Exegese van nul tot nu Leesverslag n.a.v. H. Mulder en C.J. den Heijer “Geschiedenis van de exegese van Oude en Nieuwe Testament door de eeuwen heen”. In A.S. van der Woude e.a. Bijbels Handboek 3, 518-598 Rik Meijer, 23 juni 2010
1. Introductie In de geschiedenis van de kerk heeft men zich altijd afgevraagd hoe je de geschriften van het Oude en Nieuwe Testament moet lezen en uitleggen. Mulder wijst op Filippus die aan de eunuch de beroemde vraag stelde: 'Begrijpt u wat u leest?' 1 Anno 2010 lijkt de vraag naar de hermeneutiek relevanter dan ooit. Ik heb dan ook met plezier de artikelen van H. Mulder en C.J. den Heijer over de geschiedenis van de exegese gelezen. In dit leesverslag geef ik de lijn van hun verhaal weer, noem ik voor mij nieuwe punten en geef ik de vragen weer die bij me opkomen.
2. Van nul tot de Reformatie (Mulder) 2.1 Bijbelse periode Allereerst bespreekt Mulder hoe men in de bijbelse periode omging met de geschriften. In het Oude Testament hield men zich al bezig met de uitleg van de wet. Dit was toevertrouwd aan de priesters. Het volk luisterde naar de voorlezing en de toepassing ervan (Neh 8). Later kwam er een nieuwe klasse van geestelijk leiders die in het Nieuwe Testament de Schriftgeleerden worden genoemd. De meesten van hen behoorden tot de partij van de Farizeeën. In de tempel en bijgebouwen in Jeruzalem werd onderwijs gegeven. In de joodse exegese in de nieuwtestamentische tijd zijn vier categorieën te onderscheiden, waar uiteindelijk twee blijvend doorwerkten in het christendom. 2 2.2 Patristische periode De twee methoden van schriftverklaring die domineerden waren de letterlijke en de allegorische betekenis. De pesjer en de midrasj verdwenen dus uit beeld. Bij de Apostolische Vaders zien we veel verwijzingen naar het Oude Testament. Ze verwijzen hier vaker naar dan de boeken die samen de canon van het Nieuwe Testament gaan vormen.3 In de tweede helft van de eerste eeuw vindt de apologeet 1 2
3
Mulder, 518. De vier categorieën zijn: 1. De letterlijke betekenis van de tekst. Met name de Sadduceeën maakten hier gebruik van. Alleen de Thora had kracht van betekenis. De Farizeeën waren ook thuis in de 'overleveringen van de vaderen'. 2. De midrasj. Hierin stonden de voorschriften in het dagelijks leven centraal. Door voortdurende herhaling leerden de leerlingen de regels. Een van de zeven regels die aan Hillel worden toegeschreven spreekt de gereformeerde theoloog ongetwijfeld aan: De betekenis van een uitdrukking kan uit de context worden afgeleid (regel 7).1 In de loop van de tijd werden deze regels uitgebreid. Zo werd de Tora gezien als een schepping van God en kreeg elke letter exegetische betekenis. Deze manier van omgaan met een geschrift doet me denken aan hoe moslims omgaan met de Koran. 3. De pesjer (“verklaring”). In 'bijbelcommentaren' die in de grotten van Qumran zijn ontdekt wordt de uitleg vanuit profetische geschriften en psalmen ingeleid met de woorden: 'de verklaring van dit woord heeft betrekking op...' 4. De allegorische verklaring. Een voorbeeld hiervan is Philo die met de allegorische methode de joodse leer met de Griekse wijsheid in overeenstemming probeerde te brengen. Exegese had voor hem als doel om de dieper liggende betekenis van de verhalen aan het licht te brengen. De schrijvers van het Nieuwe Testament hebben de algemeen aanvaarde methodes gevolgd. Ze lazen de Hebreeuwse bijbel wel in christocentrisch perspectief. / Mulder, 525-526. Mulder, 528.
1
Justinus het noodzakelijk bij allerlei gebeurtenissen die in het Oude Testament worden beschreven te zoeken naar een dieper liggende betekenis. 4 De vraag die in de tweede eeuw steeds gesteld wordt is hoe het Oude Testament moet worden verklaard nu deze is vervuld in Christus. Deze vraag werd vooral gesteld door toetreding van christenen uit de heidenen. Wat ik me afvraag in dit verband is hoe de heidenen überhaupt omgingen met het Oude Testament. Wat vonden ze er van om zo'n Joods boek te lezen en hoe maakten ze de vertaalslag naar hun eigen context? Hier gaat Mulder helaas niet echt op in. Boeiend bij Tertullianus vind ik dat hij zijn houding ten opzichte van de geschriften liet afhangen van de situatie. De ene keer verklaarde hij de bijbel in letterlijke zin, de andere keer in allegorische zin.5 Waar men in het verzet tegen Marcion vanuit ging was dat aan de kerk de woorden van God waren toevertrouwd. Dit gelovige uitgangspunt zien we na in de bijbelwetenschap van na de Verlichting niet meer terug... In de bloeitijd van het Romeinse rijk vormden Antiochië en Alexandrië twee belangrijke centra. Persoonlijk deed de beschrijving van Antiochië me denken aan Rotterdam. 6 Naast Philo is Origenes verbonden aan deze stad. In zijn exegese maakte hij gebruik van de allegorische methode. Net als Philo was hij niet echt geïnteresseerd voor historische gebeurtenissen. 7 De Antiocheense school moest echter niets hebben van de ver doorgevoerde allegorische betekenis. Zij gaven niet aan de allegorische, maar aan de letterlijke betekenis de prioriteit. Wat ik me afvraag is hoe het komt dat men op verschillende plaatsen verschillend de bijbel leest. Welke (omgevings)factoren beïnvloeden op welke wijze de hermeneutiek? Boeiend aan Hiëronymus vind ik dat hij in zijn Vulgaat voorbijgaat aan de Septuaginta. 8 De schrijvers van het Nieuwe Testament citeerden nog uit deze Griekse vertaling, maar blijkbaar was het belang tijdgebonden. Ergens vind ik het vreemd dat men in de joodse context van de eerste eeuw zich niet lijkt te beroepen op de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst, maar men dat later in een Latijnse context wél doet. Verder vind ik het opmerkelijk dat de vertaling van Hiëronymus in de loop van de tijd werd beschouwd als de officiële tekst. In hoeverre was de letter van het boek zelf heilig, zoals dat voor sommige Joden en moslims het geval is? 2.3 Middeleeuwen Al bij de Griekse theologen van de vierde eeuw worden verwijzingen naar de viervoudige betekenis van de Schrift9 gevonden.. Maar in de Middeleeuwen werd deze overal kritiekloos aanvaard en toegepast.10 Uiteindelijk gaat het steeds om de vraag of de Schrift letterlijk-historisch of vergeestelijkt moet worden verstaan. Ik vind het overigens terecht dat Mulder niet te negatief doet over de Middeleeuwen. We zien dat daar de bodem wordt gelegd voor de Reformatie (denk aan een voorloper als Van Lyra). Waar ik nooit goed bij stil heb gestaan is dat men in de geschiedenis een keer heeft bepaald dat het handig is om een indeling te maken in de bijbel. Het is pas in de 13e eeuw dat iemand een indeling 4 5 6
7
8 9 10
Mulder, 529. Later verdwenen onder invloed van het Montanisme de allegorische en typologische exegese, Mulder, 531. Antiochië in Syrië was een stad die Azië met Europa verbond. Ze lag op een van de Romeinse hoofdroutes naar Rome. Er was een groot overslagbedrijf waar de kostbare goederen die langs de karavaanwegen uit de binnenlanden van Azië naar Antiochië waren getransporteerd, onder andere in schepen werden geladen. / Mulder, 533. Origenes onderscheidde ook drie manieren om de Schrift uit te leggen. Naast een somatische (voor de hand liggende) betekenis is er een psychische (doordringend tot de ziel van de woorden) en ook pneumatische (geestelijke/allegorische) betekenis. Deze laatste was voor Origenes beslissend. / Mulder, 534. Mulder, 535. Er is een letterlijke, allegorische, morele en anagogische betekenis. Mulder, 539.
2
in hoofdstukken maakt!11 En pas in de Reformatietijd kwam men tot een indeling in verzen. 12 2.4 Reformatie Nieuw voor mij was dat Luther in de collegezaal met name gericht was op het Oude Testament en op de preekstoel veel aandacht vroeg voor de evangeliën en brieven van het Nieuwe Testament. Ik ben benieuwd waarom Luther hiervoor koos. Zag hij te weinig evangelie in het Oude Testament om er over te kunnen preken? Interessant is dat Luther steeds meer moeite kreeg met de allegorische schriftuitleg omdat het hem niet bij Christus bracht. De geschriften getuigen van Hem! Ook bij Zwingli zien we iets vergelijkbaars. Het 'domme volk' had de neiging om te denken dat het om de allegorie draait en de geschiedenis te verwaarlozen. De allegorische verklaring draagt niet bij aan het geloof en brengt het gezag van de Schrift aan het wankelen.13 Met Calvijn komen we in bekende gereformeerde wateren. Hij vraagt in zijn exegese naar dat wat de schrijver zelf had willen zeggen, rekening houdend met de historische achtergrond en met de tijd waarin het bijbelboek ontstond. Calvijn legt de bijbel in letterlijkhistorische zin uit. Nog sterker dan Luther en Zwingli verzette hij zich tegen de allegorische methode. 14 Wat ik in de bespreking van de Wederdopers opvallend vond, is dat ze steeds een beroep doen op de bijbel. De 'Zwitserse broeders' zeiden hun meningen te herzien als 'bewezen kon worden uit de goddelijke Schrift, dat we dwalen'.15 Aan het slot van zijn artikel tekent Mulder nog de ontwikkelingen in Nederland in de vroeg-reformatorische tijd. Meest interessante vind ik daarin de indeling van de heilsgeschiedenis in tijdperken van Johannes Coccejus (1603-1669). 16 Verder werd de weg gebaand voor de moderne kritiek...
3. Van Reformatie tot nu (Den Heijer) En daarmee zijn we bij het artikel van Den Heijer. Volgens hem kwam de grote verandering in de uitleg van de bijbelse geschriften niet in de tijd van de Reformatie tot stand, maar tijdens de Verlichting. Ik denk dat hij hiermee niet zozeer doelt op de inhoudelijke exegese, maar de methode van exegese. Den Heijer geeft een overzicht van het ontstaan van de historisch-kritische bijbelwetenschap. Kernpunt is dat de exegeten er steeds meer van doordrongen raakten dat de bijbel door mensen geschreven is. Aan de toon van Den Heijer is te merken dat hij positief is over deze ontwikkeling. 17 3.1 Van Reformatie tot Verlichting In de 19e eeuw bleek de tijd rijp voor het historisch-kritisch onderzoek naar de bijbel. Haar wortels liggen echter in de Verlichting. Voorafgaand daaraan hadden de Renaissance en Humanisme de mens al bewust gemaakt van zijn eigen unieke plaats in de wereld, zijn intellectuele capaciteiten. Ook ging men terug naar de bronnen van zijn beschaving. 18 Den Heijer bespreekt hoe Reuchlin, Erasmus en anderen 11
12
13 14 15 16
17
18
De indeling in hoofdstukken is afkomstig van Stephen Langton, aartsbisschop van Canterbury (gestorven in 1228). Hij deed dit in de Vulgata. / Mulder, 541. Boeiend vind ik de kritiek die hierop kwam. Het betoog van de schrijver zou hinderlijk worden onderbroken. Om deze reden heeft het Nederlands Bijbelgenootschap waarschijnlijk de literaire uitgave van de Nieuwe Bijbelvertaling uitgegeven. Mulder, 549. Mulder, 551-552. Mulder, 554. Volgens Coccejus sloot God met Adam een verbond der werken. Dit werkverbond werd afgeschaft toen het verbond der genade met het volk Israël bij de Sinai werd gesloten. Als derde volgde het nieuwe verbond in Christus. / Mulder, 559. Zie bijvoorbeeld Den Heijer, 566: 'Waarom moest er zoveel tijd verstrijken voordat een kritische lezing van de bijbel tot volle ontplooiing kwam? De belangrijkste reden van deze vertraging moet worden gezocht in de Reformatie zelf (…) Van Bruggen is minder blij met deze ontwikkeling. Volgens hem wordt vaak de schijn gewekt dat moderne bijbelwetenschap neutraal is en daardoor uitsteekt boven gelovige, confessioneel bepaalde bijbelarbeid. De werkelijkheid is dat men de ene dogmatische vooronderstelling (de orthodoxe) heeft ingeruild voor de andere dogmatische vooronderstelling (die van de Aufklärung). / Van Bruggen, 191-194. Den Heijer, 562.
3
aandacht vroegen voor de grondtalen. In Reformatietijd werd de Schrift boven de kerkelijke traditie gesteld. Zo hebben Humanisme en Reformatie een ruimte geschapen voor een ontwikkeling die uitliep in het historisch-kritisch onderzoek van de bijbel in de 19e en 20e eeuw. Er is namelijk een wetenschappelijke ruimte nodig voor wetenschappelijk onderzoek. Den Heijer gaat in zijn bespreking uit van een ontwikkeling tot een onbevooroordeeld onderzoek naar de bijbel.19 Er was een Copernicaanse wending nodig. De orthodoxe theologie keek met wantrouwen toe. Duidelijk blijkt de sympathie van Den Heijer met geleerden die de confrontatie met de kerk aandurfden: 'Deze mannen hebben met veel enthousiasme, maar ook met veel moeite de weg vrijgemaakt voor het historisch-kritisch onderzoek in de 19e eeuw.' 20 Dankzij het werk van Hugo de Groot, Spinoza, Simon en anderen kwam de historische betrouwbaarheid van de Schrift steeds meer ter discussie te staan. Dit kwam met name door voortschrijdende kennis vanuit de natuurwetenschap aan het einde van de 17e eeuw. Vanaf het begin van de 18e eeuw kreeg het moderne wereldbeeld steeds meer invloed. De Verlichting onttoverde de wereld. De bijbel werd niet langer als het heilige, goddelijk en gezaghebbende boek beschouwd. Het werd gezien als een menselijk geschrift dat in de loop van de eeuwen was ontstaan en vergelijkbaar met andere boeken van vroeger.21 Hoewel Den Heijer hier wel noemt dat er door orthodoxe Christenen afwijzend op werd gereageerd, vermeldt hij niet de reden. Het lijkt daardoor alsof zij een achterhaald standpunt innemen en misschien vindt Den Heijer dat ook wel. 3.2 De 19e en 20e eeuw In de 19e en 20e eeuw werd voortgebouwd op de basis die in de 18e was gelegd. Den Heijer spreekt van een diepe kloof tussen de 'verlichte' mens van de 18e eeuw en die van daarna. In de visie op de werkelijkheid is er een Copernicaanse wending plaatsgevonden. Kenmerkend voor het historischkritisch onderzoek is dat de bijbel wordt bestudeerd als een historisch document dat vele eeuwen geleden geschreven is in de taal van toen. Er is gebruik gemaakt van voorstellingen en begrippen uit die tijd. Voor het bijbel lezen betekent dit dat de moderne mens deze niet vanzelfsprekend kan begrijpen. 22 Vervolgens tekent Den Heijer op heldere wijze hoe het historisch-kritisch onderzoek zich gaandeweg heeft ontwikkeld. Allereerst lag het accent op de literair-kritische analyse van de bijbelboeken. De tekst stond centraal. Men was geïnteresseerd in herhalingen en tegenstellingen en kwam tot bronnensplitsing. Voor het Oude Testament zijn hier de namen van Kuenen en Wellhausen mee verbonden en voor het Nieuwe Testament Strauss met zijn 'Leben-Jesu Forschung'. Maar met de overgang naar de 20e eeuw bleek dat de mogelijkheden van de literair-kritische benadering begrensd waren. Schweitzer toonde aan dat elke onderzoeker zijn eigen Jezus vond... 23 Men vond dat het literair-kritisch onderzoek te makkelijk de grens overschreed van literaire naar historische kritiek. Men vroeg steeds meer aandacht voor de Umwelt en de Sitz im Leben. De godsdienst-historici kwamen volgens Den Heijer tot het inzicht dat in het oude Oosten de mondelinge overlevering heel belangrijk was.24 De Formgeschichte richtte zich op de overlevering van teksten. Wat is de geschiedenis van verhalen en vormen? Namen die hiermee verbonden zijn, zijn Gunkel (1862-1932) en voor het Nieuwe Testament Schmidt, Dibelius en Bultmann. Literaire vormen en genres stonden centraal omdat de vorm ook iets te zeggen heeft over de historische omstandigheden waarin een taaluiting ontstaat. 25 19 20 21 22 23 24 25
Den Heijer, 566. Den Heijer, 568. Den Heijer, 571. Den Heijer, 575. Den Heijer, 577. Den Heijer, 579-580. Den Heijer, 581.
4
Zelf heb ik nooit zo goed begrepen waarom in de inleidingen die in de Nieuwe Bijbelvertaling staan zoveel gesproken wordt over literaire genres, maar dat zal dit als achtergrond hebben. Zelf ben ik wat sceptisch over dit zoeken naar genres. Vaak lijken de geschriften niet te passen in de genres waar de bijbelwetenschappers ze in willen stoppen. Wat is dan het belang van die genres, vraag ik me af. Een overgang van Den Heijer die ik niet begrijp is de volgende: 'Al spoedig bleken de inzichten van de Formgeschichte ook vruchtbaar gemaakt te kunnen worden voor de bestudering van de ontstaansgeschiedenis van het Nieuwe Testament.'26 Hoe krijg je dit inzicht dan en welke aannames worden er gedaan? Ik zie dit verband niet. Bultmann komt tot de conclusie dat we in de evangeliën in de allereerste plaats de vroegchristelijke gemeente tegenkomen. Ze zijn producten van de latere gemeente en niet geschikt om het leven en de persoon van Jezus scherp te krijgen. Volgens mij is dit een opvatting die in de moderne bijbelwetenschap een dominante plek inneemt. Ik vraag me af hoe je dan ooit iets over Jezus kan zeggen dat historisch betrouwbaar is, als er altijd de evangelist uit de eerste eeuw tussen zit. Verder begrijp ik niet helemaal hoe Bultmann bij de gedachte van 'de traditie van Jezus' komt. 27 Wordt er niet te veel opgehangen aan het feit dat de woorden en daden van Jezus aanvankelijk mondeling zijn overgeleverd? Maar ook de Formgeschichte bleek te eenzijdig. Men verlangde naar meer duidelijkheid over de ontstaansgeschiedenis van de teksten. De oudtestamentische wetenschap ging zich richten op overleverings- en ontstaansgeschiedenis van samengestelde 'geschiedwerken' in het Oude Testament. In het nieuwtestamentische onderzoek verschoof de focus naar Redaktionsgeschichte. Niet de mondelinge overlevering, maar het eindstadium stond nu in de belangstelling. De evangelist was niet de verzamelaar van losse verhalen maar een werkelijke auteur. Centraal werd de vraag naar zijn 'theologie'. Namen die aan deze gedachte verbonden zijn, zijn Bornkamm, Conzelmann en Marxsen. 3.3 Recente ontwikkelingen Volgens Den Heijer heeft het historisch-kritisch onderzoek de kennis van de ontstaansgeschiedenis van de bijbel 'op een geweldige manier' verdiept en vergroot. De wetenschappelijke benadering werd door velen ervaren als een bevrijding uit de 'knellende banden van een eeuwenoude, kerkelijke en dogmatische traditie, die op geen enkele manier nog aansluiting kon vinden bij het natuurwetenschappelijk denken dat sedert de Verlichting in brede lagen van de bevolking ingang had gevonden.'28 De moderne mens kon blijven geloven zonder afstand te doen van een kritische geest en de verworvenheden van de Verlichting. Over dit enthousiasme ben ik sceptisch, want wat is dan de inhoud van dat geloof? En wat heeft God er nog mee te maken? Het historisch-kritisch onderzoek opende volgens Den Heijer ook de weg naar de oecumene. Oude grenzen werden doorbroken en theologen ontmoetten elkaar op congressen. Dat vind ik wel typerend. De oecumene wordt niet meer tussen kerken gevoerd op grond van een gezamenlijk credo, maar door wetenschappers op een congres... Den Heijer zelf ziet ook wel de keerzijde in van de verwetenschappelijking. Terecht vraagt hij aandacht voor de gewone gelovige. Wat moet de niettheoloog nog met dat oude boek? De theologie heeft hem duidelijk gemaakt dat hij de bijbel niet zo maar kan lezen. De niet-theoloog is op zoek naar de relevantie en wil antwoord op de vraag wat het hem vandaag te zeggen heeft. Velen zijn geneigd de historische problematiek als ballast aan de kant te schuiven en zo raakt de historische kritiek in een isolement. De bijbel is meer dan ooit in handen van de 26 27 28
Den Heijer, 581. Den Heijer, 582. Den Heijer, 584.
5
Schriftgeleerden gekomen... Dat vind ik wel een scherpe uitspraak en moet er toe brengen dat alle theologen zich achter de oren krabben. In hoeverre lijken we op de Schriftgeleerden uit Jezus' tijd? Den Heijer maakt volgens mij de de theologische wetenschap te belangrijk. Natuurlijk zijn er mooie resultaten in de wetenschap, maar om te denken dat het bijbel lezen afhankelijk is van de woordenboeken, commentaren, artikelen en boeken... Hoe denkt hij over het bijbel lezen in nietWesterse culturen, vraag ik me dan af. En welke rol speelt de kerk in het lezen van de bijbel? Aan het einde van de jaren 60 gingen theologen in gesprek met andere wetenschappen. Er kwam meer aandacht voor de literatuur-wetenschappen. Er is niet alleen de historische verklaring van een tekst, er moet ook een brug worden geslagen naar het hier en nu. Hier blijkt de niet-theoloog toch weer in beeld. Van de theoloog wordt namelijk verwacht dat hij de tekst zo open legt dat de mensen er door aangeraakt worden.29 De structuur-analyse hoopt door te dringen tot de diepere dimensies in het verhaal. Elke taaluiting heeft een structuur en daarom is het de vraag waarom de schrijver voor een bepaalde ordening heeft gekozen. Het is duidelijk dat er meer aandacht is gekomen voor de lezer. De tekst lijkt wel een objectief gegeven, maar deze is open voor meer dan één interpretatie. 30 Ik ben benieuwd wat Den Heijer hiervan vindt. Hij laat zich er niet over uit, maar ik verwacht dat hij er uiteindelijk niet zo veel mee kan. Ook in zijn commentaar op de Amsterdamse school lijkt het erop dat hij het jammer vindt dat het vooral theologen zijn die hier onderdeel van uitmaken. Niet de algemene taalwetenschap, maar de theologie vormt hun basis. 31 De beste Schriftgeleerde is een wetenschapper die niet uitgaat van bepaalde dogmatische vooronderstellingen... Tot slot bespreekt Den Heijer de 'materialistische exegese'. Deze vraagt aandacht voor de context van de exegeet. Een theoloog in het rijke Westen leeft en denkt nu eenmaal anders dan een bevrijdingstheoloog in Zuid-Amerika. Ze zijn uiterst kritisch tegenover wetenschappelijke exegese die streeft naar objectiviteit. Verder vragen ze aandacht voor de Wirkungsgeschichte van een tekst. 32 De materialistische lezing van de bijbel moeten we volgens Den Heijer zien als een poging om de bijbel weer uit de handen van de theologen en Schriftgeleerden te halen en hem terug te geven aan de mensen in nood. 3.4 Slotbeschouwingen Den Heijer sluit zijn artikel af met een aantal slotbeschouwingen. Kernpunt daar is de analyse dat het uitgangspunt van de historische kritiek dat de bijbel op dezelfde wijze moet worden bestudeerd en bekritiseerd als andere geschriften uit een ver verleden, heel moeilijk samengaat met de klassieke belijdenis dat de bijbel het Woord van God is. Er ontstond een kloof tussen wetenschap en kerk. Vroeger werd de afstand met het verleden nauwelijks gevoeld, maar de historische kritiek heeft deze (duidelijk) gemaakt. Waar ik benieuwd naar ben is of Den Heijer er anno 2010 nog steeds zo over denkt.
Literatuur −
− 29 30 31 32
Heijer, C.J. den. “Geschiedenis van de exegese van Oude en Nieuwe Testament door de eeuwen heen: B. Geschiedenis van de exegese vanaf de Reformatie tot heden”. In A.S. van der Woude e.a. Bijbels Handboek deel 3 (561-598). Kampen: Kok, 1987. Mulder, H. “Geschiedenis van de exegese van Oude en Nieuwe Testament door de eeuwen
Den Heijer, 589. Den Heijer, 590. Den Heijer, 593. Den Heijer, 593-594.
6
−
heen: A. Vanaf het begin van onze jaartelling tot en met het tijdperk van de Reformatie”. In A.S. van der Woude e.a. Bijbels Handboek deel 3 (518-560). Kampen: Kok, 1987. Bruggen, J. van. Het kompas van het christendom: Ontstaan en betekenis van een omstreden bijbel. Kampen: Kok, 2002.
7