GEHANDICAPTENZORG
ABVAKABO FNV ■ CNV Publieke Zaak ■ FHZ ■ NU’91 ■ VGN
De aantrekkingskracht van de gehandicaptenzorg De identiteit en het arbeidsmarktimago van de gehandicaptenzorg
Gehandicaptenzorg
Inhoudsopgave Voorwoord
6
Samenvatting
7
1 2
Inleiding Onderzoeksopzet 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Fase 1: Desk research en kwalitatief onderzoek werkgevers en experts Fase 2: Kwalitatief onderzoek onder werknemers Fase 3: Kwalitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten Fase 4: Kwantitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten Ergo
Algemene inleiding 1 2 3 4 5
Achtergrond en doelstelling Onderzoeksprobleemstelling en theoretisch kader Onderzoeksdoelgroepen Onderzoeksopzet en -methodiek Opbouw rapport
Fase 1:desk research en kwalitatief onderzoek onder werkgevers en experts 1 2 3 4 5
2 3
7 9 10 12 13
15 15 15 17 17 18
19
Inleiding: onderzoeksdoelgroep Het probleem: personeelstekort
19 19
2.1 2.2
19 19
Instroom Uitstroom
De identiteit van de gehandicaptenzorg
20
3.1 3.2
20 21
Positieve kenmerken Negatieve kenmerken
Beeldvorming Aanknopingspunten voor promotie van de gehandicaptenzorg
Fase 2: kwalitatief onderzoek onder werknemers in de gehandicaptenzorg 1
7 7
22 23
24
Inleiding
24
1.1 1.2 1.3 1.4
24 24 24 24
Doelstelling Uitvoering Gespreksopzet Leeswijzer
Hoe is men in de gehandicaptenzorg terechtgekomen
25
2.1 2.2
25 26
De start: gerichte keuze of niet? Keuzemotieven en verwachtingen vooraf
Beleving van het werk: relatie met de cliënt
27
3.1 3.2
4 5 6 7 8 9 10
Positieve punten Negatieve punten
Beleving van het werk: de dagelijkse werkzaamheden
29
4.1 4.2
29 30
Positieve punten Negatieve punten
Beleving van het werk: de organisatie
31
5.1 5.2
31 31
Positieve punten Negatieve punten
Beleving van het werk: de arbeidsvoorwaarden
32
6.1 6.2
32 32
Positieve punten Negatieve punten
Beleving van het werk: beroepsstatus
33
7.1
33
Negatieve punten
Onderscheid met andere zorgdisciplines De (eigen) toekomst in de gehandicaptenzorg
34 34
9.1 9.2
34 35
Redenen om ander werk te gaan zoeken Gesignaleerde vertrekredenen
Conclusies en aanbevelingen
35
10.1 Conclusies 10.2 Ergo
35 36
Fase 3: kwalitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten 1
2
3
4
27 28
38
Inleiding
38
1.1 1.2 1.3 1.4
38 38 39 39
Doelstelling Uitvoering Gespreksopzet Leeswijzer
Hoe is men tot de studie- en beroepskeuze gekomen
39
2.1 2.2 2.3
39 40 41
De startsituatie Belangrijke redenen om te kiezen voor de zorg Keuze voor gehandicaptenzorg
Het ideaalbeeld van de toekomstige baan
42
3.1 2.2 3.3 3.4
42 44 45 45
Belangrijkste kenmerken (spontaan) Overige belangrijke kenmerken (geholpen) Welke kenmerken mag de ideale baan niet hebben? Onderscheid tussen verschillende opleidingen en studierichtingen
Het arbeidsmarktimago van de gehandicaptenzorg en andere zorgdisciplines
46
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
46 46 48 49 49
Beeld van het werk in een ziekenhuis (spontaan) Beeld van het werk in een bejaardentehuis (spontaan) Beeld van het werk in een gehandicapteninstelling (spontaan) Beeld van het werk in een instelling voor kinderopvang (spontaan) Positieve en negatieve kenmerken van de verschillende zorgdisciplines (geholpen)
5
6 7
Onderscheid tussen verschillende opleidingen en studierichtingen
52
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
52 53 53 53 53 53
HBO-V SPH MBO BOL/Verzorgende 3 en verpleegkunde 4 MBO BOL/SPW MBO BBL (VZ/VP en SPW) Welzijn versus zorg: (on)regelmatige diensten
Onderscheidende kenmerken gehandicaptenzorg Conclusies en aanbevelingen
53 54
7.1 7.2
54 56
Conclusies Ergo
Fase 4: kwantitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten 1
2 3 4
5
Inleiding
58
1.1 1.2 1.3 1.4
58 58 59 61
Doelstelling Methode en opzet Steekproefverantwoording Leeswijzer
Kenmerken van de ideale baan
61
2.1 2.2
62 66
MBO HBO
Arbeidsmarktimago
67
3.1 3.2
68 72
MBO HBO
Arbeidsmarktimago afgezet tegen ideaalbeeld
77
4.1 4.2 4.3
77 82 86
MBO HBO Ergo
Keuze voor de sector en relatie met ideaalbeeld en imago
87
5.1 5.2 5.3
87 87 89
De eerste keus van MBO-ers en HBO-ers MBO-ers en de keus voor gehandicaptenzorg HBO-ers en de keus voor de gehandicaptenzorg
Conclusies en aanbevelingen 1 2
58
Samenvattende conclusies Ergo
91 91 92
Voorwoord Voor u ligt het rapport ‘Aantrekkingskracht
Behoud start met goede beeldvorming van de branche
Gehandicaptenzorg’. Een rapport dat antwoord geeft op
onder studenten die op het punt staan hun keuze te
de vraag “Wat maakt werken in de gehandicaptenzorg
maken voor een beroep. Door een realistisch beeld te
aantrekkelijk en wat maakt het zo uniek?”
creëren voorkom je dat mensen na korte tijd afhaken, omdat het werk niet dat is wat ze hadden verwacht.
In de Gehandicaptenzorg verliet in 2002 ruim één op de
Een realistisch beeld mag niet afschrikken, maar
zes werknemers de instelling. Deels gingen deze mensen
stimuleert de juiste keuze, vóór deze branche. Een beeld
weer binnen de branche aan de slag. Maar liefst 49%
dat uitdagend maar vooral ook uniek is voor de
zocht echter een baan in een ándere branche binnen de
Gehandicaptenzorg, is daarom een belangrijke manier
zorgsector en ging dan ook voor de branche verloren.
om zowel instroom als behoud duurzaam te verbeteren.
Wanneer we uitgaan van een groeiscenario met betrekking
Maar wat maakt nu dit onderzoek zo aantrekkelijk en uniek?
tot de werkgelegenheid in de gehandicaptenzorg van
Met een praktische probleemstelling, marketingstrategie als
5,5%, dan zullen met name op SPW niveau 3 knelpunten
invalshoek, een brede blik en de nodige nuance biedt het
ontstaan. Temeer daar op SPW niveau 3 de concurrentie
onderzoek concrete aanknopingspunten voor beleid. Die
met de kinderopvang moet worden aangegaan.
resultaten zijn de input geweest voor het ontwikkelen van een communicatiestrategie met zeer concrete voorstellen
Kortom: het grote verloop, de ‘concurrentie’ met andere
voor het vormgeven van de communicatie naar de doel-
branches binnen Zorg en Welzijn, leidt tot een hoge ver-
groep.
vangingsvraag en de verwachte groei leidt tot een hoge uitbreidingsvraag.
Het rapport “Aantrekkingskracht van de Gehandicaptenzorg” kunt u direct in uw instellingspraktijk
Dat betekent nogal wat voor de branche. Reden om aan-
toepassen. Ik verzoek u ook in uw instelling de resultaten
dacht te geven aan de profilering van de branche en gericht
van dit onderzoek in concrete acties om te zetten!
te werken aan behoud en instroom van medewerkers. Je kunt behoud stimuleren aan de “achterkant” en aan de
Pieter Paardekooper
“voorkant”. Met behoud stimuleren aan de “achterkant”
programmamanager Onderzoek en Effectmeting
bedoel ik voorkomen dat de huidige werknemers de bran-
Sectorfondsen Zorg en Welzijn
che verlaten. De gedachte die aan dit onderzoek ten grondslag ligt past bij het stimuleren van behoud aan de “voorkant”. Het stimuleren van behoud aan de “voorkant” betekent het realiseren van een duurzame instroom.
6
Samenvatting 1
Inleiding
sector potentiële werknemers te bieden heeft. • Het ideaalbeeld van de potentiële werknemers ten
In opdracht van de Sectorfondsen Zorg en Welzijn heeft
aanzien van een (loop)baan.
Ergo een onderzoek uitgevoerd naar het arbeidsmarktima-
• Het arbeidsmarktimago van de gehandicaptensector.
go van de gehandicaptensector. Het onderzoek is uitge-
• Het arbeidsmarktimago van andere zorgsectoren waar-
voerd in vier fases:
mee de gehandicaptenzorg concurreert.
• Desk research en kwalitatief onderzoek onder werkgevers en enkele branche-experts. • Kwalitatief onderzoek onder werknemers in de gehandicaptensector. • Kwalitatief onderzoek onder studenten aan beroepsopleidingen (zorg en welzijn). • Kwantitatief onderzoek onder studenten aan beroepsopleidingen.
De identiteit van de sector is vastgesteld in individuele gesprekken met werknemers en groepsgesprekken met werknemers. Het ideaalbeeld ten aanzien van de loopbaan en het imago van de gehandicaptenzorg en drie concurrerende zorgsectoren is vastgesteld in groepsgesprekken met studenten aan zorg- en welzijnsopleidingen (MBO en HBO) en door middel van een schriftelijke enquête onder dezelfde doelgroep.
Het onderzoeksproject is uitgevoerd tussen november 2002 en juli 2003. Hieronder volgt een korte beschrijving van de onderzoeksopzet en een samenvatting van de
2.1 Fase 1: Desk research en kwalitatief onderzoek werkgevers en experts
belangrijkste onderzoeksresultaten en conclusies. Per fase wordt eerst kort de aanpak beschreven waarna de
2.1.1 Aanpak
resultaten worden gepresenteerd.
Er zijn kwalitatieve, telefonische interviews gehouden met directeuren, hoofden P&O en opleidingsfunctionarissen
2
Onderzoeksopzet
van gehandicaptenzorginstellingen, met enkele opleidingscoördinatoren van ROC’s en met enkele medewerkers van
Doel van het onderzoeksproject was om input te genere-
bemiddelingsorganisaties. Daarnaast is een aantal relevante
ren voor de ontwikkeling van een communicatiestrategie
publicaties bestudeerd.
voor de gehandicaptensector en aanknopingspunten te bieden voor het wervingsbeleid van individuele instellingen.
2.1.2 Resultaten en conclusies De problematiek van personeelstekorten
De kern van de communicatiestrategie bestaat uit een
De mate waarin een personeelstekort wordt ervaren, loopt
positionering van de gehandicaptenzorg waarin zoveel
sterk uiteen. Bij sommige instellingen bestaat een nijpend
mogelijk nadruk ligt op de ‘unieke kenmerken’ van de sector
personeelstekort, zowel door geringe instroom als door
èn die zo goed mogelijk aansluit bij de verwachtingen van
uitstroom. Bij andere instellingen wordt nauwelijks een
de wervingsdoelgroep. In de onderzoeksopzet stonden vier
personeelsprobleem ervaren.
‘positioneringselementen’ centraal:
Relatief lage salarissen worden als belangrijke oorzaak van
• De identiteit of het zelfbeeld van de sector. Hieruit
gebrekkige instroom gezien. Niet dat salaris op zich het
wordt afgeleid wat de sector eigen is en dus ook wat de
belangrijkste motief voor de doelgroep vormt, maar de 7
grootte van het verschil in salaris met sommige andere
- Alle facetten van het leven van cliënten meemaken,
branches vormt een symbool van geringe maatschappe-
vaak in uitvergrote vorm: vreugde, verdriet, liefde,
lijke waardering en heeft daardoor een negatief effect op
woede, humor et cetera.
de instroom.
- Gezelligheid en huiselijkheid. - Het (langzaam) vooruitgang kunnen boeken met cliënten.
Daarnaast vormen volgens sommige werkgevers de onre-
- Afwisseling in het werk.
gelmatige werktijden in de 24-uurszorg een factor die
- Teamwork maar ook relatief veel individuele vrijheid bij
sommige potentiële werknemers afschrikt. Bij de dagbesteding ervaren zij minder problemen met instroom.
het invullen van de functie. - Kleinschaligheid. - Een zekere flexibiliteit ten aanzien van het aantal te
Ook de ernst van de uitstroomproblematiek loopt sterk
werken uren en de werktijden. Vooral voor jonge werk-
uiteen. Naast ‘levensveranderingen’ zoals verhuizing,
nemers kunnen onregelmatige werktijden een pluspunt
huwelijk en geboorte, worden de volgende oorzaken van
zijn.
uitstroom genoemd: - Onregelmatige werktijden.
Negatieve kenmerken:
- ‘Job-hop-gedrag’: men kiest voor de zorg maar
- Onregelmatige werktijden (in de 24-uurszorg/woon-
oriënteert zich nog op diverse takken. (De helft van de ‘vertrekkers’ in de gehandicaptensector gaat in een andere zorgdiscipline werken). - Hoge werkdruk. - De te behalen progressie met cliënten blijft achter bij (onrealistische) verwachtingen. - Tekort aan (levens)ervaring voor het dragen van relatief zware verantwoordelijkheid. - Onvoldoende mogelijkheden voor persoonlijke ontplooiing. - Onvoldoende loopbaanperspectief. - Te weinig mogelijkheden voor het volgen van cursussen.
begeleiding), vooral voor moeders met jonge kinderen - Claimgedrag van cliënten (de keerzijde van de intensieve persoonlijke relatie) - Confrontatie met complexe levensvragen rond relaties en seksualiteit - Confrontatie met agressief gedrag van cliënten - Het werk kan lichamelijk zwaar zijn - Voor agogisch opgeleiden geldt dat het werk vaak meer verzorgende en verplegende activiteiten omvat dan verwacht - Lage salarissen (vooral in vergelijking met de ziekenhuizen en de psychiatrie) - Gebrek aan maatschappelijk aanzien van het werk.
De identiteit van de sector
Daarmee gepaard gaat ook een onduidelijke beroeps-
De identiteit van de gehandicaptenzorg komt tot uitdruk-
status en gebrek aan herkenbare identiteit.
king in de volgende positieve en negatieve kenmerken van de sector:
Beeldvorming Werkgevers en experts geven vaak aan dat ongunstige of
8
Positieve kenmerken:
ongenuanceerde beeldvorming succesvolle instroom in
- De langdurige persoonlijke relaties met cliënten.
de weg staat. De gehandicaptensector wordt ofwel geas-
- Het werkelijk iets kunnen betekenen voor de cliënten.
socieerd met negatieve stereotypes (kwijlende mensen,
agressief gedrag) of met eenzijdig positieve stereotypes,
Werkbeleving: de relatie met de cliënt
zoals verpersoonlijkt door de Jostiband. De laatste stereo-
De individuele relatie met de cliënt is voor de werknemers
typering kan leiden tot teleurstelling wanneer later in het
de belangrijkste bron van arbeidssatisfactie. Dit is niet
werk niet alles vrolijkheid blijkt, maar kan ook instroom
alleen gebaseerd op de dankbaarheid van de cliënten maar
beperken doordat men van het werk een beeld krijgt dat
ook op de uitdaging om met mensen om te gaan van wie
weliswaar vrolijk is maar weinig uitdagend.
het gedrag vaak onvoorspelbaar is en van wie de handicaps soms zo belemmerend zijn dat die een voortdurende
2.2 Fase 2: Kwalitatief onderzoek onder werknemers
uitdaging vormen voor de begeleiders. Werkbeleving: het vak
2.2.1 Aanpak
Werknemers in de gehandicaptenzorg zijn trots op hun
Er zijn vier groepsdiscussies gehouden met werknemers
vak. Het werk in de gehandicaptenzorg is een vak waar-
van gehandicaptenzorginstellingen in de provincies
voor men het nodige ‘in huis’ moet hebben. Hoewel het
Utrecht en Noord-Brabant. Aan de discussies hebben
misschien een zeker idealisme vereist, is werken in de
zowel werknemers deelgenomen die in de 24-uurszorg
gehandicaptenzorg geen roeping, maar een beroep, waar-
werkzaam zijn als werknemers die in de dagbesteding
voor men over specifieke kennis, vaardigheden en talenten
werkzaam zijn. In beide regio’s was één groep samenge-
moet beschikken. Naast de vakkennis die men zich tijdens
steld uit relatief recent ingestroomde werknemers en was
de opleiding eigen maakt, doet het werk een beroep op de
de andere groep samengesteld uit ‘oudgedienden’.
creativiteit, het improvisatievermogen en de inventiviteit van de werker.
2.2.2 Resultaten en conclusies Het startpunt van de loopbaan
Het beroepsimago
Globaal zijn drie groepen mensen te onderscheiden die
Het beroepsimago is ongunstig en slecht ingevuld. De
destijds op verschillende wijzen tot een keuze kwamen
buitenwereld heeft een beperkt – en vaak onjuist – beeld
voor de gehandicaptenzorg:
van het werk in de gehandicaptenzorg. Hoewel werknemers
1. een groep mensen bij wie ‘het toeval’ een grote rol
van mening zijn dat werken in de gehandicaptenzorg een
speelde;
mooi beroep is, voelen zij zich door de buitenwereld onbe-
2. een groep mensen die kozen voor de zorg in het algemeen;
grepen en ondergewaardeerd. Het heersende beeld van
3. een (kleinere) groep mensen die specifiek voor de
de werknemer in de gehandicaptenzorg is dat van ‘goed-
gehandicaptenzorg koos.
doeners’ die ‘leuke dingen’ doen met zielige (of vieze) gehandicapten. Lage salarissen bevestigen de geringe
De meeste werknemers zijn min of meer toevallig het
beroepsstatus.
werk met gehandicapten ingerold. Een klein deel heeft een bewuste keuze gemaakt, vaak op basis van ervaringen
Ook van de doelgroep heeft de gemiddelde buitenstaan-
met gehandicapten (bijvoorbeeld in de familie, of omdat
der een zeer beperkt en vaak foutief beeld. De doelgroep
vrienden of kennissen het werk deden).
‘gehandicapten’ is bijzonder divers, zowel qua zwaarte van de handicap als qua soort handicap of de combinatie van 9
verschillende handicaps, waardoor men eigenlijk nauwelijks
ze te betekenen. Dit vormt een bron van voldoening en
in algemene termen kan spreken over ‘de gehandicapte’.
eigenwaarde. Studenten verpleegkunde kiezen ook uit
De werknemers in de gehandicaptenzorg hebben zelf ook
interesse voor de medische kant van het werk. De specifie-
moeite om een juist beeld te schetsen van hun werk en de
ke keuze voor de gehandicaptenzorg wordt meestal
doelgroep. Ook zij slagen er nauwelijks in om de onder-
gemaakt vanuit ‘zachte argumenten’, zoals de directe,
scheidende kenmerken van de gehandicaptenzorg weer te
persoonlijke relaties met gehandicapten, de wijze waarop
geven. Volgens hen is het belangrijk om het werk zichtbaar
zij hun dankbaarheid uiten en de wens om gehandicapten
te maken; ‘te laten zien’.
te helpen en te verzorgen. Soms speelt idealisme hierbij een rol.
Kenmerken van de identiteit De belangrijkste kenmerken van de identiteit die uit de
De ideale baan
groepsgesprekken met werknemers naar voren komen, zijn:
Kenmerken van een ideale baan die spontaan naar voren
- Intensieve en langdurige relaties met cliënten.
worden gebracht, zijn vooral:
- Professionaliteit (vakkennis en vaardigheden).
- Waardering en dankbaarheid.
- Vrijheid om tot op zekere hoogte zelf invulling te geven
- Mensenwerk (contact hebben met mensen).
aan het werk. - Veel verantwoordelijkheid.
- Afwisseling (in activiteiten en in contacten). - Teamwork in een prettige werksfeer (een gezellig en
- Uitdaging en beroep op creativiteit.
stimulerend team waar men respectvol met elkaar
- Zelfontplooiing.
omgaat).
- Onvoorspelbaarheid.
- Een goed salaris.
- Afwisseling in activiteiten (vooral woonbegeleiding). - Het helpen vormgeven van het dagelijkse leven van cliënten. - Gezelligheid en vrolijkheid.
Ook het doen van ‘zinvol werk’, ontplooiingsmogelijkheden en doorgroeimogelijkheden zijn kenmerken van de ideale baan. Het beroepsimago is ook van belang, hoewel men dit vaak niet meteen toegeeft. Wanneer een bepaalde
2.3 Fase 3: Kwalitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten
mate van vakkennis vereist is, komt dit het beroepsimago
2.3.1 Aanpak
Het imago van de gehandicaptenzorg
Er zijn acht groepsdiscussies gehouden met studenten aan
Positieve kanten van het arbeidsmarktimago van de
MBO- en HBO-opleidingen in zorg- en welzijnsrichtingen
gehandicaptenzorg zijn vooral:
(VZ3, VP4, SPW3/4, HBO-V en SPH).
- De doelgroep is bijzonder, het zijn geen doorsnee
ten goede.
mensen. De contacten zijn langdurig, intensief en direct 2.3.2 Resultaten en conclusies Startmotieven De belangrijkste reden om te kiezen voor de zorg in het algemeen is de wil om voor mensen te zorgen en iets voor 10
en dankbaarheid wordt vaak en rechtstreeks geuit. - Het werk is zinvol want gehandicapten zijn afhankelijk van professionele zorg. - Het beeld bestaat dat het werk vrolijk en gezellig is.
- Het werk is afwisselend, zowel door de activiteiten als
Negatieve kenmerken zijn:
door het onvoorspelbare gedrag van de cliënten. Dit
- Hoge werkdruk en stress (voor sommigen juist positief).
doet een beroep op de inventiviteit van de zorgverlener.
- Kortstondige relaties met de doelgroep.
- Het team vormt een belangrijke bron van stimulans en
- De enigszins ‘steriele’ sfeer.
ondersteuning. - Er is daarnaast ook betrekkelijk veel vrijheid om zelf invulling te geven aan het werk.
Het imago van de ouderenzorg Het beeld van het werk in de ouderenzorg wordt in positieve zin vooral bepaald door:
Negatieve kanten van het imago van de sector zijn:
- Een warme sfeer (veel verhalen en gezelligheid).
- Het werk is af en toe fysiek en geestelijk zwaar door
- Het begeleiden van de laatste levensfase van cliënten
personeelstekort en het soms problematische gedrag
(voor sommigen aantrekkelijk).
van cliënten (agressie). - Volgens sommigen (vooral HBO-V’ers) is het werk weinig
Negatieve aspecten zijn:
afwisselend en biedt het onvoldoende uitdagende
- Hoge werkdruk.
medische handelingen.
- Een laag salaris.
- Het salaris en de doorgroeimogelijkheden worden niet gunstig beoordeeld. - De mate waarin vakkennis vereist is, lijkt gering doordat
- Gebrek aan doorgroeimogelijkheden. - Weinig afwisseling in het werk en weinig ruimte om er zelf invulling aan te geven.
in de sector ook ongediplomeerden werkzaam zijn. - Een deel van de studenten vindt de doelgroep niet
Het imago van de kinderopvang
aantrekkelijk. Hun beeld van gehandicapten wordt
Het werk in de kinderopvang wordt gezellig gevonden en
(net als bij buitenstaanders) bepaald door clichés:
de omgang met kinderen is een belangrijk pluspunt. Een
'kwijlende en vieze mensen’ of ‘de Jostiband’.
aantrekkelijke kant is ook de opvoedende rol die men heeft. Negatief is het gebrek aan uitdaging en diepgang.
Het imago van het ziekenhuis
De arbeidsvoorwaarden komen van alle disciplines bij de
Positieve kanten van het werk in het ziekenhuis zijn:
kinderopvang het minst positief uit de bus.
- Uitdagend, spannend werk (vooral volgens verpleegkundigen, en in het bijzonder HBO-V-ers). Hoge werkdruk,
Verschillen tussen de studentengroepen
snelle wisseling van patiënten en hectiek dragen
De belangrijkste verschillen die naar voren zijn gekomen, zijn:
hieraan (voor een deel van de studenten) positief bij.
• HBO-ers (en vooral HBO-V’ers) zijn meer carrièrege-
- Interessante medische handelingen. - De doorgroei- en specialisatiemogelijkheden. - Het salaris en de hoge beroepsstatus (in vergelijking met andere zorgdisciplines).
richt zijn dan MBO-ers. • Medische handelingen in het werk zijn belangrijker voor HBO-V’ers dan voor lager opgeleide studenten verpleegkunde. • Zorgstudenten vinden onregelmatige diensten prettiger dan welzijnstudenten.
11
2.4 Fase 4: Kwantitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten
• BBL-studenten hechten meer dan BOL-studenten belang aan voldoening uit het werk, inhoud van het werk, beloning en zelfstandigheid. De hogere eisen die
2.4.1 Aanpak
BBL-ers stellen, zijn te verklaren uit hun hogere
Er is een schriftelijke enquête uitgevoerd onder MBO- en
gemiddelde leeftijd en grotere werk- en levenservaring.
HBO-studenten. Er zijn ruim 3.000 vragenlijsten verstuurd
Dit geldt ook voor deeltijdstudenten van de HBO-oplei-
naar opleidingscoördinatoren van MBO- en HBO-instellin-
dingen maar bij hen komt daar een nog sterkere nadruk
gen. De studiecoördinatoren hebben gezorgd voor de ver-
op carrièreperspectief en arbeidsvoorwaarden bij.
spreiding van de vragenlijsten onder studenten aan de zorg- en welzijnsopleidingen. Er zijn 871 ingevulde
Arbeidsmarktimago
vragenlijsten teruggestuurd. De respons was 28% (MBO: 36%, HBO: 20%).
Basiskenmerken van de zorgsector Een drietal kenmerken dat van groot belang is voor de
2.4.2 Resultaten en conclusies
studenten, blijkt van toepassing op alle vier de onderzochte
Ideaalbeeld
disciplines. Het betreft de volgende kenmerken:
• Goede werkomstandigheden, persoonlijke voldoening
- Zinvol werk doen.
en ontwikkeling en zingeving zijn cruciaal voor het
- Waardering krijgen.
ideaalbeeld. Teamwork en gezelligheid, zinvol werk doen,
- Teamwork.
vooruitgang boeken met cliënten, waardering krijgen en jezelf kunnen ontplooien, vormen zowel voor MBO-
Deze kenmerken kunnen worden gezien als basiskenmerken
als HBO-studenten de belangrijkste kenmerken van de
van de hele zorgsector, waarmee afzonderlijke disciplines
ideale (loop)baan. Aspecten die te maken hebben met
zich niet kunnen onderscheiden.
beroepsstatus scoren laag, maar zoals in het kwalitatieve onderzoek bleek, is dit vaak slechts schijn. Achter een
Kenmerken van afzonderlijke zorgdisciplines
initiële onverschillige reactie gaat vaak een grote gevoelig-
• De gehandicaptenzorg wordt gezien als werkkring waar
heid voor de mening van de buitenwereld schuil. • MBO-studenten zorg kennen in het algemeen meer
intensieve relaties met cliënten, het meemaken van
belang toe aan de loopbaankenmerken dan studenten
alle aspecten van het dagelijks leven en het beroep op
welzijn. Wellicht is dit te verklaren doordat zorgstuden-
creativiteit zijn kenmerken die bij de gehandicaptenzorg
ten een bewustere studie- en beroepskeuze lijken te
sterker naar voren komen dan bij de andere sectoren.
maken dan SPW-studenten. Zorgstudenten vinden
12
veel gezelligheid te verwachten valt. Het hebben van
• Het ziekenhuis heeft zowel onder MBO- als HBO-stu-
vooral aspecten belangrijker die te maken hebben met
denten een gunstig arbeidsmarktimago. Aspecten op
beroepsstatus, het doen van cursussen en vakkennis.
het gebied van arbeidsvoorwaarden; doorgroeimogelijk-
Dit komt overeen met een uitkomst uit de derde fase
heden en cursussen kunnen doen, komen sterk naar
van dit onderzoek: zorgstudenten leggen de nadruk op
voren in het imago. Daarnaast zijn de kenmerken
hun interesse in verpleegkundige handelingen en de
uitdaging en afwisseling, en het beroep op vakkennis,
ontwikkeling van medische vakkennis.
nadrukkelijk aanwezig in het imago van ziekenhuis.
De beroepsstatus in het ziekenhuis is gunstiger dan in
• De kinderopvang heeft vooral op het kenmerk vooruit-
de andere sectoren. Zwakke punten in het imago zijn:
gang boeken met cliënten een voorsprong op de gehan-
relatief weinig gezelligheid en de relatief geringe
dicaptenzorg. Daarnaast vormt de doelgroep ‘kinderen’
intensiteit van de relaties met patiënten.
een belangrijke trekker.
• De ouderenzorg heeft het minst sterke imago. In grote
• Ten opzichte van de ouderenzorg heeft de gehandicap-
lijnen zijn de pijlers waarop de ouderenzorg steunt
tenzorg een gunstige positie. Het imago van de gehan-
dezelfde als van de gehandicaptenzorg maar deze zijn
dicaptenzorg lijkt in grote lijnen op dat van de
minder sterk. MBO-studenten uit de zorgrichtingen
ouderenzorg, maar is over de gehele linie gunstiger.
denken wat positiever over het imago van de sector dan welzijnsstudenten. Daarentegen hebben SPH-
2.5 Ergo:
studenten een beduidend positiever beeld van de sector dan HBO-V-studenten. • De kinderopvang heeft onder SPW-ers en SPH-ers een
In de beeldvorming rond de gehandicaptenzorg is winst te behalen met het benadrukken van de kenmerken afwisse-
positief imago. Belangrijke pijlers van het imago zijn:
ling en vooruitgang boeken met cliënten. Deze aspecten
gezelligheid, het boeken van vooruitgang en het beroep
maken deel uit van de identiteit en worden door studen-
op creativiteit. (Deze sector is niet aan de zorgstudenten
ten belangrijk gevonden, maar komen onvoldoende uit de
voorgelegd).
verf in het imago van de gehandicaptenzorg.
• Studenten (zowel MBO als HBO) die kiezen voor de gehandicaptenzorg onderscheiden zich van studenten
Het aspect uitdagingen is een sterk element in het imago
die een andere discipline kiezen, door een hogere score
van het ziekenhuis en komt bij de gehandicaptenzorg min-
op alle imagokenmerken behalve salaris en regelmatige
der sterk naar voren. Wellicht kan in de communicatie het
werktijden. De grootste verschillen worden gevonden
aspect afwisseling gecombineerd worden met het aspect
bij de kenmerken afwisseling en uitdaging.
uitdagingen.
Concurrentiepositie
Er is ook winst te behalen met het beter belichten van
De positie van de gehandicaptenzorg ten opzichte van de
de aspecten zelfstandig werken en verantwoordelijkheid
drie andere zorgsectoren laat zich als volgt omschrijven:
hebben. In de communicatie zal wel duidelijk moeten
• Het ziekenhuis onderscheidt zich positief ten opzichte
worden gemaakt dat teamwork de basis is, maar dat men
van de gehandicaptenzorg door de te behalen vooruit-
tegelijkertijd ook zelfstandig werkt, beslissingen neemt en
gang met cliënten, doorgroeimogelijkheden, salaris,
eigen verantwoordelijkheid heeft. Op dit gebied kan de
afwisseling, het beroep op vakkennis en de hogere
gehandicaptenzorg zich zo gunstiger positioneren ten
beroepsstatus. Vooral bij HBO-V’ers is het ziekenhuis
opzichte van het ziekenhuis.
een moeilijk verslaanbare concurrent, vooral door de (variatie aan) verpleegkundige handelingen. Daar staat
Een belangrijk probleem is de geringe maatschappelijke
tegenover dat de gehandicaptenzorg meer gezelligheid
status van de sector. Dit wordt versterkt door de ogen-
en intensievere relaties met cliënten biedt dan het
schijnlijk geringe eisen aan de vakbekwaamheid van
ziekenhuis.
verzorgenden (er werken ongediplomeerde mensen in de 13
sector) en door het beperkte beeld van de doelgroep en het werk (‘voor neuzen afvegen heb je geen diploma nodig’). Dit bevestigt het belang van het in beeld brengen van de veelvormige doelgroep, waardoor tegelijkertijd getoond kan worden welke kwaliteiten en welke vakkennis werknemers in de gehandicaptenzorg moeten bezitten. Samengevat: Gehandicaptenzorg: een vak apart. Uit dit onderzoek blijkt geen aanleiding om in de communicatiestrategie sterk te differentiëren naar verschillende studentengroepen. Er zijn weinig verschillen in ideaalbeeld tussen MBO en HBO en ook het beeld van de gehandicaptensector komt in grote lijnen overeen. Tussen zorg- en welzijnsstudenten treden eveneens weinig verschillen in ideaalbeeld op. Weliswaar is er een verschil in het arbeidsmarktimago van de gehandicaptensector tussen zorg en welzijnsstudenten, maar dit verschil betreft meer het imago als geheel dan specifieke kenmerken. Uiteraard kan de concrete invulling van de communicatie per opleidingstype en/of niveau wel verschillen.
14
Algemene inleiding 1
Achtergrond en doelstelling
De tweeledige doelstelling van het onderzoek luidt als volgt:
In opdracht van de Sectorfondsen Zorg en Welzijn heeft
1 Het leveren van input voor een communicatie- en
Ergo een onderzoek uitgevoerd naar de arbeidsmarktpositie
wervingsstrategie voor de sector gehandicaptenzorg op
van de gehandicaptensector.
basis van een zo aantrekkelijk en realistisch mogelijke arbeidsmarktpositionering binnen de zorgsector.
In de Sectorfondsen Zorg en Welzijn zijn de werkgevers-
2 Het vinden van aanknopingspunten voor het wervings-
en werknemersverenigingen in de zorg- en welzijnssector
beleid van de individuele instellingen in de gehandi-
verenigd, waarvan ook de gehandicaptenzorg deel uit-
captenzorg.
maakt. In de gehandicaptenzorg werken ruim 100.000 mensen. Dit aantal groeit als gevolg van twee belangrijke
Centraal in de strategie staat de Unique Selling
ontwikkelingen:
Proposition (USP): het geheel van eigenschappen dat de
• een verschuiving van intramurale naar extramurale zorg;
gehandicaptenzorg aantrekkelijk maakt als werkkring.
• een omslag van aanbodgestuurde naar vraaggestuurde zorg.
2
Onderzoeksprobleemstelling en theoretisch kader
Circa 18.000 vacatures per jaar moeten worden vervuld door mensen van buiten de branche1. Deze banen moeten
Op basis van de doelstelling is de volgende onderzoeks-
worden vervuld vanuit de zorg- en welzijnsopleidingen,
probleemstelling geformuleerd:
en door het rekruteren van zij-instromers en herintreders.
• Met welke onderscheidende kenmerken kan de gehandicaptensector zich het best profileren om een grotere
De arbeidsmarktcommunicatie van de gehandicaptenzorg
instroom van ‘duurzame’ werknemers te genereren?
zal de komende jaren gericht zijn op het genereren van toename en grotere duurzaamheid van het aanbod van
Anders gezegd: welke aspecten van het werk zorgen
werknemers. Met duurzaamheid wordt gedoeld op het
ervoor dat mensen in de gehandicaptenzorg willen
aantrekken van werknemers die voor langere tijd een func-
(blijven) werken?
tie in de gehandicaptenzorg vervullen. Met dit onderzoek wordt beoogd de basis te leggen voor een sterkere profile-
Met onderscheidende kenmerken worden (in dit onder-
ring van de gehandicaptenzorg. In die profilering dienen de
zoek) aspecten van werk en loopbaan bedoeld, waarmee
aantrekkelijke kanten van de gehandicaptenzorg sterk te
de gehandicaptenzorg zich onderscheidt ten opzichte van
worden uitgedragen. Tegelijkertijd moet echter worden
drie andere zorg- en welzijnsdisciplines: de ouderenzorg,
voorkomen dat nieuwe werknemers met verkeerde
het ziekenhuis en de kinderopvang.
verwachtingen instromen.
In het onderzoek is uitgegaan van de veronderstelling dat potentiële instromers in de gehandicaptenzorg een (al dan niet uitgesproken) ideaalbeeld hebben van het werkzame bestaan dat voor hen ligt. Wanneer zij moeten kiezen tussen de diverse disciplines zullen zij zich, bewust of onbewust,
1
Bron: VGN
15
laten leiden door dit ideaalbeeld. Het ideaalbeeld van de
kan worden waargemaakt, bepaalt in belangrijke mate de
(loop)baan is gedestilleerd uit de verwachtingen, ideeën
duurzaamheid van die instroom. Om na te gaan welke
en beelden bij de doelgroep.
beelden ook in de praktijk verwezenlijkt (kunnen) worden, zijn we te rade gaan bij de werkgevers en bij de huidige
De mate waarin de sector in staat is om een beeld van
werknemers.
zichzelf te creëren dat aansluit bij en inspeelt op het ideaalbeeld van de potentiële werknemers, bepaalt in
Theoretisch kader
belangrijke mate de kans op instroom. De mate waarin
Bij de opzet van het onderzoek is uitgegaan van het
het gecreëerde beeld vervolgens in het dagelijkse werk
volgende theoretische model: 1. Zelfbeeld of identiteit van de Gehandicaptenzorg onder management en huidige werknemers
2. Ideaalbeeld van werken in de zorg onder potentiële instromers 3. Imago van de Gehandicaptenzorg onder potentiële instromers
5. Unique Selling Proposition Gehandicaptenzorg
4. Imago van andere Zorgsectoren onder potentiële instromers
Ad 1. Het zelfbeeld of de identiteit van de gehandicap-
opleidingen en andere potentiële ‘instromers’ zich oriënte-
tenzorg is het geheel van kennis, ervaring en oordeels-
ren. Het is het geheel van kennis, verwachtingen, wensen
vorming over het werken in de gehandicaptenzorg. De
en idealen dat hen heeft doen besluiten een beroepsop-
identiteit vormt de basis voor een realistisch beeld dat de
leiding te gaan volgen aan een zorgonderwijsinstelling of
sector van zichzelf zou kunnen uitdragen. Het vormt ook
om zich te oriënteren op de zorgsector.
de toetssteen voor welke communicatiestrategie dan ook, die moet leiden tot duurzame instroom: een imago uit-
Ad 3. Het huidige imago van de gehandicaptenzorg
dragen dat strijdig is met de identiteit zal onvermijdelijk
bezien vanuit het beroepsperspectief van potentiële
leiden tot vroege uitstroom van instromers die hun
instromers is het geheel van kennis, ideeën, gevoelens en
verwachtingen niet zien ingelost.
beelden (inclusief misvattingen) over het werken in de gehandicaptenzorg. Potentiële instromers zullen hun beeld
16
Ad 2. Het ideaalbeeld dat potentiële werknemers heb-
van de gehandicaptenzorg afzetten tegen hun ideaalbeeld
ben van het werk in de zorgsector in brede zin, vormt het
om na te gaan in hoeverre de gehandicaptenzorg een
raamwerk van waaruit studenten aan agogische en zorg-
passende werkkring zou kunnen bieden.
Ad 4. Het huidige imago van de andere zorg- en wel-
Het gebied waar zelfbeeld, ideaalbeeld en het imago van
zijndisciplines. De andere zorgdisciplines vormen, vanuit
(uitsluitend) de gehandicaptenzorg overlappen, duidt de
oogpunt van werving, de belangrijkste concurrenten van de
USP van de sector aan, uitgaande van de huidige percepties
gehandicaptenzorg. Ook het beeld van de andere zorgdisci-
van de wervingsdoelgroep. De USP vormt het startpunt
plines wordt afgezet tegen het ideaalbeeld van het werken
voor de positionering. Het driehoekige gebied waar de pijl
in de zorg. De potentiële instromer zal in het proces van
naar wijst, duidt op kenmerken die belangrijk zijn voor de
beroepskeuze de imago’s van de verschillende zorgdisciplines
doelgroep, die deel uitmaken van de identiteit en die niet
(inclusief de gehandicaptenzorg) onderling vergelijken met
voorkomen in het imago van andere zorgdisciplines. Door
steeds het ideaalbeeld als primair referentiekader.
het uitdragen van deze potentiële USP-kenmerken kan de sector zich verder onderscheiden.
Ad 5. Door vergelijking van ideaalbeeld, identiteit en het imago van de gehandicaptensector en de concurrerende
3
Onderzoeksdoelgroepen
disciplines, kan worden vastgesteld met welke kenmerken de gehandicaptenzorg zich optimaal kan positioneren.
De identiteit is vastgesteld onder directeuren en perso-
Deze kenmerken vormen de USP. Op basis van deze ken-
neels- en opleidingsfunctionarissen en onder de huidige
merken kan een arbeidsmarktpositionering worden geko-
werknemers.
zen. De communicatiestrategie zal gericht zijn op het beïnvloeden van het imago van de gehandicaptenzorg
Het ideaalbeeld van de zorg en het huidige imago van
onder potentiële instromers door deze kenmerken te
de gehandicaptenzorg en de andere zorgdisciplines is
benadrukken. NB: Het benadrukken van de USP in de com-
vastgesteld onder MBO- en HBO-studenten:
municatie betekent uiteraard niet het weglaten van ande-
• studenten Verzorgende VZ3 (BOL en BBL)
re, misschien minder onderscheidende maar voor de
• studenten Verpleegkunde 4 (BOL en BBL)
doelgroep even relevante aspecten.
• studenten HBO-V (voltijd, deeltijd, duaal) • studenten SPW 3 en 4 (BOL en BBL)
Hieronder wordt nog eens schematisch weergegeven hoe
• studenten SPH (voltijd, deeltijd/duaal)
de USP tot stand komt.
Zij-instromers en herintreders volgen meestal een BBL-opleiding (MBO) of een duale opleiding (HBO).
Potentiële USP-kenmerken
4 Zelfbeeld gehandicaptenzorg (identiteit)
Ideaalbeeld wervingsdoelgroep
Onderzoeksopzet en -methodiek
Uitgaande van de doelstelling en de onderzoeksproblematiek is gekozen voor een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Om diepgaand inzicht te krijgen in
Imago gehandicaptenzorg
wat er leeft onder de onderzoeksdoelgroepen is kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Kwalitatief onderzoek is uitermate
Imago andere zorgdisciplines
geschikt om het scala aan aspecten die een rol spelen bij de beeldvorming in kaart te brengen. Dit is gebeurd in de 17
vorm van telefonische diepte-interviews met werkgevers en experts en groepsdiscussies met werknemers en studenten.
Fase 4: Kwantitatief onderzoek onder potentiële werknemers In deze fase is een schriftelijke enquête gehouden onder
De reikwijdte van kwalitatief onderzoek, in welke vorm
studenten aan de relevante opleidingen (zie paragraaf 3).
dan ook, heeft echter ook beperkingen. Om meer nauw-
Gezien de goede verspreidingsmogelijkheden via de oplei-
keurig uitspraken te kunnen doen over de omvang waarin
dingsinstituten was schriftelijk onderzoek de meest reële
bepaalde aspecten van de relevante imago’s die bij de wer-
optie. Telefonisch onderzoek stuit op het probleem dat
vingsdoelgroep bestaan, is onder studenten ook kwantitatief
onderwijsinstellingen, met het oog op de privacywetgeving,
onderzoek verricht.
geen bestanden van studenten verstrekken. Hetzelfde
Het onderzoek is ingedeeld in vier fases:
probleem doet zich voor bij een webenquête: hiervoor zouden eerst e-mailadressen van studenten moeten
Fase 1: Verkenning
worden verzameld.
De verkenningsfase heeft bestaan uit twee onderdelen:
De schriftelijke vragenlijst is opgesteld op basis van de
• Een korte literatuurstudie naar het soort werkzaamheden
bevindingen in fase 1 tot en met 3.
dat in de gehandicaptensector deel uitmaakt van het primaire zorgproces en naar uitstroommotieven van
5
Opbouw rapport
mensen die de gehandicaptensector verlaten. • Een telefonische verkenning onder personeelsmede-
Dit rapport bevat, naast de inleiding en de samenvatting,
werkers, opleidingsfunctionarissen en directeuren van
vier delen waarin de uitkomsten van de vier genoemde
instellingen in de gehandicaptenzorg en enkele experts,
onderzoeksfases afzonderlijk worden behandeld.
zoals studiecoördinatoren van ROC’s. In totaal zijn 16
Deel1: Desk research en verkennend onderzoek onder
semi-gestructureerde interviews gehouden.
werkgevers en branche-experts Deel 2: Kwalitatief onderzoek onder huidige werknemers
Fase 2: Kwalitatief onderzoek onder huidige werknemers In deze fase zijn vier groepsdiscussies gehouden met hui-
Deel 3: Kwalitatief onderzoek onder potentiële werknemers Deel 4: Kwantitatief onderzoek onder potentiële werknemers
dige werknemers in de gehandicaptenzorg die werkzaam zijn in het primaire proces. Er is onderscheid gemaakt tus-
Op basis van het onderzoek heeft Ergo een advies uitge-
sen vrij recent ingestroomde werknemers (1-3 jaar werk-
bracht over de richting van de communicatiestrategie en
zaam, in eerste functie) en ‘oudgedienden’ (5 jaar of langer
de wijze waarop de strategie kan worden uitgewerkt, waar
werkzaam in de gehandicaptenzorg).
mogelijk binnen bestaande projecten. Dat communicatie-advies is verwoord in een aparte notitie.
Fase 3: Kwalitatief onderzoek onder potentiële werknemers In deze fase zijn acht groepsdiscussies gehouden met BOL-studenten (MBO-Zorg- en Welzijnsopleidingen), BBLstudenten (idem) en HBO-studenten (SPH en HBO-V). 18
Fase 1: desk research en kwalitatief onderzoek onder werkgevers en experts 1
Inleiding: onderzoeksdoelgroep
2.1
Instroom
In dit deel worden de bevindingen beschreven van fase 1
Sommige instellingen zien de relatief lage salarissen, zeker
van het onderzoeksproject “De aantrekkingskracht van de
in een situatie van algemene krapte op de arbeidsmarkt,
gehandicaptenzorg”. In fase 1 zijn interviews gehouden
als een oorzaak van (te) geringe instroom. Sommige
met een aantal functionarissen van instellingen in de
experts verwijzen daarbij naar salarissen en secundaire
Gehandicaptensector en een aantal ‘externe’ experts.
arbeidsvoorwaarden in de ICT-branche. Dit mag opmerke-
Er zijn gesprekken gevoerd variërend van 20 minuten tot
lijk genoemd worden gezien de ‘afstand’ tussen beide
ruim een uur met de volgende personen:
branches en de overigens door experts meestal onder-
• vier directeuren en één oud-directeur van instellingen;
schreven aanname dat werknemers in de Zorg hun werk-
• drie hoofden P&O;
kring niet primair kiezen op basis van het salarisniveau.
• vier opleidingsfunctionarissen;
Kennelijk is de impact van alle publiciteit van de afgelopen
• twee coördinatoren van relevante opleidingen bij ROC’s;
jaren over de ICT-branche met de daarmee geassocieerde
• korte gesprekken met twee medewerkers van een
“hoge salarissen en lease-auto’s” ook in de Zorg merkbaar.
bemiddelingsorganisatie voor personeel in
Dit duidt er mogelijk op dat, ook als arbeidsvoorwaarden
(onder andere) de gezondheidszorg.
geen sterke motivator zijn om in de Zorg te (gaan) werken, het sterk achterblijven bij bepaalde andere branches een
Daarnaast is een kort gesprek gevoerd met een medewerker
negatief effect kan hebben op het (zelf)beeld van werkne-
van Prismant ter toelichting op documentatie van Prismant.
mers in de Zorg; materiële waardering wordt immers door
Naast gesprekken met bovengenoemde experts, is in deze
werknemers ook ervaren als een uitdrukking van (maat-
fase bronnenonderzoek verricht. Er zijn publicaties
schappelijke) waardering.
bestudeerd van Prismant (onder andere OSA-rapportage en
Bij een aantal instellingen wordt wel een instroomprobleem
exit-onderzoek in de zorgsector) en er is informatie verzameld
ervaren maar alleen met betrekking tot een bepaald soort
via websites van instellingen, belangenorganisaties en ROC’s.
functies. Vooral medewerkers in de 24-uurszorg (gepaard gaand met onregelmatige werktijden) zijn voor deze organisaties moeilijk te werven; werving van personeel in de
2
Het probleem: personeelstekort
dagbesteding (gunstige werktijden, vakanties vaak gelijklopend met scholen) levert vaak veel minder problemen op.
Allereerst valt op dat het personeelsprobleem door instel-
Opvallend is dat enkele functionarissen van instellingen
lingen nogal uiteenlopend wordt ervaren. Bij sommige
aangeven dat een belangrijk - zo niet het grootste - deel
instellingen is het personeelstekort nijpend, vaak door een
van de vacatures voor functies in de dagbesteding
combinatie van moeilijke werving (resulterend in gebrek-
via open sollicitaties vervuld wordt.
kige instroom) en ernstige uitstroomproblematiek. Bij andere instellingen wordt nauwelijks een personeelspro-
2.2 Uitstroom
bleem ervaren: tekort en uitstroom zijn gering; er is bij deze instellingen een natuurlijk verloop maar de instroom
De uitstroomproblematiek kan sterk in ernst variëren,
is voldoende om dit op te vangen.
soms door verschillen in feitelijke omvang van de uit19
stroom, soms door verschillen in beleving. Eén instelling
Belangrijke (aanvullende) uitstroomoorzaken die in de
meldt een verloop van 30% op jaarbasis, een andere
exit-interviews naar voren komen, zijn:
instelling meldt een verloop van circa 6%. Een directeur
• Onvoldoende mogelijkheden voor persoonlijke ontplooiing.
van een instelling bekijkt de uitstroompercentages die op
• Onvoldoende loopbaanperspectief.
centraal niveau naar buiten komen, met de nodige scepsis;
• Te weinig mogelijkheden voor het volgen van cursussen.
zijn indruk is dat die percentages overdreven worden. Verder heeft de uitstroom volgens hem vooral te maken
En in mindere mate:
met veranderingen als verhuizing, huwelijk, geboorte,
• Te geringe beloning.
en slechts in geringe mate met de ervaren kwaliteit van
• Klimaat/sfeer op het werk.
het werk. Ook andere experts noemen deze aspecten als belangrijke oorzaken van uitstroom.
Het beeld (opgeroepen door sommige experts) dat uitstroom vooral wordt bepaald door ‘huiselijke’ omstandig-
Daarnaast komen echter ook andere oorzaken naar voren:
heden en niet zozeer door de kwaliteit van het werk, moet
• Onregelmatige werktijden.
dus genuanceerd worden: de door werknemers ervaren
• ‘Job-hop-gedrag’ (men kiest voor de zorg maar
beperkte ontwikkelingsmogelijkheden en toekomstper-
oriënteert zich nog op diverse takken).
spectieven spelen een belangrijke rol bij uitstroom.
• Hoge werkdruk. • Een onvoldoende realistisch verwachtingspatroon ten aanzien van te behalen progressie met cliënten.
3
Soms lost de instelling dit op door een dag ‘meelopen’
De identiteit van de gehandicaptenzorg
onderdeel te maken van de sollicitatieprocedure zodat kandidaten beter weten wat te verwachten. • Tekort aan (levens)ervaring voor het dragen van relatief zware verantwoordelijkheid.
Hieronder worden de belangrijkste kenmerken van het werken in de Gehandicaptenzorg (zoals gezien door de experts) op een rijtje gezet. De kenmerken zijn verdeeld in positieve en negatieve kenmerken. Voor sommige kenmerken
Volgens gegevens van Prismant (op basis van exit-interviews)
geldt dat ze een positieve en een negatieve component
is het totale verloop binnen de Gehandicaptenzorg in
hebben, of dat zij door de experts als positief worden
2001 17,4%. Opvallend is dat slechts een betrekkelijk klein
gezien voor een deel van de doelgroep en als negatief
deel (in vergelijking met andere zorgsectoren) van de ver-
voor een ander deel van de doelgroep. In dat geval is
trekkers (24%) elders binnen de Gehandicaptenzorg gaat
het betreffende aspect in beide categorieën terug te
werken. Een relatief groot deel (49%) vindt werk in een
vinden.
andere zorgdiscipline. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat het totale aantal werkgevers binnen
3.1
Positieve kenmerken
de Gehandicaptenzorg relatief klein is. Er zijn weliswaar
20
veel vestigingen maar als men een nieuwe baan zoekt
De volgende positieve kenmerken worden (door meerdere
buiten de organisatie, is de keuze (binnen de eigen regio)
respondenten) met het werken in de Gehandicaptenzorg
vaak beperkt.
verbonden.
• De langdurige persoonlijke relaties met cliënten. In
• Een zekere flexibiliteit ten aanzien van het aantal te
tegenstelling tot bijvoorbeeld ziekenhuizen, maar ook in
werken uren en de werktijden. Hier stelt een ROC-ver-
vergelijking met de ouderenzorg, bouwen werknemers
tegenwoordiger overigens tegenover dat op dit punt in
in de Gehandicaptenzorg vaak zeer langdurige relaties
landen als Nieuw Zeeland, Canada en Schotland een
op. Bovendien heeft die relatie vaak een continu karakter
veel verdergaande flexibiliteit bestaat.
terwijl in andere zorgbranches vaak sprake is van een optelsom van momenten. • Het werkelijk iets kunnen betekenen voor de cliënten. Het is werk voor mensen met een roeping. Door de sterke afhankelijkheidsrelatie en het vaak onvoorwaardelijke vertrouwen in de verzorger is de relatie vaak zeer intensief. De respons en waardering die men van cliënten krijgt is navenant hoog. • ‘De menselijke maat’. Mensen die in de gehandicaptenzorg
• Onregelmatige werktijden. Voor sommige (vooral jonge) werknemers worden onregelmatige werktijden als een pluspunt gezien. Sommige instellingen gebruiken dit zelfs in hun werving. • Relatief ‘rustig’ werk, minder stress dan in sommige andere zorgdisciplines (incidenteel genoemd). • Het werk in de Gehandicaptenzorg biedt een goede basis voor een carrière in de zorg als geheel. Volgens een respondent zou de sector daar een sterk punt van
werken maken alle facetten van het leven van hun cliënten
kunnen maken, uitgaande van een visie die beroepsmo-
mee. Vooral in het werk met verstandelijk gehandicapten
biliteit en job rotation aanmoedigt.
komen bovendien alle menselijke emoties, door de ongeremdheid van de cliënten, in uitvergrote vorm naar voren:
3.2 Negatieve kenmerken
vreugde, verdriet, liefde, woede, humor et cetera. • Afwisselend werk: dagelijkse beslommeringen maar ook
Als belangrijkste negatieve kenmerken van het werken in
verjaardagen, uitjes en andere evenementen. Behalve
de Gehandicaptenzorg komen naar voren:
met de cliënt heeft men vaak ook contacten met
• Onregelmatige werktijden (in de 24-uurszorg/woonbe-
zijn/haar familie wat ook aan de afwisseling bijdraagt. • Gezelligheid en huiselijkheid. Er wordt voor en met de cliënten veelal een soort gezinssituatie gecreëerd. • Relatief veel individuele vrijheid bij het invullen van de functie. • Teamwork wordt door sommige experts als belangrijke succesfactor gezien.
geleiding). Eerder werd dit aspect als een positief kenmerk aangeduid voor jongere medewerkers. Vooral voor vrouwen met kinderen is dit aspect van het werk echter een belangrijk nadeel; ‘spitsuur’ op het werk valt meestal samen met die in het gezin. (De medewerkers die in het primaire proces werken bestaan voor 90% uit vrouwen). Overigens gelden de onregelmatige werktijden
• Kleinschaligheid.
niet voor al het werk in de Gehandicaptenzorg. Mensen
• Het (langzaam) vooruitgang kunnen boeken met cliën-
die werken in de dagbesteding, hebben uiteraard meer
ten. Uiteraard varieert de mate waarin dit mogelijk is sterk, afhankelijk van het type handicap. Bij verstandelijk en meervoudig gehandicapten gaat het vaak om heel kleine stapjes. Het vereist een speciaal soort
reguliere werktijden. • Claimgedrag van cliënten (de keerzijde van de intensieve persoonlijke relatie). • Confrontatie met complexe levensvragen. Vooral de
geduld maar mensen die dat bezitten, kunnen veel vol-
problematiek rond relaties en seksualiteit zijn vooral
doening uit het werk halen.
voor jonge medewerkers vaak confronterend, zeker 21
wanneer het leeftijdgenoten betreft. Het omgaan met
4
Beeldvorming
deze problematiek vereist een soort weerbaarheid die niet iedereen bezit.
Meerdere experts geven aan dat de beeldvorming rond de
• Confrontatie met agressief gedrag van cliënten.
Gehandicaptenzorg geslaagde werving van personeel in de
• Het werk kan lichamelijk zwaar zijn.
weg kan staan. Het beeld van de sector wordt volgens hen
• Voor agogisch opgeleiden geldt dat het werk vaak
sterk bepaald door stereotypes. Dat kunnen negatieve ste-
meer verzorgende /verplegende activiteiten omvat
reotypes zijn, zoals het beeld van kwijlende gehandicapten
dan verwacht.
of agressief gedrag. Maar ook positieve stereotypes zoals
• De ontwikkeling in de richting van vraaggerichte zorg
‘de mongolen van Paul de Leeuw’ (de Jostiband) kunnen de
brengt een accentverschuiving mee van het verzorgen
beeldvorming vertroebelen. Er kan ofwel een te positief
van cliënten naar het cliënten leren om (voor zover
beeld ontstaan waardoor men later teleurgesteld raakt,
mogelijk) voor zichzelf te zorgen. Vooral voor de wat
ofwel er kan een beeld ontstaan dat het werk met
oudere medewerkers is het soms moeilijk om die stap
(verstandelijk) gehandicapten vrolijk maar niet zo
te maken, door de ingeslepen neiging om te helpen en
uitdagend is.
te verzorgen. • Salarissen. De indruk bestaat dat beloning zeker niet
Vanuit de ROC’s klinkt het geluid dat studenten weinig of
het belangrijkste thema is, maar het wordt wel als een
geen idee hebben van wat werken in de Gehandicaptenzorg
negatief kenmerk van de Gehandicaptenzorg gezien,
inhoudt. De meeste mensen beginnen dan ook zelden aan
ook in vergelijking met sommige andere zorgdisciplines
de opleiding met het vooropgezette plan om in de
(vooral de ziekenhuizen en de psychiatrie). De salaris-
Gehandicaptenzorg te gaan werken. Men komt er eigenlijk
verschillen met banen van hetzelfde niveau in het
min of meer toevallig in terecht, bijvoorbeeld op basis van
bedrijfsleven zijn nog groter, met als meest extreme
verhalen van vrienden of kennissen.
voorbeeld de ICT-branche. • Gebrek aan maatschappelijk aanzien van het werk.
Het genoemde probleem van de geringe beroepsstatus
Daarmee gepaard gaat ook een onduidelijke beroeps-
geldt nog in sterkere mate voor allochtonen (met uitzon-
status en gebrek aan herkenbare identiteit.
dering van mensen van Antilliaanse en Surinaamse afkomst). Turkse en Marokkaanse jongeren kiezen daardoor eerder voor het werk in een andere zorgdiscipline. Volgens een ROC-medewerker is het van groot belang om ook deze bevolkingsgroepen in de Gehandicaptensector te interesseren, ook om een brug te kunnen slaan naar Turkse en Marokkaanse ouders van gehandicapte kinderen, die op dit moment min of meer ‘verborgen’ blijven.
22
5
Aanknopingspunten voor promotie van de gehandicaptenzorg
De eerder genoemde kenmerken van de identiteit van het werk in de gehandicaptenzorg bieden een flink aantal aanknopingspunten voor de (arbeidsmarkt)communicatie van de sector. Er is echter aan de respondenten ook expliciet gevraagd of zij concrete suggesties hebben waarmee het werken in de sector gepropageerd zou kunnen worden. De volgende punten kwamen naar voren: • Een belangrijke promotie/wervingsactiviteit van instellingen in de gehandicaptenzorg is de samenwerking met ROC’s in de vorm van gastcolleges door medewerkers van instellingen, excursies naar instellingen et cetera. Volgens een ROC-medewerker is de leeftijd waarop men echter besluit om in de Zorgsector te gaan werken gemiddeld circa 15 jaar. Dit impliceert dat naast de contacten met ROC’s veel nadrukkelijker contacten met VMBO-opleidingen nodig zijn om jongeren te informeren over het werk in de zorgsector c.q. de gehandicaptenzorg. Dit begint al met contacten met de decanen die, naar verluidt, te weinig van de zorgsector weten om leerlingen goed te kunnen informeren over het werk in de zorg. • Veel instellingen bieden naast de reguliere zorgopleiding (bijvoorbeeld de BBL-opleiding) speciale cursussen, zoals een cursus weerbaarheid tegen agressie. Deze extra cursussen zouden een ingang kunnen zijn om de gehandicaptenzorg sterker te profileren. • Een laatste aanknopingspunt is het meer ‘zichtbaar’ maken van gehandicapte mensen op de opleidingen, bijvoorbeeld door bewust (meer) gehandicapte werknemers aan te trekken.
23
Fase 2: kwalitatief onderzoek onder werknemers in de gehandicaptenzorg 1
Inleiding
Er is onderscheid gemaakt bij de samenstelling van de groepen tussen mensen met een langer en mensen met
In dit deel worden de resultaten beschreven van fase 2
een korter arbeidsverleden in de gehandicaptenzorg. Per
van het onderzoeksproject. In deze fase is kwalitatief
locatie is een groep met mensen uitgenodigd die relatief
onderzoek verricht onder werknemers van instellingen
recent zijn ingestroomd (1 – 3 jaar werkzaam in de gehan-
voor gehandicaptenzorg.
dicaptenzorg) en een groep met mensen die al langer werkzaam zijn in de gehandicaptenzorg (minimaal 5 jaar).
1.1
Doelstelling
De gesprekken hebben plaatsgevonden op twee locaties: te weten Utrecht en Eindhoven.
De doelstelling van fase 2 is het in kaart brengen van de kenmerken waaruit de identiteit (lees: de beleving van het
1.3
Gespreksopzet
werk) is opgebouwd. De groepsdiscussies zijn gehouden aan de hand van een
1.2
Uitvoering
gespreksrichtlijn (zie bijlage), die onder meer de volgende onderwerpen omvatte:
Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van vier groepsgesprekken met mensen die op dit moment werkzaam zijn in
• Hoe is men in de gehandicaptenzorg terechtgekomen?
de gehandicaptenzorg.
• Koos men voor de zorg in het algemeen of specifiek voor de gehandicaptenzorg?
Elk van de groepen bestond uit 7 – 10 personen. In totaal hebben 34 personen aan de gesprekken deelgenomen. Het betreft personen die werkzaam zijn in verschillende soorten instellingen, onder meer zorginstellingen voor
• Welke keuzemotieven speelden een rol bij de keuze voor de gehandicaptenzorg? • Welke verwachtingen had men van de gehandicaptenzorg vooraf?
lichamelijk, zintuiglijk, verstandelijk en meervoudig gehan-
• Beleving van het werken in de gehandicaptenzorg.
dicapten. De respondenten zijn werkzaam in intramurale,
• Het onderscheid met andere zorgdisciplines.
transmurale en semi-murale instellingen en bekleden
• Hoe kijkt men aan tegen de eigen toekomst in de
zowel agogische- als verzorgende functies. Globaal zijn twee typen functies te onderscheiden: woon-
gehandicaptenzorg?
1.4
Leeswijzer
begeleiding en dagbesteding. In de dagbesteding zijn over het algemeen mensen uit de agogische hoek werkzaam, in
In hoofdstuk 2 wordt besproken hoe de werknemers in
de woonbegeleiding ligt het zwaartepunt eerder bij men-
de gehandicaptenzorg terechtgekomen zijn en wat hun
sen uit de verzorgende beroepen, hoewel de grens tussen
motieven waren om in deze sector te gaan werken.
de twee beroepsgroepen niet altijd strikt afgebakend is.
Verder wordt ingegaan op de verwachtingen die de
In de dagbesteding zitten ook verzorgende elementen en
respondenten hadden voordat zij aan het werk gingen
bij de woonbegeleiding komen veel agogische aspecten
in de gehandicaptenzorg.
voor. 24
Na de verwachtingen en keuzemotieven is de beleving van het werk besproken in de discussiegroepen. Verschillende aspecten van het werk kwamen aan de orde en telkens zijn hiervan de plus- en minpunten in beeld gebracht.
1. een groep mensen bij wie ‘het toeval’ een grote rol speelde, 2. een groep mensen die kozen voor de zorg in het algemeen, 3. een (kleinere) groep mensen die specifiek voor de
In hoofdstuk 3 wordt de beleving van de relatie met de
gehandicaptenzorg koos.
cliënt in beeld gebracht. In hoofdstuk 4 worden de ervaringen met de dagelijkse werkzaamheden beschreven, waarna in
2.2.1 De toevalsfactor
hoofdstuk 5 ingegaan wordt op de organisatie. In hoofdstuk
Voor een groot aantal respondenten geldt dat zij ‘bij toeval’
6 komen de arbeidsvoorwaarden aan de orde en in hoofd-
in de gehandicaptenzorg zijn gaan werken. Onder hen zijn
stuk 7 wordt de beroepsstatus belicht. Hoofdstuk 8
mensen voor wie, op het moment dat zij een baan nodig
beschrijft het onderscheid met andere zorgdisciplines
hadden, de gehandicaptenzorg een tamelijk ‘gemakkelijke’
en hoofdstuk 9 gaat in op de eigen toekomst van de
optie was omdat er genoeg banen waren en het gemakke-
respondenten in de gehandicaptenzorg. Het rapport
lijk was om aan de slag te komen in deze sector. Ook wordt
wordt afgesloten met de conclusies en aanbevelingen in
gezegd dat het in het verleden niet zo moeilijk was om
hoofdstuk 10.
zonder gerichte opleiding aan het werk te gaan in de gehandicaptenzorg, waarbij dan de mogelijkheid geboden werd om alsnog een opleiding te volgen als men eenmaal
2
Hoe is men in de gehandicaptenzorg terechtgekomen
aan het werk was. “Een opleiding had ik niet, maar dat was geen punt,
Voor de beantwoording van de vraag hoe men in de
je kon zo beginnen.”
gehandicaptenzorg terecht is gekomen, is aan de deelnemers allereerst gevraagd om voor zichzelf schriftelijk een
Voor anderen was de wens om het ouderlijk huis te verlaten
vijftal redenen te noteren waarom men indertijd in de
een belangrijk motief om in de gehandicaptenzorg te gaan
gehandicaptenzorg is gaan werken. Vervolgens zijn de
werken omdat het in deze sector mogelijk was om intern
verschillende redenen en omstandigheden uitgewisseld
te gaan wonen.
en besproken in de discussiegroep. “Ik wilde thuis weg en bij ons in het dorp werd geadver-
2.1
De start: gerichte keuze of niet?
teerd voor banen in de gehandicaptenzorg. Je kon intern wonen, een opleiding doen en ook nog verdienen.”
Tijdens de gesprekken kwam een heel scala van redenen naar voren naar aanleiding van de vraag hoe men in de
Sommige mensen wilden ‘gewoon weer aan het werk’ en
gehandicaptenzorg terecht is gekomen. Globaal zijn drie
liepen volgens eigen zeggen tegen een baan in de gehan-
groepen mensen te onderscheiden die destijds op verschil-
dicaptenzorg aan, bijvoorbeeld via een Melkertbaan of via
lende wijzen tot een keuze kwamen:
een bekende die hen opmerkzaam maakte op vacatures.
25
2.2.2 Keuze voor zorg algemeen
nabije omgeving gehandicapt is of doordat zij op een
Een grote groep mensen vertelt dat zij kozen voor de zorg
andere manier met gehandicapten in aanraking kwamen.
in het algemeen. Sommigen nemen het woord ‘roeping’ in de mond, anderen vertellen dat zij het ‘van huis uit mee
“Mijn ouders hadden een restaurant waar altijd
hebben gekregen’ om voor anderen te zorgen, weer anderen
gehandicapten kwamen. Daar zag ik hoeveel schik
zeggen dat zij van jongs af aan wisten dat zij ‘iets met
zij vaak hadden met de begeleiders.”
mensen wilden doen’. De overige mensen die zeggen bewust voor de gehandi“Voor mensen willen zorgen, dat zit gewoon in je.”
captenzorg gekozen te hebben, geven bijna allemaal aan dat die bewuste keuze pas tot stand kwam nadat zij stage-
Sommigen vertellen dat zij aanvankelijk voor een andere
ervaring hadden opgedaan, omdat zij pas tijdens de stage
zorgdiscipline kozen, bijvoorbeeld kinderopvang of oude-
een reëel beeld kregen van de werkzaamheden.
renzorg en vervolgens de gehandicaptenzorg ‘ingerold zijn’, bijvoorbeeld doordat hun werk raakvlakken had met de
“Ik dacht vooral aan gezellige dingen doen de hele dag,
gehandicaptenzorg of doordat zij op een andere manier in
nou dat viel tegen. Aan de andere kant was het werk veel
aanraking kwamen met de sector. Een aantal respondenten
afwisselender en uitdagender dan ik gedacht had.”
vond te weinig uitdaging in hun oorspronkelijke keuze en ontdekte dat de gehandicaptenzorg hen meer te bieden had.
2.2.4 Informatie vooraf De antwoorden op de vraag hoe de respondenten vooraf-
“Ik koos voor de kinderopvang, maar dat is elke dag het-
gaand aan hun keuze aan informatie zijn gekomen over de
zelfde. Ik wilde meer uitdaging en ben toen overgestapt.”
gehandicaptenzorg, kunnen in grote lijnen ondergebracht worden in twee categorieën. Een tamelijk kleine groep
Een deel van de respondenten had aanvankelijk heel wei-
mensen zegt dat zij in meerdere of mindere mate geïnfor-
nig ideeën over hun definitieve keuze, zij lieten zich vooral
meerd zijn door familie of bekenden die in de zorg werk-
leiden door hun stage-ervaring.
zaam waren. Een andere, grotere groep geeft aan dat zij
“In het begin vond ik alles vreemd en vies, maar toen ik
voorafgaand aan hun opleiding eigenlijk nauwelijks iets
tijdens mijn stage de mensen leerde kennen was ik hele-
wisten van de gehandicaptenzorg of van de zorg in het
maal om.”
algemeen, en dat zij pas door hun studie hiermee bekend
“Ik had een beeld van mensen die allemaal kwijlend in een
raakten.
hoekje liggen. Pas door die stage werd dat bijgesteld en
26
toen was ik ook verkocht.”
2.2 Keuzemotieven en verwachtingen vooraf
2.2.3 Gerichte keuze voor de gehandicaptenzorg
Op de vraag wat de motieven waren om destijds voor de
Er is ook een groep respondenten die specifiek voor
gehandicaptenzorg te kiezen, wordt weliswaar een veel-
de gehandicaptenzorg koos. Voor een aanzienlijk deel
voud aan redenen genoemd, maar bij de beantwoording
zijn dit mensen die al in hun jeugd bekend waren met
van deze vraag noemt men in veel gevallen redenen en
gehandicapten doordat er bijvoorbeeld iemand in hun
beelden van de gehandicaptenzorg die men heeft ‘ontdekt’
sinds men werkzaam is in de sector. Het valt de respon-
Het meest opvallende is dat de verwachtingen die men
denten moeilijk om zich de achterliggende motieven van
vooraf had van de gehandicaptenzorg vooral onduidelijk
de keuze die zij destijds maakten, voor de geest te halen.
en weinig specifiek waren. Veruit het grootste deel van de
Motieven die genoemd worden, zijn:
respondenten geeft te kennen dat zij slechts heel algemene verwachtingen hadden, gebaseerd op oppervlakkige beelden.
- met mensen willen werken,
Bovendien hadden zij, volgens eigen zeggen, voor een deel
- gezellig,vrolijk en levendig werk,
onjuiste verwachtingen.
- eigen baas zijn, vrijheid,
“Ik dacht toen voornamelijk aan allemaal zielige mensen
- afwisselend werk, niet saai,
die geholpen moesten worden.”
- uitdagend werk,
Dit soort beelden en verwachtingen komen overigens voor
- veel verschillende activiteiten, actief bezig
een groot deel overeen met de beelden die buitenstaanders
zijn met mensen,
– volgens de werkers - hebben van de gehandicaptenzorg.
- mensen willen helpen, - iets willen betekenen voor anderen, - je krijgt veel terug (waardering),
3
- collegiale sfeer, gezelligheid met collega’s,
Beleving van het werk: relatie met de cliënt
- diversiteit binnen de gehandicaptenzorg, - gehandicapten zijn ‘gemakkelijk’ (lees: open en direct in hun uitingen), - interesse in specifieke handicap (incidenteel genoemd).
Zoals al eerder vermeld zijn er globaal twee beroepsgroepen in de gehandicaptenzorg te onderscheiden: werknemers die in de woonbegeleiding werkzaam zijn en werknemers die in de dagbesteding werken. Niet alle kenmerken van het
Bij een aantal van de genoemde redenen blijft onduidelijk
werk gelden even sterk voor beide groepen. Daar waar het
waarom men dacht dat dit vooral een aspect van de
verschil tussen de werkzaamheden leidt tot een andere
gehandicaptenzorg zou zijn en niet van een andere zorg-
beleving van het werk, wordt hiervan melding gemaakt in
discipline. (Mensen helpen, iets betekenen voor anderen,
de tekst. Het is overigens niet altijd duidelijk of er sprake
waardering). Veel respondenten hebben moeite met het
is van (belangrijke) verschillen.
uitleggen van het verschil tussen het beeld dat zij hadden van andere zorgdisciplines en het beeld van de gehandicap-
3.1
Positieve punten
tenzorg met betrekking tot de motieven die zij noemen. 3.1.1 Persoonlijke relaties Enkele (oudere) respondenten zeggen dat zij een beeld van
Door meerdere respondenten wordt de intensieve en lang-
de zorg in het algemeen hadden als een duidelijke en hel-
durige relatie die men in veel gevallen met de cliënten
dere sector; aspecten die hen wel aanspraken.
heeft, omschreven als een van de pluspunten van het werk. Doordat een cliënt meestal lang in een instelling
“In de jaren ’70 was overal commotie. De zorg was ten-
verblijft, bouwt men een hechte band op.
minste duidelijk: de dokter droeg een witte jas en de
Een aantal respondenten noemt het ‘één-op-één contact’
zuster een witte jurk en verder geen gedoe.”
dat zij hebben met de cliënten als positief punt. Er wordt 27
waarde gehecht aan het principe van de vraaggerichte
“Zelfs als iemand in je gezicht zegt dat jouw hoofd
zorg en dit is goed realiseerbaar door de individuele bege-
hem niet aanstaat, vind ik dat prettig. Het is heel eerlijk,
leiding. Overigens heeft dit ook tot gevolg dat hierdoor
je hebt toch zelf ook van die dingen, alleen wij zeggen
de vrijheid om het eigen werk invulling te geven vergroot
ze niet.”
wordt, hetgeen eveneens als een belangrijk positief punt wordt ervaren.
3.1.5 Zinvol Door veel respondenten wordt de ‘zinvolheid’ van het werk
3.1.2 Het leven in alle facetten
genoemd. Het idee dat er met een cliënt ‘iets bereikt kan
Vooral respondenten die in de woonbegeleiding werkzaam
worden’ en dat cliënten (minstens voor een deel) afhanke-
zijn, noemen vaak als positief punt van het werk dat men
lijk zijn van de zorg die geboden wordt, geeft de werkers
de cliënten helpt met het vormgeven van hun hele leven
veel voldoening en het gevoel dat hun werk zinvol is.
met alle aspecten en uitersten die daarbij horen. Dit maakt het werk dynamisch, afwisselend en spannend.
3.1.6 Vooruitgang Het boeken van vooruitgang met een cliënt, ook al is dit
3.1.3 Uitdaging
op een heel laag niveau, is een uitdaging.
De communicatie met de cliënten, die soms behoorlijk ingewikkeld is en het werken met mensen met complexe
“Hoe krijg je voor elkaar dat iemand die eigenlijk zowat
persoonlijkheden, wordt door een aantal respondenten
niks kan, toch op zijn eigen niveau wat verder komt?”
omschreven als uitdagend. Er wordt een beroep gedaan op de inventiviteit van de werker.
3.1.7 Waardering van cliënten De waardering van de cliënten is een ander pluspunt dat
“Hoe communiceer je met een doofblinde cliënt?”
genoemd wordt door de werkers. De cliënten zijn voor een (meer of minder groot) deel afhankelijk van hun begeleiders
Sommige respondenten vinden het een uitdaging om het
en er is vaak sprake van een intensieve band. De dankbaar-
onaangepaste gedrag van hun cliënten in goede banen te
heid van de cliënten is een belangrijke stimulans voor de
leiden.
werkers.
“De gekkigheid reguleren, dat is mijn kick. En daarbij
3.2 Negatieve punten
geldt: hoe gekker hoe liever.” 3.2.1 Agressie 3.1.4 Omgang met ‘pure’ mensen
Het omgaan met agressie wordt door een substantieel
Min of meer aansluitend op het voorgaande wordt door
deel van de respondenten genoemd als negatief punt.
sommige respondenten gezegd dat zij de omgang met
Sommigen zeggen dat ‘het nooit went’, anderen hebben
mensen die in veel gevallen ongeremder zijn dan niet
hun weg gevonden in het omgaan met agressie, maar voor
gehandicapte mensen, ervaren als een positief facet van het
bijna allemaal geldt dat agressie ervaren wordt als een
werk. De cliënten hebben deels andere omgangsvormen dan
schaduwkant van het werk.
niet gehandicapte mensen en zijn vaak directer en eerlijker. 28
3.2.2 Confronterend werk
einde gebracht worden. Dit aspect wordt ervaren als uit-
Het omgaan met moeilijke ethische kwesties (seksualiteit,
dagend en stimulerend. Deze vrijheid vloeit mede voort uit
zelfmoordwensen) of de confrontatie met mensen van de
het principe van de vraaggerichte zorg. De cliënten hebben
eigen generatie die met een handicap door het leven
door hun beperkingen zorg op maat nodig, hetgeen zich
moeten, wordt vooral (maar zeker niet alleen) door jonge
niet of nauwelijks laat vangen in strakke routines.
mensen ervaren als een verzwarende factor van het werken met gehandicapten. Ook zijn er zaken die op zichzelf tot
4.1.2 Verantwoordelijkheid
de meer simpele verzorgende, dagelijkse taken behoren, maar
Aansluitend op het voorgaande wordt gezegd dat men
die toch een beroep doen op het incasseringsvermogen van
veel verantwoordelijkheid heeft en dat men dit in veel
de werkers. Een respondent noemt als illustratie het voor-
gevallen ook prettig vindt. Wel worden hierbij kanttekeningen
beeld van ‘iemand naar het toilet begeleiden’. Volgens
geplaatst door sommige respondenten; soms ervaart men
deze respondent blijft dit een zodanig intieme handeling
de grote verantwoordelijkheid als een behoorlijke druk.
dat het simpele feit dat een (volwassen) klant daarbij hulp
Dit geldt zeker voor de mensen die alleen op een groep
nodig heeft, confronterend kan zijn.
werken, zonder directe collega’s.
3.2.3 Geestelijke druk
4.1.3 Onvoorspelbaarheid
De uitdaging die de werknemers ervaren in de omgang
De onvoorspelbaarheid van de werkzaamheden doet een
met de cliënten en de persoonlijke relaties die men aan-
beroep op de inventiviteit, het improvisatievermogen en
gaat, blijken ook een keerzijde te hebben: geestelijke druk
de creativiteit van de werkers. De cliënten zijn qua gedrag
wordt genoemd als moeilijk punt van het werken in de
af en toe onvoorspelbaar en onberekenbaar en hebben
gehandicaptenzorg. De afhankelijkheid van de cliënten is
omgangsvormen die soms afwijken van de algemeen
een facet van het werk dat door sommige respondenten
geldende (gedrags)normen. De werkers moeten hierop
wordt omschreven als geestelijk belastend. De nauwe
inspelen.
band die vaak bestaat tussen begeleider en cliënt, leidt soms tot het gevoel ‘geestelijk gechanteerd’ te worden.
“Je weet nooit hoe een dag zal verlopen, er gebeurt altijd wel weer iets dat je niet verwacht.”
4
Beleving van het werk: de dagelijkse werkzaamheden
4.1.4 Afwisseling Verder heeft het werk zelf vaak een afwisselend karakter. Vooral bij de woonbegeleiding, waar men te maken heeft
4.1
Positieve punten
met veel verschillende dagelijkse werkzaamheden en activiteiten en daarnaast ook nog wisselende werktijden.
4.1.1 Vrijheid om invulling te geven aan je baan Meerdere respondenten zeggen dat zij – binnen grenzen –
4.1.5 Vrolijk en gezellig
de vrijheid hebben om hun baan naar eigen goeddunken
Vooral in de woonbegeleiding wordt gepoogd om zoveel
in te vullen. Zij kunnen naar hun idee tamelijk autonoom
mogelijk een normale woon- en gezinssituatie na te boot-
opereren zolang de werkzaamheden maar tot een goed
sen met de huiselijkheid en gezelligheid die daarbij hoort. 29
Dit wordt door de begeleiders ervaren als een prettige am-
4.1.7 Weinig werkdruk en stress
biance om in te werken. Er worden activiteiten gedaan, feest-
Sommige respondenten zeggen dat de werkdruk in de
jes gevierd, uitstapjes gemaakt en er wordt zoveel mogelijk
gehandicaptenzorg erg meevalt. De meeste respondenten
naar gestreefd om een ‘thuis’ te creëren voor de cliënten.
die deze mening zijn toegedaan hebben ervaring in een andere zorgsector en trekken een vergelijking tussen de
4.1.6 Zelfontplooiing
gehandicaptenzorg en hun eerdere werkkring. Vooral de
Een ander punt dat veelvuldig naar voren komt tijdens
ouderenzorg en de ziekenhuizen worden in dit verband
de gesprekken is het aspect van de eigen ontwikkeling,
genoemd.
waarmee bedoeld wordt de groei die men als werker in de gehandicaptenzorg doormaakt. Doordat het werk tot op
4.1.8 Samenwerking met andere disciplines
zekere hoogte onvoorspelbaar is en men te maken heeft
Tot slot noemen enkele mensen nog de stimulerende
met cliënten die dat voor een deel ook zijn, wordt een
samenwerking met bijvoorbeeld ergotherapeuten en
beroep gedaan op de flexibiliteit en de creativiteit van de
fysiotherapeuten. Dit voorbeeld lijkt vooral te gelden voor
werkers. Daarnaast worden de werkers regelmatig gecon-
mensen die werkzaam zijn in werkeenheden die binnen de
fronteerd met dilemma’s op het gebied van complexe
‘instellingspoorten’ zijn gesitueerd. In de kleine units die
levensvragen. Men moet in zaken als seksualiteit, doods-
‘buiten de poort’ gelegen zijn, zoals woongroepen in een
verlangens, relatieproblemen en dergelijke als werker een
wijk, is dit punt minder van toepassing.
houding vinden, die zowel aansluit bij de eigen overtuigingen als bij de mening van de cliënt. Hierbij is het nodig
4.2 Negatieve punten
om de eigen normen en waarden voortdurend tegen het licht te houden en als het ware te toetsen op hun (alge-
4.2.1 Huishoudelijk werk
mene) geldigheid.
Een groot aantal respondenten noemt spontaan als eerste negatief aspect het huishoudelijk werk. Men vindt de tijd
“Ik vond dat iemand niet met een glas op deel kon
die men aan poetsen en andere huishoudelijke bezigheden
nemen aan de activiteiten. Maar nu denk ik ‘waarom
moet besteden ‘zonde van de tijd’ omdat andere werk-
eigenlijk niet, zolang hij maar geen overlast veroorzaakt.”
zaamheden, die volgens de werkers zinvoller zijn en meer tot hun kerntaken (moeten) behoren, hierdoor in de
In dit licht wordt ook het omgaan met agressie als voor-
verdrukking komen. Dit geldt vooral voor mensen die
beeld aangehaald. Hoewel dit vooral als negatief punt naar
werkzaam zijn in de woonbegeleiding.
voren gebracht wordt, gebruikt men het ook als illustratie om toe te lichten hoe je als werker een ontwikkeling
4.2.2 Fysieke verzorging van de cliënt
doormaakt door te leren omgaan met agressieve klanten
De fysieke verzorging van de cliënt (douchen, aankleden,
en daarin je eigen houding en grenzen te bepalen.
toiletbezoek), wordt door het merendeel van de respondenten beschouwd als een van de mindere kanten van
30
“In het begin was ik bang van agressie, nu heb ik geleerd
het werk. Daarentegen zijn er ook werknemers die juist
dat je het soms ook moet zien als een vervormd teken
de fysieke verzorging waardevol vinden, vooral met cliën-
van vertrouwen, want iemand geeft zich wel bloot.”
ten zoals autisten, waarmee andere contacten moeizaam
verlopen. Ook dit aspect komt geldt meer voor de woon-
5
Beleving van het werk: de organisatie
5.1
Positieve punten
begeleiding. 4.2.3 Administratieve werkzaamheden Enkele werkers vinden de tijd die zij aan administratieve
5.1.1 Grootschalige organisaties
handelingen moeten besteden onevenredig groot. Men vindt
Het hoge voorzieningenniveau van grote organisaties is
het zonde van de tijd en een noodzakelijk kwaad.
een pluspunt wanneer de woonbegeleiding zich bevindt binnen ‘de poorten van de instelling’.
“Een absolute overkill aan informatie die veel tijd vergt en ten koste gaat van de tijd die je kunt besteden aan de zorg.”
5.1.2 Kleinschalige werkeenheden De vaak kleinschalige werkeenheden in de gehandicapten-
4.2.4 Werkdruk/stress
zorg worden over het algemeen prettig gevonden. De sfeer
Hoewel sommige mensen, (zeker degenen die ervaring
is informeel en gezellig en de communicatielijnen zijn kort.
hebben in andere zorgdisciplines) zeggen dat de werkdruk relatief gering is, zijn anderen van mening dat er wel dege-
5.2 Negatieve punten
lijk sprake is van stress. Bijvoorbeeld doordat men te maken heeft met onderbezetting en doordat er te weinig
5.2.1 Kleine units hebben ook een keerzijde
vervanging is.
Het werk in relatief kleine units heeft als nadeel dat er soms veel geroddeld wordt, aldus enkele medewerkers.
“Ik denk wel 10 keer na voordat ik me ziek meld, ik werk
Verder is vervanging vaak moeilijk te regelen, bij ziekte,
terwijl ik eigenlijk in bed moet liggen, omdat ik weet dat
maar ook bij afwezigheid als men een cursus of opleiding
er dan niemand is. Belachelijk natuurlijk.”
wil volgen.
“Veel mensen hebben last van een overontwikkeld
5.2.2 Grote organisaties hebben ook nadelen
verantwoordelijkheidsgevoel en gaan dan toch maar
Het werken in een grotere organisatie heeft soms tot
weer werken.”
gevolg dat de medewerkers het idee hebben niet altijd serieus genomen te worden door het management. Er is
Sommige werkers staan alleen voor een groep en ook dit
volgens de respondenten een te grote afstand tussen
wordt als werkdruk ervaren. Men kan niet even tussentijds
management en werkvloer, waardoor de leiding eigenlijk
met een collega overleggen als iets tegenzit, hetgeen bij
nauwelijks een idee heeft van de zaken waar het uitvoe-
sommige mensen leidt tot een gevoel van spanning en
rend personeel tegenaan loopt. Verder wordt de bureau-
stress.
cratie van een grote organisatie als nadeel genoemd.
4.2.5 Fysieke belasting De fysieke belasting wordt zo nu en dan zwaar gevonden. Vooral het tillen en douchen van patiënten is voor veel mensen een zware klus. 31
6
Beleving van het werk: de arbeidsvoorwaarden
veranderen van cliëntendoelgroep (men kiest bijvoorbeeld na verloop van tijd voor een zwaardere groep), maar het is aanzienlijk moeilijker door te groeien naar een hogere
6.1
Positieve punten
functie. Dit is terug te voeren op twee kenmerken van de gehandicaptenzorg: ten eerste zijn er niet veel banen die
6.1.1 Ontplooiingsmogelijkheden
een combinatie in zich hebben van uitvoerend werk en
Er is in veel organisaties aandacht voor bijscholing. Over
leidinggevende taken, terwijl de meeste respondenten
het algemeen is men tevreden over het aanbod van de
expliciet kiezen om betrokken te blijven bij de uitvoerende
cursussen, dat wordt afgestemd op de behoefte van de
taken. Ten tweede zijn er weinig lagen in de gehandicap-
werkers binnen de instelling. Hierbij wordt overigens wel
tenzorg tussen het hogere management en de uitvoering,
een kanttekening geplaatst: er is te weinig ruimte voor
waardoor er gewoonweg weinig banen zijn waarnaar men
vervanging wanneer werknemers cursussen willen volgen.
kan doorgroeien.
6.1.2 Onregelmatige werktijden
6.2.3 Matige materiële beloning
Vooral jongere medewerkers zonder kinderen zijn te spre-
Ook de materiële beloning wordt door veel respondenten
ken over onregelmatige werktijden. Het idee ook eens vrij
naar voren gebracht als negatief punt. Volgens de respon-
te zijn als anderen werken en niet altijd tijdens de ‘spitsuren’
denten blijven de salarissen achter bij andere sectoren op
boodschappen te moeten doen, spreekt hen aan. Sommige
de arbeidsmarkt en zelfs bij andere zorgsectoren.
werkers zeggen dat ze zo minder snel het idee krijgen ‘in
Vergelijkingen worden onder meer gemaakt met de
een sleur’ te raken. Gezegd wordt dan ook door sommigen
psychiatrie en het gevangeniswezen. Het gaat hier overi-
dat de onregelmatige tijden soms een reden zijn om juist
gens zeker niet alleen om de materiële kant van de zaak,
in de woonbegeleiding te willen werken.
maar vooral ook van het salaris als symbool voor waardering. De karige beloning is voor de respondenten een blijk
6.2 Negatieve punten
van de geringe maatschappelijke status en waardering van het werk in de gehandicaptenzorg.
6.2.1 Onregelmatige werktijden De aantrekkingskracht van de onregelmatige diensten wordt over het algemeen minder als men kinderen krijgt. Daarnaast vallen de onregelmatige werktijden veel (relatief) oudere werknemers zwaarder. Zij kiezen dan eerder voor een ‘9 tot 5 baan’ en switchen bijvoorbeeld van woonbegeleiding naar dagactiviteiten. 6.2.2 Beperkt loopbaanperspectief Veel respondenten noemen als negatief punt het beperkte loopbaanperspectief. Gezegd wordt dat men wel “de breedte in kan” door het volgen van cursussen of door het 32
7
Beleving van het werk: beroepsstatus
Overigens is opvallend dat het ook de respondenten moeilijk valt om een waarheidsgetrouw beeld van de gehandi-
(Positieve punten worden niet genoemd).
captenzorg te schetsen en de precieze kenmerken van het werk in de gehandicaptenzorg onder woorden te brengen.
7.1
Negatieve punten
Als hen hiernaar gevraagd wordt, hoort men in alle discussiegroepen dat het belangrijk is om het werk ‘te laten zien’.
7.1.1 Beroepsstatus
Zowel de doelgroep als het werk is kennelijk zo specifiek en
Het beeld van de gehandicaptenzorg is beperkt en het werk
divers dat het zelfs voor de mensen wier werk het is, niet
heeft een lage beroepsstatus volgens de respondenten. Mede
gemakkelijk is om een reëel beeld ervan te geven.
doordat de buitenwereld slechts een zeer beperkt beeld heeft van het werk, staat het niet hoog op de maatschappelijke
7.1.3 Beperkt beeld van de doelgroep
ladder. (“Minderwaardig werk”.) Ook in de hiërarchie van
Het is veelzeggend dat in alle discussiegroepen in dit ver-
de zorg scoort de gehandicaptenzorg niet hoog vindt men.
band wordt gerefereerd aan het reclamespotje van PGGM
Zoals al eerder naar voren kwam, meent een deel van de
met de gehandicapte wiens mond wordt afgeveegd. Dit
respondenten dat de gehandicaptenzorg slechter betaalt dan
spotje geeft volgens de respondenten precies weer hoe
sommige andere zorgdisciplines en ook dit gevoel draagt bij
het clichébeeld van de gehandicapte en diens verzorger
aan het idee dat het werk ondergewaardeerd wordt.
eruit ziet. De gehandicapte als zielige en hulpeloze persoon en de verzorger die zich uitsluitend bezig houdt met het
7.1.2 Imago van het werk
afvegen van vieze neuzen en monden. Het spotje wordt
Door vrijwel alle respondenten wordt het beeld dat bui-
dan ook als beledigend ervaren.
tenstaanders hebben van de gehandicaptenzorg als negatief punt naar voren gebracht. Het werk wordt doorgaans
Het beeld van de doelgroep is eenzijdig, waardoor ook het
ondergewaardeerd of om de verkeerde redenen gewaardeerd.
beeld van het werk eenzijdig is. Men denkt niet veel verder
Er heerst, volgens de werkers, een beeld van “tuttelzorg door
dan “de gezellige Mongool met wie je de hele dag spelletjes
goeddoeners.” Het werk in de sector wordt veelal gezien als
doet.” Of zoals een respondent zegt:
werk dat men doet uit roeping en een humane instelling en niet als een vak dat geleerd moet worden en waarvoor men
“Ik krijg wel eens de indruk dat buitenstaanders denken
wel degelijk een opleiding nodig heeft.
dat ik de hele dag aan het sjoelen ben of zo.”
“Ik ben een vakman, ik wil van A naar B met een cliënt en
Het beeld dat de buitenstaanders, volgens de responden-
dat doe ik volgens een bepaalde methode, niet omdat ik
ten, van de gehandicapten hebben, komt overigens voor
zo’n goed hart heb.”
een groot deel overeen met het beeld dat de werkers zelf hadden voordat zij begonnen aan hun carrière in de
“Je hoort altijd maar weer: ‘goh, wat goed dat jij dat
gehandicaptenzorg. (“De vieze, kwijlende en zielige gehan-
(dit werk) doet’.”
dicapte of anders de Jostiband”.)
“Ik word niet goed van dat imago van ‘de goeie jongen’.” 33
8
Onderscheid met andere zorgdisciplines
zich iets voorstellen bij het werken met ouderen). • Slechte salarissen.
Aan de deelnemers van de groepsdiscussies is gevraagd om de onderscheidende kenmerken te schetsen van het
9
De (eigen) toekomst in de gehandicaptenzorg
9.1
Redenen om ander werk te gaan zoeken
werk in de gehandicaptenzorg in relatie tot de andere zorgdisciplines. Het begrip ‘onderscheidend’ is in dit verband relatief: veel van de genoemde kenmerken zijn niet als zodanig uniek, de uniciteit moet eerder gezocht worden in de combinatie van een aantal kenmerken. Overigens is ook
Op de vraag hoe het met hun eigen toekomst in de
het begrip ‘kenmerk’ relatief. Het gaat om het zelfbeeld, de
gehandicaptenzorg gesteld is, antwoorden de meeste res-
beleving van het eigen werk, niet over objectieve kenmer-
pondenten dat zij ‘voorlopig’ wel in de gehandicaptenzorg
ken.
zullen blijven werken. Sommigen zeggen dat zij op een bepaald moment wel verder zullen gaan kijken, de een
De belangrijkste onderscheidende kenmerken op een rijtje:
omdat hij “beslist niet vast wil roesten”, de ander omdat zij “nog niet uitgeleerd is en een hogere opleiding wil gaan
Positief
volgen.” Maar de meeste hebben geen concrete plannen
• Langdurige relaties en ‘één-op-één’ contacten.
ander werk te gaan zoeken. (Het is overigens de vraag in
• Het helpen vormgeven van ‘het hele leven’ van een cliënt.
hoeverre de sociale wenselijkheid hier speelt, er zijn soms
• De uitdaging van het werken met cliënten met belem-
ook directe collega’s aanwezig in de discussiegroep).
meringen op veel verschillende gebieden. • Het werk heeft veel vrolijke en gezellige kanten.
Over het salaris als vertrekreden is men het niet eens.
• Afwisselend werk: veel verschillende taken en soms
Voor de meeste respondenten vormt het salaris, ondanks
cliënten die wisselend zijn in hun gedrag en behoeften.
alle klachten hierover, geen aanleiding om ander werk te
• Mensen van verschillende leeftijden.
gaan zoeken. Door een kleiner deel van de aanwezigen
• Vrijheid om tot op zekere hoogte een eigen invulling te
wordt gezegd dat de financiën wel degelijk een reden zijn
geven aan je werk.
om te vertrekken.
• Onvoorspelbaarheid. • Zelfontplooiing: het werk is uitdagend, het doet een beroep op de inventiviteit en creativiteit van de werkers. • Minder werkdruk dan in andere zorgdisciplines (in aan-
“Nu is het wel OK, maar stel dat ik kinderen wil of een huis ga kopen, dan kan ik niet leven van dit salaris. Dan ga ik dus weg.”
tal te verrichten taken per dag). Een substantieel deel van de aanwezigen zegt dat zij het
34
Negatief
belangrijk vinden om te blijven groeien en zich verder te
• Slechtere beroepsstatus: veel onduidelijkheid over doel-
ontwikkelen. Zij denken dit te realiseren door middel van
groep en werk (in vergelijking met bijvoorbeeld de
een opleiding of het volgen van cursussen. Hierdoor zullen
ouderenzorg. Iedereen heeft wel een oma of opa en kan
zij doorstromen naar een functie als leidinggevende of
naar een baan met een combinatie van leidinggevende
De onregelmatige werktijden komen ook hier weer naar
taken en uitvoerende taken, zo verwachten zij.
voren als reden voor vertrek.
De onregelmatige werktijden (woonbegeleiding) zijn soms
Verder ziet men veel collega’s weg gaan vanwege prakti-
een reden voor vertrek. Zeker voor mensen met kinderen
sche omstandigheden zoals een verhuizing, trouwen of het
zijn onregelmatige tijden moeilijk te combineren met hun
krijgen van kinderen.
gezinsleven en ook wat oudere werkers hebben meer moeite met de tijden. Sommige werkers blijven wel in de gehandicaptenzorg maar gaan naar de activiteitenbegelei-
10
Conclusies en aanbevelingen
ding, waar de tijden wel regelmatig zijn. (Hierbij moet overigens wel opgemerkt worden dat voor andere mensen
10.1 Conclusies
juist de onregelmatige tijden een aantrekkelijke factor vormen van het werk).
• De individuele relatie met de cliënt is voor de werknemers de belangrijkste bron van arbeidssatisfactie.
N.B. Opgemerkt moet worden dat er wel een verschil in
Dit is niet alleen gebaseerd op de dankbaarheid van
beleving is tussen werknemers die ouder zijn en al langer
de cliënten maar ook op de uitdaging om met mensen
meelopen op het carrièrepad en jongeren die betrekkelijk
om te gaan van wie het gedrag vaak onvoorspelbaar is
recent zijn gaan werken. De oudere respondenten zijn
en van wie de handicaps soms zo belemmerend zijn
meer bewust bezig met hun loopbaanplanning en salaris,
dat die een voortdurende uitdaging vormen voor de
terwijl dit bij de jongeren wat minder speelt.
begeleiders.
9.2 Gesignaleerde vertrekredenen
• Werknemers in de gehandicaptenzorg zijn trots op hun vak. Het werk in de gehandicaptenzorg is een vak waar-
Om nog wat meer motieven voor vertrek te kunnen
voor men het nodige ‘in huis’ moet hebben. Hoewel
achterhalen is de respondenten gevraagd om te vertellen
misschien een zeker idealisme is vereist, is werken in
wat zij weten van de vertrekredenen van (ex)collega’s.
de gehandicaptenzorg geen roeping, maar een beroep waarvoor men over specifieke kennis, vaardigheden en
Gezegd wordt dat het vaak voorkomt dat mensen instro-
talenten moet beschikken. Naast de vakkennis die men
men met verkeerde verwachtingen. Zij hebben een foutief
zich tijdens de opleiding eigen maakt, doet het werk
beeld van het werk en worden geconfronteerd met een
een beroep op de creativiteit, het improvisatievermogen
andere realiteit. Deels is hier het gebrek aan goed
en de inventiviteit van de werker.
geschoold personeel debet aan, zo wordt gezegd. • Het beroepsimago is ongunstig en slecht ingevuld. De “Er komen tegenwoordig allemaal nieuwe collega’s
buitenwereld heeft een beperkt – en in veel gevallen
binnen uit de reiswereld. Die komen ‘leuke dingen doen’.
onjuist – beeld van het werk in de gehandicaptenzorg.
Nou, dat valt dan tegen, er is ook een andere kant aan
Hoewel de werknemers van mening zijn dat werken in
het werk.”
de gehandicaptenzorg een mooi beroep is, voelen zij 35
zich door de buitenwereld onbegrepen en onderge-
10.2 Ergo:
waardeerd. Het heersende beeld van de werknemer in
In deze fase van het onderzoek is gepoogd de kenmerken
de gehandicaptenzorg is gebaseerd op een beeld van
van de identiteit van de gehandicaptenzorg in kaart te
‘goeddoeners’ die ‘leuke dingen’ doen met zielige (of
brengen en na te gaan welke van deze kenmerken in de
vieze) gehandicapten. De beloning wordt als laag ervaren
ogen van werknemers in de sector onderscheidend zijn ten
en behalve de materiële consequenties hiervan wordt dit
opzichte van andere zorgdisciplines. Daarnaast is gezocht
ook uitgelegd als een teken van onderwaardering.
naar (voorlopige) aanknopingspunten voor de arbeidsmarktcommunicatie.
• Ook van de doelgroep heeft de gemiddelde buitenstaander een zeer beperkt en vaak foutief beeld. De
10.2.1 Communicatiestrategie
doelgroep ‘gehandicapten’ is bijzonder divers, zowel qua
De meest in het oog springende conclusie van dit deel van
zwaarte van de handicap als qua soort handicap of de
het onderzoek is dat de beeldvorming ernstig te wensen
combinatie van verschillende handicaps, waardoor men
over laat en wel op twee verschillende vlakken: ten eerste
eigenlijk nauwelijks in algemene termen kan spreken
hebben buitenstaanders een beperkt en vaak foutief beeld
over ‘de gehandicapte’.
van de doelgroep, ten tweede is het beeld van het werk in de gehandicaptenzorg onvolledig en slecht ingevuld. Deze
• De werknemers in de gehandicaptenzorg hebben zelf
twee facetten zijn nauw met elkaar verbonden: immers de
ook moeite om een juist beeld te schetsen van hun
doelgroep bepaalt voor een aanzienlijk deel het unieke van
werk en de doelgroep. Ook zij slagen er nauwelijks in
het werk in de sector. De communicatie zal zich dan ook
om de onderscheidende kenmerken van de gehandicap-
moeten richten op het scheppen van een helder en duide-
tenzorg weer te geven. Volgens hen is het belangrijk om
lijk beeld zowel van de doelgroep als van het werk in de
het werk zichtbaar te maken; ‘te laten zien’.
gehandicaptenzorg. Het werk èn de doelgroep moeten zichtbaar gemaakt worden.
• Belangrijke kenmerken van de identiteit die, in combinatie, de basis zouden kunnen vormen voor een USP zijn:
10.2.2 Inhoudelijke aanknopingspunten
- Intensieve en langdurige relaties met cliënten.
Om een duidelijk en waarheidsgetrouw beeld te scheppen
- Professionaliteit (vakkennis en vaardigheden).
van de doelgroep zal vooral de diversiteit en de veelvor-
- Vrijheid om tot op zekere hoogte eigen invulling te
migheid zichtbaar gemaakt moeten worden. De doelgroep
geven aan het werk.
is immers niet eenduidig; het gaat om mensen met ver-
- Veel verantwoordelijkheid.
schillende handicaps of combinaties daarvan en om handi-
- Uitdaging en beroep op creativiteit.
caps van verschillende zwaarte.
- Zelfontplooiing. - Onvoorspelbaarheid.
Het creëren van een helder beroepsbeeld van de werken-
- Afwisseling in activiteiten (vooral woonbegeleiding).
den in de sector is eveneens essentieel. Een goed aankno-
- Het helpen vormgeven van het dagelijkse leven van
pingspunt voor de communicatiestrategie lijkt het begrip
cliënten. - Gezelligheid en vrolijkheid. 36
professionaliteit. Gehandicapten begeleiden is een serieus vak; je moet er voor geleerd hebben. Verder lijken kenmerken
als afwisseling, intensiteit en zelfstandigheid sleutelbe-
werknemers het gevoel van erkenning vergroot wordt en
grippen te vormen voor de identiteit van de gehandicap-
waardoor eveneens de beroepsstatus van het vak een
tenzorg: samen maken zij het werk in de gehandicapten-
positieve impuls krijgt.
zorg tot een uitdagend vak. In de volgende fase zal moeten worden nagegaan in hoeverre deze begrippen aanslui-
10.2.4 Werving
ten bij het ideaalbeeld dat potentiële instromers hebben
Stages zijn een belangrijk wervingsmedium. Veel potentiële
van hun toekomstige beroepspraktijk en in hoeverre de
werknemers hebben vooraf nauwelijks een idee van het
gehandicaptenzorg zich met de hierboven beschreven mix
werk in de gehandicaptenzorg. Veel mensen vormen zich
van kenmerken onderscheidt ten opzichte van andere
pas door hun stage een reëel beeld van het werk in de
zorgdisciplines.
sector.
10.2.3 Denkbare vormen
Soms moeten studenten al in een vroeg stadium tijdens
In een latere fase van het onderzoek zullen diverse scena-
hun studie – soms zelfs al bij instroom – een beslissing
rio’s voor de communicatiestrategie besproken worden.
nemen over hun differentiatie. Het verdient dus aanbeve-
Eén scenario dat deze fase van het project heeft opgeleverd
ling om deze mensen reeds voordat zij aan hun opleiding
is een combinatie van massacommunicatie en meer gerichte
beginnen, te attenderen op de mogelijkheid om in de
arbeidsmarktcommunicatie, waardoor zowel het grote
gehandicaptenzorg te gaan werken. Dit pleit ervoor om
publiek als de wervingsdoelgroep bereikt wordt. Aangezien
al op VMBO-niveau te beginnen met voorlichting onder
zichtbaarheid zo’n belangrijke rol speelt en het moeilijk
studenten.
lijkt om het werk in de gehandicaptenzorg en de (veelvormigheid van de) doelgroep met woorden te beschrijven,
Om het beeld van de doelgroep (en daarmee van het
lijkt televisie een goed medium om imagobeïnvloeding
werk) ook voor studenten te verlevendigen en reëler te
onder een breed publiek te bewerkstelligen. Bekeken kan
maken, zou het goed zijn als de studenten op hun oplei-
worden of er mogelijkheden zijn om televisie te benutten
dingsinstituut meer gehandicapte mensen zouden tegen-
als communicatiemiddel. Gedacht kan worden aan ‘Man
komen. Overwogen kan worden om met de ROC’s in
bijt Hond’-achtige programma’s, waarin de gehandicapten,
gesprek te gaan en de mogelijkheden te bekijken om
maar ook de werkers in de sector in beeld gebracht
meer gehandicapten in dienst te nemen bij de ROC’s.
worden in al hun veelvormigheid. Een serie die het leven in (een) instelling(en) voor gehandicaptenzorg in beeld
Personeelsadvertenties lijken minder belangrijk als het
brengt, zou het imago van de gehandicapten en van de
gaat om de werving van werknemers. Het is nog steeds
sector eveneens ten goede komen. Wellicht biedt de
vrij gemakkelijk om een baan te vinden in de gehandicap-
huidige ‘hype’ aan ‘reality-tv-series’ hiertoe mogelijk-
tenzorg en veel werknemers blijken via open sollicitaties
heden.
of zelfs via een telefoongesprek te solliciteren en aan het werk te komen. Daarnaast is er een grote groep
Hoewel dit niet het doel is van een strategie voor arbeids-
studenten die op hun stageadres een baan aangeboden
marktcommunicatie, zou een gunstig neveneffect van een
krijgt.
dergelijke brede communicatie zijn dat ook bij de huidige 37
Fase 3: kwalitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten 1
Inleiding
Verzorgende 3 of Verpleegkunde 4 volgen (een groep in Amsterdam).
In dit deel worden de resultaten beschreven van fase 3 van het onderzoeksproject “De aantrekkingskracht van de
• Zij-instromers en herintreders die een BBL-opleiding SPW 3 of 4 volgen (een groep in Amsterdam).
gehandicaptenzorg.” In deze fase zijn groepsdiscussies gehouden met MBO- en HBO-studenten. Er is nagegaan
1.2.2 HBO
wat voor verwachtingen studenten van verschillende
• HBO-studenten Verpleegkunde 5 (een groep in
(relevante) studierichtingen hebben ten aanzien van hun toekomstige werk en welke beelden er bestaan van de
Amsterdam). • HBO-studenten SPH (een groep in Amsterdam).
gehandicaptenzorg en andere zorgdisciplines waarmee de gehandicaptenzorg concurreert wanneer het gaat om de
Elk van de groepen bestond uit 6 – 9 personen. In totaal
werving van personeel.
hebben 63 personen aan de gesprekken deelgenomen.
1.1
De studenten zijn voor het onderzoek geselecteerd met
Doelstelling
medewerking van opleidingscoördinatoren en docenten. De doelstelling van fase 3 is tweeledig:
Voor alle studenten geldt dat zij een zekere affiniteit met
• Het inventariseren van kenmerken die studenten aan
de gehandicaptenzorg hebben. Daarnaast is ernaar
zorg- en welzijnsopleidingen (van middelbaar en hoger
gestreefd om zoveel mogelijk studenten in het onderzoek
niveau) van belang vinden wanneer het gaat om hun
te betrekken die nog geen (definitieve) keuze hebben
toekomstige loopbaan (het ideaalbeeld van de toekom-
gemaakt voor het werk in de gehandicaptenzorg.
stige werkkring).
Bij de MBO-studenten (BOL) is dit relatief moeilijk omdat
• Het inventariseren van aspecten die een rol spelen bij de beeldvorming rond het werk in de gehandicapten-
men veelal bij instroom al een (voorlopige) keuze moet maken.
zorg en in concurrerende zorgdisciplines (het arbeidsmarktimago).
Voor de zij-instromers/herintreders geldt dat men per definitie al een keuze heeft gemaakt; men gaat immers
1.2
Uitvoering
tegelijkertijd in een vaste baan aan de slag. Bij de HBOstudenten ligt de keuze het minst vast. Voor deze groep
Het onderzoek is in de periode februari-april 2003 uitge-
zijn studenten geselecteerd die (nog) niet duidelijk voor
voerd in de vorm van acht groepsgesprekken met studen-
de gehandicaptenzorg hadden gekozen of zelfs al voor
ten aan de volgende opleidingen:
een andere discipline hadden gekozen.
1.2.1 MBO
De groep zij-instromers en herintreders bestaat voorna-
• BOL-studenten Verzorgende 3 en Verpleegkunde 4
melijk uit zij-instromers; het aantal herintreders op de
(een groep in Zwolle en een groep in Amsterdam).
38
betreffende opleidingen blijkt op dit moment zeer gering
• BOL-studenten SPW 3 en 4 (idem).
te zijn. In het vervolg van dit rapport zal deze groep daar-
• Zij-instromers en herintreders die een BBL-opleiding
om worden aangeduid als ‘zij-instromers’.
1.3
Gespreksopzet
2
Hoe is men tot de studie- en beroepskeuze gekomen
De groepsdiscussies zijn gehouden aan de hand van een gespreksrichtlijn, die onder meer de volgende onderwer-
Aan de studenten is gevraagd in hoeverre men een beeld
pen omvatte:
had van de studie voordat zij eraan begonnen en wat hun motieven waren om deze opleiding te kiezen. Het valt op
• Hoe is men in de gehandicaptenzorg terechtgekomen?
dat het voor de respondenten vaak moeilijk is om terug te
• Koos men voor de zorg in het algemeen of specifiek
halen wat destijds precies hun motieven waren om voor
voor de gehandicaptenzorg? • Welke keuzemotieven speelden een rol bij de keuze voor de gehandicaptenzorg? • Welke verwachtingen had men van de gehandicaptenzorg vooraf? • Beleving van het werken in de gehandicaptenzorg.
de studie te kiezen. Veelal komen pragmatische redenen naar voren zoals: “Ik heb voor deze studie gekozen omdat die zo breed is, je kunt er alle kanten mee op en ik wist niet precies wat ik wilde gaan doen.” Ook zeggen veel studenten dat zij vooraf eigenlijk nauwelijks een beeld van de studie hadden.
• Het onderscheid met andere zorgdisciplines. • Hoe kijkt men aan tegen de eigen toekomst in de
2.1
De startsituatie
gehandicaptenzorg? Er moet onderscheid gemaakt worden tussen ’starters’
1.4
Leeswijzer
(vrijwel altijd jonge MBO- en HBO-studenten zonder
In hoofdstuk 2 van dit deel wordt besproken onder welke
arbeidsverleden) en de groep zij-instromers en herintre-
omstandigheden en met welke motieven de studenten tot
ders (vaak wat oudere studenten die de BBL-opleiding
hun studie- en beroepskeuze zijn gekomen. In hoofdstuk
volgen in combinatie met een vaste baan). De startpositie
3 wordt ingegaan op de verwachtingen die de respondenten
van de laatste groep is uiteraard een wezenlijk andere dan
koesteren ten aanzien van hun toekomstige beroep en wat
van de eerste groep, omdat de keuze niet tijdens de
voor hun het ideaalbeeld is van hun baan. In hoofdstuk
(voor)opleiding gemaakt wordt maar ervoor.
4 wordt beschreven hoe zij aankijken tegen de diverse disciplines en deelaspecten van het werken daarin.
2.1.1 Starters
Daarbij wordt in hoofdstuk 5 aangegeven in hoeverre er
De volgende groepen zijn te onderscheiden:
verschillen bestaan tussen studenten vanuit de verschillende studierichtingen en opleidingen.
• Er is een groep mensen die al jong een min of meer
In hoofdstuk 6 wordt dan bekeken in hoeverre de beelden
bewuste keuze heeft gemaakt voor de zorgsector in het
die men heeft van de verschillende disciplines, aansluiten
algemeen, maar in de loop van de studie pas een keuze
op het ideaalbeeld. Daarmee worden de onderscheidende
voor een zorgdiscipline maken (de grootste groep). Vaak
kenmerken van de gehandicaptenzorg gedefinieerd.
heeft de schooldecaan een rol gespeeld bij de studie en
Het rapport wordt afgesloten met de conclusies en
beroepskeuze of wees een beroepskeuzetest in de rich-
aanbevelingen in hoofdstuk 7.
ting van de zorg. Vaak ook is de keuze voor de zorg al in een eerder stadium gemaakt, soms onder invloed van 39
een familielid of bekende die in de zorg werkzaam is.
Ook geldt voor alle drie de groepen dat de beroepskeuze
Een belangrijk deel van deze groep heeft inmiddels een
zich vaak tijdens stages uitkristalliseert of wordt bevestigd.
meer of minder definitieve keuze gemaakt voor een
De eerste echte kennismaking met de praktijk blijkt vaak
bepaalde zorgdiscipline. Vooral voor de HBO-ers geldt
beslissend voor de (definitieve) keuze.
dat een deel nog twijfelt over de te kiezen differentiatie. Dit komt mede doordat de HBO-opleiding vrij lang
2.1.2 Zij-instromers
een algemeen karakter heeft en men in MBO-opleidingen
De zij-instromers, zijn in die zin afwijkend dat zij in principe
al in een vroeg stadium en soms zelfs al bij instroom
al een definitieve keuze gemaakt hebben op het moment
een differentiatie moet kiezen. Het diploma laat dan
dat zij met de BBL-opleiding starten. Ze volgen de BBL in
nog wel de weg naar andere zorgdisciplines open, maar
de regel in combinatie met een vaste baan in de gehandi-
het curriculum is wel sterk gekleurd door de primair
captenzorg. Toch geldt ook voor deze groep dat ze nogal
gekozen discipline.
eens door vrienden of familie op het spoor zijn gezet van de gehandicaptenzorg of van de zorg in het algemeen.
• Een kleinere groep studenten heeft al jong een keuze voor het werken met gehandicapten gemaakt. Vaak is
De achtergrond van de beroepskeuze is verder vaak gelegen
ook hier de aanleiding dat een familielid of een
in teleurstellingen in vorige banen. (Eerdere functies lopen
vriend(in) in de (gehandicapten)zorg werkt en men
overigens uiteen van commercieel medewerker tot secre-
door de betreffende persoon enthousiast gemaakt
taresse en van uitgever tot detaillist.) Vaak miste men iets
wordt. Ook komt het voor dat men al relatief vroeg
in het eerdere werk dat nogal eens wordt omschreven als
met de doelgroep in aanraking is gekomen, bijvoorbeeld
de menselijke factor. Het hebben van directe, persoonlijke
doordat men een gehandicapte in de familie of in de
contacten met mensen en het gevoel anderen te helpen,
nabije omgeving heeft. Incidenteel blijkt men al jong
vormen belangrijke drijfveren voor de omscholing.
vrijwilligerswerk met gehandicapten gedaan te hebben. • Een derde groep studenten (een deel van de SPW-ers)
2.2 Belangrijke redenen om te kiezen voor de zorg
begint aan de studie zonder voor zichzelf nog een duidelijk beroepsperspectief te hebben ontwikkeld. Zij hebben
In de groepsgesprekken is veel aandacht besteed aan het
gekozen voor een brede opleiding waarmee ze, ook
achterhalen van de motieven die een rol spelen bij de keuze
buiten de Zorg, nog alle kanten uit kunnen.
voor de zorg in het algemeen dan wel de gehandicaptenzorg of een andere zorgdiscipline in het bijzonder. De belangrijkste
Voor alle drie de groepen geldt dat studenten in veel
rode draad is de al eerder genoemde menselijke factor:
gevallen één of meerdere open dagen van opleidingen
40
bezocht hebben, waarna het besluit volgt om de betref-
“Ik wilde met mensen werken.”
fende opleiding te gaan volgen. Soms wordt de MBO-
“Ik wil graag mensen helpen.”
opleiding gekozen als vooropleiding voor een andere
“Ik vind het leuk om mensen te verzorgen.”
opleiding (bijvoorbeeld HBO-V of Pabo).
“Ik wil iets voor mensen betekenen.”
Alle bovenstaande statements raken aan de zaak zonder
vaker meer zakelijke argumenten naar voren te brengen:
dat ze de achterliggende motieven van ‘zorgers’ werkelijk
• Verzorgende/Verpleegkunde is een brede opleiding die
verklaren. Er zijn immers tal van andere manieren om met mensen te werken. Is het idealisme dat hen drijft of maatschappelijke betrokkenheid? Het antwoord luidt soms wel, maar vaak ook niet. Doorvragen leert dat studenten het werken in de zorg vaak niet zozeer associëren met idea-
je veel mogelijkheden biedt • De opleiding dient als opstapje voor een vervolgopleiding • Het werk in het ziekenhuis biedt veel doorgroeimogelijkheden
lisme, maar veeleer met het feit dat het werken met mensen hen gewoonweg het best ligt en met het feit dat het
Daarnaast ligt bij verpleegkundigen relatief veel nadruk op
verzorgen van mensen hen persoonlijke voldoening geeft.
de technische kant van het vak.
De indruk bestaat dat veel studenten verwachten (en voor een deel ervaren) dat zij aan het helpen en verzorgen van
2.3 Keuze voor gehandicaptenzorg
mensen een belangrijk deel van hun eigenwaarde ontlenen, zonder dat dit gekoppeld wordt aan maatschappelijke
Degenen die (voorlopig) voor de gehandicaptenzorg
status. Sterker nog: een deel van de studenten geeft aan
gekozen hebben, hanteren juist weinig dit soort rationele,
dat de eigen omgeving soms vreemd en een enkele keer
relatief sterk op de eigen loopbaan gerichte argumenten.
zelfs neerbuigend reageert op hun beroepskeuze.
Bij hen overheersen de ‘zachtere’ argumenten zoals de
De eigenwaarde wordt dan ook niet teruggevoerd op het
wens om te helpen en te verzorgen en de voldoening uit
maatschappelijk betekenisvol zijn van het werk maar op
directe persoonlijke relaties met cliënten.
hetgeen men zelf als betekenisvol ziet en op de waardering van individuele cliënten.
“De band met de cliënten is waar het om gaat; je krijgt veel terug in dit werk.”
“Het geeft een goed gevoel als je iemand kunt helpen
“Je hebt veel één-op-één contacten.”
zijn leven vorm te geven.” “Je bent belangrijk voor mensen en dat geeft een goed
Hoewel, zoals gezegd, idealisme niet de boventoon voert
gevoel.”
in de beweegredenen om in de gehandicaptenzorg te
“Ik heb geen wiskundeknobbel maar een knobbel voor
willen werken, speelt dit (sterker dan in het ziekenhuis)
omgaan met mensen.”
bij sommigen wel een rol:
Het bovenstaande lijkt te gelden voor de keuze voor de
“Ik wil me ervoor inzetten dat gehandicapten volwaardig
zorg in het algemeen maar ook voor de keuzes voor de
lid worden van de maatschappij.”
afzonderlijke zorgdisciplines. Er lijken echter ook verschillen
“Gehandicapten kunnen zichzelf niet helpen; ze hebben
te bestaan tussen de specifieke keuze voor de gehandicap-
iemand nodig.”
tenzorg en de keuze voor het ziekenhuis. Zo lijken verpleegkundigen (en in het bijzonder HBO-V-ers) die al min of meer voor het werk in een ziekenhuis hebben gekozen,
41
3
Het ideaalbeeld van de toekomstige baan
Ook uitingen van waardering door collega’s of leidinggevenden wordt naar voren gebracht als een belangrijke factor voor het persoonlijk welbevinden en is daarmee
Zoals eerder gezegd, is het voor de studenten moeilijk om
eveneens een vereiste voor een ideale baan.
de redenen waarom zij voor hun opleiding gekozen hebben nog terug te halen. Daarmee is ook de vraag wat voor
Daarentegen is het gebrek aan begrip en waardering vanuit
soort baan de respondenten voor ogen hadden toen zij
de eigen omgeving een bron van frustratie. In sommige
met de studie begonnen eveneens moeilijk te beantwoorden
gevallen blijkt men de keuze voor het werken in de zorg
voor hen. Ofwel zij hadden geen specifieke baan voor
zelfs te moeten verdedigen.
ogen omdat zij nauwelijks wisten welke richting zij op zouden gaan, ofwel het blijkt moeilijk om op dit moment
3.1.2 ‘Mensenwerk’
nog te achterhalen welke ideeën zij destijds hadden over
Door de meeste studenten wordt het werken met mensen
een toekomstige functie.
als een voorwaarde gezien voor een ideale baan. Het werken met mensen maakt het werk levendig. Veel respondenten
De gesprekken hebben zich met betrekking tot de kenmerken
noemen als tegenhanger ‘een kantoorbaan’. Het is vooral
van een ideale baan dan ook toegespitst op de kenmerken
door het ontbreken van de menselijke factor dat een
die de studenten op dit moment belangrijk vinden. Veel
kantoorbaan wordt ervaren als oninteressant en weinig
studenten relateren deze kenmerken aan de tot nu toe
inspirerend. Verder ziet men kantoorwerk ook als saai,
opgedane ervaringen tijdens stages. Voor vrijwel alle stu-
weinig afwisselend en te weinig actief.
denten zijn deze ervaringen in belangrijke mate bepalend voor hun denkbeelden over ‘de ideale baan’.
3.1.3 Afwisseling Afwisseling wordt ongeveer even vaak naar voren gebracht
3.1
Belangrijkste kenmerken (spontaan)
als teamwork. Met afwisseling doelt men op uiteenlopende zaken. Afwisseling in taken en activiteiten is het belangrijk-
De volgende belangrijke kenmerken van een ideale baan,
ste aspect. Bijvoorbeeld in de woonbegeleiding: men helpt
worden door de studenten geschetst (in volgorde van belang):
cliënten met opstaan, naar het werk gaan of naar een andere dagbesteding, met eten en vervolgens bij de
3.1.1 Waardering en dankbaarheid
invulling van de avond. Er worden uitjes gemaakt en er zijn
Het meest genoemde kenmerk is waardering en dankbaar-
af en toe bijzondere gelegenheden zoals verjaardagen en
heid. Het gaat hierbij vooral om de dankbaarheid van cli-
dergelijke. Dit alles brengt een heel scala aan activiteiten
ënten of patiënten, hoewel ook de waardering door ouders
en werkzaamheden met zich mee.
of familieleden van de doelgroep belangrijk gevonden wordt. Dankbaarheid en erkenning voor het werk is een
Voor andere studenten heeft het kenmerk ‘afwisseling’ meer
belangrijke stimulans in het werk volgens de studenten;
betrekking op het ‘werken met mensen’. Dit waarborgt
het geeft veel voldoening.
natuurlijk op zichzelf al een zekere mate van afwisseling doordat mensen nu eenmaal niet iedere dag hetzelfde zijn.
“Je weet waarom je het doet.” 42
Een aantal respondenten refereert hierbij speciaal aan het
werk in de gehandicaptenzorg, dat zij omschrijven als zeer
3.1.6 Salaris
afwisselend. De zorgbehoefte en het gedrag van veel
Spontaan wordt in de meeste discussiegroepen gezegd dat
gehandicapten varieert nog meer dan bij de meeste
“een goed salaris verdienen” natuurlijk ook bij een ideale
gezonde mensen het geval is, zo wordt gezegd.
baan hoort. Er wordt dan wat lacherig gezegd dat dit in de zorg nogal te wensen over laat. Het is kennelijk wel
“Je weet nooit hoe iemand die dag zal zijn, vrolijk of juist
belangrijk, maar vormt voor de meeste respondenten geen
niet.”
bepalende factor bij de keuze van hun loopbaanrichting.
“Het is nooit te voorspellen hoe je dag zal verlopen.” 3.1.7 Zelfstandigheid Daarnaast vinden sommige mensen het prettig om
Met zelfstandigheid doelt men in dit geval op de mogelijk-
onregelmatige werktijden te hebben omdat zij ook
heid om zelf invulling te geven aan het werk en aan een
hierin afwisseling vinden.
werkdag. Het zelf kunnen bepalen – binnen grenzen – op welk moment men bepaalde taken doet en niet volgens
“Ik houd niet van sleur, als je onregelmatig werkt,
een strikt rooster werken, is voor veel respondenten een
dan voorkom je dat.”
onderdeel van een ideale baan. Verder is het – deels – zelf
“Lekker vrij zijn als andere mensen werken!”
kunnen bepalen van de manier van werken eveneens een aspect dat men ‘zelfstandigheid’ noemt.
3.1.4 Sfeer Een ander aspect dat veelvuldig naar voren komt is de
“Je moet je eigen ideeën kwijt kunnen in je werk.”
werksfeer. Gezegd wordt dat er een goede sfeer op het werk moet zijn, waarbij het belangrijk is dat “je jezelf kunt
Het is overigens wel zo dat de meeste respondenten naast
zijn”, dat “je serieus genomen wordt”, en “dat men respect
de mogelijkheid om zelfstandig te functioneren in hun
voor je heeft”. Er moet een sfeer van onderling vertrouwen
werk, veel waarde hechten aan ondersteuning door colle-
zijn. Verder is het van belang dat er ook ruimte is voor
ga’s en werken in een team. Zelfstandigheid is wel zelf-
humor en gezelligheid.
standig functioneren, maar met gedeelde verantwoordelijkheid.
3.1.5 Team(work) Voor veel respondenten is het werken in een team een
3.1.8 Goede faciliteiten en voorwaarden
belangrijke voorwaarde voor een ideale baan. Men vindt
Sommige respondenten wijzen op het belang van vol-
het stimulerend om in een team te werken. De factoren
doende goede apparatuur om het werk te kunnen doen.
die hierbij een rol spelen zijn de steun die men vindt bij
Zij denken dan aan til-liften en dergelijke. Anderen vinden
collega’s en het overleg dat men in een team heeft over
het vooral belangrijk dat er voldoende (gekwalificeerd)
de aanpak van het werk. De respondenten staan in de
personeel is om het werk goed te kunnen doen en halen
meeste gevallen, behalve een aantal BBL-ers, nog aan het
voorbeelden aan uit de zorg om dit te illustreren.
begin van hun loopbaan en vinden het belangrijk om naast een zekere zelfstandigheid, ook ondersteuning te vinden
“Patiënten die tot 11 uur vastgebonden zitten omdat er
bij collega’s die wat meer ervaring hebben.
niemand is om ze te helpen met wassen en eten.” 43
“Geen tijd hebben om activiteiten te doen omdat er
“Het is belangrijk dat je er trots op kunt zijn, dat niet
schoongemaakt moet worden.”
iedereen het kan, het is niet zo eenvoudig.”
3.1.9 Overige spontaan genoemde kenmerken
Er worden in dit verband kanttekeningen geplaatst bij de
Er wordt nog een aantal kenmerken van een ideale baan
vakkennis voor het werk in de gehandicaptenzorg.
genoemd, waarvan een deel specifiek betrekking heeft op
Gezegd wordt dat er nog steeds veel mensen zonder de
het werk in de (gehandicapten)zorg.
benodigde diploma’s werkzaam zijn in de sector en dat
Gezegd wordt dat het belangrijk is om een groep te heb-
komt de kwaliteit en het imago van het werk niet ten
ben “die qua niveau bij je past.” Dit is voor veel respon-
goede.
denten een belangrijke conclusie die zij trekken uit hun stage-ervaringen. Meerdere studenten hebben de ervaring
3.2.2 Imago
dat het belangrijk is om met een groep mensen te werken
Op de vraag of het (maatschappelijk) imago van het werk
die aansluit bij hun eigen interesse en capaciteiten.
dat men doet belangrijk is, wordt nogal fel gereageerd. Hoewel de respondenten zeggen dat zij “zich natuurlijk
“Ik heb gemerkt dat werken met de zwaarste groep
niks aantrekken van wat anderen ervan vinden”, wordt niet-
geestelijk gehandicapten niks voor mij is; ik moet kunnen
temin door de felheid van de reacties de suggestie gewekt
communiceren met iemand.”
dat het er wel degelijk toe doet wat ‘de buitenwereld’ vindt van het beroep dat men uitoefent. Ook hierbij wordt
Verder wordt de onvoorspelbaarheid van de doelgroep
overigens veel gerefereerd aan het werk in de zorg in het
genoemd als aspect van een ideale baan. De onvoorspel-
algemeen, dat volgens veel respondenten een laag aanzien
baarheid van het gedrag van de cliënten doet een beroep
geniet.
op de inventiviteit en het improvisatievermogen van de begeleider; het is een uitdaging.
“Heel irritant, ze zeggen altijd dat ze het zo knap vinden dat je dat werk doet.”
3.2 Overige belangrijke kenmerken (geholpen)
“Alsof je er niks voor hoeft te kunnen behalve vieze neuzen afvegen.”
In de discussiegroepen is, nadat de studenten spontaan allerlei kenmerken genoemd hebben, door de gesprekslei-
De onwetendheid van de buitenstaanders met betrekking
ders nog een aantal kenmerken voorgelegd met de vraag
tot het werk in de zorg is duidelijk een bron van ergernis.
of deze ook belangrijk zijn als het gaat over ‘de ideale baan’.
3.2.3 Ontplooiing De mogelijkheid om zichzelf te kunnen ontplooien wordt
44
3.2.1 Vakkennis
desgevraagd als belangrijk omschreven. Men doelt dan
Op de vraag of het belangrijk is dat men een vak uitoefent
vooral op het zich kunnen ontwikkelen in het werk,
waarvoor een opleiding gevolgd moet worden en waar-
deels door het volgen van cursussen en andere deskundig-
voor vakkennis vereist is, wordt door veel respondenten
heidsbevordering, deels doordat men zich ontwikkelt door
bevestigend geantwoord.
ervaring in het werk.
3.2.4 Doorgroeimogelijkheden Voor de meeste MBO-ers is het nog te ver weg om echt
3.3
Welke kenmerken mag de ideale baan niet hebben?
over doorgroeimogelijkheden na te denken, zij staan immers nog aan het begin van hun carrière. Voor de HBO-
Om nog wat verduidelijking te krijgen van de kenmerken
ers ligt het iets anders: de HBO-V-ers zijn wel degelijk
van een ideale baan is door de gespreksleiders gevraagd
bezig met een carrièreplanning, de meeste SPH-studenten
wat dan aspecten zijn die een ideale baan per se niet mag
zijn ook wat meer geïnteresseerd in doorstroming naar
hebben. Kenmerken die worden genoemd en niet eerder
leidinggevende functies in de toekomst, hoewel zij hier-
naar voren kwamen bij de omschrijvingen van ‘de ideale
in wat minder uitgesproken zijn dan de meeste HBO-V-
baan’ zijn:
ers. - hoge werkdruk 3.2.5 Vooruitgang boeken met cliënten Een substantieel deel van de studenten vindt het belangrijk om de ontwikkeling te stimuleren van cliënten, die
- een team waar veel geroddeld wordt of waar anderszins een slechte sfeer heerst - een instelling waar niet bewonersgericht gewerkt wordt
ontwikkeling te volgen en mensen te leren (beter) voor
(“het personeel drinkt om 11 uur koffie, of er nu wel of
zichzelf te zorgen. Het is een stimulans om vooruitgang
niet iemand is die aandacht verdient op dat moment.”)
te boeken, het werk wordt daardoor de moeite waard.
- te lange reistijd
Aansluitend hierop wordt gezegd dat zowel de band die
- slecht salaris
men heeft met cliënten als het één-op-één contact met hen, wezenlijke onderdelen vormen van het werk in de
Vooral de eerste twee aspecten, hoge werkdruk en een
zorg. Deze aspecten dragen eveneens in belangrijke mate
slechte werksfeer, worden door veel respondenten als dis-
bij aan het vinden van satisfactie in het werk.
kwalificatie van een ideale baan naar voren gebracht.
3.2.6 Zinvol werk
3.4 Onderscheid tussen verschillende opleidingen en studierichtingen
De vraag of het belangrijk is om zinvol werk te doen wordt bevestigend beantwoord. Ook hier wordt de gehandicaptenzorg door sommigen als voorbeeld genomen.
Er komen geen grote verschillen naar voren met betrek-
Gehandicapten hebben zorg nodig, kunnen niet voor zich-
king tot de denkbeelden over ‘de ideale baan’ tussen stu-
zelf zorgen en vaak is de familie evenmin in staat om de
denten uit verschillende studierichtingen. Wel is er een
benodigde zorg te bieden. Het gevoel dat het werk dat je
verschil, zoals reeds gezegd, tussen HBO-studenten en
doet zin heeft, geeft voldoening. Door sommige respon-
MBO-studenten met betrekking tot een leidinggevende
denten wordt dit geïllustreerd door werk in de zorg af te
functie: HBO-studenten ambiëren vaker een baan als
zetten tegen werk in een winkel. Dat is weliswaar ook in
leidinggevende dan MBO-studenten en hechten dus meer
zekere zin ‘mensenwerk’, maar het wordt niet als zinvol
aan doorgroeimogelijkheden.
gezien omdat er geen mensen bij betrokken zijn die hulpbehoevend zijn en niet zonder zorg kunnen.
45
4
Het arbeidsmarktimago van de gehandicaptenzorg en andere zorgdisciplines
4.1.2 Negatieve aspecten Het werken onder spanning met een hoge werkdruk wordt zeker niet alleen positief beoordeeld. Voor veel studenten is juist die hoge werkdruk een negatief aspect van het
De studenten is gevraagd om door middel van een schrif-
werk in een ziekenhuis. Het werk wordt daardoor
telijke opdracht aan te geven wat voor hen de positieve en
“fabrieksmatig” en er is weinig tijd voor iets anders dan de
negatieve aspecten vormen van het werk in verschillende
meest essentiële handelingen.
zorgdisciplines. (Ziekenhuis, bejaardentehuis, gehandicapteninstelling, instelling voor kinderopvang.) Vervolgens is
Er is weinig tijd voor patiënten, iets dat door een substan-
de opdracht in de discussiegroepen besproken.
tieel deel van de respondenten wordt gezien als een belangrijk nadeel van het werk. Ook de kortdurende con-
4.1
Beeld van het werk in een ziekenhuis (spontaan)
tacten doordat patiënten weer snel vertrekken, wordt door veel studenten ervaren als een tekortkoming van het werk in een ziekenhuis.
4.1.1 Positieve aspecten Als meest positieve kanten van het werk in een ziekenhuis
Verder wordt de sfeer in een ziekenhuis niet geapprecieerd
worden genoemd de afwisseling en de interessante ver-
door een deel van de studenten. “Steriel, een vervelende
pleegkundige handelingen. Er is zowel afwisseling in medi-
ziekenhuisgeur, nare omgeving” zijn zaken die gezegd wor-
sche handelingen en ziektebeelden als in patiënten, die
den in dit verband. Ook de omgang met “ziektes en narig-
over het algemeen slechts kortdurend in het ziekenhuis
heid” en de veelvuldige confrontatie met het overlijden
verblijven.
van patiënten, behoren volgens de studenten tot de onprettige aspecten van het werk.
“Het is interessant om met veel soorten ziektebeelden te maken te hebben.”
Ten slotte worden de hiërarchische verhoudingen in een
“Je komt van alles tegen in het ziekenhuis, je moet van
ziekenhuis door de respondenten negatief gewaardeerd.
alles kunnen.” “Het is uiteindelijk toch altijd de arts die beslist, je hebt Min of meer voortvloeiend uit de snelle wisseling van
weinig in te brengen.”
patiënten en de grote verscheidenheid aan (medische) handelingen wordt het werk in een ziekenhuis als hectisch en dynamisch omschreven, hetgeen door veel studenten
4.2 Beeld van het werk in een bejaardentehuis (spontaan)
“spannend” gevonden wordt. 4.2.1 Positieve aspecten
46
Verder wordt door veel respondenten ‘mensen beter
De dankbaarheid en waardering van bewoners wordt als
maken’ genoemd als een van de meest aantrekkelijke
eerste genoemd. De oude mensen zijn blij met de zorg, die
kanten van het werk in een ziekenhuis.
voor hen onmisbaar is en laten dit ook blijken.
Daarnaast wordt de sfeer in een bejaardentehuis als posi-
“Elke dag hetzelfde. En oude mensen zijn niet te porren
tief kenmerk naar voren gebracht. Het is er gezellig en de
om dingen te doen.”
sfeer is ‘warm’. De bejaarden houden van een praatje en vinden het belangrijk dat het gezellig is. Daarbij horen ook
Ook de zware lichamelijke taken worden door de studenten
de ‘levensverhalen’ van de oude mensen, die volgens een
genoemd als negatief aspect. Er zijn veel lichamelijk
deel van de studenten vaak getuigen van veel wijsheid en
belastende activiteiten, zoals tilwerk en dergelijke. Ook
humor.
geestelijk wordt het werk als zwaar omschreven door een aantal studenten. De regelmatige confrontatie met het
Verder spreekt het type zorg een deel van de studenten
overlijden van cliënten, maar ook met dementie, inconti-
aan; veel nadruk op de lichamelijke verzorging, waardoor
nentie en andere kwalen, vindt men belastend.
een bepaalde band met de zorgvrager ontstaat. Hoewel een deel van de respondenten de omgang met Ouderenzorg wordt gezien als werk waarbij het team een
oudere mensen waardeert, is dit voor anderen juist een
grote rol speelt, dit vindt een groot deel van de studenten
negatief aspect. Oude mensen “zeuren” en zijn vaak uit
een aantrekkelijke zaak.
hun humeur, klagen veel en “vertellen altijd dezelfde verhalen”.
Tot slot is voor een kleiner deel van de studenten het begeleiden van mensen in hun laatste levensfase een
Ook over het teamwork in de ouderenzorg wordt verschil-
positief onderdeel van dit werk.
lend geoordeeld. Hoewel een deel van de studenten hiervan een positief beeld heeft, wordt dit door een ander
Je helpt het einde van het leven zo mooi mogelijk te
deel van de studenten negatief beoordeeld. Zij zijn van
maken voor iemand.”
mening dat in de ouderenzorg onevenredig veel geroddeld wordt in de teams en er vaak een slechte (werk)sfeer
4.2.2 Negatieve aspecten
heerst.
De werkdruk staat op eenzame hoogte als negatief kenmerk van het werk in een bejaardentehuis. Gevolgen hier-
Verder heeft een aanzienlijk deel van de studenten de
van zijn: weinig tijd voor de cliënten, men komt niet toe
indruk dat de ouderenzorg qua salaris achterblijft bij
aan het eigenlijke werk en er is onvoldoende zorg op maat
andere zorgdisciplines.
voor de ouderen. Het werk wordt hierdoor onbevredigend. Op de tweede plaats komt het gebrek aan afwisseling. Het werk wordt door veel studenten omschreven als “saai en eentonig”. Elke dag is hetzelfde doordat de werkzaamheden tamelijk gestructureerd zijn en de dagen min of meer volgens een vast ritme verlopen. Dit biedt weinig uitdaging en weinig ruimte om eigen ideeën kwijt te kunnen in het werk. 47
4.3 Beeld van het werk in een gehandicapteninstelling (spontaan)
Tot slot spreekt het de studenten aan dat men de vrijheid heeft om zelf (tot op zekere hoogte) invulling te geven aan hun baan.
4.3.1 Positieve aspecten Een grote groep studenten ziet het werk in de gehandicap-
4.3.2 Negatieve aspecten
tenzorg als vrolijk en gezellig. In veel instellingen wordt
Tijdgebrek en de daarmee samenhangende werkdruk (per-
gepoogd om een gezellige ambiance te creëren (een ‘huis-
soneelsgebrek) wordt door de studenten als belangrijkste
kameridee’), en een dergelijke setting wordt door de stu-
negatief punt van de gehandicaptenzorg gezien. Het beeld
denten positief gewaardeerd. Behalve de ambiance wordt
bestaat dat er te weinig tijd is om met de cliënten acti-
ook het werk zelf omschreven als ‘vrolijk’. Dit heeft voor
viteiten te ondernemen en de zorg te bieden die de doel-
de respondenten zowel te maken met het soort activitei-
groep nodig heeft.
ten dat ondernomen wordt als met de doelgroep, die – deels – als vrolijk en ongecompliceerd wordt gekenschetst.
Een deel van de respondenten voelt zich niet aangetrokken tot de doelgroep. “Kwijlende mensen met wie je niet kunt
De doelgroep is een van de meest aantrekkelijke kanten
communiceren”. Zij vinden het afwijkend gedrag van de
van de gehandicaptenzorg voor de studenten. Het zijn
cliënten moeilijk om mee om te gaan. Zij hebben dus
geen doorsnee mensen, ze vertonen onverwacht en
hetzelfde beeld van de doelgroep als een groot deel van
onvoorspelbaar gedrag doordat ze heel direct, “eerlijk en
de buitenwereld. Eerder kwam al een vergelijkbaar gegeven
open”, zijn in hun uitingen.
naar voren bij de groepsdiscussies met werknemers. Ook zij gaven te kennen dat, voordat zij werkzaam waren in de
Door de intensiteit van het werk en de één-op-één con-
gehandicaptenzorg, zij eenzelfde beperkt en vaak foutief
tacten ontstaat een hechte band met de doelgroep.
beeld hadden van de doelgroep.
Dankbaarheid en waardering worden vaak rechtstreeks en onomwonden geuit door de zorgvragers. Dit vinden de
Een aantal studenten vindt dat het werk weinig afwisseling
studenten een van de meest positieve kenmerken van de
biedt. Zij doelen vooral op de beperkte verpleegkundige
gehandicaptenzorg.
handelingen in de gehandicaptenzorg. Daarnaast is een deel van de studenten van mening dat er weinig afwisse-
Verder wordt het werk in de gehandicaptenzorg geken-
ling in de zorg is. Het gaat volgens hen toch voornamelijk
schetst als afwisselend. Hierbij doelt men voornamelijk op
om ‘basiszorg’. Zij vinden dit weinig interessant. Vaak maken
de variatie van de werkzaamheden. Doordat de gehandi-
zij vergelijkingen met het ziekenhuis, waar men volgens hen
capten vaak op meerdere gebieden in het dagelijks leven
met een heel scala aan (zorg)handelingen te maken heeft.
zorg behoeven, omvat het werk eveneens veel verschillen-
Dit geldt vooral studenten HBO-V en MBO-VP.
de facetten en wordt daardoor zeer gevarieerd. Daarnaast zorgen de gehandicapten zélf eveneens voor de nodige
De geestelijke druk wordt eveneens naar voren gebracht
afwisseling, doordat zij soms afwijkend en onvoorspelbaar
bij de negatieve aspecten. De omgang met agressie, auto-
gedrag vertonen.
mutilatie en het overlijden van patiënten zijn voorbeelden hiervan.
48
Tot slot wordt ook het salaris als minpunt van de gehandi-
en vinden dat “iedereen dat wel kan”. Je hoeft er niet voor
captenzorg aangemerkt.
te studeren volgens de studenten, er zijn weinig specifieke vaardigheden nodig om in de kinderopvang te werken.
4.4 Beeld van het werk in een instelling voor kinderopvang (spontaan)
Sommigen zeggen dat dit werk pas interessant wordt als het om gehandicapte kinderen gaat, dan wordt het werk opeens wel uitdagend gevonden. Anderen zijn van mening
4.4.1 Positieve aspecten
dat het werk in de kinderopvang weinig diepgang heeft
De begeleiding van kinderen en het feit dat men een
omdat het echte opvoedwerk door de ouders gedaan wordt.
opvoedende rol heeft in de kinderopvang wordt positief gewaardeerd door een deel van de studenten.
4.5 Positieve en negatieve kenmerken van de verschillende zorgdisciplines (geholpen)
Verder wordt vooral de doelgroep omschreven als een van de positieve aspecten van het werk. Het contact met kin-
Na bespreking van de spontaan genoemde kenmerken, is
deren en de kinderwereld met alle fantasie en creativiteit
aan de studenten nogmaals een aantal kenmerken voorge-
die daarbij horen, worden positief benoemd. Kinderen zijn
legd door de gespreksleider. De vraag daarbij was op welke
bovendien ongeremd en eerlijk in hun contacten, wat de
zorgdiscipline het betreffende kenmerk het meest van
omgang met deze doelgroep speciaal maakt. Ook de liefde
toepassing is en op welke het minste.
en de knuffels die onderdeel uitmaken van de dagelijkse praktijk van het werk, spreekt een deel van de responden-
4.5.1 Arbeidsvoorwaarden
ten aan.
De volgende, aan de studenten voorgelegde kenmerken, worden gebundeld onder de noemer ‘arbeidsvoorwaarden’:
4.4.2 Negatieve aspecten Zeker niet alle studenten vinden de doelgroep een aan-
- salaris
trekkelijke factor. Voor een grote groep studenten is dit de
- doorgroeimogelijkheden
meest negatieve factor van het werk. De werkzaamheden
- mogelijkheid om cursussen te doen
die de zorg voor deze doelgroep met zich meebrengt vinden zij onaantrekkelijk en oninteressant.
Het ziekenhuis scoort hoog als het gaat om kenmerken op het gebied van arbeidsvoorwaarden, zoals salaris en door-
De drukte die het werk in de kinderopvang met zich mee-
groeimogelijkheden en de mogelijkheid om zich te specia-
brengt is voor veel studenten een negatieve factor. Dit
liseren.
betreft zowel het aantal activiteiten als de drukte van de kinderen zelf. “Veel geschreeuw en geblèr”. Een grote groep
De kinderopvang wordt gezien als de zorgdiscipline waarbij
respondenten heeft hier moeite mee.
de arbeidsvoorwaarden het minst goed geregeld zijn. Er zijn weinig mogelijkheden tot ontplooiing en weinig door-
Ook wordt door een aantal studenten het werk tamelijk
groeimogelijkheden, daarnaast vermoeden veel studenten
negatief beoordeeld omdat het weinig uitdagend is voor
dat het salaris bij de kinderopvang lager is dan in de ande-
hen. Zij zeggen dat het “gewoon een beetje oppassen is”,
re zorgdisciplines. 49
De ouderenzorg scoort evenmin erg hoog voor wat betreft
Het boeken van vooruitgang met cliënten of mensen leren
de arbeidsvoorwaarden. Het salaris is laag en er zijn weinig
beter voor zichzelf te zorgen zijn aspecten die men vooral
functiedifferentiaties, waardoor doorstroming naar hogere
in de gehandicaptenzorg en in de kinderopvang vindt vol-
functies niet vaak voorkomt.
gens de studenten. In de ouderenzorg is dit het minst aan de orde omdat de ouderen eigenlijk “niet zoveel meer willen”.
De gehandicaptenzorg zit in de middencategorie als het
De ouderenzorg is meer gericht op het onderhouden van
gaat om kenmerken die met arbeidsvoorwaarden te
vaardigheden dan op vooruitgang, vinden de studenten.
maken hebben. Men denkt over het algemeen positief over de mogelijkheden in de gehandicaptenzorg om cur-
Het aspect ‘mensen beter maken’ past het beste bij het
sussen te volgen. Doorgroeien naar een hogere functie is
werk in het ziekenhuis.
ook in de gehandicaptenzorg moeilijk, maar toch iets gemakkelijker dan bij de ouderenzorg of in de kinderop-
4.5.3 Persoonlijke motieven
vang. Over het salaris wordt wisselend gedacht, de één
Kenmerken die hieronder geschaard worden zijn:
denkt dat er meer verdiend wordt in de gehandicapten-
- waardering krijgen,
zorg dan in een bejaardentehuis of in de kinderopvang, de
- afwisseling,
ander denkt dat het ongeveer vergelijkbaar zal zijn met de
- uitdaging,
ouderenzorg.
- vrijheid en zelfstandigheid, - creativiteit,
4.5.2 Zingeving van het werk
- zelfontplooiing,
Kenmerken die hierbij horen zijn:
- veel verantwoordelijkheid.
- zinvol werk doen, - vooruitgang boeken met cliënten
De gehandicaptenzorg scoort hoog op de aspecten
- mensen ‘beter’ maken,
‘waardering krijgen’ en ‘afwisseling’. De cliënten zijn open
- mensen leren om voor zichzelf te zorgen.
in hun uitingen en tonen hun waardering. Afwisselend is het werk vanwege de hoeveelheid verschillende activitei-
Zowel het werk in het ziekenhuis als in de gehandicapten-
ten, met cliënten die afwijkend zijn in hun gedrag. Tevens
zorg wordt gezien als ‘zinvol’. In het ziekenhuis gaat het
wordt het werk uitdagend gevonden. Door de complexiteit
om zieken die verpleging behoeven, in de gehandicapten-
van de doelgroep is het werk niet eenvoudig, maar wel
zorg zijn de cliënten eveneens in hoge mate afhankelijk
uitdagend. Daarnaast is zelfontplooiing een kenmerk dat
van professionele zorg, zo redeneert men. De kinderopvang
bij het werk in de gehandicaptenzorg past. Men wordt
wordt als het minst betekenisvol gezien omdat professio-
geconfronteerd met moeilijke kwesties en moeilijk gedrag
nele zorg hierbij niet onontbeerlijk is. Ouders zouden
van cliënten, zoals agressie. Ook creativiteit is een ken-
immers ook zelf voor hun kinderen kunnen zorgen.
merk dat bij de gehandicaptenzorg hoort. Men moet over een zekere creativiteit en flexibiliteit van geest beschikken om met de onverwachte situaties om te kunnen gaan die het gedrag van de doelgroep met zich meebrengt.
50
De studenten vinden dat men in de gehandicaptenzorg
zeggen sommige studenten. Het werk is gezellig door de
redelijk veel vrijheid heeft om de werkzaamheden zelf te
setting, het contact met de doelgroep en met de collega’s.
plannen en om zelf inhoudelijk invulling te geven aan het werk.
De ouderenzorg en de kinderopvang scoren beiden hoog op het aspect gezelligheid. In de kinderopvang heeft men
Het minst hoog wordt de kinderopvang ingeschat als het
het minste vakkennis nodig, volgens de studenten.
gaat om kenmerken die betrekking hebben op persoonlijke
Teamwork wordt wel als kenmerk van de ouderenzorg
motieven. De meeste studenten zijn van mening dat een
gezien, maar niet van de kinderopvang.
baan in de kinderopvang weinig uitdagend is. Het werk is eentonig en saai en biedt weinig kansen voor zelfontplooiing.
In het ziekenhuis wordt de sfeer niet als gezellig gezien, maar juist als wat steriel. HBO-V-ers zijn hierover iets
Ook in de ouderenzorg zien de studenten weinig afwisse-
minder negatief, maar ook zij vinden de sfeer geen sterk
lend werk. Verder scoren de aspecten vrijheid en uitdaging
punt van het ziekenhuis. Wel worden in het ziekenhuis
laag. Wel ontvangt men in de ouderenzorg waardering
de hoogste eisen gesteld aan vakkennis. Teamwork in
voor het werk, zowel van de ouderen als van de familie.
het ziekenhuis wordt vooral gezien in het kader van de samenwerking met mensen uit de verschillende
In het ziekenhuis zien de studenten veel afwisseling in
disciplines.
werkzaamheden en patiënten. Het werk is ook uitdagend, denken de studenten; er is een hoge werkdruk en er wor-
Het kenmerk kleinschaligheid geldt het minst voor het
den hoge eisen gesteld aan de verpleegkundigen. Ook qua
ziekenhuis. Ook de ouderenzorg wordt gezien als vrij
waardering scoort het ziekenhuis over het algemeen hoog.
massaal. De gehandicaptenzorg en de kinderopvang zijn
Wel is er weinig vrijheid van handelen omdat er gewerkt
het meest kleinschalig.
wordt volgens vaste protocollen en omdat het ziekenhuis een hoge mate van hiërarchie kent tussen de verschillende
4.5.5 Omgang met de doelgroep
disciplines. Zeker verzorgenden staan in het ziekenhuis niet
Kenmerken die hierbaar horen:
hoog op de hiërarchische ladder.
- langdurige en intensieve relaties met cliënten - alle aspecten van het dagelijks leven van cliënten
4.5.4 Werkomstandigheden
meemaken
Bijbehorende kenmerken: - teamwork,
In de gehandicaptenzorg heeft men de meest lang-
- gezelligheid,
durige en intensieve relaties met cliënten. In de ouderen-
- kleinschaligheid.
zorg heeft men weliswaar intensieve, maar minder langdurige relaties omdat cliënten vaak komen te over-
In de gehandicaptenzorg wordt het werken in een team
lijden tijdens hun verblijf. In het ziekenhuis heeft men
hoog gewaardeerd. De sfeer in de teams is open en het is
zowel de minst langdurige als de minst intensieve band
gezellig met de collega’s onderling. Men heeft meer per-
met de patiënten. Voor sommigen is dit trouwens geen
soonlijke band dan in de teams bij andere zorgdisciplines,
negatief punt. 51
Het meemaken van het hele dagelijks leven van cliënten is
De HBO-V studenten roemen de interessante verpleeg-
een aspect dat eveneens vooral de gehandicaptenzorg ken-
kundige (“technische”) handelingen van het werk in een
merkt. Tot op zekere hoogte geldt het ook voor de ouderen-
ziekenhuis. Verder is het voor hen belangrijk dat een zie-
zorg, met de kanttekening dat de activiteiten en het dagelijks
kenhuis veel doorgroeimogelijkheden biedt en men zich
leven van ouderen beperkter zijn dan bij veel gehandicapten.
kan specialiseren. Gezegd wordt dat het werk in een ziekenhuis op een “hoger niveau” staat dan het werk in andere
4.5.6 Beroepsstatus
zorgdisciplines. Dit heeft deels te maken met het imago
Kenmerken die hieronder vallen:
van het werk in een ziekenhuis en deels met de eisen die
- het aanzien van het beroep dat je uitoefent,
gesteld worden aan de vakkennis van de verpleegkundigen.
- veel vakkennis vereist.
Hierbij wordt vooral gedoeld op de uiteenlopende verpleegkundige handelingen die zij moeten kunnen verrich-
Vooral voor de verpleegkundigen geldt dat het ziekenhuis
ten. Toch idealiseren de HBO-V-ers het werk in een
de zorgdiscipline is waarbij men het meeste aanzien geniet
ziekenhuis niet: zij hebben een reële kijk op het werk en
in de maatschappij. Hoewel hier overigens ook kantteke-
kunnen ook de negatieve kanten benoemen zoals de hoge
ningen bij geplaatst worden door sommigen. (“De meeste
werkdruk, het ‘fabrieksmatige werk’ et cetera. Deze aspec-
mensen denken toch alleen maar aan billen wassen”). Over
ten wegen voor hen echter minder zwaar.
de drie andere zorgdisciplines zijn de meningen niet erg uitgesproken. Werken in de gehandicaptenzorg levert niet
De HBO-V-ers wijken af door het feit dat zij weinig
beduidend meer of minder aanzien op dan de ouderen-
belang hechten aan ‘langdurige en intensieve relaties met
zorg. De kinderopvang levert nog iets minder aanzien op
cliënten’. Dit kenmerk wordt door het grootste deel van
dan de andere zorgdisciplines, denken de studenten.
de andere studenten positief beoordeeld. Door de HBO-Vstudenten wordt dit vaker negatief beoordeeld. Zij vinden
Over het kenmerk ‘vakkennis’ is men het niet eens. Sommigen
het eentonig en saai als zij lang dezelfde patiënten moe-
vinden dat er veel vakkennis vereist is, anderen zeggen dat
ten verzorgen. Dit sluit overigens uitstekend aan bij de
dit misschien theoretisch wel zo is, maar dat het imago van
positieve beoordeling van het werk in een ziekenhuis door
de gehandicaptenzorg als vak omlaag wordt gehaald doordat
de HBO-V-studenten.
er veel mensen zonder diploma’s werkzaam zijn in de sector. Behalve het werk in een ziekenhuis wordt ook het werk in de psychiatrie door de HBO-V-ers positief beoordeeld. Het
5
Onderscheid tussen verschillende opleidingen en studierichtingen
is uitdagend, onder andere vanwege de grote hoeveelheid interessante ziektebeelden en de mogelijkheden voor specialisaties. Verder zijn de verdiensten goed en het werk in
5.1
52
HBO-V
de psychiatrie heeft redelijk wat aanzien in de maatschappij.
De HBO-V-ers zijn over het algemeen duidelijk meer carri-
De gehandicaptenzorg legt bij de HBO-V-studenten
èregericht dan de MBO-ers, maar ook meer dan de
weinig gewicht in de schaal: de langdurige relaties zijn
meeste SPH-studenten.
geen pluspunt en het ontbreken van een variatie in
medische handelingen maken het werk weinig uitdagend
Zij wijken af van de meeste andere studentengroepen
voor deze studenten. Het is vooral ‘basiszorg’. Ook heeft
doordat zij minder bewust voor hun studie hebben gekozen.
men het beeld dat er weinig carrièremogelijkheden zijn in
Veel SPW-ers motiveren hun keuze voor de studie en
de gehandicaptenzorg. Daarnaast zijn de verdiensten min-
daarmee voor het werk dat zij gaan doen, nogal algemeen
der dan in het ziekenhuis en heeft werken in de gehandi-
en vaag. (“Ik wist absoluut niet wat ik wilde, ja, iets met
captenzorg minder aanzien dan werken in de psychiatrie
mensen, dat wel. SPW is een brede opleiding, je kunt er van
of het ziekenhuis, volgens de HBO-V-ers.
alles mee, dus ben ik dat maar gaan doen”). Wel is het aspect ‘met mensen willen werken’ duidelijk aanwezig, net
5.2 SPH
als bij de andere studentengroepen.
De SPH-studenten lijken wat minder carrièregericht dan
5.5 MBO BBL (VZ/VP en SPW)
de HBO-V-ers. Wel zijn ook zij wat minder geïnteresseerd in langdurige relaties met cliënten dan de meeste MBO-
De BBL-studenten die ouder zijn en die elders al een loop-
studenten voor wie dit een uitgesproken pluspunt vormt.
baan achter de rug hebben zijn wat sceptischer over de
Wellicht komt dit voort uit het feit dat de meeste SPH-ers
zorg in het algemeen en in het bijzonder over de arbeids-
zich richten op werk in een dagactiviteitencentrum, waar,
voorwaarden, zoals doorstroming en salarissen. Zij hebben
door de aard van de werkzaamheden, de band met cliënten
wel heel bewust gekozen voor de zorg en vooral voor het
minder intensief is dan in de woonbegeleiding.
mensgerichte aspect van het werk. Voor een deel van hen is het een terugkeer naar werken in de zorg.
5.3
MBO BOL/Verzorgende 3 en verpleegkunde 4 5.6 Welzijn versus zorg: (on)regelmatige diensten
Ook door de studenten uit de richting verpleegkunde op MBO-niveau wordt gerefereerd aan de interessante verpleeg-
Verder is er een verschil in de gedachten over de onregel-
kundige handelingen in het ziekenhuis, zeker wanneer men
matige diensten. Studenten van de studierichtingen
het vergelijkt met werk in de gehandicaptenzorg, waar de
verpleegkunde en verzorgende, zowel op HBO- als op
medische handelingen beperkt zijn. Dit argument weegt
MBO-niveau, voelen zich aangetrokken door onregelmatige
echter voor deze groep minder zwaar dan voor de HBO-ers.
diensten. Voor studenten SPW en SPH ligt dit anders. Zij verkiezen juist regelmaat boven de wisselende diensten.
De studenten uit de richting ‘verzorgende’ onderscheiden zich voornamelijk doordat zij vooral het ‘voor mensen willen zorgen’ hoog in het vaandel hebben. Verder zijn zij weinig carrièregericht.
5.4 MBO BOL/SPW
6
Onderscheidende kenmerken gehandicaptenzorg
Uit het voorgaande kunnen de volgende (combinaties van) onderscheidende positieve kenmerken van de gehandicap-
De studenten uit de richting SPW zijn over het algemeen
tenzorg worden gedestilleerd.
evenmin erg carrièregericht.
- Waardering door de cliënten. 53
- De doelgroep (onvoorspelbaar, ongewoon, direct, open).
van cliënten dragen bij aan de voldoening.
- Intensieve en langdurige relaties, (één-op-één-contacten).
Verpleegkundigen kiezen, naast deze redenen, ook vaak
- Het werk is gezellig en vrolijk (doelgroep en setting).
voor het (brede) vak van verpleegkundige omdat zij
- Het werk is uitdagend.
geïnteresseerd zijn in de medische kant van het beroep.
- Het werk is afwisselend. - Het werk is zinvol. - Er is plaats om (binnen grenzen) het werk naar eigen inzicht in te delen. - Het werk doet een beroep op de eigen creativiteit en flexibiliteit, hierdoor groeit men als mens (zelfontplooiing). - Werken in de gehandicaptenzorg betekent werken in
• De specifieke keuze voor de gehandicaptenzorg wordt meestal gemaakt vanuit ‘zachte argumenten’, zoals de voldoening door de directe, persoonlijke relaties met gehandicapten, de vaak rechtstreeks geuite dankbaarheid van de cliënten en de wens om gehandicapten te helpen en te verzorgen. Soms speelt idealisme hierbij een rol.
een leuk en stimulerend team. 7.1.2 De ideale baan En als negatieve kenmerken worden onderscheiden:
• Kenmerken van een ideale baan die spontaan naar voren worden gebracht, zijn vooral:
- Het werk staat niet hoog aangeschreven; weinig aanzien in de maatschappij en onduidelijkheid over de benodigde
- Waardering en dankbaarheid.
vakkennis.
- Mensenwerk (contact hebben met mensen).
- De doelgroep is onbekend (en dat maakt onbemind).
- Afwisseling (in activiteiten en in contacten).
- Het werk is soms geestelijk belastend (agressie).
- Teamwork in een prettige werksfeer (een gezellig
- Weinig aantrekkelijk voor hoger opgeleide verpleegkundigen door gebrek aan carrièremogelijkheden en gebrek aan doorstromingsmogelijkheden.
en stimulerend team waar men respectvol met elkaar omgaat). - Een goed salaris. Desgevraagd ziet men ook het doen van ‘zinvol werk’ en
7
Conclusies en aanbevelingen
mogelijkheden om zichzelf te ontplooien en door te groeien als kenmerken van een ideale baan. Het imago van het
7.1
Conclusies
beroep in de maatschappij is eveneens van belang, hoewel men hier verdedigend op reageert. Een beroep uitoefenen
7.1.1 Startmotieven
waarvoor een bepaalde mate van vakkennis vereist is,
• De belangrijkste reden om te kiezen voor de zorg in het
wordt ook belangrijk gevonden. Dit komt het imago van
algemeen is de ‘menselijke factor’. ‘Mensen helpen,
het beroep ten goede.
mensen verzorgen’ en ‘iets betekenen voor mensen’
54
zijn de meest genoemde drijfveren. Het werken met
7.1.3 Het imago van de gehandicaptenzorg
mensen geeft persoonlijke voldoening en een deel van
• Het arbeidsmarktimago van de gehandicaptenzorg ken-
de eigenwaarde wordt ontleend aan het helpen en
merkt zich in positieve zin vooral door de doelgroep; het
verzorgen van mensen. Ook de uitingen van waardering
zijn geen doorsnee mensen. De contacten zijn langdurig,
intensief en direct en dankbaarheid wordt vaak en veel-
Een deel van de studenten voelt zich niet aangetrokken
al rechtstreeks geuit. Bovendien is het werk zinvol
tot de doelgroep. Opvallend is dat zij een even beperkt
omdat de gehandicapten afhankelijk zijn van professio-
en oningevuld beeld hebben als veel buitenstaanders;
nele zorg. Verder bestaat het beeld dat het werk vrolijk,
ook zij hebben het over ‘kwijlende en vieze mensen’ of
gezellig en afwisselend is. Dit laatste geldt zowel voor
‘de Jostiband’.
de activiteiten als voor het contact met de doelgroep. Door de aard van de handicap vertonen de cliënten
7.1.4 Het imago van de andere zorgdisciplines
vaak onvoorspelbaar gedrag, waardoor de werkers moe-
• Het arbeidsmarktimago van het ziekenhuis onder-
ten beschikken over de nodige inventiviteit om hierop
scheidt zich doordat het werk gezien wordt als uitda-
in te spelen. Ook de betrekkelijk grote vrijheid om zelf
gend en spannend, vooral voor verpleegkundigen (en in
invulling te geven aan het werk, spreekt aan. De rol van
het bijzonder voor HBO-V-ers). De hoge werkdruk, de
het team in de gehandicaptenzorg is eveneens een
snelle wisseling van patiënten, het hectische element
belangrijk positief kenmerk. Men gaat gezellig met
van een ziekenhuis, dit alles wordt door hen positief
elkaar om (meer dan in andere zorgdisciplines het geval
beoordeeld. (Er zijn overigens ook mensen voor wie
is) en het team is de plaats waar men stimulans en
hectiek juist een negatieve factor is.) Ook de mogelijk-
ondersteuning vindt.
heid voor specialisatie en doorgroei zijn positieve aspecten, evenals het salaris. Daarnaast is de beroeps-
Een negatief aspect betreft het beeld dat het werk in
status van het werk in een ziekenhuis (wellicht samen
de gehandicaptenzorg soms zwaar is: er is onvoldoende
met de psychiatrie) hoger dan die van het werk in de
personeel en men krijgt soms te maken met moeilijke
andere zorgdisciplines.
problematiek (zoals agressie), waardoor het werk geestelijk belastend wordt.
• Van de ouderenzorg heeft men over het algemeen het beeld dat er een warme sfeer heerst; veel verhalen en
Sommige studenten spreekt het werk niet aan omdat
gezelligheid. Ook de begeleiding van de laatste levens-
er weinig afwisseling is; vooral HBO-V-studenten zijn
fase van de cliënten vormt voor sommigen een aan-
deze mening toegedaan. Voor hen biedt het werk te
trekkelijk onderdeel. Wel kenmerkt het
weinig uitdagende medische handelingen. Ook het
arbeidsmarktimago van de ouderenzorg zich in negatie-
salaris en de doorgroeimogelijkheden worden niet
ve zin door een hoge werkdruk (meer dan bij de andere
gunstig beoordeeld. Verder verschillen de meningen
zorgdisciplines), een laag salaris en gebrek aan door-
over de benodigde vakkennis die vereist is voor het
groeimogelijkheden. Verder bestaat het beeld dat het
werk in de gehandicaptenzorg. Weliswaar is men over
werk weinig afwisselend is. Daardoor is het werk niet
het algemeen van mening dat er behoorlijk wat
alleen saai en weinig uitdagend, maar is er ook weinig
vakkennis nodig is, maar dit beeld wordt onderuit
ruimte om zelf invulling aan het werk te geven.
gehaald doordat er ook mensen werkzaam zijn in de gehandicaptenzorg die niet over diploma’s beschikken.
• Het werk in de kinderopvang wordt eveneens gezien
Zoals gezegd komt dit de maatschappelijke status niet
als weinig uitdagend vanwege het gebrek aan diepgang.
ten goede.
Wel is het werk gezellig en is de omgang met kinderen 55
leuk. Een aantrekkelijke kant is de opvoedende rol die
ontplooien, mist men doorgroeimogelijkheden. Er zijn
men heeft. De arbeidsvoorwaarden komen van alle
weinig ‘lagen’ in de gehandicaptenzorg en zeker wanneer
disciplines bij de kinderopvang het minst positief uit
men niet helemaal van de werkvloer verwijderd wil raken,
de bus.
zijn de mogelijkheden beperkt.
7.1.5 Verschillen tussen de studentengroepen
Een ander problematisch aspect is de maatschappelijke
• Een van de voornaamste verschillen tussen de studen-
status. De status van het werk in de gehandicaptenzorg is
tengroepen is gelegen in het feit dat de HBO-ers meer
tamelijk laag. Deels lijkt dit terug te voeren op het beeld
carrièregericht zijn dan de MBO-ers, waarbij de HBO-V-
dat er weliswaar vakkennis benodigd is, maar dat hier
ers de meeste aandacht aan loopbaanplanning lijken te
ogenschijnlijk toch geen hoge eisen aan gesteld worden
besteden. Verder zijn interessante medische handelin-
doordat er ook mensen zonder diploma’s werkzaam zijn in
gen voor hoger opgeleide studenten verpleegkunde
de sector. Voor een ander deel is de lage status terug te
belangrijk. Er is een verschil in houding tegenover onre-
voeren op het beperkte beeld van de doelgroep en het
gelmatige diensten: de studenten uit de zorgrichtingen
werk. Voor neuzen afvegen heb je immers geen vakkennis
vinden onregelmatige diensten prettig, de welzijnsstu-
en geen diploma nodig. Ook in het vorige deel van dit
denten werken liever regelmatig. In sommige gevallen
onderzoek (de groepsdiscussies met werknemers), kwam
kiezen studenten bewust voor een studierichting die
reeds naar voren dat de buitenwereld een zeer beperkt en
opleidt voor een baan met regelmatige of onregelmati-
deels foutief beeld heeft van de doelgroep en daarmee
ge tijden. In andere gevallen beschouwt men dit als een
van het werk in de gehandicaptenzorg. Ook de werkne-
logische consequentie van de keuze en is het vooraf
mers zelf hadden, voordat zij in de sector gingen werken,
geen reden om voor een studie te kiezen.
vaak een zelfde foutief beeld van de doelgroep. In het huidige deel van het onderzoek, de groepsgesprekken met
7.2
Ergo
potentiële werknemers, wordt het bovenstaande wederom bevestigd. Niet alleen ‘de maatschappij’, maar ook de stu-
Op een aantal aspecten komt het beeld van de gehandi-
denten, die wel gekozen hebben voor een opleiding in de
captenzorg overeen met de kenmerken die door potentiële
zorg- of welzijnssector, hebben een onvolledig beeld, zowel
werknemers genoemd worden in relatie met een ideale
van het werk als van de doelgroep van de gehandicapten-
baan. Dit zijn de aspecten waardering en dankbaarheid,
zorg.
mensenwerk, afwisseling, teamwork, en een goede werk-
56
sfeer.
De resultaten van het onderzoek onder studenten bevesti-
De aspecten die minder goed uit de verf komen in het
gen het belang van het in beeld brengen van de (veelvor-
beeld dat studenten hebben, zijn de doorgroeimogelijkhe-
migheid van de) doelgroep. Door een waarheidsgetrouw
den en de maatschappelijke status van de gehandicapten-
beeld van de doelgroep te schetsen, wordt ook het werk in
zorg. Hoewel de studenten het beeld hebben dat er in de
de gehandicaptenzorg op een realistische wijze neergezet,
gehandicaptenzorg over het algemeen voldoende moge-
met aandacht voor de eigenheid van het werk en de vele
lijkheden zijn om cursussen en dergelijke te volgen en op
facetten die het werk kenmerken. Door de veelvormigheid
die manier dus gelegenheid geboden wordt om zichzelf te
van de gehandicaptenzorg treffend in beeld te brengen
kan tegelijkertijd getoond worden over welke kwaliteiten werknemers in de gehandicaptenzorg moeten beschikken en wat voor vakkennis daarbij benodigd is. Samengevat: Gehandicaptenzorg: een vak apart. Hoger opgeleide verpleegkundigen vinden een belangrijke uitdaging in het verrichten van veel verschillende verpleegkundig interessante handelingen. Voor hen is de gehandicaptenzorg minder aantrekkelijk omdat in deze sector de verpleegkundige handelingen over het algemeen beperkt zijn. Er valt dan ook wat voor te zeggen om de werving van hoger verpleegkundig personeel te beperken tot gespecialiseerde inrichtingen, waar meer uitdaging ligt voor deze groep werknemers. Het lijkt af te raden om voor de meer verzorgende functies hoger opgeleid verpleegkundig personeel te werven, omdat zij snel zullen afvallen doordat het werk hen onvoldoende uitdaging biedt.
57
Fase 4: kwantitatief onderzoek onder MBO- en HBO-studenten 1
Inleiding
1.2.1 MBO • BOL-studenten Verzorgende 3 en Verpleegkunde 4
In dit deel worden de resultaten beschreven van fase 4 van het onderzoeksproject. In deze fase is een schriftelijke
(BOL en BBL). • BOL-studenten SPW 3 en 4 (BOL en BBL).
enquête uitgevoerd onder MBO- en HBO-studenten naar de verwachtingen die studenten van relevante studie-
1.2.2 HBO
richtingen hebben aangaande hun toekomstige werk
• HBO-studenten Verpleegkunde (deeltijd en voltijd).
(ideaalbeeld) en naar het beeld dat zij hebben van de
• HBO-studenten SPH (deeltijd en voltijd).
gehandicaptenzorg en ‘concurrerende’ disciplines (imago).
1.2.3 De vragenlijst De vragenlijst omvatte de volgende onderwerpen:
1.1
Doelstelling
- het belang van verschillende loopbaankenmerken (ideaalbeeld),
In fase 4 van het onderzoek is kwantitatief onderzoek verricht onder MBO- en HBO-studenten, om meer nauw-
- het beeld van de sectoren aan de hand van dezelfde kenmerken (imago),
keurig uitspraken te kunnen doen over de omvang waarin
- huidige studiekeuze en motivering,
bepaalde aspecten van de relevante imago’s van belang
- achtergrondkenmerken.
zijn en over de verschillen in beeldvorming tussen de studentengroepen.
In samenspraak met de opdrachtgever is een verschil gemaakt tussen de vragenlijsten voor de ‘zorgstudenten’
1.2
Methode en opzet
(Verzorgende en Verpleegkunde) en de ‘welzijnsstudenten’ (SPW en SPH). In de vragenlijsten voor de studenten uit
Het onderzoek is uitgevoerd in de vorm van een schrifte-
de zorgrichtingen zijn drie sectoren als keuzemogelijkheid
lijke vragenlijst. Alternatieve methoden van dataverzame-
opgenomen, te weten: ouderenzorg, gehandicaptenzorg en
ling, zoals telefonisch onderzoek of een webenquête,
ziekenhuis. In de vragenlijst voor de studenten SPW en
waren niet uitvoerbaar omdat de persoonsgegevens van
SPH zijn vier sectoren ter beoordeling gegeven; de
de studenten niet beschikbaar zijn. Ook de goede versprei-
genoemde drie met daarbij nog de kinderopvang.
dingsmogelijkheden via de opleidingsinstituten en de
Verondersteld werd dat het voor studenten uit de zorg-
bereidwilligheid van opleidingscoördinatoren om mee te
richtingen minder voor de hand zou liggen om voor de
werken aan de selectie van de studenten, waren argumen-
kinderopvang te kiezen.
ten om te kiezen voor een schriftelijke vragenlijst. Soms zijn de enquêteformulieren in de klas ingevuld en ingeleverd bij de docent. In andere gevallen hebben studenten de vragenlijsten ingeleverd bij het secretariaat. Studenten van de volgende opleidingen hebben aan het onderzoek deelgenomen:
58
1.3
Steekproefverantwoording
neerkomt op een respons van 28%. De respons is daarmee redelijk tot goed te noemen. In het MBO (36%) is de
Het onderzoek is uitgevoerd onder MBO- en HBO-stu-
respons wat hoger dan in het HBO (20%). Zowel voor het
denten. In mei 2003 zijn in totaal 3105 vragenlijsten ver-
MBO als voor het HBO geldt dat de respons van studen-
stuurd naar MBO- en HBO-instellingen. Het aantal
ten uit de zorgrichting hoger is dan van studenten uit de
geretourneerde vragenlijsten bedraagt in totaal 871, wat
welzijnrichting.
MBO - waarvan welzijn - waarvan zorg HBO - waarvan welzijn (SPH) - waarvan zorg (HBO-V) Totaal
aantal vragenlijsten
aantal vragenlijsten
respons
verstuurd 1570 805 765
ontvangen 567 181 386
36% 22% 50%
1535
304
20%
775 760
120 184
15% 24%
3105
871
28%
Van de respondenten die aan het onderzoek hebben deel-
35% tussen de 16-19 jaar. Voor het MBO geldt dat
genomen, is het overgrote deel vrouw (91% van de res-
binnen de welzijnrichting jongere respondenten aan het
pondenten). Wat betreft de leeftijd is ongeveer de helft
onderzoek hebben deelgenomen dan binnen de zorgrich-
van de respondenten tussen de 16-19 jaar. In het MBO is
ting. Voor het HBO ligt de verhouding precies andersom.
de leeftijd wat lager dan in het HBO, met 55% versus
MBO - waarvan welzijn - waarvan zorg HBO - waarvan welzijn (SPH) - waarvan zorg (HBO-V)
Man
vrouw
16-19
20-29
30-39
40+
% 10 8 10 8 10 6
% 90 92 90 92 90 94
% 55 67 50 35 28 39
% 26 22 30 52 56 50
% 8 8 9 8 12 5
% 10 4 13 5 4 5
Gem. leeftijd 23 jr. 21 jr. 24 jr. 23 jr. 23 jr. 22 jr.
59
MBO
HBO aantal
%
aantal
%
Welzijn
181
100
Welzijn (SPH)
120
100
- SPW-3
78
43
- voltijd
83
70
- SPW-4
103
57
- deeltijd
37
30
- BOL
132
73
- 1ste jaars
37
30
- BBL
49
27
- ouderejaars
83
70
- 1ste jaars
75
41
- ouderejaars
106
59
Zorg
386
100
Zorg (HBO-V)
184
100
- VZ-3
189
49
- voltijd
141
77
- VZ-4
197
51
- deeltijd
41
23
- BOL
228
59
- 1ste jaars
94
52
- BBL
158
41
- ouderejaars
87
48
- 1ste jaars
105
27
- ouderejaars
279
73
• Het verschil in gemiddelde leeftijd tussen BOL en BBL
instelling kwamen de SPW-vragenlijsten ruim na de slui-
is ongeveer 10 jaar. Het verschil in gemiddelde leeftijd
tingsdatum binnen, waardoor deze niet meer tijdig ver-
tussen HBO-voltijd en HBO-deeltijd (inclusief duaal) is
werkt konden worden.
ongeveer 12 jaar. De vragenlijsten voor het HBO zijn verstuurd naar 12
60
Wat betreft het opleidingsniveau, de studievorm en de fase
instellingen. Er zijn vragenlijsten teruggestuurd door hoge-
van de opleiding, is de steekproef als volgt samengesteld:
scholen in: Breda, Leiden, Deventer, Utrecht, Nijmegen,
De vragenlijsten voor de MBO-studenten zijn verstuurd
Maastricht, Zwolle, Groningen, Den Bosch en Sittard. Twee
naar 8 instellingen. Er zijn vragenlijsten teruggestuurd
instellingen hebben de vragenlijsten niet kunnen versprei-
door ROC’s in: Almere, Amersfoort, Den Helder, Ede,
den. Van één instelling kwamen de HBO-V-vragenlijsten te
Enschede, Maastricht, Nijmegen. Van één MBO-instelling
lang na de sluitingsdatum binnen om nog verwerkt te
zijn geen vragenlijsten ontvangen omdat deze instelling
kunnen worden.
door de drukte aan het eind van het schooljaar de ver-
De omvang van de respons verschilde per instelling en liep
spreiding organisatorisch niet rond kreeg. Van een andere
uiteen van ongeveer 5% tot ruim 50%.
1.4
Leeswijzer
2
Kenmerken van de ideale baan
In hoofdstuk 2 van dit deel wordt besproken welke
Aan de studenten is een twintigtal loopbaankenmerken
kenmerken voor de studenten het belangrijkst zijn bij
voorgelegd en hen is gevraagd in hoeverre zij deze ken-
de keuze voor hun toekomstige baan (ideaalbeeld).
merken van belang vinden voor hun toekomstige baan. De
In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de vraag in hoeverre de
kenmerken zijn gekozen op basis van de uitkomsten van
kenmerken volgens de studenten passen bij de verschillende
het kwalitatieve deel van het onderzoek (fase 3).
sectoren (imago). In hoofdstuk 4 wordt het imago van de diverse sectoren afgezet tegen het ideaalbeeld. Vervolgens
Er waren vier antwoordmogelijkheden:
wordt in hoofdstuk 5 gekeken in hoeverre er een verschil in opvatting is met betrekking tot het imago van de
1 = onbelangrijk
sectoren tussen studenten die hebben gekozen om in
2 = niet zo belangrijk
de gehandicaptenzorg te gaan werken en studenten die
3 = vrij belangrijk
voor een andere discipline kiezen. Het rapport wordt in
4 = heel belangrijk
hoofdstuk 6 afgesloten met conclusies en aanbevelingen. Allereerst is gekeken naar de scores van alle studenten die aan het onderzoek deelgenomen hebben. Vervolgens is een vergelijking gemaakt tussen de scores van studenten uit de zorgrichtingen en van studenten uit de welzijnsrichtingen. Daarnaast is gekeken naar verschillen in beoordeling tussen studenten BBL-studenten en BOL-studenten en tussen deeltijd- en voltijdstudenten (HBO) van de twee studierichtingen.
61
2.1
MBO
2.1.1 Mate van belang In figuur 1 worden de scores weergegeven van het belang dat MBO-studenten hechten aan een aantal kenmerken van een toekomstige werkkring. De figuur is geordend naar de gemiddelde mate van belang die aan de kenmerken wordt toegekend.
Figuur 1
Belang kenmerken MBO (N=567) Teamwork Zinvol werk doen Waardering krijgen voor je werk Jezelf kunnen ontplooien Gezelligheid Vooruitgang boeken met cliënten Uitdagingen in je werk Goed salaris Goede doorgroeimogelijkheden Intensieve relaties met cliënt/patiënt Er wordt beroep gedaan op je vakkennis Afwisseling Mogelijkheid om cursussen te doen Zelfstandig werken Er wordt beroep gedaan op je creativiteit Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Veel verantwoordelijkheid hebben Aanzien van beroep in de samenleving Regelmatige werktijden Aanzien van beroep bij vrienden en familie 2 laag (1)
62
2,2
2,4
2,6
2,8
3
3,2
3,4
3,6
3,8
---------------------- belang -----------------------
4 hoog (4)
• Twee kenmerken die te maken hebben met werk-
Tijdens fase 3 van dit onderzoek, de groepsdiscussies
omstandigheden zijn voor de studenten heel belangrijk,
met studenten, bleek dat de studenten in hun initiële
te weten: teamwork en gezelligheid. Daarnaast is zin-
reactie weliswaar het belang van het aanzien van het
geving van groot belang voor studenten. Dit komt naar
beroep ontkenden, maar na doorvragen bleek telkens dat
voren bij de hoge scores van de aspecten ‘zinvol werk’
men wel degelijk gevoelig is voor de opinie van ‘de bui-
en ‘het boeken van vooruitgang met cliënten’; twee
tenwereld’ met betrekking tot het beroep dat men kiest.
kenmerken die in elkaars verlengde kunnen liggen.
• Verder valt op dat aspecten als veel verantwoordelijk-
Aspecten op het vlak van persoonlijke ontwikkeling en
heid hebben en zelfstandig werken niet sterk vertegen-
voldoening komen naar voren bij het belang dat wordt
woordigd zijn in de korte termijnvisie van de studenten.
gehecht aan de kenmerken waardering krijgen, jezelf
Wellicht worden deze kenmerken te veel geassocieerd
kunnen ontplooien en uitdagingen.
met alleen verantwoordelijk zijn en het ontberen van
• Kenmerken die te maken hebben met beroepsstatus
ondersteuning door collega’s of team. De studenten
scoren relatief laag: het aanzien van je beroep bij vrien-
moeten immers nog aan hun loopbaan beginnen en
den en familie of in de samenleving. Deze resultaten
vinden in dit stadium wellicht daardoor juist aspecten
dienen echter met enige scepsis te worden bekeken.
als ondersteuning en samenwerking belangrijk.
63
2.1.2 Vergelijking zorg en welzijn
grote verschillen tussen zorg en welzijn, onderaan staan
In figuur 2 worden de scores van MBO-studenten ‘zorg’
de aspecten die weinig verschillen vertonen.
vergeleken met die van studenten ‘welzijn’. De aspecten zijn geordend naar de grootte van het verschil tussen beiden groepen. Boven aan de figuur staan de aspecten met
Figuur 2
Belang van kenmerken: zorg versus welzijn (N=567) Mogelijkheid om cursussen te doen
VZ/VP (n=181) SPW3/4 (n=386)
Aanzien van beroep in de samenleving Er wordt beroep gedaan op je vakkennis Aanzien van beroep bij vrienden en familie Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Regelmatige werktijden Goed salaris Jezelf kunnen ontplooien Zelfstandig werken Afwisseling Waardering krijgen voor je werk Teamwork Intensieve relaties met cliënt/patiënt Veel verantwoordelijkheid hebben Vooruitgang boeken met cliënten Er wordt beroep gedaan op je creativiteit Zinvol werk doen Uitdagingen in je werk Goede doorgroeimogelijkheden Gezelligheid 2,2
2,4
2,6
2,8
3
3,2
3,4
3,6
3,8
4
laag (1) ----------------------------- belang ----------------------------- hoog (4)
64
• Opvallend is dat de studenten zorg over het algemeen
Welzijn
meer belang hechten aan de kenmerken dan studenten
Deeltijdstudenten welzijn vinden acht aspecten significant
welzijn. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat
belangrijker dan voltijdstudenten:
studenten die voor de zorg kiezen bewuster hun keuze
• Teamwork.
maken voor deze richting, dan mensen die kiezen voor
• Een goed salaris.
een SPW-opleiding. Veel studenten SPW gaven immers
• Regelmatige werktijden.
tijdens de groepsdiscussies als motivering voor hun
• Zelfstandig werken.
keuze dat zij niet wisten ‘wat ze moesten gaan doen’
• Uitdaging.
en vervolgens SPW kozen omdat ‘het een brede studie
• Creativiteit.
is waarmee je nog van alles kunt’.
• Mogelijkheden om cursussen te doen.
• Belangrijke verschillen in de beoordeling van de mate
• Jezelf ontplooien.
van belang van de kenmerken hebben betrekking op de beroepsstatus. Voor studenten zorg is het aanzien van
Door de hogere gemiddelde leeftijd en de grotere werk-
het beroep van groter belang dan voor studenten wel-
en levenservaring van BBL-ers is het te verwachten dat
zijn. Wel is het zo dat de gemiddelde score van deze
men hogere eisen gaat stellen aan voldoening, inhoud van
kenmerken, ook bij studenten zorg, relatief niet hoog is.
het werk, beloning en zelfstandigheid. Het grotere belang
• Daarnaast zijn de mogelijkheden om cursussen te
dat deeltijdstudenten hechten aan cursusmogelijkheden,
volgen en het beroep op vakkennis belangrijker voor
wordt mogelijk hierdoor eveneens verklaard; zij zijn meer
studenten zorg dan voor de SPW-ers. Dit komt overeen
gericht op hun loopbaan dan de voltijdstudenten. Het is
met een belangrijke uitkomst uit fase 3 van dit onder-
eveneens verklaarbaar dat de wat oudere studenten
zoek. De interesse in verpleegkundige handelingen en
minder enthousiast zijn over onregelmatige werktijden,
de mogelijkheid om zich daarin verder te ontwikkelen,
bijvoorbeeld omdat zij kinderen hebben.
is voor studenten Verpleegkunde of Verzorgende een belangrijke reden voor hun studie- en beroepskeuze.
Zorg Aan twee aspecten wordt door deeltijdstudenten zorg
2.1.3 Verschillen BBL en BOL
meer belang gehecht: zelfstandig werken en de mogelijk-
Bij de studentengroepen, zowel uit de zorgrichtingen als
heid om cursussen te doen.
uit de welzijnsrichtingen, is nagegaan in hoeverre zich verschillen voordoen tussen BBL- en BOL-studenten. Hieronder worden de gevonden verschillen beschreven.
65
2.2 HBO 2.2.1 Mate van belang In figuur 3 wordt weergegeven welk belang HBO-studenten hechten aan een aantal kenmerken van een toekomstige werkkring. De figuur is geordend naar de gemiddelde mate van belang die aan de kenmerken wordt toegekend.
Figuur 3
Belang kenmerken HBO (N=304) Teamwork Zinvol werk doen Jezelf kunnen ontplooien Uitdagingen in je werk Waardering krijgen voor je werk Gezelligheid Afwisseling Intensieve relaties met cliënt/patiënt Goede doorgroeimogelijkheden Vooruitgang boeken met cliënten Er wordt beroep gedaan op je vakkennis Mogelijkheid om cursussen te doen Goed salaris Zelfstandig werken Er wordt beroep gedaan op je creativiteit Veel verantwoordelijkheid hebben Aanzien van beroep in de samenleving Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Aanzien van beroep bij vrienden en familie Regelmatige werktijden 2,0
2,2
2,4
2,6
2,8
3,0
3,2
3,4
3,6
3,8
4,0
laag (1) ------------------------ belang ------------------------- hoog (4)
Uit figuur 3 kan het volgende afgeleid worden:
persoonlijke voldoening en ontwikkeling zijn cruciaal
• Het ideaalbeeld lijkt in grote lijnen op dat van de
voor het ideaalbeeld van de HBO-studenten: teamwork
MBO-ers. Goede werkomstandigheden, zingeving en
66
en gezelligheid, zinvol werk doen, ontplooiingsmogelijk-
heden, waardering krijgen, afwisseling en uitdagingen in
Specifiek voor de SPH-studenten geldt dat nog een aan-
het werk vormen voor de HBO-ers de belangrijkste
tal aspecten door deeltijdstudenten belangrijker worden
kenmerken van de ideale (loop)baan.
gevonden. Het gaat vooral om aspecten die te maken
• Regelmatige werktijden, sociale status en het hebben
hebben met ontwikkelings- en carrièremogelijkheden:
van veel verantwoordelijkheid zijn relatief het minst
• Ontplooiingsmogelijkheden.
belangrijk. Ook het meemaken van alle aspecten van
• Doorgroeimogelijkheden.
het dagelijks leven van cliënten wordt minder belangrijk
• Beroep op vakkennis.
gevonden. Wat betreft de sociale status van het beroep
• Verantwoordelijkheid.
past dezelfde reserve als bij de MBO-studenten: De ini-
• Aanzien van het beroep in de samenleving.
tiële, onverschillige reactie verbergt vaak een dieperliggende behoefte aan erkenning.
Voor HBO-V-studenten geldt dat de volgende aspecten relatief belangrijk worden gevonden door de voltijdstuden-
2.2.2 Verschillen in ideaalbeeld tussen SPH en HBO-V
ten:
Er blijken zich onder HBO-ers tussen ‘zorgstudenten’ en
• Intensieve relaties.
‘welzijnsstudenten’ nauwelijks verschillen in ideaalbeeld
• Teamwork.
voor te doen. Alleen het aspect afwisseling wordt door
• Vooruitgang boeken met cliënten.
HBO-V-studenten iets belangrijker gevonden dan door SPH-studenten. Over het belang van alle andere kenmerken blijken beide groepen sterk hetzelfde te denken.
3
Arbeidsmarktimago
2.2.3 Verschillen deeltijd en voltijd
Om het imago van de sectoren in beeld te brengen is aan
Deeltijdstudenten van beide studierichtingen vinden vier
de studenten gevraagd om aan te geven in hoeverre de
aspecten significant belangrijker dan voltijdstudenten:
verschillende kenmerken volgens hen van toepassing zijn
• Een goed salaris.
op het werk in elk van de vier sectoren. De studenten kon-
• Waardering krijgen voor je werk.
den dit aangeven op een schaal van 1 (past heel slecht)
• Zelfstandig werken.
tot en met 10 (past heel goed).
• Mogelijkheden om cursussen te doen. Zoals reeds in de inleiding vermeld werd, is in overleg met Gezien de hogere gemiddelde leeftijd en de grotere werk-
de opdrachtgever een onderscheid in de vragenlijsten
en levenservaring van deeltijdstudenten, wekken de eerste
gemaakt. Studenten zorg, zowel van HBO- als van MBO-
drie aspecten geen verbazing. Men gaat hogere eisen stel-
opleidingen hadden bij het invullen van de vragenlijsten de
len aan voldoening uit het werk, beloning en zelfstandig-
keuze uit drie sectoren, te weten: ouderenzorg, gehandi-
heid. Het grotere belang dat deeltijdstudenten hechten
captenzorg en ziekenhuis. Studenten welzijn hadden daar-
aan cursusmogelijkheden, wordt mogelijk verklaard uit
bij nog de sector kinderopvang als keuzemogelijkheid.
een groter belang van carrièreperspectieven onder deze
Verondersteld werd dat het voor studenten uit de zorg-
groep.
richtingen waarschijnlijk minder voor de hand ligt om in de kinderopvang te gaan werken. 67
3.1
MBO
SPW-studenten van deze sectoren hebben, met als extra keuzemogelijkheid de kinderopvang. De figuur is geordend
3.1.1 Het imago van de sectoren: kenmerken oude-
op basis van de scores voor de gehandicaptenzorg, van
renzorg, gehandicaptenzorg en ziekenhuis
hoog naar laag.
In figuur 4 is weergegeven welk beeld alle MBO-studenten hebben van de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg en het ziekenhuis. Verderop wordt apart het beeld behandeld dat
Figuur 4
Kenmerken 3 sectoren onder alle MBO-studenten (N=567)
Ziekenhuis Gehandicaptenzorg Ouderenzorg
Zinvol werk doen Gezelligheid Teamwork Waardering krijgen voor je werk Er wordt beroep op je vakkennis gedaan Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Er wordt beroep op je creativiteit gedaan Intensieve relaties met cliënt/patiënt Veel verantwoordelijkheid hebben Uitdagingen in je werk Jezelf kunnen ontplooien Mogelijkheden om cursussen te doen Goed salaris Vooruitgang boeken met cliënten Zelfstandig werken Afwisseling Goede doorgroeimogelijkheden Aanzien van je beroep in de samenleving Aanzien van je beroep bij vrienden en familie Regelmatige werktijden 5
5,5
6
6,5
7
7,5
8
8,5
9
heel slecht (1) --------------------------- past -------------------------- heel goed (10)
68
Algemeen
Gehandicaptenzorg
De aspecten teamwork, zinvol werk doen en waardering
• De gehandicaptenzorg komt uit de bus als sector waar-
krijgen voor je werk, kunnen gezien worden als de drie
bij veel gezelligheid te verwachten valt, volgens de stu-
‘basiskenmerken’. Deze drie belangrijke aspecten komen
denten. Het hebben van intensieve relaties met cliënten
bij alle onderzochte sectoren in het imago voor, en voor
is eveneens een uitgesproken kenmerk van het werk in
alle sectoren geldt dat deze drie kenmerken ongeveer
de gehandicaptenzorg.
even sterk met de betreffende sector verbonden worden.
• In vergelijking met het werk in een ziekenhuis is het
Zij vormen hiermee dus ook geen onderscheidend ken-
arbeidsmarktimago van de gehandicaptenzorg minder
merk voor een bepaalde sector.
gunstig. Op vrijwel alle aspecten wordt de gehandicaptenzorg minder positief beoordeeld dan het ziekenhuis.
Ziekenhuis • Het ziekenhuis heeft een sterk arbeidsmarktimago
• Er is weinig onderscheid tussen de kenmerken die onderdeel uitmaken van het imago van de gehandicaptenzorg
onder de MBO-studenten. Veel aspecten scoren relatief
en die welke het imago van de ouderenzorg bepalen.
hoog. Daarnaast zijn kenmerken op het gebied van
Maar over de gehele linie wordt de gehandicaptenzorg
arbeidsvoorwaarden belangrijk; doorgroeimogelijkheden
wel iets positiever beoordeeld dan de ouderenzorg. Een
en cursussen doen. Ook de kenmerken die te maken
afwijkend aspect in relatie tot de ouderenzorg, vormt
hebben met uitdagingen en afwisseling en het beroep
het boeken van vooruitgang met cliënten. Kennelijk
op vakkennis komen sterker naar voren in het imago
wordt het werken met gehandicapten meer gezien als
van het ziekenhuis dan bij de andere sectoren. De
werk waarbij sprake is van ontwikkeling van cliënten. De
beroepsstatus is eveneens een belangrijke factor, het
gehandicaptenzorg wordt verder als meer afwisselend
aanzien van het beroep, zowel bij vrienden als familie,
en uitdagend gezien. Ook wordt er meer beroep op de
wijkt af van score van deze kenmerken in de drie ande-
creativiteit van medewerkers gedaan.
re sectoren. Ook in fase drie van dit onderzoek kwam al naar voren dat studenten vinden dat het werk in een
Ouderenzorg
ziekenhuis hoger op de maatschappelijke ladder staat
• Het arbeidsmarktimago van de ouderenzorg is het
dan werk in een van de andere disciplines. • Minder sterke punten van het imago van het ziekenhuis
minst sterk. De gemiddelde scores zijn voor bijna alle kenmerken lager dan bij de andere sectoren. De belang-
zijn de (minder) intensieve relaties met patiënten en
rijkste pijlers van de ouderenzorg komen weliswaar in
het meemaken van alle aspecten van het dagelijks
grote lijnen overeen met die van de gehandicaptenzorg
leven. De factor gezelligheid wijkt eveneens af in nega-
maar zijn minder sterk.
tieve zin: in alle andere sectoren denkt men meer gezelligheid te vinden dan in het ziekenhuis.
69
3.1.2 Verschillen zorg en welzijn
Men zou kunnen zeggen dat het werk in een ziekenhuis
Er is een aantal significante verschillen tussen de mening
enigszins op een voetstuk geplaatst wordt door studenten
van studenten zorg en studenten welzijn.
die nog geen of weinig werkervaring hebben. Het gunstige
• Het ziekenhuis heeft onder zorgstudenten een grotere
beeld van het werken in een ziekenhuis lijkt enigszins te
voorsprong in imago dan onder welzijnsstudenten,
worden gerelativeerd wanneer meer concrete werkervaring
vooral op het gebied van dynamiek, loopbaanperspec-
is opgedaan. Het ziekenhuis heeft hoe dan ook een sterk
tief en het toepassen van medische vakkennis.
imago maar er bestaat bij studenten zonder echte werker-
• Over de ouderenzorg zijn de zorgstudenten wat positiever
varing in de sector een neiging tot overwaardering. Voor
gestemd dan de welzijnsstudenten, maar op minder
de gehandicaptenzorg geldt juist het tegenovergestelde:
punten dan bij het ziekenhuis.
studenten met meer werkervaring komen in het werk een
• Bij de gehandicaptenzorg is het onderscheid juist omgekeerd: onder welzijnsstudenten heeft de sector
de praktijk hebben zowel de gehandicaptenzorg als de
een sterker imago vooral als het gaat om aspecten op
ouderenzorg de neiging gunstiger uit de bus te komen dan
het gebied van zelfontplooiing, carrièreperspectief,
vooraf gedacht wordt.
werkomstandigheden en inhoud van het werk. 3.1.3 Verschillen BBL en BOL Tussen BBL-studenten en BOL-studenten doen zich ook een aantal verschillen voor in de beeldvorming ten aanzien van de verschillende sectoren. • BOL-studenten hebben een iets positiever beeld van het ziekenhuis dan BBL-studenten. Vooral op het gebied van arbeidsvoorwaarden en het boeken van vooruitgang met cliënten hebben de BOL-studenten een gunstiger beeld. • Bij de gehandicaptenzorg is het omgekeerd: de BBL-ers hebben een wat positiever beeld dan de BOL-studenten. Vooral op het gebied van zelfontplooiing en werkinhoud oordelen BBL-ers gunstiger over de gehandicaptenzorg. • Ook van de ouderenzorg hebben BBL-ers een gunstiger beeld.
70
aantal dingen tegen die boven hun verwachtingen zijn. In
3.1.4 Kenmerken ouderenzorg, gehandicaptenzorg, ziekenhuis en kinderopvang Figuur 5 is gesorteerd op de belangrijkste aspecten voor de gehandicaptenzorg (van hoog naar laag).
Figuur 5
Kenmerken 4 sectoren onder SPW-studenten (n=181)
Kinderopvang Ziekenhuis Gehandicaptenzorg Ouderenzorg
Zinvol werk doen Er wordt beroep op je vakkennis gedaan Waardering krijgen voor je werk Teamwork Veel verantwoordelijkheid hebben Gezelligheid Vooruitgang boeken met cliënten Uitdagingen in je werk Intensieve relaties met cliënt/patiënt Jezelf kunnen ontplooien Mogelijkheden om cursussen te doen Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Er wordt beroep op je creativiteit gedaan Afwisseling Goede doorgroeimogelijkheden Goed salaris Zelfstandig werken Aanzien beroep bij vrienden en familie Aanzien beroep in de samenleving Regelmatige werktijden 5
5,5
6
6,5
7
7,5
8
8,5
9
heel slecht (1)---------------------- past ---------------------- heel goed (10)
71
Ziekenhuis
Ouderenzorg
Het imago van het ziekenhuis is ook onder SPW-studen-
De ouderenzorg heeft het zwakste arbeidsmarktimago.
ten sterk. Net als bij de zorgstudenten betreft het vooral:
In vergelijking met de andere drie sectoren zijn kenmerken
arbeidsvoorwaarden (salaris, doorgroeimogelijkheden, cur-
minder sterk op deze sector van toepassing. Waardering en
sussen), beroepsstatus en vakinhoudelijke kenmerken: het
gezelligheid zijn de aantrekkelijke kanten van de ouderen-
beroep op de vakkennis en verantwoordelijkheid.
zorg, maar beide aspecten komen sterker naar voren in het
Gezelligheid, de (relatief geringe) intensiteit van de relaties
arbeidsimago van de gehandicaptenzorg.
met patiënten en het beroep op creativiteit zijn zwakke punten in het arbeidsimago van het ziekenhuis, evenals
Kinderopvang
(het ontbreken van) regelmatige werktijden.
De SPW-studenten denken over het algemeen positief over het werk in de kinderopvang. Voor een groot deel
Gehandicaptenzorg
komen de imagokenmerken overeen met de kenmerken
Het arbeidsmarktimago van de gehandicaptenzorg is
van de ouderenzorg en de gehandicaptenzorg, maar ze
onder SPW-studenten zwakker dan dat van het ziekenhuis,
komen sterker naar voren in het imago van de kinderop-
maar sterker dan het imago van de ouderenzorg. Zinvol
vang. Belangrijke pijlers van de kinderopvang zijn: gezellig-
werk doen, intensieve relaties met cliënten, vakkennis, uit-
heid, vooruitgang boeken met cliënten en het beroep op
daging en waardering lijken de belangrijkste sterke punten
creativiteit.
in het imago van de gehandicaptenzorg. De kinderopvang lijkt de belangrijkste ‘concurrent’ te zijn voor de gehandicaptenzorg onder de SPW-studenten. Weliswaar heeft het
3.2 HBO
ziekenhuis eveneens een sterk arbeidsimago, maar voor SPW-studenten ligt de keuze om in de kinderopvang te gaan werken meer voor de hand dan te kiezen voor een
3.2.1 Het imago van de sectoren: kenmerken ouderenzorg, gehandicaptenzorg en ziekenhuis
baan in het ziekenhuis, omdat er minder welzijnsbanen in
In figuur 6 is weergegeven welk beeld alle HBO-studenten
het ziekenhuis zijn.
hebben van de ouderenzorg, de gehandicaptenzorg en het ziekenhuis. Verderop wordt apart het beeld behandeld dat SPH-studenten hebben van deze sectoren met als extra keuzemogelijkheid de kinderopvang. De figuur is geordend op basis van de scores voor de gehandicaptenzorg, van hoog naar laag.
72
Figuur 6
Ouderenzorg
Kenmerken 3 sectoren onder alle HBO-studenten (N=304)
Gehandicaptenzorg Ziekenhuis
Zinvol werk doen Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Teamwork Intensieve relaties met cliënt/patiënt Gezelligheid Er wordt beroep op je creativiteit gedaan Veel verantwoordelijkheid hebben Waardering krijgen voor je werk Er wordt beroep op je vakkennis gedaan Zelfstandig werken Uitdagingen in je werk Mogelijkheden om cursussen te doen Jezelf kunnen ontplooien Goed salaris Aanzien van beroep bij vrienden en familie Afwisseling Vooruitgang boeken met cliënten Goede doorgroeimogelijkheden Aanzien van beroep in de samenleving Regelmatige werktijden 4
4,5
5
5,5
6
6,5
7
7,5
8
8,5
9
heel slecht (1) ------------------------- past --------------------- heel goed (10)
Uit figuur 6 kan het volgende worden afgeleid: • Het imago van het ziekenhuis is op een groot aantal
werktijden. • Evenals bij de MBO-studenten, komt het arbeidsmarkt-
punten sterker dan dat van de andere twee sectoren.
imago van de gehandicaptenzorg beduidend minder
Het betreft vooral: arbeidsvoorwaarden (salaris, door-
sterk uit de bus dan dat van het ziekenhuis maar op de
groeimogelijkheden, cursussen), beroepsstatus en vak-
meeste punten sterker dan dat van de ouderenzorg. De
inhoudelijke kenmerken zoals het boeken van vooruit-
intensieve relaties met de cliënten en het beroep op de
gang met patiënten, het beroep op de vakkennis en
creativiteit lijken de belangrijkste sterke punten in het
afwisseling. Ook op het kenmerk ontplooiingsmogelijk-
imago van de gehandicaptenzorg.
heden scoort het ziekenhuis hoog. Gezelligheid en de
• De ouderenzorg heeft, zoals gezegd, het zwakste
relatief geringe intensiteit van de relaties met patiënten
arbeidsmarktimago. Vrijwel alle kenmerken zijn op deze
zijn zwakke punten in het arbeidsimago van het zieken-
sector het minst van toepassing. Vooral de drie ‘basis-
huis. Het ziekenhuis wordt bovendien, nog minder dan
kenmerken’ en daarnaast gezelligheid, lijken de aan-
beide andere sectoren, geassocieerd met regelmatige
trekkingskracht van deze sector te bepalen. 73
3.2.2 Verschillen zorg en welzijn
beduidend oudere studenten met meer werk- en levenserva-
Het valt op dat waar het ideaalbeeld onder beide studenten-
ring.
groepen nauwelijks verschilde, het imago van de drie secto-
• Voor de ouderenzorg geldt dat de (ouder en meestal meer
ren onder beide groepen juist grote verschillen vertoont:
ervaren) deeltijdstudenten HBO-V positiever denken over
• Het sterkste verschil doet zich voor bij de gehandicapten-
het beroep dat binnen deze sector op hun vakkennis
zorg. Het imago van deze sector wordt als geheel bedui-
wordt gedaan. Bij de welzijnsstudenten is juist het tegen-
dend gunstiger beoordeeld door de SPH’ers dan door de
overgestelde het geval: de deeltijdstudenten vinden dit
HBO-V’ers. Dit komt overeen met de MBO-studenten:
kenmerk juist minder sterk van toepassing op de ouderen-
SPW-ers hebben eveneens een gunstiger beeld van de
zorg dan de voltijdstudenten.
gehandicaptenzorg dan de zorgstudenten.
• De gehandicaptenzorg wordt door deeltijdstudenten
• Ook de ouderenzorg wordt over het geheel genomen gun-
HBO-V sterker geassocieerd met het begrip afwisseling.
stiger beoordeeld door de welzijnsstudenten dan door de
Kennelijk helpt de grotere hoeveelheid ervaring dit ken-
zorgstudenten, al is het verschil minder groot, waarschijn-
merk meer te herkennen bij de gehandicaptenzorg. Bij
lijk omdat beide groepen een niet al te positief beeld van
SPH ligt het genuanceerder: de deeltijdstudenten vinden
deze sector hebben. Uitschieters zijn: afwisseling, verant-
de aspecten ‘zinvol werk’ en ‘zelfstandig werken’ sterker
woordelijkheid, beroep op vakkennis, doorgroei- en ont-
van toepassing; zij hebben echter een minder rooskleurig
plooiingsmogelijkheden. Op al deze aspecten scoort de
beeld dan de (jongere) voltijdstudenten van de cursus-
ouderenzorg beduidend beter onder SPH-studenten dan
mogelijkheden en het aanzien van het beroep bij vrienden
onder HBO-V-studenten. Bij de MBO-studenten is dit
en familie.
omgekeerd; de zorgstudenten beoordelen de ouderenzorg gunstiger. • Het ziekenhuis wordt door beide groepen op de meeste
• Net als in het MBO lijkt leeftijd en ervaring het (in het algemeen gunstige) beeld van het ziekenhuis enigszins af te zwakken. Onder SPH-ers worden zijn vooral de
kenmerken vergelijkbaar beoordeeld. HBO-V-studenten
beloning, de cursusmogelijkheden en de maatschappelijke
denken relatief gunstiger over het ziekenhuis als werkplek
status minder sterk onder deeltijdstudenten dan onder
op aspecten als afwisseling, uitdaging, ontplooiings- en
voltijdstudenten. In het HBO-V zijn het vooral de afwisse-
doorgroeimogelijkheden, teamwork en gezelligheid.
ling, de uitdagingen in het werk en het gedane beroep op
Het beroep op creativiteit wordt door SPH’ers minder
de creativiteit die minder gunstig uit de bus komen bij de
sterk met het ziekenhuis geassocieerd dan door HBO-
deeltijdstudenten.
V’ers. SPH-ers associëren de kenmerken zinvol werk en waardering (nog) sterker met het ziekenhuis dan HBO-
Ook onder HBO-ers lijkt het ziekenhuis enigszins overschat
V’ers.
te worden door jongere studenten zonder (veel) werkervaring. Bij de gehandicaptenzorg is dit niet aan de orde. Dit zou
74
3.2.3 Verschillen voltijd en deeltijd
erop kunnen duiden dat de confrontatie met de praktijk de
Tussen voltijd- en deeltijdstudenten doen zich enkele ver-
voorsprong van het ziekenhuis op de gehandicaptenzorg ten
schillen in beeldvorming voor. De vergelijking is zinvol omdat
aanzien van aspecten als ‘afwisseling’ en ‘uitdagingen in het
het beeld van studenten met weinig of geen werkervaring
werk’ doet slinken. Teniet gedaan wordt deze voorsprong ech-
(anders dan stages) worden vergeleken met gemiddeld
ter niet.
3.2.4 Kenmerken Ouderenzorg, Gehandicaptenzorg, Ziekenhuis en Kinderopvang onder SPH-ers Figuur 7 is gesorteerd op de belangrijkste aspecten voor de gehandicaptenzorg (van hoog naar laag).
Figuur 7
Kenmerken 4 sectoren onder SPH-studenten (n=122)
Ouderenzorg Gehandicaptenzorg Ziekenhuis Kinderopvang
Zinvol werk doen Teamwork Er wordt beroep op je vakkennis gedaan Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Er wordt beroep op je creativiteit gedaan Gezelligheid Veel verantwoordelijkheid hebben Intensieve relaties met cliënt/patiënt Waardering krijgen voor je werk Uitdagingen in je werk Mogelijkheden om cursussen te doen Jezelf kunnen ontplooien Afwisseling Vooruitgang boeken met cliënten Zelfstandig werken Aanzien beroep bij vrienden en familie Goede doorgroeimogelijkheden Goed salaris Aanzien beroep in de samenleving Regelmatige werktijden 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 heel slecht (1) ------------------------- past --------------------- heel goed (10)
75
Uit figuur 7 kan het volgende worden afgeleid: • Als het gaat om arbeidsvoorwaarden, ontplooiingsmo-
sterker dan de gehandicaptenzorg, geassocieerd met
gelijkheden en beroepsstatus is het imago van het zie-
regelmatige werktijden en met het boeken van vooruit-
kenhuis ook onder de SPH-studenten het sterkst.
gang met de doelgroep. Daarnaast is een gegeven dat
Gezelligheid, intensieve relaties met de cliënt en het
voor een flink deel van de SPH-ers de doelgroep kinde-
beroep op creativiteit zijn zwakke punten in het imago
ren de belangrijkste ‘trekker’ vormt. Dit blijkt onder
van het ziekenhuis.
meer uit de motiveringen van de studenten die voor de
• De gehandicaptenzorg en de kinderopvang liggen op de meeste punten vrij dicht bij elkaar. De belangrijkste uitzonderingen ten gunste van de gehandicaptenzorg zijn: - Intensieve relaties met cliënten. - Teamwork. - Alle aspecten van het dagelijks leven meemaken. - Mogelijkheid om cursussen te doen. - Doorgroeimogelijkheden. - Beroep op vakkennis.
76
• De kinderopvang wordt, zoals verwacht mocht worden,
kinderopvang als werkplek hebben gekozen. • In verreweg de meeste opzichten is het imago van de ouderenzorg het minst geprofileerd.
4
Arbeidsmarktimago afgezet tegen ideaalbeeld
worden in de communicatie, welke disciplines de grootste concurrenten zijn met betrekking tot deze kenmerken en welke kenmerken weliswaar belangrijk zijn, maar reeds in
4.1
MBO
voldoende mate onderdeel uitmaken van het imago van de gehandicaptenzorg. Hieronder wordt in een voorbeeld-
In dit hoofdstuk wordt in beeld gebracht hoe het imago
grafiek nog eens schematisch weergegeven hoe de grafie-
van de afzonderlijke sectoren zich verhoudt tot het belang
ken geïnterpreteerd kunnen worden en welke consequen-
(ideaalbeeld) dat studenten hechten aan de kenmerken.
ties eruit getrokken kunnen worden ten aanzien van de
Elke grafiek geeft per sector zowel het belang als het
communicatiestrategie. De grafiek wordt in vier kwadran-
imago van de desbetreffende discipline weer. Op deze
ten ingedeeld door een horizontale en een verticale lijn. De
wijze wordt duidelijk wat de ‘selling points’ van de secto-
horizontale lijn wordt bepaald door het gemiddelde belang
ren zijn en hoe deze gezien moeten worden in relatie tot
dat de doelgroep hecht aan alle kenmerken tezamen. De ver-
de andere sectoren. Met andere woorden: welke kenmer-
ticale lijn wordt bepaald door de gemiddelde mate waarin de
ken die van veel belang zijn, behoren reeds tot het imago
kenmerken op de sector van toepassing worden verklaard.
van de gehandicaptenzorg en met welke kenmerken valt eventueel ‘winst’ te behalen. Gepoogd wordt om duidelijk
laag (1) --------------------- belang ---------------------- hoog (4)
te maken op welke kenmerken meer nadruk gelegd kan
Arbeidsmarktimago sector
3,8
3,6
Figuur 8
zwak ontwikkelde imagokenmerken waaraan veel belang wordt gehecht
3,4
sterk ontwikkelde imagokenmerken waaraan veel belang wordt gehecht
Actie: sterk uitdragen wat je kunt waarmaken
Actie: goed onderhouden
3,2
3,0
Actie: geen prioriteit geven
2,8
Actie: eventueel interesse voor wekken maar geen eerste prioriteit
zwak ontwikkelde imagokenmerken waaraan weinig belang wordt gehecht
2,6
sterk ontwikkelde imagokenmerken waaraan weinig belang wordt gehecht
2,4 5,5
6,0
6,5
7,0
7,5
8,0
8,5
9,0
heel slecht (1) ----------------------------------- past ---------------------------------------------- heel goed (10)
77
4.1.1 Ziekenhuis Figuur 9
Arbeidsmarktimago ziekenhuis MBO (N=567) laag (1) --------------------belang ---------------------- hoog (4)
3,8 Teamwork
3,6 Jezelf kunnen ontplooien
Gezelligheid
3,4 Intensieve relaties met clienten
Zinvol werk Waardering voor je werk Vooruitgang met clienten
Uitdagingen
Goede doorgroeimogelijkheden
Goed salaris Afwisseling
3,2
Beroep op vakkennis Mogelijkheden cursussen
Dagelijks leven clienten meemaken
3,0
Zelfstandig werken
Beroep op creativiteit Aanzien beroep samenleving
2,8
Veel verantwoordelijkheid
Regelmatige werktijden
2,6 Aanzien beroep vrienden en familie
2,4 5,5
6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ------------------------------------ past ------------------------------------------- heel goed (10)
Het ziekenhuis heeft relatief veel sterke imagokenmerken
belangrijk zijn voor het kiezen van hun toekomstige werk-
waaraan veel belang gehecht wordt. Zoals al eerder naar
kring. Ook vakkennis neemt een meer prominente plaats
voren kwam wordt een aantal imagokenmerken sterker
in dan bij de andere sectoren. Daarnaast nemen uiteraard
verbonden met het werk in een ziekenhuis dan met werk
de ‘basiskenmerken’ teamwork, zinvol werk doen en
in een van de andere sectoren. Het boeken van vooruit-
waardering krijgen een prominente plaats in.
gang met patiënten, het salaris, de doorgroeimogelijk-
78
heden en de afwisseling zijn aspecten die volgens de
De belangrijkste zwakke punten in het imago van het zie-
studenten sterk verbonden zijn met het werk in het
kenhuis ten opzichte van het ideaalbeeld zijn gezelligheid
ziekenhuis. Tevens vinden studenten dat deze aspecten
en intensieve relaties met cliënten.
4.1.2 Ouderenzorg Figuur 10
Arbeidsmarktimago ouderenzorg MBO (N=567) laag (1) ------------------- belang ----------------------- hoog (4)
3,8 Teamwork
3,6
Zinvol werk Waardering voor je werk
Jezelf kunnen ontplooien Vooruitgang met clienten
3,4
Gezelligheid
Uitdagingen Goede doorgroeimogelijkheden
Goed salaris
Intensieve relaties met clienten Beroep op vakkennis
Afwisseling
3,2
Mogelijkheden cursussen
3,0 Beroep op creativiteit Aanzien beroep samenleving
2,8
Zelfstandig werken Dagelijks leven clienten meemaken Veel verantwoordelijkheid
Regelmatige werktijden
2,6 Aanzien beroep vrienden en familie
2,4 5,5
6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ------------------------------------ past ------------------------------------------ heel goed (10)
Zoals in figuur 9 te zien is, vormen ook bij de ouderenzorg
Het boeken van vooruitgang met cliënten, doorgroeimo-
de basiskenmerken een wezenlijk onderdeel van het
gelijkheden, uitdaging, afwisseling, jezelf kunnen ontplooi-
imago. Daarnaast zijn gezelligheid en intensieve relaties
en en de mogelijkheden om cursussen te doen, zijn
eveneens belangrijke onderdelen van het imago, evenals
aspecten die behoren tot het ideaalbeeld, en die niet sterk
het beroep op vakkennis.
naar voren komen in het imago van de ouderenzorg.
79
4.1.3 Kinderopvang Figuur 11
laag (1) ---------------------- belang ------------------------ hoog (4)
Arbeidsmarktimago kinderopvang MBO (n=181) 3,8 Teamwork
3,6
Zinvol werk Waardering voor je werk Jezelf kunnen ontplooien Vooruitgang met clienten Uitdagingen Goed salaris Gezelligheid Intensieve relaties met clienten Goede Afwisseling doorgroeimogelijkheden Beroep op vakkennis
3,4
3,2
Mogelijkheden cursussen
3,0
Zelfstandig werken Aanzien beroep samenleving
2,8
Beroep op creativiteit
Dagelijks leven clienten meemaken Veel verantwoordelijkheid
Regelmatige werktijden
2,6 Aanzien beroep vrienden en familie
2,4 5,5
6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ------------------------------------- past ------------------------------------------ heel goed (10)
Het imago van sector kinderopvang steunt vooral op
Kenmerken waaraan studenten veel belang hechten, maar
teamwork, zinvol werk, waardering, intensieve relaties,
die minder sterk in het imago van de kinderopvang naar
gezelligheid, ontplooiingsmogelijkheden en het boeken
voren komen zijn: uitdagingen, afwisseling, salaris, door-
van vooruitgang.
groeimogelijkheden en de mogelijkheid om cursussen te volgen.
80
4.1.4 Gehandicaptenzorg Figuur 12
laag (1) --------------------- belang ---------------------- hoog (4)
Arbeidsmarktimago gehandicaptenzorg MBO (N=567) 3,8 Teamwork
3,6
Zinvol werk Jezelf kunnen ontplooien Vooruitgang met clienten
3,4
Goede doorgroeimogelijkheden
Uitdagingen Intensieve relaties met clienten Goed salaris
Gezelligheid
Beroep op vakkennis
Afwisseling
3,2
Waardering voor je werk
Mogelijkheden cursussen
3,0
Beroep op creativiteit Zelfstandig werken
Dagelijks leven clienten meemaken Veel verantwoordelijkheid
Aanzien beroep samenleving
2,8
Regelmatige werktijden
2,6 Aanzien beroep vrienden en familie
2,4 5,5
6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ------------------------------------- past -------------------------------------------- heel goed (10)
• Belangrijke imagokenmerken van de gehandicaptenzorg
van het ziekenhuis met betrekking tot het arbeidsimago
zijn teamwork, zinvol werk, waardering, ontplooiings-
met de aspecten ‘het boeken van vooruitgang met cliën-
mogelijkheden, gezelligheid, uitdaging, intensieve
ten, salaris, afwisseling en doorgroeimogelijkheden.
relaties, vakkennis en de mogelijkheid om cursussen te doen. • Het boeken van vooruitgang met cliënten, doorgroei-
• Zoals al eerder naar voren kwam, komen veel imagokenmerken van de gehandicaptenzorg overeen met de kenmerken van de ouderenzorg, met de kanttekening
mogelijkheden, afwisseling en een goed salaris, zijn
dat de gehandicaptenzorg als geheel wat positiever
kenmerken die wel belangrijk gevonden worden, maar
gewaardeerd wordt dan de ouderenzorg. Vooral de
die niet sterk in het imago van de gehandicaptenzorg
aspecten uitdagingen en jezelf kunnen ontplooien
terug te vinden zijn.
behoren tot het ideaalbeeld en worden sterker met de
• Het boeken van vooruitgang met cliënten vormt een
gehandicaptenzorg verbonden dan met de ouderen-
onderscheid, zowel met de kinderopvang als met het
zorg. Het aspect ‘beroep op creativiteit’ wordt even-
ziekenhuis, waar dit kenmerk wél een wezenlijk onder-
eens sterker tot het imago van de gehandicaptenzorg
deel vormt van het imago.
gerekend, maar dit kenmerk is minder prominent aan-
• De gehandicaptenzorg onderscheidt zich in negatieve zin
wezig in het ideaalbeeld. 81
• Over de gehele linie is het imago van de kinderopvang
zorg verbonden met regelmatige werktijden. Dit aspect
iets positiever dan het imago van de gehandicapten-
wordt overigens door de studenten niet erg belangrijk
zorg. Verder onderscheidt de kinderopvang zich met het
gevonden. De gehandicaptenzorg onderscheidt zich
aspect ‘het boeken van vooruitgang met cliënten’. De
echter in positieve zin van de kinderopvang op het
kinderopvang wordt ook meer dan de gehandicapten-
aspect uitdagingen.
4.2 HBO 4.2.1 Ziekenhuis Figuur 13
laag (1) --------------------- belang---------------------- hoog (4)
Arbeidsmarktimago ziekenhuis HBO (N=304) 3,8 Teamwork
3,6
Jezelf kunnen ontplooien
Zinvol werk Uitdagingen
Waardering voor je werk Afwisseling
Gezelligheid
3,4
Intensieve relaties met clienten
Goede doorgroeimogelijkheden
3,2 Goed salaris
3,0
Beroep op creativiteit
Vooruitgang met clienten Beroep op vakkennis
Mogelijkheden cursussen Zelfstandig werken Veel verantwoordelijkheid
2,8
2,6
Aanzien beroep samenleving
Dagelijks leven clienten meemaken
Aanzien beroep vrienden en familie
2,4
Regelmatige werktijden
2,2 4,5
82
5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ----------------------------------- past ---------------------------------------------- heel goed (10)
Net als bij de MBO-ers is ook onder HBO-ers het arbeids-
voorwaarden (salaris, cursussen, doorgroeimogelijkheden).
marktimago van het ziekenhuis gunstig. De meeste ken-
Van de belangrijkste vakinhoudelijke kenmerken scoren
merken waaraan veel belang wordt gehecht, zijn volgens
vooral het beroep op vakkennis en afwisseling gunstig.
de HBO-studenten sterk op het ziekenhuis van toepas-
Verder valt de relatief gunstig ingeschatte beroepsstatus
sing. Dit geldt vooral voor de belangrijkste aspecten op
van het werk in het ziekenhuis op. Gezelligheid en inten-
het gebied van persoonlijke ontwikkeling en voldoening
sieve relaties met cliënten zij belangrijk geachte aspecten
(zelfontplooiing, waardering, uitdaging), zingeving (zinvol
van het werk die minder sterk met het ziekenhuis worden
werk, vooruitgang boeken) en op het gebied van arbeids-
verbonden.
4.2.2 Ouderenzorg
laag (1) ----------------------- belang ---------------------- hoog (4)
Figuur 14
Arbeidsmarktimago ouderenzorg HBO (N=304) 3,8 Teamwork
Jezelf kunnen ontplooien
Zinvol werk
3,6 Uitdagingen
Waardering voor je werk
Afwisseling
3,4
Gezelligheid
Goede doorgroeimogelijkheden
3,2
Vooruitgang met clienten
Beroep op vakkennis
Intensieve relaties met clienten
Mogelijkheden cursussen Goed salaris Zelfstandig werken
3,0
Beroep op creativiteit Veel verantwoordelijkheid
2,8 Aanzien beroep samenleving
2,6
Dagelijks leven clienten meemaken Aanzien beroep vrienden en familie
2,4
Regelmatige werktijden
2,2 4,5
5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ----------------------------------- past ---------------------------------------------- heel goed (10)
Het valt op dat bij de ouderenzorg slechts een beperkt deel
belangrijkste aspecten scoren vooral de kenmerken die te
van de aspecten zich in het gedeelte rechtsboven in de gra-
maken hebben met zelfontplooiing en arbeidsvoorwaarden
fiek bevindt. Van de meer dan gemiddeld belangrijke aspec-
matig. Ook afwisseling wordt in geringe mate met de oude-
ten krijgen, naast de ‘onvermijdelijke’ aspecten teamwork,
renzorg geassocieerd. Het arbeidsmarktimago van de oude-
zinvol werk en waardering, alleen gezelligheid en intensieve
renzorg onder HBO-ers lijkt hiermee op dat onder MBO-ers
relaties met de cliënten een score hoger dan 7. Van de
maar is beduidend ongunstiger.
83
4.2.3 Kinderopvang Figuur 15
laag (1) ----------------------- belang ------------------- hoog (4)
Arbeidsimago kinderopvang HBO (n=120) 3,8 Teamwork
Jezelf kunnen ontplooien
3,6
Uitdagingen
Zinvol werk
Waardering voor je werk Gezelligheid
3,4
Afwisseling
Intensieve relaties met clienten
Goede doorgroeimogelijkheden
3,2
Goed salaris
Vooruitgang met clienten
Beroep op vakkennis Mogelijkheden cursussen
3,0
Beroep op creativiteit Zelfstandig werken Veel verantwoordelijkheid
2,8 Dagelijks leven clienten meemaken
2,6
Aanzien beroep samenleving
2,4
Aanzien beroep vrienden en familie
Regelmatige werktijden
2,2 4,5
84
5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ------------------------------------------- past ---------------------------------- heel goed (10)
Belangrijke pijlers van het arbeidsmarktimago van de
merken sterk aanwezig in het imago: beroep op vakken-
kinderopvang (onder SPH-ers) zijn zingeving (zinvol
nis en intensieve relaties met de doelgroep. Belangrijke,
werk en vooruitgang boeken), gunstige werkomstandig-
relatief zwakke punten in het arbeidsmarktimago liggen
heden (teamwork en gezelligheid) en waardering voor
op het gebied van arbeidsvoorwaarden, afwisseling en
het werk. Daarnaast zijn enkele vakinhoudelijke ken-
ontplooiing.
4.2.4 Gehandicaptenzorg Figuur 16 laag (1) ---------------------- belang --------------------- hoog (4)
Arbeidmarktimago gehandicaptenzorg HBO (N=304) 3,8 Teamwork
Jezelf kunnen ontplooien
3,6 Uitdagingen
3,4
Afwisseling Goede doorgroeimogelijkheden
3,2
Vooruitgang met clienten
Zinvol werk
Waardering voor je werk Gezelligheid Intensieve relaties met clienten
Beroep op vakkennis
Goed salaris
3,0
Mogelijkheden cursussen Beroep op creativiteit Zelfstandig werken Veel verantwoordelijkheid
2,8 Aanzien beroep samenleving
2,6
Dagelijks leven clienten meemaken Aanzien beroep vrienden en familie
2,4
Regelmatige werktijden
2,2 4,5
5,0 5,5 6,0 6,5 7,0 7,5 8,0 8,5 9,0 heel slecht (1) ---------------------------------------- past ---------------------------------------- heel goed (10)
Ook onder HBO-ers lijkt het arbeidsmarktimago van de
zinvol werk en waardering, zoals gezegd aspecten die
gehandicaptenzorg qua profiel op dat van de ouderenzorg.
kenmerkend zijn voor alle sectoren, zijn gezelligheid en
Ook voor HBO-ers geldt echter dat het imago van de
intensieve relaties de belangrijkste sterke punten van
gehandicaptenzorg als geheel gunstiger is dan dat van de
het arbeidsmarktimago van de gehandicaptenzorg.
ouderenzorg. Vooral een aantal belangrijke zwakke punten
Ten opzichte van het ziekenhuis zijn dit tevens de belang-
in het imago van beide sectoren is bij de gehandicapten-
rijkste (positief) onderscheidende kenmerken. Ten opzichte
zorg relatief gezien minder zwak: ontplooiing en uitdaging,
van de kinderopvang geldt dit alleen voor de intensiteit
de kenmerken op het gebied van arbeidsvoorwaarden,
van de relatie met de doelgroep.
afwisseling en vooruitgang met cliënten. Naast teamwork,
85
4.3 Ergo
uitgang boeken sterker naar voren dan bij de gehandicaptenzorg. Het kenmerk afwisseling is onderdeel van
• De basis van het imago van de gehandicaptenzorg wordt gevormd door dezelfde kenmerken als van de
voedingsbodem aanwezig voor het vruchtbaar uitdragen
andere sectoren, te weten teamwork, zinvol werk en
van dit aspect. Het boeken van vooruitgang komt welis-
waardering krijgen.
waar minder nadrukkelijk naar voren in de identiteit,
• Een belangrijk kenmerk van de gehandicaptenzorg is gezelligheid en de intensieve relaties met cliënten. Hiermee onderscheidt de gehandicaptenzorg zich van
maar dit aspect is wel terug te vinden in het werk en kan meer benadrukt worden. • Wellicht kunnen de kenmerken zelfstandig werken en
het ziekenhuis, maar niet van de kinderopvang en de
verantwoordelijkheid beter belicht worden. Dit kunnen
ouderenzorg.
onderscheidende kenmerken zijn ten opzichte van het
• Er lijkt winst te behalen met het benadrukken van de kenmerken vooruitgang boeken met cliënten en afwis-
86
de identiteit van de gehandicaptenzorg; er is dus een
ziekenhuis. • Er doen zich geen belangrijke verschillen in beeldvor-
seling, twee aspecten die bij het ziekenhuis gunstiger
ming voor tussen MBO-studenten en HBO-studenten.
uit de bus komen dan bij de gehandicaptenzorg. Ook in
De uitgangspositie voor de communicatiestrategie is
het imago van de kinderopvang komt het aspect voor-
dus voor beide studieniveaus ongeveer dezelfde.
5
Keuze voor de sector en relatie met ideaalbeeld en imago
handicaptenzorg oriënteren, afwijken van die van de overige studenten. In onderstaande tabel is allereerst weergegeven hoeveel MBO- en HBO-studenten kiezen
5.1
De eerste keus van MBO-ers en HBO-ers
voor de verschillende disciplines. De resultaten zijn per studieniveau uitgesplitst naar zorgopleidingen (VZ3/VP4/
Aan de studenten is gevraagd welke sector zij zouden
HBO-V) en welzijnopleidingen (SPW3/SPW4/SPH). De
kiezen als ze op dit moment een keuze zouden moeten
opgetelde percentages per kolom komen boven de 100%
maken. Hierdoor kan worden nagegaan in hoeverre de
uit omdat sommige respondenten niet konden kiezen en
attitudes van studenten die zich nadrukkelijk op de ge-
meer dan één eerste keuze opgaven.
Ouderenzorg Gehandicaptenzorg Kinderopvang Ziekenhuis Psychiatrie Jeugdhulpverlening Anders Geen antwoord
Totaal MBO 15% 18% 15% 31% 10% 12% 15% 1%
SPW 3/4
VZ3/VP4
4% 27% 32% 4% 7% 20% 17% 1%
21% 13% 7% 44% 12% 8% 13% 2%
Totaal HBO 3% 14% 8% 34% 18% 20% 12% 2%
SPH
HBO-V
2% 27% 11% 4% 22% 36% 13% 1%
3% 5% 5% 53% 16% 9% 11% 2%
In de tabel valt het volgende op:
sterker voor de SPH-studenten dan onder
• Het ziekenhuis is voor de grootste groep zorgstuden-
SPW-studenten.
ten eerste keus. Bij de MBO-ers kiest bijna de helft voor het ziekenhuis en bij de HBO-ers zelfs meer dan de helft. Onder de welzijnsstudenten is het ziekenhuis
5.2 MBO-ers en de keus voor gehandicaptenzorg
slechts bij een klein percentage (4%) eerste keus. • De ouderenzorg is een populaire werkkring bij MBO-
5.2.1 Verschillen in ideaalbeeld
zorgstudenten. Bij MBO-welzijnsstudenten en bij alle
Allereerst is gekeken of er verschil is tussen studenten die
HBO-ers is de ouderenzorg nauwelijks in trek.
voor de gehandicaptenzorg kiezen en degenen die voor
• De kinderopvang is vooral populair onder SPW-ers
een andere discipline kiezen, in het belang dat de studen-
(32% eerste keuze), maar ook 11% van de SPH-ers
ten toekennen aan de kenmerken. Er blijkt op dit vlak
kiest voor de kinderopvang. Onder de zorgstudenten
nauwelijks onderscheid te zijn tussen de twee groepen.
zijn de aantallen geïnteresseerden beduidend kleiner.
Alleen in de beoordeling van de aspecten ‘intensieve rela-
• De psychiatrie is vooral op HBO/niveau populair onder
ties’ en ‘regelmatige werktijden’ is een significant verschil
een flinke groep studenten van beide richtingen, maar in
te vinden. Degenen die hebben gekozen voor de gehandi-
mindere mate ook onder MBO-zorgstudenten.
captenzorg kennen een groter belang toe aan het aspect
• De jeugdhulpverlening is, zoals verwacht, vooral een concurrent onder welzijnsstudenten. Dit geldt nog
intensieve relaties. Zij hechten daarentegen minder belang aan regelmatige werktijden. 87
5.2.2 Verschillen in imago
figuur 17 laat zien waar de verschillen het grootst zijn.
Er is eveneens nagegaan of er een verschil is tussen
De aspecten zijn geordend naar de grootte van het
het imago van de gehandicaptenzorg bij studenten die
verschil tussen beide groepen.
gekozen hebben voor deze sector en studenten die voor een andere discipline kiezen. Ten aanzien van de meeste aspecten is sprake van een verschil in beoordeling,
Figuur 17
Keuze voor de gehandicaptenzorg en arbeidsmarktimago onder MBO-ers (N=567)
1e keuze geen GZ (n=466) 1e keuze GZ (n=101)
Afwisseling Uitdagingen in je werk Jezelf kunnen ontplooien Aanzien van beroep bij vrienden en familie Mogelijkheden om cursussen te doen Intensieve relaties met cliënt/patiënt Veel verantwoordelijkheid hebben Gezelligheid Goede doorgroeimogelijkheden Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken Vooruitgang boeken met cliënten Zelfstandig werken Er wordt beroep op je vakkennis gedaan Zinvol werk doen Er wordt beroep op je creativiteit gedaan Aanzien van beroep in de samenleving Waardering krijgen voor je werk Teamwork Regelmatige werktijden Goed salaris 5
5,5
6
6,5
7
7,5
8
8,5
9
heel slecht (1) ------------------- past ------------------- heel goed (10)
88
9,5
• De studenten die hebben gekozen voor gehandicaptenzorg hebben een positiever beeld van de sector dan
5.3
HBO-ers en de keus voor de gehandicaptenzorg
studenten die een andere keuze hebben gemaakt. Op zichzelf is dit niet verwonderlijk: men is geneigd positie-
5.3.1 Verschillen in ideaalbeeld
ver te denken over datgene waarvoor men gekozen
Ook bij de HBO-ers is een uitsplitsing gemaakt tussen
heeft.
studenten die gekozen hebben voor deze sector en stu-
• In het beeld van het salaris is geen verschil, voor alle
denten die voor een andere discipline kiezen. Er doen zich
andere kenmerken geldt dat er een significant verschil
weinig verschillen voor in het ideaalbeeld van beide groe-
is, waarbij degenen die voor de gehandicaptenzorg heb-
pen. Alleen de aspecten afwisseling en goede doorgroei-
ben gekozen, steeds een hogere score geven. Het
mogelijkheden zijn significant minder belangrijk voor
gemiddelde verschil is 0,7.
degenen die voor de gehandicaptenzorg kiezen dan voor
• De verschillen tussen beide groepen zijn het grootst
de andere HBO-studenten.
voor de kenmerken uitdaging en afwisseling. Aan de studenten is gevraagd om toe te lichten waarom zij
5.3.2 Verschillen in imago
voor een bepaalde sector hebben gekozen: bij de ant-
Grafiek 18 toont de verschillen in imago. De grafiek dient
woorden op deze vraag geeft ruim 16 procent van de
met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd omdat de
studenten aan dat afwisseling en veelzijdigheid van het
groep HBO-studenten die kiest voor de gehandicapten-
werk de belangrijkste redenen zijn om voor een bepaal-
zorg relatief klein is: 42 personen. De aspecten zijn weer
de sector te kiezen.
geordend naar de grootte van het verschil tussen beide
• Een ander kenmerk dat afwijkt van de algemene opinie
groepen.
van de studenten is het aspect intensieve relaties met cliënten. Dit geldt vooral voor studenten zorg. Wellicht is dit te verklaren doordat de SPW-ers hun blik meer hebben gericht op dagactiviteitencentra en studenten zorg hun beeld eerder ontlenen aan de woonbegeleiding. • Andere kenmerken waarmee de kiezers voor de gehandicaptenzorg zich onderscheiden, zijn ‘de mogelijkheden om cursussen te doen’ en ‘jezelf kunnen ontplooien’. Deze aspecten worden overigens spontaan nogal eens genoemd als motivering voor de keuze voor werk in de sector. • Opvallend is dat het aanzien van het beroep bij vrienden en familie eveneens gunstiger wordt ingeschat door studenten die kiezen voor de gehandicaptenzorg.
89
Figuur 18
Keuze voor de gehandicaptenzorg en arbeidsimago onder HBO-ers (n=304)
1e keuze geen GHZ (n=262) 1e keuze GHZ (n=42)
Vooruitgang boeken met cliënten Uitdagingen in je werk Jezelf kunnen ontplooien Mogelijkheden om cursussen te doen Afwisseling Er wordt beroep op je vakkennis gedaan Goede doorgroeimogelijkheden Gezelligheid Regelmatige werktijden Aanzien van beroep bij vrienden en familie Aanzien van beroep in de samenleving Er wordt beroep op je creativiteit gedaan Zinvol werk doen Teamwork Veel verantwoordelijkheid hebben Zelfstandig werken Waardering krijgen voor je werk Intensieve relaties met cliënt/patiënt Goed salaris Alle aspecten v.h. dagelijks leven meemaken
4,5
5
5,5
6
6,5
7
7,5
8
8,5
9
9,5
heel slecht (1) ------------------------- past --------------------- heel goed (10)
Veel aspecten worden sterker met de Gehandicaptenzorg
Op het gebied van persoonlijke ontwikkeling:
verbonden door degenen die voor deze sector kiezen dan
• zelfontplooiing
door degenen die voor een andere sector kiezen. Vooral
• uitdagingen in het werk
ten aanzien van de volgende aspecten zijn degenen die
Op het gebied van vakinhoud:
kiezen voor de gehandicaptenzorg optimistischer over de
• afwisseling
sector dan degenen die kiezen voor een andere sector:
• beroep op vakkennis
Op het gebied van zingeving:
Op het gebied van arbeidsvoorwaarden:
• de mogelijkheden om met cliënten vooruitgang te
• de mogelijkheden om cursussen te doen
boeken. 90
• doorgroeimogelijkheden.
Conclusies en aanbevelingen 1
Samenvattende conclusies
doordat zij meer belang hechten aan een aantal loopbaankenmerken. Door de hogere gemiddelde leeftijd en
1.1
Ideaalbeeld
de grotere werk- en levenservaring van de BBL-studenten stellen zij hogere eisen aan voldoening, inhoud van het
• Goede werkomstandigheden, persoonlijke voldoening
werk, beloning en zelfstandigheid. Dit geldt ook voor
en ontwikkeling en zingeving zijn cruciaal voor het
deeltijdstudenten van de HBO-opleidingen maar bij
ideaalbeeld, zowel voor MBO- als HBO-studenten.
hen komt daar een nog sterkere nadruk op carrièreper-
Teamwork en gezelligheid, zinvol werk doen, vooruit-
spectief en arbeidsvoorwaarden bij.
gang boeken met cliënten, waardering krijgen en jezelf kunnen ontplooien, vormen voor beide studentengroe-
1.2
Arbeidsmarktimago
pen de belangrijkste kenmerken van de ideale (loop)baan. Voor HBO-studenten zijn de kenmerken
• De gehandicaptenzorg wordt gezien als werkkring waar
afwisseling en uitdagingen wat belangrijker dan voor
veel gezelligheid te verwachten valt. Daarnaast komen
MBO-studenten.
teamwork en waardering naar voren als imagokenmerken
• Aspecten die te maken hebben met beroepsstatus scoren
van de gehandicaptenzorg. Het hebben van intensieve
laag, maar dit moet met de nodige reserve worden
relaties met cliënten, alle aspecten van het dagelijks
bekeken: in fase drie van dit onderzoek is gebleken dat
leven meemaken en het beroep op creativiteit zijn ken-
studenten weliswaar in eerste instantie onverschillig
merken die bij de gehandicaptenzorg sterker naar voren
reageren, maar dat men wel degelijk gevoelig is voor de
komen dan bij de andere sectoren. SPW-ers denken wat
opinie van de ‘buitenwereld’ ten aanzien van het beroep
positiever over het arbeidsmarktimago van de gehandi-
dat men kiest. Dit geldt eveneens zowel voor HBO- als
captenzorg dan zorgstudenten. Hetzelfde geldt voor
voor MBO-studenten.
SPH-studenten, ook zij hebben een gunstiger beeld van
• Er zijn enkele verschillen tussen MBO-studenten zorg en MBO-studenten welzijn: studenten zorg kennen in
het werk in de sector dan de HBO-V-studenten. • Het ziekenhuis heeft zowel onder de MBO-studenten
het algemeen meer belang toe aan de loopbaanken-
als onder HBO-studenten een sterk arbeidsmarktimago.
merken dan studenten welzijn. Wellicht is dit te verkla-
Aspecten op het gebied van arbeidsvoorwaarden;
ren doordat zorgstudenten een bewustere studie- en
doorgroeimogelijkheden en cursussen kunnen doen,
beroepskeuze lijken te maken dan SPW-studenten.
komen sterk naar voren in het imago. Daarnaast worden
Zorgstudenten vinden vooral aspecten belangrijker die
de kenmerken uitdaging en afwisseling, en het beroep
te maken hebben met beroepsstatus, het doen van
op vakkennis, meer verbonden met het werk in het
cursussen en vakkennis. Dit komt overeen met een
ziekenhuis dan met werk in andere sectoren. Ook het
uitkomst uit de derde fase van dit onderzoek:
beeld van de beroepsstatus van het ziekenhuis is gun-
de zorgstudenten leggen de nadruk op hun interesse in
stiger dan van de andere sectoren. Zwakke punten in
verpleegkundige handelingen en de ontwikkeling van
het imago zijn: relatief weinig gezelligheid en de relatief
medische vakkennis. Bij HBO-studenten zijn nauwelijks
geringe intensiteit van de relaties met patiënten.
verschillen tussen zorg en welzijn geconstateerd. • BBL-studenten onderscheiden zich van BOL-studenten
• De ouderenzorg heeft het minst sterke imago. In grote lijnen zijn de pijlers waarop de ouderenzorg steunt 91
dezelfde als van de gehandicaptenzorg maar deze zijn
het werk. In vergelijking hiermee heeft de gehandicap-
minder sterk. MBO-studenten uit de zorgrichtingen
tenzorg weinig uitdaging en afwisseling te bieden
denken wat positiever over het imago van de sector
aan HBO-verpleegkundigen. Daar staat tegenover
dan welzijnsstudenten. Daarentegen hebben SPH-stu-
dat de gehandicaptenzorg meer gezelligheid en
denten een beduidend positiever beeld van de sector
intensievere relaties met de cliënten biedt dan het
dan HBO-V-studenten.
ziekenhuis.
• De kinderopvang heeft onder SPW-ers en SPH-ers een
• De kinderopvang heeft vooral op het kenmerk vooruit-
positief imago. Belangrijke pijlers van het imago zijn:
gang boeken met cliënten een voorsprong op de gehan-
gezelligheid, het boeken van vooruitgang en het beroep
dicaptenzorg. Daarnaast vormt de doelgroep ‘kinderen’
op creativiteit. (Deze sector is niet als keuzemogelijk-
een belangrijke trekker.
heid aan de zorgstudenten voorgelegd). Ten opzichte van de ouderenzorg heeft de gehandicaptenMBO-studenten die kiezen voor de gehandicaptenzorg
zorg een gunstige positie. Het imago van de gehandicap-
onderscheiden zich van studenten die een andere discipline
tenzorg lijkt in grote lijnen op dat van de ouderenzorg,
kiezen, door een hogere score op alle imagokenmerken
maar is over de gehele linie gunstiger.
behalve salaris en regelmatige werktijden. De grootste verschillen worden gevonden bij de kenmerken afwisseling en uitdaging. HBO-studenten die hebben gekozen voor de
2
Ergo:
gehandicaptenzorg hebben eveneens op de meeste punten een positiever beeld van de sector dan studenten die voor een andere discipline kiezen.
• Winst is te behalen met het benadrukken van de kenmerken afwisseling (vooral belangrijk voor MBO-ers uit de zorgrichtingen) en vooruitgang boeken met cliënten.
1.3
Concurrentiepositie
Dit zijn beide aspecten die onderdeel uitmaken van het werk, door studenten belangrijk gevonden worden (ide-
De gehandicaptenzorg heeft twee belangrijke ‘concurrenten’:
aalbeeld), maar onvoldoende uit de verf komen bij de
het ziekenhuis (onder zorgstudenten) en de kinderopvang
gehandicaptenzorg.
(onder welzijnsstudenten).
• Het aspect uitdagingen is een sterk element in het imago van het ziekenhuis en komt in vergelijking daar-
• Het ziekenhuis heeft als gunstige kenmerken ten
92
mee bij de gehandicaptenzorg minder sterk naar voren.
opzichte van de gehandicaptenzorg het boeken van
Wellicht kan in de communicatie het aspect afwisseling
vooruitgang met cliënten, doorgroeimogelijkheden,
gecombineerd worden met het aspect uitdagingen. Bij
salaris, afwisseling en het beroep op vakkennis. Ook de
de studenten die hebben gekozen voor gehandicapten-
beroepsstatus is hoger. Vooral voor verpleegkundigen
zorg komen deze beide aspecten veel sterker naar voren
op HBO-niveau is het ziekenhuis een concurrent van
in het arbeidsmarktimago. Ook in fase drie van dit
de gehandicaptenzorg die moeilijk te verslaan lijkt.
onderzoek kwamen beide kenmerken naar voren als
HBO-V-ers vinden vooral de (variatie aan) verpleeg-
belangrijk onderdeel van de identiteit van de gehandi-
kundige handelingen een aantrekkelijke kant van
captenzorg.
• Wellicht is eveneens winst te behalen met het beter belichten van (de combinatie van) de aspecten zelfstan-
beperkt zijn in de gehandicaptenzorg. • Een vraag die in het kader van de communicatiestrategie
dig werken en verantwoordelijkheid hebben. Beide aspec-
beantwoord moet worden, is of differentiatie naar
ten scoren weliswaar niet hoog bij het ideaalbeeld, maar
verschillende doelgroepen nodig is. Vooralsnog ziet Ergo
het is goed denkbaar dat dit terug te voeren is op het feit
geen directe aanleiding voor een gedifferentieerde
dat de studenten, in elk geval de voltijdstudenten, nog
strategie. Ergo heeft daarvoor de volgende argumenten:
weinig of geen werkervaring hebben. Uit de eerdere
- Er zijn weinig verschillen in ideaalbeeld tussen MBO
fases van dit onderzoek is echter gebleken dat zelfstandig
en HBO en ook het beeld van de gehandicaptensector
werken, dat wil zeggen zelf invulling kunnen geven aan
komt in grote lijnen overeen.
het werk, wel degelijk een belangrijke factor is voor de
- Tussen zorg- en welzijnsstudenten treden eveneens
arbeidssatisfactie van de werknemers. In de communi-
weinig verschillen in ideaalbeeld op. Weliswaar is er
catie zou duidelijk moeten worden gemaakt dat team-
een verschil in het arbeidsmarktimago van de gehan-
work de basis is, maar dat men tegelijkertijd ook
dicaptensector tussen zorg en welzijnsstudenten
zelfstandig werkt, beslissingen neemt en eigen verant-
maar dit verschil betreft meer het imago als geheel
woordelijkheden heeft. Op deze wijze kan de gehandi-
dan specifieke kenmerken.
captenzorg op dit gebied wellicht gunstiger
Al met al zijn de gevonden verschillen niet van dien
positioneren ten opzichte van het ziekenhuis.
aard dat een wezenlijk verschillende communicatiestra-
• Met het benadrukken van het salaris en doorgroei-
tegie gevolgd zou moeten worden. Wel kan uiteraard de
mogelijkheden is weinig winst te boeken omdat het
concrete invulling van de communicatie per opleidings-
salaris zich niet positief onderscheidt van de andere
type en/of niveau verschillen.
sectoren en de doorgroeimogelijkheden tamelijk
93
Aantekeningen
94
Colofon
Bestellen Dit rapport is schriftelijk te bestellen (per fax of e-mail) bij
Het onderzoeksrapport ‘De aantrekkingskracht van de
de Sectorfondsen Zorg en Welzijn onder vermelding van
gehandicaptenzorg’ is een uitgave van Sectorfondsen Zorg
publicatienummer 920.033.47.
en Welzijn in opdracht van sociale partners in de gehandi-
Fax: 030 – 298 52 00
captenzorg:
E-mail:
[email protected]
ABVAKABO FNV, CNV Publieke Zaak, VGN, FHZ en NU’91.
Adres December 2003
Sectorfondsen Zorg en Welzijn Postbus 8203
Projectleiding
3503 RE Utrecht
Sectorfondsen Zorg en Welzijn, mw. Karen Coesmans
Tel.: 030 – 298 52 22 Fax: 030 – 298 52 00
Projectuitvoering
email:
[email protected]
Ergo, dhr. Eelke Westra
www.fondsenzw.nl
Ergo, mw. Karin van der Poll Ergo, dhr. Wiljo Joris
Aan de inhoud van deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Ondanks de uiterste zorgvuldigheid
Begeleidingscommissie
waarmee deze uitgave tot stand is gekomen, zijn de
VGN, Dhr. Hans Timmerman
Sectorfondsen Zorg en Welzijn niet aansprakelijk voor
CNV Publieke Zaak, mw. Sandra Franken
eventuele drukfouten. Noch voor het gebruik van de
Sectorfondsen Zorg en Welzijn, mw. Ingrid Brinkman
inhoud van de teksten en daaruit voortvloeiende feiten,
Sectorfondsen Zorg en Welzijn, dhr. Kristiaan Hillen
omstandigheden en gevolgen. Overname van teksten is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de
Realisatie Drukkerij de Bondt bv, Barendrecht
Oplage 200 exemplaren
Publicatienummer 920.033.47
uitgever(s).
Deze uitgave is samengesteld in opdracht van, en wordt u aangeboden door:
Sectorfondsen Zorg en Welzijn Postbus 8203, 3503 RE Utrecht T (030) 298 52 22 F (030) 298 52 00 E
[email protected] I fondsenzw.nl