar. Dat betekent een 4,5 kilometer lange rij van tankwagens met elk een inhoud van 35.000 m³ en een lengte van 13 meter. Energiebesparing binnen deze sector is veelal afhankelijk van autonome ontwikkelingen zoals de innovatie in de elektrificatie van het personenvervoer. Ondanks een verwachte groei van het wegverkeer, kan in de periode tot 2040 fors worden bespaard op het energiegebruik in deze sector, 27% (143 TJ) mogelijk in 2040. Deze besparing houdt bij gelijkblijvende energieprijzen in dat het verkeer in en door Nuth vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar zo’n € 4,8 miljoen minder aan energiekosten hoeft te betalen. Door een combinatie van geleidelijke implementatie van nieuwe technieken, gedragsverandering (bijvoorbeeld een toename van het fietsgebruik) én een vergaande elektrificatie van het personenvervoer, is een besparing van 9,1TJ in 2020 mogelijk. Een integrale benadering van mobiliteit en ruimtelijke ordening kan tot een aanvullende besparing leiden, indien belangrijke ontwikkelingen worden gerealiseerd in de nabijheid van OV-knooppunten.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector infrastructuur, verkeer en vervoer is 530 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 143 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 364 TJ. Speerpunten Een groot deel van het energiegebruik in deze sector komt voor rekening van de autosnelwegen A79 en A76. De gebruikers van deze wegen zijn echter nauwelijks door Nuth te adresseren. Het gaat hoofdzakelijk om verkeer dat op doorreis is naar een andere bestemming dan Nuth. Aanpassing van het energiegebruik door dit verkeer is voor de gemeente Nuth daarmee niet of nauwelijks uitvoerbaar. We zullen hierbij dan ook afhankelijk zijn van campagnes die door de Provincie en het Rijk worden gevoerd. Ook het energiezuiniger maken van de wegen zelf (duurzaam asfalt en dergelijk) ligt buiten de invloedsfeer van Nuth. De A79 en A76 zijn in beheer van Rijkswaterstaat. Verbetering of aanpassing van het wegdek dient derhalve door het Rijk geïnitieerd en betaald te worden. Lange adem De verkeersdeelnemer in Nuth is wellicht iets eenvoudiger over te halen om te verduurzamen. De praktijk leert echter dat dit niet van vandaag op morgen gerealiseerd zal zijn. De aanschaf van een elektrische auto stuit in de praktijk op nogal wat weerstand, niet in de laatste plaats omdat het fenomeen nog volop in ontwikkelingen en de mogelijkheden daarmee onbekend zijn bij veel burgers. Daarnaast is een elektrische auto pas echt duurzaam wanneer de elektriciteit (liefst lokaal) duurzaam wordt opgewekt en de materialen na gebruik duurzaam gerecycled kunnen worden.Het stimuleren van alternatief en duurzaam vervoer vergt langdurige structurele communicatie en stimulatie. Nuth kent de unieke situatie (voor een dergelijk kleine gemeenschap) dat we over een treinstations beschikken. Zeker voor de mensen die op middellange afstand van hun werk wonen is de trein een duurzaam en acceptabel alternatief. Ons heuvellandschap daarentegen maakt de overstap naar de fiets voor woonwerkverkeer weer minder aantrekkelijk. De elektrische fiets zou hierbij een oplossing kunnen bieden maar is voor de winterperiode minder geschikt (koude tast comfort en accuduur aan).
293
Minder buslijnen Met het ingaan van nieuwe openbaar vervoer concessie dit jaar komen en een aantal buslijnen te vervallen. Met name de ritten tussen de kernen en daarmee de bereikbaarheid van de treinstations komt hiermee verder onder drukte staan. Aanpak Het omzetten van de besparingspotentie in daadwerkelijke prestaties, vraagt om een nauwkeuriger inzicht in de wijze waarop het huidige energiegebruik in Nuth tot stand komt. Het is van belang te achterhalen voor welke doeleinden en afstanden men gebruik maakt van het wegverkeer (bijvoorbeeld woon-werk verkeer, recreatieve of logistieke doeleinden), specifiek verdeeld over het vrachtvervoer, personenvervoer en openbaar vervoer, aangevuld met het vervoer per spoor. Pas dan kan gericht worden ingezet op voorlichting en gedragsverandering, met als doel het huidige energiegebruik te verminderen zonder dat de mobiliteit van de individuele burger of de economie daaronder lijdt. Duurzame mobiliteit. In 2014 heeft de Parkstadraad het programma Duurzame Mobiliteit vastgesteld, waarin wordt ingezet op een vijftal speerpunten: • • • • •
Investeringen in fietsinfrastructuur op hoofdroutes. Ontwikkelen van schone stadsdistributie. Stimuleren van elektromobiliteit, voor zowel fiets als auto. Stimuleren van het (gebruik van het) openbaar vervoer. Promotie over deze inzet en mogelijkheden voor inwoners en bedrijven.
De speerpunten uit het programma Duurzame Mobiliteit vertonen raakvlak met de energietransitie. Per speerpunt wordt kort aangegeven hoe in Parkstad invulling wordt gegeven aan de programmatische vertaling, waarbij speerpunt 5 feitelijk bij alle speerpunten reeds terugkomt. Zie verder de regionale paragraaf over het programma Duurzame mobiliteit Parkstad. E-carsharing De gemeente Nuth heeft door het vaststellen van een eigen visie inmiddels een tweetal elektrisch aangedreven auto’s operationeel. Nu alleen nog het eigen personeel maar uiteindelijk zal dit verder uitgebreid worden met de deelname van een aantal lokale ondernemers. Hierna bestaat de mogelijkheid dat burgers deze auto’s kunnen reserveren en gebruiken. Op deze manier ontstaat er een groot netwerk aan beschikbare elektrisch aangedreven voertuigen. Het eigen wagenpark van de ‘buitendienst’ moet verder verduurzaamd worden. Dat maakt nu volledig gebruik van fossiele brandstoffen. Ook hier moet de mogelijkheid om deel te nemen aan e-carsharing project via de Stichting Limburg Elektrisch verder onderzocht worden. Naast de beschikbaarstelling van elektrische aangedreven auto’s zal ook verder het gebruik van andere vervoersmogelijkheden en middelen verder worden uitgebreid en gestimuleerd. De aanschaf van een tweetal e-bikes is hier een voorbeeld van. Dit arsenaal zal in samenwerking met ‘Maastricht bereikbaar’ verder worden onderzocht en uitgebreid.
294
Sector Overig (landbouw en onbekend) Van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente Nuth is het aandeel hierin van deze sector (afgerond) 2 % (58 TJ)19. Onder de sector “overig” vallen landbouwbedrijven en aanverwante bedrijven. Daarnaast zijn in de sector “overig” de eventuele nog resterende bedrijven opgenomen, die niet onder een specifieke sector zijn onder te brengen. Vanwege het minimale aandeel is deze sector -zowel voor wat de besparings- als de opwekkingsmogelijkheden betreft- in het gemeente specifieke potentierapport PALET 2.0 buiten beschouwing gelaten.
Figuur 13: Aandeel energiegebruik sector overig (in %).
Het reduceren van energieverbruik in deze sector Energieverbruik in de agrarische sector is voor een deel toe te wijzen aan de gebouwen die gebruikt worden (verwarming en verlichting). De besparingsmogelijkheden zijn voor deze gebouwen in beginsel gelijk aan de mogelijkheden in de sector Industrie met de kanttekening dat grote schuren en opslagruimten, zeker de gedateerde gebouwen, moeilijk te isoleren zullen zijn. Led-verlichting is een optie om de elektriciteitsrekening te drukken al worden de veel grote agrarische gebouwen maar fragmentarisch verlicht. Het machinepark (waaronder ook tractoren en andere landbouwmachines) kan op den duur energiezuiniger. Bij de aanschaf van nieuwe machines zal de gebruiker hier, hoofdzakelijk uit kostenoverweging, dan zeker ook op letten. Het aard van energiegebruik van de sector Overige is per gebruiker bepaald en grotendeels onbekend. Het opwekken van duurzame energie in deze sector Binnen de agrarische sector zijn zeker mogelijkheden om duurzaam energie op te wekken voor zover dit niet al gebeurt. Denk aan bedrijfsgebonden bio-vergisting en biomassaverbranding. Daarnaast zijn de daken van grote schuren en opslagruimten uitermate geschikt voor het opwekken van zonne-energie. Ook kan een agrarisch bedrijf betrokken worden bij de plaatsing van kleine windturbines voor eigen gebruik en/of burgerinitiatieven. Wanneer Nuth zou overgaan tot het plaatsen van grotere windturbines is de kans groot dat medewerking van een agrariër nodig zal zijn, voor plaatsing en/of bereikbaarheid van de turbine. Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector overig is 51 TJ. Het potentieel aan energieopwekking is 319 TJ in de periode 2016-2040.
295 19 PALET 2.0 - Nuth.
Technische beperkingen Met name de zware machines die in de agrarische sector worden gebruikt lenen zich, met de huidige stand van de techniek, nog niet om vervangen te worden door bijvoorbeeld elektrische alternatieven. Met name de opslagcapaciteit en de kracht van accu’s zijn hiervoor nog niet voldoende ontwikkeld. Ook de omstandigheden waarin de machines hun werk moeten doen lenen zich minder goed voor technisch gecompliceerde toepassingen. De kansen op verduurzaming van het machinepark moeten dan ook in kleine verbeteringen van de bestaande aanpak gezocht worden. Bedrijfsvoering Agrarische ondernemers gaan vaak op een andere manier om met hun machines dan de commerciële industrie, onder meer vanwege de hoge investeringen die nieuwe machines vragen tegenover vaak wisselende opbrengsten. Dit zorgt ervoor dat agrarische bedrijven hun machines willen en kunnen blijven gebruiken, ook nadat de technisch afschrijvingstermijn allang is verlopen. Vervangbaarheid van onderdelen en slijtvastheid van de machine staat dan ook vaak hoger op de wensenlijst dan minder energieverbruik al zal er altijd sprake zijn van een gebalanceerde afweging. Groot verbruik vs. lage kosten Net als andere grootgebruikers geldt voor agrarische bedrijven dat de kosten voor energie omgekeerd evenredig zijn aan het gebruik. Grootverbruikers betalen ook hier beduidend minder per eenheid gas of elektriciteit. Het wordt hierdoor, vanuit financieel oogpunt, minder aantrekkelijk om te investeren in energiebesparing of -opwekking Kansen Ondanks de grote uitdagingen zijn er ook in de sector Landbouw wel mogelijkheden om te verduurzamen. Zo is via de Provincie al enige tijd de subsidieregeling ‘asbest eraf, zonnepanelen erop’ van kracht. Voor panden met een (ook voormalige, tot 10 jaar terug) agrarische bestemming kunnen met financiële steun van de Provincie ontdaan worden van hun asbestdaken (daar waar nog van toepassing uiteraard) mits ze vervolgens voorzien worden van zonnepanelen. Mogelijk kunnen deze bedrijven v.w.b. de inkoop van de panelen aansluiten bij het Zonnepanelenproject Parkstad, dat later dit jaar wordt uitgerold. Een verdiepend onderzoek hiernaar zal nog plaatsvinden. De gemeente werkt op dit moment aan een plan om de bedrijven waarop deze regeling van toepassing zou kunnen zijn in kaart te brengen, om ze vervolgens actief te benaderen. Daarnaast werkt de Provincie aan een plan om enkele grote biomassacentrales in Limburg te realiseren. Mogelijk dat landbouwers hier in de toekomst hun groenafval goedkoper of zelfs tegen betaling kunnen afzetten. Tenslotte staat de ontwikkeling van de techniek niet stil. Steeds meer toepassingen voor de verduurzaming van machines en transport vinden hun weg naar de markt. Het is dan ook een kwestie van tijd voordat deze technieken ook in de agrarische sector op grotere schaal kunnen en zullen worden toegepast.
Projecten Zonnepanelen op daken De gemeente kent een aanzienlijk aantal agrariërs of voormalige, daardoor een groot aantal landbouw gerelateerde gebouwen. Denk hierbij aan de diverse maneges. Allemaal grote dakoppervlakten en met name geschikt voor het beleggen met zonnepanelen. De opgewekte energie kan ten goede komen aan de exploitant en het overige uiteraard aan de burgers van Nuth. Verschillende financiële vormen ((afgeleide van) de Postcoderoosregeling) kunnen hier worden toegepast. Provinciale subsidie ‘asbest eraf, zonnepanelen erop’ is uitsluitend voor de agrariër. Een lobby voor ‘de overigen’ is wenselijk.
296
Zonnepanelen op daken
297
298
Zon Uit de energiepotentie studie voor Nuth, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente een behoorlijke potentie is voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie.
Figuur 14: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Nuth20.
De potentie voor zonne-energie wordt niet alleen bepaald door zonnepanelen of zonnecollectoren op daken, maar ook door kansen voor grootschalige grondgebonden zonnepanelen-installaties (‘zonne-akkers’). Niet ieder dak is (even) geschikt voor zonne-energie. Niet iedereen heeft een eigen dak of wil zonnepanelen op het eigen dak. De oplossing hiervoor kan gevonden worden in de aanleg van grootschalige grondgebonden zonne-akkers, met andere woorden percelen vullen met zonnepanelen. Zo kan bijvoorbeeld energie opgewekt worden voor omwonenden. Om projecten op dit gebied te realiseren kan gebruikt worden gemaakt van de Postcoderoosregeling of van de landelijke subsidieregeling Stimulering duurzame energieproductie (SDE+). De Postcoderoosregeling is kort gezegd een regeling voor collectieven die gezamenlijk duurzame stroom opwekken voor eigen gebruik. De deelnemers krijgen korting op hun energierekening. De belangrijkste randvoorwaarde van de regeling is dat de energie in hetzelfde postcoderoosgebied wordt opgewekt als waar energie wordt gebruikt. Wordt een SDE+-subsidie toegekend, dan geldt de randvoorwaarde van de postcoderoosregeling niet.
Speerpunten De gemeente stelt zich tot doel om samen met initiatiefnemers zonne-akkers te realiseren. De energie die wordt opgewekt moet ten goede komen aan omwonenden c.q. inwoners van de gemeente Nuth. Initiatiefnemers kunnen bedrijven zijn, maar ook betrokken inwoners die een energiecoöperatie willen vormen. De gemeente zal de benodigde gronden moeten zoeken en inbrengen. De gemeente bekijkt continu welke stukken grond gebruikt kunnen worden voor het opwekken van zonne-energie. De gemeente helpt de geschikte locaties mogelijk te maken. Draagvlak van omwonenden is hierbij van groot belang. Zijn er te weinig gronden geschikt, dan kan uiteraard ook gezocht worden naar medewerking van andere grondeigenaren met braakliggende percelen. Uiteraard is het ook mogelijk de postcoderoos toe te passen op grote zonnepanelen installaties op de daken van grote gebouwen/loodsen. De gemeente stimuleert en faciliteert. Projecten Het volgende project wordt opgezet: Zonne-akkers De gemeente spant zich in om 3 hectare aan zonne-akkers te realiseren in de periode 2016-2020. Er worden gronden gezocht die in potentie geschikt zijn. Er moeten initiatiefnemers gezocht worden die een zonne-akker kunnen realiseren en die in de benodigde investeringen kunnen voorzien. Er moet draagvlak en afnemers van de energie moet gezocht worden onder de inwoners. Een goede communicatiestrategie is hierbij noodzakelijk. De gemeente investeert de eventuele opbrengst van de verhuur van gemeentelijke grond voor zonne-akkers weer in energiebesparing of de opwekking van duurzame energie.
299 20 PALET 2.0 - Nuth.
Uitdagingen Om een zonne-akker rendabel te krijgen is een aantal factoren van belang: • De omvang: minimaal 2 hectare is nodig om de eenmalige kosten af te dekken. • Ligging t.o.v. elektriciteitsnetwerk: een zonne-akker levert stroom aan het reguliere netwerk en zal daar derhalve op aangesloten moeten worden. Iedere meter die de akker verder verwijderd ligt van het netwerk betekent meer duur grondwerk (groot deel van de aanlegkosten). • Beveiliging: zonnepanelen zijn relatief gemakkelijk te “herinstalleren” en derhalve een geliefd doelwit voor diefstal. De beste veiligheid blijkt vaak sociale controle te zijn, hetgeen zou betekenen dat een locatie in of vlak bij de woonkernen gevonden moet worden. Los van de benodigde omvang die een zonneakker vraagt, dragen een ervaren negatieve invloed op de kwaliteit van de woonomgeving en vermeende elektrische straling vanaf de installatie bij aan de complexiteit van het vraagstuk waar een zonne-akker gerealiseerd kan worden. • (Nationaal) Landschap: het buitengebied van Voerendaal bestaat grotendeels uit Nationaal Landschap van een hoge landschappelijke kwaliteit. Wanneer dit landschap “onderbroken” zou worden door grote zonne-akkers van zonnepanelen leidt dit zeker bij een deel van de bevolking tot weerstand. Het principe “de lasten, dan ook de lusten” kan hierbij mogelijk verlichting bieden. Daarnaast blijken deze afgelegen locaties zeer moeilijk te beveiligen tegen diefstal en vernieling. Asfaltcollectoren Op een aantal plaatsen in ons land wordt momenteel geëxperimenteerd met het opwekken van warmte of stroom uit het wegdek. Potentieel liggen hier ook voor Nuth grote kansen. Toch zullen we nog een aantal jaren moeten wachten voordat deze systemen praktisch toepasbaar zijn. Vervolgens zal het vervangen van het oude wegdek met het nieuwe energie-opwekkende asfalt moeten worden opgenomen in het reguliere wegonderhoud en kan het dus nog wel een aantal jaren duren voordat de eerste resultaten echt gaan doorwerken.
300
Zonne-akkers (3 ha)
301
302
Wind
Uit de energiepotentiestudie voor Nuth, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente potentie is voor windenergie (2 TJ in 2040). Deze potentie is zeer beperkt vanwege de beperkingen binnen het Nationaal landschap Zuid-Limburg.
Figuur 15: Potentiële opwekking windenergie gemeente Nuth21.
Wind beleid provincie Limburg De provincie Limburg heeft ten aanzien van energie in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014 de volgende ambitie uitgesproken: “Een schone, betaalbare en leveringszekere energievoorziening die gepaard gaat met regionale economische ontwikkeling, innovatie en werkgelegenheid en aanpak van het klimaatprobleem. We sluiten hiertoe aan bij de nationale doelstellingen voor de energietransitie”. Duurzaam opgewekte energie komt uit bronnen die hernieuwbaar zijn (wind, water, zon, biomassa). Het aandeel ervan bedraagt in Limburg nu 3 tot 4%. De inzet is om dit aandeel te laten toenemen tot 14% in 2020, conform SER Energieakkoord. De provincie zet in op een zoveel mogelijk lokale of regionale aanpak, waarbij de uitgaven voor energie zo veel mogelijk ten goede komen aan de Limburgse economie. Voor Limburg is de opgave voor de opwekking van windenergie al concreet vastgelegd in afspraken tussen het IPO en het Rijk. Voor Limburg is de opgave om minimaal 95,5 MW (Megawatt) te realiseren aan opgesteld windvermogen in 2020. Specifiek voor Nuth kent het thema windturbines een extra complicatie. Immers, in onder andere het POL is vastgelegd dat er geen windturbines zullen worden geplaatst in gebieden met de status van Nationaal Landschap. Een snelle blik op de kaart leert vervolgens dat Nuth, behoudens de gebouwde omgeving, voor verreweg het grootste deel bestaat uit Nationaal Landschap. Het plaatsen van grote windturbines wordt hiermee voor Nuth moeilijk, maar niet onmogelijk. In samenwerking met de provincie worden de mogelijkheden verder verkent. Het provinciaal beleid voor windenergie geeft wel aan dat windturbines bij voorkeur op grotere bedrijventerreinen dienen te worden gerealiseerd. Er is door het provinciaal bestuur aangegeven de mogelijkheid te willen bekijken, om het beleid zo mogelijk aan te passen bij veelbelovende initiatieven. De raad heeft zich inmiddels uitgesproken voor windenergie op het bedrijventerrein De Horsel. Naast grote windturbines zijn er ook kleine windturbines op de markt. Zo hebben een aantal oud-studenten van de universiteit Twente een kleine windturbine ontwikkeld die v.w.b. hoogte (max. 15m en daarmee niet hoger dan een grote boom) en uitstraling (de wieken zijn van hout) mogelijk wel passen in ons kwetsbare landschap. Nadeel van deze benadering is dat de investeringskosten t.o.v. de opbrengst hoger zijn en daarmee het project minder interessant maken voor burgerparticipatie. Komend jaar zal er een gedetailleerde windkaart van onze regio worden opgesteld waaruit mogelijk nog andere kansen voor Nuth naar voren komen. De energieproductie van een grote windturbine is in verhouding tot zonne-energie enorm: één windturbine levert namelijk evenveel stroom op als bijna 17.000 zonnepanelen bij elkaar. Bij een gemiddelde van 14 zonnepanelen per woning zijn dit 1.200 woningen!
303 21 PALET 2.0 - Nuth.
Speerpunten Steeds meer grootschalige energieprojecten in Nederland slagen vanwege het uitgangspunt dat burger best bereid zijn om enige concessie te doen aan de kwaliteit van hun ruimtelijke leefomgeving wanneer daar een positieve stimulans tegenover staat. Deze stimulans kan bestaan uit positieve effecten voor het milieu maar is in de praktijk vaker gekoppeld aan een financiële impuls. Burgers en ondernemers vormen een collectief dat zelf, of onder aanvoering van een energie-ontwikkelaar, gaat investeren in grootschalige energieopwekking. Zij initiëren zelf het proces om te komen tot plaatsing van één of meerdere windturbines, een zonne-akker of een biomassacentrale. Samen bepalen zij de beste locatie voor de installatie, betrekken ze de benodigde aanvullende financiering en maken ze afspraken over het verdelen van de opbrengst. Mensen die de meeste kwaliteit inleveren of de meeste grond (om installatie mogelijk te maken) voor inleveren krijgen daar ook de hoogste financiële vergoeding voor terug. Deze constructie wordt steeds vaker in den lande toegepast en blijkt te werken tot tevredenheid van de betrokken burgers en andere omwonenden. Een goed voorbeeld hiervan is het initiatief Zuidenwind in de gemeente Neer waar burgers kunnen investeren in een coöperatie die energie gaat opwekken m.b.v. windturbines in de eigen regio. Zij zijn hiermee “aandeelhouder” geworden en profiteren dan ook van de winst die deze windturbine genereerd. Voor de regio Parkstad lijkt deze constructie zeer toepasselijk daar vanwege de dichte bebouwing grote energieopwekkers altijd van invloed zullen zijn op de ruimtelijke kwaliteit die de bewoners nu ervaren. De gemeente geeft burgers een actieve rol in haar windplannen. De inzet van windenergie staat of valt namelijk met draagvlak. Een windproject waarin burgers kunnen participeren heeft een veel grotere kans van slagen. Kernwoorden zijn meedoen en meebeslissen. Van groot belang is dat omwonenden/inwoners kunnen delen in de lusten. Zo kan bijvoorbeeld een lokale energiecoöperatie deels eigenaar zijn en/of kan een deel van de opbrengst van een turbine besteed worden aan duurzaamheids- of sociale doelen in de omgeving van de turbine, bijv. een speeltuintje realiseren, een bijdrage aan de harmonie, en dergelijke.
Projecten In samenwerking met de provincie is gestart met een verdere ‘verkenning’. De basis daarvoor is de windpotentiekaart in het PALET 2.0 en een nader windonderzoek. De gemeente streeft er naar het bedrijventerrein De Horsel duurzamer te maken zodat er een groen bedrijventerrein ontstaat. Nuth wil graag vervolgonderzoeken opstarten om de haalbaarheid van windenergie op het bedrijventerrein De Horsel te kunnen beoordelen. Bewoners en ondernemers worden hierbij zorgvuldig betrokken. Locaties liggen op voldoende afstand van bebouwing. De gemeente ziet bij alle projecten toe op een goede inpassing in het landschap, bijvoorbeeld door de vormgeving van de windturbines of het bij elkaar plaatsen van meerdere windturbines op een lijn. De gemeente zet in op een proces waarin alle aspecten zorgvuldig worden getoetst op betrokkenheid van en draagvlak onder omwonenden/ondernemers in het planproces en (financiële) voordelen voor omwonenden/ondernemers. Concreet gesteld spant de gemeente zich in om de volgende projecten te realiseren in de periode 2016-2020: Windturbines (3x3MW) De realisatie van 3 windturbines (3MW). Kleine (houten) windturbines De realisatie van 10 stuks kleinere windturbines. Er zijn diverse varianten op de markt. Als uitgangspunt nemen de we houten variant, 15 meter hoog, met een rotordiameter van 12 meter. Eén molen kan jaarlijks energie leveren voor 10 huishoudens.
304
Windturbines (3 x 3 MW) Kleine (houten) windturbines (10 x 30.000 kWh)
305
306
Warmte-Koude Opslag In PALET 1.0 en PALET 2.0 is naast zonne-energie een hoge potentie toegedicht aan warmte-koude opslag (WKO) of bodemenergie. De daadwerkelijke toepassing van deze vorm van duurzame energie vergt echter het nodige onderzoek op gebouwniveau, waarbij bovendien veel aandacht moet zijn voor de inpassing in bestaande energienetwerken en –infrastructuren.
Figuur 16: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Nuth22.
Wat is bodemenergie? WKO of bodemenergie is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysischchemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • Bodem energie of warmte-koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen.
Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. WKO Warmte-koudeopslag of bodemenergie (WKO) betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruiken voor het verwarmen dient een warmtepomp ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een warmtepomp. Boringen ten behoeve van een WKO-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Open-systemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk op te pompen grondwater, uit de zogenaamde acquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen. Daarbij kan de samenstelling van het grondwater voor problemen zorgen bij de pompen. Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit. 307 22 PALET 2.0 - Nuth.
Gesloten systemen maken gebruik van warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt.
Mijnwater en andere tussenvormen van geothermie Naast diepe Geothermie en ondiepe bodem energie zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor Mijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1.000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Op dit moment wordt alleen in Heerlen thermische energie uit het voormalige mijnnetwerk onttrokkken. Hier liggen de temperaturen tussen 16 en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijngangen fungeert als (seizoens-)opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. Toepasbaarheid in 2016-2020 Voor een enkele woning is een WKO-systeem doorgaans te duur vanwege de kostbare boringen. Wel kunnen er meerdere woningen op één bodembron worden aangesloten. In de bestaande bouw moeten hiervoor infrastructurele aanpassingen in de wijk worden gedaan. Door een bodembron toe te passen is het ook mogelijk om de woningen te koelen, waardoor er in de zomer meer comfort is. Voor grotere gebouwen (zoals grote kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuis, et cetera) is een WKO-systeem vaak erg interessant omdat er bespaard kan worden op verwarmen en koelen. Bij bestaande gebouwen moet onderzocht worden of het bestaande afgiftesysteem voor warmte en koude in het gebouw geschikt is voor dit systeem of geschikt gemaakt kan worden. In combinatie met isolatie maatregelen zijn hier meestal wel mogelijkheden. Een WKO-systeem is goed te combineren met een slim decentraal warmtenet zoals het Mijnwaternet. De mogelijkheden voor een slim warmtenet worden op regionaal niveau onderzocht in het warmteplan. Voor meer informatie over warmtenetten: zie het regionaal deel.
Aanpak De gemeente Nuth heeft een vrij hoge potentie voor WKO-systemen, namelijk 740 TJ (44% van totaal). De gemeente Nuth ligt volledig in het Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit betekent dat als er een open of gesloten bodembron gerealiseerd gaat worden, er een meldingsplicht geldt aan de Provincie. In het zuiden van de gemeente ligt een klein deel dat Provinciaal archeologisch gebied is, dit gebied is in principe uitgesloten voor WKO. Door de lage bebouwingsdichtheid in de gemeente is het in deze uitvoeringsperiode (2016-2020) lastig om WKO breed uit te rollen. Aan de vraagzijde (woningen en gebouwen) zal eerst een en ander georganiseerd moeten worden. Als er initiatieven zijn om individuele gebouwen n de gemeente aan te sluiten op WKOsystemen zal de gemeente dit ondersteunen en faciliteren. Voor de periode van dit uitvoeringsprogramma (2016-2020) betekent dit dat de grootschalige toepassing van WKO nog te vroeg komt. Er wordt vooral ingezet op het nader uitwerken van de PALET-studies in een regionaal warmteplan (zie het regionale paragraaf) en het experimenteren in pilotprojecten.
308
Biomassa In Nuth is een beperkte lokale potentie voor biomassa, die wordt bepaald door de in Nuth aanwezige afvalen reststromen. In 2040 kan, uitgedrukt in energetische opbrengst, 65 TJ opgewekt worden.
Figuur 17: Potentiële opwekking biomassa-energie gemeente Nuth23.
De beperkte lokale potentie voor biomassa in de vorm van rest- en afvalstromen kan wellicht op regionaal niveau worden samengebracht om een biomassacentrale te laten renderen.
309 23 PALET 2.0 - Nuth.
310
9.5.5
Flankerend beleid
Projecten flankerend beleid Om onze doelen rondom energiebesparing en -opwekking te bereiken is het essentieel om op de eerste plaats iedereen hierover frequent en adequaat te informeren. In combinatie met alle andere lokale, regionale en landelijke nieuwsgeving zullen mensen, partijen, zich herkennen in de boodschap om binnen de grenzen van de regio Parkstad de gestelde ambitie van 2040 te behalen. Echter alleen met informeren behalen we onze doelen niet. We moeten trachten om iedereen die hier een rol in heeft te betrekken, voor te lichten en tot een bepaald niveau, ook te adviseren. Dit alles is nodig om de burgers en bedrijven niet alleen bewust te maken van de noodzaak maar ook om een (gedrags-)transitie mogelijk te maken. De middelen waarlangs deze communicatie zou moeten verlopen zijn verschillend. Dit varieert van informatiefolders, analoge en digitale media, fysieke punten tot en met een rechtstreeks contact met de burger of het bedrijf. De wijze waarop je de doelgroepen kunt bereiken kan op zijn beurt weer op verschillende manieren. Zo zijn er voorbeelden van websites die een schat aan informatie en advisering bieden. Afhankelijk van de gemeente of participerende partij zijn er al informatiefolders, voorhanden. In Parkstad zijn er al een tweetal fysieke locaties (DUW-Heerlen en Infopunt ‘ONS duurzaam Nuth’) ingericht om de benodigde informatie, advisering en begeleiding te kunnen bieden. Daarnaast kan de burger geïnformeerd en betrokken worden via de social media, lokale krant, lokale TV of anderszins. Overigens biedt deze campagne ook kans om de burgers binnen de toch al vergrijzende regio, te informeren naar de mogelijkheden rondom comfort (levensloopbestendigheid) en veiligheid. Heel vaak starten of eindigen verduurzamingsmaatregelen n.a.v. van deze issues. Nog veel meer effect verkrijg je als je de burger op een interactieve manier betrekt bij de bewustwording, de oplossingen en de uitvoering. Daar waar deze initiatieven vanuit de buurt al door bewoners starten zijn het meest effectief. Ook dit kan door gebruik te maken van deze ambassadeurs en andere individuele initiatiefnemers, verder gestimuleerd worden. ‘Jong geleerd is oud gedaan’. Onder dit motto is het wenselijk om al met onze jongste generaties op de basisscholen te starten met de bewustwording rondom de ‘verduurzaming’. Ook hier zijn al mooie voorbeelden van waarbij kinderen op een interactieve manier betrokken worden, onderricht krijgen maar ook zelf manieren onderzoekt om onze leefomgeving verder te ‘verduurzamen’. Door dit breed te borgen in het lager onderwijs en voort te zetten in het voortgezet onderwijs wordt het daardoor voor hen vanzelfsprekend en uiteindelijk een natuurlijk gedrag. Tijdens dit traject is het noodzaak om andere partijen die mede de verantwoordelijkheid en de transitie mogelijk kunnen maken, te betrekken. Veelal onder druk van deze jonge ambitieuze en creatieve generatie komt er beweging en komt men tot goede en soms verrassende oplossingen!
Analyse We hechten waarde aan communicatie die is afgestemd op de drijfveren van verschillende doelgroepen. Veel energie‐ en duurzaamheidsprojecten in Nederland stellen CO2‐reductie en milieu centraal. Landelijk is echter gebleken dat comfort en lagere energielasten de voornaamste drijfveren zijn voor huiseigenaren en ondernemers om in actie te komen. Daarbij gaan woningeigenaren en ondernemers niet vanzelf over tot het nemen van energiebesparende maatregelen. Doelgroepen Een belangrijke factor is de wijze waarop bewoners worden benaderd. Anno 2016 volstaat een website niet meer. Diverse projecten tonen aan dat het direct benaderen van bewoners meer effect heeft dan het creëren van een omgeving – online of offline – waar zij terecht kunnen voor informatie. Direct in contact te komen met de bewoner is essentieel. Ditzelfde geldt voor lokale ondernemers, hoewel hier bijvoorbeeld vanuit de Wet Milieubeheer wel meer dwang ligt. Zo zijn bedrijven verplicht om energiebesparende maatregelen te nemen die zich binnen 5 jaar terugverdienen. De communicatie kent daarom een formeler karakter. Niet alleen zullen initiatieven worden ontplooid om energiebesparende maatregelen te treffen maar ook wordt onderzocht wat de bedrijven onderling kunnen bijdragen in het kader van duurzaamheid. Lokale bedrijven 311
(stakeholders) zullen worden benaderd en uitgenodigd om gezamenlijk op te treden en in gezamenlijkheid bij te dragen aan de verduurzaming van onze leefomgeving waaronder het vastgoed. Dit biedt niet alleen energetische voordelen maar ook (lokaal) economisch voordeel. Daarnaast is het mogelijk om tevens op sociaal gebied voordelen te behalen om (lokale) werkzoekenden, High-potentials of anderszins te betrekken in de diverse projecten of initiatieven. Binnen de gemeente zijn diverse organisaties en partijen inmiddels betrokken bij het aanstaande beleid. Met bijvoorbeeld de woningcorporaties worden reeds afspraken gemaakt en vastgelegd en kan verder worden afgesproken om wellicht gezamenlijk op te trekken rondom de communicatie. Scholen en andere maatschappelijke instanties kunnen als werkgever zelf maar ook met hun werknemers en gebruikers op diverse mogelijkheden bijdragen. Ook hier zijn reeds diverse goede voorbeelden van binnen onze regio. Minstens zo belangrijk als het faciliteren van bewoners en bedrijven, is de voorbeeldfunctie die uitgaat van energiebesparing en duurzaamheid door de gemeente zelf. Op basis van reeds uitgevoerde onderzoeken of nog uit te voeren kan er een afweging worden gemaakt welke maatregelen bijvoorbeeld getroffen kunnen worden om de eigen gemeentelijke gebouwen, te verduurzamen en om energie op te wekken. Uiteindelijk kunnen we verduurzaming doorvoeren op meerdere beleidsterreinen waaronder; mobiliteit, onderwijs, sociaal beleid, sport, economie & werkgelegenheid.
Communicatiestrategie Het communicatiespoor dient alle benoemde doelgroepen te ondersteunen in het traject van weten en willen naar kunnen en doen. Door het beschikbaar stellen van kennis en ervaringen worden de onderwerpen energie en duurzaamheid geactiveerd in de belevingswereld van bewoners, bedrijven en medewerkers van de gemeente zelf. Het blijft echter niet bij informeren. Aansluitend wordt handelingsperspectief geboden waarmee doelgroepen individueel of in collectief verband actie kunnen ondernemen. Vaak wordt de bijdrage van een goede communicatie onderschat. De ervaring tot nu toe in de eigen regio en daarbuiten is dat de communicatie (breed) essentieel is om alle verdere doelstellingen te behalen. Daarom is het heel belangrijk om een goed en degelijk communicatieplan en/of strategie op te stellen met hierin duidelijke doelstellingen geformuleerd en voldoende middelen (formatie en budget) te reserveren voor de uitvoering. Middelen De communicatiemiddelen kunnen worden gekozen op basis van drie criteria: doel(groep)gerichtheid, kostenefficiëntie en aansluiting op de huidige communicatie van de eigen gemeente. Doel(groep)gerichtheid gaat over de kans dat de benoemde doelgroepen ook daadwerkelijk worden bereikt. Kosten efficiënt zijn de middelen omdat waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van ‘free publicity’ en bestaande communicatiemiddelen. Tot slot uit middelen die passen binnen de bestaande communicatiestromen in de gemeente. Denk daarbij aan de inzet van de gemeentewebsite en brieven aan bewoners en bedrijven, proactieve benadering waarbij woningeigenaren informatie krijgen over hun eigen woning en de mogelijkheden voor energiebesparing door bijvoorbeeld directe mail of brief op naam, deur-aan‐deur actie, digitale nieuwsbrieven, artikelen in onder meer huis‐aan-huisbladen, sociale media, telefonisch contact, bijeenkomsten en presentaties. Daarnaast is de inzet cq. ontwikkeling van een digitaal energieloket (portal) reeds aanstaande. Speerpunten De rol van de gemeenten zal zoveel mogelijk “faciliterend” zijn. Doel hiervan is partijen met elkaar in verbinding te brengen. Dit uit zich in de communicatie door openheid en herkenbaarheid van de “couleur locale” bij bedrijven en bewoners. Een nog te ontwikkelen huisstijl kan een bijdrage leveren aan de herkenbaarheid van de gehele campagne. Voor wat betreft de campagnetitel is het advies om een neutrale drager te kiezen waarbinnen verschillende accenten gelegd kunnen worden afhankelijk van de doelgroep (burgers, bedrijven en gemeente)
312
Projecten flankerend beleid • Verduurzaming Particuliere woning eigenaren • Project Nuth (i.s.m. Susteen 2016) • Buurtkracht • Consuminderen • Thuis werken - verminderen autogebruik • Zonnepanelenproject Parkstad (2016) Communicatiemiddelen • DUW Parkstad (FB, site, fysiek, coaches) • Infopunt ‘ONS Duurzaam Nuth’ (FB, site, fysiek, adviseurs) • Energie coaches (regio) • Energie loket • Buurtkracht (Enexis) Stakeholders • RUD • Rabo • Triodos • ASN • Woningverenigingen • ondernemers Educatie • Programma op basis scholen Nuth ‘Leer van het weer’ (Pole) • Eco-challenge • Toekomstwandelingen buurt scholen Project Verduurzaming èn comfort (veiligheid, levensloopbestendigheid en gezondheid) • Duurzaam Nuth Indirect flankerend • Mobiliteit gemeente • E-car share project Nuth (Stichting Limburg Elektrisch) • Infra laadpalen (beleidsvisie Parkstad) Gemeentelijk vastgoed • Onderzoek
313
Gemeentelijke onderzoekslijnen Onze huidige energievoorziening is bijna helemaal afhankelijk van fossiele brandstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool. Deze afhankelijkheid brengt grote risico’s met zich mee. Allereerst omdat bij de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt, met het risico van ernstige klimaatverstoringen. Bovendien raakt onze energievoorziening steeds meer afhankelijk van import van brandstoffen uit politiek instabiele landen. De aanpak van deze problemen vraagt een lange termijn strategie, waarbij wordt toegewerkt naar een duurzame energievoorziening.
Onderzoekslijnen Doel is het zoeken, verbinden, ontwikkelen en het borgen van kennis op het gebied van duurzame energie en technologie in nieuwe concepten, producten, processen en diensten. Warmte-koude visie en Warmteplan Parkstad Voor het verwarmen van gebouwen of voor de warmtapwatervoorziening, worden steeds vaker distributienetten voor warmte aangelegd, zoals een stadsverwarmingssysteem of een klein wijk- of buurtverwarmingsnet. Zo’n warmtenet wordt bijvoorbeeld gevoed met restwarmte van lokale industrie. Er liggen op dit vlak veel kansen om gezamenlijk duurzaamheidsambities te realiseren. Een warmteplan kan voor gemeenten een effectief middel zijn om haar duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken. Hoewel er al een aantal gemeenten met een warmteplan werkt, blijken veel gemeenten dit nog niet te doen. Reden hiervan kan zijn dat de gemeente in goed onderling overleg met alle betrokkenen bij een gebiedsontwikkeling tot afspraken wil komen. Dat is natuurlijk een goed streven. Toch is het opleggen van een verplichting soms nodig om duurzaamheidsdoelstellingen te halen, bijvoorbeeld ten aanzien van de verplichting van potentiële gebruikers om zich te laten aansluiten op een warmtenet, in plaats van te verlangen dat zij op een gasnet worden aangesloten. Zou dat niet verplicht worden, dan loopt men het risico dat er te weinig aansluitingen gerealiseerd worden, waardoor de exploitatie van een dergelijk warmtenet niet rendabel te maken is. Is er een warmteplan vastgesteld dan is aansluiting op dat net beter af te dwingen. Zonder aansluitplicht komen rendabele warmtenetten in ieder geval niet goed van de grond. Het ontwikkelen van allereerst een warmte-koude visie en vervolgens een regionaal warmteplan wordt regionaal opgepakt. Samen met de Stadsregio Parkstad Limburg en de zeven andere Parkstadgemeenten. Zie ook de paragraaf Warmte en koudenetten in het regionale deel van dit programma. Windvisie Parkstad Als je een beetje nuchter naar de toekomst kijkt, dan besef je dat er veel meer windturbines in het landschap gaan komen dan nu het geval is. Dat komt doordat windturbines nu en in de toekomst de goedkoopste en voor iedereen bereikbare energie leveren. In Nederland valt dat niet zo op, maar in de landen om ons heen wordt druk gebouwd. Wereldwijd wordt er al sinds 2008 meer windpark vermogen dan fossiel opwekvermogen gebouwd. Niet op zee, vooral op het land. Ook het huidige kabinet wil vooral windturbines op het land. Belangrijk is om inwoners van de regio te betrekken bij een windproject. Zij kunnen bijvoorbeeld mede eigenaar zijn en delen in de winst en energie: “Je eigen windpark is altijd mooier dan dat van een anoniem bedrijf dat verdient aan jouw wind”. Ook in Nederland zal uiteindelijk elke regio zijn windparken bouwen. Echter, wie gaat dat windpark bouwen, het energiebedrijf voor de eigen winst en de buitenlandse aandeelhouder, of de bevolking in de regio, voor zichzelf en een duurzamere wereld? Als de inwoners het zelf doen, kan het een mooi windpark worden, met respect voor het landschap ontworpen.
314
Samen met de Stadsregio Parkstad Limburg en de andere Parkstadgemeenten wordt een regionale windvisie gemaakt, waarmee duidelijk wordt hoe windenergie zich in Parkstad kan ontwikkelen. Zie ook paragraaf Wind in het lokale deel van dit programma en ook paragraaf Windvisie Parkstad Limburg in het regionale deel. Energetische eisen bij bouwen Het huidige Bouwbesluit schrijft voor wat de bouwtechnische eisen zijn bij nieuwbouw (en renovatie en onderhoud), zo ook op het gebied van energie. Een gemeente mag geen eisen stellen die strenger zijn dan het Bouwbesluit aangeeft. Wel is het mogelijk om in overleg met de projectontwikkelaar/initiatiefnemer in gezamenlijkheid tot afspraken hierover te komen. Het is dan wel van belang dit zo vroeg mogelijk in het proces aan te kaarten (bijvoorbeeld tijdens het zgn. vooroverleg inz. de vergunningsprocedure). Bouwt de gemeente zelf, dan is het in het kader van haar energie ambitie en voorbeeldfunctie van belang om reeds nu zo energieneutraal mogelijk te bouwen en te renoveren. Per 2020 wordt het verplicht om gebouwen neer te zetten die bijna energieneutraal zijn, de zgn. BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw). Dit ligt al vast in Europees en landelijke beleid. Het landelijke beleid geeft ruimte om vooruitlopende op 2020 hiermee te experimenteren. De gemeente zal onderzoeken wat voor haar hierin de mogelijkheden zijn. Economische kansen Doel is het zoeken, verbinden, ontwikkelen en het borgen van kennis op het gebied van duurzame energie en technologie in nieuwe concepten, producten, processen en diensten. De gemeente Heerlen blijft zich hier ook vanuit economisch perspectief voor inzetten middels de samenwerking binnen Smart Cities, S-Built, Limburg Economic Development (LED), SILVER en andere gremia. Brede maatschappelijke betrokkenheid Het voornemen om een transitie naar een duurzame en energieneutrale samenleving op gang te brengen klinkt erg aannemelijk en verstandig. Maar we weten nog niet precies hoe we dat moeten doen. We zullen stapje voor stapje moeten zetten. De overheid heeft hierin het initiatief genomen, maar kan dit onmogelijk alleen. We blijven dan ook de komende tijd zoeken naar mogelijkheden om de urgentie duidelijk te maken binnen onze samenleving. Hierbij handelen wij niet uit angst maar we gaan op zoek naar de kansen die er liggen. Deze gezamenlijke zoektocht geeft voldoende positieve energie om een brede maatschappelijke betrokkenheid voor elkaar te krijgen. Veranderende rol van de overheid In een tijd van financiële schaarste bij de overheid zal de gemeente steeds vaker een stimulerende en faciliterende rol vervullen. Initiatieven vanuit de samenleving zullen zoveel mogelijk worden ondersteund vanuit die nieuwe rol. De grotendeels traditionele gemeentelijke organisatie zal zich hier op moeten aanpassen. De komende jaren zal de ambtelijke organisatie hiermee ervaring moeten opdoen en leren hoe zij dat het beste kan organiseren.
315
Gemeentelijke organisatie Zowel het college als de raad heeft in 2015 ingestemd met het streven om in 2040 energieneutraal te zijn. Het college beslist over de uitvoering van projecten die bijdragen aan de realisatie hiervan en die passen binnen het beschikbare budget. De raad stuurt op hoofdlijnen, en heeft de kaders aangegeven in PALET 1.0 en 2.0. Om in 2040 een energieneutrale gemeente te kunnen zijn is borging in de hele gemeentelijke organisatie noodzakelijk. Het streven naar energieneutraliteit moet verankerd worden in het gemeentelijke beleid over de gehele linie. De gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie en moet haar ambities en inspanningen dan ook duidelijk zichtbaar maken. Zodat de externe partijen die nodig zijn om deze ambities te realiseren duidelijk wordt dat wij er serieus mee bezig zijn. Om dit te kunnen bereiken zal op 2 fronten het een en ander moeten gebeuren. Zo zal er bestuurlijk voldoende vertrouwen moeten worden uitgestraald dat men de gestelde doelen gaat bereiken. En dat de politieke bereidheid getoond wordt om hiervoor keuzes te willen maken. Daarnaast moet er bewustwording worden gecreëerd bij alle medewerkers dat de brede energietransitie kansen biedt voor onze stad en zijn inwoners. Er moet gewerkt worden aan een intrinsieke motivatie bij medewerkers om hun steentje te willen bijdragen. Energie en klimaat vormen geen afzonderlijk vakgebied, maar moeten een geïntegreerd onderdeel zijn binnen andere relevante gemeentelijke beleidsvelden. De term ‘duurzaamheid’ is derhalve beter en impliceert beide. De uitvoering beperkt zich dan ook niet tot een afdeling, maar strekt zich uit over alle niveaus en disciplines binnen de gemeentelijke organisatie. Voor het adequaat uitvoeren en welslagen van deze taken is het op de eerste plaats noodzakelijk dat voor klimaten/ of energie gerelateerde vraagstukken in alle lagen van de organisatie draagvlak is. Dus bij de gemeenteraad, het college, management en de individuele medewerkers. De tweede voorwaarde is dat het klimaatbeleid opgenomen is in alle relevante visies en beleidsnota’s. De coördinatie berust bij de afdeling Ruimte en Samenleving. De portefeuillehouder is de bestuurlijk opdrachtgever van het uitvoeringsprogramma. Ambtelijk zal de beleidsmedewerker (Energie- en duurzaamheidcoördinator , tevens PALET-coördinator) belast zijn met de coördinatie en deels met de uitvoering. Deze PALET-coördinator onderhoud tevens de contacten met Parkstad voor de monitoring en regionale activiteiten. Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haar portefeuille raken. Voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma is het dus van belang dat onderstaande punten in de organisatie verankerd zijn. Waar dit in het geheel of gedeeltelijk niet het geval is, zullen afspraken worden gemaakt. • Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn geborgd in de gemeentelijke organisatie; • Energie-(CO2-reductie)doelstellingen worden door vertaald naar doelstellingen van andere beleidsvelden; • Voor de lange termijn budget beschikbaar maken voor de organisatie, onderzoek en voorlichting; • Structureel vernieuwende vormen van communicatie ontwikkelen naar alle in- en externe partijen en burgers van de gemeente; • Een aanvang wordt gemaakt met het monitoren van resultaten (projectniveau); • In- en externe verslaglegging zal plaatsvinden over de voortgang van de uitvoering; • Een interne gemeentelijke werkgroep ‘Energie en duurzaamheid’ wordt opgericht. De portefeuillehouder is samen met de secretaris en E&D-coördinator de aanjager voor deze omslag en is in deze afhankelijk van de afdelingsmanagers in de organisatie om de cultuuromslag te verwezenlijken. Zij vormen als het ware de ambassadeurs die de ambitie op energiegebied moeten uitdragen naar hun afdelingen. In de taakomschrijving van de afdelingsmanagers zal iets moeten worden gezegd over dit onderwerp, zodat van hogerhand hierop kan worden gestuurd.
316
Daarnaast is het in “cultuur-verandertrajecten” altijd goed om opzoek te gaan naar vlaggendragers. Zij kunnen een verlengde zijn van de portefeuillehouders en secretaris op het gebied van stimuleren en bewustwording. Door goed en enthousiast te communiceren over PALET zullen deze zich wellicht ook al zelf gaan melden om mee te denken. De communicatie moet erop gericht zijn dat het een project van “ons” wordt en niet van “hen”.
Werkwijze Palet 3.0 zal opgewerkt worden tot een programma over de periode van 2016-2020. Hierin zullen projecten en acties worden opgenomen waar een medewerker (actor) verantwoordelijk voor wordt. De PALET coördinator zal regelmatig de voortgang bilateraal bespreken en per kwartaal een bijeenkomst beleggen waar alle actoren vertellen over de voortgang. Hiermee moet iedereen zicht krijgen op wat er allemaal gebeurt en of wij elkaar kunnen helpen. Tevens moet dit overleg dienen als plek om kennis te delen en als inspiratiebron voor nieuwe ideeën. Nieuwe acties/projecten kunnen hier worden geïntroduceerd en excursies georganiseerd naar gerealiseerde projecten. Daarnaast gaan wij onderzoeken hoe wij het college en de gemeenteraad het beste kunnen betrekken bij de voortgang.
Jaarlijks informatiemoment Om brede betrokkenheid en draagvlak te behouden binnen de organisatie is het wenselijk om jaarlijks een moment te kiezen waarop wij alle collega’s vertellen en misschien zelfs laten zien waar we mee bezig zijn en welke successen dat we bereikt hebben. Voor de hand liggend is om dit te doen op een dag dat er reeds aandacht voor het onderwerp is zoals de Dag van de Duurzaamheid (oktober), Warme Truiendag (februari) of Earth Hour (maart). Eenzelfde sessie (of een combinatie) zal ook voor raadsleden en burgers worden gehouden. Om in 2040 een energieneutrale gemeente te kunnen zijn is borging in de hele gemeentelijke organisatie noodzakelijk. Het streven naar energieneutraliteit moet verankerd worden in het gemeentelijke beleid over de gehele linie. De gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie en moet haar ambities en inspanningen dan ook duidelijk zichtbaar maken. Zodat de externe partijen die nodig zijn om deze ambities te realiseren duidelijk wordt dat ze er serieus mee bezig is.Iedere afdeling heeft een rol in het bereiken van de raad vastgestelde ambities. Het is dan ook nodig dat binnen iedere afdeling het streven naar energieneutraliteit eigen wordt gemaakt, met een mooi woord ‘verinnerlijkt’.
Bestuurlijke en politieke borging Het college zowel als de raad is in 2015 akkoord gegaan met het streven om in 2040 energieneutraal te zijn. Het college beslist over de uitvoering van projecten die bijdragen aan de realisatie hiervan en die passen binnen het beschikbare budget. De raad stuurt op hoofdlijnen, en heeft de kaders aangegeven in PALET 1.0 en 2.0. Voor 2016 is incidenteel budget vrijgemaakt. De raad moet beslissen over het toekennen van een structureel budget voor 2017 en verder, wat onontbeerlijk is voor de uitvoering van dit en de volgende programma’s. De portefeuillehouder milieu/duurzaamheid is de bestuurlijk opdrachtgever van dit programma.Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haars portefeuille raken. Ambtelijke borging De ambtelijke opdrachtgever van dit programma is de manager Ruimte en Samenleving. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in dit uitvoeringsprogramma worden neergelegd bij de afdelingen die het betreft. Kortom deze afdelingen krijgen de verantwoordelijkheid voor het trekken en uitvoeren van de genoemde die qua onderwerp hier thuishoren. Er is binnen de afdelingeen beleidsambtenaar (energieenduurzaamheid coördinator) aangewezen die in samenwerking met de leiding de integrale voortgang van het uitvoeringsprogramma bewaakt. 317
Cultuuromslag Het inbedden van het streven naar energieneutraliteit vereist een omslag in ons denken en handelen. Energiebesparing en -opwekking worden mede de uitgangspunten van onze werkzaamheden. Voegt bijvoorbeeld een plan energieverbruik toe, dan moet hier ook compensatie tegenover staan, bouwen we in eigen opdracht, dan is dat energieneutraal en bij inkopen wordt het een verplicht criterium worden waarop wordt ingekocht en aanbesteed. Binnen de gemeentelijke organisatie dienen nog alle afdelingen en ambtenaren verder worden geïnformeerd en geïnstrueerd. Het zal voor een ieder een vanzelfsprekendheid moeten worden om bij elke beleidsafweging ook energie en duurzaamheidte betrekken. Wellicht is het nodig om hierin rekening te houden met een cultuuromslag. Hiervan weten we dat dit niet makkelijk is en nog een lange weg is om te gaan. Ondersteuning van alle kanten is hierin geboden.
Communicatie en marketing Om een brede energietransitie op gang te brengen, moeten we de gehele samenleving in beweging krijgen. Belangrijk is daarbij dat we een interactie aangaan met de gehele samenleving. Van zeer groot belang voor het behalen van onze doelen, het slagen van alle projecten en activiteiten in dit uitvoeringsprogramma en de volgende programma’s tot 2040 is de ontwikkeling en inzet van een goede, professionele marketing- en communicatiestrategie. Deze moeten in regionaal verband, gezamenlijk, worden opgezet. Hiervoor zal een communicatie of - marketingbureau in de arm moeten worden genomen. Deze strategie moet enerzijds een kapstok bieden voor alle ontwikkelingen op het gebied van energietransitie in de regio en partijen binden. Het moet onze energietransitie een gezamenlijk smoel geven waardoor het herkenbaar wordt, zodat mensen zich er iets bij kunnen voorstellen en mee kunnen identificeren. Anderzijds moet het aansprekend en uitdagend zijn om alle behoeftes te kunnen bedienen. Dus of je het nu doet vanuit milieuoverwegingen , idealisme of gewoon vanwege je eigen beurs; het moet iedereen aanspreken. De aanpak van PALET vanuit de gemeenschappelijke regeling van 8 gemeenten is hierbij wel uniek te noemen in Nederland. De samenwerking binnen Parkstad is echter op communicatief gebied niet leidend. Het gaat om de boodschap dat wij energieneutraal willen zijn in 2040 om hiermee een zekere en betaalbare energievoorziening voor de toekomstige generaties te kunnen garanderen. De regionale marketing en communicatie strategie zal worden geïnitieerd en gedragen vanuit de broedkamer van Parkstad. De gemeente Nuth zal met name communiceren over de concrete Nuthse projecten. De huidige aanpak richting de basisscholen blijkt zeer effectief te zijn. Het educatieprogramma wordt zeer goed beleefd en betrokken onderwijzers zullen in de komende periode zelf getraind worden. Op deze manier borgen we Energie en duurzaamheid in het onderwijsprogramma hetgeen weer voldoet aan de duurzaamheidseisen opgelegd door gemeente en provincie. (Principe van Autopoiesis24). Als verlengstuk hiervan zal in samenwerking met de scholen ook de ouders erbij betrokken worden. Op hun beurt zullen deze ervaringen op gezette tijden weer worden gedeeld met lokale ondernemers en lokale politiek. Op deze manier wordt niet alleen iedereen zich bewust maar kunnen van onderaf initiatieven worden ontplooid en uitgevoerd
318 24 Autopoiesis betekent letterlijk “zelf-creatie, zelf-productie” en is door de biologen Maturana en Varela in 1972 geïntroduceerd als essentie van een levend systeem.
Financiële paragraaf Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een uitwerking van de ambitie tot 2040 (energieneutraal) in een ambitie tot 2020, samengesteld door de Bestuurscommissie Ruimte/Duurzaamheid van Parkstad en de acht colleges van B&W. PALET 3.0 laat vanuit beleidsmatig en strategisch perspectief zien aan welke projecten en acties in Parkstad en per individuele gemeente in de periode tot 2020 kan worden gewerkt aan de energietransitie. Het is letterlijk een palet aan mogelijkheden voor projecten en activiteiten. Belangrijk hierbij is dat PALET 3.0 en de projecten en acties die hierin zijn geformuleerd een weerspiegeling zijn van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht om de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties uit PALET 3.0 varieert van prille projectideeën zoals een zonne-akker van 3 hectare op een nader te bepalen locatie en met een nader uit te werken financieringsconstructie tot uitgewerkte projecten zoals o.a. het openbare verlichtingsproject . Voor sommige projecten is nog geen intensieve afstemming intern geweest of hard commitment uitgesproken door stakeholders. Ook kent een aantal projecten nog de nodige “afhankelijkheden” vóórdat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd, zoals financiering, projecteigenaarschap en definitief “groen licht” van de ambtelijke organisatie en in het verlengde daarvan een besluit van het college en/of de raad. Kortom, een aantal projecten of projectideeën wordt in een later stadium geconcretiseerd en ook dat concretiserings- en afstemmingsproces is als het ware een “project” in het uitvoeringsprogramma.
Structurele procesgelden Het bovenstaande in ogenschouw nemende is het ondoenlijk om het complete uitvoeringsprogramma door te rekenen en er een prijskaartje aan te hangen. Er zijn ook geen ervaringsgegevens, we hebben het simpelweg nog niet eerder gedaan! De Raad heeft nog geen concreet budget toegekend aan PALET. Wel zijn er budgetten in 2013/2014 gevoteerd voor diverse projecten/processen n.a.v. de visie Energie en Duurzaamheid. Bezien moet worden om een deel van dit budget te besteden als startkrediet voor PALET 3.0. Dit geeft de gemeentelijke organisatie in 2017 slagkracht en flexibiliteit om projecten en onderzoeken aan te zwengelen en in gang te zetten. De ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en de uitvoering van dit programma vraagt echter om een structureel budget. Er is net zoals in 2013 procesgeld nodig om zaken aan te zwengelen en om opdrachten te kunnen geven voor onderzoeken (denk bijvoorbeeld aan ruimtelijke onderzoeken of windenergiescans). Ook zijn er diverse subsidiemogelijkheden, zowel Europees, landelijk of provinciaal. Deze moeten zoveel mogelijk benut worden. Subsidieregelingen vereisen echter wel altijd een cofinanciering door de gemeente. En indien nodig moet het ook mogelijk zijn om tijdelijk capaciteit in te huren om bijvoorbeeld de ambtelijke organisatie te ondersteunen bij projectuitvoering. Richting de gemeenteraad zal dan ook worden voorgesteld om vanaf budgetjaar 2017 een structureel budget in te stellen voor de uitvoering van dit programma (procesgelden). Projecten die nog concreet uitgewerkt moeten worden en waar dit budget niet op ziet zullen inclusief een financieringsvoorstel aan de raad worden voorgelegd. Zoals dit bijvoorbeeld ook is gebeurd bij het Zonnepanelenproject Parkstad.
Revolverend duurzaamheidsfonds Een te onderzoeken mogelijkheid is het instellen van een revolverend duurzaamheidsfonds. De gemeente financiert vanuit dit fonds duurzaamheidsmaatregelen/-projecten. Door revenuen of afbetalingen (conform Zonnepanelenproject Parkstad) stromen de financiële middelen terug in het fonds. Hiermee kunnen weer nieuwe projecten of activiteiten gefinancierd worden. Door het instellen van zo’n revolverend duurzaamheidsfonds we inhaken op spontane en mooie initiatieven die ontstaan uit contacten met burgers en de markt. Een revolverend duurzaamheidsfonds bied de gemeente de mogelijkheid om dynamisch met de financiële middelen om te gaan.
319
320
9.6
Gemeente Onderbanken
321
322
9.6.1
Voorwoord gemeente Onderbanken
Een gezonde leefomgeving nu en in de toekomst voor onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Dat is waar het uiteindelijk allemaal om draait. Met PALET 3.0 krijgt de gemeente Onderbanken een uitvoeringsprogramma in handen waarmee de gemeente goede stappen kan zetten in het realiseren van haar duurzaamheidsdoelen. De beschreven maatregelen passen allen in de gedachtegang van de trias energetica, variëren in aard en omvang, en zijn divers wanneer het gaat om resultaat- of inspanningsverplichtingen. Natuurlijk, het streven om in 2040 energieneutraal te zijn is ambitieus. Mocht op onze route naar 2040 blijken dat niet alle beschreven maatregelen mogelijk zijn, heeft dat als gevolg dat er meer ingezet moet worden op andere vormen van energiebesparing of nieuwe energie, zodat de uiteindelijke stip op de horizon, een energieneutrale regio, haalbaar blijft. De diverse mogelijkheden van nu stemmen mij hoopvol voor de toekomst. Bij sommige toepassingen is het ‘break even point’ al een tijdje bereikt. Zonnepanelen zijn hier een goed voorbeeld van. Waar een tijd lang het produceren van zonnepanelen alleen maar loonde wanneer er subsidie op zat, zijn we nu zo ver dat de productiekosten lager zijn dan de opbrengsten onder andere door een groter productievermogen. Hoe meer je ergens van maakt, hoe lager de kostprijs. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook zo zal gaan met andere energiebesparende of energieopwekkende toepassingen. We staan aan het begin van een globale duurzame revolutie, onder invloed van nieuwe technologische ontwikkelingen wordt mogelijk wat wij nooit voor mogelijk hadden gehouden. Rens Evers Wethouder duurzaamheid
323
324
9.6.2
Samenvatting PALET 2.0 – Onderbanken
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Onderbanken is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoeringsprogramma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Onderbanken bedraagt 670 TJ1. Daarvan komt zo’n 77% (512 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen (59%), de publieke dienstverlening (8%) en de commerciële dienstverlening (10%). Het wegverkeer heeft met in totaliteit 131 TJ (19%) een fors aandeel in het energiegebruik in Onderbanken. De sectoren industrie en energie (2%), landbouw (1%) en onbekend (1%) hebben een beperkt energiegebruik. Het totale energiegebruik in Onderbanken omvat zo’n 2% van het totale energiegebruik in Parkstad.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Onderbanken.
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Onderbanken op zo’n € 13,5 miljoen geschat3. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 7,6 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen, dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 4,6 miljoen.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Onderbanken4.
1 2 3
4
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1 TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industrie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zijn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
325
Kansen voor energiebesparing Het is mogelijk om in 2040 197 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van bijna 30%. Met name in de gebouwde omgeving zijn grote besparingen te behalen: 158 TJ. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 80% van de totale besparingspotentie in Onderbanken. Maar ook in de andere sectoren zijn besparingen mogelijk, zoals in de figuur hierna is te zien.
Figuur 4: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Onderbanken.
Een besparing van 197 TJ op het huidige energiegebruik van 670 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 473 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energie opwekking In PALET 1.0 en 2.0 is inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Uitgaande van het integrale, ruimtelijk realistische scenario, heeft de gemeente Onderbanken een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van deze potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. Maar er zijn ook kansen voor biomassa, die worden bepaald door de in Onderbanken aanwezige afval- en reststromen. Voor windenergie geldt dat er een zekere technische potentie aanwezig is, maar vooralsnog is de plaatsing van grote windturbines in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg, waartoe Onderbanken behoort, in het integrale scenario uitgesloten. De figuur hierna toont de precieze opwekkingsmogelijkheden per techniek, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ). Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 596 TJ aan duurzame energieopwekking.
326
Figuur 5: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Onderbanken.
Kortom, in de periode tot 2040 kan het huidige energiegebruik fors worden verminderd: van 670 TJ naar 473 TJ per jaar. Uitgaande van het integraal scenario, kan deze resterende energievraag worden ingevuld door 596 TJ aan duurzame energieopwekking. Duurzame technologieën zoals zonnepanelen zijn namelijk veel efficiënter dan de energieopwekking in elektriciteitscentrales, waarbij in de omzetting van fossiele brandstoffen naar elektriciteit veel energie verloren gaat. Duurzame energie levert zo’n 20 tot 35% meer rendement dan fossiele energie. Derhalve is Onderbanken in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening5. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Onderbanken.
5
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
327
330
9.6.3
Gebouwgebonden
Sector Woningen De woningvoorraad in Onderbanken telt 3.568 woningen6, dat is bijna 3% van alle woningen in Parkstad. De rijwoningen (1.040), twee-onder-een-kapwoningen (1.262) en vrijstaande woningen (976) omvatten zo’n 92% van de gehele woningvoorraad van Onderbanken. Onderbanken kent een gering aantal flats/appartementen: 290. De woningvoorraad bestaat voor 68% uit koopwoningen, terwijl de corporaties en particuliere verhuurders achtereenvolgens 19% en 13% bezitten. In vergelijking met Parkstad heeft Onderbanken meer koopwoningen en minder huurwoningen.
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype7.
De sector woningen is met een verbruik van 395 TJ verantwoordelijk voor 59% van het energieverbruik in Onderbanken. Het energieverbruik per woningtype verschilt nogal. Het energieverbruik van de flats en appartementen is relatief gering en dat geldt in mindere mate ook voor de rijwoningen. De twee-ondereen-kapwoningen en de vrijstaande woningen gebruiken relatief veel energie. In 2040 is ten opzichte van het huidige verbruik een reductie mogelijk van 101 TJ. Dit is een besparing van 26%, die bij gelijkblijvende energieprijzen inhoudt dat de huishoudens in Onderbanken vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar zo’n 2 miljoen euro minder aan energiekosten hoeven te betalen.
Figuur 8: Gemiddeld energiegebruik woningen in Onderbanken8.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector woningen is 395 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 26% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 101 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 334 TJ.
331 6 7 8
PALET 2.0 - Onderbanken. PALET 2.0 - Onderbanken. Op basis van achtergronddocument PALET 1.0, jaar 2011.
Speerpunten Gegeven de samenstelling van de woningvoorraad in de gemeente Onderbanken en de in PALET 2.0 onderschreven kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking, is hierna een aantal projecten opgenomen die binnen deze sector kansrijk worden geacht voor uitvoering. Zo blijkt uit het onderzoek van PALET 2.0 dat Onderbanken een behoorlijke potentie heeft voor duurzame energiebronnen. Op basis hiervan wordt onder meer ingezet op het installeren van zonnepanelen op de daken van burgers en MKB-bedrijven (met een kleinverbruikersaansluiting). Het college heeft een aantal basisuitgangspunten geformuleerd: • De gemeentelijke begroting mag zo min mogelijk belast worden. • Maximale burgerparticipatie, waarbij de voorbeeldfunctie van de gemeente duidelijk wordt geaccentueerd. • De burger wordt geheel ontzorgd en krijgt volledige garantie. • Burgers met geringe financiële ruimte worden ook in de gelegenheid gesteld om in duurzaamheid te investeren. Daarbij past de rol van de gemeente als ontzorger. Als gekeken wordt naar het Zonnepanelenproject in Onderbanken, dan vindt de burger het prettig dat de gemeente een verdienmodel heeft ontwikkeld waarmee ze vanaf de eerste maand al een voordeel behalen. Verder geeft het de burger een goed gevoel dat de gemeente te allen tijde verantwoordelijk blijft voor het project. Daarnaast hoeft de burger relatief weinig energie te steken om deel te nemen aan het project.
Projecten Particuliere sector Zonnepanelenproject Parkstad – deel Onderbanken (300 woningen) De raad heeft in december 2015 ingestemd met deelname aan dit project. Kaders van het Zonnepanelenproject: • De gemeente begroting mag niet met dit project belast worden, waardoor er géén financiële bijdrage vanuit de gemeenten plaatsvindt; • Maximale burgerparticipatie, waarbij de voorbeeldfunctie van de gemeente duidelijk wordt geaccentueerd. De Burger wordt getriggerd op zijn eigen energieverbruik zodat hij of zij bewust wordt van de verspilling van energie; • De burger wordt geheel ontzorgd en krijgt volledige garantie; • Burgers met geringe financiële ruimte worden ook in de gelegenheid gesteld om in duurzaamheid te investeren. Voordelen voor de Burger: • Onbeperkte mogelijkheid tot saldering zijnde de vereffening van vraag en opwek. Voorwaarde is wel dat het kleinverbruikersaansluitingen betreft (< 3x80 Ampère). • De te verrekenen kWh-prijs is maximaal (> 21 eurocent). • De energiebelasting valt helemaal weg. Vanaf het eerste jaar is er een financieelvoordeel voor de deelnemende burger. • De installatie is standaard en eenvoudig, er zijn minimale installatiekosten en er hoeven geen aparte afspraken met de netbeheerder te worden gemaakt. • De participatie van de burgers is groot. Hierdoor wordt de voorbeeldfunctie van de overheid duidelijk zichtbaar. De burger gaat zich interesseren in het eigen energieverbruik en wordt geheel ontzorgd. • De woning krijgt een hoger energielabel. • De burger krijgt 15 jaar garantie op de installatie.
332
Energiebesparing bij 300 koopwoningen Het College wil haar burgers intensief ondersteunen bij de verduurzaming van haar woningen. Dit door het verstrekken van een lening voor duurzaamheidsinvesteringen. Hierdoor wordt het voor de burgers mogelijk het energielabel van hun woning te verbeteren zonder een eigen investering. Hierdoor kunnen burgers met geringe financiële draagkracht ook in duurzaamheid investeren. Het Gemeentelijk Werkbedrijf kan betrokken worden bij de energiescan. De ondersteuning vanuit de gemeente omvat zowel informatievoorziening op het gebied van duurzaamheid alsook het verstrekken van een krediet voor de hiervoor benodigde investering. Doelstelling van dit project is het verbeteren van het energielabel van 300 woningen in Onderbanken, en daarmee een upgrade van het gemiddelde energielabel van het gehele woningbestand in de gemeente te bewerkstelligen. Kaders van het project: • Het krediet wordt volledig terugbetaald, zodat een revolverend fonds ontstaat waaruit nieuwe projecten gefinancierd kunnen worden. De gemeente begroting mag uiteindelijk niet met dit project belast worden; • Het aflossingsbedrag van de lening dient lager te zijn dan de besparing op de energiekosten. Dit betekent dat alleen renderende projecten voor de lening in aanmerking komen. De gemeente zal dit toetsen. In het kader van dit project is een “top 3” van duurzaamheidsinvesteringen samengesteld. Het betreft de drie meest efficiënte maatregelen die ook het snelst terug te verdienen zijn. Ook zijn deze relatief gemakkelijk te beoordelen en kunnen met deze maatregelen grote besparingen worden gerealiseerd. De “top 3” maatregelen zijn: 1. Isoleren / ventileren (gevel-, dak- en/of vloerisolatie) De kwaliteit van de isolatie van een woning kan bepaald worden met een infrarood camera. In opdracht van de burger kan een dergelijke opname gemaakt worden. Hierdoor kan de burger zichzelf een beeld verschaffen van de isolerende eigenschappen van de woning en eventuele warmte lekken ontdekken, zodat een weloverwogen keuze gemaakt kan worden tussen gevel-, dak-, vloerisolatie of een combinatie hiervan. Indien de burger tot de conclusie komt dat zijn woning onvoldoende geïsoleerd is, kan hij de aanvraagprocedure bij de gemeente starten. 2. Dubbel Glas (HR++) of TRippelglas De kwaliteit van de beglazing kan ook middels een infrarood opname bepaald worden. Indien de burger tot de conclusie komt dat zijn beglazing onvoldoende isoleert door een slechte kwaliteit, een defect of enkel uitgevoerd is, kan hij de aanvraagprocedure bij de gemeente starten. 3. Hoog-rendement verwarmingsketel Middels het vervangen van de verwarmingsketel door een HR(-e) Ketel kan een aanzienlijke besparing gerealiseerd worden. Indien een woning voorzien is van nieuwe isolatie of dubbele beglazing is de oude verwarmingsketel meestal over-gedimensioneerd. Bovendien heeft de verwarmingstechnologie de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. Elektronische ontsteking, opstartregeling en het schakelen van de circulatiepomp zijn inmiddels beproefde technieken die zeker in oude ketels niet voorhanden zijn. Besparingen van 25-40% van het energieverbruik zijn gangbare kengetallen. Voor een gemiddelde woning kan hierdoor 650 m3 aardgas bespaard worden, oftewel € 400,- per jaar. Indien de burger tot de conclusie komt dat zijn ketel inefficiënt is, kan hij de aanvraagprocedure bij de gemeente starten.
333
Indien de burger wenst mee te doen Indien de burger een aanvraag doet voor een kredietverstrekking voor een van de genoemde “top 3” maatregelen zijn de volgende voorwaarden van toepassing: 1. De burger vraagt een offerte voor de te nemen duurzaamheidsmaatregel bij de serviceprovider (zie hierna onder ‘logistiek proces’): • Deze offerte omvat de omschrijving van de duurzaamheidsmaatregelen. • In deze offerte is het investeringsbedrag vermeld. • Tevens is in deze offerte de te verwachten energiebesparing alsook de jaarlijkse kostenbesparing vermeld. 2. Op grond van deze offerte maakt de burger een keuze waarnavervolgens een aanvraag in bij de serviceprovider wordt ingediend. 3. De gemeente beoordeelt deze aanvraag. Hierbij wordt advies ingewonnen bij de serviceprovider. Bij een positieve toewijzing ontvangt de burger het volledige investeringsbedrag. 4. De burger lost het geleende bedrag af met een looptijd van 15 jaar en een rentepercentage van 3,5%. De lening kan elk moment geheel afgelost worden. Het uitgangspunt hierbij is dat het af te lossen bedrag lager is dan de energiebesparing (op basis van de actuele energieprijzen). Logistiek proces Voor de uitvoering van het project wordt via een aanbesteding een serviceprovider aangesteld, deze zal de gemeente geheel ontzorgen. De hoofdtaken van de serviceprovider zijn: • Het maken van een calculatie van de besparing; • Het uitbrengen van de offerte; • Projectrealisatie, onder andere door het aansturen van installateurs; • Zorgdragen voor de facturering van het maandbedrag bij de burger (het ontzorgen van de gemeente).
Koppeling met levensloopbestendigheid woningen Ook het levensloopbestendig maken van woningen is van belang. Bij de uitwerking in concrete projecten wordt hiermee een koppeling gelegd, bijvoorbeeld door naast een energiescan van de woning, ook een zorgscan aan te bieden. Zo kunnen twee vliegen in een klap worden geslagen. De (sociale) huursector In de gemeente Onderbanken zijn de volgende woningcorporaties actief: • Weller (446 woningen9); • ZoWonen (179 woningen); • Stichting Wonen Limburg (18 woningen). Op basis van de nieuwe Woningwet per 1 juli 2015 worden woningcorporaties geacht mede uitvoering te geven aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en daartoe een bod (een activiteitenoverzicht) uit te brengen dat moet resulteren in wederzijdse prestatieafspraken. Ook huurdersorganisaties zijn hierbij een volwaardige partij. Weller en ZoWonen hebben een bod uitgebracht. Duurzaamheid heeft hierin nog geen prominente plaats. Aangezien 2015/2016 overgangsjaren zijn, zal hier de komende tijd nog flink op worden ingezet. Wij denken hierbij aan het convenant10 gemiddeld energielabel B en C in 2020. Op regionaal niveau wordt in Parkstadverband een nieuwe woonvisie opgesteld, waarin PALET nadrukkelijk een plek dient te krijgen. De woningcorporaties zullen, na vaststelling van deze woonvisie, hierop wederom een bod moeten uitbrengen.
334 9 Stand per 31-12-2014. 10 Convenant energiebesparing Huursector AEDES, 28 juni 2012.
Autonome ontwikkeling sector Woningen Een deel van de opgave voor 2020 is al gerealiseerd. De uitgevoerde nulmeting is namelijk gebaseerd op cijfers uit 2011. Het energieverbruik van woningen die zijn gesloopt in de periode 2012-2015 is daarom in mindering gebracht op de te behalen energiebesparing in 2020. Daarentegen is rekening gehouden met de toevoeging van het energieverbruik van nieuwbouwwoningen. Het gaat hierbij om zowel koop- als huurwoningen. De woningmarkt in Parkstad is volop in beweging. Waar in het verleden nog sprake was van een toename van de bevolking en de daarmee gepaard gaande bouw van nieuwe woningen, wordt onder andere vanwege de bevolkingsdaling al een aantal jaren hard gewerkt aan het in balans brengen van de regionale woningmarkt. Niet alleen kwantitatief, maar zeker ook in kwalitatief opzicht. Het leidende kader hiervoor is de regionale woningmarktprogrammering. De verduurzaming van de woningvoorraad maakt vanzelfsprekend onderdeel hiervan uit. In PALET 3.0 wordt de autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad meegenomen omdat dit effect heeft op het energiegebruik in de regio en specifiek op het energiegebruik in de woningsector. De autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad is in PALET 3.0 verdeeld in twee categorieën.
Sloop en nieuwbouw in de periode 2012-2015 In het kader van de transformatieopgave van de woningmarkt heeft in de periode 2012-2015 sloop en nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. De daadwerkelijk gerealiseerde sloop en nieuwbouw van woningen in deze periode kan worden vertaald in een energetisch effect. Zo gebruiken gesloopte woningen vandaag de dag natuurlijk geen energie meer. Nieuwbouwwoningen zijn normaliter energiezuiniger dan oudere woningen, maar deze hebben toch nog een behoorlijk energiegebruik. De sloop en nieuwbouw in de gemeente Onderbanken valt nagenoeg tegen elkaar weg, zodat een en ander niet tot een toename of afname van het energiegebruik leidt. Leegstand in de periode 2011-2014 Een tweede autonome ontwikkeling in de sector Woningen betreft de leegstand, zowel in de koop- als huursector. Op grond van de meest recente gegevens voorhanden, zijnde de provinciale Woonmonitor 2014, blijkt dat er in de gemeente Onderbanken per 31 december 2014 130 woningen leeg stonden. Dit aantal is vervolgens vergeleken met het aantal leegstaande woningen in de gemeente in 2011, namelijk het peiljaar waarop de nulmeting uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebaseerd en derhalve op het leegstandcijfer uit de Woonmonitor 2014 in mindering moet worden gebracht. Per saldo gaat het voor de gemeente Onderbanken om 5 leegstaande woningen11. In PALET 3.0 is berekend wat het energetisch effect is van deze leegstand, waarbij is aangenomen dat deze woningen – omdat er geen gebruiker is – veel minder energie gebruiken dan niet-leegstaande woningen. Hierbij is uitgegaan van een verminderd energiegebruik van 75% ten opzichte van het gemiddelde energiegebruik, waarbij de resterende 25% aan energie wordt gebruikt om de woningen vorstvrij te houden). Aan de toe- of afname van leegstaande woningen tussen 2011 en eind 2014 worden TJ’s toegekend. Voor de gemeente Onderbanken betekent dit een afname van het energiegebruik van 0,39 TJ.
Energiebesparing bij 300 koopwoningen Autonome ontwikkeling sector woningen
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Onderbanken
335 11 Woonmonitor Zuid-Limburg 2014, november 2015.
Sector Publieke Dienstverlening De publieke sector, goed voor 8% (52 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Onderbanken, is de verzamelnaam voor de overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publiek belang dienen. Voorbeelden binnen deze sector zijn scholen, sportcentra, gemeentehuizen en gemeenschapshuizen. Er is een besparing van 49% mogelijk, die bij gelijkblijvende energieprijzen inhoudt dat uit de Onderbankse (semi-)overheidskas vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar zo’n € 0,25 miljoen minder aan energiekosten betaald hoeft te worden.
Figuur 9: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ)12.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 52 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 25 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 16 TJ. In de afgelopen jaren is reeds gestart met het investeren in duurzaamheid van gemeentelijk vastgoed. Hieronder een aantal recente ontwikkelingen: • In 2014 is de gemeenteloods voorzien van 92 zonnepanelen (0,083 TJ); • De Brede Maatschappelijke Voorziening (BMV) Schinveld is in 2015 voorzien van 90 zonnepanelen en een groen dak (0,081 TJ); • De Brede Maatschappelijke Voorziening (BMV) Merkelbeek is 2015 voorzien van 78 zonnepanelen (0,07 TJ).
Speerpunten Het stap voor stap verduurzamen van het eigen gemeentelijk vastgoed is een belangrijk speerpunt voor het college. Hierdoor geven wij als gemeente het goede voorbeeld. De kwaliteit van de gebouwen neemt daardoor bovendien toe en kosten worden bespaard. Het project heeft betrekking op al het gemeentelijk vastgoed in Onderbanken. De ambitie is dat het gemeentelijk vastgoed in 2025 minimaal energielabel B heeft en in 2030 zelfs energielabel A. Uitgangspunten bij de prioritering in de verduurzaming van gemeentelijk vastgoed zijn: • De maatregel heeft een reële terugverdientijd; • De maatregel leidt niet tot kapitaal vernietiging; • Het betreft in eerste instantie vastgoed waarvan de gemeente zelf de energielasten betaalt. In 2016 zal derhalve worden gestart met het uitvoeren van energiescans voor de gemeentelijke gebouwen waarvan de gemeente Onderbanken de exploitatielasten betaalt (gemeentehuis, gemeenteloods en een sportaccommodatie). Afhankelijk van de uitkomsten van de energiescans worden energiebesparende maatregelen en duurzame opwekkingsmaatregelen genomen. Naast de energiescans wordt ingezet op een
336 12 PALET 2.0 - Onderbanken.
quick-win, namelijk het versneld vervangen van bestaande armaturen van de openbare verlichting door led.
Projecten Zonnepanelen op gemeentelijk gebouwen • Plaatsen van 90 zonnepanelen op de nieuwe Brede Maatschappelijke Voorziening (BMV) Schinveld. Dit levert circa 22.500 kWh (90x250 kWh) op. • Plaatsen van 78 zonnepanelen op de Brede Maatschappelijke Voorziening (BMV) Merkelbeek. Dit levert circa 19.500 kWh (78x250 kWh) op. • Plaatsen van 92 zonnepanelen op de gemeenteloods. Dit levert circa 23.000 kWh (92x250 kWh) op. Verduurzaming van gemeentelijke gebouwen
Energiescans In 2016 energiescans laten uitvoeren voor de gemeentelijke gebouwen waarvan de gemeente de exploitatielasten betaalt (gemeentehuis, gemeenteloods en een sportaccommodatie). Afhankelijk van de uitkomsten van de energiescans worden energiebesparende maatregelen en duurzame maatregelen ter behoeve van opwekking genomen. Eerste scans leveren mogelijk op: • • • •
Ombouw naar led-verlichting in het gemeentehuis levert naar verwachting een jaarlijkse besparing op van 0,15 TJ. Besparing op de ruimteverwarming (isolatie) bij gemeentelijke gebouwen (gemeentehuis, gemeenteloods en een sportaccommodatie) levert naar verwachting een jaarlijkse besparing op van 0,23 TJ. Openbare verlichting: ombouw van de bestaande armaturen naar led. Uitgangspunt is om in 2019 alle armaturen (1.245) te hebben vervangen. Hiermee wordt de openbare verlichting energiezuiniger, is er minder lichtvervuiling en gaan de onderhoudskosten omlaag. Dit levert een besparing op van 2,3 TJ. Openbare verlichting: de herindeling van de avond-nachtschakeling levert een besparing op van 1,1 TJ.
Verduurzaming zorgcentra (RUD) Het project ‘Zorginstellingen’, uitgevoerd door de Regionale Uitvoeringsdienst (RUD), is gestart in 2015. De zorgcentra in de gemeente worden of zijn bezocht door een toezichthouder van de RUD, gespecialiseerd in energie. Bij het bezoek worden de potentiële energiebesparingen in kaart gebracht. Op basis van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is het bedrijf verplicht om maatregelen te nemen die binnen vijf jaren terug te verdienen zijn. Hierop wordt vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. Zonnepanelen op sportaccommodaties Het plaatsen van 43 zonnepanelen op de sportaccommodatie van TC Schinveld. Dit levert circa 10.750 kWh (43x 250kWh) op. Het betreft een gebouw waarvan de gemeente niet de exploitatielasten betaalt.
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Verduurzaming zorgcentra (RUD)
Zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen Zonnepanelen op sportaccommodaties
337
Sector Commerciële Dienstverlening De commerciële dienstverlening is voor 10% (65 TJ) verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in de gemeente Onderbanken. Onder commerciële dienstverlening verstaan we alle dienstverlening gericht op het maken van winst, zoals de sectoren horeca, winkels en kantoren. De detailhandel en horeca gebruiken de meeste energie in Onderbanken. Er is een besparing van 49% mogelijk, die bij gelijkblijvende energieprijzen inhoudt dat de commerciële dienstverlening in Onderbanken vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar zo’n € 0,3 miljoen minder aan energiekosten hoeven te betalen.
Figuur 10: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ)13.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 65 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 32 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 26 TJ (gecombineerd met sector industrie en energie). Speerpunten Voor de gehele sector wordt ingezet op 3 speerpunten: • Het bevorderen van de bewustwording. Er worden gesprekken aangegaan met de verschillende stakeholders, in eerste instantie via het overleg BCO (Business Club Onderbanken) om te komen tot afspraken over energiebesparende en -opwekkende maatregelen. De gemeente neemt hiertoe het initiatief; • Het aanbieden en/of organiseren van energieadviezen; • De implementatie van energiemaatregelen. Het gaat hier om zowel energiebesparing- als om energieopwekkende maatregelen. Aanpak Naar de invulling van de genoemde speerpunten wordt op de volgende manieren gestreefd: Stimuleren van bewustwording en uitvoeren van energiescans Bovenop de ‘erkende maatregelen’ is vaak meer energiebesparing mogelijk. Een bedrijf kan daar vrijwillig voor kiezen maar dit kan niet worden afgedwongen door een toezichthouder. Het stimuleren van de bewustwording is en blijft daarom van belang. Voor ondernemers staat het onderwerp energie niet hoog op de agenda. Met name de kleine ondernemers zijn vooral bezig om het hoofd boven water te houden en concentreren zich op hun corebusiness. Het is voor ondernemers dan ook belangrijk om inzicht te krijgen in hun energieverbruik en de kansen om hier op te besparen. Hiervoor worden energiescans ingezet. Korte terugverdientijden en ontzorging zijn sleutelwoorden voor een succesvolle aanpak.
338 13 PALET 2.0 - Onderbanken.
Daarnaast hebben we bij de detailhandel te maken met grote landelijke ketens die centraal aangestuurd worden. Deze groep is moeilijker in beweging te krijgen. Hiervoor zal regionaal of landelijk het gesprek aangegaan moeten worden. Binnen de sectoren detailhandel, horeca en financiële dienstverlening zijn met name verlichting, koeling en ruimteverwarming belangrijke energievragers. Samen met BCO zullen gericht projecten worden geïnitieerd die ondernemers kunnen helpen bij de aanschaf van bijvoorbeeld ledverlichting, isolerende maatregelen aan het pand of een andere energetische verbetering te treffen. Hierbij zal getracht worden om een aanbod te doen dat voor ondernemers zowel technisch, organisatorisch als financieel laagdrempelig is voor ondernemers om aan deel te nemen. Ook hier kan gestart worden met het laten uitvoeren van energiescans, zodat duidelijk wordt waar de kansen liggen. Toezicht en handhaving De gemeente heeft op basis van de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten en regelingen een wettelijke toezichtstaak op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Zo moeten bedrijven voldoen aan de energiebesparingvereisten uit het Activiteitenbesluit. Tijdens de reguliere (milieu)controles bij bedrijven door medewerkers van toezicht en handhaving wordt meer aandacht gevraagd voor het aspect energiebesparing. Met zogenaamde ‘erkende maatregellijsten’, die voortvloeien uit het SER Energieakkoord, wordt het gemakkelijker voor een bedrijf om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De voorkeur heeft het om primair een stimulerend spoor met bewustwording in te zetten. Een tweede spoor van een mogelijk handhavingtraject is niet uit te sluiten, maar heeft uiteraard niet de voorkeur.
Projecten Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven welke projecten of activiteiten er specifiek zijn voorzien in de periode 2016-2020: • •
•
De gemeente onderzoekt hoe zij gedragsverandering bij bedrijven het beste kan stimuleren. Dit kan bijvoorbeeld door bedrijven met elkaar in contact te brengen, door collectieve inkoop en/of uitvoer van energiebesparende of -opwekkende maatregelen te stimuleren/faciliteren. Samen met de sector(en) c.q. de diverse ondernemersverenigingen projecten initiëren. Alleen al vanuit praktisch oogpunt kunnen niet alle sectoren of bedrijven tegelijkertijd worden benaderd. Er wordt een selectie gemaakt op basis van energieverbruik (grootverbruikers). De grootste of meest energie-intensieve bedrijven binnen een sector worden bezocht. Met hen wordt gesproken over het energieverbruik, kansen om te besparen, potentie voor energieopwekking, eigen intenties, bedreigingen en belemmeringen en hun voorbeeldrol. Voor de ondernemers met grote bedrijfshallen en dus veel dakoppervlak zal bekeken worden of en hoe zij aan de slag kunnen met het opwekken van energie middels zonnepanelen. De gemeente stimuleert en ontzorgt de ondernemer daarbij zoveel mogelijk.
339
Zonnepanelen op bedrijven In het SER Energieakkoord is er een aparte regeling opgenomen voor collectieven die gezamenlijk duurzame stroom opwekken voor eigen gebruik. Dit is de Postcoderoosregeling, waar de deelnemers korting krijgen op hun energiebelasting. De belangrijkste randvoorwaarde is dat de energieopwekking in hetzelfde zogenaamde postcoderoosgebied moet plaatsvinden als de consumptie van de energie. De energiecoöperaties hoeven dus niet meer op elk afzonderlijk dak zonnepanelen te plaatsen, maar kan de beste plek uitzoeken en vandaar energie opwekken voor de omliggende individuele gebruikers. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om op een groot dak op bijvoorbeeld een bedrijfspand zonnepanelen te plaatsen en deze ten voordeel laten zijn voor de bewoners. De opgewekte energie wordt door een energiecoöperatie aan het net geleverd tegen een terugleververgoeding. De deelnemers aan de energiecoöperatie kunnen korting krijgen op hun energiebelasting. Met de opbrengst is het voor de gemeente mogelijk een gezonde businesscase te maken. Voor de gemeente Onderbanken wordt onderzocht of gebruik maken van de Postcoderoosregeling tot de mogelijkheden behoort. Ook de eventuele combinatie met een energiecoörporatie wordt onderzocht.
Zonnepanelen op bedrijven
340
Sector Industrie en Energie De sector industrie en energie is voor een relatief beperkt deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Onderbanken, namelijk slechts 2% (12 TJ). Daarnaast is het doorvoeren van energiebesparing in deze sector niet eenvoudig en verschilt bovendien per branche. Dit hangt in sterke mate af van de inrichting van het productieproces en daarmee de technische haalbaarheid van maatregelen. Er is een besparing van 34% mogelijk, die bij gelijkblijvende energieprijzen inhoudt dat de sector industrie en energie in Onderbanken vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar € 34.000,- minder een energiekosten hoeft te betalen.
Figuur 11: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ)14.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 12 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 34% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 4 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan duurzame energieopwekking is 26 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Projecten Met behulp van algemene maatregelen ten behoeve van energie-efficiencyverbetering (uit het Energieakkoord) en specifieke convenanten (MJA3 en MEE15), zoals het Ministerie van Economische Zaken die met industriële bedrijven is overeengekomen, is een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar. Om dit te realiseren zullen in samenspraak met datzelfde ministerie, zoveel mogelijk bedrijven moet worden aangemoedigd om toe te treden tot de MJA3- en MEE convenanten om daarmee een effectiever en efficiënter gebruik van hun energie te organiseren. Aan de hand van routekaarten zoals die zijn opgesteld door brancheorganisaties, kan iedere industriële onderneming zijn eigen, op maat gemaakte energie-efficiencyplan opstellen. Implementatie van energiebesparingsmaatregelen De gemeente Onderbanken zal binnen deze sector geen aanjaagrol vervullen omdat het aantal industriële bedrijven en navenant het energiegebruik en de in PALET 2.0 onderzochte potenties voor besparing en opwekking beperkt zijn. Wel treden wij in overleg met de ondernemingen en zullen per bedrijf bezien of en zo ja welke besparingen concreet mogelijk zijn. De focus voor de gemeente Onderbanken ligt in het kader van PALET 3.0 met name op het verduurzamen van het woningenbestand en de gemeentelijke gebouwen (publieke dienstverlening).
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
341 14 PALET 2.0 - Onderbanken. 15 Meerjarenafspraken energie efficiëntie MJA3 en MEE zijn overeenkomsten tussen overheid en bedrijven, instellingen en gemeenten. MEE is voor ETS-bedrijven. MJA voor niet-ETS bedrijven (ETS = CO2 emissiehandel).
342
9.6.4
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer De sector infrastructuur, verkeer en vervoer omvat zo’n 19% (131 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Onderbanken. Deze energie kan worden geconcretiseerd in een jaarlijks gebruik van zo’n 1,7 miljoen liter benzine, 1,3 miljoen liter diesel en 0,1 miljoen liter LPG. Dat betekent een 1,2 kilometer lange rij van tankwagens met elk een inhoud van 35.000 m3 en een lengte van 13 meter. Binnen de gemeente Onderbanken is veelal sprake van woon-werkverkeer (forenzendorp). Het openbaar vervoer betreft alleen busvervoer. Er is een besparing van 27% mogelijk, die bij gelijkblijvende energieprijzen inhoudt dat het verkeer in Onderbanken vanaf 2040 of zoveel eerder per jaar zo’n € 1,2 miljoen minder aan energiekosten hoeven te betalen. Energiebesparinge binnen deze sector zijn veelal afhankelijk van autonome ontwikkelingen zoals de innovatie in de elektrificatie van het personenvervoer. Ondanks een verwachte groei van het wegverkeer kan in de periode tot 2040 fors worden bespaard op het energiegebruik in deze sector.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector infrastructuur, verkeer en vervoer is 131 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 35 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 137 TJ. Speerpunten De gemeente Onderbanken zal in deze sector echter geen aanjaagrol vervullen omdat de in PALET 2.0 onderzochte potenties voor besparing en opwekking moeilijk te verzilveren zijn. Zo zijn energiebesparingen binnen deze sector veelal afhankelijk van autonome ontwikkelingen zoals de innovatie in de electrificatie van het personenvervoer. De focus voor de gemeente Onderbanken ligt in het kader van PALET 3.0 met name op het verduurzamen van het woningenbestand en de gemeentelijke gebouwen (publieke dienstverlening). Projecten Duurzame mobiliteit In 2014 heeft de Parkstadraad het programma Duurzame Mobiliteit vastgesteld, waarin wordt ingezet op een vijftal speerpunten: • Investeringen in fietsinfrastructuur op hoofdroutes. • Ontwikkelen van schone stadsdistributie. • Stimuleren van elektromobiliteit, voor zowel fiets als auto. • Stimuleren van het (gebruik van het) openbaar vervoer. • Promotie over deze inzet en mogelijkheden voor inwoners en bedrijven. De speerpunten uit het programma Duurzame Mobiliteit vertonen raakvlak met de energietransitie. Per speerpunt wordt kort aangegeven hoe in Parkstad invulling wordt gegeven aan de programmatische vertaling, waarbij speerpunt 5 feitelijk bij alle speerpunten reeds terugkomt. Zie verder de regionale paragraaf over het programma Duurzame mobiliteit Parkstad.
343
Sector Overig (landbouw en onbekend) Het energieverbruik in de sector overig (onder andere landbouw) in Onderbanken is zeer beperkt, namelijk 8 TJ. Het ligt dan ook niet voor de hand om veel energie te steken in energiebesparende maatregelen in de landbouwsector. De Rijksoverheid voert per 2024 een verbod op asbestdaken in. Particulieren, bedrijven en (overheids)instellingen mogen geen asbestdaken meer bezitten. Het betreft daken waarbij de asbest blootgesteld is aan de buitenlucht (hoofdzakelijk golfplaten). Oude daken kunnen door de jaren heen door weer en wind zijn aangetast. Daardoor kunnen asbestvezels vrijkomen, die schadelijk zijn voor de gezondheid.
Figuur 12: Aandeel energiegebruik sector overig (in %).
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector Overig is 15 TJ. Het potentieel aan duurzame energieopwekking is 83 TJ in de periode 2016-2040. Projecten Asbest eraf, zonnepanelen erop Gelet op bovenstaande is de provinciale stimuleringsregeling “asbest eraf, zonnepanelen erop” voor een agrarische gemeente als Onderbanken een kans om twee vliegen in een klap te slaan. Via deze regeling kunnen agrarische bedrijven subsidie voor het saneren van asbestdaken ontvangen, mits dit gecombineerd wordt met plaatsing van zonnepanelen. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft € 20 miljoen beschikbaar gesteld voor de regeling. De huidige provinciale stimuleringsregeling “asbest eraf, zonnepanelen erop” is verruimd en verlengd om het beoogde resultaat van 4 miljoen m² asbestsanering te behalen. Vanaf 1 juli kunnen naast agrariërs ook voormalig agrarisch ondernemingen en eigenaren van een voormalig agrarisch bouwblok gebruik maken van de aangepaste regeling. Uitgaande van het verduurzamen van circa 10 (grotere) agrarische bedrijven is een opwekking van 1,14 TJ haalbaar.
Postcoderoosregeling Zoals reeds eerder aangegeven bij de sector commerciële dienstverlening is het mogelijk om bijvoorbeeld op een groot dak van een bedrijfspand zonnepanelen te plaatsen en deze ten voordeel laten zijn voor de bewoners en de omwonenden. Dit biedt ook kansen voor agrarische bedrijven. Voor Onderbanken wordt onderzocht of gebruik maken van de Postcoderoosregeling tot de mogelijkheden behoort. Het is nu nog te prematuur om hieraan een concrete energetische doelstelling te verbinden. 344
Asbest eraf, zonnepanelen erop
345
346
Zon Uit de energiepotentiestudie voor Onderbanken, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente een behoorlijke potentie is voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. Het totaal aan potentiële opwekking bedraagt voor zonne-energie 353 TJ. De helft hiervan wordt bepaald door de potenties voor zonnepanelen (zowel op daken, infrastructuur als grondgebonden installaties).
Figuur 13: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Onderbanken16.
De potentie voor zonne-energie wordt niet alleen bepaald door zonnepanelen of zonnecollectoren op daken, maar ook door kansen voor grootschalige grondgebonden zonnepanelenvelden. Niet ieder dak is (even) geschikt voor zonne-energie. Niet iedereen heeft een eigen en/of geschikt dak. Niet iedereen wil panelen op het eigen dak. De oplossing hiervoor kan gevonden worden in de aanleg van grootschalige zonne-akkers. Bij realisatie van een zonne-akker moet de stroom “aan het net” worden geleverd en kan er derhalve niet worden gesaldeerd met energiebelasting. Alsdan zijn er op dit moment grofweg twee hoofdlijnen voor een businesscase voor een zonnepark: •
•
Regeling Verlaagd Tarief: per 1 januari 2014 komen leden van coöperaties en verenigingen van eigenaren in aanmerking voor een belastingkorting op hun gezamenlijk opgewekte duurzame energie. Deze regeling geldt voor kleinverbruikers die samen eigenaar zijn van een productie-installatie en die in een zogenaamde postcoderoos rondom deze productie-installatie wonen. SDE+ : Bedrijven en (non-profit) instellingen die duurzame energie (gaan) produceren, kunnen gebruik maken van de landelijke subsidieregeling SDE+.
Speerpunten De gemeente stelt zich tot doel om samen met initiatiefnemers zonne-akkers te realiseren. De energie die wordt opgewekt moet ten goede komen aan de (directe) omgeving/omwonenden. Initiatiefnemers kunnen bedrijven zijn, maar ook betrokken inwoners die een energiecoöperatie willen vormen. De gemeente zal de benodigde gronden moeten zoeken en inbrengen. Draagvlak van omwonenden is hierbij van groot belang. Zijn er te weinig gronden geschikt, dan kan uiteraard ook gezocht worden naar medewerking van andere grondeigenaren met braakliggende percelen. Zonne-akkers De gemeente spant zich in om in 2016-2020 in totaal 6 hectare aan zonne-akkers te realiseren. Er worden gronden gezocht die in potentie geschikt zijn. Er moeten initiatiefnemers worden gezocht die een zonneakker kunnen realiseren en die in de benodigde investeringen kunnen voorzien. Er moet draagvlak en afnemers voor de energie worden gezocht in de (directe) omgeving en/of onder de inwoners. Een goede communicatiestrategie is hierbij noodzakelijk. De ambitie van 6,7 hectare aan zonne-akkers á 1,35 miljoen kWh ofwel 4,86 TJ levert in totaal 32,3 TJ op aan duurzame energieopwekking.
Zonne-akkers (6,7 ha)
347 16 PALET 2.0 - Onderbanken.
348
Wind Technisch gezien beschikt het grondgebied van de gemeente Onderbanken over een behoorlijke potentie aan windenergie. Echter, ruimtelijk en landschappelijk gezien en/of in het integraal scenario is plaatsing van grote windturbines vanwege de ligging van de gehele gemeente Onderbanken in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg uitgesloten (POL 2014). Het college ondersteunt deze visie omwille van het beschermen van de landschappelijke waarden van het Onderbankense deel in het NLZL en kiest ervoor om in de periode 20162020 in te zetten op andere vormen van duurzame energie.
Figuur 14: Potentiële opwekking windenergie gemeente Onderbanken17.
349 17 PALET 2.0 - Onderbanken.
350
Warmte-Koude Opslag Uit de energiepotentiestudie voor Onderbanken, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente potentie is voor warmte-koude opslag (194 TJ in 2040). De energiepotentiekaart (uit het PALET 2.0 rapport) maakt inzichtelijk welke gebieden in Onderbanken hiervoor kansrijk zouden kunnen zijn. De daadwerkelijke toepassing van deze vorm van duurzame energie vergt echter het nodige onderzoek op gebouwniveau, waarbij bovendien veel aandacht moet zijn voor de inpassing in bestaande energienetwerken en –infrastructuren.
Figuur 15: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Onderbanken18.
Wat is bodemenergie? WKO of bodemenergie is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysischchemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • Bodem energie of Warmte- Koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen.
Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. WKO Warmte Koudeopslag of bodemenergie (WKO) betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruiken voor het verwarmen dient een warmtepomp ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een warmtepomp. Boringen ten behoeve van een WKO-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Open-systemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk op te pompen grondwater, uit de zogenaamde acquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen.
351 18 PALET 2.0 - Onderbanken.
Daarbij kan de samenstelling van het grondwater voor problemen zorgen bij de pompen. Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit. Gesloten systemen maken gebruik van warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt.
Mijnwater en andere tussenvormen van geothermie Naast diepe Geothermie en ondiepe bodemenergie zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor �ijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Op dit moment wordt alleen in Heerlen thermische energie uit het voormalige mijnnetwerk onttrokken. Hier liggen de temperaturen tussen 16˚C en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijngangen fungeren als (seizoens-)opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. Toepasbaarheid in 2016-2020 Voor een enkele woning is een WKO-systeem doorgaans te duur vanwege de kostbare boringen. Wel kunnen er meerdere woningen op één bodembron worden aangesloten. In de bestaande bouw moeten hiervoor infrastructurele aanpassingen in de wijk worden gedaan. Door een bodembron toe te passen is het ook mogelijk om de woningen te koelen, waardoor er in de zomer meer comfort is. Voor grotere gebouwen (zoals grote kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuis, et cetera) is een WKO-systeem vaak erg interessant omdat er bespaard kan worden op verwarmen en koelen. Bij bestaande gebouwen moet onderzocht worden of het bestaande afgiftesysteem voor warmte en koude in het gebouw geschikt is voor dit systeem of geschikt gemaakt kan worden. In combinatie met isolatie maatregelen zijn hier meestal wel mogelijkheden. Een WKO-systeem is goed te combineren met een slim decentraal warmtenet zoals het Mijnwater net. De mogelijkheden voor een slim warmtenet worden op regionaal niveau onderzocht in het warmteplan. Voor meer informatie over warmtenetten zie het regionale hoofdstuk.
Onderbanken De gemeente Onderbanken ligt volledig in het Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit betekent dat als er een open of gesloten bodembron gerealiseerd gaat worden, er een meldingsplicht geldt aan de Provincie. Daarnaast behoort een groot deel van onze gemeente tot een boringsvrije zone, deze zone is in principe 100% uitgesloten voor WKO systemen (in verband met het waterwingebied). Ondanks deze beperkingen is de totale potentie binnen de gemeente nog vrij hoog, namelijk 194 TJ (33% van de totale opwekkingspotentie). Door de lage bebouwingsdichtheid in de gemeente is het in deze uitvoeringsperiode (2016-2020) lastig om WKO breed uit te rollen. Aan de vraagzijde (woningen en gebouwen) zal eerst een en ander georganiseerd moeten worden. Als er initiatieven zijn om individuele gebouwen in de gemeente aan te sluiten op WKO systemen zal de gemeente dit ondersteunen en faciliteren. Voor de periode van dit uitvoeringsprogramma (2016-2020) betekent dit dat de grootschalige toepassing van WKO nog te vroeg komt. Er wordt vooral ingezet op het nader uitwerken van de PALET-studies in een regionaal warmteplan (zie het regionale paragraaf) en het experimenteren in pilotprojecten.
352
Biomassa In Onderbanken is een potentie voor biomassa, die wordt bepaald door de in Onderbanken aanwezige afvalen reststromen. In 2040 kan, uitgedrukt in energetische opbrengst, 48 TJ opgewekt worden.
Figuur 16: Potentiële opwekking biomassa-energie gemeente Onderbanken19.
De lokale potentie voor biomassa in de vorm van rest- en afvalstromen kan wellicht op regionaal niveau worden samengebracht om een biomassacentrale te laten renderen. In 2011 is door Rd4 een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van een afvalbewerkingcentrum (ABC). Daaruit is gebleken dat: • Vergisting van afvalstromen uitsluitend interessant is als er de levering van warmte aan een warmtenet mogelijk is én het een optie zou kunnen zijn als er opschaling (inzameling) naar geheel Zuid-Limburg gezocht wordt. • Versnipperen van groen afvalstromen levert geen of slechts een geringe financiële of duurzaamheidswinst. In combinatie met vergisten zou dit interessanter worden. Met de ontwikkelingen rondom warmtenetten in onze regio is een hernieuwde verkenning interessant. Dit zal worden meegenomen in de regionale uitwerking van het warmteplan, hiervoor wordt verwezen naar het regionale deel.
353 19 PALET 2.0 - Onderbanken.
354
9.6.5
Flankerend beleid
Projecten flankerend beleid Naast de in de vorige paragrafen genoemde projecten en activiteiten loopt er ook een aantal zaken die niet direct bijdragen aan harde TJ’s, maar die flankerend werken, met andere woorden die een ondersteunend effect hebben. Het belang hiervan is groot, omdat met name deze projecten en activiteiten inzetten op de vereiste bewustwording en gedragsverandering van mensen en bedrijven. De volgende projecten zijn voorzien: Wonen Energieloket In het SER Energieakkoord is opgenomen dat de VNG ervoor zorgt dat in 2016 in alle regio’s een laagdrempelige en gecoördineerde structuur in uitvoering is, met daaraan gekoppeld lokale energieloketten. Met het indienen van een ondersteuningsaanvraag bij de VNG heeft de regio Zuid-Limburg zich verplicht tot invulling van de afspraak uit het Energieakkoord dat elke burger voor vragen over energiebesparing of duurzame energieopwekking terecht kan bij een energieloket. De insteek is dat dit informatiepunt zowel digitaal als fysiek is. Het Energieloket wordt regionaal georganiseerd (Zuid-Limburgse schaal). Hier is in 2015 reeds mee gestart. De gemeenten in Zuid-Limburg zien het Energieloket niet alleen als een verplichting, maar ook als een kans bij uitstek om partijen dichter bij elkaar te brengen rond het thema duurzaamheid. Het energieloket moet een ontmoetingsplek worden tussen de woningeigenaren, ondernemers en overheid. Het energieloket krijgt één identiteit in Zuid-Limburg, maar de webpagina kan per gemeente aangepast worden. Dus één huisstijl, maar met lokale inhoud. Duurzaamheidswinkel Parkstad (DUW) Iedere inwoner van Parkstad kan bij de DUW terecht voor een gratis advies over duurzaam wonen en/of bouwen en begeleiding bij de daadwerkelijke aanschaf van duurzaamheidsmaatregelen aan huis. Levensloopbestendigheid en gezondheid Dubbel Duurzaam Het project Dubbel Duurzaam is geïnitieerd door de gemeente Sittard-Geleen in samenwerking met de Natuuren Milieufederatie Limburg en de Stichting Huiszorg. De gemeente Schinnen neemt hier ook aan deel. Het doel van het project is het stimuleren van energiebesparing en het verbeteren van de levensloopbestendigheid van de woning van de particuliere woningeigenaar. Het project omvat een energiescan en zorgscan van de woning door speciaal daarvoor opgeleide lokale energiecoaches, realisatie door lokale installateurs, ondersteuning door Limburgse bedrijven, financieringsinstellingen en stichtingen (Milieufederatie). Eenvoudige maatregelen (denk aan een toiletbeugel en radiatorfolie) kunnen op verzoek worden aangebracht door een energieteam. De leden van de energieteams en de energiecoaches zijn geselecteerd uit de groep mensen in de bijstand, WW of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Kiest men voor omvangrijkere maatregelen zoals isolatie van de woning, dan kan de bewoner ook in dit traject worden begeleid indien gewenst. Ook financiering via de gemeente behoort tot de mogelijkheden. Educatie Duurzaamheidseducatie basisscholen ‘Jong geleerd is oud gedaan’! Onder dit motto is het wenselijk om al met onze jongste generaties op de basisscholen te starten met de bewustwording rondom het thema duurzaamheid. Hiervan zijn er al mooie voorbeelden waarbij kinderen op een interactieve manier betrokken worden, onderricht krijgen maar ook zelf manieren onderzoeken om onze leefomgeving verder te ‘verduurzamen’. Door dit ‘breed’ te borgen in het lager onderwijs en voort te zetten in het voortgezet onderwijs wordt het daardoor voor hen vanzelfsprekend en uiteindelijk een natuurlijk gedrag. 355
Verkeer en vervoer Beleidskaders voor e-laadinfrastructuur Er is in regionaal verband een handboek in ontwikkeling waarin de (beleids)kaders voor het aanleggen van laadinfra voor elektrische voertuigen worden beschreven. Een verbetering en/of uitbreiding van de laadinfra stimuleert het aandeel elektrische voertuigen binnen Onderbanken. De gemeente stelt op basis hiervan beleid op dit gebied vast. E-carsharing Onderzocht wordt hoe het eigen wagenpark te verduurzamen is. Dat maakt nu volledig gebruik van fossiele brandstoffen. Een mogelijkheid hiertoe is deelnemen aan een e-carsharing project bijvoorbeeld via de Stichting Limburg Elektrisch. Deze stichting stelt elektrische (deel)voertuigen beschikbaar waarmee Limburgse organisaties praktijkervaring kunnen opdoen. Marketing en communicatie Van zeer groot belang voor het slagen van alle projecten en activiteiten in dit uitvoeringsprogramma en de volgende programma’s tot 2040 is de ontwikkeling en inzet van een goede, professionele marketing- en communicatiestrategie. Deze moeten in regionaal verband, gezamenlijk, worden opgezet. Hiervoor wordt een communicatie of - marketingbureau in de arm genomen.
Gemeentelijke onderzoekslijnen Onze huidige energievoorziening is bijna helemaal afhankelijk van fossiele brandstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool. Deze afhankelijkheid brengt grote risico’s met zich mee. Allereerst omdat bij de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt, met het risico van ernstige klimaatverstoringen. Bovendien raakt onze energievoorziening steeds meer afhankelijk van import van brandstoffen uit politiek instabiele landen. De aanpak van deze problemen vraagt een lange termijn strategie, waarbij wordt toegewerkt naar een duurzame energievoorziening.
Onderzoekslijnen Doel is het zoeken, verbinden, ontwikkelen en het borgen van kennis op gebied van duurzame energie en technologie in nieuwe concepten, producten, processen en diensten. Warmteplan Parkstad Een warmteplan kan voor gemeenten uitkomst bieden. Voor het verwarmen van gebouwen of voor de warmtapwatervoorziening, worden steeds vaker distributienetten voor warmte aangelegd, zoals een stadsverwarmingssysteem of een klein wijk- of buurtverwarmingsnet. Zo’n warmtenet wordt bijvoorbeeld gevoed met restwarmte van lokale industrie. Er liggen veel kansen om gezamenlijk duurzaamheidsambities te realiseren. Een warmteplan is voor gemeenten een effectief middel om haar milieudoelstellingen te bereiken. Hoewel er al een aantal gemeenten met een warmteplan werkt, blijken veel gemeenten dit nog niet te doen. Reden hiervan kan zijn dat de gemeente in goed onderling overleg met alle betrokkenen bij een gebiedsontwikkeling tot afspraken wil komen. Dat is natuurlijk een goed streven. Toch is soms het opleggen van een verplichting nodig om duurzaamheidsdoelstellingen te halen; bijvoorbeeld ten aanzien van de verplichting van potentiële gebruikers om zich te laten aansluiten op een warmtenet, in plaats van te verlangen dat zij op een gasnet worden aangesloten. Zou dat niet verplicht worden, dan loopt men het risico dat er te weinig aansluitingen gerealiseerd worden, waardoor de exploitatie van een dergelijk warmtenet niet rendabel te maken is. Is er een warmteplan vastgesteld dan is aansluiting op dat net beter af te dwingen. Zonder aansluitplicht komen rendabele warmtenetten niet goed van de grond.
356
Windplan Parkstad Als je een beetje nuchter naar de toekomst kijkt, dan besef je dat er veel meer windturbines in het landschap gaan komen dan nu het geval is. Dat komt doordat windturbines nu en in de toekomst de goedkoopste en voor iedereen bereikbare energie leveren. In Nederland valt dat niet zo op, maar in de landen om ons heen wordt druk gebouwd. Wereldwijd wordt er sinds al 2008 meer windpark vermogen dan fossiel opwekvermogen gebouwd. Niet op zee, maar vooral op het land. Ook het huidige kabinet wil vooral wil vooral windturbines op het land. Helaas vindt niet iedereen windturbines mooi. Dit terwijl er juist mooie windparken of solitaire turbines zijn te ontwerpen. Mooi betekent hier twee dingen: 1. Visueel mooi in het landschap ontworpen c.q. geïntegreerd. 2. Een enkele rij windturbines met voor en achter die rij geen andere windturbines in beeld. Inwoners van de regio zijn mede eigenaar en krijgen hun deel van de winst. Je eigen windpark is altijd mooier dan dat van een anoniem bedrijf dat verdient aan jouw wind. Ook in Nederland zal uiteindelijk elke regio zijn windparken bouwen. Echter, wie gaat dat windpark bouwen, het fossiele energiebedrijf voor de eigen winst en buitenlandse aandeelhouder, of de bevolking in de regio voor zichzelf en een duurzamere wereld? Als de inwoners het zelf doen, kan het een mooi windpark worden, met respect voor het landschap ontworpen.
Gemeentelijke organisatie Zowel het college als de raad heeft in 2015 ingestemd met het streven om in 2040 energieneutraal te zijn. Het college beslist over de uitvoering van projecten die bijdragen aan de realisatie hiervan en die passen binnen het beschikbare budget. De raad stuurt op hoofdlijnen en heeft de kaders aangegeven in PALET 1.0 en PALET 2.0. Energie en klimaat vormen geen afzonderlijk vakgebied, maar moeten een geïntegreerd onderdeel zijn binnen andere relevante gemeentelijke beleidsvelden. De uitvoering beperkt zich dan ook niet alleen tot een afdeling, maar strekt zich uit over alle niveaus en disciplines binnen de gemeentelijke organisatie. Voor het adequaat uitvoeren en welslagen van deze taken is het op de eerste plaats noodzakelijk dat voor klimaat en/ of energie gerelateerde vraagstukken in alle lagen van de organisatie draagvlak is. Dus bij de gemeenteraad, het college, het management en de individuele medewerkers. De tweede voorwaarde is dat het klimaat- en energiebeleid opgenomen is in alle relevante visies en beleidsnota’s. De coördinatie berust bij de sector Samenleving en Ruimte. De portefeuillehouder Samenleving en Leefbaarheid is de bestuurlijk opdrachtgever van het uitvoeringsprogramma. Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haar portefeuille raken. Voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma is het dus van belang dat onderstaande punten in de organisatie verankerd zijn. Waar dit in het geheel of gedeeltelijk niet het geval is, zullen afspraken worden gemaakt. • Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn geborgd in de gemeentelijke organisatie; • Energie-(CO2-reductie)doelstellingen worden doorvertaald naar doelstellingen van andere beleidsvelden; • Voor de lange termijn budget beschikbaar maken voor de organisatie, onderzoek en voorlichting; • Structureel vernieuwende vormen van communicatie ontwikkelen naar alle in- en externe partijen en burgers van de gemeente; • Een aanvang wordt gemaakt met het monitoren van resultaten (projectniveau); • In- en externe verslaglegging zal plaatsvinden over de voortgang van de uitvoering; • Een interne gemeentelijke werkgroep ‘duurzaamheid’ wordt opgericht.
357
Communicatie Nederlanders denken dat bijna 40% van onze energie duurzaam is zo blijkt uit onderzoek. Maar ze hebben het mis: het is maar 5,6%. Wel staat ruim driekwart van de Nederlanders (zeer) positief tegenover het stimuleren van duurzame energie. Dat blijkt uit een onderzoek van Motivaction onder 2.054 Nederlanders. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken onderzocht het bureau hoe de Nederlander aankijkt tegen het thema duurzaamheid.
Overgrote meerderheid wil verduurzamen Wat blijkt? Nederlanders willen heel graag duurzamer worden. 77% staat (zeer) positief tegenover het stimuleren van duurzame energie. 20% is neutraal of weet het niet. Slechts 2% is (zeer) negatief. Het meest positief zijn Nederlanders over de verduurzaming van woningen, het energiezuiniger maken van huishoudelijke apparaten en zonne-energie. Toch staat de hervorming van het energiesysteem niet hoog op het prioriteitenlijstje van de meeste Nederlanders. Een mogelijke verklaring van deze prioritering volgens Motivaction: Nederlanders denken dat slechts de helft van de huidige verbruikte energie afkomstig is van fossiele bronnen, terwijl dat in werkelijkheid ruim 90% is. Daarnaast schatten de respondenten in dat 39% van de energie duurzaam is. Het werkelijke aantal is 5,6%. Overigens wordt het probleem van klimaatverandering wel onderkend. De uitstoot van CO2 door het verbruik van fossiele brandstoffen is volgens 70% schadelijk voor het milieu. Slechts 4% is het niet eens met die stelling. 68% vindt klimaatverandering een groot probleem, 6% is het daar (zeer) mee oneens. Sommige mensen worden wel een beetje moe van alle berichten over klimaatverandering: 20% vindt de aandacht overdreven.
Overheid aan zet De verantwoordelijkheid voor de transitie naar duurzame energie dichten Nederlanders wel vooral toe aan energiebedrijven (63%) en de overheid (65%). Een kleine 50% vindt dat de bewoners van Nederland zelf het meest verantwoordelijk zijn, daarna volgen de bedrijven. 61% van de ondervraagden wil overigens zelf een bijdrage leveren aan duurzame energievoorziening. Innovatief communicatiebeleid Hoe ontwikkel je nu tegen het licht van deze resultaten een innovatief communicatiebeleid voor het energiebeleid? De overkoepelende doelstelling is uiteindelijk ‘gedragsverandering’ met als gevolg minder CO2-uitstoot. Zonder verandering van de status quo kun je immers geen reductie van broeikasgassen bewerkstelligen. Communicatie reikt zover dat het kan zorgen voor verandering op kennisniveau (informeren, bewustmaken), houdingsniveau (overtuigen, enthousiasmeren) en op niveau van gedragsintentie (‘van plan zijn om…’). Bij de laatste stap naar daadwerkelijke gedragsverandering spelen andere factoren van onder meer economische, psychologische en sociale aard een wezenlijke rol. De doelstelling van het communicatiebeleid rondom klimaat en/of energie kan zijn: het formuleren, ontwikkelen en uitvoeren van een gezamenlijke communicatiestrategie met als uitgangspunt gedragsverandering.
358
Financiële paragraaf Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een uitwerking van de ambitie tot 2040 (energieneutraal) in een ambitie tot 2020, samengesteld door de Bestuurscommissie Ruimte/Duurzaamheid van Parkstad en de acht colleges van B&W. PALET 3.0 laat vanuit beleidsmatig en strategisch perspectief zien aan welke projecten en acties in Parkstad en per individuele gemeente in de periode tot 2020 kan worden gewerkt aan de energietransitie. Het is letterlijk een palet aan mogelijkheden voor projecten en activiteiten. Belangrijk hierbij is dat PALET 3.0 en de projecten en acties die hierin zijn geformuleerd een weerspiegeling zijn van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht om de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties uit PALET 3.0 varieert van prille projectideeën zoals een zonne-akker van 0,7 hectare op een nader te bepalen locatie en met een nader uit te werken financieringsconstructie tot uitgewerkte projecten zoals onder andere het openbare verlichtingsproject naar het voorbeeld van de gemeente Landgraaf. Voor sommige projecten is nog geen intensieve afstemming intern geweest of hard commitment uitgesproken door stakeholders. Ook kent een aantal projecten nog de nodige “afhankelijkheden” vóórdat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd, zoals financiering, projecteigenaarschap en definitief “groen licht” van de ambtelijke organisatie en in het verlengde daarvan een besluit van het college en/of de raad. Kortom, een aantal projecten of projectideeën wordt in een later stadium geconcretiseerd en ook dat concretiseringsen afstemmingsproces is als het ware een “project” in het uitvoeringsprogramma. Werkkrediet Het bovenstaande in ogenschouw nemende is het ondoenlijk om het complete uitvoeringsprogramma door te rekenen en er een prijskaartje aan te hangen. Er zijn ook geen ervaringsgegevens, we hebben het simpelweg nog niet eerder gedaan! De ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en de uitvoering van dit programma vraagt om een werkkrediet om zaken aan te zwengelen en om opdrachten te kunnen geven voor onderzoeken. Ook zijn er diverse subsidiemogelijkheden, zowel Europees, nationaal of provinciaal. Deze moeten zoveel mogelijk benut worden. Subsidieregelingen vereisen echter wel altijd een cofinanciering door de gemeente. En indien nodig moet het ook mogelijk zijn om tijdelijk capaciteit in te huren om bijvoorbeeld de ambtelijke organisatie te ondersteunen bij projectuitvoering. Richting de gemeenteraad zal dan ook worden voorgesteld om vanaf budgetjaar 2016 een werkkrediet beschikbaar te stellen voor de uitvoering van dit programma (procesgelden). Projecten die nog concreet uitgewerkt moeten worden en waar dit budget niet op toe ziet zullen inclusief een financieringsvoorstel aan de raad worden voorgelegd. Zoals dit bijvoorbeeld ook is gebeurd bij het Zonnepanelenproject Parkstad.
359
360
9.7
Gemeente Simpelveld
361
362
9.7.1
Voorwoord gemeente Simpelveld
Na vaststelling door alle gemeenteraden van Parkstad Limburg van de beleidsdocumenten Parkstad Limburg Energietransitie (PALET) staan we nu voor de volgende stap in dit proces. En wel de stap waarmee we met voorliggend uitvoeringsprogramma voor de periode 2016-2020 aan deze transitie invulling willen geven. Een eerste stap (van in totaal zes) om het uiteindelijke doel te bereiken: Regio Parkstad in 2040 energieneutraal. Het belang van deze opgave mag duidelijk zijn: alleen zo hebben we een goede kans om te voorkomen dat de aarde te veel opwarmt met alle mogelijke grote problemen en gevaren voor mens en natuur. Om de ambitie waar te maken is een enorme verandering in ons denken en doen over het energievraagstuk nodig. Maar vooral vraagt het om verandering in ons gedrag, in hoe we met de beschikbare energie omgaan. Duidelijk daarbij is dat we het stadium dat milieu alleen maar geld kost zijn gepasseerd. Milieuvervuiling en schaarste zijn de belangrijkste redenen om op zoek te gaan naar alternatieve oplossingen en nieuwe technieken. De laatste jaren hebben duurzame energiesystemen zich dan ook in technisch opzicht steeds verder ontwikkeld. Dit heeft vervolgens weer geleid tot sterk verbeterde rendementen en kortere terugverdientijden. Duurzaamheid biedt ook een kans. Een kans om te investeren in de regionale productie van duurzame energie dat ons minder afhankelijk maakt van verre en onstabiele regio’s. Bovendien levert regionale productie van duurzame energie aanzienlijke groeimogelijkheden voor de regionale economie en werkgelegenheid op. Ook houden we met dit gezamenlijk proces de regie in eigen hand. De regionale productie van duurzame energie vraagt fysieke ruimte. Onze gemeenschappelijke “stip op de horizon” stelt ons als regiogemeenten voor een ruimtelijke, planologische opgave. Om die opgave te volbrengen hebben de regiogemeenten elkaar nodig. Deze wederkerigheid onderstreept nog eens het grote belang van een gezamenlijke, regionale aanpak van onze inspanningen op het gebied van energiebesparing en de productie van duurzame energie. Duidelijk is in ieder geval ook dat we deze transitie niet alleen als gemeenten zijnde tot stand kunnen brengen. Hiervoor moeten we met z’n allen – overheden, instellingen, bedrijven en burgers – stevig aan de slag en initiatieven bundelen. We doen onszelf, elkaar en de toekomst hiermee een heel groot plezier en nemen hiermee onze verantwoordelijkheid naar onze toekomstige generaties. Ik ben ervan overtuigd dat we op deze manier erin zullen slagen om onze doelstelling te realiseren. Wiel Schleijpen, Wethouder milieu en duurzaamheid, gemeente Simpelveld.
363
364
9.7.2
Samenvatting PALET 2.0 – Simpelveld
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Simpelveld is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoeringsprogramma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Simpelveld bedraagt 880 TJ1. Daarvan komt zo’n 79% (689 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen (56%), de publieke dienstverlening (8%) en de commerciële dienstverlening (15%). Het wegverkeer heeft in totaliteit met 140 TJ (16%) een fors aandeel in het energiegebruik in Simpelveld. De sectoren industrie en energie (2%), landbouw (1%) en onbekend (2%) hebben een beperkt energiegebruik. Het totale energiegebruik in Simpelveld omvat zo’n 3% van het totale energiegebruik in Parkstad.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Simpelveld.
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Simpelveld op zo’n € 16,7 miljoen geschat3. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 9,4 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 5 miljoen.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Simpelveld4.
1 2 3
4
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1 TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industrie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zijn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
365
Kansen voor energiebesparing Het is mogelijk om in 2040 265 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van 30%. Met name in de gebouwde omgeving zijn grote besparingen te behalen: 220 TJ. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 83% van de totale besparing in Simpelveld. Maar ook in de andere sectoren zijn besparingen mogelijk, zoals in onderstaande figuur is te zien.
Figuur 4: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Simpelveld.
Een besparing van 265 TJ op het huidige energiegebruik van 880 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 615 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energieopwekking In PALET 1.0 en 2.0 is inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Uitgaande van het integrale, ruimtelijk realistische scenario, heeft de gemeente Simpelveld een behoorlijke potentie voor duurzame energieopwekking. Het grootste deel van de potentie wordt bepaald door zonne-energie en warmte-koude opslag. Maar er zijn ook kansen voor biomassa, die worden bepaald door de in Simpelveld aanwezige afval- en reststromen. Voor windenergie geldt dat er een zekere technische potentie aanwezig is, maar vooralsnog is de plaatsing van grote windturbines in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg, waartoe Simpelveld behoort, in het integrale scenario uitgesloten. In overleg met de Provincie kan bekeken worden waar plekken aan te wijzen zijn binnen de gemeente, die toch geschikt kunnen zijn voor de plaatsing van windturbines. De figuur hierna toont de precieze opwekkingsmogelijkheden per techniek, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ). Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 740 TJ aan duurzame energieopwekking.
366
Figuur 5: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Simpelveld.
Kortom, in de periode tot 2040 kan het huidige energiegebruik fors worden verminderd: van 880 TJ naar 615 TJ per jaar. Uitgaande van het integraal scenario, kan deze resterende energievraag worden ingevuld door 740 TJ aan duurzame energieopwekking. Duurzame technologieën zoals zonnepanelen zijn namelijk veel efficiënter dan de energieopwekking in elektriciteitscentrales, waarbij in de omzetting van fossiele brandstoffen naar elektriciteit veel energie verloren gaat. Duurzame energie levert zo’n 20 tot 35% meer rendement dan fossiele energie. Derhalve is Simpelveld in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening5. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Simpelveld.
5
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
367
370
9.7.3
Gebouwgebonden
Sector Woningen De sector woningen is goed voor 56% (489 TJ) van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente6. De energierekening van alle woningen samen bedraagt maar liefst € 9,4 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat weer ingezet kan worden voor de verduurzaming van de woningen. Het totaal aantal woningen in de gemeente Simpelveld bedraagt 5.073. Deze zijn als volgt over de verschillende woningtypes verdeeld.
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad7.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype8.
Figuur 8: Gemiddeld energiegebruik woningen in Simpelveld9.
De woningvoorraad is verder opgebouwd uit respectievelijk 62% koopwoningen, 26% sociale huur en 12% particuliere huur. In PALET 2.0 is reeds geconcludeerd dat de rijwoningen en de twee-onder-een-kapwoningen 60% van de woningvoorraad vormen en ook 60% van de energie in de woonsector verbruiken. Naar deze woningen zal in de periode 2016-2020 dan ook met name de aandacht uitgaan.
Potentie voor energiebesparing De belangrijkste en meest effectieve besparingsmaatregel is het verbeteren van de gebouwisolatie (vloer, gevels en dak), omdat juist op die plekken nogal wat warmteverlies optreedt. Dit maakt dat het in eerste instantie niet altijd noodzakelijk is om bestaande installaties voor ruimteverwarming op korte termijn te vervangen. Slechts indien de huidige installatie minder efficiënt is dan een HR-ketel ofwel de installatie voor warm tapwater (bijvoorbeeld een losse keukengeiser) aan vervanging toe is, zou een dergelijke maatregel aan de orde kunnen zijn (bijvoorbeeld in de vorm van een HR-combi ketel). Beide maatregelen, en met name de eerste, leiden ten opzichte van de nulmeting tot een gemiddelde halvering van de energievraag voor
6 7 8 9
PALET 2.0 - Simpelveld. PALET 2.0 - Simpelveld. PALET 2.0 - Simpelveld. PALET 1.0.
371
ruimteverwarming. Een tweede besparingscomponent is het verminderen van het elektriciteitsgebruik en het gebruik van warm(tap)water. Het reduceren van beide vergt niet zozeer een technische ingreep, maar vooral een gedragsverandering. Met name in de rijwoningen en twee-onder-een-kapwoningen (60% van de woningvoorraad) liggen voor de korte termijn de grootste besparingskansen, omdat deze woningtypen vanwege hun leeftijd en bouwkundige staat toe zijn aan een grondige renovatie en de energieprestatie relatief slecht is. Dit geldt ook voor de oudere vrijstaande woningen.
Potentie voor duurzame energieopwekking Aanvullend op de energiebesparende maatregelen zijn in deze sector ook kansen voor duurzame energieopwekking aanwezig. Deze zullen de energieprestatie van de woningen positief beïnvloeden, en wellicht dat een aantal hierdoor in hun eigen energiebehoefte kan voorzien. Het is van belang om bij de techniekkeuze van duurzame energieopwekking aandacht te hebben voor de, vanwege de besparingsmaatregelen, veranderende energievraag. Door woningen beter te isoleren, zal de vraag naar ruimteverwarming als gezegd veel lager worden. In verhouding zal de energievraag naar warm tapwater en elektriciteit groter worden. Kortom, de mix van warmte en elektriciteit zal veranderen en bij eventuele duurzame energieopwekking moet hiermee rekening worden gehouden. Het grootste deel van de potentie ligt bij de opwekking van energie via warmte-koude opslag (WKO). Bij woningen is echter vooralsnog de warmtevraag leidend en/of is er traditioneel geen koudevraag. Dit maakt dat bodemenergie voor de bestaande bouw en de renovatiemarkt op dit moment (qua investering) niet aantrekkelijk is. Met de toename van isolatie van woningen zal koeling echter steeds belangrijker worden voor een goed binnenklimaat en kan de rol van bodemenergie toenemen. Ook met gebouwgebonden windturbines kan aan de duurzame energieopwekkingsopgaaf worden bijgedragen. Echter, de potentie hiervan is zeer beperkt. Bovendien zijn deze kleine windturbines economisch gezien – wegens het lage vermogen dat ze leveren en de hoge investeringskosten – (nog) niet rendabel. Ook het lokale opwekkingspotentieel middels biomassa is beperkt. Om hiervoor een biomassacentrale te laten renderen zal deze biomassa – in de vorm van rest- en afvalstromen – regionaal dienen te worden samengebracht. Bovendien is de implementatietijd van een biomassacentrale dusdanig lang dat deze niet binnen de scope van voorliggend uitvoeringsprogramma valt. Zie nader hierover in paragraaf Biomassa. Voor deze sector resteert - bovendien als beste optie - nog de opwekking van elektriciteit middels zonnepanelen. Deze inmiddels beproefde technologie is, vanwege de relatief beperkte investeringskosten versus de hoge opbrengst, rendabel en bereikbaar voor een grote groep woningeigenaren. Om het aandeel zonne-energie in de particuliere markt te vergroten worden vanuit de overheid diverse projecten ontwikkeld die zich richten op financiële en/of praktische ontzorging. Zonne-energie ten behoeve van het opwekken van elektriciteit biedt dan ook grote potentie in het verduurzamen van de woningvoorraad. Daarnaast zijn er ook woningeigenaren die om diverse redenen geen gebruik kunnen maken van zonnepanelen op de eigen woning (een schaduwrijk dak, geen investeringsmiddelen, afhankelijk van Vereniging van Eigenaren, gestapelde woning, huurwoning). In dit soort situaties kan bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling uitkomst bieden. Deze overheidsregeling maakt het voor huishoudens mogelijk om toch (collectief) te kunnen profiteren van centraal opgewekte duurzame energie (meestal zonne-energie) uit de eigen regio.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energiegebruik in de sector woningen is 489 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 25% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 122 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 505 TJ.
372
De speerpunten en de rol van de gemeente De gemeente zal zich met name richten op: • Verduurzaming van koopwoningen; • Verduurzaming van huurwoningen van corporaties; • Het zo energieneutraal mogelijk bouwen van nieuwbouw woningen (BENG: Bijna Energie Neutraal Gebouw, conform nieuwe regelgeving vanaf 2020). Hierbij zal de rol van de gemeente voornamelijk stimulerend, faciliterend en ondersteunend zijn. Daarnaast zal de gemeente zo goed als mogelijk de rol als ontzorger proberen te vervullen dan wel ontzorging zo goed mogelijk trachten te organiseren.
Projecten met een resultaatsverplichting Zonnepanelenproject Parkstad - deel Simpelveld Voor de particuliere woningeigenaar is het van belang dat deze zoveel mogelijk bij het treffen van energiebesparende en energieopwekkende maatregelen wordt geïnformeerd en/of ontzorgd. In de praktijk blijkt dat voor de gemiddelde woningeigenaar aspecten als de technische complexheid van mogelijke maatregelen, de inhoud van offertes en de vergelijkbaarheid van offertes een struikelblok vormen. Ook kan niet iedereen zelf energiebesparende of -opwekkende maatregelen financieren. Deze belemmeringen moeten zoveel mogelijk worden weggenomen. Het lopende Zonnepanelenproject Parkstad is een voorbeeld van hoe dit kan worden aangepakt. De gemeente zorgt voor de financiering, voor de collectieve inkoop van de panelen, voor de installatie op het dak, voor de noodzakelijk reparaties, en dergelijke. De woningeigenaar sluit een lening met een lage rente af bij de gemeente en betaalt 15 jaar lang een vast maandelijks bedrag. De bewoner houdt maandelijks geld over door een lagere energierekening. Behalve een particuliere woningeigenaar kan ook een woninghuurder, het MKB, een (sport)vereniging of stichting aan het project deelnemen, mits sprake is van een kleinverbruikersaansluiting. En bij een huursituatie is hiervoor uiteraard toestemming van de verhuurder of eigenaar vereist. Nog in de loop van 2016 zal het project daadwerkelijk van start gaan en zullen particuliere woningeigenaren en (kleine) ondernemers daarvan gebruik kunnen maken. Daarnaast zal vanwege dit project zeer zeker ook een ‘spin off’-effect optreden van mensen en ondernemers die buiten het project om voor zonnepanelen kiezen. Wat levert het project op aan duurzame energieopwekking? Het project wordt uitgevoerd in twee tranches van 180 woningen. Dit is per tranche circa 5,5 % van de particuliere woningvoorraad in Simpelveld, hetgeen (gebaseerd op de ervaringscijfers van het project Landgraaf) als raming van het aantal potentiële deelnemers wordt gehanteerd. Uitgangspunt is voorts dat gemiddeld 14 zonnepanelen per woning worden geplaatst. Tweemaal 180 woningen met een gemiddeld van 14 zonnepanelen per woning en/of een gemiddeld te behalen elektriciteitsopbrengst van 3.360 kWh per woning levert in totaal 1.209.600 kWh op ofwel een bijdrage van 4,36 TJ aan duurzame energie.
Projecten met een inspanningsverplichting Energiebesparing bij 360 koopwoningen Naast het lopende zonnepanelenproject is energiebesparing bij 360 koopwoningen (dit is zo’n 10% van de totale particuliere woningvoorraad) als een inspanningsverplichting opgenomen. Hieraan kan op verschillende manieren invulling worden gegeven, waarbij de gemeente stimuleert, faciliteert en ontzorgt. Er wordt naar gestreefd om hierbij zoveel mogelijk met de Parkstadgemeenten een gezamenlijke aanpak te kiezen.
373
Wat levert deze ambitie op aan energiebesparing? Uitgangspunt is een besparing van 50% van het energieverbruik voor ruimteverwarming. De gemiddelde besparing per 100 woningen in Simpelveld bedraagt 2,196 TJ. Voor 360 woningen levert dit dus een totale energiebesparing op van 7,91 TJ. De besparing is bepaald aan de hand van de gemiddelde gasgebruiken in de gemeenten per woning10. Het gasgebruik voor koken en warm tapwater is in mindering gebracht (appartement: 337 m3 aardgas per jaar, grondgebonden woning: 537 m3 aardgas per jaar voor warm tapwater en koken11). Een van de mogelijkheden voor de gemeente om dit te kunnen realiseren is het project Dubbel Duurzaam. Het idee van dit project (dat reeds in de gemeente Sittard-Geleen is beproefd) is ontstaan vanuit het besef dat mensen steeds langer in hun eigen woning moeten kunnen blijven wonen. Zij kunnen dit vaak niet omdat de woning daarvoor niet geschikt is. Ook ontbreken vaak de middelen om de woning aan te passen. Door in dit project een combinatie te zoeken met energiebesparing kan de woning langer duurzaam gebruikt worden en houdt de bewoner geld over. De gecombineerde aanpak levert een energiezuinige en toekomstbestendige woning op. Een deelnemende bewoner wordt bezocht door een zogenaamde Energiezorgcoach die de behoefte van de bewoner bespreekt, de mogelijkheden voor energiebesparende en levensloopbestendige maatregelen van de woning inventariseert en op basis van deze informatie een onderzoeksrapportage opstelt. Verder kan een bewoner “kleine maatregelen” laten aanbrengen door een Energieteam. Hierbij valt te denken aan spaarlampen, leidingisolatie, drempelhulp, toiletbeugel et cetera. Voor de realisatie van de “grotere maatregelen”, zoals bijv. zonnepanelen, isolatie van de woning, dubbele beglazing en verbouwingen, wordt een offerte-ondersteuningstraject aangeboden. Uitgangspunt is dat voor de energiezorgcoaches alsook de energieteams mensen worden gezocht met een uitkering en/of in de bijstand en die voor het desbetreffende werk worden opgeleid. Het project kan uitgevoerd worden met of zonder financieringsmogelijkheden via de gemeente. Met dit project kan een woningeigenaar, indien hij/zij dit wenst, volledig worden ontzorgd. Projectpartners zijn de Natuur- en Milieufederatie Limburg, Stichting Huiszorg en een nader te benoemen lokale bouwmarkt. Voor eigenaren van een grondgebonden woning is het beslissen om te investeren in energiebesparing relatief eenvoudig. Voor eigenaren van een koopappartement is dat heel wat ingewikkelder. Zo zijn gevel, vloeren en dak eigendom van alle bewoners van het appartementencomplex samen. Niet de individuele bewoner, maar de vereniging van eigenaren (VvE) moet een besluit tot het treffen van energiebesparingsmaatregelen nemen. Een besluit dat in de algemene ledenvergadering van de VvE met een meerderheid van stemmen genomen moet worden en soms zelfs met een gekwalificeerde meerderheid. Gelet hierop alsook gelet op het beperkt aantal koopappartementen en/of VvE’s binnen de gemeente wordt aan deze doelgroep geen prioriteit toegekend in deze uitvoeringsperiode. Prestatieafspraken woningcorporaties De huursector kan worden onderverdeeld in de particuliere en de sociale huur. In Simpelveld zijn geen (grote) particuliere woningverhuurders aanwezig. Dit programma beperkt zich dan ook tot de sociale huursector. Op basis van de nieuwe Woningwet – in werking getreden vanaf 1 juli 2015 – worden woningcorporaties mede geacht uitvoering te geven aan het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid en daartoe een bod (een activiteitenoverzicht) uit te brengen dat moet resulteren in wederzijdse prestatieafspraken. In Simpelveld zijn de volgende woningcorporaties actief: • Wonen Limburg met 51 woningen. • Woningstichting Simpelveld (WSS) met 1.250 woningen. Alleen WSS heeft in meer of mindere mate concrete acties in de prestatieafspraken staan voor Simpelveld.
374 10 Klimaatmonitor jaar 2011, november 2015. 11 PALET 1.0.
De door WSS in haar energiebeleid opgenomen doelen zijn12: • Energiebesparende maatregelen doorvoeren die leiden tot lagere woonlasten; • Gemiddeld energielabel B realiseren voor het bezit waarvan de einde levensduur ligt tot na 2021 (in afwijking van het Convenant Energiebesparing Corporatiesector 2012 en het Koepelconvenant Energiebesparing gebouwde omgeving 2012 heeft WSS de ambitie om deze opgave niet in 2021 maar in 2023 te realiseren); • Nieuwbouwwoningen voorzien van energielabel; • Realisatie van het energiebeleid, zo mogelijk gecombineerd met planmatig onderhoud; • Actief stimuleren van bewoners tot energiezuinig gedrag. Wat levert deze ambitie op aan energiebesparing? Uitgangspunten: • De woningen worden met gemiddeld twee labelsprongen verbeterd; • Bij woningcorporaties kan 25% aan energiebesparing en/of ruimteverwarming worden behaald. Voor corporatiewoningen in de gemeente Simpelveld levert dit 1,098 TJ aan energiebesparing per 100 woningen op.
Periode 2011 (nulmeting) -2015 In deze periode heeft WSS in totaal 39 woningen verduurzaamd. Hiermee is dus een besparing van 0,39 * 1,098 TJ = 0,43 TJ gerealiseerd. Periode 2016-2020 Voor deze zullen, uitgaande van een lineaire ontwikkeling, zo’n 780 woningen worden verduurzaamd. Hiermee zal derhalve een besparing van 7,8 * 1,098 TJ = 8,56 TJ worden gerealiseerd. Daarnaast zijn in de prestatieafspraken 2016 nog de volgende (minder concrete) maatregelen opgenomen. WSS onderzoekt mogelijkheden om energieopwekkende maatregelen, zoals zonnepanelen, te realiseren. Voorts zal de WSS in samenwerking met de huurdersvertegenwoordiging en de gemeente bewoners meer bewust maken van hun energieverbruik en hoe zij hier beter mee om kunnen gaan. Autonome ontwikkeling sector woningen De woningmarkt in Parkstad is volop in beweging. Waar in het verleden nog sprake was van een toename van de bevolking en de daarmee gepaard gaande bouw van nieuwe woningen, wordt onder andere vanwege de bevolkingsdaling al een aantal jaren hard gewerkt aan het in balans brengen van de regionale woningmarkt. Niet alleen kwantitatief, maar zeker ook in kwalitatief opzicht. Het leidende kader hiervoor is de regionale woningmarktprogrammering. De verduurzaming van de woningvoorraad maakt vanzelfsprekend onderdeel hiervan uit. In PALET 3.0 wordt de autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad meegenomen omdat dit effect heeft op het energiegebruik in de regio en specifiek op het energiegebruik in de woningsector. De autonome ontwikkeling van de woningmarkt in Parkstad is in PALET 3.0 verdeeld in drie categorieën.
Sloop en nieuwbouw 2012-2015 In het kader van de transformatieopgave van de woningmarkt heeft in de periode 2012-2015 sloop en nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. De daadwerkelijk gerealiseerde sloop en nieuwbouw van woningen in deze periode kan worden vertaald in een energetisch effect. Zo gebruiken gesloopte woningen vandaag de dag natuurlijk geen energie meer. Nieuwbouwwoningen zijn normaliter energiezuiniger dan oudere woningen, maar deze hebben toch nog een behoorlijk energiegebruik.
375 12 Jaarverslag 2014 WSS.
In deze periode zijn 24 woningen gesloopt13: 2 vrijstaande woningen: 0,02 * 12,703 TJ = 0,24 TJ 8 tussenwoningen: 0,08 * 8,533 TJ = 0,68 TJ 14 appartementen: 0,14 * 5,633 TJ = 0,79 TJ Rekening houdend met de sloop en nieuwbouw in Simpelveld, resulteert dit in een totale afname van het energiegebruik van 1,71 TJ.
Leegstand in de periode 2011-2014 Een tweede autonome ontwikkeling in de sector Woningen betreft de leegstand, zowel in de koop- als huursector. Op grond van de meest recente gegevens voorhanden, zijnde de provinciale Woonmonitor 2014, blijkt dat er in de gemeente Simpelveld per 31 december 2014 191 woningen leeg stonden. Dit aantal is vervolgens vergeleken met het aantal leegstaande woningen in de gemeente in 2011, namelijk het peiljaar waarop de nulmeting uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is gebaseerd en derhalve op het leegstandcijfer uit de Woonmonitor 2014 in mindering moet worden gebracht. Per saldo gaat het voor de gemeente Simpelveld om een afname in leegstaande woningen en een toename in het energiegebruik van 28 woningen14. In PALET 3.0 is berekend wat het energetisch effect is van deze leegstand, waarbij is aangenomen dat deze woningen – omdat er geen gebruiker is – veel minder energie gebruiken dan niet-leegstaande woningen. Hierbij is uitgegaan van een verminderd energiegebruik van 75% ten opzichte van het gemiddelde energiegebruik, waarbij de resterende 25% aan energie wordt gebruikt om de woningen vorstvrij te houden. Aan de toe- of afname van leegstaande woningen tussen 2011 en eind 2014 worden TJ’s toegekend. Voor de gemeente Simpelveld betekent dit een toename van het energiegebruik van 2,58 TJ. Prognose huishoudensontwikkeling in de periode 2016-2020 Zoals hiervoor aangegeven is de woningmarkt in Parkstad volop in beweging, niet in de laatste plaats veroorzaakt door de effecten van de bevolkingsontwikkeling. Via de regionale woningmarktprogrammering wordt hieraan sturing en invulling gegeven. De prognoses voor de periode 2016-2020 zijn vervat in Progneff 2015, een onderzoek dat elk jaar wordt uitgevoerd in opdracht van de provincie Limburg. Deze prognose biedt een doorkijk in de ontwikkeling van de bevolking en de daarmee gepaard gaande woningbehoefte tot 2020 en zelfs tot 2050. Uit Progneff 2015 blijkt dat in de gemeente Simpelveld tot 2020 een overschot van 48 woningen zal ontstaan15. Dit overschot, feitelijk inhoudende dat er meer woningen dan huishoudens zijn, leidt uiteindelijk tot leegstand en eventueel sloop. De verwachte leegstand is evenals de gehanteerde methodiek zoals beschreven in de vorige categorie. gekwantificeerd in een energetisch effect. Voor de gemeente Simpelveld wordt daarom rekening gehouden met een afname van het energiegebruik van 3,36 TJ.
Energiebesparing bij 360 koopwoningen Prestatieafspraken woningcorporaties Autonome ontwikkeling sector woningen
376 13 Sloop en nieuwbouwcijfers gemeente Simpelveld. 14 Woonmonitor Zuid-Limburg 2014, november 2015. 15 Woningbehoefte gemeente Simpelveld, CBS Statline en E’til, Progneff 2015.
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Simpelveld
Sector Publieke Dienstverlening De publieke dienstverlening, goed voor 8% (67 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente, is een verzamelnaam voor overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publiek belang dienen. Voorbeelden binnen deze sector zijn gemeentehuizen, gemeenschapshuizen, scholen, zorgen sportcentra. In onderstaande figuur is te zien dat, buiten de restcategorie Overige dienstverlening waartoe onder andere kerkgebouwen behoren, veel energie gebruikt wordt in de Gezondheids- en welzijnszorg.
Figuur 9: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ)16.
Potentie voor energiebesparing Het reduceren van het energiegebruik in de publieke dienstverlening is een maatschappelijke verantwoordelijkheid waarbij de (semi)overheden in ieder geval het goede voorbeeld geven aan inwoners, bedrijven en instellingen door te laten zien dat verduurzaming op termijn loont. Het huidige energiegebruik in de publieke dienstverlening wordt voor circa 40% bepaald door energie voor ruimteverwarming en voor circa 25% voor verlichting en koeling. Hier liggen dan ook de grootste kansen voor energiebesparing. Het energieverbruik voor ruimteverwarming kan worden teruggedrongen door enerzijds de gebouwen beter te isoleren en te ventileren en anderzijds de warmteopwekking efficiënter en energiezuiniger te laten verlopen, bijvoorbeeld vervangen van VR-ketels door HR-ketels. Reduceren van het energieverbruik van de verlichting kan met name door het toepassen van led-verlichting en door gedragsverandering worden bewerkstelligd.
Potentie voor duurzame energieopwekking Manieren om energie op te wekken op gebouwniveau zijn met de huidige stand van de techniek en ruimtelijke wet- en regelgeving vrijwel beperkt tot het aanwenden van zonne-energie voor de productie van elektriciteit. Daarnaast kan zonne-energie – weliswaar op bescheiden schaal – ook worden gebruikt voor het verwarmen van (tap)water, bijvoorbeeld ten behoeve van douches van sportaccommodaties en zorggebouwen. Uit PALET 2.0 kan worden opgemaakt dat er voor Simpelveld, voor wat betreft het opwekken van energie, grote kansen worden toegedicht aan warmte-koude opslag (WKO). Deze manier van energie opwekken zal met name voor (de ondersteuning van) ruimteverwarming, en dus voor de gebouwde omgeving worden ingezet. Deze technieken zijn op dit moment alleen nog rendabel in te zetten bij grotere gebouwen of bij aansluiting van een aantal woningen of een woongebouw (zie warmte-koude opslag). Aan de opwekkingkant zijn ook voor deze sector met name de aanwending van zonne-energie en wel middels zonnepanelen (elektriciteit) en, zij het in mindere mate ook, middels zonnecollectoren (warm water) een rendabele opties.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 67 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 33 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 20 TJ. 377 16 PALET 2.0 - Simpelveld.
Speerpunten Zelf het voorbeeld geven. En wel door het gemeentelijk vastgoed stap voor stap te verduurzamen. Ook de zichtbaarheid van maatregelen in deze fase van de energietransitie is van groot belang. Hier gaat een stimulerende werking vanuit en het bevordert bewustwording. Daarom wordt ingezet op het plaatsen van zonnepanelen op de gemeentelijke gebouwen. Daar waar een derde partij de gebruiker en/of eigenaar van de gebouwen is zal de gemeente de belanghebbenden/stakeholders benaderen, informeren, faciliteren, in overleg gaan en – om zo mogelijk – tot (intentie)afspraken te komen. De rol van de gemeente Zoals al eerder gesteld beoogt de verduurzaming van gebouwen en hun energiehuishouding niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving maar heeft verduurzaming zeker ook positieve bedrijfseconomische gevolgen voor de exploitant van het betreffende gebouw. Zo kan, door het treffen van energiebesparende maatregelen, de energierekening omlaag en het gebruikscomfort omhoog. Eigen energieopwekking kan bijdragen aan een lagere energienota en maakt de exploitant ook minder afhankelijk van externe leveranciers. Hierbij dient wel rekening gehouden te worden met eventuele aanvullende onderhoudskosten. De gebouweigenaar zal de duurzame investeringen voor zijn rekening nemen terwijl de gebruiker hiervan het profijt (lagere energierekening en verhoogd comfort) geniet. Bij het verduurzamen van deze gebouwen zal derhalve altijd goed moeten worden gekeken naar de relatie tussen de eigenaar en de gebruiker van het betreffende gebouw. Eigendomspositie gemeente De invloed die de gemeente Simpelveld kan uitoefenen op de verduurzaming van de gebouwen binnen de publieke dienstverlening is sterk afhankelijk van haar positie in eigendom en exploitatie van het gebouw. 1. Eigenaar en gebruiker De gebouwen zijn eigendom van de gemeente Simpelveld en worden ook door de gemeente geëxploiteerd. Daar de gemeente zowel gebouweigenaar is als degene die de energierekening betaalt heeft zij zelf profijt van duurzame investering(en) die zij in/aan haar gebouwen pleegt. Het besluit om te verduurzamen is hiermee een intern afwegingsproces binnen de eigen bedrijfsvoering. Denk hierbij aan: • Gemeentehuis • Gemeentewerf • Sporthal 2. Eigenaar, geen gebruiker De gebouwen zijn weliswaar eigendom van de gemeente maar worden door “derden” geëxploiteerd. De gemeente zal als eigenaar in overleg moeten treden met de exploiterende organisaties (partij die de energierekening betaalt) van de gebouwen. Dit overleg zal gaan over het rendement van eventuele investeringen en zal uiteindelijk moeten leiden tot een investerings- en verdienmodel waaruit beide partijen voordeel halen. De gemeente behaalt haar duurzaamheidsambities en de gebruikers krijgen meer comfort tegen een lagere energierekening. Denk hierbij aan: • Exploiterende stichtingen wijksteunpunten/gemeenschapsaccommodaties • Sportverenigingen • Bibliotheekwerk
378
3. Geen eigenaar, geen gebruiker Gebouwen die een publieke functie dienen maar zowel in eigendom als exploitatie aan derden behoren. Als niet-eigenaar en niet-gebruiker van de gebouwen heeft de gemeente weinig directe invloed op de verduurzaming ervan. Uiteraard wordt bij nieuwbouw of renovatie (tijdens vergunningentraject) gelet op handhaving van de normen uit het Bouwbesluit en kan geadviseerd worden nog duurzamer te werk te gaan. Bij bestaande bouw is de rol van de gemeente beperkt tot het adviseren in en het stimuleren van het nemen van duurzaamheidsmaatregelen. Denk hierbij aan gebouwen van: • Huisartsen-, fysio-, tandarts- en overige gezondheidsgerelateerde praktijken • Zorginstellingen • Onderwijsinstellingen • Stichtingen voor kinderopvang peuterspeelzaalwerk • Bisdom, kerkbesturen • Sportverenigingen
Aanpak algemeen Voorlichting en bewustwording De eerste en makkelijkste winst bij energiebesparing is te behalen door middel van voorlichting en bewustwording bij de gebruiker. Efficiënter verwarmen, koelen en ventileren, verlichting alleen wanneer nodig, elektrische apparaten uitschakelen in plaats van op stand-by. Isoleren, ventileren Diverse gebouwen zijn gebouwd in een tijd dat er weinig aandacht was voor isolatie en ventilatie. In de loop van de jaren zijn deze gebouwen weliswaar nog verbouwd en/of aangepast maar daarbij is echter weinig geïnvesteerd in de update naar huidige isolatie- en ventilatienormen. Op het gebied van isolatie en ventilatie zal derhalve nog heel wat te winnen zijn. Energie opwekken Voor het opwekken van energie is vooralsnog het opwekken van elektriciteit middels zonnepanelen de beste optie. Indien het plaatsen van zonnepanelen voor de eigenaar/gebruiker zelf niet rendabel is (geen “saldering” mogelijk) dan kunnen (grote) daken bijvoorbeeld worden ingezet ten behoeve van een energiecoöperatie van omwonenden via de Postcoderoosregeling. Daarnaast, zij het dat hiervoor maatwerkonderzoek is vereist, kan ook de toepassing van zonnecollectoren interessant en/of rendabel zijn. Zoals bijvoorbeeld ten behoeve van het verwarmen van warm(tap)water voor douches van sportaccommodaties en zorggebouwen.
Aanpak specifiek Alvorens kostbare en ingrijpende maatregelen te nemen dient eerst een energiescan te worden uitgevoerd. Verduurzaming van vastgoed is namelijk maatwerk. Terugverdientijden zijn niet standaard en verschillen per gebouw en per maatregel. Per gebouw zal dan ook een maatwerkadvies moeten worden opgesteld. Hieruit zullen de volgende zaken naar voren komen: • • •
Verduurzamingsmaatregelen op de onderhoudsplanning aanvullende kosten van de maatregel; Raming wat de maatregel kan besparen op energie en/of exploitatielasten; Terugverdientijden.
Vervolgens kan de gebouweigenaar hiermee zelf aan de slag gaan. Daarnaast komen er steeds meer mogelijkheden om in het besparingstraject van advies tot en met uitvoering te worden ontzorgd.
379
Projecten met een resultaatsverplichting 25 % verduurzaming gemeentelijke gebouwen De gemeente zet zich in om het gemeentelijk vastgoed met 25% te verduurzamen. Voor deze gebouwen, waarvan de gemeente zowel eigenaar als gebruiker is, wordt een energiescan uitgevoerd. Vervolgens wordt aan de hand van de energiescan een advies uitgebracht over de voor het desbetreffende gebouw (meest) rendabele energiemaatregelen. Hierbij wordt ernaar gestreefd om zoveel mogelijk met de Parkstadgemeenten een gezamenlijke aanpak te kiezen. Wat levert het project op aan energiebesparing? Uitgaande van het huidige energieverbruik levert 25% energiebesparing 1,04 TJ op. Zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen Het plaatsen van zonnepanelen op een drietal gemeentelijke gebouwen (het gemeentehuis, de sporthal Bocholtz en de gemeentewerf Simpelveld). De investering voor het gemeentelager is, vanwege de mogelijkheid van salderen, het meest rendabel. De andere twee gebouwen kunnen in aanmerking komen voor een bijdrage in het kader van de SDE+-regeling. Wat levert het project op aan duurzame energieopwekking? Uitgaande van het reeds uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek kunnen op het gemeentehuis, de sporthal en de gemeentewerf respectievelijk 180, 700 en 159 panelen worden geplaatst. Deze panelen leveren in totaal ca. 228.120 kWh ofwel 0,82 TJ op. Openbare verlichting op led Het vervangen van de lichtmasten en/of armaturen door duurzame led-verlichting. In april 2015 heeft de gemeente Simpelveld het Beleidsplan Openbare Verlichting 2015-2024, met het bijbehorende uitvoeringsprogramma, vastgesteld. Dit beleidsplan en/of uitvoeringsprogramma voorziet onder andere in de vervanging van de lichtmasten door duurzame led-verlichting. Wat levert het project op aan duurzame energieopwekking? Het vervangen van alle armaturen ouder dan 20 jaar door led-armaturen in combinatie met dimmen levert een energiebesparing op van 91.700 kWh, hetgeen een besparing is van circa 21,8% op het totale verbruik. Het betreft 1.166 armaturen. Een besparing van 24.093 kWh is reeds gerealiseerd. De totale besparing bedraagt 91.700 kWh + 24.093 kWh = 115.793 kWh ofwel 115.793 kWh * 0,0000092 TJ = 1,07 TJ.
Projecten met een inspanningsverplichting Zonnepanelen op onderwijsgebouwen In deze programmaperiode zet de gemeente zich in om de verduurzaming van het basisonderwijs via energieopwekking te stimuleren. Tezamen met de regio zal het initiatief worden genomen om met de Onderwijsstichting Movare (onder welk bevoegd gezag beide basisscholen van de gemeente vallen) het gesprek aan te gaan om zo mogelijk tot (intentie)afspraken te komen. De ambitie van de gemeente daarbij is dat in ieder geval op een schoolgebouw zonnepanelen worden geplaatst. Overigens zal – gelet op het feit dat de scholen redelijk recent zijn gebouwd – niet op verduurzaming via energiebesparing worden ingezet. Wat levert deze ambitie op aan duurzame energieopwekking? Met behulp van de Zonnekaart17 is een inschatting gemaakt van de potentie van de daken van de twee schoolgebouwen voor zonnepanelen. Beide schoolgebouwen hebben nagenoeg eenzelfde opwekkingspotentieel. Realisatie van de ambitie, met als uitgangspunt om op één schoolgebouw 407 zonnepanelen te plaatsen, betekent een opbrengst van zo’n 88.850 kWh ofwel 0,32 TJ.
380 17 www.zonnekaart.nl.
Zonnepanelen op sportaccommodaties Het plaatsen van zonnepanelen op sportaccommodaties in eigendom van verenigingen. Sportverenigingen kunnen hiervoor (onder bepaalde voorwaarden) van de subsidieregeling “Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties” gebruik maken. Deze regeling is per 1 januari 2016 ingegaan en heeft een looptijd van 5 jaar. Daarnaast is het ook mogelijk – mits de accommodatie over een kleinverbruikersaansluiting beschikt – aan het Zonnepanelenproject Parkstad deelnemen. Indien het plaatsen van zonnepanelen voor de eigenaar of gebruiker zelf niet rendabel is (geen “saldering” mogelijk) dan kunnen (grote) daken bijv. worden ingezet ten behoeve van een energiecoöperatie van omwonenden via de Postcoderoosregeling. Daarnaast is ook nog een nieuwe landelijke subsidieregeling voor de verduurzaming van sportverenigingen van kracht. De gemeente zet zich in om de verenigingen te benaderen en over de mogelijkheden van de regelingen te informeren. Zo mogelijk om hierover met de verenigingen tot (intentie)afspraken te komen. Wat levert de ambitie op aan duurzame energieopwekking? Gegeven de accommodaties binnen de gemeente en met gebruikmaking van de zonnekaart wordt ingezet op een potentie van circa 585 zonnepanelen. Dit betekent een opbrengst van zo’n 140.640 kWh ofwel 0,51 TJ. Verduurzaming zorgcentra (8%) Dit valt onder het VNG-subsidieproject “Energiebesparing bij bedrijven” dat door de RUD Zuid-Limburg wordt uitgevoerd. Het doel van het project is het vaststellen en verbeteren van het naleefgedrag van de bedrijven op het nemen van rendabele energiebesparende maatregelen. De aanpak geschiedt branchegericht, te beginnen bij de zorginstellingen. Binnen het Simpelveldse is er een zorginstelling, Wijkzorgcentrum Bocholtz, waarvan inmiddels bekend is dat het zorggedeelte uiterlijk medio 2016 haar deuren sluit en dat er plannen zijn voor nieuwbouw. De gemeente zet zich – in het kader van het vergunningentraject – in dat de nieuwbouw zo energiezuinig mogelijk wordt ingericht. Vanaf 2019 wordt de regelgeving voor overheidsgebouwen aangescherpt naar Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG). Er kan (uiteraard) op dit moment nog niet worden aangegeven of ten opzichte van de bestaande bouw sprake zal zijn van een afname of toename van het energieverbruik. Uit de nulmeting is gebleken dat de subsector Gezondheids- en Welzijnszorg 21,3 TJ verbruikt. Het doel voor 2040 is om hiervan 49% te besparen. Tot 2040 is dit dan 10,44 TJ. Voor de periode 2016-2020 is de ambitie om 8% van de potentie tot 2040 in te vullen. Wat levert deze ambitie op aan energiebesparing? De ambitie van 8% van de doelstelling tot 2040 levert derhalve 0,08 * 10,44 TJ = 0,83 TJ energiebesparing op. Sloop gebouwen 2011-2015 Het gaat hier om sloop van publieke en/of openbare gebouwen waarvoor geen nieuwbouw in de plaats komt of is gekomen. Het energieverbruik van deze gebouwen levert hiermee een netto energiebesparing op. Het betreft in deze het reeds gesloopte multifunctioneel centrum I gen Bende. De besparing op het energieverbruik vanwege de sloop van dit gebouw levert 0,26 TJ op.
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen (25%) Openbare verlichting op led Verduurzaming zorgcentra (RUD) Sloop gebouwen 2012-2020
Zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen Zonnepanelen op onderwijsgebouwen Zonnepanelen op sportaccommodaties
381
Sector Commerciële Dienstverlening De commerciële dienstverlening is voor 15% (133 TJ) verantwoordelijk voor het totale energieverbruik in Simpelveld. Onder commerciële dienstverlening verstaan we alle dienstverlening gericht op het maken van winst, zoals de sub-sectoren horeca, winkels en kantoren. In onderstaande figuur is te zien dat de horeca de meeste energie verbruikt in Simpelveld.
Figuur 10: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ)18.
Potentie voor energiebesparing Om het huidige energiegebruik te verminderen, kan gebruik worden gemaakt van de besparingspakketten zoals Agentschap NL die voor de utiliteitsbouw heeft opgesteld. Voor de commerciële dienstverlening zijn deze dus gelijk aan de besparingspakketten voor de publieke dienstverlening. De kansen voor energiebesparing in de commerciële dienstverlening liggen met name in het terugdringen van de benodigde energie voor ruimteverwarming en verlichting. Potentie voor duurzame energieopwekking De energieprestatie van gebouwen binnen de commerciële dienstverlening kan verder worden verbeterd door de opwekking van duurzame energie op gebouwniveau. Het is van belang om bij de techniekkeuze van duurzame energieopwekking aandacht te hebben voor de, vanwege de besparingsmaatregelen, veranderende energievraag. Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 133 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 65 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 32 TJ (gecombineerd met sector industrie en energie). Speerpunten • Toezicht en (zo nodig) handhaving; • Voorlichten en stimuleren. Toezicht en handhaving In het kader van de Wet milieubeheer zijn energiebesparingsvoorschriften voor bedrijven van kracht. De aard van de voorschriften en/of de te nemen energiebesparingsmaatregelen varieert en is afhankelijk van het energieverbruik. Bij de uitvoering van milieucontroles zal hieraan meer aandacht en prioriteit worden gegeven. Ter vergemakkelijking en ondersteuning van het toezicht zijn of worden per branche zogenaamde erkende maatregelen voor energiebesparing vastgesteld.
382 18 PALET 2.0 - Simpelveld.
Worden deze maatregelen getroffen, dan voldoen de bedrijven aan de wettelijke besparingsplicht.Overigens bestaat de aanpak er uit om de bedrijven in eerste instantie te stimuleren om de energiebesparende maatregelen te nemen. Heeft dit niet het gewenste effect dan kan, zo nodig, een handhavingstraject worden ingezet. Voorlichten en stimuleren Om de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking op korte(re) termijn te benutten, moet tijdig het gesprek met de bedrijven worden aangegaan. Het daadwerkelijk realiseren van de taakstelling ligt immers bij de bedrijven zelf. De gemeente zal zich inspannen om de opgave te behalen door de bedrijven individueel en/of via de brancheorganisatie(s) te benaderen, te informeren, te faciliteren, met ze in overleg te gaan en om – zo mogelijk – tot (intentie)afspraken te komen. Bij met name de kleine ondernemers is de focus vooral, zo niet geheel, op hun corebusiness gericht. Het onderwerp energie heeft daardoor veelal te weinig aandacht. Het is voor ondernemers dan ook belangrijk om inzicht te krijgen in hun energieverbruik en de kansen om hier op te besparen. Korte terugverdientijden en ontzorging zijn hierbij sleutelwoorden voor een succesvolle aanpak. Daarnaast hebben we bij de detailhandel te maken met grote landelijke ketens die centraal aangestuurd worden. Voor deze groep zal dan ook regionaal het gesprek moeten worden aangegaan. Binnen de sector zijn met name verlichting, koeling en ruimteverwarming belangrijke energievragers. Samen met bedrijfs-/ondernemersverenigingen en branches zullen gericht projecten moeten worden geïnitieerd die ondernemers kunnen helpen bij de aanschaf van bijvoorbeeld led-verlichting, het investeren in gebouwisolatie of een efficiëntere ruimteverwarming.Alvorens (ingrijpende en kostbare) maatregelen worden genomen is het uiteraard verstandig eerst een energiescan te laten uitvoeren, zodat duidelijk wordt waar de kansen liggen.
Projecten Hieronder wordt op hoofdlijnen beschreven welke projecten of activiteiten er specifiek zijn voorzien in de periode 2016-2020. •
•
Samen met de sector projecten initiëren. Alleen al vanuit praktisch oogpunt kunnen niet alle bedrijven tegelijkertijd worden benaderd. Er wordt een selectie gemaakt op basis van energieverbruik (grootverbruikers). De grootste of meest energie-intensieve bedrijven uit de sector worden bezocht en met hen wordt gesproken over hun energieverbruik, kansen om energie te besparen en/of op te wekken, eigen intenties, bedreigingen en belemmeringen en hun voorbeeldrol. Voor de grote(re) bedrijven/bedrijfsgebouwen met veel dakoppervlak zal bekeken worden of en hoe zij aan de slag kunnen met het plaatsen van zonnepanelen.
Met name organisaties als Bedrijven Terreinen Management Parkstad (BTM), Ondernemend Parkstad Limburg (OPL), MKB Parkstad en de ondernemersverenigingen moeten een sterke rol krijgen bij het ontwikkelen en uitrollen van producten en acties. Organisaties die verder een belangrijke rol hierin kunnen vervullen zijn centrumorganisaties en bijvoorbeeld Koninklijke Horeca Nederland.
Projecten in het kader van de resultaatsverplichting In dit kader worden geen (concrete) projecten uitgevoerd.
383
Projecten in het kader van de inspanningsverplichting Zonnepanelen op bedrijven Het plaatsen van zonnepanelen op commerciële gebouwen. Daar waar sprake is van een kleinverbruikersaansluiting bestaat de mogelijkheid om aan het Zonnepanelenproject Parkstad deel te nemen. Voorts kan het zijn dat bedrijven meer dakoppervlak voor het plaatsen van zonnepanelen beschikbaar hebben dan dat de daarmee opgewekte elektriciteit voor eigen gebruik kan worden aangewend. In dit soort situaties kan wellicht gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. De inspanningsverplichting van de gemeente in dit kader betreft: • De bedrijven individueel en/of via de brancheorganisatie(s) waarvan ze deel uitmaken benaderen, informeren, stimuleren over de mogelijkheden. • Zo mogelijk met de bedrijven en/of de brancheorganisatie tot (intentie)afspraken komen. Wat levert deze ambitie op aan duurzame energieopwekking? Gegeven het beschikbare dakoppervlak van de tot deze sector behorende gebouwen en met gebruikmaking van de zonnekaart wordt ingezet op een potentie van circa 695 zonnepanelen. Dit betekent een opbrengst van zo’n 166.800 kWh ofwel 0,6 TJ.
Zonnepanelen op bedrijven
384
Sector Industrie en Energie De sector industrie en energie is voor een relatief beperkt deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Simpelveld, namelijk slechts 2% (20 TJ). De onderstaande figuur maakt de onderverdeling binnen deze sector inzichtelijk, waaruit blijkt dat de bouwnijverheid de meeste energie vraagt. Deze subsector bepaalt namelijk bijna 50% van het totale energiegebruik in deze sector.
Figuur 11: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ)19.
Potentie voor energiebesparing Het doorvoeren van energiebesparingen in de industrie is niet eenvoudig en verschilt bovendien per branche. Dit hangt in sterke mate af van de inrichting van het productieproces en daarmee de technische haalbaarheid van de maatregelen. Ook is het van belang te weten of industriële bedrijven recentelijk energiebesparende maatregelen hebben doorgevoerd. Er van uitgaande dat de eerste besparingsmaatregelen de grootste impact en de laagste kosten met zich meebrengen, zullen nieuwe besparingsmaatregelen lastiger door te voeren zijn. Om deze aanwezige ruimte aan potentiële energiebesparing te realiseren, is het van groot belang met de industriële ondernemingen in gesprek te gaan en per bedrijf te bezien of en zo ja welke besparingen concreet mogelijk zijn.
Potentie voor duurzame energieopwekking De energieprestatie van gebouwen binnen deze sector kan verder worden verbeterd door de opwekking van duurzame energie op gebouwniveau. Het is van belang om bij de techniekkeuze van duurzame energieopwekking aandacht te hebben voor de, vanwege de besparingsmaatregelen, veranderende energievraag. Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 20 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 34% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 7 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 32 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Speerpunten De speerpunten voor deze sector zijn dezelfde als beschreven in de vorige paragraaf over de sector commerciële dienstverlening: • Toezicht en (zo nodig) handhaving; • Voorlichten en stimuleren.
385 19 PALET 2.0 - Simpelveld.
Projecten in het kader van de resultaatsverplichting In dit kader worden geen concrete projecten uitgevoerd. Projecten in het kader van de inspanningsverplichting Zonnepanelen op bedrijven Het plaatsen van zonnepanelen op gebouwen. Daar waar sprake is van een kleinverbruikersaansluiting bestaat de mogelijkheid om aan het Zonnepanelenproject Parkstad deel te nemen. Voorts kan het zijn dat bedrijven meer dakoppervlak voor het plaatsen van zonnepanelen beschikbaar hebben dan dat de daarmee opgewekte elektriciteit voor eigen gebruik kan worden aangewend. In dit soort situaties kan wellicht gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. De inspanningsverplichting van de gemeente in dit kader betreft: • De bedrijven individueel en/of via de brancheorganisatie(s) waarvan ze deel uitmaken benaderen, informeren, stimuleren over de mogelijkheden. • Zo mogelijk met de bedrijven en/of de brancheorganisatie tot (intentie)afspraken komen. Wat levert deze ambitie op aan duurzame energieopwekking? Gegeven het beschikbare dakoppervlak van de tot deze sector behorende gebouwen en met gebruikmaking van de zonnekaart wordt ingezet op een potentie van circa 1.186 zonnepanelen. Dit betekent een opbrengst van zo’n 284.640 kWh ofwel 1,02 TJ.
386
Zonnepanelen op bedrijven
387
388
9.7.4
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer Deze sector omvat zo’n 16% (140 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente20. Het beïnvloeden van het verkeer en vervoer is als gemeente of als regio zeer beperkt mogelijk. Hier zijn vooral autonome ontwikkelingen aan de orde, zoals de innovatie in het elektrisch rijden, die op een ander schaalniveau en speelveld plaatsvinden. Het ligt voor de hand om, buiten datgene wat binnen handbereik van de lokale (en regionale) overheid ligt, zoals de aanleg van e-laad-infrastructuur en het vergroten van het maatschappelijk bewustzijn door het stimuleren van fietsgebruik, geen gerichte acties te ondernemen.
Potentie voor energiebesparing Door een combinatie van geleidelijke implementatie van nieuwe technieken, gedragsverandering (bijvoorbeeld een toename van het fietsgebruik) én een vergaande elektrificatie van het personenvervoer, is energiebesparing mogelijk. Potentie voor duurzame energieopwekking Ook voor duurzame energieopwekking zijn binnen deze sector mogelijkheden aanwezig zoals de toepassing van asfaltcollectoren. Deze techniek is vooral toepasbaar bij nieuwbouwprojecten. Voor bestaande bouw is de techniek niet/minder interessant vanwege de noodzakelijke kostbare aanpassingen. Toepassing van deze techniek zal dan ook op de korte(re) termijn niet aan de orde zijn. Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector verkeer en vervoer is 140 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 38 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 140 TJ. Speerpunten De gemeente zet in op het stellen van kaders waar nodig of wenselijk, op stimuleren en het goede voorbeeld geven. In regionaal verband participeert de gemeente in het Regionaal Verkeers- en VervoersPlan (RVVP 2011-2020), waarin de kaders voor het mobiliteitsbeleid in de regio zijn uitgezet. In relatie tot PALET zijn onder andere de volgende doelen van het RVVP van belang: het versterken en uitbreiden van het openbaar vervoersaanbod, het verbeteren van de bereikbaarheid met de auto en het promoten en uitbreiden van de infrastructuur voor het fietsverkeer. Regionaal Programma Duurzame Mobiliteit Parkstad In 2014 heeft de Parkstadraad het programma Duurzame Mobiliteit vastgesteld, waarin wordt ingezet op een vijftal speerpunten: • Investeringen in fietsinfrastructuur op hoofdroutes. • Ontwikkelen van schone stadsdistributie. • Stimuleren van elektromobiliteit, voor zowel fiets als auto. • Stimuleren van het (gebruik van het) openbaar vervoer. • Promotie over deze inzet en mogelijkheden voor inwoners en bedrijven. De speerpunten uit het programma Duurzame Mobiliteit vertonen raakvlak met de energietransitie. Per speerpunt wordt kort aangegeven hoe in Parkstad invulling wordt gegeven aan de programmatische vertaling, waarbij speerpunt 5 feitelijk bij alle speerpunten reeds terugkomt. Zie verder de regionale paragraaf over het programma Duurzame mobiliteit Parkstad.
389 20 Binnen deze sector zijn de categorieën binnen- en recreatievaart, zeescheepvaart, visserij en spoorverkeer niet meegenomen, omdat deze niet van toepassing zijn in Simpelveld.
Sector Overig (landbouw en onbekend) Van het totale jaarlijkse energieverbruik in de gemeente Simpelveld, zijnde 880 TJ, bedraagt het aandeel hierin van deze sector slechts 1% ofwel 8,8 TJ. Vanwege dit minimale aandeel is deze sector – voor wat de besparingsmogelijkheden betreft – in het gemeente-specifieke potentierapport PALET 2.0 buiten beschouwing gelaten.
Figuur 12: Aandeel energiegebruik sector overig (in %).
Onder de sector overig vallen de landbouwbedrijven en de aanverwante bedrijven. Binnen de gemeente Simpelveld betreft het onder meer akkerbouwbedrijven, veehouderijen, combinaties hiervan, fruitteeltbedrijven en agrarische loonwerkbedrijven. Daarnaast zijn in de sector overig de eventuele nog resterende bedrijven opgenomen, die niet onder een specifieke sector zijn onder te brengen. Binnen de gemeente Simpelveld betreft dit geen bedrijven waaraan, gezien het energieverbruik, prioriteit moet worden toegekend.
Potentie voor energiebesparing Als resultaat uit het potentie-rapport PALET 2.0 is naar voren gekomen dat de mogelijkheden om het huidige energieverbruik van deze sector te verminderen beperkt, zo niet, nihil zijn. Er is derhalve dan ook geen besparingsopgaaf vastgesteld. Dat neemt overigens niet weg dat – zeker gezien het plattelandskarakter van de gemeente en het aantal agrarische bedrijven – voor deze sector toch mogelijkheden voor energiebesparing zijn die benut kunnen worden. Hierbij valt bijv. te denken aan energiezuinige(re) ventilatoren, verwarmingsinstallaties c.q. klimaatregelingen, elektromotoren, verlichting en warmteterugwinning bij (melk)koelinstallaties in combinatie met voorkoeling. Besparen op het energieverbruik levert niet alleen een bijdrage aan de duurzaamheid van het bedrijf en de sector maar werkt ook kostenverlagend voor het bedrijf. De goedkoopste energie is immers de energie die niet wordt gebruikt.
Potentie voor duurzame energieopwekking Mogelijkheden voor duurzame energieopwekking zijn daarentegen wel aanwezig. Zo wordt duurzame energieopwekking van 2,0 TJ in 2020 (8 % van de totale opgave tot 2040) als haalbaar geacht. Een groot deel van deze potentie wordt toegekend aan de opwekking door middel van biomassa. Om voor deze (relatief gezien beperkte) lokale potentie een biomassacentrale te laten renderen zal deze biomassa – in de vorm van 390
rest- en afvalstromen – regionaal dienen te worden samengebracht. Bovendien is de implementatietijd van een biomassacentrale dusdanig lang dat deze niet binnen de scope van voorliggend uitvoeringsprogramma valt. Zie ook de paragraaf over biomassa. Daarnaast zou door mestvergisting warmte en elektriciteit kunnen worden geproduceerd. De kosten voor afschrijving, rente en onderhoud zijn echter op dit moment dusdanig hoog dat investeren in een mestvergistingsinstallatie nog niet rendabel is. Daarbij komt ook nog als nadeel dat naast mest met ander biologisch materiaal moet worden bijgemengd. De potentie voor de opwekking van energie zal voornamelijk uit de aanwending van zonne-energie moeten komen. En wel middels het toepassen van zonnepanelen voor de productie van elektriciteit en (mogelijk) zonnecollectoren voor de warmwaterproductie.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector overig is 31 TJ. Het potentieel aan energieopwekking is 44 TJ in de periode 2016-2040. Speerpunten Het speerpunt binnen deze sector is het realiseren van de PALET-taakstelling ten aanzien van de opwekking van duurzame energie. Het daadwerkelijk realiseren van de taakstelling ligt echter bij de bedrijven. Dit heeft de gemeente niet zelf in de hand. Daarnaast ontbreekt het de gemeente aan financiële stimuleringsmiddelen en zijn de wettelijke bevoegdheden te beperkt dan wel niet aanwezig om dit kracht bij te kunnen zetten. De gemeente ziet zich hierin wel voor een inspanningsverplichting gesteld. En wel zal de gemeente zich inspannen om de opgaaf te behalen door de bedrijven individueel en/of via de LLTB te benaderen, te informeren, te faciliteren, met ze in overleg te gaan en om – zo mogelijk – tot (intentie)afspraken te komen. Daarbij kan worden gewezen op de afspraken op het gebied van onder andere energiebesparing en duurzame energie die in het SER Energieakkoord zijn vastgelegd. En welk akkoord mede door LTO (Land- en Tuinbouw Organisatie) Nederland, waarvan de LLTB deel uitmaakt, is ondertekend.
Projecten in het kader van de resultaatsverplichting Zoals hiervoor is vermeld worden in dit kader geen projecten uitgevoerd. Projecten in het kader van de inspanningsverplichting Asbest eraf, zonnepanelen erop Via deze provinciale regeling kunnen agrarische ondernemers subsidie voor het saneren van asbestdaken ontvangen, mits dit gecombineerd wordt met plaatsing van zonnepanelen. Subsidie kan worden aangevraagd door: • Een agrarische onderneming; • Een voormalige agrarische onderneming; • Een eigenaar van een voormalig agrarisch bouwblok; • Een loonbedrijf. De inspanningsverplichting van de gemeente. • Bedrijven individueel en/of via LLTB benaderen en informeren over de mogelijkheden van de stimuleringsregeling. • Zo mogelijk met de bedrijven tot (intentie)afspraken komen.
391
Mogelijk dat bedrijven meer dakoppervlak voor het plaatsen van zonnepanelen beschikbaar hebben dan dat de daarmee opgewekte elektriciteit voor eigen gebruik kan worden aangewend. In dit soort situaties kan wellicht gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. Samenwerking met LLTB opzetten Daar we als gemeente weinig dan wel geen rechtstreekse invloed op deze sector kunnen uitoefenen hebben we – om de taakstelling binnen deze sector te kunnen realiseren – de LLTB als stakeholder nodig. Als ondernemers- en werkgeversorganisatie zijnde heeft de LLTB immers het in 2013 gesloten SER Energieakkoord mede ondertekend. Daarnaast heeft de agrarische sector zich middels het (reeds) in 2008 gesloten agroconvenant Schoon en Zuinig gecommitteerd aan afspraken op het gebied van energiebesparing, duurzame energie en reductie van broeikasgassen. Hierbij zijn voor de sector onder andere de volgende (met onze inspanningsverplichting gerelateerde) doelstellingen geformuleerd: • De sector streeft naar een verdere reductie van het gebruik van fossiele energie van gemiddeld 2% per jaar tot aan 2020 in alle landbouwsectoren, door toepassing van energiebesparingsmaatregelen zoals: zuinigere apparatuur, een zuiniger machinepark, isolatie, efficiëntieverhoging en inzet van duurzame energie. • De energie-intensieve veehouderij (pluimvee, varkens en kalveren) streeft er naar dat in 2020 op 20% van de bedrijven volledig zijn overgeschakeld op gebruik van duurzame elektra zoals: biomassa, zonneboilers voor warmte en/of kleine windturbines en zonnepanelen voor eigen gebruik. Om het energieverbruik terug te dringen is het verstandig om eerst een energiescan uit te (laten) voeren. Met deze scan wordt vastgesteld hoeveel energie waarvoor wordt gebruikt en wordt vervolgens een advies uitgebracht over de voor het bedrijf (meest) rendabele energiebesparingsmaatregelen. Daarnaast kan worden geadviseerd over de mogelijkheden van duurzame energieopwekking. De inspanningsverplichting van de gemeente met betrekking tot dit project is het benaderen van en samenwerking met de LLTB opzetten om: • Kennis te nemen van het (energie)beleids-/uitvoeringsprogramma van de LLTB; • (Meer) inzicht te krijgen in de energiesituatie van deze sector en/of van de bedrijven binnen de gemeente Simpelveld; • De bedrijven gezamenlijk te informeren, te stimuleren, te adviseren en te ondersteunen (zo mogelijk ook financieel); • Hierover tot (intentie)afspraken te komen. Wat levert deze ambitie op aan duurzame energieopwekking? Gegeven het beschikbare dakoppervlak van de tot deze sector behorende gebouwen en met gebruikmaking van de zonnekaart wordt ingezet op een potentie van circa 2.315 zonnepanelen. Dit betekent een opbrengst van zo’n 555.360 kWh ofwel 2,0 TJ.
392
Asbest eraf, zonnepanelen erop
393
394
Zon Zonne-energie is zeer overvloedig beschikbaar en het gebruik ervan als hernieuwbare energiebron ligt dan ook voor de hand. Dit blijkt ook uit de gemeente-specifieke potentiestudie (PALET 2.0), zoals hiernaast is weergegeven. De potentie voor zonne-energie wordt niet alleen bepaald door zonnepanelen of zonnecollectoren op daken, maar ook door kansen voor grootschalige grondgebonden zonnepanelenvelden. Niet ieder dak is (even) geschikt voor zonne-energie. Niet iedereen heeft een eigen en/of geschikt dak. Niet iedereen wil panelen op het eigen dak. De oplossing hiervoor kan gevonden worden in de aanleg van grootschalige zonneakkers, met andere woorden percelen vullen met zonnepanelen.
Figuur 13: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Simpelveld21.
Bij realisatie van een zonne-akker moet de stroom “aan het net” worden geleverd en kan er derhalve niet worden gesaldeerd met energiebelasting. Alsdan zijn er op dit moment grofweg twee hoofdlijnen voor een businesscase voor een zonnepark: • Regeling Verlaagd Tarief: per 1 januari 2014 komen leden van coöperaties en verenigingen van eigenaren in aanmerking voor een belastingkorting op hun gezamenlijk opgewekte duurzame energie. Deze regeling geldt voor kleinverbruikers die samen eigenaar zijn van een productie-installatie en die in een zogenaamde postcoderoos rondom deze productie-installatie wonen. • SDE+ : Bedrijven en (non-profit) instellingen die duurzame energie (gaan) produceren, kunnen gebruik maken van de landelijke subsidieregeling SDE+.
Speerpunten De gemeente stelt zich tot doel om samen met initiatiefnemers zonne-akkers te realiseren. De energie die wordt opgewekt moet ten goede komen aan de (directe) omgeving/omwonenden. Initiatiefnemers kunnen bedrijven zijn, maar ook betrokken inwoners die een energiecoöperatie willen vormen. De gemeente zal de benodigde gronden moeten zoeken en inbrengen. Draagvlak van omwonenden is hierbij van groot belang. Zijn er te weinig gronden geschikt, dan kan uiteraard ook gezocht worden naar medewerking van andere grondeigenaren met braakliggende percelen. Projecten in het kader van de inspanningsverplichting Zonne-akkers De gemeente spant zich in om in 2016-2020 in totaal 3 hectare aan zonne-akkers te realiseren. Er worden gronden gezocht die in potentie geschikt zijn. Er moeten initiatiefnemers worden gezocht die een zonneakker kunnen realiseren en die in de benodigde investeringen kunnen voorzien. Er moet draagvlak en afnemers voor de energie worden gezocht in de (directe) omgeving en/of onder de inwoners. Een goede communicatiestrategie is hierbij noodzakelijk. De ambitie van 3 hectare aan zonne-akkers á 1,35 miljoen kWh ofwel 4,86 TJ levert in totaal 14,58 TJ op aan duurzame energieopwekking.
Zonne-akkers (3 ha)
395 21 PALET 2.0 - Simpelveld.
396
Wind Technisch gezien beschikt het grondgebied van de gemeente Simpelveld over een behoorlijke potentie aan windenergie. Echter, ruimtelijk gezien en/of in het integraal scenario is plaatsing van grote windturbines vooralsnog vanwege de ligging van de gehele gemeente Simpelveld in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg uitgesloten (POL 2014). Ingevolge het POL is overigens een uitzondering op deze regel opgenomen en wel voor gebieden aan de provinciegrens waar reeds turbines staan opgesteld. Zie ook hiernaast weergegeven in de energiepotentiekaart. Daarnaast zijn – zij met een beperkte potentie (1 TJ in 2040) – mogelijkheden aanwezig voor gebouwgebonden turbines.
Figuur 14: Potentiële opwekking windenergie gemeente Simpelveld22.
De beperkte potentie aan windenergie dient zoals hiervoor vermeld te worden opgewekt middels gebouwgebonden windturbines. Toepassing van deze turbines vindt plaats in de sectoren die reeds eerder aan de orde zijn geweest. Nog afgezien van de minimale potentie dan wel de opwekkingsopgaaf zijn gebouwgebonden windturbines economisch gezien – wegens het lage vermogen dat ze leveren en de hoge investeringskosten – (nog) niet rendabel. Daarnaast zijn windturbines in de gebouwde omgeving niet altijd even veilig en zijn ze van invloed op de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving. Gelet op het vorenstaande wordt vooralsnog niet op windenergie ingezet. Dit neemt niet weg dat ontwikkelingen op het gebied van windenergie en/of windturbines in het bijzonder nauw gevolgd zullen worden. Windenergie heeft namelijk een belangrijk aandeel in de realisatie van de regionale ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn. Het potentieel voor zonne-energie is weliswaar enorm, doch er is bij lange na niet genoeg geschikt dakoppervlak en niet genoeg geschikte (braakliggende) grond voorhanden om de ambitie met voornamelijk zonne-energie te realiseren. Daarbij komt nog dat de energieproductie van een grote windturbine in verhouding tot zonne-energie ook enorm is. Eén windturbine levert namelijk evenveel stroom op als gemiddeld 14 zonnepanelen op 1.150 woningen. Kortom, we beseffen dat de ambitie om in 2040 energieneutraal te kunnen zijn niet gerealiseerd kan worden zonder de inzet van windenergie. Echter, windturbines hebben vanwege hun omvang een grote impact op de omgeving. Tegen de realisatie van een windturbineproject bestaat dan ook veelal grote weerstand. Onderzoek heeft evenwel aangetoond dat omwonenden die ook profijt hebben van een windturbineproject minder weerstand tonen en meer support geven voor de aanleg van de turbines. Het delen van opbrengsten kan dus een effectieve manier zijn om het draagvlak te vergroten. Maar bedenk dat dit geen (eenvoudig) recept is voor succes. De mate van deelname in de planvorming rond een windturbineproject is namelijk ook een belangrijke factor. Het profijt moet worden gewaardeerd als een logische en eerlijke meerwaarde voor de gemeenschap en niet worden ervaren als “afkoopsom”. Het effectief toepassen van waardedeling vergt dus tijd en aandacht. Het is dan ook van groot belang dat bij het realiseren van windprojecten in Parkstad de omgeving zoveel mogelijk wordt betrokken en een juiste verdeling van de lasten en lusten plaatsvindt. De op te stellen windvisie (zie ook het regionale paragraaf over windenergie), waarin duidelijk moet worden wat tot 2040 de mogelijke ontwikkelrichtingen zijn, moet hierover expliciete uitspraken doen.
397 22 PALET 2.0 - Simpelveld.
398
Warmte-Koude Opslag Uit de energiepotentiestudie voor Simpelveld, zoals hiernaast is weergegeven, blijkt dat in de gemeente potentie is voor warmte-koude opslag (373 TJ in 2040). De energiepotentiekaart in het PALET 2.0 rapport maakt inzichtelijk welke gebieden in Simpelveld hiervoor kansrijk zouden kunnen zijn
Figuur 15: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Simpelveld23.
Wat is bodemenergie? WKO of bodemenergie is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysischchemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • Bodem energie of Warmte- Koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen.
Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. WKO Warmte-koude opslag of bodemenergie (WKO) betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruiken voor het verwarmen dient een warmtepomp ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een warmtepomp. Boringen ten behoeve van een WKO-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Open-systemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk op te pompen grondwater, uit de zogenaamde acquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen. Daarbij kan de samenstelling van het grondwater voor problemen zorgen bij de pompen.
399 23 PALET 2.0 - Simpelveld.
Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit. Gesloten systemen maken gebruik van warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt.
Mijnwater en andere tussenvormen van geothermie Naast diepe Geothermie en ondiepe bodemenergie zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor Mijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1.000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Op dit moment wordt alleen in Heerlen thermische energie uit het voormalige mijnnetwerk onttrokken. Hier liggen de temperaturen tussen 16 en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijngangen fungeren als (seizoens-)opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. Toepasbaarheid in 2016-2020 Voor een enkele woning is een WKO-systeem doorgaans te duur vanwege de kostbare boringen. Wel kunnen er meerdere woningen op één bodembron worden aangesloten. In de bestaande bouw moeten hiervoor infrastructurele aanpassingen in de wijk worden gedaan. Door een bodembron toe te passen is het ook mogelijk om de woningen te koelen, waardoor er in de zomer meer comfort is. Voor grotere gebouwen (zoals grote kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuis, et cetera) is een WKO-systeem vaak erg interessant omdat er bespaard kan worden op verwarmen en koelen. Bij bestaande gebouwen moet onderzocht worden of het bestaande afgiftesysteem voor warmte en koude in het gebouw geschikt is voor dit systeem of geschikt gemaakt kan worden. In combinatie met isolatie maatregelen zijn hier meestal wel mogelijkheden. Een WKO-systeem is goed te combineren met een slim decentraal warmtenet zoals het Mijnwaternet. De mogelijkheden voor een slim warmtenet worden op regionaal niveau onderzocht in het warmteplan. De gemeente Simpelveld heeft een hoge potentie voor WKO-systemen, namelijk 373 TJ (50% van de totale opwekkingspotentie). De gemeente Simpelveld ligt volledig in het Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit betekent dat als er een open of gesloten bodembron gerealiseerd gaat worden, er een meldingsplicht geldt aan de Provincie. Het noordwestelijk deel van de gemeente lIn het noordwesten ligt een deel van de gemeente in een grondwaterbeschermingsgebied, dat daarmee in principe is uitgesloten voor WKO. Door de lage bebouwingsdichtheid in de gemeente is het in deze uitvoeringsperiode (2016-2020) lastig om WKO breed uit te rollen. Aan de vraagzijde (woningen en gebouwen) zal eerst een en ander georganiseerd moeten worden. Als er initiatieven zijn om individuele gebouwen in de gemeente aan te sluiten op WKO systemen zal de gemeente dit ondersteunen en faciliteren. Voor de periode van dit uitvoeringsprogramma (2016-2020) betekent dit dat de grootschalige toepassing van WKO nog te vroeg komt. Er wordt vooral ingezet op het nader uitwerken van de PALET-studies in een regionaal warmteplan (zie het regionale paragraaf) en het experimenteren in pilotprojecten.
400
Biomassa De potentie voor biomassa – bepaald door de in Simpelveld aanwezige afval- en reststromen- die in 2040 kan worden opgewekt bedraagt, uitgedrukt in energetische opbrengst, 45 TJ. Wellicht dat de in de regio aanwezige rest- en afvalstromen kunnen worden samengebracht om een biomassacentrale te laten renderen.
Figuur 16: Potentiële opwekking biomassa-energie gemeente Simpelveld24.
In 2011 is door Rd4 een onderzoek uitgevoerd naar de haalbaarheid van een afvalbewekingscentrum (ABC). Daaruit is gebleken dat: • Vergisting van afvalstromen uitsluitend interessant is als de levering van warmte aan een warmtenet mogelijk is én het een optie zou kunnen zijn als opschaling (inzameling) naar geheel Zuid-Limburg gezocht wordt; • Versnipperen van groen afvalstromen levert geen of slechts een geringe financiële of duurzaamheidswinst. In combinatie met vergisten zou dit interessanter kunnen zijn. Met de ontwikkelingen rondom warmtenetten in onze regio is een hernieuwde verkenning interessant. Dit zal worden meegenomen in de regionale uitwerking van het warmteplan.
401 24 PALET 2.0 - Simpelveld.
402
9.7.5
Flankerend beleid
Projecten flankerend beleid Naast de in de vorige paragrafen genoemde projecten en activiteiten loopt er ook een aantal zaken die niet direct bijdragen aan harde TJ’s, maar die flankerend werken, met andere woorden die een ondersteunend effect hebben. Het belang hiervan is groot, omdat met name deze projecten en activiteiten inzetten op de vereiste bewustwording en gedragsverandering van mensen en bedrijven. Wonen Energieloket In het SER Energieakkoord is opgenomen dat de VNG ervoor zorgt dat in 2016 in alle regio’s een laagdrempelige en gecoördineerde structuur in uitvoering is, met daaraan gekoppeld lokale energieloketten. Met het indienen van een ondersteuningsaanvraag bij de VNG heeft de regio Zuid-Limburg zich verplicht tot invulling van de afspraak uit het Energieakkoord dat elke burger voor vragen over energiebesparing of duurzame energieopwekking terecht kan bij een energieloket. De insteek is dat dit informatiepunt zowel digitaal als fysiek is. Het Energieloket wordt regionaal georganiseerd (op Zuid-Limburgse schaal). Hiermee is in 2015 gestart. De Zuid-Limburgse gemeenten zien het loket niet alleen als een verplichting, maar ook als een kans bij uitstek om partijen dichter bij elkaar te brengen rond het thema duurzaamheid. Het energieloket moet een ontmoetingsplek worden tussen woningeigenaren, ondernemers en overheid. Het energieloket krijgt één identiteit in Zuid-Limburg, maar de webpagina kan per gemeente worden aangepast. Dus één huisstijl, maar met lokale inhoud. Buurkracht Energiebesparing staat volop in de belangstelling. En toch komt het vaak moeilijk van de grond. Want, waar te beginnen? Hoe? Welke leverancier handelt en adviseert in mijn belang? Wat levert mijn investering op? Alleen komen mensen er vaak moeilijk uit. Onderzoek laat zien dat buurtinitiatieven wél tot resultaat leiden. Buurkracht helpt hierbij door het proces te begeleiden, barrières weg te nemen en de buurt door afhaakmomenten heen te trekken. Buurkracht is een onderdeel van Enexis. Partners zijn de Natuur en Milieu Federaties en Milieucentraal. De gemeente wil de inzet van Buurkracht stimuleren en bij de inwoners onder de aandacht brengen. Duurzaamheidswinkel Parkstad (DUW) Iedere inwoner van Parkstad kan bij de DUW terecht voor gratis advies voor duurzaam wonen en/of bouwen en begeleiding bij het daadwerkelijke treffen van duurzaamheidsmaatregelen. Verkeer en vervoer Beleidskaders voor e-laadinfrastructuur Om elektrische mobiliteit mogelijk te maken dan wel te optimaliseren is een goede infrastructuur voor het opladen van de voertuigen nodig. Een gezamenlijke aanpak in de opbouw en implementatie van deze infrastructuur op regionale en/of bovenregionale schaal is daarbij uiteraard van groot belang. Op dit moment wordt op provinciale schaal een handboek ontwikkeld, waarin de beleidskaders/-keuzes voor de aanleg van laadinfra worden beschreven. Marketing / communicatie Van zeer groot belang voor het slagen van alle projecten en activiteiten in dit uitvoeringsprogramma en de volgende programma’s tot 2040 is de ontwikkeling en inzet van een goede, professionele marketing- en communicatiestrategie. Deze moeten in regionaal verband, gezamenlijk, worden opgezet. Hiervoor zal een communicatie of -marketingbureau in de arm moeten worden genomen. 403
Gemeentelijke organisatie Om in 2040 een energieneutrale gemeente te kunnen zijn is borging in de hele gemeentelijke organisatie noodzakelijk. Het streven naar energieneutraliteit moet verankerd worden in het gemeentelijke beleid over de gehele linie. De gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie en moet haar ambities en inspanningen dan ook duidelijk zichtbaar maken. Zodat de externe partijen die nodig zijn om deze ambities te realiseren duidelijk wordt dat ze er serieus mee bezig is. Iedere afdeling heeft een rol in het bereiken van door de raad vastgestelde ambities. Het is dan ook nodig dat binnen iedere afdeling het streven naar energieneutraliteit eigen wordt gemaakt, met een mooi woord “verinnerlijkt”.
Bestuurlijke en politieke borging Het college alsook de raad is in 2015 akkoord gegaan met het streven om in 2040 energieneutraal te zijn. Het college beslist over de uitvoering van projecten die bijdragen aan de realisatie hiervan en die passen binnen het beschikbare budget. De raad stuurt op hoofdlijnen, en heeft de kaders aangegeven in PALET 1.0 en 2.0. De portefeuillehouder milieu/duurzaamheid is de bestuurlijk opdrachtgever van dit programma. Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haar portefeuille raken. Voor 2016 is geen budget vrijgemaakt. De raad moet beslissen over het toekennen van een structureel budget voor 2017 en verder, wat onontbeerlijk is voor de uitvoering van dit en de volgende programma’s. Ambtelijke borging De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in dit uitvoeringsprogramma zijn of worden neergelegd bij de afdelingen die het betreft. Kortom, deze afdelingen krijgen de verantwoordelijkheid voor het trekken en uitvoeren van de genoemde projecten die qua onderwerp hier thuishoren. De ambtelijke coördinatie berust bij de afdeling Dienstverlening, die ook de verantwoordelijk is voor de voortgangsbewaking. Cultuuromslag Het inbedden van het streven naar energieneutraliteit vereist een omslag in ons denken en handelen. Energiebesparing en -opwekking worden mede de uitgangspunten van onze werkzaamheden. Voegt bijvoorbeeld een plan energieverbruik toe, dan moet hier ook compensatie tegenover staan, bouwen we in eigen opdracht, dan is dat energieneutraal en bij inkopen moet het een verplicht criterium worden waarop wordt ingekocht en aanbesteed.
404
Communicatie Allereerst is het uitgangspunt en de verwachting dat we de communicatielijn gaan volgen die door de gezamenlijke Parkstadgemeenten/Parkstad Limburg zal worden uitgezet. Daarnaast wordt passief gebruik gemaakt van de landelijke campagnes voor het bevorderen van duurzaamheid en nieuwe energie om energieneutraal te zijn in 2040. De insteek bij de gemeentelijke communicatiestrategie is tweeledig. • Gedragsverandering bewerkstelligen. Dat heeft tijd nodig en vergt een strategische en continue aanpak tot 2040. • Communicatie over de projecten. Daarbij gaan we uit van concrete voorbeelden en koppelen we dit aan PALET als onderdeel van de grotere ambitie. Voor de gedragsverandering dienen ambassadeurs uit het Simpelveldse te worden geworven. Daarnaast zullen ook ambassadeurs uit koepelorganisaties en/of brancheverenigingen dienen te worden benaderd. Daarbij steken we in op het financiële rendement van energiebesparing en -opwekking, het voordeel van een toename van het comfort (in huis), maar waarbij we ook attenderen op de eigen morele verantwoordelijkheid en het belang van besparing op grondstoffen voor het milieu. Bij gedragsverandering spelen zowel persoonlijke als sociale normen een rol. Mensen moeten zich verantwoordelijk gaan voelen en graag willen aansluiten en/of meedoen. Door gebruik te maken van ambassadeurs die dicht bij hun buren en buurtgenoten staan en door het inzetten van bestaande projecten als “buurkracht” en “energiecoaches” kunnen we bijdragen aan de gedragsverandering ten aanzien van energiegebruik. Stakeholders in deze zijn: • De gemeente (ambtenaren, college en raad); • (Semi-) overheidsinstellingen; • Bedrijven; • Koepelorganisaties, brancheverenigingen; • Burgers. Zie verder ook de paragraaf in het regionale deel over communicatie.
405
Financiële paragraaf Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een uitwerking van de ambitie tot 2040 (energieneutraal) in een ambitie tot 2020, samengesteld door de Bestuurscommissie Ruimte/Duurzaamheid van Parkstad en de acht colleges van B&W. PALET 3.0 laat vanuit beleidsmatig en strategisch perspectief zien aan welke projecten en acties in Parkstad en per individuele gemeente in de periode tot 2020 kan worden gewerkt aan de energietransitie. Het is letterlijk een palet aan mogelijkheden voor projecten en activiteiten. Belangrijk hierbij is dat PALET 3.0 en de projecten en acties die hierin zijn geformuleerd een weerspiegeling zijn van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht om de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties uit PALET 3.0 varieert van prille projectideeën zoals een zonne-akker van 3 hectare op een nader te bepalen locatie en met een nader uit te werken financieringsconstructie tot uitgewerkte projecten zoals onder andere het openbare verlichtingsproject naar het voorbeeld van de gemeente Landgraaf. Voor sommige projecten is nog geen intensieve afstemming intern geweest of hard commitment uitgesproken door stakeholders. Ook kent een aantal projecten nog de nodige “afhankelijkheden” vóórdat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd, zoals financiering, projecteigenaarschap en definitief “groen licht” van de ambtelijke organisatie en in het verlengde daarvan een besluit van het college en/of de raad. Kortom, een aantal projecten of projectideeën wordt in een later stadium geconcretiseerd en ook dat concretiseringsen afstemmingsproces is als het ware een “project” in het uitvoeringsprogramma.
Structurele procesgelden Het bovenstaande in ogenschouw nemende is het ondoenlijk om het complete uitvoeringsprogramma door te rekenen en er een prijskaartje aan te hangen. Er zijn ook geen ervaringsgegevens, we hebben het simpelweg nog niet eerder gedaan! De ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en de uitvoering van dit programma vraagt om een structureel budget. Er is net zoals in 2016 procesgeld nodig om zaken aan te zwengelen en om opdrachten te kunnen geven voor onderzoeken (denk bijvoorbeeld aan energiescans van de gemeentelijke gebouwen). Ook zijn er diverse subsidiemogelijkheden, zowel Europees, nationaal of provinciaal. Deze moeten zoveel mogelijk benut worden. Subsidieregelingen vereisen echter wel altijd een cofinanciering door de gemeente. Indien nodig moet het ook mogelijk zijn om tijdelijk capaciteit in te huren om bijvoorbeeld de ambtelijke organisatie te ondersteunen bij projectuitvoering. Richting de gemeenteraad zal dan ook worden voorgesteld om vanaf budgetjaar 2017 een structureel budget in te stellen voor de uitvoering van dit programma (procesgelden). Projecten die nog concreet uitgewerkt moeten worden en waar dit budget niet op ziet zullen inclusief een financieringsvoorstel aan de raad worden voorgelegd. Zoals dit bijvoorbeeld ook is gebeurd bij het Zonnepanelenproject Parkstad.
406
9.8
Gemeente Voerendaal
407
408
9.8.1
Voorwoord gemeente Voerendaal
Geachte lezer, Met gepaste trots presenteer ik u de volgende stap naar een duurzaam en energieneutraal Voerendaal in 2040. PALET 3.0 is het uitvoeringsprogramma dat gevolg geeft aan deze ambitie die de gemeenteraad van Voerendaal afgelopen jaar vol overtuiging heeft uitgesproken. Streven bij het opstellen van dit uitvoeringsprogramma is om de eerste 8% van de ambitie voor zowel energiebesparing als energieopwekking in te vullen met concrete onderzoekslijnen en, daar waar al mogelijk, projectvoorstellen tot 2020. Zo gaan we energie besparen door het beter isoleren van woningen, publieke gebouwen en commerciële panden maar ook door de (grote) verbruikers aan te spreken op hun morele verantwoordelijkheid in dezen en proberen ze tot gedragsverandering te bewegen. Het opwekken van energie zal vooralsnog beperkt blijven tot (grootschalige) zonnepanelen-installaties op onder andere daken van woningen, publieke gebouwen en bedrijven. En hiermee raken we ook meteen aan de beperkingen die de karakteristieke uitstraling en het landelijk karakter van Voerendaal met zich meebrengt daar waar het gaat om duurzame energieopwekking. Onze prachtige gemeente wordt voor een groot deel gevormd door natuur en vergezichten die worden beschermd middels de kwalificatie “Nationaal Landschap”. Met betrekking tot het “Nationaal Landschap” zijn in het POL 2014 afspraken vastgelegd die dit landschap dienen te behoeden voor (grootschalige) bebouwing en andere ruimtelijke inpassingen. Grootschalige energieopwekking, denk hierbij aan windmolens en zonneakkers, heeft ruimtelijke consequenties die tot op heden strijdig zijn met de uitgangspunten in het POL 2014. Hierin schuilt dan ook gelijk de tegenstrijdigheid. Dit kwetsbare landschap heeft schone lucht, water en grond nodig om er, in al haar natuurschoon, nog voor onze kinderen en kleinkinderen te kunnen zijn. Schone energieproductie speelt hierbij een belangrijke rol. Niet alleen verminderen van het aantal sterk vervuilende kolencentrales maar ook het omschakelen van onder andere gemotoriseerd vervoer op lokaal opgewekte elektriciteit heeft direct een positieve impact op de kwaliteit van lucht en water. We zullen de komende periode dan ook in gesprek gaan met onze burgers en ondernemers. Om samen te bepalen waar we de kansen willen benutten maar ook waar we de grenzen willen stellen aan grootschalige energieopwekking in onze gemeente. Windmolens en zonne-akkers zijn op dit moment beproefde technieken om op grote schaal energie op te wekken maar willen we deze beeldbepalende elementen wel in ons landschap? En kiezen we dan voor een paar grote elementen óf juist voor meerdere kleine varianten? En wat betekent het voor de discussie wanneer de opbrengst van deze opwekking rechtstreeks, in stroom of geld, bij onze eigen burger en ondernemer terecht komt. Of… wachten we liever op de voortschrijdende technologie die wellicht over 15 of 25 jaar nu nog ondenkbare oplossingen biedt? Doel van de duurzaamheidsambitie PALET is het verbeteren van ons leefklimaat op lokaal en Parkstad niveau maar ook het versterken van de lokale en regionale economie. De verduurzamingsopgave biedt niet alleen kansen voor plaatselijke bouw- en installatiebedrijven maar laat burgers en bedrijven tevens zien dat investeren in duurzaamheid financiële voordelen kan opleveren. Het Zonnepanelenproject Parkstad is hiervan een sprekend voorbeeld. PALET 3.0 geeft inzicht in de enorme klus die we samen te klaren hebben om Voerendaal in 2040 energieneutraal te laten zijn. Reeds lopende initiatieven zullen worden doorgezet en daar waar mogelijk uitgebreid, nieuwe projecten worden opgestart en onderzoeken worden in gang gezet. Bij dit alles is participatie van onze burgers en ondernemers, zowel in planvorming als in uitvoering onmisbaar. Een energieneutraal Voerendaal is een gezamenlijke opgave waaraan we gisteren moeten beginnen! Jo Brauers Portefeuillehouder Duurzaamheid, milieu en afval
409
410
9.8.2
Samenvatting PALET 2.0 – Voerendaal
In het PALET 2.0-rapport van de gemeente Voerendaal is, op basis van de methodiek uit het regionale ambitiedocument PALET 1.0, de energiehuishouding inzichtelijk gemaakt en zijn de kansen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking toegelicht. Hierna volgt een korte samenvatting van het PALET 2.0-rapport van onze gemeente, dat richtinggevend is geweest voor het voorliggende uitvoeringsprogramma.
Nulmeting Het totale jaarlijkse energiegebruik in de gemeente Voerendaal bedraagt 1.298 TJ1. Daarvan komt zo’n 62% (799 TJ) voor rekening van de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen, de publieke en de commerciële dienstverlening. Daarvan gebruiken de woningen verreweg de meeste energie: 597 TJ (46%). De commerciële dienstverlening, zoals kantoren en winkels, gebruikt 131 TJ (10%). Het energiegebruik in de publieke dienstverlening, waaronder kerkgebouwen, scholen en andere gebouwen binnen de overheid en semi-overheid, bedraagt 71 TJ (6%). Het wegverkeer (samen 32%) heeft een aanzienlijk aandeel in het totale energiegebruik in Voerendaal, terwijl de sectoren industrie en energie (3%), landbouw (2%) en onbekend (1%) een beperkt energiegebruik hebben.
Figuur 1: Energiehuishouding gemeente Voerendaal.
Figuur 2: Energiehuishouding Parkstad Limburg2.
Ten opzichte van de regionale energiehuishouding valt op dat Voerendaal een bovengemiddeld energiegebruik heeft in het wegverkeer en dat is verklaarbaar door de Rijkswegen A76 en A79. Ook het grote aandeel van de woningen valt op. De gebouwde omgeving gebruikt 62% van alle energie, en dat is onder andere te verklaren omdat er in de gemeente weinig industriële bedrijven zijn gelegen. Die gebruiken normaliter relatief veel energie. Het totale energiegebruik in Voerendaal omvat zo’n 4% van het totale energiegebruik in Parkstad.
Figuur 3: Verdeling energiekosten Voerendaal3.
411 1 2 3
Terajoule (TJ): eenheid van energie (1 TJ = 1*10^12 Joules, 1 Petajoule (PJ) = 1*10^15 Joules). PALET 2.0, Klimaatmonitor, 2011. Belastingdienst, Klimaatmonitor (2011) en gemiddelde prijzen energieleveranciers.
Als we het feitelijke energiegebruik omrekenen in totale energiekosten, wordt de jaarlijkse energierekening in de gemeente Voerendaal op zo’n € 28,3 miljoen geschat4. De werkelijke energierekening van alle woningen samen, de huishoudens dus, bedraagt € 11,4 miljoen. Een besparing op deze kosten betekent meer besteedbaar inkomen dat vooral in de particuliere woningvoorraad ingezet kan worden voor de verduurzaming. Ook in het verkeer en vervoer worden hoge kosten gemaakt, in totaliteit circa € 14,3 miljoen.
Figuur 4: Algemene energieprijzen in 20115.
De figuur hiervoor laat zien dat naarmate meer gas of elektriciteit wordt afgenomen, het aandeel aan energiebelasting spectaculair afneemt. Dat betekent dat er vanuit de belasting op energie geen enkele prikkel is voor grootgebruikers om te investeren in energiebesparing en duurzame energieopwekking.
Kansen voor energiebesparing Per sector is inzichtelijk gemaakt welke mogelijkheden er zijn om het huidige energiegebruik in Voerendaal (1.298 TJ) te verminderen. Met name in de gebouwde omgeving, bestaande uit de woningen, de publieke en de commerciële dienstverlening, zijn grote besparingen te behalen: 254 TJ. Vooral het reduceren van de energiebehoefte voor ruimteverwarming, onder andere door het verbeteren van de thermische gebouwschil, leidt tot veel energiebesparing. Specifiek naar de woningvoorraad kijkend, zijn grote besparingen mogelijk in de rijwoningen, de twee-onder-een-kapwoningen en de oudere vrijstaande woningen die, vanwege hun leeftijd en bouwkundige staat, toe zijn aan renovatie. De energiebesparing in de gebouwde omgeving omvat zo’n 67% van de totale besparing in Voerendaal. Ook het energiegebruik in het verkeer en in de industrie kan worden gereduceerd.
Figuur 5: Overzicht besparingspotentie per sector gemeente Voerendaal.
412
4
5
Vanwege privacy wetgeving zijn de werkelijke energiekosten in de publieke dienstverlening, commerciële dienstverlening en industrie niet exact bekend. Een aantal bedrijven en instellingen heeft bovendien prijsafspraken met energieleveranciers. De genoemde bedragen zijn derhalve bij benadering berekend, gebaseerd op het gemiddeld energiegebruik per subsector en bijbehorende kale energieprijzen en tarieven van energiebelasting. PALET 2.0 - Voerendaal.
Het is mogelijk om in 2040 liefst 379 TJ minder energie te gebruiken dan op dit moment, dat is een besparing van 29%. In de samenvattende figuur hiervoor zijn de besparingen per sector onder elkaar gezet. Een besparing van 379 TJ op het huidige energiegebruik van 1.298 TJ leidt tot een resterende energiebehoefte van 919 TJ in 2040.
Kansen voor duurzame energie opwekking In PALET 2.0 is op het schaalniveau van Voerendaal inzichtelijk gemaakt of duurzame energieopwekking mogelijk is en zo ja op welke plekken dat op een verantwoorde wijze zou kunnen. Dan gaat het om de lokale opwekking van duurzame energie via wind- en zonne-energie, warmte-koude opslag, waterkracht en biomassa. De lokale potenties voor waterkracht en biomassa zijn beperkt gebleken. Daarentegen zijn de potenties voor de opwekking van zonne-energie en het gebruik van warmte-koude opslag heel groot. Voor windenergie geldt dat er een zekere technische potentie aanwezig is, maar dat die, maximaal rekening houdend met gevoeligheden en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing, sterk gereduceerd is. Bij elke vorm van duurzame energie horen verschillende technologieën. Denk bij zonne-energie bijvoorbeeld aan asfaltcollectoren en zonnepanelen, en bij windenergie aan grote windmolens en kleine, gebouwgebonden turbines. Maar niet alleen de vraag ‘welke techniek’ we moeten gebruiken is van belang, ook ‘welke mix van technieken’ we kunnen inzetten om in de toekomst te voorzien in een betrouwbare, schone en betaalbare energievoorziening voor onze inwoners. Zo’n energiemix is belangrijk om in de toekomst niet van één techniek of energiebron afhankelijk te zijn.
Figuur 6: Potentiële opwekking duurzame energie gemeente Voerendaal.
Uitgaande van het integraal scenario, kan de resterende energievraag (na energiebesparing) worden ingevuld door 957 TJ aan duurzame energieopwekking. De gemeente Voerendaal is dan ook in staat om in 2040 op een duurzame wijze in haar eigen energiebehoefte te voorzien en bovendien een extra bijdrage te leveren aan de regionale energievoorziening6. Voor meer achtergrond informatie zie: • Ambitiedocument PALET 1.0 met achtergrond documenten; • PALET 2.0 - Voerendaal.
6
Het rendement van duurzame energie is hoger dan fossiele energie. Afhankelijk van de toekomstige behoefte aan energie in de vorm van warmte of elektriciteit, is een rendementsvoordeel van 20 tot 35% haalbaar, en dit kan per functie of gebruik verschillen. Zo kan bij een zwembad vooral worden bespaard op de warmtevraag, terwijl in gebouwen in de publieke en commerciële dienstverlening vooral het elektriciteitsgebruik kan worden verminderd. De werkelijke energievraag in 2040, onderverdeeld in warmte en elektriciteit, is op dit moment niet exact in te schatten.
413
416
9.8.3
Gebouwgebonden
Sector woningen De woningvoorraad in Voerendaal telt 5.545 woningen7, dat is 4,6% van alle woningen in Parkstad. De rijwoningen (1.621), twee-onder-een-kapwoningen (1.944) en de vrijstaande woningen (1.521) omvatten samen zo’n 92% van de gehele Voerendaalse voorraad. Voerendaal kent, in vergelijking met de regio, een relatief gering aantal flats/appartementen, namelijk 459. Verder kent Voerendaal een relatief hoog percentage koopwoningen (69%) ten opzichte van het aanbod huurwoningen dat vervolgens nog gesplitst kan worden in corporatiewoningen (21%) en particuliere verhuur (10%).
Figuur 6: Verdeling woningvoorraad.
Figuur 7: Energieverbruik per woningtype8.
De woningvoorraad, en dus eigenlijk de huishoudens die er in wonen, zijn verantwoordelijk voor een energiegebruik van 597 TJ (46% van het totale energieverbruik in Voerendaal). De woninggerelateerde energiekosten voor huishoudens komen hiermee op zo’n € 11,4 miljoen per jaar. De kosten voor overig energiegebruik door huishoudens, denk aan bijvoorbeeld autogebruik, zijn meegenomen in de sector infrastructuur, verkeer en vervoer.
Figuur 8: Gemiddeld energiegebruik woningen in Voerendaal9.
In grote lijnen mag daarbij worden gesteld dat in kleine, compacte en/of tussengelegen woningen veel minder energie verbruikt wordt dan in twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. Hierbij speelt zowel de te verwarmen ruimte een rol als de omvang van het warmteverliezend buitenoppervlak. Vanwege de leeftijd en bouwkundige staat zijn veel rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen in Voerendaal aan een (grondige) renovatie toe. Zo vormen de twee-onder-een-kapwoningen en de vrijstaande woningen samen 63% van de woningvoorraad en gebruiken zij samen 71% van de energie in de sector woningen.
417 7 8 9
PALET 2.0 - Voerendaal. PALET 2.0 - Voerendaal. PALET 1.0.
Reduceren van energiegebruik Het energiegebruik van de woningvoorraad, dus eigenlijk van de huishoudens, valt grofweg in twee thema’s uiteen: 1. Verwarming middels aardgas (ruimteverwarming, tapwater en dergelijke). 2. Elektriciteit (verlichting, huishoudelijke apparaten en dergelijke). Waar het reduceren van het gasgebruik bij huishoudens bereikt dient te worden door met name het toepassen van harde/bouwkundige en installatietechnische maatregelen ligt de nadruk bij de reductie van elektriciteitsgebruik veel meer op gedragsverandering. Maatregel naar effect Reductie gasverbruik
Aandachtspunt
Thermische isolatie gebouwschil • •
Kostbaar en/of lange terugverdientijd In sommige gevallen omgevingsvergunning nodig
Efficiënter verwarmingstoestel
Kostbaar en/of lange terugverdientijd
Isolatie binnenshuis
Goedkoop en/of eenvoudig aan te brengen
Gedragsverandering
Direct effect op woonlasten maar mogelijk ook effect op comfort, daardoor moeilijk te bewerkstelligen
Reductie elektriciteitsverbruik Gedragsverandering
• •
Led- / spaarverlichting
Direct effect op woonlasten maar mogelijk ook effect op comfort Sturen op gedrachtsverandering vereist een ‘lange adem’
Lange terugverdientijd
Figuur 9: Aandachtspunten bij de diverse energiebesparingsmaatregelen.
Toelichting op thermische isolatie van de gebouwschil Denk hierbij aan isolatie van de gevel, glas, het dak en de vloeren op de begane grond. Hiertoe zijn diverse technieken op de markt die verschillen in effect, kosten en toepasbaarheid. Maatregel
Effect en/of opbrengst
Kosten (irt terugverdientijd)
Toepasbaarheid
Toelichting
Thermische schil om woning
++
-
-
• •
Spouwmuurisolatie
+
+
++
Risicovol bij vochtige/vervuilde spouw
Zeer kostbaar Vaak omgevingsvergunning nodig (wordt vaak afgewezen)
Gevelisolatie van binnenzijde
+/-
+/-
-
In bestaande situaties zeer moeilijk toe te passen
Dakisolatie van buitenzijde
++
+/-
++
Alleen interessant bij totale dakrenovatie
Dakisolatie van binnenzijde
+
+
+/-
Risico op houtor van dakbeschot en/of balken bij slechte ventilatie
Enkel naar dubbel glas
+
+/-
++
Maximale opbrengst bij vervangen kozijnen
Driedubbel glas
?
-
-
Alleen interessant bij nieuwbouw
Figuur 10: Verschillen bij de diverse energiebesparingsmaatregelen (vet gedrukt is de meest interessante ingreep bij bestaande bouw).
Opwekken van duurzame energie Ook bij het onderzoek naar de mogelijkheden van energieopwekking binnen deze sector richten we ons op de twee thema’s, namelijk ruimteverwarming en elektriciteit.
418
1. Opwekken t.b.v. ruimteverwarming Duurzame alternatieven voor het opwekken van ruimteverwarming zijn momenteel nog volop in ontwikkeling. Pelletkachels (bio-brandstof uit geperste houtkorrels) vinden hun weg weliswaar steeds beter richting de woningmarkt maar veelbelovende technieken als opwekking uit diepe geothermie (tot wel 5-7 km diepte), warmteopwekking uit asfalt en grootschalige biomassa-verbrandingsinstallaties kennen we, mede vanwege de benodigde grote investeringen, vooralsnog alleen nog uit pilotprojecten. Zonnecollectoren voor het opwekken van warmte zijn op dit moment nog relatief duur en daarmee onaantrekkelijk voor de particuliere markt. De bodemgesteldheid is in Voerendaal weinig geschikt voor warmte-koudeopslag. 2. Opwekking t.b.v. elektriciteit
Zonne-energie Gebouwgebonden opwekking van elektriciteit moet nu vooral gezocht worden in zonne-energie door middel van zonnepanelen. Deze inmiddels beproefde technologie is, vanwege de relatief beperkte investeringskosten vs. hoge opbrengst, rendabel en bereikbaar voor een grote groep woningeigenaren. Om het aandeel zonne-energie in de particuliere markt te vergroten zijn er vanuit de overheid diverse ondersteunende maatregelen van kracht die zich richten op financiële en/of praktische ontzorging. Zonne-energie voor het opwekken van elektriciteit biedt dan ook grote potentie in het verduurzamen van de woningvoorraad. Toch zijn er ook woningeigenaren die om diverse redenen geen gebruik kunnen maken van zonne-energie door zonnepanelen op de eigen woning (schaduw op het dak, geen geld om te investeren, huurwoning, VvE, gestapeld wonen). Deze mensen zouden gebruik kunnen maken van bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. Deze overheidsregeling maakt het mogelijk en interessant voor woningeigenaren om collectief te investeren in energieopwekking buiten hun eigen woning en elektriciteitsaansluiting. Denk hierbij aan een grote zonnepanelen installatie op een sporthal, een bedrijfspand of een zonne-akker. Deze regeling vraagt wel om een groot organisatorisch vermogen van de geïnteresseerden, deskundige begeleiding en medewerking van gebouweigenaren en gemeente. Windenergie Het op gebouwniveau opwekken van windenergie is een complex traject dat haast nooit tot een positieve en uitvoerbare businesscase zal leiden. Windmolens met weinig ruimtelijke impact en beperkte opbrengst zijn niet of nauwelijks rendabel. Bestemmingsplannen laten dergelijke bouwwerken (haast) nooit toe in de bebouwde omgeving (overlast, gevaar) en de installatie is zo duur dat de investering te risicovol is. Daarbij is de techniek nog te onzeker om hiervoor een reëel terugverdienmodel te berekenen. Uitdagingen bij grootschalige uitrol 1. Collectieve voorzieningen, alternatieve energienetwerken Biomassaverbranding, warmte uit asfalt en riolering, diepe geothermie. Het zijn technieken die niet alleen vragen om grote investeringen maar ook om grote groepsgewijze afname. Hiertoe is vervolgens de aanleg van energie-transportnetwerken noodzakelijk om de warmte van de opwekker/opslag naar de woningen te brengen. Deze transportnetwerken vragen om grote extra investeringen die zeker in bestaande infra- en ruimtelijke structuur moeilijk zijn inpasbaar zijn. 2. Groepsgewijze afname Om een alternatief energienetwerk tot een succes te maken zal het rendement hoog genoeg moeten zijn, dus voldoende aansluitingen per lengte buis of kabel om de aanlegkosten terug te kunnen verdienen. Zeker in bestaande situaties is hiervoor geen garantie. Woningeigenaren kunnen immers niet gedwongen worden om voor een alternatief energienetwerk te kiezen (al zal ook hier de “opbrengst” weer leidend zijn).
419
3. Grootschalig energie-aanbod, de Warmtewet Een andere belangrijke factor bij het opwekken en aanbieden van alternatieve energie op deze schaal is de Warmtewet. Deze wet stelt strenge eisen aan onder andere de stabiliteit en kwaliteit van de geleverde energie. Eén “zware” eis is de verplichting tot het continu ter beschikking hebben van een redundante energiebron. Mocht de oorspronkelijke energieopwekking stilvallen (bijvoorbeeld door een storing) dan moet de aanbieder direct, en niet merkbaar voor de afnemer, kunnen omschakelen op een back-up energiebron. In de huidige praktijk betekent dit dat een aanbieder twee energiebronnen naast elkaar bouwt (bijv. biomassacentrale in Sittard) waarvan er één stilstaat en alleen onderhouden dient te worden. Deze “extra” kosten maken de businesscase voor energienetwerken nu nog zeer moeilijk haalbaar. Een mogelijke oplossing zou gelegen kunnen zijn in het koppelen van veel kleine, liefst verschillende, energiebronnen aan een energienetwerk die voor elkaar als redundant kunnen fungeren. Dit vraagt om coördinatie en begeleiding in de samenwerking.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector woningen is 597 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 26% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 155 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 493 TJ. Speerpunten 1. Groene stroom Behoorlijk wat huishoudens, ook in Voerendaal, zijn de laatste jaren overgestapt op “groene stroom”. Op het eerste gezicht een duurzame keuze waaraan, echter bij nader onderzoek, toch ook minder duurzame nadelen kleven. Zo komt de meeste groene stroom niet uit Nederland maar wordt deze opgewekt in landen die op grote schaal biomassa verbranden. Deze biomassa is echter vaak weer afkomstig uit het kappen van regenwoud (onder andere Indonesië, Brazilië), palmolieplantages die hiervoor in de plaats komen en weinig duurzaam worden beheerd en koolzaadplantages die de ruimte innemen van landbouwgrond die eerder bedoeld was voor voedselproductie (onder andere VS) en op deze manier worden uitgeput. Daarnaast wordt deze biomassa vaak over grote afstanden verscheept of vervoerd alvorens te worden verbrand. Het “positieve” milieueffect van deze toepassingen, dat overigens voor rekening komt van verre landen en dus niet onze eigen omgeving, is dus op z’n minst discutabel. Er is in Nederland een aantal energieaanbieders die werkt met lokaal opgewekte stroom (windmolens, warmteoverschot uit de kassen, zonne-akkers) maar deze aanbieders zijn vaak klein en onbekend. Daarnaast is de wereld van energie-inkoop en –verkoop dusdanig complex dat het moeilijk is om hierop voldoende controle uit te oefenen. Energieneutraliteit voor de regio Parkstad betekent dan ook dat de energie die we gebruiken (na optimale besparing) in onze regio dient te worden opgewekt. Op deze manier halen we, als burger en bedrijfsleven, optimaal de voordelen uit de energietransitie. Niet alleen draagt lokaal gewonnen duurzame energie direct bij aan een schonere leefomgeving, de ervaring heeft ons inmiddels geleerd dat de burger en het bedrijfsleven ook financieel voordeel kunnen behalen met de overstap naar duurzame energie (zie ook “de lasten? Dan ook de lusten!” verderop in deze paragraaf). 2. Investeren vs. profiteren Het verduurzamen van woningen heeft niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving maar ook positieve gevolgen voor de maandelijkse woonlasten en het wooncomfort van de eigenaar/ bewoner. Immers, isolatie- en installatietechnische maatregelen zullen per direct leiden tot een lagere energierekening en een toename van het wooncomfort. Aanzetten tot gedragsverandering zal alleen daar succesvol zijn én blijven wanneer deze in verhouding tot de opbrengst voor de eigenaar/bewoner positief uitvalt.
420
Om partijen de juiste motivatie te kunnen bieden waarmee zij gestimuleerd worden tot het verduurzamen van hun woning(bezit), is het belangrijk om het verschil te maken tussen de “eigenaar” en de “bewoner”. De eigenaar van de woning is degene die de (significante) investeringen zal moeten financieren. Het kan hier gaan om particuliere woningeigenaren maar ook om woningcorporaties en particuliere verhuurders. Ook het onderhoud van dergelijke kostbare investeringen zal grotendeels voor rekening van de eigenaar komen. De bewoner is degene die het duidelijkst profiteert van de duurzaamheidsinvesteringen, die immers vaak lagere woonlasten en/of een verhoogd wooncomfort tot gevolg hebben. De (sociale) huursector Toch kunnen er voor de woningeigenaar die geen bewoner is, redenen zijn om te investeren in verduurzaming van de woning of het woningbezit. 1. Convenant “energiebesparing in de huursector” (2012) Met deze afspraak (Huurconvenant) hebben woningcorporaties afgesproken hun totale bezit naar een gemiddeld energielabel te brengen van: • Label B: afspraak met AEDES en Woonbond; • Label C: afspraak met Vastgoedbelang. Gekoppeld aan deze afspraken, die voortkomen uit het Nationaal Energieakkoord, is de Stimuleringsregeling Energie Prestatie huursector (STEP): een subsidieregeling die maximaal € 7,5 miljoen beschikbaar stelt per corporatie om hun woningbezit te verduurzamen. 2. Lagere woonlasten en kwalitatief beter wonen voor de huurder Sociale verhuurders (corporaties) hebben als doel het bouwen, beheren en verhuren van een kwalitatief goede woonruimte met een betaalbare huur voor mensen met een smalle beurs. Door haar woningen te verduurzamen slaat de corporatie dan ook een dubbelslag ten opzichte van haar doelstellingen. Weliswaar niet de huur maar wel de woonlasten voor de huurder dalen terwijl het comfort van de woning (tocht, verouderde installaties) en daarmee de kwaliteit van wonen zal toenemen. Voorwaarde hierbij is wel dat de woningcorporatie de “opbrengsten” van de investering (deels) bij de huurder laat en niet in geheel zelf aanwendt om de investeringen af te dekken. 3. Imagoverbetering Dit resultaat is zeker interessant voor de particuliere verhuurder. Het sociale huuraanbod is in deze regio immers vrij krap in aanbod waardoor woningzoekenden in deze sector de duurzaamheid van de woning als criterium niet al te hoog op hun wensenlijst zullen zetten. Het aanbod in de particuliere huursector is in onze regio echter ruimer waardoor woningzoekenden duurzaamheid, comfort en een lagere energierekening zeker zullen laten meewegen in hun uiteindelijke keuze.
Knelpunten voor de corporatie om te investeren in duurzaamheid 1. De nieuwe/ herziene Woningwet en passend toewijzen De meeste woningcorporaties beschikken over een beperkt investeringskapitaal. Zeker met de invoering van de nieuwe Woningwet (2015) en de hieruit voortvloeide regels rondom “passend toewijzen”, waardoor de huurprijzen en hiermee de inkomsten voor de woningcorporaties onder druk komen te staan, zullen woningcorporaties zich de komende jaren terughoudend opstellen jegens niet strikt noodzakelijke investeringen. Investeren in verduurzaming van haar woningbezit zou de corporatie (deels) kunnen terugverdienen met het verhogen van de huurprijzen zonder dat de betaalbaarheid voor de huurder hieronder lijdt. Deze gaat immers weliswaar meer huur betalen maar heeft minder energielasten per maand. Echter, als gevolg van het “passend toewijzen” gelden er grenzen aan de maximale huurprijs die de corporatie voor het grootste deel van haar bezit mag vragen.
421
Investeringen die de corporatie aan haar huurder zou willen doorberekenen mogen niet als servicekosten in rekening worden gebracht en komen dus bovenop de huurprijs. Hiermee valt een groter deel van het woningbezit van de corporatie buiten het “passend toewijzen” regime en komen ze in de knel met de wettelijk vastgelegde toewijzingspercentages. 2. Wettelijke kaders met betrekking tot het aanbieden van energie De corporatie zou ervoor kunnen kiezen om zelf zonnepanelen op de daken van haar woningen te leggen en de opgewekte energie aan de huurder te verkopen. De opgewekte energie is gratis voor de corporatie dus rekent zij alleen de investeringskosten door aan de huurder die hiermee goedkoper uit is dan met een conventionele aansluiting op het net. Probleem van deze constructie is echter dat de corporatie hiermee conform de Warmtewet wordt beschouwd als energie-aanbieder en derhalve moet gaan voldoen aan de regelgeving die geldt voor energie-aanbieders. Denk hierbij aan garantie van levering, schadevergoeding bij storing et cetera. Een rol en verantwoordelijkheid die de corporaties niet willen en kunnen invullen. 3. Demografische ontwikkelingen Het sterk beperken van nieuwbouw in de regio, met het oog op de bevolkingsdaling, heeft als gevolg dat verduurzaming van de huurwoningvoorraad doorgevoerd moet worden in de bestaande voorraad. Aanpassingen van bestaande bouw zijn niet alleen relatief veel duurder dan duurzaam nieuw bouwen, het noopt de corporatie tevens tot de afweging of dergelijke investeringen nog wel lonend zijn in de woningen die eigenlijk binnen nu en afzienbare tijd (10- 15 jaar) afgeschreven zouden zijn.
Knelpunten voor de huurder om zelf te investeren in duurzaamheid Natuurlijk kan de huurder ook zelf afwegen om te investeren in verduurzaming van de woning. In de praktijk lopen huurders echter tegen een aantal knelpunten aan die de keuze om significante investeringen te plegen aan de woning negatief beïnvloeden of zelfs onmogelijk maken: 1. De verhuurder werkt niet mee Om grote aanpassingen aan een huurwoning te mogen plegen (zonnepanelen plaatsen, spouwmuurisolatie en dergelijke) heeft de huurder toestemming nodig van de eigenaar van de woning. Deze is vaak, uit risico-afwegingen, niet bereid om hieraan medewerking te verlenen. De eigenaar heeft langs deze weg immers geen zicht op de kwaliteit die wordt geleverd en de eventuele schade die deze ingrepen met zich meebrengen. Daarnaast rest vaak de vraag wie de aangebrachte investeringen gaat onderhouden wanneer de huurder verhuist of staan de aanpassingen in de weg van de reguliere onderhoudscyclus van de eigenaar. Daarnaast is de juridische status van bepaalde investeringen niet duidelijk. Vraag is dan wie het eigendom en daarmee de verantwoordelijkheid heeft wanneer de voorzieningen eenmaal onlosmakelijk of onomkeerbaar aan de woning zijn aangebracht. 2. De terugverdientijd wordt mogelijk niet gehaald De terugverdientijd van veel duurzaamheidsinvesteringen is vrij lang (bijvoorbeeld zonnepanelen ongeveer 7-10 jaar). Een huurder heeft geen zekerheid dat bij een mogelijke verhuizing in de toekomst de nieuwe huurder de investeringen in zonnepanelen accepteert of overneemt. Is dit niet het geval dan zullen de ingrepen ongedaan moeten worden, aangezien er geen juridische verplichting is voor de nieuwe huurder om de installatie over te nemen. Hierdoor loopt de huurder het reële risico dat de investeringen niet worden terugverdiend. 3. Investeringsmogelijkheid ontbreekt Een groot deel van de sociaal huurders zal eenvoudigweg het geld niet hebben om grote investeringen voor te financieren. Duurzaamheidsinvesteringen verdienen zichzelf weliswaar vaak terug maar vragen in aanvang van de huurder om vooraf een aanzienlijke som geld op tafel te leggen. Daarbij de duurzaamheidslening van onder andere de provincie Limburg een BKR-toets vereist is. Hierdoor wordt de groep verkleind en/of beperkt.
422
Mogelijke oplossingen voor de sociale huursector 1. Zonnig Limburg Zonnig Limburg is een samenwerkingsverband van 20 Limburgse corporaties, dat onder andere met behulp van de Provinciale LES-subsidie en gebundelde kennis een aantal constructies biedt aan corporaties en hun huurders om zonnepanelen op de huurwoning te plaatsen. Ook Woningstichting Voerendaal heeft hieraan eerder deelnomen. 2. Verruimen wettelijke kaders Aedes en haar leden lobbyen in Den Haag voor verruiming van de regels rondom de huurprijsopbouw met als doel het creëren van de mogelijkheid om een energiecomponent aan de huurprijs toe te mogen voegen zonder dat dit ten koste gaat van de huurprijsbepaling met betrekking tot het passend toewijzen. Tot nu toe is deze lobby zonder resultaat gebleven. De particuliere sector Als eerder aangehaald is dat zowel de lasten als de lusten van duurzaamheidsinvesteringen in de particuliere woningsector bij de eigenaar liggen. Deze relatie is voor de meeste eigenaren dan ook de belangrijkste motivatie om hun woning te verduurzamen. Woningeigenaren die, met als motivatie de milieuwinst, het verlies op duurzaam investeren voor lief nemen zijn schaars. Dit zijn de early adapters die durven te investeren in duurzame maatregelen zonder dat de financiële uitwerking hiervan volledig duidelijk is. De meeste eigenaren gaan echter pas over tot investeren in duurzaamheid wanneer duidelijk is dat deze investeringen binnen reële tijd terug te verdienen zijn.
Projecten De gemeente Voerendaal is voornemens om in de periode 2016-2020 in ieder geval de volgende projecten en/of activiteiten uit te voeren: Energiebesparing bij 10% koopwoningen Alle bewoners en ondernemers zullen de komende tijd worden gewezen op de voordelen van isoleren en besparen. Aan particuliere bewoners maar ook (sociaal) huurders en ondernemers wordt uitgelegd dat besparen op energiegebruik in veel gevallen lonend is. Relatief kleine maatregelen als het plaatsen van tochtstrippen, radiatorfolie, led-verlichting en dubbel glas (in overleg met de eigenaar) zijn binnen enkele jaren terugverdiend en leveren per direct financieel voordeel en woon-/ werkcomfort op. Burgers die zich melden met nieuwbouw- of renovatieplannen (ook in combinatie met de LLB-regeling) worden aan het omgevingsloket gewezen op de voordelen om meer dan het Bouwbesluit vereist, rekening te houden met energiebesparing. Ook zullen burgers en ondernemers gewezen worden op de mogelijkheid om een gunstige duurzaamheidslening af te sluiten via de provincie Limburg en de subsidiemogelijkheden voor het vervangen van de oude energie belastende verwarmingsketel. Algemene voorlichting en ondersteuning zal via het nog op te richten digitale Energieloket en de Duurzaamheidswinkel Parkstad (DUW) beschikbaar zijn. Verder zal de gemeente de komende periode haar burgers en ondernemers projectmatig informeren over de mogelijkheden. Zonnepanelenproject Parkstad – deel Voerendaal Nog in de loop van 2016 zullen particuliere woningeigenaren en (kleine) ondernemers gebruik kunnen gaan maken van het Zonnepanelenproject Parkstad. Niet alleen beogen we hiermee een direct resultaat van meer dan 400 woningen (op basis van resultaten in de gemeente Landgraaf) die zonnepanelen gaan plaatsen op hun woning. Er zal ook zeker een “spin-off” effect optreden van mensen en ondernemers die, buiten het project om zullen kiezen voor zonnepanelen.
423
Woningstichting Voerendaal: verduurzaming 380 woningen Vanuit de herziene Woningwet 2015 zijn gemeenten verplicht jaarlijks prestatieafspraken te maken met “hun” corporaties. Energie en Duurzaamheid is een belangrijk thema bij deze afspraken. Wij zullen de Woningstichting Voerendaal middels deze afspraken dan ook pogen te bewegen (nog) meer te investeren in de verduurzaming van hun woningvoorraad. Daar waar zij tegen (wettelijke) beperkingen aanlopen zullen we samen op zoek gaan naar mogelijkheden.
Energiecoöperatie(s) Om burgers en ondernemers in Voerendaal optimaal mee te laten delen in de voordelen van de energietransitie (er zijn immers panden die niet geschikt zijn voor zonnepanelen) gaan we mogelijkheden om energiecoöperaties op te richten verder onderzoeken. Onder andere via initiatieven als Buurkracht (op dit moment al in twee wijken in Voerendaal actief) zullen we burgers en ondernemers wijzen op de mogelijkheden en daar waar nodig zullen we concrete initiatieven ook ondersteunen. Autonome ontwikkeling sector Woningen Het energieverbruik van de sector Woningen wordt veroorzaakt, als eerder al gesteld, door de huishoudens die in deze woningen wonen. Met een toe- of afname van het aantal huishoudens in Voerendaal zal dus ook het energiegebruik in deze sector respectievelijk toe- of afnemen. De cijfers van E’til laten zien dat het aantal huishoudens in Voerendaal de komende paar jaar niet significant zal dalen (als gevolg van verdunning van huishoudens heeft de krimp nog weinig effect op het aantal huishoudens). Op termijn, na 2020, heeft de krimp wel degelijk effect op de energiehuishouding van Voerendaal.
Communicatiestrategie Algemeen • Gemeentelijke website, sociale media, Magazine, flyers/ folders. • Voorlichting/ bewustwording. • Aankondigen campagnes en projecten. • Werven deelnemers aan Zonnepanelenproject Parkstad. Samen met partners/ stakeholders • Woningstichting Voerendaal, vereniging Eigen Huis, VvE’s. • Voorlichting/bewustwording huurders. • Werven geïnteresseerden voor op te zetten projecten. Door derden • Buurkracht, DUW-Parkstad. • Betrekken van specifieke groepen zoals buurtverenigingen. • Specifiek gericht op particuliere woonmarkt.
Energiebesparing bij 10% (440) koopwoningen Woningstichting Voerendaal: verduurzaming 380 woningen Autonome ontwikkeling sector woningen
424
Zonnepanelenproject Parkstad - deel Voerendaal Gerealiseerd zonnepanelen periode 2011-2015
Sector Publieke Dienstverlening De publieke sector is goed voor 6% (71 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Voerendaal. Het is een verzamelnaam voor overheidsorganisaties en organisaties die dicht tegen de overheid aanzitten en een publiek belang dienen.
Figuur 11: Totaal energiegebruik sector publieke dienstverlening (in TJ)10.
Het reduceren van energieverbruik in deze sector (zie ook sector woningen) Het reduceren van het huidige energiegebruik in de publieke dienstverlening is een maatschappelijke verantwoordelijkheid waarbij de overheden en semi-overheden in ieder geval het goede voorbeeld kunnen geven aan inwoners, bedrijven en instellingen door te laten zien dat verduurzaming op termijn loont. Net als in de sector Woningen wordt het huidige energiegebruik in de publieke sector grotendeels bepaald door energie voor ruimteverwarming en elektriciteit, i.c. respectievelijk 40% en 25%. Bij met name de sportaccommodaties speelt het verwarmen van tapwater (douches) een grotere rol en specifiek voor De Joffer zijn de kosten voor het verwarmen van het zwemwater. Het energieverbruik ten behoeve van ruimteverwarming kan worden teruggedrongen door enerzijds de gebouwen beter te isoleren en te ventileren en anderzijds de warmteopwekking efficiënter te laten verlopen middels bijvoorbeeld het vervangen van VR-ketels door HR-ketels of het (bij)plaatsen van een warmtepomp. Het verminderen van het energieverbruik van de verlichting kan met name door het toepassen van ledverlichting, aanwezigheidsdetectie en gedragsverandering worden bewerkstelligd. Met het toepassen van bovenstaande maatregelen kan een reductie in de energievraag van de publieke sector van 35 TJ (49%) in 2040 worden bereikt. Omgerekend betekent dit een besparing aan energielasten voor de Voerendaalse (semi) overheid van zo’n € 0,3 miljoen per jaar.
Het opwekken van energie in deze sector (zie ook sector woningen) Manieren om duurzame energie op te wekken op gebouwniveau zijn met de huidige stand van de techniek en ruimtelijke wet- en regelgeving vrijwel beperkt tot het aanwenden van zonne-energie voor de productie van elektriciteit. Op bescheiden schaal kan er door zonnecollectoren warm water worden geproduceerd voor bijvoorbeeld de douches van de sportvereniging en zelfs het verwarmen van het zwembad van sportcomplex De Joffer. Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector publieke dienstverlening is 71 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 35 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 22 TJ.
425 10 PALET 2.0 - Voerendaal.
Speerpunten Investeren vs. profiteren Zoals al eerder is gesteld heeft het verduurzamen van gebouwen en daarbij de energiehuishouding niet alleen een positief effect op het milieu en de leefomgeving maar heeft verduurzaming zeker ook positieve bedrijfseconomische gevolgen voor de exploitant van het betreffende gebouw. Zo kan, door het treffen van energiebesparende maatregelen, de energierekening omlaag en het gebruikscomfort omhoog. Eigen energieopwekking kan bijdragen aan een lagere energierekening maar maakt de exploitant ook minder afhankelijk van externe leveranciers. Anderzijds levert het investeren in de duurzaamheid van een gebouw slechts een beperkt rendement op ten aanzien van de “harde” bouwkundige kwaliteit. Spouwmuurisolatie, zonnepanelen, een nieuwe verwarmingsketel en led-verlichting dragen weliswaar bij aan een duurzaam, energiezuinig (i.c. lage energierekening) en daarmee aantrekkelijk gebouw maar bieden de eigenaar geen of slechts weinig verlichting in de reguliere onderhoudskosten. Sterker nog, mogelijk dat met het plaatsen van technisch geavanceerdere apparatuur het onderhoud duurder uitvalt. Eenvoudig gesteld betekent dit dus dat de eigenaar van een gebouw de duurzame investeringen voor zijn rekening neemt terwijl de gebruiker hiervan het profijt (lagere energierekening en verhoogd comfort) geniet. Bij het verduurzamen van gebouwen binnen de publieke sector zal derhalve altijd goed moeten worden gekeken naar de relatie tussen eigenaar en gebruiker van het betreffende gebouw.
Voorgestelde aanpak / projecten Voorlichting en bewustwording De eerste en makkelijkste winst bij energiebesparing is te behalen door middel van voorlichting en bewustwording bij de gebruikers. Efficiënter verwarmen, koelen en ventileren, verlichting alleen wanneer nodig, elektrische apparaten uitschakelen in plaats van op stand-by, seizoengeschikte kleding dragen et cetera. Alvorens kostbare en ingrijpende maatregelen te nemen dient er eerst een energiescan van de betreffende gebouwen te worden gemaakt. Hieruit zal blijken waar de sterke en zwakke punten van een gebouw zitten, op welke wijze bespaard kan worden en of het opwekken van energie een verstandige optie is. Energiescan Ieder gebouw is uniek en kent haar eigen dynamiek in het gebruik van energie. Om inzicht te krijgen in de bouwkundige en installatietechnische staat én het energiegedrag van de gebruikers, samen bepaalt dit immers het energieverbruik van een gebouw, zal er een energiescan moeten worden uitgevoerd die veel verder gaat dan alleen een energielabelkeuring: • Bouwkundige en installatietechnische scan op energieverbruik; • Monitoren van energieverbruik op piek- en daltijden; • Gesprek met de exploitant over o.a. samenstelling gebruikersgroepen, gebruikerstijden en dergelijke; • Wettelijke vereisten. Vervolgens zal er per gebouw een plan moeten worden opgesteld, in goed overleg met eigenaar, exploitant en de gebruikers: • Kansen voor energiebesparing; • Kansen voor energieopwekking; • Financiële analyse van investeringen en terugverdientijden; • Toekomstperspectief gebouw en gebruikers in kaart brengen; • Komen tot investerings- en verdienovereenkomst tussen eigenaar en gebruiker.
426
Inventarisatie mogelijkheden De eigenaar kan vanuit het plan van aanpak nu zelf aan de slag maar de overheid en ook commerciële partijen ontwikkelen steeds nieuwe programma’s om gebouweneigenaren te ontzorgen in de verduurzaming van hun bezit. Grofweg is deze ontzorging te verdelen in financiële en materiële ontzorging: • Financiële ontzorging wordt vooral geboden in de vorm van subsidies en leningen (voornamelijk overheid) en maatwerk-financieringsmodellen (marktpartijen). Deze laatste categorie komt vaak samen met een materiele ontzorging (zo heeft betreffende partij investering en opbrengsten onder controle). • Materiële ontzorging wordt (bijna) altijd door marktpartijen geleverd en bestaat meestal uit een maatwerkadvies in totaalaanpak inclusief een financiële onderbouwing met betrekking tot investeringen en terugverdientijden. Een combinatie van beide diensten was tot voor kort voorbehouden aan (grote) marktpartijen, maar de complexiteit van de producten en constructies zorgt voor onzekerheid bij de afnemers (i.c. gebouweigenaren). Deze onzekerheid wordt nog versterkt door de vaak hoge investeringen vs. lange terugverdientijden die deels zijn gebaseerd op voorspellingen en aannames. Afnemers zijn daarom op zoek naar zekerheid. Deze zekerheid wordt geboden door enkele innovatieve marktpartijen (bijvoorbeeld in de vorm van ESCo’s, Energy Service Companies) maar ook steeds meer door overheden. Het Zonnepanelenproject Parkstad is hiervan een mooi voorbeeld. Uitvoering
Mogelijk project en/of regeling
Voorlichting en bewustwording
• • •
Gesprek met eigenaar of gebruiker Instrueren personeel Energiescan + advies
• • • • •
Duurzaamheidswinkel Parkstad Energiescan gebouwen RUD (pilot zorgcentra) Energieke scholen (educatief) Zon op School (educatief)
Energiebesparing
• • •
•
• • • • •
Installatie opnieuw inregelen Vervangen verlichtig met led Vervangen veldverlichting met led (eventueel m.b.v. subsidieprogramma overheid) Vervangen CV-ketel of installatie Installeren WTW-installatie Spouwmuur-,dak- en vloerisolatie (Drie)dubbel glas Tochtstrips en/of verwarmingsfolie, e.d.
• • • •
Subsidieregeling verduurzaming sportverenigingen DMOP Programma “frisse scholen” Activiteitenbesluit (EPC=0) Green deals
Energieopwekking
• • •
Plaatsen van zonnepanelen Plaatsen van zonneboilers Plaatsen van pellet-kachels
• • •
Zonnepanelenproject Parkstad Postcoderoosregeling SDE+ -subsidie
Totaal pakket
Een gebouw in één keer aanpakken
• •
ESCo’s Duurzaamheidslening Provincie
Figuur 12: Dit overzicht bevat een selectie van mogelijkheden. Duurzaamheid staat hoog op de politieke, maar ook de economische agenda. Derhalve worden er wekelijks nieuwe producten ontwikkeld, zowel door de overheid als door marktpartijen.
427
De invloed die de gemeente Voerendaal kan uitoefenen op de verduurzaming van de gebouwen binnen de publieke sector is sterk afhankelijk van de eigendomspositie en de exploitatie van het gebouw. Gesteld mag worden dat de “afstand” tot de verantwoordelijkheid voor en/of betrokkenheid bij de huisvesting omgekeerd evenredig is aan de directe invloed die de gemeente kan uitoefenen op de verduurzaming van die huisvesting. Voor de huisvesting van de “publieke sector” werkt dit gegeven als volgt uit: 1. Eigenaar en gebruiker De gebouwen zijn eigendom van de gemeente Voerendaal en worden ook door de gemeente geëxploiteerd zoals de subsector Openbaar bestuur, overheidsdiensten en verplichte sociale verzekeringen. Daar de gemeente zowel eigenaar van het gebouw is als degene die de energierekening betaalt, heeft zij zelf profijt van duurzame investeringen die zij in of aan haar gebouwen pleegt. Het besluit om te verduurzamen is hiermee een intern proces dat dient te worden afgewogen binnen de eigen bedrijfsvoering. Denk hierbij aan: • Gemeentehuis • Openbare Werken (buitendienst) • Wijksteunpunten (gecombineerde huisvesting met andere eigenaren/ gebruikers) Stakeholdersanalyse Vanuit perspectief eigendom: Vanuit perspectief gebruiker(s):
Gemeente Voerendaal Gemeente Voerendaal
Isoleren - ventileren De gebouwen van de Buitendienst en de Wijksteunpunten zijn gebouwd in een tijd dat er weinig aandacht was voor isolatie en ventilatie. In de loop van de jaren zijn deze gebouwen weliswaar vaker verbouwd/aangepast. Daarbij is echter weinig geïnvesteerd in de update naar de huidige isolatie- en ventilatienormen. Specifiek voor de Wijksteunpunten geldt dat deze zijn gelegen in gebouwen die tevens onderdak bieden aan andere gebruikers. Het gemeentehuis is pas enkele jaren oud en is dan ook geïsoleerd conform de (hoge) eisen in het Bouwbesluit. Het afstellen van de verwarming, koeling en ventilatie behoeft echter nog steeds aandacht, mede vanwege sterk uiteenlopende wensen van het personeel hieromtrent. 2. Niet eigenaar, wel gebruiker In samenspraak met de exploitanten zal per gebouw gezocht worden naar een maatwerkmodel dat rekening houdt met de juiste balans tussen investeren en profiteren, waarbij allereerst gekeken zal moeten worden naar de te verwachte gebruiksduur en de onderhoudsstaat van het gebouw. Verduurzaming gemeentelijke gebouwen Bestaande gebouwen binnen deze categorie verkeren in redelijk tot goede staat van onderhoud of zijn slechts gedeeltelijk eigendom van de gemeente. Grootschalige investeringen in gebouw en/of installaties zijn derhalve weinig rendabel of vragen om investeringen van derden. Het afstellen van installaties blijft een punt van aandacht. Winst is tevens te behalen in voorlichting, bewustwording en gedragsverandering. De komende jaren zullen we hier dan ook met gerichte campagnes binnen de eigen organisatie op inzetten.
Energie opwekken Voor het opwekken van energie ten behoeve van gebouwgebonden gebruik dienen we ons vooralsnog te beperken tot het opwekken van elektriciteit middels zonnepanelen. Immers, de toepassing van zonnecollectoren is met de huidige stand van de techniek financieel niet haalbaar, gebouwgebonden windmolens leveren nog te weinig rendement op en grote windturbines zijn binnen de bebouwde kom niet toegestaan. Een andere kostenbesparende en CO2-besparende keuze is ruimteverwarming middels een pelletverbrandingskachel (conform het gemeentehuis). Echter, om binnen de kaders van de PALET-doelstellingen te 428
blijven zullen we hiervoor eerst duidelijk zicht moeten hebben op de herkomst en de duurzaamheid van de benodigde organische brandstof. Zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen De gemeente Voerendaal zal de komende jaren voor de gebouwen die ze zelf in gebruik heeft de mogelijkheden onderzoeken voor het plaatsen van zonnepanelen installaties. Voor de verwarming van het nieuwe gemeentehuis wordt gebruikt gemaakt van ruimteverwarming middels een pellet-verbranding. Deze mogelijkheid is ook voor het gebouw van de buitendienst onderzocht maar dit resulteerde in een negatief advies vanwege de combinatie warmtevraag/gebruikersgemak/rendement. 3. Wel eigenaar, niet gebruiker De gebouwen zijn weliswaar eigendom van de gemeente maar worden door “derden” geëxploiteerd zoals de subsector Onderwijs, sport en recreatie en cultuur. Exploitanten en/of gebruikers van gemeentelijke gebouwen zullen ondersteund worden in het streven om het energiegebruik terug te dringen middels voorlichting van gebruikers en technisch personeel. De gemeente zal als eigenaar in overleg moeten treden met de exploiterende organisaties (partij die de energierekening betaalt) van de gebouwen. Dit overleg zal gaan over het rendement van eventuele investeringen en zal uiteindelijk moeten leiden tot een investerings- en verdienmodel waaruit beide partijen voordeel halen. De gemeente behaalt dan haar duurzaamheidsambities en de gebruikers krijgen meer comfort tegen een lagere energierekening. Denk hierbij aan: • Onderwijsgebouwen (4 basisscholen) • Gemeenschapsaccommodaties • Gemeentelijke binnen- en buitensportaccommodaties inclusief de velden • Bibliotheken Stakeholdersanalyse Vanuit perspectief eigendom: Gemeente Voerendaal Vanuit perspectief gebruiker(s): Onderwijsstichting Innovo Exploit. stichtingen gemeenschapsaccommodaties Beheer de Borenburg Sportverenigingen Beheer sportcomplex De Joffer Bibliotheekwerk Verduurzaming van sportaccommodaties Uit de energiescan zal blijken bij welke gebouwen/ sportvelden het toepassen van led-verlichting zal leiden tot energiebesparing en of het vernieuwen van bijvoorbeeld de verwarmingsinstallatie rendabel is. Mogelijke uitvoering zal dan ook zijn: vervanging van (veld-)verlichting door led-verlichting (eventueel via subsidieprogramma overheid), vervangen cv-ketels/installatie, instaleren WTW-installatie. Verduurzaming basisscholen Bij de onderwijsgebouwen en de gemeenschapsaccommodaties is een aangenaam en stabiel binnenklimaat, mede vanwege de specifieke gebruikers, belangrijk. De afgelopen jaren is er al een aantal overheidsprogramma’s uitgevoerd in het kader van de “frisse school”, gericht op een gezond binnenklimaat voor basisscholen. Toch zal er uit de energiescans blijken dat er nog heel wat te winnen is op het gebied van isolatie en ventilatie. Met de onderwijsstichting Innovo zal gezocht worden naar een pakket aan maatregelen op het gebied van isolatie en techniek. Denk hierbij aan spouwmuur-, dak- en vloerisolatie, (drie)dubbele beglazing, tochtstrip, verwarmingsfolie en dergelijke.
429
Zonnepanelen op scholen en sportaccommodaties Aan het plaatsen van zonnepanelen op deze gebouwen is een aantal, nog te onderzoeken, voorwaarden verbonden. Zo dient het gebouw, in verband met de regels omtrent het “salderen”, voorzien te zijn van een kleinverbruikersaansluiting (max. 3x80 Ampère). Daarnaast is het stroomtarief dat de betreffende gebruiker betaalt afhankelijk van de omvang van het gebruik en wordt mede hierdoor bepaald of zonnepanelen voor de gebruikers zelf rendabel zijn. Mocht dit niet het geval zijn dan kunnen de grote daken (denk aan sportcomplex De Joffer) mogelijk worden ingezet voor een energiecoöperatie van omwonenden (Postcoderoosregeling). Specifiek voor sportverenigingen dient onderzocht te worden of een zonneboiler voor het douche- en/of zwembadwater een rendabele investering vormt. Mogelijke uitvoering zal dan ook zijn het plaatsen van zonnepanelen en/of zonneboilers. 4. Niet eigenaar, niet gebruiker Dit betreft gebouwen die een publieke functie dienen maar zowel in eigendom als exploitatie aan derden behoren, zoals de subsector Gezondheids- en welzijnszorg en overige dienstverlening. Als niet-eigenaar en niet-gebruiker van de gebouwen heeft de gemeente weinig rechtstreekse invloed op de verduurzaming ervan. Natuurlijk wordt er bij nieuwbouw of renovatie (tijdens vergunningentraject) gelet op handhaving van de normen uit het Bouwbesluit en kan er geadviseerd worden om nog duurzamer te werk te gaan. Bij bestaande bouw is de rol van de gemeente beperkt tot het adviseren over en stimuleren van het nemen van duurzaamheidsmaatregelen door de eigenaar/gebruiker. Voorlichting en bewustwording zijn hierbij de eerste stappen. Een energiescan inclusief advies kan hierbij een goede eerste stap zijn. Daarnaast kan ontzorging in proces en financiële afwikkeling de juiste impuls bieden voor de pandeigenaar om tot actie over te gaan. Deze categorie gebouweigenaren en –gebruikers worden derhalve bewust betrokken bij campagnes en projecten die gericht zijn op de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Denk hierbij aan: • Huisartsen-, fysio-, tandarts- en overige gezondsheidsgerelateerde praktijken • Zorgcentrum ‘t Brook • Kinderdagverblijven • Huisvesting t.b.v. religie • Particuliere binnen-/ buitensportaccommodaties • Kantines voetbalverenigingen Stakeholdersanalyse Vanuit perspectief eigendom en tevens gebruikers: Huis- en tandartsen, fysio- en andere therapeuten Apotheken Cicero (’t Brook) Kinderopvang Bisdom en kerkbesturen (kerkgebouwen en dergelijke) Fitness- en sportcentra Zorgboerderijen Voetbalverenigingen (kantines) Verduurzaming zorgcentra De Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) is in 2015 gestart met het project ‘Zorginstellingen’. De zorgcentra in de gemeente worden/zijn bezocht door een toezichthouder van de RUD, gespecialiseerd in energie. Bij dit bezoek worden de potentiële energiebesparingen in kaart gebracht. Op basis van de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit is het bedrijf verplicht om maatregelen te nemen die binnen vijf jaren terug te verdienen zijn. Hierop wordt vervolgens gecontroleerd en indien nodig gehandhaafd. Dit project maakt deel uit van het Projectplan ‘Energiebesparingsaanpak bedrijven’ dat op 25 februari 2015 door de RUD is vastgesteld. Via een branchegerichte aanpak zullen bedrijfsbezoeken worden uitgevoerd waarbij met specialistische kennis van zaken gekeken wordt naar energiebesparingsmogelijkheden. Het grootste besparingspotentieel blijkt te
430
liggen bij de subsectoren industrie, kantoren, gezondheidszorg, supermarkten, MKB bedrijven en landbouw. Gestart is met een pilotproject, gericht op de zorginstellingen.
Energieopwekking Net als voor de energiebesparing geldt, zullen deze partijen worden meegenomen in de aanpak van de totale gebouwde omgeving. Zo kunnen deze eigenaren/gebruikers participeren in onder andere het Zonnepanelenproject Parkstad. Daar waar we signalen ontvangen van partijen dat het voor hen niet interessant is om aan dit project mee te doen zullen, we zoeken naar een meer passende oplossing. Communicatiestrategie Algemeen • Gemeentelijke website, sociale media, Magazine, flyers/ folders. • Voorlichting/ bewustwording. • Aankondigen campagnes en projecten. • Werven deelnemers aan Zonnepanelenproject Parkstad. Samen met partners/ stakeholders • Exploitanten en gebruikers. • Voorlichting/bewustwording. • Interesse wekken/ benaderen voor opzetten maatwerkprojecten. • Wijzen op subsidie/ financieringsmogelijkheden. • Afstemmen met gebruikers. Door derden • Koepelorganisaties • Bewustwording bij specifieke groepen zoals sportverenigingen en onderwijs. • Wijzen op subsidie/ financieringsmogelijkheden.
Uitdagingen Voor Voerendaal zitten de kansen, voor wat betreft energiebesparing in de publieke sector, voor het grootste deel (liefst 75%!) in de minst te beïnvloeden hoek, namelijk bij de gebouwen die wij niet in eigendom hebben (schoolgebouwen zijn pas weer ons eigendom na het onttrekken van de onderwijsbestemming). Vervolgens bestaat deze subsector uit een groot aantal individuele partijen, die in hun hoedanigheid als eigenaar van het gebouw of accommodatie niet of nauwelijks als groep aan te spreken zijn. Daarnaast kennen de gebouwen zelf ook weinig overeenkomstigheden en zal een scan en/of advies telkens maatwerk (en dus kostbaar en arbeidsintensief) zijn. Toch zullen we hier de kansen moeten creëren. Natuurlijk kunnen we gelijk aan de slag met ons eigen eigendom, maar om de publieke sector echt energiezuiniger te maken zullen wij de andere gebouweigenaren én –gebruikers moeten informeren, adviseren, stimuleren en ondersteunen (met kennis en wellicht zelfs financieel).
Verduurzaming gemeentelijke gebouwen (20%) Verduurzaming basisscholen Verduurzaming sportaccommodaties Verduurzaming zorgcentra (RUD)
Zonnepanelen op gemeentelijke gebouwen (180 zonnepanelen) Zonnepanelen op basisscholen (120 zonnepanelen per gebouw) Zonnepanelen op sportaccommodaties (1.157 zonnepanelen)
431
Sector Commerciële Dienstverlening De commerciële dienstverlening is voor 10% (131 TJ) verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in de gemeente Voerendaal. Onder de commerciële dienstverlening verstaan we alle dienstverlening gericht op het maken van winst, zoals de sectoren horeca, winkels en kantoren. In onderstaande tabel is te zien dat kantoren van bijvoorbeeld adviesbureaus en financiële instellingen veel energie gebruiken, maar ook het energiegebruik van de horeca en de detailhandel valt op.
Figuur 12: Totaal energiegebruik sector commerciële dienstverlening (in TJ)11.
Het reduceren van energieverbruik in deze sector In grote lijnen bestaat het energiegebruik in de commerciële dienstverlening uit twee hoofdstromen: 1. Gebouwgebonden energieverbruik (ruimteverwarming en elektriciteit) Voor het reduceren van deze energiestroom geldt in grote lijnen dezelfde aanpak als voor de rest van de gebouwde omgeving. Groot verschil in vergelijking met bijvoorbeeld de woningbouw is dat commerciële partijen werken volgens andere financiële patronen waardoor met name de terugverdientijd op duurzame investeringen in een ander (negatiever) licht komt te staan. Dit aspect zal in de alinea “investeren vs. profiteren” verder worden uitgewerkt. 2. Product(ie)gebonden energiegebruik Deze energiestroom kan worden veroorzaakt door machines en installaties maar ook door transportmiddelen die voor de bedrijfsvoering worden ingezet. Deze laatste variant zal verder worden uitgewerkt bij de sector Infrastructuur, verkeer en vervoer. Het terugdringen van energiegebruik door machines die worden ingezet in een kleinschalig productieproces (denk hierbij aan bijvoorbeeld tap- en koelinstallaties in de horeca, dus geen industrie) vraagt om specifieke kennis van het gehele productieproces tot aan het eindproduct. Dit maatwerk laten we dan ook (voorlopig) over aan koepel- en vakorganisaties die deze kennis bezitten en graag delen. In een volgende fase van het uitvoeringsprogramma kunnen we hier alsnog aandacht aan besteden. Weliswaar richten we onze communicatie/voorlichting/bewustwording niet specifiek op de commerciële dienstverleners in onze gemeente, maar mogen we er wel van uitgaan dat zij bereikt worden met onze campagnes, hetgeen mogelijk een eerste impuls in een gedrags- en procesverandering teweeg zal brengen.
Het opwekken van energie in deze sector Het opwekken van energie in deze sector zal hoofdzakelijk gebouwgebonden moeten gebeuren en is derhalve voor wat betreft de technieken gelijk aan onder andere de sector Woningen. Ook voor de commerciële dienstverlening in Voerendaal liggen de grootste kansen (vooralsnog) bij zonne-energie. Voor energie432 11 PALET 2.0 - Voerendaal.
opwekking uit productieprocessen is specifieke en technisch hoogwaardige kennis vereist die niet bij de gemeente maar mogelijk wel bij koepel- of vakorganisaties aanwezig is. Ook voor het opwekken van energie geldt voor commerciële partijen dat de financiële onderbouwing van een businesscase de hoofdrol speelt in de afweging om te verduurzamen. Commerciële ondernemingen werken met korte terugverdientijden (3-5 jaar). Hierdoor worden veel investeringen in duurzaamheid onrendabel en vragen derhalve om een andere benadering. Daarnaast betalen grootverbruikers van elektriciteit (een hogere aansluitwaarde dan 3x80 Ampère) nog maar heel weinig per kWh (een paar cent waar de prijs voor de burger rond de 22 eurocent ligt) waarmee de terugverdientijd op de investeringen alleen nog maar veel langer wordt. Om deze ondernemers te stimuleren om duurzaamheidsinvesteringen te plegen heeft de overheid een aantal fiscale -en subsidiemaatregelen in het leven geroepen, speciaal voor ondernemers zoals de Energie InvesteringsAftrek (EIA) en de InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE). Vanwege de complexiteit die de aanvraag en afhandeling van deze subsidies en regelingen inhoudt, wagen veel kleinere ondernemers zich hier echter niet aan. Naar de toekomst toe ligt hier dan ook mogelijk een kans voor de gemeente om ondernemers te steunen/ontzorgen in hun wens de onderneming te verduurzamen.
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector commerciële dienstverlening is 131 TJ. Er kan in de periode 20162040 49% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 64 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 47 TJ (gecombineerd met sector industrie en energie). Speerpunten Investeren vs. profiteren Net als bij de sectoren “woningen” en “publieke dienstverlening” speelt de eigendomspositie van de panden in de commerciële dienstverlening een belangrijke rol. Daar waar het pand eigendom is van de gebruiker zal het financieel voordeel, uit de te treffen maatregelen, een stimulans zijn om te investeren. In het geval dat de gebruiker het pand huurt ligt dit ingewikkelder en zal de gebruiker mogelijke afspraken moeten maken met de eigenaar over het terugvloeien van het financieel voordeel via bijvoorbeeld een huurverlaging. Bijkomend voordeel voor de verhuurder is dat het pand, na investering, beter in de markt zal liggen. Daar waar een burger tevreden is met een terugverdientijd van bijvoorbeeld 10 jaar op zijn zonnepanelen installatie ligt dit voor ondernemers anders. Zij rekenen, ingegeven door onder andere de boekhoudkundige/ fiscale realiteit, met kortere terugverdientijden van 3-5 jaar. Aangezien veel duurzaamheidsmaatregelen een relatief lange terugverdientijd kennen zal er ingezet moeten worden op investeringen die wel binnen een paar jaar terugverdiend kunnen worden. Ook zal er naar andere motivaties gezocht moeten worden om deze ondernemers hun pand te laten verduurzamen. Belangrijke rol is hierbij weggelegd voor onder meer imagoverbetering, verantwoordelijkheid naar de leefomgeving en de intrinsieke motivatie om te verduurzamen.
Projecten NB. Aanspreken doelgroepen Een groot deel van het energiegebruik in deze sector, 57 TJ, is in Voerendaal gelegen in de branches advisering, onderzoek en financiële dienstverlening. Deze partijen zijn voor het productenaanbod weliswaar vaker aangesloten bij grotere koepelorganisaties maar zijn zelf verantwoordelijk voor de eigen huisvesting. Deze branches werken dan ook hoofdzakelijk vanuit een zelfstandig “kantoor aan huis”. Daarmee zijn ze moeilijk als groep aan te spreken, waardoor communicatie en oplossingsrichtingen vaak om maatwerk zullen vragen.
433
Een andere grote groep energievragers in Voerendaal, de horeca (20 TJ), is grotendeels collectief aanspreekbaar via bijvoorbeeld de koepelorganisatie Horeca Nederland. Net als de derde grote groep Detailhandel en Groothandel (samen een energiegebruik 31 TJ) is ook de horeca vaak gehuisvest in huurpanden. In deze gevallen zijn het dus met name de eigenaren die aangespoord moeten worden om duurzaamheidsinvesteringen te doen. Zij zullen dan weer met hun huurders moeten overleggen hoe de investering wordt terugverdiend. Daar waar de eigenaar (van het pand of winkelconcept) onderdeel uitmaakt van een (inter-)nationale keten (Kruidvat, Plusmarkt, Jan Linders) zal dit gesprek over veel schijven moeten plaatsvinden en is derhalve moeilijker beïnvloedbaar. Toezicht en handhaving De gemeente heeft op basis van de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten en regelingen een wettelijke toezichtstaak op het gebied van energiebesparing bij bedrijven. Zo moeten bedrijven voldoen aan de energiebesparingsvereisten uit het Activiteitenbesluit. Tijdens de reguliere (milieu)controles bij bedrijven wordt er door medewerkers van toezicht en handhaving meer aandacht gevraagd voor het aspect energiebesparing. Met zogenaamde ‘erkende maatregellijsten’, die zijn voortgevloeid uit het Energieakkoord, wordt het gemakkelijker voor een bedrijf om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. De voorkeur heeft het om primair een stimulerend spoor met bewustwording in te zetten. Een tweede spoor van een mogelijk handhavingstraject is niet uit te sluiten, maar heeft uiteraard niet de voorkeur. Implementatie van energiebesparingsmaatregelen Bovenop de ‘erkende maatregelen’ is vaak meer energiebesparing mogelijk. Een bedrijf kan daar vrijwillig voor kiezen maar dit kan niet worden afgedwongen door een toezichthouder. Het stimuleren van de bewustwording is en blijft daarom van belang. De complexiteit van regelgeving, financiering en de minder aantrekkelijke terugverdientijden maken dat ondernemers het onderwerp duurzaamheid niet altijd de prioriteit geven die we zouden willen. Met name de kleine ondernemers hebben het al druk genoeg met de dagelijkse gang van zaken waardoor zij zich op hun corebusiness concentreren. Ontzorging vanuit gemeente, ondernemersvereniging of brancheorganisatie, gerichte voorlichting en bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop om de prijzen te drukken, kan de drukke ondernemer mogelijk over de drempel helpen. Zonnepanelen op bedrijven Voor de kleinere ondernemers die een kantoor of bedrijf aan huis hebben kan het interessant zijn om de mogelijkheden van gebouwgebonden energieopwekking verder te verkennen. Deze ondernemingen zijn vaak kleinverbruikers van energie waarmee de kosten per kWh relatief hoog zijn (vergelijkbaar met kosten voor de burger). Daarnaast kunnen ze de investering in en de opbrengst van eigen energieopwekking mogelijk slim verdelen over privé en zaak waarmee het terugverdienmodel aantrekkelijker wordt. Deze aanpak is in veel gevallen de moeite waard om verder te onderzoeken maar behoeft wel maatwerk. We zullen in de komende periode dan ook op zoek moeten naar deskundige partijen die ons en de ondernemers hierin kunnen ondersteunen. Postcoderoosregeling Daar waar het voor de ondernemer vanwege bedrijfseconomische redenen niet interessant is om te investeren in energieopwekking (bijvoorbeeld zonnepanelen op het dak van de loods) kan mogelijk toch een verduurzamingsslag gemaakt worden door de opgewekte energie en daarmee de opbrengsten ten gunste van de burger te laten komen middels bijvoorbeeld de Postcoderoosregeling. De ondernemer stelt hierbij zijn grond of dak ter beschikking (mogelijk tegen huur of een deel van de opbrengst) aan een collectief van burgers, die gezamenlijk investeren in een op het betreffende dakl te realiseren zonnepanelen-installatie. Het terugverdienmodel komt hiermee voor rekening van het collectief en gaat daarmee volledig buiten de bedrijfsvoering van de ondernemer om. Door mee te investeren of huur te vragen voor zijn dak of grond profiteert de ondernemer toch van de duurzame opwekking.
434
Communicatiestrategie Algemeen • Gemeentelijke website, sociale media, magazine, flyers/ folders. • Voorlichting/ bewustwording. • Aankondigen campagnes en projecten. • Wijzen op subsidie- en fiscale mogelijkheden. • Werven deelnemers aan Zonnepanelenproject Parkstad. Samen met partners/ stakeholders • Ondernemersverenigingen (BTM, OPL, KIDB, MKB Parkstad). • Voorlichting/bewustwording aangesloten (lokale) ondernemers. • Werven geïnteresseerden voor op te zetten projecten. Door derden • Horeca Nederland, Detailhandelsorganisaties, (inter-)nationale ketens. • Voorlichten/ bewust maken van specifieke bedrijfstak. • Specifiek gericht op eigen achterban/ huurders/ franchisenemers.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
Zonnepanelen op bedrijven (1.157 zonnepanelen) Postcoderoosregeling (2.700 zonnepanelen)
435
Sector industrie en energie De sector industrie en energie is voor een relatief beperkt deel verantwoordelijk voor het totale energiegebruik in Voerendaal, namelijk slechts 3% (33 TJ). Onderstaande tabel maakt de onderverdeling binnen deze sector inzichtelijk, waaruit blijkt dat de bouwnijverheid veruit de meeste energie vraagt. Deze subsector bepaalt namelijk 49% van het totale energiegebruik in de industrie.
Figuur 13: Totaal energiegebruik sector industrie en energie (in TJ)12.
Speerpunten De ondernemingen in de sector Industrie en energie vertonen in Voerendaal grote overeenkomsten met de bedrijven in de sector commerciële dienstverlening. De industrie in Voerendaal bestaat grotendeels uit kleine(re) bedrijven met “schone” en relatief eenvoudige productieprocessen die geen excessief energiegebruik opleveren. Derhalve zal de verduurzaming van bedrijven in deze sector samen worden opgepakt met de commerciële dienstverlening (zie paragraaf commerciële dienstverlening). Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector industrie en energie is 33 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 34% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 11 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 47 TJ (gecombineerd met sector commerciële dienstverlening). Projecten Met behulp van algemene maatregelen ten behoeve van energie-efficiencyverbetering (uit het Energieakkoord) en specifieke convenanten (MJA3 en MEE23), zoals het Ministerie van Economische Zaken die met industriële bedrijven is overeengekomen, is een jaarlijkse energiebesparing van 2% haalbaar. Om dit te realiseren zullen, in samenspraak met datzelfde Ministerie, zoveel mogelijk bedrijven moeten worden aangemoedigd om toe te treden tot de MJA3- en MEE-convenanten om daarmee een effectiever en efficiënter gebruik van hun energie te organiseren. Aan de hand van de routekaarten zoals die zijn opgesteld door de brancheorganisaties, kan iedere industriële onderneming zijn eigen, op maat gemaakte energie-efficiencyplan opstellen. Verder zal vanuit de gemeentelijke organisatie eenzelfde aanpak, zoals voorgesteld bij de sector commerciële dienstverlening, van toepassing zijn.
436 12 PALET 2.0 - Voerendaal.
Implementatie van energiebesparingsmaatregelen
437
438
9.8.4
Gebiedsgebonden
Sector Infrastructuur, Verkeer en Vervoer De sector infrastructuur, verkeer en vervoer omvat zo’n 32% (422 TJ) van het totale energiegebruik in de gemeente Voerendaal. Deze energie kan worden geconcretiseerd in een jaarlijks gebruik van zo’n 4,6 miljoen liter benzine, 4,7 miljoen liter diesel en 0,4 miljoen liter LPG. Dat betekent een 3,6 kilometer lange rij van tankwagens met elk een inhoud van 35.000m³ en een lengte van 13 meter.
Het reduceren van energieverbruik in deze sector Energiebesparingen binnen deze sector zijn veelal afhankelijk van autonome ontwikkelingen zoals de innovatie in de elektrificatie van het personenvervoer. Ondanks een verwachte groei van het wegverkeer, kan in de periode tot 2040 fors worden bespaard op het energiegebruik in deze sector. Energiebesparing is in deze sector merendeels afhankelijk van ontwikkelingen waar de gemeente weinig invloed op heeft zoals innovaties en ontwikkelingen in elektrisch rijden. Toch is door een geleidelijke implementatie van nieuwe ontwikkelingen, gedragsverandering en een vergaande elektrificatie van het personenvervoer een flinke besparing van dik 25% (95TJ) mogelijk in 2040. Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector verkeer en vervoer is 422 TJ. Er kan in de periode 2016-2040 27% energie bespaard worden. Dat wil zeggen dat 114 TJ bespaard kan worden. Het potentieel aan energieopwekking is 304 TJ. Projecten Regionaal mobiliteitsbeleid We sluiten aan bij het regionale mobiliteitsbeleid zoals dit is beschreven in het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 2011-2020 (RVVP) van Parkstad. Eén van de doelen van het RVVP is dat het regionale openbaar vervoer beter moet kunnen concurreren met het autoverkeer door intensivering en kwaliteitsverbetering van het aanbod en toename van de vraag. Als uitwerking van het RVVP is een Actieplan Fiets opgesteld met daarin maatregelen voor fietsinfrastructuur, onveilige locaties, fietsparkeren, fietsbewegwijzering en fietspromotie. Verder wordt het gebruik van elektrische voertuigen gestimuleerd.
Goede laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen Er is in regionaal verband een handboek in ontwikkeling waarin de (beleids)kaders voor het aanleggen van laadinfra worden beschreven. De gemeente stelt op basis hiervan beleid op dit gebied vast. Een verbetering en/of uitbreiding van de laadinfra stimuleert het aandeel elektrische voertuigen binnen Voerendaal (nu 2 openbare laadpunten). Eigen wagenpark Onderzocht wordt hoe het eigen wagenpark te verduurzamen is. Dat maakt nu volledig gebruik van fossiele brandstoffen. Een mogelijkheid hiertoe is deelnemen aan een e-carsharing project, bijvoorbeeld via de Stichting Limburg Elektrisch. Deze stichting stelt elektrische (deel)voertuigen beschikbaar waarmee Limburgse organisaties praktijkervaring kunnen opdoen. Zie verder de regionale paragraaf over het programma Duurzame mobiliteit Parkstad.
439
Sector Overig (landbouw en onbekend) De sector overig (o.a. landbouw) verbruikt in Voerendaal zo’n 3% energie van de totale energiehuishouding. Dit verbruik komt voor rekening van een paar relatief grote landbouwbedrijven en een groter aantal kleine agrarische bedrijven.
Figuur 15: Aandeel energiegebruik sector overig (in %).
Ambitie besparing en opwekking 2016-2040 Het huidige energieverbruik in de sector overig is 44 TJ. Het potentieel aan energieopwekking is 91 TJ in de periode 2016-2040. Het reduceren van energieverbruik in deze sector Het energieverbruik in de agrarische sector is voor een deel toe te wijzen aan de gebouwen die gebruikt worden (verwarming en verlichting). De besparingsmogelijkheden zijn voor deze gebouwen in beginsel gelijk aan de mogelijkheden in de sectoren Commerciële dienstverlening en Industrie en energie, met de kanttekening dat grote schuren en opslagruimten, zeker de gedateerde gebouwen, moeilijk te isoleren zullen zijn. Led-verlichting is een optie om de elektriciteitsrekening te drukken, al worden veel grote agrarische gebouwen maar fragmentarisch verlicht. Met name de zware machines die in de agrarische sector worden gebruikt lenen zich, met de huidige stand van de techniek, nog niet om vervangen te worden door bijvoorbeeld elektrische alternatieven. Met name de opslagcapaciteit en de kracht van accu’s zijn hiervoor nog niet voldoende ontwikkeld. Ook de omstandigheden waarin de machines hun werk moeten doen lenen zich minder goed voor technisch gecompliceerde toepassingen. De kansen voor het verduurzamen van het machinepark moeten dan ook in kleine verbeteringen van de bestaande aanpak gezocht worden. De aard van energiegebruik van de sector overig is per gebruiker verschillend en grotendeels onbekend.
Het opwekken van duurzame energie in deze sector Binnen de agrarische sector zijn zeker mogelijkheden om duurzame energie op te wekken voor zover dit niet al gebeurt. Zo heeft LTO-commerce (nu LTO-ledenvoordeel) enkele jaren geleden namens haar leden een gezamenlijk inkooptraject voor zonnepanelen opgezet dat weer prima aansluit bij de provinciale subsidieregeling “asbest eraf, zonnepanelen erop”. 440
Asbest eraf, zonnepanelen erop Voor panden met een (ook voormalige, tot 10 jaar terug) agrarische bestemming kunnen met financiële steun van de provincie Limburg ontdaan worden van hun asbestdaken (daar waar nog van toepassing uiteraard) mits ze vervolgens voorzien worden van zonnepanelen. Mogelijk kunnen agrarische bedrijven voor wat betreft de inkoop van de zonnepanelen ook aansluiten bij het Zonnepanelenproject Parkstad dat later dit jaar wordt uitgerold. Een verdiepend onderzoek hiernaar vindt op dit moment plaats. De gemeente is in gesprek met de LLTB om de bedrijven waarop deze regeling van toepassing kan zijn actief te benaderen. Ook kan een agrarisch bedrijf betrokken worden bij de plaatsing van kleine windmolens voor eigen gebruik en/of burgerinitiatieven. Wanneer Voerendaal zou overgaan tot het plaatsen van grotere windturbines is de kans groot dat medewerking van een agrariër nodig zal zijn, voor plaatsing en/of bereikbaarheid van de molen. Daarnaast werkt de provincie Limburg aan een plan om enkele grote biomassacentrales in Limburg te realiseren. Mogelijk dat landbouwers hier in de toekomst hun groenafval goedkoper of zelfs tegen betaling kunnen afzetten. Tenslotte staat de ontwikkeling van de techniek niet stil. Steeds meer toepassingen voor de verduurzaming van machines en transport vinden hun weg naar de markt. Het is dan ook een kwestie van tijd voordat deze technieken ook in de agrarische sector op grotere schaal kunnen en zullen worden toegepast.
Asbest eraf, zonnepanelen erop (1.350 zonnepanelen)
441
442
Zon De grootste potentie voor het opwekken van duurzame energie in Voerendaal is met 575 TJ gelegen in de zonne-energie. Zowel voor het opwekken van elektriciteit als het winnen van warmte voor ruimteverwarming en tapwater wordt de zon in de toekomst onze belangrijkste energieleverancier. Een groot deel hiervan kan gerealiseerd worden op daken van woningen, publieke gebouwen en bedrijven. Een relatief klein deel van de opwekking kan worden toegeschreven aan zonne-akkers en zonnecollectoren, terwijl de grootste winst te behalen valt met de toepassing van asfaltcollectoren.
Figuur 16: Potentiële opwekking zonne-energie gemeente Voerendaal13.
Uitdagingen De uitdagingen bij het grootschalig uitrollen van zonnepanelen installaties bij woningen (particulier en huur), publieke gebouwen en bedrijven zijn in de voorafgaande paragrafen uitvoerig besproken. Grootste knelpunten in dezen betreffen de daken waarop zonnepanelen geen of te weinig rendement opleveren (schaduw), en een te lange terugverdientijd vanwege de lage kosten die grootverbruikers betalen voor hun huidige energielevering. Een oplossing is gelegen in het combineren van deze twee factoren. De Postcoderoosregeling maakt het voor burgers die zelf geen zonnepanelen kunnen plaatsen mogelijk om toch gebruik te maken van zonne-energie. Om een zonne-akker rendabel te krijgen is een aantal factoren van belang: • De omvang: minimaal 2 ha is nodig om de eenmalige kosten af te dekken. • Ligging t.o.v. elektriciteitsnetwerk: een zonne-akker levert stroom aan het reguliere netwerk en zal daar derhalve op aangesloten moeten worden. Iedere meter die de akker verder verwijderd ligt van het netwerk betekent meer duur grondwerk (groot deel van de aanlegkosten). • Beveiliging: zonnepanelen zijn relatief gemakkelijk te “herinstalleren” en derhalve een geliefd doelwit voor diefstal. De beste veiligheid blijkt vaak sociale controle te zijn, hetgeen zou betekenen dat een locatie in of vlak bij de woonkernen gevonden moet worden. Los van de benodigde omvang die een zonneakker vraagt, dragen een ervaren negatieve invloed op de kwaliteit van de woonomgeving en vermeende elektrische straling vanaf de installatie bij aan de complexiteit van het vraagstuk waar een zonne-akker gerealiseerd kan worden. • (Nationaal) Landschap: het buitengebied van Voerendaal bestaat grotendeels uit Nationaal Landschap van een hoge landschappelijke kwaliteit. Wanneer dit landschap “onderbroken” zou worden door grote zonne-akkers van zonnepanelen leidt dit zeker bij een deel van de bevolking tot weerstand. Het principe “de lasten, dan ook de lusten” kan hierbij mogelijk verlichting bieden. Daarnaast blijken deze afgelegen locaties zeer moeilijk te beveiligen tegen diefstal en vernieling.
Zonnecollectoren Zonnecollectoren gebruiken de warmte van de zon om water te verwarmen dat vervolgens gebruikt kan worden om tapwater of verwarmingswater te verwarmen. Ondanks dat de energiebesparing door toepassing van zonnecollectoren flink kan oplopen zijn de huidige systemen voor de woningmarkt niet of nauwelijks rendabel. Een ander verhaal is grootschalige warmteopwekking voor een zwembad en/of sporthal. Een aantal zwembaden in Nederland (zowel binnenbaden als open lucht) wordt nu al bijverwarmd met behulp van zonnecollectoren. De eerste resultaten zijn bemoedigend en zeker de moeite van verder onderzoek waard.
443 13 PALET 2.0 - Voerendaal.
Asfaltcollectoren Op een aantal plaatsen in ons land wordt momenteel geëxperimenteerd met het opwekken van warmte of stroom uit het wegdek. Ook voor Voerendaal liggen hier grote kansen. Toch zullen we nog een aantal jaren moeten wachten voordat deze systemen praktisch toepasbaar zijn. Vervolgens zal het vervangen van het oude wegdek met het nieuwe energie-opwekkende asfalt moeten worden opgenomen in het reguliere wegonderhoud en kan het dus nog wel een aantal jaren duren voordat de eerste resultaten echt gaan doorwerken.
Aanpak Zonnepanelenproject Parkstad - deel Voerendaal De gemeenteraad heeft reeds ingestemd met de uitrol van dit project waarbij het streven is om in een aantal stappen zo’n 400 Voerendaalse woningen te voorzien van zonnepanelen. De voorbereidingen zijn in volle gang. Bedoeling is dat na de zomervakantie de burgers worden uitgenodigd voor de eerste infoavond waarvan er meerdere in Voerendaal zullen gaan plaatsvinden. Buurkracht Via initiatieven als Buurkracht (reeds in twee wijken actief in Voerendaal) mensen stimuleren om een energiecoöperatie op te richten. Hierin kunnen onder andere mensen participeren die zelf geen mogelijkheid hebben om zonnepanelen te plaatsen. Zonne-akker Samen met de burger op zoek naar mogelijkheden om in ieder geval één zonne-akker te realiseren in Voerendaal. Ondersteuning bij subsidie aanvragen Verenigingen ondersteunen bij het aanvragen van de subsidie “verduurzamen sportverenigingen”. Met deze regeling subsidieert het Rijk sportverenigingen bij het nemen van duurzaamheidsmaatregelen tot 30% van de materiaalkosten. “Asbest eraf, zonnepanelen erop” Deze subsidieregeling van de provincie Limburg zullen we beter onder de aandacht van (voormalig) agrarische bedrijven moeten brengen. Prestatieafspraken met Woningstichting Voerendaal Samen met de Woningstichting gaan we op zoek naar mogelijkheden om meer huurwoningen te voorzien van zonnepanelen. Slimme verbinding zoeken met het nieuwe Asbestbesluit Vanaf 2024 is asbest die in aanraking komt met de open buitenlucht verboden. Dit zal de komende jaren zorgen voor een golf aan dakrenovaties. Niet alleen pandeigenaren (wonen en bedrijven) van daken met asbest aan de buitenkant (reikwijdte van het verbod), maar ook mensen die zich zorgen gaan maken over asbest aan de binnenzijde van het dak, zullen hun dak vernieuwen. Een uitgelezen kans om dit nieuwe dak gelijk te voorzien van zonnepanelen, of beter nog, te kiezen voor een geïntegreerd systeem waarbij de zonnepanelen gelijk het dak vormen. Zonnepanelen voor de eigen organisatie Komend jaar zullen we (opnieuw) gaan zoeken naar mogelijkheden om de installatie van zonnepanelen op gemeentelijke panden rendabel of in ieder geval kostenneutraal te krijgen. De gemeente heeft in het duurzaamheidsdossier een voorbeeldfunctie.
444
Zonnewarmte voor de Joffer Op grond van resultaten elders in het land gaan we voor zwembad De Joffer op zoek naar de mogelijkheden om zonnecollectoren op een rendabele wijze toe te passen. Schoolgebouwen Op Parkstadschaal komt het initiatief om met de grote onderwijsstichtingen (waaronder Innovo die in Voerendaal de basisscholen beheert) te gaan praten over verduurzaming van de schoolgebouwen. Isolatie en zonnepanelen dragen bij aan een lagere energierekening, een hoger comfort voor de gebruikers en kinderen komen van dichtbij in aanraking met het thema duurzaamheid. Volgen van technologische ontwikkelingen Deze technieken waar mogelijk te benutten c.q. in te passen in lopende of nieuwe projecten op het gebied van energie en duurzaamheid.
Zonne-akkers (2 ha)
445
446
Wind De potentie voor het opwekken van energie middels wind is voor Voerendaal met 2 TJ zeer beperkt. De energiepotentiekaart voor wind (PALET 2.0) laat zien dat met name het plateau (Kunderberg) en het gebied ten zuiden daarvan in technische zin zeer geschikt is voor opwekken van windenergie. De status van Nationaal Landschap laat het plaatsen van grote windturbines op deze plekken echter niet toe (POL 2014). Aangezien het grondgebied van Voerendaal, buiten de bebouwing in de kernen, grotendeels de status van Nationaal Landschap heeft is het opwekken van windenergie in Voerendaal een complexe opgave.
Figuur 17: Potentiële opwekking windenergie gemeente Voerendaal14.
Speerpunten Om energie op te wekken via wind is een turbine nodig die wordt aangedreven door bladen/wieken. De omvang van dergelijke installaties is afhankelijk van een aantal factoren waaronder het benodigde vermogen/ opbrengst en de mogelijkheden voor wat betreft de locatie. Als vuistregel mag worden aangehouden dat hoe groter de turbine, en daarmee ook de windmolen is, des te rendabeler de installatie is. Gebouwgebonden en andere kleine windmolens Er zijn allerlei technieken op de markt die windenergie op kleine en/of gebouwgebonden schaal mogelijk maken. Bijvoorbeeld kleine windmolens of wokkels, horizontale “rollen” voor op de nok van een pannendak. Twee oud-studenten van de universiteit Twente hebben een windmolen ontworpen van 15 meter (maximale wiekhoogte), met bladen van hout waarmee de molen, niet groter dan een flinke boom, een natuurlijke uitstraling krijgt. Ook met de huidige stand van de techniek zijn gebouwgebonden windturbines niet rendabel te krijgen. Daarnaast zijn windturbines in de gebouwde omgeving niet altijd even veilig en zijn ze van invloed op de ruimtelijke kwaliteit van de woonomgeving. Een mogelijk kansrijkere variant is de houten windmolen (de bladen zijn van hout, de mast niet). Deze turbine kan bijvoorbeeld aan de rand van de woonkern geplaatst worden (solitair of in lijnopstelling langs de autosnelweg) en heeft vanwege zijn omvang en uitstraling slechts zeer beperkte invloed op de omgeving. Deze turbine bevindt zich nog in de ontwikkelingsfase, maar de eerste testresultaten zijn bemoedigend. Turbines op land Windturbines op land hebben normaliter een ashoogte van 80-120 meter met een diameter van 90-120 meter. Een dergelijke molen levert per MW (Megawatt) vermogen stroom voor zo’n 600 huishoudens. Windmolens op land hebben meestal een vermogen tussen de 1 en 3,5 MW. In 2016 zal er, in het kader van PALET, een gedetailleerde en verbeterde windpotentiekaart voor Voerendaal samengesteld worden. Zie ook de paragraaf over de regionale windvisie. Dit moet ons een beter beeld opleveren van de plekken die de beste windenergiepotentie hebben in Voerendaal. Vooralsnog is het uitgangspunt van het provinciale beleid (POL) dat er geen windturbines geplaatst worden in het Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
447 14 PALET 2.0 - Voerendaal.
Turbines op zee Nederland kent momenteel twee windparken op zee met in totaal 96 molens die 228 MW aan vermogen genereren. De nieuwste generatie windmolens voor op zee leveren tot 6 MW aan vermogen. Parkstad zou kunnen overwegen om gezamenlijk te investeren in windturbines op zee en zo onze duurzaamheidsambitie in te vullen. Met zo’n 60 windturbines van de nieuwste generatie kunnen we ons totale energiegebruik van de huishoudens compenseren. Hiermee zien we echter een belangrijk aspect van onze duurzaamheidambitie over het hoofd. Uitgangspunt is immers dat de investeringen in verduurzaming zo veel als mogelijk in de eigen regio terecht moeten komen. Daarnaast is het streven om de energie die nodig is om Parkstad energieneutraal te maken, ook regionaal op te wekken zodat de opbrengsten van de energieopwekking ook in de regio blijven.
Voorgestelde aanpak/projecten Ondanks de huidig geldende beperkingen vanuit het POL biedt de duurzaamheidsambitie die is uitgesproken met het vaststellen van PALET 2.0 een eerste aanzet om met onze burgers in gesprek te gaan over het mogelijk plaatsen van windmolens in Voerendaal. Dit gesprek zal zeker moeten gaan over de ruimtelijke gevolgen, maar ook over de positieve effecten. Vanuit het principe “de lasten, dan ook de lusten” worden burgers geïnformeerd over de mogelijkheden om, middels bijvoorbeeld een energiecoöperatie, geld te verdienen aan een “eigen” windmolen. Ervaringen in onder andere Neer (Zuidenwind) leren ons dat burgers zeker openstaan voor een dergelijk gesprek. Belangrijk is dat het initiatief van onder op komt waarbij de gemeente informeert, ondersteunt, faciliteert en stimuleert. Onderzoek van Milieu Centraal laat zien dat meer dan 80% van de bevolking geen problemen heeft met windmolens in het zicht, wanneer ze er zelf ook de vruchten van kunnen plukken. Het traject om te komen tot daadwerkelijke plaatsing van een windmolen duurt in de praktijk minimaal zo’n 5 jaar dus het is zaak om de voorbereidingen op tijd te starten. Kleine (houten) windmolens Wellicht minder complex is de inpassing van een aantal kleine houten windmolens. We willen de komende periode dan ook in gesprek met onze burgers, op zoek naar draagvlak en initiatief. De informatieavonden in het kader van het komende Zonnepanelenproject Parkstad bieden hiertoe mogelijk een eerste gelegenheid. Volgen van technologische ontwikkelingen Nu zijn voor het rendabel opwekken van windenergie nog grote windturbines nodig. Zeker voor Voerendaal, dat vanuit beleid en regelgeving vooralsnog beperkt is in haar mogelijkheden voor wat betreft windenergie is het interessant om scherp te blijven op nieuwe technieken en innovaties.
448
Kleine (houten) windmolens (10 x 30.000 kWh)
449
450
Warmte-Koude Opslag In PALET 1.0 en PALET 2.0 is naast zonne-energie een hoge potentie toegedicht aan warmte-koude opslag (WKO) of bodemenergie. De daadwerkelijke toepassing van deze vorm van duurzame energie vergt echter het nodige onderzoek op gebouwniveau, waarbij bovendien veel aandacht moet zijn voor de inpassing in bestaande energienetwerken en –infrastructuren.
Figuur 18: Potentiële opwekking WKO/bodemenergie gemeente Voerendaal15.
Wat is bodemenergie? WKO of bodemenergie is een vorm van duurzame energie waarbij warmte en/of koude wordt opgeslagen in de bodem. Deze techniek kan bij uitstek worden ingezet om gebouwen en woningen te verwarmen en/of te koelen. Met behulp van een warmtepomp wordt de bodemenergie omgezet naar de temperaturen die nodig zijn in het gebouw of woning. De energie opwekking die met ondergrondse energieopslag kan worden behaald, hangt sterk af van de geologie van het gebied. Bepalend zijn de dikte van watervoerende pakketten en de doorlatendheid van de bodem. Niet elk gebied is even geschikt voor ondergrondse energieopslag. De potentiële toepassing van ondergrondse energieopslag wordt beïnvloed door zowel de plaatselijke wet- en regelgeving als de fysischchemische eigenschappen van de ondergrond. Er zijn 3 vormen van energie uit de ondergrond: • Geothermie; • Bodem energie of warmte-koude opslag (WKO); • Mijnwater en andere tussenvormen.
Geothermie Geothermie is warmte uit de diepe ondergrond, meestal dieper dan 1,5 km. Temperaturen zijn relatief hoog, 80˚C of hoger. Geothermie-projecten zijn risicovol met name ten aanzien van het succes van de boringen en het te realiseren debiet. TNO heeft in 2012 een studie uitgevoerd naar de potentiële aardwarmte in Limburg. Hieruit blijkt dat de mogelijkheden voor de regio Parkstad beperkt zijn. WKO Warmte-koudeopslag of bodemenergie (WKO) betreft zowel warmte als ook koude uit de eerste 100 á 200 meter onder maaiveld. De temperatuur ligt rond de 12˚C. Om deze relatief lage temperatuur te gebruiken voor het verwarmen dient een warmtepomp ingezet te worden. Koelen kan passief zonder gebruik te maken van een warmtepomp. Boringen ten behoeve van een WKO-systeem zijn in beginsel eenvoudig en zonder veel risico’s uit te voeren. Bodemenergiesystemen kunnen worden ingedeeld in OPEN en GESLOTEN systemen. Het verschil hiertussen is dat bij Open-systemen grondwater wordt opgepompt en bij Gesloten-systemen niet. Dit betekent dat Open-systemen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van lagen met voldoende en makkelijk op te pompen grondwater, uit de zogenaamde acquifers. Onder Parkstad zijn slechts sporadisch geschikte lagen met grondwater aanwezig, die voor het winnen van bodemenergie in aanmerking komen. Daarbij kan de samenstelling van het grondwater voor problemen zorgen bij de pompen. Daarnaast heeft grondwater als bron voor drinkwater de eerste prioriteit. 451 15 PALET 2.0 - Voerendaal.
Gesloten systemen maken gebruik van warmtewisselaars die in de bodem worden geplaatst. In de meeste gevallen zijn dit lussen (PE-slangen) tot enkele tientallen meters verticaal in de ondergrond. De lussen zijn met elkaar verbonden en vormen zo een gesloten systeem. Er bestaan ook horizontale systemen en tussenvormen. Deze worden slechts sporadisch onder bijzondere omstandigheden gebruikt.
Mijnwater en andere tussenvormen van geothermie Naast diepe Geothermie en ondiepe bodem energie zijn er ook nog tussenvormen mogelijk. De bekendste is Mijnwater. De bronnen voor Mijnwater liggen in de voormalige mijnstreek theoretisch tussen 100 en 1.000 meter diepte met temperaturen tussen 13˚C en 40˚C. Op dit moment wordt alleen in Heerlen thermische energie uit het voormalige mijnnetwerk onttrokkken. Hier liggen de temperaturen tussen 16 en 31˚C (250 en 700 meter diep). Het distributienet bestaat uit hoofdleidingen (backbone) van circa 7 km en enkele clusters bestaande uit ringleidingen. De voormalige mijngangen fungeert als (seizoens-)opslag van thermische energie, zowel warmte als ook koude. Toepasbaarheid in 2016-2020 Voor een enkele woning is een WKO-systeem doorgaans te duur vanwege de kostbare boringen. Wel kunnen er meerdere woningen op één bodembron worden aangesloten. In de bestaande bouw moeten hiervoor infrastructurele aanpassingen in de wijk worden gedaan. Door een bodembron toe te passen is het ook mogelijk om de woningen te koelen, waardoor er in de zomer meer comfort is. Voor grotere gebouwen (zoals grote kantoren, verzorgingstehuizen, ziekenhuis, etc.) is een WKO-systeem vaak erg interessant omdat er bespaard kan worden op verwarmen en koelen. Bij bestaande gebouwen moet onderzocht worden of het bestaande afgiftesysteem voor warmte en koude in het gebouw geschikt is voor dit systeem of geschikt gemaakt kan worden. In combinatie met isolatie maatregelen zijn hier meestal wel mogelijkheden. Een WKO-systeem is goed te combineren met een slim decentraal warmtenet zoals het Mijnwaternet. De mogelijkheden voor een slim warmtenet worden op regionaal niveau onderzocht in het warmteplan. Voor meer informatie over warmtenetten: zie het regionaal deel. De gemeente Voerendaal heeft een vrij hoge potentie voor WKO-systemen, namelijk 305 TJ (32% van de totale opwekkingspotentie). De gemeente Voerendaal ligt volledig in het Beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Dit betekent dat als er een open of gesloten bodembron gerealiseerd gaat worden, er een meldingsplicht geldt aan de Provincie. In het westen van de gemeente ligt een vrij groot deel dat Provinciaal archeologisch gebied is, dit gebied is in principe uitgesloten voor WKO. Ook behoort een vrij groot deel van de gemeente tot een grondwater beschermingsgebied, dat daarmee in principe ook is uitgesloten voor WKO. De meeste potentie is toegedicht aan de kernen Voerendaal en Ubachsberg. Door de lage bebouwingsdichtheid in de gemeente is het in deze uitvoeringsperiode (2016-2020) lastig om WKO breed uit te rollen. Aan de vraagzijde (woningen en gebouwen) zal eerst een en ander georganiseerd moeten worden. Als er initiatieven zijn om individuele gebouwen in de gemeente aan te sluiten op WKO systemen zal de gemeente dit ondersteunen en faciliteren. Voor de periode van dit uitvoeringsprogramma (2016-2020) betekent dit dat de grootschalige toepassing van WKO nog te vroeg komt. Er wordt vooral ingezet op het nader uitwerken van de PALET-studies in een regionaal warmteplan (zie de regionale paragraaf) en het experimenteren in pilotprojecten.
452
Biomassa Binnen de gemeente Voerendaal is een beperkte lokale potentie voor biomassa aanwezig, die wordt bepaald door de in Voerendaal aanwezige afval- en reststromen. De figuur hieronder toont de precieze opwekkingsmogelijkheden, uitgedrukt in energetische opbrengst (TJ).
Figuur 19: Potentiële opwekking biomassa- energie gemeente Voerendaal16.
Wellicht dat door de in de regio aanwezige afval- en reststromen samen te voegen een regionale biomassacentrale zoals bijvoorbeeld BES in Sittard opgericht kan worden. Zie hiervoor ook de regionale paragraaf over Biomassa.
453 16 PALET 2.0 - Voerendaal.
454
9.8.5
Flankerend beleid
Projecten flankerend beleid Naast de in de vorige paragrafen genoemde projecten en activiteiten loopt er ook een aantal zaken die niet direct bijdragen aan harde TJ’s, maar die flankerend werken, met andere woorden die een ondersteunend effect hebben. Het belang hiervan is groot, omdat met name deze projecten en activiteiten inzetten op de vereiste bewustwording en gedragsverandering van mensen en bedrijven. De volgende projecten zijn voorzien: Wonen Energieloket In het SER Energieakkoord is opgenomen dat de VNG ervoor zorgt dat in 2016 in alle regio’s een laagdrempelige en gecoördineerde structuur in uitvoering is, met daaraan gekoppeld lokale energieloketten. Met het indienen van een ondersteuningsaanvraag bij de VNG heeft de regio Zuid-Limburg zich verplicht tot invulling van de afspraak uit het Energieakkoord, dat elke burger voor vragen over energiebesparing of duurzame energieopwekking terecht kan bij een energieloket. De insteek is dat dit informatiepunt zowel digitaal als fysiek is. Het Energieloket wordt regionaal georganiseerd (Zuid-Limburgse schaal). Hier is in 2015 reeds mee gestart. De gemeenten in Zuid-Limburg zien het Energieloket niet alleen als een verplichting, maar ook als een kans bij uitstek om partijen dichter bij elkaar te brengen rond het thema duurzaamheid. Het energieloket moet een ontmoetingsplek worden tussen de woningeigenaren, ondernemers en overheid. Het energieloket krijgt één identiteit in Zuid-Limburg, maar de webpagina kan per gemeente aangepast worden. Dus één huisstijl, maar met lokale inhoud. Buurkracht Energiebesparing staat volop in de belangstelling. En toch komt het vaak moeilijk van de grond. Want: waar te beginnen? Hoe? Welke leverancier handelt en adviseert in mijn belang? Wat levert mijn investering op? Alleen komen mensen er vaak moeilijk uit. Onderzoek laat zien dat buurtinitiatieven wél tot resultaat leiden. Buurkracht helpt hierbij door het proces te begeleiden, barrières weg te nemen en de buurt door afhaakmomenten heen te trekken. Buurkracht is een onderdeel van Enexis. Partners zijn de Natuur en Milieu Federaties en Milieucentraal. De gemeente Voerendaal wil de inzet van Buurkracht verder onderzoeken. Momenteel zijn er twee Buurkrachtteams actief in Voerendaal. Duurzaamheidswinkel Parkstad (DUW) Iedere inwoner van Parkstad kan bij de DUW terecht voor een gratis advies over duurzaam wonen en/of bouwen en begeleiding bij de daadwerkelijke aanschaf van duurzaamheidsmaatregelen aan huis. Innovatie Energiesprong koopwoningen Dit project zet in op comfortabeler wonen voor hetzelfde geld: door het geld van de energierekening te gebruiken voor een slimme verbouwing waarmee een huis energieneutraal wordt en net zoveel energie opwekt als de bewoners nodig hebben. Technisch is het mogelijk om een rijtjeswoning met een bouwjaar tussen 1945-1985, waar nog geen of weinig energiebesparende maatregelen getroffen zijn, te verbouwen tot een nul-op-de-weter-woning met gelijkblijvende woonlasten. De landelijke campagne ‘Ons huis verdient het’ laat zien dat er interesse is voor nul-op-de-meter-verbouwingen. De Stadsregio Parkstad ondersteunt het landelijke initiatief ‘Ons huis verdient het’ en zal hier extra aandacht voor genereren, zodat haar inwoners weten dat een nul-op-de-meter-verbouwing mogelijk is. De hoop is om op die manier meer huiseigenaren te verleiden tot het laten uitvoeren van een dergelijke verbouwing en verbouwers te leren om zo’n verbouwing uit te voeren.
455
De doelstelling van het project is om een woning nul-op-de-meter te krijgen, door een verbouwing die binnen 10 dagen wordt uitgevoerd en die maximaal €45.000,- kost. Uiteindelijk moeten er in de regio vijf huizen uit de jaren 1950-1980 omgebouwd worden tot energie-0-woningen volgens het concept nul-op-de-meter. Daarnaast zet de regio in op het opbouwen en verspreiden van ervaring en kennis in de regio over nul-op-demeterconcepten. Educatie Duurzaamheidseducatie basisscholen ‘Jong geleerd is oud gedaan’! Onder dit motto is het wenselijk om al met onze jongste generaties op de basisscholen te starten met de bewustwording rondom het thema duurzaamheid. Hiervan zijn al mooie voorbeelden waarbij kinderen op een interactieve manier betrokken worden, onderricht krijgen maar ook zelf manieren onderzoeken om onze leefomgeving verder te ‘verduurzamen’. Door dit ‘breed’ te borgen in het lager onderwijs en voort te zetten in het voortgezet onderwijs wordt het daardoor voor hen vanzelfsprekend en uiteindelijk een natuurlijk gedrag. Verkeer en vervoer Beleidskaders voor e-laadinfrastructuur Er is in regionaal verband een handboek in ontwikkeling waarin de (beleids)kaders voor het aanleggen van laadinfra voor elektrische voertuigen worden beschreven. Een verbetering en/of uitbreiding van de laadinfra stimuleert het aandeel elektrische voertuigen binnen Voerendaal (nu 2 openbare laadpunten). De gemeente stelt op basis hiervan beleid op dit gebied vast. E-carsharing Onderzocht wordt hoe het eigen wagenpark te verduurzamen is. Dat maakt nu volledig gebruik van fossiele brandstoffen. Een mogelijkheid hiertoe is deelnemen aan een e-carsharing project, bijvoorbeeld via de Stichting Limburg Elektrisch. Deze stichting stelt elektrische (deel)voertuigen beschikbaar waarmee Limburgse organisaties praktijkervaring kunnen opdoen. Marketing / communicatie Van zeer groot belang voor het slagen van alle projecten en activiteiten in dit uitvoeringsprogramma en de volgende programma’s tot 2040 is de ontwikkeling en inzet van een goede, professionele marketing- en communicatiestrategie. Deze moeten in regionaal verband, gezamenlijk, worden opgezet. Hiervoor zal een communicatie of - marketingbureau in de arm moeten worden genomen.
Gemeentelijke onderzoekslijnen Onze huidige energievoorziening is bijna helemaal afhankelijk van fossiele brandstoffen zoals aardolie, aardgas en steenkool. Deze afhankelijkheid brengt grote risico’s met zich mee. Allereerst omdat bij de verbranding van fossiele brandstoffen CO2 vrijkomt, met het risico van ernstige klimaatverstoringen. Bovendien raakt onze energievoorziening steeds meer afhankelijk van de import van brandstoffen uit politiek instabiele landen. De aanpak van deze problemen vraagt een lange termijn strategie, waarbij wordt toegewerkt naar een duurzame energievoorziening.
Onderzoekslijnen Doel is het zoeken, verbinden, ontwikkelen en het borgen van kennis op het gebied van duurzame energie en technologie in nieuwe concepten, producten, processen en diensten.
456
Warmteplan Parkstad Een warmteplan kan voor gemeenten uitkomst bieden. Voor het verwarmen van gebouwen of voor de warmtapwatervoorziening, worden steeds vaker distributienetten voor warmte aangelegd, zoals een stadsverwarmingssysteem of een klein wijk- of buurtverwarmingsnet. Zo’n warmtenet wordt bijvoorbeeld gevoed met restwarmte van lokale industrie. Er liggen veel kansen om gezamenlijk duurzaamheidsambities te realiseren. Een warmteplan is voor gemeenten een effectief middel om haar milieudoelstellingen te bereiken. Hoewel er al een aantal gemeenten met een warmteplan werkt, blijken veel gemeenten dit nog niet te doen. Reden hiervan kan zijn dat de gemeente in goed onderling overleg met alle betrokkenen bij een gebiedsontwikkeling tot afspraken wil komen. Dat is natuurlijk een goed streven. Soms is het opleggen van een verplichting echter nodig om duurzaamheidsdoelstellingen te halen, bijvoorbeeld ten aanzien van de verplichting van potentiële gebruikers om zich te laten aansluiten op een warmtenet in plaats van te verlangen dat zij op een gasnet worden aangesloten. Zou dat niet verplicht worden, dan loopt men het risico dat er te weinig aansluitingen gerealiseerd worden, waardoor de exploitatie van een dergelijk warmtenet niet rendabel te maken is. Is er een warmteplan vastgesteld, dan is aansluiting op dat net beter af te dwingen. Zonder aansluitplicht komen rendabele warmtenetten niet goed van de grond (zie ook de regionale paragraaf). Windplan Parkstad Uit PALET 1.0 en PALET 2.0 volgt dat windenergie een belangrijke drager zal worden van onze energie infrastructuur. In Nederland valt dat niet zo op, maar in de landen om ons heen wordt druk gebouwd. Wereldwijd wordt er sinds 2008 meer windpark vermogen dan fossiel opwekvermogen gebouwd. Niet op zee, maar vooral op het land. Ook het huidige kabinet wil vooral windturbines op het land. Helaas vindt niet iedereen windturbines mooi. Dit terwijl er juist mooie windparken of solitaire turbines zijn te ontwerpen. “Mooi” betekent hier twee dingen: 1. Visueel mooi in het landschap ontworpen c.q. geïntegreerd. 2. Een enkele rij windturbines met voor en achter die rij geen andere windturbines in beeld. Inwoners van de regio zijn mede eigenaar en krijgen hun deel van de winst. Je eigen windpark is altijd mooier dan dat van een anoniem bedrijf dat verdient aan jouw wind. Ook in Nederland zal uiteindelijk elke regio zijn windparken bouwen. Echter, wie gaat dat windpark bouwen, het fossiele energiebedrijf voor de eigen winst en buitenlandse aandeelhouder, of de bevolking in de regio voor zichzelf en een duurzamere wereld? Als de inwoners het zelf doen, kan het een mooi windpark worden, met respect voor het landschap ontworpen (zie ook de regionale paragraaf). Biomassacentrale Parkstad Uit PALET 1.0 en PALET 2.0 is af te leiden dat een deel van de benodigde energie door biomassa geleverd kan worden. Uitgangspunt hierbij is dat hier afvalstromen voor worden ingezet, en geen landbouwgrond wordt gebruikt om extra biomassa te kweken. Het gaat dus om biomassa die nu al in de gemeente en regio aanwezig is. Biomassa kan op twee manieren worden ingezet. Ten eerste kan biomassa verbrand worden wat warmte en elektriciteit opleverd. De warmte kan via een warmtenet geleverd worden aan warmte afnemers, bijvoorbeeld bedrijven of woningen. Een andere mogelijkheid is om biomassa te vergisten tot biogas. Dit kan niet met alle biomassa. Het biogas kan vervolgens gebruikt worden voor het verwarmen van huizen en gebouwen. Omdat de biomassa stromen van een gemeente alleen te klein zijn om een rendabele businesscase op te zetten voor een biomassa centrale, wordt er op regionale schaal kan gekeken worden hoe de afvalstromen van de gemeenten gebundeld kunnen worden. Daarbij wordt ook gekeken waar al warmtenetten aanwezig zijn, of worden aangelegd. een ander aandachtspunt is de aanvoer van de biomassa naar de centrale (vrachtverkeer). Hieruit volgt een locatiekeuze voor het plaatsen van een enkele of meerdere kleine biomassa centrales. Zie ook de regionale paragraaf over Biomassa. 457
Gemeentelijke organisatie Om in 2040 een energieneutrale gemeente te kunnen zijn is borging in de hele gemeentelijke organisatie noodzakelijk. Het streven naar energieneutraliteit moet verankerd worden in het gemeentelijke beleid over de gehele linie. De gemeente heeft een belangrijke voorbeeldfunctie en moet haar ambities en inspanningen dan ook duidelijk zichtbaar maken, zodat de externe partijen die nodig zijn om deze ambities te realiseren duidelijk wordt dat ze er serieus mee bezig is. Iedere afdeling heeft een rol in het bereiken van de door de raad vastgestelde ambities. Het is dan ook nodig dat binnen iedere afdeling het streven naar energieneutraliteit eigen wordt gemaakt, met een mooi woord ‘verinnerlijkt’.
Bestuurlijke en politieke borging Het college zowel als de raad zijn in 2015 akkoord gegaan met het streven om in 2040 energieneutraal te zijn. Het college beslist over de uitvoering van projecten die bijdragen aan de realisatie hiervan en die passen binnen het beschikbare budget. De raad stuurt op hoofdlijnen, en heeft de kaders aangegeven in PALET 1.0 en 2.0. Voor 2016 is geen budget vrijgemaakt. De raad moet beslissen over het toekennen van een structureel budget voor 2017 en verder, wat onontbeerlijk is voor de uitvoering van dit en de volgende programma’s. De portefeuillehouder milieu/duurzaamheid is de bestuurlijk opdrachtgever van dit programma. Iedere portefeuillehouder is bestuurlijk verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen in dit programma als deze zijn of haars portefeuille raken. Ambtelijke borging De ambtelijke opdrachtgever van dit programma is het hoofd van de afdeling Ruimte en Omgeving. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in dit uitvoeringsprogramma worden neergelegd bij de afdelingen die het betreft. Kortom deze afdelingen krijgen de verantwoordelijkheid voor het trekken en uitvoeren van de genoemde projecten die qua onderwerp hier thuishoren. Cultuuromslag Het inbedden van het streven naar energieneutraliteit vereist een omslag in ons denken en handelen. Energiebesparing en -opwekking worden mede de uitgangspunten van onze werkzaamheden. Voegt bijvoorbeeld een plan energieverbruik toe, dan moet hier ook compensatie tegenover staan. Bouwen we in eigen opdracht, dan is dat energieneutraal en bij inkopen wordt energie een verplicht criterium worden waarop wordt ingekocht en aanbesteed, et cetera.
Communicatie Allereerst is het uitgangspunt en de verwachting dat we de communicatielijn gaan volgen die door de gezamenlijke Parkstadgemeenten / Parkstad Limburg zal worden uitgezet. Daarnaast wordt passief gebruik gemaakt van de landelijke campagnes voor het bevorderen van duurzaamheid en nieuwe energie om energieneutraal te zijn in 2040. De insteek bij de gemeentelijke communicatiestrategie is tweeledig. Ten eerste gaan we een gedragsverandering bewerkstelligen. Dat heeft tijd nodig en vergt een strategische en continue aanpak tot 2040. Ten tweede gaan we de uitvoerende projecten communiceren. Daarbij gaan we uit van concrete voorbeelden en koppelen we dit aan PALET, als onderdeel van de grotere ambitie. Voor de gedragsverandering gaan we ambassadeurs uit het Voerendaalse werven. Waarbij we insteken op het financiële rendement van energiebesparing en -opwekking, het voordeel van een toename van het comfort (in huis) maar waarbij we ook attenderen op de eigen morele verantwoordelijkheid en het belang van besparing op grondstoffen voor het milieu. Bij gedragsverandering spelen zowel persoonlijke als sociale normen een rol. Mensen moeten zich verantwoordelijk gaan voelen, en graag willen aansluiten en/of meedoen.
458
Door gebruik te maken van ambassadeurs die dicht bij hun buren en buurtgenoten staan. Door het inzetten van bestaande projecten als “buurkracht” en “energiecoaches” kunnen we bijdragen aan de gedragsverandering ten aanzien van energiegebruik. We zullen aansluiting zoeken bij inwoners door het inzetten van ludieke acties. Voor zowel georganiseerde inwoners via wijkteams en sport- en buurtverenigingen, alsook voor individuele inwoners door het organiseren van bijvoorbeeld een uitdaging of wedstrijd waarbij we telkens uitgaan van de eigen kracht van de bewoners en het eigenaarschap van energiebesparing en -opwekking: energiebesparing en -opwekking is van en voor ons allemaal.
Communicatie en marketing Voor het uitdragen van PALET en het bewerkstelligen van een gedragsverandering creëren we eerst draagvlak bij de stakeholders. • Gemeente (ambtelijk, college en raad): We gaan ook ambassadeurs werven binnen het gemeentehuis en een gedragsverandering inzetten die blijvend is en zich verspreid als een sneeuwbaleffect. • Burgers: We gaan burgers per project benaderen en stimuleren burgerinitiatief in de lijn van de gedragsverandering ten aanzien van energiebesparing en -opwekking en het stimuleren van zelfredzaamheid vanuit “Op eigen kracht”. We maken daarbij gebruik van positieve voorbeelden. Om verwarring te voorkomen gaan we niet het complete programma PALET tot 2040 communiceren. • Bedrijven: Ook bij het betrekken van bedrijven gaan we uit van gedragsverandering en het werven van ambassadeurs. Bedrijven dienen als voorbeeld voor andere bedrijven en ook voor particulieren bij het besparen en opwekken van energie. We maken bedrijven deelgenoot van de projecten. Ook voor deze doelgroep geldt dat het een doel is dat we allemaal willen bereiken en dat ons allemaal aan gaat. • (Semi-) overheidsinstellingen: Zie bij bedrijven Het inzetten van middelen Bij het inzetten van middelen ten behoeve van communicatie houden we de lijnen die bovenstaand geschetst zijn voor ogen: • Gedragsverandering bewerkstelligen; • De projecten communiceren. We kunnen daarvoor gebruik maken van onder meer de inzet van een energiekrant, infoavonden, infopunten/-loket, transitie arena’s, (bestaande) platform(en), lobby waar nodig (bouwbesluit/welstandsnota/ woningcorporaties/energieconvenant), de Stadskrant, het internet en social media (met name Facebook en Twitter, al zal wellicht Instagram de komende jaren ook voor de gemeente een optie worden). Zie verder ook de regionale paragraaf over communicatie.
459
Financiële paragraaf Het Uitvoeringsprogramma PALET 3.0 is een uitwerking van de ambitie tot 2040 (energieneutraal) in een ambitie tot 2020, samengesteld door de Bestuurscommissie Ruimte/Duurzaamheid van Parkstad en de acht colleges van B&W. PALET 3.0 laat vanuit beleidsmatig en strategisch perspectief zien aan welke projecten en acties in Parkstad en per individuele gemeente in de periode tot 2020 kan worden gewerkt aan de energietransitie. Het is letterlijk een palet aan mogelijkheden voor projecten en activiteiten. Belangrijk hierbij is dat PALET 3.0 en de projecten en acties die hierin zijn geformuleerd een weerspiegeling zijn van de wijze waarop anno 2016 wordt gedacht om de ambitie tot 2020 te realiseren. Het scala van projecten en acties uit PALET 3.0 varieert van prille projectideeën zoals een zonneweide van 2 hectare op een nader te bepalen locatie en met een nader uit te werken financieringsconstructie tot uitgewerkte projecten zoals onder andere het Zonnepanelenproject Parkstad. Voor sommige projecten is nog geen intensieve afstemming intern geweest of hard commitment uitgesproken door stakeholders. Ook kent een aantal projecten nog de nodige “afhankelijkheden” vóórdat deze daadwerkelijk worden uitgevoerd, zoals financiering, projecteigenaarschap en definitief “groen licht” van de ambtelijke organisatie en in het verlengde daarvan een besluit van het college en/of de raad. Kortom, een aantal projecten of projectideeën wordt in een later stadium geconcretiseerd en ook dat concretiserings- en afstemmingsproces is als het ware een “project” in het uitvoeringsprogramma.
Structurele procesgelden Het bovenstaande in ogenschouw nemende is het ondoenlijk om het complete uitvoeringsprogramma door te rekenen en er een prijskaartje aan te hangen. Er zijn ook geen ervaringsgegevens, we hebben het simpelweg nog niet eerder gedaan! De Raad heeft in de Programmabegroting 2016 geen budget specifiek toegekend aan PALET. Wel beschikt de raad over een “innovatiereserve” die ook kan worden aangewend om duurzaamheidsprojecten te financieren. Dit geeft de gemeentelijke organisatie in 2016 enige ruimte om projecten en onderzoeken aan te zwengelen en in gang te zetten. Maar er is meer en gerichter budget nodig in de komende jaren. De ambitie om in 2040 energieneutraal te zijn en de uitvoering van dit programma vraagt om een structureel budget. Er is net zoals in 2016 procesgeld nodig om zaken aan te zwengelen en om opdrachten te kunnen geven voor onderzoeken (denk bijvoorbeeld aan scans van de gemeentelijke gebouwen). Ook zijn er diverse subsidiemogelijkheden, zowel Europees, landelijk of provinciaal. Deze moeten zoveel mogelijk benut worden. Subsidieregelingen vereisen echter wel altijd een cofinanciering door de gemeente. En indien nodig moet het ook mogelijk zijn om tijdelijk capaciteit in te huren om bijvoorbeeld de ambtelijke organisatie te ondersteunen bij projectuitvoering. Richting de gemeenteraad zal dan ook worden voorgesteld om een structureel budget in te stellen voor de uitvoering van dit Programma (procesgelden). Projecten die nog concreet uitgewerkt moeten worden en waar dit budget niet op ziet zullen inclusief een financieringsvoorstel aan de raad worden voorgelegd. Zoals dit bijvoorbeeld ook is gebeurd bij het Zonnepanelenproject Parkstad.
Revolverend duurzaamheidsfonds Een te onderzoeken mogelijkheid is het instellen van een revolverend duurzaamheidsfonds. De gemeente financiert vanuit dit fonds duurzaamheidsmaatregelen/-projecten. Door revenuen of afbetalingen (conform Zonnepanelenproject Parkstad) stromen de financiële middelen terug in het fonds. Hiermee kunnen weer nieuwe projecten of activiteiten gefinancierd worden. Door het instellen van zo’n revolverend duurzaamheidsfonds kunnen we inhaken op spontane en mooie initiatieven die ontstaan uit contacten met burgers en de markt. Een revolverend duurzaamheidsfonds biedt de gemeente de mogelijkheid om dynamisch met de financiële middelen om te gaan.
460
Bijlagen
461
1. Begrippen- en woordenlijst Aardwarmte: warmte vrijkomt uit nucleaire activiteit in het binnenste van de aarde, zich richting het aardoppervlak verspreidt en aldaar benut kan worden voor verwarming. Biomassa: plantaardig materiaal waaruit via verbranding of vergisting energie gewonnen kan worden. Biomassateelt: agrarische teelt van snelgroeiende en energierijke planten met als primaire doel energieopwekking. Biomassavergisting: procedure waarbij natte biomassa via vergisting wordt omgezet in onder andere warmte en methaan. Chemische energie: energie die opgeslagen zit in de moleculen van een stof, en die bij een reactie (bijvoorbeeld verbranding) vrijkomt als warmte en stralingsenergie. CO2-neutraal: situatie waarbij de hoeveelheid CO2 die geproduceerd wordt, even groot is als de vermeden CO2 emissie door duurzame opwekking. Consumentenprijsindex (CPI): indexcijfer dat het prijsverloop weergeeft van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. Duurzaam energieneutraal: situatie waarbij de hoeveelheid opgewekte hernieuwbare energie gelijk is aan het totale energiegebruik. Duurzame energiebron: energiebron (bijvoorbeeld biomassa, warmte-koude opslag, zonne-energie, windenergie en aardwarmte), die zonder de op aarde aanwezige reserves uit te putten oneindig lang kan worden ingezet. Duurzame ontwikkeling: ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen (VN-commissie Brundtland, 1987). Elektrische energie: omvang van een elektriciteitsleverantie, uit te drukken in kilowattuur (kWh). Energieakkoord SER: afspraken over energiebesparing, schone technologie en klimaatbeleid, gemaakt in september 2013. Energie-autarkie: energetische onafhankelijkheid. Energiebesparing: het actief verminderen van het gebruik van energie. Energielabel: wordt gebruikt om het energiegebruik van een product of woning weer te geven. Energieneutraal: situatie waarbij de hoeveelheid energie die gebruikt wordt, even groot is als de opgewekte hoeveelheid energie. Energiepotentie: het vermogen om (hernieuwbare) energie op te wekken. Energiepotentiekartering: het in kaart brengen van het vermogen van een gebied om (hernieuwbare) energie op te wekken. Energietransitie: het overstappen van fossiele brandstoffen naar een grotendeels op hernieuwbare energiebronnen draaiende economie en maatschappij. Gebouwgebonden windturbine: kleine windmolen die windenergie in elektrische stroom omzet, en op gebouwen te plaatsen is. ESCo: Energy Service Company. De eigenaar/gebruiker van een gebouw besteedt (het management van) de energievoorziening uit aan deze externe partij. Geothermie: zie aardwarmte. Harde beperking: fysieke of juridische oorzaak die een bepaalde ontwikkeling in de weg kan staan. Integraal ruimtelijk realistische scenario (IRRS): scenario dat op basis van geïnventariseerde ruimtelijke beperkingen een realistische inschatting geeft van een bepaalde ontwikkeling. Joule: eenheid van energie; 1 joule is de hoeveelheid energie die nodig is om een gewicht van 98.1 gram een meter op te tillen. 1 joule per seconde is 1 watt. Klimaatmonitor: gegevenspresentatie van CO2 uitstoot per provincie, (stads)regio en gemeente. Klimaatverandering: een verandering in het klimaat die direct of indirect wordt toegeschreven aan menselijke activiteit, die de samenstelling van de atmosfeer wijzigt, en onder andere een broeikaseffect veroorzaakt. Nationaal Landschap Zuid-Limburg: Nationaal Landschap dat door het Rijk is ingesteld vanwege het unieke karakter dat zich kenmerkt door de plateaus en beekdalen die samen een heuvellandschap vormen. Petajoule (PJ): 10^15 joule. Primaire energie: energie zoals aangetroffen in de oorspronkelijke energiedrager (bijvoorbeeld steenkool, olie, gas, uranium). 462
Photovoltaïsche cel (PV): directe omzetting van elektromagnetische energie (licht) in elektrische energie. Postcoderoosregeling: stimuleringsregeling voor lokale duurzame energieopwekking, waarbij lokale inwoners de mogelijkheid hebben om gezamenlijk via een coöperatie of vereniging van eigenaren te investeren in duurzame energie. In ruil daarvoor ontvangen zij korting op de energierekening Rendement: verhouding tussen de input en de output in een proces. Routekaart: document dat de te nemen stappen voor een gewenste ontwikkeling specifiek maakt en in de tijd zet. S-curve: grafiekvorm die de snelheid van adoptie van een innovatie weergeeft, waarbij zich halverwege de ontwikkeling een duidelijke versnelling voordoet. Secundaire energie: benutbare energie verkregen door omzetting van primaire energiebronnen. Social return: het maatschappelijk rendement van een investering in sociale en economische zin (SROI). Thermische energie: warmte. Trias energetica: wetenschappelijk breed gedragen driestappenplan om op een duurzame manier met energie om te gaan, oorspronkelijk ontwikkeld voor de gebouwde omgeving. De drie stappen zijn: 1. gebruik zo min mogelijk energie (bijvoorbeeld door isolatie), 2. gebruik duurzame energie, 3. gebruik energie van uitputbare bronnen (bijvoorbeeld olie, gas) zo slim mogelijk. Neem zoveel mogelijk maatregelen in stap 1, daarna in stap 2, en als het niet anders kan, maatregelen uit stap 3. Waterkracht: arbeidsvermogen dat door stromend of vallend water wordt ontwikkeld. Windenergie: energie die gewonnen wordt door de bewegingenergie van de wind met behulp van windturbines om te zetten in elektrische energie. Windturbine: moderne hoge windmolen om elektriciteit op te wekken uit windenergie. Warmte-koude opslag (WKO): een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen. Zachte beperking: beleidsmatige en te beïnvloeden oorzaak die een bepaalde ontwikkeling in de weg kan staan. Zonne-energie: energie die gewonnen wordt uit de straling van de zon. Zonneboiler: installatie waarmee met behulp van zonlicht water wordt verwarmd. Zonnepaneel: paneel met photovoltaïsche cellen waarmee elektriciteit kan worden opgewekt.
463
2. Wet- en Regelgeving 2.1 STROOM In 2010 is er begonnen met een herziening van de bestaande wetgeving met betrekking tot elektriciteit (elektriciteitswet 1998) en gas (gaswet), die uiteindelijk moet leiden tot één integrale elektriciteits- en gaswet. Het doel is te komen tot een duidelijke en eenvoudige wetgeving die een concurrerende economie faciliteert en de energietransitie naar een duurzame energiehuishouding ondersteunt. Verder moet de nieuwe wetgeving zorgen voor een omwenteling binnen de energietransitie waardoor toekomstige beleidswensen de mogelijkheid krijgen om relatief eenvoudig te kunnen worden ingepast. Om dit in goede banen te leiden is de wetgevingsagenda STROOM opgesteld om de samenhang en consistentie tussen de diverse wetsvoorstellen te overzien (o.a. Energierapport 2011, SER Energieakkoord, e.d.). STROomlijnen, Optimaliseren en te Moderniseren, kortweg STROOM. Naar alle waarschijnlijkheid zal de wet in het voorjaar van 2016 in werking treden. Binnen de huidige Elektriciteits- en Gaswet is een aantal belemmerende regels op het gebied van de productie, het transport en de levering van decentraal opgewekte energie. De bedoeling is dat er een passage, experimenten-AMvB, wordt opgenomen in de nieuwe stroomwet waarbij deze belemmerende regels bij wijze van een experiment buiten werking gesteld kunnen worden. De bedoeling is om dit een blijvend karakter te geven zodat er ruimte is voor toekomstige innovaties. De nieuwe experimentenmaatregel zal het eenvoudiger moeten maken om een proeftuin op te zetten. Een noodzakelijke voorwaarde om bijvoorbeeld diverse smart grid-scenario’s te onderzoeken aangezien de huidige wetgeving beperkingen oplegt. Deze aanpassing is een stap in de richting maar zorgt niet voor grootschalige uitrol binnen de energietransitie. De energietransitie zal er toe leiden dat de huidige centraal aangestuurde en gescheiden energieketens veranderen in deels decentraal aangestuurde en geïntegreerde energieketens. Een gelijk speelveld voor centrale en decentrale opwekking zullen gecreëerd moeten worden. Het aandeel duurzame energie uit hernieuwbare bronnen (zon, wind, wko en biomassa) en de relatie tussen vraag en aanbod in energie zal drastisch veranderen. Flexibiliteit van het net is hierbij van groot belang. De energienetten zullen in toenemende mate gebruikt worden als back-up systeem om eventuele dips, bij tegenvallende opwekking uit hernieuwbare bronnen, op te vangen. Door al deze veranderingen zal de netbeheerder de rol van systeemcoördinator moeten aannemen waarbij deze de optimale inzet van flexibiliteit van het systeem moet gaan borgen. De rol van de netbeheerder blijft helaas onveranderd. In de huidige en toekomstige wetgeving moet de netbeheerder te allen tijde onafhankelijk zijn en de rechten op een net of de aandelen in een netbeheerder moeten direct of indirect in handen zijn van de overheid. Door deze inrichtingseisen is het onmogelijk om als netbeheerder meer taken uit te voeren in kader van de energietransitie zoals de inzet van gebundelde vraagsturingscapaciteit. Enerzijds is dit wettelijk verboden en anderzijds wordt erop gestuurd dat dit taken zijn voor een marktpartij. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat het een verstoring van het level playing field zou kunnen opleveren. Ook zullen de kosten voor het netgebruik anders ingericht moeten worden om een versnelling in innovatieve installaties aan te jagen. In de huidige situatie wordt gerekend aan de hand van de aansluitcapaciteit van het desbetreffende systeem of installatie. Systemen als power-to-heat of power-to-gas hebben een grotere aansluitcapaciteit nodig waardoor een businesscase vaak niet haalbaar blijkt te zijn. Dit terwijl de systemen zorgen voor flexibiliteit voor het net, doordat men een consument maar tegelijkertijd ook een producent van energie is. Verder wordt er in de nieuwe wetgeving niet of nauwelijks gekeken naar de toepassing van warmtesystemen. Steeds meer individuele elektrische warmtesystemen zullen in een groot deel van de warmtevraag gaan voorzien waardoor er overproductie kan ontstaan. De overproductie van warmte door deze systemen of door restwarmte van de industrie kan worden opgeslagen in bestaande of nieuwe warmtenetten en daar waar een warmtevraag ontstaat weer af te geven zoals bij Mijnwater. Productie en uitwisseling van warmte krijgen in de toekomst dus een steeds grotere waarde. 464
2.2 Bouwbesluit Steeds meer burgers en bedrijven zijn betrokken bij de energietransitie en zijn bezig met energiebesparing en het energieneutraal maken van de gebouwde omgeving. De overheid heeft de noodzaak hiervan ingezien en intussen een aantal fondsen en (subsidie-) regelingen beschikbaar gesteld. De verscherping van de regelgeving omtrent duurzaamheid blijft echter achter. Sinds 1 januari 2015 de EPC-eisen verscherpt voor nieuwbouw woningen en alle typen utiliteitsgebouwen. De EPC-eis is bijvoorbeeld voor woningen verscherpt van 0,6 naar 0,4. Hiermee is de EPC-eis 50% verscherpt ten opzichte van 2007. Verder zijn de thermische isolatie-eisen (Rc) van dichte delen gedifferentieerd verhoogd: • • •
De minimum Rc-eis voor gevels van 3,5 naar 4,5 m2 K/W. De minimum Rc-eis voor daken van 3,5 naar 6,0 m2 K/W. De minimum Rc-eis voor vloeren blijft gelijk op 3,5 m2 K/W.
Het Bouwbesluit voorziet in een eis (artikel 5.8) dat de belasting van een te bouwen bouwwerk op het milieu wordt beperkt, zonder dit te kwantificeren. Aanvullende eisen, zoals bijvoorbeeld het hergebruiken van materialen of het afkoppelen van de hemelwaterafvoer, zijn op grond van het Bouwbesluit niet mogelijk omdat daarin geen grenswaarden zijn opgenomen voor duurzaam bouwen. Hierdoor kan het bevoegd gezag, op basis van de inhoud van artikel 5.1 en 5.9, de omgevingsvergunning niet weigeren ook al is de mate van duurzaamheid onvoldoende. Afspraken in het Lenteakkoord uit 2012 hebben voor een eerste aanzet gezorgd in de verscherping van de regelgeving. In hoofdstuk 5. “Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van energiezuinigheid en milieu” worden 2 leden aan artikel 5.2 toegevoegd, die vanaf 1 januari 2019 en 31 december 2020 in werking zullen treden. Hierbij geldt voor nieuwbouw waarbij de overheid eigenaar is en waarin overheidinstanties zijn gevestigd, wordt toegewerkt naar ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (BENG) in 2019. Voor nieuwbouw van overige functies wordt toegewerkt naar ‘bijna energieneutrale gebouwen’ (BENG) in 2020. Dat betekent dat de EPC voor nieuwbouw wordt aangescherpt naar ‘bijna nul’ in 2020 (EPC van 0). Een kanttekening hierbij is dat de EPC alleen iets zegt over de gebouwgebonden energie zoals ruimteverwarming, koeling en dergelijke, maar niet over gebruikersgebonden energiegebruik. Terwijl dit ook een groot aandeel is van het totale energiegebruik van een nieuwbouwwoning. Ook gelden deze EPC- en Rc-eisen alleen voor nieuwbouw en niet voor bestaande bouw of bij (gedeeltelijke) renovatie van de bestaande bouw (artikel 5.6, 5.9 en 5.10). Dit terwijl het merendeel van de gebouwde omgeving bestaat uit bestaande bouw die aangepakt zal moeten worden in het kader van de energietransitie.
2.3 Convenant energiebesparing huursector Binnen het SER Energieakkoord is er het convenant energiebesparing huursector gesloten voor de woningbouwcorporaties, waarbij zij zich committeren om afgesproken doelstellingen van gemiddeld label B (corporaties) en 80% van de woningen minimaal label C (particuliere verhuurders) in 2020 te halen. Een ambitie die hiermee samenhangt is de ambitie om 20% te besparen op het totale gasverbruik in de periode 2008-2020. Het commitment betreft het gebouw- en installatie gebonden energieverbruik voor met name ruimteverwarming, warm tapwater en ventilatie. De woningcorporaties zoeken hierbij zoveel mogelijk aansluiting bij bestaande initiatieven zoals energiesprong, blok voor blok en stroomversnelling. In 2013 is het project stroomversnelling opgezet om op een slimme en efficiënte manier een groot deel van het bestaande corporatiebezit te verduurzamen. Met nieuwe renovatieconcepten wilt, onder andere Wonen Limburg 11.000 woningen systematisch renoveren naar nul op de meter, met als einddoel een opschaling van het project naar 111.000 woningen die op deze manier worden aangepakt. 465
2.4 Wet milieubeheer en activiteitenbesluit artikel 2.15 Onderdeel van de wet Milieubeheer is het Activiteitenbesluit waaraan bedrijven en instellingen sinds 2008 moeten voldoen. In het Activiteitenbesluit zijn voor energiebesparing de uitgangspunten van de Wabo en de Wet milieubeheer vertaald in de verplichting dat alle energiebesparende maatregelen die zich in vijf jaar of korter terugverdienen moeten worden getroffen. Denk hierbij aan: • • • • •
Gebouwschil (zoals spouwmuurisolatie); Ruimteventilatie, -verwarming en –verlichting; Warm tapwater; Faciliteiten (zoals een persluchtcompressor, koelinstallatie of serverruimte); Processen (zoals gieten of harden).
Het Activiteitenbesluit is opgenomen in artikel 2.14 en 2.15 van afdeling 2.6 van de wet Milieubeheer en bepaalt de reikwijdte van de energiebesparingseisen. In artikel 2.15 worden eisen beschreven die betrekking hebben op het besparen van energie en niet over het (duurzaam) opwekken van energie. Duurzame energiemaatregelen kunnen op basis van dit artikel niet worden verplicht worden gesteld en kunnen daarmee ook geen alternatief zijn voor energiebesparende maatregelen. Deze verplichting geldt alleen voor bedrijven met een type A of B. Hierbij gaat het om middelgrote energieverbruikers of grootverbruikers van energie. Het jaarlijkse energieverbruik van de inrichting bepaalt vervolgens of het bedrijf valt onder de werkingssfeer van de energiebesparingsverplichting. De eis geldt voor inrichtingen die onder de volgende categorieën vallen: • •
Middelgrote energieverbruiker: een elektriciteitsverbruik van 50.000 kWh tot 200.000 kWh of een verbruik van aardgas van 25.000 m3 tot 75.000 m3; Grootverbruikers van energie: een elektriciteitsverbruik van minimaal 200.000 kWh of een gebruik van aardgas van minimaal 75.000 m3.
Op 1 december 2015 zijn door middel van wijzigingen in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit erkende maatregelenlijsten in werking getreden voor kantoren, zorgsector, onderwijsinstellingen en vier andere sectoren. Hierover waren afspraken gemaakt in het Energieakkoord voor duurzame groei. Aan de hand van lijsten met erkende maatregelen is het makkelijker geworden om energie te besparen en geld te verdienen. Bedrijven en instellingen die de maatregelen uit de lijst nemen, geven zeker invulling aan de wettelijke besparingsplicht. Een erkende maatregelenlijst is daarmee een efficiënte tool. Bovendien geven de lijsten toegang tot kennis en ervaring uit de eigen branche over interessante rendabele investeringen in energiebesparing. Voordeel voor lokale overheden is dat ze eenvoudiger kunnen toezien op de naleving van de besparingsverplichting. Een andere efficiënte tool die door een gemeente kan worden ingezet is het gebruik maken van de diensten van de Regionale uitvoeringsdienst (RUD). Een RUD voert voor de gemeenten en provincie primaire taken uit binnen het domein van de leefomgeving. Binnen die primaire taken zijn veel mogelijkheden voor de inbedding van de duurzaamheidsambities van PALET, zoals het stimuleren van energiebesparende maatregelen en het handhaven van de eisen in het kader van het activiteitenbesluit. Samen met de betrokken gemeenten kan bepaald worden of, hoe en waar de RUD kan bijdragen aan de duurzaamheidsambities van PALET. Om afspraken uit het energieakkoord meer prioriteit te geven is er in het projectplan Uitvoering Prestatieafspraken Nationaal Energieakkoord gekeken naar het besparingspotentieel bij bedrijven per gemeente en regio, hoe de bedrijven ondersteund en gestimuleerd kunnen worden om energie te besparen en kunnen samenwerken om een eerlijk speelveld te creëren. 466
De gemeenten kunnen uit een aantal aanpakken kiezen om de bedrijven in de regio te ondersteunen en stimuleren, namelijk: • Een themagerichte aanpak met speciale aandacht voor energiebesparing bij een bepaalde bedrijfstak, zoals zorginstellingen, scholen, kantoren of horeca; • Een themagerichte aanpak met speciale aandacht voor energiebesparing bij een bepaalde activiteit binnen een bedrijfstak, zoals koeling of verlichting; • Een totale (integrale) aanpak waarbij energiebesparing één van de milieu onderwerpen is; • Een individuele aanpak per bedrijf, bedrijventerrein of branche; • Een productaanpak door middel van EED, MJA of EPK.
2.5 Energie Efficienty richtlijn 2012/27/EU (EED) Doel van de richtlijn is het behalen van het Europese streefdoel van 20% energiebesparing op het energieverbruik in 2020. Energiebesparing is, naast duurzame energie, een belangrijke pijler voor de verduurzaming van de energievoorziening. De Europese Commissie heeft geconstateerd dat de energiebesparing in de Europese Unie achterblijft bij dit streefdoel. De richtlijn schrijft derhalve maatregelen voor om het energieverbruik van overheid, burgers en bedrijven terug te dringen. Deze maatregelen moeten een impuls geven aan energieefficiëntie in de hele Europese Unie. Een deel van de richtlijn is geïmplementeerd door middel van beleidsmaatregelen. Zo is bijvoorbeeld aan de verplichting om voor de periode 2014–2020 een verbetering van de energie-efficiëntie van 1,5% bij eindverbruikers te realiseren (artikel 7 van de richtlijn), invulling gegeven door middel van het Nationaal Energieakkoord voor Duurzame Groei. Een ander deel van de richtlijn is geïmplementeerd met de Wet van 28 februari 2015 tot wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn de implementatie van de bepalingen met betrekking tot de energieaudit. Deze audit is er op gericht om het energieverbruiksprofiel van een onderneming in kaart te brengen en de kosten-batenanalyse (ter bevordering van de toepassing van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling en efficiënte stadsverwarming en -koeling) inzichtelijk te maken. De energie-audit is een systematische procedure met als doel toereikende informatie te verzamelen omtrent het actuele energieverbruiksprofiel van een onderneming, om mogelijkheden voor kosteneffectieve energiebesparing te signaleren en te kwantificeren en om verslag uit te brengen van de resultaten ervan. Energie-audits dienen gedetailleerde en gevalideerde berekeningen voor potentiële energiebesparingsmaatregelen mogelijk te maken. De energieaudit is van toepassing op de grotere ondernemingen. Dit zijn ondernemingen die niet behoren tot de door de richtlijn omschreven “kmo-categorie” (kleine en middelgrote ondernemingen). Tot deze categorie behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen en/of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. De directe gevolgen van het voorschrift om de energie-audit in de Nederlandse wet- en regelgeving te implementeren zijn beperkt. Het gebruik van energie-audits wordt in Nederland namelijk reeds bevorderd door middel van een aantal convenanten, te weten de Meerjarenafspraak energie-efficiëntie 2001-2020 (MJA3) en de Meerjarenafspraak energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE).
467
2.6 Convenant MEE- en MJA3 De overheid, het bedrijfsleven en andere instellingen hebben samen afspraken over de verbetering van de energie-efficiëntie vastgelegd in twee energieconvenanten. De huidige convenantafspraken zijn gemaakt in 2009 voor MEE (Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen, met bedrijven die onder het emissiehandelssysteem van de EU vallen), en in 2008 voor MJA3 (de Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie, met bedrijven die niet onder het emissiehandelssysteem vallen). Beide hebben een looptijd tot 2020. 110 bedrijven, verdeeld over 7 sectoren, hebben een Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETSondernemingen (MEE). Bijna 1.000 bedrijven, verdeeld over 33 sectoren, hebben een Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie (MJA3) met andere bedrijven. Samen verbruiken ze 830 PJ, zo’n 80% van het totale industriële energieverbruik in Nederland. Voor de regio Parkstad zijn dit de onderstaande bedrijven: Bedrijfsnaam
Sector
Gemeente
Wienerberger BV Steenfabriek Poriso
Grofkeramische industrie
Brunssum
Zuyd Hogeschool
Hoger beroepsonderwijs
Heerlen
BT Heerlen
ICT-sector
Heerlen
CGI Nederland B.V., Locatie Heerlen
ICT-sector
Heerlen
NS Stations, VKP Heerlen
Railsector
Heerlen
Open Universiteit Nederland
Wetenschappelijk onderwijs
Heerlen
Refresco Benelux B.V., Locatie Hoensbroek
Frisdranken, Waters en Sappen producenten
Heerlen
Componenta B.V.
Gieterijen
Heerlen
Rentex Awé Hoensbroek BV
Textielservice bedrijven
Heerlen
F&F Europe BV
Groenten- en Fruitverwerkende industrie
Kerkrade
Steenfabriek Linssen BV
Grofkeramische industrie
Kerkrade
E-Max Aluminium Remelt
Metallurgische Industrie
Kerkrade
Tredegar Film Products B.V.
Overige industrie
Kerkrade
Eagle SIMRAX
Rubber- en kunststofverwerkende industrie
Kerkrade
Jindal Films Europe Kerkrade B.V.
Rubber- en kunststofverwerkende industrie
Kerkrade
RPC Packaging Kerkrade B.V.
Rubber- en kunststofverwerkende industrie
Kerkrade
CleanLeaseFortex BV Kerkrade
Textielservice bedrijven
Kerkrade
Xella Cellenbeton Nederland Landgraaf
Kalkzandsteen- en Cellenbetonindustrie
Landgraaf
Bedrijven die hun afspraken binnen het convenant nakomen, kunnen in aanmerking komen om een deel van de energiebelasting terug te krijgen en compensatie te ontvangen voor indirecte kosten van het emissiehandelssysteem (zogenaamd EIA1 en MIA2). Met deelname aan de convenanten kunnen bedrijven die niet deelnemen aan het EU-emissiehandelssysteem (lees: de MEE-afspraken) invulling geven aan de wettelijke verplichting in het kader van de Wet milieubeheer. Hierin is vastgelegd dat bedrijven verplicht zijn om rendabele maatregelen ter verbetering van energie-efficiëntie – met een terugverdientijd tot vijf jaar – uit te voeren. De beide convenanten spelen ook een rol in de uitvoering van de afspraken uit het Energieakkoord. Afspraken worden vastgelegd in een vierjaarlijks Energie-Efficiëntieplan (EEP). In deze EEP beschrijft het desbetreffende bedrijf welke maatregelen het in de komende vier jaar wil nemen om de energie-efficiëntie te verbeteren. MJA3 bedrijven zijn verplicht om na toetreding te beschikken over systematische energiezorg. De invoering van een energiemanagementsysteem helpt bedrijven op een structurele manier hun doelstellingen te realiseren. 468 1 2
EIA: Energie investeringsaftrek. MIA: Milieu investeringsaftrek.
Er zijn drie soorten maatregelen: • Procesefficiëntie: besparing binnen de inrichting. • Ketenefficiëntie: besparing binnen de keten. • Duurzame energie (alleen bij MJA3-bedrijven). Elk bedrijf ontvangt jaarlijks een voortgangsverklaring. Daarnaast hebben de meeste sectoren een routekaart ontwikkeld voor de lange termijn (2030). Doel van deze routekaarten is te komen tot een visie voor de lange termijn om bedrijven binnen de sectoren meer duurzaam en competitief te maken via voortdurende verbetering en innovatie.
2.7 Energie prestatie keuring (EPK) In het SER Energieakkoord is afgesproken dat het EPK een systeem moet worden waarbij private dienstverleners een toetsende rol gaan krijgen in de vorm van een periodieke keuring van de energieprestatie van een bedrijf. Met deze periodieke keuring kan een bedrijf aantonen dat het energiebesparende maatregelen heeft genomen en daarmee voldoet aan de Wet milieubeheer. De toetsende rol van de dienstverlener dient uitgewerkt te worden in overeenstemming met het bevoegd gezag, die het wettelijk toezicht houdt op uitvoering van de wet Milieubeheer (SER, 2013). Invoering van een EPK moet bijdragen aan een versnelde implementatie van energiebesparingsmaatregelen bij bedrijven. De veronderstelling is dat een EPK bedrijven gaat stimuleren proactief aan de slag te gaan met de implementatie van energiebesparende maatregelen, dus nog vóór het eerste bezoek van toezicht en handhaving. Uit de EPK moet blijken wat de stand van zaken is wat betreft energiegebruik en welke besparingsmaatregelen mogelijk zijn en tot welke kostenbesparing die kunnen leiden. Sinds 1 januari 2014 is EPK een pilot, met als doel ervaring op te doen met de werking van een EPK-systeem en te onderzoeken of en onder welke randvoorwaarden een EPK-systeem effectief is.
469
3. Financieringsmogelijkheden 3.1 Europees niveau Europese kansen 2014-2020 2014 was een jaar van significante verandering. De Europese Unie heeft een nieuw Parlement gekozen, een nieuwe Europese Commissie trad aan met o.m. Frans Timmermans als vice voorzitter, een nieuwe meerjarige begroting 2014-2020 ging van start, met, daaraan gekoppeld, volledig nieuwe financieringsprogramma’s op een breed scala van beleidsvelden relevant voor PALET, zowel als het gaat voor Onderzoek en Ontwikkeling als voor het Cohesie- en Structuurbeleid. EU2020 Strategie Basis voor deze financieringsprogramma’s is de EU2020 strategie, die zich meer dan in het verleden richt op maatschappelijke uitdagingen, geschaard onder de noemer van Smart, Sustainable and Inclusive Growth – ‘Slimme, Duurzame en Inclusieve groei’. De strategie is vertaald naar vijf vastgestelde, ambitieuze doelstellingen, voor werkgelegenheid, innovatie, onderwijs, sociale samenhang en klimaat/energie, die Europa tegen 2020 wil bereiken. Ieder EU-land heeft zijn nationale doelstellingen bepaald op elk van deze gebieden. Concrete maatregelen op EU- en nationaal niveau onderbouwen de strategie. De doelstellingen ten aanzien van Energie zijn verwoord in een van de zeven ‘Kerninitiatieven’ onder de EU2020 strategie nl. het kerninitiatief ‘Efficiënt gebruik van hulpbronnen’. Doel van dit kerninitiatief is een overschakeling op een efficiënte omgang met hulpbronnen en naar een koolstofarme economie voor het bereiken van duurzame groei. Het kerninitiatief voorziet in een lange termijn kader voor acties op verschillende beleidsterreinen en is ondersteunend aan de beleidsagenda’s voor klimaatverandering, energie, transport, grondstoffen, landbouw, visserij, biodiversiteit en regionale ontwikkeling. Omdat de EU wereldwijd een voorsprong heeft op het gebied van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en de ontwikkeling van koolstofarme technologie, met alle comparatieve voordelen en gevolgen als bijvoorbeeld nieuwe werkgelegenheid, wil de Europese Commissie een voortrekkersrol blijven spelen bij de inspanningen om de uitstoot van CO2 terug te dringen. Vóór het klimaatakkoord van Parijs in 2015, had Europa de ambitieuze doelstelling de emissie van broeikasgassen terug te brengen met 8095% tot 2050. Het Europees Parlement nam op 14 oktober 2015 een resolutie aan over de klimaattop van Parijs. Het Europees Parlement schaarde zich achter het doel om de uitstoot van broeikasgassen met 40% te verminderen in 2030. Verder wilt het Europees Parlement dat in 2030 30% van de energie opgewekt wordt door duurzame energiebronnen. Tot 2020 staat in de EU2020 strategie de zogenaamde 20/20/20, doelstelling voorop: • 20% reductie van broeikasgasemissies (t.o.v. het niveau in 1990); • 20% energie uit hernieuwbare bronnen; • 20% toename van energie efficiëntie. De EU2020 doelstellingen zijn vertaald ‘op maat’ per lidstaat en worden gemonitord als onderdeel van de Planning & Beleidscyclus van de Europese Unie, die ook wel bekend staat als het ‘Europese semester’ waarin elke lidstaat haar Nationaal Hervormingsprogramma moet presenteren en aanbevelingen ontvangt ter verbetering. Hoewel Nederland de ambitie heeft de genoemde doelstellingen te halen, doet Nederland het niet goed op gestelde indicatoren: vooralsnog lijken de economische crisis en milde winters vooral de oorzaak voor het behalen van gestelde ‘tussentijdse doelen’, terwijl de echte energietransitie nog op gang moet komen. Voor wat betreft de 20% energie uit hernieuwbare bronnen heeft Nederland zelfs vrijstelling gekregen en is het einddoel tot 2020 op een aandeel van 14% gesteld.
470
EU Instrumentarium Naast wet- en regelgeving en beleidsinstrumentaria als ‘het Europese semester’, beschikt Europa ook over financieringen en subsidies om de doelstellingen van de EU2020-strategie te bereiken. Doordat Europa werkt met een meerjarenbegroting (2014-2020) worden instrumenten meerjarig vastgelegd. Dit biedt meer zekerheid ten aanzien van continuïteit. De Europese Commissie biedt financiering in brede zin: dus zowel subsidies als financiering. En dit vooral voor thematieken die te maken hebben met bovengenoemde maatschappelijke uitdagingen zoals innovatie en de overschakeling naar een koolstofarme economie. Deze koolstofarme prioriteit vinden we terug in vrijwel alle EU-programma’s. Financiering Financiering kan interessant zijn voor grootschalige ‘renderende’ investeringen of die toch ten minste in potentie een rendement kunnen genereren: mogelijk dat Europese leningen ervoor kunnen zorgen dat makkelijker en mogelijk tegen een lager percentage vreemd vermogen kan worden aangetrokken, waardoor exploitaties alsnog sluitend kunnen worden. Europees instrumentarium in dit kader zijn onder meer Europese InvesteringsBank (EIB) en het Europese Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI of ook wel Jüncker-gelden). Er ligt op EU-financiering wel een zekere volume drempel: mogelijk kan de combinatie worden gekozen met andere investeringen (in de stad of regio of breder) die samen met onderdelen van PALET gebundeld ervoor zorgen dat er toch de drempel wordt gehaald van € 25 miljoen. Voor het zogenaamd Jüncker-fonds (nu: European Fund Strategic Investments) dat onlangs ter beschikking is gekomen, bundelt ook de nationale overheid investeringen via het Nederlandse InvesteringsAgentschap (NIA). Het voordeel van financieringen is vooral gelegen in het feit dat de EIB ervoor kan zorgen dat deze ‘more bankable’ worden en dus op lagere financieringspercentages kunnen rekenen. EFSI is gericht op vooral langere terugbetalingstermijnen en geringere rendementen op de investering, met een groter risico.
Elena Elena is een tussenvorm, het bestaat uit een fors subsidiabel deel (subsidiepercentage 90%) voor het voorbereidende traject (dus voor alle kosten gemoeid voor technische, juridsiche en overige kosten voor haalbaarheidsstudies tot een maximum van € 5 miljoen), gevolgd door een financieringsdeel voor het renderende gedeelte: dit moet op voorhand al duidelijk zijn. Dit moet dan ook weer een minimaal volume van circa € 30 miljoen omvatten. De EIB is hiervoor de subsidie verlenende instantie.Hierover het volgende: “In 2016 and 2017, the ELENA Facility will aim at supporting significant investment projects or programs in one or both of the following two pillars (1) and (2): Energy efficiency and distributed renewable energy. Projects could cover one or more of the following areas: • Public and private buildings, including social housing, commercial and logistic properties and sites, and street and traffic lighting, to support increased energy efficiency – e.g. refurbishment of buildings aimed at significantly decreasing energy consumption (both heat and electricity), such as thermal insulation, efficient air conditioning and ventilation, efficient lighting; • Integration of renewable energy sources (RES) into the built environment – e.g. solar photovoltaic (PV), solar thermal collectors and biomass; • Investments into renovating, extending or building new district heating/cooling networks, including networks based on combined heat and power (CHP); decentralized CHP systems (building or neighborhood level); • Local infrastructure including smart grids, information and communication technology infrastructure for energy efficiency, energy-efficient urban equipment and link with transport. Urban transport and mobility in urban/suburban agglomerations and other densely populated areas: A part of the ELENA budget will be ring-fenced for the development of investment programmes (often with public sector involvement) in the field of urban transport that will contribute to the EU urban transport policy goals of halving the use of ‘conventionally-fuelled’ cars in cities by 2030, achieving essentially CO free logistics in major urban centres by 2030 and attaining the 2020 objectives for urban areas presented in the Directive on the deployment of alternative fuels infrastruture.”
471
Subsidies Subsidies zijn interessant voor die investeringen die daadwerkelijk een tekort doen optekenen, dat zelfs niet via financieringsmechanismen als hiervoor beschreven, sluitend kunnen worden gemaakt. De mogelijkheden zijn divers, maar binnen alle subsidiefondsen is er inmiddels sprake van (heftige) concurrentie tussen aanvragen, omdat ze met ‘oproepen’ werken, met een sluitingsdatum. Horizon 2020 Tot voor kort H2020 fondsen voor Onderzoek & Ontwikkeling waarbij het laatste (ontwikkeling) steeds belangrijker wordt. Dus naast kennisinstellingen komen actoren als gemeenten en regio’s steeds meer in beeld als voorwerp van een living lab, zeker waar het gaat om de zogenaamde ‘Reseach & Innovation Actions’. Horizon 2020 is financieel gegroeid in volume en betekenis (€ 80 miljard) waarbij onder meer wordt gericht op maatschappelijke uitdagingen, zoals zichtbaar in de programma’s Secure, Clean and Efficient Energy; Smart, Green and Integrated Transport en Climate Action, Environment, Resource Efficiency and Raw materials. Maar ook binnen het programma Industrial Leaderhip liggen er wellicht mogelijkheden, bijvoorbeeld voor Smart System Integration (ICT-03). De meeste calls sluiten in maart-april-mei 2016, een 2de tranche met sluitingdatum 2016 ligt rond oktober. Verder zijn de calls voor 2017 ook bekend. Een nadere verkenning met betrekking tot de betekenis voor PALET zou plaats kunnen vinden. INTERREG De Interreg programma’s – samenwerkingsprogramma’s - zijn onderverdeeld in 3 onderdelen: 1. INTERREG EUROPE; gericht op kennisuitwisseling en capaciteitsopbouw over geheel Europa. 2. B-programma’s; gericht op transnationale samenwerking in samenhangende grotere territoriale eenheden, zoals Noordwest Europa. 3. A-programma’s; gericht op samenwerking met de buren over de grens. 1. INTERREG EUROPE Hier worden projecten van Europese regio’s ondersteund waarbij het uitwisselen van kennis, ervaring, het ontwikkelen van best practices en het verbeteren van de implementatie van beleid en programma’s voor regionale ontwikkeling, centraal staat. Samenwerking is het uitgangspunt van de projecten. Het programma wordt Europa breed uitgevoerd. Tot de doelgroep behoren lokale, regionale en landelijke beleidsmakers kennisinstellingen en non-gouvernementele organisaties. Interreg Europe heeft als een van de vier prioriteiten het verbeteren van de implementatie van regionaal ontwikkelingsbeleid met betrekking tot koolstofarme economie (in stedelijke gebieden). Het onderdeel Samenwerkingsprojecten is interessant. Partners van (semi)publieke organisaties uit verschillende landen werken samen gedurende een periode van drie tot vijf jaar op een specifiek beleidsterrein. Een van de resultaten is een regionaal actieplan waarin wordt vastgelegd hoe de geleerde lessen uit de samenwerking in de betreffende regio’s in praktijk kunnen worden gebracht. De monitoring (vooral in de laatste twee jaar) vormt een belangrijk uitgangspunt in deze projecten. Het programma werkt met calls waarvan de 2de call op korte termijn sluit. Onduidelijk is of en zo ja wanneer een volgende call wordt geplaatst. 2. INTERREG Noordwest Europa 2015-2020 (B-programma) Dit programma geldt voor Noordwest Europa. De bedoeling is dat er wordt samengewerkt met andere relevante partijen binnen Noordwest Europa. De prioriteit 2, koolstofarm, biedt de navolgende mogelijkheden: • Het faciliteren van de implementatie van koolstofarme-, energie- enm klimaat beschermende strategieën met als doel het reduceren van broeikasgassen in Noordwest Europa. • Het faciliteren van onderzoek naar koolstofarme technologieën, producten, processen en services in sectoren met een groot energiebesparingspotentieel met als doel het reduceren van broeikasgassen in Noordwest Europa.
472
Er zijn wellicht mogelijkheden om, samen met andere publieke partijen, de implementatie van (onderdelen van) PALET onder te brengen in een dergelijk project en kennis uit te wisselen. Naast de kenniscomponent zijn ook de investeringen subsidiabel, evenals activiteiten tot maximaal 60%. De eerstvolgende call (3de) sluit op 27 mei 2016, een 4de call zal mogelijk in het najaar plaatsvinden. Er wordt gewerkt met een 2-fase aanpak. Dus na de uitslag volgt een 2de uitwerkingsronde.
PSR-regeling / CETSI Evenals voor INTERREG EUROPE is er een nationale subsidie ad € 25.000,- beschikbaar (Project StimuleringsRegeling) om een consultant in te schakelen voor het opstellen van een aanvraag. Deze is eenvoudig aan te vragen. Een knelpunt kan zijn dat het subsidieplafond voor 2016 nagenoeg is bereikt. Het Rijk voorziet gekoppeld aan een definitief goedgekeurd project in fase 2 in een nationale cofinanciering, genaamd CETSI. Het budget voor 2016 is uitgeput. 3. INTERREG Nederland Vlaanderen 2015-2020 (A-programma) Dit programma is gericht op samenwerking tussen Zuid-Nederland en Vlaanderen. Evenals het B-programma wordt er gewerkt met een 2-fase aanvraag. Ook hier is er een ‘Koolstofarm’ prioriteit onder het thema ‘Duurzame Energie’. Speerpunten zijn: • Het bevorderen van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in bedrijven. • Het bevorderen van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in openbare infrastructuur, inclusief de woningbouwsector. Een nieuwe oproep wordt verwacht ergens in 2016. Een project zou kunnen bestaan uit het combineren van publieke partijen net als bij Noord-West Europa. Het huidige programma heeft 60% meer middelen, vergeleken met het verleden, waarbij het subsidiepercentage 50% bedraagt. INTERREG voor de Euregio Maas-Rijn (A-programma) Het programma gericht op de samenwerking in de Euregio Maas-Rijn is in de fase van haar finale besluitvorming voor wat betreft goedkeuring door de Europese Commissie. Er is nog geen aanvullende informatie online beschikbaar. Er zijn 4 prioriteitsassen geformuleerd, waarbij de 4de as ‘Territoriale ontwikkeling’ waaronder het onderwerp duurzaamheid behoort, met een subsidieplafond van € 18 miljoen. Minimale vereisten: • Grensoverschrijdend, dus met een partner in ander land. In praktijk echter met zoveel als mogelijke landsdelen (dus VL – NL - Wallonië – Duitstalige Gemeenschap). • Met alle regionale antennes gesproken (contactpunten in de Euregio). • € 500.000,- minimaal subsidie omvang; percentage 50%. • Via een format aanvragen. OP-ZUID, gemanaged door Stimulus in Eindhoven Dit programma is het ‘dichtstbijzijnde’ en ‘makkelijkst’. Er hoeft niet met andere (internatioanle) partijen te worden samengewerkt. Er wordt nadrukkelijk gewerkt aan meer samenhang en impact binnen de projecten. De concurrentie is vergroot ten opzichte van het verleden door de tendersystematiek. Ook dit programma kent een ‘koolstofarme’ prioriteit. De datum voor een eerstvolgende call is nog onbekend. Het subsidiepercentage is 35%.
473
URBACT III URBACT is het Europese programma voor de uitwisseling van en het leren over duurzame, stedelijke ontwikkeling. Het programma biedt steden de mogelijkheid samen te werken om oplossingen te ontwikkelen voor grote stedelijke uitdagingen. Eén van de prioritaire thema’s heeft betrekking op energie en klimaat. Het programma kent verschillende elementen en diverse calls. Voor action planning networks is al een eerste call geweest. De 2de call staat in het teken van het delen en vergaren van kennis alsook het verbeteren van capaciteit, de zogenaamde Implementation Networks. Het programma kent een 2-fase structuur: fase 1 duurt 6 maanden (de zogenaamd Ontwikkelfase) gevolgd door (bij goedkeuring) een 2de fase (van implementatie). Steden zijn in de lead, maar ook andere partners (regionale partijen, kennisinstelling en dergelijke) kunnen betrokken worden in het partnerschap. In fase 2 groeit het partnerschap tot circa 8 à 12 steden Europa wijdt. Per project is een budget van € 800.000,- beschikbaar. De eigen bijdrage per stad bedraagt 30% (Competitiveness Zone) of 20% (Convergence Zone). Het programma voorziet in assistentie bij de projectontwikkeling en – uitvoering door het ter beschikking stellen van een Lead Expert.
3.2 Nationaal niveau Regeling groenprojecten Aan de hand van deze regeling worden duurzame en innovatieve (bouw)projecten gestimuleerd. ‘Groene’ spaarders en beleggers maken gebruik van belastingvoordeel waardoor banken een lager rentetarief kunnen aanbieden aan investeerders met een groenproject. Regeling Nationale EZ subsidies aardwarmte (RNES Aardwarmte) Deze regeling wil het gebruik van aardwarmte als duurzame energiebron stimuleren en het financieel risico bij inefficiënte boringen wegnemen. De regeling is in feite een verzekering of garantieregeling voor misboringen. Hierbij gaat het om aardwarmte uit diepe aardlagen (dieper dan 500 meter) zogenaamde reguliere projecten en diepe projecten (dieper dan 3300 meter). Topsector Energieregelingen (TSE) Deze regeling wil innovaties die groen en groei realiseren aan elkaar koppelen. Hiermee wordt de Nederlandse concurrentiekracht, werkgelegenheid en welvaart versterkt. Een onderdeel binnen deze regeling is energiebesparing gebouwde omgeving, smart grids en zonne-energie, energiebesparing industrie, wind op zee en hernieuwbare energieprojecten. Subsidieregeling verwijderen asbestdaken Met deze regeling wil de overheid het verwijderen van asbestdaken stimuleren. De asbestdaken verweren in de buitenlucht waardoor er asbestvezels vrijkomen in de leefomgeving. Per 1 januari 2024 is er een verbod op asbesthoudende daken. Particulieren, (agrarische) ondernemingen, non profit organisaties en overheden komen voor deze subsidieregeling in aanmerking. Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) De particulieren en zakelijke gebruikers worden met deze subsidieregeling ondersteunt in het investeren in duurzame energie bij de aanschaf van zonneboilers, warmtepompen, biomassaketels en pelletkachels. Specifiek voor Sector woningen Fonds energiebesparing huursector (FEH) Het fonds biedt de mogelijkheid voor verhuurders (met een bezit van minimaal 5 woningen) een lening aan te vragen met een lage rente. De lening is bedoeld voor het toepassen van een zeer hoge energiebesparingsambitie bij woningen met een huurprijs boven of onder de liberalisatiegrens.
474
Stimuleringsregeling Energieprestatie (STEP) De subsidieregeling geeft een extra impuls aan investeringen in energiebesparing en het verbeteren van de energieprestatie in bestaande huurwoningen die onder de liberalisatiegrens liggen en waarvan de woning voldoet aan dezelfde voorwaarden als een woning onder de wet op de huurtoeslag. Regeling vermindering verhuurderheffing (RVV) Deze regeling betreft onder andere het slopen of samenvoegen van woningen in krimpgebieden (Brunssum, Heerlen, Kerkrade en Landgraaf) en het verbouwen van vastgoed met een niet-woonfunctie naar een woonfunctie. Belastingplichtige verhuurders (met een bezit van meer dan 10 woningen waarvan de huurprijs niet hoger is dan de liberalisatiegrens) die investeringen doen met betrekking tot sloop of samenvoegen van huurwoningen krijgen hierbij fiscale vermindering op de verhuurderheffing. Energiebespaarfonds Het fonds biedt de mogelijkheid voor woningeigenaren die willen investeren in een energiezuinigere woning, om een lening aan te vragen met een speciale rente bij het Nationaal Energiebespaarfonds. Woningeigenaren mogen met deze lening in totaal 17 energiebesparende maatregelen financieren, zoals bijvoorbeeld een betere isolatie, HR-ketel, zonneboiler of zonnepanelen. Specifiek voor Sectoren publieke dienstverlening / commerciële dienstverlening / industrie en energie Energiebesparing en duurzame energie bij sportaccommodaties Deze regeling is gericht op investeringen in energiebesparing en toepassing van duurzame energie bij sportaccommodaties. Sportstichtingen en sportverenigingen kunnen van deze subsidieregeling gebruik maken. Voorwaarde is dat de sportstichting (een deel van) een sportaccommodatie in eigendom heeft of een sportvereniging een lidmaatschap heeft bij een landelijke koepelorganisatie of een bij NOC*NSF aangesloten bond. Energie-investeringsaftrek (EIA) Hierbij gaat het om een fiscale regeling waarmee de overheid ondersteuning biedt bij het investeren in energiebesparing en duurzame energie. Met deze fiscale regeling kan 58% van de investeringskosten van energiebesparende bedrijfsmiddelen worden verminderd van de fiscale winst, bovenop de gebruikelijke afschrijving. Hierdoor hoeft er minder inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting te worden betaald. Regeling willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil) Hierbij gaat het om een fiscale regeling die de mogelijkheid biedt om 75% van een duurzame investering op een willekeurig moment af te schrijven. Hierdoor hoeft er minder inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting te worden betaald. De regeling vergemakkelijkt de marktintroductie en marktverbreding van een innovatieve en milieuvriendelijke techniek. Milieu-investeringsaftrek (MIA) Deze fiscale regeling zorgt voor een extra aftrekmogelijkheid van de fiscale winst, bovenop de andere fiscale aftrekmogelijkheden zoals Vamil. Bij het aanschaffen van duurzame bedrijfsmiddelen mag er 13,5%, 27% of 36% van het investeringsbedrag extra ten laste worden gebracht van de winst over het kalenderjaar waarin het bedrijfsmiddel is aangeschaft.
475
3.3 Provinciaal / Regionaal niveau Limburgs energiefonds (LEF) Het fonds is bedoeld voor kansrijke projecten op het gebied van energiebesparing of duurzame energieopwekking vóór of ín Limburg. Het project moet aantoonbaar rendabel zijn, zodat de financiering terugbetaald kan worden met de opbrengst of besparing van het project. Daarnaast is CO2-reductie van groot belang. Duurzaam door De Provincie Limburg heeft zich ten doel gesteld om te werken aan een duurzame economie door het creëren van verbinding en synergie tussen partijen die nu afzonderlijk werken aan een duurzame economie. Met het programma worden initiatieven ondersteund die een aantoonbare bijdrage leveren aan een duurzame economie op het gebied van duurzame energie en/of circulaire economie. Subsidieregeling ‘asbest eraf, zonnepanelen erop’ Met deze regeling wil de Provincie Limburg het verwijderen van asbestdaken stimuleren. De asbestdaken verweren in de buitenlucht waardoor er asbestvezels vrijkomen in de leefomgeving. Per 1 januari 2024 is er een verbod op asbesthoudende daken. De provinciale stimuleringsmaatregelen ‘Asbest eraf, zonnepanelen erop’ loopt tot en met 31 oktober 2016 en is bedoeld voor agrariërs, voormalige agrariërs en eigenaren van een voormalig agrarisch bouwblok. Aanvalsplan Asbest en energie Zoals hiervoor is aangegeven, zijn asbesthoudende daken die aan de buitenlucht worden blootgesteld per 1 januari 2024 verboden. De Provincie Limburg ziet hierbij kansen om het proces van verduurzaming te intensiveren en wil een koppeling maken tussen de verplichte asbestsanering en de energietransitie. Met dit ‘aanvalsplan’ wil de provincie een strategisch-inhoudelijk kader schetsen dat richtinggevend is voor de komende jaren. Voucherregeling BIHTS (MKB) Onderdeel van het kennis- en innovatieprogramma BIHTS (Building Integrated High Tech Systems / thans: S-Built) is een voucherregeling “nieuwe energie” om MKB’ers extra te stimuleren te innoveren op het gebied van duurzame toepassingen in de gebouwde omgeving, is deze voucherregeling opgezet. De Provincie Limburg en de Stadsregio Parkstad Limburg hebben hiervoor beide € 1 miljoen beschikbaar gesteld. De regeling levert een bijdrag aan het bewerkstelligen van economische activiteit in Parkstad Limburg. MKB-bedrijven, alleen of in een samenwerkingsverband, worden gesensibiliseerd om hun innovatieve ideeën uit te werken en om te zetten in concrete producten, processen en/of systemen, die op de markt worden gebracht met als resultaat een verbetering van het concurrentievermogen. Een afgeleid doel is het vertrouwd maken van MKB-bedrijven met het benutten van externe kennis en expertise alsmede het tonen van de meerwaarde van samenwerking met kennis- en ontwikkelingspartners in innovatieclusters.De uitvoering van de voucherregeling ligt bij Parkstad Limburg.
476
4. Formulekaart 4.1 Elektriciteit en aardgas Elektriciteit en m3 aardgas zijn beiden om te rekenen naar energie in Joules. Dit maakt het mogelijk om deze bij elkaar op te tellen. 1 kWh 1 m3 aardgas
3,6 MJ 35,17 MJ (op bovenwaarde)
Maar elektriciteit wordt in Nederland nog grotendeels opgewekt met fossiele brandstoffen zoals kolen. Deze centrales hebben een rendement van 39% op bovenwaarde en 42% op onderwaarde (bron: NEN 51282004). Daarom spreken we van primaire energie. Dit betekent de hoeveelheid energie (bv kolen) die in eerste instantie nodig is om de elektriciteit te maken. 1 kWh elektriciteit
9,2 MJ primaire energie (op bovenwaarde)
Dit betekent dat als je het hebt over BESPARING van (fossiel opgewekte) elektriciteit, er gerekend moet worden met primaire energie. Voor OPWEKKING met duurzame energiebronnen hoeft het rendement van de kolencentrale niet meegenomen te worden, want die is dan niet meer nodig. Door aardgas en elektriciteit te besparen wordt er ook minder CO2 uitgestoten. 1 m3 aardgasbesparing levert op: 1 kWh elektriciteitsbesparing levert op:
1,780 kg CO2 besparing 0,566 kg CO2 besparing
4.2 Grootheden In PALET worden verschillende eenheden van Joules gebruikt. In de tabel hieronder staan de eenheden met hoeveelheden. 1 GJ (gigajoule) 1 TJ (terajoule) 1 PJ (petajoule) 1 EJ (exajoule)
103 MJ = 1.000 MJ 10⁶ MJ = 1.000.000 MJ 109 MJ = 1.000.000.000 MJ 1012 MJ = 1.000.000.000.000 MJ
4.3 Zonne-energie Het beschikbaar oppervlak (zonnecollectoren voor warm tapwater en zonnepanelen voor elektriciteit) per gemeente voor zonne-energie is terug te vinden in de PALET 2.0 rapporten: • 30% van het dakoppervlak van woningen. Hiervan 15% voor zonnecollectoren en 85% voor zonnepanelen. • 60% van het dakoppervlak van publieke en commerciële dienstverlening en industrie. • 9% van agrarisch land. • 90% van delfstofwinplaats. • 90% van braakliggend terrein. • 50% van oppervlakte water. • 50% van de wegen als asfaltcollectoren. • 50% van geluidswallen en schermen. Het is in veel gevallen ook mogelijk om zonnepanelen te plaatsen op monumentale woningen of in gebieden die aangemerkt zijn als beschermd dorps- of stadsgezicht (achterzijden). Hiervoor is wel een omgevingsvergunning nodig.
477
Zonnepanelen op woningen Op een geschikte woning kan gemiddeld 14 panelen (1,6 m2 per paneel) worden geplaatst (zonnepanelen project Landgraaf). Deze leveren gemiddeld 3.360 kWh op. Zonnecollectoren op woningen Het toepassen van een zonnecollector die resulteert in circa 50% reductie van het energiegebruik voor tapwaterverwarming. Dit kan met een zonnecollector van 3-5 m2 met buffervat (afhankelijk van grootte gezin en gebruik). De gemiddelde besparing is per woning per jaar: 3.780 – 6.300 MJ. Zonnecollectoren op sportaccomodaties Met zonnecollectoren kun je circa 50% op het verbruik van warm tapwater besparen. Bij sporthallen is het verbruik voor warm tapwater circa 10% van het totaalverbruik voor aardgas3. Dit is een gemiddelde, en kan verschillen per locatie. Voorbeeld uit Brunssum: Het totale gasgebruik 5.565 m3 aardgas. Besparing is gemiddeld: 5.565 x 10% x 50% = 278 m3 aardgas (9.786 MJ = 0,0098 TJ). Voor deze besparing heb je ca. 5-8 m2 zonnecollector voor nodig. Voor buitensportaccomodaties is het aandeel voor warm tapwater in het gasgebruik 20-25%4. Als je het nauwkeurig zou willen weten zou je inzicht moeten krijgen in het warm tapwater verbruik van de betreffende locatie. In de meeste gevallen zal er geen aparte meter zijn geplaatst. Voordat tot plaatsing van zonnecollectoren kan worden overgegaan, zal er dus onderzocht moeten worden hoeveel dit verbruik is. Indien mogelijk kan er een meter worden geplaatst (direct na de verwarmingsketel of boiler) die de temperatuur van het water meet en de hoeveelheid. Als dit lastig is kan een inschatting gemaakt worden aan de hand van het gebruik van drinkwater, aardgas, aanwezigen die douchen et cetera.
Zonne-akker De opbrengst van 1 hectare zonne-akker levert 4,86 TJ (1.350.000 kWh) op.
4.4 Windenergie De opbrengst van een windturbine hangt o.a. af van de windsnelheid. Voor de projectcatalogus wordt gerekend met: • 6,0-6,5 m/s windsnelheid: 14,4 TJ per turbine (4.000.000 kWh, 1142 huishoudens van 3500 kWh). • Een gebouwgebonden windturbine levert 0,0036 TJ (ca. 1.000 kWh, ca 1/3 huishouden) op. • Houten variant windturbine (hoogte 15 meter) levert 0,108 TJ (30.000 kWh) op.
4.5 Warmte-koude opslag / Biomassa Project afhankelijk.
478 3
RVO: http://refman.et-model.com/publications/1822/download.
4
RVO: http://refman.et-model.com/publications/1822/download.
4.6 Energiebesparing particuliere woningen Voor 2020 wordt bij 10% van de woningvoorraad van particulieren (zie Palet 2.0 voor aantal woningen) energiebesparing toegepast (isolatie, ketel vervanging et cetera) Dit levert gemiddeld een besparing op van 50% op ruimteverwarming (uitgangspunt PALET 1.0). In onderstaande tabel is per gemeente te zien wat de gemiddelde besparing is in TJ Energie per 100 woningen. Gemiddelde energiebesparing op gasgebruik voor ruimteverwarming (m3 aardgas) (50% besparing op ruimteverwarming)
Gemiddelde besparing per 100 woningen (TJ)
Brunssum
1,715
Heerlen
1,644
Kerkrade
1,996
Landgraaf
1,943
Nuth
2,538
Onderbanken
2,513
Simpelveld
2,196
Voerendaal
2,513
Deze besparing is bepaald aan de hand van de gemiddelde gasgebruiken in de gemeenten per woning5. Het gasgebruik voor koken en warm tapwater is in mindering gebracht (appartement: 337 m3 aardgas per jaar, grondgebonden woning: 537 m3 aardgas per jaar voor warm tapwater en koken (zie PALET 1.0)).
4.7 Energiebesparing woningvoorraad woningcorporaties Een aantal woningcorporaties hebben de ambitie om een deel van hun woningvoorraad te verduurzamen voor 2020. In de meeste gevallen gaat het om een energielabelstap van 1,5-2 stappen. In bijlage 1 van dit document is een notitie te vinden die ingaat op het theoretisch energiegebruik vanuit energie labels en het werkelijk energiegebruik. Hieruit valt te concluderen dat een gemiddelde labelstap van 2 stappen een reductie op ruimteverwarming realiseert van ca. 25% . In onderstaande tabel is de gemiddelde energiebesparing terug te vinden in TJ energie per 100 woningen. Gemiddelde energiebesparing op gasgebruik voor ruimteverwarming (m3 aardgas) (25% besparing op ruimteverwarming)
Gemiddelde besparing per 100 woningen (TJ)
Brunssum
0,857
Heerlen
0,822
Kerkrade
0,998
Landgraaf
0,972
Nuth
1,269
Onderbanken
1,256
Simpelveld
1,098
Voerendaal
1,256
479 5
Klimaatmonitor jaar 2011, nov. 2015.
4.8 Sloop Woningen die zijn gesloopt vanaf 2012, of nog worden gesloopt tot 2020 verbruiken geen energie meer. In onderstaande tabel is het gemiddelde energiegebruik per 100 woningen per gemeente in het jaar 2011 weergegeven6. Gemiddelde energiebesparing bij sloop woningen
Gemiddelde besparing per 100 woningen (TJ)
Brunssum
8,090
Heerlen
7,730
Kerkrade
8,617
Landgraaf
8,801
Nuth
10,354
Onderbanken
10,446
Simpelveld
9,329
Voerendaal
10,308
In onderstaande tabel is het gemiddelde energiegebruik per 100 woningen per gemeente in het jaar 2011 weergegeven per woningtype. Gemiddelde energiegebruik 2011 (TJ per 100 woningen)
Appartement
Rijwoning Rijwoning tussenwoning hoekwoning
Twee-onder-een Vrijstaande woning kapwoning
Brunssum
5,365
8,006
8,977
10,002
13,117
Heerlen
4,967
7,914
8,931
10,354
13,950
Kerkrade
5,985
8,404
9,245
10,706
13,552
Landgraaf
5,319
8,006
9,069
9,956
13,071
Nuth
5,901
8,801
9,689
10,446
13,468
Onderbanken
6,345
9,337
9,689
10,484
13,117
Simpelveld
5,633
8,533
9,061
10,086
12,703
Voerendaal
6,345
8,625
9,421
10,484
13,506
4.9 Nieuwbouw Als de gesloopte woningen vervangen zijn door nieuwbouw, dient dit energiegebruik weer in mindering te worden gebracht. In onderstaande tabel staat het energiegebruik van nieuwbouwwoningen afhankelijk van wanneer de bouwvergunning is afgegeven. Gemiddelde energiegebruik 2011 (TJ per 100 woningen)
Galerij Appartement Rijwoning Rijwoning - Twee-onder-een Vrijstaande complex tussenwoning hoekwoning kapwoning woning
EPC = 0,6 (periode 2012-2014) 4,629
4,314
5,686
6,296
6,918
8,315
EPC = 0,4 (periode 2015-2020) 3,653
3,632
4,886
4,975
5,694
6,839
Bijna energieneutraal (vanaf 2021)
2,403
2,511
2,880
3,379
4,182
2,519
480 6
Op basis van Klimaatmonitor, jaar 2011, nov. 2015.
4.10 Leegstand woningen In de woonmonitor is de prognose voor leegstand van woningen in 2020 terug te vinden. Doordat deze woningen leeg staan verbruiken ze veel minder energie. Er wordt wel rekening gehouden met het vorstvrij houden van de woningen. Een reductie van 75% van het energiegebruik bij deze woningen is hierbij als uitgangspunt genomen. Gemiddelde energiebesparing door leegstand woningen
Gemiddelde besparing per 100 woningen (TJ)
Brunssum
6,0672
Heerlen
5,7974
Kerkrade
6,4629
Landgraaf
6,6009
Nuth
7,7656
Onderbanken
7,8346
Simpelveld
6,996
Voerendaal
7,7311
481
FACTSHEET WINDMOLENS Hoeveel energie levert een windmolen (3MW) op?
14,4 TJ 4.000.000 kWh
per jaar
1150 woningen voorzien van 3500 kWh
Wat zijn alternatieven voor het opwekken van evenveel stroom?
4000
gebouwgebonden windturbines = x 10
of 1190
woningen met 14 zonnepanelen = x 10
of 3 ha
zonne-akker
482
De gebruikte gegevens gelden voor 2015 en hebben ook de basis gevormd voor het bepalen van de ambitie voor Parkstad Limburg in PALET 1.0 en 2.0
FACTSHEET PV OP DAKEN Hoeveel energie levert een woning met 14 zonnepanelen op?
0,012096 TJ 3360 kWh
per jaar, voor 14 zonnepanelen
ca
83 woningen nodig voor 1 TJ = x 10
Wat zijn alternatieven voor het opwekken van evenveel stroom?
3 1/3
gebouwgebonden windmolens
of 1/1190
windmolen (3MW) = x 10
of 1 /402
zonne-akker = x 10 483
De gebruikte gegevens gelden voor 2015 en hebben ook de basis gevormd voor het bepalen van de ambitie voor Parkstad Limburg in PALET 1.0 en 2.0
FACTSHEET ZONNE-AKKER Hoeveel energie levert een zonne-akker van 1 ha op?
4,86 TJ 1.350.000 kWh
dat is net zoveel als...
402 woningen
met 14 zonnepanelen = x 10
Hoeveel energie levert een zonne-akker van 3 ha op?
14,58 TJ 4.050.000 kWh dat is net zoveel als...
1
windmolen (3MW)
Hoeveel energie levert een zonne-akker van 5 ha op?
24,30 TJ 6.750.000 kWh 484
De gebruikte gegevens gelden voor 2015 en hebben ook de basis gevormd voor het bepalen van de ambitie voor Parkstad Limburg in PALET 1.0 en 2.0
FACTSHEET BESPARING (ruimteverwarming) Hoeveel energie wordt bespaard met de renovatie van 1000 woningen?
1000
woningen 50% reductie ruimteverwarming
23 TJ
655.245 m3 aardgas = x 10
Wat zijn alternatieven voor evenveel besparen?
500
woningen renoveren naar passiefhuis 75% reductie ruimteverwarming
= x 10
of
435
woningen slopen = x 10
of 4572 woningen met 4 m2 zonnecollectoren
reductie warm tapwater
= x 10
485
De gebruikte gegevens gelden voor 2015 en hebben ook de basis gevormd voor het bepalen van de ambitie voor Parkstad Limburg in PALET 1.0 en 2.0
5. Energielabels woningen Voor bestaande woningbouw wordt er vaak gewerkt met energielabels. Uit diverse onderzoeken blijkt dat in de theoretische rekenmodule voor energielabels het energiegebruik sterk wordt overschat bij de twee lagere energielabelklassen (E en F) en sterk onderschat wordt bij drie hogere energielabelklassen (A, B en C). Hieronder een korte toelichting.
5.1 Gasgebruik Uit onderzoek blijkt dat het werkelijke gasgebruik voor de labels D tot en met G aanzienlijk lager ligt dan het theoretische verbruik volgend de energielabel methodiek. Bij label G is het theoretische verbruik ongeveer 2,5 keer hoger dan het werkelijke verbruik. Ook is te zien dat het werkelijke gasverbruik in labels D, E, F en G onderling vrijwel identiek is. Bij hoge labelklassen (A-B) is de situatie andersom: het werkelijke energiegebruik is daar hoger dan het theoretische energiegebruik. Iedere enkele energielabelstap tussen G en A (dus van G naar F of van F naar E etc.) levert een theoretische besparing in het gasgebruik (ruimteverwarming, koken en warm tapwater) op van 21-31%, waarbij de stappen van B naar A en van D naar C het hoogst scoren met 31%, en de stap van C naar B het laagst scoort met 16%. Een stap van energielabel G naar A levert 81% theoretische besparing. Deze besparingen worden in werkelijkheid niet behaald. De werkelijke besparing in het gasgebruik bij een stap van B naar A of van D naar C is wel redelijk hoog (respectievelijk 20% en 16%), maar voor alle andere stappen is de besparing niet hoger dan 6% en zelfs niet significant. Een stap van energielabel G naar A levert 38% besparing in plaats van de verwachte 81%. Bij alle type woningen is te zien dat de theoretische besparing afwijkt van de werkelijke besparing.
5.2 Elektriciteitsgebruik
Uit onderzoek blijkt dat zowel het theoretische als het werkelijke elektriciteitsverbruik relatief onafhankelijk is van de energielabelklasse. In de label berekening wordt niet gebouw gebonden elektriciteitsgebruik (wasmachine e.d.) niet meegenomen. Het niet gebouw gebonden elektriciteitsgebruik van een woning heeft echter een relatief groot aandeel. In de figuur hieronder is te zien dat in het jaar 2011 (links) 35% van het totale energiegebruik in een woning in Parkstad elektriciteit is, dit is met name niet-gebouw gebonden elektriciteitsgebruik. In de figuur rechts is te zien dat het elektriciteitsgebruik na renovatie een nog groter aandeel (46%) zal hebben omdat de vraag naar ruimteverwarming afneemt.
5.3 Uitgangspunten PALET Binnen PALET zijn realistische doelen opnemen rond energiebesparing. Daarom wordt ook niet gewerkt met de theoretische besparingen die label stappen zouden moeten opleveren. Vanuit PALET willen we uiteindelijk gemiddeld 50% besparen op het energiegebruik voor ruimteverwarming in 2040 bij alle woningen in Parkstad. De energiebesparingspakketten zijn bepaald aan de hand van het rapport: “Voorbeeldwoningen 2011 bestaande bouw”, opgesteld door AgentschapNL. Voor elk type woning, onder andere gebaseerd op periode waarin het gebouwd is, zijn er energiebesparingspakketten opgezet. De besparingspakketten verschillen per woningtype en bouwjaar. Deze besparingspakketten zijn niet gekoppeld aan energie labels maar aan werkelijk te behalen energiebesparing aan de hand van voorbeeldprojecten. De energiebesparing pakketten bestaan voornamelijk uit het verbeteren van de thermische isolatie van de gebouwschil (begane grond vloer, gevels en gevelopeningen, platte- en hellende daken). De huidige installatie voor ruimteverwarming wordt vervangen indien deze minder efficiënt is dan een hrketel (vr-ketel, lokale olie/gas kachel of vergelijkbaar). De installatie voor warm tapwater wordt vervangen indien in de huidige situatie een losse keukengeiser wordt gebruikt. Ten opzichte van de nulmeting zal de
486
energievraag voor ruimteverwarming door deze maatregelen halveren. Zie voor meer informatie over de toe te passen maatregelen per type en bouwjaar “Voorbeeldwoningen 2011 bestaande bouw” 2011, Agentschap NL. Op de totale energievraag van een woning resulteert dit gemiddeld in een besparing van circa 25%7. In PALET hebben we als uitgangspunt opgenomen dat het elektriciteitsgebruik gelijk blijft na renovatie. Enerzijds zal in de woning het niet gebouw gebonden elektriciteitsgebruik dalen door energiezuinigere apparatuur, maar anderzijds komt er ook steeds meer apparatuur in huis. Deze kan “gecompenseerd” worden met de inzet van hernieuwbare energiebronnen zoals zonne-energie, WKO etc. In onderstaande tabel staat per gemeente aangegeven wat de gemiddelde besparing op gasgebruik voor ruimteverwarming moet zijn conform de uitgangspunten uit PALET. Hierbij is uitgegaan van de gemiddelde aardgas gebruiken per gemeente en woningtypen in het jaar 2011 conform CBS en Klimaatmonitor. Voor appartementen is uitgegaan van een aardgas gebruik voor warm tapwater en koken van 337 m3 aardgas ., voor grondgebonden woningen 537 m3 aardgas. In de tabel is uitgegaan van 50% reductie op de vraag naar ruimteverwarming conform uitgangspunten in PALET 1.0. De voorgestelde maatregelen zijn standaard maatregelen die nu al eenvoudig toegepast kunnen worden. Een gemiddelde besparing van 50% is dan ook in veel gevallen nu al haalbaar. De uiteindelijke besparing in ene woning is sterk afhankelijk van de staat van de woning, de technische mogelijkheden en het gebruik van de woning. De besparing kan dan ook lager of hoger uitvallen. Gemiddelde besparing op gasgebruik voor ruimteverwarming (m3 aardgas) in 2040
Appartement
Rijwoning Rijwoning tussenwoning hoekwoning
Twee-onder-een Vrijstaande woning kapwoning
Brunssum
307
432
557
657
982
Heerlen
257
432
557
707
1107
Kerkrade
382
482
582
757
1057
Landgraaf
307
432
557
657
982
Nuth
357
532
632
707
1032
Onderbanken
407
582
632
732
982
Simpelveld
332
507
582
682
982
Voerendaal
407
507
607
732
1057
487 7
Achtergronddocument PALET 1.0.
Colofon © 2016 - Stadsregio Parkstad Limburg Parkstad Limburg: drs. Volmar Delheij Ralph van der Straten MSc. Ruby Willems MSc. Wing: Dirk Oudes MSc. Centre of Expertise NEBER: Wendy Broers MSc. © fotografie: Rob Niemantsverdriet Foto Parkstad | Leo Sikkinga Nose for Photography | Pascal Moors
CoE NEBER 488
(pagina 130 en 321) (pagina 236) (pagina 41, 50, 90, 99, 150, 202, 207, 216, 252, 292, 330, 361, 370, 388, 402, 416, 438 en 454)