Paasliturgie 2011
Opening: Zingen: ps. 22: 1 Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, En redt mij niet, terwijl ik zwoeg en strij’, En brullend klaag in d’ angsten die ik lij’, Dus fel geslagen? ’t Zij ik, mijn God , bij nacht moog’ bitter klagen, Gij antwoordt niet; ’t Zij ik des nachts moog’ kermen, Ik heb geen rust, ook vind ik geen ontfermen In mijn verdriet. Gebed Lezen: Ex. 12: 1-7 1 De HEERE nu had tot Mozes en tot Aäron gesproken, zeggende: 2.Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn. 3 Spreekt tot de ganse vergadering van Israël, zeggende: Aan de tienden dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor een huis, 4 Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken naar het lam, 5 Gij zult een volkomen lam hebben, een manneken, een jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult gij het nemen. 6 En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag van de maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden. 7 En zij zullen van het bloed nemen, en strijken het aan de beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het eten zullen. Gedicht: Ons Paas- Lam Zoals de Israëlieten eens zich veilig wisten -de engel van ’t verderf ging aan hun deur voorbijen het onmogelijk was dat zij zich in hun lot vergisten, als zij gehoorzaam deden al wat God hun zei…. zo mogen wij, met heel ons zondig leven, tòch weten dat de zaligheid ons wacht; de angst des doods doet ons niet langer beven, want ook ons Paas-Lam, Christus, is geslacht! Wie schuilt bij Hem, weet van dit ene teken: Zijn bloed is aan mijn levensdeur gestreken…. Joke van Sliedrecht
2
Lezen: Hebr. 9: 11-14 11 Maar Christus, de Hogepriester der toekomende goederen, gekomen zijnde, is door den meerderen en volmaakten tabernakel, niet met handen gemaakt, dat is, niet van dit maaksel, 12 Noch door het bloed der bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed, eenmaal ingegaan in het heiligdom, een eeuwige verlossing teweeggebracht hebbende. 13 Want indien het bloed der stieren en bokken, en de as der jonge koe, besprengende de onreinen, hen heiligt tot de reinigheid des vleses; 14 Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelven Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levenden God te dienen? Gedicht: Jezus Hogepriester Geen bloed van bokken of van stieren, waardoor de mens vergeving vond. Hoe gróót is God, hoe goedertieren, dat Hij Zijn Zóón naar d’aarde zond. In ’t oude zien we reeds contouren van ’t nieuwe, ééuwige verbond: de weg, die Jezus moest volvoeren, waardoor de mens vergeving vond. Hij heeft voor ons de brug geslagen om tot een heilig God te gaan; met offerbloed de schuld gedragen en zo de weg tot God gebaand. Wij leven onder Zijn genade. Gods huis heeft nu een open poort. Er is geen enkele blokkade voor toegang tot dit toevluchtsoord. Geen bloed van bokken of van stieren. Dát offer is geschiedenis! Voor ééuwig mogen wij nu vieren, Dat Jezus Hogepriester is! Jelly Verwaal
3
Zingen: gezang 34: 1 en 9 ( Herv.Bundel) Leer mij, o Heer, Uw lijden recht betrachten, in deze zee verzinken mijn gedachten: o Liefde, die, om zondaars te bevrijden, zo zwaar woudt lijden! Och, als ik, Heer, om mijne zonden beve, dat dan uw kruis mij weder ruste geven: dat kruis zij dan mijn vreed’ en vreugde tevens, o God mijns levens! Lezen: Matth. 17: 22 en 23 22 En als zij in Gallilea verkeerden, zeide Jezus tot hen: De Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen; 23 En zij zullen Hem doden, en ter derden dage zal Hij opgewekt worden. En zij werden zeer bedroefd. Lezen: Matth. 26: 26-30 26 En als zij aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam. 27 En Hij nam de drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: Drinkt allen daaruit; 28 Want dat is Mijn bloed, het bloed des Nieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt, tot vergeving der zonden. 29 En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. 30 En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar de Olijfberg. Gedicht: Paaslam Hij wil de minste zijn, in dienen Goddelijk groot. Hij deelt Zijn bloed als wijn, Zijn lichaam uit als brood. Gehaat, gehoond, geslagen, in zwijgen Goddelijk groot. Ons kruis, door Hem gedragen; Hij sterft aan onze nood. O, Paaslam, offer voor mijn leven, in liefde Goddelijk groot. Wat kan ik anders dan mij geven aan U, in leven en in dood. Ine ten Broeke- Bruins
4
Lezen: Markus 14: 32 en 36 32 En zij kwamen in een plaats, welker naam was Gethsémané, en Hij zeide tot Zijn discipelen: Zit hier neder, totdat Ik gebeden zal hebben. 36 En Hij zeide: Abba, Vader ! alle dingen zijn U mogelijk; neem deze drinkbeker van Mij weg, doch niet wat Ik wil, maar wat Gij wilt. Lezen:Lukas 22: 47 en 48 en vers 63-71 47 En als Hij nog sprak, ziet daar een schare; en een van de twaalven, die genaamd was Judas, ging hun voor, en kwam bij Jezus, om Hem te kussen. 48 En Jezus zeide tot hem: Judas, verraadt gij de Zoon des mensen met een kus? 63 En de mannen, die Jezus hielden, bespotten Hem, en sloegen Hem. 64 En als zij Hem overdekt hadden, sloegen zij Hem op het aangezicht, en vraagden Hem, zeggende: Profeteer, wie het is, die U geslagen heeft ? 65 En vele andere dingen zeiden zij tegen Hem, lasterende. 66 En als het dag geworden was, vergaderden de ouderlingen des volks, en de overpriesters en Schriftgeleerden, en brachten Hem in hun raad, 67 Zeggende: Zijt Gij de Christus, zeg het ons. En Hij zeide tot hen: Indien Ik het u zeg, gij zult het niet geloven; 68 En indien Ik ook vraag, gij zult Mij niet antwoorden, of loslaten; 69 Van nu aan zal de Zoon des mensen gezeten zijn aan de rechterhand der kracht Gods. 70 En zij zeiden allen: Zijt Gij dan de Zoon Gods? En Hij zeide tot hen: Gij zegt, dat Ik het ben. 71 En zij zeiden: Wat hebben wij nog meer getuigenis van node? Want wijzelven hebben het uit Zijn mond gehoord. Lezen: Joh. 18: 37-40 37 Pilatus dan zeide tot Hem: Zijt Gij dan een Koning? Jezus antwoordde: Gij zegt dat Ik een Koning ben. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik der waarheid getuigenis geven zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Mijn stem. 38 Pilatus zeide tot Hem: Wat is waarheid? En als hij dat gezegd had, ging hij wederom uit tot de Joden, en zeide tot hen: Ik vind geen schuld in Hem. 39 Doch gij hebt een gewoonte, dat ik u op het pascha één loslate. Wilt gij dan, dat ik u den Koning der Joden loslate? 40 Zij dan riepen allen wederom, zeggende: Niet Dezen, maar Bar-abbas! En Bar-abbas was een moordenaar.
5
Zingen: gezang 43: 1 en 2 ( Herv. Bundel ) Is dat, is dat mijn Koning, dat aller vaad’ren wens, is dat, is dat zijn kroning? Zie, zie, aanschouw den mens! Moet Hij dat spotkleed dragen, dat riet, die doornenkroon, lijdt Hij dien smaad, die slagen, Hij, God, Uw eigen Zoon? Ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en dien hoon; ik doe dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon; ik sloeg Hem al die wonden, voor mij moet Hij daar staan; ik deed door mijne zonden, Hem al die jammer aan. Lezen: Matth.27: 27-31 27 Toen namen de krijgsknechten des stadhouders Jezus met zich in het rechthuis, en vergaderden over Hem de ganse bende. 28 En als zij Hem ontkleed hadden, deden zij Hem een purperen mantel om; 29 En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden! 30 En op Hem gespogen hebbende, namen zij den rietstok en sloegen op Zijn hoofd. 31 En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem de mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen. Zingen: gezang 45: 1 en 2 ( Herv. Bundel ) Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis, hangt ten spot van snode smaders, Zoon des Vaders, waar is toch uw almacht thans, waar uw goddelijke glans? Mijn Verlosser hangt aan ’t kruis, en Hij hangt er mijnentwegen, mij ten zegen. Van den vloek maakt Hij mij vrij, en zijn sterven zaligt mij.
6
Lezen: Markus 15: 22 en 37-39 22 En zij brachten Hem tot de plaats Golgotha, hetwelk is, overgezet zijnde, Hoofdschedelplaats. 37 En Jezus, een grote stem van Zich gegeven hebbende, gaf den geest. 38 En het voorhangsel des tempels scheurde in tweeën, van boven tot beneden. 39 En de hoofdman over honderd, die daarbij tegenover Hem stond, ziende, dat Hij alzo roepende den geest gegeven had, zeide: Waarlijk, deze Mens was Gods Zoon! Lezen: Jesaja 53: 5 en 6 5.Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden. 6. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de Heere heeft onzer aller ongerechtigheden op Hem doen aanlopen. Gedicht: Het is volbracht Het is volbracht voor al Gods kinderen. Geen traan behoeft er zelfs meer bij. Al wat wij God nog presenteren, het doet tekort aan Zijn waardij. Slechts rusten op ’t volmaakte offer, slechts “ amen ” zeggen bij het kruis, dat is ’t geheim van zielevrede, dat is de weg naar ’t Vaderhuis. Wie dat door ’s Heeren Geest mag leren, zal wandelen op ruimer baan. Hij mag, bevrijd van ’t wettisch kluister, voor eeuwig in de vrijheid staan. F.van der Schoot- van Dam . Lukas 23: 49-56 49 En al Zijn bekenden stonden van verre, ook de vrouwen die Hem tezamen gevolgd waren van Gallilea, en zagen dit aan. 50 En zie, een man, met name Jozef, zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man,
7
51 ( Deze had niet mede bewilligd in hun raad en handel ) van Arimathéa, een stad der Joden, en die ook zelf het koninkrijk Gods verwachtte; 52 Deze ging tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus. 53 En als hij hetzelve afgenomen had, wond hij dat in een fijn lijnwaad, en legde het in een graf, in een rots gehouwen, waarin nog nooit iemand gelegd was. 54 En het was de dag der voorbereiding, en de sabbath kwam aan. 55 En ook de vrouwen, die met Hem gekomen waren uit Gallilea, volgden na en aanschouwden het graf, en hoe Zijn lichaam gelegd werd. 56 En wedergekeerd zijnde, bereidden zij specerijen en zalven; en op de sabbath rustten zij naar het gebod. Zingen: gezang 49: 1 en 4 ( Herv.Bundel ) Jezus, leven van mijn leven, Jezus, dood van mijnen dood, die voor mij U hebt gegeven, in den bangsten zielenood, opdat ik niet hoop’loos sterven, maar uw heerlijkheid zou erven, duizend , duizend maal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer! Dank, mijn Heiland, voor uw lijden, voor uw bitt’ren bangen nood, voor uw heilig, biddend strijden, voor uw trouw tot in den dood, voor de wonden , U geslagen, voor het kruis, door U gedragen; duizend, duizend maal, o Heer zij U daarvoor dank en eer! Lezen: Joh. 20: 1-8 1 En op de eerste dag der week ging Maria Magdalena vroeg, als het nog duister was, naar het graf; en zag den steen van het graf weggenomen. 2 Zij liep dan, en kwam tot Simon Petrus en tot de andere discipel, welken Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben den Heere weggenomen uit het graf, en wij weten niet, waar zij Hem gelegd hebben. 3 Petrus dan ging uit, en de andere discipel, en zij kwamen tot het graf. 4 En deze twee liepen tegelijk; en de andere discipel liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam eerst tot het graf. 5 En als hij nederbukte, zag hij de doeken liggen; nochtans ging hij er niet in. 6 Simon Petrus dan kwam en volgde hem, en ging in het graf, en zag de doeken liggen.
8
7 En den zweetdoek, die op Zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de doeken liggen, maar in het bijzonder in een andere plaats samengerold. 8 Toen ging dan ook de andere discipel er in, die eerst tot het graf gekomen was, en zag het, en geloofde. Gedicht: Maar nu: Christus is opgestaan! Dit is als een lied in de morgen dit is als een ster in de nacht, dit is als een schat, die verborgen, door God werd te voorschijn gebracht. Dit is als de wind uit het zuiden dit is als de dauw op het veld, dit is als een klok die gaat luiden en ons Gods geheimen vertelt. Dit is een geschenk ons gegeven dit is een vertroostend bericht, dit is overwinning en leven, nu wordt al ons duister tot licht. Enny IJskes- Kooger Lezen: 1 Kor. 15: 3- 8 3 Want ik heb ulieden ten eerste overgegeven, hetgeen ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, naar de Schriften; 4 En dat Hij is begraven, en dat Hij is opgewekt ten derden dage, naar de Schriften; 5 En dat Hij is van Céfas gezien, daarna van de twaalven. 6 Daarna is Hij gezien van meer dan vijfhonderd broeders op eenmaal, van welken het merendeel nog over is, en sommigen ook zijn ontslapen 7 Daarna is Hij gezien van Jakobus, daarna van al de apostelen. 8 En ten laatste van allen is Hij ook van mij, als van een ontijdig geborene, gezien.
Zingen: gezang 62: 1 en 4 ( Herv. Bundel ) Jezus leeft, en wij met Hem; dood, waar is uw schrik gebleven? Jezus leeft, en zijne stem roept ook ons eens weer tot leven, zal ons eens met eer bekleên: dit is onze troost alleen!
9
Jezus leeft, nu is de dood ons een ingang tot het leven. Welk een rust in stervensnood zal dit woord ons harte geven. Gij, o Heiland, Gij alleen, Gij zijt onze troost alleen! Lezen: Rom. 11: 33-36 33 O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennis Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! 34 Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest? 35 Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem weder vergolden worden? 36 Want uit Hem en door Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid, Amen. Zingen: U zij de glorie ( opwekking, Joh. De Heer ) U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer, Uit een blinkend stromen daald’ een engel af, heeft de steen genomen van ’t verwonnen graf. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer! Hij brengt al de zijnen in zijn armen weer. Weest dan volk des Heeren, blijd’en welgezind en zegt telkenkere: “ Christus overwint!” U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft, die mij heeft genezen, die mij vrede geeft. In Zijn Godd’lijk Wezen is mijn glorie groot, niets heb ik te vrezen in leven en in dood. U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. W. Houtman - Vavier
10