Verbetertraject Zeggenschap / Kwaliteit van Bestaan sector Lichamelijke Gehandicaptenzorg
Loslaten en loskomen Dit praktijkvoorbeeld uit het verbetertraject ‘Zeggenschap in de LG sector’ is door Reinaerde te Utrecht ontwikkeld en door drie organisaties uit de LG sector overgenomen. Waar in dit praktijkvoorbeeld gesproken wordt van ouders worden ook verwanten van de cliënt bedoeld.
Als uw organisatie belangstelling heeft voor dit praktijkvoorbeeld, dan kunt u eenzelfde verbetertraject met andere instellingen instappen. Binnen dit nieuwe verbetertraject organiseert Vilans werkconferenties en trainingen, waarin u samen met collega’s uit andere organisaties van start gaat met dit praktijkvoorbeeld. U kunt zich voor dit verbetertraject aanmelden via
[email protected]. Meer informatie: www.vilans.nl. Inleiding Binnen de lichamelijke gehandicapten sector zijn de laatste jaren verschuivingen ontstaan in de doelgroep. Steeds meer cliënten hebben een relatie met hun ouders waarbij levensonzekerheid vanaf de geboorte of vroege jeugd aan de orde is. Voor sommige cliënten geldt dat zij volgens de prognose van hun toenmalige behandelend specialisten niet ouder dan twaalf tot hooguit vijftien jaar zouden worden. Door voortdurende verbetering van medische technieken leven deze kinderen nog steeds. Er is een eerste generatie van cliënten met deze ziekte die nu in de 30 is. De ouders van deze cliënten gingen ervan uit dat hun kind nooit de volwassen leeftijd zou bereiken. Zij hebben zich ingesteld op het zo goed mogelijk zorgen voor hun kind totdat het zou overlijden. Deze cliënt is niet voorbereid op een leven zonder ouders. Hierdoor zijn bepaalde patronen ontstaan in de verhouding tussen ouders en kinderen. De kinderen zijn inmiddels volwassen, maar hebben niet geleerd hun eigen leven te leiden en zeggenschap over hun eigen leven te hebben. Ouders, cliënten en begeleiders zijn zich vaak niet bewust van de afhankelijke gedragspatronen die voortkomen uit deze situatie. Directe aanleiding voor dit praktijkvoorbeeld was dat door managers werd opgemerkt dat ouders van deze cliënten meer klachten hebben over de zorg en dienstverlening dan ouders van andere cliënten. Begeleiders bestempelen de relatie met de ouders als onveilig en zelfs bedreigend. Ouders ervaren de relatie met de begeleiders als onbetrouwbaar. Ouders van deze cliënten hebben de behoefte om controle uit te oefenen en te bepalen wat de begeleiders doen met hun kinderen. De begeleiders gaan vervolgens vechten om onder deze controle en sturing van de ouders uit te komen. Er ontstaat een sfeer van winnaars en verliezers met de cliënt als onderwerp van het gevecht.
1
Dit praktijkvoorbeeld wil een communicatiemodel laten zien dat gebaseerd is op erkenning van alle partijen in de driehoek cliënt, ouders en zorgverleners. Via een gespreksmodel werkt de begeleider in eerste instantie aan het erkennen van de positie van de ouders. Als ouders zich voldoende gehoord en emotioneel erkend voelen, ontstaat de ruimte om een belangenplaatje te maken. Dit plaatje bevat de belangen van de cliënt, ouders en zorgverleners. In een sfeer van wederzijds respect en reële verwachtingen maken begeleiders vervolgens afspraken over de rol en taak van ouders, cliënt en begeleiders in de zorgrelatie. Dit leidt tot een relatie tussen begeleiders en ouders, die minder gespannen is. Het gevecht tussen ouders en begeleiders stopt en dit geeft de cliënt ruimte om met eigen ideeën te komen. De cliënt kan loskomen. Dit praktijkvoorbeeld bestaat uit een aantal te nemen stappen en beschrijft welke vragen op welk moment aan wie gesteld worden. De antwoorden op deze vragen zijn onderdeel van het zorgplan. Het communicatiemodel is van toepassing op een bredere doelgroep dan de bovengenoemde doelgroep van cliënten met levensonzekerheid. Tijdens de uitvoering van het verbetertraject bleek dat dit model zeer toepasbaar is voor ouders met klachten in het algemeen. Het model is ook bruikbaar in situaties waar de begeleiding de relatie met ouders als spanningsvol ervaart en graag wil samenwerken met de ouders. Ook kan gedacht worden aan cliënten, die een zodanige nauwe band met hun ouders hebben, dat deze band belemmerend werkt op de zeggenschap van cliënten. Deze cliënten komen niet of nauwelijks voor hun eigen mening en wensen op, maar denken steeds vanuit de mening en wensen van hun ouders. Uitgangspunt van het communicatiemodel Ouders en andere verwanten hebben een belangrijke rol in het leven van cliënten. Zij zijn de constante factor in het leven van cliënten. In woonvormen worden cliënten vaak verzorgd door passerende begeleiders. Ouders blijven ouders. En ouder zijn van een zorgenkind is niet altijd gemakkelijk. Dat gaat veelal gepaard met ambivalente gevoelens. Ouders van zorgenkinderen durven vaak pas wat los te laten als zij zien dat begeleiders zich aan afspraken houden en een betrouwbare factor zijn in het leven van hun kinderen. En dat kost soms heel veel tijd. Begeleiders beloven vaak meer dan zij waar kunnen maken. Zij willen graag helpen, het graag goed doen. Begeleiders hebben soms moeite met het stellen van professionele grenzen. Maar het stellen van grenzen mag. Het moet zelfs. Vooral het erkennen van de gevoelens van anderen helpt om de communicatie open te houden. Het is mooi als begeleiders erin slagen om zodanig contact te leggen met ouders dat het gesprek over de was die kwijt is op twee niveaus gevoerd kan worden: oplossen hoe de was weer terug komt en ook even samen stoom afblazen als er bijvoorbeeld spannende medische gebeurtenissen waren bij de cliënt. De cliënt is misschien niet gewend aan het idee dat er voor hem een toekomst is. Hij is nooit gestimuleerd om te denken met het idee van een toekomstperspectief. Als de begeleiders en de ouders elkaar gevonden hebben, kan met de cliënt een belangenplaatje gemaakt worden. Dit belangenplaatje laat de belangen zien van de driehoek: cliënt, ouders en begeleiders. In dit plaatje kan de cliënt dan doelen formuleren voor zijn eigen leven. Hij wordt dan in gesteund door de mensen die voor hem of haar belangrijk zijn.
2
Het verhelderen van deze belangen gebeurt door gebruik te maken van verschillende communicatietechnieken, zoals bevestigen, erkennen, doorvragen, luisteren naar gevoelens, benoemen van gevoelens, spiegelen, confronteren, stimuleren en het geven van feedback. Doelstellingen Doel van het communicatiemodel is: de communicatie tussen begeleiders, ouders en cliënt op gang brengen waarbij sprake is van wederzijds respect, reële verwachtingen, gelijkwaardigheid en duidelijkheid over ieders rol en taak in de ondersteuning van de cliënt in het bijzonder en de woonlocatie in het algemeen. Kenmerken doelgroep Dit praktijkvoorbeeld richt zich op cliënten met de volgende kenmerken: 1. Er is onzekerheid over hun levensduur. 2. Ze leven al langer dan volgens medische maatstaven voor mogelijk werd gehouden. 3. Ze hebben een zeer stevige en speciale band met hun ouders. 4. Ze zijn afhankelijk van de 24 uurs aanwezigheid bij het vormgeven van hun leven. 5. Ze kunnen geen beslissingen nemen zonder hun ouders hierin te betrekken. 6. Hun ouders voelen zich door hen steeds in een zodanige positie gezet dat zij hun kind steeds weer tegemoet komen. Het kan hierbij gaan om de volgende voorbeeldsituaties uit een woonvorm: De dochter kiest voor het zelfstandig willen wonen. Zij onttrekt zich echter aan alle activiteiten die horen bij het zelfstandig wonen. Telkens verzint ze een reden waarom ze niet kan koken. Moeder beklaagt zich met regelmaat dat de begeleiders haar dochter niet goed aanpakken, dat haar dochter geen stap dichterbij haar werkdoel komt en dat geen goede zorg geleverd wordt. De confrontaties zijn veel te hard waardoor alle partijen ongelukkig zijn. Na een serie gesprekken volgens het gespreksmodel bleek onder andere dat de dochter bang was dat ze niet meer naar haar moeders huis zou mogen als ze “zelfstandig” zou zijn. Van belang is de gesprekken rondom de cliënt en zijn ouders te laten voeren door de leidinggevende of de contactpersoon van de cliënt. Deze kan zich laten bijstaan door een gedragsdeskundige. Een andere mogelijkheid is dat de leidinggevende het gesprek samen met de contactpersoon voert. Van belang is te weten of de contactpersoon in staat is tot deze gespreksvoering. Er zijn dus drie opties: 1. Leidinggevende en gedragsdeskundige. 2. Leidinggevende en contactpersoon. 3. Contactpersoon en gedragsdeskundige.
3
Communicatiemodel ‘Loslaten en loskomen’ Het communicatiemodel kent de volgende stappen:
Stap 1: gesprek met ouders In een kort tijdsbestek volgen één tot drie gesprekken tussen de begeleider en de ouders. In deze gesprekken staan de volgende doelstellingen centraal: Doelstellingen 1. Erkennen en verkennen van de positie van de ouders. 2. Verhelderen van de belangen van ouders, hun ervaringen met en verwachtingen van hun kind; 3. Verhelden wat ouders verwachten van de woonlocatie en begeleiders; 4. Verhelderen van belangen, taken en rollen van woonlocatie en begeleiders. Het uitgangspunt bij deze gesprekken is: erkenning, herkenning en verkenning van het leed van de ouders. De begeleider kan zich in deze gesprekken laten bijstaan door de locatiemanager of gedragskundige. Vragen voor dit gesprek zijn: 1. Hoe gaat het nu met u? 2. Wat hebt u een zorgen over uw kind. Hoe houdt u het vol? 3. Stel dat u er morgen niet meer bent, wat wilt u dat wij goed kunnen voor uw kind? 4. Wat mogen wij nu al doen? 5. Wat vindt u belangrijk dat wij aan houding en bejegening van u overnemen? 6. Hoe kunt u ons daarbij ondersteunen? 7. Wat zijn uw verwachtingen ten aanzien van de zorgverlening zoals u die wenst? 8. Wij kunnen en willen u ook niet vervangen. U bent voor uw kind onvervangbaar. Wij voeren de door u overgedragen zorg uit. Wij doen dit met een team van professioneel opgeleide mensen. Wat kunt u verwachten van de begeleiders en wat niet? Aanpak De begeleider nodigt de ouders uit om over hun relatie met hun kind te spreken. Erkenning van deze ervaringen en bieden van veel ruimte zijn kenmerken van dit gesprek. Van belang is in goed contact te komen met het gezin (het systeem). Ouders willen in dit gesprek mogelijk de antwoorden ontwijken. Ze kunnen snel overgaan tot een gesprek waarin hun kind centraal staat in plaats van zijzelf. De begeleider brengt hen steeds op een vriendelijke manier terug naar de vraag die op dat moment aan de orde is. In dit gesprek kunnen veel emoties loskomen. Juist door hier op in te gaan, kan duidelijk worden wat de belangen van de ouders zijn. In deze stap bepaalt de begeleider samen met de ouders of er een gesprek met hun kind erbij plaatsvindt. Dit is afhankelijk van de volgende factoren: 1. Is er overeenstemming over de strategie tussen ouders en begeleider? 2. Wat is het doel van het gesprek? 3. Bereik je dit doel in een gezamenlijk gesprek of juist niet? Eveneens bespreekt de begeleider met de ouders hoe dit vervolggesprek met hun kind eruit gaat zien.
4
Als er geen vervolggesprek met de cliënt erbij hoeft plaats te vinden, maakt de begeleider SMART afspraken met de ouders. Deze afspraken zijn specifiek, meetbaar, haalbaar, realistisch en geven de tijd aan waarbinnen ze behaald worden. Resultaten Enkele voorbeelden van resultaten uit deze gesprekken zijn: 1. Ouders en begeleiders hebben een gezamenlijke aanpak (strategie) naar de cliënt toe ontwikkeld. Ieder heeft zijn eigen aandeel hierin gekregen. Duidelijk is omschreven wat, wanneer, waarom en door wie gedaan wordt. Daarnaast is een inschatting gemaakt van mogelijke resultaten van deze aanpak. Deze verwachtingen zijn achteraf uitgekomen. Dit stimuleerde ouders en begeleiders om hiermee door te gaan. 2. Afgesproken is dat de begeleider de grenzen aan de cliënt aangeeft en dat dit niet meer bij de ouders ligt. Tijdens het gesprek met de cliënt zijn de grenzen door de begeleider gesteld waardoor de ouders bevestiging kregen dat zij hun kind ook voor grensstellingen konden toevertrouwen aan de begeleiders.
Stap 2: (indien gewenst) gesprek met cliënt en ouders Doelstellingen 1. verhelderen van de belangen van ouders; 2. verhelderen van de belangen van de cliënt; 3. cliënt en ouders deelgenoot maken van de belangen van de begeleiders. Vragen voor dit gesprek zijn: 1. Wat zijn de wensen en mogelijkheden van de cliënt? 2. Wat zijn de wensen en mogelijkheden van de ouders? 3. Wat zijn de grenzen van de begeleiders waarbinnen gezocht kan worden naar mogelijkheden? 4. Welke hulpbronnen zijn er voor ouders, cliënt en begeleiders? 5. Wie neemt welke actie? Aanpak Kenmerken van dit gesprek zijn het geven van structuur en niet mee gaan in de emoties. Voorkomen moet worden dat de cliënt terugvalt in zijn ‘oude’ reacties. In dit gesprek gaat het om het bewerkstelligen van nieuw gedrag bij zowel de cliënt als zijn ouders. Resultaten Enkele voorbeelden van resultaten uit deze gesprekken zijn: 1 Door een gezamenlijk etaleren van het op een lijn zitten van ouders en begeleiders was er voor de cliënt geen ruimte om elkaar uit te spelen. De cliënt krijgt duidelijke grenzen waarbinnen hij zijn wensen kan aangeven. Door deze structurering komen ook reële wensen van de cliënt op tafel. Ouders en begeleiders maken gezamenlijk afspraken over hoe dit te realiseren; 2 Door gezamenlijk als ouders en begeleiders op te trekken verbetert de relatie tussen begeleiders en ouders en is de communicatie open en direct. Begeleiders ontwikkelen met de ouders het gevoel er samen voor te staan om de zorg voor hun kind te optimaliseren; 3 Hulpbronnen zijn met succes ingeschakeld voor cliënt, ouders en begeleiders.
5
Stap 3: evaluatiegesprek met cliënt en ouders Afhankelijk van welke afspraken met de ouders zijn gemaakt, vinden de evaluatiegesprekken individueel of samen plaats. Deze gesprekken hebben een blijvend karakter. Dit om te voorkomen dat het ‘oude’ gedrag van cliënt en ouders terugkeert. Na verloop van tijd hoeven deze gesprekken mogelijk minder vaak gevoerd worden. Dit ter beoordeling aan de betrokken begeleider. Doelstellingen 1. toetsen in hoeverre de gemaakte afspraken wel of niet behaald zijn en vaststellen wat hiervan de oorzaken zijn; 2. indien nodig de vastgestelde strategie wijzigen; 3. indien gewenst nieuwe afspraken maken of afspraken aanpassen. Vragen voor dit gesprek zijn: 1. Hoe gaat het nu met u? 2. Hoe gaat het nu met uw kind? 3. Haal alle afspraken terug en loop ze een voor een na. Leg vast wat het resultaat van elke afspraak is. Gebruik bij voorkeur een flip-over om alles uit te schrijven. Kijk er dan nog eens naar en stel waar nodig bij. Wat vindt de begeleider van de voortgang in de afspraken? 4. Welke belangen krijgen prioriteit in de ogen van de cliënt, ouders en begeleiders? Leg deze naast elkaar en stel gezamenlijke prioriteiten vast. 5. Welke hulpbronnen zijn er voor ouders, cliënt en begeleiders? 6. Welke afspraken maken we om gebruik te maken van die hulpbronnen? Aanpak De evaluatie van de gemaakte afspraken staat centraal en niet mee gaan in de emoties. Voorkomen moet worden dat de cliënt terugvalt in ‘oude’ reacties. In dit gesprek gaat het om het realiseren van nieuw gedrag van zowel de cliënt als zijn ouders. Resultaten Enkele voorbeelden van resultaten uit deze gesprekken zijn: 1 Het dagactiviteitencentrum is ingeschakeld als hulpbron voor de cliënt voor het leren koken; 2 De psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis is ingeschakeld als hulpbron voor het ondersteunen van het team in het werken met een cliënt; 3 Begeleiders ontdekken dat het werken met de cliënt en zijn systeem veel meer gezamenlijkheid oplevert en minder strijd; 4 Duidelijk wordt wat fout gaat en wat goed gaat. Door het uitwisselen van feitelijke informatie zijn belevingsaspecten gecorrigeerd. Beelden zijn bijgesteld door de context te schetsen waarin de feiten zich afspelen. Dit geldt voor zowel begeleiders als ouders als cliënt. Er groeit wederzijds begrip en dit krijgt structureel aandacht. En wat aandacht krijgt dat groeit!
6
Ervaringen in het verbetertraject met het communicatiemodel In het Zorg voor Beter verbetertraject is het communicatie model gebruikt in drie organisaties van de LG sector. Steeds ging het om cliënten in een woonvorm. Een organisatie betrof een woonvorm die een jaar geleden opgericht is door ouders en waarbij ouders relatief veel zorg verlenen. De begeleiders voelden zich buiten spel staan en zouden graag zien dat de ouders minder praktische zorg verlenen en in plaats daarvan ‘quality time’ met hun inmiddels jong volwassen kinderen doorbrengen. De begeleiders van deze instelling hebben het verbetertraject aangegrepen om met de ouders opnieuw te praten over de doelstellingen van de woonvorm. Tevens gaven enkele bewoners nadrukkelijk aan dat zij dingen wilden doen zonder hun ouders. Aan de begeleiders is nu de schone taak om dit proces zo te begeleiden dat de ouders wel vertrouwen houden. In een andere woonvorm waren veel management problemen, personeelstekorten en budget problemen. Dit maakte dat medewerkers zich chronisch overvraagd en machteloos voelden. Het verbetertraject heeft voor hen focus kunnen bieden, hoewel ze uiteindelijk niet veel gesprekken met ouders gevoerd hebben. Door het traject zijn de begeleiders in deze woonvorm wel helderder over hun visie op zorg en konden hun nieuwe manager goed duidelijk maken hoe zij wilden dat zaken in de toekomst georganiseerd zouden worden.
De ervaringen met het communicatiemodel ‘loslaten en loskomen’ zijn: • Cliënten willen vaak niet zeggen wat ze willen om hun ouders niet te kwetsen; • Cliënten centraal stellen betekent dat ook het netwerk van de cliënt bij de begeleiding betrekken; • De betrokken ouders en kinderen hebben er baat bij gehad: ze hebben meer wederzijds begrip voor elkaar, reëlere verwachtingen van elkaar en ze hebben minder kritiek op elkaar; • Begeleiders en ouders kunnen makkelijker communiceren zonder zich aangevallen te voelen; • De dialoog heeft de plaats van strijd tussen begeleiders en ouders ingenomen; • Ouders zijn weer ‘ouder van een kind’ en bouwen betere relaties met hun kind en begeleiders op; • Begeleiders zijn zich er meer bewust van dat er achter kritiek ook een boodschap van de ouders zit; • Bij begeleiders is meer begrip voor ouders ontstaan; • Het verbeteren van de kwaliteit van de relatie ouder-kind blijkt voor het kind vaak in kleine dingen te zitten, zoals zelf een shirt mogen kopen; • De resultaten van de gesprekken zijn verankerd in het persoonlijk plan van de cliënt; • De organisatie wil de getrainde gespreksvaardigheden borgen; • Begeleiders moeten de training ‘loslaten en loskomen’ volgen. Belangrijke leerpunten zijn: luisteren, het belang van communicatie, het verhelderen van ieders belangen, het doorbreken van negatieve verhoudingen en het winnen van vertrouwen. Als ouders zien dat de zorgverlening voor hun kind in hun ogen goed is, kunnen zij hun kind ‘loslaten’ en ontstaat er ruimte en zeggenschap voor het kind.
7
Resultaten uit het verbetertraject ‘Zeggenschap in LG sector’
In dit verbetertraject is onderzocht in welke mate cliënten zeggenschap ervaren in de ondersteuning door begeleiders door de toepassing van de methode ‘Loslaten en loskomen’. Hiervoor is een voor- en nameting onder cliënten uitgevoerd. Hieraan is door 8 cliënten meegedaan. De grootste effect zijn gezien bij de volgende items: • cliënten vinden dat begeleiders echt naar hen luisteren en betrokken zijn bij hun situatie; • cliënten vinden dat begeleiders duidelijk zijn over wat zij kunnen en mogen; • cliënten krijgen voldoende gelegenheid om mee te beslissen over welke ondersteuning ze krijgen; • •
•
cliënten weten wat hun ouders van de begeleiders verwachten’; cliënten krijgen voldoende gelegenheid om mee te beslissen over hoe vaak ze ondersteuning krijgen; cliënten geven aan dat zij beter in staat zijn een eigen leven te kunnen leiden zonder hun ouders’.
Cliënten blijken positief maar ook minder positief over de begeleiders. Cliënten hebben hiervoor verbeterpunten aangereikt: • Beter luisteren, persoonlijke betrokkenheid en echt contact maken, ook als de cliënt zelfstandig is; • Geduld tonen, cliënten laten uitpraten en minder gehaast werken. Doordat begeleiders volgens het communicatiemodel ‘Loslaten en loskomen’ werken, is de zeggenschap van cliënten meer centraal komen te staan binnen de voorzieningen. Dat maakt dat cliënten en begeleiders meer aandacht hebben voor de wensen van cliënten. Dit blijkt uit een lichte toename van de gemiddelde score op de helft van de items. Er blijkt een verbetering te zijn in de communicatie tussen cliënten, begeleiders en ouders. Dit heeft ook een licht positief effect gehad op de zeggenschap van cliënten.
Tips voor andere organisaties De organisaties uit dit verbetertraject geven de volgende tips aan organisaties die hiermee eveneens van start willen gaan: 1. Begin in een kleine groep cliënten; 2. Zorg dat het hele team er achter staat en erbij is betrokken; 3. Houd het onderwerp structureel op de agenda; 4. Bespreek met elkaar de ervaringen van de begeleiders met het communicatiemodel; 5. Veranker de afspraken in het persoonlijk plan van de cliënt.
8
De ervaringen met de methodiek ‘loslaten en loskomen’ zijn: 1. Begeleiders zijn zich er meer bewust van dat er achter kritiek ook vaak een andere boodschap van de ouders zit. Ze kunnen beter luisteren naar ouders zonder gelijk defensief te worden; 2. Het verbeteren van de kwaliteit van de relatie ouder-kind blijkt voor het kind vaak in kleine dingen te zitten, zoals zelf een shirt mogen kopen; 3. Bij begeleiders is meer begrip voor ouders ontstaan; 4. De dialoog heeft de plaats van strijd tussen begeleiders en ouders ingenomen; 5. Ouders zijn weer ‘ouder van een kind’ en bouwen betere relaties met hun kind en begeleiders op; 6. De resultaten van de gesprekken zijn verankerd in het persoonlijk plan van de cliënt; 7. Cliënten willen vaak niet zeggen wat ze willen om hun ouders niet te kwetsen; of ze zeggen dingen om hun ouders te kwetsen waar ze later vreselijke spijt van hebben. Cliënten hebben net zulke ambivalente gevoelens als hun ouders; 8. Cliënten centraal stellen betekent dat ook het netwerk van de cliënt bij de begeleiding betrekken; 9. De betrokken ouders en kinderen hebben er baat bij gehad: ze hebben meer wederzijds begrip voor elkaar, reëlere verwachtingen van elkaar en ze hebben minder kritiek op elkaar; 10. Begeleiders moeten de training ‘loslaten en loskomen’ volgen. Belangrijke leerpunten zijn: luisteren, het belang van communicatie, het verhelderen van ieders belangen, het doorbreken van negatieve verhoudingen en het winnen van vertrouwen. 11. De verhoudingen verbeteren in een woonvorm is een complexe zaak. Alleen een training van medewerkers is hiervoor niet voldoende. Training moet gepaard gaan met een serie aanvullende maatregelen waarbij de verantwoordelijkheid moet liggen bij het management van de locatie. Als ouders zien dat de zorgverlening voor hun kind in hun ogen goed is, kunnen zij hun kind loslaten en ontstaat er ruimte en zeggenschap voor het kind. Tips voor organisaties die hiermee van start willen gaan: 1 Begin in een kleine groep cliënten; 2 Vertel ouders en cliënten dat het project loopt en vraag hun input; 3 Zorg dat het hele team er achter staat en erbij is betrokken; 4 Houd het onderwerp structureel op de agenda; 5 Bespreek met elkaar de ervaringen van de begeleiders met het communicatiemodel; 6 Veranker de afspraken in het persoonlijk plan van de cliënt; 7 Onderzoek welke maatregelen genomen kunnen worden om de positie van ouders structureel te verankeren in de organisatie.
9
Training Om begeleiders te ondersteunen in de uitvoering van dit communicatiemodel volgen zij een driedaagse training. De doelgroep van de training bestaat uit: locatiemanagers, coördinerend begeleiders, persoonlijk begeleiders (begeleiders A) en gedragskundigen. Onderwerpen die in deze training aan bod komen, zijn: Theoretisch kader Ouder-kind problematiek Hechting Verwerkings/acceptatieproblematiek Opvoeding, fasen van ontwikkeling Leven met een progressieve ziekte Aangeleerde hulpeloosheid/afhankelijkheid Coping Systeemtheorie Transactionele analyse Probleemgedrag Methodieken Probleemanalyse Opbouw gesprekkencyclus Opbouw gesprek/gespreksmodellen Van breed naar smal Reduceren, concretiseren Vaardigheden Gesprekstechnieken, zoals erkennen, spiegelen, gevoelsreflecties, samenvatten, confronteren, feedback, gevoel weergeven, open/gesloten vragen e.d. Doelen: Cursisten: 1 hebben inzicht in de problematiek waarmee ouders te kampen hebben; 2 kunnen duiden waarom ouders en cliënten zich niet van elkaar kunnen losmaken; 3 hebben inzicht in eigen positie en gevoelens t.a.v. ouders en weet van invloed van eigen gevoel/gedrag op reacties van ouders/cliënten; 4 kunnen gesprekstechnieken zodanig toepassen: o dat ouders/cliënt zich erkent en serieus genomen voelen er sprake is van gespreksopbouw die leidt tot concrete afspraken; o er sprake is van gespreksopbouw die leidt tot positief vervolg/toenadering. Opzet: De driedaagse training bestaat uit theorie, casuïstiek en oefeningen. Dag 1: ouders centraal; Dag 2: cliënt centraal; Dag 3: medewerker centraal. De training is gemaakt door het bureau ‘De professionele mens’. Meer informatie:
[email protected].
10
In de praktijk zal voortdurend aandacht moeten zijn voor: 1 coaching on the floor/feedback; 2 gespreksevaluatie; 3 verslaglegging gesprekken.
Tot slot ‘Loslaten en loskomen’ blijkt zijn doel te hebben bereikt. Cliënten zijn beter in staat om voor zichzelf op te komen. Dit leidt niet vanzelfsprekend tot meer zeggenschap, omdat dit weer afhangt van de mate waarin de ander (de begeleider, de partner) hiervoor open staat. Dit vraagt voortdurende alertheid en aandacht voor cliënten. We hopen dat organisaties in de LG sector met deze resultaten in hun praktijk aan de slag gaan, zodat cliënten daadwerkelijk zeggenschap ervaren in de wijze waarop zij willen leven, wonen en werken.
11