CONCEPT
Kwaliteit van bestaan bij de ouder wordende cliënt Een inventarisatie van richtinggevende vragen
© www.timmerenroze.nl
Netwerk Gedragskundigen voor Ouderen met een verstandelijke beperking NGO, Regio Midden, augustus 2011
NGO, Regio Midden Augustus 2011
1
CONCEPT
Inleiding Dit document bestaat uit een inventarisatie van richtinggevende vragen die gebruikt kunnen worden om een beeld te krijgen van de kwaliteit van bestaan van de ouderwordende cliënt. Het document is opgesteld door het NGO (Netwerk Gedragskundigen Ouderen), Regio Midden. Er is gekozen voor een indeling van de vragen naar de gebieden zoals Schalock ze heeft geformuleerd. De vragen zijn opgesteld op grond van ervaring en kennis van de NGO-leden. De richtinggevende vragen zijn van toepassing op alle leeftijden en per domein onderverdeeld in: A = Algemene richtinggevende vragen; B = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering; C = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie. De vragen kunnen een handvat bieden voor begeleiders, gedragskundigen en andere ondersteuners 1
bij het opstellen van het zorgplan . Hierbij wordt aangeraden de samenwerking met de cliënt te zoeken, waarbij men de vragen zodanig aanpast zodat deze voor de cliënt begrijpbaar zijn. De vragen hoeven echter niet allemaal beantwoord te worden. Men kan zelf een selectie maken van de vragen die relevant zijn voor de betreffende cliënt op dát moment. Door bijvoorbeeld tijdens een zorgplanbespreking of cliëntbespreking stil te staan bij de richtinggevende vragen, krijgt men allereerst een beeld van het huidige niveau van de kwaliteit van bestaan van de cliënt. Vervolgens wordt duidelijk waar nog wensen liggen. Deze informatie kan men gebruiken voor het formuleren van het perspectief (de gewenste richting), hoofddoelen en werkdoelen.
1
Binnen de verschillende instellingen worden verscheidene termen gehanteerd. Andere veel gebruikte termen zijn bijvoorbeeld: persoonlijk plan, ondersteuningsplan of begeleidingsplan. Voor het lezersgemak wordt in vervolg enkel de term ‘zorgplan’ gehanteerd. NGO, Regio Midden Augustus 2011
2
CONCEPT Schalock-domein: Emotioneel Welbevinden A. = Algemene richtinggevende vragen
Hoe heeft de cliënt zijn leven gepland en georganiseerd? -
Heeft de cliënt een vast dagrooster/ weekrooster?
-
Lukt het de cliënt om alle dingen die hij/ zij wil doen op een dag of in een week goed te plannen en op tijd af te hebben?
-
Wordt de cliënt daar wel eens gespannen van?
-
Hoe merken andere mensen dit aan de cliënt?
-
Hoe vaak verveelt de cliënt zich of weet hij/ zij niets te doen?
-
Hoe merken andere mensen dit aan de cliënt?
Hoe is de psychosociale gezondheid van de cliënt? -
Met wie praat de cliënt als hij/ zij met een moeilijk probleem zit?
-
Wat levert dat de cliënt op?
-
Wordt de cliënt wel eens blij, boos, bang, verdrietig, kwaad of heeft hij/ zij wel eens pijn?
-
Hoe kan een ander dit aan de cliënt zien?
Hoe is het zelfbeeld (eigen identiteit) en levensinvulling van de cliënt? -
Waar is de cliënt goed in?
-
Waar krijgt de cliënt complimenten voor?
-
Waar is de cliënt niet goed in?
-
Waar krijgt de cliënt wel eens kritiek op?
-
Wordt er rekening gehouden met de vragen en wensen van de cliënt?
-
Komt de cliënt zijn afspraken na?
-
Hoe belangrijk is geloof en levensovertuiging voor de cliënt?
Hoe is het leefklimaat van de cliënt? -
Hoe veilig voelt de cliënt zich in zijn eigen huis?
-
Hoeveel privacy heeft de cliënt in zijn eigen huis?
-
Wat vindt de cliënt van de sfeer in huis?
-
Hoe veilig voelt de cliënt zich op andere plekken?
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein emotioneel welzijn gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Hoe gaat de cliënt om met verlieservaringen, bijvoorbeeld dat hij/ zij iets niet meer kan? -
Hoe gaat de cliënt om met het niet meer kunnen gaan en staan waar hij/ zij wil?
-
Hoe gaat de cliënt om met het wegvallen van belangrijke anderen?
-
Heeft de cliënt ondersteuning nodig bij verlieservaringen?
Hoe gaat de cliënt om met het om hulp moeten vragen?
Ziet de cliënt op tegen de toenemende (zorg-)afhankelijkheid? -
Beseft de cliënt in welke levensfase hij/ zij zich bevindt?
-
Heeft de cliënt behoefte om hier over te praten?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
3
CONCEPT C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Is de cliënt nu angstig?
Hoe kan de cliënt veiligheid worden geboden?
Welke emoties kan de cliënt (nog) laten zien?
Welke ondersteuning heeft de cliënt nodig bij desoriëntatie?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
4
CONCEPT Schalock-domein: Interpersoonlijke relaties A. = Algemene richtinggevende vragen
Hoe ziet het netwerk van de cliënt eruit? -
Wat zijn belangrijke personen in het leven van de cliënt?
-
Wat zijn voor de cliënt belangrijke personen uit het verleden?
-
Is de cliënt tevreden met zijn/haar netwerk?
Kan de cliënt zelfstandig zijn of haar contacten onderhouden? -
Wat voor ondersteuning is hier eventueel bij nodig?
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein interpersoonlijke relaties gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Is de cliënt in staat om bestaande contacten op een bevredigende manier te onderhouden, rekening houdend met fysieke ouderdom?
Welke contacten kan de cliënt niet meer aanhouden vanwege fysieke ouderdom? -
Hoe kun je dat samen opvangen?
Heeft de cliënt ondersteuning nodig bij het wegvallen van contacten? -
Hoe kun je de cliënt ondersteuning bieden bij het wegvallen van contacten?
-
Wil de cliënt nieuwe contacten opbouwen na het wegvallen van contacten?
-
Is de cliënt in staat om na het wegvallen van contacten, nieuwe contacten op te bouwen?
Hoe ervaart de cliënt zijn/ haar ouderwordende lichaam en hoe verhoudt zich dat tot intimiteit, seksualiteit en contact etc.? -
Heeft de cliënt ondersteuning en/of hulpmiddelen nodig om aan zijn of haar (seksuele) behoefte te voldoen?
C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Welke invloed heeft een eventueel dementieel beeld op al deze punten? Denk hierbij onder andere aan afwijkend seksueel gedrag door decorumverlies.
Wat betekent decorumverlies voor de cliënt én zijn omgeving?
Herkent de cliënt nog de voor hem belangrijke anderen? -
Hoe kunnen we de cliënt helpen deze herinnering zo lang mogelijk vast te houden?
Wil de cliënt dezelfde sociale leefomgeving aanhouden of wordt deze toch kleiner?
Hoe wil de cliënt nu dat er contact met hem/ haar wordt gemaakt?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
5
CONCEPT Schalock-domein: Materieel welbevinden A. = Algemene richtinggevende vragen
Hoe heeft de cliënt zijn financiën geregeld?
Heeft de cliënt werk/ dagbesteding?
Hoe is de huisvesting van de cliënt? -
Hoe tevreden is de cliënt over de grootte van zijn of haar huis?
-
Hoe tevreden is de cliënt met zijn woonomgeving?
-
Zijn er trappen of liften aanwezig?
-
Hoe toegankelijk is het huis van de cliënt?
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein materieel welbevinden gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Wordt er binnenshuis voldoende rekening gehouden met beperkte visus en gehoor? (Bijvoorbeeld het gebruik van lampen, contrast, akoestiek etc.).
Is de woning voldoende toegerust nu de cliënt steeds slechter loopt en moeite krijgt met opstaan?
Welke hulpmiddelen kunnen de cliënt helpen zo lang mogelijk zelfredzaam te blijven?
Kan cliënt hier blijven wonen als hij/ zij straks rolstoelafhankelijk wordt?
Zijn er aanpassingen nodig om te zorgen dat de cliënt nog steeds naar de dagbesteding kan? -
Wil de cliënt minder dagdelen of later naar het werk?
C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Zijn er geen obstakels of gevaarlijke situaties nu de cliënt minder begrijpt van waar hij/ zij is en hoe het leven gaat?
Zijn de meubels voldoende aangepast op het minder begrijpen van de cliënt?
Heeft de cliënt hulpmiddelen nodig bij het zo lang mogelijk zelf kunnen eten en drinken?
Is de rolstoel voldoende aangepast op de veranderde lichaamshouding?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
6
CONCEPT Schalock-domein: Persoonlijke ontplooiing A. = Algemene richtinggevende vragen
Hoeveel behoefte heeft de cliënt nog om dingen mee te maken, (nieuwe) ervaringen op te doen (bv bezoek theater, reizen, cursus)?
Hoeveel behoefte is er om te leren/ zich verder te ontwikkelen?
Welke school heeft de cliënt bezocht? -
Welke schoolse vaardigheden heeft hij/ zij zich eigen gemaakt?
-
Wat wordt er gedaan om deze vaardigheden in stand te houden?
Kan de cliënt vertellen over zijn/ haar eigen leven?
Hoeveel behoefte is er nog om dingen zelfstandig te kunnen doen? (Bijvoorbeeld in overleg met
-
Vindt de cliënt het fijn als dit wordt vastgelegd?
disciplines zoals ergotherapie, fysiotherapie, logopedie etc.)
Op welke manier kan de cliënt nog iets zelf doen?
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein persoonlijke ontplooiing gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Hoe typeert de cliënt zichzelf? -
Vindt de cliënt van zichzelf dat hij/ zij ouder aan het worden is?
-
Waaraan merkt de cliënt dat? (grijs haar, rimpels, vergeetachtigheid e.d.)
-
Waaraan ziet de cliënt dat?
-
Wat vindt de cliënt oud?
-
Wie vindt de cliënt oud?
-
Hoe vindt de cliënt het dat je ouder wordt?
-
Vindt de cliënt dat vervelend?
-
Wat vindt de cliënt vervelend?
-
Wat zou de cliënt willen?
-
Vindt de cliënt dat leuk?
-
Wat vindt de cliënt leuk?
-
Zou de cliënt het anders willen?
-
Staat de cliënt er niet bij stil/ geen mening?
Hoe wordt de cliënt door anderen getypeerd? -
Denkt de cliënt dat andere mensen met wie hij/ zij omgaat de cliënt oud vinden?
-
Hoe merkt de cliënt dat?
-
Hoe vindt de cliënt dat?
Wat is er bekend over het verleden van de cliënt? -
Kennen de mensen om de cliënt heen zijn/ haar geschiedenis voldoende?
-
Heeft de cliënt een levensboek?
-
Zou de cliënt het leuk vinden om alles wat hij/ zij beleefd heeft in een levensboek (dan wel fotoboek, film e.d.) bij elkaar te zetten?
-
Als de cliënt een levensboek heeft, wat zou hij/ zij er dan mee doen?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
7
CONCEPT
Is er verlies van vaardigheden? -
Hoe gaat de cliënt hier mee om?
-
Heeft de cliënt hierin ondersteuning nodig?
Heeft de cliënt besef van de relatie tussen functieverlies en ouder worden? -
Wat kan de cliënt zelf doen om functieverlies te ondervangen?
Welke wensen heeft de cliënt over zaken, die hij/ zij geregeld wil zien?
Hoe kan de cliënt de regie blijven houden in deze levensfase van inleveren? -
Welke andere zaken?
C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Hoe kan de cliënt aangeleerde vaardigheden benutten om zo lang mogelijk greep te houden op de werkelijkheid?
Welke dingen wil de cliënt anders, nu zijn leefwereld steeds kleiner wordt?
Welke zinvolle beleving binnen en buitenshuis stelt de cliënt nu op prijs?
Is cliënt zich bewust van deze laatste levensfase? Wil hij zich daarover uiten en met/bij wie?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
8
CONCEPT Schalock-domein: Lichamelijk welbevinden A. = Algemene richtinggevende vragen
Hoe is de mobiliteit van de cliënt? -
Kan de cliënt overal komen?
-
In hoeverre kan de cliënt zich zelfstandig voort bewegen?
-
Maakt de cliënt wel of geen gebruik van hulpmiddelen?
Hoe is de zelfverzorging van de cliënt? -
Welke verzorging doet de cliënt zelf en waar heeft hij/ zij ondersteuning bij nodig?
-
Hoe tevreden is de cliënt over de manier waarop hij/ zij zichzelf verzorgt?
Hoe is de gezondheid van de cliënt? -
Hoe is het gehoor van de cliënt?
-
Hoe is het gezichtsvermogen van de cliënt?
-
Hoe is het lichaamsgewicht van de cliënt?
-
Met welke ziekte of handicap moet er rekening gehouden worden?
-
Maakt de cliënt gebruik van medicijnen?
-
Heeft de cliënt problemen bij het naar de wc gaan?
Hoe is de huisvesting van de cliënt? -
Kan de cliënt nog goed de trap op en af?
-
Maakt de cliënt gebruik van een stoeltjeslift/ lift?
-
Is er genoeg rust in huis?
-
Is het warm genoeg in de woning?
Hoe is de voeding van de cliënt? -
Hoe vindt de cliënt het eten smaken?
Hoe is het met de rust gesteld van de cliënt? -
Hoe is de balans tussen inspanning en ontspanning?
-
Slaap de cliënt ’s nachts goed?
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein lichamelijk welbevinden gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Hoe is de mobiliteit van de cliënt? -
Is de cliënt eerder buiten adem?
-
Is de cliënt sneller moe dan voorheen?
-
Kan de cliënt minder ver lopen dan voorheen?
Hoe is de zelfverzorging van de cliënt? -
Is er verandering waar te nemen in de behoefte/mate aan ondersteuning in de zelfverzorging?
Hoe is de gezondheid van de cliënt? -
Is er verandering waar te nemen in de gezondheid van de cliënt?
Hoe is de huisvesting van de cliënt? -
Kan de cliënt nog goed de trap op en af?
-
Heeft de cliënt in de toekomst behoefte aan een stoeltjes/lift?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
9
CONCEPT
Heeft de cliënt behoefte aan meer rust in huis?
Hoe is de voeding van de cliënt? -
Heeft de cliënt nog trek?
-
Kan de cliënt het eten nog goed kauwen en slikken?
Hoe is het met de rust gesteld van de cliënt? -
Is er een verandering waar te nemen in slaap/waakpatroon?
-
Heeft de cliënt behoefte aan een ‘dutje’ overdag?
C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Is er regelmatig controle van de gezondheid en vitale functies?
Hoe kan de omgeving van de cliënt helpen zo lang mogelijk ambulant te blijven?
Is de stafunctie nog aanwezig?
Is er voldoende aandacht voor de toenemende incontinentie?
Zijn er symptomen van absences, toevallen of epilepsie?
Heeft de cliënt problemen aan de schildklier?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
10
CONCEPT Schalock-domein: Zelfbepaling A. = Algemene richtinggevende vragen
Heeft de cliënt invloed op en controle over zijn eigen leven? -
Is de cliënt tevreden met de mate van invloed en controle over zijn eigen leven?
Heeft de cliënt mogelijkheden tot het aangeven van eigen voorkeuren en/of het maken van eigen keuzen? -
Kan de cliënt, ondanks dat hij/ zij minder mobiel wordt of lichamelijk beperkt is, keuzes aangeven?
Wordt er voldoende rekening gehouden met de persoonlijke wensen en/of kenmerken van deze cliënt bij de keuze van kleding, hobby’s, dagbesteding, etc.?
Begrijpt de begeleiding de wijze waarop de cliënt zich uit/communiceert? -
Is de cliënt in staat zijn/ haar eigen mening duidelijk te maken?
-
Kan de cliënt de aandacht op zich vestigen?
-
Kan de cliënt een instemmende reactie geven?
-
Kan de cliënt iets weigeren, protesteren?
-
Kan de cliënt om een activiteit of voorwerp vragen?
Kan deze cliënt alledaagse beslissingen zelf nemen? (Bijvoorbeeld ten aanzien van kleding, kapsel, etc.)
Krijgt de cliënt voldoende ruimte om niet mee te doen aan activiteiten? -
Kan de cliënt aangeven een activiteit te willen beëindigen?
Ervaart de cliënt autonomie en/of onafhankelijkheid?
Heeft de cliënt persoonlijke doelen?
Waar hecht de cliënt waarde aan in zijn leven?
Zijn er dingen waar de cliënt minder zin in heeft?
-
Is de cliënt tevreden met betrekking tot de mate van autonomie en/of onafhankelijkheid?
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein zelfbepaling gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Geeft de cliënt wensen aan met betrekking tot afscheid nemen en levenseinde?
Hoe kan de omgeving van de cliënt de zelfbepaling/autonomie in stand houden bij toenemende zorgafhankelijkheid?
Heeft de cliënt nu extra hulp nodig bij het maken van eigen keuzes en/of het uitvoeren van deze keuzes?
C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Hoe kan de omgeving van de cliënt zijn/ haar wensen blijven “lezen”, als hij deze steeds minder kenbaar kan maken?
Hoe kan de omgeving van de cliënt onderscheid maken tussen de keuze van niet willen versus de weigering door het niet meer begrijpen?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
11
CONCEPT Schalock-domein: Sociale inclusie A. = Algemene richtinggevende vragen
Heeft de cliënt dagbesteding? -
Hoe ziet dit eruit?
-
Wat is passend voor de cliënt?
-
Heeft de cliënt het naar zijn/haar zin?
Heeft de cliënt een zinvolle daginvulling?
Neemt de cliënt zelf initiatieven om te handelen?
Waar heeft de cliënt belangstelling voor?
Wat is/ zijn vrijetijdsbesteding, hobby’s van de cliënt?
Heeft de cliënt behoefte aan levensbeschouwing/ religie? -
Welke uiting geeft de cliënt hieraan?
-
Welke rituelen zijn van belang/ van waarde voor de cliënt?
Heeft de cliënt een vrijwilliger?
Wordt de cliënt zoveel mogelijk betrokken bij de dagelijkse gang van zaken en bij de invulling van zijn/ haar leven en zorg? -
Ervaart de cliënt voldoende invloed en transparantie?
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein sociale inclusie gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Zijn er voor de cliënt aanpassingen en/of hulpmiddelen nodig bij de dagbesteding vanwege het ouder worden? -
Is er reden tot verandering of afbouw in verband met het ouder worden?
In hoeverre is de cliënt nog in staat om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten? -
Welke aanpassingen zijn daar eventueel voor nodig?
-
Is er sprake van een veranderende behoefte ten aanzien van deelname?
Zou de cliënt aansluiting kunnen vinden bij bestaande, reguliere voorzieningen en/of activiteitenprogramma’s voor ouderwordende mensen?
Heeft de cliënt specifieke wensen behorende bij deze levensfase? (Bijvoorbeeld bezoek begraafplaats ouders/familie, teruggaan naar plekken van vroeger).
C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Kan de cliënt ook nu blijven deelnemen aan de maatschappij als hij/ zij daar behoefte aan heeft?
Als de cliënt niet meer naar de omgeving/buitenwereld kan, kan deze dan naar de cliënt worden gebracht?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
12
CONCEPT Schalock-domein: Rechten A. = Algemene richtinggevende vragen
Hoe is het gebruik en kennis van rechten en plichten voor de cliënt? -
Kent de cliënt de huisregels?
-
Welke huisregels zijn belangrijk voor de cliënt?
-
Met welke huisregels heeft de cliënt moeite?
-
Wat weet de cliënt van zijn rechten en plichten?
-
Gaat de cliënt wel eens stemmen?
Wordt er voldoende rekening gehouden met de privacy en rechten van de ouder wordende cliënt? (Denk bijvoorbeeld hierbij aan decorumverlies, verlies van vaardigheden, meer afhankelijk en kwetsbaar worden).
B. = Specifieke vragen bij functieverlies in relatie tot toenemende veroudering
Wat wil de cliënt bereiken of veranderen binnen het domein rechten gezien het ouder worden? -
Welke ondersteuning heeft de cliënt daarbij nodig?
Hoe wil de cliënt nu dat zijn privacy wordt gerespecteerd?
C. = Specifieke vragen bij (vermoeden van) dementie
Hoe kan de omgeving van de cliënt het recht op privacy blijven respecteren, ook als de cliënt zijn/ haar omgeving niet meer aan kan herinneren?
NGO, Regio Midden Augustus 2011
13
CONCEPT Perspectieven/Hoofddoelen Na het bespreken en het in kaart brengen van de richtinggevende vragen wordt het duidelijk wat het niveau van kwaliteit van bestaan is en waar nog wensen liggen. Deze informatie kan gebruikt worden voor het formuleren van het perspectief van de betrokken cliënt. Vanuit de praktijk zijn geluiden te horen dat het formuleren van perspectieven/hoofddoelen met betrekking tot deze doelgroep vaak als ‘lastig’ beschouwd wordt. Om een idee te geven van de diverse mogelijkheden bij het formuleren van een perspectief binnen deze doelgroep, geven wij onderstaand een twintigtal voorbeelden van perspectieven/hoofddoelen die in de praktijk toegepast/gebruikt kunnen worden. De hier geformuleerde perspectieven zijn een greep uit de dagelijkse realiteit die wij binnen de zorg voor ouderen met een verstandelijke beperking tegenkomen. Kijk welke van de beschreven perspectieven/hoofddoelen je zou kunnen gebruiken voor cliënten binnen je eigen praktijk; en maak vervolgens de vertaalslag naar hoofddoelen en werkdoelen voor de betrokken cliënt:
1. Ik word op een passende manier begeleid bij mijn achteruitgang. 2. Ik heb een voor mij zo prettig mogelijke oude dag. 3. Mijn begeleiders passen de ondersteuning per dag aan op mijn wisselende en afnemende kunnen. 4. Mijn zelfbepaling blijft overeind ook al kan ik steeds minder zelf. 5. Mijn begeleiders zoeken naar mogelijkheden om de sociale contacten zoveel mogelijk in stand te houden nu zij en ik minder kunnen. 6. Mijn begeleiders helpen mij nu mijn geheugen mij steeds meer in de steek laat. 7. Ik heb een balans tussen rust en inspanning nu ik steeds vaker moe ben. 8. Ik weet dat het niet erg is om hulp te vragen nu ik dat steeds meer nodig heb. 9. Mijn begeleiders zijn alert op mijn veiligheid gezien mijn lichamelijke achteruitgang. 10. Ik ga alleen voor dingen de deur uit waar ik zelf nog behoefte aan heb. 11. Ik kan per dag bepalen of ik naar dagbesteding/bezigheid voor ouderen ga. 12. Ik woon in een woning waar ze verstand hebben van de zorg voor ouderen. 13. Ik woon in een woning waar ik per dag kan bepalen of ik naar dagbesteding/bezigheid voor ouderen ga. 14. Mijn begeleiders bieden mij geborgenheid door zoveel mogelijk zaken (omgeving/structuur) voor mij herkenbaar te houden. 15. Mijn begeleiders bieden mij zoveel mogelijk houvast door het mij bekende dagritme aan te houden. 16. Ik geniet samen met mijn begeleiding/huisgenoten/familie van mijn onvermoede kanten. 17. Nu ik steeds erger ziek word, zorgt mijn begeleidingsteam dat ik zo weinig mogelijk pijn heb. 18. Mijn begeleiders weten om te gaan met het feit dat ik steeds minder eetlust heb omdat ik ouder ben. 19. Ik heb de juiste hulpmiddelen tot mijn beschikking, nu mijn stafunctie steeds meer afneemt.
NGO, Regio Midden Augustus 2011
14
CONCEPT 20. Mijn begeleiders accepteren het feit dat ik steeds minder behoefte heb om het huis te gaan/activiteiten te ondernemen. 21. Ik heb dagbesteding waar ik plezier in heb. 22. Ik heb dagbestedingsactiviteiten die aansluiten bij mijn wensen. 23. Ik heb ervaring met alle activiteiten die mijn dagbesteding aanbieden.
NGO, Regio Midden Augustus 2011
15
CONCEPT Aan de totstandkoming van dit document is meegewerkt door:
Esther Scholten-Huisman, Fatima Zorg
Dineke Eradus, Marianne Driljo en Annefleur de Kock, Reinaerde
Marije Prinsen, Louise Roos en Reggy Gargosky, ’s Heeren Loo
Margot Lijnse en Mara Brand, Stichting Zozijn
NGO, Regio Midden Augustus 2011
16