Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-KE-OR-001
Organisatie:
Carte Blanche vzw
Gevraagd bedrag:
104.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Carte Blanche omschrijft zichzelf als “een interculturele kunsteducatieve organisatie die jongeren en volwassenen voornamelijk Afrikaanse en Braziliaanse kunsten in al hun uitingsvormen leert waarderen.” De organisatie zegt op die manier ook “openheid na te streven voor deze kunstuitingen in de Vlaamse samenleving.” Vanuit een maatschappelijk engagement legt Carte Blanche zich met andere woorden toe op het geven van cursussen, workshops en buitenlandse stages Afrikaanse en Braziliaanse kunsten. In haar dossier geeft de organisatie een uitgebreid overzicht van alle lessen en projecten die zij in dat verband aanbiedt. Uit dat overzicht blijkt dat het overgrote deel van de docenten die voor Carte Blanche werken uit Afrika, Brazilië en Cuba komen. Omdat Carte Blanche haar jaarwerking minstens wil behouden en graag wil uitbreiden en omdat haar belangrijkste subsidiënt, de stad Antwerpen, haar een andere opdracht geeft, vraagt de organisatie nu voor haar reguliere werking een structurele subsidie voor twee jaar in het kader van het kunstendecreet. De commissie heeft echter bedenkingen bij die vraag omdat de reguliere werking van Carte Blanche eerder aanleunt bij cultuureducatie dan bij kunsteducatie. De toeleiding tot de kunsten, per definitie een voorwaarde voor subsidie onder het Kunstendecreet, vindt ze in het dossier niet terug. Bij de beschrijving van haar concept en methodiek schuift de organisatie bovendien het sociaal gebeuren als primordiaal naar voor, wat niet strookt met de definitie van kunsteducatie onder het Kunstendecreet. Bij Carte Blanche gaat kunsteducatie volgens de commissie m.a.w. eerder over een verhoging en verdieping van de eigen culturele competenties dan over een toeleiding tot de kunsten. Carte Blanche heeft een structurele samenwerking met het stedelijk ontmoetingscentrum het Oude Badhuis waardoor ze een goed onderkomen heeft in Antwerpen-Noord. De buurtwerking die de organisatie er op het getouw zet, verdient waardering maar in het kader van de sociaal-artistieke werking die ze uitvoert in opdracht van de stad Antwerpen en niet in het kader van het Kunstendecreet. De activiteiten die Carte Blanche graag zou realiseren met financiële steun van de Vlaamse overheid vinden voornamelijk in Antwerpen plaats. Van een geografische spreiding is dus hoegenaamd geen sprake. Bij de opsomming van de partners en de samenwerkingen vinden we enkel namen van plaatsen waar workshops worden gegeven. Hoe de organisatie een nieuw publiek aanboort, wordt onvoldoende uitgelegd. Het promotiemateriaal dat zij tot nu toe maakt, is zeer traditioneel en richt zich voornamelijk op het publiek dat de organisatie al kent.
Pagina 1 van 88
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Een individueel advies is geen garantie op subsidie. De Vlaamse Regering kent de subsidies toe binnen het totale beschikbare budget. De toekenning gebeurt na rangschikking van uw organisatie in het ontwerp van beslissing dat Kunsten en Erfgoed na de definitieve adviezen van de commissies aan de Vlaamse Regering zal voorleggen. Het is mogelijk dat ten gevolge van bepaalde elementen in de advisering uw organisatie wordt gerangschikt op een plaats in de rangschikking die zich buiten het beschikbare budget bevindt. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De commissie handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 2 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-KE-OR-001
Organisatie:
Carte Blanche vzw
Gevraagd bedrag:
104.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Carte Blanche is een Antwerpse interculturele kunsteducatieve organisatie die in 1993 werd opgericht door Hilde Broos en Fanny Heuten vanuit een passie en interesse voor andere culturen en de behoefte om te dansen en te musiceren. De organisatie wil in de Vlaamse samenleving een lans breken voor Afrikaanse en Braziliaanse kunsten door jongeren en volwassenen die kunsten te leren waarderen d.m.v. cursusreeksen, workshops, buitenlandse stages en sociaal-artistieke producties. Carte Blanche werkt tot nu toe met middelen van de provincie en de stad Antwerpen. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing. De organisatie heeft nog geen subsidie gekregen onder het Kunstendecreet. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
Voor Carte Blanche werkt een twintigtal binnen- en buitenlandse freelance lesgevers. Zij doceren Afrikaanse, Braziliaanse of Arabische percussie, Hip Hop, Flamenco, Afrikaanse of Afro Braziliaanse dans, Samba, hedendaagse dans, Capoeira, zang natuurstem of zang polyfonie,... Voor die lessen, die anderhalf à twee uren duren, betaalt de organisatie gemiddeld 100 euro. De organisaties waar Carte Blanche mee samenwerkt voor de realisatie van gezamenlijke stages en infomomenten zijn de Brusselse vzw’s Percutattoo en Manding Foli. Via de Ecole de Sable Toubab Dialaw in Senegal worden de actuele evoluties in de Afrikaanse dans bijgehouden. De workshops die Carte Blanche verzorgt voor het maatschappelijke middenveld, bedrijven en scholen geven –naar eigen zeggen- de docenten de kans om meer ervaring op te doen en verbreden haar draagvlak. Een structureel samenwerkingsverband heeft Carte Blanche met Ontmoetingscentrum het Oude Badhuis. Sinds 2002 vult ze -op vraag van het huis en de stad- het vormingsaanbod van de locatie in. In ruil voor werkruimtes, kantoren, techniek en ondersteuning voor de wijkwerking zet de vereniging een werking naar buurtscholen op, organiseert ze de plaatselijke Murga en nodigt ze buurtbewoners uit op toonmomenten en evenementen. Het dossier beschrijft bondig wat Carte Blanche doet: uit interesse voor de Afrikaanse en Braziliaanse cultuur verzorgt de organisatie zang- en danscursussen. Om die cursussen goed te kunnen geven, heeft ze contact met andere vzw’s die zich in die materie verdiepen. Omwille van haar specifieke kennis vragen organisaties uit het gesubsidieerde kunsten- en cultuurlandschap Carte Blanche voor workshops en initiaties. Van samenwerkingen is er hier niet echt sprake. Met het Oude Badhuis heeft de organisatie
Pagina 3 van 88
wel een samenwerkingsverband. Die samenwerking vraagt echter een grote inzet. Vandaar dat Carte Blanche voor haar reguliere werking -het geven van cursussen in Antwerpen- subsidie aanvraagt aan de Vlaamse overheid. Het is nochtans niet in de zin van het decreet dat een in principe niet subsidieerbare activiteit –het geven van lokale cursussen- zou gesubsidieerd worden om een eveneens zuiver lokale samenwerking mogelijk te maken. 3.2
Geografische spreiding
Met uitzondering van haar buitenlandse zomerstages, is de vereniging bijna uitsluitend actief in het Oude Badhuis. Haar cursisten komen voor 80% uit de provincie Antwerpen. De overige 20% komt vooral uit het Waasland, maar ook uit Nederlands Noord-Brabant, Vlaams-Brabant, Limburg en Brussel. Algemeen kan worden gesteld dat de activiteiten van Carte Blanche niet voldoende worden gespreid om te kunnen worden gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
Carte Blanche vraagt voor 2013 en 2014 aan de Vlaamse overheid een structurele subsidie van 104.000 euro. Die middelen wil de organisatie voornamelijk gebruiken om vaste medewerkers te kunnen engageren: een zakelijk leider, een artistiek leider en een zakelijk assistent. Kosten De organisatie voorziet 171.308,00 euro voor personeel in vaste loondienst: een zakelijk leider (1 VTE) en een artistiek leider (0,7 VTE) die allebei worden ingeschaald in niveau A van PC 304 met een anciënniteit van 22 jaar. Voor de zakelijk medewerker -die nog moet worden aangeworven- wordt 15 jaar anciënniteit voorzien en een inschaling in niveau B van PC 304. Voor haar lesgevers voorziet Carte Blanche een budget van 98.000 euro. Met dat bedrag kan de organisatie een 20-tal docenten betalen voor de 952 lessen die er in 2013 op het programma staan. De algemene werkingskosten van Carte Blanche worden begroot op 44.340 euro. Daarin is inbegrepen het huurgeld dat moet worden betaald voor lessen op verplaatsing, over de communicatie-, promotie- en representatiekosten tot de honoraria voor de boekhouder en de revisor. Alle posten worden verklaard. Niet opgenomen in de algemene werkingskosten zijn de afschrijvingen. Die worden voorzien op 600 euro per jaar. Opbrengsten Carte Blanche heeft veel eigen inkomsten uit abonnementen/cursusreeksen en uit losse ticketverkoop/workshops: 148.935 euro + 19.945 euro = 168.880 euro. Voorts zijn er nog de inkomsten uit de buitenlandse stages, evenementen en sponsoring: 20.900 euro. Dat brengt het totaal eigen inkomsten op 189.780 euro of 59,5% van de totale inkomsten. Wat de andere subsidiekanalen betreft, rekent Carte Blanche op een toelage van de provincie Antwerpen en van de stad Antwerpen voor een totaal van 25.000 euro, d.i. 8% van de totale inkomsten.
Pagina 4 van 88
Het subsidiebedrag dat Carte Blanche aan de Vlaamse overheid vraagt, komt overeen met 32,5% van de totale inkomsten. Het agentschap is van oordeel dat de aard van de activiteiten, het ontbreken van spreiding en van reële samenwerking met het kunstenveld niet van aard zijn om een subsidiëring door de Vlaamse overheid mogelijk te maken. Dergelijke activiteiten zouden typisch door lokale overheden moeten worden ondersteund.
3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Een organisatie die cursussen en workshops zang en dans aanbiedt met de Afrikaanse en Braziliaanse cultuur als bron van inspiratie is een interculturele organisatie. Die interculturaliteit is vanzelfsprekend ook zichtbaar in de docentenploeg van Carte Blanche vzw die uit Afrikanen, Brazilianen en Vlamingen bestaat. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. Een individueel advies is geen garantie op subsidie. De Vlaamse Regering kent de subsidies toe binnen het totale beschikbare budget. De toekenning gebeurt na rangschikking van uw organisatie in het ontwerp van beslissing dat Kunsten en Erfgoed na de definitieve adviezen van de commissies aan de Vlaamse Regering zal voorleggen. Het is mogelijk dat ten gevolge van bepaalde elementen in de advisering uw organisatie wordt gerangschikt op een plaats in de rangschikking die zich buiten het beschikbare budget bevindt. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Carte Blanche maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 5 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-KE-OR-002
Organisatie:
Irma Firma vzw
Gevraagd bedrag:
79.790,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Irma Firma profileert zich in haar mission statement als “een kunsteducatieve organisatie die workshops, lezingen en artistieke hoogstaande eindproducten maakt voor een breed en divers publiek vertrekkende vanuit filosofische en maatschappelijke relevante vraagstellingen, het onderzoek”. De organisatie vraagt voor de eerste keer een subsidie aan onder de noemer kunsteducatie en dit voor een structurele ondersteuning van twee jaar. De nadruk ligt op drie pijlers: onderzoek, workshops/lezingen en een artistiek eindresultaat. De organisatie is opgezet rond Ann Van De Vyvere. Alle in het dossier beschreven activiteiten rond de drie pijlers worden door haar gerealiseerd. De commissie vraagt zich af waar het verschil ligt met de artistieke praktijk van andere hedendaagse kunstenaars. De commissie apprecieert de reflectieve ingesteldheid van de organisatie en de samenstelling van een onderzoeksgroep maar het streven naar “niet-academisch onderzoek met academische én maatschappelijke waarde” is niet onderbouwd. De werkmethode is niet specifiek omschreven, waardoor de commissie geen zicht krijgt op de meerwaarde van deze aanvraag binnen het kunsteducatieve veld. Het kunsteducatieve concept en de kunsteducatieve werking worden niet voldoende omschreven of geduid binnen de artistieke werking, en voldoen, zoals ze in het dossier worden beschreven, niet aan het concept van kunsteducatie dat gehanteerd wordt in de visietekst kunsteducatie, die bepaalt dat de organisaties zich “in hoofdzaak” moeten bezighouden met educatie. Het dossier leest veeleer als de ondersteuning van de artistieke praktijk van de kunstenaar Ann Van De Vyvere. De commissie apprecieert deze artistieke praktijk maar stelt vast dat die praktijk niet van kunsteducatieve aard is, zoals gedefinieerd in het Kunstendecreet en geëxpliciteerd in de visietekst. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Een individueel advies is geen garantie op subsidie. De Vlaamse Regering kent de subsidies toe binnen het totale beschikbare budget. De toekenning gebeurt na rangschikking van uw organisatie in het ontwerp van beslissing dat Kunsten en Erfgoed na de definitieve adviezen van de commissies aan de Vlaamse Regering zal voorleggen. Het is mogelijk dat ten gevolge van bepaalde elementen in de advisering uw organisatie wordt gerangschikt op een plaats in de rangschikking die zich buiten het beschikbare budget bevindt. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De reactie op het preadvies van de van Irma Firma draait vooral eenmansorganisatie te zijn, (2) kunsteducatieve organisatie is (3)
commissie over de aanvraag voor structurele subsidie rond drie punten: (1) Irma Firma zegt geen Ann Van de Vyvere zegt dat Irma Firma een Irma Firma zegt haar educatieve werking te kunnen
Pagina 6 van 88
verduidelijken. Zij geeft daarover echter geen informatie aan de commissie die haar op andere gedachten brengt. Zij zegt dat “de organisatie verslagen van workshops en werkprocessen kan bezorgen om de werkmethode te verduidelijken”. Die verduidelijking had echter al in het dossier moeten gebeuren. Ook het argument dat ze een eenmansorganisatie is omdat “er geen structurele middelen zijn om de organisatie uit te breiden of om andere kunstenaars aan te werven voor de artistieke projecten, het onderzoek en de workshops” en dat “Ann Van de Vyvere in de eerste plaats een bemiddelaar, een mediator tussen publiek en kunst” is en “zeker geen kunstenaar die ondersteuning zoekt voor haar persoonlijke artistieke werk”, kan de commissie niet overtuigen. De commissie is van mening dat een structureel gesubsidieerde kunsteducatieve organisatie de volle inzet van een kunsteducatieve specialist vereist. De commissie is er ook na de reactie niet van overtuigd dat dat in volle omvang het geval zal zijn. Het argument dat “Irma Firma gelooft dat het creëren van het artistiek product deel uitmaakt van het kunsteducatieve proces” is op zichzelf wel waardevol; de commissie is echter van mening dat de argumentatie niet duidelijk aantoont wat dat kunsteducatieve proces voor het overige nog inhoudt. Het slot van haar betoog dat “de toetreding van de organisatie tot de kunsteducatie binnen het Kunstendecreet een vernieuwing kan zijn voor de sector” vindt de commissie eveneens lovenswaardig maar er worden geen concrete argumenten aangebracht hoe dat zal gebeuren. Ze blijft dan ook bij haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 7 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-KE-OR-002
Organisatie:
Irma Firma vzw
Gevraagd bedrag:
79.790,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Irma Firma is een artistieke eenmansorganisatie die werkt vanuit Brussel. Ann Van de Vyvere (meester in de Beeldende Kunsten, Sint-Lukas Brussel) richtte de vzw op in 2004. Sindsdien is zij als artistiek coördinator, regisseur en kunstenaar actief in de culturele en artistieke sector. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Irma Firma heeft sinds haar ontstaan in 2004 al drie keer financiële steun gekregen onder het Kunstendecreet: 2 keer projectsubsidie theater voor ‘The Walk’, ‘Club Illusie’ en een ontwikkelingsgerichte beurs. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
Irma Firma heeft tot nu toe met verschillende soorten organisaties samengewerkt: scholen, theaters, cultuurcentra, productiehuizen, musea, sociale instellingen, festivals, etc. Die samenwerkingen waren mogelijk omdat Irma Firma voor haar projecten kon werken onder de vleugels van grotere gestructureerde huizen zoals Globe Aroma, Off World en het Kaaitheater. Omdat deze partners een groot deel van de administratie op zich namen, kon Irma Firma haar projecten inhoudelijk uitwerken. In 2013-2014 wil Irma Firma -in de mate van het mogelijke- samenwerken met het productiehuis voor documentaire- en animatiefilm, Off World en met de KVS. Met Off World plant zij de productie van haar film ‘Travelling People, Plants and Animals’, een reisverslag over onze hedendaagse fauna en flora. In opdracht van de KVS werkt zij mee aan het stadsproject ‘Toc Toc Knock’. Voor dat project zal Irma Firma werken rond het thema ‘wonen’. Onder de noemer ‘onderzoek’ gaat zij op verkenning bij het Kunstenfestivaldesarts, de Vlaamse Kring voor Esthetica en de VUB. Op die manier zoekt zij uit of er in de toekomst samenwerkingen mogelijk zijn. Over de draagwijdte van de genoemde samenwerkingen blijft Irma Firma erg vaag. Bovendien is het onduidelijk in hoeverre de opgesomde projecten kunsteducatie zijn. Het agentschap kan uit dit dossier dus niet afleiden waarom Irma Firma subsidie aanvraagt als kunsteducatieve organisatie. 3.2
Geografische spreiding
Irma Firma is een eenmansorganisatie die ook haar eigen spreiding en verkoop verzorgt. Die spreiding is echter niet optimaal. Irma Firma geeft toe dat “een grotere continuïteit van de werking en een grotere spreiding kan worden bewerkstelligd”, maar dan moet er een zakelijk leider worden geëngageerd op halftime basis.
Pagina 8 van 88
Voorts poneert Irma Firma nog dat haar werking “steeds lokaal is ingebed” en dat haar film ‘Travelling People, Plants and Animals’ internationaal zou kunnen toeren omdat zij 1) voor de uitbouw van de mogelijke tournee een beroep kan doen op de expertise van het productiehuis Offworld, 2) voor de opnames samenwerkt met verschillende Europese organisaties. De projecten die Irma Firma in 2013 en 2014 plant, vinden allemaal plaats in Brussel en omgeving. Over de mogelijke spreiding van haar film zijn geen concrete afspraken gemaakt. Het agentschap kan bijgevolg alleen concluderen dat de activiteiten van de organisatie in de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet voldoende worden gespreid. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
Irma Firma vraagt voor de subsidieperiode 2013-2014 een structurele subsidie aan van gemiddeld 79.790 euro of 35% van de totale kosten/opbrengsten. Met die middelen wil Ann Van de Vyvere haar organisatie ondersteunen en verder uitbouwen. Uit het weinig overzichtelijke dossier kon het agentschap de volgende elementen afleiden: Kosten Ann Van de Vyvere zou graag meer ruimte en bijgevolg werkingsmiddelen krijgen om aan onderzoek te doen zodat zij in alle vrijheid telkens opnieuw keuzes kan maken. Als artistiek en zakelijk leider van Irma Firma zou Ann Van de Vyvere graag in loondienst van de organisatie werken (1 VTE) en meteen ook een zakelijk medewerker engageren (0,5 VTE). Daarnaast zal er voor de projecten en de workshops worden gewerkt met freelancers. Voor al wie deelneemt aan de onderzoekscel en wordt uitgenodigd voor de lezingen worden forfaitaire vergoedingen voorzien. Voor de boekhouder wordt een honorarium en voor het sociaal secretariaat worden de werkingskosten begroot. Een derde grote post in de uitgaven is een werkplek met alle bijbehorende ‘lasten’. Uit dit alles blijkt dat de artistiek en zakelijk leider vooral een inspirerende omgeving wil creëren om zelf aan interessante kunstprocessen te kunnen meewerken. Met name de aanwerving van een halftijds zakelijk medewerker voor een eenpersoonsbedrijf is overdreven. Opbrengsten Uit coproductie en samenwerking rekent Irma Firma op 108.344 euro. 80.500 euro voor haar film ‘Travelling People, Plants and Animals’ = 40.000 euro van het VAF + 25.000 euro van Canvas + 10.500 euro van internationale presela en 5.000 euro van Off World. 27.844 euro van de KVS = equivalent van 6 maanden loon A14 Dan zijn er nog de opbrengsten van de workshops die worden begroot op 32.000 euro. 4 maal nieuwe workshops x 4.000 euro = 16.000 euro + 40 maal bestaande workshops x 400 euro = 16.000 euro Indien al deze opbrengsten gerealiseerd zouden kunnen worden, zouden de eigen inkomsten uitkomen op een bedrag van 140.344 euro of 55% van de totale inkomsten. Uit het dossier is moeilijk op te maken of deze inschatting realistisch is. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake.
Pagina 9 van 88
4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. Een individueel advies is geen garantie op subsidie. De Vlaamse Regering kent de subsidies toe binnen het totale beschikbare budget. De toekenning gebeurt na rangschikking van uw organisatie in het ontwerp van beslissing dat Kunsten en Erfgoed na de definitieve adviezen van de commissies aan de Vlaamse Regering zal voorleggen. Het is mogelijk dat ten gevolge van bepaalde elementen in de advisering uw organisatie wordt gerangschikt op een plaats in de rangschikking die zich buiten het beschikbare budget bevindt. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar reactie op het zakelijk advies probeert Irma Firma een aantal elementen aan te brengen die moeten aantonen dat het werk van de organisatie wel degelijk van kunsteducatieve aard is. Deze argumenten blijven echter erg vaag en voegen niets wezenlijks toe aan wat al in het dossier werd gezegd. Hetzelfde geldt voor de argumenten i.v.m. de partnerorganisaties, de verkoop en de spreiding. Ook hier wordt er niet verder geconcretiseerd. Het agentschap noteert dat de bijkomende halftijdse medewerker niet zakelijk maar polyvalent zou zijn. Omdat de reactie onvoldoende concrete argumenten biedt, blijft het agentschap bij zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 10 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Artistiek advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-001
Organisatie:
MUSICA (impulscentrum voor muziek) vzw
Gevraagd bedrag:
824.321,50 euro
1
Beoordeling volgens artistieke criteria
MUSICA werd in 1978 opgericht. De organisatie verwierf in de beginjaren vooral bekendheid door haar kennis over oude muziek. Er werden toen ook educatieve activiteiten aangeboden: eerst alleen voor volwassenen, daarna ook voor kinderen. Na een opsplitsing van de vzw en een erkenning via verschillende decreten (Volwassenenwerk en Jeugdwerk) kwam MUSICA vanaf 1999 (opnieuw als één geheel) terecht onder het Muziekdecreet en later onder het Kunstendecreet. Ondertussen profileert de organisatie zich als een impulscentrum voor muziek, klank en stilte waar veel meer onderwerpen aan bod komen dan enkel historische muziek. De vzw MUSICA is gevestigd in Neerpelt in lokalen op het provinciaal domein Dommelhof. Het dossier dat de organisatie indiende voor het verkrijgen van een meerjarige subsidie voor het geheel van de werking is helder geschreven en aangenaam om te lezen. Het dossier voor de vorige subsidieperiode was opgebouwd rond vier grote ‘trajecten’, die op een heldere wijze de diverse activiteiten van MUSICA afbakenden: baby’s en peuters, kinderen en jongeren, klankkunst en kunst en muzikaal erfgoed. In het nieuwe dossier vertrekt MUSICA niet meer vanuit afgebakende trajecten, maar worden ‘formats’ gedefinieerd waaronder ‘projecten’ thuishoren. Binnen elke format gaat alle aandacht naar het proces dat de deelnemers doormaken. Drie psychologische basisbehoeften schragen het proces: expressie, autonomie en verbondenheid. Dit theoretische model wordt spijtig genoeg niet met voorbeelden geïllustreerd, zodat de commissie wat op haar honger blijft zitten. Opvallend is de aandacht die er wordt besteed aan de omschrijving van de eigen productieve werking. In vergelijking daarmee worden de andere rubrieken erg summier behandeld. Het educatieve concept komt uit het genoemde theoretische model niet duidelijk tot uiting. De organisatie wil geen methodieken opgeven. Ze zegt dat ze procesmatig werkt maar ontwikkelt die bewering niet. Hetzelfde geldt voor het concept ‘informeel leren’. In het dossier wordt dat niet praktisch geduid in functie van de concrete werking van de organisatie. Daardoor blijft het te vaag. Ook blijft onduidelijk hoe kunstenaars als katalysator fungeren voor informeel leren. Daarenboven worden nergens concrete kunstenaars benoemd, terwijl ‘gerenommeerde artiesten’ vaak voorkomen in de tekst van het dossier. Wanneer dan onder de hoofding ‘projecten’ alle concrete activiteiten worden toegelicht, worden deze nog maar nauwelijks verbonden met bovenvermeld theoretisch model. In de praktijk zijn de activiteiten van MUSICA zeer divers en niet allemaal van kunsteducatieve aard. De commissie is van oordeel dat, hoewel er altijd moet gekeken worden naar wat de hoofdbrok is van een organisatie, er ook kansen moeten worden gegeven aan activiteiten die de organisatie daarnaast nog ontwikkelt. Anderzijds vindt de commissie dat MUSICA duidelijker had kunnen verantwoorden in hoever kunsteducatie niet alleen theoretisch maar ook in de praktijk nog de core business is van de organisatie. MUSICA heeft duidelijk een langetermijnvisie. Bij het op handen zijnde afscheid van de stichtend directeur en de komst van een nieuwe directeur wordt omzichtig te werk
Pagina 11 van 88
gegaan om ervoor te zorgen dat een zekere continuïteit gewaarborgd blijft. Anderzijds voelt de organisatie ook trends aan in de samenleving. Zo was ze een van de eersten die modellen ontwierp voor de professionalisering van de kinderopvang in kunstenorganisaties, maar ook bijvoorbeeld op het vlak van de klankecologie is ze erg bedrijvig. Methodisch is de organisatie vernieuwend door o.m. de grote nadruk op informeel leren. MUSICA vervult een voorbeeldfunctie binnen het educatieve veld. Ze durft projecten in gang te zetten met externe partners en die weer los te laten eenmaal ze op hun eigen benen kunnen staan. Wanneer MUSICA zoekt naar partners in de erfgoedsector of de podiumkunsten, kijkt ze over de muur heen en zoekt ze een uitweg naar andere disciplines. Dat is volgens de commissie lovenswaardig maar toch slechts een beperkte vorm van multidisciplinariteit. Andere decretale voorwaarden, zoals de samenwerking met kunstenaars, de geografische spreiding en de publieksgerichtheid worden probleemloos vervuld. Alleen over de concretisering van de interculturaliteit is niets in het dossier vermeld. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie dankt MUSICA om nogmaals de educatieve basisprincipes van de organisatie en haar werking uitgebreid uit te leggen. In die uitleg komen echter geen wezenlijke nieuwe elementen aan bod, het betreft eerder een verduidelijking, die nu wel wordt geïllustreerd met vele voorbeelden. De commissie dankt ook daarvoor. De reactie gaat ook uitvoerig in op de kritiek van de commissie dat “MUSICA duidelijker had kunnen verantwoorden in hoever kunsteducatie niet alleen theoretisch maar ook in de praktijk nog de core business is van de organisatie.” In dat verband stelt de organisatie dat ze voor haar activiteiten “ALTIJD vertrekt vanuit kunsteducatie”. De commissie acht dit echter niet voldoende. Het is niet omdat een activiteit een educatief uitgangspunt heeft dat ze ook een educatieve activiteit is. Omdat producties een groot gewicht krijgen in het dossier kan uit de reactie nog altijd niet met zekerheid worden afgeleid dat kunsteducatie de core business van de organisatie blijft. Met name voor de Dag Oude Muziek zou het raadzaam zijn snel naar een nieuwe partner te zoeken, zodat de kosten voor deze activiteit, die geen educatieve activiteit in deze zin is, kunnen gespreid worden. Gezien het voorgaande blijft de commissie bij haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 12 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Zakelijk advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-001
Organisatie:
MUSICA (impulscentrum voor muziek) vzw
Gevraagd bedrag:
824.321,5 euro
1
Beknopte historiek organisatie
MUSICA werd in 1978 opgericht. Na een opsplitsing van de vzw en een erkenning via verschillende decreten (Volwassenenwerk en Jeugdwerk) kwam MUSICA vanaf 1999 (opnieuw als één geheel) terecht onder het Muziekdecreet en later onder het Kunstendecreet. Onder het Kunstendecreet werd aan MUSICA voor de periode 2003-2006 een structurele subsidie toegekend waarbij jaarlijks 650.000 euro werd ontvangen. Vervolgens diende MUSICA een aanvraag in tot het bekomen van een meerjarige werkingssubsidie voor de periode 2007-2009. De aanvraag werd gehonoreerd en MUSICA ontving jaarlijks 700.000 euro structurele subsidie. Ook in de periode 2010-2012 werd aan de organisatie een algemene werkingssubsidie toegekend. In 2011 bedraagt die 713.048,63 euro (met indexverhoging 715.649,62 euro). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Tijdens de voorbije controles van de werking van de organisatie werden geen problemen vastgesteld. Enkele werkpunten geformuleerd bij vorige visitaties werden weggewerkt. MUSICA sloot het werkingsjaar 2010 af met een positief resultaat. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
MUSICA heeft een uitgebreid netwerk van partners en samenwerkingen opgebouwd, zowel nationaal als internationaal. Het betreft niet alleen logische partners zoals lokale besturen of organisaties maar ook belangrijke spelers uit het Vlaamse kunstenlandschap (bijvoorbeeld Festival van Vlaanderen Gent, MAfestival Brugge, Concertgebouw Brugge, Amuz Antwerpen) en een aantal internationale partners, zoals Enfance et Musique Parijs (FR), National Center for Early Music (GB), Companhia de Musica Teatral (PT), Sociedade Artistica Musical dos Poussos (PT), Kabóca Puppet Theatre (HU). Met een aantal van deze partners werkt MUSICA al geruime tijd samen, met andere organisaties is het partnerschap nog pril. MUSICA zegt dat het voor nagenoeg alle projecten op zoek gaat naar één of meerdere samenwerkende partners omdat het de experimenten die het opzet en de kennis die het ontwikkelt zo breed mogelijk wil spreiden en implementeren. Dat is een uitstekende communicatievorm om de naambekendheid te vergroten, die misschien wel een gedeelte van de geplande specifieke communicatie-uitbreiding overbodig maakt. De komende beleidsperiode wil de organisatie bovendien extra inzetten op de uitbouw van haar internationale netwerk door een hechtere band te smeden met gelijksoortige organisaties in Europa. Hiertoe wordt een substantiële Europese subsidie aangevraagd. Het agentschap veronderstelt dat indien deze subsidie niet wordt verkregen, het ‘Europese project’ vervalt.
Pagina 13 van 88
3.2
Geografische spreiding
MUSICA heeft partners in het hele Vlaamse land. Daarenboven blijkt uit de bestaande werking dat er niet alleen activiteiten worden georganiseerd in Neerpelt maar dat er ook vele activiteiten plaatsvinden in andere steden en gemeenten over heel Vlaanderen. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
MUSICA wil minimaal de huidige werking bestendigen, maar verwacht ook meer uitgaven, niet alleen door een natuurlijke stijging van de vaste kosten maar ook door ambitieuzere artistiek-educatieve plannen. Kosten Om die plannen te realiseren vraagt MUSICA een structurele subsidie aan van gemiddeld 824.321,50 euro. Dat is ongeveer 13% meer dan de organisatie in 2010 van de Vlaamse overheid heeft gekregen. Het bijkomende bedrag zegt MUSICA nodig te hebben voor de realisatie van grote projecten, om te kunnen investeren in een sterker communicatiebeleid en te kunnen inzetten op de uitbouw van een Europees Netwerk. Voor dat laatste vraagt zij nochtans een afzonderlijke Europese subsidie aan. De sterkere nadruk op grote projecten verantwoordt MUSICA “omdat ze een spin-off creëren naar de rest van de werking en omdat ze noodzakelijk zijn om de organisatie sterker te profileren naar een breder publiek”. Er wordt echter nauwelijks aangegeven hoe deze effecten gerelateerd zouden zijn aan de bijkomende middelen die er voor worden gebruikt. Wat het communicatiebeleid betreft, zet MUSICA in op een ‘gediversifieerde communicatiemix’ voor de doelgroepenwerking, een aantal kanalen voor het aanboren van een nieuw publiek en een werking naar een publiek van geïnteresseerden. Ook hier zijn er echter weinig of geen concrete voorbeelden en wordt niet voldoende aangetoond welke extra inspanningen het bijkomende budget verantwoorden. Een vergelijking van de vergoedingen die de organisatie heeft uitbetaald aan medewerkers in loondienst in 2010 en de bedragen die zij daarvoor voorziet in 2013 toont aan dat MUSICA meer wil gaan uitgeven aan personeel. Die verhoogde loonkost heeft vooral te maken met het feit dat er in 2013 een algemeen directeur en een artistiek leider zijn ingeschreven in de organisatie en dat de opdracht van de communicatieverantwoordelijke aanzienlijk wordt uitgebreid. Voor een organisatie van de omvang van MUSICA is het agentschap van oordeel dat een overgangsperiode waarin een algemeen directeur en een artistiek leider twee jaar lang naast elkaar functioneren, een overdreven uitgavepost veroorzaakt. Daarenboven vraagt het agentschap zich af waarom een organisatie die al meer dan dertig jaar bestaat bijzonder moet inzetten op communicatie, o.m. om de naambekendheid te vergroten. Opbrengsten De eigen inkomsten worden in 2013 begroot op een bedrag ter waarde van 20,5% van de totale inkomsten. Dat bedrag behelst onder meer inkomsten verkregen uit coproducties, uitkoopsommen en eigen verkoop van tickets. Ter vergelijking: in 2010 verwierf MUSICA eigen inkomsten uit verkoop en dienstprestaties en schenkingen ter waarde van 16,5% van de totale inkomsten. Blijkbaar wil de organisatie in de nieuwe subsidieperiode vooral inkomsten genereren uit de verkoop van tickets en uit de diensten die worden geleverd aan andere producenten. Dat ligt in de lijn der verwachtingen als MUSICA van dan af een gerenommeerd festival (‘Dag van de Oude Muziek’ wordt Festival ‘Muziek en Erfgoed’) zelfstandig gaat organiseren en meer gaat inzetten op coproducties. Het aandeel van de begrote subsidie (excl. de aangevraagde meerjarige subsidie van de Vlaamse overheid) komt uit op een bedrag ter waarde van 18% van de begrote
Pagina 14 van 88
inkomsten. Het agentschap meent dat MUSICA vrij realistisch heeft ingeschat welke subsidiebedragen zij naast de aangevraagde meerjarige subsidie mag verwachten. Met uitzondering van de posten waar MUSICA extra op wil inzetten in de volgende decretale periode, grote projecten en communicatie, wordt de ingediende begroting voldoende toegelicht. Er dient wel te worden opgemerkt dat de inkomsten die MUSICA in de nieuwe decretale periode verwacht niet in dezelfde mate stijgen als de gevraagde subsidie. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het agentschap neemt nota van de commentaar die MUSICA in haar repliek geeft bij het zakelijke advies. Eerst en vooral wenst het agentschap met nadruk de redenering tegen te spreken dat wat de vorige keer als subsidie werd aangevraagd maar niet toegekend door de minister als referentiepunt kan worden gebruikt. De zakelijke analyse is uiteraard gebaseerd op de effectief toegekende subsidie in 2010. Voorts blijft het agentschap van oordeel dat de verhoging van het communicatiebudget erg groot is. Ook de uitsplitsing van dat budget, die in de reactie op het zakelijke advies wordt toegelicht, kan de administratie niet overtuigen, bijvoorbeeld omdat zij het budget voor grote projecten, die door de commissie in vraag worden gesteld, nog zou verhogen. Wat het personeel betreft, blijft het agentschap van mening dat de overgangsregeling voor de algemeen directeur voor een organisatie van de omgang van MUSICA overdreven is. Het argument van MUSICA dat ze voor die regeling eerder een reserve heeft opgebouwd, vindt het agentschap niet sterk genoeg omdat het genoemde bedrag beter voor andere doeleinden was gebruikt. Het agentschap ziet bijgevolg in de commentaar van MUSICA geen noodzaak om zijn advies te wijzigen. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 15 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-002
Organisatie:
Ars Musica-Projects vzw
Gevraagd bedrag:
70.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
De activiteiten die de vzw Ars Musica-Projects verzorgt, maakten tot voor kort deel uit van werking van de privémuziekschool Ars Musica. Tot aan de oprichting van de vzw Ars Musica-Projects in mei 2011 werden in die muziekschool naast lessen ook naschoolse activiteiten georganiseerd. Dat naschoolse programma kende een groot succes en kon bijgevolg niet langer binnen de context van de muziekschool worden aangeboden. Daarom werd beslist om voor de organisatie van dat programma een zelfstandige structuur op te richten. De aangevraagde subsidie moet mogelijk maken dat de werking van Ars Musica-Projects kan worden verdergezet, uitgebreid en verdiept. De activiteiten omvatten projecten zoals muzikale initiatie voor tieners, kunstprojecten voor kleuters, muziek- en kunstkampen, koorkampen en muziekstages, muzikale wandel- en fietstochten, kunstroutes, een ‘Ars Musica Ensemble’, evenals concerten, musicals, kunstprojecten i.s.m. scholen, koren of andere verenigingen, musicalateliers... De commissie heeft respect voor die ambitieuze missie maar stelt ernstige vragen bij het uiteindelijke doel ervan. Bij vele activiteiten is niet duidelijk hoe zij toeleiden tot de kunsten; het dossier gaat daar ook niet nader op in. Ook de reden waarom naast muziek nu andere kunsten bij de werking worden betrokken, is onduidelijk. Het gaat hier niet over een multidisciplinaire aanpak in de ware zin van het woord maar eerder om nevenschikking. Dat dreigt de werking te verzwakken in plaats van te versterken; het draagt ook niet bij tot verdieping van de programmering. Het educatieve concept is in het dossier evenmin echt uitgewerkt. Er zijn geen inhoudelijke doelstellingen die gekoppeld worden aan een methodiek die verder kan worden uitgewerkt; het vernieuwende karakter van de gehanteerde methoden ontbreekt eveneens. Voor de commissie is het ook onduidelijk waarom Ars Musica-Projects -zonder ooit te hebben gesolliciteerd voor een projectsubsidie- meteen structurele subsidie voor vier jaar aanvraagt bij de Vlaamse overheid. Nieuwe spelers in het professionele kunstenlandschap maken meestal een groeitraject door waarin zij kunnen bewijzen dat zij een bijzondere positie kunnen innemen in het kunstenlandschap. Dat is hier niet het geval. Er is evenmin sprake van een langetermijnvisie; die blijft beperkt tot het bestendigen van een bestaande werking, maar met meer middelen. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt in hoever de organisatie samenwerkt met kunstenaars en/of kunstenorganisaties. Er is bijvoorbeeld sprake van samenwerking met het Lemmensinstituut maar noch de concrete invulling noch de meerwaarde ervan zijn duidelijk. De activiteiten worden weinig of niet geografisch gespreid; in wezen is de werking lokaal. Bijgevolg is ook de publieksgerichtheid beperkt tot enkele gemeenten en daarbinnen vooral tot de leden en hun families. Hoewel de werking van Ars Musica Projects zeker waarde heeft voor de lokale bevolking komt ze niet in aanmerking voor structurele subsidie. De werking is te lokaal en daarenboven geen kunsteducatie in de zin van het decreet.
Pagina 16 van 88
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De commissie handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 17 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-002
Organisatie:
Ars Musica-Projects vzw
Gevraagd bedrag:
70.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De vzw Ars Musica-Projects werd opgericht in mei 2011. De activiteiten die de vzw verzorgt, bestaan al een hele tijd als nevenactiviteit van de privémuziekschool Ars Musica. Die muziekschool heeft in het verleden subsidie gekregen onder het decreet Jeugdwerk, maar werkt al geruime tijd zonder subsidie. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing. De organisatie heeft nog geen subsidie gekregen onder het Kunstendecreet. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
De organisatie is de natuurlijke partner van muziekschool Ars Musica. Daar wordt vanzelfsprekend mee samengewerkt. Andere partners worden gerangschikt onder de noemers: ‘kunstenorganisaties’, ‘bands/kunstenaars’, ‘structurele partners (steden en gemeenten)’, ‘partners uit het lager en hoger onderwijs’, ‘componisten/arrangeurs’. Wat opvalt aan die opsomming is de lokale verankering van de organisatie: er wordt samengewerkt met vele organisaties uit de omgeving. De lijst bevat echter geen enkele organisatie of kunstenaar die subsidie krijgt onder het Kunstendecreet. In het professionele kunstenlandschap heeft Ars Musica-projects met andere woorden (nog) geen partners. 3.2
Geografische spreiding
De organisatie werkt vanuit diverse locaties (Zelzate, Wondelgem, Assenede en Oosteekloo). Die spreiding is onvoldoende om in aanmerking genomen te worden voor structurele subsidiëring onder het Kunstendecreet. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
De zelfstandige organisatie Ars Musica-Projects is nog jong en krijgt tot nu toe geen subsidie. Zij wil subsidie aanvragen bij de provincie Oost-Vlaanderen en vraagt een erkenning aan bij de stad Gent. Voor het agentschap is het onduidelijk waarom Ars Musica-Projects -zonder ooit te hebben gesolliciteerd voor een projectsubsidie- meteen structurele subsidie voor vier jaar aanvraagt bij de Vlaamse overheid. Nieuwe spelers in het professionele kunstenlandschap maken meestal een groeitraject door waarin zij kunnen bewijzen dat zij een bijzondere positie kunnen innemen in het kunstenlandschap. Dat is hier niet het geval. Ars Musica-Projects toont in het dossier ook niet voldoende aan dat ze de ambitie
Pagina 18 van 88
kan realiseren om volledig te professionaliseren en een langetermijnwerking te ontwikkelen als kunsteducatieve organisatie onder het Kunstendecreet. Dat blijkt onder meer uit de begroting. Een groot gedeelte van de kosten gaat naar lonen en vergoedingen, in het bijzonder naar de lonen van de zakelijk leider en de artistiek medewerker. Van die lonen wordt nochtans niet eens gespecificeerd volgens welk paritair comité zij zijn ingeschaald. Anderzijds voorziet de vereniging voor de prestaties van de artistieke/educatieve medewerkers (de corebusiness van Ars Musica-Projects!) slechts een klein bedrag aan kleinevergoedingsregelingen terwijl dergelijke regelingen niet eens mogen worden toegepast voor activiteiten waarbij het pedagogische of educatieve primeert boven het artistieke. Een dergelijke begroting getuigt niet van de professionaliteit die van een structureel gesubsidieerde kunstenorganisatie mag worden verwacht. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen informatie. Het agentschap heeft bijgevolg geen specifieke appreciatie ter zake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Ars Musica-Projects maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 19 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-003
Organisatie:
BAS vzw
Gevraagd bedrag:
96.258,41 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Belgisch Afrikaans Slagwerk (BAS) werd opgericht in 1994. BAS werkte tot in 2006 met beperkte werkingsmiddelen van de stad Gent en de provincie Oost-Vlaanderen. Vanaf 2007 is de organisatie meerjarig gesubsidieerd als kunsteducatieve organisatie onder het Kunstendecreet. De organisatie heeft als doel het uitdragen en onderzoeken van de Afrikaanse en door Afrika geïnspireerde muziek en cultuur via actieve muziekbeoefening op djembe, dundun, krin, balafoon, andere slagwerkinstrumenten en zang. BAS verzorgt ook workshops, lezingen en cursussen op locatie. Jaarlijks organiseert BAS ook een avondvullende voorstelling door cursisten en docenten, die telkens een ontmoeting is tussen verschillende culturen. De commissie stelt een stagnatie van de activiteiten vast. De organisatie is niet wezenlijk geëvolueerd; de in het dossier aangehaalde vernieuwingen zijn niet van aard om de plaats in het kunsteducatieve veld te bestendigen. Met name op het vlak van de samenwerking met organisaties uit het kunsteducatieve en kunstenveld scoort BAS onvoldoende. De samenwerkingen zijn louter pragmatisch, waardoor BAS er haar eigen tekortkomingen niet mee kan compenseren. De kunsteducatieve activiteit van BAS blijft grotendeels beperkt tot cursussen en workshops. Dat volstaat niet om als kunsteducatieve organisatie erkend te blijven. Het gaat er ook om de artistieke meerwaarde te zien en discipline-overschrijdend te werken. De werking zou de cursisten de stap moeten doen zetten naar meer. De commissie kan dat niet vaststellen. De commissie mist derhalve de toeleiding tot de kunsten in het werk van BAS. Wat betreft het spreidingscriterium verwijst de commissie naar het zakelijk advies. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
Aangezien BAS een geïntegreerde tekst heeft gemaakt als reactie op het zakelijke en het artistieke advies reageren het agentschap en de commissie gezamenlijk. Het agentschap en de commissie stellen vast dat BAS samenwerkt met vele partners, maar blijft van oordeel dat de organisatie te weinig aansluiting heeft bij het professionele kunstenveld. Van een structureel gesubsidieerde kunsteducatieve organisatie wordt verwacht dat zij actief deel uitmaakt van het professionele kunstenveld waartoe ook de organisaties kunsteducatie behoren. Het agentschap en de commissie blijven van mening dat dit bij BAS niet in voldoende mate het geval is.
Pagina 20 van 88
De samenwerkingsverbanden die BAS aanhaalt kunnen het agentschap en de commissie ook niet als inhoudelijke samenwerkingen beschouwen, het gaat veeleer om ondersteuning van andere organisaties aan BAS en omgekeerd. Wat het spreidingscriterium betreft, heeft het argument dat BAS aanhaalt eerder betrekking op haar uitstraling. Ook van een kleine organisatie mag verwacht worden dat zij niet alleen publiek uit verschillende regio’s aantrekt, maar dat zij ook naar het publiek in heel Vlaanderen toegaat. De argumenten die BAS aanhaalt om de loonkost van haar zelfstandige medewerkers te verklaren, vertellen onvoldoende over de achterliggende berekeningswijze. Over de inkomsten van de organisatie was er enige verwarring tussen BAS en het agentschap. De totale omzet van BAS bedroeg in 2010 60.219,39 euro in 2013 voorziet de organisatie een omzet van 72.012,95 euro. De inkomsten uit tickets bedroegen in 2010 52.786,09 euro en in 2013 wordt een bedrag van 62.359,80 euro vooropgesteld. Ook hier blijft het agentschap bij zijn advies dat hoewel uit de afrekening van 2010 blijkt dat BAS vzw in 2010 een grotere omzet heeft gerealiseerd dan voorzien, de vereniging haar omzet voor 2013 te hoog inschat. De organisatie zal m.a.w. hoogstwaarschijnlijk, minder inkomsten hebben dan ze voorziet. Voorts merkt de commissie nog op dat de cursussen en workshops die BAS organiseert in principe zelfbedruipend moeten zijn en geen aanleiding kunnen geven tot subsidie. Vanuit al deze argumenten besluiten het agentschap en de commissie dat BAS niet voldoet aan de voorwaarden om als kunsteducatieve organisatie onder het Kunstendecreet gesubsidieerd te worden. De argumenten die BAS aanhaalt om eventueel een lagere subsidiëring of een subsidiëring voor twee jaar te verkrijgen, vervallen hierdoor. Toch wenst het agentschap i.v.m. het eerste argument op te merken dat geen enkele organisatie bij het bepalen van haar lonen van de CAO mag afwijken. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 21 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-003
Organisatie:
BAS vzw
Gevraagd bedrag:
96.258,41 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
BAS vzw is opgericht in 1994 als Belgisch Afrikaans Slagwerk: Jan De Belder start de eerste djembéschool van Vlaanderen. Tot in 2006 werkt BAS vzw met beperkte werkingsmiddelen van de stad Gent en de provincie Oost-Vlaanderen. Vanaf 2007 krijgt BAS vzw een structurele subsidie als educatieve organisatie onder het Kunstendecreet. Vanuit haar (historische gegroeide) verbondenheid met Afrikaanse percussie kiest BAS vzw voor slagwerk en zwarte muziek uit Afrika en de Afrikaanse diaspora. Rond Afrika en rond de cultuuruitwisseling met dat continent organiseert BAS vzw cursussen, workshops en educatieve lezingen voor iedereen tussen 12 en 60 jaar. De organisatie ontvangt in 2011 van de Vlaamse overheid een subsidie van 52.763,74 euro (52.956,22 euro met indexverhoging). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Bij een plaatselijke controle in 2011 noteert het agentschap enige onzorgvuldigheid bij het opvolgen van vooral alle boekhoudkundige en financiële verplichtingen en regels en wordt de vzw gevraagd meer aandacht te besteden aan een correcte opvolging van alle verplichtingen ter zake. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
BAS vzw geeft in haar dossier een opsomming van de organisaties waarmee wordt samengewerkt en omschrijft ze heel summier. Van al die samenwerkingen wordt de meerwaarde kort en bondig omschreven. Nader onderzoek leert dat er in die lijst slechts enkele spelers structureel worden gesubsidieerd onder het Kunstendecreet: N9/Driewerf Hoera (muziekclub), Kinky Star (muziekclub), De Vieze Gasten (sociaal culturele organisatie) en De Centrale (concertorganisatie). BAS vzw zegt met die organisaties samen te werken om de overheadkosten te beperken, om haar aanbod beter te spreiden en haar doelpubliek te verruimen. Het agentschap betreurt dat BAS vzw geen inhoudelijke partners heeft in het kunstenlandschap. In die zin vindt ze dat de organisatie nog altijd te weinig aansluiting heeft met het kunstenveld. BAS vzw beschrijft de samenwerking met haar artistieke/educatieve medewerkers uitvoerig. Zij werken voor de organisatie met een kunstenaarsstatuut, op zelfstandige basis of voeren opdrachten uit voor BAS vzw in naam van een andere organisatie waarmee BAS vzw een samenwerkingsovereenkomst maakt. Het valt het agentschap op dat niet alle medewerkers evenveel worden betaald. De reden daarvoor is niet duidelijk. Alle artistieke/educatieve medewerkers mogen ook beschikken over de BASboot als repetitieruimte en kunnen in de schoot van BAS vzw met cursisten projecten uitwerken die uitgevoerd kunnen worden tijdens de Gentse Feesten of op de jaarlijkse eindvoorstelling. Alleen voor artistiek leider, Jan De Belder, die ook cursussen, workshops
Pagina 22 van 88
en stages verzorgt en in loondienst is van BAS vzw wordt ook een budget voor opleiding voorzien. 3.2
Geografische spreiding
BAS vzw zegt in haar dossier dat in 2010 het merendeel van haar deelnemers uit de omliggende provincies en niet langer uit Oost-Vlaanderen komt en dat zij bijgevolg een organisatie met een landelijke werking is geworden. Nochtans heeft het agentschap bij zijn inspectie in het voorjaar van 2011 vastgesteld dat “de activiteiten van de vzw zich vooral situeren in de provincie Oost-Vlaanderen, en dan nog vnl. in de regio Gent”. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
BAS vzw vraagt voor de periode 2013 -2016 een werkingssubsidie van circa 96.000 euro of ongeveer 54% van de totale begrote inkomsten van BAS. Dat is een meervraag van 80% ten opzichte van het subsidiebedrag dat BAS in 2010 kreeg van de Vlaamse overheid (53.567,25 euro) wat gezien de huidige budgettaire situatie wellicht moeilijk realiseerbaar is. Kosten Die meervraag is in de eerste plaats het gevolg van de verhoging van de vaste personeelskosten, d.w.z. de lonen van de drie vaste medewerkers. Die zouden vanaf 2013 worden opgetrokken naar een niveau dat overeenstemt met de functie die de betrokkenen uitvoeren volgens het Paritair Comité 329. Op die manier wordt er in 2013 een hoger bedrag voorzien voor ‘bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen’ dan in 2010. Het zou gaan om een verhoging van het personeelsbudget met 107%. Opbrengsten Opvallend is dat BAS die verhoging doorvoert zonder een vergelijkbare realistische stijging van de inkomsten. Zo laat de organisatie haar inkomsten uit tickets, die in 2010 nog 60.219,62 euro bedroegen, in 2013 oplopen tot 72.012,95 euro. De inkomsten uit binnenlandse samenwerkingen laat BAS stijgen van 3.062,50 euro naar 6.030,75 euro. Hoewel uit de afrekening van 2010 blijkt dat BAS vzw in dat jaar een grotere omzet heeft gerealiseerd dan voorzien, meent het agentschap dat de vereniging de verwachte inkomsten uit de verkoop van tickets en samenwerkingen te hoog inschat. De organisatie zal m.a.w. hoogstwaarschijnlijk minder inkomsten hebben dan voorzien. Bovendien is de stijging van de inkomsten zoals BAS ze voorrekent totaal niet in verhouding met de meervraag aan subsidie. BAS vzw krijgt structurele subsidie als kunsteducatieve organisatie van de Vlaamse overheid en middelen uit het Sociaal Fonds van de Sociale Maribel voor socio-culturele organisaties. Ze ontvangt een toelage van de provincie Oost-Vlaanderen als ‘vereniging met een specifieke educatieve werking’ en logistieke steun in de vorm van geluidsversterking, belichting, decoratie, … voor haar eindvoorstelling. De stad Gent ondersteunt de organisatie in natura: elk jaar stelt ze in het kader van haar ‘stadsdagen’ een zaal ter beschikking voor de eindvoorstelling. Voor vervolmakingsstages, repetities en workshops kan BAS vzw er lokalen huren aan een gereduceerd tarief. Het agentschap is er niet van overtuigd dat het voorgestelde groeipad realistisch is. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Een organisatie die in Vlaanderen cursussen, workshops en educatieve lezingen aanbiedt rond Afrika en de cultuuruitwisseling met dat continent is een interculturele organisatie.
Pagina 23 van 88
Die interculturaliteit is vanzelfsprekend ook zichtbaar in de docentenploeg van BAS vzw, die uit Afrikanen en Vlamingen bestaat. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Aangezien BAS een geïntegreerde tekst heeft gemaakt als reactie op het zakelijke en het artistieke advies reageren het agentschap en de commissie gezamenlijk. Het agentschap stelt vast dat BAS samenwerkt met vele partners, maar blijft van oordeel dat de organisatie te weinig aansluiting heeft bij het professionele kunstenveld. Van een structureel gesubsidieerde kunsteducatieve organisatie wordt verwacht dat zij actief deel uitmaakt van het professionele kunstenveld waartoe ook de organisaties kunsteducatie behoren. Het agentschap en de commissie blijven van mening dat dit bij BAS niet in voldoende mate het geval is. De samenwerkingsverbanden die BAS aanhaalt kunnen het agentschap en de commissie ook niet als inhoudelijke samenwerkingen beschouwen, het gaat veeleer om ondersteuning van andere organisaties aan BAS en omgekeerd. Wat het spreidingscriterium betreft, heeft het argument dat BAS aanhaalt eerder betrekking op haar uitstraling. Ook van een kleine organisatie mag verwacht worden dat zij niet alleen publiek uit verschillende regio’s aantrekt, maar dat zij ook naar het publiek in heel Vlaanderen toegaat. De argumenten die BAS aanhaalt om de loonkost van haar zelfstandige medewerkers te verklaren, vertellen onvoldoende over de achterliggende berekeningswijze. Over de inkomsten van de organisatie was er enige verwarring tussen BAS en het agentschap. De totale omzet van BAS bedroeg in 2010 60.219,39 euro in 2013 voorziet de organisatie een omzet van 72.012,95 euro. De inkomsten uit tickets bedroegen in 2010 52.786,09 euro en in 2013 wordt een bedrag van 62.359,80 euro vooropgesteld. Ook hier blijft het agentschap bij zijn advies dat hoewel uit de afrekening van 2010 blijkt dat BAS vzw in 2010 een grotere omzet heeft gerealiseerd dan voorzien, de vereniging haar omzet voor 2013 te hoog inschat. De organisatie zal m.a.w. hoogstwaarschijnlijk, minder inkomsten hebben dan ze voorziet. Voorts merkt de commissie nog op dat de cursussen en workshops die BAS organiseert in principe zelfbedruipend moeten zijn en geen aanleiding kunnen geven tot subsidie. Vanuit al deze argumenten besluiten het agentschap en de commissie dat BAS niet voldoet aan de voorwaarden om als kunsteducatieve organisatie onder het kunstendecreet gesubsidieerd te worden. De argumenten die BAS aanhaalt om eventueel een lagere subsidiëring of een subsidiëring voor twee jaar te verkrijgen, vervallen hierdoor. Toch wenst het agentschap i.v.m. het eerste argument op te merken dat geen enkele organisatie bij het bepalen van haar lonen van de CAO mag afwijken. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 24 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-004
Organisatie:
MUS-E Belgium vzw
Gevraagd bedrag:
300.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
MUS-E Belgium is een tweetalige vereniging die sinds 2000 zowel in het Nederlandse als het Franstalige landsgedeelte actief is. De vzw organiseert het MUS-E programma in België op initiatief van de internationale vzw International Yehudi Menuhin Foundation (IYMF) en deelt er haar Belgische zetel mee. Dat MUS-E programma brengt kunstenaars uit diverse disciplines in het onderwijs om er een artistiek en creatief proces op gang te brengen in samenwerking met de leerkracht. Hierbij staan de leefwereld van het kind, zich creatief uitdrukken en experimenteren centraal. Kunstenaars werken gedurende het hele schooljaar samen met een klas en leerkracht. Op die manier wil de organisatie kinderen vanaf jonge leeftijd warm maken voor kunst. Naast het bovengenoemde MUS-E programma organiseert MUS-E Belgium ook nog andere projecten. De hoofdactiviteit van MUS-E speelt zich dus af in scholen (‘kunst-op-school’), waar langlopende trajecten met kunstenaars worden begeleid. Daarnaast wil MUS-E zich in de toekomst ook meer profileren in de vrije tijd en in de welzijnssector. De sterke nadruk op de schoolomgeving stelt een principiële beleidsvraag: moeten kunsteducatieve organisaties die vooral in scholen werken daartoe gesubsidieerd worden onder het Kunstendecreet? In Nederland is er een structurele oplossing om kunstenaars op school uit te nodigen. Daar bestaan ook opleidingen die hen leren werken op een school. In Italië wordt een dergelijk project betaald door de gemeenten (Reggio Emilia). In Vlaanderen kan wel extra geld aangevraagd worden bij Canon Cultuurcel maar niet voor langlopende trajecten zoals MUS-E die aanbiedt. De commissie is van oordeel dat het een goede zaak is dat het onderwijs expertise vraagt aan de kunstensector. Als dusdanig vindt zij de scholenwerking van MUS-E heel waardevol. Zij stelt echter vragen bij de mate waarin deze werking kan uitgebreid worden, zeker in budgettair krappe tijden. Wat de activiteiten in de vrije tijd en in de welzijnssector (asielcentra, verzorgingstehuizen, enz.) betreft, wordt inhoudelijk niet altijd precies aangegeven wat daar gebeurt. De algemene indruk van het dossier is positief. Het is vlot geschreven, geeft voorbeelden en in de bijlagen wordt meer toelichting verschaft. Het dossier is erg compleet. Het profiel van de organisatie is helder beschreven, zonder overdrijvingen. Dat gebeurt zonder pretentie, maar met respect voor de eigenheid van de organisatie en trouw aan het initiële idee. Er zijn eigenlijk geen vergelijkbare organisaties. Die sterke identiteit staat vernieuwing nochtans niet in de weg: de kunstenaars werken vanuit het filosofische concept van MUS-E maar staan open voor nieuwe meningen en inhouden. De kunstenaars die in het onderwijs aan de slag gaan, doen dat naast de leerkracht, niet boven hem of haar. Nieuwe kunstenaars mogen meestappen met kunstenaars met ervaring (buddy-systeem). Het educatieve concept is zeer hoogstaand en open. Invloeden vanuit het veld maar ook vanuit andere culturen worden verwerkt. In de toekomst zal –vooral in de vrije tijd en de welzijnssector– ook vraaggericht worden gewerkt. Toch wordt er vooral ingezet op lange trajecten. Het concept is niet resultaat- maar procesgericht: “MUS-E ondervindt dat er geen tweedeling is tussen de begrippen proces en resultaat (… maar) dat als een proces goed verloopt het resultaat ook goed is”. De kunstenaars krijgen carte blanche maar dat
Pagina 25 van 88
staat niet gelijk met laisser-faire. De rollen van alle betrokkenen worden integendeel sterk gedefinieerd vanuit ieders expertise. Evaluatie en observatie worden erg serieus genomen. Het dossier geeft duidelijk blijk van langetermijnvisie. Geslaagde projecten worden voortgezet maar tegelijk worden nieuwe ideeën ontwikkeld. Daarbij is er ook ruimte voor pilootprojecten. De organisatie voelt ook tendensen juist aan, bijvoorbeeld in de onderwijswereld, zoals blijkt uit haar hantering van het concept ‘brede school’: buiten de schoolmuren activiteiten ontwikkelen, voorschoolse en naschoolse opvang buiten of met actoren van buiten de schoolmuren. Door haar langetermijnwerking is MUS-E qua methode vrij uniek tegenover andere organisaties. De commissie onderstreept de voorbeeldfunctie van de manier waarop MUS-E een project uitwerkt, op de markt gooit en dan ruimte zoekt voor het uitwerken van nieuwe projecten. Die creatieve en weinig evenementiële houding wordt erg op prijs gesteld, evenals het feit dat MUS-E trouw blijft aan kunsteducatie. MUS-E werkt principieel samen met individuele kunstenaars maar ook met gerenommeerde huizen, die een voor haar interessante werking hebben (bv. P.A.R.T.S.). De samenwerkingsverbanden zijn multidisciplinair: er wordt samengewerkt met kunstenaars uit alle disciplines. Bewonderenswaardig is hoe de organisatie altijd op zoek gaat naar nieuwe publieken. Dat gebeurt niet willekeurig maar er worden keuzes gemaakt en die worden ook verantwoord. Men zal eerder op zoek gaan naar kansengroepen, waar men vaak verschillende culturen en achtergronden aantreft. MUS-E is ook aanwezig in het bijzonder onderwijs bij kinderen met een fysieke of mentale handicap. Er is m.a.w. een duidelijke focus op diversiteit. Ook interculturaliteit is een natuurlijk gegeven: taal en kleur vormen geen enkel probleem. Op die manier wil MUS-E de sociale en culturele emancipatie van kinderen bevorderen en bijdragen tot de preventie van sociale uitsluiting, geweld en racisme. De activiteiten van MUS-E zijn al behoorlijk gespreid over heel Vlaanderen, vooral in de steden. De organisatie wil die spreiding nog intensifiëren. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie feliciteert MUS-E met de prijs die de organisatie heeft gewonnen. Ze apprecieert de werking van MUS-E en meent dat ze dat ook heeft laten blijken in haar oordeel over het artistieke luik van de organisatie. Wat MUS-E schrijft in haar repliek op het preadvies bevestigt alleen de indruk die de commissie over de organisatie heeft. Ze blijft dan ook bij haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 26 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-004
Organisatie:
MUS-E Belgium vzw
Gevraagd bedrag:
300.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
MUS-E Belgium (hierna MUS-E) krijgt structurele subsidie als kunsteducatieve organisatie onder het Kunstendecreet sedert 2006. Ook voor de periode 2010-2012 werd beslist om de organisatie een structurele subsidie te geven. In 2011 ontvangt de vereniging van de Vlaamse overheid een subsidie van 115.120,89 euro (115.540,81 euro met indexverhoging). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Uit het toezicht op de werking blijkt dat de organisatie financieel gezond is en erin slaagt reserves op te bouwen. Zo sloot MUS-E het werkingsjaar 2010 af met een positief resultaat. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
De vereniging werkt vrij intensief samen met organisaties uit de welzijnssector (bv. UZ Leuven), de (socio-)culturele sector (bv. Huis van culturen/Maison des Cultures in Molenbeek), de kunstensector (bv. Wiels), en met onderwijsinstellingen (bv. Sociale Hogeschool Antwerpen en de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen). MUS-E is een tweetalige vereniging die zowel in het Nederlandse als het Franstalige landsgedeelte werkzaam is. De Nederlandstalige medewerkers zijn daardoor niet alleen goed op de hoogte van de kunstensector in Wallonië maar werken ook met een grote vanzelfsprekendheid samen met de kunstenorganisaties die daar zijn gevestigd. De organisatie maakt deel uit van het internationaal netwerk van de IYMF (‘International Yehudi Menuhin Foundation’). Met de leden van dat netwerk houdt de organisatie contact via jaarlijkse ontmoetingen. In het verleden hebben die contacten al geleid tot samenwerkingen in de organisatie, zoals bilaterale vormingsdagen en de uitwerking van nieuwe artistieke projecten (bv. Radio MUS-Eu). In haar dossier zegt de organisatie niet alleen waarom ze samenwerken met partners zo belangrijk vindt, maar geeft ze ook meer concrete uitleg over elke samenwerking afzonderlijk. Een van die samenwerkingen is het project ‘Duet in d²’. Voor dat project van Initia vzw waaraan MUS-E en de kunstbank meewerken en waarin MUS-E 4.000 euro investeert, is een projectsubsidie aangevraagd aan de Vlaamse overheid. Als die subsidie wordt toegekend, moet ze worden afgerekend in het voorjaar van 2013. 3.2
Geografische spreiding
MUS-E werkt in heel het land. Vooral het kunst-op-school programma, dat is het programma waarrond de werking van MUS-E is opgebouwd, vindt in alle provincies plaats. Ter informatie: voor het kunst-op-school programma brengt MUS-E professionele
Pagina 27 van 88
kunstenaars naar scholen om een artistiek project uit te werken in samenwerking met de kinderen en de leerkracht. Vanuit de overtuiging dat elk individu evenveel recht heeft op een stem, richt MUS-E Belgium zich voornamelijk op scholen met kinderen die moeilijk toegang hebben tot kunst en cultuur. De nadruk ligt op creativiteit en expressie, groepsdynamiek en interculturele dialoog. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
MUS-E Belgium zegt in de toekomst verder te willen groeien als professionele kunstenorganisatie gespecialiseerd in kunsteducatieve activiteiten binnen het onderwijs, de vrije tijd en de welzijnssector. Zo wil ze in het onderwijs haar kunst-op-school programma verder uitwerken zodat meer scholen kunnen worden bediend en nieuwe projecten kunnen worden gelanceerd. Voorts wil de organisatie ook kunnen ingaan op de groeiende vraag naar activiteiten in de vrije tijdssector en wil ze nieuwe initiatieven uitbouwen voor nieuwe doelgroepen in de welzijnssector. Om dat alles te kunnen realiseren meent MUS-E dat haar Nederlandstalige team moet worden uitgebreid. Alleen op die manier kan volgens MUS-E de coördinatie, de opvolging en de spreiding van haar activiteiten worden gegarandeerd, kan er worden gezocht naar nieuwe partners en sponsoring, kan de organisatie op een professionele manier communiceren, nieuwe initiatieven ondersteunen en kunstenaars begeleiden. MUS-E wil bovendien investeren in kwaliteitsbewaking. Daaronder verstaat de organisatie: het motiveren en ondersteunen van de kunstenaars waarmee zij samenwerkt, het stimuleren van haar personeel om vormingsdagen te volgen, het verder ontwikkelen van haar evaluatiemethode en het opzetten en begeleiden van onderzoek. Om dit groeipad te verwezenlijken, vraagt MUS-E Belgium in het voorliggende subsidiedossier gemiddeld 300.000 euro subsidie aan, terwijl zij in 2010 116.874,00 euro subsidie heeft ontvangen van de Vlaamse overheid. De organisatie zou de subsidie die zij van de Vlaamse overheid krijgt m.a.w. met meer dan 150% willen zien verhogen wat gezien de huidige budgettaire situatie wellicht moeilijk realiseerbaar zal zijn. Kosten Met het gevraagde bedrag wil MUS-E de uitbreiding van haar aanbod bekostigen, een op het einde van 2010 in dienst genomen kunstenaar mee in haar personeelsbestand opnemen en een communicatiemedewerker aanwerven. Vergelijking met het werkingsverslag van 2010 leert dat de personeelsploeg daardoor in 2013 38,5% (van 2,7 VTE naar 4,15 VTE = 1,45 VTE) meer kost en dat het bedrag dat wordt voorzien voor de ‘artistieke honoraria’ stijgt met 46,5%. Wat betreft de uitgaven blijken vooral de kosten die gemaakt worden om haar schoolprogramma te realiseren heel hoog te liggen. Voorts zijn er nog de activiteiten buiten de schooltijd die de organisatie wil uitbreiden. Het agentschap merkt op dat de uitbreiding een substantiële verhoging van het subsidiebedrag zou betekenen. MUS-E voorziet dat in 2013 54% van haar uitgaven zullen worden besteed aan artistieke vergoedingen en 10% aan projectgebonden werkingskosten. Slechts 36% van de totale uitgaven zullen worden uitgegeven aan loonkosten, algemene werkingskosten en diverse vergoedingen. De organisatie spendeert haar subsidie m.a.w. vooral aan artistieke taken. Dat komt omdat MUS-E zich met haar activiteiten vooral op het onderwijs richt (83% van haar activiteiten) met een kunst-op-school programma dat professionele kunstenaars uit diverse disciplines in het onderwijs plaatst. Een dergelijke werking is erg arbeidsintensief. Zo begroot MUS-E voor haar Nederlandstalige artistieke prestaties een totaalsom van 243.460 euro. In die som reserveert ze ook een budget voor onderzoek, dat is 11.200 euro of ongeveer 5%. De praktische uitwerking van haar programma realiseert MUS-E met een relatief kleine ploeg.
Pagina 28 van 88
Opbrengsten MUS-E wil het subsidiebedrag dat zij van de Vlaamse overheid krijgt graag met meer dan 150% zien verhogen ten opzicht van het subsidiebedrag dat de organisatie ontving in 2010. De inkomsten uit de verkoop voor het werkingsjaar 2013 worden 43% hoger geschat dan in 2010. MUS-E zegt die inkomsten te kunnen doen toenemen door de toename van haar activiteiten en door haar bereidheid om werk te leveren op maat. Hoewel het agentschap vaststelt dat de organisatie haar inkomsten uit tickets tot nu toe doorgaans te laag had begroot, vindt ze het bedrag dat nu wordt opgegeven toch wel erg hoog. Toch stijgen daardoor de inkomsten nog altijd relatief weinig ten opzichte van de gevraagde subsidie. Voor het sponsorbedrag dat zij verwacht, stelt de organisatie zich meer bescheiden op: in 2010 bracht sponsoring 79.984 euro en in 2013 meent zij dat er op 64.000 euro kan worden gerekend. Voor de subsidie die MUS-E -niet van de Vlaamse overheid- krijgt, schrijft de organisatie in de toekomst te kunnen rekenen op inkomsten uit ‘andere subsidies’ en op bedragen afkomstig van enkele lokale overheden (VGC, provincies en projectsubsidies steden en gemeenten). Dat is samen goed voor 32% van de totale inkomsten. Ook hier is het bedrag dat wordt opgegeven erg hoog. Bovendien wordt niet uitgelegd waar de organisatie haar ‘andere subsidies’ vandaan haalt. Wat de subsidie betreft die de organisatie aan Vlaamse overheid vraagt: die bedraagt 56% van de totale opbrengsten die MUS-E voorziet in 2013. Het agentschap vindt de ambitie van MUS-E lovenswaardig, maar vreest dat ze in budgettair krappe tijden naar beneden zal moeten worden bijgesteld. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
MUS-E Belgium heeft sinds het begin van haar werking veel aandacht besteed aan diversiteit en interculturaliteit. Te oordelen aan de namen van de personeelsleden en de leden van de raad van bestuur, werkt MUS-E samen met mensen van niet-Belgische origine. Dat blijkt zonder meer uit de keuze van de kunstenaars die de organisatie rekruteert zowel via formele als via informele wegen. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het agentschap heeft de repliek van MUS-E aandachtig gelezen en apprecieert ten zeerste de huidige en toekomstige werking van de organisatie. De ingediende repliek bevat geen nieuwe informatie. Het agentschap behoudt dan ook zijn oorspronkelijke advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 29 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-005
Organisatie:
Jeugd en Muziek Vlaanderen vzw
Gevraagd bedrag:
1.333.332,90 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Jeugd en Muziek (J&M) Vlaanderen positioneert zich als een grote organisatie in het muziekeducatieve werkveld in Vlaanderen. ‘Muziek’ blijft het belangrijkste uitgangspunt, samen met de focus op jongeren (Jeugd en Muziek noemt zich zelf een vereniging “door, met en voor jongeren”). De organisatie balanceert tussen een centraal gestuurde inhoudelijke aanpak en programmatie, en een gedecentraliseerde organisatiestructuur met sterk autonome lokale afdelingen en jeugdensembles. Het dossier is uitgebreid en goed gedocumenteerd, maar komt door de formulering van een bijzonder groot aantal strategische en operationele doelstellingen gefragmenteerd over, een opmerking die de commissie ook al over vorige dossiers heeft gemaakt. Daarenboven zijn slechts enkele van die doelstellingen van specifiek kunsteducatieve aard en blijkt uit de doelstellingen als geheel niet hoe deze de kunsteducatieve missie van de organisatie kunnen waarmaken. J&M Vlaanderen schakelt zich in een lange traditie in. De organisatie streeft weliswaar naar vernieuwing maar blijft ook sterk geworteld in die traditie. Dat uit zich vooral in de plaatselijke afdelingen maar werkt ook nog sterk door in het educatieve concept. Dat educatieve concept wordt in het dossier omstandig omschreven. Het is gedifferentieerd naargelang de leeftijdsgroep waartoe men zich richt. Centraal in dat concept staat de voorstelling (het concert), waaraan een actieve verwerking (workshop) wordt gekoppeld. Er worden voorbeelden gegeven waarin die aanpak wordt verduidelijkt. J&M Vlaanderen hecht veel belang aan de actieve muziekbeoefening en stimuleert deze o.m. via de animatie van jeugdorkesten en muziekensembles en via de organisatie van ateliers in de vrije tijd. J&M Vlaanderen heeft een uitgebreid netwerk van personen en organisaties waarmee wordt samengewerkt. Deze situeren zich zowel in de kunstensectoren als in het onderwijs (met een focus op het DKO). Het netwerk bevat zowel Vlaamse als internationale organisaties. Deze laatste zijn in hoofdzaak gelinkt aan de internationale J&Morganisatie. Door de vele plaatselijke afdelingen vertoont J&M Vlaanderen een goede spreiding van activiteiten en werkingskernen over heel Vlaanderen. J&M Vlaanderen komt enerzijds over als een logge organisatie en anderzijds is ze op verschillende terreinen actief waardoor ze iets onoverzichtelijk heeft. Men heeft de voorbije jaren inspanningen gedaan om zich te ontdoen van het eerder stoffige, centralistische imago. De communicatie werd vernieuwd en er wordt een grotere diversiteit van ‘jeugdige’ kanalen en genres bespeeld. Toch blijft voor de commissie de indruk bestaan dat J&M Vlaanderen er niet zoals sommige andere organisaties in is geslaagd om zich de leefwereld van jongeren volledig eigen te maken. J&M Vlaanderen is terzelfdertijd “koepel van een vereniging” en “kunsteducatieve organisatie”. Deze dualiteit is bijzonder, maar brengt ook problemen mee. Uit het dossier blijkt niet duidelijk genoeg op welke manier J&M Vlaanderen denkt het kunsteducatieve concept en de vernieuwingen die de organisatie daar tracht in door te voeren ook zal kunnen laten doorwerken in de plaatselijke afdelingen. Nochtans vloeit een groot gedeelte van het budget van J&M Vlaanderen door naar die afdelingen. Uit het dossier blijkt niet voldoende concreet hoe de kwaliteitsbewaking op het artistieke en
Pagina 30 van 88
kunsteducatieve vlak zal gebeuren. De commissie acht een dergelijke vernieuwing en kwaliteitsbewaking van de plaatselijke afdelingen noodzakelijk, maar vindt een verhoging van het personeelsbudget een te kostenintensieve weg is om dat doel te bereiken. De commissie is van mening dat J&M Vlaanderen zich in de volgende beleidsperiode vooral zal moeten focussen op de vernieuwing van haar kunsteducatieve concept en van haar organisatievorm, evenals op een betere positionering in het snel evoluerende kunsteducatieve landschap in Vlaanderen. De commissie verwacht dat de organisatie daartoe eerder binnen haar eigen structuur op zoek gaat naar besparingsmogelijkheden dan de kosten hiervan grotendeels af te wentelen op de subsidiërende overheid. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie feliciteert J&M Vlaanderen met de Yeah-award voor hun project SlagRoom. Desondanks kunnen de argumenten die J&M Vlaanderen aanhaalt om aan te tonen dat de organisatie ‘de vinger aan de pols’ houdt van de jongerencultuur (het derde punt uit de reactie), de commissie niet overtuigen. Wat het eerste punt betreft –de vraag naar de plaats van kunsteducatie binnen het concept van de organisatie– merkt de commissie op dat de definitie die J&M Vlaanderen hanteert (“de bewuste ervaring van muziek”) niet overeenkomt met deze die zijzelf in haar visietekst als criterium gebruikt (“toeleiding tot de kunsten”). Wat het tweede en vierde punt betreft –aangaande de organisatiestructuur en de plaatselijke afdelingen– blijft de commissie van mening dat de noodzakelijke stroomlijning en grotere transparantie van de organisatiestructuur niet kan bereikt worden door meer en/of hoger gekwalificeerd personeel aan te nemen maar integendeel moet gebeuren door een inkrimping en sterkere focussering van de organisatie. De eerste aanzetten die de organisatie in haar reactie beschrijft lijken niet in die richting te gaan; ook ziet de commissie nog altijd geen langetermijnplanning voor de afslanking van de organisatie. Zulk een reorganisatie moet volgens de commissie doorgevoerd worden binnen de bestaande middelen, zoals dat in vele andere organisaties gebeurt. Daarom ook kan de commissie het niet eens zijn met het ultieme argument van de organisatie dat een betere positionering in het kunsteducatieve landschap enkel kan bereikt worden ‘via een bijkomende injectie’. De commissie blijft dan ook haar standpunt en wijzigt haar advies niet. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 31 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-005
Organisatie:
Jeugd en Muziek Vlaanderen vzw
Gevraagd bedrag:
1.333.332,90 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Jeugd en Muziek Vlaanderen (hierna J&M Vlaanderen) kan al een hele tijd rekenen op structurele steun van de Vlaamse overheid. Voor de beleidsperiode 2003-2006 kreeg de organisatie een jaarlijkse subsidie van 700.000 euro en voor de periode 2007-2009, 775.000 euro. In 2007 werd er ook een projectsubsidie verkregen van 925,22 euro en 3.500 euro aan creatieopdrachten. In 2011 ontvangt de organisatie 854.758,35 euro (857.876,26 euro met indexverhoging). In 2010 sloot ze het boekjaar af met een positief resultaat. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Naar aanleiding van de controle op de werking van J&M Vlaanderen werden aandachtspunten geformuleerd. De decretale subsidievoorwaarden werden nageleefd. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
De structuur van J&M Vlaanderen maakt een samenwerkingsverband mogelijk met 27 afdelingen en 9 jeugdorkesten, die elk op hun terrein en in hun regio eveneens de nodige contacten hebben uitgebouwd. In het dossier wordt een niet-limitatieve lijst opgenomen van alle partners waar J&M Vlaanderen nauwe contacten mee heeft en/of projecten mee realiseert. Deze samenwerkingen hebben tot doel: 1) bijkomende (speel)kansen te bieden aan jong talent (jeugdorkesten); 2) spreiding van de activiteiten (J&Mafdelingen); 3) logistieke ondersteuning (Zuiderpershuis, De Centrale, cultuurcentrum Roeselare e.a. voor Imagine); 4) het creëren van financieel haalbare projecten (Muziekmozaïek voor Flanders Ethno); 5) zichtbaarheid in de communicatie (CJP voor Imagine); 6) participatie op lokaal vlak aan projecten (Conservatorium Antwerpen voor de jeugdorkesten); 7) wederzijdse inhoudelijke input (Zonzo Compagnie, Exit Brass) en 8) wederzijdse organisatorische en technische ondersteuning (deFilharmonie voor Kids@Work). De organisatie is lid van oKo, ISCM-Vlaanderen, Sociare en Jeunesses Musicales International. Voorts zijn de verschillende afdelingen van J&M Vlaanderen ook nog lid van een aantal (in)formele overleg -en/of adviesorganen en kunstplatformen. Zo zetelt J&M Vlaanderen bijvoorbeeld in de Artistieke Raad Conservatorium Antwerpen en in het EAS-ISME JMI conference committee. 3.2
Geografische spreiding
Via haar afdelingen, haar jeugdorkesten en haar provinciale werking realiseert J&M Vlaanderen kunsteducatieve projecten in heel Vlaanderen.
Pagina 32 van 88
3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
J&M Vlaanderen vraagt een structurele ondersteuning van gemiddeld 1.333.332,9 euro. Dat betekent een meervraag van 52% t.o.v. het subsidiebedrag dat J&M Vlaanderen in 2010 van de Vlaamse overheid kreeg; d.i. 876.555 euro. In haar langetermijnplanning geeft J&M Vlaanderen een aantal doelstellingen aan die de meervraag moeten verantwoorden: Kosten J&M Vlaanderen heeft de voorbije jaren haar beleid vernieuwd door in te zetten op de volgende ankerpunten: 1) het resoluut kiezen voor muziekeducatie; 2) een meer bewuste trajectmatige aanpak van haar werking waarbij het receptieve, wat zij noemen ‘het smaken’ aan het actieve, wat zij noemen ‘het maken’, wordt gekoppeld; 3) het prefereren van een multimediale aanpak; 4) het gevoelig uitbreiden van het aanbod aan workshops, vooral voor de jongste doelgroep vanaf vier jaar; 5) het consequent schrappen van voorstellingen, producties en workshops die al langere tijd op het programma stonden; 6) een coherent beleid naar de orkesten op het vlak van de samenwerking met onder meer uitwisseling van knowhow; 7) het aanhalen van de banden met de Franstalige en internationale collega’s op het vlak van de uitwisseling van producties en jong talent; 8) het definiëren en identificeren van zeer diverse doorstromingsmogelijkheden binnen het geheel van de werking; 9) het begeleiden en ondersteunen van afdelingen in het aantrekken van jonge, nieuwe medewerkers. In 2010 bestond de personeelsploeg uit 6,15 VTE. Om de boven vermelde inhoudelijke ambities te kunnen realiseren meent de organisatie dat haar personeelsploeg moet worden uitgebreid. Het betreft met name: 1) een extra artistiek-educatief medewerker (1 VTE); 2) een zakelijk medewerker (0,5 VTE); 3) een netwerkcoördinator (1 VTE); 4) de uitbreiding van de opdracht van de 5 provinciale coördinatoren van 20% naar 50% (+1,5 VTE); 5) de uitbreiding van de opdracht van de grafische vormgever van 80% naar 100% (+ 0,2 VTE). Voorts schrijft J&M Vlaanderen in haar begroting ook een personeelstoelage in aan de drie grote afdelingen: 60.000 euro voor J&M Brussel, 45.000 euro voor J&M Antwerpen en 30.000 euro voor J&M Gent. Voor de uitbreiding van haar personeelsploeg en voor de personeelstoelagen aan haar grote afdelingen plant J&M Vlaanderen een investeringskost van 759.062,91 euro. Dat is een verhoging van de totale loonlast met 39% t.a.v. het budget van 2010. Bij die uitbreiding van het personeelsorganogram heeft het agentschap een aantal vragen. Zo is het voor het agentschap haar niet duidelijk waarom er meteen een voltijds artistiek-educatief medewerker moet worden aangeworven. Uit de omschrijving van de opdracht van die medewerker blijkt namelijk dat een aantal opgelijste taken gelijklopen met die van de andere artistieke medewerkers (bijvoorbeeld vertegenwoordigen van J&M Vlaanderen op fora, beurzen, informatiedagen wat betreft de inhoudelijke werking en samenwerken met de directeur aan de algemene visie van J&M Vlaanderen). Voorts wil J&M Vlaanderen de opdracht van haar vormgever uitbreiden. J&M Vlaanderen is nochtans al de enige kunsteducatieve organisatie die een vormgever vast in dienst heeft als 0,8 VTE. Dat lijkt al veel. Het agentschap had m.a.w. eerder aan een inkrimping dan aan een uitbreiding van die opdracht gedacht. Ook de opdracht van de provinciale coördinatoren zou uitgebreid worden, hoewel zij in de toekomst een beroep zullen kunnen doen op een netwerkcoördinator die zich o.m. zal bezighouden met hun administratieve taken. De noodzaak van die uitbreiding wordt nergens verder toegelicht. Tot slot is er nog de personeelstoelage die J&M Vlaanderen voor de drie grote afdelingen plant. De verantwoording dat die afdelingen lokale noden zouden hebben waarvoor ongeveer 40.000 euro meer nodig zou zijn dan voorzien in 2010, is onvoldoende. De kosten die J&M Vlaanderen in haar begroting voorziet voor infrastructuur (huur kantoor, onderhoud, huisvesting provinciale coördinatoren) en voor IT en opleidingen
Pagina 33 van 88
lijken het agentschap daarentegen verantwoord. Wel is het van oordeel dat, indien de organisatie meer creativiteit aan de dag had gelegd bij de herstructurering van haar werking, zij dat wellicht had kunnen doen binnen de huidige financiële grenzen. Opbrengsten De organisatie voorziet inkomsten uit ‘verkopen en dienstprestaties: uitkoopsommen binnenland’. Voorts verwacht ze ook nog inkomsten uit sponsoring en deelnemersgeld aan navormingsweekends. Samen is dat goed voor iets meer dan 15% van de totale inkomsten. Ter vergelijking: in 2010 bedroegen de eigen inkomsten van J&M Vlaanderen 14% van de totale inkomsten. Toch vraagt de organisatie een subsidiebedrag dat 52% hoger ligt dan in 2010. Voor subsidie doet zij alleen een beroep op de Vlaamse overheid voor een bedrag van 1.333.332,91 euro en dat is meer dan 83% van de totale inkomsten van de organisatie. Het agentschap merkt op dat de inkomsten van J&M Vlaanderen niet in verhouding zijn tot de meervraag aan subsidie. Voorts valt het haar op dat de organisatie zeer sterk afhankelijk is van de subsidie van de Vlaamse overheid. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
J&M Vlaanderen beschouwt interculturaliteit als een transversaal thema in haar werking. In het dossier wordt het thema evenwel alleen besproken in het hoofdstuk publiekswerking en publiekswerving. Uit de overzichtslijst met projecten die J&M Vlaanderen wil realiseren in 2013 blijkt wel dat er zal worden samengewerkt met kunstenaars van niet-westerse origine. Zo vinden er bijvoorbeeld activiteiten plaats met muzikanten van Albanese, Libanese en Palestijnse oorsprong. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar repliek op het zakelijke advies geeft J&M Vlaanderen verduidelijking bij het voltijdse contract van de extra artistiek-educatief medewerker, van de grafisch vormgeefster, de uitbreiding van de opdracht van de provinciale coördinatoren en van de personeelstoelage voor grote afdelingen. De uitleg die J&M Vlaanderen is evenwel niet echt overtuigend in het kader van de opmerking van het agentschap dat als “de organisatie meer creativiteit aan de dag had gelegd bij de herstructurering van haar werking, zij dat wellicht had kunnen doen binnen de huidige financiële grenzen.” Het agentschap heeft nota genomen van de verklaring die de organisatie heeft voor de verhouding tussen de inkomsten van J&M Vlaanderen en de meervraag aan subsidie. De uitleg waaraan wordt gerefereerd in de rubriek “multiplicatoreffect van het netwerk J&M binnen Vlaanderen” (p.32) kan het agentschap evenwel niet verifiëren omdat in het dossier niet wordt vermeld hoeveel lokale, provinciale of andere subsidies er voor de verschillende afdelingen zijn. Het is m.a.w. niet duidelijk hoeveel inkomsten effectief uit de markt worden gehaald. Het agentschap heeft in het ingediende plan gelezen dat J&M Vlaanderen interculturaliteit als een aparte doelstelling formuleert. Het stelt alleen vast dat in het dossier niet veel uitleg wordt gegeven. Op het vlak van personeelsbeleid en bestuur vindt het agentschap in bijlage 4 van het dossier enkel summiere informatie over de afkomst van enkele lesgevers. In het geheel biedt de repliek geen elementen die een bijsturing van het advies verantwoorden.
Pagina 34 van 88
6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 35 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-006
Organisatie:
de kunstbank vzw
Gevraagd bedrag:
257.600,50 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Hedendaagse beeldende kunst promoten via publieksbemiddeling: dat is het doel van de kunstbank, een vzw die in 1987 opgericht in Leuven. Bij de aanvang van de nieuwbouw en de renovatie van het Museum M in 2006 verhuisde de kunstbank van de museumsite in Leuven naar een oud textielpand in Brussel. Daar zette de vereniging haar praktijk verder. De kunstbank werkt sterk vanuit de beeldentaal van de hedendaagse beeldende kunst. Enerzijds doet zij aan onderzoek hierover, anderzijds zet zij dat onderzoek om in innovatieve educatieve projecten voor jongeren (in schoolverband of anders) en volwassenen. De commissie waardeert de ernstige en originele manier waarop het onderzoek rond hedendaagse kunst wordt gedaan. Minder duidelijk is hoe de vertaalslag naar de educatieve concepten gebeurt. Dat lijkt vooral vanuit een intellectuele insteek te zijn: kunstenaars geven door wat zij zijn en denken. Je leest in het dossier relatief weinig over de kinderen en de volwassenen, waardoor de indruk ontstaat dat er weinig vertrokken wordt vanuit het publiek. Ook lijkt heel het proces –zelfs de uitleg– vast te liggen en lijkt er geen gelegenheid te zijn om rekening te houden met de impulsen van het moment. De commissie is van oordeel dat de organisatie belangwekkender zou kunnen zijn wanneer de educatieve pijler in de toekomst nog sterker zou worden uitgebouwd. Er zijn nochtans al enkele goede praktijken ontwikkeld (bv. in het project ‘portret - de blik’) maar dat wordt in het dossier niet voldoende in de verf gezet. Het dossier is systematisch opgebouwd en geeft een duidelijk overzicht van de geplande projecten, met voor het eerste werkingsjaar telkens een korte beschrijving van het artistieke concept, het educatieve doel, een korte schets van het project, de partners,… De commissie waardeert het feit dat met crossovers wordt gewerkt, dat er nieuwe formats worden gehanteerd (bv. ‘Fredwandelingen’), dat met moeilijke doelgroepen (kansarmen en hoogopgeleiden) wordt gewerkt. Wat dat laatste betreft, is de methode om het publiek aan te spreken via bemiddelaars (plaatselijke organisaties enz.) kennelijk zinvol. Anderzijds heeft de commissie vragen bij de spreiding. Hoewel de organisatie verhuisd is naar Brussel, vinden vele activiteiten nog steeds in en rond Leuven plaats: de kunstbank schijnt nog niet ingebed te zijn in de nieuwe buurt. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar beoordeling van het artistieke gedeelte van het dossier van de kunstbank apprecieerde de commissie de ernstige en originele manier waarop de organisatie het
Pagina 36 van 88
onderzoek rond hedendaagse kunst doet, maar was voor haar niet duidelijk hoe de vertaalslag naar de educatieve concepten gebeurt. De inzichten, methodes en instrumenten die de kunstbank nu in haar repliek op het preadvies opsomt, verhelderen dit echter niet; integendeel, het dossier zelf was op dat vlak veel duidelijker en concreter. De commissie verwondert zich hierover; hetzelfde geldt overigens voor de repliek i.v.m. de verdere uitbouw van de kunsteducatieve pijler. Anderzijds geeft de organisatie wel concrete elementen over andere opmerkingen van de commissie, onder meer over de projecten met kinderen en volwassenen, over de Leuvense verankering en de geplande inbedding in de nieuwe omgeving in Brussel. Al deze elementen tegen elkaar afwegend, blijft de commissie bij haar standpunt. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 37 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-006
Organisatie:
de kunstbank vzw
Gevraagd bedrag:
257.600,50 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Vanaf de periode 2006-2009 wordt de kunstbank als educatieve organisatie onder het Kunstendecreet gesubsidieerd. In 2011 ontvangt de vzw van de Vlaamse overheid een subsidie van 211.054,97 euro (211.824,83 euro met indexverhoging). De vereniging sloot het boekjaar 2010 af met een positief resultaat van 12.647,19 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Met de aanstelling van een nieuwe zakelijk leider in november 2009 wil de vzw inzetten op een correcte en vooral meer professionele invulling en opvolging van de boekhouding, financiën en alle administratieve verplichtingen ter zake. Tijdens de controle van het voorbije werkingsjaar 2010 werden er geen grote problemen vastgesteld. De decretale voorwaarden werden nageleefd. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
Om de band met het artistieke veld te verstevigen werkt de vzw niet alleen samen met kunstenaars voor haar tentoonstellings- en participatieprojecten, maar haalt zij ook kunstenaars in huis om de eigen artistieke ploeg te versterken of om een artistiek onderzoek of eigenzinnig project te realiseren. Kunstenaars worden vergoed, hetzij louter financieel (via tijdelijke indienstneming of als zelfstandige) hetzij onder de vorm van de aankoop van een kunstwerk. Alle kunstenaars kunnen gebruik maken van de faciliteiten die de organisatie ter beschikking heeft, zoals het documentatiecentrum, een professionele fotostudio en ateliers voor visueel en artistiek onderzoek en de vzw zorgt ook voor logistieke ondersteuning. De kunstenaars waar de kunstbank mee samenwerkt worden op verschillende manieren geselecteerd. Bij die selectie wordt niet alleen rekening gehouden met hun artistieke en esthetische kwaliteiten, maar ook met de mate waarin ze openstaan voor samenwerking, gedeeld auteurschap, open dialoog en de wensen en verlangens van de mensen waarmee ze projectmatig samenwerken. In het dossier is een uitgebreide lijst met namen van kunstenaars opgenomen, zodat duidelijk is met welke kunstenaars de kunstbank graag samenwerkt. In het dossier geeft de kunstbank ook een opsomming van de organisaties waarmee wordt samengewerkt: Leren Ondernemen (Leuven), kringwinkel Spit (Leuven), Recyclart (Brussel, De Veerman (Antwerpen), Beursschouwburg (Brussel), cultuurcentrum Mechelen, Design Vlaanderen, Mode Museum Hasselt, Engage (London), Kunstmuseum (Luzern), K.U.Leuven Centrum voor Sociaal-Culturele en Arbeidspedagogiek en het Laboratorium voor Educatie en Samenleving, Platform Kunsteducatie en oKo. Uit die opsomming blijkt dat de kunstbank samenwerkt met organisaties uit verschillende
Pagina 38 van 88
sectoren. Per opgesomde partner wordt er aangegeven wat de meerwaarde van de samenwerking is voor de partner en voor de kunstbank zelf. Het gegeven samenwerking is voldoende uitgewerkt. Het agentschap kan zich een beeld vormen binnen welke activiteit de samenwerkingen met de partners zich situeren en wat de meerwaarde is voor beide partijen. 3.2
Geografische spreiding
De organisatie geeft aan dat zij aandacht heeft voor de geografische spreiding van haar activiteiten. Zo begeleidde de kunstbank in 2010 zes verschillende tentoonstellingsprojecten in drieëntwintig scholen verspreid over vijf Vlaamse provincies: negen in Antwerpen, twee in West-Vlaanderen, één in Oost-Vlaanderen, zeven in Brabant en vier in Limburg. In het inspectieverslag van 2010 schrijft het agentschap daar het volgende over: “de activiteiten van de kunstbank situeren zich vooral in Brussel, en de provincies Vlaams-Brabant, Antwerpen en Limburg. In Oost- en West-Vlaanderen is het aantal workshops in scholen toch wel beperkter.” De ‘verkoop en spreiding’ wordt in het dossier summier uitgelegd. De kunstbank onderhoudt veelvuldige contacten met internationale partners om de interculturaliteit te exploreren en te bevorderen, om een netwerk uit te bouwen, om eigen projecten in een buitenlandse context te brengen, om samen met buitenlandse kunstenaars en collega’s uit de kunsteducatieve sector projecten op te zetten. Zo is de kunstbank aangesloten bij Engage, een overkoepelende organisatie van educatieve en curationele praktijken. De vereniging zal ook blijven samenwerken met het Kunstmuseum Luzern aan een groter onderzoek waaraan verschillende Zwitserse musea en universiteiten deelnemen. Vanaf 2013 zal de organisatie artistieke praktijken uitwisselen met ‘Moinho da Juventude’ uit Portugal. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
De organisatie doet een structurele aanvraag waarbij jaarlijks 257.600,50 euro wordt gevraagd. Dat is een meervraag van 20% t.o.v. 2010: 214.269 euro. Kosten Die meervraag is het gevolg van stijgende artistieke productiekosten en loonkosten. Die kosten nemen toe met ruim 100.000 euro ten opzichte van 2010. De manier waarop dit gebeurt, blijft echter na lezing van de ingediende begroting vrij vaag. De artistieke productiekosten stijgen door een uitgebreidere samenwerking met verschillende kunstenaars en door een groter aantal publicaties. Wat betreft de gestegen loonkosten: die zouden te wijten zijn aan een gewijzigde personeelsstructuur met de daaraan gerelateerde kosten. In 2010 bestond het personeelsbestand van de kunstbank uit 2,05 VTE. Met de voorziene uitbreiding zal dat bestand evolueren naar 4,81 VTE. Om die uitbreiding te kunnen bekostigen, wordt een bedrag voorzien van 54.421,93 euro. Het agentschap is van mening dat dit bedrag te laag is begroot om de beoogde uitbreiding te bekostigen. Voorts valt op dat de organisatie het bedrag dat zij voorbehoudt voor 'medewerkers niet in loondienst' ook verhoogt met 17.372,16 euro niettegenstaande de zakelijk leider van de organisatie voortaan als personeelslid wordt vergoed. Voor honoraria van kunstenaars wordt een bedrag voorzien van 32.000 euro. Het is evenwel niet duidelijk wat de kunstbank onder een prestatie verstaat en welk bedrag zij daarvoor voorziet. Uit al het voorgaande blijkt dat de begroting onzorgvuldig is opgesteld. Ook de uitleg over de stijgende artistieke kosten is vrij vaag. De organisatie zegt haar knowhow onder meer door te geven via lezingen, workshops, publicaties en artistieke
Pagina 39 van 88
uitgaven. Toch zet de organisatie in de volgende beleidsperiode vooral in op publicaties. Waarom is niet meteen duidelijk. Er wordt gezegd dat de kunstbank veel waarde hecht aan publicaties en dat die ondertussen los van projecten functioneren. Uit het dossier blijkt niet welk effect de organisatie ermee beoogt en in welke mate ze doeltreffend zijn. Opbrengsten De organisatie voorziet in 2013 174.000,00 euro aan inkomsten uit ‘verkopen en dienstprestaties’. Dat is 30% meer dan in 2010. Dat bedrag behelst de uitkoopsommen die scholen per project betalen en de meerwaarde die wordt gegenereerd via samenwerkingsverbanden met andere organisaties. Naast de eigen inkomsten wordt er ook een subsidie aangevraagd bij de Vlaamse overheid van gemiddeld 257.600,50 euro. Het aandeel van deze begrote subsidie bedraagt ongeveer 50% in de totale voorziene inkomsten. In de begroting worden ook nog ‘andere subsidies’ geboekt voor een bedrag van 83.889,44 euro. Dat zijn sociale subsidies (GESCO, VIA). De kunstbank vraagt 20% meer subsidie dan in 2010 en stelt daar een verhoging van de eigen inkomsten van 30% tegenover. In het licht van de hoger aangehaalde onzorgvuldigheid van de begroting, is het echter moeilijk om de juistheid van deze verhouding correct te beoordelen. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In het zakelijke advies bij de subsidieaanvraag van de kunstbank had het agentschap vragen bij de vrij summiere spreiding van de workshops die de organisatie in Oost- en West-Vlaamse scholen plant. Voorts had het agentschap ook moeite met de onzorgvuldige manier waarop de organisatie haar begroting had opgesteld en met het feit dat ze zo eenzijdig inzet op publicaties. Over de stijging van de inkomsten kon het agentschap -vanwege de vaagheid van het dossier- geen uitspraken doen. In haar reactie op het zakelijke advies legt de kunstbank uit waarom zij in Oost- en West-Vlaanderen minder vertegenwoordigd is. Het agentschap noteert deze uitleg, maar vindt hem weinig overtuigend. De uitleg over haar begroting daarentegen is nauwkeurig en maakt haar verhaal voor het agentschap duidelijk. Wat er wordt gezegd over de publicaties en over de stijging van de eigen inkomsten voegt evenwel niets wezenlijks toe aan de informatie die de kunstbank gaf in haar dossier. Alle argumenten in overweging genomen, ziet het niet voldoende redenen om het advies bij te sturen. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 40 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-007
Organisatie:
Aifoon vzw
Gevraagd bedrag:
185.472,25 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
“Aifoon organiseert stages en workshops voor kinderen, jongeren, leerkrachten (in opleiding), (ICT-) begeleiders en (kunst)docenten. Eigen aan de manier van werken is dat Aifoon steeds vertrekt vanuit de communicatieve kracht van de geluidenwereld.” Aifoon noemt zich ook een organisatie die “op een actieve manier stilte onderzoekt”. De commissie heeft grote waardering voor de manier waarop Aifoon haar kerntaak waarmaakt: het werken rond geluid en stilte. Ook de methodiek die daarbij wordt gebruikt (stages met geluidsobservatie en geluidsopname) is waardevol en geeft de organisatie een uniek eigen profiel. De organisatie heeft in het verleden getracht ook het visuele te integreren in haar werkmethode maar is daarvan teruggekomen omdat zij daarbij kwalitatief tegen haar grenzen aanbotste. De commissie waardeert dat realisme. Ook nu weer wil Aifoon experimenteren met andere vormen. Met name de ‘nieuwe media’ lijken erg aantrekkelijk. De commissie waardeert de dynamiek van de organisatie maar hoopt dat zij daarbij haar core business niet uit het oog verliest: de essentie van het geluid, de concentratie op het luisteren en de eigen beleving. De langetermijnvisie van de organisatie komt uit het dossier niet duidelijk naar voren. Aifoon lijkt relatief kort op de bal te spelen; de grote lijn ontbreekt enigszins. Anderzijds probeert de organisatie wel een voorbeeldfunctie te vervullen. Dat is o.m. merkbaar aan het feit dat zij deelnemers aan een workshop telkens een tool meegeeft naar huis, als een viraal element dat zich op die manier verspreidt in de samenleving. Aifoon werkt intensief samen met vele kunstenorganisaties in Vlaanderen maar minder met andere kunsteducatieve organisaties. Daardoor wekt ze de indruk dat ze vreest haar uniciteit te verliezen als er wordt samengewerkt. Dat hoeft nochtans niet noodzakelijk het geval te zijn. De werking van Aifoon is goed gespreid over Vlaanderen. Zij slaat nu ook een internationale weg in. De publieksgerichtheid bewandelt eveneens nieuwe wegen: vroeger was de organisatie voornamelijk op scholen gericht, nu vindt men haar vooral in een artistieke context (op evenementen) en op hogescholen terug. Hier moet de organisatie een goed evenwicht bewaken. Bijzondere aandacht voor interculturaliteit blijkt niet uit het dossier. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie heeft de reactie op het artistieke advies aandachtig gelezen en wil graag ingaan op de verschillende aangehaalde argumenten.
Pagina 41 van 88
Aifoon beschrijft uitvoerig uit welke lijnen haar langetermijnvisie bestaat. Deze uitleg kan de commissie echter niet volledig overtuigen. Ze meent nog altijd dat de organisatie relatief kort op de bal speelt; het had haar geïnteresseerd te weten waarom dit voor de werking van Aifoon interessant is. Aifoon legt echter wel goed uit waar de core business van de organisatie ligt. Ook in haar werk met nieuwe media staat de essentie van het geluid centraal. De commissie waardeert de uniciteit van Aifoon en begrijpt waarom Aifoon niet met grote kunsteducatieve organisaties in zee wil gaan. Zij had echter nooit een fusie gesuggereerd. Wat het samenvattende preadvies betreft om de organisatie te subsidiëren maar niet voor het gevraagde bedrag wil de commissie er op wijzen dat zij dezelfde norm heeft gehanteerd voor alle kunsteducatieve organisaties. Aifoon geeft ten slotte aan waar de interculturaliteit in haar werking thuishoort. De commissie blijft van oordeel dat dit niet van “bijzondere aandacht” getuigt. Op basis van al deze argumenten blijft de commissie bij haar oorspronkelijke advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 42 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-007
Organisatie:
Aifoon vzw
Gevraagd bedrag:
185.472,25 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Aifoon is sinds 2006 structureel gesubsidieerd onder het Kunstendecreet. Voor de subsidieperiode 2010-2012 vroeg Aifoon een tweejarige structurele subsidie aan. In die periode ontvangen zowel de tweejarig als de vierjarig structureel gesubsidieerde organisaties gedurende drie jaar subsidie. Daarom krijgt Aifoon ook in 2012 nog subsidie. In 2011 gaat het om een bedrag van 115.120,89 euro (115.540,81 euro met indexverhoging). De organisatie sloot het boekjaar 2010 af met een (gering) positief resultaat. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Bij de controle van het werkingsjaar 2010 werd vastgesteld dat er in grote mate aan de decretale subsidievoorwaarden werd voldaan. Enkel was er voor de periode 2008-2009 een probleem met de overschrijding van de reservenorm. Het agentschap heeft daar meerdere keren een opmerking over heeft gemaakt, maar Aifoon heeft daar niet op gereageerd. Dat doet twijfels rijzen aan de mogelijkheid van de organisatie om aan langetermijnplanning te doen. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
Aifoon geeft een exhaustieve lijst van de partners waarmee wordt samengewerkt: Sons de Barcelona, Sound and Music, Sounds of Europe, QO2, Trage wegen vzw, La Semaine du Son, World Listening Day, Acoustical Society of America, VIZIT, Huis van Culturen en Sociale Samenhang, KC Netwerk, S.M.A.K., M HKA, Gent Festival van Vlaanderen, Europees Jeugdfilmfestival, Kunst in Zicht, Mu-zee-um, Academie De Kunstbrug, Image and Sound Factory, CinemaZuid, Bits of Love, KaHo Sint Lieve, Kopergietery, REC Radiocentrum, De Zomeracademie, TimeLab, Artevelde Hogeschool, KHLeuven, IPSOC, Matrix, IBBT, iMAL, WOCK, oKo, Sociare en De Kreun. Aifoon legt omstandig uit waarom met bepaalde organisaties wordt samengewerkt. Bovendien laat de vereniging in een van de bijlagen van het dossier een aantal organisaties verklaren wat voor hen de samenwerking met Aifoon betekent. Algemeen kan worden geconcludeerd dat de rubriek samenwerkingen goed is uitgewerkt: er wordt ingegaan op de concrete inhoud van elke samenwerking. Over de financiële impact ervan vermeldt het dossier alleen “dat er geen inkomsten zijn uit coproductie en samenwerking”. De organisatie boekt de inkomsten uit coproductie en/of samenwerking als uitkoopsommen. Het zou nochtans correcter zijn alle opbrengsten uit coproductie/samenwerking inclusief voordelen in natura en schaalvoordelen te boeken onder inkomsten uit samenwerkingen.
Pagina 43 van 88
3.2
Geografische spreiding
Uit het overzicht van de activiteiten van Aifoon voor de jaren 2010-2011 blijkt dat de organisatie niet enkel in de eigen regio (Gent) actief is maar dat de werking van de organisatie zich spreidt over verschillende plaatsen in Vlaanderen, zoals Gentbrugge, Aalst, Gent, Turnhout, Anderlecht, Antwerpen, Kortrijk, Leuven, Brussel, Knokke, Beringen, … Het agentschap gaat ervan uit dat (gezien de activiteiten tot op heden) Aifoon zichzelf terecht omschrijft als “een nomadenorganisatie die rondtrekt naar de betrokken scholen en organisaties” en dat de activiteiten van de vereniging zich bijgevolg spreiden over gans Vlaanderen. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
Aifoon heeft een subsidieaanvraag ingediend voor vier jaar. Er is niet voor gezorgd dat de begroting jaarlijks in evenwicht is. Het budget voor de vier jaren is uiteindelijk breakeven. Voor het werkingsjaar 2010 werden er minder inkomsten ingeboekt zodat er met een negatief resultaat van 2.930,00 euro wordt afgesloten. In de begroting van het daaropvolgende jaar worden meer inkomsten ingeboekt. Het resultaat is daar 2.247,40 euro. In 2015 wordt weer een deficit genoteerd van -1.875,49 euro en in 2016 is het resultaat weer positief: 4.558,09 euro. Aan de Vlaamse overheid vraagt de organisatie voor 2013-2016 een structurele werkingssubsidie van gemiddeld 185.472,25 euro. Dat is een meervraag van 59% t.o.v. 2010. Kosten Kort samengevat zegt de organisatie dat extra geld vooral nodig te hebben om 1) haar werking op een kwalitatief hoogstaande en onderbouwde manier te kunnen verderzetten, 2) meer te kunnen inzetten op de verdieping van haar werking door nauwer samen te werken met het kunstenveld, 3) te kunnen investeren in het vergroten van haar zichtbaarheid door haar kennis te delen en te verspreiden. Aifoon meent haar plannen te kunnen realiseren door onder meer haar personeelsploeg met 1 VTE uit te breiden. Die ploeg bestaat momenteel uit 3 mensen. 1 daarvan werkt voltijds, de andere 2 parttime. Als daar 1 VTE wordt aan toegevoegd, zou de organisatie over 3 VTE beschikken. Die wil Aifoon herverdelen (3x 0,80 VTE) zodat er een artistiekpedagogisch medewerker kan worden geëngageerd voor 0,60 VTE. Als het werkingsverslag van 2010 wordt vergeleken met de begroting die wordt ingediend voor 2013, dan wordt voor dat extra 1 VTE een realistisch bedrag gerekend. Om de freelance-kunstenaars en artistiek onderzoekers te kunnen vergoeden die extra input moeten leveren aan de organisatie, wordt 3.000 euro meer begroot dan in 2010. Tenslotte wil Aifoon haar zichtbaarheid en de betrokkenheid op haar werk vergroten door te investeren in aantrekkelijk educatief materiaal en innovatieve ICT- en audiovisuele apparatuur. Zo voorziet de organisatie in 2013, 2014 en 2015 in de aankoop van 20 tablet-Pc’s, drie Shotgunmicrofoons, drie speakersets, drie laptop en 20 AudioTenna’s. De ontwikkeling van de SoundMarine is voor 2014 en voor de actualisering van de website en de ontwikkeling van apps en games wordt elk jaar een bedrag gerekend. In 2013 komt dat neer op een afschrijving van 12.173,07 euro, in 2014 en 2015 loopt dat bedrag op tot 14.173,07 euro, in 2015 gaat het nog over 11.206,67 euro. De meervraag wordt goed verantwoord, maar zal onder de huidige budgettaire voorwaarden moeilijk te realiseren zijn. Inkomsten Aifoon genereert 11% aan eigen inkomsten. Daarin zitten de inkomsten verrekend die verkregen worden via dienstprestaties aan derden, verkoop van materiaal, verkoop van publicaties, persoonlijke bijdrage maaltijdcheques, algemene recuperatie en financiële opbrengsten. In totaal komt dat neer op 24.000 euro of bijna dubbel zoveel dan in 2010,
Pagina 44 van 88
toen de eigen inkomsten 12.109,32 euro bedroegen. Verder rekent de organisatie op de structurele ondersteuning van de Vlaamse overheid. Het gevraagde bedrag van gemiddeld 185.472,25 euro is goed voor 84% van de totale begrote inkomsten. De organisatie is dus sterk afhankelijk van de structurele ondersteuning van de Vlaamse overheid. De administratie stelt vast dat Aifoon buiten de gevraagde structurele subsidie ook een beroep hoopt te kunnen doen op enkele andere subsidiekanalen zoals Sounds of Europe, een Europees platform rond Field Recording en de internationale werking van de Vlaamse overheid. Voorts rekent Aifoon ook op VIA-middelen. In totaal gaat het om 5% van de totaal begrote inkomsten. Aifoon meent met een subsidieverhoging haar eigen inkomsten te kunnen verhogen. Op die manier toont ze aan dat haar meervraag aan subsidie ook tot meer activiteiten leidt. Daartegenover staat echter haar heel sterke afhankelijkheid van de subsidies van de Vlaamse overheid. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar repliek op het zakelijke advies geeft Aifoon commentaar bij twee opmerkingen van het agentschap. Zo legt Aifoon uit op welke manier ze tot nu toe heeft gereageerd op het feit dat de organisatie de reservenorm voor de periode 2008-2009 heeft overschreden. Het agentschap stelt i.v.m. daarmee vast dat de opmerkingen die het heeft gegeven, verkeerd werden geïnterpreteerd door Aifoon. Het agentschap verwacht dan ook dat de richtlijnen, die het dienaangaande heeft geformuleerd, door de organisatie worden uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de reactie van de organisatie over haar sterke afhankelijkheid van de structurele ondersteuning van Vlaamse overheid: ook hier blijft het agentschap van mening dat deze te groot is. In het geheel biedt de repliek bijgevolg geen elementen die een bijsturing verantwoorden. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 45 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-008
Organisatie:
MET-X vzw
Gevraagd bedrag:
409.583,64 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
MET-X (voorheen de Krijtkring) werd opgericht in 1982. Centraal staat van in het begin de artistieke communicatie tussen Vlaamse artiesten en hun evenknieën uit etnischculturele minderheden. Na het cultureel ambassadeurschap van een van haar ensembles, het Vlaams-Marokkaanse saxofoon- en percussieorkest Al-Harmoniah, ontving de Krijtkring in 1999 voor het eerst structurele subsidie van de Vlaamse Gemeenschap als muziekeducatieve vereniging. Sinds 2000 opereert de organisatie vanuit Brussel en de klemtoon ligt op een team van muziekmakers. Er wordt gewerkt volgens 'Afrikaans model', waar dans, kostuums, tekst, parades en beelden onlosmakelijk met de muziek verbonden zijn. De organisatie bereikt hiermee zowel jongeren als volwassenen. Sinds enkele jaren treedt MET-X ook internationaal op het voorplan. De commissie is op de hoogte van het educatieve concept van de organisatie, dat is opgebouwd rond 8 basisprincipes: 1) MET-X speelt in op de individuele behoeften van de deelnemers, 2) MET-X organiseert projecten met kinderen, jongeren en volwassenen zonder enige ervaring, opleidingen met voorkennis en uitwisseling van expertise 3) METX bouwt langdurige relaties op, 4) MET-X werkt -ongeacht het niveau van de deelnemers- in elk project naar een productie toe die wordt getoond aan een publiek, 5) MET-X organiseert nooit monoculturele processen, 6) MET-X omarmt de grootstedelijke realiteit en neemt al jaren het voortouw in het blenden van culturen van verschillende minderheden, 7) MET-X richt zich tot de unserved audience, 8) MET-X mengt. De commissie weet ook dat de organisatie haar producties tegelijkertijd als educatieve blauwdrukken beschouwt, die telkens opnieuw worden aangepast en toegepast op nieuwe of veranderende groepen deelnemers. Zij is nochtans van mening dat de organisatie aan frisheid zal verliezen wanneer ze haar succesverhaal blijft herhalen. De commissie waardeert de bijzondere omgang van MET-X met muziek, met de stad, met de stadscultuur. Zeer sterk is het feit dat MET-X vele verschillende groepen weet te betrekken bij haar werking, tot hangjongeren toe. De organisatie begeleidt 100 personen intensief. Zij heeft bewezen uitstekend te kunnen werken met multiculturele groepen en vervult in dat veld een voorbeeldfunctie. MET-X heeft hier een bijzonder succesvol parcours afgelegd en alles wordt ingeschakeld om dat succesverhaal verder uit te werken. In de sector is de organisatie inmiddels een vaste, erkende waarde. Dat houdt ook een zeker risico in. De langetermijnvisie van MET-X lijkt nu vooral gericht te zijn op het ontwikkelen van de zakelijke lijn. Die zou voor de basis moeten zorgen om de organisatie ook inhoudelijk verder te ontwikkelen maar hoe dat moet gebeuren, is uit het dossier minder op te maken. Wat de spreiding betreft, stelt de commissie vast dat die uitstekend is wat de optredens van de verschillende ensembles betreft maar dat minder duidelijk is of en hoe ook het educatieve concept wordt gespreid.
Pagina 46 van 88
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie stelt vast dat MET-X in haar repliek op het preadvies de opmerkingen die werden geformuleerd met extra voorbeelden probeert te weerleggen. De commissie waardeert deze verduidelijking, vooral omdat ze wordt aangebracht met een goed gestructureerde tekst. De commissie krijgt door die uitleg een beter zicht op de werking van MET-X maar wordt er niet volledig door overtuigd. De commissie blijft bijgevolg bij haar standpunt. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 47 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-0R-008
Organisatie:
MET-X vzw
Gevraagd bedrag:
409.583,64 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
MET-X (voorheen de Krijtkring) wordt sinds 1999 erkend en structureel betoelaagd als muziekeducatieve organisatie. MET-X ontvangt ook in de beleidsperiode 2010-2012 structurele subsidie. Voor het subsidiejaar 2011 krijgt de organisatie van de Vlaamse overheid 268.615,41 euro (269.595,24 euro met indexverhoging). Ze sluit het boekjaar 2010 af met een verlies. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
In het verslag van toezicht van het werkingsjaar 2010 door het agentschap werden er geen problemen vastgesteld. De decretale subsidievoorwaarden werden nageleefd. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
MET-X werkt intens samen met kunstenaars. Zo is er een nauwe samenwerking met een groep muziekmakers. Met hen kan de organisatie haar werking verbreden en optimaliseren. Die muziekmakers werken samen met zogenaamde kernartiesten: zij begeleiden repetities (of wonen ze bij) en brengen nog niet gekend repertoire aan. Nieuw is de introductie van curatoren die de artistieke coördinatie van bepaalde projecten of evenementen in handen nemen. Voorts ondersteunt MET-X ook groepen en artiesten uit etnisch-culturele minderheden zoals les Gnawas de Bruxelles, Inyange, Gustavo Miranda en verschillende kleine interculturele pop- en jazzensembles. MET-X wil ook blijven samenwerken met organisaties uit het kunstencircuit en het socioculturele veld. Nieuw in dat verband zijn: 1) de organisaties die -net als MET-Xverhuizen naar de site van de Brede School Nieuwland, 2) de nauwe samenwerking met het ensemble Mâäk en in het bijzonder met Laurent Blondiau als co-artistiek directeur, 3) de uitbouw van een Antwerpse verankering door samen te werken met Dunia vzw. Ook met de volgende partners wil MET-X in de periode 2013-2016 samenwerken: D’Broeij, Zinneke, Kunsthogeschool Fontys, Zonzo Cie, Zuiderpershuis, asbl Gnawas de Bruxelles, Music&Words, MUSICA en Dommelhof, Zinnema, Festival van VlaanderenKLARA, BRONKS, Festival Kanal, De Hallen van Schaarbeek,… Per opgesomde partner wordt er aangegeven binnen welke activiteit/project de samenwerking zich situeert. Sommige (nieuwe of intense) samenwerkingen worden uitvoerig besproken. Over de manier van samenwerken met andere organisaties is er informatie te vinden in de omschrijving van de geplande activiteiten of in intentieverklaringen die aan het dossier zijn toegevoegd.
Pagina 48 van 88
3.2
Geografische spreiding
Het sluitstuk van elk educatief proces bij MET-X is een productie. Via andere organisaties worden die producties aan een publiek getoond in het reguliere kunsten- en festivalcircuit, op wijkfeesten, gemeentelijke evenementen, parades en dergelijke. Op die manier is MET-X niet alleen aanwezig in Vlaanderen en Brussel maar ook in Wallonië en op internationale podia. Om contacten met programmatoren en organisatoren te vergemakkelijken, heeft MET-X een datasysteem ontwikkeld. Dat datasysteem hoopt de organisatie verder te kunnen aanvullen door aanwezig te zijn op beurzen en door gemaakte contacten actief op te volgen. Wat betreft de uitbreiding van haar netwerk verwacht MET-X veel van de samenwerking met Mâäk. Tot slot wil MET-X ook meer aanwezig zijn in Brussel om er de werking van haar artistieke projecten beter op de kaart te zetten zowel op het vlak van spreiding als publiekswerking. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
MET-X vraagt voor de beleidsperiode 2013-2016 een subsidie aan van gemiddeld 409.583,64 euro. Dat betekent een meervraag van ongeveer de helft van het subsidiebedrag dat de organisatie in 2010 kreeg (272.706 euro). Kosten Die middelen heeft de organisatie nodig om 1) de personeelsploeg uit te breiden, 2) haar nieuwe infrastructuur aan te passen en te investeren in een tweedehands monovolumewagen en in elektronica (computers, een stereo, een groot scherm en dergelijke). Wat het personeel in loondienst betreft, wil MET-X een co-artistiek directeur (0,2 VTE), een lager geschoolde administratief medewerker (1 VTE) en een logistiek medewerker (1 VTE) aanwerven. Het valt het agentschap op dat de aanwerving van de administratief medewerker er vooral op gericht is deze taken weg te nemen van het artistieke personeel. Hetzelfde geldt voor de co-artistiek directeur: zijn meerwaarde voor de artistiek directeur Luc Mishalle wordt niet voldoende geconcretiseerd. Als geheel is niet duidelijk op welke manier de meeruitgaven die de aanwervingen zullen genereren, de output van de organisatie zullen verhogen. In de volgende beleidsperiode rekent MET-X met een aantal afschrijvingskosten. In 2012 loopt de afschrijving van een minibus af. De organisatie wenst die in 2013 te vervangen. Daarvoor wordt een bedrag voorzien van 8.000 euro. Dat wordt op 4 jaar afgeschreven. De afschrijving van een laptop (99,67 euro/jaar) en een camera (419,66 euro/jaar) loopt tot 2013. In datzelfde jaar wil de organisatie investeren in een nieuwe laptop (700 euro), een nieuwe stereoketen (500 euro), een scherm voor de vergaderzaal (400 euro) en een gedeeltelijke vernieuwing van de PA (1.800 euro). De afschrijving van al die apparatuur wordt voorzien op 3 jaar. Het bedrag dat MET-X begroot voor de inrichting van haar nieuwe kantoorruimte wordt gerekend op 12.000 euro. Beginnend van 2012 wordt dat afgeschreven op 4 jaar. Voor de kosten die MET-X nog moeten betalen aan de Bottelarij staat in 2013 opnieuw een bedrag van 4.435,58 euro ingeschreven. Opbrengsten MET-X wil haar inkomstenstructuur nog verder verbreden door bijkomende subsidiekanalen aan te boren. Uit de begroting blijkt dat de organisatie naast de gevraagde structurele subsidie (die een aandeel heeft van ongeveer de helft (51%) in de totale begrote inkomsten), al een beroep doet op verschillende instanties om financiële ondersteuning te bekomen. Door de verhuis van MET-X naar de Nieuwlandsite, d.w.z. van Molenbeek naar Brussel rekent de organisatie op een minimale werkingssubsidie van de stad, voorts hoopt ze een grotere toelage te krijgen van de VGC door de rol die ze
Pagina 49 van 88
opneemt binnen het project van een brede school. De Europese werkingssubsidie die MET-X ontvangt als ‘operating grant’ van de EACEA hoopt ze ook na 2013 te kunnen continueren. Al deze ingeboekte subsidies vormen een aandeel van 16,5% in de totale begrote inkomsten. De organisatie zegt 32,5% aan eigen inkomsten te zullen genereren in 2013 tegenover 27% in 2010. Die inkomsten vloeien voornamelijk voort uit de inkomsten die worden verkregen uit ‘uitkoopsommen’. Verdere inkomsten worden gehaald via de ticketverkoop van een beperkt aantal concerten samenwerkingen, de recuperatie van kosten, sponsoring, verkopen en dienstprestaties, rechten en royalty’s en diverse bedrijfsopbrengsten. Het agentschap heeft bedenkingen bij het erg hoge bedrag onder recuperatie van kosten (40.961,45 euro): het is onduidelijk over welke kosten het precies gaat. Het agentschap merkt eveneens op dat de financiële effecten van de samenwerking met Mâäk transparanter zouden moeten weergegeven worden. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
De werking van MET-X is doordrongen van interculturaliteit. Interculturaliteit is aanwezig op alle niveaus van de organisatie. We vinden dat o.m. terug in het personeelsbeleid. Ook bij toekomstige aanwervingen zegt MET-X daar alert voor te willen blijven. Daarom is de organisatie actief in de cel interculturaliteit van het Brussels Kunstenoverleg en volgt ze de ontwikkelingen betreffende de diversiteitsplannen van Actiris op de voet. MET-X begeleidt en ondersteunt ook groepen en artiesten van etnisch culturele minderheden. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar repliek op het zakelijke advies geeft MET-X commentaar bij vijf opmerkingen van het agentschap. Zo legt MET-X uit dat ze niet alleen extra middelen vraagt om te investeren in de uitbouw van haar personeelsploeg en haar nieuwe infrastructuur, maar ook in de realisatie van haar artistieke plannen. Het agentschap kan hiermee akkoord gaan, maar verwijst voor een uitspraak over de uitbreiding van die activiteiten naar het advies van de beoordelingscommissie. Op welke manier het extra personeel de output van MET-X zal verhogen, kan de organisatie niet inschatten. Ze weet wel dat de uitbreiding van haar artistieke activiteiten extra taken met zich zal meebrengen. Aangezien hier geen gekwantificeerde informatie wordt gegeven kan het agentschap deze reactie niet meenemen in het advies. Wat betreft de intentie van MET-X om in de subsidieperiode 2013-2016 een tweedehands wagen te kopen, geeft het agentschap toe dat het niet gaat om een minibus, maar om een tweedehands monovolume. Ook de uitleg die MET-X geeft over de matige investeringen die ze plant, wordt aanvaard door het agentschap. In het preadvies heeft het overigens nergens gesteld dat die investeringen aanzienlijk of buitensporig zouden zijn. De manier waarop het bedrag onder ‘recuperatie van kosten’ is samengesteld heeft het agentschap kunnen nagaan en wordt bijgevolg meegenomen in het advies.
Pagina 50 van 88
Hoewel het agentschap enkele argumenten van de organisatie opneemt in zijn advies, ziet het geen noodzaak om dat advies te wijzigen. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 51 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-0R-009
Organisatie:
RASA vzw
Gevraagd bedrag:
383.824,75 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
RASA is een kunsteducatieve organisatie die hedendaagse beeldende kunst wil ontsluiten “voor kinderen en speelse mensen” en dit zowel via het onderwijs, het artistieke en sociale veld, families en vele andere actoren waarmee de organisatie in dialoog wil treden. De organisatie heeft een goed onderbouwd en duidelijk omschreven educatief concept. Zij brengt beeldende kunst op plekken waar weinig of geen kunst voorhanden is. Daartoe biedt zij all-inclusive educatieve pakketten aan. Zij laat daarbij niets aan het toeval over. De commissie is van oordeel dat de werkwijze van RASA weliswaar waardevol is maar ook stoelt op een consensusmodel dat in tegenstrijd is met de confrontatie die een wezenlijk kenmerk is van kunst. Het is een veilig en goed begeleid product maar het kleurt wat teveel binnen de lijntjes. RASA wil volgens het dossier meer gaan samenwerken met musea en andere grote instellingen. Nochtans meent de commissie dat die omgeving minder geschikt is voor het concept dat de organisatie aanbiedt. Deze instellingen beschikken vaak al over goed uitgebouwde educatieve diensten. Het concept van RASA kan volgens de commissie beter functioneren in cultuurcentra en soortgelijke omgevingen, waar kunst een minder voor de hand liggend gegeven is. RASA scoort goed op publieksgerichtheid (zij wil zich nu ook meer op families richten) en samenwerking met kunstenaars (de organisatie laat bepaalde werken creëren voor haar tentoonstellingen). Anderzijds is het karakter van de werking van RASA weinig vernieuwend; je zou het eerder braaf en schools kunnen noemen. Er is ook maar weinig evolutie in de tijd merkbaar; hooguit probeert de organisatie haar eigen concept te perfectioneren. Als dusdanig vervult zij ook nagenoeg geen voorbeeldfunctie in het Vlaamse landschap. Weliswaar probeert RASA een kunstwerk vanuit verschillende invalshoeken te benaderen maar zij doet dat niet op een wijze die verschilt van die van andere organisaties. Hetzelfde geldt voor de multidisciplinariteit, waar de organisatie evenmin een bijzondere insteek voor heeft. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 52 van 88
3
Gemotiveerde behandeling repliek
Vooraf wil de commissie even ingaan op de inleidende opmerkingen van RASA in haar reactie op het artistieke advies. RASA betreurt dat de commissie haar kritiek niet heeft naar voor gebracht tijdens het werkbezoek. De commissie wil er op wijzen dat het doel van een werkbezoek niet is dat de commissie kritiek komt geven, maar dat zij de organisatie achter het dossier beter leert kennen. Overigens zijn niet alle punten van kritiek nieuw; sommige ervan kwamen al in een vorig advies ter sprake. Ook vormt de commissie haar oordeel niet op basis van “reacties van partners en publiek”. Wat de meer inhoudelijke reacties betreft, wil de commissie het volgende stellen: 1. Enerzijds bevestigt RASA dat ze voor bepaalde activiteiten volgens een consensusmodel werkt; anderzijds wil de organisatie toch “stappen zetten om avontuurlijker recente ontwikkelingen te integreren” in haar parcours. Zij maakt echter niet duidelijk welke die recente ontwikkelingen zijn en hoe ze zullen worden geïntegreerd. 2. RASA argumenteert dat haar museumwerking wel zinvol is omdat verschillende musea ze waarderen en er specifiek naar vragen. RASA brengt echter geen inhoudelijke argumenten aan om de geschiktheid van de projecten voor musea te staven. 3. RASA geeft een aantal elementen aan om aan te tonen op welke vlakken haar activiteiten een vernieuwend karakter hebben. De commissie betwist deze elementen niet als dusdanig, maar gezien in relatie tot het volledige kunsteducatieve veld is ze van oordeel dat de organisatie eerder minder vernieuwend is. 4. Wat betreft de “rechtstreekse dialoog met de professionele kunstenaars” toont de organisatie in de voorbeelden die zij aanhaalt niet voldoende aan welke voorbeeldfunctie deze zouden vervullen. 5. De commissie waardeert de voorbeelden die RASA geeft voor het multidisciplinaire karakter van haar werking maar ook hier is niet duidelijk waarom deze een “bijzondere insteek” zouden vormen. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 53 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-009
Organisatie:
RASA vzw
Gevraagd bedrag:
383.824,75 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
RASA werd opgericht in 1992 en ontving sinds 2006 een subsidie voor het geheel van de werking als organisatie voor kunsteducatie binnen het Kunstendecreet. In 2011 ontvangt de vereniging een werkingssubsidie van 211.054,97 euro (211.824,83 euro met indexverhoging). Voor de subsidieperiode 2013-2016 vraagt RASA een gemiddelde jaarlijkse werkingssubsidie van 383.824,75 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Bij het toezicht op de naleving van de subsidievoorwaarden voor het subsidiejaar 2010 werden er geen fundamentele opmerkingen geformuleerd. RASA voldeed aan alle voorwaarden en sloot het jaar af met een positief resultaat. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
In Vlaanderen werkt RASA samen met bestaande en nieuwe partners uit het artistieke, culturele en sociale veld en het onderwijs. Via samenwerking probeert RASA expertise uit te wisselen en de inhoud van haar projecten te verrijken, de werkingsmiddelen en de beschikbare infrastructuren optimaal te gebruiken, haar actieradius te vergroten en het publieksbereik te diversifiëren. Hoewel de toelichting bij de concrete meerwaarde van de samenwerking beperkt is, blijkt vooral uit de bijlagen bij het dossier dat RASA intensief samenwerkt met vele verschillende partners. Ook de samenwerking met kunstenaars (uit binnen- en buitenland) gebeurt op verschillende vlakken. Bij sommige kunstenaars worden bruiklenen aangegaan, aan anderen worden creatieopdrachten gegeven en met een aantal gaat de organisatie een duurzame relatie aan en deelt zij zoveel mogelijk haar expertise als bemiddelaar. Op internationaal vlak wil RASA in de volgende subsidieperiode een Euregionale samenwerking aangaan rond het project FAMILIE en zal de organisatie een Europees traject verkennen waarin zij haar methodologie wil uitwisselen en expertise wil delen met internationale collega’s. 3.2
Geografische spreiding
De spreiding van de activiteiten gebeurt in eigen beheer. De activiteiten van RASA worden ruim gespreid over heel Vlaanderen en Nederland en er is ook een internationale werking. In de bijlagen bij het beleidsplan 2013-2016 geeft de organisatie een gedetailleerd overzicht van de voorbije en voorziene activiteiten. RASA houdt de uitkoopsommen van haar tentoonstellingen zo laag mogelijk. De organisatie vreest dat de cultuurcentra in kleine gemeenten en zelfs in de centrumsteden
Pagina 54 van 88
zich anders geen activiteiten van RASA meer kunnen permitteren. RASA meent die spreiding alleen te kunnen aanhouden als de hoge productiekosten van de gespreide activiteiten worden gecompenseerd met meer middelen op Vlaams niveau. Het agentschap is van mening dat de organisatie meer inspanningen zou kunnen doen om uitkoopsommen te bedingen die een groter gedeelte van de kosten dekken. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
RASA vraagt voor 2013 een subsidie van 372.500 euro aan die in de daaropvolgende jaren wordt verhoogd omwille van de index tot 395.300 euro in 2016. Dat geeft een gemiddelde voor de subsidieperiode 2010-2012 van 383.824,75 euro per werkingsjaar. Dat is een meervraag van 169.555,75 euro of 79% t.o.v. de subsidie die de organisatie ontving in 2010 (214.269 euro). Kosten 72% van deze meervraag is het gevolg van een (gewenste) uitbreiding van het personeelbestand. RASA zou in de komende subsidieperiode graag één bijkomende zakelijk medewerker aannemen en de deeltijdse functies van de office manager en de medewerkers communicatie en educatie uitbreiden van 3/5 naar 4/5 VTE functies. Dat betekent in totaal een vergroting van het personeelsbestand met 1,72 VTE t.o.v. 2010. Het agentschap is van mening dat de uitbreiding van de deeltijdse werkkrachten (rekening houdend met de werking) verantwoord is. De aanwerving van de zakelijk medewerker vindt het daarentegen niet zo vanzelfsprekend. Die nieuwe functie wordt namelijk gecreëerd vanaf 2013 om de artistiek en zakelijk leider bij te staan, die in 2015 60 jaar wordt. Nergens wordt evenwel aangegeven wanneer er aan pensioen wordt gedacht en zelfs als dat in 2015 zou zijn, lijkt de overgangsperiode erg lang. Er kan m.a.w. niet worden ingeschat hoeveel die periode van overdracht zal kosten en of die kost kan worden verantwoord. Daarnaast voorziet RASA ook in meer middelen voor de freelancers met wie de organisatie samenwerkt. Het gaat om 32.000 euro of bijna 3 keer meer dan het bedrag dat daaraan werd besteed in 2010. Die meerkost verantwoordt de organisatie door te refereren aan de professionalisering van de kunstenwereld en haar werk met gerenommeerde kunstenaars en educatoren. De concrete meerwaarde die hierdoor wordt verkregen wordt echter onvoldoende aangetoond. Als RASA wil inzetten op meer diversifiëring van het aanbod en een betere afstemming op de doelgroepen, heeft de organisatie extra personeel en medewerkers nodig. Met dat plan investeert de organisatie in duurzaamheid en dat is als dusdanig toe te juichen. Nochtans vraagt het agentschap zich af of de meerkosten van deze uitbreiding in de huidige budgettaire situatie haalbaar zijn. Opbrengsten Hoewel het absolute bedrag van de eigen inkomsten toeneemt, neemt het aandeel ervan in de totale begroting af. Dat betekent dat de eigen inkomsten niet in dezelfde mate toenemen als de totale begroting. Het agentschap meent dat een organisatie die haar activiteiten in deze mate laat toenemen moet streven naar een evenredige stijging van de eigen inkomsten door bijvoorbeeld hogere uitkoopsommen te bedingen en/of andere winstgevende activiteiten te ontwikkelen. Naar het einde van de subsidieperiode toe evolueert deze verhouding wel gunstiger. Het gevraagde subsidiebedrag is goed voor 74,5% van de totale inkomsten van de organisatie.
Pagina 55 van 88
3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie terzake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar repliek op het zakelijk advies merkt RASA op dat ze het in vraag stellen van de aanwerving van een zakelijk medewerker begrijpt, maar dat die vraag “was ingegeven vanuit de noodzaak om iemand in de organisatie te hebben die specifiek zou kunnen gaan zoeken naar extra financiële middelen via andere kanalen”. Op de opmerking van het agentschap dat “de eigen inkomsten niet evenredig stijgen in verhouding tot het totaal van de begroting” zegt RASA dat ze haar uitkoopsommen zoveel mogelijk wil verhogen, dat ze een aantal kosten uit de uitkoopsom zal lichten en die kosten apart zal doorrekenen aan organisaties, dat ze zal toezien op de beheersing van haar kosten en dat ze op zoek wil gaan naar extra middelen. Het agentschap apprecieert dit streefdoel. In het geheel biedt de repliek echter geen elementen die een bijsturing van het advies verantwoorden. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 56 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-010
Organisatie:
De Veerman vzw
Gevraagd bedrag:
377.546,75 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
De Veerman wil creativiteit, kunstbeleving, kennis en inzicht in de kunsten stimuleren in relatie tot de omringende wereld. Op die manier wil de organisatie 1) kunst ontsluiten voor een zo breed mogelijke groep mensen, 2) meewerken aan een samenleving waarin ideeën, denkbeelden en gevoelens worden uitgewisseld, met elkaar worden gedeeld en geconfronteerd, in respect en waardering voor ieders eigenheid. De Veerman heeft een breedvoerig, theoretisch uitgebreid onderbouwd dossier ingediend, waarin veel aandacht wordt besteed aan de educatieve concepten en werkwijzen. De Veerman is een organisatie met een lange traditie. Als een van de eerste organisaties voor kunsteducatie in Vlaanderen heeft zij een zeer degelijke werking uitgebouwd en heeft zij vooral qua aanpak een voorbeeldfunctie binnen het educatieve veld. Die werking wordt geplaatst in een duidelijke langetermijnvisie: de Veerman is een organisatie met perspectief. De commissie is onder meer opgezet met het feit dat de Veerman haar nieuwe ruimtes wil gebruiken om een “nest” te creëren voor kunstenaars. Positief is eveneens dat de organisatie selectiever wil omgaan met opdrachten. Het durven stopzetten van bepaalde projecten is even belangrijk als het opstarten van nieuwe projecten. Daarbij wil de Veerman vooral kiezen voor projecten met lange duur, waarbij samenwerkingen worden aangegaan met kunstenorganisaties en –instellingen om aldus synergiën te creëren. Zo wordt haar al grote inbedding in het kunstenveld nog versterkt. De activiteiten van De Veerman zijn ruim gespreid en houden rekening met de verschillende doelpublieken. Door hun samenwerking met Levanto en het Zuiderpershuis is ook de interculturaliteit verzekerd. De werking van De Veerman is niet echt vernieuwend. De organisatie blijft sterk steunen op de expertise die ze over jaren heeft opgebouwd; daardoor verschilt het concept niet veel van dat wat in het vorige dossier werd aangebracht. De commissie is eveneens van oordeel dat De Veerman scherpere keuzes zou kunnen maken wat betreft de domeinen waarin ze werkzaam is, iets wat de organisatie impliciet ook zelf aangeeft. Nu neemt zij op vele plaatsen en in velerlei domeinen opdrachten aan, van barokmuziek via hedendaagse beeldende kunst tot nieuwe media, wat tot een zeker verlies aan focus leidt. Daarbij blijft onduidelijk hoe de grammatica van het educatieve concept gelijk blijft dan wel verschillend moet zijn. Wanneer hier geen duidelijke keuzes worden gemaakt, dreigt de organisatie kenmerken aan te nemen van een kunsteducatief uitzendbureau, dat advies geeft aan verschillende huizen voor de uitbouw van een kunsteducatieve werking.
Pagina 57 van 88
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie heeft de reactie van De Veerman op het artistieke preadvies grondig gelezen. Ze waardeert de ordelijke, heldere manier waarop die reactie is geformuleerd en bedankt de organisatie daarvoor. Zoals blijkt uit het preadvies apprecieert ze de werking van De Veerman. De indruk die ze van de organisatie heeft, wordt voor de commissie bevestigd door de reactie van De Veerman op het preadvies. Ze blijft dan ook bij haar standpunt. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 58 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-010
Organisatie:
De Veerman
Gevraagd bedrag:
377.546,75 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De Veerman werd voor het eerst, voor het geheel van haar werking, gehonoreerd voor de periode 2006-2009. Verder bestaat de subsidiehistoriek van de organisatie voornamelijk uit projectsubsidies. Zo werd er via de tijdelijke projecten kunstinitiatie voor de werkingsjaren 2006, 2007 en 2008 telkens 6.676 euro verkregen. Voor het project ‘Cookies’ kreeg De Veerman in 2007-2008 25.000 euro en via managers voor diversiteit (De Wondere Pluim) werd er in 2007 en 2008 telkens 7.000 euro toegekend. In de subsidieperiode 2010-2012 heeft de organisatie (tot nu toe) geen projectsubsidie aangevraagd. De Veerman krijgt in 2011 een werkingssubsidie van 211.054,97 euro 211.824,83 euro met indexverhoging). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De voorbije werkingsjaren werden gunstig geëvalueerd. Er werden geen grote problemen vastgesteld. N.a.v. de controle 2009 werd aan De Veerman gevraagd om de zakelijk en artistiek leider niet in de Raad van Bestuur te laten zetelen. Op die manier kan namelijk belangenvermenging worden vermeden. Tot op heden werd aan die vraag nog geen gevolg gegeven. In 2010 wordt het boekjaar afgesloten met een verlies van 26.547,14 euro. Het eigen vermogen bedraagt 108.647,62 euro. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
Uit het voorliggende subsidiedossier blijkt dat De Veerman (nog meer dan voordien) samenwerkt met ervaren kunstenaars met een eigen artistieke praktijk die thuis zijn in kunsteducatieve opdrachten. Die uitverkoren kunstenaars liggen mee aan de basis van te ontwikkelen projecten. Twee van hen, Anita Evenepoel en Bob Takes, hebben zelfs een eigen plek in de nieuwe thuishaven van De Veerman, waardoor de kantoren worden omgeven door ateliers. De organisatie biedt kunstenaars ook opleidingen en uitwisselings-/ontmoetingsmomenten aan. Met organisaties zijn er coproducties en samenwerkingsverbanden, zo bijvoorbeeld met AMUZ, deFilharmonie, KMSKA, MAS, S.M.A.K., Zuiderpershuis, Artesis, KASK, MATRIX, de kunstbank, Aifoon, MUS-E, … De Veerman kan bogen op een uitgewerkt netwerk van samenwerkingen, binnen verschillende domeinen zoals het onderwijs, de kunsteducatie, het kunsten- en het erfgoedveld, ... Naast de eigen producties spelen ook de opdrachten op vraag van derden een belangrijke rol in de werking van De Veerman. De organisatie beweert echter dat zij op de markt moet concurreren met organisaties die niet de effectieve kostprijs, maar een gesubsidieerde prijs hanteren.
Pagina 59 van 88
Om haar kennis- en ervaringsveld uit te breiden, zal De Veerman in de subsidieperiode 2013-2016 ook samenwerken met buitenlandse partners. Zo is de organisatie samen met de Artesis Hogeschool betrokken bij het project E-mpowering the Future met partners uit Berlijn en Potsdam. Voor dat project worden alle kosten betaald met behulp van een Europese subsidie die wordt beheerd door de Artesis Hogeschool. Voorts is De Veerman ook lid van een aantal netwerken waaronder Cre-Action. In het algemeen kan worden geconcludeerd dat de rubriek samenwerkingen goed is uitgewerkt. Er wordt duidelijk omschreven wat de meerwaarde is van alle samenwerkingsverbanden. 3.2
Geografische spreiding
De werking van De Veerman kent zowel nationaal als internationaal een groot draagvlak. Op nationaal vlak ligt het accent op Antwerpen omdat de organisatie daar is gevestigd en de projecten die er plaatsvinden gedeeltelijk door de stad worden gefinancierd. De Veerman heeft echter ook een ruime spreiding in alle Vlaamse provincies. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
De Veerman vraagt voor de beleidsperiode 2010-2013 een subsidiebedrag aan van gemiddeld 377.546,75 euro. Dat is een meervraag van 76% t.o.v. 2010 (214.269 euro). Het verband tussen de activiteiten uit het artistiek-inhoudelijk beleidsplan en het financieel plan wordt duidelijk weergegeven. We krijgen een overzicht van de kosten en inkomsten die per project worden gemaakt. Kosten De meervraag van De Veerman is volgens het aanvraagdossier nodig om uit te groeien tot een Vlaamse speler van formaat, voldoende voeling te hebben met wat er op het vlak van kunsteducatie gebeurt in Europa en in de wereld én de kwaliteit van haar programma’s en van haar samenwerkingen te verbeteren. Om al die doelstellingen te kunnen realiseren, wil de organisatie 1) haar personeelsploeg uitbreiden, 2) een hoger productiebudget voorzien, 3) meer inzetten op haar samenwerking met kunstenaars in het bijzonder en artistieke medewerkers in het algemeen, 4) investeren in de inrichting van haar gebouw. 1. Uitbreiding personeelsploeg: De Veerman werkt met een vaste kern van 5,5 voltijdse stafmedewerkers. Die kernploeg wil de organisatie behouden. In die kernploeg zitten 1 VTE artistiek/zakelijk leider, 1 VTE zakelijk projectcoördinator en 3,5 VTE artistiek-educatieve projectcoördinatoren. Dat personeelsbestand wil de Veerman vanaf 2013 uitbreiden met 1 VTE productionele ondersteuning van projecten. Door die uitbreiding belooft de organisatie een grotere artistiekeducatieve inbreng bij projectontwikkeling, de ontwikkeling van nieuwe innovatieve kunsteducatieve programma’s en betere productionele en zakelijke ondersteuning van de projecten. Tegenover 2010 is dat een verhoging van het personeelsbudget met ongeveer 50.000 euro. Opmerking: de organisatie heeft haar interne werking in 2011 aangepast. In 2010 waren er namelijk zes inhoudelijk-artistiek medewerkers in loondienst (5,5 VTE) en iemand voor de administratieve ondersteuning (0,5 VTE). Samen met de opdracht van de artistiek/zakelijk leider (1 VTE) kwam dat neer op 7 VTE. Toch ligt de totale loonsom die de Veerman begroot voor 6,5 VTE in 2013 veel hoger dan het bedrag dat de organisatie heeft betaald voor 7 VTE in 2010. Het agentschap merkt daarbij op dat er bij alle personeelsleden een substantiële stijging van de brutolonen is. Nochtans zegt De Veerman dat ze alleen de anciënniteitsverhoging en indexverhoging in rekening heeft gebracht. De bijkomende stijging wordt niet verklaard.
Pagina 60 van 88
2. Een hoger productiebudget: om de drie lijnen die de organisatie heeft uitgezet (de ontwikkelingslijn, de productieve lijn en de informatieve lijn) te kunnen realiseren, heeft De Veerman (alleszins in eerste instantie) meer middelen nodig. Daarvoor voorziet de organisatie een budget dat 39.572,02 euro meer bedraagt dan in 2010. 3. Samenwerking met kunstenaars: De Veerman wil dat kunstenaars zich thuis voelen in de organisatie. Dat vraagt om meer coaching, begeleiding, opleiding en tijd voor ontwikkeling van projecten: het merendeel van de medewerkers niet in loondienst zijn artistieke medewerkers. Om medewerkers niet in loondienst te betalen wordt een budget voorzien dat 58.156,77 euro hoger is dan in 2010. Betreft het hier de 1,5 VTE die volgens het dossier in 2013 in dienst zou genomen worden “om de ontwikkelingslijn en productielijn waar te maken”? Hier is enige verduidelijking door de organisatie vereist. 4. Inrichting van het gebouw: met materialen, informatica en mediamateriaal, technologie en documentatie, informatie en materialen voor de projecten. Alles samen komt dat op ongeveer 20.000 euro. Opbrengsten De opbrengsten komen voor een groot stuk voort uit inkomsten die verkregen worden uit uitkoopsommen. Hiervoor wordt een bedrag van 246.088 euro begroot, dit is exclusief nog mogelijke opdrachten van derden. Voorts vloeien de opbrengsten voort uit coproductie en samenwerking, 82.347,34 euro. Er zijn ook nog inkomsten uit kaartenverkoop en sponsoring. De eigen inkomsten bedragen 45% ten opzichte van de totale begrote inkomsten. Ter informatie: in 2010 was dat 46%. De begroting vermeldt 5.000 euro subsidie van de stad Antwerpen en 70.000 euro aangevraagde subsidie aan de provincie Limburg voor het project Talentenbank (2013), aan de steden en gemeenten Antwerpen, Hasselt, Genk en Maasmechelen voor de Wonder Pluim en andere subsidies: Sociale Maribel en VIA-akkoorden. Deze vermelde subsidie heeft een aandeel van ongeveer 9,5% t.o.v. de totaal begrote inkomsten. De begrote meerjarige subsidie omvat 48% t.o.v. de totale begrote inkomsten. Het agentschap neemt er nota van dat De Veerman door een verhoging van de subsidie de kwaliteit en de kwantiteit van haar aanbod wil vergroten maar meent dat de noodzaak van die uitbreiding onvoldoende is geconcretiseerd. Verder is er verduidelijking nodig over het precieze statuut van de bijkomende 1,5 VTE. Ten slotte heeft het agentschap bedenkingen bij de gehanteerde stijgingscoëfficiënt van de brutolonen (zie boven). 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen expliciete informatie. De Veerman heeft één samenwerking die een intercultureel aspect hebben: samenwerking met het Wereldculturencentrum Zuiderpershuis. Interculturaliteit is dus geen zwaartepunt van de werking. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 61 van 88
5
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar repliek op het zakelijke advies deelt De Veerman mee dat het vermogen van de organisatie snel slinkt zodat er geen echte ruimte meer is voor een innovatief en investerend beleid. Het agentschap noteert deze vaststelling, maar maakt er De Veerman op attent dat het vermogen van de organisatie in het preadvies enkel werd vermeld omdat het boekjaar 2010 werd afgesloten met een verlies. De uitleg die De Veerman geeft over de lonen en vergoedingen van haar vaste medewerkers, haar freelance medewerkers en de kunstenaars die ze bij haar activiteiten betrekt, volstaat voor het agentschap. Uit die uitleg blijkt namelijk ook meteen wat het precieze statuut is van de bijkomende 1,5 VTE. Ook helder is de tabel met subsidies, andere inkomsten, eigen inkomsten, uitkoopsommen en coproducties van 2010 en 2013, die verschuivingen zichtbaar maakt. Uit die tabel blijkt dat de extra investering die De Veerman vraagt, dient om op een continue manier te kunnen blijven groeien. In dat verband verwijst het agentschap echter naar het advies van de beoordelingscommissie die van oordeel is dat “De Veerman scherpere keuzes zou kunnen maken wat betreft de domeinen waarin ze werkzaam is”. Vanuit dat standpunt is de noodzaak van die investering om extra personeel en een uitbreiding van de activiteiten te kunnen bekostigen niet aangetoond. Daarom neemt het agentschap dit argument niet mee. Over de concretisering van interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur geeft de organisatie nog aan dat ze in de sturing van programma’s wel aandacht heeft voor de multiculturele samenstelling van de ploeg. Die opmerking neemt het agentschap mee in zijn advies. Hoewel De Veerman een aantal elementen duidelijk maakt in haar repliek, is het agentschap op basis van de boven aangehaalde argumenten van oordeel dat een bijsturing van het advies niet aangewezen is. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 62 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-OR-KE-011
Organisatie:
Art Basics for Children vzw
Gevraagd bedrag:
329.728,62 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
ART BASICS for CHILDREN (ABC), een initiatief van de Oostenrijkse kunstenaar Gerhard Jäger, opereert sinds 2000 als onafhankelijke organisatie vanuit Brussel. De organisatie omschrijft zichzelf als “een labo voor esthetische ervaringen en sensibilisering dat zich situeert op de grens tussen kunst en educatie”. ABC tracht jong en oud op een open, speelse en interactieve wijze in contact te brengen met kunst- en cultuurgeschiedenis. Het vertrouwt op de individuele verbeeldingskracht en erkent en stimuleert het (jonge) publiek als potentiële “kunstenaars van hun eigen leven”. Volgens het dossier situeert het unieke van ABC zich in de combinatie van de collectie, werkwijzen en vormelijke context. Het is de combinatie van deze drie items die maakt dat ABC in staat is met een erg breed publiek in communicatie te treden, op een persoonlijke en individuele manier en in een inspirerende omgeving. De collectie, de werkwijzen en de context vormen samen een scenografie en dramaturgie die terugkomt in alle projecten. Er is een frame, een kader dat als het ware is geregisseerd om de doelstellingen over te brengen. Maar het kader, de regie, is nooit dwingend, het laat de individuele vrijheid van elke speler toe en stimuleert het autodidactische proces. Sinds 2008 heeft ABC een eigen plek in Brussel: het ABC-huis. Het omvat een cinema-, theaterzaaltje, verschillende ateliers, een kindvriendelijke keuken, een grote studioruimte en kantoren. Het ABC-huis is opgevat als een grote interactieve studio. Afhankelijk van het thema wordt de opstelling continu aangepast. De organisatie organiseert er activiteiten voor scholen en groepen, creatieve ateliers, vakantiestages, familieweekends en rondleidingen en vormingen voor leerkrachten en studenten. De commissie is van mening dat sinds de opening van het ABC-huis de werking van ABC nog meer zichtbaarheid en uitstraling heeft gekregen. ABC heeft een duidelijk profiel binnen het kunsteducatieve landschap. Dat is vooral het gevolg van de eigen pedagogie, die gemakkelijk naast andere vormen van educatie kan staan. De werking is van hoge kwaliteit en zit goed in elkaar. Hoewel de formule duidelijk is, is het format ook flexibel. Bijzonder is dat ABC ook een kritische dimensie aangeeft: zij scherpt het oordeelsvermogen van kinderen aan. In het concept van ABC zit nog altijd potentieel. De organisatie kan daar nog lang uit putten. ABC heeft een heel stevige werking in Brussel maar is ook op vele andere plekken aanwezig. Als ze op verplaatsing gaan, bv. naar cultuurcentra, is dat altijd zeer verzorgd en gaat hun aanbod een dialoog aan met omgeving. De commissie begroet dat de organisatie dat aspect nog verder wil ontwikkelen. Interculturaliteit is voor ABC een vanzelfsprekendheid, enerzijds door de plek waar ze gehuisvest zijn (de Gaucheretwijk in Schaarbeek), anderzijds door de keuzes die ze maken, met name om te werken in scholen met leerlingen met een diverse achtergrond. ABC werkt ruim samen met andere organisaties maar minder met individuele kunstenaars.
Pagina 63 van 88
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De commissie handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 64 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-011
Organisatie:
ART BASICS for CHILDREN vzw
Gevraagd bedrag:
329.728,62 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
ART BASICS for CHILDREN (hierna ABC) vroeg voor het eerst binnen het Kunstendecreet een structurele subsidie aan voor de periode 2006-2007. Die aanvraag werd gehonoreerd. Ook voor de periodes 2008-2009 en 2010-2012 werd er opnieuw een aanvraag ingediend die wederom werd goedgekeurd. In 2011 krijgt de organisatie van de Vlaamse overheid een subsidie van 211.054,97 euro (211.824,83 euro met indexverhoging). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
In het verslag van ABC voor het werkingsjaar 2010 werden er geen problemen vastgesteld. De decretale subsidievoorwaarden werden nageleefd. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
ABC investeert in bestaande netwerken en werkgroepen zoals de Federatie voor de Organisaties Kunsteducatie (FOK), het Brussels Kunstenoverleg, het Brussels netwerk voor Kunsteducatie (Lasso), het overleg van de buurtorganisaties van de Gaucheretwijk en het internationale en interdisciplinaire netwerk ‘View of the Child’. Sommige projecten realiseert de organisatie in samenwerking met externe partners uit de culturele sector. In het verleden werkte ABC op die manier samen met HETPALEIS, BOZAR, Time Festival, Antwerpen Open, … Voor de volgende beleidsperiode zijn er afspraken gemaakt met verschillende onderwijsinstellingen en met culturele partners waaronder STORMOPKOMST, het Magritte-Museum, Bigtimers/CA2M, BUDA. Voorts lopen er ook gesprekken met Pantalone en Lille 3000. Die afspraken worden toegelicht in het voorliggende dossier in hoofdstuk 1.2.1. ‘Productieve werking: eigen producties’ en in bijlage 8 ‘intentieverklaringen’. ABC heeft een uitgebreide scholenwerking. Er wordt op verschillende niveaus met een onderwijspubliek gewerkt. Schoolklassen worden uitgenodigd in de ABC-studio of er worden in de scholen zelf korte workshops of langdurige trajecten opgezet. Er worden ook workshops en navormingen voor leerkrachten en leerkrachten in opleiding georganiseerd. Ook over die samenwerkingen met onder meer het KAHO Sint-Lieven (Sint-Niklaas), de Erasmushogeschool (Brussel), … wordt uitleg gegeven in hoofdstuk 1.2.1. ‘Productieve werking: eigen producties’ en in bijlage 8 ‘intentieverklaringen’. ABC wordt regelmatig om advies op maat gevraagd door educatieve diensten van andere instellingen of organisaties en door onderwijsinstellingen. Waar mogelijk resulteren dergelijke contacten in langdurige samenwerkingen zoals met de Nederlandstalige Bibliotheek van Sint-Gillis, met Joepik, een wijkafdeling van de Academie van Merksem en met Stekelbees, een initiatief voor buitenschoolse opvang in Oud-Turnhout.
Pagina 65 van 88
ABC zegt dat al deze samenwerkingen de organisatie inhoudelijk voeden en extra energie geven. Ook het bereik van nieuwe publieken erkent ABC als een voordeel. Met haar advies- en consultatiewerk hoopt ABC dan weer de visie op onderwijs en kunsteducatie te helpen opentrekken. Uiteraard leveren de externe partners ABC ook financiële mogelijkheden op. Het hoofdstuk ‘samenwerking’ heeft ABC grondig uitgewerkt: de organisatie geeft duidelijk aan met welke partners er wordt samengewerkt en wat de meerwaarde is van die samenwerkingen. 3.2
Geografische spreiding
ABC wil een zo breed mogelijk publiek bereiken zowel in de onmiddellijke omgeving van het ABC-huis, ruimer in Vlaanderen als internationaal. De activiteiten binnenshuis zijn volledig uitgeboekt daarenboven heeft ABC verschillende partners zowel in heel Vlaanderen als in het buitenland. De geografische spreiding is m.a.w. goed. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
ABC vraag voor de periode 2013-2016 een werkingssubsidie van 329.728,62 euro. Dat betekent een meervraag van 54% t.o.v. de subsidie die de organisatie in 2010 ontving (214.269 euro) Kosten In 2009 opende de organisatie haar eigen huis. Met de opening van dat huis heeft de organisatie de laatste jaren -zowel binnen als buiten de landsgrenzen- steeds meer bekendheid gekregen. Het programma zit overvol: voor alle activiteiten zijn er lange wachtlijsten. Met de huidige staf en met de huidige middelen botst de organisatie op haar grenzen, maar de infrastructuur biedt nog meer mogelijkheden. Vandaar de vraag om extra middelen. Daarmee kan ABC haar werking voor meer mensen toegankelijk maken. Deze middelen zullen worden ingezet worden voor: 1) uitbreiding van de opdracht van het bestaand personeel en de heroriëntering van de interne structuur, 2) uitbreiding van het programma in eigen huis, 3) de volgkosten van de infrastructuur. 1. Uitbreiding van de opdracht van het huidige personeel en de heroriëntering van de interne structuur: de kern van de ABC-werking (artistieke leiding, dagelijkse leiding, techniek en onderhoud) houdt zich momenteel vooral bezig met de dagelijkse ondersteuning van de werking. De vaste projectmedewerkers zouden taken van hen kunnen overnemen. Op die manier kan de vaste kern zich meer bezighouden met “het inhoudelijk uitwerken van toekomstige projecten en op opportuniteiten die zich aanbieden”. •
ABC zou het bestaande personeelsbestand willen verbreden met 1,1 VTE. Zo zal zowel de functie van de dagelijkse leiding, van techniek als die van onderhoud met 0,5 VTE stijgen. Indien de projectmedewerkers een contract van onbepaalde duur zouden krijgen en voltijds in dienst zouden komen, betekent dat een verhoging van 0,6 VTE. Samen is dat 1,1 VTE. Opmerking: ABC heeft haar interne werking in 2011 aangepast. In 2010 waren er namelijk ook een zakelijk leider en vier inhoudelijk-artistiek medewerkers in loondienst van de organisatie. Dat kwam neer op 4,88 VTE. In 2011 is het dienstcontract van de zakelijk leider omgezet in een onder aannemingscontract en zijn vier inhoudelijk-artistiek medewerkers vervangen door 1 dagelijkse leiding (0,8 VTE). Ook in loondienst zijn dan de artistiek leider, een technicus en twee hoofdgidsen. Dat komt samen neer op 4,5 VTE + de zakelijk leider in onderaanneming.
Pagina 66 van 88
2. Uitbreiding van het programma in eigen huis voor meer Vlaamse scholen: de vraag om te kunnen deelnemen aan de activiteiten in het ABC-huis is groter dan het huidige aanbod. Daarom wil ABC haar aanbod voor scholen uit Vlaanderen uitbreiden. Aangezien de werkwijze van ABC een intensieve begeleiding vereist, brengt dit hoge volgkosten mee, zowel aan medewerkers niet in loondienst als aan artistieke productiekosten. 3. De volgkosten van de infrastructuur: de kosten/investeringen met betrekking tot het duurzaam onderhoud van de infrastructuur. ABC wil voorbereid zijn op de onderhoudskosten die het ABC-huis met zich meebrengt. In de begroting wordt daar jaarlijks een bedrag voor voorzien van ongeveer 3.000 euro. Opbrengsten Als de inkomsten die de organisatie in 2013 voorziet worden gerelateerd aan de begrote omzet, zou ABC 27% aan eigen inkomsten genereren (ter vergelijking: in 2010 was dat 22%). De meeste opbrengsten vloeien voort uit inkomsten die verkregen worden via ‘coproductie en samenwerking’. Onder deze rubriek vallen onder meer de mobiele studio’s die goed zijn voor een voorziene opbrengst van 144.770 euro. De activiteiten die plaatsvinden in het ABC-huis zouden de organisatie 44.107,34 euro opbrengen. Uit de ‘uitkoopsommen’, opbrengsten uit Kamishibai-projecten, voorzien ABC een opbrengst van 19.900 euro. Voor het voormalige kantoor van de organisatie in de Dansaertstraat moet ABC huur betalen aan het OCMW. Die huur en de bijbehorende huurlasten recupereert de organisatie van onderhuurder YATF. Naast de eigen inkomsten wordt er een bedrag van 671.292 euro begroot aan subsidies. In de eerste plaats is er de gevraagde structurele subsidie Vlaamse Gemeenschap voor 320.000 euro. Deze subsidie heeft een aandeel van 39% in de totale begrote inkomsten. Naast de ‘aangevraagde subsidies’ zijn er concreet subsidies verworven bij de VGC-Jeugd en bij de VGC-Onderwijs. Voorts krijgt ABC van de VGC ook kapitaalsubsidies m.b.t. het ABC-huis. De organisatie kan dus ook rekenen op lokale ondersteuning. ABC is er zich terdege van bewust dat tegenover haar meervraag aan middelen van de Vlaamse overheid niet evenveel inkomsten staan. De organisatie maakt zich echter sterk dat als zij m.b.v. financiële impulsen van de Vlaamse overheid meer kan inzetten op winstgevende activiteiten (bijvoorbeeld het inrichten van creatieve leeromgevingen), zij in de toekomst veel meer inkomsten zal genereren. Het agentschap wil meegaan in de redenering van ABC dat door een verhoging van de subsidie niet alleen een gevoelige uitbreiding van activiteiten ten voordele van het Vlaamse scholen- en kunstenlandschap mogelijk wordt, maar ook een impuls kan gegeven worden aan een aantal winstgevende activiteiten. Zij vreest alleen dat de gevraagde verhoging gezien de huidige budgettaire situatie wellicht moeilijk realiseerbaar zal zijn. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen expliciete informatie. Desondanks blijkt uit vele andere elementen impliciet dat ABC wel degelijk met interculturaliteit is begaan. Zoals eerder vermeld neemt ABC deel aan het overleg van de buurtorganisaties van de Gaucheretwijk (= wijk achter het Brusselse Noordstation), dat is de wijk waarin het huis van de organisatie is gelegen. Voorts werkt de organisatie ook samen met Groep Intro (een professionele organisatie voor vorming, leerplichtonderwijs, jobcoaching, werkervaringen en sociale economie) aan een vormingstraject voor jongeren die niet meer terecht kunnen in het reguliere onderwijs. Wie de omgeving kent, weet dat het hier nagenoeg uitsluitend gaat om allochtone jongeren die via een beleid van inclusie bij de werking van ABC worden betrokken.
Pagina 67 van 88
4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
ART BASICS for CHILDREN maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 68 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-OR-KE-012
Organisatie:
MATRIX Centrum voor Nieuwe Muziek
Gevraagd bedrag:
128.800,25 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
MATRIX is een kunsteducatieve organisatie die zich specialiseert in ‘klassieke’ muziek van na 1950. De werking van Matrix vzw bestaat uit twee deelwerkingen. Enerzijds is er de educatieve werking, anderzijds is er een documentatiecentrum rond nieuwe muziek. De subsidiëring onder het Kunstendecreet betreft enkel het kunsteducatieve luik van de werking; het documentatiecentrum wordt gesubsidieerd onder het Erfgoeddecreet. Met de kunsteducatieve werking is de organisatie gestart in 2002. Ze wordt door de Vlaamse overheid structureel ondersteund sinds 2007. Hoewel MATRIX een duidelijke focus heeft, wordt het educatieve concept van de organisatie slechts onrechtstreeks beschreven. De organisatie zegt dat ze “een speciale voorliefde heeft voor activiteiten waarbij de deelnemers actief zijn betrokken” en dat “dergelijke activiteiten het best worden begeleid door uitvoerende musici, componisten en musicologen en kunstenaars uit andere disciplines, of door mensen met een originele educatieve aanpak”. Er wordt echter geen gewag gemaakt van het verwerven van vaardigheden of educatieve doeleinden. De spaarzame manier waarop MATRIX haar educatieve concept beschrijft, vindt de commissie kenmerkend voor het ganse dossier. De op zichzelf belangwekkende materie (hedendaagse muziek is per definitie open en vernieuwend) wordt eerder weinig inspirerend en academisch aangebracht. Uit het dossier worden de eigen ideeën van de organisatie hierover niet echt duidelijk; evenmin wordt duidelijk wat de mogelijkheden zijn van de hedendaagse muziek in de huidige maatschappij. Dat neemt niet weg dat de organisatie vele activiteiten ontwikkelt die het begrip en de luisterbereidheid voor de hedendaagse muziek willen verhogen. Die activiteiten situeren zich voor een gedeelte in het verlengde van de lerarenopleiding. De commissie vraagt zich af of de organisatie op dat vlak leemtes probeert in te vullen. Hoewel de commissie samenwerking met het onderwijs principieel begroet, merkt zij toch op dat kunsteducatieve organisaties zoals MATRIX deze leemtes nooit volledig zullen kunnen opvullen. Zij kunnen wel impulsen geven. De overige activiteiten van MATRIX worden in het dossier uitvoerig beschreven maar de relatie tot de educatieve principes uit het mission statement wordt nergens expliciet gemaakt. Enkel bij het praktijkvoorbeeld dat als bijlage wordt meegegeven krijgt de lezer een idee van wat dat kan betekenen. De commissie vraagt zich af of de grote diversiteit en kwantiteit van de activiteiten niet in de weg staat van een hogere kwaliteit en van een grotere focussering op de kerntaken van de organisatie. Zij is dan ook van mening dat MATRIX, in plaats van te streven naar een kwantitatief groeipad, best eerst een prioritering van haar taken zou uitvoeren, haar kerntaken definiëren in functie van haar educatieve concept en van daaruit een sterkere kwaliteitsbewaking doorvoeren. MATRIX werkt voor vele activiteiten intensief samen met kunstenaars en met andere spelers in het Vlaamse kunstenveld, voornamelijk met festivals en concertorganisatoren. De werking is al enigszins gespreid: hoewel vele activiteiten nog geconcentreerd zijn in het Leuvense, is er ook al een aanwezigheid in andere Vlaamse steden.
Pagina 69 van 88
MATRIX spreekt een zeer divers publiek aan maar die diversiteit speelt vooral op het cognitieve en generationele vlak. Van interculturaliteit is nergens sprake. De commissie wil echter geenszins de intrinsieke waarde van de activiteiten die MATRIX ontplooit voor een beter begrip voor de hedendaagse muziek in de samenleving in twijfel trekken en is van mening dat de organisatie in dat verband een eigen plaats inneemt in het Vlaamse kunstenlandschap. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie heeft met aandacht de toelichting gelezen die MATRIX geeft over de doelstelling, het educatief concept en de kerntaken van de organisatie. Ze wenst daar nog enkele opmerkingen bij te formuleren. Met de manier waarop MATRIX de doelstelling van haar werking formuleert (“het ontwikkelen van een open oor en geest, het vergroten van de muzikale competentie en het aanscherpen van de eigen creativiteit”), kan de commissie akkoord gaan. Hoe dat educatieve concept wordt uitgewerkt, is minder duidelijk af te leiden uit wat er in de reactie wordt uitgelegd. MATRIX maakt niet duidelijk welke de specifieke kwaliteiten zijn van de organisatie, hoe zij zich onderscheidt van andere kunsteducatieve organisaties die hedendaagse kunst als onderwerp hebben. Zelfs als MATRIX haar kerntaken opsomt, blijft die uitleg vaag en vrij algemeen. MATRIX lijkt eerder opgezet te zijn vanuit een opportuniteit, de aanwezigheid van een documentatiecentrum en de daarmee gepaard gaande expertise. De commissie blijft echter van oordeel dat MATRIX die expertise en dat patrimonium onvoldoende inzet voor haar educatieve werking. De commissie wijzigt bijgevolg haar oordeel niet. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 70 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-012
Organisatie:
MATRIX Centrum voor Nieuwe Muziek
Gevraagd bedrag:
128.800,25 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
MATRIX wordt sinds 2007 structureel gesubsidieerd. Daarvoor bouwde Matrix zijn werking uit via projectsubsidies. In 2011 krijgt de organisatie van de Vlaamse overheid een subsidie van 71.950,56 euro ( 72.213,01 euro met indexverhoging). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Uit het toezicht op de naleving van de subsidievoorwaarden blijkt dat MATRIX in 2010 een degelijk zakelijk beheer heeft gevoerd dat aan de gestelde voorwaarden voldeed. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
MATRIX werkt actief samen met culturele instellingen uit binnen- en buitenland en heeft met verschillende hiervan langdurige samenwerkingsverbanden. De organisatie beperkt zich echter niet tot ‘kunstenorganisaties’ maar werkt ook samen met andere kunsteducatieve organisaties, met cultuurcentra en met onderwijsinstellingen. In de toelichting bij de concrete meerwaarde van samenwerken toont de organisatie aan de hand van voorbeelden aan dat het zorgt voor een inhoudelijke wisselwerking, een verhoging van de efficiënte en/of voor meer publieksgerichtheid. Die beknopte toelichting maakt duidelijk dat het samenwerken voor MATRIX meerwaarde heeft door 1) beperking van de eigen overhead, 2) het kunnen gebruik maken van de communicatiekanalen van de partners, 3) inhoudelijke input door de relatie met de artistieke praktijk. Het dossier bevat bovendien een zeer uitgebreide bijlage met samenwerkingsovereenkomsten met de partners van MATRIX. Omdat de organisatie een voorliefde heeft voor activiteiten waarbij deelnemers actief worden betrokken, werkt MATRIX vooral samen met uitvoerende musici, componisten, musicologen en kunstenaars uit andere disciplines. Deze mensen moeten altijd uitmunten in één of ander vakgebied. Om de kwaliteit van de losse medewerkers te illustreren, geeft de organisatie een reeks namen van lesgevers waarop zij regelmatig een beroep doet. MATRIX is ook lid van Composers’ Factory (Europees initiatief ter bevordering van hedendaagse muziek), oKo, Magda, Cultuurraad Leuven en ISCM-Vlaanderen. De werking en het dossier van MATRIX maken duidelijk dat MATRIX voldoet aan het samenwerkingscriterium. 3.2
Geografische spreiding
Een groot deel van de activiteiten van MATRIX vindt plaats in Leuven en Vlaams-Brabant. Omdat de organisatie specifieke ondersteuning krijgt van de betreffende stad en provincie. In de voorbije jaren heeft Matrix heel wat inspanningen geleverd om een
Pagina 71 van 88
ruimere spreiding in Vlaanderen te hebben. Daardoor liggen in 2013 activiteiten vast in Leuven, Genk, Dworp, Antwerpen, Zaventem, Strombeek-Bever, Gent, Gentbrugge, Kortrijk, Brugge, Lokeren, Sint-Niklaas en Tongeren. In de komende jaren komt daar zelfs een bescheiden internationale werking bij met bijvoorbeeld het MusMA-project in Polen. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
MATRIX vraagt voor de nieuwe decretale ronde een structurele subsidie van vier jaar aan van gemiddeld 128.800,25 euro per jaar. Dat is een stijging van 76% ten opzichte van het subsidiebedrag dat de organisatie in 2010 van de Vlaamse overheid heeft gekregen (73.046,25 euro). De meervraag van MATRIX is voor een groot gedeelte het gevolg van een personeelsuitbreiding door een toename van het aantal activiteiten en de omvang en de complexiteit ervan. Daarnaast wil de organisatie bijkomende middelen besteden aan de inhoudelijke verdieping en de verdere uitbouw van het aanbod meerdaagse stages. Tot slot wil de organisatie ook meer aandacht besteden aan communicatie, promotie en doelgerichte werving. Kosten In 2011 draait de kunsteducatieve werking van MATRIX op 1,1 VTE. Er is de vraag om dat personeelsbestand uit te breiden met 0,6 VTE tot 1,7 VTE. Het agentschap kan deze beperkte meervraag volgen. De geplande personeelsuitbreiding heeft zeker niet tot gevolg dat er een overdreven overhead zou ontstaan. Naast de uitbreiding van het arbeidsvolume van de huidige medewerkers met 0,2 VTE moet de verhoging van de subsidie dienen voor het optimaliseren van de externe communicatie. De nog aan te werven medewerker communicatie (0,4 VTE), die zou instaan voor 1) communicatie over en de werving voor grote projecten zoals de jongerenproductie in het kader van TRANSIT, 2) het aspect communicatie in het kader van samenwerkingen, 3) de uitbouw van een communicatienetwerk om activiteiten en resultaten beter te communiceren en de zichtbaarheid van de educatieve werking van MATRIX te verhogen. Het agentschap kan deze bescheiden vraag en bijbehorend bescheiden communicatiebudget in het kader van het belang voor publieksparticipatie aanvaarden. Voor het aankopen van een mobiel klanklabo en duurzaam didactisch materiaal voorziet MATRIX 3.000 euro. Het agentschap is van mening dat de noodzaak hiervan afhankelijk is van het oordeel van de beoordelingscommissie. Hetzelfde geldt voor het aanbod meerdaagse stages waarvoor ook 3.000 euro wordt begroot. Tenminste als het gaat om de stages die MATRIX zelf organiseert: Mini-stage 5+, Zomerstage 8-13 jaar en Herfststage 12+. Opbrengsten MATRIX vraagt een substantiële verhoging van haar structurele subsidie en stelt daar een stijging van haar inkomsten tegenover. Zo voorziet MATRIX in 2013 een ticketverkoop ter waarde van 5.050 euro en uitkoopsommen voor een bedrag van 23.900 euro. In 2010 bedroegen die inkomsten ‘verkopen en dienstprestaties’ nog respectievelijk 1.010 euro en 12.390 euro. Als het subsidiebedrag van de Vlaamse overheid mee in rekening wordt gebracht, zien we dat de eigen inkomsten van MATRIX in 2010 12,5% bedragen van de totale inkomsten en in 2013 16,5%. Wat de inkomsten uit subsidie betreft, rekent de organisatie nog op een toelage van de provincie Vlaams-Brabant en op een van de stad Leuven. Ook verwacht ze een premie van het Fonds voor de Sociale Maribel ter financiering van 0,1 VTE. Samen gaat het om een bedrag van 20.065 euro of 11,5 % van de totale inkomsten.
Pagina 72 van 88
Vragen heeft het agentschap bij de bewering van de organisatie dat “de kostprijs van elke afzonderlijke educatieve activiteit zoveel mogelijk wordt gedragen door uitkoopsommen of inschrijvingsgelden”, zonder echter te specificeren wat precies onder de kostprijs wordt verstaan (ook de educatieve medewerkers?). Evenmin zijn de bedragen van inkomsten en uitgaven uitgesplitst volgens aard en/of inhoud van de activiteit. Omdat het -door een aantal in het dossier ontbrekende gegevens- moeilijk is om in te schatten waarvoor de organisatie de door haar gevraagde middelen precies nodig heeft, adviseert het agentschap slechts gematigd positief voor dit dossier. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In het zakelijke advies van MATRIX had het agentschap vragen bij “de bewering dat de kostprijs van elke afzonderlijke educatieve activiteit zoveel mogelijk wordt gedragen door uitkoopsommen of inschrijvingsgelden, zonder duidelijke becijfering van wat precies onder die kostprijs wordt verstaan”. In haar repliek geeft MATRIX toelichting bij de kostprijs van haar activiteiten. Zij geeft ook informatie over de inkomsten en uitgaven van die activiteiten uitgesplitst volgens de aard en/of de inhoud ervan. Die uitleg schept duidelijkheid, maar voor de uitbreiding van de activiteiten verwijst het agentschap naar het advies van de beoordelingscommissie dat stelt dat MATRIX, in plaats van te streven naar een kwantitatief groeipad, best eerst een prioritering van haar taken zou uitvoeren, haar kerntaken definiëren in functie van haar educatieve concept en van daaruit een sterkere kwaliteitsbewaking doorvoeren.” Het agentschap ziet bijgevolg geen noodzaak om het oorspronkelijke advies te wijzigen. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 73 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-013
Organisatie:
De Nieuwe Opdrachtgevers vzw
Gevraagd bedrag:
82.432,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
De Nieuwe Opdrachtgevers (hierna DNO) realiseert sinds 2001 samen met kunstenaars en opdrachtgevers hedendaagse beeldende kunst in opdracht. De vereniging hanteert daartoe een methode die vertrekt vanuit de dialoog tussen burger en kunstenaar. Via haar bemiddeling wil de organisatie een bijdrage leveren aan de (waardevolle en gewaardeerde) plaats van kunst in de maatschappij. De Nieuwe Opdrachtgevers (DNO) startte in 2001 met de methodiek van publieke “opdrachtgevers” voor kunstcreatie. DNO roept hiervoor op via zogenaamde “Campagnes” (open calls) of via samenwerking met het lokaal cultuurbeleid van steden en gemeenten. DNO beoogt een dialoog tussen kunstenaar en burger via een intensieve procesbegeleiding door de curatoren/bemiddelaars van DNO. Actieve betrokkenheid staat hierbij centraal. Vanuit hun rol als opdrachtgevers maken de burgers gedurende het proces kennis met alle aspecten van beeldende kunst, krijgen ze er een beter begrip en beleven ze beeldende kunst op een directe manier. Op hun beurt worden zij ambassadeurs van de creatie van het kunstwerk in hun omgeving. Op verschillende momenten in het proces treedt de groep van opdrachtgevers naar buiten met tussentijdse resultaten (bekendmaking van de opdracht, schetsontwerp, begin van de uitvoering, feestelijke oplevering) en delen zij hun ervaring met een zich steeds uitbreidende groep mensen. Ook de kunstenaar wordt intensief betrokken in het participatieve proces en krijgt van de curator/bemiddelaar tijdens het proces ondersteuning en begeleiding op juridisch, technisch en financieel vlak. Op die manier wil DNO een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van beeldende kunst, zowel aan de kant van het publiek als van de kunst. Het proces van kunstopdrachten beslaat twee tot drie jaar in drie fasen: de opdrachtformulering tussen curator/bemiddelaar en de opdrachtgevers, de kunstenaarskeuze- en ontwerpfase en tenslotte de uitvoering en oplevering. Deze drie fases staan helder uitgelegd in het dossier. Deze methodiek blijkt efficiënt omwille van het actieve en omvattende participatieve karakter, waarbij men zowel oog heeft voor de toeschouwer/opdrachtgever en de kunstenaar als voor de kwaliteitsbewaking van het proces en het kunstproduct. De commissie erkent de meerwaarde van deze omvattende kunsteducatieve aanpak. Hoewel in het dossier de meeste aandacht gaat naar de (kwantitatieve) verderzetting van de beproefde methodiek, wil DNO zich ook op nieuwe terreinen wagen, zoals de toepassing ervan op de podiumkunsten. Ook wil DNO onderzoeken of ze het zelf ingeslagen pad van de samenwerking met steden en gemeenten kan verlaten. DNO spitste zich de voorbije jaren voornamelijk toe op kunst in de publieke ruimte en leek aangewezen op steden en gemeenten als intermediaire partner. Maar de organisatie ervaart dit nu te beperkend. Ze wil in de komende beleidsronde uitproberen om meer te kunnen vertrekken van de inhoudelijke vragen van de opdrachtgevers, zonder de premisse van de ‘publieke ruimte’. Hoewel de commissie positief staat tegenover de vernieuwing die DNO in haar werking wil brengen, vraagt ze zich ook af of deze projecten al voldoende rijp zijn om structureel in de volgende werkingsperiode ingebouwd te worden.
Pagina 74 van 88
De organisatie wil zich in de komende subsidieronde verder professionaliseren. Het stijgende aantal opdrachten en de bijhorende ondersteuning vraagt een betere organisatorische onderbouw. Door een betere organisatiestructuur en een kwantitatieve beperking (max. 16 lopende projecten per jaar) wil DNO meer aandacht vrijmaken voor uitwerking van theorievorming en methodiek, documentatie en communicatie en een beter bereik van andere publieken. De commissie betreurt dat deze aspecten als aandachtspunten worden vermeld maar uiteindelijk te weinig uitgewerkt worden in het dossier, omdat deze inderdaad meer aandacht verdienen in de totale werking van DNO. De commissie mist hier een gedetailleerde beschrijving van aanpak. De locatie van de verschillende projecten laten zien dat DNO geografisch over heel Vlaanderen actief is. Internationaal is DNO enkel actief via de Europese Association for New Partnerships in Arts en de website www.newpatrons.com. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie heeft de repliek op het artistiek preadvies aandachtig gelezen. Ze bedankt DNO voor de toelichting die de organisatie geeft bij de financiering van de jaarlijkse opdrachtbemiddeling die ze in eigen beheer wil uitvoeren. De vaststellingen en de voorbeelden die de organisatie in dat verband formuleert, kunnen de commissie echter niet overtuigen. De commissie blijft bijgevolg bij het geformuleerde advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 75 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-0013
Organisatie:
De Nieuwe Opdrachtgevers
Gevraagd bedrag:
82.432,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
In 2004 en 2005 diende ‘De Nieuwe Opdrachtgevers’ (hierna DNO) onder het Kunstendecreet een projectaanvraag in bij de commissie Beeldende Kunst. Beide aanvragen werden niet gehonoreerd. DNO diende voor 2009 opnieuw een projectaanvraag in voor het project ‘Campagne/Campagne’, nu binnen de kunsteducatieve sector. Die subsidieaanvraag werd wel gehonoreerd. Vervolgens vroeg DNO structurele ondersteuning voor twee jaar in de periode 2010-2013. In 2011 ontvangt de organisatie 43.170,33 euro (43.327,80 euro subsidie met indexverhoging). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De organisatie voldoet aan de decretale voorwaarde. Daarom wordt het saldo 2010 uitbetaald. Wel worden er een aantal aandachtspunten geformuleerd. Het agentschap heeft aan de organisatie gevraagd om in het werkingsverslag van 2011 aan te tonen op welke manier zij aan die punten heeft gewerkt. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
Voor de uitvoering van de opdrachtwerken wordt er gewerkt met kunstenaars uit zowel binnen- als buitenland. Voor de opdrachtverlening gelden geen geografische beperkingen. Slechts het uitgangspunt de juiste kunstenaar op de juiste plaats wordt gehanteerd. DNO zegt voor elke opdracht naar samenwerkingen te zoeken om de taak te kunnen realiseren. Die samenwerkingen verlopen met behulp van lokale overheden, cultuurhuizen en sponsors. De partners van DNO zijn: steden en gemeenten (Deurne, Gent, Kortrijk, Willebroek, Genk, Knokke, Merelbeke, Ieper en Beerse), LOCUS, musea en andere tentoonstellingsinitiatieven (Bonnefantenmuseum, SMAK), kunstencentra en werkplaatsen (Z-Out/Z33, FLACC, cc Strombeek, BOZAR), ‘The New Patrons’, Fondation de France, filmstudio Videoest (RAI) en Canvas, CERA, Lasso, DEMOS en oKo. DNO legt -indien zij het nodig acht- uit wie deze partners zijn, hoe er wordt samengewerkt en wat het resultaat is van dat partnerschap. Opvallend is bijvoorbeeld het feit dat er bij de opdrachtgeversgroepen ook kinderen zijn. Zo wordt er momenteel in Willebroek samengewerkt met een jeugdfanfare en start in 2012 in Knokke een opdracht voor een nieuwe kleuter- en lagere school. Daar bestaat de opdrachtgeversgroep zowel uit leerlingen, ouders als leerkrachten. Algemeen kan bijgevolg worden geconcludeerd dat de rubriek samenwerkingen goed is uitgewerkt.
Pagina 76 van 88
3.2
Geografische spreiding
DNO heeft in haar beleidsplan aan dat haar werking open staat voor iedere burger in Vlaanderen. Bij voorkeur werken zij met groepen opdrachtgevers. Er wordt samengewerkt met gemeenten om potentiële opdrachtgevers te bereiken. Het werken met de opdrachtgevers vindt plaats op locatie. Meestal dichtbij de plek waar het te realiseren kunstwerk zal komen. In de huidige subsidieperiode wil de organisatie zich beperken tot 12 dossiers. Als het subsidiebedrag van de Vlaamse overheid in de volgende decretale periode verhoogt, meent de organisatie te kunnen uitbreiden tot 16 projecten per jaar. Uit het overzicht van de projecten, die de organisatie beschrijft in haar dossier, blijkt dat DNO opdrachten vervult in Brussel en in alle Vlaamse provincies. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
DNO zegt in de volgende subsidieperiode extra middelen nodig te hebben om zakelijk en organisatorisch verder te professionaliseren en werk te maken van documentatie en communicatie, het uitwerken van de methodiek, een beter bereik van andere publieken, het uitbreiden van de partners, het behalen van meer resultaten op het gebied van kennisdeling en verspreiding zodat de organisatie op termijn zodanig is ingericht dat een uitbreiding van het aantal projecten mogelijk wordt. DNO vraagt daarvoor een structurele ondersteuning van vier jaar voor een gemiddeld bedrag van 82.432 euro. Tegenover het subsidiebedrag van 2010 (43.827,75 euro) gaat het om een meervraag van 88%. De gevraagde subsidie heeft een aandeel van ongeveer 35% in de totale begrote inkomsten. Kosten Het extra subsidiebedrag dat DNO aan de Vlaamse overheid vraagt, is in de eerste plaats bestemd om medewerkers te vergoeden. Momenteel werkt er niemand in loondienst van DNO. In de toekomst wil de organisatie haar zakelijk leider, die ook verantwoordelijk is voor de administratie en de communicatie, halftijds in dienst nemen. Voor het loon van die medewerker wordt euro voorzien (ter vergelijking: in 2010 werd voor die opdrachten euro uitbetaald). De artistiek leider die 3,2 dagen per maand voor de organisatie werkt, zal in de toekomst anderhalve dag per week worden vergoed en voor de nieuwe publieksmedewerker wordt 9.200 euro begroot. Beide medewerkers worden net als de bemiddelaars/curatoren van DNO als zelfstandigen betaald voor die opdracht. In de lijst van ‘medewerkers (geen) loondienst’ staan ook nog: een boekhouder, een jurist, 16 kunstenaars en twee betaalde vrijwilligers. Voor al die medewerkers wordt een bedrag van 157.500 euro begroot. De reden voor het engagement van deze medewerkers en het bedrag dat voor de vergoeding van hun diensten wordt voorzien, wordt voldoende toegelicht. Het agentschap is tevreden over het feit dat DNO ook middelen voorziet voor een meer ervaren boekhoudkantoor en voor juridisch advies zodat de organisatie ook op dat vlak aan al haar partners professioneel advies kan verlenen. Vraag is alleen of er elk jaar opnieuw met een campagnemedewerker moet worden samengewerkt. De organisatie geeft zelf aan dat haar opdrachtprocessen twee tot drie jaar duren en dat ze haar opdrachten in de komende subsidieperiode wil beperken. Een campagne om de twee jaar lijkt bijgevolg voldoende. Voorts moet worden vermeld dat het bedrag dat DNO begroot voor ‘medewerkers (geen loon)’ voor een groot aandeel aan overeenkomstige inkomsten wordt tegengeboekt. Het gaat daarbij om de honoraria van de curatoren/bemiddelaars en de kunstenaars die doorgaans worden betaald door steden en gemeenten. Voor één project worden die honoraria niet terugbetaald, met name voor het opdrachttraject dat DNO jaarlijks in eigen beheer wil uitvoeren. Om een dergelijk project te ondersteunen rekent DNO 14.120 euro.
Pagina 77 van 88
Het agentschap vraagt zich af of het niet al te ambitieus is om tegelijk met de professionalisering en de uitbreiding van de activiteit ook nog een opdracht in eigen beheer te willen realiseren. Men zou zelfs de vraag kunnen stellen of het niet raadzaam zou zijn om de activiteit te beperken tot zuivere bemiddeling aangezien onafhankelijke opdrachten een veel hogere werklast en bijgevolg kosten meebrengen. Buiten algemene werkingskosten en afschrijvingen en voorzieningen heeft de organisatie geen andere uitgaven. Opbrengsten Omdat DNO voor de financiering van haar bemiddelingsopdrachten meestal samenwerkt met lokale overheden, betalen zij een groot aandeel van het bedrag dat DNO voorziet voor de honoraria van de kunstenaars en bemiddelaars/curatoren. Voor één jaar komt dat neer op 123.750 euro. Voor het project ‘Partners in Art’ krijgt DNO in 2013 bovendien een bedrag van 5.140 euro en dan is er nog de inbreng van een partner voor de uitvoering van één opdracht: 25.000 euro. Net als de honoraria van de kunstenaars en bemiddelaars wordt ook dat bedrag tegengeboekt aan de kostenzijde onder ‘artistieke productiekosten’. Wat de subsidiëring van haar werking betreft, rekent DNO in de nieuwe decretale periode uitsluitend op een structurele ondersteuning van de Vlaamse overheid. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
DNO reageert op het volgende fragment uit het zakelijke advies: “Het agentschap vraagt zich af of het niet al te ambitieus is om tegelijk met de professionalisering en de uitbreiding van de activiteit ook nog een opdracht in eigen beheer te willen realiseren. Men zou zelfs de vraag kunnen stellen of het niet raadzaam zou zijn om de activiteit te beperken tot zuivere bemiddeling aangezien onafhankelijke opdrachten een veel hogere werklast en bijgevolg kosten meebrengen.” De argumenten die DNO aanhaalt om de opdrachten in eigen beheer te rechtvaardigen verduidelijken wel de bedoeling van de organisatie maar voegen niets wezenlijks toe aan de informatie waarop het agentschap zijn oordeel baseerde. Het agentschap blijft bijgevolg bij zijn standpunt. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 78 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-014
Organisatie:
mu-zee-um vzw
Gevraagd bedrag:
280.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
De vzw mu-zee-um omschrijft zichzelf als “een kunsteducatieve draaischijf die de wisselwerking tussen de kunsten(aars) en publiek bevordert en stimuleert door de organisatie en creatie van educatieve projecten.” Onder die noemer organiseert mu-zee-um in Oostende en omstreken ateliers voor scholen, ateliers tijdens vakanties, een jongerenwerking, internationale uitwisselingen, educatieve vertalingen analoog en digitaal, met een focus op multimedia en een loketfunctie met helikoptervisie voor scholen en diverse culturele spelers zoals TAZ, Filmfestival Oostende, Mu.ZEE, Vrijstaat O, stad Oostende cultuurdienst, en dergelijke. Mu-zee-um wordt steeds meer bevraagd door regionale organisaties die bezig zijn met dans, theater, muziek enz. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de monopoliepositie die zij op het gebied van kunsteducatie in Oostende en omstreken inneemt. Die grote vraag is wellicht de reden waarom zij nu structurele subsidiëring aanvraagt. De commissie heeft nochtans ernstige bedenkingen bij deze evolutie. De potentiële afnemers van de diensten van mu-zee-um zijn meestal Oostendse organisaties die al betoelaagd worden onder het Kunstendecreet. De commissie is van oordeel dat een dergelijke werking moet gefinancierd worden vanuit lokale middelen en/of doordat de organisaties aan de vraagzijde vanuit hun middelen samenwerken om een educatieve werking mogelijk te maken. Daarenboven is de werking van mu-zee-um wel gedegen maar ze speelt ook op veilig en is niet vernieuwend. Mocht mu-zee-um van plan zijn haar werking uit te breiden naar de rest van Vlaanderen, zal zij concurrenten tegenkomen waar zij niet tegen opgewassen is omdat die al verder staan. In het tegenovergestelde geval blijft zij een lokale organisatie en kan ze als dusdanig niet structureel gesubsidieerd worden onder het Kunstendecreet. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De commissie heeft de repliek van mu-zee-um met aandacht doorgenomen. De organisatie tracht in die repliek vooral op een andere manier te verwoorden wat al in het dossier werd gezegd. Zij voegt enkele voorbeelden toe om aan te tonen dat zij, in tegenstelling tot wat de commissie in haar preadvies zei, wel degelijk vernieuwend is. Die voorbeelden kunnen de commissie nochtans niet overtuigen. Zij blijft van oordeel dat zulke activiteiten wel hun waarde kunnen hebben op het lokale vlak maar dat zij de confrontatie met het ruimere kunsteducatieve veld in Vlaanderen niet zullen aankunnen en er evenmin een vernieuwende impuls aan kunnen geven. In de reactie probeert de organisatie ook duidelijk te maken dat ze wel degelijk in heel Vlaanderen wil werken en dat een aantal nieuwe projecten daartoe geschikt zijn. Ook hier blijft de commissie van mening dat de organisatie beter zou blijven inzetten op de lokale verankering.
Pagina 79 van 88
Om al die redenen blijft de commissie bij het oordeel uit haar preadvies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 80 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-014
Organisatie:
mu-zee-um vzw
Gevraagd bedrag:
280.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Mu-zee-um is in 2001 gestart als een kunst-en cultuureducatief project binnen de vzw Horizon Educatief: een vereniging voor natuur- en milieu educatie. Met behulp van SIFmiddelen bouwt mu-zee-um een educatieve dienst uit voor de Oostendse musea en de Venetiaanse Gaanderijen. In 2003 veranderen de SIF-middelen in Stedenfondsmiddelen. In 2005 wordt mu-zee-um een afzonderlijke vzw voor het ontwikkelen en opzetten van een kunsteducatieve methodiek binnen de Oostendse regio. Ondertussen werkt de organisatie zowel voor kinderen, jongeren als volwassenen in onderwijskundige, culturele en sociale contexten in en buiten de stad. Tot nu toe heeft mu-zee-um nog geen subsidie aangevraagd aan de Vlaamse overheid. Met het voorliggende dossier solliciteert de organisatie voor een 4-jarige structurele subsidie onder het Kunstendecreet voor de periode 2013-2016. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing. De organisatie heeft nog geen subsidie gekregen onder het Kunstendecreet. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
De organisatie zegt dat al haar activiteiten en trajecten “vertrekken vanuit de kunstenaar als creatieve persoon of vanuit zijn/haar kunstwerken. De kunstenaar staat altijd centraal. (…) Kunstenaars zien mu-zee-um als vrijplaats of experimenteerplek om zo direct met hun (potentieel) publiek in dialoog te gaan”. Wat betreft haar samenwerking met andere organisaties zegt mu-zee-um dat zij enerzijds zelf trajecten, workshops en projecten ontwikkelt om kunsten te vertalen naar verschillende doelgroepen en dat zij anderzijds wordt gecontacteerd door kunstenorganisaties (musea, erfgoedinstellingen, festivals, kunstencentra, …) met de vraag om kunsteducatieve trajecten te ontwikkelen. Bijna al deze kunstenorganisaties zijn gevestigd in Oostende: TAZ, Filmfestival Oostende, Vrijstaat O., Mu.ZEE, de toekomstige Grote Post e.a. Wanneer mu-zee-um een beroep doet op andere Vlaamse organisaties is dat om activiteiten te ontwikkelen in Oostende. Bijzonder is haar samenwerking met Mu.ZEE: sedert het najaar van 2011 krijgt de organisatie daar enkele ruimtes te beschikking voor haar kantoren. Aan die relatie is ook een opdracht verbonden: Mu.ZEE heeft aan mu-zee-um gevraagd om voortaan voor haar een brede museale publiekswerking te ontwikkelen. Op internationaal vlak werkt mu-zee-um mee aan de gast- en zendorganisatie EVS (European Voluntary Service, een programma van de Europese Commissie). Dat betekent dat zij jaarlijkse gedurende 12 maanden een buitenlandse jongere als voltijds
Pagina 81 van 88
vrijwilliger in dienst hebben en dat zij zelf een jongere naar een buitenlandse kunstenorganisatie sturen. Voorts werkt de organisatie ook mee aan een exchange programma waarbij er jaarlijks tussen 2 tot 6 landen een culturele uitwisseling in het binnen- of buitenland wordt georganiseerd. Voor die samenwerkingen vraagt de organisatie raad bij JINT, het kennis- en expertisecentrum over internationale jongerenmobiliteit en internationaal jeugdbeleid dat wordt bestuurd door de Vlaamse overheid en het Vlaamse jeugdwerk. De internationale werking van mu-zee-um is m.a.w. volledig afgestemd op jongeren. Het hoofdstuk ‘samenwerking’ heeft mu-zee-um goed uitgewerkt: de organisatie geeft aan met welke partners er wordt samengewerkt en wat de meerwaarde is van die samenwerkingen. De aanwezige samenwerkingsverbanden zorgen voor een ernstige, maar enigszins eenzijdige (Oostendse) inbedding in het kunstenlandschap. Wat de internationale werking betreft: deze hoort eerder thuis onder het Jeugddecreet, dan onder het Kunstendecreet. 3.2
Geografische spreiding
Zoals hiervoor al vermeld, ontwikkelt mu-zee-um uitsluitend activiteiten in Oostende en omgeving. Omdat de kuststad een toeristische trekpleister is, worden die activiteiten niet alleen bijgewoond door Oostendenaars, maar ook door vele deelnemers uit heel Vlaanderen. Die laatste groep wil de organisatie nog uitbreiden door middel van een doorgedreven communicatie naar ‘tweedeverblijvers’, een aanbod voor zeeklassen en een zomerwerking. De geografische spreiding bereikt niet alle lagen van de Vlaamse samenleving, maar is vooral gericht op toeristen en 'tweedeverblijvers'. 3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
De organisatie heeft tot nu toe geen subsidie ontvangen onder het Kunstendecreet en vraagt voor de decretale periode 2013-2016 een structurele subsidie aan van 280.000 euro. Door het toenemende succes van de werking, de stijgende vraag en de nood aan goed onderbouwde interactieve kunsteducatieve projecten, is de organisatie op het punt gekomen dat er dringend nood is aan een structurele onderbouw, zowel op zakelijk vlak als op het vlak van inhoud en communicatie. Omdat mu-zee-um een ontmoetingsplaats is waar iedereen met goesting en interesse voor creatie, kunsten en cultuur elkaar kan treffen en omdat er in Oostende het ganse jaar door vele mensen uit gans Vlaanderen verblijven, meent de organisatie voor die uitbreiding van haar kader en de werkingsmiddelen een beroep te kunnen doen op de Vlaamse overheid. Kosten Om haar werking te kunnen professionaliseren vraagt de organisatie middelen om haar personeelskader uit te breiden, over de nodige ruimtes te kunnen beschikken en over voldoende werkingsmiddelen te kunnen verhogen. De volledige werking van mu-zee-um berust nu op 1,8 VTE. Dat is 1 VTE voor een coördinator + PR en 0,8 VTE voor een educatief- en publieksmedewerker. Dat personeelbestand zou mu-zee-um willen uitbreiden naar 5,8 VTE. Dat wil zeggen dat de organisatie naast een directeur-coördinator en een educatief- en publieksmedewerker ook een zakelijk coördinator (1 VTE), een zakelijk medewerker (0,5 VTE), een projectleider Nieuw TIJ (1 VTE), een projectleider MuLAB (1 VTE) en een IT-medewerker (0,5 VTE) wil engageren. Die medewerkers worden allemaal ingeschaald volgens de
Pagina 82 van 88
berekeningen van de CAO 329. Dat komt jaarlijks neer op een kost van 314.391,48 euro of op 59% van de totale kosten. Voor huur en huurlasten rekent mu-zee-um 18.350 euro. In die som zit o.m. de huurprijs van lokalen en ateliers die de organisatie nodig heeft bovenop de ruimtes die ze ter beschikking krijgt van Mu.ZEE. Het gaat daarbij om een bureelruimte waar zes personeelsleden kunnen werken en waar er een ruime opslagruimte is voor materieel en om een aantal atelierruimtes dichtbij of in hetzelfde gebouw als de bureauruimtes, of dichtbij de opslagruimte. Tot de werkingsmiddelen van de organisatie behoren onder meer de telefonie, het kantoor, de opleidingen, verplaatsingskosten, materieel-, productieen representatiekosten. Die kosten zijn vrij hoog in vergelijking met de kosten die de organisatie in 2010 maakte. Dat komt omdat zij rekent op een personeelstoename en op een toename van de activiteiten en de productie. Opvallend is het bedrag dat wordt uitgetrokken voor reiskosten: 24.000 euro of 4% van de werkingskosten. De hoogte van dat bedrag wijdt de organisatie aan haar internationale werking waarvoor zij echter ook Europese inkomsten ontvangt. Met de huur en de huurlasten inbegrepen, komen de totale werkingskosten neer op een som van 221.754,04 euro. Opbrengsten Als de mu-zee-um in 2013 haar activiteiten kan vermeerderen omdat er meer personeel voor de organisatie werkt en ze daardoor meer partnerships kan aangaan, rekent ze op een ticketinkomst ter waarde van 14% van de totale inkomsten. Voor inkomsten uit coproductie en samenwerking begroot mu-zee-um een bedrag van 7% van de totale inkomsten. De organisatie voorziet ook inkomsten uit andere subsidiekanalen: de provincie WestVlaanderen, de stad Oostende en Europese subsidie. Dat komt neer op 29% van de totale inkomsten. De subsidie die de organisatie vraagt aan de Vlaamse overheid bedraagt 51,5% van de totale inkomsten. De vraag kan worden gesteld of een gecoördineerde educatieve dienst voor verschillende lokale instellingen een wenselijk beleidsdoel is en als dusdanig moet worden gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Daarenboven betreurt het agentschap dat het dossier geen nadere informatie bevat over de medewerkers in loondienst van de organisatie en dat vele uitgaveposten onvoldoende zijn uitgesplitst. Voor het overige is het dossier van mu-zee-um voldoende verantwoord en gedocumenteerd. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Door de scholenwerking wordt een groot aantal migranten bereikt. Daarenboven werkt mu-zee-um ook voor kansengroepen. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De Oostendse kunsteducatieve organisatie mu-zee-um geeft uitleg bij de opmerkingen die het agentschap maakte over de manier waarop zij het begrip ‘samenwerking’ in haar dossier invulde en over haar focus op Oostende. Het agentschap stelt echter vast dat onder de samenwerkingsverbanden die mu-zee-um in haar plannen voor de toekomst
Pagina 83 van 88
opsomt, slechts weinig structurele samenwerkingen voorkomen, dat de spreiding van haar activiteiten wel degelijk erg beperkt is en dat haar internationale werking een cultureel uitwisselingsprogramma is dat uitsluitend gericht is op jongeren. Op basis van die informatie blijft het agentschap bij zijn standpunt. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 84 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-015
Organisatie:
PopCollege vzw
Gevraagd bedrag:
72.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
PopCollege bestaat ondertussen één jaar en streeft er naar om, via de ervaring van Vlaamse actieve popmuzikanten, leerlingen te motiveren om een instrument te leren bespelen. Er wordt, uitgaande van de interesse en de mogelijkheden van iedere leerling, gewerkt aan op maat gemaakte lessen. De organisatie biedt niet-formele muziekeducatie, volgens het ‘al-doende-leren-principe’. Het traject eindigt in een concert of een afgewerkt nummer op cd. Het proces om tot dat eindproduct te komen omvat goodfeel, speelplezier en kennisvergaring. In het dossier vergelijkt de organisatie zich met Muziekodroom in Hasselt en Noisegate in Ternat. Ze geeft aan dat door de oprichting van PopCollege het draagvlak voor deze vorm van muziekbeleving wordt verbreed. PopCollege vraag structurele subsidies om de exponentiële groei en het streven naar optimale kwaliteit van de organisatie te onderbouwen. De subsidie zou vooral moeten dienen om de docenten en drie parttime medewerkers een ‘competitief salaris’ te kunnen bieden. PopCollege is vooral actief in Gent, Brugge en Sint-Niklaas, maar ziet uitbreiding mogelijk naar andere steden. Deze mogelijkheid wordt verder in het dossier niet geargumenteerd. Er wordt ook aangegeven dat men samenwerkt met verschillende partners. De wijze van samenwerking wordt echter niet toegelicht. Hoewel de organisatie streeft naar optimale kwaliteit, is er nergens in het dossier een verwijzing naar de wijze waarop deze getoetst wordt. Er wordt ook niet aangegeven op welke criteria het engageren van de lesgevers-muzikanten gebaseerd is. Ook het muziekeducatieve concept dat streeft naar een optimale methodiek wordt niet nader omschreven. Voorts is de omschrijving van de activiteiten erg summier en blijkt die omschrijving zich te beperken tot muzieklessen en masterclasses. Zulke activiteiten worden als dusdanig niet structureel gesubsidieerd onder het Kunstendecreet. Daarenboven is het dossier in zijn geheel zo summier opgemaakt dat een negatieve beoordeling zich volgens de commissie ten stelligste opdringt. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. De commissie handhaaft dan ook haar advies.
Pagina 85 van 88
4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Kunsteducatie om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 86 van 88
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-KE-OR-015
Organisatie:
vzw PopCollege
Gevraagd bedrag:
72.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
PopCollege is een organisatie uit Ledeberg die op maat gemaakte lessen aanbiedt voor zowel beginnende als gevorderde muzikanten, en dit vanuit de praktijk. De organisatie bestond op het moment van de aanvraag één jaar. Toch besloot ze om meteen structurele subsidie voor vier jaar aan te vragen onder het Kunstendecreet omdat “de aanloop naar het tweede schooljaar al 130 inschrijvingen met zich meebracht”. Met die subsidie wil de organisatie haar “pro-educatieve werking uitbouwen en perfectioneren”. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing. De organisatie heeft nog geen subsidie gekregen onder het Kunstendecreet. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Samenwerking
PopCollege geeft een exhaustieve opsomming van de organisaties waarmee wordt samengewerkt. Opvallend daarbij is dat die organisaties zich uitsluitend bevinden in de steden waarin PopCollege cursussen aanbiedt: Muziekcentrum Goedleven (Gent), Kinky Star vzw (Gent), Trefpunt vzw (Gent), Jeugdhuis Comma (Brugge), Jeugdhuis Compas (Sint-Niklaas), Het Entrepot (Brugge), De Casino (Sint-Niklaas) en Keremos vzw (Gent). PopCollege geeft in haar dossier geen uitleg over die organisaties, noch over de manier van samenwerken. Ook de concrete meerwaarde van de samenwerking wordt niet besproken. In haar mission statement geeft de organisatie wel aan voor haar cursussen samen te werken met “specialisten uit het veld”. Daaronder worden zowel muzikanten, muziektechnici als muziekproducers verstaan. Volgens PopCollege ontdekken met hen “de leerlingen zichzelf en elkaar”. Algemeen kan worden geconcludeerd dat de rubriek samenwerkingen heel zwak is uitgewerkt. Er wordt aangegeven op welk niveau/veld we de partners waar PopCollege mee samenwerkt, moeten gaan zoeken maar concrete informatie ontbreekt. De meerwaarde van de samenwerking met die partners wordt in het dossier niet behandeld. 3.2
Geografische spreiding
PopCollege is actief in Gent, Brugge en Sint-Niklaas. De organisatie meent dat zij in de toekomst ook in andere steden haar lessen zal kunnen aanbieden. Daarover zijn echter nog geen concrete afspraken. Op basis van de elementen uit het dossier, is het agentschap van mening dat de spreiding van de organisatie zich beperkt tot de opgegeven steden.
Pagina 87 van 88
3.3
Sporen inhoudelijk en financieel beleidsplan
PopCollege vraagt een structurele subsidie aan voor de decretale periode 2013-2016 van gemiddeld 72.000 euro. Die subsidie heeft de organisatie nodig om haar school en al haar nevenactiviteiten (bv. jams) verder te kunnen uitbouwen. PopCollege meent dat alleen maar te kunnen realiseren als ze aan haar docenten en drie parttime functies een “competitief salaris” kan uitbetalen. Over die salarissen, noch over de personen voor wie die zijn bestemd zijn, wordt uitleg gegeven in het beleidsplan. In de resultatenrekening komen zelfs geen uitgaven voor in de rubriek ‘bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen’. De totale uitgaven van de organisatie worden daarin begroot op 13.128,41 euro. De inkomsten -die gelijk zijn aan het inschrijvingsgeld van de cursisten- bedragen 12.500 euro. De administratie besluit dat het dossier onvoldoende elementen bevat om een subsidie te rechtvaardigen. 3.4
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft over deze aspecten geen precieze informatie. Het agentschap heeft dan ook geen specifieke appreciatie ter zake. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
PopCollege maakte geen gebruik van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 88 van 88