Verbetertraject Zeggenschap / Kwaliteit van Bestaan sector Lichamelijke Gehandicaptenzorg
Cursus Mondigheid Dit praktijkvoorbeeld uit het verbetertraject ‘Zeggenschap in de LG sector’ is door InteraktContour te Zwolle ontwikkeld. Binnen dit verbetertraject is de cursus Mondigheid verder ontwikkeld en op drie locaties van InteraktContour uitgevoerd. Als uw organisatie belangstelling heeft voor dit praktijkvoorbeeld, dan kunt u eenzelfde verbetertraject met andere instellingen instappen. U kunt zich hiervoor aanmelden via
[email protected].
Inleiding Om vraaggestuurd te kunnen werken, is het belangrijk dat zorgverleners weten wat de vraag van de cliënt is. In de lichamelijk gehandicapten sector is het voor cliënten vaak moeilijk om aan te geven wat ze wel en niet willen en kunnen in de (nabije of verre) toekomst. Door allerlei veranderingen in fysieke en psychische mogelijkheden weten cliënten hier vaak niet meer goed mee om te gaan. Om cliënten te ondersteunen in het kenbaar maken van hun wensen biedt het activiteitencentrum een cursus Mondigheid aan. De cursus Mondigheid is ontwikkeld door de medewerkers van een activiteitencentrum van InteraktContour in samenwerking met een psycholoog en een trainer sociale vaardigheden. Cursus Mondigheid Doelgroep De doelgroep van deze training zijn de cliënten die gebruik maken van een activiteitencentrum of in een woonvorm verblijven. Voorafgaand aan de training overlegt de cursusleider met de contactpersoon van de cliënt - zo mogelijk met de cliënt erbij - of deze training past bij de mogelijkheden van de cliënt. Op basis van de volgende aandachtspunten vindt een selectie voor deelname aan de training plaats: • mogelijkheden tot leren door inzicht dan wel leren door inslijpen; • spraakbeperkingen en/of spraakmogelijkheden; • taalproblematiek; • leeftijd. Ook cliënten die al gebruik maken van de ambulante begeleiding en behoefte hebben aan een cursus mondigheid kunnen zich hiervoor inschrijven. De cursus wordt gegeven in groepsverband en individueel. Cliënten met afasie blijken niet geschikt te zijn voor deze training. Voor deze doelgroep zou een andere training ontwikkeld moeten worden. Ook voor andere doelgroepen, zoals cliënten met ernstige spraakstoornissen of beperkt taalbegrip zouden mogelijk aparte trainingen ontwikkeld moeten worden. Doel Het doel van de training is dat de cliënten van een activiteitencentrum in staat zijn om in een gesprek hun wens en mening kenbaar te maken aan de begeleider van het activiteitencentrum. Centraal staat dat gewerkt wordt aan het verkennen van de gedachten van de cliënt die belemmerend werken in het vormen van een eigen wens en
1
mening en het uiten ervan. Bijvoorbeeld “wat belemmert mij om ‘nee’ te durven zeggen?” Vervolgens wordt gewerkt aan hoe de cliënt daarvoor in de plaats gedachten kan vormen die hem of haar verder helpen. Dit vraagt heldere doelomschrijvingen per dagdeel, zodat toetsen ervan mogelijk wordt. Zinvol is om deze doelstellingen – en eventueel het programma - met de doelgroep vast te stellen. Dit vergroot mogelijk de zeggenschap van cliënten. Training De training bestaat uit twee onderdelen. Cliënten kunnen deelnemen aan een gespreksgroep of aan een trainingsgroep. Elke training bestaat uit twaalf wekelijkse bijeenkomsten van twee uur en is gepland van 10.00 - 12.00 uur of van 13.30 -15.30 uur. Er is een pauze van een kwartier. Iedere bijeenkomst heeft een eigen thema. De thema’s zijn gerelateerd aan de verschillende vormen van communicatie. Beide groepen behandelen dezelfde thema’s, echter ieder op een andere wijze. De thema’s van de twaalf bijeenkomsten zijn: 1. Kennismaken en uitleg van de training 2. Wens en mening vormen a. Ik mag een wens of mening hebben! b. Hoe kom ik tot een wens of mening? 3. Zelfbeeld a. Met welke eigenschappen ben ik tevreden? b. Positieve eigenschappen van mijzelf benoemen. c. Eventueel werkpunten benoemen. 4. Hoe kom ik over bij de ander? a. Lichaamstaal 5. Wens en mening kenbaar maken a. Afspraak maken voor een gesprek. b. Op een assertieve manier een gesprek voeren. c. Wat doet mijn reactie met de ander? d. Ik hou mijn doel voor ogen. 6. Begrijpend luisteren a. Weet ik wat de ander bedoelt? b. Sta ik open voor de mening van de ander? c. Ik hou mijn doel voor ogen. 7. Duidelijkheid scheppen in een gesprek a. Vragen stellen en herhalen. b. Kom samen tot een conclusie. c. Maak duidelijke afspraken. 8. Gevoelens verwoorden a. Hoe geef ik aan dat ik mij ergens niet prettig bij voel? 9. Bijeenkomst invullen naar aanleiding van de vraag/behoefte van de cliënt 10. Bijeenkomst invullen naar aanleiding van de vraag/behoefte van de cliënt 11. Finale bijeenkomst a. Alle communicatietechnieken passeren nog eenmaal de revue 12. Evaluatie en afronding Gespreksgroep De gespreksgroep begint met een klein stukje theorie over een bepaald thema. Vervolgens komt aan bod wat de gevolgen van gedrag (kunnen) zijn. Hierbij staan de persoonlijke situaties van cliënten centraal. Cliënten leren hoe te reflecteren op zichzelf en naar anderen toe. Wat betekent bepaald gedrag voor jou, maar ook voor de ander? Hoe zou je het anders kunnen aanpakken? Deze
2
vragen worden in de groep besproken, maar ook in de vorm van opdrachten aan de cliënten voorgelegd. Waarna een gezamenlijke nabespreking volgt. Dat betekent dat deze cliënten enig inzicht in eigen handelen moeten hebben en kunnen reflecteren. De gespreksgroep wordt door één begeleider geleid. Trainingsgroep De trainingsgroep behandelt heel kort een stukje theorie over een bepaald onderwerp en oefent vooral met nieuw gedrag in de vorm van rollenspellen. De cliënten leren van het voortdurend herhalen van het nieuwe gedrag en steeds weer oefenen (inslijpen). Om te oefenen met het nieuwe gedrag wordt de groep van zes cliënten in tweeën gesplitst. De trainingsgroep wordt begeleid door twee begeleiders. Elke begeleider gaat met drie cliënten verder in de oefensessies. Deze drie cliënten verdelen zich in: twee spelers en een observator. Thuisoefening Na iedere bijeenkomst krijgt de cliënt een thuisoefening mee. Zijn ambulant begeleider komt in die week bij de cliënt thuis om de thuisoefening te begeleiden. Terugkombijeenkomst Na de training vindt gedurende één jaar nog een halfjaarlijkse evaluatiebijeenkomst plaats. Tijdens deze bijeenkomst staan de huidige problemen centraal. De cliënten kunnen situaties inbrengen die ze moeilijk vinden. Bepaalde thema’s krijgen zo een korte herhaling. Voorafgaand aan de cursus Mondigheid hebben ambulant begeleiders een verkorte training gekregen. De bijdrage van de ambulant begeleiders gedurende de training van de cliënt is als volgt: • Begeleiden van de thuisoefeningen en hiervoor voldoende tijd vrij maken; • Benutten van nieuwe openingen in de begeleiding; • Overleggen met de trainer; • Indien gewenst intervisie door de gedragskundige. Competenties trainer De cursus Mondigheid vraagt om een goede begeleider. Belangrijke competenties van deze begeleider zijn: • Onderwijzen • Methodisch kunnen werken • Luisteren • Grenzen bewaken • Communiceren • Coachen • Sturen • Probleemanalytisch werken • Samenwerken • Confronteren • Ontwikkelen • Durf • Presenteren • Mondeling uitdrukkingsvermogen • Tact • Schriftelijk • Kennis over mondigheid en uitdrukkingsvermogen communicatie • Organiseren • Inzicht • Zorgvuldigheid • Geduld • Assertief • Overtuigend
3
Train-de-trainer Om de trainers te ondersteunen bij het uitvoeren van deze cursus Mondigheid krijgen zij voorafgaand een trainer-de-trainer cursus. Deze cursus bestaat uit drie dagen en omvat de volgende doelstellingen. De trainer/begeleider: • Heeft inzicht in de diverse onderdelen waaruit de cursus Mondigheid is opgebouwd; • Heeft inzicht in wat van hem / haar verwacht wordt om de cursus Mondigheid zelfstandig uit te voeren, gelet op: o Het begeleiden van groepsprocessen o Het trainen van vaardigheden op het gebied van assertiviteit, het vaststellen van belemmerende gedachten en het geven van feedback; o Het optreden als rolmodel bij het opkomen van jezelf; • Is in staat om aan te geven op welke wijze een bepaald thema het beste benaderd kan worden; • Heeft geoefend in (tweetallen) het uitvoeren van delen van de cursus Mondigheid; • Is in staat zichzelf te presenteren voor de groep. Op de eerste dag gaat de training in op het thema ‘mondigheid’ en de opzet van de cursus Mondigheid. Een ervaringsdeskundige gaat in op wat mondig zijn betekent voor een cliënt. De tweede en derde dag staan in het teken van oefenen met onderdelen van de cursus Mondigheid. Het gaat dan om: • Verdiepen in de diverse thema’s; • Toepassen van gesprekstechnieken; • Maken en geven van presentaties; • Rollenspelen doen en hoe te begeleiden. Binnen de organisatie kan ook de gedragskundige een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning van de trainers gedurende de uitvoering van de cursus. PR De PR van de cursus Mondigheid verloopt aan de hand van posters (‘Loesje-posters’), als agendapunt bij de ochtendmededelingen, een lopende presentatie op de computer, interne kranten, in bestaande activiteiten informatie geven over de cursussen (eventueel op afgesproken momenten) en via de contactpersonen. Resultaten Begeleiders van de cursus Mondigheid merken de volgende resultaten op: • Nieuwe inzichten in het eigen kunnen van cliënten; • Cliënten zien nieuwe mogelijkheden; • Cliënten krijgen meer zelfvertrouwen; • Cliënten hebben een betere uitstraling naar anderen; • De thuisoefeningen bieden nieuwe mogelijkheden voor de ambulant begeleider om zaken bespreekbaar te maken; • De zeggenschap neemt toe: er wordt wat gedaan met hun wens of mening; • De leerpunten uit de training zijn verankerd in het zorgplan van de cliënt; • In enkele gevallen had de training geen of weinig effect. Om de bijeenkomsten voor cliënten mogelijk te maken, zijn indicaties aangevraagd. Deze zijn gehonoreerd door het Centrum Indicatiestelling Zorg.
4
Effectevaluatie In dit verbetertraject is onderzocht in welke mate cliënten zeggenschap ervaren door de cursus Mondigheid te volgen. Hiervoor is een voor- en nameting onder cliënten uitgevoerd. Twintig cliënten hebben hieraan meegedaan. De belangrijkste effecten zijn: • Cliënten blijken beter in staat om hun gedachten zo te vormen dat ze een eigen wens en mening kunnen geven; • Cliënten ervaren meer eigen inbreng doordat ze hun eigen wens en mening kunnen geven; • Cliënten willen meer overleg over wie de ondersteuning verleent; • Begeleiders blijken minder geneigd te zijn om te zeggen dat iets niet mogelijk is. Ook geven cliënten verbeterpunten: • Meer momenten van contact; • Meer realistisch inleven; • Niet alleen zeggen dat begeleiders iets doen, maar ook echt doen; • Benader cliënten als individuen, vergelijk ze niet met anderen. Tot slot De cursus Mondigheid blijkt zijn doel te hebben bereikt. Cliënten zijn beter in staat om voor zichzelf op te komen. Dit leidt niet vanzelfsprekend tot meer zeggenschap, omdat dit weer afhangt van de mate waarin de ander (de begeleider, de partner) hiervoor open staat. Dit vraagt voortdurende alertheid en aandacht voor cliënten. We hopen dat organisaties in de LG sector met deze resultaten in hun praktijk aan de slag gaan, zodat cliënten daadwerkelijk zeggenschap ervaren in de wijze waarop zij willen leven, wonen en werken.
5