WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
LES 1: Ontbijten Wat vind je van de volgende zinnen? Praat er over in een groepje. • Als je niet ontbijt, kun je je niet goed concentreren op school. • Ontbijt op bed is niet leuk! Al die kruimels in je bed. • Ik heb ’s ochtends geen tijd om te ontbijten.
Deze week ga je elke dag ontbijten. Doe je dat altijd al? Probeer dan eens een ander soort ontbijt! 1) Spreek met je ouders af dat je deze week elke dag ontbijt. 2) Maak een ontbijtmenu voor de hele week. 3) Bekijk de ontbijtcirkel. Kies iets uit elk partje. Bijvoorbeeld: boterham met beleg, melk en een appel. 4) Zorg ervoor dat je niet elke ochtend precies hetzelfde eet. 5) Zorg ervoor dat alles voor je ontbijt in huis is. Doe bijvoorbeeld samen de boodschappen. 6) Kom op tijd je bed uit, zodat je rustig kunt ontbijten. 7) Eet en drink je ontbijt rustig op. 8) Doe het de volgende dag weer. Kijk welk ontbijt je het lekkerst vindt.
dag
dit was mijn ontbijt
1 2 3 4 5 6 7
Ik vond het lekkerste om te eten ……………………………………………………………………………………………………………….............…… Ik merkte dat ik me beter kon concentreren op school.
ja nee
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
Zo voel ik me nu Plak hier een foto, een tekening, een verslag of een smiley!
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
LES 1: Ontbijten Introductie Kondig aan dat de leerlingen aan de slag gaan met deze activiteit. Doe dit bijvoorbeeld maandagochtend tijdens de dagopening of het kringgesprek. Leg uit dat ze deze week elke ochtend gaan ontbijten. Daarvoor maken ze een eigen ontbijtmenu, waarvoor ze elke dag zoveel mogelijk iets anders bedenken. Op deze manier ervaren kinderen niet alleen dat ontbijten goed is voor hun concentratie op school, maar ook ontdekken ze wat voor soort ontbijt zij het lekkerst vinden. Misschien is dat iets heel anders dan dat ze tot nu toe (met lange tanden) eten. Vertel de kinderen dat ze hun logboek elke dag mee naar huis nemen. Laat de kinderen de eerste vragen maken op het werkblad. Kern De kinderen gaan elke dag ontbijten en wisselen wat ze eten voor ’t ontbijt zoveel mogelijk af. Daarvoor bedenken ze eerst hun eigen ontbijtmenu. Laat de leerlingen dan de opdracht lezen op het werkblad. Slot Laat de kinderen de laatste vragen maken op het werkblad. Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Kon je gemakkelijk elke ochtend tijd maken voor het ontbijt? Waarom wel of niet? • Ga je nu elke dag fruit eten bij het ontbijt? Waarom wel of niet? • Hoe voelde je je deze week op school? • Ga je voortaan elke ochtend ontbijten? Waarom wel of niet?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Eten en drinken
LES 2: Ik kan helpen in de keuken 1 Vind je het lekker om warm te eten?
Ja, want ……………………................................................... ........................................................................................
Nee, want ……………………................................................ ........................................................................................ 2 Mag je helpen met boodschappen doen?
Ja Nee, omdat …………………….................................................................................................. ............................................................................................................................................ 3 Welke groente vind jij het lekkerst? 1) …………………….............................................................................................……….................. 2) …………………….............................................................................................……….................. 3) …………………….............................................................................................………..................
Je gaat helpen in de keuken. Doe het zo: 1) Spreek met je ouders af dat je deze week helpt in de keuken. 2) Schrijf op een blaadje wat jullie elke dag gaan eten. 3) Maak een boodschappenlijstje. Vergeet je groenten top 3 niet. 4) Haal samen met je ouder de boodschappen in huis. 5) Help elke dag met koken. Was bijvoorbeeld de groenten. 6) Dek de tafel en geniet van het eten. Help bij het opruimen en afwassen. 7) Doe het de volgende dag weer.
☛ Tip
Tussendoortjes
In de bieb vind je kinderkookboeken met makkelijke recepten. Ook op www.gavoorgezond.nl vind je leuke en gezonde recepten. Ga naar de site en typ het codewoord ‘recept’.
Hieronder vind je een recept.
Maak ook eens een tussendoortje.
Komkommerschuitjes Dit heb je nodig:
1 komkommer 50 gram rozijnen
Zo maak je het:
1 wortel
Snij de komkommer in de lente door en met een lepeltje
1 blikje perziken
de pitjes eruit. Snij de wortel in reepjes en de perziken in blokjes. Meng de wortel met de perzikblokjes en de rozijnen en leg dit mengsel in de uitgeholde komkommer. Snij de komkommerhelften in vieren.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Eten en drinken
Ik heb deze week gegeten dag datum
dit was mijn avondeten
handtekening ouder
1 2 3 4 5 6 7
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
LES 2: Ik kan helpen in de keuken Inleiding In deze activiteit staan leerlingen stil bij de concepten ontbijt en avondeten, in Nederland de twee belangrijkste maaltijden van de dag. Daarnaast leren zij welke handelingen zij kunnen uitvoeren om hun ouders te helpen in de keuken. De handelingen variëren van het meedenken over wat er gegeten gaat worden tot het meehelpen met de afwas en het koken. Als kinderen betrokken worden bij het eten, stimuleert dit hen om te eten. Ouders kunnen hun kinderen betrekken door samen boodschappen te doen en ze groentes te laten kiezen die zij willen eten. Vervolgens kunnen de kinderen helpen met het bereiden van het eten. Zo begrijpen ze ook beter waar het eten vandaan komt en hoe het klaargemaakt wordt. Variatie in het avondeten is ook een goede manier. Bijvoorbeeld elke dag een andere kleur groente of een sausje erbij. Varieer lekker met aardappelen, rijst en pasta. Denk niet alleen aan koken, maar ook aan roerbakken, stomen, rauwkost maken of het gebruik van een kruidenmix. Deze manieren om leerlingen te stimuleren tot het eten van groenten zijn verwerkt in deze activiteit. De ouders spelen hierin een grote rol. Zij gaan samen met hun kinderen boodschappen doen en het eten bereiden. Kern Vertel dat de leerlingen aan de slag gaan met deze activiteit. Doe dit bijvoorbeeld maandagochtend tijdens de dagopening of het kringgesprek. Leg uit dat ze de komende week gaan helpen in de keuken en met hun ouders/verzorgers afspreken waarmee ze precies kunnen helpen (bijvoorbeeld schoonmaken, snijden of wassen van groenten, aardappels schillen, enzovoort). Eerst maken ze hun eigen menu, vervolgens doen ze samen met hun ouders/verzorgers de boodschappen en tenslotte helpen ze met het bereiden van het eten. Laat de leerlingen eerst de eerste drie vragen maken op het werkblad. Daarna mogen zet het werkblad een week lang thuis houden, zodat ze iedere dag kunnen opschrijven wat ze gegeten hebben. Na een week nemen de leerlingen het blad mee naar school en vullen de laatste vragen in. Evaluatie Interactievragen • Wat vond je ervan dat jij mocht bepalen wat jullie deze week ‘s avonds aten? • Heb je nieuwe groenten ontdekt die jij lekker vindt? • Heb je nieuwe manieren van eten bereiden ontdekt die jij lekker vindt? Bijvoorbeeld: ovenschotel, wokgerecht, stamppot, salade, sausjes. • Vond je het leuk om te helpen in de keuken? Waarom wel of niet? • Ga je voortaan vaker helpen? • Heb je deze week elke avond je bord leeg gegeten? Waarom wel of niet?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
LES 3: Trakteren Vandaag gaan we van een gezonde traktatie een feest maken. Jullie krijgen per groepje de volgende benodigdheden: roggevierkantjes, plakken jong belegen Goudse kaas, radijs, augurk, tomatenketchup, alfalfa. Volg de aanwijzingen en maak het roggemannetje. • Snijd uit de kaas rondjes ter grootte van het roggebrood. • Leg de kaas op het roggevierkant. • Maak hierop een gezichtje. • Gebruik voor de ogen 2 plakjes radijs, voor de mond een reep augurk, voor de neus een toefje tomatenketchup en voor het haar alfalfa.
Eigen mening Noteer voor jezelf welk fruit je het lekkerst vindt. Schrijf er de kenmerken bij en waarom je het lekker vindt. Laat je antwoorden niet aan een ander zien. ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Raden Jullie mogen nu proberen om elkaars lievelingsfruit te raden. Doe dit met iemand uit je groepje. Je mag vragen stellen aan de ander en die mag alleen met “ja” of “nee” antwoorden. Bijvoorbeeld: Is het groen? Is het rond? Groeit het in Vlaanderen? Enzovoort. Extra • Neem in je groepje allemaal je favoriete fruitsoort mee voor in de pauze. Zamel het fruit in, schil het en verdeel het in partjes. Hierna mogen jullie van alles proeven. • Maak een poster van je favoriete fruitsoort. Bedenk hierbij ook een leuke kreet/slogan. • Blinddoek een kind uit je groepje. Geef hem daarna een stuk fruit in de hand. Door te voelen/ruiken wordt er geraden welk fruit er gegeven is. Hierna kun je wisselen. • Schilder net als hierboven je lievelingsfruit door deze vorm te geven met andere fruitsoorten. Succes!
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
LES 3: Trakteren Benodigdheden algemeen verschillende soorten fruit. Benodigdheden per groepje roggevierkantjes, plakken jong belegen, goudse kaas, radijs, augurk, tomatenketchup, alfalfa.
Inleiding (15 min) Kringgesprek over tussendoortjes. Als je tussen de maaltijden door trek hebt, wat eet je dan? Denk je dat het een gezond tussendoortje is of twijfel je daarover? Is een traktatie ook een tussendoortje? Waarom wel/niet? Maak op het bord een schema. Links komen de ongezonde traktaties en rechts de gezonde. Uit welke kolom zou jij de meeste traktaties willen hebben? Waarom? Vaak worden gezonde traktaties als saai bestempeld, waarom zou dat zijn? Kern (30 min) Vandaag gaan we van een gezonde traktatie een feest maken. Alle kinderen krijgen per groepje de benodigdheden en het werkblad waarop de instructies staan. De kinderen laten de gemaakte gezichtjes één voor één aan elkaar zien. Vervolgens worden de traktaties met elkaar opgegeten.
Benodigdheden per kind werkblad, pen.
Afsluiting (5 min) Spreek met de klas af, dat er vanaf nu alleen nog gezonde traktaties worden uitgedeeld. Dit kan in de vorm van fruit of een hartige traktatie. Maak van deze afspraak een mooie poster en hang deze centraal op in de klas, zodat deze zichtbaar is voor kinderen én ouders. Leg uit dat het ook gezond is om fruit uit te delen. Ook fruit kan je leuk aankleden. Je kan op een banaan bijvoorbeeld een raceauto maken. Een mandarijntje kan een Chineesje worden. Om een beetje te weten te komen wat de leerlingen lekker fruit vinden om uit te delen wordt er gestemd. Iedereen krijgt tien punten om in te zetten. De meester/juf heeft verschillende fruitsoorten meegebracht. De kinderen mogen punten geven aan het fruit. Het lekkerste fruit krijgt de meeste punten en het minder lekker fruit de minste. Kijk eens welk fruit veel punten krijgt en welk fruit niet. Maak hierna het werkblad verder af. Spreek met de klas af, dat er vanaf nu alleen nog gezonde traktaties worden uitgedeeld. Dit kan in de vorm van fruit of een hartige traktatie. Maak van deze afspraak een mooie poster en hang deze centraal op in de klas, zodat deze zichtbaar is voor kinderen én ouders. Sites: www.nigz.nl (winkel>multiculturele traktatiekalender) www.gavoorgezond.nl
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
LES 4: Tussendoortjes op school Leg de plaatjes hieronder op de goede volgorde. Van bijna geen calorieën (links boven) naar heel veel calorieën (rechts beneden). Informatie kun je vinden op www.caloriechecker.nl Veel succes!
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Eten en drinken
p Groe 5-6
LES 4: Tussendoortjes op school Benodigdheden per kind werkblad en een schaar.
Inleiding (15 min) Leerkracht legt uit wat calorieën zijn en waarom het zo belangrijk is om erop te letten. Informatie (van: www.voedingscentrum.nl) Bij de keuze van tussendoortjes is het vooral belangrijk op de calorieën te letten. Tussendoortjes die relatief weinig calorieën leveren en ook nog belangrijke voedingsstoffen bevatten, zijn bijvoorbeeld vers fruit, een boterham of mueslibol. Rijstwafels en eenvoudige (volkoren)biscuits leveren niet te veel calorieën. Ook soep is een prima tussendoortje. Heldere soep gemaakt met een eenpersoonszakje of bouillon levert nauwelijks calorieën of vet en is een pittig extraatje. Ook (mineraal)water, koffie of thee zonder suiker, light-frisdrank en drinkbouillon bevatten nauwelijks of geen calorieën. Lekker tussendoor is ook een glas vruchtensap zoals sinaasappelsap of grapefruitsap, tomatensap, groentesap en karnemelk of halfvolle melk. Deze leveren weliswaar calorieën, maar ook belangrijke voedingsstoffen. Kern (45 min) Knip- en plakwerkblad met allerlei verschillende tussendoortjes. De leerlingen moeten deze tussendoortjes op de juiste volgorde leggen, van de minste calorieën tot de meeste calorieën. Denk bijvoorbeeld ook aan het werken met een kleurenschema, van groen naar rood. Afsluiting (10 min) Nabespreking. Wat heb je nu geleerd? Hoe ga je in het vervolg om met tussendoortjes? Is je standpunt veranderd, nu je weet hoeveel calorieën er in een zak chips zitten? Welke kleine aanpassingen kun je zelf doen, zodat je weer een stukje gezonder leeft? Sites: www.caloriechecker.nl www.lekkerbelangrijk.nl www.voedingscentrum.nl
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Eten en drinken
LES 5: Genoeg drinken Een mens bestaat voor een heel groot deel uit water. Uit hoeveel water precies, hangt af van je leeftijd en of je een meisje of een jongen bent. Een baby bestaan voor 75% uit water. Iemand van dertig uit 70 % en iemand van 75 jaar nog maar uit 60% Water is belangrijk om te overleven. Een mens kan enkele weken in leven blijven zonder eten. Zonder drinken houd je het maar een paar dagen vol. Elke dag 1,5 liter drinken is de boodschap. Water is de beste drank: het bevat geen vet en geen calorieën. Bovendien is het goed voor je huid en je blijft er fit bij. Oftewel, het drinken van water is heel belangrijk!
Zo maak je een reclamefolder om je lezers genoeg te laten drinken. • Bedenk voor wie je het maakt. Als je het voor de andere kinderen in de school maakt moet je wel kijken of het voor kleuters of voor groep 8 is, daar moet je de teksten op aanpassen. • Zorg voor een pakkende tekst op de voorkant. Deze tekst moet niet te lang zijn, het liefst één regel en anders is het slim om het te laten rijmen. Op die manier wordt het goed onthouden. • Zorg voor goede informatie. Kies één of twee punten uit, die je duidelijk wil maken. • Maak een goede verhouding tussen plaatjes en tekst. Als er te veel tekst is, leest niemand het, als er teveel plaatjes zijn, begrijpt niemand de bedoeling. • Bedenk leuke ideeën, zodat iedereen meer water gaat drinken. Schrijf hieronder je slogan op.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Eten en drinken
Les 5: Genoeg drinken Benodigdheden maatbeker, dikke vellen papier. Benodigdheden per kind werkblad, pen, stiften en potloden.
Inleiding (10 min) Vraag een van de leerlingen op zijn of haar hoofd te gaan staan geef hem/haar een glaasje water met een rietje. Laat hem/haar proberen dit op te drinken. Wat gebeurt er? Teken deze figuur op het bord, leg uit dat alles wat we eten en drinken via de mond in de slokdarm komt, dan in de maag en via de maag eerst in de dunne en dan in de dikke darm. Tijdens dit proces wordt het eten verteerd. Leg uit dat het dus belangrijk is dat je goed drinkt, zodat er genoeg vocht is om het verteren goed te laten verlopen. Drink jij wel genoeg? U houdt een gesprek over het aantal glazen dat een leerling drinkt. Hoeveel glazen drinken heb je tot nu toe al op? De aantallen die een leerling noemt, schept u uit een emmer water en gooit deze in een grote, doorzichtige, lege kan, zodat de kinderen kunnen zien hoeveel dat is. Op deze lege kan staat een duidelijk zichtbare streep op 1,5 liter. Zoveel moet je per dag minimaal drinken.
Kern (60 min) Waarom is genoeg drinken zo belangrijk? De mens bestaat voor een heel groot deel uit water. Uit hoeveel water precies is afhankelijk van leeftijd en geslacht. Zo bestaan baby’s voor 75% uit water. Rond het dertigste levensjaar is die hoeveelheid teruggezakt naar circa 70% en dit zakt nog verder tot circa 60% rond het vijfenzeventigste levensjaar. Water is belangrijk om te overleven. Een mens kan enkele weken in leven blijven zonder voedsel. Zonder vocht houd je het maar een paar dagen vol. Elke dag 1,5 liter drinken is de boodschap. Water is de ideale drank: het bevat geen vet, geen calorieën en is niet schadelijk voor je gebit. Bovendien is het goed voor je huid en je blijft er fit bij. Oftewel, het drinken van water is heel belangrijk! De leerlingen maken een eigen reclamefolder voor het drinken van water. Hierbij geven zij aan waarom je water moet drinken en hoeveel je moet drinken. Een ander kind zou na het lezen van de folder precies moeten weten wat hij/zij kan doen. Hoe de leerlingen dat kunnen doen staat op het werkblad. Afsluiting (20 min) De kinderen presenteren om de beurt hun reclamefolder. Geef complimenten en waar nodig tips. Hierna gaan de kinderen aan de slag met het werkblad dat bij deze les hoort.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 1: Sporten Maak je eigen tekenfilm • Teken in elk hokje wat jouw sporter doet. Het is handig om de beweging een aantal keer zelf uit te proberen, zodat je stap voor stap weet wat je moet tekenen. • Kleur de plaatjes pas op het eind. Knip alle hokjes los. • Maak een stapeltje van alle plaatjes. • Blader ze snel achter elkaar door en kijk of je filmpje werkt. • Verander eventueel de volgorde. • Als je tevreden bent, niet dan de plaatjes aan één kant vast.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 1: Sporten Benodigdheden per kind werkblad, schaar, potloden.
Inleiding (5 min) De leerlingen mogen allemaal vertellen aan welke ze sport ze doen. Vervolgens vraagt u welke sport ze leuk lijkt om nog eens te doen. Laat elk kind kort aan het woord. Dit kringgesprek hoeft dus niet al te lang te duren. Hierna gaan de leerlingen aan de slag met de kern. Kern (40 min) De leerlingen gaan aan de slag met het maken van een eigen tekenfilmpje. De vorm waarin ze hun plaatjes moeten tekenen, staat op het werkblad. In deze figuurtjes tekenen en kleuren ze hun favoriete sporter tijdens een oefening. Belangrijk is, dat de kinderen goed bedenken dat de tussenliggende stapjes tussen de plaatjes niet te groot mogen zijn. Anders ziet het tekenfilmpje er namelijk niet geloofwaardig uit. Blader ze snel achter elkaar door en kijk of het filmpje werkt. Vervolgens worden de plaatjes uitgeknipt en aan elkaar geniet. Afsluiting (15 min) De tekenfilmpjes worden door de leerkracht allemaal even kort besproken. Zorg voor een positieve opmerking voor elk boekje; iedereen doet er uiteindelijk zijn/ haar best op! Eventueel kan er nog een vraag aan de maker worden gesteld.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 2: Bewegen op het schoolplein Wist je dat kinderen die weinig buiten spelen: • lang niet zo lenig zijn als kinderen die veel buiten spelen? • vaak wat zwaarder zijn dan kinderen die veel buiten spelen? • lang niet zo veel spelletjes kunnen verzinnen dan kinderen die vaak buiten spelen?
Opdracht 1. 1. Ik vind buiten spelen leuk/niet leuk omdat: ……………………………………………………………………….....................................………………………… 2. Het leukste spel om buiten te spelen vind ik: ………………………………….........................….. Dit spel wordt zo gespeeld: ……………………………….......................................................…… …………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………… Kinderen moeten elke dag 1 uur bewegen. Dat kan door: wandelen en fietsen, skaten, skeeleren, zwemmen, touwtje springen, balspelen, buiten spelen, sporten bij een vereniging. 4. Ik beweeg iedere morgen ….... minuten, iedere middag …… minuten, iedere namiddag ….... minuten. Dit is samen …… minuten. 5. De meeste beweging krijg ik door …………………………………………………………………………………………………………………………………… 6. Weinig beweging krijg ik juist door: …………………………………………………………………………………………………………………………………… Opdracht 2. Bedenk hieronder eerst de regels en afspraken voor je spel. Laat dit door de juf of meester lezen en maak daarna een mooie spelkaart op A4-papier, deze wordt geplastificeerd, zodat hij door iedereen gebruikt kan worden. …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………….................................................… ……………………………………………………………………………………………................................................. …………………………………………………………………………………………….............................................
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 2: Bewegen op het schoolplein Benodigdheden per kind werkblad, pen.
Inleiding (15 min) Niet alleen sporten is erg belangrijk voor je lichaam, maar ook buiten spelen. Iedere dag kan je als kind heel veel buiten spelen. Het is belangrijk dat je als kind minstens 1 uur per dag beweegt. Voer een gesprek met de leerlingen over buiten spelen. Voorbeeldvragen kunnen zijn: • Speel je vaak buiten? Zo ja, hoe vaak dan? • Wat speel je meestal? • Speel je alleen, samen met een vriendje of met een heleboel kinderen? En welke spellen doe je dan? Bespreek samen met de leerlingen de “Wist je datjes” op het werkblad en maak de vragen van opdracht één en twee. Kern (1 uur) De leerlingen mogen nu zelf een spel bedenken. Hiervoor moeten zij rekening houden met het aantal leerlingen in de klas (ieder kind mag meedoen), het spel moet op het schoolplein gespeeld kunnen worden en er moeten duidelijke regels zijn. Het mag geen spel zijn dat al bestaat. Het bedachte spel noteren zij op een kladblaadje. Vervolgens typen ze dit uit en laten het door de juf/meester/conciërge plastificeren. Op deze manier zijn er plotseling veel spelletjes die in de pauzes gespeeld kunnen worden. De spellen worden een voor een gepresenteerd. Na elk spel wordt er een applaus gegeven. Daarna wordt er een stemronde gehouden. De drie leukste/beste/spannendste spellen worden direct op het schoolplein met elkaar gespeeld. Laat blijken dat élk spel erg leuk was, maar dat dit de drie meest gekozen spellen zijn. Op deze manier voorkom je een hoop teleurstelling. Afsluiting (15 min) De kinderen maken met elkaar het werkblad over bewegen op het schoolplein. Sites: www.buitenspeelbond.nl
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 3: Bewegen in de klas
Opdracht Ontwerp met een groepje een bordspel voor in de klas waar ook ‘beweegopdrachten’ bij zitten. Misschien heb je thuis wel een leuk spel waar je een variant op kunt bedenken. Om een goed spel te kunnen maken, maak je samen met je groepje een plan van aanpak. Belangrijke zaken zijn: • Welk spel wordt het? Een bordspel of kwartet? • Hoe heet het spel? • Maak een kladontwerp van hoe het eruit komt te zien. • Welke spelregels horen er bij het spel? Vergeet vooral de beweegopdrachten niet. • Welke materialen zijn er bij dit spel nodig? Taakverdeling: • Neem voldoende tijd om alles op papier te zetten. Dit is je plan van aanpak. • Overleg goed met elkaar wat de bedoeling is; je doet het mét elkaar! • Geef iedereen in het groepje een eigen taak, dit werkt vaak prettig! • Als je helemaal klaar bent met het maken van het bord en de kaartjes, zorg dan dat alle materialen die bij je spel horen in een doosje bij elkaar zitten. Op deze manier is het makkelijk te pakken, als je ermee wilt spelen. Heel veel plezier!
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 3: Bewegen in de klas Benodigdheden lege dozen, knutsel spullen zoals karton, doosjes enzovoort, lijm, scharen, stiften. Benodigdheden per kind werkblad.
Inleiding (10 min) Vraag de leerlingen waarom het zo belangrijk is om af en toe te bewegen in de klas. Kom samen tot de conclusie dat: • anders je spieren stijf worden; • je jezelf beter kan concentreren na even bewogen te hebben; • je leert je lichaam goed kennen; • het is goed voor de sfeer in de klas. De leerlingen staan in een kring, één kind doet een beweging, nummer twee doet eerst deze beweging na en verzint er dan zelf één bij. Nummer drie doet eerst de voorgaande bewegingen en verzint een derde beweging erbij, etc. (Dit lijkt op het spel: 'ik ga op reis en neem mee, maar nu zeg je ‘Ik doe een beweging, kijk zo…en….en…en..) Voorbeelden van bewegingen zijn: rennen op de plaats, op één been staan, je armen in de lucht zwaaien, armen horizontaal strekken en daarna je handen klappen in een snel tempo enzovoort) Kern (enkele uren) De leerlingen werken aan hun eigen bordspel met beweegopdrachten. Voorbeelden van beweegopdrachten: • Loop naar de deur, tik hem aan en kom terug. • Raak in één minuut zo vaak mogelijk omstebeurt je tenen en je hoofd aan. • Doe net alsof je aan het hoelahoepen bent, tel de rondjes. De uitleg hoe ze hiermee aan de slag moeten gaan staat op het werkblad. Belangrijk is, dat ze goed nadenken over hoe ze het willen gaan aanpakken. Loop bij het werken aan het kwartet/bordspel rond om tips te geven en kinderen eventueel weer op weg te helpen. Belangrijk is, dat na afloop alle spullen in een doosje gedaan kunnen worden. Zorg dus voor een aantal mooie doosjes (bijvoorbeeld uit de supermarkt). Afsluiting (15 min) De leerlingen presenteren hun eigen bordspel. Ze vertellen welke naam het spel heeft gekregen en hoe het spel gespeeld moet worden. Ook vertelt een kind uit het groepje hoe het werken aan het spel is verlopen. De kinderen uit de andere groepjes mogen vragen stellen aan het groepje dat hun spel presenteert.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 4: Buitenspelen
Welke spelletjes kun je buiten doen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Bij welke spelletjes moet je heel veel bewegen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Vraag aan je ouders welke spelletjes zij vroeger buiten speelden. ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………
De komende twee weken ga jij vijf keer buitenspelen. Vaker mag ook! 1 Spreek met je ouders af wanneer je gaat buitenspelen. 2 Spreek af met wie je buiten gaat spelen. En waar. 3 Spreek af wie de spullen meeneemt die je nodig hebt, bijvoorbeeld een bal. 4 Bedenk een spel. Of doe de spellen die hieronder staan. 5 Spelen maar! Beweeg zoveel mogelijk.
Spellen 1 Stand in de bal Gooi de bal zo hoog mogelijk in de lucht. Roep ‘stand in de bal en de bal is voor …’ met de naam van een vriendje of vriendinnetje. Hij of zij pakt de bal terwijl iedereen wegrent. Zodra hij of zij de bal heeft, stopt iedereen met rennen. Degene met de bal mag drie grote stappen zetten en dan iemand afgooien. Als je drie keer bent afgegooid, mag je niet meer meedoen. 2 Inktvistikkertje Een tikker bestaat uit twee, drie of vier spelers. Iedereen pakt elkaar bij de rechterpols vast, zodat je een soort rondje maakt. De handen zijn in het midden. Met de linkerhand kun je tikken. De leerlingen die af zijn, vormen de nieuwe inktvis.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Bewegen
datum
begintijd
eindtijd
met wie
welk spel
1 2 3 4 5
Teken het spel dat jij het leukst vond of plak hier een foto.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 4: Buitenspelen Inleiding Vertel de leerlingen dat ze aan de slag gaan met deze activiteit. Doe dit bijvoorbeeld maandagochtend tijdens de dagopening of het kringgesprek. Leg uit dat ze de komende twee weken vijf keer buiten gaan spelen en dat ze met hun ouders/verzorgers afspreken wanneer ze dat doen. Vertel de leerlingen dat ze hun werkblad mee naar huis nemen op de dagen dat ze buiten gaan spelen. Kern Deel het werkblad uit aan de leerlingen. Laat ze de vragen beantwoorden en de opdracht over het buitenspelen lezen. Daarna gaan ze in twee weken minstens vijf keer buitenspelen. De leerlingen kunnen dat bijhouden in het schema op het werkblad. Na de twee weken kunnen de leerlingen een tekening maken van wat ze hebben gedaan. Slot Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Vond je het leuk om buiten te spelen? • Ben je lekker moe geworden tijdens het buitenspelen? • Hoe voelde je je daarna? • Met wie heb je buiten gespeeld? En waar? • Welke spelletjes heb je gespeeld? • Heb je zelf een spel verzonnen? Zo ja, hoe gaat dat? • Ga je voortaan nog vaker buiten spelen? Waarom wel of niet?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 5: Bewegen op weg naar school
Hoe ga jij meestal naar school?
lopend op de fiets achterop de fiets met de auto met de bus/tram ………………..........................………………………… ………………..........................………………………… ………………..........................………………………… ………………..........................………………………….........................................................................
☛ Tip Een groene route is een route met veel natuur. Met bomen, parken, bloemperken en noem maar op. Kijk eens hoeveel natuur jij tegenkomt op weg naar school. Is het een groene route?
Wanneer beweeg je het meest als je naar school gaat? Tip: bedenk waar je heel moe van wordt. ………………..........................…………………………......................................................................... ………………..........................…………………………......................................................................... ………………..........................…………………………......................................................................... Er zijn vaak meerdere wegen van huis naar school. Vraag aan je ouders waarom jullie een bepaalde route nemen: Het is de kortste route Het is de leukste route Het is de groenste route Het is de veiligste route Het is de ………………..........................…………………………..........................................................
Deze week ga je flink bewegen op weg naar school. Zo ga je het aanpakken. Dag 1 1 Vraag aan je ouders in hoeveel tijd je naar jouw school kan lopen. 2 Spreek af met je ouders dat je vandaag een andere weg neemt. Een weg die langer duurt. 3 Je haat snelwandelen. Dus niet rennen, maar snel lopen met hele grote passen. 4 Als het goed is, ben je in ongeveer dezelfde tijd op school. Terwijl je meer hebt bewogen!
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
Dag 2 1 Vraag aan je ouders of je met een ander vervoermiddel naar school mag. 2 Kies een vervoermiddel uit waarmee je veel moet bewegen. Bijvoorbeeld een skateboard, inline-skates, een fiets, een step of een skippybal. 3 Zorg ervoor dat je een veilige route neemt, zodat er geen ongelukken kunnen gebeuren.
☛ Tip Is je school te ver weg om naartoe te lopen? Kies dan een andere plek. Bijvoorbeeld de sportvereniging of het huis van een klasgenootje.
Dag 3 1 Spreek met je ouders af dat je vandaag naar school gaat lopen. Kijk of een klasgenoot uit de buurt met je meegaat. 2 Spreek af dat je om de tien tellen een andere beweging maakt. 3 Bedenk samen welke bewegingen je kunt maken. Zoals huppelen, hinkelen, om de stap de grond aanraken, met je armen zwaaien… 4 Doe tien tellen zo’n beweging en ga dan weer tien tellen gewoon lopen. 5 Dit herhaal je totdat je bij de school bent. Ben je moe?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Bewegen
p Groe 5-6
LES 5: Bewegen op weg naar school Inleiding De weg naar school wordt bijna dagelijks afgelegd. Als kinderen in de tijd van huis naar school en van school naar huis flink bewegen, draagt dat al bij aan het uur beweging dat ze dagelijks nodig hebben. In deze activiteit worden ouders gestimuleerd om de auto eens te laten staan, het kind niet achter op de fiets te zetten of de tram te nemen, maar om te bewegen op weg naar school. Flink doorstappen boekt al resultaten. Kinderen zullen het leuk vinden om te bewegen op weg naar school, en een bijkomend voordeel is dat ze fris en fit op school aankomen. In deze activiteit leren leerlingen dat er naast verschillende manieren van bewegen ook verschillende routes te nemen zijn van huis naar school. Welke route kiezen hun ouders? De leukste, de groenste, de veiligste of de kortste? Het zou goed zijn niet altijd dezelfde weg af te leggen. Zo leren leerlingen de weg kennen, krijgen ze inzicht in welke situaties (on)gevaarlijk zijn en kunnen ze voor zichzelf beslissen welke zij een leuke route vinden. Kondig aan dat de leerlingen aan de slag gaan met deze activiteit. Doe dit bijvoorbeeld maandagochtend tijdens de dagopening of het kringgesprek. Kern Leg uit dat de leerlingen deze week op een andere manier dan gewoonlijk naar school gaan. Vertel dat ze daarbij de hulp van hun ouders nodig hebben en leg uit dat de leerlingen het werkblad aan hun ouders moeten laten lezen. Slot Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Welke bewegingen heb je gemaakt? • Vond je het leuk om op weg naar school te bewegen? • Mag je wel eens zelf bepalen hoe je naar school gaat? • Heb je een andere route genomen? • Welke route vind je het leukst en waarom?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Je lichaam
LES 1: Tandenpoetsen
Hoe vaak per dag poets jij je tanden? …...... keer
☛ Tip Wil je een mooie gezonde lach? Surf naar www.gavoorgezond.nl en ga naar het codewoord ‘tandenpoetsen’.
Waarom moet je je tanden poetsen? …………………………………………………………….......................................................................…….. Zijn de volgende zinnen waar of niet waar? Suiker is goed voor je tanden.
waar / niet waar
Je moet twee keer per dag twee minuten lang je tanden poetsen.
waar / niet waar
Het is slecht voor je tanden om de hele dag door te eten.
waar / niet waar
Je gaat je eigen poetslied maken! Op de muziek van het liedje Tien kleine visjes. Dat liedje bestaat uit tien delen. Jij gaat één deel bedenken. 1 Je gaat het liedje Tien kleine visjes zingen. 2 Zorg dat je goed onthoudt hoe het liedje gaat.
Deel 1 van het poetslied
3 Maak een groepje van vier klasgenootjes. 4 Spreek met je meester of juf af welk deel van het
☛ Tip Weet je niet goed wat je moet verzinnen? Bedenk dan eerst een paar woorden die met poetsen te maken hebben. Zoals: kies, gaatjes of tandpasta. Deze woorden kun je in het liedje gebruiken.
Tien vieze beestjes
liedje jullie gaan maken.
Die wonen in mijn mond
Deel 1 hoef je niet te bedenken. Dat staat hier-
Ik denk bij mezelf:
naast
dat is niet gezond
5 Bedenk nu nieuwe zinnen voor jullie deel van het liedje. 6 De eerste zin van het liedje kan blijven staan als je
Met mijn tandborstel Poets ik ze lekker weg Want mijn tanden moeten schoner
wilt. Verander dan wel het aantal beestjes! Het
En de beestjes hebben pech
worden er steeds minder.
Poets – poets – poets – poets
7 Als iedereen klaar is met zijn deel, is het liedje af! 8 Je krijgt van je meester of juf een blaadje met alle delen van het liedje. 9 Lees het liedje één keer heel goed door. 10 Zingen maar!
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
Schrijf hier jullie deel van het poetslied ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………
Snap je waarom je je tanden twee minuten lang moet poetsen?
Ja, omdat …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………............................… …………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………............................…
Nee
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 1: Tandenpoetsen Inleiding Elke dag krijg je op je tanden en kiezen een witgelig laagje tandplak. Dit laagje plak kun je van je tanden halen door goed te poetsen. Je kunt het beste twee keer per dag poetsen: ‘s morgens en ‘s avonds. Je tanden blijven dan schoon en sterk. En in sterke tanden krijg je minder snel gaatjes. Acht poetstips: 1 Poets twee keer per dag. 2 3 b’s: poets de binnenkant en buitenkant van tanden en kiezen en dan boven op de kiezen. 3 Met een elektrische tandenborstel kun je makkelijker en meer tandplak van je gebit verwijderen dan met een gewone tandenborstel. Veel elektrische tandenborstels geven na twee minuten een signaal zodat je precies weet wanneer je lang genoeg gepoetst hebt. 4 Ga twee keer per jaar naar de tandarts of mondhygiënist. 5 Beperk het aantal eet- en/of drinkmomenten. 6 Vervang je (opzet)borstel elke drie maanden. 7 Gebruik een tandpasta met fluoride. 8 Gebruik een goede tandenborstel. Er zijn tandenborstels voor elke leeftijd. Kijk op www.gavoorgezond.nl op het leerkrachtengedeelte voor nog meer informatie over het hoe en waarom van goed poetsen. Door aan deze activiteit deel te nemen, leren leerlingen het belang inzien van goed hun tanden poetsen. Daarnaast leren ze ook hoe er gepoetst moet worden; als ezelsbrug kunnen de 3 b’s behandeld worden. Kern Vertel de leerlingen dat ze aan de slag gaan met deze activiteit. Doe dit bijvoorbeeld maandagochtend tijdens de dagopening of tijdens het kringgesprek. Ze kunnen de eerste vragen beantwoorden. Leg daarna het belang van goed poetsen en de 3 b’s uit. Daarna gaan ze gezamenlijk een poetslied gaan bedenken, waarbij een groepje leerlingen verantwoordelijk is voor één couplet. Zorg dat u de tekst van het liedje Tien kleine visjes op papier hebt. Die kunt u vinden op www.liedjesland.com. Laat de leerlingen het liedje eerst zingen voordat ze de tekst gaan veranderen. De leerlingen gaan in groepjes één couplet van het poetslied bedenken. Laat ze de instructie lezen op het werkblad. Nadat iedereen zijn couplet heeft ingeleverd, zorgt u ervoor dat alle coupletten achter elkaar op papier staan. Elk kind krijgt de tekst en u kunt het poetslied nu gezamenlijk zingen. Tot slot kunnen de leerlingen de laatste vraag beantwoorden. Slot Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Waarom moet je goed je tanden poetsen? • Hoe poets je goed je tanden? • Vond je het leuk om het poetslied te bedenken? • Ga je vaak aan het poetslied denken als je je tanden poetst?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 2: Persoonlijke hygiëne Regels voor op de wc.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 2: Persoonlijke hygiëne Benodigdheden per kind werkblad, pen.
Inleiding (10 min) Spreek met één leerling af dat hij/zij om een bepaalde tijd naar de wc gaat. Als het kind terug komt vraag je; “Heb jij je handen wel gewassen?” Dit zullen de kinderen vast wel eens een keer gehoord hebben van hun vader of moeder, juf of meester. Maar waarom moet je dan eigenlijk je handen wassen? En wanneer was jij je handen? Ook het douchen, tanden poetsen en flossen kunnen hier aan bod komen. Kern (45 min) Hygiëne (jezelf schoonhouden) is heel belangrijk om gezond te blijven. Als je jezelf niet goed verzorgt en schoon houdt word je sneller ziek. Niet alleen jezelf schoonmaken is belangrijk, ook je omgeving moet schoon blijven. De omgeving waarin je het snelst vies kan worden is natuurlijk de wc. De wc’s op school zijn helaas niet altijd schoon. Waaraan kun je dat merken (vieze geurtjes, niet goed doorgetrokken, etc.)? Om er voor te zorgen dat de leerlingen niet ziek worden, worden de wc’s iedere dag schoongemaakt door schoonmakers. Maar die klagen dat het soms wel erg vies is op het toilet. Daarom gaan we vanaf nu actie voeren voor een schoner toilet. De leerlingen worden in groepjes ingedeeld en verzinnen mooie reglementen voor een schoner toilet. Daarbij worden ook slagzinnen/kreten/slogans bedacht (bijvoorbeeld: Een schoner toilet begint bij jezelf). Afsluiting (10 min) Na afloop worden de reglementen per groepje gepresenteerd en opgehangen in de buurt van de toiletten. Belangrijk hierbij is, dat er eens in de zoveel weken wordt geëvalueerd of de regels nog steeds door iedereen worden nageleefd en of de schoonmakers nog steeds trots zijn op de kinderen. Bespreek ook met de leerlingen waar je op moet letten als je naar de wc gaat. Gebruik hiervoor het volgende kader.
Stel een wc-bezoekje nooit uit. Ga meteen naar de wc als je voelt dat je moet poepen! Wacht niet omdat je aan het spelen bent of televisie kijkt. Als je in de klas zit, houd je dan wel aan de gemaakte regels. Ga ontspannen zitten op de wc. Ga rechtop zitten, met je voeten op de grond. Als je voeten de grond niet raken, kun je een voetenbankje gebruiken. Neem voldoende tijd. Ga rustig zitten en wacht tot je de poep voelt komen. Dit gaat vaak het beste als je net gegeten hebt. Als de poep niet goed komt, helpt de volgende tip misschien: > Ga direct na het eten naar de wc. Neem een leuk (strip)boek mee, en blijf rustig zitten. Vaak komt de poep dan vanzelf. Pers niet hard. Door hard te persen, kun je last krijgen van wondjes. Deze wondjes kunnen pijn doen bij het poepen. Niet hard persen dus! Maar zachtjes meepersen als je de poep voelt komen.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Je lichaam
LES 3: Spijsvertering Zoek de volgende woorden: maag, darm, lever, mond, eten, drinken, kauwen, poep, endeldarm, dikke darm, dunne darm, speeksel, verteren, bacteriën, energie, alvleesklier, sappen, zuur, buikpijn
E K D J M I M E D R G I H N X S R S B F
R S L N R I G I P T D M I D C S T N J M
E E E I A R K G D A K L V R W H E I L
M O V R D K X R K T N M E J C O Y P T W
A S E F E N D E L D A R M N I E E E C V
E N R D N I Y N N A T S D V T N N O C L
F R A M N R L E G E T P P A N J E M R C
M R S O U S N K R E W G S E N I P S E I
M C N S D D P E S B E F S P E P P E N E
N E E L R E N C K E I O O D I K A I G B
N T W U O B K E P N E H C R R I S V E V
P H U P T E H M U Z I L G C E U E E G R
N Z A O C O L I S C U R V E T P T P L E
R V D K M Z O P S L E Z D L C A N C P R
G M M W V O S Q S R M O N D A R Z N M I
E E E P R R S D Z L W N T T B A L T G U
D S A J G R E H P N O T H E P L N E H H
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
T J S E N R V D R T E M E E I R T E E I
C R R H N Z G I T P Q A H M H C N A T R
N O V G H J O E F K E R N E S F I A O E
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 3: Spijsvertering Benodigdheden plastic buizen (buigzaam), emmers, tomaten, melk, trechter, slang, ontbijtkoek, gekleurd water/appelsap, po, plastic zeil (voor de rotzooi!). Benodigdheden per kind werkblad, pen.
Inleiding (5 min) Vertel dat we het vandaag over de spijsvertering gaan hebben. Vraag of iemand weet wat dit is? Hierna wordt er een filmpje getoond. Bekijk aflevering 4 van Ga voor gezond! van het schooljaar 2007/2008. Ook kan er gekeken worden naar het volgende filmpje: www.schooltv.nl/beeldbank/clip/20021104_jelijf01 Kern (25 min) We gaan het spijsverteringskanaal zelf nabouwen. Op deze manier wordt het nóg duidelijker hoe alles werkt. In een emmer wordt het ontbijt gekauwd/gekneed door paar leerlingen. Gooi dus de ontbijtkoek, de melk (beetje), de tomaten enzovoort in de emmer en laat een aantal kinderen het eten goed kneden. Hierna gaat het via de trechter (dit is dus de mond) door een buis (slokdarm) naar de maag (gebruik hiervoor een andere emmer, het liefst een schoonmaakemmer met uitwringrooster). Hier worden er allerlei maagsappen bij het voedsel gestopt (gekleurd water/appelsap). Het voedsel blijft in het uitwringrooster achter. De voedingsstoffen gaan het lichaam in en de onverteerbare resten gaan de dikke darm (volgende slang) in. Laat hier weer een aantal kinderen het eten goed naar beneden duwen/kneden in de darmen/slang. Als het vocht er goed uit is gewrongen, komt er op de po een drol uit de darmen! Afsluiting (15 min) De kinderen maken de woordzoeker op het werkblad.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 4: Gehoor(bescherming) Opdracht 1: Doe je ogen eens een halve minuut lang dicht en luister goed naar de geluiden die je binnen of buiten de klas hoort. Maak zelf zo min mogelijk geluid! Probeer alle geluiden die je hebt gehoord te onthouden en schrijf ze op dit werkblad. Wat heb je gehoord? ……………………………………………………………………………………………………………………..................… ……………………………………………………………………………………………………………………..................… ……………………………………………………………………………………………………………………..................…
Opdracht 2: DE RIJSTPROEF
Benodigdheden: • stuk plastic folie • schaar • verschillende soorten muziek • een stereotoren met boxen • ongekookte rijst of couscous • schaal
Stappen: 1. Doe het plastic folie over de schaal. 2. Span het folie goed strak over de schaal door het aan alle kanten een beetje aan te trekken. 3. Zet de schaal voor de geluidsbox. 4. Leg de ongekookte rijst of couscous op het gespannen folie. 5. Zet de radio aan en doe hem steeds harder (denk wel aan je buren en natuurlijk je eigen oren). 6. Probeer ook eens een andere soort muziek. Vraag 1: Wat gebeurt er met de rijst als je de muziek steeds harder zet? …………………………………………………………………………………………………………...................……………. …………………………………………………………………………………………………………...................……………. Vraag 2: Hoe denk je dat dit komt? …………………………………………………………………………………………………………...................……………. …………………………………………………………………………………………………………...................……………. Vraag 3: Welke muzieksoorten doen het heel goed? En welke minder? …………………………………………………………………………………………………………...................……………. …………………………………………………………………………………………………………...................……………. Vraag 4: Lukt het je ook door naast de schaal te zingen? …………………………………………………………………………………………………………...................……………. …………………………………………………………………………………………………………...................…………….
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 4: Gehoor(bescherming) Benodigdheden stuk plastic folie, schaar, verschillende soorten muziek, een stereotoren met boxen, ongekookte rijst, schaal.
Benodigdheden per kind werkblad, pen.
Inleiding (min. per kind) (tweede gedeelte 5 min) U wijst een aantal leerlingen aan die de gehoortest mogen gaan doen op internet. Als er genoeg computers beschikbaar zijn, dan kunnen alle kinderen de test doen. De test is te vinden op: www.kinderhoortest.nl De uitslagen worden besproken. (tweede gedeelte van de inleiding 5 min) Als je niets aan je oren mankeert kun je heel goed horen. Dat is erg fijn. In heel veel situaties is het moeilijk als je niet of nauwelijks kan horen. Bijvoorbeeld in het verkeer, in de bioscoop of gewoon in de klas. Alle kinderen moeten hun oren dichtstoppen (vingers in de oren of watjes) en de leerkracht leest een verhaal voor (of uit een leesboek). Hierin varieert hij/zij van hard naar zacht. Als het verhaal af is vraagt hij aan de kinderen welke onderdelen zij hebben kunnen horen. Daarna leest hij het verhaal opnieuw voor en wordt er nabesproken wat wel en niet klopte van wat de kinderen dachten te horen. Kern (45 min) De kinderen maken het werkblad. Hieronder staan de antwoorden. Uitleg van het werkblad: Bij vraag 1: De rijst springt op.
Bij vraag 2: Geluiden zijn trillingen van de lucht. Dingen die geluid maken, zoals onze stembanden of de radiobox trillen waardoor de lucht eromheen mee trilt. De trillende lucht kan er dan weer voor zorgen dat andere dingen mee gaan trillen, zoals het plasticfolie. Het gespannen folie duwt de rijstkorreltjes de lucht in, dus deze springen mee op de maat. Zachte muziek geeft zachte duwtjes, terwijl harde muziek harde duwen geeft. Daarom gaan de rijstkorrels steeds harder trillen als je de muziek harder zet. Bij vraag 3: Er bestaan heel veel verschillende tonen die de lucht allemaal op een andere snelheid laten trillen. Hoge tonen laten de lucht heel snel trillen, terwijl lage tonen de lucht heel langzaam laten trillen. Elke schaal heeft een eigen toonhoogte waarmee de rijst het meeste trilt. Meestal zijn dat lage tonen. Muzieksoorten met veel lage tonen (zoals house muziek) brengen de rijst of couscous daarom beter aan het springen dan muzieksoorten zonder veel lage tonen (zoals liefdesliedjes). De hoge tonen trillen heel snel per seconde, maar ze duwen niet zo hard tegen het vel. De lage tonen trillen heel langzaam en geven het gespannen vel in plaats van een heel snelle niet zo harde duw, een heel langzame harde duw. Die duw is genoeg om de rijst de lucht in te gooien. Bij vraag 4: Je kunt door verschillende tonen te zingen uitproberen bij welke tonen de rijst het beste trilt. De trillende lucht wordt ook opgevangen in onze oren, waar een heel dun vlies (het trommelvlies) met de lucht meetrilt en ervoor zorgt dat wij kunnen horen. Het trommelvlies van onze oren is veel dunner en gevoeliger dan het plasticfolie, daarom trilt ons trommelvlies wel bij hoge tonen en kunnen wij liefdesliedjes wel goed horen. Extra uitleg: Geluidstrillingen planten zich door allerlei dingen voort. Doordat de trillingen zich door het vel van plasticfolie voortplanten, gaat het vel trillen en springt de rijst op. Lage tonen hebben een lagere frequentie dan hoge tonen. Materialen die het geluid onderweg tegenkomt zijn eerder geneigd mee te trillen met lage tonen, denk maar aan de geluidsoverlast die je hebt van de buren. Het is het 'gedreun' van lage tonen die via de muren of de vloer jouw woonkamer in trillen en jouw oren bereiken. Afsluiting (15 min) Nabespreking. Wat vond je van het idee dat je niet goed kon horen? Wat zou je er tegen kunnen doen? Hoe kun je jouw oren goed “verzorgen”?
Leuk extraatje om te doen. De kinderen laten kijken naar een aflevering van het jeugdjournaal met een doventolk. Het geluid staat echter uit. De leerkracht vraagt of de kinderen kunnen achterhalen waar de verschillende items over gingen. Om te controleren of de kinderen gelijk hadden kijken zij nogmaals naar de aflevering, dit keer uiteraard mét geluid.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 5: Handen wassen Wanneer moet je je handen wassen? ……………………………………………………………………………………………………………………..................… ……………………………………………………………………………………………………………………..................… Is er zeep om je handen mee te wassen op de wc in school?
ja nee Is er een schone en droge handdoek op de wc in school?
ja nee
☛ Tip
Je gaat detective spelen! Je gaat speuren naar bacteriën.
Goed handen wassen doe je zo! Was je handen minstens tien tellen met zeep en stromend water. Maak het ook tussen je vingers en onder je nagels schoon. Spoel na het wassen je handen goed af. Droog ze af met een schone, droge handdoek.
2 Spreek af wie wat doet. De een moet doen alsof hij naar de wc gaat. De ander gaat
1 Zoek een klasgenoot met wie je de opdracht gaat doen kijken en schrijven. Later wisselen jullie. 3 Ga samen naar de toiletten. 4 Neem een blaadje en een pen mee. Voor degene die doet alsof hij naar de wc gaat 5 Ga in het wc-hokje staan. Doe alsof je net hebt geplast. Doe precies hetzelfde als altijd. Was alleen je handen niet! Voor degene die kijkt en schrijft 6 Schrijf op wat je klasgenoot allemaal aanraakt. Bijvoorbeeld: haar, gezicht, deurklink, deur, enzovoort. 7 Wissel als er vijf minuten voorbij zijn. 8 Vraag het blaadje van je klasgenoot. 9 Waar heb jij bacteriën achtergelaten? Maak een tekening in het kader hieronder. Teken bijvoorbeeld een plattegrond en maak een tekening van jezelf. Teken de bacteriën met rode stippen of kruisjes.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Je lichaam
p Groe 5-6
LES 5: Handen wassen Introductie Wie geregeld zijn handen wast, is minder vaak ziek. Wat kinderen niet zien en vaak ook niet weten, is dat overal in hun leefomgeving en ook op hun eigen lichaam micro-organismen zoals virussen, bacteriën en schimmels leven. De meeste zijn onschuldig, maar een aantal kunnen ziekten veroorzaken. De handen spelen een belangrijke rol in de overdracht van besmettingen. Kinderen zien soms wel en soms niet wat er aan hun handen zit. Na een knutselles kunnen ze de verf, plakselresten of boetseerklei zelf zien. Bij het handen wassen voor het eten of na het plassen is het moeilijker om de kinderen te overtuigen van het nut. De handen zien er immers schoon uit, maar op de handen zitten altijd bacteriën en virussen. Handen wassen is in elk geval gewenst: • vóór het klaarmaken van voedsel; • na het aanraken van rauw vlees of rauwe, vuile groenten; • voor het eten; • na hoesten of niezen; • na bezoek aan het toilet; • na het aanraken van huisdieren. Kondig aan dat de leerlingen aan de slag gaan met deze activiteit. Leg uit waarom het belangrijk is om je handen te wassen, ook al zien ze er schoon uit. Bacteriën en virussen zie je namelijk niet, maar ze zitten wel op je handen. Als je je handen niet wast, verspreid je de bacteriën nog verder en zo kun je zelf én anderen ziek worden. Met je handen raak je meer aan dan je denkt. Wat raak je bijvoorbeeld de eerste vijf minuten nadat je naar de wc bent geweest aan? Dat gaan de leerlingen tijdens deze activiteit zelf onderzoeken. Kern De leerlingen gaan onderzoeken wat ze allemaal aanraken de eerste vijf minuten nadat ze naar de wc zijn geweest. Vervolgens tekenen ze waar ze zogenaamd bacteriën hebben achtergelaten op een plattegrond en op een tekening van zichzelf. Laat de leerlingen de instructies lezen op het werkblad. Slot Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Vond je het leuk om bacteriedetective te spelen? • Hoe ging het samenwerken? • Weet je nu waarom handen wassen zo belangrijk is? Vertel eens. • Wanneer moet je je handen in ieder geval wassen? • Hoe was je je handen goed? • Ga je voortaan je handen goed wassen?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Lekker in je vel
LES 1: Respect voor elkaar Hoe veilig voelde ik me de vorige weken: Zet een rondje om jouw antwoord 1. In de klas voelde ik me ...
Veilig
Niet zo veilig
Onveilig
Erg onveilig
2. In de school voelde ik me…
Veilig
Niet zo veilig
Onveilig
Erg onveilig
3. Rond de school voelde ik me …
Veilig
Niet zo veilig
Onveilig
Erg onveilig
4. Tussen school en thuis voelde
Veilig
Niet zo veilig
Onveilig
Erg onveilig
ik me…
De vorige weken…. Zet een rondje om jouw antwoord 1. Ben ik geplaagd
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
2. Ben ik gepest
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
3. Ben ik uitgescholden of bedreigd
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
4. Is er iets van mij gestolen of
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
stukgemaakt 5. Was ik bang voor bepaalde jongens / meisjes 6. Had ik last van schoppen, slaan of andere handtastelijkheden 7. Ben ik gepest op internet of door sms?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 1: Respect voor elkaar Benodigdheden per kind werkblad, pen, complimentenkaart
Introductie (5 min) Kringactiviteit: “Ik ben ….. en ik hou van….” Hierbij komt iedere leerling aan de beurt en ieder antwoord is in principe goed. De leerlingen noemen hun naam en mogen vervolgens zelf vertellen waar ze van houden. Kern (10 min) Leg de leerlingen uit dat je graag wilt dat iedereen zich veilig voelt in de klas. Complimenten kunnen daarbij helpen. Om een goed overzicht te krijgen van het welbevinden binnen de groep wordt de VeiligheidsThermometer ingevuld. Deze Veiligheidsthermometer wordt door elk kind persoonlijk ingevuld. Dit kan voor u een goede indicatie zijn, hoe elk individuele leerling zich op dat moment voelt en waar dus eventueel aan gewerkt kan worden. Leg uit dat iedereen het fijn vindt om een compliment te krijgen. Door positieve opmerkingen krijg je meer zelfvertrouwen, voel je jezelf beter en kom je lekker in je vel te zitten. Dus voel je jezelf veiliger. We gaan nu proberen om voor iedereen een paar positieve eigenschappen op te noemen. Je wijst een leerling uit de klas aan, en vraagt aan de rest van de klas om 2 of 3 positieve eigenschappen op te noemen. Probeer de leerlingen iets verder te krijgen dan opmerkingen als “hij is erg aardig”. Zorg dat het niet té lang duurt, dus houd de vaart erin! Afsluiting (5 min) Vertel de leerlingen dat er de komende periode iedere dag een ander kind in het zonnetje wordt gezet. Deze leerling is dan het zonnetje van de dag. Die dag let iedereen extra goed op dit kind en aan het einde van de dag krijgt hij/zij complimenten van de klas. De drie leukste complimenten worden opgeschreven op een kaart die de leerling mee naar huis mag nemen. Leer de leerlingen dat het waardevol is om complimenten te geven over iemands gedrag. Bijvoorbeeld: ik vond het fijn dat je het in de pauze voor mij opnam. Of: lief dat je mij met mijn rekenwerk hielp.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 2: (Digitaal) Pesten Als ik gepest zou worden a. dan zou ik hier met mijn ouders over praten. b. dan zou ik er met niemand over praten. c. dan zou ik er met iemand anders over praten.
☛ Tip Als je gepest wordt, dan is het goed om er met iemand over te praten. Praat met iemand die jij vertrouwt en met wie jij goed kunt praten. Denk aan je ouders of aan je juf of meester. Maar het kan ook je oma zijn of de buurvrouw.
Kinderen die gepest worden moet je helpen. a. Waar b. Niet waar Pesten en plagen is niet hetzelfde. a. Waar b. Niet waar Iemand die gepest wordt kun je: a. helpen door naar de juf of meester te gaan. b. helpen door aardig te zijn. c. niet helpen, hij/zij moet maar voor zichzelf opkomen.
Jij gaat symbool maken tegen pesten. Je mag kiezen. Of je maakt een pictogram (een plaatje) óf je maakt een affiche (een soort kleine poster.) Veel succes!
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 2: (Digitaal) Pesten Benodigdheden per kind werkblad, pen.
Introductie (10 min) Vraag aan de leerlingen wie er wel eens chat op de computer. Wat doe je dan? Met wie praat je? Waarover praat je? Schrijf de volgende regel op het bord
Hoi Jason, heb je het huiswerk al af? Moet ik je anders even komen helpen? Ik weet zeker dat je dan wat meer op zult schieten. Als jij Jason was. Wat vind je dan van deze tekst? Hoi Manon, stuudje, heb je nu alweer een tien? O, o, jij bent echt een nerd. Wat denk je dat Manon van deze tekst vindt? Lees nu de tekst van Jason op een boze toon voor. Wat zou Jason nu van de tekst vinden? He, nu kan het wel eens zo zijn, dat degene die Jason die tekst stuurde hem pest en dat hij het huiswerk voor die jongen moet maken. Terwijl het op het eerste gezicht een vriend leek te zijn. Lees de tekst van Manon nu op een vriendelijke toon voor. Wat denk je nu dat Manon van deze tekst vind? Zou de schrijver een vriendin van haar kunnen zijn? Die haar plaagt? Kom samen met de klas tot de conclusie dat het soms moeilijk is om bepaalde zinnen te begrijpen als je de toon niet weet en dat dit tot ruzie of pesten kan lijden. Terwijl het misschien als plagen bedoeld was. Kern (30 min) • Wat is plagen? Plagen gebeurt vaak spontaan, het duurt niet lang en is onregelmatig. Bij plagen zijn de kinderen gelijk aan elkaar; er is geen machtsverhouding. De rollen liggen niet vast: de ene keer plaagt de één, de andere keer plaagt de ander. Plagen gebeurt zonder kwade bijbedoelingen en is daarom vaak leuk, plezierig en grappig. • Wat is pesten? Bij pesten is het ene kind sterker en het andere kind zwakker. Het is steeds hetzelfde kind dat wint en hetzelfde kind dat verliest. Vaak gebeurt pesten niet één keer, maar is het gepeste kind steeds weer de klos. Het sterkere kind, de pester, heeft een grotere mond en anderen kijken tegen hem of haar op. De pestkop heeft geen positieve bedoelingen, hij/zij wil pijn doen, vernielen of kwetsen. Het gepeste kind voelt zich eenzaam en verdrietig, hij/zij is onzeker en bang. U praat hier met de leerlingen over. Ben jij wel eens gepest of heb je zelf wel eens iemand gepest? Wat gebeurde er toen? Hoe voelde je je daar bij? Beantwoord samen met de klas de meerkeuzevragen van het werkblad. Afsluiting (45 min) Op het werkblad maken de leerlingen een mooi symbool tegen pesten. Dit kan in de vorm van een affiche zijn, maar ook een pictogram. Wijs de leerlingen op het feit dat ze meer informatie over (digitaal) pesten kunnen vinden op internet, o.a. op www.pestweb.nl. Voor uzelf kunt u ook meer informatie vinden op www.primamethode.nl.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 3: Talenten Schrijf twee dingen op waar jij goed in bent 1 …………………………………..........................................................................................……………… 2 …………………………………..........................................................................................………………
☛ Tip
Welke dingen vind jij belangrijk om goed te kunnen?
Wil je weten welke talenten je verder hebt? Doe dan de talententest. Ga naar www.gavoorgezond.nl en typ het codewoord ‘talent’.
…………………………………..........................................................................................………………...
…………………………………..........................................................................................………………...
Zeg jij wel een tegen iemand dat hij iets goed heeft gedaan?
ja nee
Niet iedereen is goed in dezelfde dingen. De een kan snel zwemmen en de ander goed leren. Wat kunnen jouw klasgenootjes goed? En wat vinden ze dat jij goed kunt? 1) Jij krijgt van de juf of meester een kaartje. Op het kaartje staat een naam van een klasgenoot. 2) Schrijf op waar jouw klasgenoot goed in is. Dus wat zijn of haar talent is. 3) Maak een mooie tekening op het kaartje. 4) De juf of meester verzamelt alle kaarten. 5) Hij of zij leest voor welke talenten er op de kaarten staan. 6) Je mag samen met je groep raden voor wie de kaarten zijn gemaakt. 7) Als je het goed hebt geraden, mag je het kaartje aan je klasgenoot geven. 8) Plak jouw kaartje op.
Plak hier het kaartje dat voor jou is gemaakt
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 3: Talenten Introductie Een kind met zelfvertrouwen is een weerbaar kind. Het is in staat zichzelf te verdedigen en durft te zeggen wat hij/zij ergens van vindt. Maar het kan ook voor anderen opkomen, is zelfstandig, blijft proberen als een opdracht moeilijk is, kent zijn grenzen en weet wanneer het hulp moet vragen. Een kind met weinig zelfvertrouwen is eerder bang om te falen en is angstiger voor andere leerlingen en volwassenen. Zelfvertrouwen ontwikkelt zich of wordt afgeremd door de manier waarop mensen die voor ons belangrijk zijn ons behandelen en door wat zij voor ons voelen. Ouders en vrienden spelen hierin een wezenlijke rol. Een leerkracht kan een aanvullende rol spelen door leerlingen bewust te maken van de goede eigenschappen en talenten die ze hebben. Voorbereiding Maak van tevoren de kaartjes met namen van de leerlingen in de klas. U kunt dit het handigst op de computer maken (tabelfunctie in Word) en vervolgens zo veel exemplaren kopiëren als er leerlingen zijn. Kern Kondig aan dat de leerlingen aan de slag gaan met deze activiteit. Leg uit dat ze gaan bedenken waar zij goed in zijn. Laat ze het talent opschrijven van de klasgenoot op het kaartje. Vertel dat het over alles mag gaan: sporten, hobby’s, eigenschappen, enzovoort. Laat de leerlingen op het kaartje een tekening maken voor hun klasgenoot. Verzamel de kaartjes en lees per kaartje voor welk talent er staat geschreven. Laat de leerlingen groepsgewijs raden voor wie het kaartje is bedoeld. Wie het goed heeft geraden, mag het kaartje aan de betreffende klasgenoot geven. Iedereen kan zijn eigen kaartje in het werkblad plakken. Op de laatste pagina van het werkblad vullen ze in wat er op het kaartje staat en wie het kaartje heeft gemaakt. U geeft uw handtekening om aan te geven dat het kind de activiteit heeft voltooid. Slot Laat de leerlingen de vragen maken op de laatste pagina van het werkblad. Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Vond je het leuk om te horen waar jij volgens anderen goed in bent? • Hoe vond je het om te zeggen wat je bewondert aan een ander? • Komt het talent dat op jouw kaartje staat overeen met wat je zelf ook dacht? • Vond je het leuk om het talentenspel te spelen? • Ga je nog eens naar jouw kaartje kijken als je je niet zo goed voelt?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 4: Nee zeggen Casus 1. Naomi en Fatima zitten buiten op de schommel. Na een tijdje komt er een jongen langs lopen. ‘He,’ zegt Fatima, ‘dat is die sukkel, Jordi. Kijk, hij klimt op het klimrek. Laten we hem eraf duwen.’ Naomi kijkt Fatima aan. Ze wil die jongen helemaal niet van het klimrek afduwen. Maar als ze niet meedoet wordt Fatima vast boos en dat wil Naomi ook niet. Wat moet Naomi nu doen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………
Casus 2. Bart en Ali lopen door de gang van de school. Op de vensterbank staan allemaal kunstwerken van hun klasgenoten. ‘He, zullen we een paar van die kunstwerken slopen, dat is cool man,’ zegt Bart. Ali vindt het helemaal niet cool. Hij zou het ook niet leuk vinden als zijn kunstwerk werd vernield, maar hij wil ook niet dat Bart hem een sukkel vindt die niks durft. Wat moet Ali doen? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………
Noteer een situatie uit je eigen leven waarin jij het moeilijk vond om ‘nee’ te zeggen. ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………………
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 4: Nee zeggen Benodigdheden per kind werkblad, pen.
Inleiding (5 min) Houd een gesprek met de leerlingen over nee zeggen. Wanneer zeg jij nee tegen iets? Tegen wie zeg jij vaak nee? Zijn er ook mensen waar je geen nee tegen durft te zeggen? Kern (20 min) Lees casus 1 van het werkblad voor. Laat de kinderen de vraag eerst in tweetallen bespreken en overleg hierna met de hele klas. Bespreek met de leerlingen wat Naomi het beste kan doen. Kom samen tot de conclusie dat nee zeggen het beste is. Als je nee zegt is het goed om uit te leggen waarom je nee zegt. Bijvoorbeeld omdat je het niet leuk vindt om die jongen te pesten en liever samen met Fatima gaat basketballen. Als Fatima er boos om wordt, is ze geen goede vriendin. Lees casus 2 van het werkblad voor. Bespreek met de leerlingen wat Ali het beste kan doen. Laat dit ook eerst weer in tweetallen gebeuren. Kom daarna samen tot de conclusie dat hij kan het beste nee kan zeggen en moet uitleggen waarom. Bijvoorbeeld: ‘nee, ik verniel die kunstwerken niet, omdat ik dat niet stoer vind. Ik zou het ook niet tof vinden als anderen mijn kunstwerk kapot maakten’. Afsluiting (10 min) De leerlingen bedenken een situatie waarin zij het moeilijk vonden om nee te zeggen en noteren dit op het werkblad. De leerkracht kiest enkele leerlingen uit die hun situatie aan de klas mogen vertellen.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Lekker in je vel
LES 5: Groep gezellig maken Vind jij het gezellig in de klas?
ja, want ………………………...............………………………………………………………………………………… nee, want ……………………………………………………………………………………………...............………… Schrijf twee dingen op waarom het leuk is om naar school te gaan. ………………………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………………… Wat vind je van de volgende zinnen? Praat erover in een groepje. • Iemand die pest, heeft zelf een probleem. • In onze klas luistert iedereen goed naar elkaar. • Als iemand hulp nodig heeft, heb ik echt geen zin om te helpen.
Je gaat afspreken hoe je het gezelliger kunt maken in de groep. En dan niet voor één dagje, maar voor het hele jaar! 1 Maak voor jezelf een lijstje. Schrijf dingen op die leuk zijn en niet leuk zijn aan het klaslokaal. 2 Schrijf ook op wat je leuk en niet leuk vindt in de klas. Denk aan: pesten, hoe jullie met elkaar omgaan, enzovoort. 3 Bespreek met de groep wat jullie opgeschreven hebben. De juf of meester schrijft dit op het bord. 4 Wat is voor jullie een gezellige groep? Hoe kunnen jullie het nog gezelliger maken in de klas? Wat doe je dan wel en niet? Maak hier samen afspraken over. De juf of meester schrijft de afspraken op een groot vel papier. Dat komt straks tegen de muur te hangen. Zo kan iedereen de afspraken elke dag zien en zich daaraan houden.
Ik voel me prettiger in de groep
ja, want ………………………...............…………………………….....................… ............................................................................................................. .............................................................................................................
nee, want ……………………………………………………………….....................… ............................................................................................................. .............................................................................................................
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Lekker in je vel
p Groe 5-6
LES 5: Groep gezellig maken Inleiding Het is belangrijk dat er een goede en veilige sfeer is in de klas. Een sfeer waarin leerlingen zichzelf kunnen zijn en zo optimaal kunnen leren en groeien. Dat is niet alleen goed voor de leerlingen, maar werkt ook prettiger voor de leerkracht. In een ‘veilige’ klas vertrouwen, respecteren en stimuleren de leerlingen elkaar en kunnen ze goed samenwerken. Dit betekent dus ook dat pesten niet getolereerd wordt. Als er gepest wordt in de klas kunt u daar nog extra aandacht aan besteden, bijvoorbeeld aan de hand van een voorleesboekje. Op www.pestweb.nl vindt u meer informatie over pesten. U vindt daar ook een klasgenotentest die u de kinderen kunt laten maken. Kern Vertel dat de leerlingen samen afspraken gaan maken over hoe ze het gezellig willen houden in de groep. Daarvoor gaan ze eerst bedenken wat ze wel en niet leuk vinden in de klas en aan het lokaal. Laat ze starten met de vragen op het werkblad. Daarna kunnen ze aan de opdracht beginnen. Slot De leerlingen kunnen de laatste vraag op het werkblad beantwoorden. Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Heb je het idee dat de afspraken die we samen gemaakt hebben helpen? Waarom wel of niet? Zo nee, wat kunnen we daaraan doen? • Voel je je nu prettiger in de klas? Door welke afspraak komt dat voornamelijk? • Vind je het moeilijk om je aan de afspraken te houden?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
p Groe 5-6
LES 2: De klas schoon en veilig maken Ruim jij de spullen die je gebruikt in de klas op?
ja nee Vind jij jouw klas fris en schoon? Waarom wel of niet? ………………………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………………...…… Wat vind jij van de volgende zinnen? • Het is vaak te warm in de klas. • Het ruikt lekker in de klas. • Het is een rotzooi in de klas.
Hoe schoon en netjes is het in jullie klas? En is het er veilig? 1 Onderzoek met de hele groep hoe schoon en veilig het in de klas is. De juf of meester schrijft alles op. Let op de volgende dingen: • Hoe ziet de vloer er in de klas uit? • Zijn de kasten netjes en dicht? • Hoe zien de vensterbanken eruit? • Hoe schoon zijn de tafels en stoelen? • Liggen er oude werkstukken te verstoffen? • Worden de prullenbakken elke dag geleegd? • Zijn er planten in de klas en krijgen de planten genoeg water? • Zijn er dieren in de klas? • Staan de ramen wel eens open? • Staan er tafels dicht bij de verwarming? Dat kan gevaarlijk zijn! • Wordt het schoolbord elke dag schoongemaakt? • Douchen jullie altijd na de gymles? 2 Maak een plan om de klas op te ruimen en schoon te maken. Bedenk samen wat er allemaal moet gebeuren. De juf of meester maakt er een takenlijstje van. 3 Bedenk wat jij wilt doen om de klas schoon te houden. Stofzuigen? De planten water geven? Iedereen moet iets anders doen. 4 Je begint vandaag met wat jij gaat doen. Houd het een week vol. Wissel na een week van taak. Wedden dat de klas na een maand veel schoner, frisser en veiliger is?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
p Groe 5-6
Ik voel me beter als de klas schoon, fris en veilig is.
Ja, want ………………………...............……………………………...................................................… ........................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................
Nee, want …………………………………...............................…………………………….....................… ........................................................................................................................................... ...........................................................................................................................................
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
p Groe 5-6
LES 2: De klas schoon en veilig maken Inleiding Het schoonhouden van de school en de schoolomgeving is belangrijk voor het voorkomen van ziektes en infecties, bovendien zijn er altijd kinderen in de klas die allergisch zijn voor bijvoorbeeld huisstofmijt (denk aan kinderen met astma). En het is belangrijk voor de veiligheid: als er bijvoorbeeld troep in de gang ligt, struikel je gemakkelijk. Tijdens deze activiteit onderzoeken de leerlingen hoe schoon en veilig hun klas is en maken ze een plan om de klas schoon en veilig te houden. Daarna is een maand lang een leerling of een groepje leerlingen er verantwoordelijk voor dat de klas schoon en veilig blijft. Kern Kondig aan dat de kinderen aan de slag gaan met deze activiteit. Doe dit bijvoorbeeld tijdens de dagopening of het kringgesprek. Leg uit wat ze gaan doen. Laat de leerlingen de eerste vragen maken op het werkblad. Daarna gaan de leerlingen onderzoeken hoe schoon en veilig de klas is. Laat ze de instructie lezen op het werkblad. Slot Laat de leerlingen de laatste vraag beantwoorden op het werkblad. Bespreek de activiteit klassikaal na aan de hand van de volgende vragen: • Viel het je tegen hoe vies en onveilig de klas was? Waarom wel of niet? • Hoe voel je je nu het schoon is? • Vind je dat het nu minder saai is in de klas? • Ga je er voortaan voor zorgen dat de klas schoon en veilig blijft?
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
p Groe 5-6
Groen rond de school We gaan een herbarium maken! Dat is een boek waarin je planten bewaart, die je zelf hebt gevonden. Hoe dat moet? Dat staat hieronder…veel plezier! Verzamelen Je kunt niet overal zomaar planten gaan plukken! Veel planten worden in Nederland steeds zeldzamer. Je moet dus heel voorzichtig omgaan met de natuur die er nog is. Verzamel daarom nooit planten in natuurgebieden of parken. • Pluk alleen planten als er meerdere van dezelfde soort bij elkaar staan. • Verzamel complete planten (stengel, blad, bloem), maar laat de wortel zitten. De plant kan dan vaak weer uitgroeien. • Tijdens het verzamelen moet je ook gegevens noteren over de omgeving waar de plant in groeit. Doe dit met potlood, dat vlekt niet als het papier vochtig wordt. Bewaar al deze gegevens zorgvuldig! • Noteer altijd: - de datum - de vindplaats: (bijvorbeeld: berm, weiland, boomgaard enzovoort). In totaal ga je op zoek naar 15 verschillende planten! Drogen • Hoe sneller de planten drogen hoe mooier de kleur blijft. • Planten moeten gedroogd worden tussen papier dat veel vocht opneemt. Het gaat erg goed met oude kranten of keukenrol. • Doe de planten zo snel mogelijk na het verzamelen tussen de kranten. • Leg de planten zo mooi mogelijk, zodat alle onderdelen duidelijk zichtbaar zijn. Grote planten kunnen in stukken gedroogd worden. • Stop bij de planten een papiertje met alle gegevens, anders vergeet je bij welke plant de gegevens horen. • Houd de kranten met de planten zo plat mogelijk. Maak de stapel dus niet te hoog. • Leg op het stapeltje enkele grote zware boeken, dan worden de planten goed platgedrukt en drogen ze snel. Als je een plantenpers hebt is dit nog makkelijker (je kunt ook zelf een plantenpers maken van houten plankjes, vleugelmoeren en lange schroeven en karton/papier). • Kijk na één dag of de planten goed liggen. Je kunt ze dan nog anders leggen, bijvoorbeeld als de bladeren dubbelgevouwen zijn. Vervang vochtige kranten iedere dag door droge. De planten drogen dan sneller en er komt geen schimmel op.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
p Groe 5-6
Nu ga je op internet op zoek naar de juiste namen voor de planten die je hebt gevonden. Dit kan op de volgende site: www.nationaalherbarium.nl www.bioplek.org/organismen/planten/1klas_plantenlijst.html Inplakken • Plak alleen planten op die helemaal droog zijn. • Gebruik altijd per plant één bladzijde. • Plak de planten op met smalle strookjes doorzichtig plakband. • Plak de planten maar aan één kant van het papier. • Zorg ervoor dat alles er netjes uitziet en alles mooi vlak ligt. • Vermeld in de volgende gegevens bij de plant: - de naam ( als je hem kunt vinden, ook de wetenschappelijke naam). - de vindplaats. - de datum (dag/maand/jaar). - een korte omschrijving van de vindplaats.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
p Groe 5-6
Groen rond de school Benodigdheden per kind werkblad, pen, papier, lijm.
Inleiding (10 min) Kringgesprek. Leg aan de kinderen uit dat deze les gaat over groen rond de school. Vinden de kinderen dat er genoeg groen rond de school te vinden is? Waarom wel/niet? En wat is eigenlijk groen rond de school? Zijn er genoeg mogelijkheden om in de buurt van school buiten te spelen op een grasveld? Kern (60 min) De klas gaat in groepjes van vier naar buiten. Ieder groepje krijgt een gedeelte van de wijk waar ze op onderzoek uitgaan. Ze gaan op zoek naar het groen rondom de school. Het werkblad wordt meegenomen, zodat er per groepje een herbarium gemaakt wordt. Een herbarium is een boek waarin je planten bewaart, die je zelf hebt gevonden. Leg van te voren goed uit wat de bedoeling is, hoe je omgaat met de natuur en hoe je de gegevens bewaard (zie werkblad). Afsluiting (15 min) na het drogen van de gevonden planten Na het drogen van de planten wordt het herbarium gemaakt. Elk groepje geeft een korte toelichting bij hun herbarium. Sites: www.gavoorgezond.nl www.makkelijkemoestuin.nl
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! p Groe 5-6
Binnen en buiten
De natuur in/omgaan met dieren
We zullen in het bos van alles aan natuur tegenkomen. Hieronder staan opdrachten. Soms moet je wat tekenen, soms wat schrijven. Veel succes!
Bladeren
Veernervig
Paralelnervig
Handnervig
Zoek van elk nerfsoort drie bladeren. Paddestoelen Er zijn veel soorten paddestoelen in het bos. Teken hieronder 4 verschillende soorten.
Dieren Natuurlijk zijn er ook heel veel dieren in het bos! Luister en kijk goed! Schrijf hieronder op welke dieren je allemaal gezien of gehoord hebt: ...................................................................... ...................................................................... ...................................................................... ......................................................................
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
WERKBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
p Groe 5-6
Bomen en bodem • Zoek een stukje mos. Hoe voelt dat? ............................................................................................................................................ Hoe ruikt het? ............................................................................................................................................ • Zoek een stukje schors en doe die in je tas. Hoe voelt het? ............................................................................................................................................ Hoe ruikt het? ............................................................................................................................................ Zit er hars aan? ............................................................................................................................................ • Teken in het vakje een stukje boomschors:
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.
INSTRUCTIEBLAD GA VOOR GEZOND! Binnen en buiten
De natuur in/omgaan met dieren Benodigdheden een aantal fototoestellen. Benodigdheden per kind werkblad, pen, plastic tas.
Inleiding (10 min) De leerkracht vertelt dat de kinderen naar het bos gaan. Ze mogen een plastic tas meenemen en indien mogelijk een digitaal fototoestel. Houd met de kinderen vooraf een gesprek over wat je aan doet als je naar het bos gaat én dat je niet zomaar takken mag lostrekken en dergeijke. "We zijn te gast in het leefgebied van verschillende dieren en planten en dus gedragen we ons daar heel netjes." Het kan handig zijn om bij deze activiteit enige assistentie van ouders te hebben. Kern (1 uur/2 uur) De leerkracht maakt een lange boswandeling met de kinderen. De kinderen maken foto’s van wat ze onderweg tegenkomen en maken het werkblad. En verzamelen een tas vol bladeren. Ook maken ze foto's van dieren die ze tegenkomen: Welke dieren kun je in het bos tegen komen? Hoe kun je sporen van dieren vinden? Denk aan keuteltjes, holletjes en dergelijke. Waar vind je vogelnesten? Soms kun je dieren niet goed zien, maar wel goed horen….. Afsluiting (30 min) Na afloop maken de kinderen een stilleven van de meegebrachte bladeren zoals je hieronder ziet. Zorg wel dat de bladeren eerst gedroogd zijn. De foto’s worden ontwikkeld/uitgeprint. Ieder kind kiest een foto uit en schrijft hier een opstel bij over zijn/haar bevindingen in het bos.
Ga voor gezond! wordt mede ondersteund door de ministeries van LNV, VVWS, V&W en VROM.