Mededeelingen van den
Nederlandschen Journalistenkring. m 122
De Commissie van Eedactie is samengesteld uit de Heereir J. W. HELMEB, Mr. H. LOUIS ISRAELS en A. E. MENDELL JteUidres der Commissie is: J. W. HELMER, Bureau „De Tijd», Amsterdam
Het secretariaat van den Nederlandschen Journalistenkring is gevestigd bij den heer A. VOOGD, Zortenaerstraat 13, Rotterdam.
INHOUD: Algetneene Vergadering. Bestuursvergadering. Rusthuis. Binnenland: Het „Nieuws van den Dag" Dr. C. Th. Wenzelburger. Ingezonden: Over Zondagsrust en nog iets.
Officiëele Mededeelingen. Buitengewone Algemeene Vergadering op Zondag 17 April des voormiddags 11 uur op de bovenzaal van het American Hotel te Amsterdam. Punt van Behandeling. Beslissing over de aanvaarding van een aan den Kring gedaan geschenk. De Secretaris, A. VOOGD. Bestuursvergadering op Zaterdag 12 Maart, in het Oranje Hotel te 's-Gravenhage. Aanwezig de bestuursleden DOORMAN, SIPMAN, PLEMP VAN DurVELAND, VOOGD, BlEMOND, FüNKE, HELMER, VAN ÏÏV6 ffdeleKf erde » 8u i t PAmsterdam en Rotterdam 6 uitnoodi i
SSRAËLS.« De n heer u H. o "'" '° TERSTEEG
g «&Mr.H.LOü.s
eveneens genood!^ kon wegens ongesteldheid niet tegenwoordig zijn. Afwezig b het bestuurslid DEKKING. Ingekomen stukken. Bericht van overlijden van het eerelid van den Kring den heer HERMAN HEYERMANS. Is beantwoord met een brief van rouwbeklag aan de familieleden terwijl het bestuur zich heeft doen vertegenwoordigen"] teHing d 0 r en D'EKKING6 ' ° ^ iede" D ° 0 R M A N ' ^ G D Wederom een aanvraag om een bestuurslid af te vaardigen naar een eerecomité voor een internationaal Congres alsmede een uitnoodiging om het bestuur zich te laten'vertegenwoordigen in een eerecomité voor een internationale tentoonstelling te Berlijn. nnenuraonaie
Maart 1910
Naar aanleiding dezer aanvragen, welke in den laatsten tijd zeer veelvuldig zijn, wordt de wenschelijkheid betoogd en aanvaard van het maken van onderscheid tusschen een uitnoodiging, aan een bestuurslid persoonlijk gericht en een aan het bestuur zelf. Is dit laatste het geval dan dient met de meeste voorzichtigheid te worden overwogen •of er reden bestaat om aan desbetreffende verzoeken te voldoen. In verband hiermede geeft de heer PLEMP, die als voorzitter van de Haagsche Journalisten Vereeniging was uitgenoodigd om zitting te nemen in het eerecomité van de daar ter plaatste te houden biologische tentoonstelling kennis van een briefwisseling tusschen hem en dat comité gevoerd als gevolg van het feit, dat een aan hem bezorgd drukwerk op die tentoonstelling betrekking hebbende, door hem in zijn blad is opgenomen. Schoon dit stuk een eenvoudige gedrukte circulaire was, geenerlei kenteeken dragend van te zijn van vertrouwelijker! aard, meende het comité dat genoemd bestuurslid iets ongepasts zou hebben gedaan waaruit een vooral van de zijde van het Comité zoo onaangename briefwisseling is voortgevloeid, dat de heer PLEMP gemeend heeft te moeten bedanken als lid van het eerecomité dezer tentoonstelling. Kennisneming dier correspondentie leidde tot het besluit, dat de voorzitter vanden Kring, die evenzeer in het eerecomité zitting had, desgelijks daaruit zijn ontslag zou nemen. Bij de ingekomen mededeelingen vestigt de heer ISRAELS de aandacht op de beslissing in hooger beroep door het Hof te Amsterdam, in zake het proces ANKERSMIT, waarbij h.J gelegenheid vindt om dank te brengen aan de bestuursleden DOORMAN en PLEMP, die bereid werden bevonden als getuigen op te treden. De heer ISRAELS acht het een feit van beteekenis, dat beide bestuursleden door het Hof zijn gehoord als deskundigen, omdat daaruit de wensch Wijkt van de rechterlijke macht om zich ten aanzien van journalistieke gebruiken, waaromtrent bij haar een zeer groote onbekendheid bestond, te laten voorlichten Daarna komt aan de orde een punt waarbij de juridische voorlichting van den heer ISRAELS gevraagd was en waaromtrent vooralsnog geen nadere mededeelingen kunnen worden gedaan. Behandeld wordt voorts een correspondentie met het bestuur der Vereeniging „De Nederlandsche dagbladpers" in zake het Arbeiascontract tusschen journalisten en directeuren Besloten wordt schriftelijk de voornaamste bezwaren aan te geven tegen het concept, door een commissie uit directeuren ontworpen en nogmaals aan te dringen op een gemeenschappelijke mondelinge behandeling Nog wordt gehoord een lid van den Kring, die een uitspraak van het bestuur wenschte in een zaak van journalistieke usance. ' Op een schrijven van den directeur van een boekdrukteTv Ï f e h e n d e e l ^ d a t b l a d o m n i e t wilde afstaan ter vrije besch.kk.ng van den Kring, zoodat de Mede-
MEDEDEELINGEN.
2
deelingen zouden opgeheven kunnen worden, werd afwijzend beschikt. Eindelijk werd de datum bepaald eener buitengewone algemeene ledenvergadering ter beslissing over een aan den Kring gedaan aanbod. De Secretaris, A. VOOGD.
Een Rusthuis. (') Eenigen tijd geleden kreeg het bestuur van den Ned. Journalistenkring ondershands de mededeeling, dat de Burgemeester van Bergen en mevrouw VAN REENEN zeer geneigd waren, gratis aan den Kring een deel van hun grondbezit te Bergen aan Zee af te staan, bijaldien onder de journalisten de behoefte mocht aanwezig zijn voor het inrichten van een Rusthuis; en bij een daarop gevolgde samenkomst is gebleken, dat het echtpaar VAN REENEN den journalisten zóó welgezind is, dat het Bestuur werd gemachtigd, het terrein zelf uit te zoeken, terwijl het bovendien op v/at meer of minder niet zou aankomen. Het aanbod van een terrein van wellicht 2 H.A. te midden • van een prachtige natuur werd begrijpelijkerwijs op den hoogsten prijs gesteld; en erkentelijk voor en ingenomen met deze aanbieding, verklaarde het Bestuur zich gaarne geneigd, haar te aanvaarden mits het kans zag, ook de middelen te vinden, die voor de stichting en exploitatie van een Rusthuis worden vereischt. Bij overleg met een architect bleek, dat voor een gebouw, ruimte biedende aan een 20-tal personen, een som noodig zou zijn, die, met inbegrip van meubilair, op ongeveer f 30.000 moet worden aangenomen. Het Bestuur meende, dat dit kapitaal wel op een of andere wijze te krijgen zou zijn, en zelfs wel renteloos, zoodat alleen maar van geleidelijke aflossing sprake zou behoeven te zijn, met een minimum van f 500.— 'sjaars. Maar ten aanzien van de exploitatie werd minder optimistisch gedacht. Op zijn gunstigst gerekend dacht het Bestuur, dat bij de overweging niet anders tot basis mocht worden genomen, dan dat het gebouw 4 a 5 maanden per jaar gasten zou ontvangen en dat over die gansene periode van de beschikbare plaatsen gemiddeld de helft, dus 10, zou zijn bezet. Men kwam dan tot de volgende raming: Aflossing van het bouwkapitaal . . . f 500.— Onderhoud, assurantie en belasting . . „ 300.— Vernieuwing inventaris „ 500.— Onvoorzien ' • • » 200.— Te zamen f 1500.—'sjaars. Het getal verpleegdagen zou 1500 kunnen bedragen (150 dagen a 10 personen). Elke gast moet dus tot dekking der kosten opbrengen f 1.— Het Bestuur was zoo gelukkig, een echtpaar aangewezen te vinden, dat in / 1.50 per dag, per persoon, aan verplegingskosten een voldoende tegemoetkoming zag, om zich ook zelf, naast vrij verblijf, voor zijn diensten schadeloos gesteld te achten. Maar dit moet worden vermeerderd met de /' 1.—, waaruit de bouwsom, het onderhoud enz. dienen te worden gedekt. Hieruit volgt dus dat, indien men op de plannen zou willen ingaan, een dagprijs per gast van f 2.50 zou moeten worden geheven. Immers: zou de Kring uit zijn kapitaaltje wellicht een deel van de som voor bouw en inrichting kunnen bijdragen, — van dekking van den jaarlijkschen last van f 1500 zou geen sprake kunnen zijn. (•) De leden zullen begrijpen, dat deze mededeeling, uit kiesehheid tegenover den Heer en Mevrouw VAN REENEN, niet voor vermelding in de bladen geschikt is eu dus vertrouwelijk voor de leden wordt gedaan.
Ofschoon nu een pensionsprijs van ƒ2.50 daags niet buitensporig kan worden genoemd, zou het toch voor de beurs van een zeker aantal onzer leden weliicht te bezwarend zijn. Doch bovenal: het is niet geringer dan de pensionsprijs, die in een groot aantal plaatsen van ons land in rekening wordt gebracht; men kan voorgenoemd bedrag, soms op bescheiden, soms op heel goede wijze, op alle mooie plekjes van ons land worden ondergebracht, zoodat er althans financieel niets aanlokkelijks in zou zijn, het „Rusthuis der Journalisten" te kiezen, teneinde wat op zijn verhaal te komen. En dan is er zeker ook mede te rekenen, dat, als voor den journalist de lust of de noodzakelijkheid tot rusten bestaat, hij liefst van alle aanraking met het vak wordt verschoond. Het Bestuur vreest daarom, dat de leden alles eerder zullen doen, dan met elkander samen te gaan rusten, vooral indien daarvoor óók geen financieele voordeden kunnen gelden. Het Bestuur was door deze overwegingen huiverig, op het vorstelijk aanbod in te gaan. Maar alvorens de beslissing van de Algemeene Vergadering, te vragen, achtte het 't gewenscht, van de stemming der leden op de hoogte te komen, en besloot daartoe eerst het advies te vragen van de Plaatselijke Vereenigingen. „Het kan zijn — schreven wij in onze circulaire aan die vereenigingen, na het bovenstaande te hebben uiteengezet — dat het Bestuur daardoor in zijn meening wordt versterkt; het kan ook wezen, dat van daar nieuwe gezichtspunten worden geopend, welke tot een revisie dier meening zouden kunnen leiden. Dit laatste zou het Bestuur niet anders dan aangenaam zijn, omdat natuurlijk niet dan hoogst ongaarne zal worden overgegaan tot het bedanken voor een aanbod dat, zoo ooit, niet zoo spoedig opnieuw zou worden gedaan." , Het antwoord, dat de Rotterdamsche Vereeniging^ na een bespreking op 23 December, op het Bestuursschrijven zond, luidde: dat haar conclusies geheel met die van het Kringbestuur overeenkomen en haar advies dus moest zijn, dat, ofschoon met leedwezen, voor het aanbod behoort te worden bedankt. De Haagsche Vereeniging zond een résumé van haar bespreking op 15 Januari: De algemeene opinie was, dat de uitvoerbaarheid van het plan op de becijfering, in de Bestuurscirculaire gegeven, uitgesloten moet worden geacht. Voor een loonende exploitatie zou gedurende den geheelen exploitatietijd het bezoek van min of meer talrijke gezinnen noodig zijn; en alleen bij 't bedingen van een veel lageren pensionsprijs zou — zoo was de algemeene opinie — een eenigszins bevredigend gebruik van het Rusthuis te verwachten zijn. Een lid had boverdien principieel bezwaar tegen het plan. Een vacantie-pension tegen verlaagd tarief te stichten lag z.i. niet op den weg van den Kring. Hij wenschte een bescheiden ingericht sanatorium voor overwerkte en rustbehoevende collegas. Een ander lid, dat 't zou betreuren als het mooie aanbod moest worden losgelaten, wilde trachten naar verkrijging van het bouwkapitaal door samenwerking met verwante organisaties (letterkundigen, schilders enz.), die eveneens zelfstandig zulk een stichting niet kunnen verkrijgen. Dit lid wilde langs dien weg bij voorkeur komen tot een Sanatorium. (Dit advies vond instemming.) Ten aanzien van de middelen om het kapitaal renteloos te verkrijgen werd eenerzijds aangegeven, daartoe stappen te doen bij de Vereeniging van Directeuren; anderzijds, zich tot eenige directies te wenden. De Amsterdamsche Vereeniging antwoordde, met de
4
MEDEDEELINGEN.
Amsterdamsche collega echter met vijf kamers, groot en klein; dus ruimer en grooter dan de prijsvraag-ontwerpen, die werden gemaakt voor een huurprijs van /' 2.50 per week, — terwijl onze collega, voor 't gemeubelde huisje, f 5 wil vragen. De bouwkosten stijgen dan ook, voor dubbelhuisjes, tot zeker f 5000 per stuk (waarbij waarschijnlijk nog rioleering en aanleg van bosch, tuin en wegen zouden komen). De eerste drie dubbelvillas (twee voor twee gezinnen en één voor vijf kamerbewoners) komen naar deze globale rekening niet op f 12.000, maar op totaal zeker f 20.000. Zelfs bij zéér matige raming is, zeker na enkele jaren, de jaarlijksche kostenrekening — door ons op f 1500 aangenomen — ook voor dit kolonieplan niet verder te beknibbelen dan tot f 1200. Er blijft dan, naar de opbrengst-becijfering van ons Amsterdamsch lid ongeveer f 800 te dekken over. Op onze inkomsten blijft, in een jaar dat géén buitengewone eischen stelt, een f 400 saldo over. Nam de Kring het bijpassen van f 800 's jaars op zich, dan zou hij dus van zijn kapitaaltje daaraan alleen reeds f 400 interen. Ongerekend dat er jaren zijn, waarin minder saldo overblijft, en dat wij ook ons kapitaaltje broodnoodig hebben voor buitengewone gevallen. Na een dozijn jaren zou de Kring dus niets meer bezitten en toch aansprakelijk zijn voor de bij te passen f 800 en bovendien voor het ongunstige risico, indien er minder verhuurd werd dan voor f 420, meer onderhoud noodig bleek, enz. Het doet mij leed, 't te moeten zeggen, maar ik kan tot geen andere conclusie komen dan deze: dat óók de aantrekkelijke schets van de kolonie niet door den Kring mag worden uitgevoerd. Ons kapitaaltje, met veel overleg in 25 jaren verzameld, is veel te klein. Zal er — de Bergensche zaak zelve bewijst 't weer — kracht van ons kunnen uitgaan, dan moet het kapitaal grooter worden. Geld is ook voor ons de zenuw van de zaken. Wij mogen dus, zwak als we financieel zijn, aan onze spaarpenningen niet raken voor ondernemingen, die, hoe gewenscht ook, niet dringend noodig zijn. En nog veel minder mogen wij m. i. het risico op ons nemen voor een jaarlijkschen last, die grooter kan worden dan wij nu zeer optimistisch becijferen en die onze krachten, bij eenig tegenvallen, onmiddellijk zou te boven gaan. Zulk een financieel beleid zou m. i. onverantwoord zijn — tegenover den Kring en onze eventueele geldschieters, en zeker niet 't minst ook tegenover de familie VAN REENEN.
Intusschen: de leden moeten beslissen, of zij de verantwoordelijkheid aanvaarden, — waarbij zij, gesteld dat 't eens tegenliep, zedelijk gebonden zouden zijn om c. q. het zinkende schip niet te verlaten. Ten-einde een beslissing te verkrijgen, die in deze gewichtige zaak werkelijk een besluit van de leden zal zijn, heeft het bestuur gemeend, aan uwe vergadering in de eerste plaats te moeten voorstellen, te besluiten: dat het door uwe vergadering uit te spreken oordeel zal worden onderworpen aan een schriftelijk referendum, dat hetzij de aanneming of de weigering van het aanbod zal hebben te bekrachtigen. Zoodanig referendum acht het bestuur eenparig noodzakelijk. Nadat over dit voorstel zal zijn gestemd, zullen de volgende vragen aan het oordeel der alg. vergadering worden onderworpen: I. Zal een Rusthuis, als bedoeld in het praeadvies van het Bestuur, worden gesticht?
II. Of zal de aanneming geschieden vooreen Sanatorium, te stichten? a. door den Kring; b. in samenwerking met andere verwante vereenigingen ? III. Of zal het aanbod der familie VAN REENEN worden aanvaard, ten-einde op het aangeboden terrein een kolonie te stichten? IV. Zal getracht worden, het kapitaal renteloos te verkrijgen enkel van de leden? V. Of óók van de directies der bladen? VI. Of mede van particulieren ? VII. Zullen ook giften voor den bouw worden aanvaard ? VIII. Zal de Kring uit zijn kapitaal bijdragen: a. voor den bouw? b. voor de eerste kosten van inrichting? Mochten er leden zijn, die nog andere vraagpunten wenschen te formuleeren, dan worden deze bij den Voorzitter ingewacht uiterlijk 13 April. J. DOORMAN.
Uit het Binnenland. Het „Nieuws van den Dag". In de laatst gehouden algemeene vergadering van aandeelhouders in de Naaml. Vennootschap De Kleine Courant te Amsterdam werd het veertigjarig bestaan herdacht van het door de Vennootschap uitgegeven wordend dagblad Hel Nieuws van den Dag. Dit feit besprekend, dankt de redactie van het blad voor de toewijding en den ijver der verschillende medewerkers in die veertig jaren. Daarbij deelt zij mede, dat de heer J. R. WÜSTE — met wijlen de heeren Dr. J. P. HEIJE en L. A. BRUYN commissaris der N. V. bij de oprichting — j.1. Donderdag de algemeene vergadering leidde, in het veertigste jaar van zijn commissariaat, de 33e maal als voorzitter van commissarissen. Hoezeer de uitnemende leiding en arbeid gewaardeerd worden, die de heer WüSTE met zooveel toewijding ten koste legde aan de onderneming, daarvan getuigde — schrijft het N. v. d. D. verder—niet alleen een stem ter algemeene vergadering, maar op welsprekende wijze bleek dat ook bij het feestmaal, in besloten kring 's avonds aangeboden door den heer WÜSTE aan zijn mede-commissarissen, de heeren Mr. G. VAN TIENHOVEN en J. T. CREMER, aan den directeur, den leider van het technisch bedrijf der courant, den hoofdredacteur en den leden der redactie, aan de chefs der afdeelingen advertentiën en abonnementen, benevens den heer KELLEVINK, die van den aanvang af zijn zorgen aan de boekhouding heeft gegeven. Onder de gasten waren er een drietal, die evenals de gastheer, het lief en leed der courant van den aanvang af hebben medegemaakt. Vóór de algemeene vergadering was den heer WÜSTE in de directie-kamer door zijn medecommissarissen en door de heeren J. FUNKE en M. J. P. VAN SANTEN ter herinnering van zijn 40-jarig commissarisschap als blijk van vriendschap en groote waardeering een in zilver geslagen plaquette aangeboden, ontworpen en uitgevoerd door den medailleur F. E. JELTSEMA. De plaquette, die een allegorische voorstelling geeft van het wezen van een dagblad, met de beeltenissen der beide oprichters, G. L. FUNKE en P. VAN SANTEN, is een zeer geslaagd kunstwerk.
MEDEDEELINGEN. bezwaren van het Kringbestuur omtrent exploitatie en wenschelijkheid van een Rusthuis als het ontworpene in te stemmen, maar achtte 't wel mogelijk, kleine, eenvoudige woningen te bouwen en met één huisje voor enkele personen te beginnen, waarvan, meende men, het schoonhouden en bewaken weinig zou behoeven te kosten. Een echtpaar uit de streek zou dit, meende men, wel doen tegen genot van vrije woning, en zou, zoo noodig, ook tegen een heel matige vergoeding wel voor kost zorgen. En komt een journalist er met zijn gezin wonen, dan zou de vrouw zelve voor een en ander zorgen. Met een zeer bescheiden opzet van zulke koloniehuisjes, berekend voor kleine beurzen, ware 't dus, meende men, wel uitvoerbaar. Een der leden werkte dit denkbeeld in een nota nader uit. Z. i. is te Bergen in bedoelden geest iets te doen voor de niet-gefortuneerden, die zich thans geen zomerrust buiten kunnen veroorlooven. Op één hektare zouden z. i. voorloopig drie huisjes zijn te zetten, ver uit elkaar: twee dubbele voor twee gezinnen, met voor elk gezin twee kamers met veranda en keuken beneden en drie kleinere kamers boven, en één dubbel, waarin de huisbewaarders zouden wonen en verder een gezelschapskamer en vijf slaapkamertjes zouden moeten zijn, — alles eenvoudig gemeubeld, met dito keukeninventaris en servies. Z. i. zijn zulke huisjes daar te bouwen a f 3000 en in te richten a f 1000. De drie samen dus voor f 12.000. Beddegoed ware door de bewoners mede te brengen. De huishuur is te stellen op f 5,— per week voor een gezin en f 2 — voor den kamerbewoner, die verder voor den kost aan de huisbewaarders zou hebben te betalen. Rekenende op drie gezinnen en drie kamerbewoners gedurende 20 weken, zou de opbrengst f 420 zijn. Voor belasting, assurantie enz. f 200 stellende en voor inventaris-vernieuwing en onvoorzien samen /' 200, worden dus de kosten door de geraamde opbrengst gedekt. En de aflossing zou, met f 300 's jaars, dan zijn te betalen uit de opbrengst der contributie van de Kringleden. De opdracht, mij door het Kringbestuur gedaan, was: een samenvatting van de verschillende adviezen te geven voor de algemeene vergadering. Ik meen, na daaraan te hebben voldaan, mijn taak te mogen uitbreiden met het uiten van mijn gevoelen over die adviezen. De wijze van kapitaalsverkrijging laat ik daarbij voor 't oogenblik buiten bespreking, optimistisch als ik ben omtrent de vrijgevigheid der meervermogenden in 't vak. Sluit de rekening op aannemelijke wijze, dan zal men wel rentelooze geldschieters kunnen vinden voor het symphatieke doel. Blijven dus twee oplossingen te overwegen: 1°. het met verwante organisaties te stichten sanatorium, en 2°. het kolonieplan. Een gemeenschappelijk sanatorium zou — aannemende dat, naar ik wel zou durven vermoeden, de Heer en Mevrouw VAN REENEN ook daarvoor hun genereus aanbod zouden handhaven — misschien wel tot stand te brengen zijn, onderstel ik, indien de financieele opzet dan veel gunstiger werd. Maar is dit 't geval? Laten we eens aannemen — maar dat is dan toch zeker zéér optimistisch — dat we dan konden rekenen op een geheel bezet huis gedurende zes maanden, dus rond 3500 verpleegdagen. De noodzakelijke bijdrage voor aflossing, onderhoud enz. daalt dan (gesteld dat de inventaris- en andere kosten niet noemenswaard stegen) tot j 0.50 per verpleegdag: — een verschil van 50 ets. daags.
3
Maar sanatorium-verpleging zal niet te geven zijn voor ƒ1.50 daags. Deze eischt meer bediening, krachtiger voeding — gezwegen nu van geneeskundige hulp. Hellendoorn eischt f 2, Oranje-Nassauoord f 2.20. Een beduidend lagere pensionsprijs dan de in het praeadvies geraamde /' 2.50 is dus op deze wijze niet te verkrijgen. Wat er door gewijzigd zou worden, is de aansprakelijkheid van den Kring. Gesteld men werkte samen met drie andere bonden, dan zou — gelijk verdeeld — de jaarlijksche last dalen tot 'n f 400 (waarvoor dan echter ook slechts rond 900, in plaats van 1500, verpleegdagen te onzer beschikking zouden komen). Het risico zou dus veel kleiner en bovendien de kans op een nadeelig saldo geringer worden. Daartegenover zou echter staan, dat er onder de sanatorium-gasten veel meer zouden zijn, die voor geldelijken steun van den Kring in aanmerking zouden komen, omdat zieken, zooal niet buiten betrekking, veelal een deel hunner inkomsten zullen missen. Ik vrees dat deze debetpost tegen het voordeel van 't geringere risico zou opwegen. Maar van niet minder ernstig belang is de vraag, hoe een regeling te treffen ware omtrent den collectieven eigendom van zulk een inrichting. Zouden wij hoofdpersoon zijn, en de anderen onze huurders? Dan staan wij aan opzegging, en dus toch aan 't gevaar van het volle risico, bloot. En werden wij gezamenlijke eigenaars, hoe dan een burgerrechtelijke regeling te maken, die zou voorzien in 't geval van ontbinding van een der contracteerende vereenigingen; hoe den eigendom te regelen; hoe de verdeeling van de aansprakelijkheid voor 't beheer en die van de plaatsruimte? Mij schijnen die — en wellicht nog andere — bezwaren te groot tegenover de vermindering van het risico en de meerdere kans om het kapitaal renteloos bijeen te brengen. Meer pleit er m.i. voor het kolonieplan. Aangenomen — wat ik weer onderstel — dat de Heer en Mevrouw van REENEN ook hiermede zouden instemmen, zou inderdaad een spaarzamen, gevarieerde bebouwing van het terrein met villahuisjes recht aardig kunnen worden. Op 2 hektaren (waarom zouden wij, zooals het Amsterdamsche lid wil, er één van prijsgeven?) zouden, ruim uit elkaar, langzamerhand zelfs 50 dubbelhuisjes zijn te zetten. Bij de bekende prijsvraag der „Mij. t. b. der Bouwkunst" voor ontwerpen van eengezins-arbeiderswoningen zijn de maten der ingezonden ontwerpen meerendeels (tenminste) 5'/2 bij 7 M. Gevraagd werden, als woonruimte, een kamer van 16 M2., een kamertje van 5.50 M2. en drie afgescheiden slaapplaatsen. Wel wat al te klein voor ons doel dus. Nemen wij dan 6 bij 8 M.; dan beslaat alzoo een dubbelhuisje ongeveer 100 M2. Voeg daarbij rondom 4 M. tuin, dan bestaat elk blok van twee villas (met eenig surplus voor tusschenwegen) 350 M2. Er zouden er dus op 2 H.A. zelfs ongeveer 50 te plaatsen zijn. Ruimte in overvloed. Ook om er, zooals Mevrouw VAN REENEN 't zich dacht, een met dennen beplant terrein en een duinfloratuin af te nemen. Een kolonie van — in de toekomst — 10 of 12 dubbele villatjes zou trouwens al zeer voldoende zijn. Dit is dus geen bezwaar. Maar de kosten? Ons Amsterdamsen lid rekent f 3000 per enkel huisje. Ik zet het denkbeeld terzijde, dat er ook wel, uiterst eenvoudig, van hout ware te bouwen; dat zou allerminst aan te bevelen zijn. De tweede der bekroonden in bovengenoemde wedstrijd gaf voor zijn alleraardigst ontwerp (voor een blok van vier woningen) f 2500 per stuk aan, en alleenstaand f 3000. Onze villatjes wil onze
5
M E D E D E E L I N GE N.
Ingezonden.
Dr. C. Th. Wenzelburger. De dag, waarop dr. C. Th. WENZELBURGER kon terugzien op een 25-jarige eervolle loopbaan als journalist, samenvallende met zijn werkzaamheid gedurende een kwart-eeuw als correspondent van de Kölnische Zeitung te Amsterdam, ging niet onopgemerkt voorbij. En dit was te voorzien. Want afgezien van zijn vele verdiensten als journalist (WENZELBURGER is ook medewerker van de Voss. Zeitung en de Schwabische Merkur), en als publicist, is hij een zeer gezien lid der Duitsche kolonie, en zooals hij als student was een „Hotter Bursch", is hij onder de Amsterdamsche journalisten een goed kameraad. Meer dan 35 jaren vertoeft dr. WENZELBURGER in ons vaderland. Oorspronkelijk was hij leeraar in de Duitsche taal en letterkunde, achtereenvolgens aan de H. B. S. te Delft en de Openbare Handelsschool te Amsterdam. Reeds vroeg stroomden de gelukwenschen toe aan zijn woning, en den geneelen dag kwamen vele, Duitschers en Nederlanders, hem de hand drukken. Te halfvier kwamen de collega's hem complimenteeren in zijn vrijgezellen-woning aan de Heerengracht. Zij die hier op dit uur kwamen, maakten een vergeefschen tocht, want dr. WENZELBURGER had gehoor gegeven aan de uitnoodiging van een aantal collega's, die zich gedrongen hadden gevoeld hem een klein souvenir voor dezen dag aan te bieden. Namens hen werd het woord gevoerd, op hartelijke wijze, door den voorzitter van de Amsterdamsche Pers, den heer H. TERSTEEG, en vervolgens door den heer DE BALBIAN VERSTER, die namens de aanwezige collega's aan den jubilaris aanbood een fraaie fotogravure naar een stadsgezicht van den Delf tschen Vermeer, behoorende tot een nog niet verschenen prachtwerk, waarvoor WENZELBURGER zelf den Duitschen tekst heeft geleverd. Dit blijk van waardeering was klein en het huldebetoon bescheiden, omdat men, den aard van dr. WENZELBURGER kennende, wist dat hij niet in de hoogte gestoken wenscht te worden. De j u b i l a r i s dankte en daarbij sprak hij een kort woord, verstandig bescheiden, maar toch kernachtig, zooals hij gewoon is te schrijven en getuigende van dezelfde waardeering voor wat in Nederland goed is, waarvan hij zoo menigmaal deed blijken. „Als ik in mijn langdurige loopbaan iets goed heb gedaan — zoo zeide hij ongeveer — dan dank ik dit voornamelijk aan de school, die ik in Nederland heb doorgemaakt en aan het voorbeeld der Nederlandsche pers". Eindelijk deed de heer VERSTER voorlezing van het juist ontvangen bericht, dat het H. M. de Koningin had behaagd, dr. WENZELBURGER op voordracht van den minister van Buitenlandsche Zaken te benoemen tot ridder in de orde van Oranje-Nassau en zulks als erkenning van diens veeljarige werkzaamheid als correspondent van de Kölnische Zeitung. Deze mededeeling werd door de aanwezigen met instemming ontvangen en met gejuich begroet. Onder de schriftelijke en telegrafische gelukwenschen was een telegram van den Duitschen gezant bij ons Hof, voorts van den Deutsche Verein, den Nederlandsche Journalistenkring en eindelijk van vele vrienden en collega's. (Nieuwe Courant.)
Over Zondagsrust en nog iets. Mijnheer de Redacteur, Vergun mij in het openbaar eenige woorden tot het bestuur te spreken, om enkele m. i hoogst belangrijke quaesties aan te roeren. Ik weet niet of deze alreeds in den Kring ernstig zijn onder de oogen gezien, daarvoor ben ik nog niet lang genoeg lid; te oordeelen naar de belangrijkheid zou ik meenen van wel; maar dan verwondert 't mij, dat er tot heden toe naar aanleiding daarvan nog geen resultaten merkbaar zijn. Daar is dan eerstens de quaestie van de Zondagsrust. Zij is niet de belangrijkste, doch zij schiet me 't eerst te binnen, zeker omdat ik daar heden juist zoo van kan genieten. Ik vraag: Kan de Kring niet bewerken, dat de journalisten algeheeie of althans zooveel mogelijk Zondagsrust genieten? Wij in Utrecht, ik behoef er wel niet op te wijzen, dat deze stad overvloeit . . . . niet van melk en honig, o neen, maar van vergaderingen — wij in Utrecht zeg ik, zouden, als deze zaak tot een goed einde kwam, niet weinig dankbaar en verheugd zijn. Waar ik zooeven sprak van „overvloeiende van melk en honig" — in ontkennenden zin dan altijd — daar valt mij ineens de andere quaestie, die van de salarisregeiing te binnen en in verband hiermee de quaestie van de journalistieke opleiding. Deze beide hangen nauw samen. Sommige willen hier te lande, evenals in Frankrijk, een journalistieken leerstoel oprichten. Ik meen in alle bescheidenheid, dat dit daarom alleen reeds een overbodige luxe zou zijn, omdat iemand niet vanwege zijn kennis journalist kan worden. Toch dient er iets te komen, om het betreden van ons terrein door sommige elementen tegen te gaan en de journalistiek te houden op het peil, waarop ze behoort te staan en . . . . op 't oogenblik ook staat? Vraag ik met bezorgdheid. Heeft men zoo iets verkregen, dan kan men ook meer aanspraken op betere salarieering maken. En dan zou ik willen voorstellen, dat het bestuur van den Kring, of een commissie uit de leden, een z. g. examen-commissie vormde, die aan hen die dit wenschten, de gelegenheid bood, om een diploma te verwerven van geschiktheid als redacteur of als redacteur-verslaggever. Dit examen zou dan moeten behelzen theorie en praktijk. Met zulk een diploma in den zak, zouden sommige journalisten den voorrang hebben boven hen, die dit niet hebben en zij kunnen, met dit diploma in hun bezit, op een meer financieele waardeering rekenen, zou ik zoo meenen. De derde, of juister, de vierde quaestie, is die van de vacantie. Er zijn gelukkig vele bladen, die hun redactieleden een vacantie geven, die hun toekomt; maar er zijn er helaas ook, die bij de gratie Gods slechts eenige luttele dagen vrijaf geven om uit te rusten van den vermoeienden arbeid. Het zal zeker wel niet noodig zijn met meer woorden deze zaak te bepleiten; de behoefte aan een vacantie van minstens twee weken wordt zoozeer gevoeld, dat ik met het volste vertrouwen ook deze aangelegenheid leg in den schoot van het respectabele besluur, aan wie ik verzoek zich voor al deze door mij genoemde zaken wel te willen beijveren. Terwijl ik u dank zeg voor de verleende plaatsruimte, heb ik de eer te zijn. Mijnheer de Redacteur, Uw dm., UTRECHT.
(iEDKUKT B I J A, DE LA MAK AZX.
AMSTERDAM.
X.