OEFENEXAMEN BELASTINGPRAKTIJK VOOR DE IB-ONDERNEMER
NIBE-SVV, 2014
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
1.
Wat is een rioolrecht? A. B. C.
2.
Een belasting. Een bestemmingsheffing. Een retributie.
De omzetbelasting is een … (1) … belasting in economische zin en een … (2) … belasting. Wat moet worden ingevuld voor (1) en (2)?
A. B. C.
3.
Op het moment dat een belastbaar feit zich voordoet. Op het moment dat de inspecteur de aanslag oplegt. Op het moment dat de ontvanger overgaat tot inning van de belastingschuld.
Wat is JUIST met betrekking tot de procedure voor beroep en hoger beroep bij de fiscale rechter? A. B. C.
5.
(2) objectieve subjectieve objectieve
Wanneer ontstaat een formele belastingschuld? A. B. C.
4.
(1) directe directe indirecte
Er geldt een vrije bewijsleer. De mondelinge behandeling is openbaar. Beroep vindt plaats voor het gerechtshof.
Mevrouw Koster heeft dit jaar alleen belastbaar inkomen uit sparen en beleggen. Hiervoor ontvangt zij een aanslag. Waaruit bestaat deze aanslag? A. B. C.
6.
Alleen uit inkomstenbelasting. Alleen uit inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Alleen uit inkomstenbelasting en premie sociale voorzieningen.
Op 1 december 2014 ontvangt Henk Hijkoop twee bedragen op zijn rekening met betrekking tot zijn werkzaamheden. I. Een vooruitbetaling van zijn salaris over 2015. II. Een betaling achteraf van zijn salaris over 2013 dat op zijn eigen verzoek NIET in 2013 uitgekeerd werd. Over welk(e) van de twee bovenstaande bedragen wordt Henk in 2014 belast voor de inkomstenbelasting? A. B. C.
Alleen over I. Alleen over II. Zowel over I als over II.
©
NIBE-SVV, 2014
2
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
7.
Mevrouw Baars zal de komende jaren uitsluitend inkomen hebben in box 1 en box 3. In welke box(en) kan zij eventueel gebruik maken van de middelingsregeling? A. B. C.
8.
Alleen in box 1. Alleen in box 3. Zowel in box 1 als in box 3.
Peter Huisman is 15 jaar en woont bij zijn vader. Zijn vader en zijn moeder zijn al jaren gescheiden, maar hebben wel gezamenlijk het wettelijke gezag over hem. Peter heeft een rendementsgrondslag in box 3 van EUR 30.000,-. Aan wie en hoe wordt dit vermogen fiscaal toegerekend? A. B. C.
9.
Peter Huisman wordt zelf belast voor dit bedrag. Het bedrag wordt in gelijke delen toegerekend aan de beide ouders. Het bedrag wordt volledig toegerekend aan zijn vader.
De heer Kaspersky is commanditair vennoot in een commanditaire vennootschap (cv). De heer Kaspersky kan … (1) … gebruik maken van de mkb-winstvrijstelling en … (2) … van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Wat moet worden ingevuld voor (1) en (2)? (1) (2) A. B. C.
10.
wel wel geen
ook geen wel
Eddy Mores is IB-ondernemer. Hij maakt in 2014 een jaarwinst van EUR 50.000,-. Zijn beginvermogen op 1 januari 2014 was EUR 60.000,-. Verder heeft hij in 2014 voorraad aan zijn bedrijf onttrokken ter waarde van EUR 1.000,- en heeft hij een kapitaalstorting gedaan van EUR 5.000,-. Wat is Eddy’s eindvermogen op 31 december 2014? A. B. C.
11.
EUR 106.000,-. EUR 110.000,-. EUR 114.000,-.
Mevrouw Jacobs heeft een IB-onderneming. Zij heeft dit jaar EUR 20.000,- aan kosten voor congressen. Welk gedeelte van deze kosten is voor mevrouw Jacobs maximaal aftrekbaar? A. B. C.
EUR 14.700,-. EUR 15.600,-. EUR 20.000,-.
©
NIBE-SVV, 2014
3
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
12.
Mevrouw Groot heeft een IB-onderneming. Ze heeft dit jaar een beleggingspand op haar fiscale balans staan voor EUR 180.000,-. Daarnaast heeft ze dit jaar een bedrijfspand in eigen gebruik, dat op de fiscale balans staat voor EUR 250.000,-. Jaarlijks schrijft ze op grond van goed koopmansgebruik 5% van de balanswaarde op deze panden af. De WOZ-waarde van het beleggingspand is EUR 300.000,-, en dat van het bedrijfspand EUR 350.000,-. Wat is het totaalbedrag dat zij dit jaar op deze twee panden mag afschrijven? A. B. C.
13.
Voor welke fiscale ondernemersfaciliteit geldt het urencriterium NIET? A. B. C.
14.
EUR 9.000,-. EUR 12.500,-. EUR 21.500,-.
De mkb-winstvrijstelling. De zelfstandigenaftrek. De meewerkaftrek.
De heer Van Santen is IB-ondernemer en heeft een woon-werkpand dat tot zijn privévermogen behoort. Hij gebruikt het werkgedeelte voor zijn onderneming. Wat is JUIST met betrekking tot deze situatie? A. B. C.
15.
Wat is een fiscale faciliteit voor de startende ondernemer? A. B. C.
16.
Een verhoging van de mkb-winstvrijstelling. Een verhoging van de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk. Een verhoging van de stakingsaftrek.
Wat is JUIST met betrekking tot de regeling van de geruisloze bedrijfsoverdracht? A. B. C.
17.
De heer Van Santen moet resultaat uit overige werkzaamheden aangeven. De onderneming van de heer Van Santen mag een bedrag ter grootte van de zakelijke huur ten laste van de winst brengen. Het werkgedeelte van het pand valt voor de heer Van Santen in box 3.
Bij arbeidsongeschiktheid kan de onderneming direct geruisloos worden overgedragen. De regeling geldt NIET voor werknemers. De commerciële boekwaarden van de overdrager vormen de startwaarden op de fiscale balans voor de overnemer.
Mevrouw Franssen (47) staakt haar onderneming in 2014 en wil in dat jaar een fiscaal ondersteunde lijfrente aankopen. Wat is JUIST met betrekking tot deze situatie? A. B. C.
Voor de jaarruimte moet zij uitgaan van de gegevens van 2013. De oudedagsreserve mag in beperkte mate worden omgezet in een lijfrente. Ze mag de premies voor een stakingslijfrente betalen tot en met 1 juli 2015.
©
NIBE-SVV, 2014
4
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
18.
Mevrouw Smal is IB-ondernemer en wil voor haar onderneming een auto aanschaffen. Ze is van plan de auto ook regelmatig in privé te gebruiken. Wat is JUIST met betrekking tot deze situatie? A.
B.
C.
19.
Wat houdt de zogenoemde verleggingsregeling voor de omzetbelasting in? A. B. C.
20.
Ze zal waarschijnlijk een percentage van de cataloguswaarde bij haar inkomen moeten optellen. Dit hangt wel van de mate van privégebruik van de auto af. Ze zal waarschijnlijk een percentage van de waarde in het economisch verkeer bij haar inkomen moeten optellen. Dit hangt wel van de mate van privégebruik van de auto af. Ze zal een percentage van de cataloguswaarde bij haar inkomen moeten optellen. De mate van privégebruik van de auto is NIET van belang.
Dan wordt omzetbelasting geheven bij de leverancier. Dan wordt omzetbelasting geheven bij de afnemer. Dan worden zowel de leverancier als de afnemer aansprakelijk gesteld voor NIET betaalde omzetbelasting.
Gegeven zijn de volgende twee situaties. I. Marije Brandts en Rico Schorredijk woonden ongehuwd samen, maar gaan nu uit elkaar. Ze hadden gezamenlijk een woning in eigendom, en deze zal nu worden toegedeeld aan Rico. De eigendomsverdeling van de woning voordat deze verdeeld wordt is 65% (Marije) - 35% (Rico). II. Marjan en Carrie Homan zijn gehuwd in gemeenschap van goederen, maar gaan scheiden. Hun gemeenschappelijke woning wordt toegedeeld aan Carrie. In welk van deze situaties is overdrachtsbelasting verschuldigd? A. B. C.
21.
Wie krijgt een afzonderlijke aanslag zorgverzekeringen? A. B. C.
22.
Alleen in situatie I. Alleen in situatie II. In situatie I en II.
Een IB-ondernemer. Een pensioengerechtigde. Een WIA-uitkeringsgerechtigde.
Bij welke methode ter voorkoming van dubbele belasting kan de in het buitenland betaalde belasting als kostenpost in mindering worden gebracht op het in de woonstaat te belasten wereldinkomen? A. B. C.
De creditmethode. De aftrekmethode. De objectvrijstellingsmethode.
©
NIBE-SVV, 2014
5
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
23.
Wat is JUIST met betrekking tot goed koopmansgebruik in de inkomstenbelasting? A. B. C.
24.
Een ondernemer kan een gekozen stelsel van jaarwinstbepaling zonder meer vervangen door een nieuw stelsel. Een ondernemer mag een verlies pas nemen als dit gerealiseerd is. Een ondernemer is binnen bepaalde grenzen vrij in zijn keuze voor een stelsel van winstberekening.
Mevrouw Veenis is ondernemer voor de inkomstenbelasting. Ze heeft een groothandel voor merkkleding. De volgende gegevens zijn bekend. In 2015 zal zij een partij spijkerbroeken leveren aan The Jeans Network. Deze artikelen zijn in 2014 al betaald. Dit leidt tot een winst voor mevrouw Veenis. In 2014 heeft zij een partij truien en overhemden besteld en betaald. De levering zou in 2015 plaatsvinden. De leverancier is echter failliet, zodat het nu al zeker is dat er nooit geleverd zal worden. Dit leidt tot een verlies voor mevrouw Veenis. Wat is JUIST met betrekking tot bovenstaande gegevens? A. B. C.
Mevrouw Veenis moet de winst in 2014 nemen en mag het verlies al in 2014 ten laste van haar resultaat brengen. Mevrouw Veenis hoeft de winst pas in 2015 te nemen en mag het verlies pas in 2015 ten laste van haar resultaat brengen. Mevrouw Veenis hoeft de winst pas in 2015 te nemen en mag het verlies al in 2014 ten laste van haar resultaat brengen.
©
NIBE-SVV, 2014
6
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
Antwoorden Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
B C B A A A A B C C B B A C B A C A B A A B C C
U dient 17 van de 24 vragen goed te hebben om te slagen.
©
NIBE-SVV, 2014
7
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
1.
A. Dit antwoord is onjuist. Bij belastingen geldt de tegenprestatie van de overheid voor iedereen. Bij het rioolrecht is dat niet het geval. Daarbij is de tegenprestatie gericht op een beperkte groep burgers (de inwoners van een gemeente). B. Dit antwoord is juist. Bij een bestemmingsheffing worden de opbrengsten gebruikt om een bepaalde overheidstaak te financieren. Dat is bij het rioolrecht het geval. C. Dit antwoord is onjuist. Bij een retributie is sprake van een individueel aanwijsbare tegenprestatie. Dat is bij het rioolrecht niet het geval.
2.
A. Dit antwoord is onjuist. De omzetbelasting is geen directe belasting in economische zin omdat de belastingplichtige (de ondernemer) deze belasting niet daadwerkelijk betaalt. Dit doet de consument. B. Dit antwoord is onjuist. De omzetbelasting is geen directe belasting in economische zin omdat de belastingplichtige (de ondernemer) deze belasting niet daadwerkelijk betaalt. Dit doet de consument. De omzetbelasting is geen subjectieve belasting omdat de persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige geen invloed hebben op de heffing. C. Dit antwoord is juist. De omzetbelasting is een indirecte belasting in economische zin, omdat deze belasting door de belastingplichtige (de ondernemer) wordt afgewenteld op de consument. Het is daarnaast een objectieve belasting omdat hierbij wordt uitgegaan van het object (de toegevoegde waarde).
3.
A. Dit antwoord is onjuist. Op dat moment ontstaat de materiële belastingschuld. B. Dit antwoord is juist. Met het opleggen van de aanslag ontstaat de formele belastingschuld. C. Dit antwoord is onjuist. Op dat moment bestaat de formele belastingschuld al.
4.
A. Dit antwoord is juist. In de fiscale procedure geldt inderdaad een vrije bewijsleer. Dit betekent dat de wet niet aangeeft wat als bewijs kan dienen en welke waarde hieraan moet worden toegekend. Ook verdeelt de rechter de bewijslast in beginsel in redelijkheid tussen de inspecteur en de belanghebbende. B. Dit antwoord is onjuist. De mondelinge behandeling is besloten. C. Dit antwoord is onjuist. Beroep vindt plaats voor de rechtbank.
5.
A. Dit antwoord is juist. De heffing in box 3 bestaat alleen uit inkomstenbelasting. B. Dit antwoord is onjuist. In box 3 worden geen premies volksverzekeringen geheven. C. Dit antwoord is onjuist. Voor sociale voorzieningen worden geen premies geheven.
©
NIBE-SVV, 2014
8
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
6.
A. Dit antwoord is juist. In de inkomstenbelasting geldt als tijdstip van heffing in beginsel het tijdstip waarop de inkomsten zijn ontvangen of genoten. Het vooruitbetaalde salaris is dus in 2014 belastbaar. Dit is anders als de inkomsten eerder vorderbaar en inbaar zijn. Het salaris over 2013 was al in 2013 vorderbaar en inbaar. Dit salaris is dus in 2013 belastbaar. B. Dit antwoord is onjuist. In de inkomstenbelasting geldt als tijdstip van heffing in beginsel het tijdstip waarop de inkomsten zijn ontvangen of genoten. Het vooruitbetaalde salaris is dus in 2014 belastbaar. Dit is anders als de inkomsten eerder vorderbaar en inbaar zijn. Het salaris over 2013 was al in 2013 vorderbaar en inbaar. Dit salaris is dus in 2013 belastbaar. C. Dit antwoord is onjuist. Het salaris over 2013 was al in 2013 vorderbaar en inbaar. Dit salaris is dus in 2013 belastbaar.
7.
A. Dit antwoord is juist. Middeling is alleen mogelijk met inkomen in box 1. B. Dit antwoord is onjuist. Middeling is mogelijk met inkomen in box 1, maar niet met inkomen in box 3. C. Dit antwoord is onjuist. Middeling is niet mogelijk met inkomen in box 3.
8.
A. Dit antwoord is onjuist. Minderjarigen worden niet zelfstandig belast voor hun inkomen in box 3. B. Dit antwoord is juist. Inkomsten van een minderjarige worden toegerekend aan de ouder die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft. Wanneer beide ouders dit hebben, worden de inkomsten in gelijke delen aan hen toegerekend. C. Dit antwoord is onjuist. Wanneer beide ouders het ouderlijk gezag hebben, worden de inkomsten in gelijke delen aan hen toegerekend.
9.
A. Dit antwoord is onjuist. Een commanditair vennoot kan als zogenoemd medegerechtigde geen aanspraak maken op de mkb-winstvrijstelling. B. Dit antwoord is onjuist. Een commanditair vennoot kan als zogenoemd medegerechtigde juist geen aanspraak maken op de mkb-winstvrijstelling en juist wel op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. C. Dit antwoord is juist. Een commanditair vennoot kan als zogenoemd medegerechtigde geen aanspraak maken op de mkb-winstvrijstelling, maar wel op de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.
10.
A. Dit antwoord is onjuist. De onttrekking en de kapitaalstorting moeten op een andere manier in de berekening worden verwerkt. B. Dit antwoord is onjuist. Er moet nog rekening worden gehouden met de onttrekking en de kapitaalstorting. C. Dit antwoord is juist. Het eindvermogen is het beginvermogen plus de jaarwinst plus de kapitaalstortingen minus de onttrekkingen.
©
NIBE-SVV, 2014
9
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
11.
A. Dit antwoord is onjuist. Er is een groter bedrag aftrekbaar. B. Dit antwoord is juist. Bij in aftrek beperkte algemene kosten is ofwel een gedeelte van 73,5% van de kosten aftrekbaar ofwel het gedeelte dat boven een drempel van EUR 4.400,uitkomt. 73,5% van EUR 20.0000,- is 14.700. EUR 20.000,- -/- EUR 4.400,- = EUR 15.600,-. Het laatste bedrag is dus het maximaal aftrekbare bedrag. C. Dit antwoord is onjuist. Niet het gehele bedrag is aftrekbaar.
12.
A. Dit antwoord is onjuist. Op het beleggingspand kan niet meer worden afgeschreven. Op het bedrijfspand nog wel. B. Dit antwoord is juist. Bij beleggingspanden mag maximaal worden afgeschreven tot aan de WOZwaarde. In dit geval is dit jaar bij het beleggingspand dus geen afschrijving mogelijk. Bij bedrijfspanden mag maximaal worden afgeschreven tot aan de helft van de WOZ-waarde. De volledige afschrijving van 5% op het bedrijfspand kan dus plaatsvinden. Dit is EUR 12.500,-. C. Dit antwoord is onjuist. Niet de volledige afschrijving kan plaatsvinden.
13.
A. Dit antwoord is juist. Vroeger was dit wel het geval, maar inmiddels niet meer. B. Dit antwoord is onjuist. Hiervoor moet de ondernemer wel aan het urencriterium voldoen. C. Dit antwoord is onjuist. Hiervoor moet de ondernemer wel aan het urencriterium voldoen.
14.
A. Dit antwoord is onjuist. Het gebruiken van een pand in de eigen onderneming dat (deels) privé is, valt niet onder de terbeschikkingstellingsregeling. B. Dit antwoord is onjuist. De onderneming mag weliswaar een bedrag ten laste van de winst brengen, maar niet het gehele bedrag van de zakelijke huur. C. Dit antwoord is juist. In privé valt het werkgedeelte voor de heer Van Santen in box 3. In het kader van zijn onderneming mag hij een bedrag op zijn winst in mindering brengen. Dit bedrag is gelijk aan het voordeel in verband met het werkgedeelte dat in box 3 is belast.
15.
A. Dit antwoord is onjuist. De mkb-winstvrijstelling is voor iedere ondernemer gelijk. B. Dit antwoord is juist. Deze aftrek wordt voor starters inderdaad verhoogd. C. Dit antwoord is onjuist. De stakingsaftrek is voor iedere ondernemer gelijk.
16.
A. Dit antwoord is juist. In deze situatie geldt een uitzondering op de termijn van drie jaar B. Dit antwoord is onjuist. De regeling geldt voor werknemers die ten minste drie jaar bij de onderneming in dienst zijn. C. Dit antwoord is onjuist. Bij geruisloze overdracht moet de overnemer juist uitgaan van de fiscale boekwaarden.
©
NIBE-SVV, 2014
10
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
17.
A. Dit antwoord is onjuist. Bij staking mag voor de jaarruimte worden uitgegaan van de gegevens in het stakingsjaar. B. Dit antwoord is onjuist. De oudedagsreserve mag volledig worden omgezet. C. Dit antwoord is juist. In dit geval geldt een terugwentelingsregeling.
18.
A. Dit antwoord is juist. De cataloguswaarde is het uitgangspunt. Bij minder privégebruik dan 500 kilometer per jaar geldt de bijtelling niet. B. Dit antwoord is onjuist. Niet de waarde in het economisch verkeer, maar de cataloguswaarde is het uitgangspunt. C. Dit antwoord is onjuist. Bij minder privégebruik dan 500 kilometer per jaar geldt de bijtelling niet.
19.
A. Dit antwoord is onjuist. Dit is de hoofdregel, de verleggingsregeling is de uitzondering. B. Dit antwoord is juist. De heffing vindt bij verlegging niet plaats bij de leverancier, maar bij de afnemer. C. Dit antwoord is onjuist. De verleggingsregeling heeft geen betrekking op aansprakelijkheid.
20.
A. Dit antwoord is juist. Heffing van overdrachtsbelasting kan alleen worden voorkomen als de eigendomsverhouding binnen de marge 60-40 ligt. Dat is in situatie I niet het geval. Een verkrijging in het kader van een verdeling van een huwelijksgemeenschap is vrijgesteld voor de overdrachtsbelasting. B. Dit antwoord is onjuist. Heffing van overdrachtsbelasting kan alleen worden voorkomen als de eigendomsverhouding binnen de marge 60-40 ligt. Dat is in situatie II niet het geval. Een verkrijging in het kader van een verdeling van een huwelijksgemeenschap is vrijgesteld voor de overdrachtsbelasting. C. Dit antwoord is onjuist. Heffing van overdrachtsbelasting kan alleen worden voorkomen als de eigendomsverhouding binnen de marge 60-40 ligt. Dat is in geen van beide situaties het geval.
21.
A. Dit antwoord is juist. Dat is het geval omdat een IB-ondernemer niet onder de loonbelasting valt. B. Dit antwoord is onjuist. Bij een pensioengerechtigde worden de premies geheven via de loonbelasting. C. Dit antwoord is onjuist. Bij een WIA-uitkeringsgerechtigde worden de premies geheven via de loonbelasting.
22.
A. Dit antwoord is onjuist. Bij de creditmethode wordt de in het buitenland betaalde belasting (gedeeltelijk) verrekend met de in Nederland te betalen belasting. B. Dit antwoord is juist. Het gaat in dit geval inderdaad om de aftrekmethode. C. Dit antwoord is onjuist. Bij de objectvrijstellingsmethode wordt het buitenlandse inkomensbestanddeel niet in het in Nederland te belasten inkomen begrepen.
©
NIBE-SVV, 2014
11
Belastingpraktijk voor de IB-ondernemer
23.
A. Dit antwoord is onjuist. Dit kan slechts als goed koopmansgebruik dit rechtvaardigt. B. Dit antwoord is onjuist. Op grond van het voorzichtigheidsbeginsel mag verlies al worden genomen als dit bekend is. C. Dit antwoord is juist. Hij is niet verplicht om voor een bepaald stelsel te kiezen.
24.
A. Dit antwoord is onjuist. Een winst wordt op zijn laatst gerealiseerd als de ondernemer het product heeft geleverd. Mevrouw Veenis hoeft de winst dus pas in 2015 te nemen. B. Dit antwoord is onjuist. Een verlies mag worden genomen wanneer het bekend wordt. Dat is hier al in 2014 het geval. C. Dit antwoord is juist. Een winst wordt op zijn laatst gerealiseerd als de ondernemer het product heeft geleverd. Mevrouw Veenis hoeft de winst dus pas in 2015 te nemen. Een verlies mag worden genomen wanneer het bekend wordt. Dat is hier al in 2014 het geval.
©
NIBE-SVV, 2014
12