MAANDBRIEF VOOR
jaargang 8 no 1 februari 2003
LEERHUIS & LITURGIE
Handelingen VIII
Met ingang van deze aflevering gaat de Maandbrief vergezeld van de Nieuwsbrief van de Amsterdamse Studentenekklesia.
PAULUS’ DILEMMA Kees Kok Paulus tracht in zijn brieven en prediking een hele grote, levensbelangrijke vraag te beantwoorden: hoe is het toch mogelijk dat de naleving van de thora, heel dat stelsel van ge- en verboden dat God zelf via Mozes aan Israël heeft geopenbaard, niet automatisch leidt tot een rechtvaardige wereld, tot goede rechtvaardige mensen? Hij zelf had de joodse wet uit volle overtuiging gebruikt om volgelingen van Jezus gevangen te nemen en soms zelfs te laten doden. Goedkeurend had hij toegekeken bij de steniging van Stefanus. En waarom was een onschuldige man als Jezus met de thora in de hand na hoog beraad aan Pilatus overgeleverd om te worden gekruisigd? Was de thora van Mozes dan ontoereikend? Paulus kon er niet meer mee leven dat zij gebruikt werd om religieuze dissidenten uit de weg te ruimen. Maar hij was ook veel te veel jood om de thora op te geven. Heel zijn leven is hij met dat probleem blijven worstelen. En op een gegeven moment heeft hij een principiële keuze gemaakt die grote gevolgen had: hij stelde vast dat de vraag of een mens goed is, ‘rechtvaardig’, niet afhangt van het letterlijk naleven van alle voorschriften van de thora, alle uiterlijkheden, zoals het besneden-zijn en het zich houden aan het onderscheid kosjer-niet kosjer. Of de mens ‘goed’ is, hangt af van zijn persoonlijke instelling en keuze voor wat goed is, van de vraag of zijn hart besneden is. Die instelling noemt hij vertrouwen, godsvertrouwen - hij gebruikt daarvoor een Grieks woord (pistis) dat bijna altijd vertaald wordt met ‘geloof’. Vandaar zijn beroemde uitspraak dat de mens niet door de thora als ‘letter van de wet’ gerechtvaardigd wordt, maar door het geloof. Maar dat betekende tegelijk dat ook de niet-joden, de andere volkeren, de ‘heidenen’, ‘gerechtvaardigd’ konden worden. Als zij dat basisvertrouwen, die fundamentele wil-tot-goedheid bezaten; als zij werkelijk verlangden naar een andere, betere wereld, ‘een nieuwe aarde in gerechtigheid’, dan was het zaak om dat geloof handen en voeten te geven door ook aan hen de woorden en de geest van de thora te verkondigen, zodat ook de onbesnedenen kunnen gaan leven volgens de thora; zo niet volgens de letter dan wel naar de geest ervan. Dat was helemaal niet zo revolutionair, het behoorde altijd al, vóór, ten tijde van en ná Paulus, tot de joodse overtuiging dat de God van Israël de God van alle mensen is; dat alle mensen naar zijn beeld en gelijkenis, in overeenstemming met zijn woord en bedoelingen geschapen zijn. En zonder ook maar een jota of tittel af te doen van de thora, heeft ook Jezus in zijn prediking altijd de mens boven de thora gesteld: de sabbat is er voor de mens, niet de mens voor de sabbat. Zo, alleen zó neem je de thora pas echt serieus. Maar wie zo denkt en leeft, wordt voor de overheden van deze wereld, voor de wetshandhavers ongrijpbaar - die roept weerstand op. Paulus’ positie was en is onmogelijk, een soort spagaat. Hij zoekt geen zwevende middenpositie tussen jodendom en de Jezusbeweging - van christendom is in zijn dagen nog helemaal geen sprake -, hij is tenslotte geen politicus; hij is en blijft helemaal joods. Maar hij tilt zijn jodendom als het ware boven zichzelf uit en laat aan zijn mede-joden zien dat het particularisme - de thora is voor de joden alleen en mag niet in handen vallen van onreinen - onhoudbaar is geworden. En dan doet hij wat tot dan toe geen vertegenwoordiger van enige godsdienst heeft gedaan: hij trekt eropuit om de thoravolgens-Jezus aan de volkeren te gaan meedelen. Waarom? Omdat hij niet anders kan, omdat hij dat ziet als de enig mogelijke, logische consequentie van de thora zelf, van ‘Mozes en de Profeten’. Zoals hij het zelf zegt in zijn brief aan de Galaten: ‘Zo is de zegen van Abraham tot de volkeren gekomen’ (Gal 3:14). Paulus gaat in het jaar 45 op weg en hij zal zo’n twintig jaar in beweging blijven, rusteloos. Drie grote reizen zal hij maken, in steeds wijdere kringen, om te eindigen in Rome. 1
BIJLAGE: brief over het voldoen van het abonnementsgeld 2003.
INHOUD NB: De vertaalde fragmenten uit Handelingen der Apostelen zijn van de hand van Alex van Heusden.
PAULUS’ DILEMMA Over Handelingen 14 ASE 12 januari 2003 Kees Kok VERGADERING IN JERUZALEM Over Handelingen 15 ASE 19 januari 2003 Alex van Heusden STEEK OVER EN HELP ONS Over Handelingen 16 ASE 2 februari 2003 Alex van Ligten ‘KONING DER ERE Over psalm 24 ASE 26 januari 2003 Huub Oosterhuis MEDEDELINGEN - Liturgische lieddagen - 29 maart en 17 mei COLOFON MAANDBRIEF VOOR LEERHUIS EN LITURGIE ISSN 1385 0326Uitgave van de Stichting Leerhuis & Liturgie (sinds 1980) Eindredactie: Kees Kok Redactie en administratieadres: Postbus 17268, 1001 JG Amsterdam tel: (020) 6256940
[email protected] www.leerhuisenliturgie.nl Abonnementsprijs: € 20,04 per jaar; Europa € 27,30; Buiten Europa € 20,04 plus porti
landinwaarts. We lazen over zijn verblijf, samen met zijn metgezel Barnabas, een soort secretaris, in Ikonium. (Ik heb altijd de neiging om te kijken of al die plaatsen die zij aandoen, nog altijd bestaan. Ikonium wel, zo’n honderdvijftig kilometer van de zuidkust, Konya heet het. Je zult er vast wel heen kunnen met de bus van Kras-vakanties. Er komen trouwens opvallend veel vakantiebestemmingen voor in de reisprogramma’s van Paulus: Cyprus, Athene, Malta, Rome, en nog veel meer, maar vakantiereizen waren het bepaald niet).
Handelingen 14 vers 1-20: En het geschiedde in Ikonium: zij, Paulus en Barnabas, gingen in de synagoge van de Judeeërs en zij spraken zó dat een groot aantal, Judeeërs én Grieken, tot vertrouwen kwam. Maar de Judeeërs die zich niet lieten overtuigen, begonnen te stoken en vergiftigden de zielen van de volkeren, tegen de broeders. Zij verbleven daar dan geruime tijd, terwijl zij vrijmoedig spraken, met steun van JHWH, die getuigde voor het woord van zijn vriendschap en gaf dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen. Maar er ontstond een scheuring onder de bevolking van de stad: er waren er aan de kant van de Judeeërs en er waren er aan de kant van de gezondenen. En toen een oproer geschiedde, de volkeren én Judeeërs met hun leidslieden, om hen te mishandelen en te stenigen en zij zagen wat er gaande was, vluchtten zij naar de steden van Lykaonië: Lystra en Derbe en de omstreek. En daar verkondigden zij het goede nieuws.
Als hij met Barnabas ergens aankwam, ging hij altijd eerst naar de synagoge van zijn volksgenoten, de Judeeërs, die, zoals bekend, ook toen al over heel de toenmalige wereld verspreid leefden, in ‘diaspora’. Daar werd hij doorgaans gastvrij ontvangen en tijdens de sabbatsdienst volgens de traditie uitgenodigd om, na de Schriftlezing, iets opwekkends, iets stichtelijks te zeggen. En dan houdt hij zijn verhaal over Jezus die door de joodse overheden in Jeruzalem aan Pilatus is uitgeleverd, om hem ter dood te brengen, en dat God hem uit de dood heeft opgewekt. En hoe dat alles, klopt met wat er in ‘Mozes en de Profeten’ over hem geschreven staat. Een standaardverhaal dat in vele variaties in Handelingen voorkomt. En er wordt in eerste instantie meestal enthousiast op gereageerd: een nieuw geluid - doorbraakpolitiek - goede spreker! Een week later zit de synagoge op de sabbat ook stampvol en de plaatselijke joodse overheden worden een beetje jaloers, nou ja, een beetje. Ze proberen Paulus en Barnabas zwart te maken. Er ontstaat verdeeldheid, partijen tegenover elkaar, scheuringen. Het lijkt wel verkiezingstijd. Er komt zelfs oproer van, scheldpartijen, stenen gooien - Paulus en Barnabas vluchten verder landinwaarts en zetten hun reis voort, naar Lystra en Derbe.
En in Lystra zat een man die geen macht had over zijn voeten, verlamd vanaf de schoot van zijn moeder nooit had hij kunnen lopen. Deze hoorde naar Paulus, telkens als hij sprak. Hij keek hem indringend aan en zag dat hij het vertrouwen had gered te zullen worden. Hij sprak met grote stem: Sta op, recht op je voeten! En hij sprong overeind en liep. En toen de menigten zagen wat Paulus gedaan had, verhieven zij hun stem en zeiden in het Lykaonisch: De goden, als mensen zijn zij naar ons afgedaald! En Barnabas noemden zij Zeus en Paulus Hermes, omdat hij het was die het woord voerde. En de priester van Zeus-van-buiten-de-stad, bracht stieren en zegekransen naar de poort en wilde offeren met de menigten. Maar toen de gezondenen, Barnabas en Paulus, dat hoorden, scheurden zij hun kleren en sprongen op de menigte af, schreeuwend en zeggend: Mannen, wat doen jullie daar? Ook wij, ja wij zijn mensen, echt niet anders dan jullie, en wij verkondigen jullie het goede nieuws dat jullie, weg van dit lege gedoe, je moeten keren naar de levende God die heeft gemaakt de hemel en de aarde en de zee en al wat daarin is. Ten tijde van de geslachten die geweest zijn, heeft hij alle volkeren hun eigen gang laten gaan Maar hij liet zich niet onbetuigd, hij deed wat goed is door vanuit de hemel jullie regen te geven en vruchtbare tijden en door jullie harten te vullen met voedsel en blijdschap. En hoewel zij dat zeiden, konden zij de menigten er ternauwernood van weerhouden aan hen te offeren. Maar er kwamen Judeeërs uit Antiochië en Ikonium. Zij praatten de menigten om, zij stenigden Paulus en sleurden hem de stad uit, omdat zij veronderstelden dat hij dood was. Maar toen de leerlingen hem omringd hadden, stond hij op en ging de stad in.
In Lystra zit een verlamde man die nooit heeft kunnen lopen. Paulus zet hem recht overeind op zijn voeten. Waarom? Omdat die man erop vertrouwde dat het kon. Dat is natuurlijk een symbolisch verhaal, zoals alle genezingsverhalen. Paulus is geen christelijke gebedsgenezer die willekeurig wat om zich heen geneest. Die lamme is de niet-jood die nooit vooruit heeft kunnen komen, omdat hij de thora niet had, geen woorden die zijn leven ‘bewogen’, in beweging zetten, zin en richting gaven. Nu doorboort Paulus hem met zijn blik en ziet zijn hart dat wel besneden is; ziet, dat hij erop vertrouwt dat hij weer ‘heel’ zal worden, geheeld. De lamme is het symbool van ‘de gelovige heiden’, hij heeft de juiste instelling, het juiste voltage om er de thora-stekker in te steken. Maar nu blijkt hoe gevaarlijk en risicovol Paulus’ toewending naar de niet-joodse bevolking is. Voor je het weet ben je echt aan de heidenen overgeleverd. De reactie van de straat van de Lystraten luidt, in onverstaanbaar Lykaonisch: ‘De goden zijn in mensengedaante naar ons afgedaald.’ In Barnabas zien ze meteen de oppergod Zeus en in Paulus Hermes, de bode van de goden, omdat hij zo mooi het woord voerde. En een ijverige priester van de plaatselijke Zeustempel buiten de stad, ‘Zeus-buiten-de-muren’, komt al aangerend met stieren en bloemenkransen, om voor de toegestroomde massa een mooie offerplechtigheid te gaan opvoeren, want er is niets mooiers dan mooie rituelen met bloed en bloemen. Barnabas en Paulus schrikken zich rot als iemand hun uitlegt wat er aan de hand is. Zij scheuren geheel volgens joods gebruik hun kleren om zoveel godslasterlijkheid, en ze beginnen te schreeuwen, waarschijnlijk niet in het Lykaonisch, dus onverstaanbaar: wij zijn ook maar gewone mensen, net als jullie, maar we hebben wel goed nieuws. Hou op met die onzin, bekeer je tot de enige echte levende God, ‘die hemel en aarde gemaakt heeft’. Nou goed, hij heeft de volkeren tot nu toe wel hun eigen gang laten gaan, maar het is toch hopelijk niet onopgemerkt
* We lazen een kleine episode uit de eerste reis die ging van Antiochië in het huidige Syrië, met de boot naar Cyprus en vandaar naar Klein-Azië (Turkije) en vervolgens een flink stuk 2
gebleven dat hij het is die hen regen heeft gegeven en groeizaam weer en voedsel en vreugde... Een beetje dwaas gepraat voor heidense oren en dus aan dovemansoren gezegd. De zaak loopt volkomen uit de hand. Er komen Judeeërs uit de omgeving om de menigte - ongetwijfeld in het Lykaonisch - uit te leggen dat het helemaal geen goden waren, maar oproerkraaiers en ze worden de stad uitgekogeld en gesleurd. Paulus blijft voor dood liggen, maar staat even zo vrolijk weer op en gaat de stad weer in. De beweging is even gestuit, maar onstuitbaar gaat zij door.
Amsterdamse Studentenekklesia, 12 januari 2003
Handelingen IX
VERGADERING IN JERUZALEM Alex van Heusden Handelingen 15 vers 1-21: Enkelen, die uit Judea waren afgedaald, leerden de broeders: Als jullie je niet laten besnijden naar het gebruik van Mozes, kunnen jullie niet worden bevrijd. Toen er door toedoen van Paulus en Barnabas oproer ontstond en een niet gering conflict met hen, gelastten zij Paulus en Barnabas en enkele anderen uit hen opwaarts te gaan naar de gezondenen en oudsten, naar Jeruzalem, vanwege dit conlict. Nadat zij door de gemeente waren uitgezwaaid, trokken zij door Fenicië en Samaria en zij bezorgden met hun verhaal over de omkeer der volkeren grote vreugde onder alle broeders. Aangekomen in Jeruzalem, werden zij ontvangen door de gemeente, de gezondenen en de oudsten, zij berichtten alles wat God met hen had gedaan. Maar sommigen van de partij der farizeeën die tot vertrouwen gekomen waren, stonden op en zeiden: Het moet! Ze besnijden en bevelen de onderwijzing van Mozes te onderhouden! De gezondenen en de oudsten kwamen bijeen om deze kwestie nader te bezien. Toen daarover groot verschil van mening rees, stond Petrus op en sprak tot hen: Mannen, broeders, jullie weten dat in dagen van oudsher God er bij jullie voor gekozen heeft dat door mijn mond de volkeren het woord van het goede nieuws zouden horen en tot vertrouwen zouden komen. En God die de harten kent, getuigde voor hen door hen de heilige geest te geven zoals ook aan ons. En hij maakte geen onderscheid tussen ons en hen, door het vertrouwen zuiverde hij hun hart. Nu dan, waarom beproeven jullie God door een juk te leggen op de nek van de leerlingen dat noch onze vaderen noch wijzelf hebben kunnen dragen? Maar door de genade van de heer, van Jezus vertrouwen wij te zullen worden bevrijd net zoals zij. Het hele gezelschap werd stil. Zij hoorden Barnabas en Paulus uitleggen welke tekenen en wonderen God door hen gedaan heeft onder de volkeren. En toen zij waren uitgesproken, antwoordde Jakobus en zei: Mannen, broeders, hoort mij. Simon heeft uitgelegd hoe God vanaf het eerste begin ernaar heeft uitgezien uit de volkeren een volk te nemen voor zijn naam. En hiermee stemmen de woorden van de profeten overeen, zoals geschreven staat: ‘Daarna zal ik terugkeren en ik zal weer oprichten de vervallen hut van David, en zijn puinhopen zal ik weer opbouwen en ik zal haar weer oprichten opdat de rest der mensen JHWH gaat zoeken en alle volkeren over welke mijn naam is uitgeroepen zegt JHWH die deze dingen doet
Het lijkt er intussen op dat de Judeeërs gelijk hebben: als je je inlaat met de onreine volkeren, dan worden mensen al gauw vergoddelijkt - dan kom je er niet zonder kleerscheuren vanaf, dat is een gevaarlijke en bovendien godslasterlijke onderneming. Zonder thora, met dat belangrijke eerste gebod: ‘Gij zult geen ander goden voor mijn aangezicht hebben’, kan de enige ware God niet op de enig juiste manier gediend worden. Van de geschiedenis hebben ze gelijk gekregen. Is Jezus door de heidense christenen niet verheven tot een god die in mensengestalte is afgedaald? Als Paulus eens had geweten dat er een kerk aan hem gewijd zou worden op de plaats waar hij buiten Rome gedood is: ‘Paulus-buiten-de-muren’ - een onjoods eerbetoon! En hebben de christenen niet, zodra zij zich in deze wereld hadden verzekerd van een machtspositie, voortdurend de joden zwart gemaakt, in getto’s opgesloten en over de kling gejaagd? Tot diep in de twintigste eeuw - en nog - hoort het antisemitisme in veel kerken tot het standaardpakket. Bijvoorbeeld. Een belangrijke spreekbuis van het Vaticaan, het jezuïetenblad Civiltà Cattolica publiceerde rond 1900 nog een reeks artikelen over het joodse vampirisme: joden zouden christenkinderen vermoorden, hun bloed drinken en het verwerken in matses. Raar, maar echt waar. In 1921, de broedtijd van het nazisme/facisme, beschreef ene Achille Ratti, de latere paus Pius XI, de joden in Polen als een verradelijke vreemde macht die parasiteerde op het Poolse volk. En nog tot 1962, toen Johannes XXIII er een eind aan maakte, werd er op Goede Vrijdag gebeden voor de bekering van de ‘ongelovige joden’. Gelijk hadden ze dus, die Judeeërs in Ikonium, Lystra en die in Jeruzalem die Paulus een halt wilde toeroepen. Of niet soms? Ik weet het niet. Stel dat Paulus nooit op reis was gegaan, dat hij gewoon was doorgegaan met het bestrijden van de Jezusbeweging. Stel, dat wij, Lykaoniërs, Germanen en al die andere volkeren nooit over de God van Israël, over zijn thora en over Jezus als Gods woord in optima forma hadden gehoord? Zouden wij dan nog hebben rondgedard binnen de kringloop van ons eigen leventje - van onze familie, onze clan, ons ‘eigen-volk-eerst’ - richtloos, zinloos? Zouden wij dan nog steeds offers brengen stieren, bloemen, dollars, euro’s - aan Zeus en Wodan, aan de oorlogsgod Ares... en aan de grote, eeuwige Mammon? Ik denk dat wij Paulus dankbaar mogen zijn voor zijn onbesuisde reislust, voor zijn ongekende talent om die hele religieuze wereld op z’n kop te zetten. Want, hoe Paulus ook dacht over de thora: wij Grieken en Germanen hebben ervan gehoord en zijn er, hoe dan ook, mee besmet, godzijdank. Want daardoor zijn wij in staat om in de heersende wereldorde - of die nu pax romana of pax americana heet - stand te houden, door in de geest van die thora te zijn ‘afgekeerd van geweld’- afgekeerd van stenengooierij en zelfmoordaanslagen, van gewelddadige bezetting van andermans woonoorden, afgekeerd van oorlogshitserij, geldfetisjisme, nationalisme, ‘Leven naar de liefde’ - dat was Paulus’ grote uitverkiezingsprogram. Niet vaag, vanuit weet ik wat voor ‘spiritualiteit’ , maar concreet: elkaar - jood en Griek, autochtoon en allochtoon - behoeden en doen leven. Daar draait alles om, zoals de aarde om de zon. En zo moge het zijn. 3
worden snel gladgestreken. Lukas is de man van het harmoniemodel, van eenheid tussen de verschillende fracties in de ekklesia, allen ‘één hart, één ziel’ (vgl. Hnd 4:32). Hij verdicht tot één tafereel wat ongetwijfeld een hevig en waarschijnlijk langdurig debat is geweest tussen verschillende stromingen in de aanvankelijk zeer pluriforme beweging in naam van Jezus Messias. Daarin heeft de historische Paulus een hoofdrol vervuld - in het verhaal over het Jeruzalemse compromis krijgt hij slechts een bijrol toebedeeld. In de brief die hij schreef aan de Galaten - Galatië is een gebied in Klein-Azië -, komt Paulus krachtig op voor wat hij beschouwt als de ‘waarheid van het evangelie’ (Gal 2:5). Deze waarheid wordt naar zijn oordeel verdraaid door joodse volgelingen van Jezus die hij uitmaakt voor ‘leugenbroeders’ (Gal 2:4) wel broeders dus, in beginsel, maar niet in de praktijk. Op één punt zijn Paulus en zijn tegenstanders het met elkaar eens: ook niet-joden, mensen uit de volkeren horen erbij; in de nieuwe en laatste termijn die is geproclameerd door Jezus Messias, mogen zij zich voegen bij de gemeente die in zijn naam bijeenkomt. Maar voor Paulus’ criticasters volgt hieruit dat zij joden moeten worden, dat zij zich moeten laten besnijden. Zij gaan zelfs zover dat zij de gojiem daartoe willen ‘dwingen’ (Gal 6:12). Dergelijke ‘leugenbroeders’ zijn vervloekt in de ogen van Paulus (Gal 1:8). Hij beveelt deze besnijdeniszuchtigen aan ‘hun hele ding af te snijden’ (Gal 5:12). Vanzelfsprekend zijn er gojiem die zich niet laten dwingen. Volgens Paulus hebben zij het gelijk aan hun kant. De ‘waarheid van het evangelie’ luidt: laat ieder blijven die zij is, die hij is; de jood blijft jood, de Griek blijft Griek (Gal 3:28; vgl. 1 Kor 7:19v). Maar om elk misverstand uit de weg te ruimen: deze ‘vuistregel’ van Paulus, zelf een jood en altijd jood gebleven, laat geen ruimte voor de conclusie dat hij de besnijdenis, zelfs de hele thora, zou hebben afgeschaft. De besnijdenis, en ook de thora, de joodse levensleer en manier van leven, blijven in beginsel van kracht, voor Paulus de jood én voor de andere joden, ook in de gemeente van Jezus Messias.
die geweten zijn van eeuwigheid af.’ Daarom oordeel ik die uit de volkeren die zich toekeren naar God, niet verder lastig te vallen, maar hen te schrijven zich te onthouden van wat door valse goden onrein is geworden, van ontucht, van verstikt vlees en van bloed. [En wat zij niet willen dat aan hen geschiedt, niet te doen aan anderen.] Want Mozes heeft van oudsher in elke stad herauten die hem verkondigen door hem in de synagoge op elke sabbat voor te lezen. * ‘Ik oordeel,’ zegt Jakobus, ‘die uit de volkeren die zich toekeren naar God, niet verder lastig te vallen, maar hen te schrijven zich te onthouden van...’ Wat we zojuist hebben gehoord, is het verhaal van een compromis na een gerezen conflict waarbij verschillende partijen met verschillende belangen betrokken zijn. Het woord ‘compromis’ zal na de verkiezingen van woensdag aanstaande, hoe die ook zullen uitpakken, door menig politicus veelvuldig in de mond worden genomen, want zonder compromis geen werkbare regeringscoalitie. Het zal nog heel wat voeten in de aarde hebben voor het zover is, er moeten enkele flinke puinhopen worden geruimd, aleer de volgens velen vervallen hut van de Haagse staat weer enig aanzien krijgt. We zullen zien. Het compromis van Jeruzalem intussen behelst de positie van de volkeren in de gemeente van Jezus Messias. Met ‘volkeren’ worden de niet-joden bedoeld, de gojiem, mensen zoals wij dus die worden gezien zoals zij zijn. En de vraag is nu: die uit de volkeren die zich toekeren naar de God van Israël en aansluiting zoeken bij de ekklesia, mogen zij blijven zoals zij zijn of moeten zij joden worden?
Zulke onverbloemde taal als waarmee Paulus tekeergaat tegen hen die ‘het evangelie verdraaien’, zal je in Handelingen niet vinden. Er valt geen onvertogen woord, het conflict wordt in der minne geschikt, met in de hoofdrollen Petrus, de eerste der gezondenen, en Jakobus. Petrus maakt zich bekend als degene uit wiens mond de volkeren het goede nieuws - evangelie - hebben gehoord. Dat slaat op een verhaal in het tiende hoofdstuk van Handelingen, waarin een Romeinse centurio, genaamd Cornelius, als eerste nietjood toetreedt tot de gemeente, na een ontmoeting met Petrus in Caesarea-Keizerstad. Daar staat (Hnd 10:34v):
Het conflict hierover ontstaat in de gemeente van Antiochië, in Syrië. Paulus en zijn compaan Barnabas zijn teruggekeerd van hun eerste grote reis die hen voerde langs steden in Klein-Azië, zoals Ikonium, Lystra en Derbe. In Antiochië, zo staat eerder in het boek Handelingen opgetekend, in het elfde hoofdstuk, werden de leerlingen, joden én niet-joden, voor het eerst christianoi genoemd (Hnd 11:26). ‘Christenen’ zeggen alle gangbare vertalingen. Dat lijkt me rijkelijk voorbarig. De Griekse uitgang -ianoi betekent ‘aanhangers van’, ‘volgelingen van’, in dit geval ‘volgelingen van christos’, dat wil zeggen: van de messias. Messiasadepten dus, ‘messianisten’ zo u wilt. In de Franse vertaling van de van origine Algerijnse jood André Chouraqui staat op deze plaats niet ‘chrétiens’, maar ‘messianiques’. De messianisten in Antiochië worden in een lastig parket gebracht door enkelen uit Judea, lees: Jeruzalem, lees: de kring rond Jakobus. Volgens deze Jakobijnen is de besnijdenis, althans van de gojse mannen, conditio sine qua non om te worden bevrijd, dat wil zeggen: om deel te krijgen aan de nieuwe wereldorde die zal worden gevestigd door de messias - een nieuwe wereldorde die Jezus volgens het evangelie ‘koninkrijk van God’ noemde. Daar zal niemand honger lijden, daar zullen alle tranen worden gedroogd, daar zal alle gerechtigheid worden volbracht. En nu zou je moeten worden besneden om dat koninkrijk te mogen binnengaan? Of is het voldoende vertrouwen te hebben, de fiducie dat die nieuwe wereld van eindelijke bevrijding er komen zal?
Toen opende Petrus zijn mond en sprak: Naar waarheid besef ik nu dat God niemand naar de ogen ziet, maar dat uit elk volk ieder die ontzag heeft voor hem en gerechtigheid doet, welkom is bij hem. Als de God van Israël niemand naar de ogen ziet, geen onderscheid maakt tussen joden en niet-joden, alle scheidsmuren wil afbreken, vriendschap en liefde wil tussen mensen ongeacht hun herkomst en overtuiging, waarom moeten de joden in de gemeente het dan anders willen - zo betoogt de schrijver van Handelingen in het verhaal over Cornelius én, daarop aansluitend, in het verhaal over het Jeruzalemse compromis. Na Petrus en als laatste neemt Jakobus het woord. Wie is hij? Zijn naam viel in Handelingen slechts één keer eerder (Hnd 12:17). Hij is geen apostolos, geen gezondene. Waaraan ontleent hij de bevoegdheid het beslissende machtswoord te spreken en zo het conflict te beslechten? Volgens Paulus in zijn brief aan de Galaten is deze Jakobus ‘de broeder des heren’ (Gal 1:19) en samen met
Het verhaal in Handelingen over het conflict rond besnijdenis ja dan nee wordt, zoals je van de schrijver, Lukas, mag verwachten, beheerst verteld en keurig tot een eind gebracht. De plooien 4
Petrus en Johannes een van de drie ‘zuilen’ van de moedergemeente in Jeruzalem. Dat ‘broeder des heren’ kunnen we maar beter letterlijk nemen en er geen neef van maken, om zo het ‘Maria, altijd maagd’ uit de geloofsbelijdenis te behouden. Jakobus, in de traditie ‘de rechtvaardige’ genoemd, was een broeder van Jezus en daaraan zou hij zijn positie als eerste in de ekklesia van Jeruzalem hebben te danken. Er bestaat alle aanleiding te veronderstellen dat er een soort Jezus-kalifaat moet zijn geweest waarbinnen diens naaste familie aan de knoppen zat. Als we verschillende oude bronnen moeten geloven, was de historische Jakobus een fervent pleitbezorger van een ekklesia die onverkort vasthoudt aan de thora en die ook aan niet-joden wil opleggen. Maar de Jakobus volgens Handelingen hakt de knoop van de discussie door ten gunste van de gojiem: die moeten verder niet worden lastiggevallen. Alleen, zij moeten zich onthouden van dienst aan vreemde goden, van ongeregelde betrekkingen, van vlees dat niet kosjer is geslacht en van bloed, wat ook behelst: niet moorden. Zo wil Jakobus de niet-joden toch een eindje opschuiven richting thora en hij doet dat in overeenstemming met de rabbijnse traditie. In de klassieke rabbijnse literatuur zijn verschillende lijsten te vinden met voorschriften waaraan nietjoden zich tenminste moeten houden om deze aarde bewoonbaar te maken. ‘En wat zij niet willen dat aan hen geschied, niet te doen aan anderen.’ In de hier gebruikte vertaling staat deze zin tussen haken. Het is dan ook een surplus dat voorkomt in slechts één tekstgetuige, één handschrift. Volgens de meeste bijbelgeleerden hoort die zin niet thuis in het oorspronkelijke tekstbestand. Zou heel goed kunnen. Maar ik heb u deze variant niet willen onthouden, omdat hij in rabbijnse bronnen staat opgetekend als samenvatting van heel de thora, als de geest die de thora in haar geheel kenmerkt.
Alex van Ligten Handelingen 16 vers 9-34: ’s Nachts kreeg Paulus een visioen te zien: daar stond een man, een Macedoniër, die hem riep en zei: Steek over naar Macedonië en help ons. Toen hij het visioen had gezien probeerden wij zo snel mogelijk naar Macedonië te gaan omdat wij hadden begrepen dat God ons had geroepen om hen het goede nieuws te brengen. En van Troas afgevaren, zetten wij regelrecht koers naar Samotrake en de volgende dag naar Neapolis en van daar naar Filippi dat de eerste stad is van dit deel van Macedonië, een kolonie. Wij verbleven enkele dagen in die stad. Op de dag van de sabbat gingen wij de poort uit langs de rivier waar, zo dachten wij, een plaats voor gebed was, en neergezeten spraken wij met de vrouwen die bijeengekomen waren. En een vrouw, genaamd Lydia, purperverkoopster uit de stad Tyatira, een godvrezende, hoorde en JHWH opende haar hart zodat zij acht sloeg op de woorden die door Paulus werden gesproken. En toen zij gedoopt was, en haar huis, riep zij ons en zei: Als gij van oordeel zijt dat ik JHWH getrouw ben, kom in mijn huis en blijf daar. Zij drong bij ons aan. En het geschiedde, toen wij naar de plaats voor gebed gingen dat een slavin die een orakelgeest had, ons tegenkwam zij had met haar voorspellingen haar heren veel profijt gebracht. Zij ging Paulus en ons achterna, luid roepende: Deze mensen, dienstknechten zijn zij van God, de Allerhoogste, zij kondigen u aan een weg van bevrijding. Dit deed zij vele dagen. Paulus ging hier zwaar onder gebukt, daarom keerde hij zich tot de geest en sprak: Ik beveel jou in naam van Jezus Messias: ga uit haar! En hij ging uit, nog dat uur.
Het is een minimum dat Jakobus aan de volkeren in de gemeente wil opleggen. Dat minimum mag wat hem betreft best meer worden. Niet voor niets eindigt hij zo: ‘Want Mozes heeft van oudsher in elke stad herauten die hem verkondigen door hem in de synagoge op elke sabbat voor te lezen.’ Mozes is hier de thora van Mozes, de onderwijzing. Jakobus nodigt de gojiem uit op sjabbat de synagoge van hun stad te bezoeken en daar thora te leren. Wie weet komt er dan van alles bij naast het minimum dat hij voorstelt. Misschien hoopt hij wel stiekem dat de volkeren gaan inzien dat zij toch maar beter joden kunnen worden.
Toen haar heren zagen dat de hoop op meer profijt was vervlogen, namen zij Paulus en Silas en sleepten hen naar de Markt, voor de overheden. En toen zij hen voor de magistraten hadden gevoerd, zeiden zij: Deze mensen veroorzaken grote onrust in onze stad, het zijn Judeeërs. Zij kondigen gebruiken aan die wij niet mogen aanvaarden of doen, omdat wij Romeinen zijn. Ook de menigte spande tegen hen samen. De magistraten scheurden hun de kleren van het lijf en gaven bevel hen te geselen. Nadat zij hen vele slagen hadden toegebracht, wierpen zij hen in de gevangenis. Zij gaven de gevangenbewaarder bevel hen zorgvuldig te bewaken. Hij deed zoals hem bevolen was: hij wierp hen in het binnenste van de gevangenis en zette hun voeten zorgvuldig vast in het houten blok. Omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen voor God en de gevangenen luisterden naar hen. Plotseling geschiedde een grote aardbeving zodat de gevangenis schudde op haar grondvesten. Onmiddellijk gingen alle deuren open en aller boeien raakten los. De gevangenbewaarder, wakker geworden, zag de gevangenisdeuren open, hij trok zijn zwaard en wilde zichzelf doden, omdat hij dacht dat de gevangenen ontsnapt waren.
Wat heeft de schrijver van Handelingen met dit verhaal willen bereiken? Ik geloof hetzelfde wat burgemeester Job Cohen hier in Amsterdam wil: de boel bij elkaar houden. Lukas brengt drie verschillende posities bij elkaar, in de figuren van Paulus, Jekobus en Petrus. Paulus: de kampioen van ‘het evangelie van de voorhuid’, zoals het heet in de Galatenbrief (2:7). Jakobus: de representant van een gemeente die onverkort vast wil houden aan de thora. En Petrus? Die neemt ongeveer een middenpositie in, hij bemiddelt tussen die twee anderen. Zo moet het gaan in de gemeente, houdt Lukas zijn gehoor voor. Zo woorden spreken tot elkaar, tot verstaan komen, helder zien, vonken mededogen. Want wij zijn zoals wij zijn en anders geen. Amsterdamse Studentenekklesia, 19 januari 2003
Handelingen X
STEEK OVER EN HELP ONS 5
137). Omdat op een goede plaats van gebed dit altijd het hart is van elke bede: ‘God, breng ons thuis uit onze ballingschap...’ Dat gaat zover dat het zelfs in het land van belofte de rechte bede is, in onze dagen, zeker na de herverkiezing van de haviken en andere roofvogels in Israël; we zijn verder van huis dan ooit met onze verlangens naar vrede en gerechtigheid. Maar als God ons thuisbrengt uit onze ballingschap, dat zal een droom zijn!
Toen schreeuwde Paulus met grote stem: Doe jezelf geen kwaad, want wij zijn allen hier! Hij vroeg om licht, hij sprong naar binnen en trillend viel hij neer voor Paulus en voor Silas. Hij voerde hen naar buiten en zei: Heren, wat moet ik doen opdat ik word bevrijd? Zij zeiden: Vertrouw je toe aan de heer, aan Jezus, en jij zal worden bevrijd, jij en heel jouw huis. En zij spraken tot hem het woord van JHWH, met allen die in zijn huis waren. En op dat uur van de nacht nam hij hen mee om hun striemen te wassen. Meteen daarna liet hij zich dopen, hij en al de zijnen. Hij voerde hen opwaarts in zijn huis en richtte een tafel aan, vol vreugde omdat hij, met heel zijn huis, zich aan God had toevertrouwd.
Dan is er, op de weg naar de plaats van het gebed, een vrouw met een orakelgeest die voorspellingen doet. Ze noemt Paulus en de zijnen dienstknechten van de Allerhoogste die een weg van bevrijding verkondigen. Niks mis mee, zou je zeggen, de inhoud klopt als een bus, maar de verpakking is beroerd. Uitgerekend zo’n waarzegster als getuige van de waarheid. In sommige hoeken van de christelijke wereld bestrijden ze dit soort fenomenen te vuur en te zwaard, maar dat is te veel eer. In het hele Nieuwe Testament komt die waarzeggerij zegge en schrijven één keer voor, en dat is hier. Meer als een soort irritant bijverschijnsel dan als hoofdzaak. Paulus gaat eronder gebukt, staat er, en hij drijft de waarzeggende geest uit de vrouw. Opdat de orakelgeest niet meer via haar zal waarzeggen, maar opdat zij zelf in waarheid zal spreken. En dan komt het! ‘Toen haar heren (het was een slavin) zagen dat de hoop op hun voordeel was vervlogen...’ Ik zal nu niet de voor de hand liggende truc uithalen om onze ronkende kerkvaderen er weer bij te slepen met hun Europese beschavingsgedachten. Je moet niet zeggen dat juist dit Europa ten voeten uit is: hopen op meer profijt, en, als die hoop vervliegt, stampei maken en roepen dat de hele maatschappij in opschudding wordt gebracht. Dat is niet typisch Europees, dat is veel algemener. Toen zowel als nu. Er worden overal mensen, arme mensen, kinderen, uitgebuit om een paar rijken nog rijker te maken. Maar er iets aan doen, dat kan zogenaamd niet. Een, als je van goede wil bent, goed in kaart te brengen en te bestrijden verschijnsel als gedwongen prostitutie, daarover wordt gedaan alsof het uitermate gecompliceerd en onoplosbaar is - als de hoop op profijt vervliegt, raakt de boel in verwarring. De kinderarbeid in de derde wereld is zo wijdvertakt en zo doorkankerend toegelaten dat er niets tegen te doen lijkt. Als er wel iets tegen gedaan werd, dan zou dat onze economie behoorlijk schaden. En er mag van alles beschadigen in de wereld, en iedereen erbij, maar níet onze economie. Als de hoop op meer profijt vervliegt, dan worden de mensen die dat veroorzaken, onrustzaaiers genoemd, ze verkondigen gebruiken die wij niet kunnen goedkeuren of praktizeren. ‘Ze veroorzaken grote onrust in onze stad,’ roepen de bazen van de uitgeorakelde slavin. En als het verkondigde ten koste gaat van de welvaart, van het inkomen van de polis, de stad, dan weten de magistraten wat hen te doen staat: in diepe rouw dompelen ze zichzelf onder en ze laten de aantasters van hun goede smaak, hun verfijnde normen en hun hoge waarden gevangen zetten.
* De verzen die aan onze lezing voorafgaan, zeggen: ‘Toen zij door de steden gingen..., zij trokken door Phrygië en het Galatische land..., zij probeerden naar Bithynië door te gaan..., zij daalden af naar Troas...’ Zij. En ineens gaat het over van zij naar wij: ‘Toen hij het visioen had gezien, probeerden wij zo snel mogelijk naar Macedonië te gaan...’ Waarom is dat? Omdat de schrijver van Handelingen vanaf dit moment tot Paulus’ reisgezelschap behoorde, luidt de officiële verklaring, de logische. Ik meld het hier vast en kom er straks op terug. Na het visioen van de wenkende Macedonische man gaan Paulus en de zijnen uit Troas naar Philippi, van Turkije naar Griekenland, van Azië naar Europa. Dat hebben onze vaderen (de moederen moesten hun mond nog houden) de eeuwen door van ronkende lofzangen voorzien: hier wordt de Beslissende Stap gezet, het evangelie bereikt Europa! Hier gaat de synthese ontstaan tussen de Griekse filosofie en de bijbelse religie! Hieraan danken wij wat wij zijn geworden: Europese christenen, de absolute top van beschaving in de geschiedenis van de mensheid. Dat soort geluiden hoorden daarbij - de burcht Europa was toen nog Huize Weltevreden. Wie bedenkt hoe dit geloof in de joodse messias en zijn koningschap in Europa is verworden tot het geloof in de Christus van de theologie en de kerk als karikatuur van het Godsrijk, in een lange, bloedige geschiedenis, die zou eerder wensen dat Paulus in zijn droom had gezien dat die Zorba daar aan de overkant druk stond te gebaren dat hij toch vooral níet moest oversteken! Paulus droomt, en hij gaat. Niet vanwege de beelden, maar vanwege de tekst in die droom: ‘Steek over en help ons!’ Dat is misschien de enige geldige reden om over te steken, te reizen, naar andere landen te gaan: de roep om hulp. Al het andere is aggressie en bemoeizucht, van de smoes dat je zoveel leert van andere culturen, tot de duizend bommen en granaten waarmee Bush de wereld denkt te kunnen bevrijden van de dictator van Irak. Help ons. Dat wordt door Paulus gehoord, en daarom gaat hij. Naar Europa, niet omdat dat werelddeel door God is uitverkoren, maar omdat er een mens om hulp roept.
De gevangenisscène uit Handelingen 16 is gruwelijk én kostelijk. Gruwelijk in de vanzelfsprekendheid waarmee het afranselen en het vastzetten in een blok hout wordt beschreven. Kostelijk in wat er dan ‘geschiedt’: een grote beving, als bij de storm op het meer, als bij de opstanding, als in de verhalen over de jongste dag. En die doodsbange gevangenbewaarder, die zichzelf van kant wil maken omdat hij zijn gevangenen niet vastgeklonken heeft kunnen houden, en dan Paulus met zijn ‘joehoe, we zijn hier!’ Wie zou zich daardoor niet laten vermurwen? En dat doet die gevangenbewaarder ook. In plaats van in zijn zwaard, stort hij zich in het leven: ‘Wat moet ik doen om vrij te worden?’ ‘Vertrouw je toe aan de opgestane, aan Jezus.’ Een mooie bekeringsgeschiedenis, dat is nooit weg.
En in Philippi aangekomen, zijn het, net als in het evangelie, vrouwen die de eerste getuigen zijn van het woord dat verkondigd wordt, en de eersten die hun instemming daarmee betuigen, ‘op de dag van de sabbat, langs de rivier, waar, zo dachten wij, een plaats voor gebed was.’ Waarom bij de rivier? Omdat dit voor joodse mensen, ver van hun land en van de stad van vrede, de plaats bij uitstek was om te bidden. Omdat het daar deed denken ‘aan de rivieren van Babylon, waar wij zaten en weenden’ (psalm 6
Maar het hoogtepunt van het gedeelte is eigenlijk daarvóór, als Paulus en Silas, gemarteld en vastgezet ‘in het binnenste van de gevangenis’, waarlijk op sterven na dood, zingen voor God, terwijl de gevangenen naar hen luisteren. Zo vast als ze daar zitten, zo ontluisterd als ze zijn, zo tot bijna niets teruggebracht, ‘ik ben geen mens meer’ (psalm 22), zo vrij zijn ze daar. Of liever: ze vieren hun aanstaande vrijheid, alsof die er al is. Zoals Jona zong in de diepte van de zee. Zoals Rosa Luxemburg in haar Briefe aus dem Gefängnis in 1918 (na drie jaar cel) schreef: ‘Daar lig ik, stil alleen, gewikkeld in de veelsoortige doeken van duisternis, verveling, onvrijheid - en daarbij klopt mijn hart, van een onbegrijpelijke, onbekende innerlijke vreugde, alsof ik in de stralende zonneschijn over een bloeiend veld liep; en ik glimlach in het donker over het leven, alsof ik een betoverend geheim kende, dat al het kwade en droevige loochenstraft en in louter heiligheid en geluk verandert.’
dan komt de koning der ere. * 1. Het lied ‘Van God is de aarde’, zojuist gezongen, is een uitleg van psalm 24, zojuist gelezen. ‘Van God is de aarde in volle omvang’, betekent: van God is de aarde en die haar bewonen. ‘De grond van de aarde’ betekent: de diepte van de aarde, haar geschiedenis, ėn haar schatten, bodemschatten, taalschatten. ‘Van God’ betekent van geen mens, van geen heersende klasse, van geen clan van bezitters, en niet van elkaar beconcurrerende multinationale ondernemingen. ‘Van God’ betekent: van en voor alle mensen. Over ruim vijftien jaar, in 2020, zijn er acht miljard mensen op aarde, waarvan zeven miljard noodlijdend. Grote internationale ondernemingen zullen steeds voortvarender het aanschijn der aarde bepalen, netwerken van bedrijven, die zich onttrekken aan elke democratische controle. Nationale industrieën moeten daarin mee, nationale regeringen kunnen niet veel anders dan het bedrijfsleven steunen met fiscale voordelen, versoepeling van sociale verplichtingen en milieuvoorschriften, aanleg van Betuwelijnen en startbanen en aankoop van Joint Strike Fighters. Maar op zondag 26 januari 2003 zongen een paar honderd mensen een oeroud lied tegen dit toekomstscenario: ‘Van God is de aarde’. Een psalm voor anti-globalisten, een nieuwe internationale.
Bidden om thuiskomst uit onze ballingschap, komen als er om hulp geroepen wordt, niet geloven in de hoop op profijt, de waarheid zeggen en in waarachtigheid leven, zingen om te beamen dat de vrijheid zal komen, dat alles brengt ons terug bij het plotselinge woordje ‘wij’ in Handelingen 16. Dat de schrijver Lukas vanaf dit moment deel uitmaakt van Paulus’ gezelschap, is de meest logische verklaring. De beste theologische verklaring is dat de ‘wij-stukken’ een uitnodiging vormen aan allen die het lezen en horen om niet aan de kant te blijven staan, maar om het verhaal binnen te stappen, om zelf ook ‘wij’ te zeggen, en zo deelnemers en deelneemsters te zijn in heel deze geschiedenis.
2. Die God wordt in psalm 24 ‘koning der ere’ genoemd, in een ons misschien vreemde beeldspraak. Bedoeld wordt: dat hij het tegenbeeld is, de tegenstander, van al die koningen, groten, multinationale machthebbers der aarde die ‘koningen van oneer’ zijn, schande-koningen, omdat zij mensen onteren, mensenrecht schenden, het geluk der mensenkinderen verachten en verijdelen. Het Hebreeuwse woord dat doorgaans met ‘eer’ of met ‘glorie’ of met ‘heerlijkheid’ vertaald wordt, is geladen met vele betekenissen en verwijzingen die wij niet in één Nederlands woord kunnen uitdrukken. Het roept beelden op als lichtglans, stralende kracht, indrukwekkende, oogverblindende en tegelijk liefelijke ‘uitstraling’, schijnsel, dóórbrekende gloed die onherleidbaar is, ‘eeuwig’ : maar ook woorden als ‘zwaarte’ en ‘gewicht’ zijn nodig om het oorspronkelijke Hebreeuwse woord weer te geven: zwaarwegend licht, een uitstraling die weegt als verantwoordelijkheid, roeping en opdracht (zoals wij zeggen dat wij dit of dat aan onze ‘eer’ verplicht zijn). ‘Koning der ere’: Hij die het aan zijn eer, zijn Naam, verplicht is om op te komen voor het recht van de zwaksten, diegenen die altijd de eerste slachtoffers zijn van de schande-koningen. Koning der ere: díe, die in alle godsdiensten ter wereld geëerd wordt als de eeuwige, de lichtende, en in alle wijsgerige systemen erkend of ontkend wordt als ‘laatste waarheid’ - die wordt in het lied herkent als ‘de god van de armen’, in de taal van de bijbelse dichters.
In een wereld waarin al sinds mensenheugenis alles en iedereen wordt aangepakt die een gevaar lijkt te vormen voor het profijt van de polis, en waar dan ook het stemvee als jankende hondjes achter de oppassers van die polis, de politici, aangaat als er economisch zwaar weer voorspeld wordt, daar is deelname aan déze geschiedenis, van Jezus die bevrijdt van alle banden, zeer welkom. Amsterdamse Studentenekklesia, 2 februari 2003
psalm 24 Van God is de aarde
in volle omvang, de grond van de aarde en die daar op wonen. Hij heeft haar gebouwd op de zeeën aan stromen verankerd.
3. De grote dichters van de twintigste eeuw, hoe experimenteel en onvoorspelbaar en veelzinnig hun taal ook moge zijn, hebben nooit geaarzeld de heersende verhoudingen in deze wereld ondubbelzinnig te typeren en aan te klagen. Hoe deze wereld in elkaar zit, nog steeds, of beter ‘uit elkaar ligt’, staat bijvoorbeeld exact en onvergetelijk te lezen in teksten van de moeilijkste Nederlandse dichter van na de Tweede Wereldoorlog, Lucebert: Er is alles in de wereld, het is alles /de dolle hondenglimlach van de honger / de heksenangsten van de pijn. Dat is niet moeilijker te begrijpen dan de eerste regel van de Internationale: ‘Staat op, verworpenen der aarde; staat op, verdoemden in hongersfeer’ (vertaling Henriëtte Roland Holst). In een ander gedicht laat Lucebert de ene god, godin, ster, patser, gangster, uitbuiter, multinationale
Wie mag zijn hoogte bestijgen, staan in zijn heiligdom, wie? Die met zuivere handen die met harten integer die die niet zweren bij de waan van de dag, niet zich veheffen op leugens. Poorten, heft uw hoofden op, doe wijd open, eeuwige deuren, 7
roofmoordenaar uit de ander geboren worden - En gudrun gewon baldur / en baldur gewon menhir / en menhir gewon mathilde / en mathilde gewon micky mussolini / en mussolini gewon airwick / en airwick gewon evert wegenbouwer. En Iwan de Verschrikkelijke gewon Albert Schweitzer - heksenketel van geslachten, van geboorte en dood, lust en moord; en de uitkomst staat in drie kortaangebonden beelden: verwarmd de warmen / verarmd de armen / uitgebeend de benigen. In drie regels het mechaniek van het primitiefste kapitalisme.
LITURGISCHE LIEDDAGEN:
*
29 MAART/ 17 MEI
ALGEMEEN: Tijdens deze lieddagen worden oude(re) en nieuwe liederen van Huub Oosterhuis, op muziek van Bernard Huijbers, Tom Löwenthal en Antoine Oomen, toegelicht, ingestudeerd en gezongen. Muzikale leiding: Tom Löwenthal Begeleiding op orgel en piano: Henri Heuvelmans Algemene leiding: Kees Kok Aanvang : 10.30 uur (kerk open: 10.00 uur); 12.30-13.30 uur (lunch) en 15.30-16.00 uur (thee)pauze; 16.00-16.30 uur: liturgische afsluiting met een aantal van de ingestudeerde liederen. Kosten: 13,50 euro per persoon, inclusief programma met alle koormuziek, te betalen aan de kerk (svp met gepast geld betalen!) Opgave bij Leerhuis en Liturgie: telefonisch (020-6256940) of via e-mail:
[email protected] (of plaatselijk)
4. Bezingen is verdichten, vereenvoudigen, het aandurven een chaos van feiten intuïtief te benoemen en aan te klagen. Zo doet Lucebert, die de psalmdichters en bijbelse profeten als zijn leermeesters beschouwde. En zo deed ook Herman Gorter, een van de dichters van het socialisme, in de volgende tekst, in zijn nalatenschap gevonden: Vreselijk is het lot der mensen. / Tussen hen woedt eeuwige strijd. / De machtigen strijden om het bezit / der aarde en offeren de massa, / de arbeiders, / de millioenen, / op in den strijd voor het niet hunne. // Vreselijk is het lot der mensen. Is er dan geen hoop? Ja toch ooit, in de verste verte, en achter alle verdrukkingen, ziet hij opdagen de flauwe kunst van het land der vrijheid, het beeld der ‘Nieuwe Menschheid’, een gesternte van liefde - dat woord ‘liefde’ betekent voor hem wat het in de bijbel betekent (zoals u weet): solidariteit. Gorter ėn zijn zielenzusje Henriëtte Roland Host (die van ‘Dit ene weten wij’) wilden gewoon niet geloven - denken: dat het vreselijke lot der mensen een Noodlot is. Zij springen naar de utopie, naar het ‘en toch’. Dat zijn kernwoorden van de socialistische, én van de bijbelsprofetische levensbeschouwing.
* AMSTERDAM (DOMINICUS), 29 MAART 2003 ‘KLEINST DENKBARE BRON’
Op het programma staat een aantal nieuwste liederen van Tom Löwenthal en Antoine Oomen, onder andere een nieuwe compositie op de tekst Kleinst denkbare bron. Plaats. De Dominicuskerk is gelegen aan de Spuistraat 12, op enkele minuten loopafstand van het Centraal Station Amsterdam. De ingang bevindt zich aan de achterzijde in de Korsjespoortsteeg.
5. In januari 1950, hij zat toen in de zesde klas van het gymnasium, op het Ignatius College in Amsterdam, hield mijn grote broer Hans voor de ‘academie’ een lezing over Henriëtte Roland Holst. Deze socialistische dichteres, een nationale figuur, was op 24 december 1949 tachtig jaar geworden en maandenlang gehuldigd. In het najaar van 1949 was haar bundel Wordingen verschenen, Hans had die gekocht, voor zeven gulden vijftig, en gelezen - al die stoere gedichten over moeizame wording van een nieuwe wereld die niet meer aan oorlog en klassenstrijd ten prooi zou zijn. Ik zat in de vierde gym, twee kassen lager, en was nog geen lid van die ‘academie’ - en ik mocht er dus niet bij zijn, hoewel ik daar vurig om had gesmeekt. Maar nee, zo waren de jezuïeten. Ik las de tekst van zijn lezing de volgende dag, trots en jaloers geloof ik, hij vergeleek haar met de middeleeuwse mystieke dichteres Hadewych - hoe kwam hij aan al die wijsheid? En hij was ook al zo goed in schaken, en tennissen en wiskunde, in alles eigenlijk. Gedichten vol hoop op een nieuwe wereld. Nooit herdrukt. Ik wou ze graag hebben, ergens in de jaren zeventig. Dus vroeg ik hem of ik dat boek mocht lenen, Wordingen. Je mag het hebben, zei hij grootmoedig. En ik las: God van Israël, gij sterke / tussen andere goden, / gij die geen vreugd hebt / aan de pracht van den ritus, / als boosaardig is het hart / van hem, die den ritus volbrengt, / en het offer versmaadt / van wie knevelt den arme, - / Gij God in gerechtigheid gebaad / en vol erbarmen - / wordt nu onze God. // Stuur ons profeten / als gij ze stuurdet aan Israël / in verzonken eeuwen, / wier blik is vol felle geladenheid, / wier monden schreeuwen / het onrecht over de straten uit.
* SCHIEDAM, zaterdag 17 mei 2003 ‘HIERHEEN ADEM’
Op het programma staat een twaalftal liederen, canons en acclamaties voor de tijd na Pasen en (na) Pinksteren: over geest en begeestering, herschepping, nieuw begin. O.a.: ‘Hierheen adem’ (Bernard Huijbers), ‘Ander ouder’ (Antoine Oomen); ‘Herschep ons hart’ en ‘Neerdalen als dauw’ (Tom Löwenthal). Plaats: Johannes de Doper Visitatie, Mgr. Nolenslaan 99; tel 0104735066. Te bereiken: met de trein: Schiedam CS (circa 15 minuten lopen); met de metro: halte Parkweg; uitstappen richting Meesterstraat, kerk ligt recht voor u, tegenover Zeeman, achter de bouwkeet. Verschillende bussen stoppen op de hoek van de belendende Piersonstraat. Met de auto: 1. vanaf de A 20 vanuit Rotterdam, afslag Schiedam, beneden naar links, tweede stoplicht rechtsaf: Haarenlaan. Vervolgens derde stoplicht links en rechtdoor tot aan de bouwkeet, waarachter de kerk zich bevindt; 2. via Hoek van Holland: afslag Schiedam-Noord, beneden naar links, bij de stoplichten rechtsaf richting centrum; onder viaduct door, eerste stoplicht links en volgende stoplicht naar rechts; rechtdoor tot bovenvermelde bouwkeet. Lunchpakket meenemen; koffie, thee e.d. in de kerk. Horeca in de naaste omgeving. Er is een boekentafel met CD’s en boeken.
Amsterdamse Studentenekklesia, 26 januari 2003
INGEZONDEN MEDEDELING
8
9 maart, 19.00 uur; toegang gratis Missa Solemnis in de Laurenskerk
Tijdens een viering op 9 maart a.s. in de Laurenskerk zal de Missa Solemnis - tekst Huub Oosterhuis, muziek Tom Löwenthal worden uitgevoerd door het In de Wolkenkoor o.l.v. dirigent Willem Blonk Voor deze bijzondere gelegenheid aangevuld met zangers uit groot Rotterdam en Tilburg. Arjan van Baest bespeelt het transeptorgel van de Laurenskerk; Frank den Herder de vleugel. Solisten: Glenda Ossekoppele, sopraan en Ard Verkerke, tenor. Ook de gemeente kan een belangrijke partij meezingen. De viering begint om 19.00 uur en zal tot ongeveer 20.30 uur duren. Toegang is gratis. Voor meer informatie , zie www. Indewolkenkoor.nl of bel met Hannet : 010-4667996.
9