NIEUWSBRIEF VAN DE S TICHTING C ULTUREEL E RFGOED Z EELAND
jaargang 11, maart 2012
01
A R C H E O L O G I E C U LT U U R H I S T O R I E E R F G O E D E D U C A T I E M O N U M E N T E N M U S E A S T R E E K T A L E N
Inhoudsopgave 2
SCEZpresse
3 4 6
ARCHEOLOGIE Archeologisch Nieuws Onderzoek en meldingen Opgraving voor het voetlicht: Hof Ramsburg, een tipje van de sluier
7
7 8
JAARTHEMA Zeeland zwemt in het erfgoed CULTUURHISTORIE Het (vaak) vergeten water Het Zeeuwse Jaar van het (buiten- én binnen-) Water Geslaagde cursus over groene geschiedenis afgerond
9 10 11 • 12
MUSEA Zeeuwse musea houden stand in turbulent jaar Museaal erfgoed inzichtelijk Museumvoorwerpen in de Zorg Ontdek de Zeeuwse musea via de QR-code Volkscultuur Nieuws
13 14
STREEKTALEN Streektaal Varia Ander nieuws
15 • •
ERFGOEDEDUCATIE Last minute! 14 maart nascholingsdag over de Canon Jaar van de Historische Buitenplaats Internationaal scholenproject over de Tweede Wereldoorlog
19 20
MONUMENTEN De Zeeuwse boerderij in de gevarenzone? Monumentenronde: Platform Kastelen en Buitenplaatsen in Zeeland Tijdloze boeren plavuizen Nieuwe Bierkaai en restauratie van het bruggenhoofd in Hulst
21
Erfgoed Allerlei Publicaties
23
Colofon | Kortelings
24
MOnuMENTaal
16 18
SCEZpresse Op het moment dat ik dit stukje schrijf vriest het buiten dat het kraakt. Het is begin februari en Zeeland ligt onder een deken van sneeuw. Op een enkele plek wordt voorzichtig geschaatst. Sneeuw en ijs: het is allemaal water, en water staat in 2012 centraal. Het is het Zeeuws Jaar van het Water, een thema waar we vanuit de erfgoedsector veel over te melden hebben. Op de nieuwjaarskaart van de SCEZ stond het al: Zeeland zwemt in het erfgoed. Het is een knipoog naar het Goese Sas anno 1964, waar toen in het havenkanaal (uit 1810) en bij de sluis (uit 1892) volop werd gezwommen. Maritiem erfgoed is overal in de provincie te vinden. Het is erfgoed met een verhaal: de hoogaars waarmee werd gevist, het getijdehaventje waar de bieten werden geladen en gelost, het restant van een dijkversterking aangelegd met pure menskracht. Water in Zeeland betreft niet alleen het buitenwater maar ook het binnenwater, dat wordt nog wel eens vergeten. Een polder kon ook onder water komen te staan zonder dat daarvoor een dijk was doorgebroken. U leest er meer over elders in dit nummer. In 2012 wordt het provinciale cultuurbeleid voor de komende jaren (20132016) vastgesteld. Er is minder geld beschikbaar en er moeten keuzes worden gemaakt. Het is een gegeven dat tegelijkertijd inspireert tot nieuwe ideeën en samenwerkingsstructuren. In dat kader biedt de ontwikkeling van een Culturele Biografie van Zeeland een interessant perspectief. De Culturele Biografie gaat uit van het gegeven dat inwoners en bezoekers van Zeeland de cultuurhistorie willen ontdekken en beleven en daar ook wat voor over hebben. Kennis- en informatieoverdracht, behoud door ontwikkeling, cultuurparticipatie, cultuurtoerisme, sociale cohesie en economische versterking gaan in dat geval hand in hand. Met de Culturele Biografie wordt erfgoed in de meest brede zin in een ruimtelijke context geplaatst, met plekken en locaties als herkenbare en betekenisvolle ankerplaatsen. De Culturele Biografie versterkt daarmee de voor Zeeland zo kenmerkende samenhang van landschap, natuur en erfgoed en stimuleert de verdere samenwerking en afstemming tussen de vele organisaties die op deze terreinen actief zijn. Een Plan van Aanpak onder de titel Zeeuwse Ankers is inmiddels gereed en de eerste stappen zijn gezet. Waar we dit jaar zeker ook de nodige aandacht aan zullen besteden is het immateriële erfgoed: de gebruiken, rituelen en tradities. Op 21 april wordt hierover door de SCEZ een conferentie gehouden. U bent van harte welkom. Ondertussen geef ik u alvast een vraag mee: welke Zeeuws tradities vindt u eigenlijk belangrijk (en verdienen een plekje op de Werelderfgoedlijst)? Wim Scholten, directeur
Bij de omslag Zeeland telde ooit, op de wisselende grens van water en land, ettelijke tijhavens. Bij hoogwater voeren de schepen zo’n haven binnen, om daarna bij laagwater droog te vallen. Na te hebben geladen of gelost konden de schepen bij opkomend tij vervolgens uitvaren. Vanaf 1850 kenden veel tijhaventjes een (korte) bloeiperiode dankzij de teelt en het transport van suikerbieten. Door verzanding, aanslibbing en voortgaande bedijking raakten veel haventjes vroeger of later in onbruik. Het enkele malen verplaatste haventje van Nieuw-Namen kwam uiteindelijk te liggen in Emmadorp, in het tegenwoordige Verdronken Land van Saaftinge. Twee scheepswrakken, een sluisje en de vroegere havenmeesterswoning vormden lang de laatste sporen. Dijkverzwaring heeft inmiddels ook die laatste sporen uitgewist. (foto R.H.G. Kleingeld (DIHO); bron: Zeeuws Archief, Archief NIOO)
Een paar paaltjes in de inlaag 2005 bij Ellewoutsdijk. Je zou er zomaar aan voorbijlopen. Ongeveer 1.900 jaar geleden staat hier een boerderij. Mensen, geiten en schapen leven er onder één dak. Een dak dat deels wordt gedragen door palen van zo’n 3.500 jaar oud, afkomstig van een prehistorisch moerasbos zes kilometer verder. Dat is een heel gesjouw geweest. Een dalende bodem maakt dat de bewoners midden tweede eeuw vertrekken. De zee krijgt vrij spel. Pas aan het einde van de tiende eeuw ontstaat weer bewoning. De vliedberg vlakbij, de Coudorpse berg, is er het bewijs van. Het dorp Coudorpe is al lang verdwenen. De kerk is gesloopt in het midden van de zestiende eeuw. Een paar paaltjes in een inlaag, maar wel een boeiend verhaal en een betekenisvolle plek.
Archeologisch Nieuws
Archeologie
Onderzoek Romeins Aardenburg
De verdedigingswerken belicht Werd in de vorige aflevering van deze reeks in Zeeuws Erfgoed het Romeinse badgebouw van Aardenburg besproken, op moment van schrijven wordt de laatste hand gelegd aan de beschrijving van de andere gebouwen van de Romeinse nederzetting, waaronder de verdedigingswerken. De kern van de nederzetting bevond zich rond de huidige Sint-Baafskerk en bestond uit een stenen hoofdgebouw en andere gebouwen van hout/leem. Deze kern werd beschermd door een verdedigingsmuur met een vierhoekig grondplan van 150 bij 240 meter, waarvan het zuidwestelijk deel in 1975/1976 en 1979 is opgegraven. De vesting bevatte ter verdediging aan de lange zijden en op de hoeken ronde torens met een diameter van circa 8 meter, die in het muurwerk waren opgenomen. Het geheel was omsloten met een V-vormige, circa 6 meter brede spitsgracht met een steile oever aan de buitenzijde en een minder steile oever aan de binnenzijde (type Fossa Punica). Poortgebouwen in het midden van elke zijden van de vesting boden toegang tot het binnenterrein.
De vesting was opgetrokken uit met mortel vastgezette, vierkant gekapte blokken van zogenaamde Doornikse kalksteen: een harde, grijze steensoort uit de regio van Doornik. Van de muur resteerden bij de opgravingen - op enkele uitzonderingen na - nog slechts de uitbraaksporen. In de middeleeuwen werden Romeinse stenen gebouwen namelijk gesloopt om het bouwmateriaal opnieuw te
kunnen gebruiken. Daarom is in de zandige ondergrond alleen nog maar een spoor van de oorspronkelijke muur zichtbaar, opgevuld met klei en puin. Deze sporen zijn over een lengte van 125 meter in kaart gebracht, vanaf de zuidwestelijke hoek van de ommuring tot aan het westelijke poortgebouw.
De sporen van het poortgebouw, blootgelegd bij de opgravingen in 1976 ter hoogte van de Burchtstraat. Tegenwoordig is ter plaatse een reconstructie te bezichtigen. Het poortgebouw is een bijzonder interessante constructie, bestaande uit twee ronde torens aan weerszijden van een rechthoekige doorgang. Uit de grote hoeveelheden puin die ter plaatse zijn aangetroffen blijkt dat de torens uit de gebruikelijke kalksteen waren opgetrokken, maar dat de constructie daartussen van tufsteen was gebouwd. Waarschijnlijk is voor deze steensoort gekozen vanwege zijn goede bewerkbaarheid, zodat een gewelfde doorgang kon worden gemaakt. Dit deel van de poort was - net als het badgebouw gefundeerd op houten paaltjes, hetgeen aangeeft dat het een zeer zware constructie was. De feitelijke doorgang bestond vermoedelijk uit een hek of deur. De vele dakpanresten die hier zijn gevonden geven aan dat het gebouw een pannendak moet hebben gehad.
3Op één plaats in de uitbraaksporen resteerde nog een omgevallen deel van de muur van de Romeinse vesting van Aardenburg.
Vanaf het hoofdgebouw op het binnenterrein liep een weg in westelijke richting via het poortgebouw de vesting uit, waarvoor over de spitsgracht een brug was aangelegd. Resten van deze weg zijn verder naar het westen bij recente opgravingen (2008) aangetroffen.
Maatschappelijke stage in het archeologisch depot Elke woensdagmiddag zijn Deandra de Looff en Dieuwertje Roelse te vinden in het archeologisch depot van de SCEZ. De meisjes, allebei vijftien, liepen er eerst hun maatschappelijke stage van 32 uur. Deandra en Dieuwertje: “We zijn allebei heel erg geïnteresseerd in archeologie en willen het ook allebei gaan studeren. We zijn hier dankzij onze lerares Grieks, Antoinette van Duijn, ingerold. Elke week weer is het heel erg leuk om te doen, op de foto zijn we bezig met het noteren van de etiketten van de dozen die missen in de depots. Het is alsof je in een museum aan het werken bent, maar dan beter en veel leuker! Voorlopig gaan we zeker met heel veel plezier verder met het werk hier.”
Zeeuws Erfgoed
Dieuwertje Roelse en Deandra de Looff.
3 maart 2012/01 • A
RCHEOLOGIE
Onderzoek en meldingen Vondstmeldingen en archeologisch spreekuur Melding van archeologische vondsten dient te geschieden bij de SCEZ. Het materiaal wordt wanneer nodig geregistreerd en gedocumenteerd, maar blijft altijd in het bezit van de melder, tenzij deze het zelf wil afstaan. Uw melding van vondst(en) of waarneming(en) kan ook schriftelijk of telefonisch geschieden bij: SCEZ Postbus 49 4330 AA Middelburg T 0118-670870 E
[email protected] Daarnaast houdt de SCEZ op elke eerste dinsdagmiddag van de maand een archeologisch spreekuur. U kunt het spreekuur in locatie De Burg Groenmarkt 13 te Middelburg bezoeken om voorwerpen te laten determineren (geldwaarde wordt niet getaxeerd), vondstmeldingen te doen, of allerlei vragen op het gebied van de Zeeuwse archeologie voor te leggen.
Afsluiting veldwerk nieuwe haven Hulst Begin oktober is het archeologisch veldwerk in de nieuwe haven van Hulst feestelijk afgesloten. Arcadis en Artefact zijn met hulp van de Werkgroep Archeologie Hulst begonen aan de evaluatie van het onderzoek in de Nieuwe Bierkaai Hulst (haven, deelgebied 2). Behalve de resten van de haven, compleet met bruggen, kademuren, scheepsresten en aanpalende huizen is ook een enorme hoeveelheid vondsten opgegraven. Naast het gebruikelijke aardewerk, leer en bot zijn ook veel metaalvondsten aangetroffen, zoals munten, muntgewichten, enkele pelgrimsinsignes, kogels, mortieren, delen van geschut,
stukken van (Spaanse en Staatse) helmen en andere wapenuitrustingen, maar ook een grote hoeveelheid metalen kookgerei, hang- en sluitwerk, gereedschap enzovoort. De meest aansprekende vondst is een fraaie tweekoppige gekroonde adelaar (het stadswapen van Hulst en het wapen van Maximiliaan van Oostenrijk), die mogelijk onderdeel was van een schild of een standaard. Op basis van het selectievoorstel zal, gezien de enorme hoeveelheid vondsten en het beperkte nog beschikbare budget voor de analyses, slechts een deel van de vondsten regulier uitgewerkt en gerapporteerd kunnen worden.
Proefsleuvenonderzoek ’s-Gravenhofplein, Hulst Tussen 15 en 19 december heeft Grontmij in samenwerking met Artefact een driedaags proefsleuvenonderzoek uitgevoerd op het ’s-Gravenhofplein in Hulst (Nieuwe Bierkaai, deelgebied 7). Op basis van historisch onderzoek werden ter plaatse resten van middeleeuwse bebouwing, zoutraffinage en het Minnebroedersklooster uit het einde van de vijftiende tot de zeventiende eeuw verwacht, alsook resten van het latere weeshuis.
In de jaren zeventig zouden delen van de fundering van de kloosterkerk, het pandhof en begravingen tijdens de sanering van de voormalige brouwerij met de bulldozer zijn verwijderd. Het veldonderzoek bevestigt dat funderingen van de westmuur van de kerk merendeels zijn uitgebroken. Het noordwestelijke deel van de kerkfunderingen is beter bewaard gebleven. Daar zijn ook enkele begravingen teruggevonden.
Onderzoek Staats-Spaanse Linies Retranchement In het kader van het Interreg IV-A-project Forten en Linies in Grensbreed Perspectief (Staats-Spaanse Linies) is in opdracht van de Provincie Zeeland een viertal onderzoeken uitgevoerd. In Retranchement vond een opgraving plaats op de locatie van de vermeende Slikpoort. Op basis van het eerder uitgevoerde geofysisch onderzoek werden resten van een poortgebouw verwacht. Ter plekke is echter slechts een bakstenen stookplaatsje gevonden. Op basis van de opgravingsgegevens en analyse van oude kaarten luidt de conclusie dat er nooit een poortgebouw heeft gestaan, maar dat er (in een latere fase van het fort) slechts een eenvoudige doorgang in de vestingwal was.
Draaibrug Door Archeologisch Adviesbureau RAAP is voorts een geofysisch onderzoek uitgevoerd bij Draaibrug, een buurtschap bij Aardenburg. Op basis van een bureauonderzoek, veldkartering en enkele boringen uitgevoerd door ArcheoMedia in 2007, verwachtte men hier restanten van de voormalige Bordeelschans. In 2010 voerde het ADC ter plaatse een booronderzoek uit. De conclusie luidde dat restanten van de Bordeelschans zich elders moesten bevinden. Het geofysisch onderzoek, dat bestond uit weerstandsmetingen en grondradaronderzoek met controleboringen, leverde evenwel op de locatie een schitterende plattegrond op van de schans. Ter plaatse zal door middel van een grondlichaam de ligging van het vestingwerk worden aangeduid.
Westelijk Staats-Vlaanderen met diverse forten en schansen behorend tot de Staats-Spaanse Linies; fragment van een kaart van Zeeland uit 1630.
Onderzoek op de Bordeelschans bij Aardenburg-Draaibrug (RAAP).
De eerstvolgende archeologische spreekuren vinden plaats op de dinsdagmiddagen 6 maart, 3 april, 1 mei en 5 juni van 15.30 tot 16.30 uur. Dank voor uw medewerking!
Zeeuws Erfgoed
4 maart 2012/01 • A
RCHEOLOGIE
Philippine In de vestingstad Philippine is in oktober een bodemsanering uitgevoerd en zijn de resten van de Stenen Beer voor een deel ontgraven. De werkzaamheden aan dit achttiende-eeuwse waterstaatkundige vestingwerk zijn archeologisch begeleid. De Stenen Beer wordt gerestaureerd en toegankelijk gemaakt voor het publiek. Passageulelinie De SCEZ adviseerde de Provincie Zeeland ook bij de opdrachtverstrekking voor onderzoek op twee locaties in de Passageulelinie bij IJzendijke. De firma MUG ingenieursbureau uit Leek voerde een bureauonderzoek uit voor Batterij De Keijzer en de redoute Schaapstelle. Voor de resten van de batterij komen meerdere locaties in aanmerking. De redoute Schaapstelle wordt op één kaart (Hattinga 1746) aan de buitenzijde van de dijk afgebeeld, op twee andere aan de binnenzijde (Wiltschut 1738 en Hattinga 1750). Op de buitendijkse locatie is een geofysisch onderzoek uitgevoerd door de firma Medusa Explorations uit Groningen.
Een deel van de Linie van Communicatie tussen Hulst en Sas van Gent: de forten Ferdinandus, Miseri, Sint-Anna en Nassau. Abdsdale In de historische vestingatlas van Zeeland is ter hoogte van een nieuwe rotonde bij Absdale het voormalige fort Sint-Anna gepositioneerd. Op deze locatie vinden in de toekomst graafwerkzaamheden plaats voor de N290. Een nauwkeurige projectie van een kaart van Visscher-Roman uit 1655 op de huidige topografische ondergrond, uitgevoerd door de firma Histomaps uit Hansweert, toont echter dat resten van dit fort langs de Plattendijk moet worden gezocht. Op die locatie zijn op het Actuele Hoogtebestand Nederland opvallende terreinverhogingen zichtbaar. Het fort Miseri kan op basis van de nieuwe projectie in het gehucht Absdale gezocht worden, ten zuiden van de provinciale weg.
ZEEUWS-VLAANDEREN Een prehistorische tranchetbijl uit Othene In het najaar van 2011 meldde de heer Richard Lensen uit Zaamslag de vondst van een stuk vuursteen bij de SCEZ. Het voorwerp had hij in mei gevonden langs een van de nieuw gegraven waterpartijen in de Koninginnepage, een nieuwe straat in de nieuwbouwwijk Othene-Zuid te Terneuzen. Aanvankelijk leek het een natuurlijk stuk vuursteen te zijn, maar bij nadere bestudering en determinatie door vuursteenspecialisten van de Universiteit Leiden bleek het te gaan om een prehistorische bijl en wel een kernbijl uit de midden-steentijd (mesolithicum, circa 8800-5000 voor Christus). Het brok vuursteen was eerst ruw voorbewerkt tot een kernsteen en vervolgens is er op dusdanige manier een stuk afgeslagen (met een zogenaamde tranchetslag) dat er een snededeel ontstond. Op deze manier kon het stuk als bijl worden gebruikt. Het is de eerste keer dat een dergelijke bijl in Zeeland is gevonden. Er zijn op de pleistocene dekzandgronden op meerdere plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen diverse vuurstenen voorwerpjes uit dezelfde tijd aangetroffen - bijvoorbeeld te Aardenburg, Sint-Kruis, Nieuw-Namen, Axel en het Verdronken Land van Saeftinghe - maar dat zijn in de meeste gevallen kleine pijlpunten, mesjes en schrabbertjes, die in kampementen van rondtrekkende jagers en verzamelaars in gebruik zijn geweest. Vermoedelijk is met het graven van de waterpartij te Othene-Zuid de top van het dekzand, die zich op ongeveer drie meter beneden het maaiveld bevindt, aangesneden en is de bijl mee omhoog gekomen.
De mesolitische tranchetbijl uit Othene. Het voorwerp is 8,0 centimeter lang, 4,7 centimeter breed en heeft een doorsnede van 3,0 centimeter. Het bestaat uit grijze vuursteen en heeft aan een zijkant nog een restant van de buitenkant of korst (cortex) van de oorspronkelijke vuursteenknol. Of het een geïsoleerde vondst betreft of dat deze afkomstig is uit een kampement is nog niet bekend. Wat de prehistorische mens ermee heeft gedaan is evenmin duidelijk, maar te denken valt aan het afhakken van boomtakken. Al eerder zijn tijdens booronderzoek in het kader van de aanleg van de rondweg Zaamslag houtskoolfragmenten aangetroffen, afkomstig uit de top van het pleistocene dekzand. Houtskoolfragmenten kunnen wijzen op stookplaatsen in prehistorische kampementen. De bijl wordt momenteel tentoongesteld in het Schelpenmuseum te Zaamslag in een kleine expositie die gewijd is aan de prehistorie van de regio Terneuzen.
Een (tweede) vuurboet in Saeftinghe? Op 12 januari 2012 verrichtte de SCEZ archeologische waarnemingen en boringen op de slikken in het Verdronken Land van Saeftinghe. Aanleiding hiertoe waren vondstmeldingen door de heren R. Bleijenberg en M. Buise van een cirkelvormige bakstenen structuur, die na erosie van het slib in december vorig jaar is blootgespoeld. De structuur, die was gefundeerd op een kleiige ondergrond, bleek een geïsoleerd spoor te zijn met in de omgeving regelmatig aardewerkscherven uit voornamelijk de late middeleeuwen en botmateriaal van onder meer rund en varken. De blootgespoelde structuur bestaat uit nog minimaal vier steenrijen met versnijdingen naar buiten en is ongeveer 3,5 meter in diameter. De bakstenen zijn laatmiddeleeuwse kloostermoppen met een lengte van tussen de 25 en 30 centimeter. Mogelijk gaat het hier om hergebruikt materiaal; er zijn veel fragmenten bij. Volgens de vondstmelders kan de aangetroffen structuur wellicht een zogenaamde vuurboet zijn geweest, waarop een vuur werd gestookt. Deze vuurboeten dienden als kustvuur of baken voor de scheepvaart. In de directe omgeving is er in december 2009 na erosie van het schor en het slik ook al een ontdekt. Rondom de in 2009 ontdekte vuurboet liggen momenteel veel verspoelde baksteenresten in driehoekvorm. De daar aangetroffen bakstenen zien er jonger uit dan die van de pas ontdekte vuurboet. De afstand tussen de twee vindplaatsen bedraagt naar schatting honderd meter. De blootgekomen bakstenen structuur te Saeftinghe, mogelijk behorend tot een vuurboet (foto Marc Buise resp. Clem Reel).
Zeeuws Erfgoed
5 maart 2012/01 • A
RCHEOLOGIE
WALCHEREN Restauratiewerken Fort Rammekens Dit voorjaar beginnen grootscheepse restauratiewerken bij Fort Rammekens in Ritthem. Onder coördinatie van Staatsbosbeheer slaan diverse onderzoeksdisciplines de handen ineen om de werken tot een goed einde te brengen. Naast uitgebreid milieuonderzoek worden de werken ook begeleid door een intensief bouwhistorisch onderzoek. De Walcherse Archeologische Dienst neemt het archeologisch onderzoek op zich. Fort Rammekens of Zeeburg is in 1547 gebouwd in opdracht van landvoogdes Maria van Hongarije om de scheepvaatroutes naar Middelburg en Antwerpen te controleren; het is het oudste nog bestaande zeefort van West-Europa. De rede voor het fort was een belangrijke ankerplaats voor de schepen van de in 1602 opgerichte Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Op het einde van de achttiende eeuw werd Rammekens ingericht als hospitaal. In de Franse tijd (1795-1813) moderniseerde men het fort nog op grote schaal, maar in 1867 verloor het definitief zijn functie. Vandaag de dag is Fort Rammekens een prachtige, tot de verbeelding sprekende plek met uniek natuurschoon en een boeiend verleden dat jaarlijks talrijke toeristen weet te lokken.
‘Rammekens oft Zee Burg’; kaart door Joan Blaeu, 1649.
Opgraving voor het voetlicht Hof Ramsburg: een tipje van de sluier In de zomer van 2009 voerde de Walcherse Archeologische Dienst (WAD) aan de noordoostzijde van Middelburg, aan de Oude Veerseweg, een archeologische opgraving uit. Hier lag in de achttiende en negentiende eeuw het Hof Ramsburg. In de volgende editie van De Wete (april 2012) wordt in samenwerking met Martin van den Broeke een uitgebreid artikel aan dit onderzoek gewijd. Hier alvast een tipje van de sluier. De oudste tijdens het onderzoek gevonden sporen behoren tot middeleeuwse moernering; het grootste deel van het terrein is in deze periode afgegraven ten behoeve van de zoutwinning. De eerste bewoningssporen op het onderzoeksterrein zijn te koppelen aan het boerenbedrijf dat hier zeker vanaf het midden van de zeventiende eeuw gevestigd was. Op de kaart van Visscher-Roman (1655/56) staat op deze locatie een kleine boerderij met erf aangegeven. Het gaat om enkele greppels en sloten die een klein erf van circa 2.000 m2 afbakenen. Aan de noordwestelijke zijde vormde een soort ‘tuinmuur’ mogelijk de begrenzing. Binnen dit areaal zijn gefragmenteerde resten van minstens drie gebouwen gevonden, verspreid gelegen rond een erf. Van het Hof Ramsburg zelf konden, ten gevolge van de rigoureuze sloop in de negentiende eeuw, enkel de funderingsgreppels worden gedocumenteerd. Het opgetekende hoofdgebouw is bescheiden van omvang en opzet. Het betreft een rechthoekige structuur van circa 23,5 bij 10,5 meter. Aan de westelijke zijde van het hof bevond zich een half afgeronde verbreding naar het noordwesten toe. Aan de noordelijke zijde, waar de Oude Veerseweg ligt, moest een galerij met pilaren de status van het buiten extra benadrukken. Omvorming tot buitenplaats De meest opvallende vondst is een complex van drie kuilen waarin het volledige huisraad van een gegoede boerenfamilie uit het einde van de zeventiende tot het begin van de achttiende eeuw werd teruggevonden. Het aardewerken keuken- en tafelgerei, kleipijpmateriaal, glaswerk, metaal en dierlijk botafval geeft een prachtig beeld van het leven van deze familie in die periode. Het materiaal lijkt op één moment in de tijd integraal gedumpt te zijn. Op basis van de vondsten lijkt dat moment te dateren kort na 1715. Historisch onderzoek van Martin van den Broeke leert dat rond 1720 ene heer Balguerie het Hof Ramsburg betrekt en het omvormt tot buitenplaats. Werd er bij de aankoop of verkoop van de boerderij radicaal komaf gemaakt met de inboedel van de vorige bewoners?
Zeeuws Erfgoed
Een vergiet uit het ‘huisraad van een gegoede boerenfamilie’
Een ijzeren pan en pollepel in situ. Exotisch huisdier Eén opmerkelijke vondst uit deze bijzondere context kunnen we niet nalaten al even te vermelden. Tussen het dierlijke botmateriaal bevonden zich ook de resten van een cavia. Deze dieren werden vermoedelijk met Compagnieschepen meegevoerd uit Zuid-Amerika als curiosa. Het is de eerste maal dat dit dier in Nederland in een archeologische context uit deze vroege periode is gevonden. Bram Silkens, WAD
6 maart 2012/01 • A
RCHEOLOGIE
Zeeland zwemt in het erfgoed De Provincie Zeeland heeft 2012 uitgeroepen tot Zeeuws Jaar van het Water. Want water speelt een belangrijke rol in onze provincie. Het zorgt voor kennis, energie, recreatie, eten, werk en geld. Heel 2012 vinden er tal van wateractiviteiten plaats in Zeeland. Activiteiten die laten zien wat de combinatie zee en land ons gebracht heeft, wat we er anno nu aan kunnen beleven en welke stuwende kracht het water voor onze toekomst kan zijn. Ook verschillende erfgoedorganisaties laten zien hoe Zeeland door de loop der eeuwen leefde met het water en op welke wijze het water vandaag de dag nog steeds centraal staat. Een greep uit het aanbod: 4Op Walcheren organiseert het Polderhuis Westkapelle, Dijk- en Oorlogsmuseum, het hele jaar door tentoonstellingen, themadagen en strandactiviteiten. De actuele tentoonstelling is ‘Water over dek en luiken’ met schilderijen van Bram Dingemanse. www.polderhuiswestkapelle.nl; 4Op Schouwen-Duiveland organiseren het Watersnoodmuseum en Museum Goemanszorg meerdere tentoonstellingen. In Ouwerkerk is de actuele tentoonstelling ‘Before, During, After’ te zien met werk van twaalf fotografen uit Louisiana naar aanleiding van de orkaan Katrina en het hoge water als gevolg daarvan. www.watersnoodmuseum.nl;
4In Dreischor wordt 1.000 jaar relatie met het water in beeld gebracht. Water heeft het eiland (voorheen de eilanden) gevormd; men heeft eeuwenlang de kost verdiend met het zoute water en tegenwoordig ook met zoet water in de aquacultuur. www.goemanszorg.nl; 4Vanuit het Platform Maritiem Erfgoed Zeeland organiseren aangesloten organisaties diverse maritiem-historische evenementen. Zo organiseert de Stichting Behoud Hoogaars op zaterdag 21 juli de Van Loon Hardzeildag op de Rede van Veere, waaraan 45 historische schepen, plat- en rondbodems deelnemen. In 2012 is het de 20ste keer een eerbetoon aan de legendarische hardzeildag die Hendrik Willem van Loon in 1928 voor Arnemuidse vissers organiseerde. Om uit de saaiheid van het dagelijks bestaan te ontsnappen, probeerde Van Loon “weer eens wat leven in den garnalenketel te krijgen”. www.hoogaars.nl, www.scez.nl/maritiemerfgoed. In het Jaar van het Water zal blijken dat ‘Zeeland zwemt in het erfgoed’. Zeeuwse erfgoedorganisaties die een bijdrage willen leveren aan dit themajaar met een tentoonstelling, lezing, excursie of evenement, kunnen dit aanmelden via
[email protected] en
[email protected].
www.jaarvanhetwater.nl
Cultuurhistorie
Het (vaak) vergeten water
Het Zeeuwse Jaar van het (buiten- én binnen-) Water Het is me meer dan eens overkomen bij het houden van een lezing voor een gehoor van niet-Zeeuwen, wanneer een foto wordt getoond van een boerderij die rondom in het water ligt. Bij de toehoorders roept dat beeld herkenning op. Ze kennen hun geschiedenis en menen dus zeker te weten: dat is Zeeland na de Februariramp van 1953. Fout. Een enkeling heeft ‘doorgeleerd’ en probeert het opnieuw: dan moet het Walcheren zijn, in de winter van 1944-1945, tijdens de gruwelijke oorlogsinundatie. Helaas, weer mis. De foto betreft wél Walcheren, maar onder omstandigheden die tot 1930 heel normaal waren en vrijwel jaarlijks terugkeerden. De lage poelgebieden stonden van het vroege najaar tot soms ver in het voorjaar onder water; onder ‘landwater’ zoals de bronnen het noemen: overtollig hemelwater dat geen kant opkon. De zeer gebrekkige afwatering vormde een al eeuwenlang spelend probleem dat als het ware zat ingebakken in de natuurlijke opbouw van het eiland.
Zeker niet alleen op Walcheren zuchtte men onder deze last die vooral de landbouwkundige mogelijkheden beperkte, maar ook het verkeer hinderde. Andere delen van de provincie met een vergelijkbare opbouw hadden er hun eigen deel aan. Interessant in dit opzicht is de Atlas van de provincie Zeeland die schoolopziener C.J. Pické en gedeputeerde T.A. Lambrechtsen in 1877 deden verschijnen. Die duidt onder meer de lage streken aan “die bij eenigszins hoogen waterstand in den polder onder water” staan. Dat zijn enorme oppervlakten, variërend van delen van Tholen tot de Grote Putting bij Hengstdijk, en van het lage midden van Schouwen tot aanzienlijke delen van Zuid-Beveland. Pas na de nodige maatregelen kwam vroeger of later een einde aan deze onhoudbare situatie. Al vroeg zette men - aanvankelijk met wisselend succes - op Tholen en Schouwen windmolens en later ook stoomgemalen in; heel laat was men op Walcheren in 1930 met het elektrische gemaal Boreel. Zeeuwse polders konden dus ook onder water staan zonder dat daarvoor dijken waren doorgebroken. De buiten Zeeland gesignaleerde verwarring daarover is eigenlijk heel begrijpelijk, want ook de Zeeuwen zelf lijken deze vorm van wateroverlast te zijn vergeten. Die was voor de bewoners even vanzelfsprekend als de loop van de seizoenen, werd gelaten ondergaan en lijkt uit het collectieve geheugen te zijn gewist. De problemen moesten wel heel hoog oplopen, wilden ze in ruime kring aandacht trekken en dus in de bronnen doorklinken. De meeste belangstelling ging en gaat uit naar de heroïsche, tot de verbeelding sprekende en geld verslindende strijd tegen de ‘echte’ erfvijand van de Zeeuwen: het buitenwater. Naar de strijd op leven en dood die ook vandaag nog altijd permanente waakzaamheid vereist. Naar grote prestaties zoals de Westkappelse Zeedijk, de sluiting van het dijkgat bij Ouwerkerk en de bouw van de Stormvloedkering Oosterschelde.
Rondom in het water gelegen boerderij op Walcheren (omgeving Hoogelande, winter 1915/1916): een vertrouwd beeld tot 1930, toen elektrische bemaling een einde maakte aan de periodieke overlast van (binnen)water (bron: Zeeuws Archief, Collectie De Bruyne, inv. nr. 134/119).
Zeeuws Erfgoed
Op 6 januari is een nieuw Zeeuws themajaar officieel van start gegaan: het Jaar van het Water. En het moet gezegd: een Zeeuwser en tegelijk veelzijdiger onderwerp is nauwelijks te bedenken. Ook vanuit de erfgoedsector worden bijdragen aan het themajaar geleverd.
7 maart 2012/01 • J
AARTHEMA
| CULTUURHISTORIE
4
Kaartfragment uit de ‘Atlas van de provincie Zeeland’ uit 1877. Met de horizontale arcering worden delen van Zuid-Beveland aangeduid die regelmatig onder (binnen)water staan (bron: Zeeuws Archief, KZGW, Zel. Ill. I, inv. nr. 157-4). Het zou goed zijn om bij alle aspecten van het thema water, het binnen- of landwater niet te vergeten. Dat zou namelijk geen recht doen aan de geschiedenis van onze provincie en aan alle erfgoed dat deze geschiedenis opleverde. Zo zou bijvoorbeeld niet vergeten mogen worden dat de eerste waterschappen, al in de twaalfde eeuw, ontstonden om in gezamenlijkheid het binnenwater te reguleren en nog niet zozeer om het buitenwater te keren. Laten we dus ook niet vergeten dat de meeste Zeeuwse watergangen allesbehalve oernatuur zijn, maar moeizaam met de hand werden gegraven om het overtollige binnenwater af te voeren. Vandaag zijn ze dus óók erfgoed, zoals ook oude duikers en gemalen en uitwateringssluizen dat zijn. Mocht dit aspect van onze geschiedenis tot voor kort al zijn verwaarloosd, de recente geschiedenis en toekomstvoorspellingen plaatsten het inmiddels hoger dan ooit op de agenda. Klimaatveranderingen maken het binnenwater vandaag weer actueel. Het KNMI constateerde onlangs op
basis van alle dagelijkse neerslagwaarnemingen sinds 1850 dat de hoeveelheid neerslag in ons land met 10 tot 35% is toegenomen. En dat in de laatste vijftig jaar de (zomerse) toename vooral merkbaar was in de kustregio’s. Twee recente voorbeelden: op 21 december van het vorig jaar tapte Biervliet de meeste regen af van heel Nederland; het betekende overuren voor het gemaal Othene bij Terneuzen. In Friesland moest op 2 januari zelfs werelderfgoed worden ingezet om de wateroverlast dáár te beteugelen: het Ir. D.F. Wouda(stoom)gemaal bij Lemmer was even weer onmisbaar. Meer waterberging is dus noodzakelijk. Met het oog daarop werden en worden tal van Zeeuwse waterlopen verbreed en van natuurvriendelijke oevers voorzien. In plaats van oernatuur zou je ze vandaag dus beter als levend erfgoed kunnen betitelen. Zeeland en het water: dat moet een verhaal opleveren met meer dan één rode draad en met een open einde. Aad de Klerk, adviseur cultuurhistorie en landschap
Geslaagde cursus over groene geschiedenis afgerond Eind 2011 namen tien gemotiveerde cursisten deel aan de cursus ‘Grepen uit de groene geschiedenis van Walcheren’. Het was een vervolg op de cursus van een jaar tevoren. En ook nu was het weer een geslaagde vorm van samenwerking tussen de Zeeuwse Volksuniversiteit, Staatsbosbeheer en de SCEZ. Tijdens drie cursusavonden in SCEZ-locatie De Burg werden onderwerpen op het grensgebied van geschiedenis en ecologie behandeld. Wilbert Weber en Peter Maas belichtten ieder een aspect van Fort Rammekens; Robert Wielemaker nam de boerenerven en hun beplanting voor zijn rekening; en Aad de Klerk beschreef de historische omgang met het Walcherse binnenwater. In aansluiting op deze avond volgde een boeiende excursie onder leiding van Wouter Quist, aquatisch ecoloog bij het waterschap Scheldestromen. Helaas moest Chiel Jacobusse verstek laten gaan. In zijn plaats bood Peter Blom op het Zeeuws Archief inzicht in de rijke en gevarieerde bronnen die zich lenen voor nader onderzoek van deze en vele andere thema’s uit de groene geschiedenis, want te onderzoeken valt er nog genoeg!
Zeeuws Erfgoed
8 maart 2012/01 • C
Deskundige uitleg bij een watergang met milieuvriendelijke oever in het hart van Walcheren.
ULTUURHISTORIE
Zeeuwse musea houden stand in turbulent jaar “Bezuinigingen: de rek is er uit”. Dat was de belangrijkste boodschap van de Nederlandse Museumvereniging bij haar nieuwjaarsreceptie, begin januari in Delft. Het jaar 2011 was door alle bezuinigingen een turbulent jaar, ook voor veel Zeeuwse musea. Afgelopen jaar bezochten 461.442 bezoekers een museum in Zeeland, zo bleek uit een inventarisatie van de SCEZ, begin 2012. De 41 musea die aan de inventarisatie deelnamen, konden daarmee helaas het record uit 2010 niet overtreffen. Zij trokken in 2011 gemiddeld 3% minder bezoekers dan in het topjaar 2010. Deze daling is deels te wijten aan het feit dat een aantal musea in Zeeland in 2011 tijdelijk gesloten waren. De echte uitschieter is, ook weer in 2011, het Watersnoodmuseum met 60.080 bezoekers. Het Watersnoodmuseum wordt gevolgd door het Spoorwegmuseum Stoomtrein Goes-Borsele dat 2011 afsloot met ongeveer 42.500 bezoekers. Voor beide musea is dit een kleine daling ten opzichte van de groei in de voorgaande jaren. De vanouds grootste musea in Zeeland, het Zeeuws Museum en Zeeuws maritiem muZEEum, sloten 2011 beide af met ruim 36.000 bezoekers. Ook dat betekent een kleine daling van gemiddeld 5% ten opzichte van het jaar daarvoor. De Top 5 in Zeeland wordt voltooid door Terra Maris met ruim 34.000 bezoekers, voor dit museum een winst van 10%. Terra Maris zet daarmee de stijgende lijn van de afgelopen twee jaar door. Een van de redenen hiervoor is de grote belangstelling voor het nieuwe Mottekasteel in de landschapstuin en het daarbij georganiseerde middeleeuws festijn. Speciale vermelding verdienen het Polderhuis Westkapelle met bijna 30.000 bezoekers, het door bezuinigingen geplaagde Historisch Museum De Bevelanden met meer dan 27.000 bezoekers (een stijging van 30%) en Bevrijdingsmuseum Zeeland met ruim 22.000 bezoekers (een stijging van 22,5%). De stijging van Historisch Museum De Bevelanden komt door de landelijke belangstelling voor de wisselexpositie ‘Kantje Boord’, waar veel publiek van buiten Zeeland voor naar Goes trok. Landelijke vergelijking Op 21 december publiceerde de Nederlandse Museumvereniging een overzicht van de bezoekcijfers bij de 55 grootste musea in Nederland.
Zeeuws Erfgoed
Musea
Daaruit bleek dat landelijk de bezoekersaantallen met ruim 1 miljoen zijn gestegen. Er zijn het afgelopen jaar zeker 18 miljoen bezoeken geteld, tegenover krap 16,9 miljoen het jaar daarvoor. De Nederlandse Museumvereniging geeft aan dat de stijging vooral te danken is aan de heropening van diverse musea, zoals Het Scheepvaartmuseum en de tijdelijke heropening van het Stedelijk Museum, beide in Amsterdam. Dit landelijke beeld stemt niet overeen met Zeeland. Hier zijn juist enkele musea gesloten wegens verbouwing/herinrichting (Stadhuismuseum Zierikzee), verhuizing (Schoolmuseum Schooltijd) of restauratie (OosterscheldeMuseum). Zeeland kende afgelopen jaar geen heropeningen van musea. Die staan voor 2012 en 2013 wel weer in de planning. Criteria voor bezoekcijfers Maar wat is nou veel of weinig? Hoe moet je de bezoekcijfers beoordelen? Het gemiddelde van de eerste 10 musea uit de inventarisatie van 2011 is ongeveer 35.000 bezoekers. Voor een plaatselijk museum is dit een goede score, voor een groter provinciaal museum niet veel. Dit heeft uiteraard weer alles te maken met de omvang van de collectie, het tentoonstellingsoppervlak en de beschikbare middelen voor promotie. De totale bevolking van Zeeland is beperkt en in dat opzicht zijn de bezoekersaantallen niet te vergelijken met de Randstad. Daartegenover staat een omvangrijk aantal toeristen die potentiële bezoekers van musea zijn. Het is belangrijk om aansluiting te vinden bij deze aanzienlijke toeristenstroom in Zeeland. Voor musea uit Middelburg, Vlissingen, Goes en Zierikzee geldt in het bijzonder een aandeel in het dagtoerisme. In ieder geval ligt hier nog wel een uitdaging voor een groot aantal Zeeuwse musea. Toch mogen de musea ook niet hun ‘vaste’ publiek vergeten. Een groeiend deel van het museumbezoek komt op het conto van de Museumkaart. En ook in 2011 nam het aantal Museumkaarthouders weer toe. Gemiddeld bezoeken Museumkaarthouders iets meer dan vijf keer per jaar een museum. Zij letten vooral op de positionering, programmering, publieksbenadering en presentatiewijze van de musea. Zoals altijd blijkt ook hier dat het niet alleen om de kwantiteit, maar vooral ook om de kwaliteit gaat. Documentatietafel in het Watersnoodmuseum (foto Ben Seelt, bron: laatzeelandzien.nl).
9 maart 2012/01 • M
USEA
Afronding Zeeuws project op 23 april
Museaal erfgoed inzichtelijk Als een van de uitwerkingen van het provinciaal museumbeleid 2007-2012, Investeren in Zeeuwse musea, een duurzame kwestie, vroeg de Provincie Zeeland in 2006 aan de SCEZ om de museale Collectie Zeeland verder zichtbaar te maken. Het belangrijkste instrument daarvoor werd het project ‘Erfgoed Inzichtelijk - collectieregistratie in Zeeuwse musea’.
Omslag van projectplan ‘Erfgoed Inzichtelijk’.
Vanaf 2007 hebben niet alleen projectmedewerkers van de SCEZ, maar vooral ook vele tientallen vrijwilligers in de Zeeuwse musea aan dit project gewerkt. Ruim 100.000 voorwerpen zijn door hun handen gegaan voor registratie en digitalisering. De schatten uit de depots en bijbehorende
Zeeuwse schatten online.
Registratiegroep Streekmuseum De Meestoof (v.l.n.r.): Truus, Annemiek, Olga en Marja.
Zeeuws Erfgoed
10 maart 2012/01 • M
USEA
verhalen zijn hierdoor toegankelijk geworden voor het publiek. Het project ‘Erfgoed Inzichtelijk’ loopt langzaam maar zeker op z’n einde. De afgelopen vijf jaar zijn enorme stappen gemaakt. Voor dit project zijn bijna alle musea overgestapt op dezelfde registratiesoftware, waardoor onderlinge uitwisseling gemakkelijker is geworden. Veel kennis over de museumobjecten, aanwezig in de hoofden van conservatoren, is vastgelegd zodat het verhaal achter de voorwerpen niet verloren gaat. Zo’n 20.000 voorwerpen worden inmiddels online gepresenteerd via het webportaal geschiedeniszeeland.nl en komende maanden zal dit aantal nog sterk uitbreiden.
‘Erfgoed Inzichtelijk’ in cijfers 4 4 4 4
5 jaar looptijd 4 31 musea 9 projectmedewerkers 4 85 vrijwilligers 12 cursussen 4 125 cursisten 125.000 voorwerpen, waarvan inmiddels 110.000 geregistreerd, 75.000 gefotografeerd en 20.000 online.
De projectmedewerkers van de SCEZ hebben de museumvrijwilligers extra ondersteund bij de registratiewerkzaamheden op de werkvloer; het invoeren en verwerken van registratiegegevens. Het doel was zo veel mogelijk collectiestukken vast te leggen en de vrijwilligers ‘op weg’ te helpen om hiermee zelfstandig verder te gaan. Het volgen van een cursus bleek
met de presentatie van een boekje en een symposium met interessante sprekers.
in deze vaak niet genoeg om de vrijwilligers geheel ‘zelfredzaam’ te maken. De extra helpende hand voor registratie of invoer was zeer belangrijk om als constante factor de gang erin te houden. Nu de extra ondersteuning afloopt hebben de musea voldoende handvatten om autonoom door te gaan op de ingeslagen weg. Registratiewerk is namelijk nooit voltooid. Er komen nieuwe collectiestukken binnen, er worden voorwerpen verplaatst. De gegevens moeten altijd actueel blijven. Op maandag 23 april wordt het registratieproject ‘Erfgoed Inzichtelijk’ officieel voltooid
De Zeeuwse musea die hebben gewerkt aan het ontsluiten van de collectie worden hiermee bedankt. De behaalde resultaten zullen worden gepresenteerd, maar er zal zeker ook een blik op de toekomst zijn om de aanwezigen te inspireren en nieuwe kansen en mogelijkheden te laten zien. Voor de nabije toekomst betekent dat: 4finetunen: kwaliteit foto’s en beschrijving; van basisregistratie naar een mooi verhaal; 4duurzaamheid: de wijze van bewaren en ontsluiten voor toekomstige generaties; 4collectiemobiliteit: de Collectie Zeeland is immers ‘van ons allemaal’.
Museumvoorwerpen in de Zorg In de ouderenzorg wordt veel gewerkt met reminiscentieprojecten. Bepaalde herinneringen werken helend bij ouderen. Het cultureel erfgoed biedt goede mogelijkheden om hierop in te spelen. Het zien van een foto of het vasthouden van een gebruiksvoorwerp uit het verleden, het ruiken van een ‘ouderwetse’ geur of het horen van een verhaal in dialect kan allerlei associaties oproepen, die ouderen in een zorgstelling met elkaar in gesprek doen gaan. Voor de Zeeuwse musea liggen hier kansen voor verbreding van hun taak en hun maatschappelijk draagvlak. Een jaar geleden riep de SCEZ musea in Zeeland op om als ‘reminiscentieproject’ themakoffers samen te stellen, die kunnen worden gebruikt om herinneringen op te halen bij dementerende ouderen, of om programma’s voor deze doelgroep in het museum zelf te ontwikkelen. Hiertoe werd in maart 2011 een workshop georganiseerd, onder leiding van Karin van Leengoed, waar vertegenwoordigers van vijf musea aan deelnamen. Tijdens een terugkommiddag in december presenteerde een van de musea, De Schotse Huizen, het inmiddels ontwikkelde project in Zorgcentrum Nieuw-Sandenburgh in Veere. De inhoud van de koffer heeft twee thema’s: ‘Streekdracht’ en ‘Leven op de boerderij’. Die slaan erg aan bij de deelnemers. Zodra de koffer open gaat komen veel reacties los. Iedereen heeft bij alle voorwerpen wel eigen verhalen, of het nu gaat om een bakblik of een kledingstuk. Ook mensen die gewoonlijk niet veel zeggen, komen volop aan het woord. Koepelorganisatie Zorgstroom is erg enthousiast over dit museumaanbod. Museum De Schotse Huizen trekt komende tijd met de koffer langs verschillende groepen uit de dagzorg op Walcheren. Twee andere musea, het OosterscheldeMuseum uit Yerseke en Museum Goemanszorg uit Dreischor, zullen het project begin 2012 voltooien. Het is de bedoeling dat de gezamenlijke musea hun aanbod voor Zeeuwse zorginstellingen in 2012 actief gaan promoten. Een eerste stap daartoe wordt gezet tijdens de Kennis- en Informatiedag met als thema ‘Zorg ontmoet kunst en cultuur uit Zeeland’ die Scoop op 25 april in Woonzorgcentrum Ter Reede in Vlissingen belegt. De SCEZ ontwikkelt momenteel ook een vertelprogramma rondom streektalen uit Zeeland voor zorginstellingen. In een komend nummer van Zeeuws Erfgoed meer hierover.
Museumvrijwilliger Jan Louwerse toont het bakblik uit de Veerse themakoffer.
Ontdek de Zeeuwse musea via de QR-code In Zeeland zijn, naar verhouding, veel musea. Er is altijd wel een museum in de buurt. Voor wie bij een museum aankomt en buiten nog even wat informatie over het museum wil inwinnen, bieden de Zeeuwse musea u binnenkort een unieke service. Op alle museumgevels wordt een bordje met QR-code aangebracht. Door deze te scannen met uw smartphone komt u op de mobiele website ZeelandMuseumland.nl terecht. Hier vindt u de gewenste informatie. Mocht het betreffende museum nu net gesloten zijn, dan vindt u via de QR-code snel een museum in de buurt dat wel geopend is.
Zeeuws Erfgoed
11 maart 2012/01 • M
USEA
VOLKSCULTUUR NIEUWS
4 Ringrijden: Zeeuwse volkssport met een lange traditie.
Immaterieel erfgoed in Zeeland Begin 2012 ratificeert de Nederlandse regering het UNESCO Verdrag Immaterieel Erfgoed. Daarmee gaat ons land verplichtingen aan. Inventarisatie, documentatie en safeguarding van immaterieel erfgoed zullen het overheidsbeleid op dit terrein in de komende jaren bepalen. Komt Zeeuws immaterieel erfgoed straks ook op de Werelderfgoedlijst? Prijken ringrijden, krulbollen en de koenckelpotfanfare straks tussen de Spaanse flamenco, Portugese fado en het schaduwpoppenspel uit China? Bolus en babbelaar naast de Franse gastronomie?
stoeltjesrijden uit Wemeldinge, de koenckelpotfanfare uit Yerseke, het Cloveniersgilde in Scherpenisse. Ze behoren allemaal tot het rijke repertoire dat Zeeland kent. Worden Zeeuwse tradities nu Werelderfgoed? UNESCO is bij velen bekend van de Werelderfgoedlijsten. Ook voor het immaterieel erfgoed is er zo’n lijst. Op deze kleurrijke lijst staan bijvoorbeeld het carnaval in het Belgische Aalst, naaldkant uit het Franse Alençon en de Mongol Tuuli, een epische vertel- en muziektraditie uit Mongolië. Voor ernstig bedreigd erfgoed, dat urgent bescherming behoeft, is er een aparte lijst. Plaatsing op de Werelderfgoedlijst is een internationale erkenning van de uitzonderlijke betekenis van een traditie. Om op de internationale lijst te kunnen komen, moet een traditie eerst op de nationale lijst zijn geplaatst en vervolgens door de regering voor de internationale lijst worden voorgedragen. Nadat de staatssecretaris het UNESCO verdrag heeft ondertekend, zal er ook een nationale lijst voor immaterieel erfgoed komen. Op dit moment wordt daarvoor een procedure ontwikkeld. Verenigingen en organisaties die zich bezighouden met een vorm van immaterieel erfgoed kunnen straks een aanvraag doen voor plaatsing op deze lijst. De precieze voorwaarden zijn op dit moment nog niet bekend, maar nu al is duidelijk dat de betrokkenheid van de aanvragers belangrijk is om als nationaal erfgoed te worden erkend. Het erfgoed moet worden gedragen door de gemeenschap en de aanvragende vereniging of instelling moet zich willen inzetten om de traditie levend te houden.
Handboogschieten: levend erfgoed (foto’s Peter Verdurmen). Wat is immaterieel erfgoed? Sociale gebruiken, rituelen en feestelijke gebeurtenissen, verhaal- en verteltradities, volkskunst en traditionele ambachtelijke vaardigheden zijn allemaal immaterieel erfgoed. Dat is levend erfgoed. We dragen het van generatie op generatie over en geven het steeds opnieuw vorm door er nieuwe elementen aan toe te voegen en verouderde te laten verdwijnen. Immaterieel erfgoed draagt bij aan de kwaliteit van ons bestaan. We ontlenen er identiteit en een gevoel van continuïteit aan. Bovendien vergroten besef en waardering van het eigen erfgoed het respect voor dat van anderen. Sommige gebruiken delen we in heel Nederland, bijvoorbeeld het Sinterklaasfeest, Koninginnedag of de 1-aprilgrap. Ook delen we tradities rond de levensloop: van beschuit met muisjes bij de geboorte van een baby tot het verzorgen van graven door nabestaanden. Daarnaast zijn er veel tradities die streekgebonden zijn of beperkt blijven tot een dorp of stad. Ringrijden, straô, krulbollen, gaaischieten, het snijden van paeremessen, slabberjan, krentenbrood met krukels, … En ook het
Conferentie Immaterieel Erfgoed in Zeeland op 21 april 2012 Om immaterieel erfgoed onder de aandacht van een groot publiek te brengen, is het jaar 2012 uitgeroepen tot landelijk Jaar van het Immaterieel Erfgoed. Meld activiteiten die u organiseert bij de SCEZ en wij zorgen dat deze via onze website en nieuwsbrief in de hele provincie publiciteit krijgen.
Zeeuws Erfgoed
Jeanine Dekker, adviseur volkscultuur
Op zaterdag 21 april organiseert de SCEZ een conferentie over immaterieel erfgoed in Zeeland. Verenigingen, musea en beleidsmakers zullen hiervoor worden uitgenodigd. Ook individuele belangstellenden zijn van harte welkom. Tijdens deze bijeenkomst zal informatie worden verstrekt over de manier waarop organisaties immaterieel erfgoed kunnen aanmelden voor de nationale lijst. Ook willen wij aandacht besteden aan de knelpunten die organisaties ervaren bij het levend houden van ‘hun’ traditie. Zie voor meer informatie over deze conferentie de website www.traditieszeeland.nl. Verenigingen die overwegen hun traditie voor te dragen voor de nationale lijst kunnen voor advies contact opnemen met Jeanine Dekker, adviseur volkscultuur van de SCEZ, 0118-670617,
[email protected].
12 maart 2012/01 • M
USEA
•
Streektalen
STREEKTAAL VARIA
Cursus Kennismaking met het Zeeuws In het najaar van 2011 volgden twaalf enthousiaste cursisten de zevendelige cursus ‘Goed gebekt in het Zeeuws dialect. Kennismaking met het Zeeuws’. In zeven avonden kwamen de twaalf geïnteresseerden meer te weten over de geschiedenis van het Zeeuws, over de woordenschat en de klankleer, over de verschillen en de gelijkenissen. Aan de hand van verhalen, dialectkaarten en allerlei dialectologische achtergrondinformatie werden de Zeeuwse dialecten zichtbaar. Het waren zeven boeiende avonden. De twaalf enthousiaste deelnemers willen dan ook heel graag een vervolgcursus. We hopen uiteraard dat die er ooit komt. In februari startte een identieke cursus in Terneuzen met ongeveer twintig deelnemers. De inhoud van deze kennismakingscursus is identiek aan de cursus die eerder gegeven werd in Middelburg en in Zierikzee. Het startpunt is altijd de regio waar de cursus plaatsvindt.
Aandachtige cursisten luisteren naar een Zeeuws verhaal.
Gezellig napraten na de cursus over het Zeeuws.
www.scez.nl/cursuszeeuws
Website De Zeeuwse Klapbank In 2012 wordt de website verder geactualiseerd. Het is de bedoeling dat u op de website antwoorden vindt op uw vragen over de Zeeuwse dialecten. Op de site vindt u nu bij achtergrondinformatie al de Zeeuwse bijdragen aan de diverse dialectenboeken van de voorbije jaren. In 2012 wordt deze rubriek verder ingevuld met oudere artikelen die niet meer zo gemakkelijk te vinden zijn. In het taalkundig tijdschrift Taal en Tongval bijvoorbeeld, verschenen de voorbije vijftig jaar enkele artikelen over het Zeeuws. Naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de Zeeuwse Dialect Vereniging (ZDV) was er zelfs een speciaal jubileumnummer. Ook de oude nummers van Nehalennia, het kwartaalblad van de ZDV, zullen over afzienbare tijd digitaal te raadplegen zijn op de site van de vereniging en via een link op die van ‘De Zeeuwse Klapbank’. We willen u daar via de pagina Actueel ook op de hoogte houden van nieuwe initiatieven of evenementen. Dat en nog veel meer vindt u op www.zeeuwseklapbank.nl.
Regiobijeenkomst van Zeeuws-Vlaamse vrijwilligers Dat er over de dialecten in Zeeland heel wat te vertellen is, bleek al uit het feit dat zoveel mensen geïnteresseerd zijn in een cursus over dialecten. In Zeeuws-Vlaanderen is er een groep vrijwilligers actief bezig met het verzamelen van de Zeeuws-Vlaamse woordenschat. Deze verzameling woorden wordt gebruikt in het kader van een onderzoek aan de universiteit in Gent. Daar wordt het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten gemaakt en de woordenschat van Zeeuws-Vlaanderen is daar een onderdeel van. Op de bijeenkomsten die twee à drie keer per jaar georganiseerd worden, worden vragenlijsten over diverse onderwerpen behandeld. De vragen lokken heel dikwijls veel reactie uit en meestal wordt er dan ook druk gediscussieerd over de Zeeuwse woordenschat. Medewerkers van het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten tonen ook resultaten van eerder ingevulde lijsten. Op de bijeenkomst in november kwamen woorden voor ziekte en gezondheid aan bod. De adviseur streektalen wil in de loop van 2012 een vrijwilligerswerkgroep opzetten rond dialecten. Enkele vrijwilligers houden zich nu al bezig met het invoeren van vragenlijsten over de Zeeuwse woordenschat. Op basis van deze invoer is het mogelijk Zeeuwse dialectkaarten te tekenen. Andere vrijwilligers luisteren naar verhalen en
Zeeuws Erfgoed
maken een korte inhoud van deze gesprekken. Binnenkort zoeken we ook vrijwilligers om mee te helpen om het Woordenboek van de Zeeuwse Dialecten onder te brengen in een database. Dit past in een groter project, waarbij het de bedoeling is Vlaamse en Nederlandse dialectwoordenboeken te verzamelen in een database, waardoor het opzoeken en vergelijken met andere dialecten gemakkelijker wordt gemaakt. Sommige kleinere woordenboeken zijn immers niet zo gemakkelijk te vinden. In het voorjaar zal de adviseur streektalen een ontmoetingsdag organiseren voor eventuele geïnteresseerden, waar uitleg wordt gegeven over de diverse projecten.
Druk met het invullen van vragenlijsten.
13 maart 2012/01 • S
TREEKTALEN
Ander nieuws De dialecten van Goeree-Overflakkee zijn te horen op een nieuwe cd Wiele saeme. Tien cursisten van de cursus ‘vertellen in dialect’ (door Pau Heerschap gegeven in Ouddorp) vertelden achttien verhalen en brachten deze samen op deze cd.
Op 20 januari traden vijftien Zeeuwse liedjesschrijvers op in De Spot in Middelburg. Het werd een gezellige mix van Zeeuws, Nederlands en Engels, van jong en oud. Toon Moerland trad voor de eerste keer op in het Zeeuws, Engel Reinhoudt misschien al voor de duizendste keer. Toch slaagt deze oude rot in het vak er nog altijd in om iedereen mee te laten zingen in het Zeeuws! Ook de winnaar van de vorige Zing Zeeuws, Ries de Vuyst, was van de partij.
Op 17 maart vindt in Aalter (op de grens tussen Oost- en West-Vlaanderen) de vierde Vlaamse Dialectendag plaats. Op het programma een lezing van Johan Taeldeman over overgangsdialecten, een muzikale ronde door Vlaanderen, een infomarkt en acht verschillende workshops over dialecten en digitalisering. Er is ook een workshop rappen in het dialect, speciaal voor jongeren. Informatie en inschrijven kan via www.variaties.be.
Wiele saeme, een verzameling met verhalen van Goeree-Overflakkee.
Eind september (waarschijnlijk op 21 september) is er weer een streektaalconferentie. Deze keer is het thema ‘dialecten en streektalen als immaterieel erfgoed’. De bijeenkomst vindt plaats in Gelderland, in de buurt van Nijmegen. Plaats en datum worden in een volgende Zeeuws Erfgoed vermeld.
Ambras kreeg op 10 december 2011 de Cultuurprijs van de Kunstraad Hulst overhandigd. Hun jarenlange inzet voor het dialect zal hiertoe zeker hebben bijgedragen. We feliciteren hen van harte. Zij waren samen met andere Zeeuwse groepen en zangers te horen op 3 februari in Terneuzen op een Zeeuwse avond. Er is ook elk jaar een Zeeuwse avond in Brouwershaven. En toch vinden we dat er nog meer Zeeuws gezongen kan en mag worden. Daarom organiseert de SCEZ in samenwerking met de Zeeuwse Taele weer een Zing Zeeuws in 2012, in een nieuw jasje! Binnenkort hoort u meer. Zin om mee te zingen? Meer informatie op de website van de SCEZ: www.scez.nl/streektalen.
Op de website van de Zeeuwse Dialect Vereniging vindt u vanaf nu de digitale versie van het boek Kinderversjes en volksliederen in Zeeland. Dit boek werd uitgegeven naar aanleiding van de vijftigste verjaardag van de dialectvereniging. Het boek is uitverkocht. Zo nu en dan vindt u het nog wel op een tweedehandsbeurs of bij een antiquariaat. Geniet op www.zeeuwsdialect.nl van deze kinderversjes en volksliederen die u misschien nog herkent uit uw jeugd.
De jubileumuitgave ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan is nu ook digitaal beschikbaar.
Zeeuws Erfgoed
14 maart 2012/01 • S
Ze
TREEKTALEN
Erfgoededucatie
Last minute! 14 maart nascholingsdag over de Canon
Op woensdag 14 maart wordt een nascholingsdag voor docenten georganiseerd over de Canon van de Nederlandse geschiedenis. In een afwisselend programma wordt veel praktische informatie gegeven over het gebruik van de Canon in de klas, met speciale aandacht voor de rol van bibliotheken en jeugdboeken bij het Canononderwijs. Elke deelnemer ontvangt een nascholingscertificaat van de Stichting entoen.nu. Deze bijeenkomst is met name bedoeld voor docenten uit het primair onderwijs. De Canonkaravaan wordt georganiseerd door Stichting entoen.nu en Kunst van Lezen in samenwerking met Provincie Zeeland, SCEZ, Zeeuwse Bibliotheek en Scoop. Het programma van deze dag kunt u inkijken via
www.entoen.nu/canonkaravaan/middelburg Als u zich voor deze dag nog niet heeft aangemeld, kunt u dat ook nog doen via het opgaveformulier op deze site. Voor ‘last minute’-aanmeldingen kunt u bellen of mailen met Josien Pootjes, 0118-670870 of
[email protected]. Datum: 14 maart 2012 Plaats: Abdijcomplex Middelburg Tijd: 10.00 tot 16.45 uur
Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 is het themajaar van de historische buitenplaatsen. Zeeland is rijk aan (voormalige) buitenplaatsen. Op het webportaal geschiedeniszeeland.nl staan er alleen al op Walcheren 114 vermeld. Het venster Buitenhuizen is een van de vijftig vensters van de historische Canon. Tijdens het Jaar van de Historische Buitenplaats kunnen leerlingen zelf aan de slag op een historische buitenplaats. Zij doen dat met de Canonkaart ‘Alles over buitenplaatsen’. De Canonkaart is bestemd voor leerlingen van groep 7/8 van het basisonderwijs en leerlingen uit de onderbouw van het voortgezet onderwijs. De Canonkaart geeft antwoord op alle vragen over het rijke leven buiten de stad. Wat is een buitenplaats? Door wie werden ze gebouwd? Waarom werden ze gebouwd? Hoe werd er gewoond? Waar zijn ze te vinden? De Canonkaart wordt begeleid door een docentenhandleiding, een voorleesverhaal, een kijkwijzer voor het basisonderwijs en een kijkwijzer voor het voortgezet onderwijs. Het lespakket bestaat uit drie lessen. In de kennismakingsles wordt aan de hand van de Canonkaart besproken wat een buitenplaats is. In de buitenles gaan de leerlingen zelf op bezoek bij een buitenplaats. In de reflectieles wordt teruggekeken op datgene wat de leerlingen tijdens de afgelopen twee lessen hebben beleefd en geleerd. Meer informatie over
de Canonkaart en bijbehorend lesmateriaal en de wijze van bestellen of downloaden: www.heemschut.nl/educatie of via www.scez.nl/projector.
Internationaal scholenproject over de Tweede Wereldoorlog Vanuit het Polderhuis Westkapelle is samen met de vmbo-afdelingen van het Calvijncollege, de Christelijke Scholengemeenschap Walcheren en de Gesamtschule Weierheide in Oberhausen (Duitsland) een internationaal project gestart over de Tweede Wereldoorlog. Het project heet ‘The untold story’ en gaat over niet-vertelde verhalen van ooggetuigen en van de volgende generatie. Het project heeft een digitale uitwisseling tussen de leerlingen via eTwinning, de community voor scholen in Europa, en er komen ook diverse fysieke uitwisselingen tijdens de loop van het project (tot 2015). De docenten maken voor de leerlingen diverse opdrachten over oorlogsmonumenten, gedichten, een museumbezoek, of het afnemen van een interview. De resultaten van de leerlingen worden op eTwinning geplaatst en leerlingen kunnen vervolgens reageren op elkaars werk.
Zeeuws Erfgoed
Het project start vanuit het vak geschiedenis, maar heeft veel mogelijkheden voor vakoverstijgend werken met bijvoorbeeld aardrijkskunde, maatschappijleer, Engels. Omdat de voertaal Engels is, leent het project zich ook heel goed voor tweetalig onderwijs. Het project wordt ondersteund door Provincie Zeeland, Polderhuis Westkapelle, Stichting Bunkerbehoud, Wings to Victory, SCEZ, Zeeuwse Bibliotheek, Scoop en Kunsteducatie Walcheren. De komende jaren zal het project verder worden uitgebreid, bijvoorbeeld naar havo- en atheneumniveau. Er kunnen meer scholen en musea in Zeeland en in andere landen, die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt, aan meedoen. Als u meer informatie over dit project wilt of interesse heeft om mee te doen, kunt u contact opnemen met adviseur erfgoededucatie Josien Pootjes:
[email protected].
15 maart 2012/01 • E
RFGOEDEDUCATIE
Monumenten
De Zeeuwse boerderij in de gevarenzone? Een historische boerderij hoeft echter niet karakteristiek of cultuurhistorisch waardevol te zijn. Om enige duidelijkheid te scheppen volgt hier een korte uitleg: allereerst het begrip ‘boerderij’. Bij een boerderij denken veel mensen aan het boerenwoonhuis en de landbouwschuur. Maar ook het gehele boerenerf, inclusief de erfbeplanting en de kleine erfonderdelen, kan tot een boerderij gerekend worden. Dit zorgt soms voor enige verwarring. Dan het begrip ‘historisch’. Veelal wordt voor historische boerderijen een datering van voor 1960 gehanteerd. Voor 1960 werden boerderijen voornamelijk in streekeigen stijl gebouwd. Na 1960 verdwenen de streekeigen kenmerken, waardoor een boerderij in Zeeland grote gelijkenissen kon vertonen met bijvoorbeeld een boerderij in het noorden van het land. Met de term ‘karakteristiek’ wordt gerefereerd aan de specifieke kenmerken van een boerderij in een bepaalde streek, zoals bijvoorbeeld de vrijstaande erfbebouwing en het toegepaste potdekselwerk op de (karakteristieke) Zeeuwse boerderij. Cultuurhistorisch waardevolle boerderijen zijn die boerderijen die waardevol zijn vanwege onder andere de toegepaste architectuur, de ouderdom, de uniciteit, de streekeigenheid en/of de (bewoners)geschiedenis. Voor het begrip ‘cultuurhistorisch waardevol’ kan ook de term ‘monumentaal’ (met monumentale waarden) gebruikt worden. Meestal wordt monumentaal echter gebruikt in de betekenis van hebbende een juridisch beschermde status.
Afgelopen kerst werd in de landelijk pers melding gemaakt van de snelle teloorgang van het agrarisch erfgoed in Nederland. Volgens Judith Toebast, specialist landelijke bouwkunst bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort, zullen door schaalvergroting en bedrijfsbeëindigingen steeds meer karakteristieke en monumentale boerderijen hun functie verliezen. Vervolgens vormt het vinden van een nieuwe bestemming voor de vrijgekomen boerderijen een groot probleem, ook in delen van Zeeland. Want wat voor bestemming kun je geven aan zo’n grote Zeeuwse landbouwschuur? Daarbij kun je niet elke schuur omvormen tot restaurant, zorgcentrum of kinderboerderij.
Carolien Bierens, eigenaar van het historische deel van de Kettinghoeve in Tholen, licht voor de camera van Omroep Zeeland de herbestemming van de historische schuur toe.
Boerderijenbestand Zeeland Bij de provinciale boerderijinventarisatie in 2004-2005 zijn in Zeeland bijna 5.000 historische boerderijen vastgelegd. Van dit aantal werden circa 3.200 boerderijen als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Ruim 800 boerderijen bleken zelfs zeer waardevol, hieronder bevonden zich ook de circa 150 rijksmonumenten en een tiental gemeentelijke monumenten. Anno 2012 zijn bovengenoemde aantallen niet accuraat meer. De afgelopen jaren zijn door brand en sloop tientallen historische boerderijen of onderdelen daarvan verloren gegaan, daarnaast hebben verbouwingen voor de nodige aantasting van de cultuurhistorische waarden gezorgd. Bovenstaande ontwikkeling zal zich de komende jaren alleen maar versneld doorzetten.
Omroep Zeeland Begin januari van dit jaar werd door Omroep Zeeland aan mij de vraag gesteld of het inderdaad zo slecht gesteld is met de Zeeuwse boerderij. De vraag leidde tot een groot aantal vervolgvragen: hoeveel historische boerderijen telt Zeeland en hoeveel verdwijnen er op jaarbasis? Wat is overigens een historische boerderij en hoeveel hebben er een beschermde status? Al gauw werd duidelijk dat het onderwerp genoeg informatie opleverde voor een radioen tv-uitzending. Voor de opnames koos ik enkele locaties in Tholen, omdat ik daar een aantal boerderijen kende, waarvan de eigenaars de problematiek goed zouden kunnen verwoorden. Tijdens de opnames op 17 januari kwamen diverse facetten van de problematiek ter sprake, zoals definiëring van de gehanteerde begrippen, het huidige boerderijenbestand in Zeeland, het aantal juridisch beschermde boerderijen, de (on)mogelijkheden van hergebruik en herbestemming en de vraag of het erg is als historische boerderijen uit het Zeeuwse landschap verdwijnen. Door de beperkte uitzendtijd bleven in de uitzendingen veel facetten onderbelicht, daarom wil ik in dit artikel nader op de materie ingaan.
Is het erg als historische boerderijen verdwijnen? Blijft de vraag over of het erg is dat steeds meer historische boerderijen uit het Zeeuwse landschap verdwijnen. Zelf ben ik van mening dat niet alles behouden hoeft te worden, maar dat een kaalslag in het bestand cultuurhistorisch waardevolle boerderijen voorkomen moet worden: Zeeland was en is nog steeds in hoge mate een agrarische provincie. De Zeeuwse boerderij maakt dan ook deel uit van de Zeeuwse identiteit, waarbij de grote landbouwschuren bakens in het Zeeuwse landschap vormen. De teloorgang van de Zeeuwse boerderij gaat niet alleen de Zeeuwen zelf aan het hart, maar zal ook worden betreurd door de toerist die hier komt wandelen en/of fietsen. Deze toerist zal nu eenmaal de streekeigen erfbebouwing hoger kunnen waarderen dan de zoveelste catalogusboerderette met bijbehorende damwandloods.
Definiëring van de gehanteerde begrippen In het taalgebruik over oude boerderijen worden diverse begrippen gehanteerd, die veelal (foutief ) door elkaar gebruikt worden. Zo wordt gesproken over historische boerderijen, karakteristieke boerderijen, cultuurhistorisch waardevolle boerderijen en monumentale boerderijen.
Zeeuws Erfgoed
Marinus van Dintel, adviseur cultuurhistorie en monumenten
16 maart 2012/01 • M
ONUMENTEN
Rijksmonumentale boerderij Kettinghoeve, ook wel ‘t Huys Vermuyden
Historische boerderij Lutteldijk
De Kettinghoeve aan de Kettingdijk in Tholen stamt uit 1649 en is gebouwd voor een echtpaar uit twee rijke families: de familie Vermuyden en de familie Ketting. Het is een voor die tijd groot en rijk uitgevoerde boerderij, waarvan de huidige historische bebouwing bestaat uit een woonhuis met aangebouwde stenen landbouwschuur, een zomerhuis met aangebouwde wagenschuur en een varkenshok. Een rijk uitgevoerd toegangshek en een gedeelte van de oorspronkelijke omgrachting vormen eveneens cultuurhistorisch waardevolle elementen op dit erf. De Kettinghoeve is in 1976 ingeschreven in het rijksmonumentenregister. In datzelfde jaar is de boerderij ook gerestaureerd. De Kettinghoeve is al 150 jaar familiebezit. Momenteel is de boerderij in eigendom van de zussen Carolien en Lenny Bierens (waarbij het historische deel in eigendom is van Carolien). Zij zetten het akkerbouwbedrijf van hun moeder voort, hoewel zij vooral de opslag van landbouwproducten verzorgen. Deze opslag vindt overigens niet meer in de historische schuur plaats. Voor de moderne agrarische bedrijfsvoering is deze niet geschikt meer, daarom wordt de schuur tegenwoordig gebruikt als caravanstalling. Met de opbrengsten financiert de familie zoveel mogelijk de onderhoudsen verzekeringskosten van de historische erfbebouwing. De verzekeringskosten zijn fors, vanwege het rieten dak op de aangebouwde schuur. Daarnaast moet, ondanks subsidiegelden vanuit het Rijk, het grootste deel van de onderhoudskosten zelf opgebracht worden. De boerderij wordt door Carolien en Lenny, mede met dank aan de ouders, echter piekfijn onderhouden; zo wordt op dit moment (januari 2012) de laatste hand gelegd aan het herstel van het voegwerk. En zo blijft de Kettinghoeve een van de agrarische pronkstukken van Tholen.
De historische erfbebouwing van boerderij Lutteldijk in Tholen. De historische bebouwing van boerderij Lutteldijk op de Postweg 12 in Tholen bestaat uit het woonhuis en de grote landbouwschuur. In opzet is het een tamelijk grote boerderij, waarvan de oorsprong tot in de achttiende eeuw teruggaat. De jaartalankers op een van de kopgevels van het woonhuis vermelden het jaar 1806. Voor begin 1800 is het een modern woonhuis; vrijstaand met de ingang centraal in de lange gevel en aan weerszijden de vensters. Blikvanger op het erf is de grote, versteende landbouwschuur, die mogelijk uit de eerste helft van de achttiende eeuw dateert. Opvallend aan de schuur zijn de fors uitgevoerde gebintconstructie en de in baksteen uitgevoerde gevels, die een zekere rijkdom uitstralen. De landbouwschuur heeft een hoge cultuurhistorische waarde, maar heeft geen monumentale status. Boerderij Lutteldijk is reeds een paar generaties in bezit van de familie Van Oorschot en heeft een agrarische bestemming. Huidige eigenaar Michel van Oorschot maakt voor de huidige bedrijfsvoering gebruik van een moderne damwandloods, die op enige afstand van de historische bebouwing staat. De historische landbouwschuur heeft al enige tijd geen functie meer. De kosten van onderhoud aan de schuur zijn daarentegen hoog. Met name de dakbedekking vraagt de nodige aandacht: een dakvlak is bedekt met riet, dat volledig versleten is en waarin diverse gaten geslagen zijn. Hoewel veel mensen in zijn omgeving hem aanraden de oude schuur plat te gooien, wil Van Oorschot de schuur behouden. Restauratie is echter kostbaar, vooral ook met het oog op het hergebruik: het stallen van enkele paarden en klein landbouwmaterieel. Op korte termijn zal Van Oorschot een beslissing moeten nemen over de toekomst van de schuur, aangezien het verval nu snel doorzet. Veel zal afhangen van de vraag of hij in 2012 gebruik kan maken van de beperkte financiële regelingen (via de provincie) die er bestaan voor agrarisch erfgoed zonder monumentale status.
Het onderhoud aan de historische erfbebouwing vraagt de nodige aandacht, dit geldt zeker ook voor het houtwerk.
De eeuwenoude gebintconstructie van de landbouwschuur van boerderij Lutteldijk heeft menige storm doorstaan.
Zeeuws Erfgoed
17 maart 2012/01 • M
ONUMENTEN
MONUMENTENRONDE
Platform Kastelen en Buitenplaatsen in Zeeland
Zeeuwse kastelen en buitenplaatsen beter beschermen Het initiatief om in Zeeland een platform op te richten speciaal voor buitenplaatsen en kastelen is ontstaan tijdens het landelijke Jaar van het Kasteel in 2005. Er bleek behoefte te bestaan aan een platform als schakel tussen beleidsmakers, de verschillende organisaties die zich met dit bijzondere erfgoed bezighouden en eigenaren. In het Platform Kastelen en Buitenplaatsen in Zeeland werken de Provincie Zeeland, de SCEZ, de Nederlandse Kastelenstichting (NKS), Kastelenstichting Holland en Zeeland, Stichting In Arcadië, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Vereniging Zeeuwse Gemeenten, Stichting Landschapsbeheer Zeeland, Stichting Het Zeeuwse Landschap, eigenaren van particuliere buitenplaatsen en Stichting Kastelen Lexicon Nederland (SKLN) samen. Voordelen zijn de korte lijnen en de mogelijkheid om gezamenlijk naar buiten te treden. Het platform is het coördinerend aanspreekpunt met als aandachtspunten: het vergroten van het bewustzijn inzake bescherming en behoud, het verankeren van de buitenplaatsen en kastelen met hun omgeving in de ruimtelijke ordening, erfgoededucatie, archeologie en cultuurtoerisme in Zeeland. Beeld van rijke historie Op het Nederlandse platteland nemen historische buitenplaatsen een bijzondere plaats in: kastelen of landhuizen met bijgebouwen, omringd door tuinen en parken. Sinds de late middeleeuwen lieten welgestelden op het platteland buitenplaatsen aanleggen als centrum van een grootgrondbezit, als jachthuis of als ‘lusthof ’. Ook in Zeeland zijn zo vele buitenplaatsen ontstaan met elk een eigen karakter, afhankelijk van het moment van ontstaan en de smaak van de eigenaar. In de zeventiende en achttiende eeuw was Zeeland zeer welvarend, wat leidde tot een grote toename van het aantal buitenplaatsen. Rijke kooplieden, regenten en gegoede burgers lieten buitenplaatsen met fraaie classicistische tuinen aanleggen. Deze ontwikkeling bereikte een hoogtepunt in de achttiende eeuw. Veel bezittingen raakten in verval toen het economisch minder ging. Ook de Tweede Wereldoorlog, waaronder de inundatie van Walcheren in 1944 en de daarop volgende herinrichting en herverkaveling, eiste zijn tol. Unieke kasteelbergjes Typerend voor Zeeland als archeologisch erfgoed zijn de kasteelbergjes, waarvan circa 38 nog herkenbaar in het landschap aanwezig zijn. Deze bergjes waren in eerste instantie vaak aangelegd als woonhoogte; sommige zijn sinds de twaalfde eeuw opgehoogd tot verdedigingswerk door lokale ambachtsheren. De nog aanwezige bergjes vertegenwoordigen een belangrijke cultuurhistorische waarde.
Inventarisatie buitenplaatsen Tot nu toe bestaat voor Zeeland geen goede inventarisatie van de buitenplaatsen. Het gaat daarbij om bestaande complexen, maar ook om restanten die onder het maaiveld bewaard zijn gebleven of andere sporen die aan voormalige buitenplaatsen herinneren, zoals lanen of vijverpartijen. Het platform ondersteunt de uitvoering van deze inventarisatie voor de Provincie Zeeland. De SKLN werkt aan een inventarisatie van Zeeuwse kastelen. Nationaal Landschap De rijksoverheid heeft in Zeeland drie (deel)gebieden uitgeroepen tot Nationaal Landschap: de Zak van Zuid-Beveland, Walcheren en West-ZeeuwsVlaanderen. Deze drie gebieden hebben elk unieke regionale kenmerken die de overheid wil behouden en versterken. In het project ‘Verborgen Buitens’ werken drie platformorganisaties - SLZ, Stichting In Arcadië en de SCEZ - samen om verdwenen buitenplaatsen in het Nationaal Landschap Walcheren weer zichtbaar te maken. 3 Het Hof van Baarland is het restant van het gelijknamige kasteel, waarvan het hoofdgebouw in 1838 is afgebroken. Dag van het Kasteel Voor het platform is het eveneens belangrijk om het algemene publiek bewuster te maken van de geschiedenis, de waarde en de huidige betekenis van kastelen en historische buitenplaatsen. Ieder jaar vindt in het hele land op tweede Pinksterdag de ‘Dag van het Kasteel’, een initiatief van de NKS plaats. In Zeeland wordt deze open dag georganiseerd door het Platform Kastelen en Buitenplaatsen in Zeeland.
Het Platform Kastelen en Buitenplaatsen in Zeeland komt twee keer per jaar bijeen en heeft zijn secretariaat bij de SCEZ in Middelburg. Meer informatie: Platform Kastelen en Buitenplaatsen in Zeeland p/a Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg
[email protected] www.scez.nl/kastelenenbuitenplaatsen
Behoud en bescherming De verstedelijking van het landschap vormt in toenemende mate een bedreiging voor buitenplaatsen en kastelen. Vaak zijn beleids- en plannenmakers onvoldoende op de hoogte van het feit dat het groen waarmee ze te maken hebben de status heeft van beschermd rijksmonument. Het platform pleit er sterk voor dat hier in de ruimtelijke ordening meer rekening mee wordt gehouden. Het is immers van nationaal belang dat het monumentale groen op een volwaardige manier meeweegt bij planologische beslissingen.
Zeeuws Erfgoed
18 maart 2012/01 • M
ONUMENTEN
Tijdloze boeren plavuizen Vloeren in woningen en boerderijen hebben door de eeuwen heen een stormachtige ontwikkeling doorgemaakt. Zeker de laatste 75 jaar zijn er nieuwe producten en werkwijzen bijgekomen waar de gemiddelde bewoner in vroeger tijden alleen maar van kon dromen. Een tijdloze en slijtvaste toepassing is de ongeglazuurde boerenplavuis, als antieke tegel of nieuw verkrijgbaar. Vloerafwerkingen van tapijt, hout, kunststof en (natuur)steen zijn in allerlei varianten te koop. Deze diverse producten zorgen voor een comfortabele vloer naar de wens van elke gebruiker. Honderden jaren geleden hadden eigenaren die keus niet en moesten ze het doen met het materiaal dat voorhanden was. De begane grondvloeren in houten woningen en boerderijen bestonden uit een aangestampte laag leem. Zolang deze laag droog bleef was het voor de bewoners een redelijk comfortabele ondergrond om op te wonen. Het materiaal was gratis en gemakkelijk te verwerken. Door weersinvloeden en vocht bleef in Zeeland de lemen vloer geen lang leven beschoren. Als oplossing kwam in het woongedeelte van de huizen een laag kleine keitjes op de zandgrond te liggen, al dan niet in patronen. Met de verstening van de woonhuizen in het westen van het land kwam de vloer van gebakken plavuizen in zwang. Deze rode plavuizen, estriken genaamd, zijn ongeglazuurd en hebben een afmeting van 22 x 22 centimeter. In menig Zeeuws woning zijn deze plavuizen in de kelder of op de keukenvloer gebruikt. Oorspronkelijk werden de plavuizen zo dicht mogelijk tegen elkaar gelegd in een bed van zand. Later werden de tegels ook wel in de kalkspecie gelegd en ook de onderlinge voegen werden met kalkspecie ingewassen. Tegenwoordig worden in de restauratie en nieuwbouw (nieuwe) estriken weer veelvuldig toegepast vanwege de warme uitstraling en het rustieke, tijdloze karakter van de vloertegels. De kleur van de tegels is afhankelijk van de herkomst van de klei en de manier van bakken. Estriken zijn veelal verkrijgbaar in diverse tinten rood, grijs en blauw. De grijsblauwe estriken verkrijgen hun kleur door het smoren. Bij smoren gaan de (rode) tegels opnieuw de oven in. Door tijdens het bakken de luchttoevoer af te sluiten, wordt de zuurstof aan de tegels onttrokken en kleuren de plavuizen tijdens dit proces grijsblauw. Antieke plavuizen of estriken worden ‘onder de draad’ gelegd. Dit gebeurt omdat de tegels onregelmatig van dikte kunnen zijn. Voor het leggen adviseert de Monumentenwacht om een echte vakman in te schakelen. Iemand van de ‘oude stempel’ zal het als een uitdaging zien om een schitterend eindresultaat te maken van de plavuizen. Er zijn zowel nieuwe als antieke plavuizen te koop. Het voordeel van nieuwe plavuizen is dat de hoogteverschillen kleiner zijn waardoor de vloer verlijmd kan worden en niet in specie hoeft te worden gelegd. Als u een plavuizen vloer in huis heeft bent u in ieder geval verzekerd van een karakteristieke vloer die erg slijtvast is en haast geen onderhoud behoeft. Estriken zijn ongeglazuurd en om de vloer regelmatig schoon te maken is het het beste om zachte groene zeep te gebruiken. Past u dus op met schoonmaakmiddelen; deze kunnen onherstelbare schade aan de vloer toebrengen.
Zeeuws Erfgoed
Rode en grijsblauwe estriken in een decoratief patroon gelegd.
Conditiemetingen door Monumentenwacht
Opname van het interieur van het Van de Perrehuis in Middelburg volgens de NEN-2767-methode. In 2011 verrichtte de Monumentenwacht 639 inspecties. Twee bijzondere inspecties deed zij in Middelburg in opdracht van de Rijksgebouwendienst: het grootse achttiende-eeuwse Van de Perrehuis aan het Hofplein 16, het onderkomen van het Zeeuws Archief, en het statige zeventiende-eeuwse gebouw aan de Balans 11 waarin de Provincie Zeeland is gehuisvest. Tijdens deze inspecties zijn er inventarisaties uitgevoerd van alle in de gebouwen aanwezige materialen en in welke hoeveelheden deze in de panden zijn verwerkt. Verder is van alle materialen en constructies de conditie bepaald en de maatregelen die noodzakelijk zijn om de gebouwen in stand te houden. Twee monumentenwachters zijn hiervoor speciaal (NEN-2767) gecertificeerd om deze opnames te mogen uitvoeren. Het gehele monumentale bezit van de Rijksgebouwendienst in Zeeland, 14 objecten in totaal, is op deze manier in kaart gebracht.
19 maart 2012/01 • M
ONUMENTENN
Nieuwe Bierkaai en restauratie van het bruggenhoofd in Hulst Kademuren te Middelburg In Middelburg is Bouwgroep Peters uit Middelbrug gestart met de restauratie van de kademuur langs de Rouaansekaai. Het gaat om een stuk muur van 270 meter lang. Aan de restauratie werken onder meer drie leerlingen metselen uit het beroepsonderwijs mee om het vakmanschap te leren. Ook watersportvereniging Arne en reïntegratiebedrijf LétÉ werken mee aan het herstel van de kademuur. Het eerste deel van de restauratie tussen de Koningsbrug en de Bellinkbrug moet in april klaar zijn. In oktober, na het vaarseizoen, wordt gestart met het andere deel van de kademuur tot aan de Spijkerbrug. Dat moet in mei 2012 hersteld zijn. De restauratie van de Rouaansekaai had een officieel moment, toen wethouder Frank Streng een bord onthulde, met daarop het restauratieplan. Behalve vanwege de vakwerkervaring en de reïntegratie, is het Middelburgse kademuurproject ook uniek omdat er serieus aandacht is voor de bijzondere en zeldzame muurplanten die op de oude kademuren groeien. In samenspraak met de Stichting Landschapsbeheer Zeeland zijn tijdens de voorbereiding van de restauratie allerlei muurplanten veiliggesteld. Het gemetselde bruggenhoofd voor de restauratie.
Een van de mooiste vestingsteden in Nederland is toch wel de plaats Hulst, gelegen in het oostelijke gedeelte van Zeeuws-Vlaanderen. Omgeven door verdedigingswallen, grachten en vier zware gemetselde toegangspoorten staat Hulst hoog op de toeristische ranglijst. Op initiatief van de gemeente Hulst is gekozen voor herontwikkeling van de Bierkaaistraat en omgeving. Het bestemmingsplan is aangepast waardoor een deel van de bebouwing ter plaatse werd gesloopt om een ruimtelijk aanzien te realiseren. Omdat het hier ging om winkels en woningen is er op andere locaties ruimte gevonden om deze weer te realiseren. Aan belangstelling heeft het project niet te klagen: veel mensen volgen, bijna dagelijks, de werkzaamheden. Tijdens het archeologisch onderzoek zijn onder andere resten van twee bruggen, de kademuren van de oude haven en delen van middeleeuwse schepen teruggevonden. Een gedeelte van de oude kademuur met natuurstenen trap wordt gerestaureerd en er worden twee bruggen aangebracht om de twee nieuwe kades met elkaar te verbinden. Er zijn verschillende initiatieven om evenementen te organiseren op en nabij de kades. Eén oud gemetseld bruggenhoofd van de in 1564 vermelde Steenbrugghe is weer zichtbaar gemaakt, de restauratie hiervan is door de gemeente Hulst in besteksvoorwaarden als restauratieopleidingsproject (ROP) opgenomen. Aannemersbedrijf Leenhouts uit Oostburg zal de restauratie uitvoeren. Bij dit soort van restauraties komt natuurlijk veel kennis van oude materialen kijken omdat hier een gedeelte onder water staat, een gedeelte op de waterlijn en een gedeelte boven de waterlijn. Voor de leerlingen die er aan komen te werken vormt dit weer een uitdaging om het tot een goed einde te brengen. Na restauratie zal het bruggenhoofd afgedekt worden door een grote glasplaat, zodat het beter tegen weersinvloeden beschermd is en zichtbaar voor het publiek blijft. Zo heeft de gemeente Hulst er weer een toeristisch element bij als onderdeel van de Nieuwe Bierkaai.
Zeeuws Erfgoed
Leerlingen aan het werk aan de Middelburgse kademuren. Bouwgroep Peters is op dit moment ook bezig met de restauratie van de grachtmuren bij Slot Moermond in Renesse. Op dit project is één leerling metselen werkzaam.
20 maart 2012/01 • M
ONUMENTEN
Erfgoed Allerlei PUBLICATIES SCEZ kan geen aanvullende informatie verstrekken over de verkoop van verschenen publicaties.
• Boeken en eenmalige uitgaven Lara Almercegui, met tekstbijdr. van Vinken van Kampen, Simon Blaas (tekstred.), Jacqueline Cijsouw, Geeske Pluijmers, Huizen in Sint Laurens (Middelburg: Stichting Beeldende Kunst, 2011) 423 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-6190214-6. Boek waarin van alle huizen in Sint-Laurens per straat en huisnummer een foto is opgenomen en een beschrijving is toegevoegd van het bouwjaar en de (ver)bouwgeschiedenis. Herwig Deweerdt (tekst) en PieterJan de Pue (foto’s), Westerschelde, droom van een stroom. Herinneringen aan Thijs Kramer (PurePrint: Oostkamp: 2011) 191 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-8178-110-7. Fotoboek over de rivier de Schelde en alle daaraan gelegen industrie, natuur en mensen die er wonen. Bevat enkele beschouwingen van oud-collega’s en vrienden over gedeputeerde Thijs Kramer, die in 2006 op 51-jarige leeftijd overleed. Erik van der Doe, Perry Moree, Dirk J. Tang (red.), De gekaapte kaper. Brieven en scheepspapieren uit de Europese handelsvaart. Sailing Letters Journaal IV (Zutphen: Walburg Pers, 2011) 142 pag.; ill., foto’s, grav., tek., ISBN 978-90-5730-772-3. Bevat tien bijdragen van even zoveel auteurs en besprekingen van buitgemaakt briefverkeer. Drie daarvan betreffen Zeeuwse onderwerpen die besproken worden door Erik van der Doe (de Zierikzeese kreeftenhandel rond 1781 aan de hand van drie opgebrachte hoekers die terugkwamen uit Noorwegen), Liesbeth van der Geest (een verzoek tot armenzorg per beurtschip naar Zierikzee in 1804) en Johan Francke (zwendel en juridische strijd om de Stadt Coppenhagen - die vanuit Vlissingen wordt geëquipeerd en haar lading). Met uitgebreide verantwoording, inleiding en toelichting, register en summary. Marjan Groothuis, In het licht van Walcheren. Schildersweek Domburg 2011 (Vlissingen: Den Boer/de Ruiter, 2011) 96 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-90-798-7545-7. Jaarlijkse uitgave van de Domburgse schilderswerk waarin alle deelnemende kunstenaars en hun ‘door het Zeeuwse licht
geïnspireerde’ werk voor het voetlicht verschijnen. De enige op Walcheren actieve en deelnemende kunstnaar is Michiel Paalvast. Gerard van der Hoeven (tekst hfdst. 1 t/m 4), Hans Bommeljé (vormgeving), Johan Francke (eindred. en tekst deel 0), Piekboek. 40 jaar de Piek in Vlissingen, 1970-2010 5 dln. (Vlissingen: de Cultuurwerf/de Piek, 2011) XVIII, 127 pag.; ill., foto’s, tek.; ISBN 978-90-9026260-4. Uit vijf deeltjes bestaande geschiedenis van Vlissingens bekendste poppodium dat in 1970 als sleep-in van start ging. Elk decennium wordt in een deeltje besproken, waarbij optredens, activiteiten, organisatie en medewerkers aan bod komen. Voorzien van vele foto’s en affiches die het roerige verleden van het podium kleur geven. Alex van Heezik, De kering. Over de bouwers van de stormvloedkering Oosterschelde (Diemen, 2011) 275 pag.; ill., foto’s, tab., graf., tek., krt.; ISBN 978-90-8571353-1. Het boek, een uitgave van onder meer Rijkswaterstaat, omvat vijf hoofdstukken over de Stormvloedramp, het Deltaplan en de start van de werken hieraan; een hoofdstuk over de discussie omtrent de afsluiting van de Oosterschelde die tussen 1967 en 1974 woedde, het ontwerp en de organisatie achter het bouwen van de dam; de bouw van de stormvloedkering tussen 1977 en 1986 en de betekenis van de stormvloedkering. Met lijst van gebruikte bronnen en literatuur, bronvermelding en register. Ineke Jumelet, Jaap Wiebrens, Jacob de Ronde en Barend van Lange (samenst.), ‘Een eeuw Bruse vloot’ 19112011 (Bruinisse: Stichting Brusea, 2011) 387 pag.; ill., foto’s. In juni 2011 werd in het Visserijmuseum in Bruinisse ‘Een eeuw Bruse vloot’ gepresenteerd. Het boek biedt een schat aan informatie over de Bruse vissersvloot in de periode 1911-2011. In ruim 380 pagina’s komen onderwerpen aan bod als mosselkweek en handel, de crisis, de Tweede Wereldoorlog en de gevolgen voor de mosselhandel van de komst van de Deltawerken. Ook de persoonlijke ervaringen van vissers staan erin. Daarbij is het boek rijk voorzien van beeldmateriaal. Beide uitvoeringen zijn te bestellen via
[email protected]. De zwart-wit uitvoering is tevens te bestellen via www.uniboek.com. Kees de Koning (samenst.), OudVossemeer veertig jaar in het nieuws
Zeeuws Erfgoed
1970-2010 (Sint-Annaland: Eendrachtbode, 2011) 120 pag.; ISBN 978-90-9026441-7. Bundeling van foto’s, voorzien van commentaar, afkomstig uit het beeldarchief van de Eendrachtbode. Hiertoe werden alleen van Oud-Vossemeer (dat 600 jaar oud is) foto’s geselecteerd uit de periode 1970-2010. Jan de Ruiter, Engel Reinhoudt, Piet Grim (fotografie), De schoonheid van de Zak, met cd (Kloetinge: De Grote Roeibaerse, 2011) 119 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-90-811356-0-3. Het boek bestaat naast tekst vooral uit veel hedendaagse foto’s. Na de ontstaansgeschiedenis van de Zak volgt een beschrijving van alle dorpen, gehuchten en buurtschappen in de Zak door Jan de Ruiter. Engel Reinhoudt voert de lezer langs allerlei gezichtsbepalende en minder opvallende plaatsen in de Zak. Afsluitend zorgt Piet Grim voor een sfeerbeeld aan foto’s. Met opgave van bronnen en een cd met liedjes van Peter Dieleman en Engel Reinhoudt. Dorothé Tempelman-Venselaar, met tek. van Danker Jan Oreel, Zeeuwen door de eeuwen (Goes, 2011) 108 pag.; ill., tek., foto’s, krt. In 36 verhalen vertelt de schrijfster in een toegankelijke stijl de geschiedenis van Zeeland van 37.000 voor Christus tot 1990. Daarbij worden ook wat minder voor de hand liggende personen zoals Susanna Maria Lonque, het Natuurkundig Genootschap voor Dames, Tilly de Doelder (Willink) gekozen. Elk verhaal is voorzien van een kadertekst waarin de feitelijke gebeurtenissen kort worden weergegeven. Bevat onder meer bijdragen over Jacoba van Beieren, Jacob Cats, Jacob Roggeveen, Betje Wolff en Aagje Deken. Frank Verhallen, met een bijdr. van Bart Jungmann, Kijk! Dat is Freek. Het oeuvre van Freek de Jonge (Rotterdam: de Buitenspelers, 2011) 640 pag.; ill., foto’s; ISBN 978-907135922-4. In chronologische rangschikking wordt het gehele oeuvre van Freek de Jonge besproken, waarbij zowel theatershows, boeken als toneelstukken aan bod komen. Daarnaast komen zijn collega’s en verwanten aan het woord en worden zijn woonplaatsen besproken. De periode Zeeland is in 12 pagina’s beschreven. Met register en colofon.
• Tijdschriften Napoleon in Nederland 1811-2011. Zeeland & Brabant, Vol. 4 1/nr.4 (2011) 59 pag.; ill., foto’s, krt., tek., grav.; ISSN: 22112693. Nieuw tijdschrift dat het vierde deel aan Napoleons bezoek en invloed in Zeeland en Brabant besteed. Bijdragen zijn van Jan J. Kuipers,
21 maart 2012/01 • E
RFGOED
ALLERLEIN
Arco Willeboordse, Marinus Klein, Hans van der Eeden, Edwin Hamelink, Huib Geuze, Roy de Beunje en Anja Krabben. Bevat een klein twintigtal artikeltjes over specifieke onderwerpen zoals Vlissingen, Veere en Terneuzen en het keizerlijk bezoek. Zeeland 20/4 (2011) 121-160. Dit nummer is vrijwel geheel gewijd aan de 200-jarige invoering van de burgerlijke stand. Leo Hollestelle schrijft daarover ‘De staat der Zeeuwen. De burgerlijke stand in Zeeland tot en met 1910’; Jan Zwemer sluit zijn artikel over huwelijken en sociaal-economische omstandigheden op de Zeeuwse eilanden voor 1880 af met het tweede deel hiervan. Van de hand van Andre van der Veeke en J. Verschoore is er een poëtische bijdrage met kunst onder de titel ‘dit monotone avontuur.’
• Heem- en oudheidkundige bladen Schouwen-Duiveland Stad en Lande, Historische bijdragen en mededelingen van de Vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland (november 2011) opent met ‘Een tweeluik met raadsels’, een diptiek van Het Keeten met de raderstoomboot Prinses Marianne (auteur B. BlikmanRuiterkamp). Het gaat om een indrukwekkend schilderij in de collectie van de Gemeentelijke Musea te Zierikzee, geschonken door Jacob Mees in 1964; in 1982 zijn beide delen gerestaureerd door J. Deuss en L. Marchand. S. den Haan brengt de lezer nog eens naar oud-Schuddebeurs rond 1820, en schrijft over de kermis met het vogelschieten, de muziekuitvoeringen en het paardenspel. In de meidagen van 1940 moest een groepje NJN’ers hun pinksterkamp in Renesse afbreken en zien thuis te komen in Delft en Den Haag. F. Beekman heeft de herinneringen van de deelnemers - door T. Duijm samengevoegd - voor de lezers naverteld. In een luiermand aan het begin van de twintigste eeuw verzamelde een boerengezin toch wat andere zaken dan nu, honderd jaar later, zo vernemen we van R. van Langeraad KAzn. Over de bijzondere vondst van een gedenksteen uit de voormalige meestoof ‘De Nijverheid’ in Capelle, ooit gebruikt als stoepsteen, licht F. Westra ons in. In de Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland 2011), het jaarboek van de Vereniging Stad en Lande, laat M. van den Broeke zien dat tuinen in en rond de stad gedurende lange tijd een belangrijke functie vervulden als ontspanningsmogelijkheid. Ze gaven uiting aan de welvaart van een stad. Na het midden van de twintigste eeuw werden ze dikwijls in gebruik genomen als
moestuin en nog later meest volgebouwd of omgetoverd tot parkeerplaats. Over ‘Honderd jaar Nutstuinen in Zierikzee’ vertelt W. Klaassen. Hoewel het een interessant onderwerp is, is het niet gemakkelijk te lezen, daar de binder nogal wat pagina’s van twee artikelen door elkaar heeft gehusseld. A. Clobus onderzoekt het metselaarsambacht en de positie van de metselaars te Zierikzee. Hij schrijft over het metselaarsgilde, de omwenteling in de Franse tijd met de verdwijning van de gilden en eindigt met de veranderingen in de negentiende eeuw. ‘Een nieuwe toekomst voor de slavenkas’ is van de hand van H. Uil. De slavenkas was gesticht in 1735 om Zierikzeese zeelui los te kopen die gevangen waren door Barbarijse zeerovers. Het fonds werd later een oudedagsvoorziening voor Zierikzeese zeelui, maar door verkeerd beheer kwam het fonds in financiële moeilijkheden. De slavenkas moest een nieuwe toekomst zoeken en de ontwikkelingen in de negentiende en twintigste eeuw die daartoe leidden worden in dit artikel gevolgd. A. Damman schrijft over ‘Pieter Adriaan Hubregtse, schoolmeester in Burgh van 1875 tot 1921’ en B. Blikman-Ruiterkamp over ‘Willem Pieter van Pagé, een ras ondernemer. Verstand van brandstoffen, dranken en nog veel meer’. De periode 1940-1943, de tijd dat dominee Joop Siezen (1911-1990) predikant in Dreischor was, wordt beschreven door zijn zoon B. Siezen. Sint-Philipsland De Cronicke van den lande van Philippuslandt (oktober 2011) schenkt aandacht aan het erfgoed De Eendenkooi te Anna Jacobapolder (auteur H. Quist). Dezelfde auteur heeft ook een verhaal in dialect geleverd: ‘Op z’n Fluplans hezeid’. J. Kempeneers schreef ‘Een varken in de kuip, kolen in ’t kot en aardappelen in de schuur, wat zijn we rijk’. In ‘Wil je in mijn poëzie schrijven’ maken we kennis met een paar persoonlijke versjes uit zo’n album. Het artikel ‘Abraham Wissepolder, de laatste bedijking met handkracht, is geschreven naar aanleiding van onze crisis. Tijdens de crisis van de jaren dertig van de vorige eeuw - de werkloosheid was schrikbarend hoog - werd op Sint-Philipsland zoveel mogelijk werk verricht dat in werkverschaffing gedaan kon worden. Zo ook de bedijking van de Abraham Wissepolder, ontstaan door bedijking van het schor dat tegen de Anna Jacobapolder lag (auteur J. Kempeneers). Aan de bekende biggenmarkt in Sint-Annaland haalt K. Fase herinneringen op. Jammer dat de biggenmarkt in de jaren zestig van de vorige eeuw ter ziele is gegaan.
De drank speelde trouwens net zo’n grote rol als de biggen. Onderwijzer Lein Blaas uit Tholen schreef de gebeurtenissen op van de angstige meidagen 1940; K. Fase vulde het verslag over de angst en onzekerheid uit die dagen aan, onder andere met persoonsgegevens. De botvisserij blijkt eeuwen oud te zijn, geschiedschrijver Mattheus Smallegange meldt het al in 1696. A. Blaas vertelt het verhaal van de botvisserij: er blijkt niet veel veranderd te zijn in de methode van vissen. Na 1970 is het beroep verdwenen doordat het niet meer lonend was; de vissers gingen over op de palingvisserij. F. van den Kieboom schrijft over een bezoek van kroonprins Willem, prins van Oranje, aan Tholen in 1852. Hij wordt rondgeleid door de uit Tholen afkomstige jonkheer De Casembroot, die benoemd was als gouverneur en de jonge Willem moest begeleiden bij zijn opvoeding. De Casembroot vond het belangrijk dat de kroonprins kennis maakte met het land waar hij koning zou worden en samen bezochten zij verschillende delen van het land. K. de Koning zocht de geschiedenis van de handboogschutterij en sociëteit Non Semper uit. Walcheren In De Wete gedaan aan de leden van de Heemkundige Kring Walcheren (2012,1) bijt J. Braat het spits af met het artikel ‘Hooggeëerd publiek. Circus op Walcheren’. Hij schrijft over de circussen die tot 1940 Middelburg bezochten. P. de Bruyne stuurde een verhaal dat zijn vader heeft geschreven over de Loskade in Middelburg, de kade die is ontstaan bij de aanleg van het Kanaal door Walcheren na 1871. ‘Het Blauwe Hof of Vrijburg. Buitenplaats en boerderij onder West-Souburg’ is van J. Simons. De naam Vrijburg is bewaard als aanduiding van een stadsgewestelijk industrie- en sportterrein. Een oud ‘Westkappels zeerecht’ dat in de Middeleeuwen in Westkapelle van kracht was is van de hand van I. Herbers, en het Vadertje van F. van den Driest gaat over een Westkappels gezegde waarin de Westkappelaar zijn vrouw vergelijkt met de Westkappelse dijk. Het kwartaaltijdschrift van de Vereniging Vrienden van het muZEEum en het Gemeentearchief Vlissingen Den Spiegel (2012,1) opent met een herdenkingsartikel door A. Verdonk-Rodenhuis: ‘M.H.F. van der Sluis-Janssens. Mariette van der Sluis maakte lang deel uit van het bestuur van de ‘vereniging’ en was zeventien jaar een trouw redactielid van Den Spiegel. In 1315 kreeg de ambachtsheerlijkheid Vlissingen stadsrecht van Willem III,
Zeeuws Erfgoed
graaf van Holland en Zeeland. Om dit zevende eeuwfeest te vieren komt een artikelenreeks in Den Spiegel: ‘Zichtbaar verleden (Vlissingen 13152015)’. P. van Druenen schreef het eerste artikel: ‘Stadslucht maakt vrij’. C. Heijkoop vertelt een boeiend verhaal over de voormalige Vlissingse loodsschoener No 4 still going strong, een vaartuig dat nog steeds op de wereldzeeën vaart. ‘Frans Naerebout kreeg het lef met de paplepel ingegoten’ (auteur A. Scheijde) gaat over een minder bekend avontuur van de bekende Vlissinger: de inname van een Engels schip Endeavour, dat hij en zijn broer opbrachten naar Vlissingen. S. Hendrikse geeft een rectificatie van het grafschrift van de grafzerk van de familie Lampsins in de Sint-Jacobskerk en D. Broers probeert een goede verklaring te vinden voor de geschiedenis van de Neptunus van de Beursbrug. Arneklanken, het kwartaalblad van de Historische Vereniging Arnemuiden (2011,4), is een dubbeldik nummer. G. de Nooijer vertelt over onweer in Arnemuiden en L. van Belzen vervolgt zijn speurwerk naar het geslacht Van Belzen. P. Feij verhaalt de reacties in Arnemuiden op de komst van Willem I na de Franse tijd. Over de jaren 1897, 1898 en 1899 schrijft J. Adriaanse een artikel met veel illustraties. In een ander stuk zet hij de drie vliedbergen en het dorp Nieuwerkerke in het zonnetje. In ‘Cohier van den duysentsten penninck over de stadt Arnemuyden’ legt J. Simons Siereveld de lezer uit wat dit te betekenen heeft voor de economische geschiedenis van de stad. C. de Ridder interviewt Leonard den Beer Poortugael, en L.C. Schouls belicht de komende veranderingen in het museum. De jaargang 2011 wordt afgesloten met een bijlage waarin L. van Belzen laat weten waar de voorouders in 1812/1813 woonden. Het Polderhuis Blad (december 2011) biedt naast huishoudelijke mededelingen een artikel van E.J. Weterings, onder andere over de herdenking van de stranding van de City of Benares honderd jaar geleden. Hij interviewt ook voormalig schipper bij de Westkappelse vestiging van de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij, Ander van Rooijen. De Bevelanden In De Spuije (winter 201), tijdschrift van de Heemkundige Kring De Bevelanden en de Vereniging Vrienden van het Historisch Museum De Bevelanden, schrijft J. Boogaard over leven en werk van Johannes Jacob Ochtman (1807-1927). Zijn naam leeft voort in de Ochtmanprijs, voort-
22 maart 2012/01 • E
RFGOED
ALLERLEIN
gekomen uit een stichting met de naam ‘J.J. Ochtmanfonds’, dat later werd ondergebracht bij het Goese Lyceum voor beroepsonderwijs. Aan het eind van elk schooljaar wordt een prijs uitgereikt aan leerlingen met bijzondere inzet. Naar aanleiding van de restauratie van het monument opgericht als herinnering aan Johannes ab Utrecht Dresselhuis in Wolphaartsdijk, verhaalt G.J. Lepoeter over deze veelzijdige man. H. van Dam zet de hond Rifleman Khan in het zonnetje, die in 1944 een medaille verdiende voor dapper gedrag in de Tweede Wereldoorlog: de Dickin medaille, genoemd naar de oprichtster van een Britse instantie die zich inzet voor het welzijn van dieren. K. Sluijter vertelt over poppenhuizen en C. van den Bovenkamp toont de passie voor tegels van Evert van Gelder, die een expositie heeft in het Goese museum van tegels met een algemeen Bijbels beeld. De elfjarige Bart Leloux doet verslag van zijn excursie naar het Karrenmuseum in Essen. Zeeuws-Vlaanderen De Nieuwsbrief van de Heemkundige Vereniging Terneuzen (december 2011) gaat over het bedrijf N.V. ‘De Hoop’, gesticht door G.F.P. van der Peijl in 1911. De invloed van de familie Van der Peijl is altijd groot geweest en gebleven. De Hoop heeft gedurende zijn bestaan veel activiteiten in de bouwwereld ontplooid op het gebied van materialen voor wegenbouw, waterbouw en de verkoop van zand, grind, cement en wapeningstaal. Na de Tweede Wereldoorlog begon de wederopbouw, waardoor de hele bouwwereld een grote stimulans kreeg. Ook bij het Deltaplan was De Hoop nauw betrokken. In de jaren negentig toen de doe-het-zelf zaken op een hoogtepunt waren werden grote investeringen gedaan in Karwei-en Gamma-zaken. (de auteurs van dit nummer zijn K. Stoffels en E. Hageman). Na de huishoudelijke mededelingen in het jaarboek van de Vereniging tot behoud van de historie van Philippine (2011) schrijft D. van der Zalm over de laatste douaneambtenaar die als hulpontvanger een volledige dagtaak had op het douanekantoor te Philippine: Leo Wieme. Wieme had een passie voor vogels waarvoor hij alles over had, en hij was enthousiast lid van de toneelvereniging Esmoreit. ‘Omnibusdienst tussen Philippine en Boekhoute station. Veolia anno 1907’ is het volgende stukje, gevolgd door het ontstaan van het wandelpad langs het Philippinekanaal. Bij het nieuwe wandelpad zijn fotopanelen geplaatst die voor wat verwarring zorgen: ter beoordeling van de lezers is de informatie op de borden bij het 4
Colofon
Zeeuws Erfgoed jaargang 11 nr. 1 • maart 2012
Zeeuws Erfgoed is een uitgave van Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland en verschijnt vier keer per jaar. Deze nieuwsbrief informeert over archeologie, cultuurhistorie, erfgoededucatie, monumenten, musea, streektalen en volkscultuur in Zeeland. Zeeuws Erfgoed wordt mede mogelijk gemaakt door de Provincie Zeeland. Abonnementen en adreswijzigingen alleen schriftelijk via postbus 49 o.v.v. Zeeuws Erfgoed.
Meegezonden - Zeeuws Archief Nieuws nr. 53
redactie Marinus van Dintel, Aad de Klerk, Jan Kuipers, Veronique De Tier en Janneke de Wit eindredactie Saskia Buitenkamp, Aad de Klerk en Jan Kuipers foto’s Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, tenzij anders vermeld. De SCEZ streeft er met de uiterste zorgvuldigheid naar om voorafgaand aan het moment van publicatie contact op te nemen met de rechthebbenden. De SCEZ kan op geen enkele wijze aansprakelijk worden gesteld voor beeldmateriaal, door derden aangeleverd, waarop auteursrecht berust.
Aanlevering van kopij Voor het volgende nummer en/of reacties op deze nieuwsbrief bij voorkeur digitaal tot 16 april 2012,
[email protected] of via postbus 49, 4330 AA Middelburg o.v.v. kopij Zeeuws Erfgoed.
opmaak decreet, Ramon de Nennie, Middelburg druk Meulenberg, Middelburg contact Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland Postbus 49 4330 AA Middelburg Bezoekadres locatie De Burg, Groenmarkt 13 T 0118-670870 | F 0118-670880 | E
[email protected] artikel geplaatst. Een stuk over de Isabellasluis is overgenomen uit het Sluisch Weekblad van 14 en 21 februari 1873, met een nabeschouwing door D. van der Zalm. Aannemingsbedrijf Haers bestaat honderd jaar en hiervan brengt Van der Zalm verslag uit. S. van Waes vertelt over de positieve bijdrage die het mosselmonument aan de cultuur van Philippine levert. In het jaarboek wordt melding gemaakt van enkele schilderijen, geschonken door de familie De Caluwé uit Biervliet en geschilderd door F. Ploegaert. Ze hebben een mooie plaats gekregen in de bestuurskamer van de vereniging. In 1894 is in Philippine een dubbele moord gepleegd volgens de Middelburgsche Courant, zo laat S. Ploegaert ons weten.
Aan dit nummer droegen bij • ARCHEOLOGIE Guus Besuijen (Hazenberg Archeologie), Hans Jongepier, Marcel de Koning, Jan Kuipers en Bram Silkens (WAD) • CULTUURHISTORIE Aad de Klerk • ERFGOEDEDUCATIE Josien Pootjes • MONUMENTEN Marinus van Dintel, Ronald van Immerseel, Wim Jakobsen en Jan van Zon • MUSEA Leo Adriaanse, Jeanine Dekker en Janneke de Wit • STREEKTALEN Veronique De Tier • MONUMENTAAL Jeanine Dekker • JAARTHEMA Leo Adriaanse • ALLERLEI Johan Francke en Truus Trimpe Burger-Mekking
www.scez.nl
KORTelings in dienst
dient ter viering van het vijftigjarig bestaan van de heemkundige kring. In een lang inleidend hoofdstuk is een aanzet gegeven tot analyse van vijftig jaar heemkunde in West-Zeeuws-Vlaanderen door artikelen samen te voegen in een aantal thema’s. Daarna volgt een bloemlezing van zo’n 350 pagina’s, samengesteld uit alle ooit verschenen stukken in het Mededelingenblad en Tijd/Schrift. Een bijzonder boek van een bijzondere vereniging! In Tijd/Schrift (2011,4) gaat het over de paardenfokkerij in West-ZeeuwsVlaanderen (I. van Damme), WestZeeuws-Vlamingen die emigreren naar Amerika (M. de Groote) en over Daan Haak, een markante veearts (M. Haak).
Karel-Jan Kerckhaert, adviseur archeologie Vanaf 2 januari 2012 is Karel-Jan Kerckhaert voltijd gedetacheerd bij de SCEZ als adviseur archeologie. Hij vervangt in deze functie Ilona van der Weide-Haas die vanaf februari met zwangerschapsverlof gaat. Samen met adviseur Marcel de Koning geeft Karel-Jan uitvoering aan de Archeologische Dienstverlening voor Zeeuwse gemeenten en de Provincie Zeeland. Geboren in Hengstdijk (Zeeuws-Vlaanderen) is hij twaalf jaar geleden na een korte uitstap naar Gent uiteindelijk richting Amsterdam getrokken om daar aan de Vrije Universiteit de studie archeologie en prehistorie te volgen. Tijdens zijn studie heeft hij zich voornamellijk beziggehouden met de archeologie van de late prehistorie en de Romeinse tijd in de lage landen. Het merendeel van zijn werkervaring heeft Karel-Jan opgedaan in het veld tijdens zijn werkzaamheden voor het Archeologisch Instituut van de Vrije Universiteit-Hendrik Brunsting Stichting (ACVU-HBS). Naast het uitvoeren van grootschalig vlakdekkend onderzoek heeft hij zich hier kunnen bekwamen in een aparte vorm van archeologie, namelijk het bergen van muntschatten.
Het Bulletin van de Oudheidkundige Kring ‘De Vier Ambachten’(2011, 3) geeft huishoudelijke mededelingen, verslagen van de excursiecommissie, de bibliotheekcommissie en de Stichting Museum ‘De Vier Ambachten’.De Werkgroep Archeologie doet verslag van de activiteiten in de Bierkaai. In een artikel over immaterieel erfgoed wordt achtergrondinformatie gegeven over gebruiken die zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. Het jaarboek 2011 van de Heemkundige Kring West-ZeeuwsVlaanderen, Verbonden door woorden, samengesteld door A. Bauwens en M. de Groote,
Zeeuws Erfgoed
23 maart 2012/01 • K
ORTELINGS
M On u M E N Ta a l
De straô is een jaarlijks terugkerende traditie op Schouwen-Duiveland. De eerste vermelding ervan dateert uit het midden van de zeventiende eeuw. Tijdens de straô gaan ruiters met hun versierde paarden in optocht naar het strand. Daar sturen ze de paarden de branding in. Zo’n zout zeebad was een probaat middel om de paardenbenen en -hoeven te reinigen van ziektekiemen nadat de dieren een winter op stal hadden gestaan. Eeuwenlang reden alleen boerenzonen en knechten de straô. Tegenwoordig mogen ook vrouwen meedoen. De ruiters zaten op ongezadelde paarden, gekleed in een witte broek, met hoge zwarte schoenen en een pet op het hoofd. Deze kledinggebruiken zijn inmiddels wat verwaterd, maar hier en daar wordt geprobeerd ze nieuw leven in te blazen. De ruiters met de meeste straô-ervaring voerden de stoet aan. Zij bliezen op koperen toeters. Na het rituele bad keerde de stoet terug naar het dorp. Ook nu nog vinden in de dorpen allerlei festiviteiten plaats. In de negentiende eeuw werden er in kraampjes steevast schrôôsels (platte dunne kruidenkoeken) en appelsienen verkocht. De eerste straô vindt traditiegetrouw acht weken voor Pasen plaats in Renesse. De straô in het Schouwse Serooskerke, dit jaar op 17 maart, is altijd de laatste in het seizoen (foto’s Dirk-Jan Gjeltema).