Kwaliteit van bestaan, de inhoudelijke domeinen en uitkomstindicatoren Deze indicatoren worden gehanteerd bij het gelaagd en gefaseerd onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, bij de materiële controle door het Zorgkantoor, bij de Benchmark cliëntwaarderingsonderzoek, als voorwaarden voor het lidmaatschap van de VGN en als criteria met betrekking tot kwaliteitscertificering. Voor elk domein 1 en indicator is bij normstelling en toetsing van belang in welke leeftijdsfase de persoon zich bevindt en welke beperkingen worden ervaren. De zelfbeschikking of zelfbepaling is bij een kind natuurlijk anders dan bij een volwassene. Ontplooiingsmogelijkheden zijn bij jongeren belangrijker dan bij senioren. Ernstig gehandicapte mensen hebben minder begrip van hun omgeving dan iemand die zwak begaafd is.
De domeinen 1. Het domein Zorgafspraken en ondersteuningsplan kent indicatoren als betrokkenheid van cliënten bij het opstellen en evalueren en het in bezit hebben van een getekend zorg- en ondersteuningsplan, een indicatiebesluit zorgzwaartepakket, duidelijke en SMART 2 geformuleerde doelen die verankerd zijn in zorgafspraken, jaarlijkse evaluatie en multidisciplinaire inbreng Het zorgkantoor eist van De Lichtenvoorde dat het zorgplan halfjaarlijks wordt geëvalueerd. De zorgaanbieder stelt in overleg met de cliënt/ (wettelijk)vertegenwoordiger voor de cliënt zo spoedig mogelijk een individueel zorg- en dienstverleningsplan op en wel uiterlijk een half jaar na plaatsing. De uitvoering van het plan wordt regelmatig, minimaal twee keer per twee jaar, geëvalueerd met de cliënt/(wettelijk)vertegenwoordiger, op grond waarvan de inhoud bijgesteld kan worden. Ook voor deze bespreking en de daaruit voortvloeiende aanpassingen tekent de zorgaanbieder, de cliënt en diens vertegenwoordiger. Het hebben van een zorgplan is een voorwaarde om de zorg- en dienstverlening bij De Lichtenvoorde te laten aanvangen. De doelen zijn helder geformuleerd en realistisch. Afstemmen en bijsturen op de zorgvraag vraagt om actualiteit van het zorgplan hetgeen wordt bereikt door twee keer per jaar te evalueren. Voor instemming wordt steeds de goedkeuring gevraagd van de cliënt en/of diens vertegenwoordiger.
2. Het domein Zelfbepaling kent indicatoren als: Kiezen, zelf kunnen beslissen, eigen doelen nastreven, zelf vorm geven aan woonomgeving, eigen mening geven, keuzemogelijkheden aangeboden krijgen, verwachtingen hebben Zelfbepaling is een belangrijke ontwikkelingsfase die een mens doormaakt. Niet elke cliënt zal zich daarin echter kunnen ontwikkelen. 1 2
Gebaseerd op de Domeinen van Schalock. Specifiek, Meetbaar, Aansprekend, Relevant, Tijdgebonden.
1
De zorginstelling zal de cliënt binnen zijn of haar mogelijkheden moeten leren om te gaan met alternatieven oftewel inzicht krijgen in het feit dat er keuzes te maken zijn, keuzes leren maken, de gevolgen ervan te leren accepteren. Keuzes kunnen zich overigens dan op alle levensterreinen voordoen. Het kunnen uitoefenen van medezeggenschap over het eigen leven, waarbij het maken van keuzes hoort, is een in de wet vastgelegd recht. Dit recht moet vorm krijgen in een heldere structuur die zich uitstrekt van het persoonlijk domein tot en met het collectief belang. Medezeggenschap kan zich daarbij dus ook uitstrekken over het leven van anderen. Het recht om keuzes te maken namens anderen en daarover te communiceren met die anderen moet werkbaar vorm worden gegeven. De cliënt heeft recht op ondersteuning om medezeggenschap uit te oefenen.
3. Het domein Belangen kent indicatoren als: Respect, waardigheid, gelijkheid, gebruik van rechten, vrijheidsbeperkende maatregelen, bescherming tegen uitbuiting of gevaar, toezicht op de kwaliteit van zorg, eigen bezittingen, privacy, bekwaamheid ondersteuners, bejegening door derden, klachtrecht De Nederlandse wet die burgers beschermd tegen misbruik door derden en ongelijke behandeling geldt onverkort voor mensen met beperkingen. De zorginstelling zal altijd het Nederlandse recht handhaven en naar de letter van de wet handelen. De zorginstelling ziet er op toe dat de cliënt die niet in voldoende mate vaardig is om voor zijn eigen belangen op te komen, daartoe ondersteund wordt door een onafhankelijke derde, zoals een ouder, verzorger of voogd, dan wel een mentor, bewindvoerder of curator. De zorginstelling werkt met gedragscodes die gewenst en ongewenst gedrag van alle betrokkenen definieert en sanctioneert. De zorginstelling draagt zorg voor heldere klachtenregelingen en onafhankelijke klachtencommissies.
4. Het domein Lichamelijk welzijn kent indicatoren als: Persoonlijke verzorging, gezondheid, lichamelijke conditie, vrij van angst en depressie (geestelijke gezondheid), voeding en voedingstoestand, diëten, medicatie, beweging, decubitus Een van de meest basale behoeftes van de mens, een goede gezondheid is de basis van het lichamelijk welzijn. Het beschikbaar hebben van voldoende, gezonde en veilige voeding, waarbij de cliënt in redelijkheid zelf kan bepalen welk voedsel en wanneer, is uitgangspunt. De cliënt kan dus in redelijkheid zelf bepalen welk voedsel dat is en op welk moment kan worden gegeten. In redelijkheid wil zeggen dat professioneel toezicht wordt gehouden op de gezondheidstoestand van de cliënt en dat zonodig rekening wordt gehouden met de wensen van medebewoners en de financiële draagkracht van de cliënt.
2
Van de cliënt is bekend of er sprake is van een noodzakelijk dieet en van voorkomende voedselallergie. Bij de opslag, bereiding en het uitserveren van voedsel worden de wettelijke normen zoals deze zijn vastgelegd in de HACCP, gehanteerd. Als er sprake is van tijdelijke of permanente medicatie is het van belang dat op het gebruik en de juiste toediening van medicatie wordt toegezien. Dat is de verantwoordelijkheid van de professional tenzij anders bepaald. Dat houdt in dat er ook moet worden toegezien op mogelijk negatieve bijeffecten van medicatie of combinaties van medicatie. Adequate ondersteuning bij medicatiegebruik is de verantwoordelijkheid van de professional.
5. Het domein Emotioneel welzijn kent indicatoren als: Gelukkig zijn, tevredenheid met situatie, positief zelfbeeld, vrij van stresserende situaties, positieve aandacht en acceptatie van de omgeving, ontspanning, sfeer bij wonen, werken, vrije tijd, voldoende zekerheid (informatie over ondersteuning en toekomst), continuïteit in relaties, privacy, levensbeschouwelijke activiteiten Geluk en tevredenheid zijn zeer subjectieve elementen. Het betreft hier een gemoedstoestand die sterk kan wijzigen door plotseling wijzigende externe factoren. Om emotioneel welzijn te bevorderen moet dus gezocht worden naar elementen die een positieve invloed kunnen hebben en door cliënt en netwerk kunnen worden beïnvloed. Een positief zelfbeeld ontstaat doordat een persoon er in slaagt zichzelf doelen te stellen en deze doelen in belangrijke mate zelf of zelfstandig te bereiken. Het actief ondersteunen bij het stellen van bereikbare doelen door professionals en netwerk, is uitgangspunt van het handelen van deze professionals. Bij het stellen van doelen is het van groot belang dat gewaakt wordt voor overvraging of niet realistische verwachtingen. Daardoor ontstaat stress in de persoon. Dit werkt negatief op het emotioneel welzijn.
Professioneel interveniëren bij een situatie van overvraging is normaal. Een stressvolle omgeving werkt negatief op de gemoedstoestand en zal het emotioneel welzijn nadelig beïnvloeden. De omgeving wordt voornamelijk gevormd door de woonomgeving en de werkomgeving. Het zijn ook juist deze plaatsen waar een stressvolle situatie kan ontstaan waaraan iemand meent zich niet te kunnen onttrekken. Het kunnen beschikken over een eigen plek in de vorm van een eigen woonruimte vermindert omgevingsstress en is dus uitgangspunt. Het in zekere mate zelfstandig kunnen kiezen voor een werkplek en je onttrekken aan een negatieve werkomgeving is uitgangspunt. Onzekerheid over de toekomst kan het emotioneel welzijn negatief beïnvloeden. 3
De toekomst is niet te voorspellen maar de aanwezigheid van een stabiel netwerk is wel een groot houvast. De cliënt heeft recht op hechte contacten met vrienden en familie, buurtbewoners en overige burgers, bijvoorbeeld leden van een kerkgenootschap of een sportvereniging. De cliënt heeft recht op goed gedocumenteerde zorgrechten, zoals indicatiestelling en zorg- en dienstverleningsovereenkomst.
6. Het domein Persoonlijke ontwikkeling kent indicatoren als: Interessante of nuttige dingen leren, vaardigheden trainen, naar school gaan, opleiding volgen, kunnen ondernemen, creativiteit kunnen uiten, jezelf kunnen zijn, competenties op het gebied van wonen, werken, vrije tijd kunnen ontwikkelen, persoonlijke ontwikkeling Bij dit domein staat leren centraal. Het gaat echter verder dan simpelweg leren. Er moet ruimte zijn om persoonlijke keuzes te maken en de mogelijkheid om kennis en vaardigheden in praktijk te brengen. Persoonlijke ontwikkeling door leren is geen geïndiceerd recht binnen de zorgsector. De overheid stelt immers voor jongeren de leerplicht centraal en stelt verder dat ten aanzien van volwasseneneducatie er eigen verantwoordelijkheid bestaat en overigens in het kader van de WMO een gemeentelijke verantwoordelijkheid. Voor jongeren geldt de leerplichtwet. Het uitoefenen van het daarin vastgelegde recht op onderwijs is door hen afdwingbaar. Helaas moet worden vastgesteld dat indien er sprake is van bv. psychiatrische problematiek en/of andere ernstige gezondheidsproblemen, scholen een inschrijving binnen het kader van de wet kunnen weigeren. De cliënt die om gezondheidsredenen geen gebruik kan maken van de leerplichtwet, heeft het recht op dagbesteding met onderliggende leerdoelen. Volwassen cliënten die onvoldoende inkomen hebben om uit eigen middelen, particulier avondonderwijs te volgen, kunnen gebruik maken van het compensatierecht uit de WMO. Bij het toepassen van verworven kennis en vaardigheden in het dagelijks leven is het van belang dat professionals hiervan kennis nemen, er voor open staan en de juiste omstandigheden creëren.
7. Het domein Interpersoonlijke relaties kent indicatoren als: Interactie met anderen, relatie met familie en vrienden, contact met ondersteuners (professionals), relatie met organisaties, sociale netwerk, mogelijkheden voor communicatie, relaties in vrije tijd op school of op het werk Interpersoonlijke relaties kenmerken zich met name door persoonlijke voorkeuren en door sociale competenties. Soms echter ook door fysieke en cognitieve competenties. Ten aanzien van het eerste zal de zorginstelling de beslissingen van cliënt en belangenbehartiger respecteren. Deze zijn vastgelegd in het zorgplan. 4
Het aangeven van voorkeuren bij interpersoonlijke relaties door cliënten en het respecteren daarvan is het uitgangspunt. De zorginstelling brengt de sociale omgeving van de cliënt in kaart, onderzoekt ontwikkelingsperspectief en is actief om het persoonlijk netwerk in stand te houden of uit te breiden. De cliënt is zelf bepalend bij keuzes aangaande het sociale netwerk. De zorginstelling ondersteunt bij het leren om relaties aan te gaan en deze te onderhouden. De zorginstelling ondersteunt de cliënt bij participatie in het verenigingsleven en bij andere vrije tijdsbestedingen. Zelfbepaling over sociale contacten en het recht op ondersteuning daarbij is de norm. De zorginstelling tracht haar kennis over communicatie met en tussen mensen met ernstige beperkingen op peil te houden en uit te breiden. Het gaat hier met name om gedragswetenschappelijke inzichten (evidence based) die elders zijn verworven en over te dragen zijn op professionele ondersteuners en overige deelnemers in het netwerk van de cliënt. Het gaat ook over technologische toepassingen. Het recht om te kunnen communiceren met de omgeving moet aantoonbaar vorm en inhoud krijgen. Het aangaan en onderhouden van contacten kan impliceren dat er sprake is van seksuele contacten. Daarbij is inzicht nodig in de consequenties van seksuele relaties ten aanzien vrijwilligheid of onvrijwilligheid, vaardigheid, veiligheid en anticonceptie. Ook vragen rond kinderwensen kunnen aan de orde komen. De cliënt heeft recht op een voor hem toegankelijke seksuele voorlichting. De cliënt heeft inzicht in acceptabele en onacceptabele omgangsvormen rond seksualiteit. De cliënt heeft recht op seksuele kontakten die veilig zijn en gelijkwaardig voor de betrokkenen.
8. Het domein Deelname aan de samenleving kent indicatoren als: Winkelen, uitgaan, werken in SW-bedrijf, dagverblijf of vrij bedrijf, contacten, gebruik openbaar vervoer, bank etc. Het deelnemen aan de samenleving impliceert enerzijds het vermogen en de vrije keuze bij de cliënt om te participeren en anderzijds de wil vanuit de samenleving om daar positief op te reageren. Het eerste behoort tot de domeinen van Zelfbepaling en Persoonlijke Ontwikkeling. Het tweede is een taak vanuit de instelling om actief te werken aan een inclusieve samenleving. Het bewerken van de lokale en regionale samenleving (bestuurders, scholen, bedrijven) en het aanspreken van de indirecte netwerken (buurt, verenigingen, winkels) is een taak van het management en de persoonlijk begeleider. De cliënt heeft recht op een inclusieve samenleving. De zorginstelling spreekt de lokale samenleving aan op dit recht. 5
Deelname aan de samenleving houdt ook in dat een volwassene in de gelegenheid is om werk te hebben of een zinvolle dagbesteding. Werk zal zeer beperkt kunnen plaats vinden in het vrije bedrijf maar veel vaker nog bij de Sociale Werkvoorziening. Een zinvolle dagbesteding veronderstelt, regelmatig plaats vindende activiteiten, meestal op een andere plaats dan bij huis welke een toegevoegde waarde hebben voor de cliënt zelf maar ook voor de samenleving. De volwassen cliënt heeft recht op betaald werk, onbetaald werk of een zinvolle dagbesteding welke in overeenstemming is met de vermogens van die cliënt. Onvolwassen cliënten hebben recht op onderwijs of tenminste zinvolle begeleiding op een dagverblijf.
9. Het domein Materieel welzijn kent indicatoren als: Financieel welzijn, beheer eigen geld en middelen, het beschik over eigen bezittingen, werk en inkomen, zelfstandige woonruimte en huisvesting, wooncomfort, kleding De cliënt maakt met de zorginstelling afspraken over dit domein vanuit het principe dat de cliënt net als elke burger de regie voert over zijn eigen materieel welzijn. Regie is bij de minderjarige cliënt natuurlijk beperkt. Dan ligt een belangrijk deel van de regie immers bij ouder of voogd. Of als de cliënt ernstig onbekwaam is om op dit domein de regie te voeren. Dan ligt de regie voornamelijk bij curator, mentor, bewindvoerder of de verwant als zaakwaarnemer. De afspraken worden vastgelegd in het zorgplan en in ieder geval elk halfjaar geëvalueerd. Het vastleggen van goede afspraken in het zorgplan over de regie met betrekking tot geldmiddelen en overige bezittingen van de cliënt, is een basisvoorwaarde voor materieel welzijn. Ten aanzien van het beheer van geld en middelen beschikt de zorginstelling over een beleidsnota met betrekking tot het beheer van de financiën van cliënten en een protocol. Uitgangspunt van beleid is dat de regie bij cliënt zelf of zijn belangenbehartiger ligt, dat de zorginstelling niet actief beheer voert of kan beschikken over middelen van de cliënt en dat de cliënt ondersteund kan worden om zijn rechten als volwaardig burger ten aanzien van inkomen en heffingen, uit te oefenen. Het toepassen van de vastgestelde protocollen met betrekking tot het beheer van de financiën van cliënten is geborgd. De zorginstelling schrijft verder niets voor ten aanzien van het aanwenden van het inkomen van de cliënt voor wooncomfort, kleding of andere zaken tenzij daarbij de geldende gedragscodes worden overschreden of dat derden schade kunnen ondervinden. Het voeren van eigen regie ten aanzien van kleding en wooninrichting is uitgangspunt. De zorginstelling ijvert voor normale, zelfstandige en aangepaste woonruimte voor haar cliënten. De cliënt heeft het recht om net als elke burger de beschikking te hebben over zelfstandige woonruimte met inachtneming van de leeftijd van de betreffende cliënt en zijn lichamelijke of psychische beperkingen. 6
De cliënt heeft daarbij ook het recht om in de onmiddellijke omgeving van zijn woonruimte dan wel in zijn eigen woonruimte te kunnen samenwonen met een of meerdere andere personen van eigen keuze. De cliënt heeft, binnen de grenzen van technische mogelijkheden en beschikbare middelen, het recht op aanpassingen in de zelfstandige woonruimte die hem in staat stellen als volwaardig burger van de woonruimte gebruik te maken. Het is een recht om als volwaardig burger te kunnen wonen, alleen of met anderen in een zelfstandige en technologisch aangepaste woonruimte.
10. Het domein cliëntveiligheid kent indicatoren als: Bescherming tegen risico’s in en rond het huis, onderweg en op het werk, veiligheid ten aanzien van het gedrag van derden, beschutting ten aanzien van het eigen gedrag, alarmsystemen, Bij het onderwerp veiligheid zijn meerdere gezichtspunten van belang. Veiligheid in en rond het huis en de werkplek Hierbij wordt gedacht aan de inrichting van de woning en de aanwezige installaties (trappen, liften, ramen, beveiligd glas, gebruik van elektra en gas, controle op legionellabesmetting), bepaalde verrichtingen binnen de woning ( veilig baden en douchen, controleren temperatuur badwater, permanent toezicht op kinderbadjes etc.) en de wijze waarop potentieel gevaarlijke stoffen (schoonmaakmiddelen, bestrijdingsmiddelen, medicijnen) worden opgeslagen of gebruikt. Deze zelfde factoren spelen bij de werkomgeving of op het dagverblijf. Cliënten worden betrokken bij de risico’s die de woon- en werkomgeving met zich mee kunnen brengen. Waar mogelijk wordt hen geleerd hier oog voor te hebben en zelf een verantwoordelijkheid te dragen. Waar dat niet mogelijk is wordt beleid geformuleerd en geborgd dat er toe leidt dat cliënten minimaal aan risico’s worden bloot gesteld. De zorginstelling werkt met protocollen voor risicovolle en voorbehouden handelingen. Medewerkers werken met aanvullende controlesystemen (bv. aftekenlijstjes) die zorg dragen voor een hoog attentieniveau. Het zogenaamde calculated risk (voorzien doch niet altijd vermijdbaar) wordt altijd in het zorgplan vastgelegd. Voeding en medicatie Speciale aandacht is er voor het opslaan, bereiden en uitserveren van voedsel en dranken en het voorkomen van (prevalentie) van diëten en voedselallergieën. Belangrijke informatie over voeding, diëten en allergieën is altijd (valide) opgeslagen in het zorgplan. Als de cliënt zelfstandig zorg draagt voor de voedselvoorziening dan is dat vastgelegd in het zorgplan. Desgewenst ondersteunt de zorginstelling bij het noodzakelijke onderricht. De zorginstelling werkt met HACCP-protocollen en aanvullende controlesystemen. Speciale aandacht is er ook voor het uitzetten en toedienen van medicatie. De zorginstelling werkt met een medicatieprotocol en aanvullende controlesystemen. Informatie over medicatie is altijd (valide) opgeslagen in het zorgplan. Reizen als risicovolle activiteit. Zelfstandig reizen (fiets, brommer, rolstoel, lopen) levert altijd veiligheidsrisico’s op. 7
Dat impliceert dat de keuze van de cliënt en de verwant om zelfstandig te reizen valt onder het calculated risk en is vastgelegd in het zorgplan. Waar nodig en mogelijk zal de cliënt onder verantwoordelijkheid van de zorginstelling, onderricht worden ten aanzien van het gebruik van het vervoermiddel en de verkeersregels. Onzelfstandig reizen (openbaar vervoer, taxi) levert uiteraard minder veiligheidsrisico’s op. Desondanks is ook hier sprake van een calculated risk en zal de keuze in het zorgplan zijn vastgelegd. Als het niet mogelijk is voor de cliënt om zelfstandig of onzelfstandig te reizen is er sprake van begeleid reizen. Gedurende het gehele traject (instappen in taxi, rolstoel bevestigen, reizen, uitstappen) is de verantwoordelijkheid geregeld. Het gespecialiseerd taxivervoer werkt met vervoersreglementen. Vrijwilligers werken met een vervoersreglement van de betrokken zorginstelling. Gedrag van derden Iemands veiligheid kan ook in gevaar worden gebracht door derden. Er kan dan worden gedacht aan gewelddadig of crimineel gedrag door derden maar ook aan ondoordacht gedrag met ongewenste bijverschijnselen. Het tussen andere burgers verkeren en het bewust omgaan met andere burgers kan risico’s met zich meebrengen. Mensen met verstandelijke beperkingen kunnen gemakkelijk beïnvloed worden door derden met een negatief oogmerk. In eerste instantie zal de cliënt en/of de belangenbehartiger een keuze maken ten aanzien van de wenselijkheid en de mogelijkheid van kontakten. Deze keuze wordt vastgelegd in het zorgplan. De zorginstelling zal desgewenst een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de sociale vaardigheden van de cliënt om kontakten aan te gaan en te onderhouden, maar ook een zekere controle uitoefenen op die kontakten. De zorginstelling hanteert bovendien een gedragscode voor medewerkers, cliënten en belangenbehartigers en hanteert daarbij ook een protocol hoe te handelen bij ongewenst gedrag. Veiligheid ten aanzien van het eigen gedrag In bepaalde gevallen kan het zijn dat de cliënt in en rond het huis of op het dagverblijf zich zelf onbedoeld in een ongewenste situatie brengt (bv. verdwalen, vallen) terwijl er op dat moment geen direct toezicht is. In dergelijke gevallen kunnen alarmering- of detectiesystemen noodzakelijk zijn. Tot slot moet in sommige gevallen rekening worden gehouden met destructief gedrag van een cliënt jegens zichzelf. (zelfverminking, automutilatie, suïcidaal gedrag) Uiteraard moet er kennis van dergelijk gedrag bij de betrokken professionals zijn bijvoorbeeld via de informatie die onderdeel uitmaakt van het zorgplan (diagnostiek, rapportages). Maar bepaald gedrag kan zich plotseling en onverwacht voordoen. (psychose, pubertijd) De zorginstelling dient er zich van te verzekeren dat in dergelijke gevallen voldoende gespecialiseerde ketenzorg georganiseerd is.
11. Het domein Kwaliteit van medewerkers en organisatie kent indicatoren als actuele functiebeschrijvingen, systematische afstemming van zorgzwaarte en het zorg- en ondersteuningsaanbod, deskundigheid en oordeel van de cliënt over de medewerkers Mate waarin de organisatorische eenheid zorgt voor voldoende en bekwaam personeel. Mate waarin de organisatorische eenheid met het beschikbare personeel het gewenste resultaat bereikt. - Gemiddeld percentage ziekteverzuim over het afgelopen jaar. - Het percentage ziekteverzuim op een locatieniveau - Het percentage personeelswisselingen 8
- Gemiddelde score van de werknemerstevredenheid - Gemiddelde score van de kwaliteit van de instelling als werkgever De zorgaanbieder beschikt over actuele functiebeschrijvingen van alle functies binnen organisatie waarin taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en vereiste kwalificaties vastliggen. De zorgaanbieder bewaakt systematisch de afstemming van zorgzwaarte en het zorg- en ondersteuningsaanbod, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin, en de deskundigheid van de medewerkers binnen de verschillende afdelingen en diensten van de organisatie. De organisatie is in het bezit van gegevens over BIG-registratie en herregistratie van de eigen medewerkers. Oordeel van de cliënt: cliënten vinden medewerkers van de organisatie deskundig. Voor de diverse zorgvragen en doelgroepen wordt voldoende en professioneel (lees: door kennis en/of ervaring verkregen competenties) personeel ingezet. Op basis van jaar- en teamplannen worden doelen gesteld en resultaten bereikt. Inzet van personeel geschiedt op basis van beschikbare cliëntbudgetten en formatieplaatsen plan. Individueel via het zorgplan maar ook in het algemeen via kwaliteitsevaluaties van stichting Perspectief en de benchmark gehandicaptenzorg, onderdeel cliënt-tevredenheid, wordt het oordeel van de cliënt gevraagd.
12. Het domein Samenhang in zorg en ondersteuning kent indicatoren als Vastgelegde ketenzorg, ketenaansprakelijkheid, informatieoverdracht, regie, social advocacy (zorgmakelaar) De zorgsector in Nederland is vanwege politieke overwegingen sterk gefragmenteerd. Er zijn verschillende verantwoordelijke partijen en veelal moeizaam te slechten schotten tussen deelsectoren. De mens die zorg vraagt denkt niet in verschillende verantwoordelijkheden, regels en schotten. De meeste zorgvragers hebben in enige vorm behoefte aan zorg en steun vanuit verschillende gezichtspunten. Zij worden vervolgens met de bureaucratie van schotten geconfronteerd. Als de kwaliteit van zorg afhangt van de mate waarin de cliënt aanspraak kan maken op verschillende aansluitende vormen van zorg, dient samenhang te worden georganiseerd. Dat veronderstelt dat de keten van zorg bekend is, de aansprakelijkheid geregeld en de eerst verantwoordelijke gedefinieerd. Elke betrokken zorginstelling is er zelf voor verantwoordelijk dat gewenste en noodzakelijk ketenzorg voor de cliënt bekend is en is vastgelegd. Professioneel vastleggen van informatie over ketenzorg veronderstelt de toepassing van een elektronisch cliëntdossier. Informatie uit dit dossier is overdraagbaar aan anderen in de keten De zorginstelling die in de keten de grootste verantwoordelijkheid draagt, is de ketenverantwoordelijke en voert de regie. Daarbij wordt zorg gedragen voor samenhang tussen de afzonderlijke activiteiten ten behoeve van veiligheid en welzijn van de cliënt. De cliënt zal zich altijd kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke derde (bv. MEE) Lichtenvoorde 10 september 2014 9