Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-001
Organisatie:
SOIT vzw
Gevraagd bedrag:
300.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Vzw SOIT werd opgericht in 2001 en is een artistiek platform geleid door Hans Van den Broeck. De diverse werking is gebouwd op 6 pijlers. De organisatie werd voor het eerst structureel ondersteund in de periode 2008-2009. De voorbije beleidsperiode realiseerde de organisatie twee grote zaalproducties ‘We was them’ en ‘Messiah Run’, drie workshows, locatieprojecten en workshops. Het gezelschap ondersteunde eveneens het werk van één van de artistieke leden, Anuschka Van Oppen. Het gezelschap wordt aangevuurd door artistiek leider Hans Van Den Broeck. Nieuw is de nauwe interactie met een kerngroep van dansers die al geruime tijd bij het werk van SOIT betrokken is: Harold Henning, Joe Jurd, Sara Sampelayo en Anuschka Van Oppen. SOIT beschouwt zich als een gezelschap dat voortdurend in beweging is en kiest daarom bewust voor een tweejarige ondersteuning. Voor de volgende subsidieperiode willen ze een scherpe observatie maken van onderliggende, onbewuste breuklijnen in deze wereld en de innerlijke, individuele reacties hierop. SOIT realiseert deze objectieven via een werkmethodiek waarbinnen onderzoek een belangrijke rol speelt enerzijds en via een aangepaste, interne organisatie anderzijds. De artistieke strategie die SOIT daartoe hanteert wordt beschreven vanuit verschillende opposities of polen die voor een gediversifieerde output moeten zorgen: klein versus grootschalig, kort versus langdurend, studiowerk versus open platform, lokaal versus internationaal, abstracte/interne dramaturgie versus open dramaturgie. Deze opposities worden geënt op specifieke culturele aspecten/uitgangspunten of op specifieke locaties. Ze leidt tot de 6 pijlers of kerntaken die de organisatie voor zichzelf ziet en die op zich grotendeels een continuering zijn van de voorbije werking: dansvoorstellingen, korte-duurprojecten of workshows, locatieprojecten, workshops, steun aan het onafhankelijk werk van de artistieke kern, audiovisuele representatie en forum. In 2013 plant de organisatie een nieuwe creatie BATTLEFIELD, een workshow NOMADS in Harare, een workshow SETTLEMENT in Los Angeles en een locatieproject en visuele installatie/performance NOSEBLEED. Het dossier voor de beleidsperiode 2013-2014 is goed uitgewerkt, met veel aandacht voor de beschrijving van de huidige werking en de artistieke toekomstplannen. In dit dossier vindt de BC dans helaas minder de urgentie en betrokkenheid terug die ze in de vorige aanvraag bijzonder apprecieerde. Het gezelschap schetst eveneens haar werkmethodiek die sterk onderzoeksgericht is. Workshops, workshows en creaties voor voorstellingen haken op elkaar in en binnen die verschillende formats wordt materiaal ontwikkeld voor de voorstellingen. Desondanks slaagt het er niet in om de samenhang tussen de verschillende activiteiten op een overtuigende manier weer te geven. De rode draad in de werking, de relatie tussen de grote producties en de kleinere workshows werd onvoldoende uitgewerkt. Zoals in de vorige beleidsperiode besteedt het gezelschap veel aandacht aan de workshows. De workshows vormen een unieke werkwijze waarin maatschappelijke doelgroepen/problemen het vertrekpunt zijn voor zeer intensieve werkperiodes. Het gezelschap bouwde hierin een bijzondere expertise in op. Uit de workshows blijkt ook de aandacht van het gezelschap voor interculturaliteit en diversiteit. Een nadeel van deze
Pagina 1 van 98
werking, is volgens de BC dans dat het veel energie en tijd opslorpt in verhouding tot de output. Gezien de workshows gebonden zijn aan heel specifieke locaties in het verre buitenland, is de zichtbaarheid erg beperkt met name in Vlaanderen. Het gezelschap is zich hiervan bewust en wil in 2014 een tentoonstelling in de KVS organiseren die als presentatie, context en bevraging van dit werk fungeert. De KVS biedt als hoofdpartner de garantie op een zekere ruchtbaarheid, maar desalniettemin blijft de impact in Vlaanderen beperkt. Het gezelschap geeft niet weer hoe ze de balans tussen creatie en andere formats zullen bewaken, zodat de lokale aanwezigheid voldoende gegarandeerd blijft. De organisatie werkt samen met een aantal trouwe partners. De spreiding in het binnenland verloopt echter moeizaam. Het dossier gaat wel uitgebreid in op dit pijnpunt en er wordt een nieuwe werkwijze van toonmomenten geschetst. Vanaf nu is er eveneens een fulltime medewerker in dienst die zich meer kan toeleggen op het vinden van nieuwe partnerships en het uitbouwen van duurzame contacten. Het gezelschap hanteert een ‘nabijheidsstrategie’ waarbij ook de artistiek leider zeer intensief inzet op het uitbouwen van nieuwe samenwerkingen. Desondanks blijft de positionering en profilering in Vlaanderen problematisch. In de werkjaren 2010-2011 was de voorstelling ‘We was them’ te zien die een beperkte tournee kende. De nieuwe voorstelling ‘Messiah Run’ ging net in première. Internationaal bouwde SOIT een aantal interessante internationale partnerships in niet- evidente circuits. De afgelopen jaren bouwde SOIT wel gestaag een publiek op, maar toch vooral in het buitenland en in het bijzonder Frankrijk. De BC Dans is van mening dat SOIT haar structurele werking moet kunnen verderzetten in de komende beleidsperiode. Artistiek heeft het gezelschap zich verder weten te ontplooien, met een unieke werkwijze die getuigt van een sterke maatschappelijke betrokkenheid en een reële interesse in interculturaliteit. Het gezelschap staat de komende beleidsperiode desondanks voor een aantal uitdagingen, wil ze haar positie in het danslandschap behouden. Als kleine structuur neemt het gezelschap veel hooi op de vork met maar liefst 6 kerntaken. De BC dans moedigt het gezelschap aan om te focussen op een slim evenwicht tussen de workshows en het creëren van voorstellingen. Daarnaast hoopt de BC dans dat de nieuwe constellatie met een fulltime zakelijk leider zijn vruchten zal afwerpen en tot een betere verankering en spreiding van het gezelschap in Vlaanderen zal leiden. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De BC Dans handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 2 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-001
Organisatie:
SOIT vzw
Gevraagd bedrag:
300.000 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Vzw SOIT werd opgericht in 2001 en is een productiestructuur rond choreograaf Hans Van den Broeck in nauwe interactie met een artistieke kerngroep. De organisatie werd voor het eerst structureel ondersteund in de periode 2008-2009. In 2011 kreeg het gezelschap een werkingssubsidie toegekend van 231.006,86 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
SOIT is een artistiek platform inhoudelijk en artistiek geleid door Hans Van den Broeck. De diverse werking is gebouwd op 6 pijlers. Uit het toezicht op de meerjarige werkingssubsidie voor het werkingsjaar 2010 blijkt dat SOIT in 2010 het actieplan niet helemaal kon uitvoeren. De buitenlandse tournee van ‘We Was Them’ was korter dan verhoopt. Twee andere projecten werden afgelast of uitgesteld naar 2011 om redenen waarop SOIT zelf geen greep had. Op zakelijk vlak vertaalde die wending zich in forse verschillen tussen de begroting en de resultatenrekening. Door het lagere aantal activiteiten sloot de organisatie het boekjaar 2010 af met een grote winst, in die mate zelfs dat de maximum toegelaten aangroei van de reserve voorlopig overschreden werd. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
SOIT wil haar diverse en flexibele werking verderzetten en ziet een tweejarige subsidiëring als een geschikte ondersteuningsvorm daartoe. De artistieke werking is opgebouwd rond 6 pijlers: dansvoorstellingen, korte duurprojecten of workshows, workshops, locatieprojecten, steun aan het werk van leden en audiovisuele representatie. De artistieke planning voor 2013 werd goed uitgewerkt en bestaat uit 1 creatie, 1 locatieproject en 2 workshows. De kunsteducatieve werking werd minder gedetailleerd beschreven en bestaat uit het geven van workshops. De logistieke samenwerking met Ultima Vez en Peeping Tom blijft behouden. De volgende beleidsperiode wil de organisatie meer inzetten op spreiding en werkte daartoe een proactieve verkoopstrategie uit. De gevolgde werkwijze en de bijhorende initiatieven worden voldoende geduid in het dossier. SOIT gelooft in het belang van een persoonlijke betrokkenheid bij de spreiding en wil die daarom meer in eigen handen nemen. De samenwerking met het productiehuis Compagnie des Petites Heures wordt daarom afgebouwd. Het agentschap gelooft in het in eigen handen houden van de spreiding, zeker voor de middelgrote gezelschappen die vaak minder kunnen uitgaan van structurele samenwerkingsverbanden. 3.2
Samenwerking en netwerking
SOIT kan rekenen op de steun van heel wat (voornamelijk) buitenlandse coproducenten. Deze partners zorgen voor financiële, logistieke en promotionele steun. De binnenlandse partners steunen voornamelijk op logistiek vlak. Het dossier bevat geen engagementsbrieven die deze samenwerkingen en coproducties bevestigen. Uit het
Pagina 3 van 98
dossier is niet af te lezen of dit structurele samenwerkingen zijn. Zoals reeds vermeld onder 3.1 wil de organisatie verder inzetten op het verbreden van het netwerk en werkte ze hiertoe een strategie uit. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Uit de helder opgestelde analytische begrotingen blijkt dat SOIT het overgrote deel van het budget besteed aan de artistieke werking. Binnen het totale artistieke budget, worden de middelen maximaal ingezet voor de verloning van medewerkers en artiesten. Decor en techniek komen op de tweede plaats. Het omkaderend personeel bestaat uit 1 voltijds zakelijk leider. In 2013 zal SOIT 5,12 VTE in dienst hebben. De logistieke samenwerking met Ultima Vez en Peeping Tom wordt verdergezet, zij blijven infrastructuur delen. Het agentschap waardeert de inspanningen van SOIT om de overheadkosten te drukken. Op die manier slaagt de organisatie erin om de artistieke werking zo flexibel mogelijk te houden. 3.4
Publieksgerichtheid
Met de diversiteit aan projecten en doelgroepen zou de organisatie een gevarieerd en breed publiek kunnen bereiken. In welke mate dit het geval is kan niet zo direct uit het dossier worden opgemaakt. Zoals eerder reeds vermeld werd, zullen op het vlak van spreiding extra inspanningen geleverd worden. Het agentschap hoopt dat dit ook de lokale verankering ten goede zal komen. Vanaf 2012 investeert de organisatie in een vernieuwde drietalige website. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
De totale omzet van de organisatie bedraagt 519.084 euro, in 2010 was dit 261.934 euro euro. SOIT vraagt 60.000 euro of 25% meer dan het toegekende bedrag voor 2010. Deze meervraag hangt samen met een uitbreiding van het aantal personeelsleden (2010:1,95 VTE, 2013: 5,12 VTE) en medewerkers(2010: 14, 2013:60) en met een stijging van het aantal activiteiten (2010:34 activiteiten; 2013:82 activiteiten). Deze groei van de werking, die grotendeels samenhangt met een verhoogd artistiek budget, gaat gepaard met een stijging van de eigen inkomsten, van 98.396 euro in 2010 (29% tav totale opbrengsten) naar 221.476 euro in 2013 (42,47% tav totale opbrengsten). Ondanks de eerder genoemde inspanningen die het gezelschap wil leveren om de spreiding te verbeteren, heeft het agentschap vragen bij het realisme van deze groei van het aantal activiteiten. Uit planningsoverzichten en uit de toelichting bij de begroting blijkt dat een deel van de partners nog niet gekend is. Het dossier bevat evenmin engagementen van de partners die wel vernoemd worden in het dossier. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het dossier bevat een bijzonder heldere analytische begroting, waaruit blijkt dat de artistieke plannen op een correcte manier vertaald worden in het budget.
Pagina 4 van 98
3.8
Haalbaarheid
Zoals vermeld onder 3.6 heeft het agentschap twijfels bij het realisme van de stijging van het aantal activiteiten. Het agentschap waardeert de inspanningen die SOIT wil leveren om de spreiding te verbeteren en gelooft ook in de geschetste strategie, maar een stijging van het aantal activiteiten van bijna 40% lijkt overdreven. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Deze aanvraag lijkt volledig op zijn plaats binnen het Kunstendecreet en de gekozen werkvorm. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 5 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-002
Organisatie:
Ward/waRD vzw
Gevraagd bedrag:
168.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Vzw Ward/waRD werd opgericht in 2000 om het choreografisch werk van Ann Van den Broek te ondersteunen. Naast de vzw-structuur in België wordt het dansgezelschap mede gedragen door de stichting Ward/waRD die vanuit Nederland opereert. De aanvraag voor een meerjarige subsidie voor de periode 2010-2012 werd niet gehonoreerd. Het gezelschap kreeg wel verschillende projectsubsidies, o.m. voor ‘Co(te)lette’ in 2007, voor ‘We solo men’ in 2009 en voor Q61 in 2010. In 2011 kreeg de choreografe een ontwikkelingsbeurs. Daarnaast werkte ze samen met Mike Figgis aan de succesvolle verfilming van Co(te)lette. Het artistieke luik van het dossier telt dubbel zoveel pagina’s als toegelaten. De commissie betreurt dat het gezelschap de plannen niet beknopter heeft uitgewerkt. Er wordt té detaillistisch op de plannen ingegaan, met overbodige beschrijvingen en herhalingen. In haar mission statement schetst Ann Van den Broek de inspiratiebronnen, werkmethode, methodologie samen met haar persoonlijke artistieke evolutie. Daarin stelt ze 2012 voor als een scharniermoment: geëvolueerd uit de positie van een ambachtelijke choreografe ziet Ann Van den Broek zich vandaag als een autonoom kunstenaar. Het gezelschap werkt niet met een vast ensemble van dansers, wel zijn de relaties met dansers hecht en is er een continuïteit in de samenwerkingen. Muzikant, lichtontwerper en scenograaf maken structureel onderdeel uit van de artistieke ploeg. Ann Van den Broek houdt in het werkproces de touwtjes erg strak in handen. Haar werkmethode is helder en uiterst gedetailleerd uitgewerkt. In het algemeen zijn de theoretische inspiratiebronnen waar ze naar verwijst niet echt actueel: het Franse existentialisme en De Beauvoir. Voor beweging verwijst ze naar Dalcroze (als inspiratie voor de sterke ritmisering in haar werk), Laban, Alexander en Stanislavski. Uit de beschrijving van het artistieke proces spreekt een grote wil tot volledige controle tot in het kleinste detail. Deze theorieën, die functioneren als compositorische inspiratie, worden echter ook een labyrint waarin het discours soms haar richting verliest. Dat spreekt ook uit de algemene beschrijving van de nieuwe beeldtaal die ze wil ontwikkelen: die blijft soms vaag. In de nieuwe beleidsperiode plant de organisatie één nieuwe voorstelling per jaar en hernemingen van Q61 (als solo), We Solo Men, Ohm, I SOLO MENT en Co(te)lette. De komende jaren wil Van den Broek zich ook richten op de productie van haar eigen dansfilms, na het succesvolle verfilming van Co(te)lette. Het gezelschap is uniek door zijn Vlaams-Nederlandse identiteit. De choreografe benadrukt dat net door het werken in beide landen ze een eigen signatuur heeft ontwikkeld, die zich niet conformeert aan een trend binnen één land. Het gezelschap onderhoudt in België vaste samenwerkingsverbanden met CC Berchem en in Nederland met Korzo in Den Haag en VIA 2018 (Nederlandse Dansdagen Maastricht).
Pagina 6 van 98
De BC Dans heeft nog steeds vragen bij de tweeledigheid van de structuur. De verankering en de spreiding in Vlaanderen zijn volgens de BC Dans te minimaal voor een structurele organisatie, de speellijsten zijn de afgelopen jaren gestagneerd. Van den Broek is wel actief als lesgeefster, jurylid en coach in het kunstonderwijs in Antwerpen. Vooral in Nederland is de choreografe succesvol met verschillende prijzen als resultaat. De grootste activiteit situeert zich dus ook in Nederland waar de choreografe over een breed netwerk aan speelplekken beschikt. Het internationale potentieel van het gezelschap wordt als één van de sterktes aangehaald in het dossier, maar onvoldoende gestaafd met concrete engagementen. De plannen tot samenwerking met een verkoopbureau/internationaal agent overtuigen niet. Ann Van den Broek is een vakvrouw en timmert aan een consequent artistiek verhaal. maar de geringe inbedding in Vlaanderen en de projectmatige werking ("de opzet van de organisatie is en blijft dus projectmatig") van de organisatie, samen met het erg retorische en bij momenten clichématige discours over de komende projecten overtuigen de BC Dans niet voor een structurele subsidie. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie niet te subsidiëren. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie gaat in op enkele argumenten uit het preadvies en geeft een toelichting bij de spreiding en bij het artistiek inhoudelijk verhaal. De ingediende speellijst toont niet aan dat het artistieke draagvlak en netwerk zich uitbreidden. De data stijgen niet en het aantal Vlaamse partners neemt niet significant toe. De BC dans is niet overtuigt van het groeipad en het groeipotentieel. Op artistiek-inhoudelijk vlak blijft de BC dans bij haar standpunt. De repliek voegt geen nieuwe elementen toe. De toelichting over het projectmatige karakter van de organisatie voegt evenmin nieuwe elementen toe. De BC dans is van mening dat de organisatie in Vlaanderen als project kan blijven verder werken. De toelichting bij de internationale werking bevat geen overtuigende elementen. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies Beoordelingscommissie dans om de organisatie niet te subsidiëren.
adviseert
de
Pagina 7 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-002
Organisatie:
Ward/waRD vzw
Gevraagd bedrag:
168.000 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Vzw Ward/waRD werd opgericht in 2000 om het choreografisch werk van Ann Van den Broek te ondersteunen. Naast de vzw-structuur in België wordt het dansgezelschap mede gedragen door de stichting Ward/waRD die in Nederland opereert. De aanvraag voor een meerjarige subsidie voor de periode 2010-2012 werd niet gehonoreerd. Het gezelschap kreeg wel verschillende projectsubsidies, o.m. voor ‘Co(te)lette’ in 2007, voor ‘We solo men’ in 2009 en voor Q61 in 2010. In 2011 kreeg de choreografe een ontwikkelingsbeurs. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing, er was tot nu toe geen gesubsidieerde structurele werking. De projectdossiers gaven geen aanleiding tot bijzondere problemen op zakelijk vlak. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Het maken van dansproducties blijft in de toekomst de ‘core business’ van de organisatie. Ook de spreiding in Vlaanderen en Nederland en de samenwerking met de huidige partners (cc Berchem in Antwerpen en Korzo Producties in Den Haag) wordt verdergezet. In Nederland wordt het gezelschap ondersteund met een tweejarige subsidie van het Fonds Podiumkunsten (zowel in 2009-2010 als in 2011-2012). Voor de periode 2013-2014 zal er ook een nieuwe aanvraag worden ingediend. De visie op lange termijn wordt uitgebreid toegelicht, de nieuwe producties (The Red Piece in 2013 en The Black Piece in 2014) worden inhoudelijk al gedetailleerd besproken. Ann Van den Broek plant in 2014 ook een onderzoeksperiode die moet resulteren in een solo-optreden. Ook het bestaande repertoire zal nog worden doorgespeeld. Het is de bedoeling dat er op het vlak van de kunsteducatieve werking een aantal projecten worden ontwikkeld maar dit luik is nog niet concreet uitgewerkt. Andere initiatieven in dit verband zijn het geven van workshops en masterclasses en het organiseren van inleidingen en nagesprekken bij voorstellingen. 3.2
Samenwerking en netwerking
De bestaande partnerschappen worden in deze aanvraag herbevestigd. Ward/waRD is huisgezelschap in cc Berchem. Dit houdt in dat de montage van de nieuwe producties en de avant-premières daar plaatsvinden en dat er kantoor- en studioruimte ter beschikking wordt gesteld. In Nederland is het Korzo Theater Den Haag de vaste coproducent. Op langere termijn zal het gezelschap ook participeren aan het project VIA 2018, Maastricht en Euregio Maas en Rijn. De samenwerking met de vaste partners bestaat al een aantal jaren, is goed onderbouwd en de voortzetting hiervan komt geloofwaardig over. Verder bevat het dossier een aantal engagementen van culturele centra in Vlaanderen en van enkele internationale organisatoren.
Pagina 8 van 98
3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De totale uitgaven bedragen 291.496,99 euro waarvan het grootste deel (213.688 euro of 73%) wordt besteed aan personeelskosten. Het personeel van de vzw is niet in loondienst maar wordt vergoed als zelfstandige of via het systeem van derde betaler. Dit houdt in dat het managementteam (zakelijk en artistiek leider, marketing en communicatie) in dienst worden genomen door de Nederlandse stichting Ward/waRD en een deel van de loonkosten (33%) worden gefactureerd aan de Belgische vzw. Hoewel de financiële structuur eerder ongewoon en complex is, wordt ze toch transparant en controleerbaar voorgesteld in het zakelijk beleidsplan. In het controleverslag van de projectsubsidie 2010 voor ‘Q61’, met een gelijkaardige zakelijke constructie, werd opgemerkt dat de relaties met de coproducenten helder waren uiteengezet en conform de subsidieaanvraag. Het dossier bevat ook een voorlopige samenwerkingsovereenkomst tussen vzw WArd/waRD en de Nederlandse stichting WArd/waRD. De artistieke productiekosten zijn geraamd op 29.325 euro. De artistieke personeelskosten (artistiek leider, artistieke medewerkers en de dansers) schatten we op bijna 170.000 euro, dit komt er op neer dat in totaal zowat 200.000 euro (68%) van de totale uitgaven artistiek worden besteed. Aan de inkomstenzijde zijn er eigen opbrengsten van ongeveer 88.497 euro (30%) waarvan het grootste deel via uitkoopsommen van voorstellingen. De gevraagde werkingssubsidie vertegenwoordigt 57,6% van de totale inkomsten. Vanwege de provincie Antwerpen en de stad Antwerpen is respectievelijk 30.000 euro en 5.000 euro ingeschreven. Als conclusie zijn we van mening dat er voldoende wordt besteed aan artistieke producties. 3.4
Publieksgerichtheid
Tot het doelpubliek rekent men zowel ervaren danstoeschouwers als leken, zowel jongvolwassenen als volwassenen. Met de dansfilms wil de choreografe nog een meer specifieke doelgroep te bereiken. Op de publiekswerving en de publiekswerking wordt weliswaar uitgebreid ingegaan maar de strategie om de spreiding te verbeteren blijft toch erg vaag. Meer nog, in Vlaanderen wordt op het vlak van spreiding weinig beterschap verwacht en er wordt eerder gehoopt op internationalisering. Hiervoor zou een beroep worden gedaan op een internationaal agent maar dit wordt verder niet toegelicht. Het agentschap is van mening dat de inspanningen voor meer spreiding onvoldoende zijn uitgewerkt. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Er worden in verband met personeel en bestuur geen opmerkingen geformuleerd over interculturaliteit. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake.
Pagina 9 van 98
3.6
Realisme groeipad
Deze organisatie heeft tot nu toe nog geen structurele subsidiëring ontvangen, in die zin is er nog geen sprake van een groeipad. Anderzijds is het wel zo dat ‘We solo men’ in 2009 een projectsubsidie kreeg van 40.000 euro en in 2010 werd 50.000 euro toegekend aan het project ‘Q61’. In het aanvraagdossier is het zoeken naar een overtuigende argumentatie ter verantwoording van een structurele in plaats van een projectmatige werking. In het beleidsplan blijft de productieve werking immers op het ritme van één eigen nieuwe productie per jaar maar met 168.000 euro per jaar ligt de subsidievraag wel veel hoger. In het artistieke luik van het beleidsplan wordt tegelijk gesteld: “het opzet van de organisatie is en blijft projectmatig”. Het team dat nu de choreografe ondersteunt, komt overeen met een personeelsomkadering van elk 0,75 vte. Wat dit zou worden in de gewenste situatie is onduidelijk en wordt niet toegelicht in de begroting. Er is ook sprake van een meer gelijkwaardige verdeling van de werking tussen Vlaanderen en Nederland. Of en hoe de spreiding in Vlaanderen zou kunnen worden verbeterd wordt evenmin aangegeven. Uit het werkingsverslag van de productie Q61 blijkt dat er slechts 4 voorstellingen in Vlaanderen werden gerealiseerd. Als conclusie is het agentschap van mening dat de noodzaak van een structurele werkingssubsidie niet wordt aangetoond en eerder zou leiden tot een grotere overhead. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het zakelijke en het artistieke beleidsplan zijn voldoende op elkaar afgestemd. 3.8
Haalbaarheid
Gezien het parcours dat het gezelschap de voorbije jaren heeft afgelegd, de verworven expertise en het bestaande netwerk, heeft het agentschap voldoende vertrouwen in de zakelijke en financiële haalbaarheid van het artistieke beleidsplan. Zoals al geargumenteerd, meent het agentschap echter dat hiervoor beter een beroep wordt gedaan op een projectmatige subsidiëring. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Het agentschap is van mening dat deze werking ook door middel van projectsubsidies kan worden gerealiseerd. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek van WArd/waRD op het zakelijke en artistieke preadvies wordt gepresenteerd in één doorlopende tekst waarbij verschillende items aan bod komen. Er wordt hier alleen ingegaan op de opmerkingen die betrekking hebben op het zakelijke advies. Deze zijn terug te vinden zijn bij spreiding en bij projectmatig. Wat de spreiding betreft heeft het agentschap inderdaad vermeld dat er van Q61 slechts 4 voorstellingen zijn gespeeld in Vlaanderen. Deze gegevens zijn gebaseerd op het ingediende werkingsverslag. Het agentschap neemt graag akte van de informatie dat er
Pagina 10 van 98
nog twee bijkomende voorstellingen van Q61 geprogrammeerd zijn in Vlaanderen in 2012. Uit de bijgevoegde speellijst 2011 blijkt dat WArd/waRD vijf voorstellingen bracht in Vlaanderen nl. vier keer Q61 en één keer ‘We Solo Men’. De opmerking over een beperkte spreiding in Vlaanderen lijkt hierdoor toch niet te worden weerlegd maar eerder bevestigd. Projectmatig Dat de term projectmatig anders is bedoeld, wil het agentschap graag aanvaarden. Dit doet echter niets af van de overtuiging dat een organisatie die één nieuwe productie per jaar brengt, beter een beroep doet op projectmatige subsidiëring. Met project wordt in het kunstendecreet een initiatief bedoeld dat zowel in opzet of doelstelling als in de tijd afgebakend kan worden. Dat de opstap naar een structurele werkingssubsidie kan leiden tot meer overhead, wordt door WArd/waRD betwist. De subsidie zou worden gebruikt voor meer artistieke output en meer inkomsten genereren. Hoe dit concreet kan worden gerealiseerd, wordt verder niet toegelicht. Ook op de opmerking in het zakelijk advies over de onduidelijkheid met betrekking tot de gewenste personeelssituatie wordt niet ingegaan. Het agentschap blijft daarom bij zijn mening dat de artistieke output niet significant toeneemt ten opzichte van de huidige werking en dat een structurele subsidie bijgevolg eerder zou leiden tot een grotere overhead. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 11 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-003
Organisatie:
Great Investment
Gevraagd bedrag:
210.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Great Investment werd opgericht in 2010 als productiestructuur voor het werk van Mette Ingvartsen. Ingvartsen studeerde in 2004 af aan PARTS, waarna ze een eigen oeuvre opbouwde. Naast haar performancewerk legt ze zich toe op onderzoek, geeft ze les en workshops in het ontwikkelen van methodes voor een choreografische praktijk. De werking wordt op drie pijlers opgebouwd: een experimentele praktijk, een creatieluik en onderzoek en educatie. De organisatie diende tot nog toe 2 projectaanvragen in. Het dossier geeft een helder beeld van de werking in 2013. De organisatie plant een klein project ‘the Museum of Love’ en een artistiek project over discursieve praktijken in de podiumkunsten ‘on Choreography’. De plannen die voor 2013 geschetst werden zijn consistent en bouwen verder op een bestaande praktijk van de organisatie. In 2014 plant men een grote groepsvoorstelling. Inhoudelijk wordt dit project nog niet gepreciseerd, maar het dossier geeft wel een waardevolle beschrijving over Ingvartsens artistieke relatie tot groepswerk. Het dossier schetst een artistieke praktijk die enerzijds stevig verankerd is in een praxis en anderzijds een discursieve praktijk uitbouwt die vertrekt vanuit de eigen artistieke creatie. Publicatie en andere presentatievormen van dit kunstenaarsonderzoek nemen dan ook een prominente plaats in. Ingvartsen is een interessante maakster die breed durft denken en (daardoor)verrassende voorstellingen maakt. Binnen de groep performers waarmee ze werkt, neemt ze een inhoudelijke rol op die voedsel geeft aan het werkproces. Het discursieve luik boeit. Toch is de BC dans van mening dat de kerntaken van een gezelschap (creatie, spreiding) niet genoeg uit de verf komen in het dossier. De plannen voor het discursieve luik ogen mooi, maar de randvoorwaarden om dit luik uit te bouwen ontbreken momenteel nog. De mogelijke impact ervan wordt niet aangetoond. Het dossier geeft niet aan hoe de publicaties gedistribueerd worden en de organisatie beschikt (nog) niet over een relevant netwerk van onderzoeksinstellingen, uitgevers,… Great Investment ziet deze structurele aanvraag als een kans om een thuisbasis voor het gezelschap uit te bouwen in Brussel. De organisatie wenst te blijven functioneren als een internationaal gezelschap dat subsidies kan werven zowel in België als in Denemarken en Duitsland. Momenteel werkt de organisatie samen met een aantal bevoorrechte partners in Duitsland en Denemarken en dit netwerk breidt zich uit over Europa. Het aantal internationale partners en netwerken is indrukwekkend. In Vlaanderen evolueren Kaaitheater, Vooruit en Buda tot vaste partners, ook al wordt dit voor de laatste twee niet bevestigd met intentieverklaringen. De verankering binnen Vlaanderen is dus erg miniem en weegt momenteel nog te licht om een structurele werking te verantwoorden. De BC dans acht een structurele ondersteuning nog prematuur. De artistieke planning oogt mooi, maar de voorwaarden voor een dergelijke ambitieuze planning worden nog niet voldoende vervuld. Zakelijk en qua inbedding en verankering in het Vlaamse dansen performancelandschap moet er nog een hele weg afgelegd worden.
Pagina 12 van 98
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies Beoordelingscommissie dans om de organisatie niet te subsidiëren. 3
adviseert
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek bevat geen nieuwe argumenten die een structurele werking verder verantwoorden. De BC dans is van mening dat een lokale verankering in een dossier bewezen moet worden, vooraleer een structurele werking overwogen kan worden en niet omgekeerd. . 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies Beoordelingscommissie dans om de organisatie niet te subsidiëren.
adviseert
de
Pagina 13 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-003
Organisatie:
Great Investment vzw
Gevraagd bedrag:
210.000 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Great Investment vzw werd opgericht in 2010, het gezelschap wordt artistiek gedragen door danseres en choreografe Mette Ingvartsen. Dit is haar eerste aanvraag voor een werkingssubsidie. Een eerste projectaanvraag in 2011 (All the way out there) kreeg een positief artistiek en zakelijk advies maar werd door de minister niet gehonoreerd wegens een gebrek aan financiële middelen. Over een tweede aanvraag, The artificial nature project, te realiseren in 2012, is door de minister nog geen beslissing genomen. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Great Investment richt zich op dans en performance met aandacht voor experiment en onderzoek. De aanvraag voor een werkingssubsidie wordt aangestuurd door de nood om het bestaan als nomadisch gezelschap te herformuleren en te kiezen voor een planning op lange termijn. In 2013 zal de focus liggen op een kleiner project The Museum of Love en de start van een onderzoeksproject On Choreography. In 2014 is een grotere groepsperformance gepland, de onderzoeksperiode voor dit werk zal starten in 2013. Het kunsteducatieve luik van het beleidsplan komt aan bod in een aantal workshops die verband houden met het schrijfproject On Choreography. Op te merken valt dat het onderzoekswerk nauw verweven is met het doctoraat dat door Mette Ingvartsen in Stockholm wordt voorbereid over het thema choreografie en dat tegen 2015 zou worden gefinaliseerd. 3.2
Samenwerking en netwerking
De belangrijkste structurele partner is Kaaitheater die de choreografe gedurende vier jaar zal ondersteunen als artist-in-residence (2013-2016). Andere partners zijn een aantal kunstencentra zoals BUDA en Vooruit en een aantal toonaangevende coproducenten in het buitenland zoals PACT Zollverein (Essen), HAU (Berlijn) en Festival d’Automne (Parijs). Ook APAP, een netwerk van Europese theaters en festivals, is coproducent en distributeur van haar werk. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De totale uitgaven bedragen 350.500 euro waarvan 226.367 euro (64%) voor het personeel in loondienst (4,2 vte). De zakelijk leider is voltijds in dienst, de artistiek leider en een administratief medewerker elk voor 0,5 vte, de dansers voor 2,2 vte. In absolute cijfers komt deze artistieke tewerkstelling neer op een bedrag van zowat 150.000 euro. Daarnaast worden nog een aantal artistieke medewerkers vergoed als zelfstandige,
Pagina 14 van 98
samen voor ruim 63.000 euro. Op zich is het positief dat er voldoende middelen worden besteed aan de uitvoerende kunstenaars en de overhead wordt beperkt. Anderzijds is voor promotie nauwelijks een budget voorzien (rond de 2.000 euro), nochtans lijkt een betere spreiding en een grotere afzetmarkt toch erg belangrijk voor dit gezelschap. Aan de inkomstenzijde wordt gerekend op eigen opbrengsten voor een bedrag van 150.500 euro aan uitkoopsommen en coproducties (43% van het budget), de werkingssubsidie van de Vlaamse Gemeenschap bedraagt 200.000 euro in 2013 (57%) en 220.000 euro in 2014, er zijn geen andere subsidiebronnen. Welke eigen inkomsten haalbaar zijn, wordt niet overtuigend aangetoond. Er zijn enkele toezeggingsbrieven in het dossier maar dit zijn louter intenties tot samenwerking, financiële afspraken zijn daarin niet vermeld, zelfs niet in de brief van Kaaitheater waar de artieste nochtans in residentie gaat. 3.4
Publieksgerichtheid
Het gezelschap verwijst naar het brede Europese netwerk waarover het beschikt en naar zijn aanwezigheid zowel in de meer gespecialiseerde dansfestivals als in de reguliere programmering van de theaterhuizen. Het aanvraagdossier bevat ook een lang overzicht van de gerealiseerde activiteiten van de laatste jaren. Toch bevat het dossier geen strategie om de eigen doelgroepen beter te bereiken, is er weinig toelichting, het blijft bij algemene intenties. In de publiekswerking wordt vooral een beroep gedaan op digitale communicatiemiddelen. Er is ook directe communicatie via nagesprekken na de voorstellingen. Verder worden publicaties gezien als een belangrijk element in de spreiding. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Er worden in verband met personeel en bestuur geen opmerkingen geformuleerd over interculturaliteit. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
Deze organisatie heeft tot nu toe geen meerjarige subsidiëring ontvangen, in die zin is er nog geen sprake van een groeipad. Anderzijds werd er zowel in 2011 als in 2012 een projectaanvraag ingediend. Het vooropgestelde productieritme voor de volgende jaren ligt echter niet hoger dan één project per jaar. Bovendien slaagt de organisatie er niet in om de performance in 2014 nu al enige concrete inhoud te geven of zich te verzekeren van een aantoonbaar financieel draagvlak bij de coproducenten. Het agentschap meent bijgevolg dat een meerjarige subsidiëring van deze jonge organisatie prematuur is. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het artistieke en het zakelijke beleidsplan zijn slechts matig op elkaar afgestemd, voor een overtuigend zakelijk beleidsplan zijn er te veel onzekere factoren. 3.8
Haalbaarheid
De haalbaarheid van een meerjarige werking is onvoldoende gewaarborgd. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Het agentschap is van mening dat deze werking ook door middel van projectsubsidies kan worden gerealiseerd.
Pagina 15 van 98
4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Op het vlak van publieksgerichtheid geeft de organisatie meer duiding bij de communicatiestrategie. Het agentschap neemt hiervan met interesse kennis. Wat betreft het realisme van het groeipad, heeft de organisatie begrip voor de vragen die het agentschap zich stelt over de gebrekkige zakelijke onderbouw van het beleidsplan. Er zijn ons inziens geen argumenten geformuleerd die deze opmerkingen weerleggen. Het gezelschap is ontgoocheld over het feit dat het al bestaande netwerk van de organisatie en de duurzame relaties met de partners niet wordt erkend in het advies. Hierop wenst het agentschap te antwoorden dat het zich verheugt over de toekenning van de projectsubsidie voor The artificial nature project waarvoor een positief zakelijk en artistiek advies was gegeven en dat het in die zin zijn vertrouwen heeft uitgesproken voor het gezelschap. Het agentschap kan echter alleen maar herhalen dat het een meerjarige subsidiëring van Great Investment prematuur vindt omwille van de zakelijke argumenten die al waren geformuleerd in het preadvies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 16 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-004
Organisatie:
Action Scénique vzw
Gevraagd bedrag:
264.317,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Vanuit een gedeelde achtergrond (onder meer als P.A.R.T.S. - studenten en wp Zimmer artiesten) en om hun krachten en ambities te bundelen, richtten choreografen Claire Croizé, Nada Gambier en Etienne Guilloteau in 2008 Action Scénique op. Deze structuur vormt de basis voor een verdere artistieke ontwikkeling, zorgt voor continuïteit van de werking en geeft ruimte aan hun gevarieerde praktijk. De drie makers zijn 10 jaar professioneel actief waarvan 3 jaar binnen Action Scénique. De afgelopen jaren ontvingen ze subsidies voor alle op één na ingediende aanvragen voor projectsubsidies en projectbeurzen. De voorbije periode maakte Action Scénique boeiend werk dat goed gespreid wordt binnen Vlaanderen. Met de aanvraag van een meerjarige werkingssubsidie willen zij naar eigen zeggen vooral inzetten op duurzaamheid: duurzaamheid van het eigen werk, duurzaamheid van de relaties en duurzaamheid van de beschikbare middelen. Ze delen een reflectieve en actieve ruimte. De visuele outcome van de artistieke praktijk van Claire Croizé, Nada Gambier en Etienne Guilloteau is erg verschillend. Croizé focust op abstracte beweging, betekenis en muziek; Gambier beschouwt beweging als één van de gelijkwaardige ingrediënten van performativiteit en gaat aan de slag met ruimte, Guilloteau keert het theater binnenstebuiten en onderzoekt op een zeer meticuleuze manier de wetten ervan. De drie makers zetten dans in hun werk vaak op gelijke voet met muziek, licht en ruimte. Het samenwerkingsverband tussen de drie makers werd helder geschetst: Action Scénique wordt gezien als een werktuig voor de ontwikkeling van drie individuele artistieke paden. De drie makers vullen elkaar aan en verrijken elkaars perspectief. In 2013 plant de organisatie twee creaties: één van Etienne Guilloteau ‘Synopsis of a Battle’ en een driedelige choreografie/videoinstallatie ‘Faces, People & The weight of invisible pain’ van Nada Gambier. Daarnaast plant het gezelschap ook een coproductie met Walpurgis. Verder staan er twee hernemingen op het programma: ‘Chant éloigné’ (2012) van Claire Croizé en ‘Fiction in Action’ (2012) van Nada Gambier. Onderzoek blijft een centrale plaats innemen binnen de werking. De artistieke plannen getuigen van een continuïteit van de huidige werking. Alle drie de makers zetten op een consequente manier hun artistieke parcours verder. Claire Croizé en Etienne Guilloteau hebben door hun choreografisch onderzoek naar klassieke muziekscriptuur en dans en het werken met muzikanten op scène een eigen stem in het danslandschap ontwikkeld. Nada Gambier werkt zeer methodisch en coherent aan een eigen parcours. De voorbije jaren bouwde Action Scénique een interessant inhoudelijk en coproductioneel netwerk op. Samenwerkingen met muziekensembles als B’Rock en Oxalys spraken aan en verbreedden ook het publiek voor hedendaagse dans. De spreiding binnen Vlaanderen is goed. Het werk wordt getoond in verschillende cultuurcentra en kunstencentra. De organisatie geeft zelf aan dat ze nog heel wat potentieel ziet in het buitenland. Daarom werd besloten om samen te werken met het managementbureau Drop productions. De BC dans ziet een groeipad voor de organisatie, maar betreurt het dat de internationale spreiding, één van de belangrijkste ambities van de organisatie, niet gefundeerd werd uitgewerkt. Het is jammer dat Drop Productions er niet in slaagt aan te tonen dat ze een
Pagina 17 van 98
betere spreiding kunnen garanderen. De samenwerkingen op lange termijn werden niet genoeg geconcretiseerd. Action Scénique geeft aan werk te willen maken van hun publiekswerking. Drop Productions zal naast productie en verkoop ook de communicatie op zich nemen. De BC dans ziet een goede communicatie inderdaad als een belangrijk onderdeel van de zakelijke werking van deze organisatie, maar de toekomstplannen voor de publiekswerking blijven onduidelijk. De BC dans gelooft dat het mogelijk is een ander publiek aan te spreken door gebruik te maken van andere kunstvormen. Het gebruik van andere kunstvormen om nieuwe publieken te vinden, heeft in het verleden reeds zijn efficiëntie bewezen. De BC dans ziet een groeipad voor de organisatie zowel inhoudelijk als qua spreiding. De BC dans begrijpt dat een structurele subsidie als hefboom het vervullen van sommige ambities (spelen van repertoire, publiekswerking, spreiding) zou kunnen vergemakkelijken. De organisatie maakt een intelligente inschatting van de dynamiek van de competenties die ze als personen hebben. Action Scénique bevat een boeiende en evenwichtige mix van artistieke invalshoeken met theoretische reflectie, rebelse tegendraadsheid en een onderzoek van emotionaliteit in de verhouding tussen muziek en dans. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De BC dans handhaaft dan ook zijn advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 18 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-ORG-004
Organisatie:
Action Scénique vzw
Gevraagd bedrag:
264.317 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Action Scénique werd opgericht in 2008 en is de structuur die het werk van drie choreografen, Claire Croizé, Nada Gambier en Etienne Guilloteau, produceert, promoot en spreidt. Sinds haar oprichting, werkt de organisatie nauw samen met het alternatieve managementbureau ‘Klein Verzet’. De drie choreografen studeerden allen aan PARTS en waren daarna in residentie in WP Zimmer. De organisatie ontving tot nog toe 4 projectsubsidies en 6 ontwikkelingsgerichte beurzen. De vorige beleidsperiode diende Action Scénique een eerste keer een structurele aanvraag in, maar die werd niet gehonoreerd. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Er was tot nu toe geen gesubsidieerde structurele werking. De inspectieverslagen van de voorbije projecten tonen aan dat Action Scénique steeds zijn plannen uitvoert en de decretale voorwaarden correct naleeft. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
De choreografen binnen Action Scénique werken sinds drie jaar nauw samen en willen deze samenwerking op lange termijn verder zetten. Ze zien een tweejarige subsidiëring als een kans op een lange termijnperspectief dat noodzakelijk is om de zichtbaarheid, professionalisering en zelfstandigheid te verbeteren. De plannen voor de volgende beleidsperiode werden helder en uitgebreid beschreven. In 2013 staan er twee creaties, twee hernemingen, een coproductie met Walpurgis en een creatieopdracht gepland. Verder nemen onderzoekstrajecten een centrale plaats in in de werking: in 2013 plant de organisatie twee onderzoekstrajecten. De volgende jaren wil de organisatie inzetten op een betere spreiding. De organisatie geeft zelf aan dat ze weinig groeipotentieel ziet in Vlaanderen, maar in het buitenland des te meer. Om de zichtbaarheid in het buitenland te verbeteren werd een samenwerking aangegaan met drop production en wil men inzetten op communicatie. Hoe de concrete spreidings-en communicatiestrategie eruit ziet, wordt niet omschreven in het dossier, waardoor de intenties vaag overkomen. 3.2
Samenwerking en netwerking
Action Scénique kan rekenen op een aantal trouwe partners en bouwde nauwe samenwerkingsverbanden uit met intermediërende organisaties die de ondersteunende werking op zich nemen. WP Zimmer biedt kantoorruimte en residentieruimte voor onderzoek en preproductie. Het alternatief managementbureau Klein Verzet staat in voor de zakelijke begeleiding en de communicatie en drop production neemt productie en de spreiding voor zijn rekening. Binnen Vlaanderen kan de organisatie rekenen op de steun van kunstencentra zoals Buda, Kaaitheater en Vooruit, een aantal werkplaatsen en een tiental CC’s.
Pagina 19 van 98
Zoals eerder vermeld werd, wil Action Scénique inzetten op het verbreden van het internationale netwerk. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De totale uitgaven bedragen 399.500 euro waarvan 276.957.88 euro of bijna 70% aan de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers wordt besteed. De productiekosten werden bescheiden maar realistisch gebudgetteerd. Door de samenwerkingsverbanden op logistiek, zakelijk en communicatief vlak wordt de overhead binnen het budget van Action Scénique laag gehouden. De organisatie heeft enkel artistieke medewerkers in dienst. De drie artistieke leiders zijn elk 9 maanden in dienst. De managementbureaus Klein Verzet en drop production worden als zelfstandigen vergoed op basis van 1VTE (opgesplitst in 0.4VTE voor Klein Verzet en 0.6VTE voor drop production). Het agentschap waardeert de inspanningen die Action Scénique levert om de kosten aan omkadering laag te houden. Toch vraagt het agentschap zich af hoe werkbaar en efficiënt de opsplitsing van de verschillende functies over verschillende organisaties is. Bovendien brengen al deze organisaties eigen overheadskosten met zich mee, wat in zijn totaliteit niet noodzakelijk een verlaging van deze kosten betekent. 3.4
Publieksgerichtheid
Action Scénique richt zich niet tot een specifiek publiek, maar probeert het wel te verruimen. Action Scénique merkt op dat hun publiek breder is geworden door de artistieke samenwerkingen met andere media (klassieke muziek, audiovisuele kunst). Uit de voorbije werking blijkt dat de organisatie steeds inspanningen heeft geleverd om ook te spelen in culturele centra. Action Scénique is bereid om voor-of nagesprekken te geven om zo het creatieve proces transparant te maken voor het publiek. Voor haar publiekswerving werkt Action Scénique samen met receptieve organisaties. De organisatie geeft zelf aan in te zetten op communicatie, zoals eerder vermeld omvat het dossier echter geen concrete strategie of beschrijving van het communicatieplan. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Er worden in verband met personeel en bestuur geen opmerkingen geformuleerd over interculturaliteit. 3.6
Realisme groeipad
Action Scénique schreef een realistisch dossier op basis van de voorbije werking. De organisatie wil inzetten op internationale spreiding, maar het dossier bevat geen spreidingsplan. Het gezelschap gaat uit van 46 activiteiten in 2013 en 32% aan eigen inkomsten, wat in de lijn ligt van de spreiding van de projecten die de afgelopen 2 jaar gerealiseerd werden. De tweejarige ondersteuning lijkt geïnterpreteerd te worden als een consolidering van de werking eerder dan een groeiscenario. Het agentschap vindt het jammer dat de uitbreiding van de internationale werking weinig uitgewerkt werd in het dossier. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De organisatie schreef een helder zakelijk dossier. De gedetailleerde analytische begrotingen geven een correcte vertaling van de artistieke plannen.
Pagina 20 van 98
3.8
Haalbaarheid
Op basis van de voorbije werking en dit heldere dossier acht het agentschap de plannen haalbaar, ook al had de toekomstvisie over spreiding concreter uit het dossier mogen blijken. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Deze aanvraag lijkt op zijn plaats binnen het Kunstendecreet en de gekozen werkvorm. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 21 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-005
Organisatie:
Eastman
Gevraagd bedrag:
1.262.500,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Eastman is de organisatie rond choreograaf/danser Sidi Larbi Cherkaoui. Sinds 1999 is hij actief als choreograaf, eerst bij les ballets C de la B, vanaf 2005 bij het Toneelhuis. Eastman is sinds 2010 structureel erkend als dansgezelschap. Zoals in het aanvraagdossier duidelijk staat beschreven, was deze eerste structurele subsidieperiode erg druk. Zo werden er maar liefst 4 nieuwe, eigen creaties gerealiseerd (Babel, Rein, Play, TeZuKa) en ging Cherkaoui in op enkele opdrachten van externe organisaties (Orbo Novo, Das Rheingold, Rein, Bound, IT 3.0, Labyrinth, Zon-mai). Ook het repertoire dat voorafging aan de structurele periode bleef tourneren (Foi, Myth , Apocrifu, Sutra, Faun, Dunas). Voor 2012 staan er nog 2 creaties op het programma. Sidi Larbi Cherkaoui kiest in zijn werk expliciet voor een multiculturele insteek, een bewust gekozen openheid voor andere culturen en danstalen. Eastman wil ook in de komende beleidsperiode een eigentijdse en universele danstaal blijven creëren waarin de gelijkwaardigheid van culturele expressies centraal staan. In het dossier worden daar meer algemene voorbeelden voor aangehaald, zoals bijvoorbeeld het etymologisch onderzoek naar de oorsprong van tradities, een reflectie op de werkelijkheid en een open dialoog met muzikanten. Maar het blijkt ook uit de concreet beschreven projecten, al zijn die (vele) nieuwe creaties en opdrachten (Three Duets, Vlaamsch, Milonga, Ballet voor L’Opera National de Paris, War Requiem ...) redelijk summier beschreven en soms wat naïef van insteek. Het artistiek-inhoudelijk concept van het dossier is goed uitgewerkt, maar de BC Dans mist sterke stellingnames en nieuwe perspectieven op het multiculturele discours. In het dossier wordt de lange onderzoeksfase van de verschillende projecten onderstreept. De BC Dans onderschrijft de noodzaak hiervan om de kwaliteit van de producties te verzekeren, maar heeft voorbehoud bij het realiteitsgehalte hiervan gezien het historisch hoge productieritme en het aantal en de schaal van de geplande activiteiten. De BC Dans hoopt dan ook dat het gezelschap in de toekomst voldoende rustpunten weet in te bouwen om aan fundamenteel onderzoek te blijven doen. Eastman vraagt meer middelen aan om een vast ensemble van dansers in dienst te kunnen nemen. Gezien de activiteitenkalender van het gezelschap en de repertoirewerking lijkt dit opportuun. In welke mate spoort deze vraag echter met de artistieke flexibiliteit en het werken met verschillende culturen en bewegingsvocabularia die het werk van Eastman zo typeert? De BC Dans apprecieert de inspanningen die Eastman wil doen om de dansers van het vaste gezelschap in te zetten voor educatieve taken en hoopt eveneens dat de vaste kern van dansers ook ingezet kan worden voor artistiek diepgravend onderzoek. Het gezelschap doet al enkele structurele pogingen om ook op een sociaal en maatschappelijk niveau actief te zijn: een samenwerking met het Opvangcentrum Rode Kruis Vlaanderen in Sint-Niklaas, workshops in gevangenissen, bewegingslessen in ‘De Ark’, een centrum voor mensen met een ‘beperking’, ... De BC Dans apprecieert dit persoonlijk maatschappelijk engagement van Sidi Larbi Cherkaoui. Toch leest dit als een teveel aan hooi op de fragiele vork van het gezelschap. Zou het niet te verkiezen zijn om
Pagina 22 van 98
in te zetten op een betere omkadering van de producties om zo ook andere doelgroepen te bereiken? De aanwezigheid en verdere verankering van Eastman in Antwerpen via samenwerkingen met deSingel Kunstencampus, het Koninklijk Ballet van Vlaanderen en de opleiding dans van de Artesis Hogeschool draagt potentieel in zich. De aanwezigheid van Sidi Larbi Cherkaoui op de kunstcampus en de inzet van zijn kennis én netwerk zou een bijzonder positieve impact kunnen hebben op de ontwikkeling van dans in de regio van Antwerpen. Bovendien geeft Cherkaoui via verschillende medewerkers van zijn gezelschap een eigen signatuur door aan een nieuwe generatie dansers. In de Vlaamse culturele wereld is Eastman sterk verankerd via langdurige partnerships met deSingel in Antwerpen, De Munt in Brussel, het Concertgebouw in Brugge en De Warande in Turnhout. Toch acht de BC Dans het spreidingspotentieel groter en verwacht veel van de voorziene nieuwe medewerker voor spreiding en verkoop. De BC Dans hoopt dat het gezelschap meer moeite doet om de uitkoopsommen in Vlaanderen te verlagen om er zo de zichtbaarheid en de spreiding te verbeteren. Daarnaast kan er ook naar een slim evenwicht gezocht worden tussen de grote zaalvoorstellingen en kleinere creaties, opdat Eastman naast de grote speelplateaus meer aanwezig is in reguliere zalen. De internationale uitstraling van het gezelschap is indrukwekkend, getuige daarvan de vele prijzen die Sidi Larbi Cherkaoui in het buitenland mag ontvangen en waarvan een opsomming in het dossier werd opgenomen. Dit blijkt ook uit de vele coproductiepartners waarmee het gezelschap samenwerkt, alsook de dansorganisaties en theaterhuizen. Wat betreft de internationale spreiding, stelt de BC Dans zich vragen bij de aanwending van subsidiegelden voor verlieslatende buitenlandse tournees en is van oordeel dat deze kostendekkend georganiseerd moeten worden. Het oeuvre van Sidi Larbi Cherkaoui is een publiekslieveling gebleken. Het gezelschap kent een trouwe en groeiende aanhang van liefhebbers en sympathisanten en is een ‘eye-opener’ voor heel wat dansleken. De BC Dans is van mening dat Eastman een unieke positie inneemt in het danslandschap. Op het vlak van de artistieke kwaliteit, de langetermijnvisie, de indrukwekkende lijst aan hoogwaardige partners en de internationale uitstraling behoort Eastman ontegensprekelijk tot het niveau van de grote dansgezelschappen in Vlaanderen. Dat Eastman de deadline voor de vierjarige subsidieronde evenwel niet haalde, is volgens de BC Dans symptomatisch voor een organisatie waarin de onderbouw nog onvoldoende is afgestemd op de razendsnelle ontwikkeling van het gezelschap. Ondanks de schaarste van de subsidiemiddelen staat de BC Dans positief tegenover de verdere uitbouw en professionalisering van Eastman. Op dit moment is de organisatiestructuur van Eastman echter nog niet voldoende uitgebouwd om het gevraagde subsidiebedrag te verantwoorden. De BC Dans wenst prioriteit te geven aan het uitbouwen van een vast gezelschap en het aanwerven van een nieuwe medewerker voor de spreiding en verkoop opdat het gezelschap haar planning autonomer kan beheren. De BC Dans hoopt dat Eastman zich de komende jaren duurzaam kan ontwikkelen, scherpe keuzes maakt in de vele opportuniteiten en samenwerkingen die zich aandienen en zo het succesvol artistiek parcours van Sidi Larbi Cherkaoui verder kan ontplooien. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 23 van 98
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek bevat geen nieuwe artistieke argumenten. De BC dans blijft dan ook bij haar advies om prioriteit te geven aan de uitbouw van een vast gezelschap en aan het aanwerven van een nieuwe medewerker voor de spreiding en verkoop opdat het gezelschap haar planning autonomer kan beheren. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 24 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-OR-005
Organisatie:
Eastman vzw
Gevraagd bedrag:
1.262.500 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Eastman is sinds 2010 de structuur die de projecten van choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui omkadert en ondersteunt. In de periode 2006-2009 maakte Cherkaoui deelt uit van de werking van Het Toneelhuis. In 2010 besliste de choreograaf om een eigen structuur op te richten en kreeg een eerste keer een structurele subsidiering toegekend voor de periode 2010-2012. In 2011 ontving het gezelschap een werkingssubsidie van 592.190,88 Het gezelschap is sinds 2011 in residentie bij deSingel. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Eastman is een jonge organisatie die van bij haar start direct diende te functioneren op het niveau van een groot gezelschap. Deze snelle doorstart bracht enkele moeilijkheden en enige discontinuïteit bij de administratieve en financiële opvolging met zich mee. Het bestuur van Eastman greep echter tijdig en accuraat in. Eastman leefde vlot en correct de toepasselijke decretale subsidievoorwaarden na en is een financieel gezonde organisatie die hoge eigen inkomsten weet te behalen en op een internationale schaal werkt. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
De volgende beleidsperiode wil Eastman inzetten op het uitbouwen van een vast gezelschap dat tevens als productiehuis fungeert dat alle vragen aan en projecten van de artistiek leider centraliseert. Men wil zo de huidige versnipperde situatie van verschillende coproducenten die verschillende verantwoordelijkheden hebben tegengaan. Het gezelschap plant vijf creaties in de komende beleidsperiode. Eastman bouwt een ritmering in haar werking in: ze wisselen grotere en kleinere projecten en repertoire af zodat er een evenwichtige verdeling tussen creëren en touren bestaat. Eastman wil deze producties een context geven en knowhow delen binnen de kunsteducatieve werking en het sociaal-artistieke luik. Voor al deze luiken kan de organisatie rekenen op trouwe en prestigieuze partners. De organisatie wil tevens duurzame samenwerkingen uitbouwen met haar dansers. Ze worden betrokken bij de verschillende luiken van de werking. Eastman wil deze werking een vaste structuur geven door 12 dansers en 4 muzikanten voltijds in dienst te nemen. Een vast engagement zou een kwalitatieve diepgang voor het choreografisch en artistieke werk van de choreograaf garanderen. Verder wil Eastman de spreidingsnetwerken uitbreiden, daartoe wil men een verkoopscoördinator engageren die nieuwe contacten legt en een nieuw publiek moet laten kennismaken met het werk van Cherkaoui. Het gezelschap blijft verderwerken met externe verkoopsagenten. De verkoopscoördinator dient de verschillende verkoopsvragen te bundelen en te stroomlijnen. Het agentschap begrijpt deze vraag, maar heeft desalniettemin twijfels bij de doelmatigheid ervan. Het inzetten op een verdere lokale verankering is waardevol en verdient steun, maar het agentschap is van mening dat het efficiënter lijkt om ook de internationale spreiding niet enkel te coördineren, maar volledig in eigen handen te
Pagina 25 van 98
nemen. Het rendement van het samenwerken met externe verkoopsagenten is niet bij al deze samenwerkingen bewezen. Eastman blijft ook de volgende beleidsperiode in residentie in deSingel. Hierdoor lijkt het werk van Cherkaoui een binnenlandse uitvalsbasis gevonden te hebben die zich tevens engageerde om langere speelreeksen in te schrijven in de eigen planning. Op administratief vlak verfijnde Eastman de analytische budgetopmaak en de boekhouding, om zo op een efficiënte manier de complexere werking van het gezelschap nauwgezet bij te houden. 3.2
Samenwerking en netwerking
Eastman kan rekenen op de structurele steun van grote huizen in binnen-en buitenland. Deze samenwerkingen en coproducties zorgen voor een verruiming van het financieel draagvlak (Eastman gaat uit van 1.781.250 euro aan inkomsten uit coproducties en samenwerkingen of 46% van de totale omzet) en houden ook een artistieke uitwisseling in. De organisatie is in residentie in deSingel. Ze bieden kantoorruimte en repetitieruimte aan, coproduceren per seizoen één productie en voorzien andere toonmogelijkheden. Internationaal is Cherkaoui ‘associated artist’ in Sadler’s Wells in Londen. Zij fungeren als coproducent en zorgen voor spreiding en verkoop van de gecoproduceerde voorstellingen. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Het gezelschap heeft geen eigen infrastructuur en kan rekenen op de steun van deSingel voor kantoor-en repetitieruimtes. Eastman betaalt de energie- en onderhoudskosten. Uit de analytische begroting blijkt dat het overgrote deel van het budget besteed wordt aan kosten die rechtstreeks samenhangen met de artistieke projecten. Het agentschap apprecieert de synergie die Eastman al sinds zijn ontstaan nastreeft door verregaand samen te werken met grote huizen als deSingel zonder daarbij haar autonomie als gezelschap te verliezen. Eastman schreef een ambitieus dossier waarmee het zichzelf als structuur verder wil uitbouwen. Zoals eerder vermeld, vertaalt dit zich in de wens om een vaste artistiekuitvoerende equipe voltijds in dienst te nemen (+3.75 VTE tav 2010 of een meerkost van 134.750.07 euro aan artistieke lonen en vergoedingen). Ook de technische ploeg en administratief ondersteunende ploegen breiden uit met respectievelijk 1.18 VTE en 5.59 VTE. De totale loonkost komt op 1.855.782,08 euro (een stijging van 760.563,83 euro tav 2010). Het agentschap is van mening dat de meervraag aan ondersteunend personeel onvoldoende verantwoord werd in het dossier en twijfelt aan de doelmatigheid van sommige functies (verkoopscoördinator) Ondanks de vraag naar 3 voltijdse communicatiemedewerkers en 3 voltijdse productiemedewerkers, lijkt het gezelschap uit te gaan van een lichte daling van het aantal productieve activiteiten en van de eigen inkomsten (zie 3.6). De inzet van extra medewerkers lijkt niet vertaald te worden in de artistieke en communicatieve plannen. De meervraag aan artistiek personeel acht het agentschap enkel opportuun indien de beoordelingscommissie de noodzaak hiervan bevestigt.
Pagina 26 van 98
3.4
Publieksgerichtheid
Eastman maakt voorstellingen voor een breed publiek en bespeelt verschillende podia binnen de grote steden. De eigenlijke publiekswerving gebeurt in samenwerking met de organisator. Ondanks de vraag naar drie communicatiemedewerkers, bevat het dossier geen communicatieplan (zie 3.3). De noodzaak van deze drie medewerkers blijkt dan ook niet voldoende uit het dossier. Zoals reeds vermeld onder 3.1 wil Eastman extra inzetten op spreiding door een verkoopscoördinator in dienst te nemen die onder andere de nationale spreiding en verkoop op zich neemt. Eastman wil zich verder verankeren in Vlaanderen door zowel grotere als kleinere producties te maken en die op de diverse podia in Vlaanderen te brengen. De planning weerspiegelt deze ambitie echter niet. Het dossier bevat geen concrete engagementen van kleinere podia. Het agentschap gelooft in de kracht van de organisatie om deze ambitie waar te maken, maar betreurt het dat dit nog niet concreter uitgewerkt werd in het dossier. Uit de planning blijkt dat het gezelschap duidelijk inzet op een kunsteducatieve en sociaal-artistieke werking. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het gezelschap profileert zich als zowel artistiek als qua personeelsbezetting als een organisatie met een interculturele werking. 3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 betekent een verhoging van 630.000 euro ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010. Zoals vermeld onder 3.3, hangt deze meervraag samen met een serieuze uitbreiding van het personeelsbestand. Het gezelschap verwacht voor de komende periode een omzet van ruim 3.8 miljoen euro en gaat uit van 2.589.932 euro aan eigen inkomsten ten aanzien van de totale opbrengsten (67%). In 2010 was dit 81,82% of 2.719.338,9 euro. Het aantal kunsteducatieve en sociaal-artistieke activiteiten stijgt aanzienlijk ten aanzien van 2010, de productieve werking blijft ongeveer status quo. De aanwerving van een medewerker die zich inzet op nationale spreiding wordt dus niet vertaald in het aantal voorstellingen noch in een stijging van de eigen inkomsten (die dalen zelfs). Het agentschap had een investering in het personeelsbestand ook graag vertaald gezien in de artistieke planning en in het budget. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het financiële beleidsplan is goed uitgewerkt. De analytische uitsplitsing van de boekhouding geeft een erg duidelijke vertaling van de artistieke plannen. De begroting is voldoende toegelicht en in grote mate gebaseerd op gegevens van voorbije jaren. Zoals onder 3.6 beschreven staat gaat Eastman uit van een daling van de eigen inkomsten en een stijging van het aantal activiteiten. 3.8
Haalbaarheid
Ondanks het feit dat een aantal artistieke plannen (spelen repertoire, nationale tournees) niet bevestigd worden door concrete engagementen, gelooft het agentschap in de haalbaarheid van de plannen. Het team van Eastman heeft de afgelopen jaren bewezen dat het de ambitieuze plannen tot een goed einde brengt.
Pagina 27 van 98
3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Deze aanvraag lijkt op zijn plaats binnen het Kunstendecreet en de gekozen werkvorm. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Eastman gaat in zijn repliek in op een aantal vragen die geformuleerd werden in het preadvies. 1) Het engageren van een verkoopscoördinator: Het agentschap begrijpt de vraag naar deze extra medewerker. De toelichting van het gezelschap geeft een duidelijker beeld van het takenpakket van deze werknemer. De efficiëntie van het werken met veel verschillende verkoopsbureaus moet wel nog bewezen worden. 2) Verankering in Vlaanderen: Het gezelschap geeft meer toelichting bij de werkwijze om de verankering in Vlaanderen te verbeteren. Maar deze werkwijze betreft enkel de spreiding van 1 specifieke voorstelling. Een werkwijze op lange termijn wordt niet aangegeven. 3) Eastman geeft een verder toelichting bij hun manier van communiceren en de jobinvulling van de drie communicatiemedewerkers. Zoals eerder gesteld ziet het agentschap het nut van de verkoopscoördinator in. De noodzaak van de twee andere medewerkers wordt echter niet aangetoond en komt ook niet tot uiting in het geschetste communicatieplan. 4) Eastman licht de vraag naar bijkomend personeel toe. Het agentschap begrijpt deze vraag, maar het argument dat uit het dossier te weinig de noodzaak van sommige functies wordt aangegeven, wordt niet weerlegd. 5) Ten slotte geeft het gezelschap meer uitleg bij de daling van de eigen inkomsten. Het agentschap heeft alle begrip voor een daling van de eigen inkomsten ten gevolge van de financiële crisis. Het stelde alleen vast dat een extra inzet op spreiding door het in dienst nemen van een verkoopscoördinator niet leidt tot een stijging van de eigen inkomsten, terwijl dit toch in het takenpakket opgenomen was en het gezelschap zelf aangeeft dat er nog veel speelpotentieel is. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 28 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-WP-006
Organisatie:
SARMA
Gevraagd bedrag:
86.593,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Sarma werd in 2002 opgericht door de kernleden Myriam Van Imschoot en Jeroen Peeters. In het voorbije decennium is de organisatie uitgegroeid van een publicatieplatform voor dans- en performancekritiek tot een transversale werkplaats voor artistiek onderzoek, dramaturgie en creatie. De missie van Sarma is om verdieping en reflectie in het dans- en performanceveld te stimuleren door het verzamelen, organiseren en beoefenen van discursieve praktijken, met openheid voor andere disciplines. Als werkplaats richt Sarma zich in de eerste plaats op kunstenaars en onderzoekers. Sarma wil hen, voorbij de traditionele tegenstelling tussen theorie en praktijk, allen beschouwen als makers en onderzoekers. De werking van Sarma is gebouwd op drie pijlers. Ten eerste stimuleert Sarma diverse vormen van ‘open’, collectieve dramaturgie, waarbij de focus ligt op uitwisseling tussen kunstenaars en onderzoekers. Dat gebeurt bijvoorbeeld via workshops, laboratoria, salons of online. Door de samenwerking met WorkSpaceBrussels vult Sarma deze taak deels in (twee workshops en twee salons per jaar). De tweede pijler is het digitale platform van Sarma. Aanvankelijk vooral een databank voor kritiek, ontsluit het digitale archief www.sarma.be, vele aspecten van Sarma’s werking. Tekst, beeld, audiodocumentatie en video zijn de discursieve uitloper van projecten of dienen als documentatie, om vervolgens verder onderzoek of creatieprocessen te voeden of als voeding voor herbronning. Het vroegere webarchief werd vernieuwd in samenwerking met Constant vzw en in december 2011 voorgesteld. Nog met Constant vzw ontwikkelde Sarma Oral Site, het multimediale digitale webplatform voor experimentele publicaties. Oral Site is gegroeid uit onderzoek naar nieuwe vormen van publicatie met aandacht voor orale overlevering en andersoortige schrifturen en zal ook gebruikt worden als virtuele studio door onderzoekers en makers. Het ontsluiten en up-to-date houden van het archiefmateriaal is zeer waardevol voor de sector. Deze functie zou complementair kunnen zijn met die van het VTi en is van belang voor onderzoekers en theoretici. Door de samenwerking met Constant vzw, heeft Sarma een goede partner gevonden bij het ontwikkelen van online tools. De BC Dans begrijpt dat Sarma geenszins volledigheid nastreeft in zijn archief, maar hoopt dat de organisatie telkens weer pogingen doet om de gemaakte keuzes en het draagvlak voldoende breed te houden. Tenslotte, als derde pijler, produceert Sarma ook artistiek werk rond bepaalde theoretici of kunstenaars. Hoewel Sarma in de eerste plaats artistiek onderzoek stimuleert, leidt dit ook tot contexten die creatiegericht zijn, als alternatieve vormen van onderzoek en overdracht waarin participatie, beleving en reflectie op de eigen positie centraal staan. De vormen variëren van online creaties, salons en toonmomenten tot avonden met korte artistieke interventies.
Pagina 29 van 98
De projecten voor 2013 werden summier beschreven in het dossier. Op het programma staan de verdere ontwikkeling van het platform Oral Site, een lab, 2 workshops, 4 salons, 1 soirée en een aantal publicaties en tekstcollecties. Aangezien Sarma kort op de bal wil spelen, werd de invulling voor 2014 nog opengelaten, men wil in dezelfde lijn verderwerken als in 2013.
Op dit moment is Sarma erg afhankelijk van haar partners: financieel van WorkSpaceBrussels, waarmee in 2010 een gemeenschappelijk dossier ingediend werd, voor kantoorruimte van VTi, en voor de projecten van partners als WorkSpaceBrussels en Kaaitheater. Om hun projecten zelf te kunnen uitstippelen en produceren wil Sarma zich als een onafhankelijke werkplaats, met eigen middelen, profileren. Daarnaast wil Sarma ook verderbouwen aan de continuïteit van haar werking, om zo als onafhankelijke structuur beter haar bemiddelingsrol op te nemen. De BC Dans is van mening dat die onafhankelijke positie cruciaal is om tot een autonome werking te komen. In het dossier zijn daartoe aanzetten gegeven, maar zoals hierboven vermeld, zijn er ook nog heel wat afhankelijkheden die de haalbaarheid belemmeren. De BC dans gelooft in de mogelijkheden van een organisatie als Sarma. Op basis van een speelse en innovatieve ontsluiting van de (dans)geschiedenis en haar archieven een dramaturgische ondersteuning bieden is een uniek concept dat complementair kan zijn aan de werking van kunstencentra, gezelschappen, projecten enerzijds en steunpunten en de academische wereld anderzijds. Toch stelt zich de vraag naar de draagwijdte van de organisatie voor het bredere dansveld. Sarma is vooral actief in Brussel, binnen het eerder (intellectuele) dansveld. Ook de artistieke praktijk van Sarma lijkt zich op dit moment voornamelijk te richten op de academici en choreografen met interesse in dramaturgie. De output van de dramaturgische begeleiding is dan ook niet helemaal duidelijk. Sarma bouwde een interessant internationaal netwerk uit. In Vlaanderen werken ze samen met WorkSpaceBrussels, Kaaitheater, VTi, Constant, Beursschouwburg, Recyclart en Etcetera. Op Europees niveau zijn er samenwerkingen met Tanzquartier, Corpus en Motion Bank. Sarma schreef een helder dossier. De BC dans apprecieert dit kleinschalige maar waardevolle initiatief dat groeide vanuit het dansveld en er op eigen wijze op reageert. De BC Dans heeft wel vragen bij de gedragenheid van de organisatie als aparte structuur. Momenteel bevindt de organisatie zich nog in de ontplooiingsfase. De artistieke gemeenschap waartoe ze zich richten is klein. De BC dans hoopt dat de herorganisatie met één coördinator de organisatie verruimt en voor een bredere gedragenheid binnen de dans - en performancewereld zal zorgen, zodat het bredere dansveld bij de verschillende luiken van de werking betrokken wordt.
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 30 van 98
5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De BC Dans handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 31 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-DA-WP-006
Organisatie:
vzw SARMA
Gevraagd bedrag:
86.593 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Sarma werd in 2002 opgericht als een publicatieplatform voor dans –en performancekritiek en profileert zich nu als een werkplaats voor artistiek onderzoek, dramaturgie en creatie. Van in het begin zette de organisatie samenwerkingsverbanden op met binnen-en buitenlandse partners. In 2006-2007 werkte Sarma structureel samen met het dansgezelschap Kunst/Werk. Vanaf 2010 -2012 is Sarma structureel verbonden aan de werkplaats WorkSpaceBrussels. Sarma werkt momenteel projectmatig en ontving in 2006 een internationale projectsubsidie voor ‘B-Kronieken’. In 2010 ontving de organisatie een projectsubsidie voor het multidisciplinaire (web)project ’Oral Site’. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De inspectieverslagen van de voorbije projecten tonen aan dat Sarma steeds zijn plannen uitvoert en de decretale voorwaarden correct naleeft. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Sarma heeft tot nog toe weten te overleven mede dankzij de steun van een (inter)nationaal netwerk van kunstorganisaties. Met een tweejarige ondersteuning als werkplaats beoogt de organisatie haar werking een meer onafhankelijke, solide en professionele basis te geven, zonder een schaalvergroting na te streven. Als werkplaats wil de organisatie werken vanuit een geïntegreerde aanpak om zo meer te kunnen bieden aan de (dans-performance) gemeenschap dan een aaneenschakeling van projecten. Sarma werkt volgens grote thematische clusters die richting geven aan de verschillende werk(vormen) waarbinnen de drie kernfuncties van onderzoek, creatie en presentie, documentatie en publicatie tot uiting komen. De artistieke plannen voor de volgende periode werden duidelijk beschreven en voor alle projecten werden partners gevonden. Voor 2013 plant Sarma twee laboratoriumprojecten: het webplatform ‘Oral Site’, een virtuele studio waarin makers en onderzoekers technische en dramaturgische begeleiding krijgen om hun eigen publicaties te realiseren en een project rond ‘scores en gender’. Daarnaast staan er twee workshops en salons op de planning waarin telkens andere makers centraal staan. Tenslotte staat een salon en Soirée rond de stem op het programma. Documentatie en archivering van de activiteiten vervullen een belangrijke rol. Sarma ziet kennisdeling als een belangrijk onderdeel van de werking en gebruikt hiertoe de tool van een digitaal, levend archief. Samen met Constant en VTi zet Sarma een technisch onderzoeksproject op om enkele archieven rond podiumkunsten met elkaar te verbinden. Als werkplaats voor artistiek onderzoek vervult de organisatie zo een belangrijke rol binnen de werkplaatsen die zich op performance richten. Op organisatorisch vlak streeft Sarma bewust een kleinschalige werking na. De werkplaats wenst niet te groeien, maar wil de werking consolideren met een vast (coördinerend) personeelsbestand. De organisatie wil vanaf 2012 een opener personeelsbeleid voeren dat jongere medewerkers de kans geeft om verantwoordelijk te
Pagina 32 van 98
zijn voor projecten. Daarom zal de huidige tweekoppige artistieke leiding geherstructureerd worden: er komt een artistiek coördinator die de algemene visie uittekent waarbinnen een breder artistiek team de verantwoordelijkheden opneemt. 3.2
Samenwerking en netwerking
Sarma bouwde de voorbije 10 jaar een nationaal en internationaal netwerk uit van werkplaatsen, kunstencentra, steunpunten en tijdschriften. De Brusselse en internationale partners bieden naast financiële steun ook presentatiemogelijkheden. WorkSpaceBrussels blijft een belangrijke partner die een jaarlijkse coproductiesom toezegde. Sarma werkt op technische vlak samen met Constant voor de verder ontwikkeling van de website en van het project ‘Oral Site’. Op logistiek vlak wordt er samengewerkt met VTi: zij bieden kantoorruimte. Al deze samenwerkingen zijn op langere termijn en Sarma wil dit netwerk verder uitbouwen vanuit een stabiele basiswerking. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Als werkplaats voor artistiek onderzoek, gaat het grootste deel van het budget naar de vergoeding van artistieke medewerkers. Zoals al eerder vermeld streeft Sarma geen uitbreiding van haar activiteiten na, maar wil ze wel haar werking consolideren door een coördinator/zakelijk leider vast in dienst te nemen (0,75 VTE). De artistiek leider en medewerkers worden tijdelijk in dienst genomen. Het totale personeelsbestand komt neer op 1,33 VTE. De artistieke medewerkers worden op zelfstandige basis vergoed. Door de samenwerking met VTi, kan de organisatie beschikken over een bureauruimte en worden de algemene bureaukosten laag gehouden. Het agentschap waardeert de inspanningen die Sarma levert om de overhead zo laag mogelijk te houden. De investering in een deeltijds coördinator/zakelijk leider levert een efficiënte en flexibele werking op die maximaal kan inzetten op het ondersteunen van een vijftigtal kunstenaars per jaar. 3.4
Publieksgerichtheid
Eigen aan een werkplaats bestaat de doelgroep in de eerste plaats uit kunstenaars en onderzoekers. Ondanks het feit dat een werkplaats op zich geen presentatiefunctie heeft, levert Sarma steeds inspanningen om haar onderzoeks-en creatieprojecten te koppelen aan publieke presentatiemomenten. Qua publiekswerving voor deze activiteiten werkt Sarma samen met de receptieve partners. Het agentschap waardeert deze inspanningen en ziet kennisdeling met het veld als een essentieel onderdeel van de werking van Sarma. Zoals eerder reeds vermeld werd, bouwde Sarma een website uit die tevens fungeert als presentatieplatform en als documentie-en archiefruimte voor teksten, audiofiles, beelden. Deze website kan een belangrijke tool vormen voor kunstenaars, onderzoekers, wetenschappers, schrijvers en studenten en het agentschap verwacht dat Sarma erin slaagt om hem naar deze doelgroepen voldoende gekend te maken. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake.
Pagina 33 van 98
3.6
Realisme groeipad
Zoals al eerder vermeld werd, wil sarma haar werking consolideren eerder dan uitbreiden. Het dossier getuigt van een realistische inschatting van de eigen werking en de noden van de organisatie. Sarma werkte in het verleden op structurele basis samen met andere organisaties en voelt nu de nood aan om een (financieel) meer onafhankelijke koers te varen. Het agentschap begrijpt deze nood en ziet deze bescheiden aanvraag als een logische stap in de werking en het voortbestaan van de organisatie, mits de beoordelingscommissie de artistieke plannen waardeert. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Sarma schreef een helder dossier waarin het artistieke en het zakelijke duidelijk overeenstemmen. 3.8
Haalbaarheid
Sarma kan rekenen op de steun van een aantal goede partners en gaat niet uit van een schaalvergroting van de werking. De geschetste plannen zijn dus zeker haalbaar. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Deze aanvraag lijkt op zijn plaats binnen het Kunstendecreet en de gekozen werkvorm. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 34 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-001
Organisatie:
Kunst/Werk
Gevraagd bedrag:
273.056,52 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Kunst/werk werd opgericht onder de gedeelde artistieke leiding van Alexander Baervoets en Marc Vanrunxt. De organisatie profileerde zich in het verleden als een open en mobiele structuur en wordt sinds 2001 structureel gesubsidieerd. Tussen 2002 en 2008 werden aan Kunst/Werk verschillende andere platformen toegevoegd: de Paul Deschanel Movement Research Group, Sarma en f,r,o,g,s. In 2009 kwam er een einde aan de samenwerking met Alexander Baervoets en werd K/W ingedeeld in drie artistieke eenheden: Marc Vanrunxt, Salva Sanchis en het collectief C&H. Voor de periode 2013-2016 verandert de artistieke kern opnieuw: het gezelschap evolueert naar een werking rond 2 makers, Marc Vanrunxt en Salva Sanchis. Het gezelschap geeft zowel artistieke als financiële redenen aan voor deze stopzetting van de structurele samenwerking met C&H. Artistiek wil Kunst/Werk zich sterker profileren als dansorganisatie. Omdat de financiële middelen tijdens de voorbije subsidieperiode niet groeiden, werd beslist om met twee partners verder te gaan en hun beider werking te verstevigen. De BC Dans staat positief tegenover deze sterkere focus op dans, wat de organisatie een duidelijker profiel geeft. De werking van Kunst/Werk wordt bepaald door de oeuvres van Marc Vanrunxt en Salva Sanchis. De graad van abstractie die aanwezig is in het werk van beide makers zorgt voor een artistieke link tussen beiden. Beide choreografen zijn nieuwsgierig naar andere disciplines en zoeken naar dialogen met andere makers. Beide choreografen werken soms ook samen aan projecten en delen voor een deel eenzelfde pool van dansers. Ondanks deze raakvlakken, verschillen de oeuvres evenzeer grondig van elkaar. De dans die Vanrunxt wil creëren kan radicaal klassiek genoemd worden, in de zin van een volgehouden denkoefening. De drijfveer is het hele scala aan menselijke emoties die zich kunnen uiten in het abstracte, het fysieke en het metafysieke. Voor Sanchis is het vraagstuk van de intelligentie die specifiek is voor dans cruciaal. De afgelopen jaren heeft hij zich verdiept in cognitieve neurologie, het vanuit het lichaam denken. Op basis hiervan verdiepte Sanchis zijn kennis over improvisatietechnieken. Het dossier geeft een zeer gedetailleerde beschrijving van de plannen voor elk jaar van de beleidsperiode. Elk project is helder beschreven en uitgewerkt. Dit strookt met de visie van Kunst/Werk om op lange termijn te plannen. Marc Vanrunxt werkt verder volgens de artistieke krijtlijnen die hij de afgelopen jaren heeft uitgetekend. Hij voorziet elk jaar een voorstelling en werkt in 2013 eveneens mee aan LAbO IV, een onderzoekstraject in samenwerking met Champs d’ Action voor studenten van conservatoria en kunsthogescholen in binnen-en buitenland. Salva Sanchis zal de komende periode grotere groepsvoorstellingen afwisselen met kleinere projecten. De grote producties van Salva Sanchis en Marc Vanrunxt liggen twee tot drie jaar op voorhand vast. K/W wil de consistentie van de oeuvres op lange termijn bewaren en wil in de eerste plaats inzetten op een zakelijke ondersteuning en een efficiënte communicatie met de sector. De organisatie wil deze doelstelling bereiken door de zakelijke begeleiding op te splitsen over twee personeelsleden. Het werk van beide makers was te zien in heel wat Vlaamse kunstencentra en culturele centra. De nauwe betrokkenheid van beide choreografen met dansopleidingen in
Pagina 35 van 98
Vlaanderen zorgt ervoor dat ze een belangrijke rol spelen bij de jongere generatie. Ondanks de zichtbaarheid van Kunst/Werk in het kunstencentra circuit, blijkt uit het dossier niet hoe duurzaam deze samenwerkingen zijn. Het dossier bevat slechts drie engagementsbrieven. De samenwerkingsverbanden lijken dus fragiel. Zoals de organisatie aangeeft is de internationale zichtbaarheid een probleem. Kunst/Werk legt de bal hiervoor te veel in het kamp van anderen. Enerzijds is er onvrede over hoe buitenlandse programmatoren selecteren, anderzijds pleit Kunst/Werk voor de oprichting van een Flemish Dance Platform dat hun werk in het buitenland zichtbaar zou moeten maken. De BC dans begrijpt niet goed dat de zorgvuldige langetermijnplanning niet in een betere (internationale) spreiding vertaald wordt en hoopt dat de nieuwe zakelijke constellatie een nieuw elan brengt met een op maat uitgewerkt duurzaam spreidingsplan. Kunst/Werk richt zich op een kritisch en geëngageerd publiek, maar stelt ook dat het liefhebbers van hedendaagse muziek, jazz en beeldende kunsten aanspreekt omdat deze kunstvormen in de voorstellingen gebruikt worden. Naast de voor de hand liggende communicatiekanalen en voor– of nagesprekken, wordt bij elke productie ook een schrijfopdracht voor een omkaderende tekst gegeven. Ondanks deze inspanningen blijft het werk voor te veel toeschouwers en programmatoren te hermetisch, waardoor het werk moeilijk gespreid geraakt. In deze context kunnen we ons vragen stellen bij de plannen om grotere producties te maken omdat die deze problematiek nog versterken. Het dossier is erg helder en nauwgezet uitgewerkt. Het is een consequente voortzetting van het parcours van de afgelopen jaren. Artistiek overtuigt de organisatie, maar er moeten meer inspanningen geleverd worden in de optimalisering van de zakelijke omkadering. De BC dans spoort de organisatie dan ook aan om meer aandacht te hebben voor communicatie en een beter spreidingsplan uit te werken opdat Kunst/Werk zijn positie als structureel dansgezelschap verder kan consolideren. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De BC dans handhaaft dan ook zijn advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 36 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA -OR-001
Organisatie:
Kunst/Werk vzw
Gevraagd bedrag:
273.056,52 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Kunst/werk werd opgericht onder de gedeelde artistieke leiding van Alexander Baervoets en Marc Vanrunxt. De organisatie is sinds 2001 structureel gesubsidieerd. In 2009 kwam er een einde aan de samenwerking met Alexander Baervoets en werd K/W ingedeeld in drie artistieke eenheden: Marc Vanrunxt, Salva Sanchis en het collectief c&h. In 2011 kreeg de organisatie een bedrag toegekend van 231.006,86 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
K/W biedt een context voor de ontwikkeling van de oeuvres van Marc Vanrunxt, Salva Sanchis en het collectief C&H. Vanaf 2013 gaat dit collectief zijn eigen weg. Bij het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden werden geen bijzondere opmerkingen geformuleerd. K/W voert een gezond financieel beleid en voert haar plannen getrouw uit. Spreiding vormt de achilleshiel van de organisatie. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
K/W vraagt een werkingssubsidie aan voor vier jaar. In 2013 vraagt het gezelschap een bedrag aan van 265.000 euro dat stijgt tot 281.220,12 euro in 2016. Het gezelschap plant vier grote en vier kleinere creaties in de komende beleidsperiode. In 2013 staat ook een kunsteducatief project op het programma. De artistieke planning wordt zeer precies omschreven en de organisatie plant op lange termijn. De grote producties liggen twee à drie jaar op voorhand vast. Op zakelijk vlak wil K/W de zakelijke leiding delen over twee personen. Projecten worden verdeeld over de twee zakelijke leiders. De organisatie hoopt zo een nieuwe dynamiek te genereren. De raad van bestuur evalueert jaarlijks de functionering van de zakelijke leiding. De organisatie wil extra inzetten op spreiding om zo de eigen inkomsten te verhogen. In België wil men meer met culturele centra samenwerken en in het buitenland wil men de contacten opvoeren om zo samenwerkingen met de juiste plekken aan te gaan. 3.2
Samenwerking en netwerking
De belangrijkste coproducenten zijn STUK, Champ d’Action en Kobalt Works. Het werk van K/W wordt getoond in een aantal kunstencentra en CC’s. STUK zal de groepsvoorstellingen voor 2013-2016 van Salva Sanchis financieel coproduceren. Concertgebouw Brugge, Kaaitheater en Monty blijven de voorstellingen op regelmatige basis presenteren. Marc Vanrunxt kan rekenen op residentieruimte in Vooruit, Monty en kaaistudio’s. Zijn werk wordt getoond in Monty en Kaaitheater. Vanrunxt blijft artistiek samenwerken met muziekensemble Champ d ‘Action. Hij is betrokken bij LAbO, een groots opgezette workshop in samenwerking met deSingel en het Conservatorium. Vanrunxt staat in 2013 in voor het dansluik.
Pagina 37 van 98
De afgelopen periode speelde het gezelschap wel in het buitenland, maar lijkt geen vaste partners gevonden te hebben. De organisatie kondigt wel aan dat ze hier extra op willen inzetten, maar geeft aan dat het voor hen erg moeilijk is om partners en speelplekken te vinden. De organisatie wijt dit aan de marktlogica die internationale huizen en festivals zouden volgen (programmeren van grote en of nieuwe namen). K/W wordt opnieuw lid van IETM om zo meer in te zetten op het vinden van internationale partners en pleit voor de oprichting van een Flemish Dance Platform om het werk zo zichtbaarder te maken. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Van het totaal aan uitgaven van 375.000 euro gaat er 298.380,15 euro naar lonen en vergoedingen (79.57%). Van dit totaal aan lonen en vergoedingen gaat 219.745.16 euro naar de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers (74%). De organisatie plant grotere en ambitieuzere projecten en gaat met 1 VTe aan administratief personeel werken (in 2010, was dit 0.9VTe). De organisatie huurt geen eigen ruimtes en voorziet geen noemenswaardige stijging van de algemene kosten. De organisatie zet maximaal in op de artistieke werking en voert een zuinig beleid. 3.4
Publieksgerichtheid
Kunst/Werk geeft aan het gevoel te hebben dat het vandaag het juiste publiek bereikt heeft: een publiek dat geïnteresseerd is in uitingen van hedendaagse cultuur. K/W hecht belang aan de omkadering van beide oeuvres. Voor elke productie geeft de organisatie een schrijfopdracht aan een auteur om zo het publiek extra achtergrond te kunnen meegeven. De volgende beleidsperiode wil de organisatie inzetten op communicatiecampagnes naar specifieke doelgroepen (scholen en opleidingen). Deze actie wordt niet verder geconcretiseerd. In 2014 wil K/W inzetten op de verdere ontwikkeling van de eigen website: het artistiek archief zal hierop ontsloten worden. Actieve publiekswerking gebeurt in samenwerking met de receptieve organisaties. Het agentschap waardeert de acties van het gezelschap om de communicatie over het werk te verdiepen, maar leest in dit dossier weinig concrete initiatieven om een verbreding en een verruiming van het publiek te bekomen. Zoals hierboven reeds beschreven, kondigt het gezelschap aan om extra in te zetten op spreiding. De omschreven verkoopstrategieën zijn algemeen geformuleerd en overtuigen het agentschap niet. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 betekent een verhoging van 25.000 euro ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010 of een verhoging van ongeveer 10%. K/W wenst in grote lijnen de huidige manier van werken verder te zetten. Qua personeelsbezetting wil men de zakelijke leiding over twee personen verdelen en groeit het aantal artistieke medewerkers omwille van de grotere producties. Het collectief c&h maakt geen deel meer uit van de werking. De lonen worden geïndexeerd volgens de percentages geadviseerd door oKo. Het aantal VTe komt op 5.24, in 2010 waren dit er 4.49. In totaal stijgt het totaal aan lonen en vergoedingen met 17% ten aanzien van 2010, wat een realistische inschatting is.
Pagina 38 van 98
Het gezelschap verwacht voor 2013 een omzet van 375.000 euro en gaat uit van 29.33% eigen inkomsten ten aanzien van de totale opbrengsten (in 2010 was dit 30.92%). De bijgevoegde begrotingen voor 2014-2016 voorzien een daling van de eigen inkomsten ten aanzien van de totale opbrengsten van ongeveer 10% en bevatten amper inkomsten uit het buitenland. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het financiële beleidsplan is voldoende uitgewerkt. De begrotingen voor 2014-2016 worden mee in het dossier ingenomen. De analytische uitsplitsing van de boekhouding geeft een erg duidelijke vertaling van de artistieke plannen. De begroting is voldoende toegelicht. Zoals onder 3.6 beschreven staat gaat K/W uit van een daling van de eigen inkomsten. Dit is enigszins in tegenspraak met de aankondigingen in zowel het zakelijk als het artistiek plan om extra in te zetten op spreiding en het verhogen van de eigen inkomsten. Ook de aankondiging om in te zetten op het uitbreiden van het buitenlands netwerk, wordt niet financieel vertaald. Het agentschap vindt een stijging van de middelen alleen verantwoord, indien de organisatie ook effectief op zijn minst een continuering van de eigen inkomsten kan aanhouden. 3.8
Haalbaarheid
De voorgestelde plannen zijn zeker haalbaar. De eigen inkomsten werden erg bescheiden ingeschat. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van Kunst/Werk als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 39 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-002
Organisatie:
Damaged Goods
Gevraagd bedrag:
901.601,75 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Damaged Goods werd in 1994 opgericht als productiestructuur voor het artistieke werk van choreografe Meg Stuart. Meg Stuart heeft een eigenzinnige poëtica ontwikkeld, waarbinnen cross-over en de samenwerkingsverbanden met artiesten van de meest uiteenlopende pluimage een constante is geworden. Meg Stuart hecht veel belang aan reflectie over dans. Damaged Goods had tot 2005 een partnership met Schauspielhaus in Zürich, wat resulteerde in enkele grote zaalproducties als Replacement en It’s not Funny. Van 2006 tot 2011 had DG een structureel partnership met de Volksbuehne in Berlijn. Sinds 2011 is dit structurele partnership weggevallen, waardoor de vaste uitvalsbasis in Berlijn onzeker is geworden, maar het lijkt er wel op dat het gezelschap het wegvallen van Volksbuehne in 2011 goed heeft weten op te vangen. In 2010-2011 concentreerde het gezelschap zich op creatie en het zichtbaar houden van het werk/repertoire. Damaged Goods werkte diverse projecten uit waaruit steeds de onderzoeksmatige houding en de op uitwisseling en samenwerking gerichte artistieke werking blijkt. Grote zaalvoorstellingen als ‘Do Animals Cry’ en ‘VIOLET’ wisselen af met kleinere voorstellingen zoals The Fault Line en een festival als Intimate Strangers. Daarnaast investeerde Damaged Goods de afgelopen beleidsperiode in repertoire, een workshopwerking en de publicatie ‘Are we here yet’ die de werking van de choreografe en haar gezelschap omvattend documenteert. Damaged Goods neemt nog steeds een unieke positie in het danslandschap in. Het gezelschap vertegenwoordigt de generatie van de jaren 90 en heeft geen eenduidig conceptueel of danstheaterprofiel. In het werk staat risico, voortdurende zelfbevraging voorop in een wisselwerking met andere disciplines zoals beeldende kunst, videokunst en muziek. Damaged Goods tast de grenzen van de dans af en maakt sociale choreografieën. Het gezelschap heeft een belangrijke impact op een hele generatie dansmakers. Het terrein van het gezelschap is helder afgebakend. Damaged Goods weet een scherp profiel te behouden en legt tegelijk een grote openheid aan de dag naar andere partners, organisaties, disciplines en medewerkers. Damaged Goods schreef een helder dossier waarin de artistieke missie beknopt, maar overtuigend weergegeven wordt. De artistieke werking van Damaged Goods is gebaseerd op drie pijlers. Onderzoek blijft de basiswaarde voor het gezelschap. Deze functie wordt gekoppeld aan werkprocessen en alternatieve presentatievormen (Auf den Tisch, Are we here yet, het atelier). Een tweede pijler is samenwerking. Meg Stuart ontwikkelt een eigen taal waar samenwerking en openheid naar andere kunstenaars een inherent deel van uitmaken. Deze samenwerkingen leiden tot interdisciplinair werk. De laatste pijler is creatie en wordt rechtstreeks gevoed door de pijlers onderzoek en samenwerking. Daarnaast is er ook aandacht voor het ontwikkelen van repertoire en continuïteit in zichtbaarheid. De artistieke projecten voor de nieuwe beleidsperiode werden inhoudelijk echter erg summier uitgewerkt. In 2013 steunt de werking op 4 werkrichtingen. De organisatie plant een uitgebreide reeks voorstellingen van het repertoirewerk, een reeks kleinere creatieopdrachten in samenwerking met het Kaaitheater, repetitieperiodes voor de creatie van 2014 en het project ‘RING’ van Jorge Leon in het kader van het zijluik ‘extensions’. Met dit laatste luik wil de organisatie andere kunstenaars uit andere disciplines meer kansen geven en ondersteunen, maar enkel indien de middelen daarvoor
Pagina 40 van 98
toereikend zijn. Het belang en het concept van de extensions wordt te weinig geduid in het dossier. De BC Dans apprecieert dat structurele gezelschappen hun medewerkers in de mate van het mogelijke ter beschikking stellen voor de ondersteuning van jonge makers maar vindt het niet prioritair om hiervoor bijkomende financiële ondersteuning te voorzien. De BC Dans waardeert evenwel dat Damaged Goods het werk van beloftevolle makers via het festival Intimate Strangers zichtbaar maakt en contextualiseert. Los van de thema’s leest de BC dans geen grote veranderingen in de langetermijnvisie van het gezelschap. Er wordt vooral ingezet op een continuering van het artistiek parcours, met veel ruimte voor onderzoek, reflectie en de mogelijkheid om risico’s te nemen. De wijziging situeert zich vooral in de omkadering. De vraag naar bijkomend personeel staat hierin centraal. Damaged Goods heeft ontegensprekelijk een grote internationale uitstraling en internationale aanwezigheid. Het gezelschap noemt zichzelf een mobiele productiestructuur en belichaamt daarmee het erg nomadisch bestaan dat gangbaar is in de dansgemeenschap. Anderzijds zijn er de afgelopen jaren ook inspanningen geleverd om een lokale inbedding te zoeken, via het op de agenda zetten van repertoire en verschillende formats en een aansluiting met verschillende opleidingen via workshops en masterclasses. Damaged Goods staat voor werk dat vaak schuurt en verrast. Hierdoor kan het engagement van programmatoren om voorstellingen op een structurele basis te programmeren erg fluctueren. Er worden wel inspanningen geleverd om het werk zo goed mogelijk te contextualiseren, en er is een openheid voor dialoog met het publiek. Het aantal voorstellingen en de publiekscijfers van de afgelopen jaren tonen evenwel aan dat Damaged Goods een ruim publiek bereikt ondanks de onvoorspelbaarheid van de voorstellingen. Voor de volgende beleidsperiode wil het gezelschap meer inzetten op een intelligente publiekswerking door een communicatiemedewerker in dienst te nemen. De BC dans ziet de noodzaak hiervan in en steunt de organisatie in haar vraag. De BC dans is van mening dat de rol van artistieke voortrekker die Meg Stuart nog steeds speelt, gehonoreerd moet worden. De choreografe durft risico’s nemen en houdt vast aan een artistieke lijn waarin geen compromissen gemaakt worden. De radicale (onderzoeks)positie die de choreografie inneemt is noodzakelijk in het veld. De BC dans wil wel benadrukken dat de zichtbaarheid in Vlaanderen gegarandeerd moet blijven en hoopt dat de aanwerving van een publieksmedewerker hier constructief aan zal bijdragen. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar repliek licht het gezelschap de werking van haar deelwerking ‘Extensions’ toe. De BC dans heeft begrip voor de manier waarop omgegaan wordt met deze deelwerking en begrijpt dat dat ze deel uitmaakt van de werking van Meg Stuart. In het algemeen moedigt de BC dans aparte deelwerkingen niet aan, maar de repliek weet te overtuigen. ‘extensions’ maakt inherent deel uit van de artistieke visie van het gezelschap. 4
Definitief artistiek advies
Pagina 41 van 98
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 42 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-OR-DA-002
Organisatie:
Damaged Goods
Gevraagd bedrag:
901.601,75, euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Damaged Goods is, ondertussen al 17 jaar, de structuur rond choreografe Meg Stuart. Het dansgezelschap wordt sinds 2001 doorlopend structureel gesubsidieerd. Voor de lopende periode, 2010-2012, werd een bedrag toegekend van jaarlijks 700.000 euro dat ten gevolge van de besparingen in 2011 668.020,64 euro bedroeg. In het voorliggende aanvraagdossier vraagt de organisatie een subsidie van gemiddeld 901.601,75 euro per jaar.
2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De organisatie heeft binnen het (internationale) veld van de professionele dans een gedegen reputatie kunnen opbouwen. Onder andere dankzij deze status is de organisatie erin geslaagd om de laatste jaren telkens een meer dan voldoende aandeel eigen inkomsten te realiseren (in 2010 bedroeg het percentage 34,24% t.o.v. de artistieke uitgaven). De voorbije jaren werden er geen fundamentele opmerkingen gemaakt bij het toezicht op de aanwending van de subsidies. Het deficit dat ontstaan was in de periode 2006-2007 en dat einde 2007 215.000 euro bedroeg werd conform het engagement van de directie afgebouwd tot een deficit van 56.845 euro. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Damaged Goods creëert gemiddeld één nieuwe productie per jaar. De organisatie maakt hierbij ook gebruik van diverse samenwerkingen, zowel binnen de dans- en theatersector als multidisciplinair. Wat de periode 2013-2016 aangaat: er worden een aantal reisvoorstellingen gepland, en er staat een belangrijke nieuwe creatie op stapel (première voorzien voor januari 2014). Voor de periode 2014-2016 staat de planning nog niet vast, maar zijn er wel al enkele denkpistes en (concrete) voorstellen, zoals bv het filmproject “RING”. Ook heeft Meg Stuart al een “verlanglijstje” met kunstenaars waarmee ze zou willen samenwerken. In 2014 is de vijfde en laatste editie van het “Intimate Strangers” festival gepland. De concrete planning voor de subsidieperiode 2013-2016 dient dus nog grotendeels vastgelegd te worden, dit is volgens het beleidsplan “geheel eigen aan de aard en het werkritme van de artistiek leidster / choreografe”. Algemeen gesteld komt het erop neer dat het gezelschap zich verder wil ontwikkelen in de (tot op heden vrij succesvolle) ingeslagen richting. De werking van Damaged Goods wordt omschreven als gebaseerd op drie pijlers: onderzoek, samenwerking en creatie. Het dossier bevat reeds een concrete planning voor 2013 en ook de grote lijnen voor 2014-2016 zijn al uitgetekend. Net als in 2013 zal de planning tijdens deze jaren bestaan uit een mix van nieuw werk en herneming van repertoire.
Pagina 43 van 98
3.2
Samenwerking en netwerking
De belangrijkste partner van Damaged Goods is het Kaaitheater waar het gezelschap al 13 jaar in residentie is. Deze ondersteuning situeert zich zowel op vlak van de artistieke werking (presentaties, repetitiefaciliteiten) als op het zakelijk vlak (kantoorruimte). Daarnaast deelt het gezelschap een kantoorruimte en faciliteiten met drie andere kunstenorganisaties (Tristero, Zoo en Workspacebrussels). De vroeger samenwerking met de Volkbühne in Berlijn werd omwille van interne problemen bij dit huis stopgezet. De zichtbaarheid van het gezelschap in Berlijn zal echter door samenwerkingen met andere organisaties gegarandeerd blijven. De organisatie beschikt over een uitgebreid internationaal netwerk. Damaged Goods heeft in de loop der tijd een voldoende uitgebreid netwerk en een bepaalde status van professionaliteit opgebouwd. Het agentschap meent dan ook dat de organisatie in staat zou moeten zijn om (makkelijk) partners te vinden voor samenwerking. Damaged Goods staat, naast de samenwerking met organisaties, ook open voor samenwerking met individuele kunstenaars uit verschillende disciplines (in recente jaren wel vooral uit de podiumkunsten), onder de noemer “Damaged Goods extensions”. Voor de komende beleidsperiode wil Damaged Goods méér inzetten op deze vorm van samenwerking, zij voorziet hiervoor 20.000 euro in de begroting van 2013.
3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Uit de voorbije werking valt op te maken dat de organisatie het belangrijkste deel van haar budget aan de vergoeding van kunstenaars besteedde (70,76% van de toegekende subsidie in 2010). De organisatie beschrijft haar eigen manier van werken als “organisch”, i.e. er wordt niet gestreefd naar een structureel vastgelegd personeelskader. Enkel de “kernfuncties” zijn volledig en voltijds ingevuld, de “ondersteunende artistieke, technische en administratieve functies” worden ingevuld naargelang de behoeften per project. Uit de begroting komt – in totaal, vaste medewerkers plus ad hoc contracten – een schatting naar voor van 480.000 euro vergoedingen aan kunstenaars, zijnde 54,5% van de gevraagde subsidie. De loonmassa voor andere vaste medewerkers (geen “zuivere artistieke medewerkers”) komt dan op ongeveer 390.000 euro. Maar hierbinnen zitten ook functies die niet 100% als “overhead” beschouwd kunnen worden en onontbeerlijk zijn voor de artistieke werking. Het agentschap meent dat de organisatie (voldoende) inspanningen doet om de overheadskosten te beperken.
3.4
Publieksgerichtheid
Damaged Goods geeft aan dat het een breed publieksprofiel heeft aangezien het zowel de reguliere theaterbezoekers als liefhebbers van hedendaagse dans bereikt. Door de (internationale) samenwerkingen, zoals met het Schauspielhaus Zürich en de Volksbühne Berlijn, werd een aanzienlijke publieksverruiming gerealiseerd. Bovendien wordt er ook publiek “buiten de grenzen van de discipline” bereikt dankzij de multidisciplinaire samenwerkingen binnen “extensions”. Qua publiekswerking focust de organisatie zich op het verstrekken van kwaliteitsvolle informatie en een degelijke contextualisering van het werk – gebruik makende van een verscheidenheid aan communicatiekanalen, bv publicaties en perscontacten. Er werd ook een biografie van de organisatie samengesteld, getiteld “Are we there yet?”. Tevens
Pagina 44 van 98
rekent de organisatie ook op communicatie en actieve publiekswerking vanwege het theater, KC, CC, of festival waar een productie te gast is. In het beleidsplan wordt in verband met publieksgerichtheid gewezen op de vernieuwde website, maar deze is nog steeds enkel in het Engels raadpleegbaar (hier werd al op gewezen in het inspectieverslag 2010). De voorbije jaren bereikte Damaged Goods jaarlijks een publiek van circa 14.000 toeschouwers. Het aanvraagdossiers wijst wel op een aantal problemen die zich stellen bij de publiekswerking, maar er worden geen duidelijke doelstelling in verband met publieksbereik (behoud, uitbreiding,…) vooropgesteld. De spreiding in Vlaanderen blijft een prioriteit voor Damaged Goods. Dit is begrijpelijk aangezien volgens de aanvraag in 2010 slechts 8 van de in totaal 56 voorstelling van het gezelschap in Vlaanderen en of Brussel werden gespeeld. Het agentschap is enigszins verbaasd over deze cijfers aangezien volgens de bijlage bij het werkingsverslag 2010 het gezelschap 92 voorstellingen speelde waarvan 72 in het buitenland. Ook op het vlak van aantallen voorstellingen en de verhouding binnenland – buitenland ontbreekt het volgens het agentschap aan concrete doelstellingen in het aanvraagdossier.
3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake. 3.6
Realisme groeipad
Volgens het gezelschap beoogt de subsidieaanvraag voor 2013-2016 voornamelijk het garanderen van de continuïteit van de organisatie. Het gevraagde bedrag van 875.000 euro betekent echter een stijging met meer dan 200.000 euro ten opzichte van 2011. Damaged Goods stelt dat dit bedrag een indexering is van de voorbije subsidieaanvragen. Het agentschap volgt de stelling van het gezelschap niet dat de berekening die in 2004 werd gemaakt als basistoelage nog steeds van toepassing zou zijn. Elk nieuw beleidsplan brengt namelijk een aangepast financieel plan en daaraan gekoppelde subsidievraag met zich mee. In het beleidsplan wordt er op gewezen dat er in de periode 2010-2012 qua artistiek budget en financiële omzet geen wezenlijke schaalvergroting gebeurd is, maar dat ondanks alles de productiviteit (aantal activiteiten per jaar) wél sterk gestegen is. Het agentschap erkent dat het aantal voorstellingen dat het gezelschap jaarlijks speelt sinds de voorbije jaren gestegen is. De aanvraag is echter onvoldoende duidelijk over de concrete doelstellingen op het vlak van spreiding om de noodzaak van de vooropgestelde functies voor communicatie en technische ondersteuning te kunnen inschatten. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
In het beleidsplan wordt de relatie tussen het artistieke en het zakelijke beleidsplan (de begroting) uitgebreid toegelicht. Door de “ad hoc” werking van het gezelschap (minder nadruk op structureel vastgelegde plannen, eerder vrijheid laten om nieuwe concepten en opportuniteiten te kunnen ontwikkelen) is de begroting verdeeld in twee “deelbegrotingen”, zijnde het “creatiebudget” en het “artistiek budget voor de algemene werking” die indien nodig fungeren als “communicerende vaten”.
Pagina 45 van 98
Het agentschap is van mening dat deze manier van werken ingaat tegen de geest van een begroting – het is immers de bedoeling om, in de mate van het mogelijke, op voorhand een budget toe te wijzen aan elk deelaspect van de werking. De toelichting hieromtrent in het aanvraagdossier wekt de indruk dat er in feite een bepaalde “financiële reserve” ingebouwd wordt (i.c. het zogenoemde “artistieke budget voor de algemene werking”). Deze middelen worden dan, afhankelijk van de kosten van creatieperiodes, indien nodig ingezet voor creaties (en dus getransfereerd naar het zogenoemde “creatiebudget”). Het deel van deze middelen dat niet nodig is voor creaties, wordt dan gebruikt voor activiteiten die eerder een optioneel karakter hebben – zoals de “extensions”, video- of muziekopnames, … Het werken met “deelbegrotingen” is op zich geen probleem, maar wel als de ene “deelbegroting” eerder gebruikt wordt als een reserve voor het andere deel. Als er in de uiteindelijke afrekening verschillen zijn met de oorspronkelijke begroting, dan kunnen deze in het afrekeningsdossier verklaard worden, maar in het aanvraagdossier zelf mag hier niet op geanticipeerd worden. Een begroting is per definitie een schatting, maar deze dient zo precies mogelijk gemaakt te worden.
3.8
Haalbaarheid
Rekening houdende met al het voorgaande, en ervan uitgaande dat Damaged Goods haar financiële saneringsbehoefte niet uit het oog verliest, lijken de plannen van het gezelschap realiseerbaar. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Als professionele organisatie voor dans, met een gevestigde naam die ook een bepaalde uniciteit binnen het kunstenveld definieert, hoort deze organisatie thuis binnen dit subsidiekanaal (subsidies binnen het Kunstendecreet). 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. Het agentschap is van mening dat de gevraagde verhoging onvoldoende gemotiveerd wordt. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie wijst er in haar repliek op dat het jaarlijkse subsidiebedrag vermeld in de historiek niet correct is. Het agentschap erkent deze materiële fout die werd rechtgezet in het advies. Wat betreft samenwerking en netwerking is het agentschap van mening dat uit de reactie van het gezelschap blijkt dat zij de opmerking van het agentschap zeer negatief heeft opgenomen hoewel deze niet negatief bedoeld was. Het agentschap bedoelde hetzelfde als wat de organisatie in haar repliek verduidelijkt, namelijk dat er een effectieve financiële marge wordt voorzien. Het agentschap stelde in het pré-advies dat het aanvraagdossier zou wijzen op een aantal ‘problemen’ ivm publieksgerichtheid. De organisatie stelt in haar repliek uitdrukkelijk geen ‘problemen’ op dat vlak te ondervinden. Het agentschap refereerde met dit woord naar een aantal door het gezelschap aangehaalde elementen die bepalend kunnen zijn voor het behalen van een bepaald publieksbereik. Het gebruik van het woord ‘problemen’ was wellicht een te negatieve verwoording. Hoewel het agentschap de toelichting van het gezelschap begrijpt dat zegt dat doelstellingen op het vlak van
Pagina 46 van 98
spreiding flexibel moeten zijn en per project moeten worden bekeken, betreurt het dat er nog steeds geen enkele concrete (zij het flexibele) doelstelling wordt vooropgesteld. Het agentschap wijst er op dat de cijfers die werden aangehaald volgens de rapportering wel degelijk enkel slaan op de voorstellingen van het gezelschap en niet op de activiteiten. Het agentschap is verbaasd over de stelling van het gezelschap dat hier een ‘suggestieve en foute conclusie’ aan zou worden verbonden. Het agentschap heeft aan dit verschil – dat overigens in het voordeel van de organisatie kan gezien worden, aangezien het getuigt van een grotere publieksgerichtheid – immers geen conclusies verbonden. Wat betreft de reactie op het element sporen artistiek en zakelijk beleidsplan wil het agentschap benadrukken dat het niet de indruk heeft willen wekken dat Damaged Goods de middelen niet goed zou beheren. Na lezing van de repliek waarin het gezelschap zegt dat deze werkwijze ‘al doende’ de noodzakelijke manier is om het artistiek budget te beheren binnen de werking, kan het agentschap begrip opbrengen voor deze werkwijze en erkent dat hier in het pré-advies teveel op ingegaan werd. Het agentschap kan zich op basis van de in de repliek aangehaalde argumenten en het advies van de beoordelingscommissie Dans akkoord verklaren met de uitbreiding van de vaste ploeg met een communicatiemedewerker. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 47 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-003
Organisatie:
fieldworks vzw
Gevraagd bedrag:
247.296,25 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
fieldworks vzw is vanaf beleidsperiode 2013 de nieuwe naam voor deepblue, de productiestructuur rond het werk van Heine Avdal en Yukiko Shinozaki. De structuur zet de werking van deepblue vzw verder, maar zonder de geluidskunstenaar Christoph De Boeck die voorheen de derde artistieke partner in het collectief was. Hij zet vanaf 2013 een nieuwe organisatie op binnen de audiovisuele kunsten waarbinnen hij zijn eigen werk verder zal ontwikkelen. Het gezelschap realiseerde in de voorbije beleidsperiode een reeks locatie-specifieke performances onder de naam ‘Field Works series’. Eind 2011 werd er gewerkt aan het locatieproject ‘Borrowed Landscape’. De première vond plaats in een ‘modelhuis’ in Yokohama. De volgende stap vindt plaats in Seoul in juni 2012. In 2012 gaat eveneens de voorstelling ‘Nothing’s for Something’ in première waarmee fieldworks terugkeert naar de theatrale ruimte. Het werk van fieldworks heeft een formeel-systematische en conceptuele aanpak in combinatie met spontane en lichtvoetige elementen, op de grens tussen abstractie en betekenis. Onderzoek is een constante in het werk van Avdal en Shinozaki. De makers zoeken voortdurend kruisbestuivingen op en gaan de dialoog aan met andere kunstenaars, kunstplatformen en het publiek. Het aftasten en inzetten van technische artefacten spelen hierin een essentiële rol. Het artistiek-inhoudelijk concept van het dossier werd goed uitgewerkt en fieldworks heeft een sterk afgelijnd artistiek profiel. In het voorliggende dossier zetten ze in op een continuering én een verdieping van dit profiel via verschillende samenwerkingen. Een sterke artistieke lijn, gekoppeld aan een openheid en een collaboratieve methode leidt ertoe dat de makers niet vastroesten in hun praktijk. Met het vertrek van geluidskunstenaar Christoph De Boeck, zal fieldworks zich in de toekomst concentreren op creaties die voortvloeien uit performatief onderzoek. Toch zullen formats als installatie en video een rol blijven spelen waardoor het gezelschap hopelijk andere circuits kan blijven aanboren. Inhoudelijk-artistiek is het publiek een terugkerend element: er wordt geëxperimenteerd met de verschillende rollen die een publiek kan innemen, andere presentatiemodellen, etc waarbij de toeschouwer centraal staat. fieldworks vzw staat voor performances met dans in een brede zin van het woord. Shinozaki onderzoekt het lichaam en bewegingen – dit voornamelijk in functie van het concept van de lopende creatie. Avdal spitst zich eerder toe op onderzoek rond foto en video. Samen plannen ze één creatie per jaar, daarnaast staat er repertoire vanaf 2008 op het programma. De artistieke output is eerder kleinschalig, heeft een experimenteel en innovatief karakter en spreek een gevarieerd (avontuurlijk) publiek aan.
Pagina 48 van 98
De kleinschalige projecten op specifieke locaties bereiken een zeer beperkt aantal toeschouwers, maar hebben een laagdrempelig karakter. Het werk van fieldworks wordt in Vlaanderen hoofdzakelijk getoond in de context van de gespecialiseerde kunstwereld en festivals, maar door de aard van de formats die ze gebruiken hebben ze toch het potentieel in zich om een breder publiek te bereiken. De BC dans is van mening dat fieldworks als vierjarig gesubsidieerd gezelschap naar de toekomst toe een slim evenwicht moet vinden tussen dergelijke projecten en meer klassieke formats of hernemingen van repertoire om een ruimer publiek te kunnen aanspreken. De BC dans is van mening dat fieldworks regelmatig voorstellingen creëert die een groter publiekspotentieel in zich dragen en verwacht van de nieuwe zakelijk leider dat dit potentieel wordt omgezet in meer speelplekken, ook buiten de festivalcontext. Vanaf 2013 wordt fieldworks artist in residence van het STUK in Leuven. Door deze samenwerking wordt de overhead van het gezelschap ingeperkt en krijgt het een solide uitvalsbasis voor de artistieke creatie. Het gezelschap rekent op de contacten van STUK voor een verdere spreiding in Vlaanderen, de BC dans betwijfelt evenwel of STUK deze verwachtingen zal kunnen inlossen. fieldworks heeft een indrukwekkend (inter)nationaal netwerk aan kunstencentra, mediakunstenfestivals, netwerkorganisaties, galerijen en musea. Zij waren de voorbije jaren in 27 verschillende landen aanwezig en fieldworks ziet er wegens blijvende aanvragen en door de nieuwe samenwerking met APAP nog groeimogelijkheden in. Het groeipad van de organisatie is realistisch en haalbaar. fieldworks is en blijft een kleine en dynamische organisatie. De BC Dans stelt wel de noodzaak van twee voltijdse artistieke leiders op jaarbasis in vraag gezien de makers samen 1 creatie per jaar zullen realiseren in co-auteurschap. De BC dans is van mening dat ondanks de heroriëntering, de organisatie een overtuigend artistiek dossier schreef waaruit een interessante interdisciplinaire werkwijze blijkt. Fieldworks bouwde de afgelopen jaren een sterk en duurzaam internationaal netwerk uit. De BC dans hoopt dat Fieldworks zich de volgende beleidsperiode verder zal verankeren in Vlaanderen/Brussel en nieuwe speelplekken weet aan te boren.
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap stelt dat het beoogde groeipad van fieldworks een voltijdse job voor de artistieke en zakelijke kern een realistische inschatting van de werklast betekent. De BC dans gaat er vanuit dat de vierjarige residentie in STUK en de medewerker voor de dagelijkse ondersteuning moet toelaten dat de artistieke kern zich meer kan bezighouden met het artistieke werk en blijft dus bij de opmerkingen geformuleerd in het preadvies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 49 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-003
Organisatie:
Fieldworks vzw
Gevraagd bedrag:
247.296,25 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Fieldworks is de nieuwe naam van de vzw Deepblue, de sinds 2003 bestaande structuur rond drie samenwerkende kunstenaars in de danssector: Yukiko Shinozaki, Heine Avdal en Christoph De Boeck. Voor de periode 2010-2012 ontving Deepblue een jaarlijkse structurele subsidie van 243.702,50 euro. De organisatie produceert geen “dans” in de klassieke betekenis, maar werkt op een heterogene en multidisciplinaire manier rond het concept “beweging”. Om inhoudelijke redenen – Christoph De Boeck concentreert zich meer en meer op de creatie van installaties – zal vzw Fieldworks vanaf 2013 in een andere vorm bestaan. Shinozaki en Avdal zullen blijven samenwerken onder de naam Fieldworks, terwijl De Boeck voor de periode 2013-2014 (samen met geluidskunstenaar Aernoudt Jacobs) een aanvraag tot subsidiëring zal indienen bij de Beoordelingscommissie Audiovisuele Kunsten. Fieldworks vraagt voor de periode 2013-2016 een gemiddelde jaarlijkse subsidie aan van 247.296,25 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
In de voorbije tien jaar produceerde deepblue meer dan 15 creaties, vaak in samenwerking met externe kunstenaars (uit verschillende disciplines). Meestal werden de projecten gerealiseerd in coproductie met kunstencentra, theaters of festivals – zoals bv Kaaitheater, deSingel, het Concertgebouw e.a. De organisatie is daarbij ook (zeer) actief geweest op de internationale scène, ze heeft getoerd in 27 landen in Europa en Azië. Daaraan heeft ze ondertussen een uitgebreid netwerk van zowel binnen- als buitenlandse steunende partners overgehouden. Op het zakelijke vlak heeft de organisatie in het verleden blijk gegeven van een goed georganiseerde aanpak. Op het einde van 2009 was er sprake van een deficit, maar door een strak beleid en een goeie planning was dit tegen het einde van 2010 weggewerkt en omgezet in een overschot. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Het gezelschap werkt momenteel aan twee nieuwe projecten: “Borrowed Landscape”, een lange-termijnproject in Japans-Belgische samenwerking en “nothing’s for something”, een dansvoorstelling die op 23 maart 2012 in het Kaaitheater in première gaat. Daarnaast staan er nog een aantal andere (internationale) projecten op stapel. De concepten voor enkele nieuwe creaties, waarvan de laatste te realiseren in 2016, worden omschreven in het aanvraagdossier. Naast de nieuwe creaties zijn er ook nog reisvoorstellingen gepland met reeds bestaande producties. Het aanvraagdossier geeft blijk van een degelijk en realistisch zakelijk inzicht. Een belangrijke evolutie is de lange-termijnverbintenis met het STUK in Leuven: Fieldworks vzw wordt opgenomen in het AIR (Artist In Residence) programma van het STUK. Het is duidelijk dat de organisatie op artistiek vlak een bepaald concept op de langere termijn
Pagina 50 van 98
voor ogen heeft en dat ze zoekt naar manieren om haar producties op een zo efficiënt mogelijke manier te realiseren. 3.2
Samenwerking en netwerking
Fieldworks werkt voor haar producties in de regel samen met externe kunstenaars uit verschillende disciplines. De organisatie is lid van het APAP netwerk (“advancing performing arts project”, gesteund door de Europese Unie), van het Brussels Kunstenoverleg en van oKo (Overleg Kunstenorganisaties). De organisatie slaagt er tevens in om samenwerkingsverbanden aan te gaan met kunstencentra en theaters om zodoende zowel repetitieruimte en logistieke steun als presentatiemogelijkheden te verkrijgen. Zeer belangrijk is de samenwerkingsovereenkomst met het STUK: Fieldworks wordt opgenomen in het AIRprogramma. Dit zorgt voor verschillende manieren van ondersteuning zoals logistieke en productionele ondersteuning en een jaarlijkse coproductiebijdrage van 10.000 euro. Daarnaast neemt het STUK ook het zakelijk beheer van de organisatie op zich wat voor de organisatie een grote besparing op het vlak van overhead betekent. Het gezelschap heeft vooral ook een sterk netwerk in het buitenland – met name vooral in Japan en Noorwegen. Deze samenwerking neemt vaak de vorm aan van coproducties. In het verleden heeft Deepblue ook nog samengewerkt met private bedrijven, zoals IMEC (voor de technologische elementen van producties). Het agentschap waardeert deze manier van werken, zo wordt de efficiëntie van de beschikbare (en dus ook de toegekende) middelen immers opgedreven. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Dankzij verschillende samenwerkingsverbanden – met het STUK Leuven, APAP, KC Vooruit, BUDA Kortrijk…; aangevuld door een continuering van de ondersteuning door het Kaaitheater – slaagt de organisatie erin om de kosten voor overhead sterk te beperken. Het grootste deel van de subsidie gaat naar de lonen voor de kunstenaars. 3.4
Publieksgerichtheid
Door de vrij “gespecialiseerde” aard van het werk van Fieldworks, is het niet vanzelfsprekend om een breed publiek aan te spreken. De organisatie is eerder bezig met verdieping – i.e. een sterk inhoudelijk kader creëren, vaak ook in interactie met het publiek – dan met verbreding. Bepaalde locatievoorstellingen (Fieldworks treedt qua presentatieplekken ook buiten het reguliere circuit, zo worden er ook voorstellingen gegeven in bv kantoor- en hotelruimtes) laten slechts een zeer beperkt toeschouwersaantal toe. In de aanvraag wordt de aanwerving van een voltijds dagelijks leider voorzien. Deze moet er onder meer voor zorgen dat de spreiding van de voorstellingen wordt verhoogd. Daar waar Avdal en Shinozaki in 2010 binnen deepblue 50 activiteiten realiseerden, ambieert Fieldworks 214 activiteiten verdeeld over 52 voorstellingsdagen op jaarbasis in de nieuwe beleidsperiode. Hoewel het agentschap deze ambitie ten zeerste waardeert is het van mening in het dossier onvoldoende wordt onderbouwd hoe men dit wil realiseren. Voor de publiekswerking rekent Fieldworks hoofdzakelijk op de organisatie waar ze te gast is. Daarnaast maakt de organisatie ook gebruik van eigen communicatie, hoofdzakelijk digitaal (maandelijkse nieuwsbrief, website, facebook). Ondanks de aard van de producties is het agentschap van mening dat het beleidsplan onvoldoende informatie bevat over hoe het gezelschap van plan is om, zowel in kwantitatief opzicht als op het vlak van diversiteit, een breder publiek aan te spreken.
Pagina 51 van 98
3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het aanvraagdossier gaat hier niet specifiek op in, maar de danssector heeft op zichzelf een intercultureel en internationaal karakter (de twee kunstenaars zijn respectievelijk afkomstig uit Japan en Noorwegen). 3.6
Realisme groeipad
Er lijkt op zich niet echt sprake van een financieel groeiscenario wat de vraag naar subsidies van de Vlaamse Gemeenschap betreft. Dit is natuurlijk het gevolg van het wegvallen van de activiteiten van Christoph De Boeck binnen de werking van de organisatie. Fieldworks wil in de nieuwe beleidsperiode evolueren van 0.8 vte zakelijke leiding en 3 vte artistieke leiding naar 1 vte dagelijkse leiding en 2 vte artistieke leiding. Het agentschap is niet overtuigd van de noodzaak van deze 1 vte dagelijkse leiding. Aangezien de zakelijke leiding reeds wordt opgenomen door STUK en men voordien slechts beschikte over 0.8 vte zakelijke en dagelijkse leiding voor 3 artiesten lijkt een voltijdse vte dagelijkse leiding niet verantwoord. Het agentschap vind deze groei dan ook niet realistisch en is van mening dat de dagelijkse leiding maximaal een tewerkstelling van 0.8 vte zou mogen betekenen. Daarnaast heeft het agentschap ook bedenkingen bij de voltijdse tewerkstellingen van de twee artistieke leiders. Rekening houdend met de activiteitsgraad van de organisatie is het agentschap van mening dat 2 maal 0.8 vte zou moeten volstaan, maar laat het oordeel hierover afhangen van het advies van de beoordelingscommissie. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Er wordt gewerkt met een analytische boekhouding en er wordt per project een afzonderlijke begroting opgemaakt. Dit zorgt ervoor dat de kosten (en opbrengsten) duidelijk toewijsbaar zijn en dat de financiële structuur goed afgestemd is op de artistieke plannen. Het zakelijke beleidsplan spoort duidelijk met het artistieke beleidsplan. De stijging van onder meer de artistieke vergoedingen ten opzichte van 2010 kunnen verantwoord worden door het aanzienlijk verhogen van het aantal activiteiten vanaf 2013. 3.8
Haalbaarheid
Het agentschap is van mening dat mits de nodige subsidiemiddelen ter beschikking worden gesteld het merendeel van de activiteiten zal worden gerealiseerd. Zoals reeds gesteld onder 3.4 voorziet de organisatie een verviervoudiging van haar activiteiten. Deze zeer sterke verhoging wordt enkel verantwoord door de opnamen in het APAP programma. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Als professionele dansorganisatie (zij het met een sterk hybride karakter), met een specifieke eigen positie binnen het (internationale) kunstenveld, past Fieldworks binnen het kader van het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 52 van 98
5
Gemotiveerde behandeling repliek
In de reactie duidt Fieldworks het aantal jaarlijkse geplande activiteiten. Het agentschap betwijfelt niet hoe deze berekening tot stand is gekomen, wel het realiteitsgehalte ten opzichte van de activiteitsgraad van de voorbije jaren. Fieldworks geeft echter geen toelichting hoe de activiteiten in de voorbije jaren volgens hen hadden moeten geïnterpreteerd worden en het agentschap ziet dan ook geen elementen om het zakelijk advies aan te passen. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 53 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-004
Organisatie:
Les ballets C de la B vzw
Gevraagd bedrag:
1.200.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Les Ballets C de la B behoort tot de grote gezelschappen in Vlaanderen. Het gezelschap bestaat inmiddels 25 jaar, kent een lange subsidiëringsgeschiedenis en maakte verschillende evoluties door. Les Ballets C de la B maakte wereldfaam met een mix van hedendaagse dans, teksttheater en muziek. Wat aanvankelijk een Gentse groep gelijkgestemden was met Alain Platel als spilfiguur, groeide uit tot een open structuur waarbinnen verschillende choreografen worden ondersteund. Een aantal onder hen bouwden inmiddels een eigen gezelschap uit: Hans Van Den Broeck/SOIT, Sidi Larbi Cherkaoui/Eastman en Peeping Tom. Sinds oktober 2008 beschikt het gezelschap over een infrastructuur aan de Bijloke in Gent, gefinancierd door de Vlaamse Gemeenschap en de Provincie Oost-Vlaanderen. Les Ballets C de la B profileert zich niet als het gezelschap van Alain Platel, maar als een open structuur waarbinnen er niet voor één bepaalde stijl maar voor kunstenaarspersoonlijkheden wordt gekozen. Vandaag is Les Ballets C de la B productiestructuur voor vier huisartiesten: Alain Platel, Christine De Smedt, Koen Augustijnen en Lisi Estaras. Een vijfde belangrijke pijler van het gezelschap is het uitbouwen van de Bijlokesite als ruimte voor onderzoek en het doorgeven van het opgebouwde artistiek kapitaal. De voorbije beleidsperiode kenmerkte zich tot een veelheid van projecten van de vier huisartiesten. Alain Platel creëerde de voorstellingen Out of Context for Pina, waarin hij terugkeerde naar pure beweging, en Gardenia in samenwerking met Frank Van Laecke. Beiden kenden een uitgebreide tournee in binnen- en buitenland. In de herfst van 2011 zal Platel zijn langverwachte Verdi-project C(H)OEURS creëren dat in maart 2012 in première gaat in Madrid, zijn tot nog toe grootschaligste project bedoeld voor de grote huizen in binnen-en buitenland. Christine De Smedt maakte samen met Mette Edvardsen The Long Piece in opdracht van Dansand en gaat in 2012 in première met Untitled 4 waarin ze 4 kunstenaarsportretten brengt. Koen Augustijnen legde zich toe op een herbronning en een onderzoek naar de mengvorm tussen acteren en dansen. In het voorjaar 2012 gaat zijn nieuwe voorstelling Au-delà in première. Lisi Estaras ging in première met de voorstelling Primero-Erscht. Naast het creëren van eigen voorstellingen valt het op dat de huisartiesten zich hebben geëngageerd voor een veelheid aan projecten in opdracht van en in samenwerking met theater- en dansgezelschappen, opleidingen en amateurgezelschappen als choreograaf, coach of performer. Elk op hun manier hebben zij zich ingezet voor de Bijlokewerking via projecten als Summer Intensive, Soup, workshops, etc. Ten opzichte van de vorige beleidsperiode blijft de BC Dans van mening dat het artistieke gewicht en de impact van deze vier huisartiesten te onevenwichtig is. De artistieke kwaliteit is wisselvallig en in het geval van Christine De Smedt is het onderzoeksmatig en conceptueel werk wel interessant, maar weinig zichtbaar.
Pagina 54 van 98
In de komende beleidsperiode wil Les Ballets C de la B zich artistiek en organisatorisch ingrijpend heroriënteren. Vanaf 2013 zullen alle projecten van de vier huisartiesten zich moeten verhouden tot een afgebakende gedeelde inhoud om zodoende een kritischer afstand tot het eigen werk in te bouwen en een transparanter selectiecriterium te ontwikkelen. Hiertoe creëerde Les Ballets C de la B een ‘gedeeld inhoudelijk terrein’ dat zich organiseert langs twee assen. Enerzijds de as ‘ onbewust-hyperbewust’ en anderzijds de de as ‘lokaal-globaal’. Onbewust betekent hier: kinderen, niet-getrainde lichamen, gewone mensen, vrijwilligers, honden, spasmen en tics. Hyperbewust staat voor het geoefende lichaam, re-enactment, het reflectieve, het conceptuele. De as lokaal-globaal speelt in op het lokale, het eigene tegenover globalisering, internationale invloeden, interculturaliteit. Voor de periode 2013-2014 zal de organisatie enkel de projecten ondersteunen van de vier huidige huisartiesten in de mate dat die zich verhouden tot het gedeeld terrein en op termijn moet de notie ‘huisartiest’ verdwijnen. De BC Dans waardeert de poging om een kritische afstand in te bouwen, maar betreurt het generische karakter van deze gedeelde inhoud. Vrijwel elke dansproductie die in Vlaanderen gemaakt wordt, kan binnen dit kader geschoven worden. De BC Dans vraagt zich af in welke mate deze assen een interessant en reflectief instrument zullen vormen die de huidige werking overstijgt. De BC dans is het niet duidelijk of het gedeelde inhoudelijk terrein een retorisch instrument is om het uiteenlopend werk van de vier huisartiesten met elkaar te verbinden, of een solide basis waaruit een nieuwe artistieke werking zich kan ontwikkelen. Het valt op dat we enkel artistieke plannen te lezen krijgen van de huidige artistieke medewerkers in 2013-2014. Buiten de tournee van de creatie 2013 van Alain Platel kennen de geplande producties een vrij beperkte zichtbaarheid in Vlaanderen. Gezien de ingrijpende verandering die het gezelschap voorstelt kan de BC dans onmogelijk oordelen over de artistieke kwaliteit vanaf 20152016. Een tweede reden die het gezelschap aanhaalt voor het installeren van dit selectiecriterium, is om in de toekomst meer ruimte vrij te kunnen maken voor de verdere uitbouw van de Bijlokewerking. Hierbinnen zal het gedeelde inhoudelijke terrein eveneens de leidraad voor keuzes vormen. Op organisatorisch vlak kondigt het gezelschap aan om de artistieke werking niet meer door de artistieke vergadering vorm te geven, maar om een nieuwe artistieke leider aan te stellen. Deze persoon, die nog niet gekend is maar niemand van de huisartiesten zal zijn, zou halverwege de subsidieperiode 2013-2016 in dienst moeten komen. Tot er een nieuwe artistiek leider gevonden wordt, zal een artistiek studioverantwoordelijke aangesteld worden. De BC dans is van mening dat de voorgestelde werking vormelijk veel weg heeft van een werkplaats. Les Ballets C de la B evolueert weg van een kern huisartiesten en profileert zich meer en meer als een platform dat ook het werk van jonge makers zal produceren. Net op dit punt zijn de voorliggende plannen het vaagst. De BC dans ziet nog steeds het potentieel van de Bijlokewerking, maar is van mening dat het gezelschap er opnieuw niet in slaagt om er een concrete en overtuigende invulling aan te geven. Wegens de ingrijpende heroriëntering en de vage langetermijnplanning van het gezelschap is het voor de BC Dans onmogelijk in te schatten of de huidige sterktes van het gezelschap voldoende behouden zullen worden. De BC dans blijft ervan overtuigd dat Alain Platel de spilfiguur is van het gezelschap. De BC dans is van mening dat het volledige oeuvre van Alain Platel op een structurele manier gecontinueerd moet blijven binnen de werking van het gezelschap. Wegens de heroriëntatie lijkt het dat deze positie op de helling komt te staan. De interculturele werking en de maatschappelijke
Pagina 55 van 98
invalshoeken van het gezelschap worden eveneens als een meerwaarde gezien. Les Ballets C de la B en in het bijzonder Alain Platel heeft een grote landelijke en internationale uitstraling en beschikt over een wereldwijd netwerk. De commissie betreurt het dan ook dat in het ingediende dossier deze merites niet versterkt worden. Met dit dossier vraagt Les Ballets C de la B om de volgende subsidieperiode een onderzoeksfase in te lassen naar de toekomstige werking van het artistieke platform. Les Ballets C de la B zal zich heroriënteren op basis van “een hypothese die het voorwerp van onderzoek wordt in de studiowerking tijdens de komende twee jaar”. Op zich staat de BC dans positief tegenover een organisatie die zich wil heroriënteren, maar het generisch artistieke plan en het feit dat de artistiek leider die dit plan vorm zal geven pas vanaf 2015 aangesteld zal worden, doen de BC dans besluiten dat de plannen die de organisatie nu voorlegt geen vierjaarlijkse ondersteuning kunnen verantwoorden. Er is evenmin een grondige zakelijke en organisatorisch vertaling gemaakt van de koerswijziging die het gezelschap wil realiseren. De BC dans adviseert dan ook een tweejarige periode om de aangekondigde heroriëntatie vorm te geven en verwacht dat het gezelschap duidelijke keuzes zal maken over haar functies. Hierbinnen vindt de BC dans de verdere ontwikkeling van het oeuvre van Alain Platel prioritair. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 56 van 98
3
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap onderschrijft in een zeer bondige repliek de twijfels van de BC Dans, maar biedt geen antwoord op vele openstaande vragen. De organisatie suggereert dat Alain Platel wel degelijk de kernfiguur van het gezelschap is en stelt dat elke vermindering van subsidies gezien zal worden als een belediging aan het adres van Alain Platel. De BC Dans wil eerst en vooral benadrukken dat ze Alain Platel geenszins verplicht om een hels creatieritme aan te houden. De BC Dans vindt het wél belangrijk dat het oeuvre en de toekomst van Alain Platel gevrijwaard blijven en de juiste omkadering krijgen binnen het gezelschap. In die zin is de BC Dans tevreden te lezen dat Platel de artistieke spilfiguur van de organisatie blijft. Dit bleek totaal niet uit het aanvraagdossier waar hij niet meer in vaste loondienst was en waar de nog niet gekende nieuwe artistieke leiding van het gezelschap (die niemand van de vier kernartiesten zou zijn) vanaf 2015 zou bepalen of zijn creaties passen binnen de nieuwe artistieke lijn van het gezelschap. Met betrekking tot Alain Platel stelt de BC dans op geen enkele manier een verlaging van de middelen voor, maar een volle ondersteuning conform de ingediende plannen en budgetten zodat de choreograaf zijn werk verder kan ontplooien. Wat de overige huisartiesten betreft, blijft de BC Dans de mening toegedaan dat de artistieke kwaliteit of de zichtbaarheid van hun creaties ondanks meerdere jaren ondersteuning binnen het gezelschap te onevenwichtig is. Koen Augustijnen, Christine De Smedt en Lisi Estaras zijn respectievelijk sinds 1991, 1997 en 2007 aan het gezelschap verbonden als choreograaf. De BC Dans voelt zich gesterkt in haar advies, nu het gezelschap aangeeft dat de choreografen inmiddels niet meer op structurele basis aan het gezelschap verbonden zijn en in vooropzeg zijn geplaatst. De BC Dans is van mening dat ze hun werk autonoom kunnen verderzetten via het uitgebreid instrumentarium aan beurzen en projectsubsidies van de Vlaamse Gemeenschap en zich kunnen beroepen op aanvullende steun van gezelschappen, kunstencentra en werkplaatsen. Hoezeer Les Ballets C de la B zich ook profileert als een groep makers met een gedeelde inhoud en niet als een conglomeraat van artiesten die elk hun eigen weg gaan, het gezelschap heeft haar artistiek gewicht en internationale uitstraling nog steeds te danken aan Alain Platel. De BC Dans adviseert dan ook om de artistieke plannen van Augustijnen, De Smedt en Estaras, alsook de omkadering ervan, niet te subsidiëren. In verband met de studiowerking geeft het gezelschap eveneens toe dat ze zelf met veel twijfels zitten over de toekomst van de studiowerking. De BC dans is, ondanks de vaagheid van de plannen, bereid deze werking een kans te geven omwille van het potentieel ervan, maar verwacht wel dat de organisatie een faciliterende rol opneemt die het recruteren van eigen dansers overstijgt. De organisatie stelt dat een tweejarige ondersteuning als een desavouering van het werk en werkwijze van Platel zal worden beschouwd. Hoewel de repliek geen inzicht verschaft in de studiowerking na 2013-2014, is de BC Dans bereid haar initieel advies voor een tweejarige ondersteuning te herzien naar een ondersteuning voor 4 jaar omwille van het belang van Alain Platel in het Vlaamse danslandschap. In de gemotiveerde reactie van het gezelschap op het pre-advies, garandeert het gezelschap immers dat het werk van Alain Platel centraal zal blijven staan en dat zijn creaties en voorstellingen ruimschoots aan de decretale criteria zullen voldoen. Concluderend kunnen we stellen dat de BC Dans de volle steun verleent aan de artistieke plannen van Alain Platel als choreograaf. De BC Dans adviseert echter geen ondersteuning voor de artistieke plannen van Christine De Smedt, Koen Augustijnen en Lisi Esteras en de omkadering ervan, wat een daling van de subsidie-enveloppe als gevolg heeft.
Pagina 57 van 98
Daarnaast adviseert de BC Dans eveneens een werkingsbudget voor de studiowerking zodat het gezelschap een valabele invulling kan geven aan de Bijlokesite en zodoende de heroriëntering van het gezelschap vorm kan geven. De BC Dans volgt in deze het adviesbedrag van het Agentschap Kunsten. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 58 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-004
Organisatie:
les ballets C de la B vzw
Gevraagd bedrag:
1.200.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Vzw Les Ballets C. de la B. is een open structuur die de vorige beleidsperiode uit twee pijlers bestond: een productiestructuur voor vier huisartiesten: Alain Platel, Christine De Smedt, Koen Augustijnen en Lisi Esteras en de uitbouw van een studiowerking op de Bijlokesite. Het gezelschap bestaat 25 jaar en kent een lange subsidiëringsgeschiedenis. In de periode 2006-2010 werd een subsidie toegekend van 900.000 euro. In de periode 20102012 werd 1.000.000 euro toegekend, na besparingsmaatregelen werd dit 952.381,81 euro in 2011. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Het gezelschap presteerde goed op het vlak van publieksbereik en spreiding. De eigen inkomsten lagen hoog (in 2010 77,84% tav totale opbrengsten). Na de verliezen van de twee voorafgaande jaren 2008 en 2009 kon de vereniging het boekjaar 2010 afsluiten met een ruim winstcijfer. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Les Ballets vraagt een werkingssubsidie aan van 1.200.000 euro per jaar voor de periode 2013-2016. Voor de volgende beleidsperiode kiest les Ballets voor een andere artistiekorganisatorische aanpak. In plaats van te werken met vier huisartiesten, zal les Ballets vanaf 2013 projecten ondersteunen die zich allen dienen te verhouden tot een afgebakende gedeelde inhoud. Per project wordt de gepaste ondersteuning gegeven. Ook binnen de studiowerking zal dit gedeelde inhoudelijke terrein de leidraad voor keuzes vormen. Op organisatorisch vlak kondigt het gezelschap aan om de artistieke werking niet meer door de artistieke vergadering vorm te geven, maar om een nieuwe artistieke leider aan te stellen. Les Ballets plant om deze nieuwe artistieke leider te laten starten halverwege de subsidieperiode 2013-2016. De volgende subsidiejaren worden gezien als een onderzoeksperiode om de afbakening van het gedeeld terrein verder uit te werken. Voor de periode 2013-2014 zal de organisatie enkel de projecten ondersteunen van de vier huidige huisartiesten die zich verhouden tot het gedeeld terrein. In 2013 zijn er creaties gepland van Alain Platel en Christine Desmedt. In 2014 wordt de creatie en een het project Platform-K van Lisi Esteras ondersteund. Koen Augustijnen wordt met twee projecten ondersteund. De studiowerking zal in 2013-2014 centraal staan als de plek waarbinnen de nieuwe stap binnen de evolutie van Les Ballets zich zal ontwikkelen. Om deze laboratoriumfase vorm te geven, zal er een tijdelijke artistiek verantwoordelijke gezocht worden in afwachting van een nieuwe artistiek leider. Deze artistiek verantwoordelijke zal autonoom over een budget beschikken en op zoek gaan naar makers en projecten die volgens hem/haar een zinvolle plaats kunnen innemen binnen het gedeeld terrein. Deze verantwoordelijke zal ten laatste op 1 januari 2013 aangesteld worden.
Pagina 59 van 98
Het agentschap stelt zich vragen bij het behouden van de organisatie van de zakelijke onderbouw. Het opnemen door de zakelijk leider (Herwig Onghena) en de algemeen directeur (Lieven Thyrion) van een bestuurlijk mandaat, gecombineerd met het lidmaatschap en zelfs voorzitterschap van de algemene vergadering betekent een cumulatie van bestuurlijke functies en uitvoerende taken die belemmerend kan werken voor de uitoefening van afdoende interne controle en die kan leiden tot belangenvermenging. Dit lijkt bovendien in tegenspraak te zijn met de redenen waarom de organisatie koos voor een artistieke koerswijziging. De werking op lange termijn is erg vaag omschreven. 3.2
Samenwerking en netwerking
Les Ballets wil zich lokaal blijven verankeren. De samenwerking met de andere organisaties op de bijlokesite, LOD, Muziekcentrum De Bijloke, STAM, KASK, en Operastudio, werd geformaliseerd in een overkoepelend comité. Het betreft een logistieke en inhoudelijke samenwerking (bv bijlokedag). Met LOD wordt logistiek nauwer samengewerkt voor het gebruik en onderhoud van de studio’s en de bureaus op de site. Het muziekcentrum De Bijloke en de Operastudio stellen hun ruimtes ter beschikking voor eenmalige activiteiten. De andere Gentse partners zijn NTGent en Vooruit. Met NTGent wordt artistiek en productioneel samengewerkt. Met Vooruit gaat NTGent in gesprek over het project ‘Groene Vooruit’. Voor de spreiding wordt samengewerkt met Frans Brood Productions: zij krijgen de opdracht om te bekijken welke nationale en internationale huizen de productie in kwestie wil presenteren. Algemeen directeur Lieven Thyrion zoekt per productie de geschikte coproducenten. Les Ballets blijft een internationale werking nastreven, ook al wordt die niet zeer uitgewerkt beschreven in het dossier. Les Ballets heeft een vertrouwensrelatie opgebouwd met een aantal internationale coproducenten die alle producties financieel mee mogelijk maken: TorinoDanza (IT), Le Grand Théâtre de Luxembourg (LU), Sadler’s Wells (VK), Hebbeltheater( DE) en Théâtre National de Chaillot (FR). Andere coproducenten die sommige producties ondersteunen zijn: KVS, CAMPO, Vooruit, NTGent, Hollandfestival, La Rose des Vents, Ruhrtriennale. Het dossier geeft zeer weinig info over de geplande coproducties. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Met de nieuwe artistieke richting streeft les ballets een werking na die het grootste deel van zijn middelen rechtstreeks aanwendt voor de ondersteuning van kunstenaars en hun projecten. De vorm van de ondersteuning (residentie, begeleiding, logistiek en/of financieel) is afhankelijk van elk specifiek project. Hoe duurzaam deze manier van samenwerken is wordt niet uitgelegd in het dossier: wat gebeurt er met de ondersteunde artiesten na hun passage bij les Ballets? Alle artiesten verbonden aan les Ballets zullen vanaf 2013 per project in dienst genomen worden. De artistieke lijnen worden in de toekomst uitgetekend door een artistiek coördinator. In 2013 wordt er 2.631. 500 euro aan lonen en vergoedingen (71,69% van het totale budget) voorzien waarvan 1.206.706 euro aan de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers (64%). In 2010 was dit 70%. De organisatie gaat uit van een serieuze daling van de eigen inkomsten ten gevolge van de artistieke koerswijziging waardoor er minder getoerd wordt. Deze mindering van het toeren heeft echter geen daling van de administratieve kosten ten gevolg. Nochtans worden deze relatief hoge kosten toegeschreven aan het internationaal toeren. De verblijf-en transportkosten voor de verschillende tournees zijn niet opgenomen in de begroting. Er wordt uitgegaan van een broekzak-vestzakprincipe. De vorige beleidsperiode haalde les ballets gemiddeld een percentage eigen inkomsten van 75%, in 2013 gaan ze uit van 48,83% eigen inkomsten tav de totale opbrengsten.
Pagina 60 van 98
3.4
Publieksgerichtheid
De organisatie wenst een ruim en divers publiek in binnen –en buitenland te bereiken. De kunstenaars verlenen steeds hun medewerking aan activiteiten die de receptieve organisaties rond de producties organiseren. In 2010 engageerde les ballets een nieuwe medewerker communicatie om zo een actiever publieksbeleid uit te bouwen. De organisatie richt zich in het communicatieplan op het informeren van partners, pers en publiek. Er werd ook een nieuwe drietalige website met een interactieve tool uitgewerkt. Les Ballets verstuurt nieuwsbrieven en maakt gebruik van sociale media. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
De gevraagde subsidie van 1.200.000 euro betekent een verhoging van 26% ten opzichte van het toegekende bedrag in 2011. Deze verhoging hangt samen met een stijging van de loonkosten (anciënniteit en indexering). Zoals hierboven beschreven gaat het gezelschap uit van een daling van de eigen inkomsten. Les Ballets wil investeren in de studiowerking. Hier staan geen rechtstreekse inkomsten tegenover. De organisatie wenst verder te werken met dezelfde ondersteunende ploeg. De kunstenaars worden met tijdelijke contracten per project in dienst genomen. Voor 2013 gaat men uit van 23 VTe aan personeel (in 2010 waren dit 40 VTe). Op die manier komt er budget vrij om te investeren in artistieke productiekosten van projecten en om op termijn een voltijds artistiek coördinator aan te nemen. In 2013 wordt uitgegaan van 107 publieksvoorstellingen waarvan 77 in het buitenland en 30 in het binnenland (in 2010 haalde het gezelschap 236 publieksvoorstellingen). Aangezien de artistieke plannen nog drie jaar in een onderzoeksfase zitten is het moeilijk oordelen hoe realistisch de inschattingen voor 2015-2016 zijn en of een verhoging van 25% te verantwoorden valt. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Zowel het financiële als het artistiek beleidsplan wordt vaag beschreven. Er wordt weinig duiding gegeven bij de eigen inkomsten. Een artistiek leider is nog niet gekend. Hierdoor is het moeilijk in te schatten of het zakelijke plan spoort met het artistieke, eens de artistieke plannen concreter worden. 3.8
Haalbaarheid
Het gezelschap geeft zelf aan dat ze de volgende jaren in een onderzoeksfase zitten waarin ze de artistieke heroriëntering concreter zullen uitwerken. Zowel het artistieke als het zakelijke beleidsplan zijn weinig concreet. De haalbaarheid van de plannen is hierdoor moeilijk in te schatten. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van les Ballets C de la B als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. Aangezien de organisatie zelf aangeeft dat ze de volgende jaren in een onderzoeksfase zitten waarin ze de artistieke heroriëntering concreter zullen
Pagina 61 van 98
uitwerken, is het agentschap van mening dat een tweejarige ondersteuning aangewezen is. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor twee jaar en voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap gaat kort in op de opmerkingen over het functioneren en de samenstelling van de bestuursorganen van de vereniging en op de vaststelling van het dalen van de eigen inkomsten. Het gezelschap deelt mee dat de algemene vergadering en de raad van bestuur in de loop van 2013 volkomen vernieuwd zal worden. Het ontslag van Lieven Thyrion wordt aangekondigd, een timing voor dit ontslag wordt niet vermeld. Volgens het agentschap biedt deze mededeling slechts een gedeeltelijk antwoord op de kritiek van de cumulatie van functies binnen de bestuursorganen van de vereniging. De repliek vermeldt niet wie de nieuwe bestuurders en leden van de algemene vergadering zullen zijn. De aangekondigde timing van de vervangingen valt na de aanstelling van de artistieke verantwoordelijke die volgens het dossier ten laatste op 1/01/2013 aangesteld zal worden. De geplande artistieke heroriëntering loopt dus niet samen met een bestuurlijke herorganisatie. Het agentschap heeft begrip voor het dalen van de eigen inkomsten ten gevolge van de geschetste heroriëntering van de werking. De repliek beweert dat de overhead zal zakken in verhouding tot de eigen inkomsten. Dit wordt door het eerder ingediende budget niet bevestigd (zie punt 3.3 van het zakelijk pre-advies). De ingediende repliek geeft geen verduidelijking bij de artistieke plannen van het gezelschap, waardoor de belangrijkste kritiek van het agentschap niet weerlegd wordt: door de vaagheid van de artistieke plannen is de haalbaarheid ervan moeilijk in te schatten. Het agentschap volgt de redenering van de BC dans over de duur van de subsidiëringsperiode en is bereid zijn advies voor een tweejarige ondersteuning om te zetten in een vierjarige subsidiëring. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 62 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-005
Organisatie:
Peeping Tom
Gevraagd bedrag:
417.312,81 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Peeping Tom groeide de afgelopen 10 jaar uit van een gelegenheidscollectief tot een internationaal erkend gezelschap onder de gedeelde artistieke leiding van Gabriela Carrizo en Franck Chartier. Met producties als ‘le Jardin’, ‘Le Salon’, ‘le Sous Sol’ en ’32, rue Vandenbranden’ bereikte het gezelschap een ruim publiek. Het gezelschap wordt structureel ondersteund sinds 2008. De jaren 2008-2009 zette de organisatie in op de consolidering van de organisatiestructuur. Sinds 2010 profileert het gezelschap zich als een klassiek gezelschap met een duo choreografen/regisseurs aan het hoofd en wisselende constellaties van performers. Met de creatie ‘32, Rue Vandenbranden’ stonden de artistieke leiders voor een eerste keer niet mee op scène. Peeping Tom wil deze weg verder bewandelen. Voor de komende structurele periode wil de organisatie niet inzetten op schaalvergroting, maar op een verdieping van de werking door naast de artistieke leiding een vaste artistieke medewerker in dienst te nemen voor onderzoek, dramaturgie en communicatie en door een atelierwerking uit te werken. Peeping Tom legt in zijn artistieke praktijk de klemtoon op het collectieve karakter van de producties. Thematisch staat steeds het persoonlijk onbewuste in menselijke relaties centraal. De voorstellingen van Peeping Tom zijn opgebouwd uit beweging en beeld die het publiek betrekken bij de intimiteit op scène. In 2013-2016 wil Peeping Tom haar sterkte, de creatie van grote producties, verderzetten. Het gezelschap plant er in deze periode twee. ‘Moeder’ in 2013, waarin de dood als thema op de voorgrond staat. In 2016 plant het gezelschap ‘Boeket/Vader’ een vervolg op ‘Moeder’ dat de centrifugale kracht van de herinnering wil onderzoeken. Naast deze twee grote producties wil het gezelschap een verdiepende werking uitbouwen door het onderzoek dat aan de basis ligt van die producties ook naar buiten te brengen door middel van kleine voorstellingsformats, een educatieve werking en activiteiten rond doorstroming. Het dossier beschrijft vier van deze kleinere ‘zijscheuten’: ’32, de film’, een (film)creatieopdracht aan Fleur Boonman voor 2014. - ‘Enfant’, een theaterproductie van Gabriela Carrizo die start uit workshops en enkele locatievoorstellingen zal kennen in 2016. - ‘Mon Royaume’, een pluridisciplinair project van Franck Chartier in etappes met daklozen, als installatie in 2015, als theaterproductie en film in 2016. - ‘Melatonine’, een onderzoeksproject van Samuel Lefevre met eventuele première in 2015 In het dossier tracht het gezelschap de eigen klemtonen duidelijker af te bakenen: de intense relatie met andere kunstdisciplines, de niet voor de hand liggende casting, de organische inbedding van geluid of soundscape in de voorstellingen, de ambitie om andere formats ‘zijscheuten‘ naar een publiek te brengen (bv. film, installatie, stadsproject, ...). De uniciteit van het gezelschap ligt naar eigen zeggen in de intimiteit van het theater en het spel met strikte, tot het absurde doorgedreven spelregels in sociale relaties. De BC dans betreurt dat de werkmethode van Peeping Tom heel erg summier toegelicht werd. Bijgevolg blijven ook de plannen over het zijscheutenluik, dat zou moeten voorvloeien uit de unieke werkmethode van Peeping Tom, erg vaag. de BC dans stelt zich vragen bij de haalbaarheid en de output van de zijscheuten. Sommige daarvan hebben een sociaal-artistiek karakter en het gezelschap heeft hierin vooralsnog geen expertise noch netwerk opgebouwd. Uit de uitwerking van de
Pagina 63 van 98
‘zijscheuten’ blijkt bovendien onvoldoende concreet, hoe deze de zichtbaarheid in Vlaanderen zullen verhogen, deels door het eerder besloten karakter. De BC dans vindt het belangrijker dat het gezelschap blijft inzetten op zijn corebusiness, met voldoende ruimte voor reflectie en onderzoek. Het gezelschap wil structureel een verdieping in de werking inbouwen door een vaste artistiek medewerker in dienst te nemen. Deze medewerker/dramaturg zou de verdere ontwikkeling van de werkmethode op zich moeten nemen. De BC dans betwijfelt de noodzaak daarvan. Het lijkt zinvoller om indien nodig per project een dramaturg met een gepast profiel te engageren om de twee choreografen te assisteren. Peeping Tom heeft de laatste jaren zijn sporen op de internationale scène verdiend. Het dossier bevat vele internationale engagementsbrieven waaruit blijkt dat de internationale uitstraling ook voor de volgende jaren verzekerd is. In het binnenland heeft de organisatie een stevig partnership uitgebouwd met KVS en met Charleroi-Danses. Ondanks het indrukwekkend internationaal parcours, is zowel de lokale spreiding als het aantal partners in Vlaanderen beperkt. Peeping Tom weet een breed en divers publiek te trekken. Hun voorstellingen kunnen een hefboomfunctie vervullen om een nieuw en jong publiek warm te maken voor dans. Daarin kan een duidelijke opdracht liggen voor de nieuw aan te werven communicatie en publieksmedewerker. De doelgroepenwerking naar kinderen wordt als een positieve evolutie ervaren. Het gezelschap wil investeren in een atelierwerking die onderzoeksprojecten en een bibliotheek moet herbergen, maar deze vraag werd onvoldoende beargumenteerd. Bovendien vindt de BC dans het niet wenselijk dat elk gezelschap een eigen infrastructuur gaat uitbouwen. De BC dans is overtuigd van het belang van het gezelschap en de unieke positie in het internationale danslandschap. De keuze die de artistieke leiders hebben gemaakt om niet langer op scène aanwezig te zijn, maar zich te concentreren op regie en concept heeft duidelijk zijn vruchten afgeworpen in de kwaliteit en de coherentie van de recente voorstellingen. Om de sterktes van het gezelschap (grote voorstellingen voor een breed publiek) beter tot hun recht te laten komen zou het aangewezen zijn dat Peeping Tom extra inspanningen levert voor een betere omkadering van het oeuvre en een duidelijke uitgewerkte en doelgerichte communicatiestrategie wat zou moeten resulteren in een betere zichtbaarheid binnen Vlaanderen. De BC dans is dan ook voorstander van het in dienst nemen van een vaste communicatie-en publieksmedewerker in plaats van een bijkomende vaste artistiek medewerker. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie is de BC dans erkentelijk voor het positieve advies en gaat in op drie punten uit het preadvies: zichtbaarheid en aanwezigheid in Vlaanderen, de vraag naar extra personeel en de noodzaak van een atelierruimte. De BC dans erkent dat de organisatie een mooie speellijst per productie kan voorleggen. Toch is de BC dans van mening dat het spreidingspotentieel van het gezelschap in Vlaanderen groter is en verwacht ze van Peeping Tom een meer proactieve aanpak in het vinden van nieuwe speelplaatsen in Vlaanderen. Het gezelschap dient een herberekening in van de kosten voor een dramaturg per productie. De BC dans heeft in het preadvies echter niet gezegd dat deze dramaturg
Pagina 64 van 98
noodzakelijk is. Wel wil de BC dans benadrukken dat binnen de geschetste functieomschrijving van de artistiek medewerker, de nadruk zou moeten liggen op communicatie. Tenslotte heeft de BC dans begrip voor de vraag naar een eigen atelierruimte, maar acht het niet opportuun dat deze investering via middelen uit het kunstendecreet bekostigd wordt. Bovendien heeft het gezelschap voldoende loyale partners die de vraag naar atelierruimte kunnen opvangen. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 65 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-005
Organisatie:
Peeping Tom vzw
Gevraagd bedrag:
417.312,81 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Peeping Tom vzw ontving in de periode 2008-2009 een tweejarige structurele werkingssubsidie van 280.000 euro. In 2011 werd een werkingssubsidie van 235.819.15 euro toegekend. Daarvoor kregen ze verscheidene keren een projectmatige subsidie. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Peeping Tom is een gezelschap rond artistieke leiders Gabriela Carrizo en Franck Chartier dat op collectieve wijze producties maakt voor (inter)nationale podia. Het gezelschap is op relatief korte tijd uitgegroeid tot een middelgrote speler in binnen en buitenland. Het gezelschap heeft een belangrijke internationale werking (66 voorstellingen in 2010 waarvan 57 in het buitenland). Bij het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden werden geen bijzondere opmerkingen geformuleerd. Het gezelschap voert een gezond financieel beleid, weet hoge eigen inkomsten te behalen en beschikt over voldoende financiële reserves. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Peeping Tom vraagt een werkingssubsidie aan voor vier jaar. In 2013 vraagt het gezelschap een bedrag van 405.000 euro dat stijgt tot 429.789,24 euro in 2016. De organisatie plant in 2013-2016 tournees van ‘32, Rue Vandenbranden’ en ‘A Louer’, 2 grote creaties, 3 kleinere projecten en een creatieopdracht voor een film. In de volgende beleidsperiode wil het gezelschap meer met alternatieve formats werken. Peeping Tom wil zo onderzoek zichtbaarder maken en ziet een eigen atelierruimte als essentieel om de onderzoeksplannen mogelijk te maken. De organisatie wil het geven van workshops tot een structureel onderdeel van de werking maken. Op die manier willen ze hun ontwikkelde methodologie doorgeven aan een breder professioneel veld. Een eigen atelierruimte speelt ook hierin een centrale rol. Peeping Tom onderhoudt langdurige relaties met de artistieke medewerkers en geeft hen professionele ondersteuning. Sinds mei 2011 is de zakelijk leidster voltijds in dienst om zo de groei van het gezelschap beter te kunnen begeleiden. Het gezelschap blijft inzetten op het behalen van eigen inkomsten en werkt voor de spreiding samen met Frans Brood Productions. Om een uitbreiding van coproducenten te vinden en bijkomende financiering te realiseren, heeft het gezelschap Didier Michel aangetrokken. Hij zal zich toeleggen op het zoeken van bijkomende financiering en zal de fondsen werven voor de financiering van de film. 3.2
Samenwerking en netwerking
Peeping Tom kan rekenen op een aantal trouwe coproducenten: KVS bevestigde zijn engagement voor de volgende jaren als vast coproducent. Per productie wordt een samenwerkingsplan opgesteld. Ze bieden logistieke, productionele en artistieke ondersteuning en tonen de grote voorstellingen. Naast deze vaste partner, wordt geput
Pagina 66 van 98
uit een aantal theaters die regelmatig coproduceren: Théâtre de la Ville (Parijs), Mousonturm (Frankfurt), Gessnerallee (Zürich), …. Peeping Tom deelt de kantoren met Ultima Vez, SOIT en Khadouj Films. Door het delen van infrastructuur worden de overheadkosten gedrukt en wordt op een informele manier kennis gedeeld over productionele en logistieke kwesties. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Van het totaal aan uitgaven in 2013 besteed Peeping Tom 886.541 euro of 72,98% aan lonen en vergoedingen. Van dit totaal aan lonen en vergoedingen gaat 607.653 euro of 69% naar de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers. Dit is een realistische besteding voor een internationaal gezelschap. Peeping Tom draaide tot nog toe op een erg klein omkaderend/administratief team (2VTe). De volgende beleidsperiode willen ze het omkaderend personeelsbestand uitbreiden met een dramaturg die ook een deel van de communicatie op zich neemt en met een productiemedewerker (in totaal +1VTe). Zoals boven reeds vermeld wil het gezelschap een eigen atelierruimte huren. Deze twee evoluties in de werking zorgen voor een stijging van de overhead. Peeping Tom blijft de kantoorruimtes delen met andere organisaties. Het agentschap begrijpt de wens om over een eigen atelierruimte te beschikken, maar acht dit enkel opportuun indien de artistieke onderzoeksplannen die ermee verbonden worden door de beoordelingscommissie als een meerwaarde ingeschat worden. 3.4
Publieksgerichtheid
Peeping Tom bereikt een breed publiek en het werk lijkt als hefboom te werken om toeschouwers te introduceren tot hedendaagse dans. De organisatie gaat steeds in op de vraag van huizen om voor-of nagesprekken met het publiek te hebben. De volgende beleidsperiode wil Peeping Tom de nieuwe artistieke medewerker hierin een proactieve rol laten spelen. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 betekent een verhoging van 160.000 euro ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010 of een stijging met 65%. Deze stijging wordt grotendeels verantwoord door de extra artistieke plannen. Voor deze activiteiten vraagt het gezelschap een extra 3/5de productiemedewerker. De totaalkost voor dit extra artistieke luik bedraagt 107.000 euro. Het gezelschap wenst ook een artistiek medewerker in dienst te nemen (2/5). Deels om de onderzoekswerking te ondersteunen, deels om een deel van de communicatie op zich te nemen. Deze functie wordt op 25.000 euro begroot. De huur van een atelierruimte wordt jaarlijks begroot op 15.000 euro. Het gezelschap verwacht voor 2013 een omzet van ruim 1.100.000 euro en gaat uit van 63% eigen inkomsten (een daling van 10% ten aanzien van 2010). 2014 wordt een tourneejaar, dus dan zullen het aantal voorstellingen en dus de inkomsten hoger liggen (69%). De organisatie voorziet over de 4 jaren heen een begroting in evenwicht. De extra kosten verbonden aan het nieuwe artistieke luik zijn eerder aan de lage kant ingeschat. Desondanks acht het agentschap ze enkel opportuun indien de nieuwe artistieke onderzoeksplannen die ermee verbonden worden als een meerwaarde ingeschat worden.
Pagina 67 van 98
3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het financiële beleidsplan werd voldoende uitgewerkt. De begrotingen tot en met 2016 worden reeds in het dossier meegegeven. De begroting werd voldoende toegelicht en lijkt een realistische vertaling van het artistieke beleidsplan. De meervraag van 65% wordt voldoende toegelicht zowel in het artistieke als in het zakelijke plan. De extra kosten verbonden aan het nieuwe artistieke luik acht het agentschap enkel opportuun indien de nieuwe artistieke onderzoeksplannen die ermee verbonden worden als een meerwaarde worden ingeschat. 3.8
Haalbaarheid
De geschetste plannen zijn realistisch en op basis van de voorbije werking lijken ze haalbaar te zijn. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van Peeping Tom als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek wil twee punten verhelderen: de bijkomende productiemedewerker en de vraag naar een eigen atelierruimte. Het gezelschap verduidelijkt de jobinvulling van de extra productiemedewerker. Hij zou ook ingezet worden om de productieverantwoordelijke bij te staan met de internationale tournees. Het agentschap begrijpt deze vraag en vindt ze redelijk. Het agentschap wil er wel op wijzen dat het dossier letterlijk vermeldt dat de uitbreiding van de projecten die het artistiek onderzoek van Peeping Tom aan de buitenwereld tonen een bijkomende productiemedewerker die 3/5 in dienst komt vereist (p.20). Indien deze medewerker enkel ingezet zal worden ter ondersteuning van de tournees, betekent dit een vermindering van het takenpakket en dus van de workload en de verloning. Het agentschap heeft de toelichting over de eigen atelierruimte met veel interesse gelezen. Het agentschap blijft bij zijn standpunt en acht ondersteuning van een extra ruimte enkel opportuun indien de artistieke onderzoeksplannen die ermee verbonden worden als een meerwaarde worden ingeschat door de BC Dans. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 68 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-006
Organisatie:
A Two Dogs Company
Gevraagd bedrag:
444.103 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
A Two Dogs Company (voorheen Stillab) is de organisatie rond het werk van Kris Verdonk. A Two Dogs Company (verder ATDC) omschrijft zichzelf als een netwerkstructuur eerder dan als een klassieke gezelschapsstructuur voor dansers, acteurs, technici, wetenschappers en resideert in Kaaitheater voor de komende vier jaar. ATDC ontwikkelt haar werk in zowel een theatrale en museale omgeving als in publieke ruimten in de stad met als uitgangspunt de interactie tussen de kunsten, technologie en wetenschap. De meeste recente producties worden binnen deze thema’s gekaderd: oa Actor #1, K, a society, TALK, EXHIBITION #1 + EXOTE, EXIT. De thematische kern voor de komende periode is de problematische situatie van het lichaam in de technologische wereld. In 2013 staat ‘Ballard’ en ‘Charms’ op de planning. ‘Ballard’ wordt een video-installatie die twee vormen aanneemt: een reeks kijkdozen en een kortfilm. De personages zijn er geen slachtoffers maar verantwoordelijken voor hun omgeving. Het project is een samenwerkingsverband met Hogeschool West-Vlaanderen in het kader van een INTERREG project. In CHARMS werkt hij samen met Jean Paul van Bendegem en met computergestuurde muziekinstrumenten die door de gebroeders Decap ontwikkeld zullen worden. Het thema is privacy en individuele vrijheid in een gedigitaliseerde wereld. Dé uitdaging die het dossier voor deze structurele periode voorstelt is het creëren van een danstaal binnen de specifieke context en thematiek waarop het gezelschap zich concentreert. Deze ambitie klinkt weinig overtuigend, omdat ze niet onderbouwd werd in het dossier. Verdonck werkt vanuit een netwerkstructuur en daarbinnen laat hij het choreografisch onderzoek over aan partners. Deze werkwijze mag echter geen legitimatie betekenen voor het feit dat binnen het bestek van dit dossier geen enkele inkijk gegeven wordt in de choreografische parameters die onderzocht zullen worden. Verdonck geeft zelfs het dansluik uit handen in de voorstellingen waar dans aan de orde is ( zowel in O.K But to Where als in de voorstelling van 2015). Verdonck’s bijdrage tot het dansveld is duidelijk: via het interdisciplinaire weet Verdonck uiterst relevante maatschappelijke thema’s op de scène te brengen. Het voorbije artistieke werk wordt positief beoordeeld. De BC dans staat achter het interdisciplinaire werk van de maker en diens focus op het lichaam. Voorstellingen en projecten worden geboren uit een voortdurende dialoog tussen kunstenaars, wetenschappers en de bedrijfswereld. Het interdisciplinaire onderzoek vormt de kern van de werkzaamheden van ATDC. Om dit onderzoek verder te verdiepen en te coördineren, vraagt de organisatie een extra voltijds onderzoeker. De organisatie zet tevens in op repertoire. ATDC zet in op een spreidingsplan ism grotere kunstencentra in alle provincies om te verhelpen aan zijn eerder beperkte lokale verankering. Gedurende 4 jaar engageren deze partners zich om jaarlijks tenminste 1 werk te presenteren. ATDC wordt vanaf 2012 “artist in residence” in het Kaaitheater. Daarnaast is er een groeiend netwerk van Europese coproducenten en speelplekken. De BC dans is overtuigd van de positie van een maker als Kris Verdonck in het danslandschap. De voorbije 3 jaar heeft de organisatie een stevige en open structuur uitgebouwd en bewees het gezelschap op een professionele en structurele manier te werken. Het ontwikkelde oeuvre is zeer consistent en getuigt van een doordachte
Pagina 69 van 98
langetermijnvisie. De meervraag acht de BC dans echter overdreven. De noodzaak van een voltijds onderzoeker wordt niet ingezien. Bovendien vindt de BC dans het niet wenselijk dat elk gezelschap een eigen infrastructuur gaat uitbouwen. De BC dans wil de investering vanuit het kunstendecreet op het artistieke niveau houden. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap gaat in op drie punten uit het preadvies: de ontwikkeling van een danstaal, de extra medewerker voor onderzoek en de investering in infrastructuur. De toelichting bij het ontwikkelen van een danstaal bevat geen nieuwe elementen. De BC dans gelooft in het artistieke verhaal van het gezelschap en stelt dan ook een stijging van de middelen voor die een duurzame groei garandeert waarmee het gezelschap zijn kernfuncties verder kan uitbouwen. Ten slotte meldt het gezelschap dat het bijkomende financiering heeft gevonden voor de investering in infrastructuur. De BC dans is blij te lezen dat de organisatie hierdoor de druk op de structurele subsidie kan verlichten. De BC dans begrijpt de vraag naar een atelierruimte, maar acht dit in tijden van financiële krapte niet prioritair. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 70 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-006
Organisatie:
A Two Dogs Company/ Kris Verdonck
Gevraagd bedrag:
444.103 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Vzw A Two Dogs Company (voordien Stilllab vzw) is de organisatie rond performance- en beeldend kunstenaar Kris Verdonck. Zij beschouwt zichzelf niet als een gezelschap maar als een netwerkstructuur. De organisatie diende voor de periode 2008-2009 een aanvraag in voor structurele subsidiëring. Het positief zakelijke en artistieke advies werd toen niet gevolgd door de minister. Wel kreeg Stillab projectsubsidies in 2007 (40.000 €) en in 2008 (65.000 €). Bovendien kreeg Kris Verdonck zowel in 2008 als in 2009 een grote ontwikkelingsbeurs (telkens 20.000 €). De organisatie wordt sinds 2010 structureel gesubsidieerd en kreeg in 2011 een werkingssubsidie toegekend van 240.632,15 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
A Two Dogs Company (ATDC) is de structuur achter het multidisciplinaire werk van Kris Verdonck. Zijn werk wordt zowel binnen een theatrale als een museale context getoond. ATDC bouwde een breed (onderzoeks)netwerk uit dat zich in drie richtingen ontwikkelt: wetenschappen, objecten/media high tech en artistiek. Bij het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden werden geen bijzondere opmerkingen geformuleerd. ATDC voert een professioneel en gezond financieel beleid en beschikt over voldoende financiële reserves. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
ATDC vraagt een werkingssubsidie aan voor vier jaar. In 2013 vraagt het gezelschap een bedrag aan van 431.000 euro dat stijgt tot 457.380 euro in 2016. De organisatie plant een langlopend project met een film- en installatieluik(2011-2014), 3 grote creaties en een aantal kleinere experimentele solo’s. Naast dit creatieluik zet de organisatie in op onderzoek (in 2014 met een focus op de driehoek kunst/ wetenschap/ economie) en blijven ze toeren met repertoire. De organisatie wil inzetten op het verhogen van de zichtbaarheid. ATDC werkte een spreidingsplan voor Vlaanderen uit en wil voor de spreiding in het buitenland samenwerken met een verkoopsagent. Om het onderzoeksluik verder uit bouwen wil de organisatie 1 VTe in dienst nemen. Op administratief vlak bouwde ATDC een efficiënt systeem van budgetopvolging op dat gedetailleerd omschreven wordt in het dossier en getuigt van een performant zakelijk beleid. De volgende periode zal dit systeem verder verfijnd worden. 3.2
Samenwerking en netwerking
Voor de productionele werking kan ATDC rekenen op een aantal trouwe coproductiepartners die de creaties financieel mee mogelijk maken. De organisatie is artist in residence in het Kaaitheater. Naast een financiële coproductiebijdrage, engageert deze partner zich om tweejaarlijks een grote productie productioneel, technisch en dramaturgisch te ondersteunen. Om de zichtbaarheid in het binnenland te
Pagina 71 van 98
vergroten, werkte ATDC een spreidingsplan uit met een aantal Vlaamse partners (Vooruit, Buda, C-mine, De Warande, STUK en kunstenfestivaldesarts). ATDC sloot een overeenkomst af die stelt dat de partners zich engageren om ieder jaar minstens één voorstelling bij hen te zullen presenteren. De organisatie deelt de atelierruimte met 4 andere organisaties/kunstenaars die allen een huurprijs hiervoor betalen. Internationaal kan ATDC rekenen op de steun van een aantal trouwe partners. ATDC bouwde een eigen internationaal netwerk op dat ondertussen uit vaste partners uit drie landen bestaat. Voor het onderzoeksluik werkt ATDC eveneens samen met partners uit de privésector en het onderwijs. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Van het totaal aan uitgaven van 431.000 euro gaat er 508.350,95 euro naar lonen en vergoedingen. Van dit totaal aan lonen en vergoedingen gaat 410.225,52 euro naar de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers (80%). De organisatie wil in de eigen gehuurde atelierruimte (500m2) een repetitieplateau (10x12m) maken, om zo flexibeler te kunnen werken. Ze bieden deze faciliteiten ook aan aan collega’s en partners in Brussel. ATDC gaat hiervoor een investeringskrediet aan van 90.000 euro dat op 5 jaar afgeschreven wordt. Deze investering betekent een jaarlijkse kapitaalaflossing van 18.000 euro en gemiddeld 1860 euro aan intresten per jaar. Deze investering zou starten in 2012 en eindigen op het einde van de beleidsperiode in 2016. Deze investering wordt gedetailleerd omschreven in het dossier. De organisatie maakt zoveel mogelijk gebruik van recupereerbare materialen en uit elementen die demonteerbaar zijn, zodat de investering meegenomen kan worden naar een eventuele andere ruimte. De bureauruimte van ATDC is in het Kaaitheater. De organisatie betaalt hiervoor enkel de huur-en energielasten. Gezien de aard van het werk van Verdonck begrijpt Door deze investering stijgt de overhead echter aanzienlijk. Het agentschap is van mening dat deze investering enkel verantwoord is indien de BC dans er de artistieke noodzaak van inziet. De organisatie voorziet geen wijzigingen in de personeelsbezetting voor de ondersteunende taken. Wel wil men de technisch-artistieke ploeg aanvullen met 1 VTE en wil men een voltijds coördinator voor het inhoudelijk en technisch onderzoek. 3.4
Publieksgerichtheid
Het multidisciplinaire werk van Verdonck trekt zowel een podiumkunsten als een beeldende kunst publiek. ATDC heeft een erg duidelijke drietalige website en Verdonck geeft geregeld lezingen, workshops of voor-en nabeschouwingen. Zoals reeds vermeld onder 3.2 wil de organisatie verder inzetten op spreiding en de uitbreiding van het ondersteunende netwerk. Het dossier bevat geen informatie over de aanpak om het publiek te verbreden. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 betekent een verhoging van 181.000 euro ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010 (dat ver onder het geadviseerde bedrag lag) of een verhoging van 72%. Deze stijging hangt voornamelijk samen met de uitbreiding van de personeelsploeg in vaste loondienst met 2 VTE en met het operationeel maken van een repetitieruimte en atelier. Deze twee extra VTE worden ingezet op onderzoek en op technisch–artistieke
Pagina 72 van 98
ondersteuning. Het agentschap heeft vragen bij de noodzaak van twee voltijdse VTE en acht één VTE voor onderzoek enkel opportuun indien de commissie hiervan de artistieke noodzaak van inziet. De organisatie verwacht voor de komende periode een omzet van 775.800 euro en gaat uit van 43% eigen inkomsten ten aanzien van de totale opbrengsten (in 2010 was dit 47%). Voor 2013 gaat de organisatie uit van 51 publieksvoorstellingen (in 2010 waren dit er 21; in 2011 een 40tal). . 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het financiële beleidsplan is goed uitgewerkt. De analytische uitsplitsing van de boekhouding geeft een erg duidelijke vertaling van de artistieke plannen. De begroting is voldoende toegelicht en oogt realistisch. 3.8
Haalbaarheid
ATDC blijft in dezelfde lijn verderwerken en wil inzetten op verdieping en op productionele flexibiliteit. Op basis van de voorbije werking lijken de geschetste plannen realistisch te zijn. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van ATDC als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap deelt mee dat door een onvoorziene investeringssubsidie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de voorziene investering in infrastructuur, de druk op de overhead van de vzw verminderd. De totale vraag voor subsidiëring zou zo neerkomen op 419.967 euro in plaats van 431.000 euro. Deze mededeling heeft geen invloed op het advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 73 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-007
Organisatie:
Rosas vzw
Gevraagd bedrag:
1.819 174,75 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Rosas is het dansensemble en de productie- en spreidingsstructuur rond choreografe/ danseres Anne Teresa de Keersmaeker. Zowel in de Belgische als de Europese hedendaagse danscontext is Rosas een referentie. Rosas en Anne Teresa De Keersmaeker verrichtten pionierswerk in Europa met eigentijdse choreografieën. Vanaf het ontstaan van het gezelschap begin de jaren 80 staat de relatie tussen dans en muziek centraal. Daarnaast wordt in verschillende producties de relatie tussen dans en tekst onderzocht. De laatste jaren speelt ook beeldende kunst een belangrijke rol. Rosas brak binnen in eerder traditionele kunstbastions en heeft een belangrijke rol gespeeld in de uitstraling van de hedendaagse dans in de Brusselse, Vlaamse en internationale context. Rosas is één van de weinige volwaardige repertoire-gezelschappen in het Vlaamse danslandschap door het tijdloze karakter van haar oeuvre, dat ook vandaag nog scherpe keuzes maakt in haar creaties. Met de Samuel H. Scripps/American Dance Festival Award for Lifetime Achievement kreeg Anne Teresa De Keersmaeker in 2011 één van de belangrijkste carrièreprijzen die in Europa enkel nog te beurt viel aan Pina Bausch. Aan de Van Volxemlaan in Vorst creëerde Rosas een open huis voor diverse organisaties en initiatieven zoals de internationaal gerenommeerde opleiding P.A.R.T.S., de muziekorganisatie Ictus, workspacebrussels, … en is zo een ontmoetingsplek voor jong en gevestigd artistiek talent. Rosas schreef een bijzonder helder en coherent dossier. De artistieke plannen zijn goed uitgewerkt en getuigen artistiek van een langetermijnvisie. Anne Teresa De Keersmaker wil op een consequente manier verderbouwen aan haar oeuvre en haar gezelschap. Ze blijft haar zoektocht naar de beweging en muzikaliteit verder verdiepen, en stelt haar eigen vocabularium in vraag door bijvoorbeeld samen te werken met met conceptuele makers als Boris Charmatz. Voor de volgende beleidsperiode worden 4 grote creaties gepland. Het persoonlijk maatschappelijk engagement van Anne Teresa De Keersmaeker vertaalt zich in de doorgedreven aandacht voor ecologie, duurzaamheid en een lange termijnperspectief in alle aspecten van de bedrijfsvoering. Met de dansers, muzikanten en partners wordt een traject uitgezet dat verder reikt dan de volgende productie. Rosas blijft zelf instaan voor de verkoop en spreiding en wil op die manier bewust en actief plannen welk traject wordt afgelegd met een publiek in een bepaalde stad, regio of land. Rosas besteedt zorgvuldig aandacht aan de omkadering van haar werk via publicaties, dansfilms, masterclasses, inleidingen, nabesprekingen. Daarnaast hecht Rosas ook belang aan educatie en participatie. Rond Rosas heeft zich een omvangrijke internationale dansgemeenschap gevormd met Brussel als uitvalsbasis. Naast de autonome werking van P.A.R.T.S. initieerde Rosas een aantal nieuwe initiatieven: met RondOmDans worden jongeren uit Vlaamse steden warm gemaakt voor hedendaagse dans, met Dancingkids vinden elke zaterdag 335 kinderen van zestien verschillende nationaliteiten de weg naar de dansstudio’s van Rosas, met het nieuwe initiatief Brussels Dance Summer, een samenwerking tussen Rosas, WorkspaceBrussels en Danscentrum Jette, krijgen naast professionelen ook jongeren en amateurs de kans om danservaring op te doen.
Pagina 74 van 98
Rosas bouwde de afgelopen jaren aan een groot en trouw danspubliek. In de komende beleidsperiode wil Rosas dat danspubliek nog verder uitbouwen door middel van een aantal bijzondere projecten voor een breed publiek. In 2014 wil Rosas bijvoorbeeld samen met De Munt een herneming van Rain live presenteren in een grote zaal zoals Vorst Nationaal of het Koninklijk Circus. Rosas wil haar publiekspotentieel ook uitbreiden door langere reeksen op één plek te spelen en onderzoekt hoe technisch vereenvoudigde voorstellingen in armere landen te presenteren. De BC Dans staat positief tegenover deze pistes en benadrukt het belang van de lokale verankering. De BC Dans bevestigt de kwaliteit van het artistieke parcours en de unieke schaal van Rosas in het Vlaamse danslandschap. De Keersmaeker heeft een heel duidelijke stempel gedrukt op het danslandschap. Ondanks het feit dat ze een gevestigde waarde vormt, blijft ze risico’s nemen. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BC dans begrijpt de bezorgdheid die Rosas uit in de repliek en adviseert een lichte stijging ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 75 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2026-WS-DA-OR-007
Organisatie:
Rosas vzw
Gevraagd bedrag:
1.819 174,75 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De werking van Rosas gaat terug tot 1983. Tot 1991 opereerde Rosas onder de vleugels van Kaaitheater. Van 1992 tot 2007 was Rosas het huisgezelschap van de Munt. In 2009 werd de Vlaamse Gemeenschap eigenaar van de Rosasinfrastructuur aan de Van Volxemlaan in Vorst. In 2011 kreeg het gezelschap een werkingssubsidie toegekend van 1.525.843,67 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Rosas is een efficiënte, flexibele organisatie die de artistieke projecten van Anne Teresa de Keersmaecker uitbouwt. Op zakelijk gebied heeft Rosas het wegvallen van de Munt als structurele partner op het einde van de vorige beleidsperiode goed kunnen opvangen: de Vlaamse Regering werd eigenaar van de gebouwen van Rosas, daardoor daalden de huisvestingkosten. De eigen inkomsten stegen en Rosas bespaarde op overhead: de technische en administratieve ploegen werden kleiner. Rosas werkt met de dansploeg op freelance basis. Bij het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden werden geen bijzondere opmerkingen geformuleerd. Rosas voert een gezond financieel beleid, weet hoge eigen inkomsten te behalen en beschikt over voldoende financiële reserves. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Rosas vraagt een werkingssubsidie aan voor vier jaar. In 2013 vraagt het gezelschap een bedrag aan van 1.765.500 euro dat stijgt tot 1.873.563 euro in 2016. Het gezelschap plant vier grote creaties in de komende beleidsperiode. Anne Teresa De Keersmaecker zal zelf op scène staan in een aantal kleinere projecten. Het presenteren van repertoire blijft een prioriteit: het gezelschap plant om in 2012-2013 5 voorstellingen te hernemen. Rosas blijft deze verschillende pijlers in de werking ritmeren: ze wisselen grotere en kleinere projecten en repertoire af zodat er een evenwichtige verdeling tussen creëren en touren bestaat. Rosas wil deze producties een context geven en knowhow delen binnen de kunsteducatieve werking en binnen het publicatieluik. Duurzaamheid staat centraal in de zakelijke visie van het gezelschap: aandacht voor ecologie, langetermijn trajecten met dansers en muzikanten, het bestendigen van netwerken door het in eigen handen houden van de spreiding. Rosas werkte de afgelopen jaren aan het uitbreiden van het publiekspotentieel door het spelen van langere reeksen op één plek en zet in op het verwerven van eigen inkomsten door internationale tournees. Op administratief vlak verfijnde Rosas de analytische budgetopmaak en de boekhouding, om zo op een efficiënte manier de complexere werking van het gezelschap nauwgezet bij te houden.
Pagina 76 van 98
3.2
Samenwerking en netwerking
Voor de productionele werking kan Rosas rekenen op een aantal trouwe coproductiepartners die de creaties financieel mee mogelijk maken. In Brussel zijn de Munt en Kaaitheater vaste partners, in Vlaanderen deSingel en Concertgebouw Brugge. Internationaal kan Rosas blijven rekenen op de steun van Théâtre de la Ville en Sadler’s Wells. Al deze partners bevestigden hun engagement voor de volgende beleidsperiode. Naast deze structurele partners, zoekt Rosas per productie naar extra coproducenten om het budget rond te krijgen. In 2013 zijn dat festival d’Avignon, Kunstenfestivaldearts en Les Théâtres de la Ville de Luxembourg. In 2009 kocht de Vlaamse Gemeenschap de Rosassite. Rosas werd als beheerder aangesteld. Het gezelschap deelt de gebouwen met P.A.R.T.S, Ictus en WorkSpaceBrussels. Met deze organisaties wordt ook inhoudelijk samengewerkt. Rosas stelt haar dansstudio’s ook voor kortere periodes ter beschikking van artiesten en gezelschappen. Rosas werkt eveneens samen met partners uit de privésector en het onderwijs. Voor de publicatiereeks A choreographer’s score met de VUB. Het Mercatorfonds verzorgt de uitgave van de boeken en staat in voor de internationale spreiding ervan. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Binnen het totale artistieke budget, kiest Rosas ervoor om haar middelen maximaal in te zetten voor medewerkers en artiesten. Decor en techniek komt op de tweede plaats. Van het totaal aan uitgaven van 4.480.512,78 euro gaat er 2.898.634,27 euro naar lonen en vergoedingen (65%). Van dit totaal aan lonen en vergoedingen gaat 2.106.035,23 euro naar de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers (72%). Anne Teresa de Keersmaecker kiest nog steeds voor een gezelschap en voor duurzame relaties met haar dansers. In de vorige beleidsperiode evolueerde het gezelschap echter van een vast en exclusief gezelschap naar een community van dansers die gedurende langere tijd op los-vaste basis aan het gezelschap verbonden blijven. Ook voor de periode 2013-2016 zal Rosas geen dansers meer vast in dienst hebben met een contract van onbepaalde duur. Uit de personeelsplanning voor 2013 blijkt dat de dansers effectief steeds voor meerder producties in dienst zijn en dat het meestal om langere contracten gaat. Het agentschap waardeert de inspanningen van Rosas om tegelijkertijd werkzekerheid te bieden en om de hedendaagse tendens naar verfreelancing binnen een gezelschap te integreren. 3.4
Publieksgerichtheid
Rosas kan reeds rekenen op een groot en trouw danspubliek. De volgende beleidsperiode wil Rosas inzetten op het grote publiek door speciale projecten op te zetten. In 2014 wil men in samenwerking met de Munt een revival van Rain Live presenteren in een grote zaal zoals Vorst Nationaal of het Koninklijk Circus. Rain Live zal gespeeld worden met grote schermen met live-videobeelden. Verder blijft Rosas het publiekspotentieel uitbreiden door langere reeksen te spelen op één plek en worden de uitkoopsommen in Vlaanderen lager gehouden dan in het buitenland. Het agentschap waardeert de inspanningen die Rosas blijft leveren om in te zetten op de lokale zichtbaarheid. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake.
Pagina 77 van 98
3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 betekent een verhoging van 160.500 euro ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010 of een verhoging van 10%. Deze stijging houdt rekening met een jaarlijkse toename van de loonkost met minimaal 3% door anciënniteitsstijging en indexering. Rosas wenst met dezelfde personeelsbezetting verder te werken als in de vorige beleidsronde. Ten aanzien van 2010 zouden de lonen en vergoedingen dus met 10,7 % stijgen wat neerkomt op 2.476965,92 euro. Voor 2013 voorziet Rosas een bedrag van 2.898634.27 euro. Deze ‘extra’ stijging wordt niet verder verantwoord in het dossier. Het tweede argument voor deze stijging hangt samen met het bereiken van het plafond van de eigen inkomsten. Rosas geeft aan dat het niet realistisch is dat het groeiritme van de voorbije jaren continueert. Heel wat partners in het buitenland en in Vlaanderen zullen in de komende periode te maken hebben met krimpende budgetten. Rosas merkt dat de bovengrens aan de groei in zicht is, de uitkoopsommen kunnen het inflatieritme niet blijven volgen. Hierdoor moet Rosas noodgedwongen inleveren op hun marge. Rosas vraagt een extra investering van de Vlaamse Gemeenschap om zo hun internationale werking te bestendigen. Het gezelschap verwacht voor de komende periode een omzet van ruim 4.4 miljoen euro en gaat uit van 60% eigen inkomsten ten aanzien van de totale opbrengsten (in 2010 was dit 66%, een stijging tav 2009 toen dit ongeveer 61% was). Het is opnieuw de bedoeling om de volgende beleidsperiode af te sluiten met een begroting in evenwicht. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het financiële beleidsplan is goed uitgewerkt. De analytische uitsplitsing van de boekhouding geeft een erg duidelijke vertaling van de artistieke plannen. De begroting is voldoende toegelicht en in grote mate gebaseerd op gegevens van voorbije jaren. Zoals onder 3.6 beschreven staat gaat Rosas uit van een daling van de eigen inkomsten. 3.8
Haalbaarheid
Rosas blijft in dezelfde lijn verderwerken. Op basis van de voorbije werking lijken de geschetste plannen zeer realistisch te zijn. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van Rosas als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
5
Gemotiveerde behandeling repliek
Rosas apprecieert het advies van het agentschap en geeft in haar repliek een verdere toelichting bij het gevraagde subsidiebedrag en de organisatie stelt dat de er grenzen zijn aan de groei van de eigen inkomsten.
Pagina 78 van 98
Het agentschap wil de materiële fout van het bedrag aan loonkosten en honoraria in 2010 rechtzetten. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 79 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-008
Organisatie:
Ultima Vez vzw
Gevraagd bedrag:
1.236.482,50 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Ultima Vez is het gezelschap en de productiestructuur van choreograaf en filmmaker Wim Vandekeybus. De thuisbasis is Brussel. Het gezelschap bestaat 25 jaar en werd voor het eerst structureel gesubsidieerd in 1993. Vandekeybus is aanwezig op de Vlaamse en Brusselse dansscène en ook op de internationale podia is Vandekeybus een graag geziene gast. Vandekeybus ontwikkelde een eigen idioom waarin het lichaam als snijpunt van conflict en interactie centraal staat. Deze eigen plek is een belangrijke stap in de ontwikkeling van het gezelschap. In 2012 zal het gezelschap intrekken in hun nieuwe pand in Molenbeek. De bouwwerken startten in 2010 met een subsidie van het Vlaams Brusselfonds (250.000 euro) en van de Vlaamse Openbare Instelling Fonds Culturele Infrastructuur (VOI FoCI) voor de verbouwingswerken (300.000 euro). De afgelopen periode ging Vandekeybus heel verschillende samenwerkingsverbanden aan met muzikanten, schrijvers,… Vandekeybus is een sterk beeldenmaker. Scenografie en vooral film blijven cruciaal in zijn werk naast beeldende kunst, tekst, literatuur en mythologie. Als choreograaf blijft hij veel belang hechten aan live uitgevoerde muziek. Voor de komende periode staan creatieopdrachten voor onder andere het Ictus-ensemble en Mauro Pawloswki op de planning. Ook de afgelopen subsidieperiode periode ging Vandekeybus heel verschillende samenwerkingsverbanden aan. De BC dans apprecieert deze open houding. Desondanks konden niet alle voorstellingen de bc dans over de gehele artistieke lijn overtuigen. Algemeen staan voor Ultima Vez vitaliteit en open ontmoeting centraal, zowel in het artistieke proces/product als in het bredere dans- en maatschappelijke veld. Ondanks een indrukwekkende planning, betreurt de BC dans dat het artistiek - inhoudelijke luik eerder summier uitgewerkt werd. De BC dans had graag meer gelezen over de verdere inhoudelijke ontplooiing van het werk van Vandekeybus als choreograaf. Uit het dossier spreekt zorgzaamheid en gerichte aandacht voor de diverse aspecten van de komende werking van het gezelschap. Het gezelschap blijft ook zijn verantwoordelijkheid in de bredere Vlaamse en Brusselse danssector opnemen en deelt zijn opgebouwde know-how met collega’s. Ultima Vez bouwde verschillende deelwerkingen uit die allen stevig vernetwerkt zijn: *Een focus op jonge makers: het Europees samenwerkingsprogramma Jardin d’Europe in samenwerking met WorkspaceBrussels en VTi. Daarnaast start in 2012 een samenwerkingscontract met WorkspaceBrussels waarin de nieuwe studio’s in Molenbeek ter beschikking gesteld worden voor jonge residenten. * Een nationale verankering door de vaste residentie in KVS * Een internationale werking met onder andere tournees in de VS en Canada en een samenwerking met Cedar Lake Company in New York. * Een jongerenwerking in samenwerking met BRONKS * Logistieke samenwerkingen door het delen van kantoorruimte met SOIT, Peeping Tom en Khadouij films Verder gaat het gezelschap uiterst zorgzaam om met zijn komende inbedding in SintJans Molenbeek. Ultima Vez heeft de intentie om er met een sociaal-artistieke werking zijn activiteiten in de buurt te verankeren
Pagina 80 van 98
Het gezelschap voert een gericht ecobeleid en blijft kiezen voor een vaste ploeg van dansers die ze de komende periode zelfs willen uitbreiden. Op het vlak van publiekswerking besteedt Ultima Vez bijzonder veel zorg aan bredere danseducatie, zowel voor jongeren, voor leerkrachten als voor amateurdansers. Deze werking maakt deel uit van een langetermijnvisie van het gezelschap. Interessant is de lopende samenwerking met Dafne Maes (HID en VUB), wetenschappelijk onderzoekster in danseducatie voor onderwijs en cultuursector, die een een ruim pakket aan activiteiten uitwerkte om het publiek en bijzonder het jonge publiek dichter bij de voorstellingen te betrekken. Daarnaast organiseert het gezelschap workshops voor specifieke doelgroepen als Marokkaanse vrouwengroepen of ouderen. De BC Dans apprecieert deze aandacht voor diversiteit. De BC dans apprecieert de zeer professioneel uitgebouwde omkadering van Ultima Vez en is van mening dat dit gezelschap een belangrijke rol speelt in de toeleiding tot dans van jongeren. De weinig uitgewerkte artistieke plannen voor de komende periode gecombineerd met de wisselende evaluatie van het afgelopen artistieke parcours zijn aanleiding voor bezorgdheid voor de BC dans. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek bevat geen nieuwe elementen. De repliek geeft geen verdere toelichting bij de artistieke plannen voor de komende periode, dit gecombineerd met een groeipad dat binnen het huidige financiële klimaat niet realiseerbaar is, zorgt ervoor dat de BC dans slechts een lichte stijging van de middelen ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010 kan voorstellen. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 81 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-008
Organisatie:
Ultima Vez
Gevraagd bedrag:
1.236 482,50 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Vzw Ultima Vez is het gezelschap en de productiestructuur van choreograaf, regisseur en filmmaker Wim Vandekeybus. De thuisbasis is Brussel. Het gezelschap bestaat 25 jaar en kent al een lange subsidiëringsgeschiedenis (voor het eerst structureel gesubsidieerd in 1993). Voor de periode 2006-2010 werd een subsidie toegekend van 850.000 euro. In 2011 kreeg het gezelschap een werkingssubsidie toegekend van 990.296,64 euro. De organisatie startte in 2010 aan de bouwwerken van het nieuwe pand waar ze in 2012 intrekken. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Ultima Vez heeft op het vlak van publieksbereik, spreiding en internationale uitstraling goed gepresteerd. De afrekening van het werkingsjaar 2010 vermeldt geen bijzondere opmerkingen. De danseducatieve werking werd verder uitgebouwd, van 38 activiteiten in 2009 naar 117 activiteiten in 2010. De ondersteuning van jonge makers onder de noemer ulti’mates werd voornamelijk ingezet binnen het Europees netwerk Jardin d’Europe. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
In 2010 vraagt het gezelschap 1.200 000 euro aan. Dit basissubsidiebedrag wordt de daarop volgende jaren telkens verhoogd met 2%. In het nieuwe beleidsplan blijft het werk van Wim Vandekeybus centraal staan in de werking van het gezelschap. In de periode 2013-2016 worden 5 nieuwe creaties voorzien waarvan één solo, 1 creatie in opdracht van het Cedar Lake dansgezelschap in New York, 5 hernemingen en 1 verfilming. Daarnaast zal het gezelschap twee creatie-opdrachten geven aan componisten, minstens één tekstopdracht aan een schrijver en vier styling opdrachten aan kostuumontwerpers. Vandekeybus wil zich verder toeleggen op projecten voor jongeren en kinderen. Ultima Vez wil haar kunsteducatieve werking verder laten groeien en ook inzetten op een sociaal-artistieke werking. De ondersteuning van jonge artiesten wordt verdergezet in het kader van Jardin d’Europe. De organisatie doet pogingen om de vaste kosten zoveel mogelijk te drukken om zo maximaal in te zetten op artistiek personeel. Tijdens de volgende subsidieperiode wil Ultima Vez inzetten op een actief eco-beleid en op administratieve vereenvoudiging. Op het vlak van het financieel beheer wil men diverse verbeteringsinitiatieven op strategisch en operationeel vlak verdiepen (finetuning begroting, nauwere financiële opvolging per creatie en het blijven delen van gezamenlijke kosten met andere organisaties). Op personeelsvlak wil de organisatie haar personeelsploeg laten groeien om zo het simultaan toeren van meerdere producties te realiseren. Ook de nieuwe locatie en de sociaal-artistieke werking zouden deze meervraag verantwoorden. In 2010 werkte de organisatie met 11,94 VTE en 59 medewerkers niet in loondienst, in 2013 wil men met 24,45 VTE en 92 medewerkers werken. Ultima Vez wil blijven inzetten op het verbeteren van de financiële situatie van de individuele kunstenaar. Ze werken aan een toekomstgericht loonbeleid samen met de raad van bestuur en willen het aantal dansers met een contract van onbepaalde duur laten stijgen van 6 naar 11.
Pagina 82 van 98
3.2
Samenwerking en netwerking
KVS blijft de belangrijkste partner in Brussel. Ze geven financiële steun, bieden afmonteertijd, technische ondersteuning en ondersteuning op het vlak van communicatie en promotie. In 2014-2015 zal er opnieuw een artistieke samenwerking zijn met acteurs van KVS. In het buitenland heeft Ultima Vez een relatie met Théâtre de la Ville (Parijs), Mousonturm (Frankfurt), Schauspielhaus Köln en andere toonaangevende partners. Voor de spreiding in Frankrijk wordt samengewerkt met agent Sarah Ford. Baasbank en Baggerman organiseren de verkoop in Nederland. Voor de spreiding in de USA wordt samengewerkt met Rachel Cohen van Cadance Works. Voor de ondersteuning van jonge makers werkt het gezelschap samen in de context van het Europese netwerk Jardin’Europe en sloot het een samenwerkingscontract af met WorkspaceBrussels. Jardin d‘Europe ondersteunt jonge makers met coproducties, een jaarlijkse prijs, opleidingen. Vanaf 2012 gaat Ultima Vez met Workspacebrussels een samenwerking aan die stelt dat WorkspaceBrussels jaarlijks gedurende 12 weken gratis gebruik kan maken van Ultima Vez studioruimte. In het kader van de kunsteducatieve werking participeert de organisatie met 11 andere partners aan het Europese levenslang leren programma Leonardo da Vinci ‘European documentation of Contemporary Dance Education’. Binnen het sociaal-artistieke luik geeft de organisatie aan gesprekken te voeren met een aantal lokale organisaties. De mogelijke samenwerkingen werden niet vernoemd onder 1.4 samenwerking en netwerking met andere organisaties, waardoor de intenties vaag overkomen. Ultima Vez blijft ruimtes delen met Peeping Tom, SOIT en Khadouj Films. Op die manier worden overheadkosten gedrukt. Deze organisaties betalen een huur die berekend werd op het aantal vierkante meter dat elke organisatie zal benutten. Voor de publicaties werkt Vandekeybus samen met deBuren voor het tot stand komen van een fotoboek. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De begroting 2013 wordt goed toegelicht. Qua loonbeleid zet Ultima Vez in op een correcte verloning van het artistiek personeel. Ze werken aan een toekomstgericht loonbeleid samen met de raad van bestuur en willen het aantal dansers met een contract van onbepaalde duur laten stijgen van 6 naar 11. 80% van het totaal aan lonen en vergoedingen gaat naar de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers. Vanaf 2012 verhuist Ultima Vez naar een eigen pand in Molenbeek. Het gebouw is voorzien van twee dansstudio’s. De grote studio zal voornamelijk ingezet worden voor Vandekeybus en de dansers verbonden aan het gezelschap. Het gezelschap wil een optimale bezetting nastreven en stelt deze infrastructuur tijdens de zomermaanden ter beschikking van WorkspaceBrussels. Ultima Vez stelt deze ruimtes tegen een niet nader genoemde huurprijs ter beschikking van andere structureel en projectmatige gesubsidieerde instellingen. Voor dit nieuwe pand gaat Ultima Vez een lening aan van 1.000.000 euro. Dit betekent een maandelijkse aflossing van 6.141,79 euro over 20 jaar (73.701,48 euro/jaar). De totale huurkosten voor bureau, opslagruimtes en repetitiestudio’s kwamen in 2010 neer op 94.198 euro/jaar. Het agentschap waardeert de inspanningen van Ultima Vez om de eigen gebouwen open te stellen aan derden. Het agentschap stelt zich wel vragen bij de stijging van de reis-en verblijfkosten in het binnenland. Voor een vergelijkbaar aantal voorstellingen in 2010 werd bijna de helft minder aan vervoerskosten gerekend.
Pagina 83 van 98
3.4
Publieksgerichtheid
Het gezelschap wil blijven inzetten op het aanspreken van een jong publiek en bepaalde bevolkingsgroepen die mogelijk niet onmiddellijk via de gewone paden met cultuur in contact komen. Het jonge publiek wordt rechtstreeks aangesproken door een aanbod van workshops en danseducatieve projecten. Het gezelschap wil een buurtwerking opzetten met Vandekeybus als bruggenbouwer naar verschillende culturen. Dankzij het filmluik hoopt het gezelschap ook een nieuw filmpubliek aan te spreken. De communicatiestrategie van Ultima Vez zet in op een goede samenwerking met de theaters die optreden als intermediair tussen het gezelschap en het publiek. De volgende beleidsperiode zal het gezelschap een nieuwe huisstijl en communicatietools op maat van jongeren ontwikkelen. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
Het gezelschap vraagt een verhoging van 160.000 euro ten opzichte van het toegekende bedrag voor 2010-2012. Een stijging van 15,3%. Deze stijging hangt voornamelijk samen met personeelskosten: Ultima Vez plant een personeelsuitbreiding en voorziet een indexatie van de lonen en een loonsverhoging ten gevolge van anciënniteit. Deze personeelsuitbreiding zou nodig zijn om het simultaan toeren van producties mogelijk te maken (zie punt 3.7). Het gezelschap vraagt om het basisaanvraagbedrag van 1.200 000 euro jaarlijks te laten stijgen met 2%. Deze stijging houdt ten eerste een indexaanpassing (factor 1.0404)in. Ten tweede wil de organisatie zo de verhouding tussen eigen middelen en subsidies handhaven. Het agentschap volgt dit tweede argument niet: deze redenering is niet gebaseerd op inhoudelijke of organisatorische argumenten en de logica erachter kan evengoed omgekeerd worden (bij een daling van de eigen inkomsten, dalen de subsidies mee). 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De totale uitgaven in 2013 bedragen 2.555 953,02 euro, de eigen inkomsten worden geraamd op 1.340 965 euro (52,46% van de totale opbrengsten tav 38,46 % of 656.727.12 euro in 2010). Deze eigen inkomsten stijgen omdat Ultima Vez meer simultaan producties wil laten toeren. In 2013 plant het gezelschap 117 voorstellingen (72 in 2010). Om deze stijging mogelijk te maken, wil Ultima Vez haar personeelsploeg uitbreiden: De huidige artistieke kern bestaat uit een artistiek leider en een assistent (beiden voltijds) en een deeltijds repetitor. 6 dansers zijn in dienst met een contract van onbepaalde duur en 9 dansers met een contract met verschillende tijdsduur. Voor de periode 2013-2016 wil men de vaste ploeg dansers met een contract van onbepaalde duur uitbreiden naar 11. Op technisch artistiek vlak wil men de vaste kern uitbreiden van 2 naar 3 voltijds equivalenten, aangevuld met freelance techniekers. Op zakelijk-administratief vlak wil men de ploeg uitbreiden van 4,8 VTE naar 5, 05 VTE (+ 0.25 VTe productieassistent/toermanager). In totaal stijgt de totaalkost aan lonen en vergoedingen met 51% ten opzichte van de cijfers van 2010 (van 851.440,67 euro naar 1.649 751,01 euro).
Pagina 84 van 98
3.8
Haalbaarheid
Het ingediende dossier is grondig en gedetailleerd uitgewerkt. Het dossier is ambitieus en gaat uit van een stijging van de eigen inkomsten door producties simultaan te laten toeren. De uitbreiding van de personeelsploeg is alleen verantwoord indien een stijging van het aantal voorstellingen realistisch ingeschat werd. De inkomsten worden vooral uit het buitenland gehaald. In tijden van crisis is het niet evident om die cijfers te halen. De noodzakelijkheid van de uitbreiding van de contracten van onbepaalde duur van de dansploeg van 6 naar 11 komt niet voldoende naar voor in het dossier. Het agentschap is evenmin overtuigd van de noodzaak van een assistent voor de productieleider en acht subsidiëring ervan enkel aangewezen indien de beoordelingscommissie dans de noodzaak ervan bevestigd. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van vzw Ultima Vez als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het gezelschap geeft in de repliek aan dat het jaar 2010 als vergelijkingspunt, geen representatief beeld geeft van de werking van het gezelschap. In 2010 creëerde Ultima Vez uitzonderlijk een voorstelling met 1 performer, waardoor de loonkosten dat jaar uitzonderlijk laag waren. Wanneer men vergelijkt met de cijfers van 2009 (21.15 VTE), liggen de loonkosten voor 2013 nog steeds 24% procent hoger. Het agentschap heeft begrip voor de vraag naar de uitbreiding van het aantal VTE om simultaan toeren mogelijk te maken, maar acht deze stijging enkel te verantwoorden, indien de BC dans de artistieke meerwaarde hiervan bevestigd. Het gezelschap licht de kosten aan aflossingen voor het nieuwe gebouw en de huur van ruimtes toe. Hieruit blijkt dat de kosten aan huisvesting niet zullen dalen tav 2010. Het gezelschap geeft een verdere toelichting bij de jaarlijks meervraag van 2%. Deze toelichting bevat echter geen overtuigende argumenten voor deze stijging. Verder gaat het gezelschap nog kort in op de stijging van de eigen inkomsten uit tournees. De toelichting bevat geen doorslaggevende argumenten die de opmerking uit het pre-advies tegenspreken. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 85 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-009
Organisatie:
Kobalt Works
Gevraagd bedrag:
253.443,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Kobalt Works werd in 2000 opgericht als productiestructuur rond choreograaf Arco Renz en een vaste kern van onafhankelijke artiesten (Marc Appart, Su Wen-Chi en Jan Maertens). Sindsdien maakte Renz acht avondvullende producties die in binnen- en buitenland toerden. Daarnaast was Renz vaak actief als gastchoreograaf in de operawereld (voor Wilson, De Keersmaeker en Bondy) en maakte hij ook enkele kleinere, projectmatige voorstellingen vanuit een pedagogische invalshoek. Arco Renz is sinds enkele jaren initiatiefnemer van verschillende projecten die artistiek onderzoek en uitwisseling tussen Europese en Aziatische artiesten promoten (o.a. Monsoon). Tenslotte geeft Renz vaak choreografie- en dansworkshops. Van 2010 tot en met 2012 was Arco Renz in residentie in STUK. Zij namen de zakelijke leiding op zich en boden logistieke ondersteuning (bureau, repetitieruimte). Caravan Production stond in voor promotie en spreiding. Door deze samenwerkingen was er de voorbije beleidsperiode niemand in vaste loondienst. Ondanks de beperkte werkingsmiddelen slaagde Kobalt Works erin om een eigen dynamiek te ontwikkelen en een interessante interculturele werking uit te bouwen. Aangezien het samenwerkingscontract met STUK afloopt eind 2012, kiest Kobalt Works ervoor om vanaf 2013 een zakelijk leider voltijds in dienst te nemen. De organisatie wil zo inzetten op een verdere professionalisering van de zakelijke werking en op een efficiënte communicatie, spreiding en publiekswerking. De volgende beleidsperiode wil Kobalt Works de uitgezette krijtlijnen verder volgen. Het gezelschap tekent een langetermijnvisie uit die in het teken blijft staan van het onderzoek naar transculturele uitwisselingen tussen Azië en Europa. De creaties van Arco Renz zijn een vertaling van zijn zoektocht naar de synergie tussen zijn eigen bewegingsidioom en dat van niet-westerse culturen en contexten. Hiervoor werkt hij samen met plaatselijke organisaties. Deze opgedane ervaringen en kennis worden via stages en workshops gedeeld met de dansgemeenschap in België en veel van de mensen die Arco Renz ontmoet worden betrokken bij zijn werk als coach, kunstenaar of performer. Het werk van Arco Renz wordt gekenmerkt door een intense fysicaliteit en een onderzoek naar de emotionele potentie van abstractie. Deze abstracte dramaturgie wordt verruimd met andere media als licht, geluid en multimediale interfaces. Door de combinatie van een abstracte danstaal met een interdisciplinair parcours vanuit een transculturele invalshoek, werkte Arco Renz een unieke danstaal uit die wegblijft van het exotisme. Hierdoor bekleedt hij een unieke positie in het Vlaamse en internationale danslandschap. De artistieke plannen worden helder en gedetailleerd beschreven. In de periode 2013-2016 zijn er 5 avondvullende voorstellingen gepland. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in een open worksshopprogramma, in het toeren van repertoire en staan er 2 nieuwe edities van Monsoon op het programma. Dit laatste project wordt verder ontwikkeld en het ondersteunende netwerk wordt verder uitgebreid met Australische partners. In 2013 zal Arco Renz samen met Marc Vanrunxt een voorstelling uitwerken. In België heeft Kobalt Works een aantal vaste partners gevonden en bouwde ze een interessant internationaal netwerk uit. Desondanks blijven de zichtbaarheid en de spreiding twee pijnpunten. Het ‘Monsoon’ project is buiten in het STUK in Leuven, niet zichtbaar in Vlaanderen. Kobalt Works wil de komende jaren intensiever inzetten op
Pagina 86 van 98
communicatie, omkadering en publiekswerking, maar de communicatiestrategie zoals die beschreven staat in het dossier overtuigt niet. De BC dans betreurt dat dit dossier niet meer hierop inzet, wat gezien de bescheiden financiële vraag mogelijk was geweest. De BC dans is positief over de voorbije beleidsperiode. Ondanks de schaarse middelen wist Arco Renz een continue werking uit te bouwen. Toch stelt de BC dans zich enkele vragen over de haalbaarheid van de artistieke plannen. De artistieke productiekosten worden erg laag gehouden. De vraag is of met deze beperkte middelen en omkadering dit artistieke plan wel realistisch ingeschat werd. De BC dans vraagt om de volgende beleidsperiode hier absoluut op in te zetten, zodat er meer (artistieke) ademruimte gecreëerd wordt. De BC dans had liever gezien dat er meer middelen aangevraagd werden om de communicatiestrategie terdege uit te werken. De bescheiden aanvraag zou volgens de BC dans dan ook volledig gehonoreerd moeten worden. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BC dans dankt de organisatie voor de toelichting. Deze bevat geen nieuwe elementen, de BC dans blijft bij haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie dans om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 87 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-OR-009
Organisatie:
Kobalt Works vzw
Gevraagd bedrag:
253.443,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Kobalt Works is de productiestructuur rond choreograaf Arco Renz en een wisselende kern van artiesten. Het gezelschap werd opgericht in 2000. In 2004, 2006 en 2008 werd een projectsubsidie toegekend. De aanvraag voor een werkingssubsidie voor de periode 2008-2009 kreeg een positief zakelijk en artistiek advies maar werd door de minister niet gehonoreerd. In 2011 kreeg het gezelschap een werkingssubsidie toegekend van 115.503,43 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Kobalt Works is een kleine organisatie die voor de zakelijke onderbouw samenwerkt met kunstencentrum STUK en het alternatieve managementkantoor Caravan Production. Deze samenwerkingen zorgden voor een professionalisering in de werking. Bij het toezicht op de naleving van de subsidiëringsvoorwaarden werden geen bijzondere opmerkingen geformuleerd. Kobalt Works voert een voorzichtig zakelijk beleid en is een financieel gezonde organisatie. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Vzw Kobalt Works vraagt een werkingssubsidie aan voor vier jaar. In 2013 gaat het om een bedrag van 245.000 euro dat stijgt tot 266.949 euro in 2016. De organisatie plant 5 creaties in de komende beleidsperiode. Hiernaast zet Kobalt Works het toeren van repertoire (gemiddeld drie voorstellingen/jaar), de organisatie van een open workshopprogramma en nieuwe edities van het interculturele en interdisciplinaire uitwisselingsplatform ‘Monsoon’ op de agenda. Het gezelschap plant in 2013 eveneens een samenwerking met Kunst/Werk. Kobalt Works is tot en met 2012 zakelijk en artistiek in residentie in STUK en werkt voor de promotie en organisatie van de tournees samen met Caravan Production. Deze samenwerkingen stoppen in 2013 (het contract met STUK werd afgesloten voor één beleidsperiode). Vanaf 2013 wil Kobalt Works een algemeen coördinator/zakelijk leider in dienst nemen die de rol van STUK en Caravan Production overneemt. Kobalt Works wil zo inzetten op het professionaliseren van de interne zakelijke werking en op het diversifiëren van de inkomstenstructuur. De doelstellingen die vooropgesteld worden zijn het verbeteren van de spreiding, het spelen van langere reeksen en het zoeken van internationale fondsen voor internationale samenwerkingen. Deze algemeen coördinator is de enige werknemer in dienst met een voltijds contract. Het systeem van budgetbeheer dat samen met STUK werd uitgebouwd, wordt verdergezet. 3.2
Samenwerking en netwerking
Voor de productieve werking kan Kobalt Works rekenen op een aantal trouwe coproductiepartners die de creaties financieel mee mogelijk maken. In België zijn dat
Pagina 88 van 98
STUK en Les Brigitinnes. De organisatie beschikt over een netwerk van programmatoren die de projecten steunen en/of programmeren, oa cultuurcentrum Kortrijk, Cultuurcentrum Brugge en kunstencentrum Vooruit. Internationaal kan de organisatie rekenen op de steun van wederkerende Europese partners als het Festival Rencontres Internationales de Seine-Saint-Denis, Pact zollverein in Essen, Tanzhaus NRW in Düsseldorf. In Azië blijven het Singapore Arts Festival en het Goethe Instituut Southeast Asia belangrijke financiële en logistieke coproductiepartners. De organisatie werkt nauw samen met een aantal Aziatische en Australische partners. Zij bieden logistieke en artistieke ondersteuning. Amrita Performing Arts (Phnom Penh) blijft een belangrijke partner. De manager van Amrita treedt op als uitvoerend producent voor de creatie van 2013. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De totale uitgaven worden geraamd op 395.922 euro in 2013. De artistiek leider is 8,5 maanden in dienst. In totaal bestaat de personeelsploeg in dienstverband uit 1,48 VTE aan artistiek personeel en uit 1,08 VTE aan administratief personeel. De overheadskosten zijn hierdoor verhoudingsgewijs hoog (1 voltijds zakelijk leider voor 1,48VTE aan artistiek personeel). Aangezien de residentie in STUK eindigt eind 2012, gaat Kobalt Works op zoek naar een geschikte bureauruimte. De organisatie denkt in de richting van bestaande culturele office sharing projecten in Brussel en Leuven om zo de kosten te drukken. Voor de inrichting van de bureauruimte wordt een budget voorzien voor de aanschaf van informatica–en bureaumaterialen. Deze kosten worden afgeschreven. Het dossier vermeldt de gehanteerde waarderingsregels voor de afschrijvingen niet, maar voorziet 1500 euro/jaar. Dit lijkt een realistische inschatting. Wat repetitieruimte betreft, blijft Kobalt Works samenwerken met vaste partners. 3.4
Publieksgerichtheid
Kobalt Works wenst intensiever in te zetten op communicatie en omkadering. Ze willen de receptieve partners in hun publiekswerking ondersteunen door de nodige tools aan te reiken die de kijkervaring van het publiek kunnen versterken: ontwikkeling van blogs en videoverslagen over het creatieproces, het organiseren van toonmomenten voor het lokale publiek met na afloop ruimte voor interactie. De organisatie plant ook een update en herziening van de website. De organisatie kampte de voorbije jaren echter met een spreidingsprobleem. Het engageren van een eigen zakelijk leider, zou het publieksbereik moeten vergroten. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
De transculturele aanpak en het interculturele bereik zijn essentieel in de aanpak van Kobalt Works. Dit blijkt zowel uit de personeelbezetting als uit interculturele samenwerkingsprojecten als ‘monsoon’ en de artistieke doelstellingen zelf. 3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 betekent een verhoging van 125.000 euro ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010 of een verhoging van 96%. De toegekende subsidie voor de vorige beleidsperiode was erg bescheiden. De meervraag hangt voornamelijk samen met een stijging van de loonkosten. De vorige subsidieperiode werd geen ondersteunend personeel voorzien, aangezien de zakelijke taken ingevuld werden door STUK. Deze ondersteuning valt weg vanaf 2013. Qua personeelsaantallen
Pagina 89 van 98
evolueert de organisatie van 0,35 VTE in 2010 naar 2,61 VTE. Het aantal medewerkers verdubbelt ten aanzien van 2010. Een tweede gevolg van het wegvallen van de residentiemogelijkheden in STUK is de noodzaak van de huur van een bureau-en opslagruimte (+8640 euro/jaar). Het gezelschap verwacht voor 2013 een omzet van 395.922 euro en gaat uit van 27% aan eigen inkomsten ten aanzien van de totale opbrengsten (in 2010 haalde het gezelschap 32,5%). Gemiddeld over de vier jaar gaat de organisatie uit van 20% eigen inkomsten. De steun van buitenlandse overheden lijkt eveneens te verminderen voor de periode 2013-2016. Het gezelschap voorziet 19 publieksvoorstellingen in 2013 (in 2010 waren dit er 22). De planning voor 2013 oogt vaag: de partners voor de locatievoorstellingen worden niet vermeld. Alhoewel de eigen inkomsten in absolute cijfers stijgen, voorziet het gezelschap een procentuele daling van de eigen inkomsten. Nochtans verantwoordt het de aanwerving van een zakelijk leider met een verhoogde spreiding en het vinden van extra coproducenten. Het agentschap begrijpt de vraag naar een eigen zakelijk beleid, maar is van mening dat de voorziene overheadskosten niet in verhouding zijn met de artistieke plannen. Indien de beoordelingscommissie dans deze vraag wenst te ondersteunen, verwacht het agentschap dat deze versterking de spreiding en de zichtbaarheid van het gezelschap in binnen-en buitenland voldoende zal doen toenemen. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het financiële beleidsplan is voldoende uitgewerkt. De analytische begrotingen voor 2013-2016 geven een helder beeld van de financiële planning en geven een vertaling van de artistieke plannen. De begroting werd voldoende toegelicht. In het dossier wordt de toename van eigen inkomsten en de spreiding erg voorzichtig ingeschat. Het agentschap hoopt dat de doelstellingen in het dossier een absoluut minimum inhouden. 3.8
Haalbaarheid
Op zakelijk vlak heeft Kobalt Works de laatste jaren inspanningen gedaan om zich voldoende te laten ondersteunen. De zakelijke onderbouw wordt in dit aanvraagdossier verzelfstandigd. Indien het gezelschap een goed profiel voor de algemeen coördinator kan aantrekken, heeft het agentschap vertrouwen in de haalbaarheid van de plannen. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van vzw Kobalt Works als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het agentschap heeft de toelichting met veel interesse gelezen. Ze bevat geen nieuwe elementen.
Pagina 90 van 98
6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 91 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-WP-010
Organisatie:
Danscentrum Jette
Gevraagd bedrag:
289.884,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Danscentrum Jette (DCJ), opgericht in 1997 onder leiding van Roxane Huilmand, wordt sinds 2006 structureel erkend als danswerkplaats in het kader van het kunstendecreet. Danscentrum Jette vervult in het Brusselse Molenbeek de functie van leer-en ontmoetingsplek voor jonge (amateurs) en ervaren choreografen en dansers. Een plek die ruimte laat voor onderzoeks-en creatieprocessen, (geconcentreerde) workshops (Jetsummer Danceweeks), residenties, coaching, omkadering, en toonmomenten (zoals het maandelijkse Platform, het tweejaarlijkse Jetherfst Festival) waarin hedendaagse dans centraal staat. Danscentrum Jette profileert zich als een trefpunt voor de danssector en als één van de toegangspoorten tot het professionele danscircuit. De afgelopen beleidsperiode heeft DCJ haar werking gereorganiseerd door zich in de structurele werking meer toe te leggen op onderzoek, creatie en het training program. De kunst-educatieve en sociaal-artistieke projecten worden gerealiseerd via projectmiddelen. DCJ focust in haar onderzoek voornamelijk op praktisch bewegingsonderzoek, multidisciplinair onderzoek met dans als uitgangspunt, en het aanbieden van een trainingsprogramma waarin het verder ontwikkelen van danstechnieken en lesmethodes centraal staat en waarin ontmoeting en de verdere professionalisering van de dansgemeenschap belangrijke doelstellingen zijn. DCJ schreef voor de nieuwe beleidsperiode 2013-2016 een uitvoerig dossier. Het valt op dat DCJ in dit dossier haar onderzoeksopzet thematisch heeft georganiseerd. Nieuw is dat per jaar een accent gelegd wordt op de relatie van hedendaagse dans met specifiek één andere discipline. Zo wordt er in 2013 aandacht gegeven aan de verhouding dans en (live)muziek, in 2014 dans en visuele kunsten, in 2015 dans en nieuwe technologieën en in 2016 dans en licht. In de andere activiteiten van de werkplaats en in de keuze van de residenten en projecten worden deze thema’s eveneens meegenomen. Deze aanpak leest in de eerste plaats als een manier om de werking te stroomlijnen, maar inhoudelijk vindt de BC dans de thema’s nog zeer algemeen en onvoldoende uitgewerkt. DCJ biedt als danswerkplaats het hele jaar door residenties aan voor onderzoek en creaties en maakt hierin een onderscheid tussen de geselecteerde DCJ-residenten, de zomerresidenties en - vanaf 2013 – één residentie in opdracht. DCJ ondersteunt zowel beginnende als meer ervaren kunstenaars en zij kunnen in DCJ terecht voor alle stadia van hun project. DCJ levert logistieke steun, inhoudelijke, artistiek-technische ondersteuning en coaching via een pool van mentoren. Het eerder aangehaalde trainingsprogramma is verweven met de residenties. De selectie van de 9 DCJ-residenten gebeurt via een selectieprocedure, beoordeeld door een interne en externe jury. De residenten komen elk een halve maand tot een maand in residentie. Al met al is het residentieprogramma dus vrij beperkt, al worden de mogelijkheden in de zomermaanden uitgebreid in samenwerking met het R.I.T.S. DCJ ambieert de kunstenaars in residentie in de toekomst te vergoeden (rechtstreeks of via een mentor) maar het financieel ondersteuningsbeleid van de werkplaats voor individuele kunstenaars wordt niet toegelicht. Daarnaast wil DCJ inzetten op de zakelijke begeleiding van residenten, ondermeer in samenwerking met het onafhankelijk managementbureau Red Orange Productions, dat
Pagina 92 van 98
kantoorruimte deelt met DCJ. Het is voor de BC Dans niet duidelijk wat de draagkracht is van Red Orange Productions en hoe deze organisatie zich precies tot DCJ verhoudt. Wat kan Red Orange Productions precies bieden op vlak van zakelijke en productionele begeleiding en wat is de concrete output? DCJ wil de kunstenaars in samenwerking met Red Orange Productions tot slot ook mogelijkheden bieden om hun werk te presenteren en te spreiden. In de eerste plaats zijn er de maandelijkse platforms waar residenten of kunstenaars die er nood aan hebben work in progress kunnen presenteren. Daarnaast is er het tweejaarlijks festival JetHerfst in samenwerking met verschillende Brusselse presentatieplekken. Vanaf 2012 lanceert DCJ het nieuwe initiatief DCJ On Tour. DCJ On Tour wil werk van de residenten spreiden in een netwerk van cultuurcentra en theaters in Vlaanderen. Inmiddels vond een eerste editie plaats in Cultuurcentrum Strombeek. Er lopen gesprekken met andere culturele centra maar de mate waarin deze samenwerkingen verzilverd zijn, is niet duidelijk. Naast de inhoudelijke verdieping van onderzoek en residenties heeft DCJ de afgelopen periode geïnvesteerd in samenwerking, netwerking en het vergroten van de zichtbaarheid van DCJ. Er wordt evenwel niet aangetoond waartoe deze inspanningen concreet hebben geleid. Het dossier omvat een lange opsomming van partners en speelplekken, de precieze meerwaarde of inhoud van deze contacten wordt niet geduid. Het pilootproject Brussels Dance Summer, waaraan DCJ in samenwerking met PARTS, Rosas en workspacebrussels participeert, klinkt veelbelovend. Gedurende de zomermaanden zullen zij samen een divers aanbod van lessen, workshops en residenties inrichten. De focus van DCJ ligt op de (internationale) dansgemeenschap die voornamelijk in Brussel verblijft en aanwezig is. De aard van het programma leidt er evenwel toe dat er ook buitenlandse residenten of dansers aanwezig zijn in DCJ. Voor de Jetsummer Danceweeks worden bijvoorbeeld gerenommeerde choreografen/dansers naar België gehaald. DCJ verwacht op het vlak van internationale uitwisseling en uitstraling ook veel van het Spider On Edge project, een Europees project met zeven andere organisaties. Over de precieze meerwaarde en de inbreng van DCJ in dit project, blijft het dossier op de vlakte. De BC Dans is van mening dat de langetermijnvisie en de ambities van DCJ ondanks het lijvige dossier niet helder en onvoldoende concreet worden uitgewerkt. De bevlogenheid en de wil om zoveel mogelijk taken op zich te nemen, staat jammer genoeg een helder afgebakend groeipad in de weg. Sinds het ontstaan van DCJ in 1996 zijn er heel wat nieuwe werkplaatsen en alternatieve managementbureaus ontstaan die eveneens inzetten op onderzoek, residenties, zakelijke begeleiding en spreiding. DCJ bekleedt volgens de BC Dans met haar training program binnen Brussel een unieke plek die zowel kinderen, amateurs als professionelen aantrekt. DCJ is op die manier een belangrijk en laagdrempelig ontmoetingscentrum voor dansers. Dat DCJ deze ontmoetingsplek eveneens ter beschikking stelt voor residenties en uitwisseling van know how, vindt de BC Dans op zich positief. Op het vlak van de vele ondersteunende functies die DCJ als werkplaats wil opnemen, is de BC Dans echter niet overtuigd van de meerwaarde en de uniciteit van DCJ in het bredere danslandschap. Ondanks alle inspanningen, heeft DCJ zich de afgelopen jaren onvoldoende weten te professionaliseren als werkplaats. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies Beoordelingscommissie dans om de organisatie niet te subsidiëren.
adviseert
de
Pagina 93 van 98
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie schreef een lange repliek. Ondanks het feit dat DCJ een werkplaats voor dans is en de combinatie met het trainingsprogramma uniek is, is de BC dans van mening dat het potentieel dat in deze combinatie ligt onderbenut bleef de voorbije subsidieperiodes. Na vorige kritische adviezen van de BC dans herformuleerde de organisatie ten dele haar missie en kerntaken, maar de werking overtuigt niet voldoende als werkplaats. De repliek geeft verder een verheldering bij de samenwerkingen, maar deze verheldering bevat geen nieuwe elementen. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies Beoordelingscommissie dans om de organisatie niet te subsidiëren.
adviseert
de
Pagina 94 van 98
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-DA-WP-010
Organisatie:
danscentrum Jette
Gevraagd bedrag:
289.884 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Danscentrum Jette (DCJ) is een werkplaats voor dans en werd in 1997 opgericht door Roxane Huilmand en Wolfgang Kolb. Sinds 2006 ontvangt de organisatie een structurele ondersteuning. Voor de beleidsperiode 2010-2012 werd een werkingssubsidie van 150.000 euro toegekend. In 2011 ontving de organisatie een werkingssubsidie van 144.379,29 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
DCJ concentreert zich sinds 2009 op twee kernactiviteiten: onderzoek en creatie en het opleidingsprogramma. Op zakelijk vlak moest de organisatie besparingsmaatregelen treffen om het gecumuleerd verlies (-42.332.7 euro in 2010) weg te werken. Na inspectie van het jaar 2010 stelde de extern accountant First Accounting dat rentabiliteitsverhogende maatregelen noodzakelijk waren om op zeer korte termijn de liquiditeits- en solvabiliteitsproblemen van de vzw op te lossen. De actieplannen van 2011 en 2012 vermelden besparingsmaatregelen op lonen en erelonen en op activiteiten. Er werd ingezet op meer zakelijke expertise door een zakelijk medewerker in dienst te nemen (6u). Het verslag van de Algemene Vergadering van 31/03/2011 stelt dat het gecumuleerd verlies in 2012 weggewerkt zal zijn. De organisatie kondigt in het actieplan 2012 aan dat het accountantskantoor Paul Merckx en Koen Haspeslagh een tussentijdse controle zullen uitvoeren in 2012. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
DCJ vraagt een werkingssubsidie aan voor vier jaar. Voor de periode 2013-2016 vraagt de organisatie jaarlijks een bedrag aan van 289.884 euro. De productieve werking van de organisatie bestaat uit een tweejaarlijks festival ‘Jetherfst festival’ en een jaarlijks opgezet samenwerkingsprogramma met workshops en weekendstages in de zomer (Jetsummer Danceweeks). DCJ werkte een platformformule uit om de spreiding van artiesten te verbeteren (DCJ on Tour) en sloot een samenwerkingsovereenkomst met het managementbureau Red Orange Productions. Danscentrum Jette zet eveneens in op een kunsteducatieve werking en organiseert workshops en avondlessen voor zowel professionelen als voor jongeren en volwassenen. Als danswerkplaats begeleidt DCJ 9 residenten per jaar. Op zakelijk vlak wil de organisatie inzetten op een transparantere financiële werking door het in dienst nemen van een voltijds zakelijk medewerker. De organisatie blijft nauw samenwerken met het accountantskantoor Merckx en Haspeslagh.
3.2
Samenwerking en netwerking
De organisatie gaat voor zowel de productieve, residentenwerking samenwerkingsverbanden aan.
de
kunsteducatieve
als
de
Pagina 95 van 98
Voor de Jetsummer Weeks krijgt de organisatie logistieke steun van Erasmus Hogeschool (Rits) en Kunsthumaniora Brussel. In 2012 gaat een pilootproject van start in samenwerking met Rosas, Parts en Workspacebrussels. Onder de werktitel Brussels Dance Summer wil men een gezamenlijk zomerprogramma uitwerken dat zich zowel richt op amateurs als op professionelen. In het kader van het Jetherfstfestival wordt er logistiek samengewerkt met een aantal kunstencentra. Voor de zakelijke en productionele omkadering van residenten werkt DCJ nauw samen met Red Orange Productions. Internationaal is de organisatie betrokken bij spider, een Europees project met vijf partnerorganisaties die hun kennis en ervaringen willen delen. Door deze samenwerkingen kan DCJ zijn residenten beter ondersteunen (extra ruimte, technische ondersteuning, spreidingskansen bieden). De kunsteducatieve werking buitenshuis gebeurt in samenwerking met Danslabo dat vanuit DCJ opereert en op projectsubsidies van de Vlaamse gemeenschap rekent. Uit een lange lijst samenwerkingen blijkt dat DCJ heel wat contacten heeft met de dansgemeenschap en met receptieve organisaties, managementbureaus en kunsthogescholen. De inhoud van vele van deze samenwerkingen wordt eerder vaag omschreven en lijken eerder intentieverklaringen, gesprekken en contacten met derden te zijn dan echte samenwerkingen. Ze vinden zelden een financiële vertaling in de begroting. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Van het totaal aan uitgaven van 529.184 euro gaat er 299.375 euro naar lonen en vergoedingen (57%). Van dit totaal aan lonen en vergoedingen gaat 221.075 euro naar de financiering van kunstenaars of inhoudelijke medewerkers (74%). DCJ werkt met een kleine vaste ploeg in loondienst en doet een beroep op vrijwilligers, losse medewerkers. Vanaf 2013 wil men de 9 residenten vergoeden. De huur en huurlasten stijgen met 55% ten aanzien van 2010. Deze stijging zou samenhangen met de vernieuwing van het huurcontract en met het bijhuren van ruimtes voor residenten. De noodzaak voor het bijhuren van ruimtes wordt niet gemotiveerd in het dossier. 3.4
Publieksgerichtheid
Door de meerledige werking bereikt Danscentrum Jette een uiteenlopend publiek van zowel amateurs als professionelen. Het dossier geeft een uitgebreide beschrijving van hoe de dansorganisatie zich tot het publiek verhoudt, maar de eigen communicatiestrategie wordt eerder vaag omschreven. De organisatie kondigt aan dat de website verder ontwikkeld zal worden, zodat de residenten en de werkprocessen duidelijker zichtbaar worden. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 betekent een verhoging van 139.884 euro ten aanzien van het toegekende bedrag voor 2010 of een verhoging van 93%. Deze stijging hangt voornamelijk samen met een uitbreiding van het aantal VTE (van 1.38 VTE naar 3.8 VTE) en met een stijging van de werkingskosten (zie 3.3). De organisatie wil een voltijds zakelijk medewerker in dienst nemen die instaat voor de praktische zakelijke werking. Roxane Huilmand blijft algemeen en artistiek leider en komt eveneens voltijds
Pagina 96 van 98
in dienst. Samen stippelen ze het zakelijk beleid uit. De communicatiemedewerker komt eveneens voltijds in dienst. De technisch-artistiek medewerker komt deeltijds in dienst om zo de residenten beter te kunnen opvolgen. Het agentschap stelt zich vragen bij de noodzaak van een voltijdse zakelijk medewerker die alleen uitvoerende taken heeft. Bovendien besteedt de organisatie een aantal ondersteunende zakelijke taken uit aan Red Orange Productions, een vzw die vanuit DCJ Jette opereert. Het agentschap is niet overtuigd van deze opsplitsing van functies over verschillende partnerorganisaties zoals Red Orange Productions en Danslabo (dat apart projectsubsidie aanvraagt). Bovendien zijn de kosten voor deze werkingen niet volledig uit de begroting weggevallen en staan dezelfde personen op de loonlijst. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De organisatie verwacht voor de komende periode een omzet van 529.184 euro en gaat uit van 33.35% eigen inkomsten ten aanzien van de totale opbrengsten. Deze eigen inkomsten worden voornamelijk gehaald uit de inkomsten van workshops en cursussen en niet zozeer uit de samenwerkingen en coproducties die samenhangen met de artistieke kerntaken van een werkplaats. Het financiële beleidsplan werd eerder vaag uitgewerkt. De organisatie wil duidelijk inzetten op een verdere zakelijke professionalisering door een voltijds zakelijk medewerker in dienst te nemen, maar de visie hierachter wordt onvoldoende toegelicht. De analytische uitsplitsing van de boekhouding geeft een duidelijke vertaling van de artistieke plannen. De begroting werd voldoende toegelicht. 3.8
Haalbaarheid
DCJ blijft in dezelfde lijn verderwerken en wil inzetten op zakelijke professionalisering. Op basis van de voorbije periode lijken de plannen realistisch te zijn. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van DCJ als organisatie voor dans past binnen het kader van het kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
DCJ gaat in een uitvoerige repliek in op een aantal bemerkingen. 1) langetermijnvisie Het gezelschap geeft aan dat het 9 residenties per jaar organiseert ipv 9 residenten per jaar zoals in het pre-advies vermeld werd. 2) Samenwerking en netwerking: De toelichting bij de samenwerkingen en netwerken bevat geen nieuwe argumenten. Het agentschap blijft erbij dat van de uitvoerige lijst van samenwerkingen, slechts weinigen een financiële vertaling krijgen. 3) Beperken overhead: De organisatie licht kort toe waarom het bijhuren van ruimtes noodzakelijk is. Het agentschap begrijpt de vraag. 4) Publieksgerichtheid
Pagina 97 van 98
DCJ licht zijn communicatiebeleid uitvoeriger toe. Het agentschap heeft dit met veel interesse gelezen en apprecieert de verduidelijkingen. 5) Realisme groeipad De toelichting bevat geen argumenten die ingaan op de kritiek van het agentschap. De twijfel over de noodzaak van een voltijds zakelijk leider die enkel instaat voor uitvoerende taken en fondsenwerving blijft bestaan. 6) Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan De repliek bevat een lijst met inkomsten die voortkomen uit samenwerkingen. Deze opsomming bevestigt echter de opmerking van het agentschap dat het merendeel van de inkomsten niet gegenereerd worden uit de samenwerkingen en coproducties die samenhangen met de artistieke kerntaken van een werkplaats.
6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 98 van 98