Mededeelingen van den
Nederlandschen Journalistenkring. No.
De Commissie van Redactie is samengesteld u i t de Heeren: J- F - ANKERSMIT, Het Volk; J. W. HELMER, De Tijd, en Mr. G. KELLER, Nieuwsblad voor Nederland. Het adres der Commissie is: Mr.G.KELLER, Gebouw „Concordia",Amsterdam.
61.
Het secretariaat van den Nederlandschen Journalistenkring is gevestigd bij den Heer Mr. A. MEIJROOS, Parkstraat 25 (Bureau Het Vaderland) 's-Gravenhage.
Het Bestuur
vestigt
Plaatsingbureau,
de aandacht
waarvan
in No. 35 van de Mededeelingen die van positie wenschen en directeuren
(mits
vacatures
ontstaan,
aan
zijn
den Secretaris,
nummer van
opgenomen.
van de leden op het
aard en werking of
lid van den Kring), liefst
uiteengezet
(December 1902).
te veranderen gelieven
zijn
daarvan
volgens
Leden
hoofdredacteuren aan wier opgaaf
het model
De Secretaris waarborgt
bladen te doen
in genoemd geheimhouding
namen.
Officieele Mededeelingen. Bestuursvergadering van Zaterdag 28 Januari des avonds 8 u u r in h e t „Hotel en Café Neuf" te 's-Gravenhage. Voorzitter de heer J. DOORMAN. Aanwezig voorts de leden ELOUT, D E JONG, MEIJROOS en PLEMP VAN DÜIVELAND. Van
de
leden
DEKKING,
ENSCHEDÉ,
SCHLICK en
VIEWEG,
benevens de gedelegeerden van de Amsterdamsche Pers en de Rotterdamsche Journalisten-V er eeniging w a s bericht van verhindering ingekomen. Na lezing en goedkeuring der notulen wordt mededeeling gedaan van een schrijven van den gedelegeerde van de Amsterdamsche Pers, waarin wordt medegedeeld, dat in het bestuur van deze vereeniging zijn gekozen de heeren D.
KOUWENAAR
en
D.
A.
heeren R. C. VERWEYCK
ZOETHOUT,
in
en D E BALBIAN
plaats
van
de
VERSTER. Her-
kozen zijn de heeren ISRAELS en TERSTEEG, welke laatste tevens opnieuw als gedelegeerde bij het Kringbestuur voor het jaar 1905 werd aangewezen. Candidaturen. de heeren
— Als gewone leden worden toegelaten
C. J. DUTIJN NOORDBERGER, W . A. J. VAN DITMAE
en P. H. K. ZAALBERG,
als buitengewoon
lid de heer
W . A. HOLDERT.
Besloten wordt een jaarlijksche bijdrage voor het ondersteuningsfonds van h e t oud-lid A. P. P. R. Baron VAN HAERSOLTE VAN DEN DOORN onder dankbetuiging te aanvaarden, behoudens de dienomtrent later te treffen regeling door de Algemeene Vergadering. Quaestie-Van der Wielen. — Mededeeling wordt gedaan van een schrijven van den heer J. E. VAN DEB WIELEN
Februari
1905.
in antwoord op een verzoek om nadere inlichtingen omtrent h e t door h e m genomen ontslag op korten termijn als redacteur van Het Vaderland, hem gedaan door de twee leden van h e t Dagelijksch bestuur, die deze zaak aanhangig m a a k t e n . Er wordt geconstateerd, dat de door hem gegeven lezing van h e t gebeurde niet overeenkomt m e t de inlichtingen, door den hoofdredacteur van Het Vaderland verschaft. W a a r echter de heer VAN DER WIELEN zich op het standpunt had geplaatst, dat z. i. door h e m geruimen tijd te voren van zijn plan in deze was kennis gegeven en geen van beide partijen omtrent de zaak zelve de t u s s c h e n k o m s t van h e t Kringbestuur had ingeroepen, meende dit, dat t h a n s geen aanleiding bestond voor verdere bemoeiingen zijnerzijds. H e t achtte voldoende h e t doel bereikt: te doen blijken, d a t een ontslag op zoo korten termijn in strijd is m e t de goede usance bij de pers, en door zijn optreden in deze aan h e t gebeurde alle beteekenis als precedent te hebben ontnomen. Perscongres Luik. — Aan den gedelegeerde in het Bureau Central wordt machtiging verleend in de vergadering van dit bureau ter sprake te brengen een andere wijze van benoeming van de afgevaardigden in dat bureau van de verschillende landen, n. 1. door dit over te laten a a n h e t oordeel der betrokken vereenigingen en niet door een toevallige delegatie te doen geschieden. Verder zal de gedelegeerde in overweging geven de congressen niet ieder jaar te houden. ' Adres-Postwet. — Na eenige discussie werd besloten tot de verzending van h e t volgend adres: Aan de Tioeede Kamer der Staten-Generaal. Het Bestuur van den Nederlandschen Journalistenkring veroorlooft zich m e t verschuldigden eerbied onder de aandacht van U w College te brengen, dat door het bij koninklijke boodschap van 30 September 1904ingediende wetsontwerp tot aanvulling van de wet. op de Brievenposterij in bedenkelijke m a t e gevaar ontstaan kan voor de vrijheid van drukpers. I m m e r s h e t door de Regeering voorgedragen art. llbis der Postwet van 15 April 1891 (Stbl. N°. 87) zou daarin de bepaling doen opnemen, d a t h e t overbrengen van alle niet gesloten stukken (dus ook van dag- en weekbladen en andere periodieken, die open plegen te worden verzonden) „kan worden geweigerd of gestuit, wanneer „hun inhoud in strijd wordt geacht m e t de veiligheid „van den Staat, de openbare orde of de goede zeden", onder toevoeging dat, bijaldien de afzender bekend is, zoodanige stukken aan h e m worden teruggezonden. Ons Bestuur veroorlooft zich, de aandacht van Uw
MEDEDEELINGEN. College te vestigen op het feit, dat in de Memorie van Toelichting de wenschelijkheid van zulke arbitraire macht voor de Postadministratie uitvoerig wordt betoogd met het oog op pornografische en andere zedenkwetsende geschriften en afbeeldingen, in een beoordeeling waarvan ons Bestuur niet heeft te treden, maar dat de Memorie te eenenmale zwijgt over de toepassing, welke genoemd art. 176is zou kunnen hebben op de dagbladpers. Toch kan ook deze er in hooge mate in hare vrijheid door worden beperkt. Immers niet aan den door de wet aangewezen rechter, die overeenkomstig art. 7 der Grondwet de strafbaarheid van eenig geopenbaard gevoelen heeft te beoordeelen, zou bij art. llbis der Postwet thans worden opgedragen, te beslissen of eenig stuk in een periodiek blad is „in strijd met de veiligheid van den Staat, de openbare orde of de goede zeden"; maar de verzending van zoodanig geschrift zou reeds door eenige ambtenaren der Posterijen — daar het artikel dienaangaande geen beperking bevat — kunnen worden geweigerd of althans gestuit, wanneer de inhoud „wordt geacht" met de veiligheid van den Staat, de openbare orde of de goede zeden in strijd te zijn. Door urien dit aldus mag „worden geacht" is evenmin in het artikel voorzien, als door wien de voorloopige stuiting of de weigering kan worden toegepast. Ons Bestuur begrijpt, dat het voornemen van den Minister van W. H. en N. zou zijn, daaromtrent administratieve voorschriften te geven. Maar deze zullen nooit de mogelijkheid kunnen voorkomen, dat een ambtenaar, op een oogenblik een dagblad openende en daarin iets lezende dat hij acht in strijd b.v. met de openbare orde, zich door art. llbis verplicht zal gevoelen, de verzending van dat blad te stuiten (op te schorten) tot hij van hoogere autoriteit nadere bevelen heeft ontvangen.. Reeds dit gevolg, dat door vertraging in de verzending aanmerkelijk kan te kort doen aan de grondwettelijke vrijheid van drukpers (men denke aan couranten met artikelen aan den vooravond van verkiezingen), schijnt ons Bestuur uiterst bedenkelijk. Maar ook dan, wanneer de administratieve maatregelen zoodanige macht en beslissing doeltreffend zouden kunnen beperken tot de hooge administratieve autoriteit, is het gevaar, waaraan de vrijheid van drukpers zou worden blootgesteld, niettemin verre van denkbeeldig. Ons Bestuur kan niet aannemen, dat de tegenwoordige Regeering het doel zou hebben, langs dezen weg censuur op het openbaren van gedachten en gevoelens uit te oefenen. Maar met art. llbis in de hand zou te eeniger tijd een minister of andere burgerlijke autoriteit kunnen oordeelen, dat een bepaald blad of bladen van een bepaalde richting b.v. met de openbare orde of de veiligheid van den Staat in strijd zijnde gevoelens of gedachten openbaren en dus van verzending moeten worden uitgesloten. Te eeniger tijd zou een Minister, een Directeur-Generaal, een directeur van een postkantoor van oordeel kunnen zijn, dat hetzij eenig blad doorloopend of een bepaald nummer daarvan een met het Staatsbelang strijdige strekking had. De door art. 7 der Grondwet onbeperkt erkende vrijheid van drukpers zonder voorafgaande censuur zou dus in gevaar geraken. In het algemeen zouden andere autoriteiten dan de daar aangewezen rechter die vrijheid kunnen beperken en zou feitelijk haar „voorafgaand verlof" voor verspreiding (door verzending per post) noodig zijn. En in tijden van verkiezingen, crises e.d. zou dus de vrijheid van drukpers — die immers illusoir worden
zou bij stuiting reeds voor één of enkele dagen — geheel te niet kunnen gaan. Wij vestigen er daarbij de aandacht van Uw College op, dat de druk der betrokken bepaling ook zeer ongelijkmatig zou zijn. Immers daar een aantal bladen het overgroote deel hunner oplaag, ook buiten de stad, zelven doen bezorgen, zou alleen dat deel der geabonneerden getroffen worden, aan wie het blad per post wordt verzonden, en zouden die bladen (vooral weekbladen), wier geabonneerden in allerlei plaatsen verspreid zijn, onder deze beperking van hun vrijheid geraken, waaraan een aantal andere althans grootendeels zouden onttrokken zijn. Het is niet de taak van ons Bestuur, dat onder de bestaande justitieele waarborgen tegen misbruik elke beperking van de vrijheid der drukpers volstrekt overbodig acht, te doen uitkomen dat door de aangegeven verschillen in de wijze van verzending het doel van art. llbis in casu toch niet zou worden bereikt; maar wel moet het met nadruk, nevens zijn bezwaar in 't algemeen, ook wijzen op het feit dat de mogelijke druk der bepaling voor de verschillende bladen zeer ongelijkmatig zou werken. Ons Bestuur is intusschen van meening dat — aangenomen al dat de bij art. llbis beoogde.maatregel voor de dagbladpers noodig mocht zijn, wat intusschen ook door de Regeering niet wordt aangetoond of zelfs betoogd — ook dan de bestaande bepalingen der Postwet alleszins voldoende zijn, waar deze de ambtenaren der Posterijen machtigen en verplichten, datgene, wat h. i. strafbaar is, aan te houden en aan de justitie met proces-verbaal te doen toekomen. Krachtens bovenstaande beschouwingen veroorlooft ons Bestuur zich dan ook, Uw College eerbiedig dringend te verzoeken, bij eventueele goedkeuring overigens van het voorgedragen art. llbis der Postwet, dit zoodanig te wijzigen of aan te vullen, dat uitdrukkelijk blijke dat ook in 't vervolg dag- en weekbladen en andere periodieken verzonden zullen worden onder dezelfde bepalingen als daarvoor tot dusver hebben gegolden, desnoods met de verplichting om het adres van den afzender op den omslag te vermelden. 't Welk doende enz. Commissie voor het auteursrecht. — Na een briefwisseling is de termijn van indiening van dit rapport, behoudens goedkeuring van het Kringbestuur, verlengd tot 1 Februari 1905. Deze goedkeuring wordt verleend. Pensioenregeling. — Het ontwerp-reglement is van het Bureau voor Sociale Adviezen terugontvangen. Het behoeft op enkele punten nog nadere behandeling, waartoe de commissie nogmaals zal bijeenkomen. Honorariumquaestie. — Door een der leden was de tusschenkomst van het Kringbestuur ingeroepen in ern quaestie over honorarium voor tijdschriftartikelen. Het bestuur was van oordeel, dat een dergelijke persoonlijke vordering niet geacht kan worden te vallen binnen het terrein der vakbelangen, die het bestuur geroepen is te behartigen. Arbeidscontract. — Medegedeeld wordt, dat tot Prof. J. F. HOUWING te Amsterdam het verzoek is gericht in de Mededeelingen den leden van voorlichting te dienen over dit onderwerp. Hierop is nog geen beslissing ontvangen. Besloten wordt de aandacht van Z. Hooggeleerde te vestigen op de mogelijke spoedige behandeling van dit onderwerp in de Tweede Kamer.
MEDEDEELINGEN. Indisch persbureau. — Ook dit belangrijk onderwerp k w a m voor op de Agenda, doch werd aangehouden m e t het oog op het vergevorderde u u r en de afwezigheid van zoovele leden van het bestuur. Besloten wordt de commissie van redactie van de Mededeelingen uit te noodigen, op den grondslag van het daarover gepubliceerde in De Locomotief, Het Vaderland en De Echo, een artikel over dit belangrijk onderwerp in de Mededeelingen te plaatsen en in elk geval den tekst van de door Hel Vaderland medegedeelde vertrouwelijke nota van een journalist voor den Gouverneur-generaal VAN HEUTSZ daarin in zijn geheel op te nemen. De vergadering werd daarna gesloten.
Bureau Central. Het Bur,eau Central k w a m op 6 Februari te Parijs bijeen ter voorbereiding van het Perscongres te Luik. Aanwezig waren, m e t den president, W I L H . SINGER (Weenen), en den secretaris, TAUNAY (Parijs), de heeren HEINTZMANN SAVINO (Antwerpen), KOTIERS (Brussel), OSTERRIETH en SCHWEITZER (Berlijn). Louis (Engeland), HÉBRARD en HUMBERT (Frankrijk), DOORMAN (Nederland), JANZON (Zweden) en SECRÉTAN (Zwitserland).
In de eerste plaats werd beraadslaagd over de vraag, of 't niet voor den gang van zaken beter zou zijn, indien de president al de congressen leidde, daar sommige vicepresidenten niet genoeg de vreemde talen machtig zijn, (speciaal de Engelsche collega's.) Er bleek echter dat Frankrijk op die eer zóó gesteld was, dat . . . . het zich zeker zou afscheiden, als zulk een besluit genomen werd. Het denkbeeld, door Nederland en Zwitserland aangegeven, werd daarom aanvaard, om door een huishoudelijke schikking de eer te laten aan de groote natiën. Nadat w a s besloten, op 4—6 Mei te Londen Bureauvergadering te houden Cd e Londensche vereeniging had daartoe uitgenoodigd), deelde de voorzitter een schrijven van B. en W. van Luik mede, die daarin berichtten, „zeer vereerd" en „gelukkig" te zijn m e t het besluit om te Luik congres te houden en onze „puissante association" gaarne te zullen ontvangen. De Belgische afgevaardigden deelden daarbij mede, dat ook Spa, Brussel, Antwerpen en Ostende zich daarvan een deel wenschen en dat de Belgische regeering uit eigen beweging had verklaard, bij uitzondering dit congres te willen „patroniseeren". De zaal der Prov. Staten zal beschikbaar worden gesteld, en koning LEOPOLD heeft het voornemen te kennen gegeven, de congresleden te Laeken te ontvangen. Aanvankelijk wilde m e n in de eerste dagen van Sept e m b e r bijeenkomen. Dit „désastre", zooals België het noemde, werd echter afgewend; tot groote vreugde van de Belgen verkreeg Nederland een accoord en werd besloten, op Zaterdag 29 Juli samen te komen (receptie der stad Luik), Zondag de openingszitting te houden (dejeuner op de tentoonstelling), Maandag en Dinsdag te werken ('s avonds naar Spa), Woensdag nog twee zittingen (met diner na), Donderdag na de congressluiting de fabrieken van COQUERILL te bezichtigen en 's avonds naar Brussel, Vrijdag receptie aldaar en bezoek aan Waterloo, Zaterdag Laeken en galavoorstelling, Zondag 6 A u g u s t u s Antwerpen en den 7e uiteengaan te Ostende. (Aldus het voorloopige program.) De vreemdelingen ontvangen een reiskaart voor 14 dagen door België. (Voor de d a m e s zal misschien prijsverlaging worden verleend.) Er zullen weer 300 plaatsen zijn, d u s denkelijk een 6 tal voor ons land. Als eerste onderwerp op de agenda werd, op voorstel van
de heeren SINGER, OSTERRIETH, SCHWEITZER en T A U N A V .
een verklaring gesteld dat de eer der Pers eischt dat nooit eenige journalist het beroepsgeheim schenden m a g .
S
Aanleiding daartoe w a s een proces te Weenen. Daar was een journalist in twee instanties veroordeeld, omdat hij had geweigerd aan de justitie den n a a m te noemen van iemand, die, blijkens een (waar) bericht in zijn blad, betrokken was geweest bij een duel. De rechters beslisten, dat geen erkend journalistiek beroepsgeheim bestaat. De Weener pers sprak daarna in een vergadering uit, dat niettemin nooit een journalist het recht heeft, het beroepsgeheim te schenden; en men vroeg nu daarop de bekrachtiging van het congres: — niet alleen dus de bij ons bestaande verantwoordelijkheid v o o r ' t geval van vervolging wegens een onwaar of lasterlijk bericht, m a a r ook weigering van 't afleggen van verklaringen als getuige ten aanzien van ware mededeelingen. De heeren SINGER en TAUNAY constateerden, dat ook in dit geval veroordeeling een eer zal zyn voor den journalist. (Opgemerkt werd hierbij, dat dit óók in eigen kring geldt en een journalist, van betrekking veranderend, eveneens als m a n van eer de geheimen uit zijn vroegere betrekking moet bewaren.) Voorts werden o. m. op het program gesteld: het arbeidscontract voor journalisten (rapporteur EÖTHLISBERGER, Zwitserland);
voorwaarden SINGER en
de lijsten en
van opzegging
van het contract
(rapp.
SCHWEITZER);
van aspirant-correspondenten
(rapp. JANBO»
DOORMAN);
de vrijheid van verzending van dagbladen per post en door de post (rapp. SINGER, — waarbij Nederland van bericht zal dienen over ons Postwetje); het stelsel van onbezoldigde medewerkers en volontairs (doof SINGER op 't program gebracht.) Een uitvoerig en belangrijk debat had plaats naar aanleiding van het voorstel van Nederland, om voortaan niet meer jaarlijks, maar althans m e t een jaar t u s s c h e n r u i m t e congres te houden. Toen dit voorstel, in de eerste vergadering ingediend, in de tweede aan de orde k w a m , m a a k t e de voorzitter bezwaar het te behandelen, omdat 't in strijd w a s met de statuten. Nederland stelde toen voor, dan de statuten te wijzigen, in hoofdzaak om deze redenen: 1° dat de congressen het toppunt van weelderigheid in de ontvangst hebben bereikt en nog maar enkele steden 't zullen durven wagen, een uitnoodiging te doen, en 2° dat men ons bespot wegens die feest-congressen, waar weinig of niet gearbeid wordt. ' OSTERR[ETH (Berlijn) viel onzen afgevaardigde in beginsel krachtig bij; hij deelde al de bezwaren; maar om de statutaire verplichting te eerbiedigen en geen „grondwetsherziening" uit te lokken, stelde hij voor, om de 2 of 3 jaren een groot congres te houden, en öaarfcussohen — ifl kleinere, van bv. een 100 tal leden, afgevaardigden van de vereenigingen, die dan zich in een zg. werkcongres zouden vereenigen, zonder feesten: congressen van personen, die van de onderwerpen speciale studie maakten. België en Frankrijk echter verzetten zich m e t kracht tegen deze denkbeelden. De heeren HEINTZMANN, HUMBERT en HÉBRARD wezen op de groote en veelzijdige uitwerking. die verkregen is en wordt door de jaarlijksche aanraking van journalisten uit alle landen, en op den enormen invloed, teweeggebracht door de samenkomsten in verschillende plaatsen en door de officieele erkenning, daar — tot nu zelfs in Oostenrijk — door de regeeringen betoond. Laten er. zei de heer HUMBERT, een groot aantal leden zijn („flaneurs") die niet mee werken; door h u n getal en door h u n i n s t e m m i n g met de redenaars geven zij toch aan de congressen naar buiten een beteekenis, die beperkte congressen niet zouden hebben. Met Nederland erkende hij. dat de eigenlijke arbeid — die zeker reeds niet onbeduidend is in resultaten — w e r d
MEDEDEELINGEN.
4
gedaan door de rapporteurs; maar de invloed naar buiten kwam en moet komen van de talrijkheid der deelnemers aan de congressen. Over en weer werden in dien zin beide standpunten besproken. Ten slotte kwam men tot een vergelijk. TAUNAY verklaarde, dat de periode der groote congressen van zelve ten einde loopt; als Duitschland en Engeland nog „H. M. de Pers" op haar omgang door Europa feestelijk zijn bezocht, zal zij haar offwieele bezoeken hebben afgelegd en voortaan meer incognito kunnen reizen. En bovendien — zeide hij — het statuut geeft ons 't recht, om bijzondere redenen een jaar over te slaan; laten we 't dus liever op die praktijk laten aankomen dan door een grondwetsherziening misschien onze eenheid in gevaar te brengen. Wijkend voor dit laatste argument, trok Nederland nu zij n voorstel in, met dat van Duitschland genoegen nemende. Maar ook dit verloor zijn laatste kans, toen Zwitserland kwam verklaren, wel zelfs met Holland in te stemmen, maar, de discussie gehoord, óók met Duitschland toch niet te durven meegaan, — waarop OSTERRIETH, de partij voor 't oogenblik verloren ziende, ook zijn voorstel introk. Maar toen 't zoo ver was, kwam HÉBRARD met het betoog, dat . . . . 't toch wel wenschelijk was, een strenger karakter aan de congressen te geven; het oogenblik is gekomen, zij hij nu op zijn beurt, er een „caractère mixte" aan te geven: behoud van den toevloed van leden, maar met ernstiger arbeidsdagen. En dit bleek toch eigenlijk ook naar aller oordeel gewenscht. (O. a, zal men 't al dadelijk beproeven door presentielijsten te laten teekenen.) Na deze rede verklaarde de Nederlandsche afgevaardigde, de vergadering te danken voor haar uitvoerig debat, dat h e m — meer misschien nog dan een votum — voldoening had gegeven, omdat er uit was geblekendatmen 'tinderdaad toch eigenlijk met de bedoeling der voorstellers eens was. Overigens zijn nog enkele punten uit de vergaderingen te vermelden. Vooreerst, dat men instemde met SINGER, die, wijzend op de „eigenaardige" opvattingen, waardoor de Amerikaansche pers van de Europeesche afwijkt, den wensch uitsprak dat de „Association" zich zou bepalen tot Europa e, a, en daardoor, voorloopig, geen verantwoordelijkheid voor de Amerikaansche „praktijken" zou aanvaarden. Voorts, dat er blijkt van toenadering van de Engelsche pers, die zich tot dusver, zooal niet vijandig, dan toch niet tot aansluiten bereid toonde. Verder, dat de Fransche regeering een zeer belangrijk besluit heeft genomen, nl. om aan de Pers te vergunnen, een premieleening van 25 millioen frs. uit te geven, die — onder patronaat van (naar 'k meen) het „Crédit Lyonnais" — een saldo van 10 millioen zal opleveren, dat (zoodra de leening geplaatst is) zal worden verdeeld onder 15 Fransche journalisten-vereenigingen als kapitalen voor pensioenfondsen, waaruit men op zijn 50e jaar, na 15 jaren dienst, een jaargeld zal krijgen.
Ten vierde, dat Oostenrijk zijn tarief voor buitenlandsche pers-telegrammen, zij 't voorloopig onder een bezwarende voorwaarde, heeft verlaagd met 25 pCt. en voor sommige landen zelfs nog meer, en Duitschland hetzelfde deed, zoodat bv. de prijs van telegrammen uit en naar China daar is gebracht op ruim 30 pCt. van vroeger. Ten vijfde, dat de diplomatieke conferentie over het auteursrecht, die te Berlijn zal worden gehouden, is uitgesteld tot waarschijnlijk 1907. En eindelijk dat Duitschland er op rekent, vermoedelijk in 1907 het Perscongres te ontvangen, als 't kan te Berlijn. Laat 'k er bij voegen, dat de Italiaansche leden schijnen te pleiten voor Milaan of Napels in 1906. De vergaderingen eindigde — kan 't anders? — met een dejeuner, aan SINGER aangeboden als contra-beleefdheid op zijn gebruikelijke ontvangst in den „temple de 1'amitié" (Durand), en met een invitatie van JULES CLARETIE om in
't „Theatre Francais" Capus' „Nos Jeunesses" te komen zien.
Perscongres te Luik 1905. Vermoedelijk half April wordt door het „Bureau Central" mededeeling verwacht van de namen der Nederlandsche en Ned.-Indische leden, die onzen Kring op het congres zullen -vertegenwoordigen. Onder verwijzing naar bovenstaande mededeelingen worden de leden, die daarvoor in aanmerking wenschen te komen, uitgenoodïgd, zich vóór 1 April aan te melden bvj den secretaris van den Kring.
Leden. Toegelaten als gewone leden: O J. DUTIJN NOORDBERGER, redacteur-verslaggever van het Nieuwsblad van het Noorden Verl. Lode wijkstraat 6, Groningen, gesteund door de gewone leden TJALMA en ZOETHOUT.
W. A. J. VAN DITMAR, verslaggever en redacteur van het Dagblad van Rotterdam, Schoone Bergweg 103, Rotterdam, gesteund door het Bestuur der Rotterdamsche Journalisten-Vereeniging. F. H. K. ZAALBERG, redacteur van het Bataviaasch Nieuwsblad, Batavia, gesteund door de gewone leden G. M. NIEWENHUIS en W. F. M. VAN SCHAIK.
Toegelaten als buitengewoon lid: W. A. HOLDERÏ, redactielid van de Fiets, die als gewoon lid bedankt heeft.
Adresveranderingen. J. F. II. A. LATER, thans redacteur Goesche Courant, Goes. P. VAN MARLE, thans corr. van Nieuwsblad voor Nederland en Land en Volk, UI Faubourg Poissonnière, Parijs.
Vraag en aanbod. Bij den Secretaris zijn de onderstaande aanmeldingen
Leeftijd.
Hoe lang reeds werkzaam bij de pers.
29
6
jaren.
aren.
Aan welken arbeid.
Gewenschte betrekking.
van aanbod ingekomen:
Minimum Waar.
Salaris.
f 1500.— Redacteur Liefst te of Amsterdam Buitenland redacteurBinnenland verslaggever Hoofdof redactie corresponded redacteur. Reportage
Akten of Diploma's. ('and. Rechten.
Verdere inlichtingen.
Vooruitstr. vrijzinnige richting. Op dit oogenblik niet vast verbonden aan een dagblad.
MEDE DEELINGEN. 10
13
26
4
jaren.
jaren.
30 jaren.
14
33 jaren.
15
16
De geheele Redacteur of redactie. verslaggever.
Onverschillig.
Ruim 4 j . HoofdHoofdred. v. Heeft geen (bovendien redacteur. eenprov.dagbl. voorkeur. eenige jaren of zelfst. red., als medeof red.-corresp. werker.
Nader overeen te komen.
Geene.
Is op de hoogte van letterkunde, moderne talen en militaire zaken. Werkt mede aan Indische en Amerikaansche bladen.
f 2000.—
Academische opleiding.
Fransch, Duitsch, Engelsch, Italiaansch.
Einddiploma H. B. S.
Op dit oogenblik niet vast verbonden aan een dagblad.
Geene.
Is bekend met de moderne talen. Liberaal.
14 jaren In Neder- Correspondent Liefst in Overeen te waarvan de land: verof Amsterdam komen. laatste slaggever. redacteurAndere 4 jaren in In Indië: verslaggever plaatsen Indië. redacteuren of echter niet hoofdredact- redacteur. uitgesloten.
42
12
jaren.
jaren.
30
3
jaren.
jaren.
5
Corresp. Redacteur. Liefst Nader Reportage. Red.-Vers.lagg. den Haag, overeen te Redactie. Red.-Admin. andere komen. AdminiAdministraplaatsen stratie. teur. niet uitgesloten.
Redactie, Redacteur, Liefst te Nader Diploma Reportage. Red.-Verslagg. Amsterdam overeen te gemeente Verslaggever Andere komen. secretaris. of plaatsen Correspondent. niet uitgesloten.
1eieieeliDii uit ie plzatselijke VÏ reeiiippii.
Is bekend met de moderne en oude talen, muziek en tooneel. Liberaal. •
Uit de Journalistenwereld. Een beleediging.
Het bestuur besloot in zijn jongste vergadering in h e t vervolg van h e t verhandelde in zijne bijeenkomsten een kort verslag a a n de redactie dezer „Mededeelingen" ter plaatsing aan t e bieden. Na de gedeeltelijke wijziging, die h e t bestuur in de jaarvergadering heeft ondergaan, werden de bestuursfuncties opnieuw verdeeld. H e t bestuur is n u als volgt geconstitueerd: H. TERSTEEG, red. Alg. Handelsblad, voorzitter; D. A. ZOETHOUT, red. De Echo, vice-voorzitter; J. F ANKERSMIT, red. Het Volk, I e secretaris, D. A. KOUWENAAR
corr. N. Rott. Ct., 2e secretaris; C H . SCHLICK, Reuter's Bureau, penningmeester; J. W. HELMER, red. De Tvjd, en Mr. H. LOUIS ISRAELS, red. Alg.
Handelsblad.
Het rooster van aftreding werd aldus aangevuld, d a t in h e t volgend j a a r zullen aftreden de leden ANKERSMIT, ZOETHOUT en SCHLICK, in 1907 de leden HELMER, TERSTEEG en
KOUWENAAR, in 1908 Mr. ISRAELS enz. enz.
Naar aanleiding van de oprichting van een correspondentiebureau voor Amsterdamsche- en niet-Amsterdamsche bladen door den stenograaf VAS DIAS werden uitvoerige besprekingen gehouden, waarbij in h e t bijzonder ook de kwestie van h e t journalistiek auteursrecht ter sprake k w a m . Het bestuur besloot, wat het laatste betreft, het rapport der in 1903 door h e t kringbestuur ad hoc benoemde commissie FUNKE-ISRAËLS-PIJTTERSEN af te wachten, in de verwachting, dat dit rapport nu spoedig verschijnen zal. Na grondige bespreking besloot h e t b e s t u u r voorts, een enquête in te stellen naar de maatschappelijke positie Van den Amsterdamsche journalist en droeg aan een commissie uit zijn midden op, een ontwerp voor een zoodanige enquête op te stellen. De secretaris, J. V. ANKERSMIT.
De Frankfurter Zeitung vertelt van een meneer te Hannover, die zich nu eens mooi MOYSCOWITZ dan eens simpelweg EERICHSEN noemde, die zichzelf den titel „psycholoog" gaf en hypnotische voorstellingen gaf, en die zich door den redacteur Dr. BRUNO WAGNER van den Hannoverschen Courier beleedigd gevoelde, omdat deze van h e m geschreven had als van iemand die „courantenreporter w a s voordat hij zich trots psychologe noemde". Collega WAGNER voerde voor de Hannoversche schepenrechtbank te zijner verdediging aan, dat hij, aldus schrijvende, „in W a h r u n g berechtigter Standesinteressen" gehandeld had, w a n t uit het oogpunt der journalistieke standseer w a s een vermenging van h e t journalistenberoep m e t een werkzaamheid die zeer licht tot kwakzalverij neigde, als verwerpelijk te beschouwen. Ex-collega MOYSCOWITZ echter liet door zijnen advocaat P A P E betoogen, dat in een aanduiding „courantenreporter" iets „herabsetzendes" gelegen w a s . wijl men onder reporters de lieden verstaat, die als er op straat een paard om vervalt, gauw naar de kranten loopen om aan h e t bericht twintig pfennige te verdienen. De rechtbank liet deze subtiele onderscheiding voor wat zij is, m a a r nam toch aan dat in het onderhavige geval in de aanduiding „courantenreporter", gesteld tegenover „psycholoog", een beleediging stak en veroordeelde collega Dr. BRUNO WAGNKR tot 30 Mark boete. De Frankfurter verklaart plechtiglijk, dat de uitleg door de rechtbank blijkbaar aan h e t woord ..courantenreporter" gegeven, zakelijk onhoudbaar is, zooals een journalistiek expert, indien gehoord, ongetwijfeld aanstonds verklaard zou hebben en verheugt zich dat de gevonnisde journalist in hooger beroep zal gaan en eventueel zelfs cassatie zal aanteekenen. Wij moeten hierbij opmerken, dat wij te Amsterdam
6
MEDEDEELINGEN.
een snedig „kwartjesvinder" — het Amsterdamsche tarief blijkt dubbel zoo hoog als het Hannoveraansche — gekend hebben, die zijn berichten over „genoemd lijk" dat door „genoemden agent" uit „genoemde gracht" gehaald werd, getrouwelijk placht te onderteekenen: „UEd. dienstwillige Reporter". Wij hebben ons deswege nimmer beleedigd gevoeld, al is ook nimmer de verzoeking in ons opgekomen om onzen berichtjesjager voor het lidmaatschap van den
Journalistenkring aan te werven. Ten einde evenwel aan den advocaat der tegenpartij van collega WAGNER niet lichtzinnelijk wapenen in de hand te geven, verzekeren wij mede, dat wij ons ook, als bona fide verslaggever optredend, herhaaldelijk met zekeren trots, zij het tevens met zekeren afkeurenswaardiger! voorkeur voor het mooier lijkende vreemde woord, „reporter" genoemd hebben.