Law Extra Summercourse Romeins recht: van Rome tot nu (5 EC) Doelstelling van de summercourse Het Law Extra programma start in Rome. De reden hiervoor is betrekkelijk eenvoudig aan te geven. Rome vormt voor de juristerij het beginpunt van wat moderne rechtshistorici als de meest karakteristieke trek van de Europese rechtscultuur sinds de middeleeuwen beschouwen: de verwetenschappelijking van het recht. De Romeinen hebben de rechtsbeoefening tot voorwerp van studie gemaakt en zij hebben geprobeerd haar systematisch te doorgronden. Het Romeinse recht is aan de wereld overgeleverd via de wetgeving van keizer Justinianus (527565), zetelend in Constantinopel (het huidige Istanbul). Hij is een van de grootste figuren uit de Europese rechtsgeschiedenis en het voorbeeld van vele latere keizers, zoals Karel de Grote en Napoleon. De wetgeving van Justinianus staat bekend als het Corpus Iuris Civilis. Sinds de Middeleeuwen heeft geen wetboek zo’n grote vormende kracht uitgeoefend op het recht en de samenleving in Europa. Het Romeinse recht ligt ten grondslag aan de structuur en de inhoud van vele privaatrechtelijke codificaties aan het einde van de 18e en in de 19e eeuw, zoals de Franse Code civil uit 1804 (en daarmee indirect aan ons BW van 1838 en 1992) en het Duitse BGB uit 1900. De kern van het Corpus Iuris Civilis, de zogeheten Digesten, is grotendeels samengesteld uit het juridische oeuvre van de in Rome levende juristen Papinianus (overleden in 212 nChr.), Ulpianus (overleden in 223 nChr) en Paulus. Zij werkten in het Rome in het begin van de 3e eeuw. Dat is aan het einde van een periode, die een paar decennia voor Christus begint en in het derde decennium van de 3e eeuw eindigt en bekend staat als het tijdperk van het klassieke Romeinse recht. Het Romeinse recht is dan kort gezegd op zijn intellectuele hoogtepunt. In het Law Extra programma gaat het niet alleen om het recht zelf, maar ook om het recht in zijn maatschappelijke, economische en cultureel-godsdienstige context. Vandaar de keuze voor een boekje als verplichte literatuur dat deze samenhang tot uitdrukking brengt: Roman Law in Context van David Johnston. Vandaar ook de keuze om enkele Romeinse toplocaties in de stad zelf te bezoeken. Zij vormen nog steeds een illustratie van de grandeur en het genie van het Romeinse volk en de Romeinse juristen, de stille getuigen die niet nalaten de moderne jurist te overtuigen van het feit dat Rome als een van de bakermatten van onze (juridische) beschaving mag gelden. Rome is meer dan alleen het beginpunt van het moderne wereldlijke recht. De stad kent binnen de stadsgrenzen een andere stad: Vaticaanstad, de zetel van de Rooms-Katholieke Kerk (daarom ook wel de Heilige Stoel genoemd). De Rooms-Katholieke Kerk is de hoeder van een rechtsstelsel, dat geënt is op een boek dat - evenals het Corpus Iuris Civilis - het aanzien van de samenleving en het recht in en overigens ook ver buiten Europa in hoge mate heeft bepaald: de bijbel. Dit rechtsstelsel staat bekend als het canonieke recht (het Griekse woord kanon betekent letterlijk meetlat of regel). Het canonieke recht is het geheel van regels van kerkelijk recht dat niet door God is geopenbaard. De regels hebben zowel betrekking op de organisatie van de kerk als op het privaatrecht (bijvoorbeeld het personen- en familierecht en het erfrecht). Binnen het Law Extra programma komt het canonieke recht nauwelijks aan bod, omdat de moderne jurist er bijna niet meer mee te maken krijgt. De betekenis van het canonieke recht voor de vorming van het privaatrecht voor de codificaties is echter voor veel onderwerpen aanzienlijk geweest. Het feit dat de eerste universitaire juristen zowel het Romeinse recht als het canonieke recht moesten bestuderen, maakt dat nog altijd een meervoud wordt gebruikt, als juristen hun studieactiviteit aanduiden: rechten studeren. De titel voor een afgestudeerd jurist heeft eveneens de verwijzing naar het universitaire verleden behouden: meester in de rechten. In het kader van het Law Extra programma bezoeken wij daarom tevens enkele hoogtepunten uit de katholieke geschiedenis. Soms reiken het Rome uit
1
de tijd van het klassieke Romeinse recht en het Rome van de katholieke kerk elkaar de hand. Het mooiste voorbeeld is het Pantheon. Marcus Agrippa bouwde in 27-25 vChr de tempel. Keizer Hadrianus verving tussen 118-125 nChr dit heiligdom door een nieuw bouwwerk. Aan hem is de magnifieke oculus te danken. In 609 wijdde paus Bonifatius IV de tempel tot kerk. Er zijn ook andere, minder prominente voorbeelden. Keizer Justinianus’ belangrijkste generaal Belisarius stichtte het schattige kerkje Santa Maria in Trevio (dichtbij de Trevifontein). De stad Rome heeft in de loop van de geschiedenis een grote symbolische waarde gekregen voor de Europeanen, in het bijzonder ook de juristen. Vele internationale organisaties (bijvoorbeeld de FAO en Unidroit) hebben hun zetel in de geestelijke navel van de wereld gevestigd. Zij geven daarmee uitdrukking aan de oude zegswijze: Roma caput mundi. Van deze voorstellingswijze zal ook het Law Extra programma getuigen. Verplichte literatuur D. Johnston, Roman Law in Context, Cambridge University Press 1999; sixth printing 2008. Syllabus met literatuur en opdrachten. Verantwoordelijk docent Prof. mr. C.J.H. Jansen (hoogleraar Rechtsgeschiedenis en Burgerlijk recht);
[email protected] Programma Het programma kent één college op de faculteit in Nijmegen ter voorbereiding van het programma in Rome. De overige colleges vinden plaats te Rome op het Koninklijk Nederlands Instituut Rome (KNIR) aan de Via Omero 10. Tentamen en cijfer Er is geen schriftelijk tentamen. Het cijfer kent 3 componenten: de beoordeling van de voordracht over het recht als wetenschappelijke discipline, de beoordeling als pleiter binnen de moot court en de beoordeling van de deelname aan de colleges (gebaseerd mede op de opdrachten). NB Aanbevolen films: The Gladiator Angels & Demons
2
Programma Bijeenkomst: 1 juni 2011 Docent: Prof. C.J.H. Jansen Plaats: Thomas van Aquinostraat 6 Tijdstip: 15.00-17.00 uur Onderwerp: Is het recht een wetenschap? Literatuur: G.C.J.J. van den Bergh, Geleerd recht. Een geschiedenis van de Europese rechtswetenschap in vogelvlucht, zesde druk bewerkt door C.J.H. Jansen, Deventer 2011, hoofdstuk I en besluit, opgenomen in de syllabus. Deze eerste bijeenkomst heeft tot doel de studenten voor te bereiden op de summercourse. De nalatenschap van het Romeinse recht uit de oudheid, overgeleverd in het Corpus Iuris Civilis, werd in de 12e eeuw het uitgangspunt van het juridische onderwijs in Bologna en daarmee onderwerp van wetenschappelijke bewerking. Zo lang echter universiteiten bestaan en het recht een academische discipline is (en dit is dus vanaf de 12e eeuw in Bologna), woedt er een debat over de aard van de juridische discipline. Zij heeft zich altijd moeten verdedigen ten opzichte van andere universitaire wetenschappelijke disciplines met betrekking tot haar wetenschappelijke status. Vooral de natuur- en sociale wetenschappen hebben in de loop van de tijd het begrip wetenschap geclaimd. In de opvatting van deze disciplines streeft wetenschap naar de ontwikkeling van ware kennis over de ons omringende werkelijkheid, gebaseerd op door waarneming en experiment verzamelde feiten en/of logische argumentatie en op basis van wetten, die achter de verschijnselen in de wereld schuilgaan. Rechtsbeoefening kan nooit aan deze omschrijving van wetenschap voldoen. Is zij desondanks toch als een loot aan de wetenschappelijke stam te beschouwen? Opdracht: Van de studenten wordt verwacht dat zij in Nederland enig materiaal verzamelen naar aanleiding van de discussie van de afgelopen jaren in de Nederlandse tijdschriften (met name in het Nederlands Juristenblad) over de vraag of de rechtsbeoefening een wetenschap is en aan welke criteria de rechtsbeoefening dan eventueel moet voldoen. De studenten geven individueel hun visie op deze vraag in een voordracht van ongeveer 20 minuten op het Koninklijk Nederlands Instituut te Rome op vrijdag 9 juli. Het debat is begonnen met een artikel van Carel J.J.M. Stolker, ‘ja, geléérd zijn jullie wel.’ Over de status van de rechtswetenschap, in: NJB 2003, p. 766 e.v.
3
Bijeenkomst I: dinsdag 3 juli 2012 Ochtend Docent: Prof. mr. C.J.H. Jansen Plaats: KNIR Onderwerp: De Romeinse rechtsbronnen Literatuur: Johnston, Roman Law in Context, Chapter 1 (Introduction) and 2 (Sources and Methodology); J.H.A. Lokin en W.J. Zwalve, Hoofdstukken uit de Europese codificatiegeschiedenis, Den Haag 2006, hoofdstuk III (Codificatie en het Romeinse recht), opgenomen in de syllabus. De college-uren in de ochtend zijn gewijd aan de Romeinse rechtsbronnen vanaf de stichting van de stad Rome in 753 vChr, in het bijzonder het Corpus Iuris Civilis. De aandacht gaat vooral uit naar de samenstelling van de Digesten. Daarnaast is er aandacht voor enkele grote Romeinse juristen, zoals Papinianus, Ulpianus en Paulus. Tijdstip: 9.30-11.00 uur: Zelfstudie. Bestudering van de opgegeven literatuur. 11.30-13.00 uur: Werkgroeponderwijs. Middag Docent: Prof. mr. C.J.H. Jansen Plaats: KNIR Onderwerp: De receptie van het Romeinse recht Literatuur: W.J. Zwalve, Hoofdstukken uit de Geschiedenis van het Europese Privaatrecht (I. Inleiding en zakenrecht), Den Haag 2006, Deel I, hoofdstuk I (Ius commune en Ius proprium) en hoofdstuk II (De omvang van de receptie), opgenomen in de syllabus. De college-uren in de middag zijn gewijd aan de receptie van het Romeinse recht, dat wil zeggen de doorwerking van het Romeinse recht in de rechtspraktijk van de verschillende Europese landen en aan de factoren die van invloed zijn geweest op de receptie. Tevens is er aandacht voor de verhouding tussen het Romeinse recht en het inheemse, het lokaal geldende recht. Daardoor wordt de betekenis van het Romeinse recht duidelijk voor de rechtspraktijk tot het moment van de codificaties. Tijdstip: 14.30-16.00 uur: Zelfstudie. Bestudering van de opgegeven literatuur. 16.30-18.00 uur: Werkgroeponderwijs.
4
Bijeenkomst II: woensdag 4 juli 2012 Ochtend Docent/begeleiders: Prof. Mr. C.J.H. Jansen/Mw. mr. C.D.J. Bulten Plaats: Bezoek aan het Museo della Civiltà, EUR (Piazza G. Agnelli 10, metrohalte Eur Ferme). Tijdstip: 9.30-13.00 uur Middag Docent: Prof. mr. C.J.H. Jansen Plaats: KNIR Onderwerp: het Romeinse procesrecht Literatuur: Johnston, Roman Law in Context, Chapter 6 (Litigation). De college-uren in de middag zijn gewijd aan het Romeinse procesrecht. Dit recht heeft betrekking op het procederen, zowel in al buiten rechte. In het Romeinse recht is het procesrecht van grotere betekenis dan in het moderne recht. Veel materieelrechtelijke leerstukken zijn namelijk ontwikkeld vanuit de regels voor het burgerlijke procesrecht. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de Romeinen niet voor elk juridisch probleem bij de rechter terecht konden. De toegang tot de rechter was beperkt, doordat slechts een beperkt aantal acties (rechtsvorderingen) beschikbaar was voor procedeerlustige Romeinen. Een speciale rol in de rechtsbedeling was weggelegd voor de praetor. Hij had niet alleen een soort van wetgevende bevoegdheid (zie het onderwijs van gisteren), maar hij verleende ook toegang tot de rechter. De praetor zetelde onder meer op het forum. Tijdstip: 14.30-16.00 uur: Zelfstudie. Bestudering van de opgegeven literatuur. 16.30-18.00 uur: Werkgroeponderwijs. Voorbeeld van de formula (het dagvaardingsformulier) van de revindicatio: Titus iudex esto (Iudicis nominatio). Si paret rem qua de agetur ex iure Quiritium Auli Agerii esse (intentio), neque ea res restituetur (restitutieclausule), quanti ea res erit, tantam pecuniam iudex Numerium Negidium Aulo Agerio condemnato (condemnatio), si non paret, absolvito. Titus moet rechter zijn (Iudicis nominatio: de benoeming van de rechter) Als blijkt, dat de zaak, waarover geageerd wordt, volgens het ius civile van Aulus Agerius is (intentio: de feiten of de rechtsregel waarop de eiser zijn eis baseert), en deze zaak niet gerestitueerd zal worden (restitutieclausule), moet de rechter Numerius Negidius veroordelen tot (betaling van) zo veel geld, als de zaak waard zal zijn (condemnatio: de veroordeling), als het niet blijkt, moet hij hem vrijspreken.
5
Bijeenkomst III: donderdag 5 juli 2012 Ochtend Docent/begeleiders: Prof. mr. C.J.H. Jansen/mw. mr. C.D.J. Bulten Plaats: Bezoek aan Forum Romanum, bezoek aan het Capitolijns museum, bezoek aan de Capitolijnse heuvel, bezoek aan de Santa Maria Sopra Minerva, bezoek aan de Santa Maria dell’Anima (tombe van de Nederlandse paus Adrianus VI), het Pantheon. Tijdstip: 9.00 uur-13.00 uur D. 9,2,52,2 (Alfenus, Digesten II) Muilezels trokken twee zwaar beladen karren de Capitolijnse heuvel op. De drijvers van de voorste kar, die achterover helde, hielden de kar omhoog om de muilezels het trekken te vergemakkelijken. Daarbij begon die voorste kar echter terug te glijden en omdat de drijvers, die zich tussen beide karren bevonden, er tussenuit waren gelopen, was de achterste kar met een zware klap aangereden door de voorste en daardoor naar achteren gerold en had iemands slaafje verpletterd. De eigenaar van het slaafje vroeg om advies tegen wie hij moest procederen. Ik heb geantwoord dat de juridische beoordeling afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Middag Docent: Prof. mr. C.J.H. Jansen Plaats: KNIR Onderwerp: het Romeinse goederenrecht Literatuur: Johnston, Roman Law in Context, Chapter 4 (Property). De college-uren in de middag zijn gewijd aan enkele belangrijke leerstukken van goederenrecht, zoals eigendom, bezit, eigendomsoverdracht en verkrijgende verjaring. Tevens komt het onderscheid tussen absolute en relatieve rechten aan de orde. De problemen worden mede behandeld aan de hand van een tweetal Digestenteksten. Tijdstip: 14.30-16.00 uur: Zelfstudie en voorbereiding van de vragen bij de onderstaande Digestenteksten. D.19,1,13,30 (Ulpianus libro trigesimo secundo ad Edictum) Si venditor habitationem exceperit, ut inquilino liceat habitare, vel colono ut perfrui liceat ad certum tempus, magis esse Servius putabat ex vendito esse actionem. (Ulpianus in het 32ste boek van zijn commentaar op het Edict) Wanneer een verkoper bij de verkoop heeft bedongen dat gedurende een bepaalde tijd de huurder mag blijven wonen of de pachter het pachtgenot mag behouden, gaf Servius de voorkeur aan de mening dat een actie op grond van verkoop mogelijk is. Vragen: 1. ‘Actie op grond van verkoop’. Wie stelt deze actie in tegen wie en wat wordt er mee geëist?
6
2. Heeft de huurder/pachter een rechtsmiddel tegen de koper als deze hem uit de gehuurde zaak zet of hem stoort in zijn bezit? Zo ja, welk rechtsmiddel? Zo neen, waarom niet? 3. Op welk moment moet de verkoper het beding maken? 4. Is de oplossing voor het beschreven probleem in de tekst naar Nederlands recht hetzelfde als in het Romeinse recht? Welk adagium geldt? D. 21,2,33 (Ulpianus libro quinquagesimo primo ad Sabinum) Si servum emero et eundem vendidero, deinde emptori ob hoc fuero condemnatus, qua tradere non potui evictum, committitur stipulatio. (Ulpianus in het 51ste boek van zijn commentaar op Sabinus) Indien ik een slaaf heb gekocht, deze heb doorverkocht en vervolgens jegens de koper veroordeeld word, omdat ik de slaaf als gevolg van zijn uitwinning niet heb kunnen leveren, treedt de stipulatie in werking. Toelichting: 1. De stipulatie is een mondeling aanvaarde belofte. In deze tekst heeft de schuldeiser uit stipulatie recht op de bij de stipulatie bedongen boete. De schuldeiser heeft blijkbaar weinig vertrouwen in zijn schuldenaar. Vandaar dat hij de schuldenaar een boete laat beloven voor het geval dat laatstgenoemde wanprestatie pleegt jegens de schuldeiser. De stipulatie is in deze tekst dus een aanvullende overeenkomst op een andere overeenkomst. 2. Van uitwinning is sprake, indien een absoluut gerechtigde zijn recht doet gelden ten nadele van de bezittende koper. Vragen: 1. Is in deze tekst sprake van een geldige koop/verkoop tussen de ik-figuur en de koper? 2. Wat is de goederenrechtelijke positie van de ik-figuur ten opzichte van de slaaf? 3. Op grond van welk adagium is de koper van de ik-figuur geen eigenaar van de slaaf geworden? 4. Welke verbintenisrechtelijke actie is tegen de ik-figuur ingesteld? 5. Wie wint de ik-figuur uit? Op grond van welke actie doet hij dat vermoedelijk? 6. Wat heeft de uitwinner van de ik-figuur in deze casus verkregen met de actie? 7. Wie spreekt de ik-figuur met de actie uit stipulatie aan? 8. Met welke andere actie had de ik-figuur de bedoelde persoon eveneens kunnen aanspreken? 16.30 -18.00 uur: Werkgroeponderwijs en behandeling van de vragen bij de Digestenteksten.
7
Bijeenkomst IV: vrijdag 7 juli 2012 Ochtend: Docenten/beoordelaars: Prof. mr. C.J.H. Jansen/mw. mr. C.D.J. Bulten Plaats: KNIR Onderwerp: Presentaties over de vraag of de rechtsbeoefening een wetenschap is. Tijdstip: 10.00-10.20 uur: presentatie 1 10.20-10.40 uur: presentatie 2 10.40-11.00 uur: presentatie 3 11.00-11.20 uur: presentatie 4 11.20-11.40 uur: presentatie 5 11.40-12.00 uur: presentatie 6 12.00-12.20 uur: presentatie 7 12.20-12.40 uur: presentatie 8 Middag Docenten/beoordelaars: Prof. mr. C.J.H. Jansen/mw. mr. C.D.J. Bulten Plaats: KNIR Onderwerp: Presentaties over de vraag of de rechtsbeoefening een wetenschap is. Tijdstip: 14.00-14.20 uur: presentatie 9 14.20-14.40 uur: presentatie 10 14.40-15.00 uur: presentatie 11 15.00-15.20 uur: presentatie 12 15.20-15.40 uur: presentatie 13 15.40-16.00 uur: presentatie 14 16.00-16.20 uur: presentatie 15 16.20-16.40 uur: presentatie 16
8
Zaterdag 8 juli 2012 Ochtend Docent/begeleiders: Prof. mr. C.J.H. Jansen/mw. mr. C.D.J. Bulten Plaats: kerkentour Rome Tijdstip: 9.30 uur-: Santa Maria Maggiore (Paus Sixtus III; 5e eeuw): oudste Maria Heiligdom in Rome; Maria als moeder van God; mozaïeken; Sante Prassede (Paus Paschalis II; 9e eeuw): mozaïeken; marmeren zuiltje waarop Jezus zou zijn gegeseld. San Pietro in vincoli (Paus Sixtus III; 5e eeuw): boeien van Petrus en de Mozes van Michelangelo; Santi Cosma e Damiano (6e eeuw); 2e eeuwse bronzen deur; mozaïeken; NB: voor de Caravaggio-liefhebbers Santa Maria del Populo San Luigi dei Francesci PS: het bezoek aan de kerken is niet verplicht.
Zondag 9 juli Ochtend Begeleiders: Prof. mr. C.J.H. Jansen/mw. mr. C.D.J. Bulten Plaats: Pantheon of Santa Maria Maggiore Tijdstip: 10.30 uurBijwoning Heilige Mis PS: het bezoek aan de Heilige Mis is optioneel. Daarna gemeenschappelijke lunch.
De literatuur voor maandag 9 juli (zie hierna) dient in dit weekeinde te worden gelezen.
9
Bijeenkomst V: maandag 9 juli 2012 Ochtend Docent: Prof. mr. H.L.E. Verhagen Plaats: KNIR Onderwerp: Financiering en zekerheid in Rome Literatuur: Johnston, Roman Law in Context, Chapter 5 (Commerce). De college-uren van deze dag zijn gewijd aan een aantal contracten en rechtsfiguren, die in het commerciële rechtsverkeer van het oude Rome een belangrijke rol hebben gespeeld, zoals mutuum (de overeenkomst van verbruikleen, geldlening), de pandovereenkomst en het pandrecht en de fiducia cum creditore (de fiduciaire eigendomsoverdracht tot zekerheid). De bespreking geschiedt mede aan de hand van een aantal een aantal Digestenteksten. Tevens is er aandacht voor het Romeinse bankwezen. De literatuur dient in het hieraan voorafgaande weekeinde te worden gelezen. Tijdstip: 9.30-11.00 uur: Zelfstudie. Bestudering van de opgegeven literatuur en beantwoording van de hieronder opgenomen vragen. 11.30-13.00 uur: Werkgroeponderwijs Middag Docent: Prof. mr. H.L.E. Verhagen Plaats: KNIR Onderwerp: Vervolg Financiering en zekerheid in Rome Literatuur: H.L.E. Verhagen, Romeins recht der Werkelijkheid. Het vervalpand en het archief van de Sulpicii, opgenomen in de syllabus. De literatuur dient in het hieraan voorafgaande weekeinde te worden gelezen. Tijdstip: 15.00-18.00 uur: Werkgroeponderwijs en behandeling van een aantal overgeleverde aktes, die worden behandeld in het artikel 'Het Romeins recht der Werkelijkheid. Het vervalpand en het archief der Sulpicii’ en ook hierna zijn opgenomen in de syllabus. Tevens behandeling van de hieronder opgenomen vragen Bestudeer de in de syllabus opgenomen teksten TPSulp 51, 52 en 45 (nrs. 1, 2 en 3). Lees deze aandachtig door en beantwoord (eventueel met behulp van de voorgeschreven literatuur) daarna de volgende vragen. Vragen: 1. Van welke contracten is sprake in TPSulp 51 (nr. 1) en hoe verhouden zij zich tot elkaar? 2. In TPSulp 51 (nr. 1) wordt niets bepaald omtrent een eventuele rente, terwijl toch sprake is van commerciële dienstverlening. Betekent dit dat geen rente verschuldigd zal zijn geweest?
10
3. In TPSulp 52 (nr. 2), dat een vervolg is op TPSulp 51 (nr. 1), leent de schuldeiser nog eens 3000 sestertiën uit aan de schuldenaar. Voor deze nieuwe geldlening wordt geen nieuw pandrecht gevestigd. Wat is hiervoor de reden geweest? 4. Wat is de functie van de huurovereenkomst van TPSulp 45 (nr. 3) geweest? 5. In TPSulp 51 (nr. 1) wordt niets bepaald over de wijze waarop de schuldeiser zich op de verpande zaken kan verhalen indien de schuldenaar in verzuim is. In andere aktes (bijv. TPSulp 79 (nr. 4)) treft men hierover een uitdrukkelijke regeling aan. Wat zou de wijze van verhaal zijn geweest?
11
Bijeenkomst VI: dinsdag 10 juli 2012 Ochtend Docent/Begeleiders: Prof. mr. C.J.H. Jansen/mw. mr. C.D.J. Bulten Plaats: Bezoek aan Vaticaanstad (Sint Pieter), bezoek aan Vaticaanse Musea. Tijdstip: 9.00-13.00 uur Middag Docent: Prof. Mr. H.L.E. Verhagen Plaats: Mercati Traiani (de markt van Trajanus) Onderwerp: het bank- en handelswezen in Rome Literatuur: zie gisteren Tijdstip: 14.30-16.00 uur
12
Bijeenkomst VII: woensdag 11 juli 2012 Docent/begeleiders: mw. mr. C.D.J. Bulten/Prof. mr. C.J.H. Jansen/Prof. mr. H.L.E. Verhagen Plaats: Bezoek aan Jan van Lateranen, de Sylvesterkapel, Santi Quattro Coronati, San Clemente, Santo Stefano Rotondi, Tijdstip: 9.00-13.00 uur Middag Docent: Prof. mr. C.J.H. Jansen Plaats: KNIR Onderwerp: Lex Aquilia (Onrechtmatig toegebrachte schade) Literatuur: Lokin, Prota, hoofdstuk V (Verbintenissenrecht), nrs. 64-68, opgenomen in de syllabus. De college-uren zijn gewijd aan een van de belangrijkste Romeinsrechtelijke delicten ofwel onrechtmatige daden damnum iniuria datum (onrechtmatig toegebrachte schade). Dit delict, geregeld in de Lex Aquilia van 286 of 287 vChr., is te beschouwen als de voorloper van de moderne onrechtmatige daad in art. 6:162 BW. Tijdens het college komen alle drie de vereisten voor aansprakelijkheid op grond van de lex Aquilia (onrecht, schade en toegebracht) aan bod. Dit college dient als voorbereiding voor het pleidooi, dat de studenten morgen moeten houden. De casusposities liggen op het terrein van de Lex Aquilia (opgenomen in de Digestentitel 9,2). Tijdstip: 14.30-16.00 uur: Zelfstudie. Bestudering van de opgegeven literatuur en voorbereiding van de vragen bij de onderstaande Digestenteksten. D. 9,2,18 (Paulus libro decimo ad Sabinum) Sed et si qui pignori servum accepit occidit eum vel vulneravit, lege Aquilia et pigneraticia conveniri potest, sed alterutra contentus esse debebit actor. (Paulus, Op Sabinus X) Maar ook als degene die een slaaf in pand heeft ontvangen deze heeft gedood of verwond, kan hij en met de actie op grond van de lex Aquilia en met de pandactie worden aangesproken, maar de eiser zal met een van beiden tevreden moeten zijn. Vragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Hoe is het pandrecht gevestigd? Wat is de goederenrechtelijke positie van de pandhouder? Welke pandactie wordt in de tekst bedoeld? Wat kan met de actio ex lege Aquilia worden verkregen bij de dood van de slaaf? Waarom zal de eiser met een van beide acties tevreden moeten zijn? Welk adagium staat eraan in de weg dat als geprocedeerd is met de ene actie niet nog eens met de andere actie kan worden geprocedeerd?
13
D. 9,2,29,1 (Ulpianus libro octavo decimo ad Edictum) Si protectum meum, quod supra domum tuam nullo iure habebam, recidisses, posse me tecum damni iniuria agree Proculus ait. (Ulpianus in het 18e boek van zijn commentaar op het Edict) Proculus schrijft dat als u mijn afdak dat ik zonder daartoe enig recht te hebben boven uw huis had, hebt afgezaagd, ik tegen u kan procederen vanwege onrechtmatig toegebrachte schade. Vragen: 1. Van welk elementair rechtsbeginsel is de tekst een illustratie? 2. Welke goederenrechtelijke actie had de U-figuur moeten instellen? 3. De ik-figuur heeft geen recht op het afdak. Welke juridische weg had hij moeten bewandelen om dit recht wel te krijgen? 4. Wie kan in beginsel een actie uit onrechtmatig toegebrachte schade instellen tegen wie? 5. Wat kan de eisende partij verkrijgen, indien hij slaagt in zijn vordering? 16.30-18.00 uur: Werkgroeponderwijs en behandeling van de vragen
14
Bijeenkomst VIII: donderdag 12 juli 2012 Ochtend Onderwerp: Mootcourt. De studenten houden een pleidooi in een rechtszaak, die speelt op het terrein van de lex Aquilia (onrechtmatig toegebrachte schade). Zij hoeven de argumenten niet noodzakelijk te ontlenen aan de casus. De feiten in de casus vormen wel het uitgangspunt. Zij besteden aandacht aan alle drie de aspecten van het delict: damnum (schade) iniuria (onrecht) datum (toegebracht). De advocaat in het proces heeft drie taken (vrij naar Cicero, De Oratore): probare (bewijzen), conciliare (het gehoor voor zich innemen) en movere (emoties opwekken). Wij zijn benieuwd naar de uitvoering van deze drie taken in het pleidooi, dat jullie gaan houden. De ochtenduren zijn bestemd voor de voorbereiding van het pleidooi. Middag Rechters/beoordelaars: Mw. mr. C.D.J. Bulten/Prof. mr. C.J.H. Jansen/prof. mr. H.L.E. Verhagen: Plaats: KNIR Onderwerp: Mootcourt Tijdstip: 14.00-14.30 uur: Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak: D. 9,2,52,1 (Alfenus libro secundo digestorum) Tabernarius in semita noctu supra lapidem lucernam posuerat: quidam praeteriens eam sustulerat: tabernarius eum consecutus lucernam reposcebat et fugientem retinebat: illa flagello, quod in manu habebat, in quo dolor inerat, verberare tabernarium coeperat, ut se mitteret: ex eo maiore rixa facta tabernarius ei, qui lucernam sustulerat, oculum effoderat: consulebat, num damnum iniuria non videtur dedisse, quoniam prior flagello percussus esset. […] Alfenus, Digesten II Een waard had ‘s nachts op een toonbank langs het trottoir een lampje neergezet. De een of andere voorbijganger had dit meegenomen. De waard liep hem achterna, eiste het lampje terug en wilde de ander tegenhouden toen die er vandoor wilde gaan. Deze begon met een zweep die hij in de hand had en waaraan een scherpe punt zat, de waard te slaan, opdat deze hem zou laten gaan. Toen daardoor een ernstig handgemeen was ontstaan, had de waard degene die het lampje had meegenomen een oog uitgeslagen. De waard consulteerde mij over de vraag of hij eigenlijk wel geacht kon worden onrechtmatig schade te hebben toegebracht, aangezien hij eerst met de zweep was geslagen. Advocaat van de waard: Advocaat van de dief van het lampje:
15
14.30-15.00 uur Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak: D. 9,2,52,4 (Alfenus libro secundo digestorum) Cum pila complures luderent, quidam ex his servulum, cum pilam percipere conaretur, impulit, servus cecidit et crus fregit: quaerebatur, an dominus servuli lege Aquilia cum eo, cuius impulse ceciderat, agere potest. […] Alfenus, Digesten II Terwijl verscheidene personen met een bal aan het spelen waren, heeft een van hen een slaafje een harde duw gegeven, toen het probeerde de bal te vangen. De slaaf kwam ten val en brak een been. De vraag werd opgeworpen of de eigenaar van het slaafje op grond van de Lex Aquilia kon procederen tegen degene door wiens duw het gevallen was. Advocaat van de balspelers: Advocaat van de eigenaar van het slaafje: 15.00-15.30 uur Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak: D. 9,2,11,pr (Ulpianus libro octavo decimo ad edictum) Item Mela scribit, si, cum pila quidam luderent, vehementius quis pila percussa in tonsoris manus eam deiecerit et sic servi, quem tonsor habebat, gula sit praecisa adiecto cultello: in quocumque eorum culpa sit, eum lege Aqulia teneri. […] Ulpianus, Het Edict XVIII Zo schrijft Mela dat, toen een paar mensen met een bal aan het spelen waren en een van hen de bal tamelijk hard wegsloeg en deze op de handen van een barbier deed belanden, als gevolg waarvan bij de slaaf, die de barbier onder handen had, de keel werd doorgesneden door het reeds daarop geplaatste scheermes, degene bij wie de schuld ligt, op grond van de Lex Aquilia aansprakelijk is. [Bij wie ligt de schuld?] Advocaat van de balspelers: Advocaat van de barbier: 15.30-16.00 uur Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak: D. 9,2,52,2 (Alfenus libro secundo digestorum) In clivo Capitolino duo plostra onusta mulae ducebant, Prioris plostri muliones conversum plostrum sublevabant, quo facile mulae ducerent. Inter superius plostrum cessim ire coepit et cum muliones, qui inter duo plostra fuerunt, e medio exissent, posterius plostrum a priore percussum retro redierat et puerum cuiusdam obtriverat. Dominus pueri consulebat, cum quo se agere oporteret. Respondi in causa ius esse positum (…). Alfenus, Digesten II Muilezels trokken twee zwaar beladen karren de Capitolijnse heuvel op. De drijvers van de voorste kar, die achterover helde, hielden de kar omhoog om de muilezels het trekken te vergemakkelijken. Daarbij begon die voorste kar echter terug te glijden en omdat de drijvers, die zich tussen beide karren bevonden, er tussenuit waren gelopen, was de achterste kar met een zware klap aangereden door de voorste en daardoor naar achteren gerold en had iemands slaafje verpletterd. De eigenaar van het slaafje vroeg om advies tegen wie hij moest
16
procederen. Ik heb geantwoord dat de juridische beoordeling afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. Advocaat van de eigenaar van het slaafje: Advocaat van de drijvers van de voorste kar: 16.00-16.30 uur Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak D. 9,2,27,34 (Ulpianus libro octavo decimo ad edictum) Si quis servum conductum ad mulum regendum commendaverit ei mulum ille ad pollicem suum eum alligaverit de loro et mulus eruperit sic, ut et pollicem avelleret servo et se praecipitaret. […] Ulpianus, Het Edict XVIII Iemand had een slaaf gehuurd om een muilezel te drijven en dit dier aan hem toevertrouwd. De slaaf bond de muilezel met de teugel aan zijn duim vast en toen brak het dier op een zodanige manier los dat het de duim van de slaaf afrukte en zelf van een helling stortte. [Wie is aansprakelijk voor de dood van de muilezel? Wie draait op voor de schade aan de slaaf?] Advocaat van de eigenaar van de gehuurde slaaf: Advocaat van de eigenaar van de muilezel: 16.00-16.30 uur: Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak: D. 9,2,45,3 (Paulus libro decimo ad Sabinum) Cum stramenta ardentia transilirent duo, concurrerunt amboque ceciderunt et alter flamma consumptus est. Paulus, Op Sabinus X. Toen twee slaven over brandende balen stro aan het springen waren, botsten zij tegen elkaar en vielen beiden neer. Een kwam er in de vlammen om. [Heeft de eigenaar van de verbrande slaaf een actie tegen de eigenaar van de nog levende slaaf?] Advocaat van de eigenaar van de verbrande slaaf: Advocaat van de eigenaar van de nog levende slaaf: 16.30-17.00 uur: Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak: D. 47,9,3,7 (Ulpianus libro quinquagensimo sexto ad edictum) Quemadmodum ergo procedit, quod Labeo scribit, si defendendi mei causa vicini aedificium orto incendio dissipaverim, et meo nomine et familiae iudicium in me dandum? […] Puto igitur non esse verum, quod Labeo scribit. An tamen lege Aquilia agi cum hoc possit? Ulpianus, Het Edict LVI. En hoe is het dan te verklaren wat Labeo schrijft, namelijk dat, als ik na het uitbreken van brand het gebouw van mijn buurman heb vernield om het mijne te beschermen, zowel ten aanzien van mijzelf als mijn slavenbestand tegen mij rechtsingang moet worden verleend? Ik ben dan ook van mening dat wat Labeo schrijft niet juist is. Kan tegen zo iemand op grond van de Lex Aquilia geprocedeerd worden?
17
Advocaat van de eigenaar van het vernielde huis: Advocaat van de ik-figuur: 17.00-17.30 uur Pleidooien van advocaten van eiser en gedaagde in de volgende zaak: D. 9,2,39,pr (Pomponius libro septimo decimo ad Quintum Mucium. Quintus Mucius scribit: equa cum in alieno pasceretur, in cogendo quod praegnas erat eiecit: quaeretur, dominus eius possetne cum eo qui coegisset lege Aquilia agere (…) Pomponius, Op Quintus Mucius XVII. Quintus Mucius schrijft als volgt: een merrie was op andermans weide aan het grazen; toen zij er afgejaagd werd, had zij een miskraam; zij was nl. zwanger. De vraag werd gesteld of haar eigenaar op grond van de Lex Aquilia kon procederen tegen degene die de merrie had verjaagd (…). Advocaat van de eigenaar van de merrie: Advocaat van de verjager: De vertaling van alle Digestenteksten is ontleend aan J.E. Spruit, R. Feenstra, K.E.M. Bongenaar (red.), Corpus Iuris Civilis, Tekst en Vertaling.
18