Ontmoetingskerk, Laren NH – 8 november 2015 Preek over Job 3 Na 7 dagen en nachten gaat Job klagen. Hij en zijn vrienden hebben al die tijd stil bij elkaar gezeten op de ashoop. Verdoofd. Ze hebben geen woorden voor wat er gebeurd is. Een vrouw zei me: 'Toen mijn man overleed, liep ik verdoofd rond. Het was alsof alles langs me heen ging. Ik leefde in een roes en deed alles haast mechanisch. Ik was flink en sterk. Maar nu, een tijd later, is het alsof de verdoving is uitgewerkt en begint de pijn tot me door te dringen.' Na 7 dagen en 7 nachten ontwaakt Job uit zijn verdoofdheid en begint te klagen. Vlak nadat hij de berichten over de rampen in zijn leven had gehoord: zijn vee dood, zijn knechten gestorven en zijn kinderen omgekomen. Vlak daarna kon hij zich nog vastklampen aan vrome woorden over God, die hij vroeger geleerd had: De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen, de naam van de Heer zij geprezen. Maar nu, na 7 dagen en 7 nachten, is alles anders. Er klinkt een andere Job, één die het allemaal niet zo goed meer weet, één die vragen stelt: Waarom leef ik, waarom lijden mensen een verbitterd leven, waarom ben ik geboren, waarom heeft mijn moeder mij gebaard? De berustende Job wordt een opstandige Job, die de vrome taal van vroeger niet meer kan rijmen met wat hij meemaakt. Die het geloof in een rechtvaardige God niet meer kan rijmen met de ellende die hij ervaart. Weg is de aanvaarding. Job kan alleen nog maar klagen en vragen. 1
Sterker nog, Job vervloekt zijn leven. Job is niet alleen. Drie vrienden zitten bij hem. Ze zijn gekomen en zijn gaan zitten. Ze zwijgen. De Joodse traditie zegt: als je bij een rouwende komt, wacht je met iets te zeggen totdat deze zelf iets heeft gezegd. Drie vrienden zitten en zwijgen 7 dagen en nachten lang. Al die tijd houden de vrienden hun machteloosheid uit. Er staat: Ze zitten daar hoofdschuddend te zwijgen. Als Job eindelijk het woord neemt horen ze een lange en intense klacht, fel en opstandig. Ze horen hoe hij zijn leven vervloekt en God aanklaagt. Dan voelen ook deze vrienden zich geroepen te spreken. Op die woorden van Job moet toch iets te zeggen zijn. Er moet toch een antwoord zijn, er moeten toch op één of andere manier woorden van troost en bemoediging te vinden zijn? Eén van hen staat op. Elifaz heet hij. Hij neemt het woord en zegt: Wie durft er iets te zeggen, nu jij zo verschrikkelijk lijdt? Toch kan ik niet zwijgen. Denk eens na: Is er ooit een rechtvaardig mens ten onder gegaan? Kwam ooit een onschuldige om? Wie onrecht ploegen en moeite zaaien zullen niets dan ellende maaien! Een zegen is het voor de mens als de Ontzagwekkende hem straft, Want Hij brengt wonden toe en verbindt ze ook! Je kunt het mooi zeggen, Elifaz. Wat je vertelt sluit naadloos aan bij wat wij vroeger allemaal geloofden: God beloont en straft en zijn wegen zijn voor gewone mensen niet te overzien. Ik denk dat ik vroeger net als jij nu gesproken zou hebben. Maar nu is alles anders. Je woorden klinken waar, maar ik merk dat jouw waarheid mij niet troost. Ik heb het gevoel, dat jij mijn verdriet absoluut niet aanvoelt. 2
Als je mijn lijden, mijn verdriet op weegschaal zou wegen, zou je zien hoe zwaar het is. Ik dacht in jou een vriend te hebben. Ik dacht dat jouw nabijheid als een heldere beek was, waar water te drinken is. Maar ik merkte, toen ik bij de beek kwam, hoe verdroogd hij was. Ik zit met vragen: waarom gebeurt dit mij. Wijs me mijn fouten en ik zal zwijgen. Ik heb niet verkeerd geleefd. Ik vind het leven onrechtvaardig en God, waarom laat hij een mens opgroeien, om zo'n bitter leven te moeten lijden. Die God lijkt voor mij op een leeuw, die me telkens onverwacht kan bespringen... Je denkt dat jij me troost, maar vergeet het maar, ik voel geen troost maar eenzaamheid na al jouw vrome woorden. Psalm 77:1 Wat is troost? Rouwende horen soms goedbedoelde woorden die aan verdriet voorbijgaan: Je komt er wel doorheen! Het hoort bij het leven. Je moet er mee leren leven. Je weet wel waar je het zoeken moet. Na regen komt zonneschijn. Allemaal woorden, maar helpen ze? Wij proberen te verklaren en te duiden. Ook Elifaz probeert te troosten door te verklaren, door vast te houden aan een geloofssysteem uit zijn tijd. Als je hem hoort spreken valt alles godsdienstig gezien op zijn plek. Alleen: zijn vrome woorden troosten niet. Job heeft het gevoel dat Elifaz een vroom pantser aantrekt waar alles op afketst. Dat troost Job niet. 3
Wat dan wel? Echte troost begint met het besef dat er geen directe troost is. Geen directe oplossing. Dat is moeilijk voor ons, want wij willen graag een geneesmiddel tegen elke kwaal, een oplossing voor elk probleem. Wij willen dat alles geregeld en verzekerd is. Wij willen dat verdriet zo spoedig mogelijk verwerkt wordt. Echte troost is trust, is trouw. Het is betrouwbare aanwezigheid, al heb je niets te zeggen, al sterft elk woord in je mond. Die begint met eerbiedig zwijgen. Dat zitten en zwijgen van die vrienden laat meer troost zien dan alle woorden daarna. Een rouwende heeft geen behoefte aan gepaste woorden, maar aan trouwe nabijheid. Aan vertrouwen dat iemand luistert. Dat je kunt klagen, schelden of vloeken, dat je je hart kunt luchten zo vaak als nodig is. Troost begint niet met woorden, zeker niet als het uitingen zijn van ongeïnteresseerde vriendelijkheid. Troost is nabijheid zonder pasklare antwoorden. Het probeert het te verdragen dat er geen oplossingen zijn. Dat wordt langzamerhand in het boek Job zichtbaar. Geen oplossingen, maar wel nabijheid. Voor het zover is moet er veel veranderen. In het boek Job verandert veel. Zijn leven en geloven verandert. Hij wordt van iemand, die vrome woorden spreekt tot één die boze, opstandige taal bezigt, vragen stelt en van zijn hart geen moordkuil maakt. Die eerlijk is. Misschien is dat uiteindelijk wel echte vroomheid: eerlijkheid. 4
Niet alleen Job verandert. Ook God. Wij denken soms dat in de Bijbel altijd op dezelfde manier over God gesproken wordt. Dat is niet zo. Bijbelschrijvers beginnen vaak met hoe in hun tijd over God gedacht wordt en veranderen dat langzamerhand. Ze buigen het gangbare denken over God om. De God van de vrienden is degene die alles regelt en plant, god van het lot, van willekeur, de god van het dogma. Voor Job wordt God ruimte, ruimte van luisteren en laten uitspreken. God die niet voortijdig vrome woorden spreekt. Wel het adres tot wie geklaagd, geroepen, gevloekt kan worden. De God van Job verwijst naar God zoals Jezus die belichaamt: Een, onder de mensen, oog en oor voor wat moeilijk is, bondgenoot en niet alles regelaar, geen God die naar willekeur de één ziekte en de ander gezondheid geeft, maar Een wiens naam betekent: Ik ben er, Nabijheid, hier en over alle grenzen heen. Waar kom je die God tegen? Vaak ervaar je zoals Job niet veel of helemaal niets van God. Denk niet dat jij de enige bent in het niet ervaren. Er zijn geen directe telefoonlijnen naar boven. Geen mens ervaart God zelf compleet. Af en toe kun je iets van God aanwijzen of herkennen. Job zal iets van God, ervaren, als hij de ruimte neemt om eerlijk te zijn en van zijn hart geen moordkuil maakt. Iets van God kan een moment van ruimte zijn, van rust, van nabijheid in jezelf bijvoorbeeld of als je merkt dat iemand aandachtig luistert en trouw is zonder veel woorden.
5
We beginnen elke dienst met woorden van duizenden jaren geleden. Onze hulp is in de naam van de Heer die trouw is en het werk van zijn handen niet loslaat. Die woorden vatten alles samen. Ze zijn voor mij de ultieme geloofsbelijdenis. Die woorden koppelen de naam God aan trouw. Wij worden geroepen trouw te zijn, in al ons vermogen en in al onze machteloosheid. Die oude woorden beloven ook waaraan ik me mag toevertrouwen: aan goddelijke trouw die wij niet kunnen bevatten, maar die geen mens zal laten vallen. Amen J.G. De Bruijn
6