Mededeelingen van den
Nederlandschen Journalistenkring. No. 7 9 .
De Commissie van Redactie is samengesteld uit de Heeren: - w - HELMER, De Tijd; Mr. G. KELLER, Meuwsblad voor Nederland, en CUE. W. J. NUYS, Algemeen Handelsblad. Het adres der Commissie is: Mr. G.KELLER, Gebouw „Concordia", Amsterdam.
J
Het secretariaat van den Nederlandschen Journalistenkring is gevestigd bij den Heer Mr. A. MEIJEOOS, Park-
Officieele Mededeelingen. Algemeene Vergadering op Zondag 29 Juli, in het Oranje-Hotel te Nijmegen. DOORMAN,
C. K.
1906.
De Penningmeester brengt verslag uit over de financiën van den Kring, luidende: jaarverslag van den Penningmeester.
straat 25 (Bureau Het Vaderland) 's-Gravenhage.
Aanwezig de gewone leden: J.
Augustus
ELOUT,
A. VOOGD, A. G. BIEMOND, M. A. SIPMAN, A. PRELL, W. KÜPPERS, N. D. KUIPER, J. H. DEIBEL, AUG. MESRITZ, JOH. BOERSMA, R. G. RIJKENS, H. M. THIJSSEN, F. LOEW, D. MANASSEN, S. VAS DIAS, B. BLOK, C. A. VIEWEG, A.MEIJROOS, H. VAN ENCK, U. DRONRIJP UGES en C. SCHLICK, benevens de buitengewone leden: W. DRUCKER, T H . P. B. HAVER en C. D. WESSELING.
De Voorzitter, de heer Doorman, opent de vergadering met een welkomstwoord. Hij betreurt het, dat de opkomst zoo gering is en van de bijna 300 leden zich zoo weinigen de moeite gegeven hebben ter vergadering te komen. Er zijn hier gelukkig geen verslaggevers aanwezig, zoodat wij morgen niet zullen lezen van de slecht bezochte vergadering van den Kring. Nog slechts eenige jaren is het geleden — zegt de Voorzitter — dat men van onze vereeniging heeft gemaakt een vak-vereeniging, die meer de behartiging der vakbelangen op den voorgrond zou brengen. En ziet, toen aan de orde gesteld werd een der voornaamste vakbelangen, het persgeheim en het verschooningsrecht voor den journalist en het bestuur daarvoor een afzonderlijke vergadering belegde te Amsterdam, dus in het centrum des lands, was de opkomst der leden bedroevend gering. Het bestuur had daarom eens een proef willen nemen om te zien, of de leden dan wel te vinden zouden zijn voor een meer gezellige vergadering in een der schoonste streken des lands. Maar ook nu is de opkomst gering, zoo gering zelfs als nimmer te voren op een jaarvergadering. Spreker dankt den aanwezigen voor hun komst en wekt allen op propaganda te b l i j v e n maken voor de behartiging der journalistieke belangen en voor de jaarlijksche samenkomsten. De persoonlijke aanraking daardoor bereikt zijn vooral voor de oudere leden belangrijk. Onder de ingekomen stukken zijn berichten van verhindering van de heeren, Mr. H. J. D. D. ENSCHEDÉ, Mr.
VALCKENIER KIPS, E. W. DE JONG, H. M. DEKKING, ZOETHOUT, J. DEEN en het oud-bestuurslid R. SCHWARZ. De laatstgenoemde vormt een unicum in den
D. A.
Kring, daar hij zich heeft opgegeven als eerste donateur. Deze mededeeling wordt met applaus ontvangen.
Dit verslag loopt nog over een jaar dat voor 't grootste deel valt onder 't beheer van mijn voorganger. Immers, de overdracht van de kas had eerst in September 1905 plaats. Ook ditmaal valt een zeer gunstige financieele uitkomst van het verslagjaar te melden; de ontvangsten waren iets hooger dan ten vorigen jare namelijk /' 1522,28 tegen f 1503,64 over 1904, terwijl de uitgaven f 924,23 beliepen tegen f 977.01 in het genoemde jaar. Het batig saldo is ditmaal dus f 597,55. Hierbij is alleen in aanmerking te nemen dat de post „Onkosten Bestuurs- en Commissieleden" feitelijk nog eenige verhooging zou moeten ondergaan daar nog niet alle Bestuursleden hunne vorderingen wegens reiskosten over 1905 hebben ingediend, zoodat die post in het volgende jaar met hetzelfde bedrag te veel zal moeten worden bezwaard. Ontvangsten. Aan contributies kwam een bedrag van f 1410 in en achterstallig bleven tot nu toe 16 contributies a ƒ 5 dus makende een bedrag van f 80 over 1905. Daarvan is echter een bedrag van f 30 nog in behandeling bij den penningmeester van de Amsterdamsche Pers, ter hernieuwde aanbieding tegelijk met de quitanties voor 1906 terwijl f 20 definitief zullen moeten worden afgeschreven wegens overlijden, uittreden of dergelijke reden. Voorts is nog een bedrag van /' 20 over 1904 achterstallig, waarvan echter f 10 ter hernieuwde behandeling bij den penningmeester van de Amsterdamsche Pers, terwijl ƒ 5 is af te schrijven wegens overlijden. Met name de Amsterdamsche contributies kwamen, dank zij den goeden zorgen van collega SCHLICK, zeer bevredigend binnen. Uitgaven. De bijdrage aan het Ondersteuningsfonds was over 1905 ruim f 85 hooger dan in 1904, namelijk ƒ375,91, eensdeels tengevolge van het besluit der vorige jaarvergadering om die bijdrage op 25 % van de inkomsten te bepalen, anderdeels in verband met het hoogere eindcijfer van die inkomsten zelven, in vergelijking met dat van 1904. De post „Drukkosten" is dit jaar ongeveer f 150 lager dan in 1904 (/' 290,20 tegen f 446,05), hoewel de Mededeelingen een iets hooger bedrag (/208,35 tegen f 182) vereischten. Deze vermindering is hoofdzakelijk daaraan toe te schrijven, dat de buitengewone onvoorziene uitgaaf van f 167, die in het vorige jaarverslag vermeld is, thans natuurlijk niet te boeken viel. Bij den post „Kosten van bewaring en incasseering" valt aan te teekenen dat, wegens de vele formaliteiten
MEDEDEELINGEN.
•2
die het Haagsche Agentschap van de Nederlandsche Bank vervuld wenschte te zien vóór de overdracht van de belegde fondsen aan den nieuwen penningmeester zou kunnen geschieden, het Bestuur besloot, de bewaargeving aldaar op te zeggen en de bezittingen in effecten, zoo van den Kring als van het Ondersteuningsfonds, te deponeeren in een safe en wel op zoodanige wijze, dat alleen de Voorzitter en de Penningmeester gezamenlijk toegang tot het loket zouden kunnen krijgen, maar dan ook zonder verdere formaliteiten. Dat ditmaal op de rekening een post van f 53,75 voor kosten van pensioenverzekering verschijnt, is hoofdzakelijk een gevolg van het inwinnen van den raad van het Bureau voor Sociale Adviezen, welk bureau voor het opmaken van het Pensioenreglement en het deugdelijk fundeeren van het Pensioenfonds een bedrag van f 50 rekende. De post van f 15, die daarna volgt, is het bedrag van een honorarium, dat aan Mejuffrouw Dr. ANNIE DE WAAL
is toegekend voor hare bijdrage in de Mededeelingen over een journalistencursus in het buitenland. Belegging van geldmiddelen. In verband met het feit, dat de bezittingen van Kring en Fonds nagenoeg geheel zijn belegd in pandbrieven van hypotheekbanken, heeft de slag die de belanghebbenden bij een onzer grootste hypotheekbanken trof en die trouwens was voorafgegaan door dergelijke gebeurtenissen bij andere instellingen van gelijken aard, begrijpelijkerwijs ook bij den penningmeester van den Kring de
vraag doen rijzen, of wijziging in den vorm van belegging onzer geldmiddelen wellicht raadzaam ware. De overweging echter, dat onder de fondsen van gelijke rentetype de pandbrieven van hypotheekbanken stellig een voorname plaats innemen op 't stuk van veiligheid (de pandbrieven van de Hollandsche Hypotheekbank staan zelfs heden nog niet verontrustend laag genoteerd) was oorzaak dat noch de penningmeester, noch een der andere Bestuursleden in het gebeurde aanleiding vond tot wijziging van onze belegging. Alleen zal het natuurlijk zaak blijven, niet te veel middelen in één fonds te steken. Bijdrage
Ondersteuningsfonds.
Schoon de uitkomsten over 1905, op zichzelf genomen en in vergelijking met die over 1904, zouden rechtvaardigen tot een gelijk percentage voor de bijdrage aan het Ondersteuningsfonds als ten vorigen jare, meent het Bestuur toch ditmaal niet verder te moeten gaan dan het voorgeschreven minimum van 20 %. Immers, terwijl nu reeds de Rembrandtfeesten uit de kas van den Kring een subsidie van f 100 aan de Amsterdamsche Pers hebben gevorderd, welk bedrag dus op de rekening van 1906 zal drukken, zullen in 1907 vermoedelijk zóó belangrijke uitgaven ter gelegenheid van de Vredesconferentie zijn te wachten, dat de uiterste zuinigheid ons nu reeds geboden schijnt. Het is daarom, dat het Bestuur, op voordracht van steller dezes, U voorstelt, de bijdrage van het Ondersteuningsfonds te bepalen op 20 % van de inkomsten van den kring, of f 304,455. C. K. ELOUT.
Rekening over 1905 van den Nederlandschen Journalistenkring. Uitgaven.
Ontvangsten. Kasgeld Nagekomen contributies 1904 . . . Contributies 1905 Coupon integraal Rente pandbrieven . . . . . . . Deposito rente
Bijdrage Ondersteuningsfonds . . . „ Bureau Central Kosten vergaderingen Onkosten bestuurs- en commissieleden Drukkosten a. Mededeelingen f 208.35 b. Overige „ 81.85
'f
Porti en telegrammen Bureaukosten Kosten bewaring en incasseering . . „ Pensioenverzekering . . . . Honorarium Mej. DE WAAL
Batig saldo 1905
. . . .
f 375 91 „ 31 625 „ 44 „ 27 37 290 20 17 25 49 28 20 345 53 75 15 — 597 55 f 1522 28
Op 31 Dec. 1905 was de stand der bezittingen van den Kring als volgt: Integraal N. W. S. nominaal f 1000 j — 1 4 o/0 pandbrief Westl. Hyp. bank nom. ; . „ 1000 — *
M
It
M
»
a deposito belegd en in kas
I»
H
»
DEN HAAG,
Juli 1906. C. K. ELOUT, Penningmeester.
Ü\AJ
597 55 f 3097
55
Het verslag daarna uitgebracht over den toestand van het Ondersteuningsfonds luidt als volgt: Verslag van het Ondersteuningsfonds. Een blik op de rekening van dit fonds geeft zeker den indruk van een bloeiende instelling. Immers, hoewel de uitgaven, die ten vorigen jare nauwelijks f 12 beliepen, thans bijna f 470 bedroegen (tengevolge van twee ver-
Accoord bevonden: NIJMEGEN, 29 Juli 1906. M. A. SIPMAN. C. D. WESSELING. leende ondersteuningen) valt nochtans het aanzienlijke batige saldo van f 1625,41 te constateeren. Dit saldo is echter allerminst een juiste maatstaf voor den normalen toestand van het fonds. Ten eerste bevat het een bedrag van ruim f 580 aan depositogelden, die ten vorigen jare waren overgehouden. En ten tweede steekt er de, geheel toevallige, bate in van de feestgave van den heer BOISSEVAIN ad f 500. Onder de veranderlijke inkomsten neemt
MEDEDEELINGEN. voorts de bijdrage van den Kring, die f 85 hooger was dan in 1904, een belangrijke plaats in, terwijl van de verleende ondersteuningen ad f 450, die in voorschot waren gegeven, f 75 reeds op de rekening van 1905 terugkwam. De voornaamste post der vaste inkomsten daarentegen, die der contributies, verminderde met ongeveer f 10 tengevolge van uittreden en overlijden. De persoonlijke deelneming der leden aan het fonds blijft nog gering en het treft den penningmeester vooral, dat nieuwe leden van den Kring zich schier nooit voor het lidmaatschap van het fonds opgeven, hoewel elk nieuw lid op het bestaan van het fonds wordt gewezen. Zal er waarlijk een beduidende kracht uitgaan van deze instelling, dan zullen de contributies der leden belangrijk moeten vermeerderen. De penningmeester heeft dan ook reeds gezonnen op middelen om de leden van den Kring ook door prikkeling van hun eigenbelang tot toetreding te brengen. Voorstellen
:;ï
in die richting zullen door hem aan zijn medebeheerders en aan het Kringbestuur worden voorgelegd, zoodra het fondsreglement in behandeling zal worden genomen. Ten aanzien van de verleende voorschotten valt te vermelden, dat van het eene ad f 200 ten vorigen jare f 75 werd terug ontvangen; waarna de terugbetalingen ophielden, terwijl van het andere ad f 250 de terugbetaling, die in kleine termijnen met de uiterste stiptheid wordt nagekomen, eerst over het volgende boekjaar zal blijken. Over dat jaar is tot nu toe één ondersteuning verleend en wel van f 250 a fonds perdu aan iemand die sinds de oprichting van het fonds getrouw had bijgedragen. Van het-saldo der rekening is, nog onder het beheer van mijn voorganger, een pandbrief der Westlandsche Hypotheekbank aangekocht ad f 1000 nominaal. C. K. ELOUT.
Rekening over 1905 van het Ondersteuningsfonds N. J. K. Ontvangsten. a deposito belegd Feestgave CH. BOISSEVAIN
Contributies Bijdrage algem. kas N. J. K. 1904 . . . Rente fondsen , Deposito rente Terugbetaalde voorschotten van ondersteuningen
Uitgaven. f „ . „ „
5
582 73 500 361 375 | 91 192 ; 89 5 375 75
Invorderingskosten Ondersteuningen a. a fonds perdu. . b. in voorschot . . Kosten vergadering Porti Koersverschil aank. pandbrief en commissieloon *. , Batig saldo 1905
f 2092 j 91
f
3
„ 450 „ 2
09
,, o
30 23
. 11 „ 1625
88 41
/"2092
91
Op 31 December 1905 was de stand van het fonds als volgt: 2 4 % pandbr. a f 1000.— Z. H. Hyp. bank f 2000 2 „ „ „ „ 1000.— Haarl. „ „ „ 2000 1 » » » » 500.— „ „ „ |, „ 500 „„lOOO.-Westl. „ „ Ij „ 1000 a deposito belegd en in kas „ 625
41
/" 6125
41
DEN HAAG,
De notulen der vorige algemeene vergadering, zooals die zijn opgenomen in de Mededeelingen n°. 73 worden onveranderd goedgekeurd. De heeren SIPMAN en WESSELINO worden aangewezen tot het nazien der rekening en verantwoording van den penningmeester. Aan de orde is vervolgens het Jaarverslag van den Secretaris. Ook ditmaal kan mijn verslag over de gebeurtenissen van het afgeloopen jaar, onze vereeniging betreffende en in haar midden voorgevallen, zeer beknopt zijn. Het is het gewone normale leven, dat de Journalistenkring in het jaar 1905/6 geleid heeft, en voor mijn aandeel zal ik dus niet veel opvorderen van uwen tijd, van welken zooveel pleegt af te gaan voor vergaderingen van anderen, dat wij reeds daarom wijs doen, de onze tot een minimum te beperken. Aanvangen wil ik met een herinnering aan de vorige jaarvergadering te Amsterdam, een uitzonderingsgeval van twee termijnen, maar waardoor bewezen is, dat in ons midden besprekingen over uiterst netelige onderwerpen, waarbij teere snaren in trilling komen in spoedig bewogen boezems, vrij-uit gevoerd kunnen worden, zonder dat onderlinge waardeering of collegiale welwillendheid in het minst gestoord worden, noch der eenheid schade toe-
Juli 1906.
C. K. ELOUT, Penningmeester. Accoord bevonden: NIJMEGEN, 29 Juli 1906. M. A. SIPMAN. C. D. WESSELING. gebracht, zooals zwartgalligen wellicht vreesden. En de overlevering om de politiek buiten den Kring te houden is gelukkig ongebroken gehandhaafd. Wederom verloor de Kring in het afgeloopen jaar een eere-lid: wij hadden het overlijden van Dr. J. A. LAMPING te betreuren. Wat hij is geweest voor de Nederlandsche journalistiek, de Mededeelingen, welke vormen een verslag der geschiedenis van den Kring, dat de gebeurtenissen steeds op den voet volgt en waarvan ik slechts een samenvatting kan geven, hebben daarvan uitvoerig getuigd. Ik herinner hier slechts, dat de voorzitter aan de geopende groeve eerbiedig hulde heeft gebracht aan de nagedachtenis van dezen buitengewonen man, sprekende toen ongetwijfeld naar het hart van ons allen. In het Kringbestuur bracht de ijzeren wet van nietherkiesbaarheid eenige verandering, welke echter grootendeels formeel was. Want verloren wij daardoor Mr. PLEMP VAN DUIVELAND als penningmeester — in welke hoedanigheid hij den Kring vele goede diensten bewees, waarvoor deze hem warmen dank heeft te weten — het besluit der Haagsche Journalistenvereeniging om gebruik te maken van haar recht om een gedelegeerde in het Kringbestuur te hebben, maakte dat wij zijn gewaardeerde adviezen en voortdurende medewerking aan de behartiging der Kringzaken niet behoefden te derven. Op dezelfde wijze keerde de heer DEKKING, al was het laat in het vereeenigingsjaar,
4
M E D E D E E L I N G E N.
als Rotterdamsche gedelegeerde in ons midden terug, als hoedanig hij den in zijn plaats tot bestuurslid gekozen heer A. VOOGD verving. De heer VALCKENIER KIPS, in de vorige vergadering eveneeens gekozen, was ook geen nieuweling in het Kringbestuur, waarvan hij vroeger reeds deel uitmaakte. Als Amsterdamsen gedelegeerde verving de heer HELMER in den loop van het vereenigingsjaar den heer TERSTEEO, die van zijn langdurige vertegenwoordigingin ons midden van de Amsterdamsche Pers een aangename herinnering nalaat van helder oordeel en slagvaardige verdediging van zijn inzichten. Het ledental bleef ongeveer op het gewone peil maar in ieder geval met stijgende tendenz. Door overlijden verloren wij in 1905,6 3 gewone leden, er bedankten 12 gewone leden en 1 buitengewoon lid. De aanwinst bedroeg 23 gewone en 4 buitengewone leden, zoodat de balans bij het uitbrengen van dit verslag aanwijst 3 eereleden, 220 gewone en 54 buitengewone leden. Thans nog enkele herinneringen hier en daar. De pensioenverzekering is een feit geworden. De voorbereiding van reglement en contract is tot een goed einde gebracht en het slagen van den Benjamin onder de instellingen van den Kring hangt nu nog slechts af van de medewerking en de toewijding van onze leden, die door hun deelneming in grooten getale daaraan levensvatbaarheid moeten geven en aan het bestuur de onontbeerlijke ruggesteun bij de nu komende onderhandelingen met de directies. Vurig hoop ik, dat het hiermede anders zal gaan dan met het belangrijke vraagstuk van het persgeheim, het verschooningsrecht van den journalist. De moeite welke de twee prae-adviseurs te dezer zake, de heeren J. DOORMAN en D. A. ZOETHOUT, zich hebben getroost, had andere hulde en belooning verdiend dan een door onvoltalligheid mislukte vergadering op 4 Februari te Amsterdam. Het was voor het bestuur geen opwekkende ervaring, deze opneming van minimum thermometerstand der belangstelling onzer Kringleden in een echt vakbelang. Vóór de behandeling van het arbeidscontract is door het bestuur een adres ingezonden bij de Tweede Kamer om aan te dringen op een voor geestesarbeiders billijker regeling van opzegtermijnen en geldigheidsduur der contracten. Er is aan onze ernstige grieven ruimschoots tegemoet gekomen. Grappig is het, nu achteraf er aan te denken, hoe ons slechts luttel tijds scheen te resten voor de indiening van dit adres, waarvoor zelfs een Zondag verconcipieerd en verconfereerd is . . . . uit vrees dat de behandeling van het arbeidscontract al spoedig tot de punten in quaestie zou gevorderd zijn! De Kamer deed er meer weken over dan wij haar, in zorgen om tijdig te komen, uren gaven! Van de gelukkig weinige „quaesties" en „zaken", die zich in 1905/6 voordeden, noem ik ten slotte slechts het geval CATZ VAN AALTEN, veel-besproken en druk beschreven. Wij vroegen den uit Berlijn verwijderden Handelsbladcorrespondent om inlichtingen, maar meenden op grond daarvan, in overeenstemming met den wensch van den betrokken persoon, beter te doen deze zaak aan haar eigene ontwikkeling over te laten. A. MEIJROOS. Punt 6 der agenda: Verkiezing van twee leden van het bestuur tengevolge van het periodiek aftreden van de heeren DOORMAN en ENSCHEDÉ. De voordracht voor laatstgenoemde vacature, bij stemming opgemaakt door de buitengewone leden-directeuren en uitgevers, bevat de namen der heeren J. FUNKE, directeur van het Nieuws van den Dag
en Mr. P. BLUSSÉ VAN OUD-ALBLAS, directeur
van de Dordrechtsche Courant, die resp. 5 en 4 stemmen op zich vereenigden. Op den heer DOORMAN worden uitgebracht 19, op den heer FUNKE 16 en op den heer BLUSSÉ 4 stemmen, zoodat de beide eerstgenoemden gekozen zijn. De heer DOORMAN neemt de herbenoeming aan en dankt voor het bij vernieuwing in hem gesteld vertrouwen. Als leden van de Commissie van Advies, welke in het afgeloopen jaar niet heeft vergaderd en dus ook geen verslag uitbrengt, worden voor het volgende jaar gekozen de heeren Mr. P. J. F. H. VAN DE RIVIÈRE te Groningen, Mr. J. D. PENNINK te Kampen, H. M. THIJSSEN te 's-Hertogenbosch, E. C. H. C. BRUINS te Alkmaar en M. A. SIPMAN te Arnhem.
De beide aftredende leden van de commissie van het Ondersteuningsfonds, de heeren DOORMAN en ZOETHOUT, worden vervolgens met algemeene stemmen herkozen. Bij monde van den heer SIPMAN wordt rapport uitgebracht over de rekening en verantwoording van den penningmeester en décharge met dankbetuiging voorgesteld, waarmede de vergadering instemt. Overeenkomstig het voorstel van den penningmeester wordt de bijdrage aan het Ondersteuningsfonds uit de inkomsten van den Kring vastgesteld op 20 %. Het laatste punt op de agenda: benoeming van een commissie van redactie van de Mededeelingen gaf nog tot eenige discussie aanleiding. De heer Manassen herinnerde aan de op de vorige jaarvergadering uitgesproken klachten over de Mededeelingen en aan het besluit toen genomen om, ook door betaalde bijdragen op te nemen, verbetering te krijgen. Niettemin voldoet het blad niet aan de meest bescheiden eischen, het is absoluut geen vak-orgaan en de Kring kan er zeker niet prat op gaan een eigen blad te bezitten. Spreker vond in het afgeloopen jaar vele zaken in de groote bladen behandeld, die in de Mededeelingen hadden thuis behoord en daar aanleiding tot onderinge polemiek hadden moeten geven. Hij vindt het jammer, dat er zoo weinig werk van gemaakt wordt door de commissie van redactie, te meer daar hetgeen hij bedoelt met weinig of geen kosten had kunnen geschieden. Dat voor een artikel van Mej. DE WAAL een honorarium van f 15.— betaald, is keurt spr. af; ieder moest gratis bijdragen leveren en zeker van de redactiecommissie had men mogen verwachten, dat zijzelve belangrijke vakaangelegenheden in de Mededeelingen had besproken. Om tot verbetering in den toestand te komen, stelt spr. voor de commissie uit te breiden en terug te komen op het besluit tot betaling van bijdragen. De heer Elout sluit zich aan bij de meening van den heer MANASSEN, dat betaalde bijdragen ongewenscht zijn. Maar met de bijdrage van Mej. DE WAAL is de toestand anders; zij is geen lid van den Kring, onze besluiten gelden haar niet en bovendien was zij uitgenoodigd tot het leveren der bewuste bijdrage. Spr. is het ook eens, dat de Mededeelingen niet aan de eischen voldoen, er ware wel meer van te maken, maar hij is tegen vergrooting van de redactiecommissie, omdat men een comité van uitvoering, van leiding, liefst zoo klein mogelijk moet houden, wil met vrucht gewerkt kunnen worden. De toestand zooals wij dien thans hebben, acht spr. het gevolg van een commissie van drie leden in plaats van een; zij rekenen, z. i. te veel op elkander, en verbetering had hij gehoopt, toen de verdeeling van arbeid zoo geregeld werd, dat de heer KELLER de algemeene leiding en administratie op zich nam, de heer ANKERSMIT de afdeeling buitenland kreeg en de heer HELMER het binnenland zou verzorgen. Spr. herhaalt de wenschelijkheid, dat de commissie middelen ter verbetering overwege, zonder terug te komen op het besluit tot betaling der bijdragen. Hij constateert reeds
M E D E D E E L I N G E N. verbetering en hoopt dat de afwezige commissie, na lezing van het verslag dezer vergadering, aangespoord zal worden om op den ingeslagen weg voort te gaan. Er zijn zulke interessante dingen te vinden in de geschiedenis van den Kring; vooral te Amsterdam zijn nog verschillende oudere journalisten, die een schat van zeer belangwekkende zaken en alleraardigste gebeurtenissen kennen die de jongeren onder ons nimmer gehoord hebben en die bepaald een stuk geschiedenis vormen van de Nederlandsche journalistiek. Indien die ouderen er niet meer zijn, zal ook dat stuk geschiedenis niet meer te schrijven zijn en daarom geeft spr. dit onderwerp bij wijze van wenk der commissie aan de hand. Ook op ander gebied ware het blad aantrekkelijk te maken, zegt spr. Hij herinnert zich, dat er inderdaad verrassende journalistieke rariteiten bestaan, o. a. verzamelingen van drukfouten die bij wijze van varia opgenomen zouden kunnen worden tegelijk met staaltjes van journalistieke „bokken". Wat het buitenland betreft, heeft spr. niet veel gemerkt van het uitwisselen met of het aanschaffen van buitenlandsche vakbladen op journalistiek terrein. De Voorzitter vraagt den heer MANASSEN zijn voorstel aan te houden en roept verder de medewerking in van alle leden tot verbetering van het orgaan. De heer Manassen wil het resultaat nog wel eens afzien, maar heeft er niet veel verwachting van. De heer Blok constateert dat gebleken is dat de commissie van redactie van goeden wil is, maar wellicht geen kijk er op heeft, hoe met succes de verbeteringen aan te brengen. Hij geeft daarom in overweging de heeren ELOUT en MANASSEN te benoemen tot adviseurs van de commissie. Bij stemming over de urgentie van het voorstel-MANASSEN, daar dit niet op de agenda vermeld was, wordt deze verworpen met 18 tegen 4 stemmen. De heer Vas Dias vraagt of het bestuur de uitbreiding der commissie in overweging wil nemen, hetgeen de voorzitter toezegt. Bij de verkiezing voor de commissie van redactie werden uitgebracht 22 stemmen. Daarvan verkregen de heeren KELLER 20, NUYS 19, HELMER 18, MANASSEN 3, ELOUT 2 en ZOETHOUT 1 stem, zoodat de heeren KELLER, NUYS en HELMER herkozen zijn. Bij de rondvraag wijst de heer Biemond, onder verwijzing naar het artikel van den voorzitter in de Mededeelingen, op de treurige resultaten der pensioen-verzekering. Hij vraagt, of de zaak bij zulk een geringe deelneming wel doorgaat en geeft in overweging aan alle leden hoofdelijk een aansporing te zenden. De Voorzitter antwoordt, dat het contract is aangegaan voor onverschillig welk getal leden dat deelneemt en geeft verder nog eenige inlichtingen omtrent de verzekering. Op verzoek van den heer BOERSMA verklaart de voorzitter zich bereid nog eens een uiteenzetting te geven van de voordeden van de Kring-verzekering boven een gewone „gemengde" verzekering. In zijn sluitings-woord hrengt de voorzitter verder hulde aan den afgetreden onder-voorzitter Mr. ENSCHEDÉ voor hetgeen hij in de afgeloopen vijf jaren voor en in het belang van den Kring heeft gedaan. Na afloop der vergadering werd het verdere programma afgewerkt, dat dank zij den goeden zorgen van den heer C. A. Vieweg, niettegenstaande warmte en derailleerende stoomtrams uitstekend van stapel liep. Op een enkele uitzondering namen alle ter vergadering aanwezigen deel aan de excursie en aan het diner dat, zooals trouwens ook in de bedoeling had gelegen, herinnerde aan de ouderwetsche gezellige maaltijden. C. SCHL1CK, loco-secretaris.
5
Bestuursvergadering op Zondag 29 Juli 1906 's morgens 11 uur in 't Oranjehotel te Nijmegen. Voorzitter de heer DOORMAN. Aanwezig de bestuursleden ELOUT, SCHLICK, VIEWEG, VOOGD en MEIJROOS. Kennisgeving van verhindering is ontvangen van de bestuursleden ENSCHEDÉ, DE JONG en VALCKENIER KIPS, benevens van den gedelegeerde der Rotterdamsche Journalistenvereeniging. Ingekomen stukken. — Schrijven van de Rotterdamsche Journalistenvereeniging, dat tot gedelegeerde in het Kringbestuur is aangewezen de heer HENRI DEKKING. Schrijven van den heer R. SCHWARZ, die verzoekt toegelaten te worden als donateur van den Kring met een jaarlijksche bijdrage van f25.—. De toelating wordt gaarne verleend. Candidaturen. — Als gewone leden worden aangenomen: L. A. BELINFANTE, redacteur van het Nederlandsen Correspondentiebureau voor Dagbladen te 's-Gravenhage, gesteund door de gewone leden Mr. JOH. J. BELINFANTE en H. VAN DER WIELEN; J. J. BRUNA, redacteur van het Algemeen
Handelsblad te Amsterdam, gesteund door de gewone leden F. G. VAN PESCH en
L. A. RADEMAKER; H. VAN ENCK,
redacteur van de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant te Nijmegen, gesteund door de gewone leden CHR.
A.
VIEWEG
en
M.
A. SIPMAN; Mr.
A.
MESRITZ,
Kameroverzichtschrijver van de Haagsche Courant te 's-Gravenhage, gesteund door de gewone leden J. DOORMAN en B. BLOK; C. N. VAN DER POL, correspondent-redac-
teur van de Sumatrabode te Rijswijk, gesteund door de gewone leden P. A. HAAXMAN Jr. en T H . L. HARLAAR, en R. G. RIJKENS, directeur-hoofdredacteur van de Goesche Courant, gesteund door de gewone leden J. F. H. A. LATER en JOH. L. VAN DE PAUWERT.
Perscomité Rembrandt]'eesten. — Bekrachtigd wordt het besluit van het Dagelijksch bestuur om aan het te Amsterdam gevormde perscomité voor de Rembrandtfeesten een bijdrage van f 100.— toe te kennen in de onkosten verbonden aan de ontvangst der buitenlandsche journalisten. Jaarverslagen. — Secretaris en penningmeeester deelen aan het Kringbestuur hun jaarverslagen over het afgeloopen vereenigingsjaar mede, welke geen aanleiding tot opmerkingen geven. Bijdrage Ondersteuningsfonds. — Op voorstel van den penningmeester wordt besloten aan de algemeene vergadering in overweging te geven de bijdrage voor het Ondersteuningsfonds te bepalen op 20 % van de inkomsten van den Kring. Ontvangst journalisten tweede Haagsche conferentie. — Met het oog op de wenschelijkheid om spoedig tot de regeering het verzoek te richten om subsidie van rijkswege voor deze ontvangst, speciaal voor het inrichten van een persbureau, waar de journalisten rustig zullen kunnen arbeiden, wordt aan het Dagelijksch Bestuur machtiging verleend om in denzelfden geest als bij de eerste conferentie is geschied een verzoek tot de regeering te richten. Daarna wordt de vergadering gesloten. Leden. Aangenomen als gewoon lid: L. O. BELINFANTE, redacteur van het Nederlandsch Correspondentiebureau voor Dagbladen, Heemskerckstraat 7 te 's-Gravenhage;
MEDEDEEL IN GEN.
6
J. J. BRUNA, redacteur van het Algemeen Handelsblad te Amsterdam; H. VAN ENCK, redacteur van de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, Broerstraat 2 te Nijmegen; Mr. A. MESRITZ, kameroverzichtschrijver van de Haagsche Courant, Laan Copes van Cattenburgh 135 te 's-Gravenhage; C. N. VAN DER POL, correspondent-redacteur van De Sumatrabode, Julialaan 17E te Rijswijk (Z.-LL), en R. G. RIJKENS, directeur-hoofdredacteur van de Goesche Courant te Goes. Bedankt als gewoon lid: Jhr. Mr. D. J. DE GEER, De Nederlander, te Rotterdam. J. F. SCHELTEMA, Amsterdam. Donateurs. Aangenomen: R. SCHWARZ te 's-Gravenhage.
Binnenland. Onze Pensioenverzekering. Er zijn een paar vragen te beantwoorden. 1°. Waartoe dienen de Postspaarbankboekjes? Antwoord: Deze zullen verkrijgbaar zijn ten behoeve van diegenen, die zichzelven niet al te goed kunnen vertrouwen en, hun ƒ 30 of meer bv. maandelijks willende op zij leggen, zeker willen zijn, dat zij dit bedrag tegen December niet weer zullen hebben gebruikt. Bovendien kan, op zulk een boekje, een directie bv. maandelijks storten wat zij bijdraagt met de zekerheid dat dit voor 't pensioen zal worden gebezigd. Intusschen zijn dus die Postspaarbankboekjes niet noodig. Is iemand financieel sterk genoeg, dan maakt hij eenvoudig begin December het bedrag, dat hij storten wil en bewaard heeft zoo als hij zelf wil, aan den Penningmeester van den Kring over. En de directies kunnen eveneens bepalen, dat zij de door haar bij te dragen gelden op die wijze zullen storten. 2°. Kan niet vóór 15 December bij de „Nationale" worden gestort? Deze vraag werd mij gedaan met de opmerking, dat de pensioenwaarde van een storting bij de „Nationale" afhankelijk is van den leeftijd, waarop die storting geschiedt; m. a. w., dat een storting, bv. in Januari gedaan, voordeeliger is dan wanneer zij in December d. a. v. gedaan wordt. Dit is juist. Maar de „Nationale" heeft haar uitzonderingstarief vastgesteld op grond van storting en verzekering eenmaal 's jaars (ook omdat dit de administratie vereenvoudigt); en op mijn vraag, of zij tusschentijds op de Pensioenboekjes zou willen bijschrijven, was dan ook het antwoord: „Er is hiertegen geen bepaald bezwaar, maar „de pensioenen worden door ons berekend alsof de stortingen op 15 December zijn geschied, d. i. geheel als in „de overeenkomst is aangegeven". Artt. 2 en 3 van het contract zijn daaromtrent stellig en duidelijk. De jaarlijksche pensioenwaarde van de som, die men (in December) bij de maatschappij stort, wordt dus bepaald naar den leeftijd van den verzekerde op 1 Januari d. a. v. (Men herleze art. 3 van het contract). 3°. Hoe groot is — zoo werd in onze algemeene vergadering te Nijmegen gevraagd — het verschil tusschen
een gewone z. g. „gemengde verzekering" en de onze naar tarief E IA? (Ik neem dit tarief, de tweede tabel, omdat de derde niet met de gewone „gemengde verzekering" is te vergelijken, daar zij inderdaad neerkomt op een z. g. „lijfrente op twee hoofden".) Voor de eenvoudigheid cijfer ik met een rond getal van ƒ 100 storting per jaar. Als gemiddeld neem ik iemand, die op zijn 40e jaar begint te storten. Voor andere leeftijden zal de verhouding ongeveer dezelfde zijn. De 40-jarige, dan, die naar onze verzekering (tweede tabel) ƒ 100 's jaars stort, ontvangt van zijn 65e jaar af een pensioen van rond ƒ 530 's jaars. Sterft hij vóór dien tijd, dan wordt aan zijn erfgenamen zooveel maal ƒ 100 terugbetaald als hij stortingen heeft gedaan; dus bv. bij overlijden in zijn 60e jaar ƒ 2100. Om zich op zijn 65e jaar een gewone lijfrente van ƒ530 te koopen, moet een gewone verzekerde, naar de gewone tarieven der „Nationale", dan ongeveer ƒ 4900 storten. Door een „gemengde verzekering" verkrijgt hij de uitbetaling van dat — voor zijn pensioen van ƒ 530 's jaars vereischte — kapitaal tegen een jaarlijksche premie van even ƒ 190. Alzoo: het pensioen, dat onze verzekerden zich koopen voor ƒ 100 's jaars, kost aan een gewonen „gemengde verzekerde" ƒ 190 's jaars. Waar dan echter tegenover staat, dat de laatste in elk geval, voor een premie van ƒ 100 's jaars, aan vrouw en kinderen (bij zijn vroeger overlijden) ƒ 2600 nalaat, en onze mannen slechts zooveel malen ƒ 100 als zij bij hun overlijden die som gestort hadden (dus ten-hoogste ƒ 2400). Ik mag bij deze vergelijking intusschen nog doen opmerken, dat — mits maar een minimum van f 30 's jaars wordt betaald — de door onze verzekering verkregen pensioenbedragen verzekerd blijven, terwijl de gewone verzekerde, die het premiebetalen tijdelijk moest staken, óf zijn aanspraken geheel verliest öf althans een zg. premievrije polis ontvangt voor een zeer aanzienlijk lager bedrag dan waarvoor hij aanvankelijk contracteerde. M. a. w.: dat onze verzekering een véél grootere zekerheid aanbiedt tegen teleurstelling door ongunstige levensomstandigheden, waar ieder aan blootstaat. J. DOORMAN. H. W. Janssen. Den 4en dezer overleed te Amsterdam op 62-jarigen leeftijd de heer H. W. JANSSEN, die meer dan 30 jaar de rubriek „Buitenland" in De Tijd verzorgde en er tot voor eenige jaren de voor dit blad hoogst verdienstelijke „Overzichten" in schreef. Hij was opgeleid voor onderwijzer en bezat alle daarvoor benoodigde akten, toen hij zich te Amsterdam vestigde. Een verlamming der onderste ledematen, die, ondanks alle beschikbare middelen der geneeskundige faculteit, niet wilde wijken, maakte dat hij van het leeraarschap moest afzien en journalist werd. Als zoodanig slaagde hij volkomen en was hij een geduchte werkkracht voor het blad, waaraan hij zijn talenten besteedde. Zijn lichamelijk ongemak werd in de laatste jaren nog verzwaard door een moorddadige suikerziekte, waartegen hij wel is waar met reuzenkracht streed, maar die hem toch langzaam sloopte, zoodat hij het bureauwerk moest laten varen en gaandeweg het huisonderwijs als zijn voornaamste taak beschouwde. Tal van leerlingen, die hij voor examens en voor verschillende maatschappelijke betrekkingen voorbereidde, hebben geprofiteerd van zijn conscientieuse en wel voorbereide lessen. Hoewel het leven hem weinig vreugde bood, was hij een toonbeeld van
MEDEDEELINGEN. levens- en werklust en van onverwoest bare opgewektheid. Te midden van zijn arbeid kwam de dood hem plotseling verrassen. Overeenkomstig zijn vroeger geuit verlangen werden zijn krukken en andere stomme helpers in zijn gebrekkigheid met hem in de kist, begraven.
Ingezonden. Ons Vakorgaan. Ter laatste Kringvergadering zijn door ondergeteekende bemerkingen gemaakt op de redactie van de Mededeelingen. Ik vermoed, dat alle collega's het eens zullen zijn met mijn bewering, dat de Mededeelingen niet voldoen aan de meest bescheiden eischen, welke aan een vakblad mogen worden gesteld. Het behandelen van voor ons belangwekkende onderwerpen, het schrijven nu en dan van een artikel met propagandistische strekking, het weergeven van op de journalistiek betrekking hebbende stof uit de binnen- en buitenlandsche pers, dat is de taak, die ik gaarne door de Commissie van Redactie zag uitgevoerd. Ik herhaal, dat ik het bezwaar van gebrek aan tijd niet licht schat, maar stel daartegenover, dat de Redactie van ons eenmaal per maand verschijnend orgaan door drie collega's wordt waargenomen. Zij zijn met eenige meerdere belangstelling ontegenzeggelijk in staat, van den inhoud der Mededeelingen meer te maken dan tot nu toe geschiedde. Ik heb de redactie gemakkelijker, minder tijdroovend en meer doeltreffend trachten te maken, door haar over meer personen te verdeden. De meerderheid der vergadering bleek de noodzakelijkheid daarvan nog niet te gevoelen. Zeer tot mijn spijt, want ware ook dan nog de redactie „mislukt", dan hadde de Kring voor een volgend jaar het b.v. eens met éen bezoldigden redacteur kunnen beproeven. Intusschen zal de Commissie van Redactie — die het tusschen haakjes niet de moeite waard vond, althans een uit haar midden de jaarvergadering te doen bijwonen — mede door lezing van het verslag daartoe opgewekt, welwillend genoeg zijn om aan de geuite wenschen tegemoet te komen. In afwachting hiervan, heb ik de laatste week wat uit de couranten geknipt om dit in een persrubriekje te geven, welk voorbeeld ik spoedig door collega's hoop overtroffen te zien. Met vele collegiale groeten D. MANASSEN. AMSTERDAM, 6 Augustus. Geachte Redactie, Mag ik, de daad bij het woord voegende, nu even eenige voor ons interessante knipsels weergeven, waarmee tevens mijn bovengeuite bedoeling nader wordt aangegeven? Het Indische drukpers-reglement. Hierover lezen wij in de Telegraaf o. m. het volgende, dat de Redactie van dat orgaan aan het slot ter overweging aan Minister FOCK aanbeveelt: „De bekende brochure van Mr. J. F. DIJKSTRA, waarin een doorloopende aanval gedaan wordt op verschillende hooggeplaatste Indische ambtenaren, wordt met enkele simpele woorden dooi- de Indische pers aangekondigd. De redacties erkennen het volmondig: wij wagen ons niet aan een bespreking, hebben geen lust ons een strafvervolging op den hals te halen. De Bataviaasche Nouvellenschrijver van het Soer. Hdlb. schreef aan zijn blad: „De Bataviasche bladen durfden het niet wagen van het boek iets anders te zeggen dan dat het verschenen is en dat de
redaction een exemplaar van den uitgever hebben ontvangen, uit vrees door citaten af te drukken in aanraking te komen' met den strafrechter". Wat 'n prachttoestand! En wat zegt onze zeer verlichte minister van Koloniën wel van zoo'n drukpers-reglement, dat de publieke opinie aldus aan banden legt, vraagt de Tel. Niet de pers, schreef de .V. Soer. Crt., — al worden schrijvers en redacteurs nu en dan veroordeeld, — is de eigenlijke, de groote dupe van het domper-systeem, maar wèl het volk,'dat hier thuis hoort, omdat deze beperking van de vrijheid van het «oord zich onmiddellijk omzet in machtsmisbruik van ambtenaren, omdat bij administratieve en rechterlijke ambtenaren aanstonds en vooral bij hen, die hier jong komen — het begrip van onaantastbaarheid vereenzelvigd wordt met dat van onfeilbaarheid. Zoodra wordt niet een ambtenaar onaangenaam beoordeeld of hij zoekt naar een wapen om zijn aanvaller te verslaan. Minder zorgt hij voor onderzoek of de aanmerking juist is, minder of het algemeen belang ook gediend is met verandering van zijn kant. En deze geest, die telkens en telkens opnieuw het, hoofd hoog opsteekt, is alleen te voeden, in het leven te houden, in een land waar de pers is gemuilkorfd als hier. En wat denkt men dat bij zulk een regime terecht komt van de karaktervorming der personen, die in Indischen dienst zijn :Hoe is zelfcritiek, zelfontwikkeling, zelf-verbetering mogelijk, als geen stem van buiten mag wijzen op persoonlijke tekortkomingen, op verkeerdheden in bestuur of beheer".
Tot zoover het voor de journalistiek zakelijke deel, dat dan wordt gevolgd door een breedere demonstreering van de gevolgen der Indische lichtschuwheid. Nu in Indië, onder leiding van collega VIERHOUT, zich een organisatie van journalisten heeft gevormd, kan te zijner tijd tot verbetering van bovengewraakten toestand, mogelijk met succes met onzen Kring worden samengewerkt. Tweeërlei Oordeel. Aan een Interview met Keizer Wilhelm op de „Hamburg" te Bergen, door den Franschen afgevaardigde GASTON MENIER in den Matin weergegeven, ontleende de AA Ct. o. m. het volgende: „Even zinspeelde de Keizer op de Marokkaansche quaestie, en de spanning die toen heerschte tusschen de beide landen. „Men heeft mijn bedoelingen slecht begrepen", verklaarde Wilhelm II. „Moest ik iemand daarom beschuldigen, dan zou dit de pers moeten zijn. Zij is dikwijls verantwoordelijk voor heel wat kwaads. Het is wel vreemd en heeft mij altijd getroffen, die onverantwoordelijkheid in de journalistiek. Neem de meest verschillende beroepen: gij zult zien, dat iemand, om daar toegelaten te worden, aan bepaalde en strenge voorwaarden moet voldoen. „Een geneesheer mag geen zieken behandelen zonder een diploma te bezitten, dat hem dikwijls vele jaren arbeid kost. Een advocaat kan niet pleiten zonder in de rechten te hebben gestudeerd. Maar de journalist behoeft niet te studeeren en geen diploma's of kundigheden te verwerven. Een jongmensch van 32 jaren kan zich bij welk blad ook, al ware 't het grootste en achtenswaardigste ter wereld, aanmelden. Hij kan daarin een artikel schrijven, dat de grootste opschudding kan teweegbrengen en den diepsten indruk maken op zijn tijdgenooten. Dagelijks bevatten de dagbladen een beroep op het pubiek, inlichtingen, besprekingen, beoordeelingen, opgesteld door mannen, wier goede trouw ik niet betwist, doch wier kundigheden men dikwijls het recht heeft te betwijfelen En die mannen zijn de leiders van de openbare meening! Dat zijn zij, die den grootsten invloed oefenen op hun tijdgenooten en die zelven dikwijls het minst voorbereid zijn! . . . . ." Men kan begrijpen, zegt de X. Cl., dat het den Matin niet licht viel deze wéinig-vleiende woorden te drukken. Helaas! (voegt de Matin ei' dan ook bij) de journalisten zijn niet de eenigen op aarde aan wie men geen diploma's vraagt: daar zijn ook de keizers!
En nu het pluimpje, dat den journalisten door HERMAN in de Juli-aflevering van Elsevier wordt op den hoed gestoken:
ROBBERS
„Mij is groote eerbied en bewondering voor het werk van schrijvers-in-kouranten eigen. Ik generaliseer opzettelijk, maar lul spreekt, dunkt me, vanzelf, dat de uitdrukking: schrijversin-kouranten gelezen moet worden met sterken klemtoon 'op de eerste lettergreep, en dat hier onder „schrijvers" verstaan wordt . . . . menschen, die het talent van schrijven bezitten. Journalisten ineenen in tien regel, de betiteling „letterkundige"
8
MEDEDEELINGEN. te moeten afwijzen — niet ten onrechte wellicht in vele gevallen; het voorbeeld verdiende mogelijk navolging in andere kringen — edoch, van hoe belangrijk meer schrijftalent getuigt , dikwijls een hoofdartikel over politiek, een feuilleton over tooneel, een korrespondentie uit het buitenland, vergeleken met zoo menigen roman in twee of meerdeelen. zoo menig bundeltje novellen of . . . . gedichten! ik las raads- en kamerverslagen waar meer geest, meer pit in zat, zich meer talent in openbaarde, dan in zekere drama's die vele opvoeringen beleefden, zekere verhalen, die tijdelijke goudmijntjes waren voor boekhandelaren en leesbibliotheekhouders. En dat talent, hoe kwistig, ja met welk een vorstelijke roekeloosheid wordt er mee omgegaan veelal. Is daar niet iets hoogs, iets grootsch in? Een schrijver van boeken koestert zijn opmerkingen, zijn ideeën en ideetjes, zijn gevoel en zijn gevoelcntjes zorgvuldiglijk. Hij vertelt er niemand iets van. Er moet partij van getrokken worden, er moeten boeken van gemaakt. En die boeken moeten er zoo mooi mogelijk uitzien, opdat het gevoel en de gedachten vooral op hun voordeeligst uitkomen; op stevig en egaal roomblank papier moet het zorgen-zware werk worden gedrukt, en met fraaie, groot-opene letter de omslag symbolisch versierd! De band zij duurzaam, ja vóór alles: glorieus m o n u m e n t a a l ! . . . Een journalist schrijft, voor-'t-vaderland weg, zijn artikel, geeft er soms even, wat slordig dikwijls, in een uitroep misschien of een bespotting, iets van het allerbeste in wat hij heeft, zijn geest en gemoed, en . . . . steekt 'n sigaar op, leest zelf zijn krantje, denkt niet verder aan zijn geschrijf . . . Dat verschijnt en verdwijnt . . . Een uur na z'n verschijnen doet het met zijn stuk bedrukt papier wellicht al dienst om boterhammen te verpakken, om schoorsteenpijpen dicht te stoppen, om . . . . stil, men kan maar niet alles noemen! . . . . Er wordt dikwijls geklaagd over de brutaliteit en de pedanterie van die krantenmenschen. En zeker, zij durven nogal wat zeggen en hun betrekking dwingt hen zich op den voorgrond te stellen. Maar mij dunkt toch, van zekeren kant beschouwd is hun houding heel wat bescheidener dan die van den professor, die zijn leerlingen examineert in de kennis zijner eigen uitspraken en opvattingen, dan van den schilder, die zijn werk in een museum opgenomen wenscht . . . . dan van den boekenschrijver, die zich boos maakt als van zijn produkten niet genoegzaam nota wordt genomen door de kritiek".
Ten slotte een aardig stukje „gemengd", aan de Telegraaf ontleend: Een persdelict van 100 jaar geleden. In de Koninklijke Staats-courant van 1800 komt het volgende ofücieele stuk voor: Den Haag, den 19 Augustus. De Minister van Policie en Justitie van het Koningryk Holland, brengt bij dezen ter kennisse van alle de Ingezetenen van dit Ryk, dat door deszelfs Ministerie aan de respective Departementale Besturen van dit Koningryk, ter fine van Executie (immers voor zoo verre het 2de gedeelte betreft en waarvan de Ingezetenen mede niet behooren onkundig te zyn) is toegezonden een Besluit van Zyne Majesteit in dato 6 Augustus 1806, luidende als volgt: Louis Napoleon, door de gratie Gods en de Constitutie des Ryks, Koning van Holland. Wij hebben besloten en besluiten bij deze: Art. 1. Het Dagblad, genaamd „het Amsterdamsche Avond Journaal", zal worden gesuprimeerd. — De Redacteur zal geen verlof kunnen bekomen, om aan eenig periodiek Werk te arbeiden, als hebbende valschelijk voorgegeven de Schryver te zijn van een door ons geauthoriseerd Dagblad en in het No. van Donderdag den 24sten Juli 1.1. ten opzigte van Gouvernementen, waarmede wij in vriendschap leven, op eene ligtvaardige en onwettige wijze hebbende gesproken. Daar het aan geenen onderdaan vrij staat, in naam van zijhen Souverein te spreken, en daar het aan geen byzonderen persoon geoorloofd is, de daden der verschillende Gouvernementen, anders dan met woorden, en slechts in zijnen huiselijken kring, te beoordeelen, zal elk Redacteur van eenig gedrukt Werk, die in het vervolg contrarie dezes mogt handelen, als openbare Rustverstoorder, en Overtreder van zijne pligten omtrent ons, worden gestraft. 3. De Minister van Policie en Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Mentz, den Oden Augustus 1800. (Getcekend) LOUIS. Hage, den loden Augustus 1800. C. J. VAN BRAKEL, L. S.
Dm.
Antwoord van de redactie. We willen het licht van collega MANASSEN niet onder den korenmaat onzer zuinigheid plaatsen en nemen dus zijn schrijven met bijlage op, al loopen we gevaar, dat de rekening van den drukker hooger zal worden dan aan het Bestuur aangenaam is. Maar dan kunnen we dat niet doen zonder een woord van protest onzerzijds. In de eerste plaats tegen de zonderlinge handelwijze van den heer MANASSEN, wien vermoedelijk het Bestuur van den Kring op de vergadering te Nijmegen alle gelegenheid heeft gegeven om zijn grieven tegen ons te luchten, die wel kan verwachten, dat de secretaris zijn opmerkingen heeft genotuleerd, doch wien het niettemin lust schriftelijk te herhalen wat hij mondeling heeft gezegd zonder te weten, of de resumtie in de notulen van dit laatste niet voldoende zou zijn. Wonderlijk is ook zijn grief, dat wij niet ter vergadering zijn geweest. Er bestaat in onzen Kring gelukkig nog geen „vergaderingsdwang", het Bestuur had ons geen „gentle hint" gegeven om te verschijnen, de oproeping ter vergadering deed niet vermoeden, dat er iets voor ons „in het vet" lag en alle drie hadden we reeds beschikt over Zondag 29 Juli, vóór dat het Bestuur de algemeene vergadering op dien dag vaststelde. ' Maar nu de hoofdzaak. Wij — of collega NUYS er ook zoo over denkt, weten we niet, daar deze op 't oogenblik, dat we dit schrijven nog van zijn vacantie geniet — wij met ons beiden in ieder geval meenen, dat men de redactie der Mededeelingen wel wat onbillijk te lijf gaat. Als elk goed journalist zijn wij van nature tot luiheid geneigd, doch onze luiheid gaat niet zoover, dat we rustig Gods water over Gods akker zien loopen. M. a. w. als we kopij vinden, die we geschikt achten voor de Mededeelingen zullen we niet te lui zijn om ze daarvoor persklaar te maken. Maar.... Dat „maar" is van tweeerlei karakter. Vooreerst verlieze men niet uit het oog, dat de Mededeelingen een maandblad zijn, en in de tweede plaats, dat ze bestemd zijn voor menschen, die leven van couranten, er den geheelen dag in grasduinen, er in opgaan. Nu lijkt het ons toch een beetje zonderling, dat we onzen lezers zullen voorzetten nieuws dat dagen, weken, ja zelfs een maand oud kan zijn, hetwelk zij allang gelezen hebben, ten minste mogen verondersteld worden te kennen, dat zij zelf geschreven of gecommentarieerd hebben. Laten we, ter toelichting, even te gast gaan bij collega MANASSEN. Hij knipt een stukje uit zijn blad De Telegraaf over de houding van de Indische pers in zake de brochureDIJKSTRA. Nu leest toch elke collega De Telegraaf en zal zeker dat niet hebben overgeslagen, al ware 't maar a titre de curiosité. Maar is wat het blad over dit punt schreef nu werkelijk van zooveel belang, dat het een maand na de verschijning nog in ons vakblad moet worden gereproduceerd? De nurksche uitlating van keizer Wilhelm over de journalisten is nu zeker wel de gansche pers doorgewandeld en gecommentarieerd. Is het dan noodig, dat we die uitlating nu ook nog eens te slikken krijgen in ons vakblad, in den saus, waarmede de Nieuwe Courant haar heeft opgedischt? Waren we een soort van archiefblad, a la bonne heure! Maar het zijn niets meer dan „Mededeelingen", die van belang moeten zijn voor onze „vakvereeniging" als zoodanig en met deze opvatting voor oogen hebben we onze taak altijd opgevat. Misschien — we erkennen het — zijn
MEDEDEELINGEN, we daarbij wat te bescheiden geweest. Welnu, we beloven in zooverre beterschap; er zijn „personalia" en „realia" te geven, wat meer dan tot nog toe. We zullen ons daarop dan ook wat meer gaan toeleggen doch, tevens hopen we, dat de wenk, die ter kringvergadering is gegeven dat onze medeleden wat minder karig zullen zijn met hunne medewerking, zal worden ter harte genomen. Dan behoeven we onzen lezers geen opgekookt goedje voor te zetten doch kunnen we ze allicht onthalen op wat belangwekkender mededeelingen dan knipsels uit hun eigen couranten. G. KELLER. J. W. HELMER. Een Journalistieke Toko. Het Katholiek Sociaal Weekblad, onder redactie van den heer Mr. P. J. M. AALBERSE, lid van de Tweede Kamer, bevatte in zijn nummer van 4 Augustus een artikel van een inzender met een bijschrift van den heer A. in zijn qualiteit van algemeen secretaris der „Katholieke Sociale Actie". Artikel en bijschrift zijn voor de journalistiek niet zonder belang, hetgeen door eene vermeldingvan den inhoud en door eenige daaraan vast te knoopen opmerkingen wel blijken zal. Het geldt hier een plan van coöperatie of liever van concentratie in de journalistiek, dat om zijn afgerondheid en zijn concreten vorm dadelijk voor bespreking gereed is. Hier zijn zaakmenschen aan het woord en geen bespiegelaars. Schrijver van het artikel is de WelEerw. Heer J. H. SCHOLTEN, kapelaan te Laren, alzoo een man die buiten de journalistiek staat, voor zoover mij bekend ook als dilettant. Hij is alleen belangstellende, en wel, zooals te begrijpen valt, alleen in het lot der kleine katholieke pers, maar dit doet aan de beteekenis van hetgeen hij opmerkt, niets af. Afgaande op het succes van coöperatie in allerlei bedrijfszaken, oppert hij het denkbeeld om ook bij het redigeeren van couranten coöperatief te werk te gaan. Hij heeft daarbij het oog niet op speciale vakorganen of godsdienstige blaadjes en ook niet op dagbladen of anderdaagsche couranten; hij wil de coöperatie toepassen op de eens of tweemaal per week verschijnende kleine nieuwsorganen. Als zoodanig bestaan er, meer bijzonder voor katholieke lezers, 23 die tweemaal en 30 die eenmaal per week verschijnen; dat zijn er dus samen 53. De heer SCHOLTEN heeft van deze couranten als zuiver journalistieke producten geen bijzonder hoogen dunk. Heel zacht, maar toch heel duidelijk zegt hij, dat zij bij anderen in allerlei opzicht achterstaan en schrijft dit toe aan de omstandigheid, dat zij door allerlei dilettant-rédacteurs en schrijvers worden bediend en dat de uitgevers of ondernemers hun redactie slechts karig of in 't geheel niet bezoldigen. Hij rekent, dat voor een blad van eenmaal per week nauwelijks f 150 en voor een tweemaal verschijnend blad kwalijk /"300 aan redactieloon wordt betaald. Om hierin nu verbetering te brengen wil hij, al deze minimumlijdende redacteurs doen vervallen en de 53 couranten bedienen met één centrale redactie, die verbonden moet worden aan het bureau der „Katholieke Sociale Actie" te Leiden. Dit bureau zou dan de 23 X f 300 + 30 X f 150 = f 11400 aan redactieloon ontvangen, daarvoor heel de kleine pers voorzien van copy en nog een mooi duitje overhouden voor andere propagandamiddelen. De heer SCHOLTEN zou willen zorgen, dat de couranten, die te dicht in elkanders nabijheid of in dezelfde plaats verschijnen, van onderling verschillende artikelen werden voorzien. Ook zou die coöperatie niet beletten, „dat iemand wien de pen in de vingers eens mocht jeuken,
9
toch een of ander artikel plaatste", terwijl bovendien „er toch aan ieder blad een redacteur verbonden blijft, die zich ook wel eens wil laten hooren". Dit laatste zou'van zelf de afwisseling in de hand werken. Ziedaar in hoofdzaak het plan van productie-coöperatie voor de kleine pers, door den heer SCHOLTEN aan de hand gedaan. De Larensche schrijver lijkt mij een gemoedelijk man, wien ook eens de pen tusschen de vingers aan het jeuken is geraakt en nu doet wat hij voor de afwisseling in een weekblad zoo noodig vindt. Dit blijkt ook uit een, in zijn qualiteit, nog al gewaagde waardeering der journalistiek, waardoor hij een in zijn geest goed geredigeerd weekblad als Zondagslectuur van boer of werkman niet zelden van meer nut zegt te achten „dan de beste preek van Heeroom, dien zij toch wel gelooven en zoo vaak half slapende aanhooren". Natuurlijk zal ik de laatste zijn om het nut der journalistiek, ook der kleine, gering te schatten, maar het stuit mij niet weinig tegen de borst een dergelijke vergelijking te moeten lezen en ik zou onoprecht zijn dit hier te verzwijgen. Als Heeroom op zijn terrein zooveel talent heeft en hij maakt evenveel werk van zijn gesproken woord als de journalist van zijn artikel, dan doet ieder zijn plicht; maar slapen doen boeren en werklieden ook wel als ze de courant lezen. Mij dunkt kapelaan SCHOLTEN moest de laatste wezen om de menschen op die manier uit de preek te houden en ze achter de courant te zetten! Maar op het artikel levert de redactie van het Kath. Soc. Weekblad een merkwaardig „naschrift" waarin het antwoord is vervat van den heer Mr. AALBERSE. Hieruit blijkt dat deze het plan van coöperatie serieus opvat en zelfs dat iets dergelijks reeds gestaan heeft in de oorspronkelijke concept-statuten van de Kath. Soc. Actie, doch er uit is verdwenen, omdat men niet alles te gelijk' wilde aanvatten. Zelfs zou men het plan wellicht alsnog tot uitvoering brengen, als men aan het bureau te Leiden beschikte over voldoende geldmiddelen en daardoor over voldoende „wetenschappelijke krachten", die men niet krijgt zonder ze behoorlijk te honoreeren. Reeds nu vragen vakbladen aan het Leidsche bureau hoofdartikelen en korte sociale berichten. „Maar", zegt de heer AALBERSE: „ik geloof, dat de Eerw. schrijver zich aan een beminnelijke illusie schuldig maakt, wanneer hij vermoedt, dat de kleine bladen gemiddeld f 150 a f 300 's jaars aan redactieloon voor hoofdartikelen plegen uit te geven. De meeste dier blaadjes — enkele zeer goede uitgezonderd — worden door den uitgever-zelf bij elkaar geknipt, terwijl de kapelaan of de onderwijzer er wel eens — gratis natuurlijk — een artikeltje in schrijft. Het plan van den Eerw. schrijver lijkt me dus zeer wel uitvoerbaar, mits er meer geld kome, om nog enkele wetenschappelijk goed-onderlegde ambtenaren aan 't Centraal Bureau te benoemen. Maar ik geloof niet, dat die blaadjes meer dan f 25 a f 50 per jaar zullen kunnen, althans willen betalen". Ziedaar openbaringen, die wij moeten boekstaven. Hier hebben wij een wetenschappelijk goed-onderlegd man, ijverend voor de journalistiek in dienst zijner partij, die kans ziet met enkele „ambtenaren" van zijn bureau 76 dagbladen te redigeeren, zóó zelfs dat ze meer nut doen dan „de beste preek van Heeroom", 't Is fameus! Ieder onzer weet, dat er op het gebied der journalistiek in ons land al heel vreemde bokkesprongen worden vertoond. Daar zijn redacties, die de copy gezet en gecorrigeerd in looden kolommen op haar bureaux krijgen omdat de uitgever-drukker meerdere couranten heeft in verschillende deelen des lands en hij het voordeelig vindt het machine-zetsel te laten circuleeren. Eenige jaren geleden kocht een uitgever van een weekblad voor een handvol guldens een elders verschijnend blaadje er bij, en verzond
Ill
MEDEDEELINGEN.
nu aan de abonné's van twee couranten op ver van elkaar liggende plaatsen dezelfde lectuur onder verschillenden naam. Om te zwijgen van het chasser-croiser met illustraties en geheele reeksen geïllustreerde weekbladen onder verscheidene namen en titels. Wat de toekomstige Leidsche coöperatie zou willen ondernemen lijkt mij echter het bestaande record te zullen slaan. Dit wordt een toepassing van coöperatie op het gebied van geestelijken arbeid. Wat tot dusver gebeurde bij de aankoop van krenten, spek of kunstmest zal nu geschieden bij het aanschaffen van couranten-copy. Schaar en lijmpot, gebruikt met eenige locale behoeftenkennis, zullen worden afgeschaft en de uitgever-drukker bestelt voor 50 cent per week in de Leidsche toko of allemansgading zijn benoodigde hoeveelheid „hoofdartikel, buiten- en binnenland, Kamerverslagen, sociaal nieuws, drankbestrijding, voor de vrouwen, landbouw en veeteelt enz." al welke rubrieken volgens den heer SCHOLTEN thans, wat qualiteit betreft, heel wat te wenschen overlaat. Wie staat niet paf bij deze vernuftige industrieële oplossing der journalistiek? En wie twijfelt er nog aan, dat onder behandeling der „wetenschappelijk goed-onderlegde" ambtenaren van Leiden daardoor het gehalte der kleine pers enorm zou verbeteren? Het lezen van dergelijken nonsens kan voor ons, jour-
nalisten, nuttig werken. Het is een remedie tegen onze hoovaardij. Als mannen gelijk de beide schrijvers in het Katholiek Sociaal Weekblad onzen mooien, idealen arbeid willen verlagen tot een futloos machinewerk, laat ons dan nederig zijn als een monoline of een linotype en enkel tikketak zeggen en snorren met onze zieleraderen. Voor twee kwartjes in de week journalistiek je een heele courant. Maar dan lap je 't 'm met een dagblad allicht voor drie gulden of een rijksdaalder. Dat gaat met de kunstmest en het spek immers ook zoo: Hoe meer je koopt, des te minder is de prijs. De redactie van het Katholiek Sociaal Weekblad vraagt aan het slot van haar bijschritt hoe de bladen, die zij bedienen wil uit den grooten Leidschen pot van Egypte, over het coöperatie-plan denken. Ik vermoed dat dit een speculatie is op de laatste gedachten dier bladen. Gaat het plan door, dan behoeven ze heelemaal niet meer te denken. Toch is er nog een andere les uit die plannenmakerij te trekken. Zij bewijst n.1. alweer eens, hoe zeldzaam mannen buiten ons vak staande eenig normaal begrip er van hebben en hoe onbekookt sommigen er toch. maar over durven schrijven. J. W. H.