Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-001
Organisatie:
Artefacto vzw
Gevraagd bedrag:
55.400,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Dit initiatief beantwoordt volgens de BBK niet aan de criteria van het Kunstendecreet. Artefacto is een bemiddelingsbureau tussen zijn aangesloten kunstenaars enerzijds, en het publiek (incl. bedrijven) anderzijds. De werking is in feite gericht op verkoop. Buiten het feit dat zij niet over een eigen fysieke ruimte beschikt, verschilt het profiel van deze organisatie niet van een verkoopgalerie. De stelling dat deze werking in principe zelfbedruipend zou moeten zijn, kan de BBK dan ook onderschrijven. Aan de geplande evenementen, die evenzeer gericht zijn op verkoop, kan de BBK evenmin een maatschappelijk of sociaal belang toeschrijven. Naar eigen zeggen brengt de vzw betaalbare en kwaliteitsvolle hedendaagse beeldende kunst. Een bezoek aan de website leert dat de kwaliteit van het aanbod onder het niveau ligt dat deze commissie voor subsidiëring aanvaardbaar acht. In een aantal gevallen gaat het trouwens om werk van niet-professionele kunstenaars. Het dossier getuigt tevens van een weinig planmatige aanpak. De langetermijnvisie blijft beperkt tot het werven van twee halftijdse medewerkers, maar een artistieke koers is niet uitgewerkt. De samenwerking en netwerking blijven beperkt tot mogelijke toonplaatsen en mogelijke gebruikers van deze service (meestal binnen de bedrijvenwereld), maar de vzw zoekt geen plek binnen een artistiek circuit. Het aanbod van de organisatie is wel zichtbaar doordat zij toonmomenten organiseert op plaatsen waar veel passage is (bv. winkelstraten), maar nergens in het dossier is er een uitwerking op vlak van gerichte publiekswerving of duiding bij de toonmomenten te vinden. Ook de uitstraling van dit initiatief lijkt vooral plaatselijk te zijn – ondanks het bestaan van een website. Als conclusie stelt de BBK dat zij aan dit initiatief geen meerwaarde voor (de hedendaagse kunstscène in) de regio Vlaanderen of daarbuiten kan toekennen, waardoor het voor subsidiëring in aanmerking zou komen. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op het artistieke pre-advies. De BBK handhaaft dan ook haar advies.
Pagina 1 van 160
4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 2 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-001
Organisatie:
Artefacto vzw
Gevraagd bedrag:
55.400,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De vzw werd eind 2009 opgericht. Van de website: “Omwille van de bestaande galerijdrempels, besloten wij [= Tessa De Buysere, Koenraad Goris en Marleen Coppens, de oprichters van de vzw] kunstenaars te helpen om op een efficiënte manier hun kunstwerken te verkopen zonder hun artistieke integriteit te compromitteren, en hierdoor hedendaagse, betaalbare én kwaliteitsvolle kunst toegankelijk te maken voor een breed publiek van kunstminnaars.” Een lijst van de gerealiseerde activiteiten vanaf 2010 is in het dossier opgenomen. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing. Dit is de eerste structurele subsidievraag van deze vzw. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Artefacto geeft in het dossier aan vooral te willen voortwerken op het huidige elan – d.i. de werking wordt voortgezet, maar voorzien van een professioneel kader. 3.2
Samenwerking en netwerking
Het luik “samenwerking” in het dossier verwijst vooral naar de sponsors van de werking. Op het vlak van inhoudelijk-artistieke werking stelt het dossier: “... wordt er ook samengewerkt met andere kunstpartners zoals [...] kunstgalerijen”. Als enig concreet voorbeeld wordt Atelier 88 (Naamsestraat 88, 3000 Leuven) genoemd; bij nazicht op internet blijkt dat zij de (enige) vaste partner zijn voor een aantal projecten. Ter informatie: Atelier 88 is zowel atelier als galerie van Ann Dieltjens en Antoon Verbeek (zie http://www.antoon.be/sculpture/contact.html), die ook allebei als kunstenaars zijn aangesloten bij Artefacto. Het is onduidelijk wie deze twee kunstenaars in feite vertegenwoordigt, of in hoeverre hier überhaupt sprake is van een externe partner. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Hoewel het dossier zelf voldoende aantoont hoe de werking op verschillende manieren gefinancierd kan worden (bijdragen/lidgeld van de kunstenaars, percentage op verkoop, en sponsoring), en hoewel het dossier stelt dat eigen verworven middelen direct geïnvesteerd worden in de uitbouw van de eigen werking (personeel en infrastructuur worden als voorbeelden gegeven), wordt deze subsidie gevraagd om de overhead van de organisatie te financieren: huurkosten, personeel en uitrusting.
Pagina 3 van 160
Als zuiver artistieke kost kan enkel de werving van een medewerker voor het organiseren van de tentoonstellingen genomen worden. Het valt het agentschap op dat, in de profielbeschrijving, het organiseren van tentoonstellingen toegekend wordt aan de administratief bediende. De technisch-artistieke medewerker moet zich concentreren op de werving van leden en sponsorwerking; het agentschap stelt zich de vraag of een medewerker met een economische achtergrond hier niet beter op zijn plaats is dan een kunsthistoricus. Ook rijst de vraag of de organisatie iemand in dienst nodig heeft om de kwaliteit van het kunstaanbod te garanderen, aangezien zij volgens de website hiervoor samenwerkt met deskundigen uit de kunstwereld. Tevens merkt het agentschap op dat deze medewerker moet zorgen voor contacten met mogelijke sponsors, terwijl deze taak hoger op de bladzijde werd toegeschreven aan de bestuurders, die hiervoor een jaarlijkse vergoeding van 2.000 euro ontvangen. Dit doet de vraag rijzen welke de prestaties van de bestuurders zijn waarvoor zij deze vergoeding krijgen; de toelichting op pagina 12 biedt onvoldoende inzicht. Op pagina 9 stelt het dossier dat de organisatie de kunstenaars financieel wil ondersteunen, maar dit is nergens in de begroting zichtbaar. Er worden wel 25.000 euro inkomsten uit verkoop voorzien, maar nergens wordt duidelijk welke som naar de kunstenaars gaat. Mogelijk gaat het hier om de 30% die op p. 11 vermeld wordt, en zijn de ca. 60.000 euro die aan de kunstenaars worden uitbetaald, hier niet opgenomen – doch dit is giswerk. Er wordt wel 15.000 euro aan artistieke productiekosten voorzien, maar dit wordt in het dossier niet verder toegelicht. Meer hierover onder punt 3.8 van dit advies. 3.4
Publieksgerichtheid
Artefacto toont de werken op publiek toegankelijke plaatsen, maar nergens wordt aangetoond hoe de actieve promotie van de kunstenaars en de publiekswerving gebeurt. De organisatie maakt gebruik van een mailinglijst om nieuwe projecten aan te kondigen, maar op die manier bereik je slechts een beperkt aantal (en steeds dezelfde!) mensen. Hoe de organisatie via PR een extern publiek bekend probeert te maken met de tentoonstellingsprojecten, met (de werken van) de kunstenaars of met de eigen werking en website, wordt in het dossier niet aangetoond. In het belang van de kunstenaars is het toch de bedoeling dat dit niet blijft hangen binnen een kleine cirkel van kennissen en sponsors – maar het enige dat de organisatie lijkt te doen (afgaand op het dossier, althans), is de kunstwerken ophangen in een hotellobby en hopen op het beste. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft geen concrete informatie op dit vlak. 3.6
Realisme groeipad
De werkingskosten voor professionele omkadering worden realistisch ingeschat. De groei in inhoudelijke werking – d.i. uitbreiding zowel van de aangeboden kunstenaars/werken als van inkomsten uit o.a. sponsoring – wordt overgelaten aan de nog te werven medewerkers, zonder dat het dossier hiervoor al een mogelijk plan van aanpak voorlegt. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De artistieke productiekosten van 15.000 euro worden niet alleen niet toegelicht in het dossier, maar deze som wordt ook niet meegeteld in het eindtotaal. Dit betekent een behoorlijk deficit dat door de aanvrager bij indiening van het dossier niet werd opgemerkt. De afschrijvingskosten voor ICT-materiaal zijn evenmin in de begroting opgenomen.
Pagina 4 van 160
De som van 4.000 euro onder “andere subsidies” wordt in het dossier niet toegelicht. Het agentschap gaat ervan uit dat het hier gaat om de verwachte inkomsten uit sponsoring – al lijkt dit, gelet op de lijst sponsors op pagina 9, een redelijk laag bedrag. 3.8
Haalbaarheid
In het eerste werkjaar realiseerde Artefacto een positief resultaat van 2.482,32 euro. De geplande professionalisering levert echter een hoog negatief resultaat op. Dit verhaal klopt niet: een investering in zakelijke ondersteuning zou net hogere inkomsten moeten opleveren waardoor niet alleen gemaakte kosten gedekt worden, maar er ook financiële marge ontstaat. Een dergelijke professionalisering zou m.a.w. de nood aan subsidiëring net moeten verminderen i.p.v. doen ontstaan (zie ook punt 3.9 van dit advies). Het dossier toont volgens het agentschap dan ook op onvoldoende overtuigende wijze aan hoe de geplande professionalisering zal leiden tot een verbeterde en efficiëntere werking – vooral naar de kunstenaars toe, die hier per slot van rekening de primaire doelgroep zijn. Niet alleen is er een deficit doordat een aantal uitgaven niet zijn meegeteld in het totaal (zie boven). Ook stelt het agentschap zich vragen bij de verwachte inkomsten, die op dit moment echter nog weinig concreet zijn. Zo voorziet de organisatie dat het aantal aangesloten kunstenaars stijgt naar 100; met 100 euro lidgeld per jaar betekent dit 10.000 euro inkomsten uit lidgelden. Op dit moment telt de website 36 namen van kunstenaars. Daarbij vraagt het agentschap zich af hoe realistisch het aantal van 100 kunstenaars in 2013 is, als de technisch-artistieke medewerker (die verantwoordelijk is voor het werven van kunstenaars) pas geworven wordt in 2013. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Het gaat hier om een vereniging zonder winstoogmerk die een professionele artistieke werking beoogt. Als dusdanig heeft ondersteuning van dit initiatief zijn plek binnen het kader van het Kunstendecreet. Het staat ’n vzw ook vrij om commerciële activiteiten te ontplooien, zolang de opbrengst dient om de werking (en dus de doelstellingen) van de vzw te realiseren. Wél wordt dit problematisch als deze commerciële activiteiten behoren tot het doel van de vzw, omdat er dan in feite sprake is van een commerciële werking. (Verkoopbaarheid is zelfs één van de selectiecriteria voor gerepresenteerde werken!) Of er hierbij sprake is van winstoogmerk of niet, is een andere kwestie en doet hier niet ter zake. Op zijn minst zou die commerciële werking de organisatie in staat moeten stellen om zelf-bedruipend te opereren – zoals het dossier zélf ook al aangeeft op pagina 11. Artefacto positioneert zichzelf ook expliciet als alternatief van galeries (zie pagina 10: “Zo kunnen hotels een aantrekkelijk, laagdrempelig alternatief vormen voor een galerij ...”), echter zonder een maatschappelijke meerwaarde aan te tonen die het zou onderscheiden van deze galeries. Het aanreiken van een publiek platform aan kunstenaars die hiervoor jaarlijks lidgeld betalen, is – i.t.t. wat het dossier op pagina 11 beweert – bezwaarlijk een “publiek doel” te noemen. In die zin zou subsidiëring van Artefacto dan ook concurrentievervalsing inhouden t.o.v. de niet-gesubsidieerde galeriesector, wat uiteraard geen optie is. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 5 van 160
5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruiken van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook het hierboven geformuleerde advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 6 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Artistiek advies
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-003
Organisatie:
Interactive Media Art Laboratory (iMAL) vzw
Gevraagd bedrag:
119.000,00 euro
1
Beoordeling volgens artistieke criteria
iMAL stelt zich tot doel om muren te slopen tussen kunst, technologie en wetenschap. Het wil kunstenaars en publiek bewust maken van de creatieve mogelijkheid van technologische innovaties. In de komende beleidsperiode wil iMAL een FabLab oprichten (zoals er ook in Timelab in Gent één aanwezig is). Als centrum voor technologische toepassingen hebben zij een duidelijk profiel binnen de beeldende kunstscène. Het specifieke profiel spreekt een kleine niche aan, ook binnen de professionele kunstscène. Per definitie is deze niche internationaal georiënteerd, waardoor deze werking haast automatisch een internationaal netwerk van gelijkgestemde organisaties oplevert. De problemen die de BBK vaststelt, zijn tweeërlei. Ten eerste ligt de nadruk haast exclusief op het technologische, zonder link naar de ontwikkelingen binnen de hedendaagse beeldende kunst. De technologie wordt niet vanuit een inhoudelijke noodzaak benaderd, er lijkt geen artistiek-inhoudelijk concept of visie ten grondslag aan deze werking te liggen. Hierdoor geeft iMAL de indruk eerder een technologisch laboratorium te zijn dan een kunstencentrum. Deze werking hoort eerder thuis binnen hogescholen en universiteiten, waar dit soort faciliteiten ook ter beschikking staan – vaak zelfs meer up-to-date (cfr. Leuven, Gent, Genk, Anderlecht). iMAL kan geen aanwijsbare meerwaarde/relevantie voor (de ontwikkelingen binnen) de hedendaagse kunst aantonen. Ten tweede – en dit hangt samen met het vorige punt – lijkt iMAL hierdoor geïsoleerd van de kunstscène. Steeds dezelfde namen komen terug in deze werking. Het zijn weliswaar interessante namen binnen deze niche; de BBK stelt echter vast dat jonge kunstenaars die actief zijn op dit terrein, in het dossier niet aan bod komen. iMAL lijkt zich opgesloten te hebben binnen het eigen circuit. De maatschappelijke meerwaarde festivals en het organiseren van diversiteit/interculturaliteit binnen informatie; binnen de context van vant beoordelingscriterium.
van de werking bestaat vooral uit de deelname aan workshops en zomerstages. Over de aandacht voor de eigen werking, geeft het dossier geen concrete deze werking beschouwt de BBK dit niet als een rele-
Volgens de BBK biedt dit initiatief onvoldoende meerwaarde voor het beeldende kunstenveld om voor structurele subsidie in aanmerking te komen. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 7 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, die op sommige punten een iets meer genuanceerde kijk op de werking biedt. Zo bevestigt de BBK de repliek die stelt dat deze werking niet in die mate geïsoleerd van de rest van de kunstscène opereert als het pre-advies liet uitschijnen. In grote lijnen herhaalt de repliek echter de informatie uit het aanvraagdossier, en weet de BBK er niet toe over te halen om haar advies te wijzigen. De niche van mediakunst waarbinnen iMAL opereert, is interessant en heeft absoluut zijn bestaansrecht. De experimentele voortrekkersrol van iMAL binnen die niche wordt binnen de hedendaagse kunstscène echter ook door andere plekken op een interessante manier ingevuld. Ook de technologische ondersteuning die iMAL aan kunstenaars biedt (waarvan de BBK vaststelt dat die niet altijd up-to-date is), is via andere kanalen beschikbaar voor de kunstenaars. De repliek is te weinig onderbouwd om de BBK te overtuigen. Zij handhaaft dan ook haar eerdere artistieke advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 8 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK -OR -003
Organisatie:
Interactive Media Art Laboratory (iMAL)
Gevraagd bedrag:
119.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
IMAL bestaat al meer dan tien jaar en focust zich op nieuwe media en technologieën en de raakvlakken met de beeldende kunst. De vzw biedt een combinatie aan van medialab (waar kunstenaars kunnen werken of technische bijstand krijgen), workshops voor kunstenaars, productie of coproductie van tentoonstellingen en presentaties, concerten, lezingen en debatten. In 2007 opende iMAL zijn nieuwe locatie: het Centrum voor Digitale Cultuur en Technologie, waar artistieke, wetenschappelijke en industriële innovatie elkaar treffen. Deze ruimte is volledig bestemd voor hedendaagse artistieke en culturele praktijken die ontstaan uit het samenbrengen van computer, telecommunicatie, netwerk en media. In 2012 start iMAL met het eerste FabLab (atelier voor digitale fabricatie en participatief design) in Brussel. Voor de periode 2010 – 2012 kreeg de organisatie een subsidie van initieel 50.000 euro, in 2011 werd dit 48.009,39 euro. Voor de periode 2013 – 2014 vraagt IMAL een subsidie van 119.000 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
IMAL stelt dat ze zich door de intensieve programmatie sinds 2007 gepositioneerd heeft als een plaats voor hedendaagse kunst en als medialab dat erkend is in Brussel en in heel Europa. De organisatie voldeed de voorbije jaren aan alle subsidievoorwaarden. Uit het inspectieverslag van 2010 blijkt de goede werking van de vzw: ondanks het feit dat de toegekende subsidie veel minder was dan gevraagd, realiseerde iMAL toch een behoorlijk aantal activiteiten (152 productief en 17 receptief) en dit met drie personeelsleden in loondienst (elk 3/5de opdracht). De organisatie beschikt over een meer dan degelijk uitgebreid internationaal netwerk en heeft heel wat inspanningen gedaan op het vlak van digitale archivering en website. De financiële toestand van de vzw is goed met een positief eigen vermogen van 68.284,62 euro en een liquiditeitsratio van meer dan 3 procent. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
IMAL vraagt een tweejarige werkingssubsidie aan van jaarlijks 119.500 euro. Het dossier geeft duidelijk aan waar de organisatie naar toe wil: IMAL wenst de komende periode haar rol van katalysator van innovatie te versterken, zowel in de sociale economie als in de ontwikkeling van creatieve en verantwoorde technologie. Omdat de grenzen tussen de creatie van kunst, design en technologische innovatie vervagen, wil de organisatie ook het FabLab-project verder uitbouwen. IMAL informeert dat ze niet de ambitie heeft om haar programmatie voor tentoonstellingen, lezingen, workshops, uit te breiden maar de huidige werking wenst te consolideren. Op zakelijk vlak wil de organisatie haar structurele werking (voornamelijk personeel) dan ook verstevigen. IMAL wil de komende jaren haar activiteiten beter kunnen beheren en kunnen inzetten op promotie, communicatie, publiekswerking, opstarten van nieuwe
Pagina 9 van 160
samenwerkingsverbanden en (de voorbereiding van) nieuwe Europese projecten. Daarom vraagt de organisatie een personeelsuitbreiding van haar team met een deeltijds werknemer die verantwoordelijk zou zijn voor de communicatie, de pers en de publiekswerking. Er worden ook bijkomende middelen gevraagd voor de verdere ontplooïng van Fablab en dan vooral voor de verloning van de medewerker die dit gedeelte van de werking van iMAL zal verzorgen. Uit het aanvraagdossier blijkt duidelijk dat de organisatie een gefundeerde langetermijnvisie heeft ontwikkeld. 3.2
Samenwerking en netwerking
IMAL werkt voor haar tentoonstellingen, lezingen en publieke evenementen samen met diverse culturele organisaties in Brussel, Vlaanderen en Europa. De organisatie gaf een beknopt maar helder overzicht van de (inter)nationale partners. De concrete meerwaarde van de samenwerkingen wordt in de aanvraag toegelicht en situeert zich onder meer op het vlak van kostenefficiëntie en logistiek, afstemming van het inhoudelijke programma en het vergroten van draagvlak, expertise en publieksbereik. IMAL positioneert zich tevens als laboratorium voor onderzoek en experiment voor kunst en technologie in een netwerk van Brusselse, Vlaamse en Europese kunstwerkplaatsen, medialabs en laboratoria. Het agentschap vindt het positief dat hiervoor o.a. met hogescholen en socioculturele verenigingen wordt samengewerkt. De organisatie slaat ook bruggen met andere culturele evenementen zoals bv. Art Brussels en TodaysArt Brussels. Dit is eveneens positief. Uit het voorgaande blijkt dat iMAL over een uitgebreid netwerk van partners beschikt dat haar werking ondersteunt. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De totale uitgaven worden op 303.375 euro geraamd. IMAL besteedt een belangrijk deel van haar budget aan artistieke producties. Als belangrijke uitgaven vermeldt het dossier o.a. 16.470 euro artistieke productiekosten, 39.400 euro op zelfstandige basis artistieke en 9.900 euro op zelfstandige basis technisch-artistiek. Er wordt een uitbreiding van het personeelskader voorzien met een deeltijds medewerker voor communicatie en publieksbemiddeling en een deeltijds medewerker voor de opvolging en exploitatie van de nieuwe FabLab. Tevens worden de contracten van de artistiek leider en van de coördinator uitgebreid van 3/5 naar 4/5. Dit brengt de tewerkstelling van 1,4 VTE in 2010 naar 3,2 VTE in 2013) en de totale personeelskosten op 141.202 euro (46,5 % van de totale kosten). Indien de commissie de organisatie volgt in haar ambities meer in te zetten op communicatie en publiekswerking en op de verdere uitbouw van FabLab, is de gevraagde personeelsuitbreiding gerechtvaardigd. De huur en huurlasten bedragen 28.400 euro (9,36 % van de totale kosten) wat volgens het agentschap voor Brussel een realistisch bedrag is en in de lijn ligt van de huur en huurlasten van 24.582,50 euro in 2010. Er worden geen investeringen voor de locatie voorzien. 3.4
Publieksgerichtheid
IMAL informeert helder over haar publiekswerking, –werving en communicatiekanalen. De organisatie wil met haar activiteiten zowel een kennerspubliek als een breed publiek bereiken. Workshops en masterclasses worden bv. zowel door lokale als door internationale deelnemers gevolgd, coproducties met Todays Art Brussels en met het European Urban Network for Connecting Cities garanderen het bereik van een divers publiek. De kunsteducatieve werking is beperkt. Het belang van publieksgerichtheid blijkt uit de vraag van IMAL voor de uitbreiding van haar team met een (deeltijds) medewerker, verantwoordelijk voor communicatie, pers en publieksbemiddeling. Het agentschap merkt op dat ook budgettair op promotie wordt
Pagina 10 van 160
ingezet: er wordt 4.480 euro begroot voor onder meer het onderhoud van de webservers en promotiedrukwerk. Dit bedrag is volgens het agentschap verantwoord. In 2010 bedroegen de promotiekosten slechts 1.601,86 euro. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Op het vlak van personeelsbeleid en bestuur komt het aspect interculturaliteit niet specifiek aan bod. 3.6
Realisme groeipad
De aangevraagde subsidie voor 2013 (119.000 euro) betekent meer dan een verdubbeling van het initieel toegekende bedrag voor 2010 (50.000 euro). Deze meervraag hangt vooral samen met de uitbreiding van het team van 1,4 VTE naar 3,2 VTE (zie 3.3). De gevraagde subsidie bedraagt 39,2 % van de totale opbrengsten. De subsidies van de VGC (15.000 euro, 4,9 %) en het Brussels Gewest (3.000 euro, 1%) zijn nieuw (in 2010 ontving iMAL geen subsidies van deze instellingen) maar gering. IMAL ontvangt echter ook financiële steun van verschillende buitenlandse overheden voor een bedrag van 148.105 euro (48,8 %). Vooral het ontvangen van middelen uit Europese programma’s vindt het agentschap bijzonder positief. De meervraag gaat echter niet gepaard met een stijging van de eigen inkomsten: 18.270 euro of 6% van de totale opbrengsten in 2013 terwijl deze in 2010 nog 13,5% bedroegen. Het agentschap stelt zich de vraag of er niet meer eigen inkomsten zouden kunnen gehaald worden uit bv. zaalverhuur en sponsoring. Het agentschap is bijgevolg niet overtuigd van het groeipad van de organisatie, dat alleen maar realistisch lijkt indien de Vlaamse subsidiëring substantieel stijgt. Het agentschap mist een duidelijk zicht op de resultaten van de output en op wat de verhoging van de subsidie zou kunnen betekenen. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het artistieke beleidsplan wordt adequaat vertaald in zakelijke cijfers: iMAL voegde een heldere toelichting bij de begroting en een analytische budgettering van de verschillende activiteiten en projecten toe, waardoor het agentschap zicht krijgt op het financiële plaatje per soort activiteit: de kosten voor de tentoonstellingen worden bv. op 26.500 euro geraamd, voor de uitbouw van FabLab op 16.400 euro en deelname aan het European Urban Media Network for Connecting Cities op 27.450 euro. Het agentschap vindt het positief dat IMAL actief op zoek gaat naar bijkomende financiering en via het aanvraagdossier informeert over enkele mogelijke pistes. Het project European Urban Media Network for Connecting Cities bv. werd geïntroduceerd in het kader van het Europees Cultuurprogramma 2007 – 2013, en de organisatie plant ook voor de komende periode deelname aan nieuwe Europese projecten. 3.8
Haalbaarheid
Op basis van de huidige en voorbije werking en in functie van het criterium haalbaarheid lijkt de realisatie van de voorgelegde plannen haalbaar. De subsidies komen uit verschillende bronnen en iMal heeft een sterk netwerk van organisaties die haar werking ondersteunt. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning van Interactive Media Art Laboratory past binnen het kader van het kunstendecreet.
Pagina 11 van 160
4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek informeert dat de loonkost van een bijkomend personeelslid zal gespreid worden over de verschillende subsidiënten. De organisatie toont dit echter niet concreet aan hoewel het agentschap een opmerking had over de geringe inbreng van andere binnenlandse overheden, en de vraag of er niet meer eigen inkomsten zouden kunnen gehaald worden uit bv. zaalverhuur en sponsoring. Ook op de opmerking dat het agentschap een duidelijk zicht mist op de resultaten van de output en op wat de verhoging van de subsidie zou kunnen betekenen, wordt niet gereageerd. Het agentschap behoudt dan ook zijn oorspronkelijk advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 12 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-004
Organisatie:
Sint-Lukasgalerie vzw
Gevraagd bedrag:
39.500,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
De organisatie profileert zich als “transitzone” tussen de kunstopleidingen en het professionele veld. Als plaats voor experiment wil het risico en innovatie stimuleren. De BBK heeft een aantal bedenkingen bij dit dossier, en stelt zich vooral de vraag of er sprake is van een feitelijke structurele werking. Inhoudelijk worden twee projectvoorstellen geformuleerd, die elk een jaar duren. De gevraagde structurele subsidie betreft exact de realisatie van deze twee projecten; voor de structurele werking (locatie, personeel, ...) kan dit initiatief terugvallen op ondersteuning vanuit de hogeschool. Maar nergens blijkt duidelijk uit het dossier waar het onderscheid zit – zo er één bestaat – tussen de werking van de Sint-Lukasgalerie, die zich voornamelijk op studenten richt, en het programma van de hogeschool. Beide voorstellen blijken zich voornamelijk in te passen binnen het curriculum van de hogeschool. De BBK ontbeert een duidelijke visie op wat een “transitzone” kan betekenen. Door de focus op de kunststudenten zijn ook de bovenlokale uitstraling, de meerwaarde voor de regio, het maatschappelijk belang en de publieksgerichtheid onvoldoende om voor structurele subsidie in aanmerking te komen. Hoewel de relevantie voor het hedendaagse beeldende kunstveld dus eerder beperkt is, valt niet te ontkennen dat de kleinschalige presentaties die er plaatsvinden, veelal mooi, interessant en verzorgd zijn. De deelnemende kunstenaars worden voldoende ondersteund, zowel technisch als financieel. Sint-Lukasgalerie besteedt ook aandacht aan netwerking, met partners in binnen- én buitenland; de deelname aan “The Critical Fundaments of Europe” kan dit nog versterken. Volgens de BBK biedt dit initiatief onvoldoende meerwaarde als autonome kunstorganisatie met een duidelijke eigen artistieke langetermijnvisie om voor structurele subsidie in aanmerking te komen. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 13 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek stelt dat Sint-Lukasgalerie opteert voor een structurele ondersteuning, omdat haar programma niet als projecten, maar als jaarwerking gezien moet worden. De BBK meent dat hier een verschil in interpretatie van het begrip “project” speelt: niet zozeer de tijdsduur, maar wel de organisatievorm is beslissend om al dan niet van een project te spreken. Zowel voor 2013 als voor 2014 stelt Sint-Lukasgalerie telkens één onderzoeksthema voor dat over een heel academisch jaar gespreid wordt. Precies dit gecentraliseerde thema, gekoppeld aan het procesmatige karakter en het feit dat het onderzoeksproces in fasen verloopt, beschouwt de BBK als de essentiële kenmerken van een project. Om die reden blijft zij bij haar standpunt dat de in dit dossier voorgestelde werking net als een perfect voorbeeld van projectwerking bestempeld kan worden. De BBK wijst er in dit kader op dat deze classificatie geenszins opgevat mag worden als een “lagere” vorm van (inhoudelijke) waardering. De BBK is integendeel van oordeel dat de in het dossier voorgestelde projecten, en de eraan gekoppelde processen, interessante mogelijkheden in zich dragen. Wél stelt de BBK vast dat een aantal basiselementen van een structurele werking onvoldoende ingevuld zijn. De repliek wijst erop dat de aanvrager een autonome vzw is. Dit klopt. Tegelijkertijd stelt de BBK echter vast dat er hier onvoldoende sprake is van een zelfstandige structurele werking met een duidelijk eigen identiteit náást de werking van de hogeschool. Dit gebrek aan autonoom profiel blijkt ook uit de gebrekkige communicatie die over de projecten gevoerd wordt. De repliek weet op voldoende overtuigende wijze de stelling in het pre-advies te weerleggen dat deze werking vooral of enkel op de kunststudenten zou focussen; dit is inderdaad een foute nuance in het artistieke advies. Los daarvan kan de BBK echter niet anders dan vaststellen dat deze werking veel te weinig zichtbaarheid en (bovenlokale) uitstraling heeft. Op enkele nuanceringen bij het pre-advies na, is de repliek voornamelijk een herhaling van het oorspronkelijke aanvraagdossier en voert het geen argumenten aan die de BBK ervan overtuigen om haar advies te wijzigen. De BBK handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 14 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-004
Organisatie:
Sint-Lukasgalerie vzw
Gevraagd bedrag:
39.500,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Sint-Lukasgalerie vzw is al jaren actief op het vlak van de beeldende kunst: de organisatie slaat een brug tussen de internationale kunstpraktijk en de ontwikkeling van beginnende kunstenaars. De vzw kreeg tot 2009 een werkingssubsidie (54.412,60 euro), maar die werd voor de periode 2010-2012 niet verlengd. Sinds het wegvallen van de werkingssubsidies vanaf 2010 is er binnen de organisatie een reflectieproces op gang gekomen dat leidde tot de herziening van het mission statement: het hoofdaccent van de werking werd geheroriënteerd van een ‘klassieke galeriewerking’ naar een ‘experimenteel productie- en presentatieplatform’. In deze overgangsfase zijn er met eigen middelen en in samenwerking met andere instellingen diverse activiteiten ontwikkeld. Voor de periode 2013 – 2014 vraagt Sint-Lukasgalerie jaarlijks gemiddeld 39.500 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Na het wegvallen van de werkingssubsidies plooide de organisatie zich terug op ondersteuning via projectsubsidie: de aanvraag voor 2010 werd niet gehonoreerd, in 2011 ontving Sint-Lukasgalerie een subsidie van 5.000 euro voor het project ‘Small Fires’. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Sint-Lukasgalerie vzw stelt haar toekomstig programma ambitieuzer op te willen bouwen o.a. door haar internationalisering en netwerking te verruimen en te verdiepen. De aanvraag informeert dat elke jaarwerking wordt gekoppeld aan een thema dat de structuur van de experimentele werking afbakent. Het is de bedoeling om tot concrete resultaten te komen binnen dit concept. Bovendien slaat het thema de brug naar de brede maatschappij, zodat de werking ook betekenis krijgt buiten het strikte kunstenveld. Het dossier geeft duidelijk aan wat de organisatie wil realiseren: in 2013 (gevraagde subsidie 34.500 euro) wordt er gewerkt rond ‘The critical fundament of Europe’, een presentatieproces in het medium tekenen; in 2014 (gevraagde subsidie 44.500 euro) is het thema ‘The hidden exhibition’, over de context waarin kunst verschijnt. Het agentschap vindt het positief dat Sint-Lukasgalerie op zakelijk vlak verder blijft streven naar een financieel evenwicht en naar een kostenefficiënt beleid dat de middelen optimaal ten goede laat komen van de artistieke werking en kunstenaars (zie 3.3). 3.2
Samenwerking en netwerking
De organisatie stelt dat ze door haar sterk netwerk binnen het hoger kunstonderwijs en de kunstwereld in binnen- en buitenland goed geplaatst is om te functioneren als transitzone tussen opkomende kunstenaars en de kunstwereld. Sint-Lukasgalerie geeft een korte opsomming van de partners en informeert helder over de concrete meerwaarde van de samenwerking (o.a. op het vlak van infrastructuur, logistiek en
Pagina 15 van 160
communicatie). De belangrijkste partner is de Hogeschool Sint-Lukas Brussel. De jaarwerking 2013 ‘The Critical Fundamentals of Europe’ wordt geïntegreerd in het internationale tentoonstellingsprogramma ‘Europe N’, een initiatief van de Duitse Goethe Instituten. Het feit dat Sint-Lukasgalerie (Filip Luyckx) voor deelname werd uitgenodigd, wijst volgens het agentschap op erkenning en een goede inbedding in het internationale netwerk van ‘Europe N’. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De totale kosten bedragen 243.311,07 euro waarvan 131.179,20 euro loonkosten (54 % van de totale kosten). Als belangrijke uitgaven vermeldt het dossier 18.000 euro artistieke productiekosten (7,3% van de totale kosten, 16 % zonder de loonkosten) en 18.130 euro vergoedingen aan derden (7,4%, 16,1 % zonder de loonkosten). Wat de overheadkosten betreft, zijn de huur en huurlasten gering en bedragen 6.425 euro (2,6% van de totale kosten): het agentschap vindt het positief dat Sint-Lukasgalerie over de vereiste ruimtes van Sint-Lukas Brussel kan beschikken tegen een minimale gebruikersvergoeding. Het voorgelegde budget voorziet niet in investeringen in roerende goederen. Uit de cijfers blijkt dat de organisatie voldoende inspanningen levert om de overhead te beperken en zich voldoende inzet om een belangrijk deel van de subsidie ter beschikking te stellen van de kunstenaars. 3.4
Publieksgerichtheid
Sint-Lukasgalerie richt zich in eerste instantie tot een publiek dat nieuwsgierig is naar alternatieve artistieke praktijken, de contextualisering van kunst, opkomend talent en actuele thema’s. De organisatie informeert beknopt maar helder over haar publiekswerking, –werving en communicatiekanalen waaruit heel wat ervaring blijkt. De organisatie maakt voor haar communicatie zowel gebruik van ‘klassieke’ kanalen als van sociale en digitale media. Het belang van publieksgerichtheid blijkt ook uit de begroting: de promotiekosten bedragen 7.000 euro in 2013 voor onder meer websites en mailings en zijn volgens het agentschap verantwoord. Er is een voortdurende wisselwerking met het onderwijs: de kunsteducatieve werking van Sint-Lukasgalerie houdt rekening met de behoeften van de studenten uit het kunstonderwijs. Het agentschap vindt de nauwe betrokkenheid van deze doelgroep zeer positief. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Op het vlak van personeelsbeleid en bestuur komt het aspect interculturaliteit niet specifiek aan bod. Sint-Lukasgalerie bevordert wel de omgang van kunstenaars met de multiculturele omgeving in Schaarbeek. De wijze waarop kunstenaars daarmee omgaan, is afhankelijk van hun eigen praktijk. 3.6
Realisme groeipad
Sint-Lukasgalerie vzw vraagt voor de periode 2013 – 2014 een gemiddeld jaarlijks bedrag van 39.500 euro. Dit zou de organisatie moeten toelaten een ambitieuzer programma te realiseren en haar internationalisering te verruimen. Het verschil van gevraagd bedrag voor 2013 (34.500 euro) en 2014 (44.500 euro) wordt gemotiveerd: het thema voor de jaarwerking 2013 rond het medium tekenen vereist relatief weinig productie- en transportkosten. Bovendien worden er bijkomende middelen gegenereerd door de internationale samenwerking, wat positief is. Concrete financiële toezeggingen werden echter niet in het dossier opgenomen. Indien de commissie de waarde van de ingediende plannen bevestigt, vindt het agentschap het gevraagde budget realistisch. Aan inkomstenzijde is de belangrijkste inkomstenbron de subsidie ex-DAC (mits
Pagina 16 van 160
indexprognose 178.311,07 euro, 73,2% van de totale inkomsten), een toelage die jaarlijks vernieuwd wordt en de loonlast garandeert. De eigen inkomsten zijn minimaal en bedragen 17.500 euro (7,1%). 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Sint-Lukasgalerie vzw diende een duidelijk dossier in: het artistieke en het zakelijke luik zijn voldoende op elkaar afgestemd. Voor 2013 werd een analytische en uitgesplitste begroting bijgevoegd. De kosten en opbrengsten worden gedetailleerd weergegeven zodat het agentschap naast het totale plaatje ook bv. de individuele kosten kan inschatten. 3.8
Haalbaarheid
Op basis van de huidige en de voorbije werking en in functie van het criterium haalbaarheid lijkt de realisatie van de voorgelegde plannen haalbaar. De organisatie heeft een sterk netwerk binnen het hoger kunstonderwijs en de kunstwereld in binnenen buitenland en de subsidies komen uit verschillende bronnen. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De ondersteuning kunstendecreet. 4
van
Sint-Lukasgalerie
vzw
past
binnen
het
kader
van
het
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie reageerde in haar repliek enkel op elementen uit het artistieke advies. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 17 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-005
Organisatie:
Wase ARtistieke Projecten (WARP) vzw
Gevraagd bedrag:
185.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Het profiel van WARP is hybride. Enerzijds organiseert het grootschalige tentoonstellingsevenementen, zoals “Coup de Ville”; anderzijds wil zij als bemiddelaar en ondersteunende factor in de loopbaanontwikkeling optreden, vooral voor jonge kunstenaars, o.a. via de “Portfolio-dagen”. De langetermijnvisie bestaat erin de werking verder te zetten en van een professioneel kader te voorzien. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit ook niet als een relevant beoordelingscriterium. Door het eerste “Coup de Ville”-project heeft WARP enige bovenlokale bekendheid verworven. Omdat dit één van de weinige initiatieven in de regio is op het gebied van de hedendaagse kunst, en het enige op het gebied van hedendaagse beeldende kunst, heeft WARP ook een zekere meerwaarde voor de regio. Door de lage drempel, de manier waarop de lokale bevolking hierbij betrokken wordt, en een educatieve werking die gericht is op kansengroepen, heeft WARP met “Coup de Ville” een goede publieksgerichtheid en een maatschappelijke meerwaarde. Er is ook aandacht voor netwerking en samenwerkingsverbanden in en buiten de stad. Het valt de BBK wel op, gelet op het belang voor Sint-Niklaas, dat de ondersteuning vanuit de stad voor deze plannen eerder minimaal te noemen is. Op alle hierboven besproken decretale criteria scoort dit initiatief voldoende. Maar deze criteria betreffen veeleer de omkadering, en niet de essentie: de (kwaliteit van de) artistieke werking zélf. Uit het eerste luik van de werking – dat bestaat uit tentoonstellingen – kan het grootschalige evenement “Coup de Ville” in 2013 de BBK niet overtuigen. De eerste editie was teleurstellend op vlak van inhoudelijke kwaliteit en logistieke omkadering. Voor de komende editie wordt het thema niet uitgediept, en lijkt daardoor nogal oppervlakkig. Het is tevens onduidelijk hoe de selectie van de voorgestelde kunstenaars gerelateerd is aan dit thema. Wél positief is de aandacht voor het luik “creatie” binnen deze opzet. Het initiatief om in 2014 een tentoonstelling te begeleiden rond het oeuvre van Paul De Vylder, vindt de BBK wel positief. Ook het tweede luik van de werking – bemiddeling voor jongere kunstenaars – weet niet te overtuigen. Meer bepaald twijfelt de BBK aan de betekenis van de in haar ogen veel te kortstondige portfolio-ontmoetingen. WARP wijst zeer terecht op de nood aan feedback bij de jongere kunstenaars, maar biedt hier niet het juiste antwoord op. De hier geboden aanpak heeft geen noemenswaardige meerwaarde voor het beeldende kunstveld. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 18 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek van Warp, maar deze reikt geen nieuwe of relevante elementen aan die de BBK ertoe nopen om de inhoud van het preadvies te herzien. De BBK is zich bewust van de moeilijkheid om de plaatselijke weerstand tegen de actuele kunst te doorbreken. Zij heeft dan ook alle waardering voor het verdienstelijke parcours dat Warp in dat opzicht reeds heeft afgelegd. De BBK is zich er eveneens van bewust dat de portfolio-dagen verder reiken dan een eenmalig en kortstondig evenement, maar wijst erop dat structurele subsidiëring hiervoor niet nodig is. De grootste twijfel in het pre-advies van de BBK betrof het grootschalige stadsevenement “Coup de Ville”. In haar preadvies pleitte de commissie hoegenaamd niet voor een strak of dogmatisch opgelegd thema. Zij merkte wel op dat de in het dossier gegeven invulling, met als thematiek ‘1913’, onvoldoende interessant is en dan ook niet weet te overtuigen. Een andere, scherpere inhoudelijke oriëntatie voor dit evenement valt uit de repliek niet af te leiden. De commissie handhaaft haar oorspronkelijke advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 19 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-005
Organisatie:
Wase ARtistieke Projecten (WARP) vzw
Gevraagd bedrag:
185.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De vzw WARP (Wase ARtistieke Projecten) promoot hedendaagse kunst en cultuur in het Waasland, met als thuisbasis Sint-Niklaas, maar wil met haar werking ook een rol spelen in het cultuurlandschap daarbuiten. De organisatie concentreert zich op drie hoofddoelen: organisatie en ondersteuning van tentoonstellingen, advies en bemiddeling, en reflectie en informatieverstrekking via lezingen, debatten, workshops, portfoliodagen. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Dit is de eerste structurele aanvraag van deze organisatie bij de BBK. Zij heeft wel voor 2008, 2009, 2010, 2011 en 2012 projectsubsidies aangevraagd. Voor de Portfolio-dagen kreeg zij in 2008 7.000 euro, en in 2009 5.000 euro (ondanks negatief advies). In 2010 kreeg WARP 15.000 euro voor “Coup de Ville”. Voor “Hotel Charleroi” in 2011 ontving de organisatie geen subsidie, en ook voor het kunstenaarsdorp in 2012 formuleerde de BBK een negatief advies. Voor de periode 2010-2012 diende WARP wel een aanvraag voor structurele subsidiëring in bij de BC Kunst-educatief. Dit werd negatief geadviseerd; de commissie oordeelde dat het kunst-educatieve aspect gericht op het ruimere publiek en niet-professionele kunstenaars nog groei nodig had alvorens in aanmerking te komen voor structurele subsidie. Via de BC Kunst-educatief kreeg WARP voor het project “Coup de Ville” in 2010 ook een projectsubsidie van 45.000 euro. Hierdoor lag de totale ondersteuning van dit project dus op 60.000 euro – de helft van het gevraagde bedrag. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
In 2013 voorziet WARP een nieuwe editie van het grootschalige project “Coup de Ville”, gekoppeld aan een “kunstenaarsdorp”. In 2014 voorziet zij twee solotentoonstellingen en een groepsproject, plus een kunstenaarsdorp in Den Haag, NL. Deze eerder beperkte planning staat in contrast met de lijst van activiteiten in 2011. Het agentschap vermoedt dat hier veel kleinschaligere projecten tussen zitten die op kortere termijn beslist werden; in de planning houdt dit dossier echter geen rekening met dergelijke ad hoc-engagementen, noch met de impact ervan op planning, werklast, budget, ... Over hoe de werking na 2014 kan worden voortgezet, geeft dit dossier geen informatie. 3.2
Samenwerking en netwerking
Vooral met NICC en FLACC ontwikkelt WARP een structurele band. Andere organisaties zijn vooral partners voor samenwerking op projectmatige basis (bv. de externe locaties).
Pagina 20 van 160
WARP is wel sterk in netwerking. Samenwerken met buitenlandse partners en onderhoud van dit buitenlandse netwerk “veronderstelt wel dat er een continuïteit wordt uitgewerkt in de werking” (p. 9). Dit is correct, maar het agentschap stelt zich ook de vraag of die continue werking afhankelijk gemaakt moet worden van al dan niet structurele subsidie. Vertegenwoordigers van de stad Sint-Niklaas, het Cultuurcentrum en de Stedelijke Academie, en de provincie zitten ook in de “Raad der Wijzen” van WARP: dit is een slim gebruik van de eigen structuren om te netwerken en kansen te creëren. De overeenkomst met FLACC is onduidelijk geformuleerd. Er staat dat FLACC resultaten van de residenties mag tonen “tijdens WARP-projecten” (zonder verder te specificeren), terwijl de voorgelegde plannen dit beperken tot één soloproject per jaar. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Er gaat veel aandacht, en financiële middelen, naar artistieke producties en vergoedingen voor kunstenaars, zeker bij het grote project “Coup de Ville”. Hierdoor blijft de overhead in het totaalbudget redelijk beperkt. Dit laatste is natuurlijk bekeken vanuit het oogpunt dat loonkosten óók gerekend worden als artistieke kosten. Hierbij merkt het agentschap op dat de subsidie hier in de eerste plaats gevraagd wordt om de vzw in staat te stellen om personeel te werven, en koppelt hieraan de vraag of een dergelijke (grotendeels continue) bezetting nodig is voor één – weliswaar grootschalig – project in 2013. 3.4
Publieksgerichtheid
Dit is weinig toegelicht in dit dossier. “Coup de Ville” zoekt de buitenwereld op, maar het is niet duidelijk hoe het brede publiek betrokken zal worden, welke stappen worden gezet of welke middelen worden ingezet om deze intentie te realiseren. Er gaat wel veel aandacht naar de kunstenaars. Ook wordt er gefocust op doelgroepen; het educatieve programma staat helemaal in functie hiervan. (Het sociaal-artistieke luik van de werking is in het dossier dan weer compleet onder voorbehoud.) 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft hierover geen concrete informatie. 3.6
Realisme groeipad
Het dossier stelt een duidelijke groei naar professionalisering voorop, en professionalisering en continuïteit in de werking – in de plannen voornamelijk vertaald door de geplande werving van de huidige vrijwillige medewerkers – vragen om financiële zekerheid. Maar nergens licht het dossier op overtuigende wijze toe wat de meerwaarde van structurele ondersteuning zou zijn t.o.v. projectmatige subsidiëring, hoe het opzetten en het (laten) financieren van een permanente structuur zou leiden tot een effectieve verbetering van de ondersteuning van kunstenaars en van de artistieke output. Het enige concrete voorbeeld dat het dossier geeft, is onderhoud van het internationale netwerk; zie ook punt 3.2 van dit advies. Met uitzondering van de betaling van de eigen medewerkers (punt 2.3 van het dossier) maakt het dossier geen vergelijking met de vorige editie van “Coup de Ville” – die d.m.v. projectsubsidies is ondersteund – en de eventuele pijnpunten die toen duidelijk maakten dat een structurele onderbouw absoluut noodzakelijk zou zijn.
Pagina 21 van 160
3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het bedrag voor de vrijwilligers bovenaan pagina 25 (10.000 euro) is waarschijnlijk een typ-fout, dit moet 13.000 euro zijn. De uitgaven voor rechten en royalties, representatiekosten en financiële kosten zijn in het dossier niet toegelicht – maar dit zijn beperkte uitgaven. De berekeningen op pagina’s 23 t/m 25 blijken niet te kloppen. Bij het optellen van alle opgesomde uitgaven onder “Coup de Ville”, komt het agentschap uit op 268.862,21 euro – oftewel 14.904,88 euro hoger dan het vermelde totaalbedrag. Evenmin is duidelijk hoe het bedrag van 159.940,82 euro (“algemene kosten”) is samengesteld: het agentschap komt aan een bedrag dat 15.199,80 euro lager ligt. Het kan ook niet zijn dat sommige kosten per vergissing verkeerd aan de ene of andere uitgavenpost werd toegekend; dan zou het verschil tussen beide controles immers even groot moeten zijn. Nu is er tussen deze twee bedragen een verschil van 294,92 euro. Ook is bij de promotiekosten niet duidelijk waar de 350 euro flyers en infomappen in het educatief traject vandaan komt. De som van de algemene promotie op pagina 23 plus de catalogus van “Coup de Ville” op pagina 25 is al gelijk aan het totaal van 41.950 euro in de begroting. Ook ziet het agentschap niet waar het verschil zit tussen de som van de drie bedragen voor loonkosten op pagina 23 (66.474,23 euro – ook het bedrag in de Excel-bijlage in het dossier) en het bedrag in de begroting (67.119,15 euro). Opvallend: het verschil tussen de twee bedragen is 644,92 euro – wat gelijk is aan 294,92 euro + 350 euro (zie boven). 3.8
Haalbaarheid
De geraamde eigen inkomsten liggen in de lijn van de afrekening 2010. Dit is dus geloofwaardig. Dit betekent dat de realisatie van de projecten haalbaar is, maar de voorziene professionele omkadering enkel door middel van de structurele subsidie gefinancierd kan worden. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zeker zijn plek binnen het kader van het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek bestaat uit twee elementen. Ten eerste licht de organisatie kort de meerwaarde van een structurele werking (en dus een structureel gesubsidieerde werking) boven projectmatige werking toe. Hoewel beknopt, is deze toelichting al een stuk meer verhelderend dan in het aanvraagdossier.
Pagina 22 van 160
Zo zou meer ingezet kunnen worden op verwerven van eigen inkomsten (waardoor de rol van een structurele subsidie als “motor voor de werking” bevestigd wordt) en spreiding van de betrokken kunstenaars. Alleen de zin “Warp vzw evolueert bovendien ook meer en meer naar een jaarwerking waarbij de activiteiten afgestemd worden op en een aanloop zijn naar Coup de Ville” biedt onvoldoende inzicht omdat niet duidelijk is wat er met de algemene term “activiteiten” bedoeld wordt. Ten tweede is er een uitgebreide toelichting bij de juiste samenstelling van de bedragen in de begroting. De organisatie verduidelijkt dat twee bedragen onder de verkeerde post waren geteld. Het agentschap aanvaardt deze rechtzetting, maar dit heeft geen invloed op de conclusie van het zakelijk advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 23 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-006
Organisatie:
Komplot vzw
Gevraagd bedrag:
97.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Komplot, opgericht als collectief van curatoren, wil zich internationaal profileren als platform voor kunstenaars en curatoren. Het wil de grenzen aftasten van het curatorschap en nieuwe werkwijzen onderzoeken. Er zijn ook kunstenaars bij betrokken die vanuit hun kunstenaarschap als curator optreden. Door deze invalshoek hebben zij een uniek profiel binnen de kunstscène. Daar staat tegenover dat de uitwerking in dit dossier niet kan overtuigen. Zowel de hier geformuleerde voorstellen als van reeds eerder gerealiseerde projecten zijn daarvoor te wisselend van kwaliteit en te vrijblijvend. De curator heeft vandaag ontegensprekelijk een impact op de perceptie van kunst. De voorgestelde uitwerking van dit onderzoek in dit dossier is echter onsamenhangend en oppervlakkig. Hoewel er netwerking en samenwerking is met andere organisaties en individuen, leverde dit tot nog toe weinig overtuigende resultaten op. Ondanks de buurtprojecten scoort dit initiatief laag qua publieksgerichtheid en maatschappelijke relevantie. Ook de (boven)lokale uitstraling is beperkt. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. Het uitgangspunt van de werking is op zich interessant, maar de output is te licht qua kwaliteit en relevantie om voor structurele subsidie in aanmerking te komen. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek biedt de BBK een meer genuanceerd beeld op dit dossier. Zo blijkt dat de organisatie niet noodzakelijk zelf wil groeien, maar dat zij de werking wil / moet aanpassen aan de locatie die zij ter beschikking krijgt. Dit is echter geen overtuigend argument: als de locatie niet geschikt is binnen de werking, kan de organisatie verder zoeken naar een andere locatie. De repliek biedt geen elementen die de BBK ertoe nopen om haar mening te herzien. Het is correct dat er in Brussel plaats is voor een organisatie met een experimentele werking. Het is ook waar dat experiment en vernieuwing steeds het risico inhouden dat dit niet tot kwalitatieve resultaten leidt. Dit neemt niet weg dat het experiment zélf zijn waarde kan hebben. De voorstellen in dit dossier zijn echter onvoldoende interessant of kwalitatief; in een dossier dat door curatoren is opgesteld, had de BBK inhoudelijk beter uitgewerkte voorstellen verwacht.
Pagina 24 van 160
De BBK handhaaft dan ook haar eerdere artistieke advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 25 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-006
Organisatie:
Komplot vzw
Gevraagd bedrag:
97.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Komplot vzw is ontstaan in 2002. De werking van dit collectief van curatoren focust op de diverse mogelijke tentoonstellingsmodellen en op transdisciplinariteit. Zij zijn ook een stageplek voor curatoren, en willen een rol spelen als schakel tussen kleine / beginnende initiatieven en grote(re) instellingen. Daarnaast maakt de vzw ook deel uit van het internationale netwerk “The Public School” (http://brussels.thepublicschool.org/). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Dit is de eerste aanvraag voor een structurele subsidie. De organisatie diende tot nu toe één aanvraag in voor een projectsubsidie, voor het project “Influence” (najaar 2011). Dit werd door de BBK gunstig geadviseerd voor het gevraagde bedrag van 22.000 euro. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
De organisatie legt een plan voor de periode 2013-2014 voor, met een duidelijke evolutie gepland binnen de werking. In het dossier is echter niet vermeld van wat daarna dient te gebeuren. De volgende indiendatum voor tweejarige dossiers is in het najaar 2013, rond dezelfde tijd als die voor het actieplan 2014 – eigenlijk te vroeg voor een grondige evaluatie van de nieuwe richting waarin deze werking wil evolueren. Ook voor zaken als infrastructuur ontbreekt een duidelijk zicht op de toestand na 2014. 3.2
Samenwerking en netwerking
Buiten BAM en WIELS lijken alle andere samenwerkingen een puur projectmatige basis te hebben. Op p. 14 wordt verwezen naar uitwisselingsprogramma’s met buitenlandse plekken The Woodmill en Triangle, maar hierover wijdt het dossier verder niet uit. Van NICC zit een kopie van samenwerkingsovereenkomst als bijlage bij het dossier, maar die wordt enkel vermeld als partner in het project “Het collectief is van iedereen” in 2014; het dossier geeft geen invulling voor punt 1 in de overeenkomst (“duurzame bruggen bouwen”). Het werken met voornamelijk projectgebonden partners lijkt te passen binnen een nomadische werking, maar het dossier licht onvoldoende toe waaruit dit nomadische aspect precies bestaat. Alle activiteiten lijken immers plaats te vinden op het eigen adres in de Van Volxemlaan. Het agentschap vraagt zich af of het “nomadische” enkel slaat op het feit dat de organisatie al twee keer verhuisd is. Ook is het niet duidelijk hoe definitief de huidige locatie is (die bepalend is voor de werken die er gemaakt worden). De aanvrager gaat ervan uit dat ze er tot 2015 kunnen blijven (p. 23), maar een schriftelijke overeenkomst ontbreekt in het dossier.
Pagina 26 van 160
Komplot maakt eveneens deel uit van het internationale netwerk “The Public School”. In hoeverre dit deel uitmaakt van, en aansluit bij, de eigen werking staat op de website: “The goals of The Public School meet ours in the sense of opening up to new practices of art and learning in culture. [...] The Public School is a provocation, which asserts that ‘the school’ should be considered as a model for the future of the alternative art space. Many artists today are doing in depth research, experimenting with new technologies, and are orchestrating social events. Art galleries modeled on the store, naturally tend to support finished, object-based art practices. An exhibition space modeled on the school, however, could be more open to ongoing, process-based, participatory practices.” Het gaat dus om het organiseren van cursussen, als er voldoende geïnteresseerden zijn, maar dit krijgt zeer weinig aandacht op de website van Komplot (slechts zeven woorden op de “about”-pagina, en dat is eigenlijk een weblink). Momenteel staat er blijkbaar geen cursus gepland. Na een enthousiaste start lijkt het momentum weggeëbd, en lijkt dit beperkt tot kennisuitwisseling op een internetforum (vaak via links naar andere websites). 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Komplot geeft in het dossier zelf aan dat zij focussen op het beperken van overhead, en de begroting weerspiegelt dit ook: - artistieke productie + reis-/verblijfkosten: 41.400,00 euro (20,35%) - artistieke vergoedingen: 68.000,00 euro (33,42%) - loonkosten: 60.050,00 euro (29,52%) - overhead: 34.000,00 euro (16,71%) Hieruit blijkt ook dat één van de grote aandachtspunten van Komplot in dit dossier (en één van de redenen waarom zij structurele subsidie aanvragen) – namelijk de correcte vergoeding van kunstenaars voor hun bijdrage aan projecten (zie o.a. p. 8, onderaan) – klopt met hun financiële vertaling. Op dit vlak scoort de aanvrager m.a.w. goed. 3.4
Publieksgerichtheid
De organisatie heeft een eigen website (www.kmplt.be) die vooral in Engels en Frans is opgesteld. De site heeft een pagina “About” met korte toelichting over de eigen werking. Voor de rest geeft de site vooral informatie over de inhoud van gerealiseerde projecten en over de kunstenaars met wie ze samenwerken, maar zeer weinig over dit initiatief zelf of de mensen die hierachter zitten. Zowel door de werkplaats-werking en in de tentoonstellings-/publiekswerking, als via de publicatie en de activiteiten binnen “The Public School”, bereikt Komplot voornamelijk de professionele scène (curatoren, kunstenaars, studenten). De buurtbewoners worden ook als doelgroep aangeduid, maar het dossier geeft geen actieplannen in die richting – met uitzondering van het project “The Floor Dance” in 2013. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft geen concrete informatie hierover. 3.6
Realisme groeipad
Komplot geeft in het dossier duidelijk aan in welke richting het de werking wil zien evolueren. Met de aanwezige medewerkers zijn deze plannen realistisch uit te voeren, en ook de vertaling naar de uitgaven toe is zeker niet overtrokken. Het agentschap formuleert echter wel enkele bedenkingen onder punten 3.7 en 3.8 van dit advies.
Pagina 27 van 160
3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De organisatie geeft in het dossier aan dat ze willen groeien tot een professionele organisatie. De aangevraagde structurele subsidie dient dus enerzijds om de nodige structurele omkadering en overhead (gebouw, artistieke en zakelijke leiding, en het “Public School”project) te betalen – maar, zoals opgemerkt onder 3.6, dit blijft beperkt. Anderzijds wil de aanvrager immers voldoende middelen hebben voor de artistieke werking, met vooral aandacht voor vergoedingen van artistieke betrokkenen. Daarnaast kunnen ook de grootschalige projecten (één in 2013, één in 2014) enkel plaatsvinden als er een structurele subsidie is toegekend. Het agentschap vraagt zich echter af of de omgekeerde redenering hier niet speelt – namelijk of de (vraag om) structurele subsidie niet de aanleiding is om grootschalige(re) projecten te willen realiseren. Het dossier licht onvoldoende toe wat de noodzaak is voor zulke projecten; het agentschap vraagt aan de beoordelingscommissie om hier in haar advisering extra aandacht aan te geven. Het agentschap merkt op dat het dossier totaalbedragen voor vergoedingen geeft, maar nergens aantoont waarop deze zijn gebaseerd (bv. vergoedingen voor kunstenaars: om hoeveel kunstenaars het gaat, voor welke prestaties, en hoeveel de vergoeding bedraagt per kunstenaar of per prestatie). Op pagina 25 is het niet duidelijk of de communicatieverantwoordelijke en de publiekswerk(st)er dezelfde persoon zijn. Ook ontbreekt toelichting bij enkele andere geraamde uitgaven, zoals de voorziening van 2.000 euro per jaar (onder “financiële kosten”) en de 1.000 euro “uitzonderlijke kosten”. In één van beide gevallen betreft het vermoedelijk een marge voor onvoorziene uitgaven – wat op zich natuurlijk positief is, maar dit is nergens toegelicht. Het agentschap merkt op dat de organisatie op p. 26 de som van 80.000 euro opgeeft als gevraagd bedrag, wat natuurlijk niet klopt met de rest van het dossier. Maar ook de begroting (in de Excel-bijlage) bevat een aantal fouten – blijkbaar als gevolg van enkele wijzigingen die de aanvrager in de lay-out heeft gemaakt. Hierdoor werden de verplaatsing- en verblijfkosten niet meegerekend (12.400 euro), en bij personeelskosten zijn de “andere personeelskosten” (550 euro) niet meegerekend. Dit betekent een deficit van 12.950 euro in de jaarbegroting dat de aanvrager niet heeft opgemerkt. 3.8
Haalbaarheid
Van de website: “Komplot receives the support of Federation Wallonie Bruxelles, Vlaamse Overheid, Vlaamse Gemeenschapcommissie [sic], Wallonie Bruxelles International, Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF), Galila Barzilai-Hollander, Eeckman Art Insurance.” De post “subsidies” (154.000 euro) is goed voor 80,84% van het totaalbudget. De structurele subsidie die van de Vlaamse Overheid gevraagd wordt (97.000 euro) is goed voor 62,99% binnen het geheel aan (gevraagde) subsidies, en goed voor 50,92% binnen het totaalbudget. Dit is een zeer redelijke verhouding, wat het agentschap zeker waardeert. Alleen stelt zich de vraag hoe realistisch die andere bedragen zijn, zeker vergeleken met de jaarrekening van 2010. De subsidie van de Franstalige Gemeenschap in 2010 bedroeg 10.000 euro; voor 2013 is 50.000 euro ingeschreven. In 2010 was er ook geen subsidie vanwege de stad, VGC of COCOF – in deze begroting samen goed voor nog eens 10.000 euro. Er zitten ook geen toezeggingsbrieven van deze overheden in het dossier; voor de Franstalige Gemeenschap gaat men hier uit van een adviesbedrag (zie p. 26, onderaan).
Pagina 28 van 160
Ook voor de jaarlijkse 7.000 euro “schenkingen zonder terugnemingsrecht” – bestaande uit bijdragen van kunstenaars voor deelname in de werking, en privé-giften – licht het dossier niet toe waarop deze bedragen gebaseerd zijn; geen van de bedragen in de jaarrekening 2010 geeft een indicatie in deze zin. Dezelfde opmerking geldt trouwens voor de 10.000 euro inkomsten m.b.t. het magazine (verkoop en advertentieruimte). Inkomsten uit coproducties gaan van 2.400 euro in 2010 naar 19.000 euro in 2013. Een deel hiervan komt uit engagementen van de partners in de grootschalige projecten, maar de organisatie geeft zelf aan dat er nog geen precieze bedragen zijn afgesproken (p. 25). De grote onzekerheid aangaande de voorziene inkomsten, in combinatie met het hoger vermelde bijkomende tekort van 12.950 euro, maakt dat de financiële haalbaarheid van de hier voorgestelde structurele werking erg twijfelachtig wordt – zelfs bij toekenning van het gevraagde subsidiebedrag. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zeker zijn plaats binnen het kader van het Kunstendecreet. Komplot ziet zichzelf als “support-netwerk” en “schakel-organisatie”. Zelf maken zij ook de vergelijking met “werkplaats” op p. 8, maar met de curator als vertrekpunt. Het agentschap wijst op een opmerking op pagina 8 van deze aanvraag: “Een beperkte structurele basissubsidie vanuit de Franse Gemeenschap, dwingt zowel het collectief als organisatie, als de actieve leden om constant nieuwe projecten op te starten en uit te voeren.” Het agentschap weet deze opmerking niet goed te plaatsen. Dit lijkt te wijzen op een gevoel van prestatiedruk en de verplichting om een (té?) hoog werktempo aan te moeten gaan, als gevolg van een toegekende structurele subsidie – wat dit een wel zeer vreemde duiding maakt in een aanvraagdossier voor een structurele werkingssubsidie. Na lezing van het dossier is het agentschap geneigd om te adviseren dat deze werking beter op projectmatige basis ondersteund wordt. Op deze wijze kan de organisatie haar projecten in alle rust ontwikkelen, en gerichte steun aanvragen zodra een project goed voorbereid en concreet uitgewerkt is. Hierbij maakt het agentschap tevens de bedenking dat structurele subsidiëring mogelijk tot institutionalisering zou leiden, wat op zijn beurt een rem zou zetten op de flexibiliteit die dit initiatief typeert. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek biedt een helder antwoord op een aantal kritische vragen in het pre-advies. De toegelichte visie op structurele samenwerkingen en publiekswerking, en de rol die de grootschalige projecten moeten spelen in verankering en bekendmaking van de werking, bieden voldoende inzicht in de noodzaak van een structurele / structureel gesubsidieerde werking die de organisatie ervaart.
Pagina 29 van 160
Het aanhalen van “de geloofwaardigheid van het zakelijk beleid [...] die we gedurende ons 10-jarig bestaan opbouwden” is dan weer een erg mager argument. Het verwijzen naar “informele informatie” is hierbij niet erg behulpzaam. Maar ook de toelichting over inkomsten uit coproducties, die duidelijk maakt dat projectgerelateerde uitgaven zowel aan uitgaven- als aan inkomstenzijde uit de boekhouding gehouden worden zodra ze door partners gedragen worden, is eerder contraproductief. Immers, als dit waar is, hoe geloofwaardig is dan de begroting waarin wél alle uitgaven en inkomsten – ook uit coproducties – opgenomen zijn? Op de voornaamste bezwaren van het agentschap wordt een onvoldoende overtuigend antwoord gegeven. Het agentschap handhaaft dan ook het eerdere advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren.
Pagina 30 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-007
Organisatie:
LLS 387
Gevraagd bedrag:
109.470,42 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
In de jaren dat LLS 387 werkzaam is, heeft het zich bewezen in een aantal projecten. Daarmee heeft het voldoende uitstraling in het binnenland, en in beperkte mate ook in het buitenland, weten op te bouwen. Het werkt ook met verschillende partners samen, zij het vooral op projectmatige basis. Deze toonplaats heeft een frisse en avontuurlijke werking, met aandacht voor experiment en voor het uitdagende, denkend vanuit maar ook in samenwerking met de kunstenaars. Dit initiatief kan voor vernieuwing zorgen in de Antwerpse scène; als dusdanig heeft LLS 387 dan ook een duidelijke meerwaarde. Het wil zich kritisch verhouden tot het heersende discours in de hedendaagse kunst. Doorgaans is de kwaliteit van het aanbod goed. De BBK stelt dan ook voor om dit initiatief structureel te ondersteunen. Dit biedt zekerheid voor twee jaar, en maakt het (half-)jaarlijks aanvragen van projectsubsidies overbodig. Deze structurele subsidie is een erkenning van de plaats en het belang van LLS 387 binnen het hedendaagse kunstlandschap. De BBK waarschuwt echter meteen dat structurele subsidiëring niet mag leiden tot institutionalisering of verstarring van de werking. De huidige mix van een onderbouwde en professionele aanpak enerzijds, en een bevlogenheid die haar wortels heeft in het amateurisme (in de goede zin van het woord) anderzijds, maakt net de charme en de dynamiek van dit initiatief uit. Toch heeft de BBK ook enkele bedenkingen bij deze aanvraag. Ten eerste merkt de BBK op dat publieksgerichtheid het pijnpunt is van deze werking. Van een structureel ondersteunde locatie mag verwacht worden dat zij vaker toegankelijk is voor het publiek (nu is dit beperkt tot drie namiddagen per week) en dat zij voldoende aandacht besteedt aan het verbreden van haar publiek. Wel positief is de ontvangst en begeleiding die er is voor bezoekers; ook zijn er zaalteksten aanwezig. Het persoonlijke karakter moet zeker behouden blijven. Ten tweede vraagt de BBK zich af of het voorliggende voorstel niet over-gebudgetteerd is. Zo lijkt de kostenraming voor sommige projecten overtrokken. Het dossier spreekt ook van een long-list van projecten waaruit nog geselecteerd zal worden; het budget neemt echter wél al deze tentoonstellingen op. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 31 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op het artistieke pre-advies. De BBK handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 32 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-OR-007
Organisatie:
LLS 387
Gevraagd bedrag:
109.470,42 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De vzw LLS 387, opgericht in 2007, is een tentoonstellingsruimte waar de inbreng van de kunstenaar een centrale rol speelt, en die door haar kleinschaligheid flexibiliteit, experiment en openheid als haar sterkste punten ziet. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De organisatie vroeg een meerjarige structurele subsidie aan voor de periode 2010-2012. De BBK gaf hiervoor een negatief advies: het kleinschalige en flexibele karakter van deze jonge werking was volgens de BBK meer gebaat bij projectmatige ondersteuning. LLS 387 ontving in 2008 een projectsubsidie van 10.000 euro voor hun project met Benjamin Verdonck, in 2009 een projectsubsidie van 15.000 euro voor de groepstentoonstelling “Jeugdzonde”. Voor het project rond Marcel Van Maele in 2010 kreeg de organisatie een negatief advies, maar het project “Om te beginnen” in 2011 kreeg wel een subsidie voor het gevraagde bedrag van 16.230 euro. Ook voor het project “Wiener Aktionismus” werd een positief advies geformuleerd voor het gevraagde bedrag van 10.220 euro. In 2010 (het jaar waarin LLS 387 géén projectsubsidie ontving) heeft de organisatie haar beperkte overgedragen resultaat zien verdwijnen (van 2.318,09 euro naar 55,59 euro). 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
In dit beknopte, maar overzichtelijke dossier geeft de tekst vooral de krachtlijnen van de werking en huidige stand van zaken aan – a.d.h.v. enkele voorbeelden uit de praktijk – maar geeft eerder beperkt zicht op wat er naar de toekomst toe gepland wordt of zou kunnen veranderen. De subsidievraag betreft dan ook in de eerste plaats de noodzaak voor een professioneel kader, met zekerheid voor een langere periode, om de huidige werking te kunnen continueren. 3.2
Samenwerking en netwerking
LLS 387 werkt vooral op projectmatige basis samen met andere organisaties (in binnenen buitenland) vanuit de logistieke of financiële noden van het project of met het oog op spreiding. Met Etablissement d’en Face wordt geregeld kennis uitgewisseld, en ook het Middelheim verleende al meermaals ondersteuning op vlak van logistiek en know-how. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Deze werking in de periferie werkt vooral met kunstenaars die (nog) niet voldoende aandacht krijgen in de grotere instellingen. Zij werken mee aan de inrichting van de tentoonstellingsprojecten.
Pagina 33 van 160
De helft van de kosten dient voor de artistieke producties. De andere helft is overhead, maar deze bestaat voor 2/3 uit loonkosten. De pure overhead bedraagt dus 1/6 van het totale budget. Op dit vlak scoort de organisatie dus zeer goed. 3.4
Publieksgerichtheid
Dit lijkt het zwakke punt in deze werking, die door zijn inhoud vooral op de professionele kunst-scène gericht is. Het dossier spreekt van groeiende bezoekersaantallen vanuit een breder publiek, maar geeft hier geen cijfers bij (ook niet bij benadering). In dit licht valt het op hoe de publiekswerking sterk gefocust is op website, Facebook, gedrukte uitnodigingen per project, en advertenties in kunsttijdschriften. Het agentschap vraagt zich af of de werking zo niet eerder een ‘inner circle’ bereikt dan een breder publiek; zie ook de beperkte openingstijden. Anderzijds stelt zich evengoed de vraag of een organisatie met een dergelijk uitgesproken profiel, dat zich bewust situeert in de periferie (en in die zin een bijsturing kan teweegbrengen bij de grotere instellingen, die veel publiek trekken), wel een dusdanig breed niet-professioneel publiek moet trekken. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen specifieke informatie. 3.6
Realisme groeipad
Hoofddoel van deze subsidievraag is om te kunnen afstappen van de projectmatige aanpak, die immers beperking en onzekerheid in de hand werkt. Het dossier duidt op pagina 18 op het hefboom-effect van een structurele subsidie: een professionelere opvolging op langere termijn moet resulteren in meer bekendheid en meer eigen inkomsten – en dus niet nog meer subsidie-afhankelijkheid. Wat betreft de publiekswerking en –werving (zie punt 3.4 van dit advies) geeft het dossier geen indicatie hoe een gewijzigde personeelssituatie hier verbetering in zou kunnen brengen. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
LLS 387 brengt een behoorlijk gevuld programma (gelet op het aandeel research dat in ieder project doorweegt) met beperkte middelen. Verplaatsingen van kunstenaars, hun vergoedingen e.a. zitten allemaal in de artistieke productiekosten verwerkt. Het agentschap heeft enkel vragen bij de uitgavenpost “algemene representatiekosten / recherche” (deze is niet toegelicht in het dossier), en 3.000 euro per jaar voorzien voor kantoormateriaal. Ook stelt het agentschap zich de vraag of 1.600 euro voor gedrukte uitnodigingen bij elk project de beste manier van publiekswerving is (zie ook punt 3.4 van dit advies). Ook de 250 euro “documentatie” per project is niet toegelicht. 3.8
Haalbaarheid
Het resultaat van het werkjaar 2010, en het effect op de financiën van de vzw, duidt op het belang van subsidiëring voor de leefbaarheid van deze werking. Nochtans is de vraag om structurele subsidie gelijk aan niet méér dan 3/4 van de totale begroting – opvallend, als je kijkt hoe werkingen van deze grootte (zeker met gratis toegang) normaliter in veel hogere mate subsidie-afhankelijk zijn.
Pagina 34 van 160
Het agentschap vindt het zeer goed dat de organisatie ook andere subsidiebronnen vindt (lokaal én in ’t buitenland). Zij genereert ook eigen middelen: coproductie – 8.000 euro op een project van 20.000 euro – en beperkte verkoop. De sponsoring in natura is zelfs niet in de begroting weergegeven. (Zie ook het hefboom-effect, vermeld in punt 3.6 van dit advies.) 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zeker zijn plek binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruiken van de mogelijkheid om een repliek in te dienen. Het agentschap handhaaft dan ook het hierboven geformuleerde advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 35 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-WP-002
Organisatie:
O.C.A.M. vzw
Gevraagd bedrag:
87.710,39 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
O.C.A.M. profileert zich als alternatief managementbureau dat wil werken binnen de beeldende kunstsector. Als zodanig heeft dit een bemiddelend profiel dat gericht is op kunstenaars, maar geen eigen artistieke werking. Criteria als “publieksgerichtheid”, “maatschappelijk belang” of “meerwaarde voor de regio” zijn dus niet op dit type van werking toepasselijk. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van de werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. Ook een eventuele “bovenlokale uitstraling” valt niet te meten, net omdat O.C.A.M. zich voornamelijk – zo niet exclusief – binnen de eigen sector beweegt. De uitstraling vertaalt zich vooral in de graad van netwerking en samenwerking met andere artistieke initiatieven. Zoals het zakelijk advies opmerkt, is dit netwerk nog in opbouw omdat het hier gaat om een totaal nieuwe werking (die zich nog in de opstartfase bevindt). De langetermijnvisie bestaat uit het opstarten en verderzetten van de werking waarvoor in 2012 al een projectsubsidie werd aangevraagd: O.C.A.M. begeleidt vier kunstenaars in een rotatiesysteem. Het wil zich concentreren op kunstenaars die (nog) geen plaats hebben in het commerciële circuit; hierin wil het zich onderscheiden van de galeries. Zodra de kunstenaar zelfstandig kan functioneren binnen het commerciële circuit, kan hij/zij plaats ruimen voor een andere kunstenaar. De BBK stelt de kwaliteit van de geboden begeleiding niet in vraag, maar stelt zich wel vragen bij het gesloten karakter van de werking, zoals blijkt uit het lage aantal kunstenaars dat O.C.A.M. in zijn jaarlijkse werking wil ondersteunen. Het aanvraagdossier verwijst naar het bestaan van alternatieve managementbureaus in de andere sectoren. Het verschil met die sectoren is natuurlijk dat er daar geen galeries werkzaam zijn. De BBK stelt vast dat de selectie van kunstenaars in dat geval niet klopt met de opzet: het gaat immers om kunstenaars die al enige tijd actief zijn, een commercieel potentieel hebben, en ook binnen het commerciële circuit (kunnen) functioneren. De BBK is niet overtuigd door dit voorstel. Zij ziet niet in waar het “alternatieve” in deze werking zit, of waarom dit niet op commerciële basis zou kunnen functioneren. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 36 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar pre-advies haalde de BBK als voornaamste bezwaar tegen de subsidiëring van O.C.A.M. aan dat het ging om een werking met gesloten karakter. In de repliek gaat de organisatie hier in verschillende punten op in: uitstraling van de werking, selectie van de kunstenaars en de zakelijke én artistieke groeicurve bij deze kunstenaars. Waar het dossier nog ruimte liet voor interpretatie, verduidelijkt O.C.A.M. deze punten in de repliek op duidelijke wijze. Er blijkt sprake van voldoende rotatie (in- en uitstroom) van de kunstenaars, waardoor er toch een zekere openheid in de werking optreedt. Een hoger aantal kunstenaars tegelijk begeleiden zou de kwaliteit van de begeleiding echter belemmeren; de BBK vindt dit argument voldoende overtuigend. De BBK ontkent niet dat er in de sector de nood bestaat aan ondersteuning vanuit goede alternatieve managementbureaus. Gezien er in de sector echter ook een galeriesysteem aanwezig is, en omdat het hier om een jonge, nog opstartende werking gaat, is het niet vanzelfsprekend om deze organisatie zonder voorbehoud positief te adviseren. De BBK wijst er in haar pre-advies evenwel op dat er niet getwijfeld wordt aan de kwaliteit van de geboden begeleiding. De repliek reikt volgens de BBK voldoende sterke argumenten aan die haar ertoe nopen om haar mening te herzien en een positief artistiek advies te formuleren. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 37 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2014
Volgnummer:
KD2013-2014-WS-BK-WP-002
Organisatie:
O.C.A.M. vzw
Gevraagd bedrag:
87.710,39 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
O.C.A.M. vzw (Office for Contemporary Arts Management) is in augustus 2011 opgericht. Doel is het begeleiden van kunstenaars op zakelijk, productioneel en promotioneel vlak – zowel bij concrete projecten als voor de dagelijkse praktijk. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Dit is de eerste aanvraag voor een structurele subsidie van deze vzw. In het najaar 2011 was er ook al een aanvraag voor een projectsubsidie, maar deze is door de BBK negatief geadviseerd: het betrof immers een vraag voor subsidiëring van een jaarwerking, meer bepaald de opstart van de structurele werking en de nodige investeringen die hiermee gepaard gaan. De BBK oordeelde dat niet de projectsubsidies, maar net de structurele werkingssubsidies voor een tweejarige periode dienen voor dit soort instroom-scenario’s. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Dit dossier, dat in grote lijnen een kopie is van het aanvraagdossier voor projectsubsidie – onvermijdelijk, gelet op de zeer nabije datums van indiening – stelt expliciet dat de organisatie geen output (d.i. zowel concrete projecten als het resultaat ervan op de ontwikkeling van de betrokken oeuvres) op lange termijn kan plannen; dit zou de vrijheid en de flexibiliteit van de betrokken kunstenaars teveel beknotten, waardoor die niet meer optimaal kunnen werken. Wel staat vast dat de hier voorgestelde werking voortgezet wordt in de komende jaren, maar mogelijk met andere kunstenaars (zie de mogelijkheid van “uitstroom” bovenaan pagina 6). 3.2
Samenwerking en netwerking
Er is structureel overleg met de andere managementbureaus in de Vlaamse kunstscène. Aangezien de werking focust op promotie / spreiding, is netwerking cruciaal. Het dossier geeft op pagina 8 een hele opsomming van (mogelijke) partners, zonder toe te lichten of hier structurele dan wel projectmatige samenwerking beoogd wordt. Er is wel bijzondere aandacht voor De Garage en Contour Mechelen, waarmee al verkennende contacten zijn geweest. De aanwezigheid op buitenlandse openingen e.d. wordt gemotiveerd door de kansen die zulke momenten scheppen voor netwerking, met het oog op opportuniteiten voor de kunstenaars. Het dossier licht niet toe of dit moet leiden tot betere netwerking van de organisatie of van de kunstenaars (of beide) – een niet onbelangrijk onderscheid, gelet op het doel van O.C.A.M. om de kunstenaars zo snel mogelijk op eigen benen te laten staan.
Pagina 38 van 160
3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Met mogelijke uitzondering van de loonkosten voor de zakelijk/artistieke leider, zijn alle kosten als overhead te beschouwen. Het feit dat de volledige werking in functie is van de ondersteuning van kunstenaars, is geen argument voor het tegendeel. Dit is echter geen negatief punt, maar inherent aan dit soort werking. In de begroting zijn geen vergoedingen aan kunstenaars voorzien. De inkomsten voor de kunstenaars worden geregeld via SMart en niet via O.C.A.M.; daarom is dit niet zichtbaar in deze begroting. Evenmin zijn er artistieke productiekosten gebudgetteerd; deze blijken voor rekening van de kunstenaars. Het agentschap wijst erop dat, als een subsidie wordt toegekend en er dus controle door het agentschap zal gebeuren, het managementbureau zowel de geldstromen i.v.m. de eigen werking als de geldstromen naar de kunstenaars – voor zover deze het resultaat zijn van de ondersteuning door het managementbureau, uiteraard – zichtbaar moet maken om de effectiviteit van de gesubsidieerde werking te kunnen nagaan. 3.4
Publieksgerichtheid
Als werkplaats / alternatief managementbureau focust de werking op de begeleiding van kunstenaars. OCAM helpt bij het vinden van toonplekken, die op hun beurt verantwoordelijk zijn voor de publiekswerving en –werking. Dit is de normale praktijk bij alternatieve managementbureaus, en de reden waarom zij onder de subcategorie “werkplaatsen” vallen. Ter informatie: op het moment van advisering (half januari 2012) is de website nog niet operationeel. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen concrete informatie. 3.6
Realisme groeipad
Omdat het hier gaat om een opstart-scenario, is er nog geen sprake van een groeipad. De organisatie verwoordt wel de intentie van groeiende professionalisering en verbeterde werking, o.a. door uitbreiding van de raad van bestuur en de algemene vergadering. Het agentschap wijst erop dat de gedelegeerd bestuurder, in dat scenario, bij voorkeur zijn positie als bestuurslid opgeeft. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
In die aanvraag voor de projectsubsidie 2012 was o.a. loonkost voor één werkjaar voorzien, maar ook investeringen in functie van de opstart. Deze éénmalige uitgaven zorgden ervoor dat die subsidievraag hoger lag dan in dit dossier. De niet-toekenning van deze projectsubsidie kan echter als gevolg hebben dat deze opstartkosten verschuiven naar 2013. Het dossier geeft op dit vlak echter geen toelichting, er blijkbaar van uitgaand dat de projectsubsidie zal worden toegekend. Het grote verschil met de begroting voor de projectsubsidie is dat er minder diensten op zelfstandige basis zijn voorzien (2.780 euro i.p.v. 13.830 euro). Dit is toe te schrijven aan een aantal éénmalige uitgaven die voorzien waren voor de opstart in 2012, zoals de website. Nu de gevraagde projectsubsidie niet werd toegekend, is het onduidelijk of deze kosten naar 2013 worden verschoven.
Pagina 39 van 160
Ook de vermindering van de Sociale Bijdrage bij een eerste aanwerving (4.000 euro, in de projectbegroting voorzien onder “uitzonderlijke opbrengsten”) is hier niet verrekend. Over het algemeen lijken de uitgaven correct ingeschat. Afschrijvingskosten van de computers zitten verwerkt in de kosten voor administratie, maar het is niet duidelijk waarom. De loonkosten zijn goed voor ca. 60% van de totale begroting. Het geheel aan vergoedingen aan derden is redelijk; de inkomsten voor de kunstenaars zijn hier niet zichtbaar, omdat dit via SMart verloopt (zie punt 3.3 van dit advies). De uitgaven voor promotie lijken aan de lage kant, maar feitelijk betreft de hele werking promotie; in die zin moeten ook de uitgaven voor loon, communicatie, verplaatsingen, ... in dit licht gezien worden. De 1.500 euro “uitzonderlijke kosten” is, net als bij de aanvraag voor de projectsubsidie, een marge voor onvoorziene uitgaven. Dit is natuurlijk niet onverstandig. De gevraagde werkingssubsidie is goed voor 91,31% van de totale inkomsten. Voor de rest rekent O.C.A.M. op percentage uit verkoop en uit (door medewerking van O.C.A.M.) aan de kunstenaars toegekende projectsubsidies, plus dienstverlening. 3.8
Haalbaarheid
Dit is een zeer redelijke begroting – voor minder kun je dit soort werking eigenlijk niet doen – maar de haalbaarheid blijft uiterst afhankelijk van subsidiëring binnen dit decreet. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zijn plek binnen het kader van het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie wijst erop dat oprichter Stijn Maes, aangesteld als gedelegeerd bestuurder, lid is van de algemene vergadering maar niet van de raad van bestuur. Bij nazicht van de statuten van 24-08-’11 blijkt dit te kloppen. Het agentschap aanvaardt de rechtzetting, en kan alleen bevestigen dat de regels van goed bestuur hier nageleefd worden. Voor de rest biedt de repliek geen nieuwe elementen. Zo bevestigt O.C.A.M. dat het netwerk van de organisatie ook zal bijdragen tot autonomie en uitbreiding van het netwerk van de kunstenaars, maar laat na toe te lichten hoe dit in de praktijk in zijn werk moet gaan. Ook zou er een “zeer bescheiden website” operationeel zijn, maar is er geen URL toegevoegd. (Via Google zijn enkel de niet-operationele website, de Facebook-pagina en de vermelding in de BAM-databank terug te vinden.)
Pagina 40 van 160
6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 41 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-KC-009
Organisatie:
S.M.A.K. vzw
Gevraagd bedrag:
990.862,26 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Het S.M.A.K. kenmerkt zich door een beleid en een visie op twee sporen: het is zowel een museum voor hedendaagse kunst als een kunsthal die op de actualiteit inzoomt. Het spreekt uitdrukkelijk de intentie uit om de collectie meer en meer te benutten als voedingsbodem voor de tijdelijke tentoonstellingen. Het S.M.A.K. presenteert zich als een auteursmuseum dat monografische tentoonstellingen (inzicht bevorderend) afwisselt met groepstentoonstellingen (overzicht bevorderend). De kunstenaar wordt beschouwd als het kompas en de eigen collectie als de leidraad. Het dossier geeft aan dat er sinds 2010 minder tentoonstellingen worden geproduceerd ten behoeve van meer verdieping en omkadering. Toch is het programma nog zeer omvangrijk en de ruimte niet voldoende: er wordt aan gewerkt om de Floraliahal bij het museum te betrekken als plek voor vaste collectiepresentaties. Van een museum met de “belangrijkste publieke collectie in het land” (zoals meermaals wordt gezegd in het dossier) mag verwacht worden dat het deze collectie zoveel mogelijk ontsluit. In het advies bij de vorige ronde wees de BBK al op de zeer minimale wijze waarop het museum daar invulling aan wilde geven in de beleidsperiode 2010-2012. De BBK moet daar bovenop concluderen dat het SMAK de beoogde doelstellingen ten aanzien van de vaste collectie in deze periode ook nog onvoldoende heeft gerealiseerd. Er rijzen derhalve twijfels over de geloofwaardigheid van de huidige voornemens, ondanks een wezenlijk ruimer aankoopbudget en de beoogde uitbreiding van het museum. Het aanvraagdossier van CC Strombeek, dat met de collectie van het S.M.A.K. toonprojecten wil opzetten, versterkt deze bedenking nog. Net als drie jaar geleden, constateert de BBK ook nu weer dat de plannen erg groots zijn opgezet, terwijl al regelmatig is gebleken dat de tentoonstellingen in het S.M.A.K. niet op punt staan en baat hadden gehad bij een scherpere selectie en inhoudelijke verdieping. Alle extra omkadering die het museum formuleert, zal geen soelaas bieden zolang dit basiseuvel niet verholpen wordt. Deze pijnpunten ten spijt, vervult het S.M.A.K. een onmisbare rol in het kunstenlandschap. Daarenboven zit dit stedelijke museum stevig verankerd in de lokale context, waar het een meerwaarde betekent voor de regio. Enerzijds doordat het één van de toeristische trekpleisters in de stad is, anderzijds door haar aanwezigheid naast de andere culturele spelers in de stad, maar zeker ook door de projecten die in de openbare ruimte worden georganiseerd (bv. “Track”). Sociaal geëngageerde projecten als “Moscou – Bernadette” dragen bij tot het maatschappelijke belang. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit ook niet als een relevant beoordelingscriterium. Het S.M.A.K. heeft bovenal een landelijke uitstraling, en werkt aan een internationale uitstraling. Met het oog hierop zijn er in de voorbije jaren een aantal communicatiemedewerkers geworven. Zij staan ook in voor de evenementen die het S.M.A.K. regelmatig organiseert om o.a. een jonger publiek aan te trekken, en voor de lezingen en publicaties die de nodige duiding en verdieping moeten brengen.
Pagina 42 van 160
Het dossier getuigt van grote internationale ambities. Het zal van de kwaliteit van de (inter-)nationale netwerking en samenwerking van het S.M.A.K. afhangen of deze ambities in de nabije toekomst effectief gerealiseerd kunnen worden. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt er nota van dat SMAK van oordeel is dat zij haar bevoegdheid te buiten is gegaan door zich uit te spreken over het SMAK als erfgoedinstelling. Uit de repliek van SMAK valt nochtans af te leiden dat zowel de organisatie als de BBK duidelijk op dezelfde golflengte zitten: voor haar werking voor de komende jaren wil SMAK zélf, zoals blijkt uit het uitvoerige dossier, haar tentoonstellingen steeds sterker verbinden met de collectie. Dat is precies dezelfde beleidsoptie waar de BBK overtuigd voor pleit. Het verheugt de BBK dan ook dat zij het beide eens zijn over de te volgen lijn voor de kunsthalwerking van SMAK. Deze lijn houdt onvermijdelijk in dat erfgoed- en kunsthalwerking nauwer met elkaar verweven worden. De BBK spreekt zich niet uit over de collectiewerking an sich, maar anderzijds is het niet mogelijk beide kunstmatig van elkaar te scheiden door de rol van de collectie onbespreekbaar te maken wanneer het over het tentoonstellingsbeleid gaat. De BBK antwoordt derhalve dat zij zich niet heeft ingelaten met het erfgoeddossier, maar gereflecteerd heeft over de meerwaarde die de collectie als basis voor de tijdelijke tentoonstellingen kan betekenen. Zij beschouwt dit wel degelijk niet enkel als haar recht, maar zelfs als haar decretale plicht. De BBK kijkt met grote verwachting uit naar de wijze waarop SMAK in de toekomst deze beleidsoptie zal realiseren. Zoals SMAK in haar repliek terecht heeft begrepen, slaat de vraag van de commissie naar een ‘scherpere selectie’ in de tentoonstellingen grotendeels op de schaal ervan. Naar de mening van de BBK gaan schaal en trefzekerheid inderdaad voor een stuk hand in hand. Tenslotte, wat betreft de mening van de BBK dat de tentoonstellingen van SMAK “baat zouden hebben bij een inhoudelijke verdieping”, meent zij dat dit niet in tegenspraak is met de doelstellingen die SMAK zelf formuleert en ambieert voor de komende jaren. Uit haar uitvoerige dossier blijkt dat de organisatie precies sterk wil inzetten op inhoudelijke verdieping. De BBK wil enkel de noodzaak hiervan beamen, en SMAK aanzetten om van dit voornemen, nog meer dan in het verleden, werk te maken. De repliek levert verder geen argumenten die de BBK ertoe nopen haar advies aan te passen – noch in positieve, noch in negatieve zin. De BBK handhaaft dan ook haar eerste advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 43 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-KC-009
Organisatie:
S.M.A.K. vzw
Gevraagd bedrag:
990.862,26 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Het museum wordt sinds 2006 ondersteund binnen het Kunstendecreet voor haar hedendaagse kunstwerking. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
In het recente inspectieverslag (2010) werd opgemerkt dat het verantwoordingsverslag geen duidelijk onderscheid maakte tussen de luiken erfgoed en hedendaagse kunst in de werking, hoewel beide luiken via een apart decreet ondersteund worden. Dit maakte het toetsen van een aantal kwantificeerbare criteria van het Kunstendecreet op basis van het verslag niet mogelijk. S.M.A.K. maakt ook al jaren geen gebruik van de opgelegde Excelformulieren, hoewel deze nodig zijn om sectoroverstijgende relevante informatie te kunnen verzamelen. Het museum heeft ook nog niet de al lang gevraagde informatie m.b.t. de (financiële) afspraken tussen de vzw S.M.A.K. en de vzw Vrienden van het S.M.A.K. aan het agentschap bezorgd. Het agentschap stelde zich ook vragen bij de samenwerking met vzw Gaga. De aangekondigde activiteiten werden wel getrouw uitgevoerd, maar door het onderschatten van uitgaven (vooral bij grotere tentoonstellingen) en overschatten van (ticket-) inkomsten waren andere ingrepen noodzakelijk. Zo werd er bespaard op de budgetten collectie en promotie. Ook moeten een aantal problemen in de infrastructuur dringend aangepakt worden, maar dit is eigenlijk voor rekening van de eigenaar – i.c. de stad Gent. Het verslag merkte ook op dat kunstwerken die aangekocht worden met een stedelijke subsidie, ook eigendom worden van de stad. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Het dossier lijkt vooral uit te gaan van een verderzetting van de huidige werking, met de combinatie van monografische en groepstentoonstellingen. Het inschakelen van de Floralia-hal voor het permanent tonen van collectiestukken valt buiten het bestek van deze aanvraag. 3.2
Samenwerking en netwerking
Voor het realiseren van (vooral de grootschalige) tentoonstellingsprojecten, worden coproducties aangegaan. Deze dienen zowel om de presentaties praktisch te realiseren en financieren, als met het oog op internationale verspreiding. De belangrijkste structurele samenwerkingen zijn binnen Gent (vooral de stad Gent voor infrastructuur en personeel, en onderwijsinstellingen) en Vlaanderen (o.a. de koepel van Vlaamse musea voor overleg / afstemming en uitwisseling, het magazine Gagarin, en CC Strombeek voor het nieuwe project “Museum Cultuur” rond de S.M.A.K.-collectie).
Pagina 44 van 160
Internationale samenwerkingen zijn vooral projectmatig, zoals hierboven beschreven. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De stad Gent werkt aan een oprichting van een Autonoom Gemeentebedrijf, dat de verschillende musea in Gent bundelt. Door kostendeling zouden bepaalde overheadkosten gedrukt kunnen worden. Dit is echter nog onder voorbehoud. Enkele ingrepen, zoals het bundelen van het aankoopbeleid voor alle afdelingen van het museum of het recycleren van tentoonstellingsmaterialen, zijn nu reeds aan de gang. De ondersteuning van kunstenaars gebeurt door het opzetten van tentoonstellingen, het geven van creatieopdrachten, verzorgen van publicaties en (beperkt) aankopen voor de collectie. Zie echter ook punt 3.7 van dit advies: het dossier geeft een begroting voor de werking van het hele museum. De uitgaven in functie van de hedendaagse kunstwerking zijn hier niet apart zichtbaar gemaakt. Ook zijn voor de projecten enkel totaalbedragen gegeven: dit maakt het niet mogelijk om na te gaan hoe de hierboven omschreven ondersteuning van kunstenaars zich ook financieel vertaalt. 3.4
Publieksgerichtheid
De publiekswerking is erop gericht om van elke toeschouwer een actieve deelnemer te maken. Lezingen helpen bij het omkaderen van de tentoonstellingen, bij het ontsluiten van het denk- en creatieproces van de kunstenaar. Deze interactieve aanpak komt ook naar voren in de publiekswerving, waar sterk gebruik gemaakt wordt van sociale media. De stijging bij de abonnees van de digitale nieuwsbrief lijkt niet gevolgd te worden door een stijging in het aantal bezoeken; de piek eind 2010 wordt in het dossier zelf toegeschreven aan de publiekstrekkende expo “Hareng Saur”. Ook is niet duidelijk waarop de projecties voor abonnees en Facebook-gebruikers in 2013 gebaseerd zijn. Het dossier merkt op dat het merendeel van de bezoekers eerder jonge en hoogopgeleide mensen zijn; dit zijn ook de mensen die al het meest vertrouwd zijn met sociale media. Het agentschap vraagt zich af hoe effectief deze instrumenten ook zijn naar publieksverbreding toe. Opvallend is hoe de twee voornaamste doelgroepen van het museum – toeristen en Gentenaars – blijkbaar onvoldoende bereikt worden. Bij de bespreking van nietdigitale media stelt het dossier een aantal eenvoudige ingrepen voor, zoals het verspreiden van een meertalige folder via de dienst Toerisme en hotels; het agentschap vraagt zich hierbij af waarom dit blijkbaar nu nog niet gebeurt. Ook het project TRACK in 2012 en het vervolg van het project “Moscou – Bernadette” in 2013 zullen volgens het dossier hierbij helpen. Uit het dossier blijkt echter onduidelijk hoe sterk de link tussen TRACK en het S.M.A.K. naar het publiek toe gelegd zal worden, meer bepaald in de communicatie buiten de website. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier formuleert hiervoor wel intenties, maar geeft haast geen concrete informatie.
Pagina 45 van 160
3.6
Realisme groeipad
Het voorgelegde beleidsplan gaat in grote lijnen uit van het verderzetten van de huidige werking. De grote wijzigingen in de toekomstige werking betreffen enerzijds de nodige aanpassingen op het gebied van infrastructuur – wat valt onder de verantwoordelijkheid van de stad Gent, de eigenaar van het gebouw – en een inhaalbeweging op vlak van het collectiebeleid – wat binnen de bevoegdheid van het Erfgoeddecreet valt, en dus niet als verantwoording voor een verhoogde subsidievraag binnen het Kunstendecreet gebruikt kan worden. De enige concrete verantwoording voor een subsidiestijging ligt bij personeelswervingen: een inhoudelijke medewerker voor omkadering en publicaties, en twee medewerkers in functie van het verwerven van eigen inkomsten. Het agentschap is van mening dat deze laatste twee medewerkers voldoende middelen moeten genereren om ervoor te zorgen dat niet alleen deze personeelskosten gedekt worden, maar er daarbovenop nog winst overblijft. Wat betreft de extra inhoudelijke medewerker merkt het agentschap op dat de noodzaak hiervoor niet duidelijk blijkt uit het eerste deel van het dossier. De nood aan meer inhoudelijke verdieping of omkadering komt niet ter sprake; het luik omkadering lijkt grotendeels overgelaten te worden aan derden (lezingen door kunstenaars, de samenwerking met Gagarin, samenwerking met universiteiten voor de organisatie van een symposium). Voor het verbeteren van het publicatiebeleid wordt de oprichting van een publicatiefonds voorgesteld. Bovendien stipt het dossier aan dat de evolutie naar minder exposities, met meer diepgang en omkadering, al sinds 2010 aan de gang is. Het agentschap meent dan ook dat ondersteuning van de hedendaagse kunstwerking op hetzelfde niveau verdergezet kan worden. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het dossier geeft enkel een algemene begroting voor het ganse museum. De kosten voor overhead (o.a. onthaal, veiligheid, ICT en onderhoud) en communicatie slaan dus op de werking die zowel vanuit het Erfgoeddecreet als vanuit het Kunstendecreet ondersteund wordt. Een analytische boekhouding maakt het nochtans mogelijk om kosten qua personeel, infrastructuur etc. toe te wijzen aan hetzij de erfgoedwerking, hetzij de hedendaagse kunstwerking. Deze opmerking werd ook al meermaals geformuleerd in de visitatieverslagen. Ook vindt het agentschap het storend dat voor de tentoonstellingsprojecten enkel totaalbedragen worden opgegeven. Zeker bij de grote projecten – zoals Berlinde de Bruyckere en Javier Tellez, maar ook Koen Theys en Tillmans – is het nuttig om te weten waarop de hoge bedragen gebaseerd zijn. De onderverdeling in activiteiten in de begroting (exposities, publicaties, omkadering, ...) komt wel overeen met de plannen zoals beschreven in het eerste luik van het dossier. 3.8
Haalbaarheid
Niet alleen wordt deze stedelijke vzw op het vlak van infrastructuur en personeel door de stad Gent ondersteund; de stad is ook veruit de grootste subsidiënt (goed voor meer dan de helft van de omzet). Dit maakt dat de haalbaarheid van deze werking vrijwel gegarandeerd is.
Pagina 46 van 160
Daarnaast wil het S.M.A.K. ook de eigen inkomsten optrekken. Zij zoekt hiervoor meer sponsoring, en richt zich ook op zaalverhuur – al merkt het agentschap op dat dit niet teveel extra kosten met zich mee mag brengen; het moet tenslotte winstgevend blijven. Ook alternatieve circuits worden onderzocht, zoals giften. Het agentschap vindt dit zeker positief. De inkomsten uit coproducties zijn zeker nog voor verbetering vatbaar. Het grootste pijnpunt zijn de lage ticketinkomsten. Dit wordt in het dossier toegelicht: de voornaamste oorzaken zijn het feit dat Gentenaars op zondagvoormiddag gratis toegang hebben, en ook studenten (één van de voornaamste publieksgroepen) mogen binnen aan een verminderd tarief. Het agentschap twijfelt niet aan die verklaring, maar stelt vast dat het dossier geen oplossing of concreet voorstel biedt om de ticketinkomsten te verbeteren. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Voor haar hedendaagse beeldende kunstwerking komt het S.M.A.K. in aanmerking voor ondersteuning binnen het Kunstendecreet – zoals in de voorbije jaren ook al gebeurd is. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek focust op één element van het advies, namelijk de werving van een inhoudelijke medewerker voor de uitdieping en omkadering van de werking. Op de diverse andere elementen in het advies – publiekswerving, eigen inkomsten, inzicht in de begroting van (vooral de grotere) projecten – wordt niet ingegaan. De conclusie van de repliek is om niet het huidige subsidieniveau te handhaven (zoals voorgesteld in punt 3.6) maar om de subsidie op te trekken om ook deze werving mogelijk te maken. In hoeverre dit bijkomende traject van omkadering en communicatie de “precisie en rijkdom” van de inhoudelijke werking ten goede kan komen, is in deze intentiefase moeilijk meetbaar. Het agentschap gaat akkoord met de vraag van de organisatie, maar dringt er dan wel op aan om deze werving, en de gunstige effecten ervan, als extra aandachtspunt in de volgende afrekeningsdossiers op te nemen. Voor het overige handhaaft het agentschap het advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 47 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-KC-014
Organisatie:
Netwerk
Gevraagd bedrag:
860.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
De organisatie profileert zich als presentatieplaats met aandacht voor het werkproces van (vooral jonge) kunstenaars. Als kunstencentrum staat Netwerk ook open voor andere disciplines, en werkt het op regelmatige basis samen met gastcuratoren. Als dusdanig heeft het een meerwaarde voor de sector en voor de regio. Ook de documentatie- en archiefwerking vindt de BBK van belang. Het artistiek programma is kwalitatief en divers, maar getuigt over het algemeen van weinig scherpe, gedurfde keuzes. De werking is degelijk, maar weet zelden te verrassen. De omkadering en technische ondersteuning van de kunstenaars verlopen goed, en de vergoedingen gebeuren correct. Het valt de BBK echter op dat het gewicht binnen het (stevige) personeelskader niet bij het artistieke ligt, maar bij de (goede) technische ploeg. Dit houdt het risico in dat de dialoog met, en inhoudelijke begeleiding van, kunstenaars in het gedrang komt. Wat betreft publieksgerichtheid heeft de organisatie de voorbije jaren al inspanningen gedaan (zij zijn bv. ook open op zondag), en wil zij deze inspanningen de volgende jaren verderzetten. De educatieve werking is eveneens een belangrijk luik binnen Netwerk. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier beperkte informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. Deze organisatie heeft enige bovenlokale uitstraling, en gaat samenwerkingen aan met gelijkaardige organisaties in binnen- en buitenland. De BBK stelt zich wel vragen bij sommige samenwerkingsverbanden, die niet lijken aan te sluiten bij de core business van Netwerk. De BBK is ervan overtuigd dat dit een legitieme plek is binnen het landschap, en wil de ondersteuning voortgezet zien. Zij stelt zich echter grote vragen bij de zware stijging in de subsidievraag. Gelet op het maatschappelijke belang dat Netwerk lokaal heeft, stelt zij zich tevens de vraag waarom de stad Aalst niet in grotere mate bijdraagt – temeer daar een deel van de werking op educatie gericht is. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 48 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek. De BBK maakte in haar advies gewag van “weinig scherpe, gedurfde keuzes”. Netwerk geeft aan dat de werking een experimentele wending betekent in de oeuvres van de betrokken kunstenaars. Dat klopt, maar is niet in tegenspraak met het oordeel van de BBK. Verder geeft de repliek een andere kijk op het personeelsbeleid en het aantal artistieke medewerkers binnen de organisatie: Netwerk telt ook de publiekswerking en technische medewerkers onder deze noemer. De repliek maakt met bovengenoemde opmerkingen enkele belangrijke nuances, maar biedt geen enkel doorslaggevend argument dat de BBK ertoe noopt om haar advies te herzien. De BBK bevestigt dan ook haar eerdere advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 49 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-KC-014
Organisatie:
Netwerk
Gevraagd bedrag:
860.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De organisatie wordt al geruime tijd jaarlijks ondersteund voor haar structurele werking; t/m 2005 gebeurde dit onder de naam Netwerk Galerij. Vanaf 2001 werd de categorie “beeldende kunstcentra” toegevoegd aan het pre-decretale reglement voor de ondersteuning van de beeldende kunstsector; Netwerk Galerij was ieder jaar bij het beperkt aantal organisaties die binnen deze speciale categorie ondersteund werd. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De BBK had voor de periode 2010 – 2012 een subsidiebedrag van 500.000 euro voorgesteld, maar de minister besliste om het subsidieniveau van 2008 – 2009 (600.000 euro) te handhaven. Het meest recente visitatieverslag (2010) evalueerde de werking positief. De voornaamste opmerking betrof het foutief gebruik van voorzieningen in de balans. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
De werking blijft zich op het huidige stramien voortzetten. Er is een meer-vraag t.o.v. de in 2009 toegekende subsidie, maar – als de index wordt meegerekend – niet t.o.v. de in 2009 gestelde subsidievraag (820.000 euro). 3.2
Samenwerking en netwerking
De belangrijkste partner in de komende jaren wordt A-Prior, dat als curator-in-residence jaarlijks een invulling zal geven aan één van de vier tentoonstellingscycli. Ook voor de andere tentoonstellingen kan worden samengewerkt, maar dat is dan op projectmatige basis (bv. het reizende project i.s.m. Stroom Den Haag en Le Grand Café). De rol van Netwerk in de coproducties is in het dossier niet duidelijk omschreven. Vraag is of het wel om coproducties gaat; zo is de financiële input van A-Prior niet toegelicht, maar is er enkel sprake van een gemeenschappelijke communicatie. Zelfs de vergoeding voor de ‘curator in residence’ – nochtans in loondienst bij A-Prior – valt blijkbaar voor rekening van Netwerk. Dit lijkt dus eerder onder receptieve werking te vallen. In 2013 krijgt FRAC Nord-Pas-de-Calais de kans om bij Netwerk een groepsexpositie op te zetten. Opvallend is dat het hierbij om een productie van Netwerk blijkt te gaan, niet om een coproductie. (In tegenstelling tot de periode 2010 – 2012, waar in de begroting 50.000 euro voorzien werd voor coproducties en samenwerkingen, staat deze post voor 2013 blanco.) Nochtans gebruikt dit project zowel medewerkers als collectiestukken van de FRAC. Uitgaven als vergoedingen, verzekering en transport van kunstwerken vallen normaliter dan ook voor hun rekening – wat voor Netwerk ofwel minder uitgaven, ofwel extra inkomsten uit samenwerkingen en coproducties zou betekenen.
Pagina 50 van 160
Het budget voorziet 50.000 euro inkomsten uit samenwerkingen. Uit de toelichting in het dossier blijkt dat de afspraken hierover nog niet op punt staan. De 46.000 euro onder de uitgavenpost “samenwerkingen” worden niet toegelicht. De resultaten uit samenwerking voor de verspreiding van publicaties zijn niet zichtbaar in de begroting: de inkomsten uit “giften + verkoop drukwerk” worden op slechts 2.000 euro geraamd (t.o.v. 25.000 euro productiekosten voor publicaties). Netwerk ondersteunt ook het tweejaarlijkse project Kunst & Zwalm van vzw Boem. Dit is voor Netwerk beperkt tot het bieden van zakelijke en logistieke ondersteuning, wat dus binnen het personeelskader van Netwerk kan gebeuren zonder bijkomende uitgaven. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Voor een organisatie van deze grootte weet Netwerk de overheadkosten goed te beheersen – vooral doordat het zelf eigenaar is van het gebouw, waardoor het geen huurkosten moet betalen. Verloning is dé grote uitgavenpost in deze werking. Hier zitten ook de vergoedingen in voor de kunstenaars. Het is één van de beleidslijnen van Netwerk om de kunstenaars correct te vergoeden – waar mogelijk d.m.v. verloning, zodat sociale rechten opgebouwd kunnen worden. Daarnaast bestaat de ondersteuning van kunstenaars ook uit logistieke en technische ondersteuning, omkadering, productiekosten voor werken die eigendom blijven van de kunstenaars (waarop slechts in uitzonderlijke gevallen een percentage op verkoop wordt gevraagd), een residentiebeleid en een publicatiebeleid. Dit is natuurlijk allemaal zeer positief; alleen stelt het agentschap vast dat deze kosten grotendeels via de gevraagde structurele subsidie worden doorgeschoven naar de Vlaamse overheid (zie punt 3.8 van dit advies). Het dossier vermeldt hoe Netwerk de publiekswerking en –werving gevoelig heeft kunnen uitbreiden door de aanwerving van extra medewerkers, dankzij Europese fondsen. Dit gebeurde binnen het kader van het samenwerkingsproject “Landscape, Cities, People”, dat in 2012 afloopt. Het is echter niet duidelijk of deze personeelsinvulling behouden zal blijven wanneer deze subsidie afloopt – en zo ja, of deze kosten opgenomen zijn in de hier voorliggende subsidievraag, dan wel of Netwerk hiervoor nieuwe Europese fondsen zal aanspreken. Het nieuwe voorstel voor een Europees samenwerkingsproject, waarvoor pas in 2013 bekend zal zijn of de Europese subsidie toegekend wordt, handelt immers ook over publiekswerking (de verhouding tussen makers en bezoekers, en de rol van de toeschouwer als participant). 3.4
Publieksgerichtheid
Netwerk levert inspanningen om een zo breed mogelijk publiek een zo laagdrempelig mogelijke toegang te bieden tot een soort kunst dat redelijk ontoegankelijk is voor nietprofessionals. Zij heeft hierbij ook aandacht voor een doelgroepenbeleid. De resultaten van het Europese samenwerkingsproject “Landscape, Cities, People” (zie punt 3.3 van dit advies) zijn hier niet vreemd aan. Op dit punt scoort de organisatie dus goed. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover biedt het dossier beperkte informatie (één paragraaf op pagina 30).
Pagina 51 van 160
3.6
Realisme groeipad
Aan uitgavenzijde stelt het agentschap een grote toename in artistieke productiekosten vast t.o.v. het afrekeningsdossier van 2010. Dit is exclusief de vergoedingen aan kunstenaars, die verschillende vormen kunnen aannemen (kleine vergoedingen, diensten op zelfstandige basis, ...). Waar echter de groei in de artistieke werking zit die deze budgetstijging verklaart, wordt onvoldoende duidelijk toegelicht in het dossier, dat vooral van een continuering van de werking lijkt te getuigen (zie ook punt 3.1 van dit advies). Het agentschap begrijpt niet hoe het bedrag van 199.450 euro, dat in het Excel-overzicht van de Vlaamse overheid onder “artistieke productiekosten” staat, is samengesteld. De som van “productiekosten”, “huur materiaal” en “huur film / audiovisueel werk” voor de vier tentoonstellingscycli bedraagt 169.450 euro – een verschil van 30.000 euro. Dit kan enkel kloppen als ook de vergoedingen voor vrijwilligers (4 x 7.500 euro) hierin verwerkt zijn, wat een verkeerde aanpak is zowel binnen de logica van het model van de Vlaamse overheid (waar een aparte post “vrijwilligers” is voorzien) als binnen de eigen analytische begroting, waar vrijwilligers op de 62-rekening terechtkomen. De hogere uitgaven in de artistieke werking kunnen ook niet verklaard worden door de extra inspanningen op vlak van publiekswerving en –werking. Deze kosten staan immers onder een geheel andere rubriek. Ook de kosten voor verplaatsing, verblijf en catering (buitenland) liggen dubbel zo hoog in vergelijking met de afrekening 2010. Dit kan toe te schrijven zijn aan een hoger aantal uitgenodigde buitenlandse kunstenaars (binnen de internationalisering van de werking). Aan inkomstenzijde blijven de inkomsten uit ticketverkoop en abonnementen op hetzelfde niveau, ondanks de toegenomen aandacht voor publieksgerichtheid. Sympathisanten kunnen een bijdrage betalen (wat vermoedelijk gebudgetteerd werd onder de 2.000 euro inkomsten uit “giften + verkoop drukwerk”); in ruil daarvoor krijgen ze vermindering op de ticketprijs. Het agentschap vraagt zich af of ooit berekend werd of dit in de praktijk uitdraait op winst of verlies. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het zakelijk plan getuigt van een goede aanpak op beleidsniveau. Alleen bij de zware personeelsbezetting kan men zich vragen stellen. De analytische begroting die als bijlage bij het dossier zit, lijkt een goede weergave van de artistieke projecten die beschreven zijn in het eerste deel van het dossier. Het valt het agentschap echter op dat de toelichting bij de concrete cijfers (in het tweede deel van dit dossier) vaak erg beknopt is – dit in tegenstelling tot de uitvoerige, maar zeer leerrijke, bespreking van de algemene beleidslijnen. Zo beperkt de uitleg over de productiekosten zich tot: “omvat alle artistieke uitgaven m.b.t. de creatie van de verschillende projecten”. Wat deze uitgaven concreet zijn, of waarop deze en andere ramingen gebaseerd werden tout court, wordt niet verder toegelicht. Ook is het onderscheid tussen “transporten internationaal (kunstenaars / kunstwerken)” en “transportkosten internationale samenwerking en netwerking” niet duidelijk. 3.8
Haalbaarheid
Deze ambitieuze plannen zijn enkel haalbaar mits flinke ondersteuning vanuit de Vlaamse overheid. Gelet op de nadruk die Netwerk bij de publiekswerking legt op aandacht voor het lokale publiek, is de bijdrage van de stad Aalst (6.197 euro) opvallend laag, zeker in verhouding tot de aan de Vlaamse overheid gevraagde subsidie (die goed is voor 60,94% van de totale begroting).
Pagina 52 van 160
Eigen inkomsten zijn zeer beperkt. Naast de subsidies van de Vlaamse Gemeenschap (via Kunstendecreet, infrastructuursubsidie en Gesco – samen goed voor 1.037.384,21 euro), komen de belangrijkste inkomsten van Europa (maar dit is nog niet zeker vanaf 2013) en van de Provincie Oost-Vlaanderen (maar er is geen bewijs van toezegging in het dossier). Voor de overige 11,21% zijn vooral de inkomsten uit samenwerkingen (maar ook die zijn nog niet zeker; zie punt 3.2 van dit advies), de ticketinkomsten en de barinkomsten van belang. Voor een personeelsbestand waarin de zakelijk leider wordt bijgestaan door vier medewerkers publiekswerking, drie medewerkers administratieve ondersteuning en een communicatiemedewerker, zijn dit povere resultaten die niet louter aan het experimentele profiel van de werking toe te dichten zijn – zeker gelet op het belang dat het Europese kennisuitwisselingsproject “Landscapes, Cities, People” krijgt in dit dossier. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Dit initiatief wordt reeds sinds geruime tijd ondersteund voor haar artistieke werking als monodisciplinair kunstencentrum. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek geeft voldoende toelichting bij de vragen i.v.m. (internationale) samenwerking en de Europese projectwerking. Tevens geeft de repliek duidelijk inzicht in de berekening van de artistieke productiekosten. Waar de repliek niet in slaagt, is voldoende overtuigend aan te tonen waarom zowel de personeelskosten als de werkingssubsidie van de Vlaamse overheid met 200.000 euro moeten toenemen in 2013 t.o.v. 2010. Noch uit de plannen, noch uit de begroting blijkt een significante toename in activiteiten (de artistieke productie blijft op een vergelijkbaar niveau), noch een toename in eigen inkomsten (met uitzondering van de voorziene verdubbeling van inkomsten uit samenwerkingen) of een toename in inkomsten uit andere subsidiekanalen (behalve een stijging van 30.000 euro uit de Europese subsidie). Waar zit dan de oorzaak van deze loonkosten, en wat is het gunstige effect op de (zakelijke) werking? De repliek biedt hier geen doorslaggevend antwoord op. Het agentschap handhaaft dan ook het eerdere advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 53 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-KC-019
Organisatie:
Extra City vzw
Gevraagd bedrag:
712.242,50 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Extra City profileert zich binnen de Vlaamse hedendaagse beeldende kunstscène door zich te richten op een meer theoretisch discours; dit vormt de basis van haar (tentoonstellings-)werking. De organisatie is verankerd in een internationaal netwerk van gelijkgestemde organisaties. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. Voor de komende jaren wenst de organisatie haar huidige werking verder te zetten. De BBK duidt echter op een aantal problemen in de werking: - De basisstructuur van de organisatie zou moeten instaan voor een stabiel kader waarbinnen wisselende artistieke directeurs een interessante, experimentele invulling kunnen geven. Haar turbulente geschiedenis speelt de organisatie op dit vlak nog steeds parten. De ambitie die uit het dossier blijkt om zich als kunsthal te profileren, met de daaraan gekoppelde gevraagde middelen, blijkt niet mogelijk binnen de huidige organisatiestructuur. - Uit (de doelstellingen van) de discursieve werking vloeit voort dat de uitstraling eerder beperkt is of dat het maatschappelijk/sociaal belang niet direct zichtbaar is. De praktijk toont ook aan dat een dergelijke werking moeilijker communiceerbaar is naar een breed publiek. Dat neemt volgens de BBK niet weg dat er een communicatiebeleid op de juiste schaal, met oog voor de juiste doelgroep, uitgewerkt moet worden. - De reflectieve werking zou zich moeten plaatsen binnen, of op zijn minst gebruik moeten maken van, de context van academisch onderzoek. Het is aangewezen dat de organisatie zich daarvoor meer richt op samenwerking met academische instituten, zoals universiteiten en hogescholen. Zonder deze context is de huidige werking onvoldoende ingebed in het intellectuele discours. De BBK erkent dat er in de Vlaamse beeldende kunstscène zeker een plaats is voor (en behoefte aan) een organisatie die focust op een theoretisch discours. Een plaats die deze functie op overtuigende wijze invult, biedt zeker een meerwaarde. De huidige manier waarop Extra City hier een invulling aan wil geven, levert echter onvoldoende kwaliteitsvolle resultaten op. Het Kunstendecreet voorziet in de mogelijkheid om tweejarige subsidies toe te kennen voor heroriëntering. Met het oog op de hierboven beschreven dualiteit in de werking, en de noodzaak om in de volgende jaren een duidelijke keuze te maken, beslist de BBK om Extra City naar tweejarige subsidie door te verwijzen. Hierbij formuleert de BBK expliciet de wens dat de organisatie stappen zet om in deze periode een nieuwe invulling te geven aan de werking, om haar rol als voedingsbodem voor het theoretische discours binnen de Vlaamse kunstscène ten volle waar te maken.
Pagina 54 van 160
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
Het is geenszins de intentie van de BBK om Extra City te reduceren tot een theoretische entiteit. In het dossier formuleert de organisatie evenwel zelf de ambitie om vanuit een reflectieve en discursieve basis haar programma op te bouwen. De BBK heeft op zich geen probleem met de doelstelling om een kunsthal met reflectieve basis te zijn, maar stelt vooral in vraag of dit met de huidige structuur op een goede manier kan gebeuren. Zij constateert immers dat de reflectieve onderbouw ontoereikend is. Hiervoor baseert de BBK, die het programma van Extra City van dichtbij volgt, zich zowel op de inhoudelijke werking van de laatste jaren, als op de plannen zoals die voorgesteld worden in het aanvraagdossier. De door EC zelf vooropgestelde complementariteit tussen visuele en discursieve strategieën is volgens de BBK in de praktijk niet of onvoldoende verzekerd. De essentie van deze kritiek blijft dan ook overeind. Het is in het programma van Extra City – zowel in dat van de laatste jaren als in de plannen voor de komende jaren – onvoldoende zichtbaar dat de werking gebruik maakt van, of zich plaatst binnen, de huidige stand van het theoretisch onderzoek rond kunst –en tentoonstellingspraktijk. In dit licht moet de aanbeveling van de BBK om nauwer te gaan samenwerken met academische middens en hogescholen, gezien worden als een voorbeeld van de diverse mogelijkheden die hier een invulling aan kunnen geven. In haar advies wijst de BBK op de beperkte uitstraling en het falend communicatiebeleid. In haar antwoord stelt Extra City dat sinds begin februari een communicatiedeskundige in dienst trad. De BBK stelt echter vast dat er geen antwoord gegeven is op de suggestie om niet zozeer een algemeen communicatiebeleid te voeren naar een zo groot mogelijk algemeen publiek toe, maar eerder een gericht communicatiebeleid naar specifieke doelgroepen toe. Noch in het dossier, noch in de repliek staat een coherente definiëring (die spoort met de inhoudelijke ambitie) van de doelgroepen die Extra City wil / kan bereiken. De BBK neemt kennis van de uitgebreide informatie over een mogelijke nieuwe locatie. Met haar advies voor een tweejarige ondersteuning wil de BBK Extra City de kans geven om over de eigen werking, structuur, infrastructuur, nieuwe locatie en positie te reflecteren en de werking te heroriënteren naar een duurzame structuur die in staat is om de legitieme en mooie ambities van de organisatie daadwerkelijk te realiseren. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 55 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-KC-019
Organisatie:
Extra City vzw
Gevraagd bedrag:
712.242,50 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De eerste vijf jaren van dit initiatief waren turbulent. Men is enthousiast aan dit initiatief begonnen, met hooggespannen verwachtingen. Er was een sterke artistieke kracht, maar de zakelijke kant van het verhaal had bij de opstart moeite om bij te benen – met veel problemen en onduidelijkheden als gevolg. In deze beginperiode heeft de organisatie een structureel tekort opgebouwd. In 2008 zorgde het project “Mimétisme” voor problemen: door een wissel in zakelijke leiders tijdens de voorbereiding was er enkele maanden geen financiële supervisie, waardoor het budget ontspoorde. Ook de bijdrage aan de Brusselse Biënnale had financiële consequenties (bijna 13.000 EUR verlies). Sinds 2009 zijn er een nieuw samengestelde Raad van Bestuur en Algemene Vergadering die veel externen bevatten, zodat er een nauwere controle en meer input (inhoudelijk én zakelijk) is. Met de nieuwe leiding kwam er een evenwicht tussen de artistieke en financiële kant van het verhaal, en heeft de werking van de organisatie zich gestabiliseerd. De budgetten worden zowel strakker opgevolgd als efficiënter begroot. Voor de periode 2010-2012 is de vzw gesubsidieerd als kunstencentrum (510.000 EUR). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De organisatie stelde voor 2009 een financieel plan op waarin zowel de structurele en inhoudelijke werking als het wegwerken van het structurele tekort (méér dan 50.000 euro) verwerkt waren. Eind 2009 boekte de organisatie een positief jaarresultaat van net geen 40.000 euro. In 2010 kon de organisatie een positief resultaat van méér dan 40.000 euro boeken, vooral dankzij een substantiële BTW-terugbetaling. Hierdoor bedroeg het positieve overgedragen resultaat begin 2011 méér dan 30.000 euro. De organisatie is in deze operatie geslaagd zonder hiervoor (een deel van) de artistieke werking te moeten schrappen of terugschroeven. Het agentschap staat hier dan ook positief tegenover. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Het aanvraagdossier stelt een uitgewerkt plan voor het werkjaar 2013 voor, al is er nog veel onder voorbehoud – logisch voor een planning twee jaar op voorhand. Een aantal toonmomenten kaderen binnen langlopende onderzoeksprojecten (“Elements for a Retrospective”, “The State of Allegory”). De organisatie heeft dus artistieke plannen op langere termijn. Het infrastructuurprobleem is een verhaal dat al jaren aansleept (o.a. de vraag of het de moeite zou lonen om in het pand in de Tulpstraat te investeren in grote infrastructuurwerken; dit werd tot nu toe steeds uitgesteld en beperkt tot het hoogstnoodzakelijke).
Pagina 56 van 160
Voor de komende jaren wordt de verhuis naar een nieuwe locatie – het Zuiderpershuis – voorgesteld; daar zullen ook partnerorganisaties NICC, AIR Antwerpen en 0090 komen, wat de structurele samenwerking nog moet uitbreiden en verbeteren. Er wordt gekeken wat de aanwezigheid op het Zuid zou betekenen voor de organisatie. Wat het agentschap mist in het dossier, is een evaluatie van wat de huidige locatie in het Noord betekent – niet enkel voor de organisatie (uitstraling, bereikbaarheid), maar ook voor de buurt. 3.2
Samenwerking en netwerking
Hoewel Extra City spreekt van een ruim internationaal netwerk, lijkt het bij de opgesomde partners (op p. 15 in het dossier) vooral te gaan om projectgebonden samenwerking. “Deze werking spiegelt zich ook in de inkomstenstructuur” (p. 16): de te verwachten bijdrages bedragen echter minder dan 5% van de omzet, en zijn dus eerder beperkt. Er zijn wel langdurige samenwerkingsverbanden (0090, “Entree > Exit”, “Springcamp” en “Extra Academy”), maar die lijken eerder geld te kosten dan op te brengen; zie ook punt 3.7. Het agentschap stelt zich vragen bij de manier waarop het dossier de geplande clustering van verschillende organisaties met complementaire profielen op één plek, en de daaruit volgende structurele samenwerking, bijna voorstelt alsof dit één nieuwe grote organisatie wordt waarin elke partner een specifieke taak of rol te vervullen heeft. Het is onduidelijk hoezeer de eigenheid van elke individuele partner binnen zo’n structuur gegarandeerd is. Ook de stelling “We zouden een aantal taken dan ook willen delen of zelfs delegeren naar andere, kleine organisaties en individuen, waar wij dan, al dan niet, structureel mee samenwerken” (p. 23) doet de vraag rijzen of deze kleinere spelers dan niet worden geïnstrumentaliseerd als extra poot van de werking die niet binnen het eigen werkingsbudget zit. Het agentschap merkt voorts op dat het verlenen van “financiële [...] ondersteuning aan startende initiatieven (bv. Timelab) om deze de kans te geven zich zelfstandig te ontwikkelen” (pagina 23) niet de opdracht is van de kunstencentra, maar van de subsidiërende overheid. Extra City wil jonge curatoren in contact brengen met privéverzamelingen in Vlaanderen. Als partners worden De Appel en Royal College of Arts genoemd. In het dossier is echter niets te vinden van engagementen van de verzamelaars zelf. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Pagina 15: “Aandacht voor de actieve ondersteuning van kunstenaars blijft een belangrijk aandachtspunt [...] van Extra City. Activiteiten als residenties, begeleiding, logistieke en financiële ondersteuning van kunstenaars vallen echter niet binnen onze kerntaken.” Nog voor zich de vraag stelt waaruit de ‘actieve ondersteuning van kunstenaars’ dan bestaat, vermeldt het dossier dat uitzondering wordt gemaakt voor “door Extra City in opdracht gegeven producties”. Bij nazicht van de budgettering van de 5 tentoonstellingsprojecten (pagina 29) blijkt dat toch voor elk project een productiebudget, fee voor de kunstenaar, reis- en verblijfkosten voorzien worden – samen goed voor 175.000 euro (= 1/5 van het totaalbudget): niet weinig voor een activiteit die de organisatie, naar eigen zeggen, niet tot haar kerntaken rekent. Deze berekeningen worden in het dossier wel toegelicht, maar niet (per post) onderbouwd; hetzelfde geldt voor de 2 voor 2013 voorziene publicaties. Voor de totale artistieke productie en co-producties (zonder promotie of publiekswerking) in 2013 is 295.000 euro voorzien; in 2010 bedroeg dit 212.394,55 euro. De verhouding artistieke producties vs. overhead voor 2013 bedraagt zo 35% – 65%; voor 2010 was dit quasi gelijk. De stijging in artistieke productiebudget volgt m.a.w. de stijging qua totaalbudget én gevraagd subsidiebedrag (+ 38 à 39 %). Dit houdt echter in dat de overheadkosten procentueel in dezelfde mate stijgen. In deze overhead zit echter ook de werving van een assistent-curator, die voor een belangrijk deel ingeschakeld wordt in functie van de artistieke werking.
Pagina 57 van 160
Over het algemeen kan men stellen dat de overheadkosten niet zo zwaar doorwegen dat ze verlammend zouden werken op de artistieke werking, integendeel. Dat is het positieve punt. Anderzijds ziet het agentschap in het dossier weinig toelichting omtrent te leveren inspanningen om de overhead te beperken, ten gunste van de artistieke werking. Voor extra middelen voor de tentoonstellingsprojecten wordt gemikt op extra inkomsten. Die extra inkomsten worden meteen ingezet voor die artistieke projecten, en verlichten dus niet de druk op het werkingsbudget of de afhankelijkheid van andere inkomstenbronnen. 3.4
Publieksgerichtheid
Extra City zoekt bewust geen groot publiek op: zie hun toelichting op pagina 16, en op pagina 8: “De nadruk op intellectuele discoursen onderscheidt Extra City van tal van andere organisaties en instituten die zich op een groter publiek richten.” Pagina 9 lijkt dit tegen te spreken (“Daarnaast werkt Extra City ook samen met partners uit niet-artistieke disciplines, zodat onze projecten weerklank vinden in de ruimere wereld.”), maar buiten de universiteiten van Antwerpen en Gent wordt deze ‘ruimere wereld’ nauwelijks geduid. Ondanks het hoge incrowd-gehalte van deze niche-werking, wil de organisatie zo breed mogelijk communiceren over haar werking. De onderzoekgerichte werking impliceert een grote rol van publicaties. Hiervoor wordt steeds meer de digitale weg opgegaan, en ook de website wordt ingezet als kanaal om deze teksten te archiveren en ontsluiten. Welke effecten deze inspanningen hebben qua publieksbereik of uitbreiding van het netwerk, is nauwelijks toegelicht. Op budgettair vlak stelt zich dan weer de vraag naar de noodzaak van gedrukte boeken (die niet méér dan 3.000 euro aan inkomsten genereren). 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Er is een ruime internationale werking, en de organisatie doet – o.a. door samenwerking met 0090 en Moussem – moeite om het interculturele aspect van haar werking te vergroten. Over dit specifieke punt (“op vlak van personeelsbeleid en bestuur”), echter, geeft het dossier geen informatie. Het feit dat de artistieke leider uit het buitenland komt, is niet wat onder “interculturaliteit” begrepen wordt (en is in dit kader dus niet voldoende). 3.6
Realisme groeipad
P. 9: “Wat ritme en structuur betreft, zal de beleidsperiode 2013-2016 voortborduren op die van 2011 en 2012.” En p. 24: “Extra City heeft niet de ambitie groter te worden dan ze is – maar wel beter in wat ze doet.” De voorziene uitdieping van de artistieke werking wordt gekoppeld aan een “lichte stijging” (p. 25) van de subsidievraag van 200.000 EUR, ofwel een verhoging van net geen 2/5. Als motivatie voor deze vraag, haalt het dossier o.a. aan dat er minder financiële ruimte was voor de inhoudelijke werking in de voorbije jaren doordat het opgebouwde tekort weggewerkt moest worden. Dat klopt; nu deze inhaalbeweging echter achter de rug is, zijn die middelen wel opnieuw beschikbaar voor de artistieke werking en is dit argument dus ook niet (meer) valabel. De stijging in de subsidievraag is voor het grootste deel toe te schrijven aan stijging in de loonkosten: 363.266,78 euro voorzien in 2013 vs. 214.188,80 euro besteed in 2010. De voornaamste aanwinst is een assistent-curator; in het kader van artistieke verdieping van de werking, is dit waarschijnlijk te verantwoorden [het is natuurlijk aan de BBK om zich hierover uit te spreken]. Daarnaast wordt ook technische versterking voorzien, en ook de extra kosten van (de verhuis naar) de nieuwe infrastructuur is in de meervraag opgenomen. De organisatie merkt zelf op dat de relocatie van verschillende organisaties in één gebouw moet leiden tot meer kostenbesparende samenwerking (bv. het delen van technici). Het dossier spreekt zichzelf dan wel tegen als het én meer personeel én hogere infrastructuurkosten opneemt in zijn subsidievraag: het is óf het ene, óf het andere.
Pagina 58 van 160
De jaarlijkse verhoging van de gevraagde subsidie tijdens de subsidieperiode is volledig toe te schrijven aan indexering, niet aan voorziene groei. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De investeringen worden nauwelijks toegelicht; dit is omwille van de onzekerheid m.b.t. de toekomstige huisvesting. Hetzelfde geldt voor de tentoonstellingswerking. De gevraagde subsidie bedraagt 82,45% van de voorziene inkomsten. Het dossier zegt op pagina 29 dat de eigen inkomsten nog kunnen verhogen (nu 10,40% van de omzet). Het ontwerpbudget voorziet 10.000 euro “samenwerkingen en co-producties”; het agentschap telt 40.000 euro aan co-producties (voor “Entree>Exit”, 0090, “Extra Academy” en “Springcamp”). Gastprojecten van AIR-residenten (15.000 euro) zijn hier niet bijgeteld. Bij de inkomsten staat ook 40.000 euro inkomsten uit samenwerkingen, maar het dossier licht dit niet toe (p. 31: “voorlopig gebaseerd op voorgaande ervaring”). Het is dus niet duidelijk of het hier gaat om inkomsten uit projectmatige of langdurige samenwerkingen. De 25.000 euro inkomsten uit “Entree>Exit” (evenveel als de bijdrage) wordt zelfs niet vermeld in de toelichting. Het agentschap weet dus niet waar deze inkomsten vandaan komen, of het bv. gaat om een ruilcontract (cfr. Klara). (NB: bij de ruilovereenkomst met Levis is dit wel genoteerd bij de inkomsten, maar is het overeenkomstige bedrag van 3.000 euro niet opgenomen bij de uitgaven; de begroting is dus niet in evenwicht.) 3.8
Haalbaarheid
De organisatie heeft haar verbeterde zakelijke werking over de laatste jaren wel degelijk bewezen. Hoewel veel onder voorbehoud is, lijken de voorgestelde plannen ook correct begroot. De plannen lijken dus haalbaar, al is er een grote subsidie-afhankelijkheid. Meer eigen inkomsten zijn dus zeker wenselijk. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De voorgestelde werking voldoet aan de definitie en vereisten van een kunstencentrum. Dit initiatief heeft dus zeker zijn plaats binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek schetst de verschillende opties voor een nieuwe locatie. Indien de verhuis naar het Zuiderpershuis doorgaat, moet de overkoepelende structuur voldoende sterk zijn om net te vermijden dat één of enkele van de partners te zwaar gaan wegen (ten koste van de andere partnerorganisaties). De organisatie stelt inspanningen te leveren naar meer eigen inkomsten; ook hier wordt verwacht dat de nieuwe locatie een helpende rol zal spelen. Het “ruimere publiek” wordt toegelicht als een publiek dat niet alleen via inside kanalen tot bij Extra City komt, maar het moet nog steeds om het “juiste” publiek (i.t.t. het “brede” publiek) gaan.
Pagina 59 van 160
De samenwerking met verzamelaars blijkt nog in de voorbereidende fase te zitten. Het belangrijkste onderdeel van de repliek betreft de nuancering van het financiële luik. De overhead werd in voorbije jaren tot het absolute minimum beperkt, zowel op vlak van infrastructuur als personeel. Rekening houdend met loonindexeringen in voorbije jaren, is de gevraagde stijging in middelen voor personeel vooral als correctiebeweging te zien. Het agentschap dankt de organisatie voor de bijkomende informatie en de nuttige nuanceringen, maar stelt vast dat er nog steeds cruciale informatie ontbreekt (vooral m.b.t. de nieuwe locatie en de concrete vorm die het samenwerkingsverband zal aannemen, en de effecten die dit zal hebben aan uitgaven- én inkomstenzijde). Het agentschap handhaaft dan ook het zakelijke advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 60 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-001
Organisatie:
Morguen vzw
Gevraagd bedrag:
26.150,83 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Dit eigenzinnige initiatief benadert bewust het sociaal-artistieke vanuit de hoek van de hedendaagse beeldende kunst. Op deze manier brengen zij hedendaagse kunst bij een publiek dat dit anders nooit zou kennen. Vanuit die optiek hebben zij, naast een duidelijk artistiek profiel, ook een sociaal belang – vooral op Linkeroever, waar de atelierwerking gefocust is. Door hun aanwezigheid vlakbij M HKA en de galeries heeft Morguen ook een degelijk publieksbereik, maar dit zorgt niet voor een bovenlokale uitstraling. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. Ruimte Morguen functioneert adequaat binnen de schaal waarbinnen het nu opereert. De plannen op lange termijn tonen ook aan dat dit initiatief geen onnodige structurele groei ambieert. De artistieke kwaliteit van de getoonde projecten kan de BBK echter niet overtuigen. De tentoonstellingen tonen veelal werk van een beperkte groep kunstenaars, die ook steeds terugkomen. Hier had de BBK wél vooruitgang willen zien; daarvoor diende ook de toekenning van een structurele subsidie. Het aanbod blijft echter steeds op hetzelfde niveau hangen, en dat is bijna altijd onder het niveau dat voor deze commissie voor subsidiëring in aanmerking komt. Hierdoor heeft Morguen ook geen aanwijsbare artistieke meerwaarde voor de regio en voor het kunstenveld. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de ingediende repliek, maar stelt vast dat hier vooral de informatie die reeds in het originele aanvraagdossier stond, en die ook al bekend was bij de BBK, herhaald wordt. Deze tekst slaagt er niet in om de BBK haar visie op de kwaliteit van de artistieke output van dit initiatief, die zij als onvoldoende beschouwt, te doen herzien. De BBK handhaaft dan ook haar negatieve advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 61 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-001
Organisatie:
Morguen vzw
Gevraagd bedrag:
26.150,83 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Van bij de oprichting in 1982 probeert deze vzw, die vooral door kunstenaars gedragen wordt, een scharnierfunctie te vervullen tussen beeldende kunst en sociaal-artistieke werking. In de Ruimte Morguen organiseert zij tentoonstellingen van jonge kunstenaars, ofwel van kunstenaars die volgens haar te weinig bekend zijn in verhouding tot hun talent, ofwel van werken die voortkomen uit de sociaal-artistieke praktijk van de vzw. Deze sociaal-artistieke werking is een even belangrijk onderdeel van de activiteiten van Morguen. Dit speelt zich hoofdzakelijk af in de multiculturele en sociale hoogbouwwijk Europark op Linkeroever. De vzw ontwikkelt daar kleinschalige projecten, waarin zowel artistieke als sociale vaardigheden worden aangeleerd. Sinds 2005 loopt daar, naast ateliers en workshops, ook de laagdrempelige tentoonstellingsplek “Venstergalerie”. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
In 2000 en 2001 kende de BBK deze organisatie “groeimiddelen” toe (resp. 100.000 en 50.000 BEF – omgerekend zo’n 2.500 en 1.250 EUR). In 2008 en 2009 werd de werking ondersteund via projectsubsidies, telkens voor 15.000 EUR. Vanaf 2010 is deze werking structureel gesubsidieerd (20.000 EUR op jaarbasis toegekend). De BBK waardeerde het unieke profiel van Morguen, maar stelde ook vast dat het sociaal-artistieke luik eigenlijk de core business was, en sterker uitgewerkt was dan het beeldende kunstluik. De in het dossier voorgestelde groei (met vraag van 46.000 EUR) werd als weinig wenselijk gezien; het leek de BBK beter om het toenmalige niveau van werking en structuur te bewaren en te continueren. Het visitatieverslag van het agentschap was positief over de werking: met beperkte middelen werd het actieplan correct uitgevoerd, werd zelfs méér gerealiseerd dan eerst voorzien. De enige opmerkingen die er waren, vloeien voort uit de kleinschalige en informele aard die deze werking typeert (geen contractuele band met artistieke leider; de zakelijke leider was ook zelf bestuurslid) en zijn eenvoudig op te lossen. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Morguen heeft in voorbije jaren een tweeledige werking opgebouwd die de nodige flexibiliteit toelaat. De organisatie wil in de komende vier jaar op hetzelfde elan verder werken, met een doorlopende sociaal-artistieke werking en vijf tentoonstellingen per jaar (die nog niet vastliggen, omdat men hiervoor bij de planning kort op de bal wil blijven spelen). Hoewel dus weinig concreet uitgewerkt in het dossier – wat eigen is aan een werking die zoveel mogelijk openheid en flexibiliteit probeert te behouden – is het duidelijk dat de organisatie volop inzet op continuïteit in de werking, zonder overtrokken groeiplannen of experimenteerdrang.
Pagina 62 van 160
3.2
Samenwerking en netwerking
De meeste artistieke partners die het dossier opsomt, hebben betrekking op ofwel eenmalige projecten (in januari 2013 is er bv. een tentoonstelling gepland in CC Hasselt), ofwel betreft het vormen van dienstverlening (bv. BAM,
Art en AntwerpArt voor de bekendmaking van tentoonstellingen). In de lijst van samenwerkingsverbanden die het dossier geeft, lijkt de nadruk echter vooral te liggen op het sociaal-artistieke luik van de werking. Morguen verleent haar know-how aan jeugdateliers in het Middelheimmuseum, en ateliers en rondleidingen in het MAS. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Het zakelijk beleidsplan spiegelt enkel de structurele werking voor. Voor de realisatie van concrete projecten doet de organisatie beroep op projectsubsidies van de stad; met deze projecten verwerft zij ook eigen inkomsten (bv. verkoop), zodat de projectwerking – d.i. de invulling van de inhoudelijke werking – in feite onafhankelijk van de structurele subsidie gebeurt. Een beperkt aantal steeds weerkerende artistieke kosten die de organisatie voor haar rekening neemt, zijn wel opgesomd (opbouw tentoonstellingen, transport, publicaties), maar dit geeft dus nog geen beeld van de totale kostprijs van de artistiekinhoudelijke werking. Het dossier toont wel aan hoe de organisatie inspanningen levert om de overheadkosten beperkt te houden, bv. door beroep te doen op huisvesting bij sociaal-artistieke partners. 3.4
Publieksgerichtheid
De wisselwerking tussen beide luiken in de werking werkt een bredere participatie in de hand: de doelgroep uit de sociaal-artistieke werking komt in de beeldende kunstwerking terecht en vice versa. In hoeverre dit ook qua publiekswerving een effect heeft, zoals het dossier beweert, is echter niet geheel duidelijk. De “doelgroepen”, waarvan sprake in het dossier, slaat vooral op (het betrekken van mensen bij) de sociaal-artistieke werking. Ook het aanzuigeffect van de werking op Linkeroever (met de “Venstergalerie”) op een al dan niet lokaal publiek – niet deelnemers! – wordt in het dossier als principe naar voren geschoven, maar nergens degelijk onderbouwd. Het dossier licht bv. onvoldoende toe in hoeverre de Vensterkrant als promotiemiddel wordt ingeschakeld, of hoever het met de geplande website staat. Promotie van tentoonstellingen gebeurt vooral door/via derden. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hoewel multi-nationaliteit en interculturele uitwisseling in de werking ingebakken zit, vermeldt het dossier niets over interculturaliteit op vlak van personeel of bestuur. 3.6
Realisme groeipad
Zoals in punt 3.1 reeds aangehaald, is niet veel groei voorzien maar mikken de plannen vooral op continuïteit van de werking. Het zakelijke beleidsplan focust op het verbeteren van de werking en het rechttrekken van een aantal zaken die nu niet optimaal verlopen: - Voor activiteiten, toezicht in exporuimte etc. doet men nu veel beroep op vrijwilligers. De huidige ½ VTE krachten leveren meer werk dan vereist. Onderbezetting is vooral een probleem als verschillende activiteiten overlappen. Morguen wil een extra ½ VTE aanwerven om continue werking te verzekeren en de personeelsdruk te ontlasten. - De huurprijs van de ruimte (Waalse Kaai) is in 30 jaar niet aangepast; een verhoging zit er dus aan te komen. Deze ruimte vraagt ook hoge energiekosten en “is aan een grondige onderhoudsbeurt toe”. Ook het technisch materieel moet vernieuwd worden.
Pagina 63 van 160
Het agentschap vindt het positief dat de organisatie niet alleen aandacht heeft voor deze verbeterpunten, maar ook dat zij deze zuinig budgetteert, waardoor slechts een beperkte verhoging van de structurele subsidie gevraagd wordt. Een deel van de meerkost (zoals personeel dat wordt ingeschakeld voor workshops en rondleidingen bij de partners) wordt trouwens gerecupereerd aan inkomstenzijde. Wat opvalt, is dat de organisatie beschrijft hoe zij een eigen locatie op Linkeroever nodig heeft. De kosten blijken echter hoog (meer dan 10.000 EUR op jaarbasis), en in de rest van het dossier komt de organisatie hier niet meer op terug. Financiële voorzichtigheid is lovenswaardig, uiteraard, maar dreigt de organisatie op den duur niet haar ambities en mogelijkheden te fnuiken door al té economisch te willen werken? 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het beleidsplan en het budget geven een gedetailleerd overzicht van de werkingskosten. Het dossier licht toe hoe een deel van de werking zonder financiële middelen wordt waargemaakt (inzet vrijwilligers, huisvesting bij partners binnen sociaal-artistieke werking op Linkeroever), en geeft een motivatie voor de (beperkte) meervraag; zie 3.6. De subsidievraag aan de Vlaamse Gemeenschap is daarbij gelijk aan het verschil tussen geraamde uitgaven en inkomsten. 3.8
Haalbaarheid
Zoals hierboven reeds aangehaald, bestaan de plannen van de organisatie voor de volgende jaren uit continuïteit van de werking plus een inhaalbeweging op sommige punten in de werking, wat resulteert in een beperkte stijging in de vraag. Deze plannen zijn dus zeker haalbaar. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Dit initiatief heeft, voor wat betreft zijn beeldende kunstfunctie (o.a. de tentoonstellingen op Linkeroever en op de Waalse Kaai, waarbij op twee heel verschillende publieken wordt gemikt), zijn plek binnen het Kunstendecreet. Voor wat betreft het sociaal-artistieke luik wordt de organisatie ondersteund via het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk (2 halftijdse werknemers in voormalig DAC-statuut) en via het Sociaal Fonds Sociale Maribel voor de Socioculturele Sector. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie reageert in de repliek enkel op (elementen uit) het artistieke advies. Het agentschap handhaaft dan ook het zakelijke advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 64 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-002
Organisatie:
Objectif Exhibitions vzw
Gevraagd bedrag:
242.368,81 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Objectif Exhibitions wil zich profileren als kritisch knooppunt in een internationaal netwerk. Aan opkomende kunstenaars uit binnen- en buitenland die zich situeren buiten de heersende trends, wil het de kans geven om er voor langere tijd te werken en nadien te tonen. Een groot deel van het budget gaat naar de directe ondersteuning van kunstenaars: dit is uiteraard positief. Door haar kleinschaligheid en flexibiliteit wil deze organisatie zich onderscheiden qua zin voor experiment en gedurfde keuzes. Objectif zou een knooppunt binnen een internationaal netwerk kunnen zijn. Tot nu toe is dit echter te weinig zichtbaar binnen het professionele veld. Het dossier vermeldt aanzetten tot samenwerking met AIR Antwerpen, Wiels en Etablissement d’en Face; dit zijn echter alle samenwerkingen op regionaal niveau. De presentaties zijn vaak teleurstellend op het vlak van kwaliteit. De uitstraling van het initiatief als tentoonstellingsplek is beperkt. De werking spreekt vooral een inner circle van reeds geïnteresseerde en gelijkgestemde professionals aan, maar dit past binnen hun ambitie om kunstenaars door te laten stromen naar andere organisaties. De in het dossier geformuleerde ambitie om ook een breed publiek te bereiken, is binnen deze werking volgens de BBK niet noodzakelijk. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van de werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK is overtuigd van de noodzaak van een dergelijke plek en de meerwaarde die deze zou kunnen hebben voor het veld. Sinds het indienen van de aanvraag is een nieuwe artistieke directeur aangetreden. De BBK is benieuwd om te zien hoe hij de verschillende doelstellingen in de mission statement kan waarmaken, en wil hem hiertoe een eerlijke kans geven. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, die echter geen overtuigende argumenten of correcties op het pre-advies aandraagt om de BBK ertoe te brengen om dit advies te wijzigen. De BBK bevestigt wel haar vertrouwen in de nieuwe artistieke leiding, en in de kansen op een nieuwe dynamiek die dit met zich meebrengt, en handhaaft haar eerdere positieve artistieke advies.
Pagina 65 van 160
4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 66 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-002
Organisatie:
Objectif Exhibitions vzw
Gevraagd bedrag:
242.368,81 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De vzw is in 1999 door Patrick Van Rossem, Philippe Pirotte en Win Van den Abeele opgericht als toon-/onderzoekplek, met nadruk op de individuele praktijk van (internationale) kunstenaars. De organisatie verhuisde in 2008 van ’t Zuid naar een grotere ruimte dicht bij het centrum. Momenteel is Mai Abu ElDahab zakelijk en artistiek leider van de vzw, maar deze functie werd op 20 juni vacant verklaard – wat structureel elke vier jaar gebeurt. De naam van de opvolger wordt volgens het dossier in november 2011 bekendgemaakt. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De organisatie ontvangt jaarlijks 180.000 euro subsidie van de Vlaamse Overheid. Dit is een verhoging t.o.v. de 110.000 euro die de organisatie kreeg in 2008-2009. Het meest recente inspectieverslag van het agentschap maakte opmerkingen over de gevoerde boekhouding (d.i. niet de vereiste dubbele boekhouding, waardoor o.a. schulden en voorzieningen niet zichtbaar worden), de veel te lage eigen inkomsten (0,80% i.p.v. minimum 5%) en een aantal niet-gemotiveerde wijzigingen in het programma. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Op 11 november 2011 werd via een mailing de nieuwe artistieke directeur aangekondigd: Chris Fitzpatrick uit New York (www.chrisfitzpatrick.net). Hij zal de komende vier jaar de artistieke koers bepalen, die echter binnen een welomschreven missie moet passen. Het dossier lijkt uit te gaan van continuering van de huidige doelstellingen en van de werking van de voorbije jaren. 3.2
Samenwerking en netwerking
p. 7: “Mai Abu ElBahab versterkte het lokale en internationale netwerk [...]”. De samenwerkingsverbanden die op pp. 14 en 15 vermeld staan, zijn echter ofwel binnenlandse partners waarmee een samenwerking op structurele basis is aangegaan (Wiels, Etablissement d’en Face, AIR A’pen, hogescholen), ofwel partners n.a.v. een Europees samenwerkingsproject, ofwel de vaste drukker/uitgever. Dit versterkte netwerk wordt nergens toegelicht. Het is dan ook niet duidelijk over welke (andere) organisaties het gaat, in hoeverre het netwerk van de organisatie al dan niet verbonden is met de persoon van de directeur, en in hoeverre gegarandeerd is dat de contacten met huidige binnen- / buitenlandse partners behouden blijven. (zie ook p. 11: “Met de komst van de nieuwe directeur wordt er verder gebouwd aan de bestaande relaties en netwerken [...]”).
Pagina 67 van 160
Wat betreft de samenwerkingsverbanden die het dossier vermeldt, wordt er wel duidelijk aangetoond wat de meerwaarde is en hoe dit een plaats heeft binnen de eigen werking. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Pagina’s 14 en 27 tonen aan hoe de ondersteuning van kunstenaars verloopt. Pagina 14 vermeldt: “Objectif heeft een financiële afspraak met de kunstenaar, namelijk dat als het werk binnen het jaar verkocht wordt, een deel van het productiebudget wordt vergoed.” Het dossier licht niet toe hoe dit gecontroleerd en opgevolgd wordt, of hoe groot de kans is dat een werk effectief verkocht wordt. (Dit is blijkbaar niet voorzien in de begroting.) De gevraagde stijging van de subsidie dient voornamelijk om de personeelsbezetting te consolideren via vaste contracten. In feite gaat het hier dus om bijkomende overhead. Het zakelijke luik van het dossier licht onvoldoende toe hoe de organisatie zich inspant om de overheadkosten zoveel mogelijk te beperken, maar probeert eerder aan te tonen hoe alle overhead eigenlijk binnen de artistieke werking gezien moet worden. Nochtans toont de begroting aan dat de organisatie er blijkbaar in slaagt om de overhead relatief beperkt te houden, ook na de voorgestelde personeelsuitbreiding. Dit geeft de vreemde indruk dat de aanvrager zich probeert in te dekken voor iets dat zij best goed aanpakt. De te werven productiemedewerker is een kunstenaar. Daar is niets mis mee, natuurlijk. Maar terwijl die kunstenaar enerzijds onder personeel wordt meegeteld, wordt hij anderzijds ook meegeteld onder “ondersteuning van kunstenaars”. Dit is niet correct: op dat ogenblik werkt die persoon immers niet in de hoedanigheid van kunstenaar. 3.4
Publieksgerichtheid
p. 10: “Deze laagdrempelige aanwezigheid in het stadscentrum maakt dat de ruimte van Objectif een onderdeel is in de dagelijkse route van Antwerpenaars én toeristen”. Uit het jaarverslag 2010 blijkt dat de activiteiten over het hele jaar 2.625 bezoekers telden. De tentoonstellingen trokken gemiddeld 400 bezoekers, en de publieksmomenten gemiddeld 89 bezoekers (waarvan één met 260 aanwezigen, maar ook drie met 35). Let wel: het gaat hier om het aantal aanwezigen per activiteit, niet om unieke bezoekers op jaarbasis. In hoeverre het gaat om éénmalige bezoekers, dan wel om repeat customers, is niet bekend. Deze cijfers bevestigen wat Objectif schrijft over haar publiek: het gaat vooral om professionelen en een vast kernpubliek van niche-geïnteresseerden. De BBK merkte in haar advies in 2009 op hoe Objectif gesloten is op momenten waarop een breed publiek (vooral van toeristen en toevallige passanten) ontvangen zou kunnen worden, zoals zondagen en de zomerperiode. Dit is nog steeds ongewijzigd. Meer zelfs: op p. 16 zegt het dossier hoe pogingen tot breder publieksbereik een ‘bedreiging’ zouden zijn voor de kwaliteit van de werking. Niet alleen is dit in tegenspraak met hoe de organisatie zich elders in het dossier profileert (zie doelstelling 4 op p. 7, of het belang van een toegankelijke presentatie op p. 9). Het is ook de opdracht van kunstorganisaties om een zo ruim mogelijk publiek trachten warm te maken voor de minder evidente hedendaagse kunst. De overheid moet haar verwachtingen qua publieksbereik bijstellen naargelang de inhoud die gebracht wordt – en zij houdt hier ook effectief rekening mee. Een divers inhoudelijk veld is nodig, en dumbing down in functie van bezoekersaantallen is inderdaad onzinnig. (Dit is trouwens ook het geval voor grote instellingen!) De omgekeerde redenering – dat pogingen tot breder publieksbereik automatisch kwaliteitsverlies zouden betekenen – is voor het agentschap echter wat kort door de bocht. Het is de drempel die verlaagd moet worden, niet het niveau: dáár ligt net de uitdaging.
Pagina 68 van 160
3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen informatie. De artistieke leider voor de komende vier jaar komt uit het buitenland, maar dit is niet wat onder “interculturaliteit” wordt begrepen. 3.6
Realisme groeipad
Op inhoudelijk-artistiek vlak is er geen sprake van een voorziene groei. Op zakelijk vlak wenst de organisatie vooral op personeelsvlak uit te breiden: de vaste werving van een zakelijke medewerker zou een betere opvolging van de zakelijke werking (administratie, promotie, logistiek) betekenen, en zou de artistieke leider in staat stellen zich op zijn luik van de werking te concentreren. Ook wordt de vaste werving van ’n deeltijdse logistieke medewerker voorgehouden. In feite gaat het om eenzelfde groei als in het vorige dossier (voor 2010 – 2012) was beschreven, en wat toen door de commissie en het agentschap positief was geadviseerd. De extra kosten van de grotere ruimte worden opgevangen door ondersteuning vanwege het stadsbestuur. Dit groeipad zou de werking van de organisatie ten goede komen en wordt in het dossier realistisch ingevuld. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De begroting van de werking gebeurt correct, voornamelijk doordat zowel vaste kosten als inkomsten uit meerjarige subsidies bekend zijn. Alleen wat betreft de publicaties, is er onduidelijkheid. Op p. 17 staat onder “verkoop en spreiding” dat dit niet van toepassing is, terwijl p. 28 vermeldt: “In het verleden werd een aantal publicaties gerealiseerd [...] die nog verkocht worden.” Hiervan is echter niets te vinden in de begroting. 3.8
Haalbaarheid
De werking is in zeer hoge mate afhankelijk van subsidies. Ook financiële tussenkomsten van buitenlandse overheden (voor buitenlandse kunstenaars) zijn subsidies, en zijn dus geen “eigen inkomsten”. Dit roept meteen de vraag op naar andere mogelijke inkomstenbronnen: een financiële inbreng van de hogescholen voor de workshops met studenten, verkoop van publicaties, coproducties, ... De vaste werving van een zakelijke medewerker zou uiteindelijk moeten leiden tot meer eigen inkomsten, zodat deze investering niet alleen zichzelf terugbetaalt maar ook oplevert. Dit is ook de motivatie voor de personeelsuitbreiding op pagina 25. Pagina 24 stelt echter een “verhoging van de inkomsten” gelijk aan een “stijging van de middelen” (uit subsidies). Het dossier wijst op de “geloofwaardigheid ten aanzien van internationale, commerciële en private partners en financieringsmogelijkheden”, maar toont niet aan tot welke resultaten op vlak van extra eigen inkomsten dit zou leiden. Het zakelijke luik van dit dossier geeft wel een toelichting bij de inkomsten – of, eerder gezegd, het gebrek daaraan – maar komt tot enkele vreemde conclusies, vooral m.b.t. de uitkoopsommen. Het agentschap begrijpt niet het bezwaar tegen wat bij andere organisaties een gangbare praktijk is: als Objectif investeert in een project, en een andere organisatie neemt dit over, moet Objectif een deel van die investering kunnen recupereren. (Een dergelijke regeling wordt overigens wél met de kunstenaars gesloten; zie hoger.) Subsidiëring van Objectif moet niet dienen om de begrotingen van binnen- of buitenlandse partners te ontlasten. Ook stelt het agentschap zich vragen bij p. 28: “Wanneer [de volgende locatie] over een bijkomend financieringsbudget beschikt, gaat dit naar de kunstenaar.” Het dossier licht evenwel niet toe hoe dit gecontroleerd kan worden, of in hoeverre dit gegarandeerd is.
Pagina 69 van 160
Het agentschap stelt zich ook vragen bij de toelichting m.b.t. sponsoring. Als sponsoring niet als inkomst wordt opgenomen (in geval van ondersteuning in natura), mag de overeenkomstige uitgave (die dus niet gemaakt wordt) ook niet geboekt worden. Het dossier geeft echter niet aan of hiermee rekening wordt gehouden in de berekening en opvolging van de artistieke uitgaven. Hoewel de begroting aan uitgavenzijde zorgvuldig gebeurt, stelt het agentschap een nonchalance vast met betrekking tot het verwerven van inkomsten. Er is dus geen verbetering te merken t.o.v. het meest recente inspectieverslag (zie hoger). Het dossier probeert integendeel het huidige beleid te verantwoorden, maar slaagt daar naar de mening van het agentschap onvoldoende in. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Als beeldende kunstorganisatie heeft dit initiatief zijn plek binnen het Kunstendecreet. Het agentschap merkt op dat de werking, zoals voorgesteld in dit dossier, veel weg heeft van een werkplaats. Ook de publiekswerking zit op die golflengte: het gaat in grote mate om de professionele sector, en dus zijn de openingen hét moment voor een kunstenaar om te netwerken en door te stromen naar andere (grotere) organisaties. Het agentschap stelt aan de commissie de vraag in hoeverre men hier feitelijk nog kan spreken van een tentoonstellingsplek. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek toont voldoende aan hoe het internationale netwerk van de organisatie groeit, en niet louter afhankelijk is van één of enkele personen. Wat het publieksbereik betreft, noteert het agentschap dat de nieuwe artistieke directeur zich hierover zal buigen. Op vlak van eigen inkomsten biedt de repliek echter geen antwoord dat voldoende weet te overtuigen. Integendeel: als de organisatie er in 2011 in geslaagd is om 48.000 euro uit coproducties te halen, is het des te verbazender dat er in het budget voor 2013 niet méér dan 20.000 euro is voorzien – zeker indien er een zakelijke medewerker in vaste loondienst geworven wordt. Het agentschap vindt het positief dat de organisatie zich onafhankelijk opstelt t.o.v. het commerciële circuit, maar stelt ook vast dat Objectif geen problemen heeft om binnen de culturele sector coproducerende partners te vinden. Waarom de hogescholen dan niet als coproducerende partners worden gezien voor de workshops die uiteindelijk de studenten (aankomende kunstenaars) ten goede komen, maar Objectif in dit geval uitgaat van een positie als “onderaannemer”, is echter onduidelijk. Nu biedt Objectif net een gratis dienst aan de hogescholen, in plaats van dat er sprake is van een volwaardig partnerschap. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 70 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-003
Organisatie:
CC Strombeek
Gevraagd bedrag:
230.850,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Het nieuwe project “Museum Cultuur” betreft een samenwerking tussen CC Strombeek en S.M.A.K. CC Strombeek is de drijvende kracht achter deze opzet. Met “Museum Cultuur” profileert CC Strombeek zich als een onderzoekend podium. Een dergelijke nadruk op onderzoek, diepgaande reflectie, ontsluiting en duiding is een profiel waaraan tot nu toe een zeker gemis was binnen de Vlaamse scène. Het gaat hier om een verfrissend en goed onderbouwd concept. CC Strombeek stelt voor de komende jaren een breed scala aan projecten voor, dat het zal uitwerken via een combinatie van historischhedendaagse kunst (waarvoor het kan putten uit de rijke collectie van S.M.A.K., waaruit het vooral minder bekende werken voor het voetlicht zal brengen) en hedendaagse kunst (incl. creatieopdrachten). Hiervoor krijgt het CC medewerking van S.M.A.K. – vooral op logistiek vlak – terwijl voor de invulling van het inhoudelijke vooral wordt samengewerkt met gerenommeerde theoretici en curatoren. Met zijn bijdrage binnen het samenwerkingsmodel “bkSM” heeft CC Strombeek reeds een goede bovenlokale uitstraling op het gebied van beeldende kunstwerking verworven. Het is één van de zeldzame cultuurcentra in Vlaanderen die op dit vlak echt actief zijn; hierdoor heeft het een meerwaarde in de regio, en zeker binnen de brede rand rond Brussel (waar het voor de rest behoorlijk stil is als het gaat om hedendaagse beeldende kunst). Doordat het een gesubsidieerd cultuurcentrum betreft, is ook de publieksgerichtheid een flinke troef en is de drempel voor deze tentoonstellingen laag, waardoor deze werking ook een sociale relevantie heeft. Dit initiatief scoort hoog op alle criteria op basis waarvan deze commissie oordeelt. (Enkel over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie. Binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant criterium.) 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op het artistieke pre-advies. De BBK handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 71 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-003
Organisatie:
CC Strombeek
Gevraagd bedrag:
230.850,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Het cultuurcentrum wordt via het Decreet Lokaal Cultuurbeleid voor de werking gesubsidieerd voor een basisbedrag van 335.453,20 euro, met in 2011 een bijkomende subsidie van 53.569,30 euro. Tot en met 2012 maakt het CC deel uit van het samenwerkingsverband bkSM, dat in 2009 220.000 euro toegekend kreeg door de Vlaamse Regering. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Het recente inspectieverslag (voor 2010) was op een aantal punten kritisch. De begroting en de afrekening lagen ver uit mekaar, waarbij grote afwijkingen niet of onvoldoende werden toegelicht. De rapportering van CC Strombeek over bkSM was getrokken uit de boekhouding van CC Strombeek, waardoor o.a. het aandeel van Procc-Mechelen in de werking en in het financiële plaatje niet zichtbaar werd. Tot slot haalde bkSM ook niet méér dan 1,20% eigen inkomsten – wat veel te weinig is. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Vanaf 1 januari 2013 eindigt bkSM, en gaat CC Strombeek een samenwerkingsverband aan met S.M.A.K. Beide partijen hebben een intentieverklaring in die zin ondertekend. Deze overeenkomst geldt voor vier jaar. Artikel 5 stipuleert dat een toegekende subsidie enkel zal worden aangewend voor het realiseren van de doelstellingen in artikel 1, maar de overeenkomst vermeldt geen opschortende voorwaarde indien de gevraagde subsidie niet wordt toegekend. De rol van S.M.A.K. is in dit document beperkt tot het ter beschikking stellen van de collectie en het archief. 3.2
Samenwerking en netwerking
Als enige vaste partner wordt in het dossier het S.M.A.K. vernoemd. Deze partner levert geen financiële bijdrage als coproducent, maar zal volgens p. 25 “geen overheadkosten aanrekenen” voor gebruik van infrastructuur en personeel. Pagina’s 10 en 17 vermelden uitgeverij MER als structurele partner voor de geplande publicaties, maar deze komt niet aan bod bij de bespreking van partners onder punt 1.4 van de aanvraag. Andere structurele partners worden niet genoemd, maar op projectmatige basis zal de organisatie nog samenwerkingen aangaan. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Doordat het initiatief gebruik kan maken van zowel de infrastructuur (incl. de technische apparatuur) als het personeel van CC Strombeek, komen de aangevraagde middelen zo goed als volledig ten goede van de inhoudelijke/artistieke werking. Op dit vlak scoort de aanvrager dus goed.
Pagina 72 van 160
3.4
Publieksgerichtheid
De publiekswerking en –werving bouwt voort op wat er in het CC reeds aanwezig is aan zowel instrumenten (website e.d.) als evenementen (ateliers, workshops, vormingsinitiatieven van derden). Bovendien profiteert het tentoonstellingsluik van het feit dat de rest van de werking – muziekopvoeringen, theatervoorstellingen, en het filmprogramma – al veel bezoekers trekt die zo sneller de expositieruimte zullen bezoeken. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen concrete informatie. 3.6
Realisme groeipad
Aangezien het hier gaat om een totaal afwijken van de huidige werking, is er geen sprake van een “groeipad” dan wel een geheel nieuw initiatief dat wordt opgestart. De aanvrager wijst er in het dossier op dat dit een experimentele werking is zonder precedent, wat het moeilijk maakt om het realisme van de plannen in te schatten. Het valt het agentschap wel op dat de gepresenteerde plannen op conceptueel vlak sterk uitgewerkt lijken, maar dat de concrete uitwerking nog volledig moet gebeuren. Zo is het plan van Vincent Dunoyer om een choreografie te creëren, de enige concrete beschrijving van wat het programma qua hedendaagse creatie zal brengen. Andere namen in het dossier geven een indicatie van de richting waarin men denkt, of de kunstenaars in kwestie “worden puntig aangesproken” (p. 13). 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De organisatie geeft in het dossier aan dat de stijging in het gevraagde subsidiebedrag toe te schrijven is aan de jaarlijkse indexering. Aangezien de subsidiebedragen van de Vlaamse Gemeenschap ook jaarlijks geïndexeerd worden, moet bij het voorstellen van een subsidiebedrag rekening gehouden worden met het gevraagde bedrag voor 2013, niet met het gemiddelde over de vier jaren (anders wordt de indexering dubbel geteld). CC Strombeek wordt voor haar werking reeds gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. Het valt het agentschap op hoe bepaalde uitgaven die reeds in de structurele werking van het CC vervat zitten – zoals sociaal secretariaat en accountant, publiekswerking en promotie – ook nog in de voorliggende subsidievraag opgenomen werden. Ook heeft de BBK in haar advies binnen de vorige ronde opgemerkt dat publicatiebeleid eveneens tot de (gesubsidieerde) kernwerking van een cultuurcentrum behoort, en dat dit dus binnen deze structurele middelen verwezenlijkt moet worden. Dit laatste betekent een hap uit de post “artistieke productiekosten” (40.000 euro). De toelichting bij deze post is het agentschap ook niet duidelijk: “kosten voor de technische realisatie, aanmaak en druk cahiers & uitnodigingen voor de verschillende tentoonstellingen” (p. 27) – namelijk of “technische realisatie” slaat op de “verschillende tentoonstellingen”, of enkel op de “cahiers & uitnodigingen”. Het agentschap merkt op dat de loonkosten van 1/2 VTE voor de artistieke leider en 1/2 VTE voor een nog te werven administratieve medewerker worden doorgerekend aan het Kunstendecreet, net als de prestaties van Gerda Debuck (educatief medewerker) en van Mieke Mels (publiekswerking). Deze laatste twee functies vallen, zoals hierboven reeds aangehaald, binnen de structureel ondersteunde werking van het cultuurcentrum zelf – maar ook voor de eerste twee vernoemde functies kan men die redenering handhaven.
Pagina 73 van 160
Het cultuurcentrum draagt uit eigen middelen bij doordat zij de huurlasten en het technisch personeel voor eigen rekening neemt. 7 x 4.400 euro voor de technisch-artistieke medewerkers is echter gelijk aan 30.800 euro, niet 40.000 euro. Bovendien is het niet mogelijk om als vzw een schenking aan zichzelf te doen, zodat dit zowel aan uitgavenals aan inkomstenzijde geschrapt moet worden. Het is goed dat het CC eigen middelen vrijmaakt, maar “eigen inbreng” is niet gelijk aan “eigen inkomsten”; zie ook punt 3.8 van dit advies. De bijdrage van S.M.A.K. is in de begroting niet becijferd. Idem voor uitgeverij MER. Opvallend: voor kunstenaars worden wel verblijfskosten voorzien, maar geen reiskosten of séjours. De bedragen die voorzien zijn als vergoeding voor de kunstenaars en de projectmatige inhoudelijke medewerkers, zijn niet weergegeven in de cijferbijlage “medewerkers niet in loondienst”. (Het agentschap merkt in de marge op dat Vincent Dunoyer de enige is die in het dossier in de hoedanigheid van kunstenaar vernoemd wordt. Roland Jooris, Wim Van Mulders en Nicolas Setari worden niet als kunstenaars, maar als theoretici en critici aangeduid.) Het agentschap gaat ervan uit dat de vergoedingen voor de zeven namen in het dossier gelijk zijn aan de 53.000 euro “diensten op zelfstandige basis, artistiek”. De 14.000 euro “diverse diensten op zelfstandige basis” wordt toegelicht op p. 27; ook hier merkt het agentschap op dat het grotendeels gaat om onkosten binnen het publicatiebeleid, wat onder de reeds structureel gesubsidieerde werking van het CC valt. Ook de catering voor de vernissages moet niet aan het Kunstendecreet doorgerekend worden. 3.8
Haalbaarheid
Zoals hierboven aangehaald, is de eigen inbreng van het CC niet hetzelfde als “eigen inkomsten”. Als we de 43.750 euro “schenking” achterwege laten, is de gevraagde subsidie van de Vlaamse Gemeenschap gelijk aan 98,93% van de begroting. De organisatie komt m.a.w. onvoldoende tegemoet aan één van de belangrijkste opmerkingen uit het meest recente inspectieverslag (het aandeel eigen inkomsten). Op p. 25 vermeldt het dossier dat er inspanningen zullen worden gedaan om bijkomende middelen te verwerven bij andere subsidiënten en private sponsoring, maar hiervoor is er nog niets voorzien in de begroting. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
“Het CC Strombeek acteert al bijna 7 jaar binnen de lijnen van het KD” (pagina 9) is niet geheel correct. Het was het samenwerkingsverband bkSM dat een duidelijke meerwaarde had (de samenwerking tussen de twee cultuurcentra oversteeg de werking, het bereik en het belang van één CC) en dat om die reden gesubsidieerd werd. CC Strombeek nam het zakelijk management hiervoor op zich. Het initiatief komt voor haar hedendaagse beeldende kunstwerking in aanmerking voor ondersteuning binnen het Kunstendecreet – al merkte het agentschap onder punt 3.6 in dit advies op hoe de concrete uitwerking van het hedendaagse kunstluik in deze werking nog zo goed als volledig ontbreekt. Het dossier spreekt over “algemene expo-thema’s, gelardeerd met ander en jonger werk en met nieuwe opdrachten/producties” (p.8), maar over dit laatste vindt het agentschap vrijwel geen concrete informatie in deze aanvraag. Het feit dat het hier gaat om een experimentele werking zonder precedent (zoals ook aangehaald in hetzelfde punt 3.6 van dit advies), is hier wellicht de verklaring voor.
Pagina 74 van 160
4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In de repliek licht de aanvrager in voldoende mate toe hoe het “Museum Cultuur”-project buiten de reguliere (gesubsidieerde) werking van het CC valt. Ook de functies van artistiek leider en administratief medewerker dienen enkel voor deze concrete werking, vallen buiten de werking van het CC, en worden dan ook niet ingevuld met personeel dat reeds op een andere wijze betrokken is bij de gesubsidieerde werking. De – qua tijdsinvulling redelijk beperkte – functies van educatief medewerker en publiekswerking zijn eveneens enkel van toepassing op deze concrete werking; hoewel er gebruik gemaakt kan worden van de middelen die reeds in het CC aanwezig zijn, gaat het ook hier niet om functies die passen binnen de rest van de werking van het CC. Het agentschap kan zich vinden in die toelichting, en past haar standpunt (verwoord in de laatste alinea op pagina 2) in die zin aan. Het CC wijst erop dat er een technisch medewerker wordt ingeschakeld specifiek voor het “Museum Cultuur”-project (40.000 euro), bovenop de technische medewerkers die reeds in het CC aanwezig zijn en die als versterking voor deze werking ingeschakeld kunnen / zullen worden (30.800 euro). Het agentschap neemt hiervan akte. Het agentschap is het er echter niet mee eens dat punt 1.2.1 van het aanvraagdossier een voldoende concrete invulling van de projecten biedt. De luiken i.s.m. Roland Jooris, Wim Van Mulders en Nicolas Setari staan conceptueel op punt – wat de BBK zeer waardeerde, en wat het agentschap in haar advies ook al aanstipte – maar concrete gegevens die het agentschap nodig heeft om de begroting te toetsen (aantal kunstenaars, nieuwe creaties, ...) staan hier niet in. (Er staat integendeel net dat de uitwerking “in een later stadium” zal gebeuren.) Op deze manier blijft het moeilijk om een post als “artistieke productiekosten” op realisme te checken. Maar ook het punt van de eigen inkomsten blijft een probleem. Let wel: het agentschap heeft grote appreciatie voor de inspanningen die het CC levert. De middelen (financieel, infrastructuur, personeel, ...) die het vrijmaakt voor deze werking die buiten haar hoofdtaak valt, en die substantieel zijn, kunnen echter niet als “inkomsten” gezien worden aangezien het gaat om een verschuiving van middelen binnen dezelfde rechtspersoon. Dit probleem, alsook de hierboven reeds besproken onduidelijkheid rond personeel, zou in principe nochtans eenvoudig op te lossen zijn indien het “Museum Cultuur”-project in de vorm van een onafhankelijke rechtspersoon opereerde, die zowel een samenwerking met S.M.A.K. aanging als ondersteuning kreeg van het CC Strombeek (i.p.v. te opereren als onderdeel van CC Strombeek, die nu ook de aanvrager van de subsidie is). Binnen de huidige situatie moet het agentschap inderdaad aansporen tot het vinden van andere inkomsten, zoals de organisatie aan het einde van de repliek zelf ook aanhaalt. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 75 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-004
Organisatie:
Croxhapox
Gevraagd bedrag:
323.800,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Dit initiatief heeft een uniek profiel in het Vlaamse landschap, en beantwoordt aan een concrete en duidelijke nood. Het richt zich zowel op jonge, beginnende kunstenaars die hier voor de eerste keer een tentoonstelling van hun werk kunnen opzetten, als op kunstenaars met weinig visibiliteit. Zonder prestatiedruk krijgen zij hier de kans om een eigen tentoonstellingsmodel uit te proberen in een eerste confrontatie van hun werk met een publiek. Van hieruit kunnen de kunstenaars doorstromen naar andere plekken. Croxhapox biedt ook ruimte aan diverse disciplines; de BBK waardeert dit. Om zoveel mogelijk (jonge) kunstenaars een kans te geven, houdt Croxhapox een zeer hoog ritme in de werking aan; vaak worden meerdere ruimtes tegelijkertijd gebruikt. Door dit hoge aantal projecten en de erg open attitude naar jonge kunstenaars toe, is de kwaliteit van wat gebracht wordt, erg wisselend. Maar dit is inherent aan dit type van laagdrempelige werking, dat daarmee een zeer specifieke plaats inneemt binnen het landschap. Ook naar het publiek toe wordt het initiatief gekenmerkt door laagdrempeligheid. Het publicatie- en archiefbeleid is goed verzorgd. Croxhapox heeft een zekere bovenlokale uitstraling. Door zich te willen inbedden in de buurt en buurtbewoners bij de werking te willen betrekken, werkt de organisatie ook aan haar maatschappelijk belang – al begrijpt de BBK dat dit in zo’n diverse buurt niet evident is. Over de aandacht voor diversiteit/ interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK wil deze werking, die kansen biedt aan beginnende kunstenaars, ondersteunen. Zij is echter niet overtuigd door de voorgestelde groei in de lange-termijn-plannen. Zo stelt de BBK zich vragen bij de noodzaak van de uitbreiding met een polyvalente ruimte, die vooral een gratis platform zal bieden aan de (veelal reeds gesubsidieerde) podiumkunsten. Ook de educatieve projecten kunnen plaatsvinden in één van de vele bestaande ruimtes. Noch voor het werken met curatoren, noch voor de wens om bij buitenlandse instellingen te exposeren, kan het dossier de noodzaak aantonen. De BBK is van mening dat dit initiatief best binnen zijn huidige schaal blijft opereren. De uitbreiding op het vlak van ruimte en personeel wenst de BBK dan ook niet te honoreren. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 76 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, en stelt vast dat Croxhapox aantekeningen maakt bij twee opmerkingen van de commissie. Er wordt een uitgebreid beeld geschetst van de interculturele werking van de ruimte. Er wordt met name gewag gemaakt van een aankomend project met Turkse en Koerdische kunstenaars, met bijdragen van diverse kunstenaars met niet-Europese achtergrond. Met betrekking tot de nieuwe polyvalente ruimte merkt Croxhapox op dat deze extra ruimte meer mogelijkheden zal bieden, dat er andere soorten concerten georganiseerd zullen kunnen worden die nu om akoestische redenen niet binnen de bestaande ruimtes kunnen plaatsvinden. Beide opmerkingen geven de BBK meer inzicht, maar zijn naar haar mening niet van zulke doorslaggevende aard om het geformuleerde artistieke advies te herzien. De BBK handhaaft dan ook dit advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 77 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-004
Organisatie:
Croxhapox
Gevraagd bedrag:
323.800,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Tussen 1990 en 2000 was Croxhapox actief als kleine, niet-commerciële kunstruimte met een aantal projecten op externe locatie. Na een onderbreking betrok Croxhapox in 2004 de huidige locatie, een verlaten fabriekspand. Door de beschikbare ruimte kende de artistieke werking een grote uitbreiding. Vanaf eind jaren ’90 werd de organisatie op projectmatige basis gesubsidieerd (à 10.000 euro op jaarbasis). Vanaf 2006 werd zij structureel ondersteund binnen het KD (à 100.000 euro per jaar). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Het meest recente visitatieverslag (2010) vermeldt enkele problemen: foute boekingen, het ontbreken van een contract met de zakelijke leider (die ook nog bestuurslid is), en de problematische liquiditeit- en solvabiliteitgraad. Dit laatste kan moeilijkheden opleveren op vlak van haalbaarheid van de plannen als de organisatie haar financiële verplichtingen niet meer kan nakomen. In dat kader is ook opgemerkt dat de vzw was vergeten om een voorziening voor vakantiegeld aan te leggen, waardoor 2010 op verlies uitdraaide. Op inhoudelijk vlak was de organisatie wel in orde met alle decretale toetsstenen (o.a. ondersteuning kunstenaars) en werd het geheel van de werking als positief geëvalueerd. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Croxhapox heeft duidelijke plannen voor de (uitbreiding van de) toekomstige werking. In grote lijnen gaat het om dezelfde plannen als bij de aanvraag voor de ronde 2010-2012: uitbreiding van de werking, met daaraan gekoppeld uitbreiding van de infrastructuur en van het personeel in loondienst. Verdere bespreking gebeurt aan de hand van de onderstaande criteria. 3.2
Samenwerking en netwerking
Het dossier somt een lange lijst partners op. Het dossier besteedt aandacht aan de voordelen voor de partners, maar met uitzondering van Zennestraat 17 en de wijze waarop TVF wordt ingeschakeld om de eigen werking te documenteren, wordt onvoldoende duidelijk gemaakt wat de meerwaarde van de samenwerking is voor Croxhapox zélf. De organisatie stelt haar infrastructuur ter beschikking van derden. Niet alleen vraagt het agentschap zich af wat de link is met de rest van de werking. Daarnaast stelt zij ook vast dat Croxhapox uitkoopsommen en samenwerkingen betaalt, maar bij de inkomsten staan deze op nul; deze partners leveren dus geen financiële bijdrage. Zie ook p. 14: “Voor de concertavonden wordt geen huur gevraagd. De coproducent int het entreegeld en Croxhapox past bij op het vlak van vergoeding voor de kunstenaar(s).” M.a.w. Croxhapox legt eraan toe en wint niets, met uitzondering van toename in barinkomsten. (Het argument dat ook een ander publiek de plek leert kennen, overtuigt niet: het dossier toont niet aan
Pagina 78 van 160
in hoeverre die bezoekers niet louter voor de opvoering komen, dan wel of zij regelmatige bezoekers worden.) Het agentschap meent dat subsidiëring van Croxhapox niet moet resulteren in indirecte ondersteuning van (reeds gesubsidieerde!) concertorganisaties. Ook vindt het agentschap dat onvoldoende overtuigend wordt aangetoond wat de meerwaarde is van het uitbouwen van de internationale coproducties t.o.v. de hogere kosten die dit met zich meebrengt – noch wat dit zou betekenen op vlak van aanbod van kunstenaars (er zijn immers ook plannen voor internationale prospectie), noch voor de bekendheid in het buitenland (wat vooral beperkt lijkt tot Nederland en Duitsland). 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De artistieke uitgaven bedragen ruim 33%, oftewel 1/3 van de voorziene jaaromzet. De loonkosten zijn goed voor zo’n 46%, en de rest van overhead is zo’n 21%. Binnen de 2/3 overheadkosten wordt op zijn beurt dus méér dan 2/3 voorzien voor loon van personeel. Uitgaven als huur, administratie en vergoedingen voor niet-artistieke prestaties worden laag gehouden. Op dit vlak scoort de organisatie dus goed. 3.4
Publieksgerichtheid
Voor de uitstraling wordt vooral gewerkt via digitale middelen: een meertalige website en Facebook. Daarnaast plant de organisatie, met het oog op naambekendheid, ook op het (opnieuw) inschakelen van aankoop advertentieruimte en flyers. De kosten blijven echter beperkt: er is 5.000 euro geraamd (t.o.v. zo’n 1.000 euro nu). Dit is zeer redelijk. Het agentschap stelt zich wel vragen bij de personeelswerving die hieraan gekoppeld wordt: zie punt 3.6 van dit advies. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft hierover geen informatie. 3.6
Realisme groeipad
Het groeipad is opgesplitst in twee delen: (1) verbeteren / (2) uitbreiden van de werking. Wat betreft het eerste wil de organisatie een inhaalbeweging realiseren in de ondersteuning van kunstenaars, o.a. toename in de vergoedingen van kunstenaars (o.a. via kleine vergoedingsregeling). Ook wil zij meer kanalen aanbieden aan de artistieke expressie, zoals cyberspace en publicaties. Uiteraard is dit een zeer goede evolutie. Het agentschap is dan weer niet overtuigd wat de extra ruimte zal bijdragen. Zo twijfelt het agentschap aan het nut, de meerwaarde voor de eigen werking; uit het dossier blijkt dat dit vooral voor de receptieve werking zal dienen. Nochtans is dit goed voor minstens 10.000 euro extra structurele kosten per jaar. Hierbij rekenen we nog niet de kosten die verbonden zijn aan de uitbreiding van de artistieke werking (o.a. uitkoopsommen) en de inzet van extra medewerkers (o.a. vergoedingen voor vrijwilligers). Het uitbreiden van de internationale werking (coproducties) is besproken onder punt 3.2. De grootste stijging is in de personeelskosten: een toename van 100.000 euro, ofwel de helft van de gevraagde stijging. Het agentschap stelt zich vragen bij de diverse functiebeschrijvingen: de functies “bekendmaking” en “cyberspace” overlappen dusdanig dat hiervoor niet meer dan één medewerker ingeschakeld hoeft te worden. Deze wervingen brengen bovendien extra investeringen in omkadering met zich mee (bureaumaterieel, aanschaf computers); met minder wervingen kunnen ook deze kosten gedrukt worden.
Pagina 79 van 160
Mits een goede profielbewaking bij de werving kan ook de nood aan (extra) opleidingen bij voorbaat opgevangen worden. Het agentschap pleit m.a.w. voor een beperkte verhoging van het budget om een goede artistieke werking (incl. adequate begeleiding en vergoeding) mogelijk te maken. De geplande uitbreidingen weten het agentschap echter onvoldoende te overtuigen. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De toelichting bij de geraamde uitgaven en inkomsten is goed geschreven; vooral de vergelijking die de organisatie zelf maakt met de afrekening 2010, weet het agentschap te waarderen. Die toelichting motiveert vooral het groeipad (uitbreiding werking, personeel en infrastructuur). Niet elke toelichting is echter even consequent: zo wordt de toename in communicatiekosten gemotiveerd a.d.h.v. personeelstoename (terwijl dit al onder post 62 zit), lijkt de toename in administratiekosten gemotiveerd door de aankoop van laptops (terwijl dit onder post 63 thuishoort), en voorziet de artistieke leider wel reiskosten naar het buitenland maar zijn er geen verblijfkosten buitenland gebudgetteerd. De organisatie wijst er zelf op dat de begrote uitkoopsommen “erg [kan] verschillen” van het resultaat. Het agentschap wijst in de marge op enkele onduidelijkheden in het dossier. Croxhapox heeft het in haar dossier over “residentie”, maar het is niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt: het aanbieden van werkruimte aan studenten, het verblijf van een buitenlandse kunstenaars in functie van een tentoonstelling, of andere. Ook het onderscheid tussen coproducties en receptieve werking is niet duidelijk. 3.8
Haalbaarheid
Het dossier presenteert zeer ambitieuze plannen. Deze blijven voor de realisatie echter voor een overgroot deel afhankelijk van de structurele subsidie van de Vlaamse Gemeenschap, goed voor 92% binnen het totale budget. De eigen inkomsten, voornamelijk uit verkoop, zijn goed voor 6%. Qua eigen inkomsten wordt een verdubbeling voorzien t.o.v. de huidige situatie: dit is een gevolg van de geplande uitbreidingen in de werking, maar de kosten hiervoor liggen eigenlijk te hoog t.o.v. de voorziene opbrengsten . De subsidie van de stad Gent is verwaarloosbaar in vergelijking met wat bij het Kunstendecreet aangevraagd wordt; deze subsidie stijgt overigens ook niet t.o.v. vorige jaren. De haalbaarheid van de voorgestelde plannen is dus enkel haalbaar mits toekenning van de gevraagde verdrievoudiging van de huidige werkingssubsidie. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning voor dit initiatief heeft zijn plaats binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De zeer korte repliek vermeldt enkel het aantreden van een nieuw bestuur en de nieuwe zakelijk leider (iemand die voorheen ook al deze functie heeft bekleed), maar gaat niet in op de opmerkingen in het zakelijk advies. Het agentschap handhaaft dan ook dit advies.
Pagina 80 van 160
6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 81 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-005
Organisatie:
Wiels vzw
Gevraagd bedrag:
875.750,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Wiels heeft niet enkel een werking als presentatieplek – met een mengeling van vooral solotentoonstellingen en een beperkt aantal thematische tentoonstellingen – maar is eveneens een residentieplek. De selectie van kunstenaars is steeds interessant, en de presentaties zijn van een hoog niveau. De werking is complementair aan wat in de rest van het veld aanwezig is, vult hiermee een lacune en levert dus een meerwaarde aan het Vlaamse kunstveld. Door de kwalitatieve werking, de nationale en internationale uitstraling en het aanzien dat dit kunstencentrum op relatief korte tijd heeft weten te genereren, kan de organisatie haast als het vlaggenschip van de Vlaamse hedendaagse beeldende kunstscène beschouwd worden. Ook op de andere criteria in het Kunstendecreet scoort Wiels goed. Met een aantal grote, redelijk laagdrempelige tentoonstellingen weet Wiels een breed publiek aan te trekken. Parallel aan elk van deze grotere tentoonstellingen loopt een programma van kleinere toonprojecten die eerder experimenteel van aard zijn en waarin er ruimte wordt gegeven aan inhoudelijke verdieping. Wiels werkt intens samen met een breed netwerk van partners in binnen- en buitenland, waardoor de projecten niet alleen praktisch mogelijk worden gemaakt maar ook bekendheid krijgen in binnen- en buitenland. Ook voor het residentiebeleid wordt, met het oog op uitwisseling, samengewerkt met organisaties in het buitenland. In Vlaanderen is er sprake van structurele samenwerking met Etablissement d’en Face en Objectif Exhibitions om de kunstenaars uit het residentieprogramma elders in Brussel en Vlaanderen te tonen. Zeker de jonge kunstenaars worden bij Wiels goed begeleid en ondersteund. Binnen de Brusselse scène heeft Wiels zich duidelijk op de kaart gezet. Maar ook in de multiculturele wijk waarin het gelegen is, speelt de organisatie een grote rol. Jongeren uit de buurt worden als medewerker ingeschakeld, een kunsteducatief programma met o.a. workshops wordt uitgewerkt voor scholen. Op deze manier heeft de werking niet alleen een sociaal belang, maar is dit ook één van de weinige organisaties in het kunstlandschap die een groot belang hechten aan diversiteit, zowel in de artistieke als in de structurele werking. Wiels is een huis dat zowel op artistiek als op zakelijk vlak goed gerund wordt. De BBK wil de verdere groei van deze organisatie mogelijk maken. De lange-termijn-plannen zijn goed onderbouwd en spelen in op een aantoonbare noodzaak. Door het hoge aantal activiteiten is een personeelsuitbreiding noodzakelijk én moeten medewerkers beter betaald worden (d.i. op het niveau van hun talent en hun inzet). Het uitbouwen van een eigen publicatiebeleid heeft diverse voordelen: met een goede invulling kan Wiels ook hier een lacune in het veld opvullen en het goede voorbeeld geven. Het is voor de distributie ook niet langer afhankelijk van derden, én het geeft een extra impuls aan de internationale profilering.
Pagina 82 van 160
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op het artistieke pre-advies. De BBK handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 83 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-005
Organisatie:
Wiels vzw
Gevraagd bedrag:
875.750,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Wiels is een redelijk recent initiatief. Vanaf 2005 wordt het ondersteund – eerst voor de voorbereiding en opstart van de werking, en vanaf 2008 voor de eigenlijke werking. Voor de beleidsperiode 2010 – 2012 adviseerde de BBK om Wiels te subsidiëren voor het gevraagde bedrag, wat door de beslissing van de Vlaamse Regering werd teruggeschroefd tot 600.000 euro per jaar. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Het meest recente visitatieverslag (2010) evalueerde de werking van Wiels positief. Alle decretale normen werden probleemloos gehaald. Ook de oplossing die gevonden is voor de financiële moeilijkheden die Wiels kende, kwam uitgebreid aan bod. De voornaamste opmerkingen waren de vraag om meer kwantitatieve gegevens (bv. over participatie) bij te houden, en het feit dat onkostennota’s niet altijd door de indiener ondertekend waren. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Na haar start in 2008 is deze werking nu toe aan de consolidatie van wat al bereikt werd. De inhoudelijke werking wordt op hetzelfde elan verdergezet maar het aantal activiteiten zal (nog) hoger komen te liggen. Naar de komende jaren toe wil Wiels vooral investeren in personeel (niet alleen wervingen, maar ook deeltijdsen voltijds beginnen inschakelen, waardoor minder taken uitbesteed moeten worden) en infrastructuur (o.a. technische uitrusting en ICT, waaronder automatisering verkoop en beheer stock publicaties). 3.2
Samenwerking en netwerking
Wiels heeft langlopende contacten met andere Europese residentieplekken, met het oog op mogelijke uitwisseling van kunstenaars. Binnen Vlaanderen is er structurele samenwerking met Objectif Exhibitions en Etablissement d’en Face Projects; dit kadert vooral binnen het residentiebeleid. Een uitwisselingsovereenkomst met Komplot en Parts is op het moment van aanvraag in onderhandeling. Met het oog op de praktische / financiële realiseerbaarheid en de mogelijke verspreiding van de grote tentoonstellingsprojecten, gaat Wiels coproducties aan met buitenlandse partners. Het recente visitatieverslag merkte op dat de hogere kosten én opbrengsten die hiermee gepaard gingen, niet in de oorspronkelijke begroting voorzien waren. In de hier voorliggende aanvraag zijn inkomsten uit coproducties / overnames van exposities voorzien – al lijkt hier, gelet op de in het dossier geformuleerde intenties rond internationale spreiding van de tentoonstellingen (met het oog op bredere buitenlandse bekendheid van zowel de kunstenaars als Wiels zelf), nog wel enige marge voor verbetering.
Pagina 84 van 160
Wiels laat ook ruimte open in haar programmatie om haar infrastructuur ter beschikking van derden te stellen – zoals de Cine-club van Les Baines Connectives,(Krul vzw), maar ook voor lezingenreeksen of sociaal-artistieke projecten. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De hoge structurele kosten zijn onvermijdelijk door het grote gebouw. De geplande verbouwingen staan in het teken van de verbetering qua isolatie e.d., waardoor deze kosten in komende jaren zouden verminderen. Een groot aandeel in de niet-artistieke kosten staan ook in het teken van de leefbaarheid van Wiels. Twee voorbeelden: zowat de helft van de niet-artistieke leveringen aan de organisatie bestaat uit catering voor de zaalverhuur, wat via doorfacturatie wordt gerecupereerd. De aankopen voor de bookshop worden met winst verkocht, wat het verlies op de verkoop van de zelfgeproduceerde catalogi zo goed als compenseert. Wiels programmeert drie grote tentoonstellingen per jaar, maar zorgt voor een parallel programma van kleinere, experimentele projecten. Ook het residentiebeleid speelt een belangrijke rol in de werking, temeer daar hier in de regel eveneens een toonmoment aan gekoppeld wordt. Doorgaans wordt gevraagd om minstens één nieuwe creatie te realiseren. Bij elke grote tentoonstelling wordt ook een publicatie voorzien; hiervoor worden samenwerkingsverbanden met distributeurs in binnen- en buitenland aangegaan. De kunstenaars krijgen voor hun prestaties vaak een bezoldiging (in plaats van bv. een kleine vergoeding) – ook als het gaat om diensten op technisch vlak of in het kader van de publiekswerking. Voor twee Vlaamse kunstenaars per jaar wenst Wiels aan de ondersteuning via een residentie ook een werkbeurs te koppelen voor de duur van de periode; het is voor het agentschap echter niet duidelijk waar in de begroting deze voorzien zijn (er is enkel sprake van honoraria voor workshops en voor mentoren). Wiels scoort op dit criterium m.a.w. zeer goed. Ook het meest recente visitatieverslag wees expliciet op het hoge aandeel van de structurele subsidie dat wordt besteed aan de ondersteuning van de kunstenaars. 3.4
Publieksgerichtheid
Wiels wil laagdrempeligheid blijvend kunnen koppelen aan kwaliteit, zonder toe te geven aan simplificatie of spektakelwaarde. Door het programma met vele wisselende activiteiten is de organisatie zo goed als het volledige jaar actief en open voor bezoekers. Wiels richt zich niet enkel op de modale cultuur-geïnteresseerde. In de publiekswerking en -werving speelt ook de aandacht voor doelgroepen een prominente rol, bv. door gratis rondleidingen te organiseren en door de aandacht voor meertaligheid. Naar publieksbereik toe werkt Wiels met een duidelijk herkenbare huisstijl. Met diverse spelers in de media, maar ook met bv. MIVB, zijn ruilovereenkomsten afgesloten. Daarnaast werkt Wiels ook aan een eerder informeel netwerk voor de verspreiding van haar informatie, bv. hotels. De communicatie (website, mailings, folders, affiches, gebruik van sociale media, ...) is steeds in drie talen. Wiels heeft ook een sterke educatieve werking (workshops, rondleidingen, ...) met een uitgesproken wervend karakter. Ook de kunstenaars worden actief bij dit aspect van de werking betrokken. Bij de grote tentoonstellingen wordt een catalogus of bezoekersgids voorzien.
Pagina 85 van 160
3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Wiels betrekt bewust de multiculturele realiteit van de maatschappij in zijn werking. Dit blijkt niet alleen uit het doelgroepenbeleid in de publiekswerking, maar ook en vooral uit het feit dat jongeren uit de buurt in de werking van Wiels worden ingeschakeld. Hiermee neemt de organisatie actief deel van het diversiteitsplan van BKO. Door deze aanpak is Wiels één van de weinige kunstorganisaties die in hun werking actief aandacht besteden aan dit beoordelingscriterium. 3.6
Realisme groeipad
Het voorgestelde groeipad bestaat er voornamelijk in om de infrastructuur en het zakelijke beheer optimaal af te stemmen aan het grote volume aan activiteiten (zowel kernals nevenactiviteiten) dat Wiels in zijn eerste werkjaren heeft opgebouwd. De plannen die het hiervoor voorlegt, zijn reeds grondig uitgewerkt en werden goed becijferd. De in het dossier beschreven zakelijke omkadering (met o.a. een grote ondersteunende / bewakende rol van de diverse bestuursorganen) geeft aan deze plannen een hoge kans op slagen. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De organisatie werkt met een analytische boekhouding. Dit blijkt ook uit de begroting, waar een verdeling van de kosten over algemene werking, tentoonstellingswerking, educatieve dienst, residentiebeleid en het genereren van inkomsten (verkopen en mecenaat) wordt gemaakt. Hieruit komt een onderbouwde financiële vertaling van de inhoudelijke plannen naar voren. Ook de goede verhouding tussen overhead en artistieke kosten (zie punt 3.3 van dit advies) wordt door dit instrument goed aangetoond. Gelet op de hoge kosten van de tentoonstellingsprojecten – zelfs de kleinere projecten worden geraamd tussen 35.000 en 67.000 euro – vindt het agentschap het wel jammer dat een analytische weergave per tentoonstelling hier ontbreekt. Dit zou niet alleen de samenstelling van de ramingen inzichtelijker maken; het gaat per slot van rekening ook om de kern van de (binnen het Kunstendecreetgesubsidieerde) werking. 3.8
Haalbaarheid
De gevraagde subsidie van de Vlaamse overheid is goed voor 28,33% van de totale begroting. De Vlaamse Gemeenschap levert daarmee de grootste bijdrage van de verschillende subsidieverstrekkers. Maar Wiels maakt zich voor de financiering van haar werking niet afhankelijk van één subsidiekanaal: er zijn o.a. ook tussenkomsten van het Brussels Gewest voor personeel. In het kader van het residentiebeleid zoekt Wiels zelfs subsidies bij buitenlandse overheden. Daarnaast genereert Wiels ook veel eigen inkomsten. Door de moeilijke situatie in voorbije jaren was dit noodzakelijk om überhaupt het hoofd boven water te kunnen houden, ondanks de diverse werkingssubsidies. Intussen werd deze situatie opgeklaard, maar het goede zakelijke beheer wordt op dezelfde wijze voortgezet. Zo liggen de eigen inkomsten uit ticketverkoop hoog, zelfs mét een doelgroepenbeleid waarbij er veel gratis toegang verleend wordt. Dit komt door het hoge aantal (betalende) bezoekers, wat op zijn beurt mogelijk wordt gemaakt – ondanks de ligging buiten het centrum – door het hoge aantal activiteiten en de goede uitstraling van de werking. Daarnaast haalt Wiels eigen inkomsten uit zaalverhuur voor evenementen, sponsoring, mecenaat via Wiels CLUB, ...
Pagina 86 van 160
Het agentschap stelt zich vragen bij de geraamde 100.000 euro uit de jaarlijkse benefiet – maar Wiels geeft in het dossier zelf al aan dat zij dit niet als structurele inkomst zien, eerder als bonus. Op dit criterium scoort Wiels m.a.w. goed. Ook in het meest recente visitatieverslag werd expliciet gewezen op het hoge aantal eigen inkomsten die deze intensieve werking mogelijk maken. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Dit initiatief is al enige tijd ondersteund binnen het kader van het Kunstendecreet. Hier heeft het zeker zijn plaats. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek biedt een antwoord op de bedenking in punt 3.7 van het advies, en geeft een uitgewerkt voorbeeld van een projectbegroting. De organisatie geeft ook toelichting bij de werkbeurzen voor Vlaamse residenten – een systeem dat nog in de ontwerpfase zit, en waarvoor middelen naast de structurele subsidie van de Vlaamse Overheid gezocht zullen worden. Het agentschap dankt de aanvrager voor deze bijkomende informatie, maar dit wijzigt het advies (dat sowieso al positief was) niet. Het agentschap handhaaft dan ook dit advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 87 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-006
Organisatie:
Lokaal 01
Gevraagd bedrag:
115.312,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Lokaal 01 profileert zich als plek die vooral werkt met jonge, beginnende kunstenaars. Sinds kort bieden zij ook ruimte/kansen aan beginnende critici, en vanaf 2013 richten zij zich tevens op jonge curatoren. Gelet op de nood aan goede schrijvers over hedendaagse kunst, vindt de BBK vooral het betrekken van critici positief. Op lange termijn plant Lokaal 01 niet enkel een uitbreiding van de werking tot een volwaardig platform voor de jongste generatie kunstprofessionals, maar wil het ook verzelfstandigen op zakelijk vlak (gelet op de situatie in Nederland). Dit is de belangrijkste reden achter de verhoogde subsidievraag. De aandacht voor correcte vergoeding van de betrokken kunstenaars is wel prijzenswaardig. De werking is gebaseerd op heldere uitgangspunten. Er zijn voor 2013 negen residentieperiodes gepland, maar deze zijn nog niet ingevuld. Dit is een gevolg van de werking, maar maakt het dossier natuurlijk moeilijk om te beoordelen. Om een goede inschatting te maken van het potentieel van de werking naar de komende jaren toe, kijkt de BBK dus naar de kwaliteit van de werking in de voorbije jaren. Zij moet helaas vaststellen dat de resultaten pover waren. Vooral de korte duur van de werkverblijven (drie weken) roept vragen op m.b.t. mogelijke gunstige effecten op de ontwikkeling van het oeuvre. Tevens stelt de BBK zich vragen bij de graad van begeleiding die aan de kunstenaars geboden wordt. Ook op de andere criteria van het decreet scoort dit initiatief onvoldoende. De bovenlokale uitstraling is te beperkt. Ondanks de geleverde inspanningen naar publiekswerving toe (d.m.v. verzorgde uitnodigingen in een herkenbare huisstijl) slaagt Lokaal 01 er onvoldoende in om zelfs het professionele publiek te bereiken. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De organisatie geeft een indrukwekkende lijst van samenwerkingsverbanden – maar wat die samenwerkingen in de praktijk betekenen, wat de meerwaarde is en zelfs of het gaat om concrete contacten of eerder intenties tot samenwerking, blijkt niet uit het dossier. Ook hoe zij zich positioneren binnen de Antwerpse scène, of wat de meerwaarde is van dit initiatief binnen het bestaande atelierbeleid in de stad Antwerpen, komt nergens duidelijk naar voren. Hoewel er zeker plaats is voor een kleinschalige werkplaats voor jonge kunstenaars/ critici/curatoren in Vlaanderen, waar er voldoende tijd en begeleiding geboden wordt, moet de BBK vaststellen dat Lokaal 01 die nood in het landschap onvoldoende kwalitatief invult. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 88 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, die de zaken een stuk helderder voorstelt dan het oorspronkelijke dossier. Hierdoor gaat de impact van de repliek verder dan het louter corrigeren of nuanceren van stellingen in het artistieke pre-advies. De BBK stelt vast dat de repliek de nadruk legt op het belang van de werking voor de beginnende kunstenaars zelf. De repliek geeft bijkomende informatie over de begeleiding die aan de kunstenaars geboden wordt en de voorbereiding van de werkperiodes (waarover in het aanvraagdossier niets vermeld werd) en nuanceert dat het om periodes van vier weken gaat, en niet drie weken. De BBK vindt een plek waar experiment mogelijk is, een belangrijke factor in het veld. De repliek toont voldoende overtuigend aan op welke wijze Lokaal 01 het veld van zuurstof voorziet en wat deze werking bijdraagt aan de oeuvre-ontwikkeling van beginnende kunstenaars (vooral met een – moeilijk in meetbare gegevens uit te drukken – effect op langere termijn). De BBK wijzigt haar pre-advies dan ook in positieve zin. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 89 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-006
Organisatie:
Lokaal 01
Gevraagd bedrag:
115.312,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Lokaal 01_Antwerpen werd in 1993 opgericht als filiaal van Lokaal 01_Breda. In 2001 verhuisde de organisatie naar de Provinciestraat, waar ze aanvankelijk beschikte over twee tentoonstellingszalen en een projectruimte. Sinds 2006 blijft, als gevolg van een verandering in het huurcontract, alleen nog de projectruimte over: deze ruimte doet nu dienst als werk- én presentatieplaats. De band met Breda is nog altijd zeer sterk, zowel inhoudelijk als praktisch/zakelijk. In de periode 2010-2012 is deze werking gesubsidieerd als beeldende kunstorganisatie voor een jaarlijks bedrag van 50.000 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De werking blijft in de periode 2010-2012 doorgaan op dezelfde wijze als voorheen; dat was ook de reden waarom de BBK handhaving van de subsidie op hetzelfde niveau had geadviseerd. Het verslag van de recentste visitatie had opmerkingen over de onduidelijkheid van de personeelssituatie en het te lage aandeel eigen inkomsten. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
In dit slecht geschreven dossier, dat barst van de herhalingen, valt het op hoeveel zaken nog onder voorbehoud geformuleerd worden: “In 2012 zal er samengezeten worden om te bekijken hoe dit ingevuld kan worden.”; “Er zal gekeken worden hoe we hierin kunnen samenwerken.”; “In 2012 zal Lokaal 01 onderzoeken in hoeverre er opportuniteiten zijn ...”; “In 2012 zal Lokaal 01 het gesprek aangaan met enkele ervaren curatoren die, op uitnodiging, zullen gevraagd worden om mee te denken over de inhoudelijke invulling hiervan.” en “Lokaal 01_Antwerpen zal in de toekomst verder onderzoeken hoe zij deze nieuwe context voor het onderzoek in de kunsten kan ondersteunen ...” Het stoort het agentschap dat de verschillende intenties en mogelijkheden voor samenwerking of uitbreiding van de werking niet reeds werden onderzocht en uitgewerkt in functie van dit aanvraagdossier. Dit heeft ook zijn effecten op de uitwerking op zakelijk vlak: die is niet enkel zeer beknopt, maar mist op deze manier ook een geloofwaardige grondslag. 3.2
Samenwerking en netwerking
Lokaal 01 heeft een aantal partners in het Antwerpse. De link met de kunsthogescholen is nuttig voor bekendmaking van de werking bij de beoogde doelgroep, maar het dossier licht niet toe in hoeverre de werking met studenten overlapt met het lesprogramma van deze onderwijsinstellingen. De samenwerking met artistieke partners (Extra City, NICC, AIR, Scheld’Apen, Timelab in Gent) is in het dossier goed gemotiveerd: bredere bekendmaking van de werking en van de betrokken kunstenaars/critici/curatoren, uitwisseling kennis en contacten, en onkosten delen. Samenwerking met andere artistieke partners uit binnen- en buitenland gebeurt projectmatig.
Pagina 90 van 160
P. 15: “Gezien de aangekondigde opheffing van de steun aan Nederlandse tijdschriften [...] gaan er reeds stemmen op vanuit Nederland om een transnationaal initiatief op te starten. Gezien het transnationale karakter van Lokaal 01, zijn wij bereid hierin het voortouw te nemen.” Internationale samenwerking is nuttig en aan te raden; het is evenwel niet de bedoeling om met Vlaamse middelen de besparingen in Nederland op te vangen. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Lokaal 01 is een kunstenaarsinitiatief, en haar werking is sterk gericht op ondersteuning van de kunstenaarspraktijk. Op budgettair vlak krijgt dit een goede vertaling: loonkosten bedragen 65.812 euro (48,28%) en overhead is goed voor 21.450 euro (15,74%), terwijl voor artistieke kosten [incl. vergoedingen] 32.100 euro (23,55%) en voor promotie [incl. aanmaak foto’s] 16.950 euro (12,43%) voorzien wordt. De overhead wordt dus actief beperkt gehouden. 3.4
Publieksgerichtheid
Lokaal 01 bereikt vooral een publiek binnen de professionele sector. Daarbuiten levert de vzw ook inspanningen om een breder publiek aan te spreken, o.a. via KunstenNoord.net en aankondigingen op internet en in de geschreven pers. Hoe effectief deze inspanningen echter zijn, wordt in het dossier niet aangetoond; uit het laatste werkingsverslag (2010) bleek een gemiddeld bezoekersaantal van 20 per tentoonstellingsdag, wat weinig is. Wat de geplande uitbreiding van de inhoudelijke werking aan extra publiek kan opleveren, wordt in het dossier evenmin behandeld. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft hierover geen relevante informatie. 3.6
Realisme groeipad
Binnen de artistieke werking gaat méér dan de helft naar werkverblijven van kunstenaars en critici, de kern van de huidige werking. De rest van de artistieke middelen gaat naar apparatuur en gereedschap, het op te starten curatorproject en de geplande “hors série”projecten. Wat betreft het curatorproject valt op dat de nieuwe partner Scheld’Apen niet bijdraagt in de kosten – niet enkel voor productie maar ook niet voor PR, hoewel dit een invulling moet worden van hun nieuwe ruimte. Ook licht het dossier niet toe waarom dit project op een andere locatie zal plaatsvinden, terwijl het de bedoeling is dat curatoren tot uitwisseling en synergie met kunstenaars en critici zouden komen. De plannen voor de “hors série”-projecten zijn nog onder sterk voorbehoud (zie punt 3.1). Daarnaast stelt het dossier dat deze projecten zullen bijdragen tot verdere bekendmaking van Lokaal 01. Het agentschap vraagt zich echter af of Lokaal 01, door zich in te schakelen in projecten van partners, niet riskeert om door deze partners geïnstrumentaliseerd te worden. Als we uitgaan van continuering van de huidige werking, zitten de grootste stijgingen in personeelskosten en promotie. Gelet op de verminderde afhankelijkheid van Lokaal 01_ Breda, is een uitbreiding van het personeelsbestand, en het in loondienst nemen van een aantal functies die nu op vrijwillige basis worden uitgevoerd (PR en zakelijke opvolging), een gefundeerde vraag. Omdat de effectiviteit van de promotie qua publieksbereik door het dossier onvoldoende aangetoond wordt, is een stijging op deze uitgaven dan weer weinig verantwoord. Het is tenslotte ook nog onduidelijk wat de vooruitzichten zijn m.b.t. de externe kantoorruimte.
Pagina 91 van 160
3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het budget voorziet negen kunstenaarsperiodes plus het curatorproject, terwijl dit laatste net één van die negen vervangt. Er is dus 2.895 euro teveel gebudgetteerd. Ook de kostenraming voor de negen “hors série”-projecten is niet consequent met de planning: zo is er één FMC-lezing gebudgetteerd maar twee gepland, en de workshop AKV/St.-Joost is in het budget niet terug te vinden. Voor vrijwilligersvergoedingen is geen budget voorzien. Het onderscheid tussen de posten “administratie”, “communicatie + kantoorkosten” en “gedeelde communicatiekosten” [onder externe kantoorruimte] is in het dossier niet toegelicht. 3.8
Haalbaarheid
Terwijl de uitgavenkant minimaal berekend is, blijft Lokaal 01 het moeilijk hebben met één van de aandachtspunten in de recente visitatie: het aandeel eigen inkomsten. De gevraagde subsidie van de Vlaamse Gemeenschap is goed voor 84,59% van het totale budget. De subsidie van VG en de stad zijn samen goed voor 97,07% van de omzet. Dit betekent dus dat er net geen 3% eigen inkomsten zijn – en dat terwijl er in het dossier continu sprake is van samenwerkingsverbanden én er veel aandacht en middelen worden besteed aan promotie en het jaarboek (dat uiteindelijk zo’n 10.000 euro kost, en slechts 500 euro uit verkoop genereert). De werking is dus zwaar afhankelijk van subsidiëring, wat de haalbaarheid van de plannen in gevaar brengt. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Lokaal 01 geeft zijn doelpubliek (beginnende kunstenaars en oudere kunstenaars die zich willen heroriënteren) dezelfde invulling als de doelgroep voor de “ontwikkelingsgerichte beurs” binnen het Kunstendecreet. Als werk- en toonplek voor professionele beeldende kunstenaars heeft dit initiatief zijn plek binnen het Kunstendecreet. Voor wat betreft de werking met/voor studenten heeft het agentschap wel bedenkingen; zie punt 3.2. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Lokaal 01 licht toe hoe de werking focust op de ondersteuning van jonge kunstenaars, en niet zozeer voor het publiek werkt (hoewel er publieks- en presentatiemomenten worden voorzien). Ook het publiceren van een jaarboek moet eerder gezien worden als een vorm van ondersteuning voor de kunstenaars, eerder dan een (verkoopbaar) promotiemiddel ten behoeve van de organisatie zelf. Dit is een belangrijke nuancering, die bij het agentschap echter de vraag oproept waarom de organisatie niet als werkplaats aanvraagt. Bij een werkplaats is een publieksluik immers niet vereist, maar ook niet uitgesloten. Ook de meerwaarde van de samenwerkingen – niet zozeer voor Lokaal 01, maar vooral voor het doelpubliek – wordt in de repliek toegelicht, op meer overzichtelijke en heldere wijze dan in het aanvraagdossier. Cruciaal is bv. de toelichting bij de rol van Scheld’Apen bij het curatorenproject. Ook blijkt duidelijker dan in de aanvraag dat het vooral gaat om projecten die niet vanuit partners komen, maar door Lokaal 01 zelf worden opgestart en onder het beheer van Lokaal 01 blijven.
Pagina 92 van 160
Ook geeft de repliek een duidelijk antwoord op de vragen onder punt 3.7 van het advies. Daarnaast geeft de organisatie mee dat het zoeken naar andere inkomstenbronnen een prioritair aandachtspunt blijft. Deze goed geschreven en duidelijke repliek weet het agentschap voldoende te overtuigen om het negatieve pre-advies om te buigen naar een positief definitief advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 93 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-007
Organisatie:
Contour Mechelen
Gevraagd bedrag:
316.882,92 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Contour Mechelen organiseert elke twee jaar een festival met bewegend beeld van beeldende kunstenaars. Daarnaast organiseert zij randactiviteiten, en wenst zij een werking als kenniscentrum voor bewegend beeld op te bouwen. De kleine staf en het werken met steeds wisselende curatoren leggen wel een hypotheek op deze laatste doelstelling. (Voor alle duidelijkheid: de subsidievraag richt zich specifiek op het organiseren van de biënnale, dus dit is dan ook de focus van dit advies.) Het inhoudelijk profiel werkt enerzijds beperkend op de keuze in getoonde werken, terwijl het net het maken van scherpe keuzes mogelijk zou moeten maken. Anderzijds levert het een grote herkenbaarheid op. Hierdoor heeft Contour zich een vaste plaats veroverd binnen het Vlaamse kunstlandschap. Qua internationale uitstraling zou het initiatief wel ambitieuzer moeten zijn. Het kwaliteitsniveau van zowel de getoonde werken als van de presentatie is doorgaans goed. Door de werking bewust sterk in de lokale context in te bedden, en in de volgende editie bewust de publieke ruimte op te zoeken, heeft dit initiatief een maatschappelijke relevantie (al blijft het ongevraagd introduceren van hedendaagse kunst in de publieke ruimte nooit zonder risico) en een meerwaarde voor de regio. In dit licht ervaart de BBK de lage mate van ondersteuning vanuit stad en provincie als zeer storend. Ook op het vlak van publieksgerichtheid scoort de werking goed, o.a. door het aanreiken van educatieve pakketten – al blijft publiekswerving een aandachtspunt. Samenwerking en netwerking situeert zich vooral op het vlak van het logistieke en van promotie en communicatie (bv. M HKA en Z-33). Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK wil deze organisatie verder ondersteund zien. Zij vestigt wel de aandacht op een structureel probleem in de werking. Op artistiek vlak is deze werking redelijk topzwaar, terwijl er op zakelijk vlak onvoldoende omkadering aanwezig is. Dit resulteert niet enkel in een te lage zichtbaarheid voor een initiatief dat niet alleen uniek is in Vlaanderen maar dat ook internationaal potentieel heeft, maar eveneens in een veel te laag aandeel eigen inkomsten. Hierdoor beperkt de organisatie de mogelijkheden van haar eigen werking. De BBK vindt het echter positief dat de organisatie dit zelf ook opgemerkt heeft. (Contour heeft zich in het verleden al getoond als een organisatie die leert uit haar ervaringen en op zoek gaat naar oplossingen voor vastgestelde pijnpunten; zo zijn er nu langere werkperiodes voorzien voor de curator en de kunstenaars dan in de eerste edities). Dit is één van de redenen waarom de organisatie een verhoging van de subsidie vraagt – namelijk om een extra zakelijk medewerker aan te werven. De BBK wenst op deze terechte vraag in te gaan, en stelt daarom een kleine verhoging t.o.v. het huidige subsidiebedrag voor.
Pagina 94 van 160
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de ingediende repliek, maar kan – samen met het agentschap – niet anders dan vaststellen dat hier bevestigd wordt dat de artistieke leider veel uitvoerende taken toegewezen krijgt. Hieruit blijkt nog steeds de (té) lage appreciatie voor de inhoudelijke bijdrage die de artistieke leider aan de werking kan bieden. De BBK vindt in de repliek geen argumenten die invloed hebben op haar eerdere advies. Zij handhaaft dan ook dit advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 95 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-007
Organisatie:
Contour Mechelen
Gevraagd bedrag:
316.882,92 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
De organisatie achter de biënnale voor bewegend beeld startte als een klassieke “stadsfestival-achtige” tentoonstelling op ongebruikelijke/historische locaties in de binnenstad van Mechelen. Er hebben intussen vijf edities plaatsgevonden; voor elke editie werd een curator van internationaal niveau aangetrokken. Tussen de biënnales door (vooral in de jaren zonder biënnale) wil de organisatie ook een permanente werking ontwikkelen. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
In het visitatieverslag 2010 werd de werking positief beoordeeld. De voornaamste opmerking betrof het boeken van een fout bedrag voor de werkingssubsidie. De belangrijkste afwijking t.o.v. het actieplan was het uitstel van een project met Ana Torfs. Na een negatief resultaat in 2009 was in het niet-biënnale-jaar 2010 opnieuw een positief resultaat geboekt, al merkte het agentschap op dat dit niet toe te schrijven is aan het volledig toewijzen van alle uitgaven in functie van een biënnale aan het boekjaar van de biënnale in kwestie; de organisatie probeert integendeel de uitgaven zoveel mogelijk te spreiden. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
De biënnale-werking wordt voortgezet. In opdracht van de stad Mechelen gaat Contour ook verder met het plaatsen van permanente ingrepen in de publieke ruimte. Een vervolg op Contour Light wordt blijkbaar niet voorzien. Wel wil Contour, samen met partners, een nieuw Europees project opstarten – maar dit is afhankelijk van toekenning van Europese subsidie. Voor dit specifieke project zijn noch de inkomsten, noch de uitgaven in de begroting opgenomen; er wordt wel een indicatie gegeven wat dit zou betekenen qua werklast voor de vaste personeelsleden (directeur en communicatieverantwoordelijke). 3.2
Samenwerking en netwerking
Voor concrete samenwerking richt de biënnale zich voornamelijk op lokale partners. Hulp op logistiek vlak komt van CC Mechelen en KC nOna, bv. door residentieplekken aan te bieden. Er wordt ook samenwerking gezocht met de toeristische dienst, voor een betere bekendmaking van de werking. Contour onderhoudt contacten met gelijkaardige organisaties in het buitenland. Ook via de Europese projecten die Contour helpt coördineren, bouwt het een internationaal netwerk uit. Contacten met organisaties in het binnenland zijn vooral met het oog op realisatie van werken: atelierruimte + begeleiding bij FLACC of AIR, technische ondersteuning door Vidi Square, ... Contour werkt ook samen met de onderwijssector om haar educatief materiaal op punt te stellen. Voor studenten van kunsthogescholen worden ook stageplaatsen voorzien.
Pagina 96 van 160
3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Uit dit vlot leesbare dossier blijkt dat de overhead bewust beperkt wordt gehouden; hiervoor kan de organisatie ook rekenen op steun vanwege de stad Mechelen. Daartegenover staat dat de organisatie een groot budget uittrekt voor ondersteuning van kunstenaars: zij voorziet niet alleen in vergoedingen, maar ook werkverblijven om de ingreep voor te bereiden, budget voor creatieopdrachten, en artistieke en technische begeleiding. Op dit vlak scoort Contour m.a.w. goed. 3.4
Publieksgerichtheid
Contour heeft een uitgebreid plan voor publiekswerking en –werving. Naast de gekende digitale media (drietalige website, nieuwsbrief) zijn er flyers en affiches, wordt een gratis drietalige brochure (met stadsplan) voorzien voor bezoekers, en worden advertenties in de media gebruikt (via ruilovereenkomsten). Contour maakt ook werk van signalisatie in de stad, en leidt ook de vrijwilligers (die instaan voor de bewaking) op om toelichting aan bezoekers te kunnen geven. Er zijn ook geleide bezoeken in drie talen mogelijk. Zoals al aangegeven hierboven, wordt ook onderhandeld met de Mechelse dienst Toerisme om in hun promotiemateriaal opgenomen te worden. Contour levert grote inspanningen om de getoonde kunst zo laagdrempelig mogelijk te houden. Het uitbreiden van locaties – van leegstaande locaties naar plaatsen waar veel activiteit is, zoals winkelcentra, openbaar vervoer, ... - past in dit opzet, net als het installeren van permanente werken in de publieke ruimte. De educatieve werking naar jongeren toe, zowel in schoolverband als met het oog op vrijetijdsbesteding, mikt op een permanente uitbreiding en verjonging van een publiek dat vandaag al haast automatisch onderlegd is in het lezen van beeldtaal. Ook op dit vlak scoort Contour m.a.w. goed. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen concrete informatie. 3.6
Realisme groeipad
Het groeipad van Contour is er vooral op gericht om nog meer in de kunstenaars te investeren. Hoewel de overhead beperkt blijft (zie punt 3.3), leidt dit tot hogere uitgaven – vooral op vlak van vergoedingen, die met 130.000 euro [niet-artistieke dienstverleners niet meegerekend] bijna even hoog liggen als de voorziene loonkosten (± 150.000 euro), en de reis- en verblijfkosten. Hét pijnpunt in de werking van Contour blijven de eigen inkomsten. Dit werd ook al opgemerkt in het visitatieverslag van 2009, waar gewezen werd op het grote verschil (in negatieve zin) tussen de begroting en de afrekening. Dit leidde tot een negatief resultaat van méér dan 40.000 euro in 2009. In 2010 werd dit gedeeltelijk goedgemaakt door een positief resultaat van zo’n 15.500 euro, maar ook voor 2013 wordt nu al een onttrekking aan het overgedragen resultaat voorzien. Als deze trend zich voortzet, is binnen drie of vier biënnales het volledige overgedragen resultaat (dat nu nog zo’n 93.500 euro telt) opgesoupeerd, en beschikt de organisatie niet langer over een financiële buffer.
Pagina 97 van 160
Contour levert inspanningen om enerzijds meer inkomsten uit andere subsidiebronnen te halen – zowel bij stad als provincie werd een verhoging van de financiële ondersteuning gevraagd – en anderzijds de eigen inkomsten te verhogen. Zo zijn er onderhandelingen bezig met een bank als structurele sponsor. Al deze inkomsten zijn echter nog erg onder voorbehoud. Ook vraagt het agentschap zich af of er niet meer inkomsten uit de verhuur van de zaal mogelijk zijn. Het valt eveneens op dat er nu al sprake is van minstens zeven buitenlandse kunstenaars (zie p. 15), maar er slechts 15.000 euro buitenlandse subsidies verwacht worden. Het agentschap merkt op dat fondsenwerving deel uitmaakt van het takenpakket van de artistieke leider, die hierdoor ook zakelijk leider is. De invulling van het artistieke luik en opvolging van de kunstenaars wordt op zijn beurt overgelaten aan een externe curator. Het agentschap is van mening dat het inschakelen– hetzij via deeltijdse werving, hetzij op zelfstandige basis – van een zakelijke leider die voldoende kennis en ervaring heeft op het vlak van fondsenwerving, aan deze situatie kan verhelpen. Een goede zakelijke leider brengt immers altijd méér op dan hij/zij kost. Hoewel de evolutie aan uitgavenzijde dus goed gemotiveerd en onderbouwd is, is het agentschap minder overtuigd van de inkomstenzijde. Niet alleen zijn de vermelde bedragen nog grotendeels onder voorbehoud – en uit het verleden blijkt dat deze verwachtingen onvoldoende werden ingevuld – maar het agentschap is ook van mening dat hier nog marge voor verbetering is. Toch wil het agentschap zijn waardering uitdrukken voor de inspanningen zowel op het vlak van ondersteuning van kunstenaars, als om de eigen inkomsten te verhogen. De verwachte verhoging in inkomsten (buiten de subsidie van de Vlaamse Overheid) zijn goed voor zo’n 50.000 euro – de helft overige subsidies, de helft eigen omzet. Het agentschap adviseert om dit initiatief voldoende kans te geven om zijn intenties t.o.v. kunstenaars en publiek waar te maken, en stelt daarom voor om het huidige subsidieniveau van 240.000 euro te verhogen met hetzelfde bedrag als wat de organisatie zelf qua verhoging aan inkomsten zal trachten te verwezenlijken. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De organisatie geeft in het dossier aan dat de stijging in het gevraagde subsidiebedrag deels toe te schrijven is aan de jaarlijkse indexering. Aangezien de subsidiebedragen van de Vlaamse Gemeenschap ook jaarlijks geïndexeerd worden, moet hiermee rekening gehouden worden bij het voorstellen van een subsidiebedrag (anders wordt deze indexering dubbel geteld). Door het overschakelen van aankoop naar huur van digitaal materiaal (met het oog op de snelle evoluties op multimediaal gebied), neemt het aandeel afschrijvingen in de begroting stelselmatig af. Het zakelijke plan biedt een goede vertaling van de artistieke voornemens, al zijn er op een aantal punten nog onduidelijkheden. Zo blijkt uit de plannen niet duidelijk wat de taken of de meerwaarde zijn van de persconsulente en de websitebouwer – samen goed voor vergoedingen van 22.000 euro – of waarom hun werk niet opgevangen wordt door de “verantwoordelijke communicatie en relaties” en de grafische designers, respectievelijk. Het agentschap merkt ook op dat het promotiebudget bijna dubbel zo hoog is als wat er uit ticketinkomsten wordt verwacht; hier is een onevenwicht. Gelet op de ervaringen met Contour Light, waarbij enkele werken beschadigd werden, vraagt het agentschap zich af of er met dit risico ook rekening is gehouden voor de volgende editie van de biënnale, wanneer de werken op publieke plaatsen terecht komen (verzekeringen: 1.617,13 euro).
Pagina 98 van 160
Pagina 10: “Contour wil ook zijn reeds aanzienlijke collectie gebruiken om aan leerlingen en studenten een initiatie in de kunst met bewegend beeld te geven.” Het is niet duidelijk over welke ‘collectie’ het gaat; vermoedelijk betreft het hier het archief van de voorbije werking. Het Europese project “Leisure, Discipline and Punishment” kan pas doorgaan bij toekenning van een Europese subsidie. Dit project valt dus buiten het bestek van de gevraagde werkingssubsidie, en kreeg in dit dossier dan ook geen gedetailleerde inhoudelijke/financiële uitwerking. Hetzelfde geldt voor de samenwerking met vzw MMMechelen voor het stadsfestival in 2015, waarvoor een projectsubsidie van 75.000 euro is aangevraagd bij de stad. 3.8
Haalbaarheid
In de voorliggende begroting is de gevraagde subsidie van de Vlaamse Overheid goed voor zo’n 2/3 van de totale omzet (67,14%). Het agentschap wijst op haar bedenkingen onder punt 3.6 van dit advies. Ook stelt het agentschap vragen bij de planning op pagina 15, waarbij de curator in 2010 geselecteerd werd, sinds 2011 actief is, en pas begin 2013 de definitieve selectie van de kunstenaars presenteert. Gelet op de ambities (kunstenaars enkele malen naar Mechelen laten komen om hen de locatie te laten kennen, een achttal creatieopdrachten) lijkt deze selectie redelijk laat in het werkproces te vallen – tenzij dit betekent dat de kunstenaars begin 2013 zelf bevestigd moeten hebben (d.i. zodat ze tijdens de voorbereidingsperiode nog kunnen weigeren, indien zij een artistieke bijdrage niet haalbaar achten). 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zijn plaats binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. Het agentschap stelt vast dat u zich in uw aanvraagdossier niet hebt gehouden aan het in de format voorziene aantal bladzijden. Het niet nakomen van deze afspraak is weinig professioneel en het is bovendien weinig collegiaal ten opzichte van andere aanvragers. Het agentschap is echter zo welwillend geweest om uw dossier volledig in aanmerking te nemen in dit voorliggende advies. Mocht u echter gebruik maken van uw repliekrecht op dit advies, zal het agentschap de daarvoor geldende afspraken wel strikt toepassen. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Contour antwoordt duidelijk en constructief op het geformuleerde advies. Zo wordt de rol van de externe persconsulente (internationaal netwerk) en de websitebouwer (technische kennis die de vormgevers ontberen) toegelicht, alsook het verloop van de voorbereiding. Contour wijst ook op de grotere bekendheid in recente edities dankzij deze inspanningen. Daarnaast licht Contour toe welke stappen zij reeds ondernomen hebben, en nog zullen ondernemen, om de eigen inkomsten te verhogen.
Pagina 99 van 160
Het enige waar het agentschap nog steeds niet door overtuigd wordt, is de toelichting bij het takenpakket van de artistieke leider. Nog steeds ziet het agentschap puur uitvoerend werk hierin opgenomen: opmaken van contracten, regelen van transporten, regelen van verzekeringen etc. Zulke taken horen eerder tot het takenpakket van een zakelijke leider of administratieve medewerker. De repliek stelt dat een zakelijke coördinator aangesteld zal worden; het agentschap blijft bij haar standpunt dat die niet enkel moet zorgen voor hogere eigen inkomsten, maar ook deze administratieve taken van de artistieke verantwoordelijke zal moeten overnemen. Op deze manier kan de artistieke verantwoordelijke zich volledig op zijn taak focussen, en wordt het inhoudelijke potentieel van deze medewerker ook ten volle benut. De in de repliek aangeleverde informatie bevestigt het positieve zakelijke advies, maar biedt geen informatie die noopt tot herziening of aanpassing. Het agentschap handhaaft dan ook zijn advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 100 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-008
Organisatie:
KunstenSite (KIOSK) vzw
Gevraagd bedrag:
88.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
KIOSK profileert zich door tentoonstellingen met een boeiende selectie, en combinaties, van kunstenaars. KIOSK realiseert bescheiden maar verrassende tentoonstellingen, en bewijst zo de noodzaak van kleinere organisaties in het landschap. Het niveau van de tentoonstellingen ligt hoog, en wordt gaandeweg alleen maar beter. Hierdoor heeft de organisatie haar plaats gevonden in het lokale landschap, waar het zeker een meerwaarde heeft. Zij kan ook samenwerken met interessante (internationale) partners, en heeft een heel duidelijke bovenlokale uitstraling ontwikkeld. KIOSK is weliswaar gelinkt aan het KASK (bv. op het vlak van infrastructuur), maar de werking van de twee instellingen is voldoende gescheiden en complementair. Gelet op de groei van de organisatie en de voorgestelde lange-termijn-plannen, is de hier gestelde budgetvraag zeer redelijk te noemen. Dat komt deels door de ondersteuning die KIOSK van zijn partners krijgt, maar evengoed door het goede beheer en de inzet van de medewerkers (onder wie veel vrijwilligers). Ook op het vlak van publieksgerichtheid (o.a. door de link met het KASK, waar zij de studentenpopulatie weten te bereiken) en op maatschappelijk/sociaal vlak schrijft de BBK aan deze werking een zeker belang toe. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op het artistieke pre-advies. De BBK handhaaft dan ook haar advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 101 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-008
Organisatie:
KunstenSite (KIOSK) vzw
Gevraagd bedrag:
88.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
KunstenSite is een tentoonstellingsinitiatief dat voorkomt uit het KASK. In 2006 ging de vzw van start met de KIOSK-werking. In 2010 verhuisde deze werking naar de huidige locatie. Vanaf dat jaar werd de vzw ook structureel ondersteund (50.000 euro per jaar). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Op twee kleine opmerkingen na – m.b.t. het correct boeken van de ondersteuning vanuit KASK, en de aanwezigheid van de artistieke/zakelijke leider in de raad van bestuur – was het meest recente visitatieverslag (2010) positief over deze werking. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Uit dit beknopte, maar zeer helder en overzichtelijk geschreven dossier blijkt dat de organisatie vooral uitgaat van continuering van de inhoudelijke werking. De groeiplannen raken dan ook niet aan de kern en schaal van de werking zelf, maar focussen op het optimaliseren van de omkadering (zakelijke coördinatie, promotie, mogelijkheden tot internationale samenwerking). 3.2
Samenwerking en netwerking
Vooral de link met KASK, dat infrastructuur en personeel ter beschikking stelt, is belangrijk binnen de werking. Met het oog op bekendmaking van de werking wordt ook samengewerkt met de andere organisaties op de Bijloke-site (die o.a. KIOSK vermelden in hun eigen communicatie) en in Gent (via de website www.visualartsghent.be). Met S.M.A.K., HISK en Tebeac werkt KunstenSite aan een tentoonstellingsplatform voor recent afgestudeerde kunstenaars, maar dit is nog in onderhandeling en dus onder voorbehoud. De meest belovende piste is de mogelijkheden tot samenwerking met buitenlandse organisaties, met het oog op coproducties (kosten delen) en internationale promotie van niet enkel de eigen werking, maar ook van de getoonde kunstenaars. Het agentschap wijst er op dat internationale netwerking ook kan leiden tot kennisuitwisseling over interessante kunstenaars, wat op zijn beurt de nood aan prospectie enigszins kan beperken. Deze netwerking heeft al tot resultaten geleid, maar die zijn volgens de organisatie nog te beperkt. Het is haar ambitie om dit te verbeteren – wat goed is – maar zij stelt dat de huidige middelen te beperkt zijn om te kunnen participeren in de grotere projecten van buitenlandse partners; dit is deels haar motivering om een subsidieverhoging te vragen. Deze redenering is niet duidelijk voor het agentschap. De toelichting in het dossier en het voorbeeld van de publicatie over Zin Taylor doen uitschijnen dat het er vooral om gaat om financieel bij te dragen en zo als partner vermeld te worden [het is ook niet duidelijk of de publicatie in kwestie nu wel of niet gerealiseerd is zonder de financiële inbreng van KunstenSite] – wat de internationale uitstraling van de werking ten goede zou komen –
Pagina 102 van 160
maar enige artistieke meerwaarde of noodzaak van medewerking door KunstenSite wordt niet toegelicht. Bovendien merkt het agentschap op dat de aanvrager niet consequent is in haar verhaal: het budget voor de komende vier jaar (en de daaraan gekoppelde meervraag) gaat uit van het programma voor 2013, en daarin is er slechts één internationale coproductie opgenomen (met Künstlerhaus Stuttgart, dat al een partner in deze werking is). Er wordt m.a.w. door de organisatie zelf geen budgettaire ruimte voor (de groei van) dergelijke samenwerkingsverbanden voorzien binnen haar subsidievraag. In de begroting is de uitgavepost “coproductie- en samenwerkingsbijdragen” trouwens ook niet ingevuld. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Wat infrastructuur en personeel betreft, kan KIOSK rekenen op ondersteuning van KASK. Dit blijkt ook uit de begroting, waarin deze steun een cijfermatige vertaling kreeg: dit is gelijk aan 79.020 euro, oftewel 42,88% van het jaarbudget. Dit is dezelfde grootte als de gevraagde subsidie van de Vlaamse Gemeenschap (47,76%). Hierdoor kan de Vlaamse subsidie voornamelijk aangewend worden voor artistieke productiekosten, vergoedingen aan kunstenaars, reis-/verblijfkosten, en de loonkosten voor ½ VTE zakelijke coördinator. De organisatie scoort op dit vlak m.a.w. zeer goed. 3.4
Publieksgerichtheid
De organisatie zet veel middelen in om een zo ruim mogelijk publiek te bereiken: niet alleen via de hierboven samenwerkingen, maar ook via digitale weg (o.a. eigen website) en de media. Het voorziene promotiebudget van 7.500 euro is daarbij niet overdreven. Het agentschap merkt op dat de (kunst-)studenten als doelgroep het vaakst ter sprake komen in dit dossier. Dit kan de verkeerde indruk wekken dat deze werking, die voor een groot deel ondersteund wordt door een onderwijsinstelling, ook voor het grootste deel in dienst zou staan van het onderwijs. Het verslag 2010 vermeldde 4.566 bezoekers in dat jaar. Het agentschap adviseert – niet enkel met het oog op controle door het agentschap, maar ook om de eigen werking en publiekswerking/-werving op te volgen – om in haar bezoekerscijfers een duidelijk onderscheid te maken tussen studenten, vast publiek (nietstudenten), en andere. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier levert hierover geen informatie. 3.6
Realisme groeipad
De voornaamste groei in de werking betreft de werving van ½ VTE zakelijk coördinator. Dit zal huidig artistiek en zakelijk leider Wim Waelput toelaten zich meer te verdiepen in het artistieke verhaal. Het dossier licht niet toe in hoeverre deze nieuwe functie een aanvulling is op, dan wel ter vervanging is van de reeds aanwezige medewerkers – vooral de “coördinator / communicatiemedewerker”. Ook vermeldt het dossier niet of dit het begin is van een bredere operatie naar meer autonomie t.o.v. KASK voor de volgende jaren. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Punt 2.5 van het aanvraagdossier geeft een complete en zeer overzichtelijke toelichting bij de – door de beperkte werking relatief eenvoudige – begroting. Punt 1.6 (verkoop) vermeldt niets over de eigen publicaties, maar dit blijkt wel in de begroting voorzien. De post “artistieke productiekosten” (32.000 euro) had, omwille van de grootte van het bedrag en het aandeel in het totaalbeeld, wel iets gedetailleerder toegelicht kunnen zijn.
Pagina 103 van 160
Het agentschap merkt wel op dat noch het dossier, noch de begroting iets vermelden van de 3.500 euro “prijzengeld One Minutes” die in de afrekening 2010 aanwezig was. 3.8
Haalbaarheid
Eind 2010 was er nog een buffer van ca. 11.000 euro, maar de organisatie verwacht dat deze begin 2013 zo goed als weggewerkt zal zijn. Hoewel de vinger op de knip wordt gehouden en de uitgaven continu gecontroleerd worden, blijkt de werking toch licht verlieslatend – zeker met de recente besparingen op subsidies. Dit alleen al verantwoordt een stijging van de toegekende subsidie, nl. om de artistieke werking van de organisatie iets meer ademruimte te geven. De gevraagde subsidiesom ligt zo’n driekwart hoger dan wat voor de periode 2010-2012 was toegekend, en is goed voor net niet de helft van de totale omzet. Subsidies van stad en provincie zijn samen goed voor zo’n 4%, en eigen middelen liggen tussen 5 à 6%. De geschatte inkomsten uit sponsoring zijn echter nog lang niet zeker, aangezien men pas in 2011 naar sponsors is beginnen zoeken. Mits een – al bij al lichte – stijging t.o.v. de huidige subsidie zijn de voorgestelde plannen goed haalbaar. Indien dit niet gebeurt, beschikt de organisatie nog over de optie om de voorziene zakelijke coördinator hetzij minder, hetzij niet, in eigen loondienst te nemen. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Als tentoonstellingsplek heeft dit initiatief zeker zijn plaats binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek geeft toelichting bij de internationale partnerschappen en de verbetering van het internationale netwerk. Het agentschap was reeds positief t.o.v. deze inspanningen an sich, maar miste inzicht in hoe KunstenSite inhoudelijk-artistiek betrokken is bij deze projecten. Ook in de repliek blijft dit onderbelicht, en wordt er enkel gesproken over het verhogen van de publieke uitstraling en “een rol van betekenis spelen” in het internationale kunstenveld. Wat is echter de meerwaarde hiervan voor de inhoudelijke werking van de organisatie? De repliek geeft mee dat dit leidt tot het versterken van het tentoonstellingsprogramma – maar hoe het ene leidt tot het andere, wordt niet toegelicht. De toelichting bij punt 3.6 – de zakelijke coördinator wordt een aanvulling, dus vervangt niemand, en dient voor zakelijke professionalisering (naast de reeds aanwezig artistieke expertise) en hogere eigen inkomsten – is zeer bevredigend. Ook de toelichting bij punt 3.7 van het advies is voldoende uitgebreid en inzichtelijk. Het agentschap dankt de organisatie voor deze bijkomende informatie, die geen invloed heeft op het advies dat reeds positief was. Het agentschap handhaaft m.a.w. dat advies.
Pagina 104 van 160
6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 105 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-011
Organisatie:
Etablissement d’en Face projects vzw
Gevraagd bedrag:
232.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
De organisatie is een collectief van kunstenaars, critici en organisatoren. Het programma is gekenmerkt door eigenzinnige keuzes, die vaak het resultaat zijn van het netwerk van de betrokkenen. Als kunstenaarsinitiatief heeft de organisatie zeker zijn plaats en meerwaarde binnen de Brusselse kunstscène – ook al is niet iedere presentatie even sterk of voldragen. Naast het eigen internationale netwerk van de betrokken medewerkers, kent de organisatie ook structurele vormen van samenwerking met andere organisaties, o.a. het gelijkgezinde Objectif Exhibitions in Antwerpen. Het dossier stelt dat Etablissement zich wil koppelen aan grote instellingen zoals Wiels. De BBK ziet hier de noodzaak niet van in, en vreest dat Etablissement d’en Face hierdoor net zijn eigenzinnige karakter (en zijn zichtbaarheid binnen de sector) zou kunnen verliezen. De organisatie heeft voldoende bovenlokale uitstraling waardoor een dergelijk aanleunen bij grotere huizen ook niet nodig is. In het dossier geeft Etablissement aan dat het zoekt naar een nieuwe ruimte die exact dezelfde eigenschappen heeft als de huidige, omdat hun identiteit zo nauw verbonden zou zijn met de locatie. De BBK stelt deze gedachtegang in vraag: een nieuw soort locatie biedt de gelegenheid om zich heruit te vinden en het experimentele en jonge in de werking opnieuw te beklemtonen. In het landschap is er plaats voor, én nood aan, een organisatie met dit profiel. Etablissement heeft een goede naambekendheid binnen de kunstsector. Deze werking trekt vooral een publiek uit de “inner circle”. De publiekswerving zoals beschreven in het dossier – een verbondenheid met de straat als legitimering voor een maatschappelijke/ sociale meerwaarde – is volgens de BBK niet bestaande, en is omwille van het karakter van de werking ook niet relevant. Het onthaal zoals in het dossier wordt voorgesteld – iedere bezoeker zou persoonlijk ontvangen en begeleid worden – gebeurt in werkelijkheid slechts sporadisch. De lezingen onder de noemer “De Avonden” zijn wel kwaliteitsvol, en bereiken ook precies het bedoelde publiek. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK ondersteunt dit initiatief, en wil Etablissement de kans geven om zijn specifieke plaats en functie in het landschap ook op de nieuwe locatie waar te maken. De personeelsuitbreiding die in de lange-termijn-plannen wordt voorgesteld, is hiervoor naar de mening van de BBK niet nodig. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 106 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van deze repliek, die enige verduidelijking geeft bij een aantal elementen uit het pre-advies: - de positie t.o.v. Wiels; - de locatie en de invloed ervan op de werking; - de publiekswerking. De BBK stelt evenwel vast dat de repliek geen antwoord biedt op de voornaamste kritiek van de BBK, net name de wisselende kwaliteit van de presentaties. Deze repliek zet de BBK niet aan om haar oordeel om te buigen in positieve of negatieve zin. Zij handhaaft dan ook haar eerdere advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 107 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-011
Organisatie:
Etablissement d’en Face projects vzw
Gevraagd bedrag:
232.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Etablissement d’en Face Projects, opgericht in 2003, is een voortzetting van de tentoonstellingsorganisatie Etablissement d’en Face. Dit kunstenaarsinitiatief wordt sinds 2006 structureel ondersteund binnen het Kunstendecreet. Voor de periode 2010 – 2012 kreeg de organisatie jaarlijks 160.000 euro toegekend (het advies van de BBK was 165.000); daarvóór kreeg zij jaarlijks 124.000 euro. Ten laatste tegen september 2012 moet de organisatie verhuizen; naar een geschikte nieuwe locatie wordt momenteel nog gezocht. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Het recente visitatieverslag formuleerde enkele opmerkingen bij de werking: afwijkingen van het programma t.o.v. het actieplan (met o.a. hun actie ten gunste van Wiels, wat niet tot het doel van de toegekende werkingssubsidie behoort), gebrek aan eigen inkomsten, en het moeilijke publieksbereik (wat de BBK ook in haar vorige advies had opgemerkt). 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Etablissement heeft met de verhoogde subsidie vanaf 2010 haar werking kunnen optimaliseren. Deze werking wil zij nu voortzetten. Veel hangt echter af van de zoektocht naar ’n nieuwe locatie, die moet voldoen aan de basiskenmerken van de huidige plek – en dat zijn er heel wat: voldoende toon-/werk-/opslagruimte, zichtbaarheid, bereikbaarheid, ... 3.2
Samenwerking en netwerking
Etablissement beschouwt zichzelf niet als een “kleine” organisatie omwille van haar Europese netwerk. Het gaat hier vooral om het persoonlijke netwerk van de kunstenaars die bij de werking betrokken zijn en die – zeker in het geval van de jongere leden – vaak uit het buitenland komen. Het dossier lijkt “internationale werking” vooral te bekijken vanuit de inhoudelijke hoek (d.i. met welke kunstenaars er wordt samengewerkt), maar biedt eerder weinig informatie over de internationale uitstraling van haar werking. Onder punt 1.2.2. “Coproducties en samenwerkingen” lijst Etablissement een hele reeks partners op. Het gaat echter vooral om partners met wie in het verleden werd samengewerkt; naar projecten voor 2013 e.v. toe blijft het meestal nog bij plannen of intenties tot samenwerking. Enkel het project “Celluloid Brushes” loopt al, en kent een concrete uitwerking voor de komende jaren. [Noot: dit dossier is ook op andere plaatsen in hetzelfde bedje ziek. Wat betreft publicaties, onderzoeken en residentiewerking wordt enkel verwezen naar voorbije realisaties zonder concrete plannen voor de periode waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Dit dient vooral om aan te duiden in welke richting men eventueel wil (verder) werken als de gelegenheid zich aandient.]
Pagina 108 van 160
Wat betreft organisaties als Wiels en Objectif, gelooft het agentschap dat deze als “vaste” partners van Etablissement gezien kunnen worden. Opvallend: voor 2013 is er nog geen coproductie voorzien met Objectif. In het dossier van Objectif [dat exact dezelfde tekst gebruikt om de meerwaarde van de samenwerking aan te duiden] is de jaarlijkse samenwerking voorgesteld als betrof het een vaststaand feit; Etablissement lijkt in deze fase een meer afwachtende houding aan te nemen. Etablissement scoort wel goed op projectmatige samenwerkingsverbanden, die daarom niet meteen in structurele samenwerkingsverbanden geformaliseerd hoeven te worden. Dit lijkt ook beter te passen bij de bewust flexibele werking van Etablissement. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Etablissement besteedt aan dit aspect erg veel aandacht – zowel in de dossiertekst als in de opmaak van de begroting. Waar een deel van de aandacht en middelen in de voorbije jaren nog waren gegaan naar het wegwerken van het overgedragen verlies (waardoor in 2010 voor artistieke productiekosten een budget van zo’n 15.000 euro is besteed), is hier 44.500 budget voor begroot voor 2013– d.i. vergoedingen aan de kunstenaars in kwestie en PR niet inbegrepen. Hoewel men zich vragen kan stellen bij sommige overheadposten (administratie en communicatie, bv.), gaat er al zo’n 36% van het voorziene budget naar puur artistieke kosten – d.i. zonder loonkosten of vergoedingen voor eigen medewerkers. Dit is het puur financiële luik, dus zonder de inhoudelijke begeleiding die dit kunstenaarsinitiatief voor hun collega’s voorziet. Op dit vlak doet de organisatie het dus zeer goed. 3.4
Publieksgerichtheid
Hoewel er aandacht is voor bereikbaarheid van de plek en gebruik van diverse media om het publiek te informeren, geeft de organisatie zelf toe dat zij eerder focussen op de professionele scène en wat men de “meerwaarde-zoekers” noemt. Op dit vlak doet de organisatie het dus minder goed, wat ook te verklaren is door de inhoud van het programma. Anderzijds heeft de organisatie ook geen gesloten karakter, gelet op de beschikbaarheid van medewerkers om bezoekers toelichting te verschaffen en de nadruk op zichtbaarheid vanop de straat. De sluitingsdag op zondag valt wel op; bij de nieuwe locatie (en wat die aan bezoekerspotentieel kan opleveren) dient hier rekening mee gehouden te worden. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover bevat het dossier geen informatie. 3.6
Realisme groeipad
De ingediende plannen getuigen niet van een groeiscenario as such. De meervraag wordt gemotiveerd door: correcte vergoeding van het personeel in loondienst (betalen als VTE, niet langer als 4/5 VTE), correcte vergoeding voor de medewerking aan projecten door leden, de verwachte hogere huurprijs voor de nieuwe locatie, en meer middelen voor de artistieke producties [zie boven]. Wat betreft dit laatste, merkt het agentschap op dat de begroting uitgaat van de plannen voor 2013, waarin ook een receptieve tentoonstelling en twee internationale coproducties zitten. Dit zijn echter opportuniteiten die niet ieder jaar tot de werking van Etablissement horen, en die dus ook niet elk jaar zullen terugkeren. Hiermee moet rekening gehouden worden bij de toekenning van het subsidiebedrag voor de vierjarige periode.
Pagina 109 van 160
3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het zakelijke luik van dit dossier is zonder meer goed uitgewerkt. Bijvoorbeeld: de voorziene 90.000 euro loonkosten motiveert de organisatie d.m.v. een berekening door het sociaal secretariaat. Dit getuigt van een professionele aanpak waarin het belang van het correct budgetteren van structurele, recurrente kosten wordt erkend. Het agentschap heeft wel enkele vragen bij de budgettering. Zo lijkt 1.300 euro kosten voor PR van elke productie overschat. Ook stelt het agentschap zich de vraag of het elk jaar nodig is om voor 1.500 euro aan materiaal aan te kopen. Zulke afschrijvingen lopen over drie jaar, maar niet alle materiaal moet effectief om de drie jaar vervangen worden. Tot slot heeft het agentschap bedenkingen bij het toekennen van een interim-vergoeding aan bestuursleden. 3.8
Haalbaarheid
De gevraagde subsidie van de Vlaamse overheid is goed voor zo’n 83% van de begroting. In het recente visitatieverslag werd opgemerkt hoe Etablissement geen eigen inkomsten verwierf. De organisatie benadrukt dat zij “niet commercieel” van opzet is, maar dat is uiteraard niet hetzelfde. In 2013 wordt er wel 25.500 euro aan eigen inkomsten (buiten subsidies) voorzien; dit is meer dan 9% van de totale omzet, en is gelijk aan haast 11% van wat als subsidie van de Vlaamse overheid gevraagd wordt. Gelet op het feit dat voor 2010 er slechts 3.000 euro aan sponsoring was voorzien, en niets gerealiseerd, is het de vraag hoe realistisch deze verwachtingen zijn. Het is natuurlijk de taak van de zakelijke directeur om voor deze eigen inkomsten te zorgen; dit staat in het dossier ook vermeld als onderdeel van zijn takenpakket. In die zin worden de extra loonkosten op deze wijze gerecupereerd. In dat opzicht merkt het agentschap ook op hoe het dossier meermaals vermeldt dat elke productie [volledig] door de Vlaamse overheid gefinancierd wordt. Het agentschap wijst erop dat deze subsidies dienen om zaken in beweging te zetten, niet om de volledige beweging van subsidies te laten afhangen. De inspanningen die de organisatie wil leveren om eigen inkomsten, maar ook om coproducerende partners te vinden, worden door het agentschap dan ook gewaardeerd, maar deze kunnen nog verdergezet worden. Met stijgende inkomsten en een bijsturing op sommige budgettaire punten (zie ook punt 3.6 en 3.7 in dit advies) moet het mogelijk zijn om met een iets hogere subsidie zowel de artistieke plannen te realiseren als de hogere kosten van de locatiewissel en de voorziene vergoedingen op te vangen. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zeker zijn plek binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 110 van 160
5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek biedt voldoende overtuigend antwoord op de opmerkingen m.b.t. communicatie en investeringen. Ook over de nieuwe locatie, en daaraan gekoppelde openingstijden, en de samenwerking met (de nieuwe directeur van) Objectif biedt de repliek nuttige info. De organisatie heeft zeker gelijk dat “eigen inkomsten” niet zozeer uit verkoop dienen te komen – en zeker de verkoop van kunstwerken behoort niet tot de werking van gesubsidieerde toonplekken! – maar uit coproducties, samenwerkingen en uitkoopsommen. De repliek geeft echter geen antwoord op de vraag van het agentschap in hoeverre het bij de voor 2013 voorziene inkomsten om een realistische schatting gaat (gelet op de resultaten van 2010), noch op de vraag of de relatief hoge productiekosten in 2013 ook voor de daaropvolgende jaren gelden. Het agentschap handhaaft het zakelijke advies dat pleit voor een verhoging van de jaarlijkse subsidie t.o.v. het huidige niveau, maar niet voor het volledige gevraagde bedrag. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 111 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Artistiek advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-012
Organisatie:
Stichting Mevrouw Jules D’hondt-Dhaenens (MDD) vzw
Gevraagd bedrag:
494.592,75 euro
1
Beoordeling volgens artistieke criteria
MDD kenmerkt zich door een dubbele werking: erfgoed en actualiteit. Dit samengaan van een historische en een eigentijdse component mag potentieel waardevol genoemd worden. Uit het dossier kan afgeleid worden dat het de intentie is de werking als kunstencentrum en deze als erfgoedinstelling scherper van elkaar te scheiden, ook infrastructureel. Het tentoonstellingsbeleid rond hedendaagse kunst vormt een sterke pijler van MDD. De organisatie wenst terecht deze pijler verder uit te bouwen. MDD profileert zich door samen met de kunstenaar innoverende, verdiepende of relevante projecten uit te werken. De eigenzinnigheid van deze tentoonstellingen kan als een kwaliteit van MDD beschouwd worden en verdient alle waardering. De tentoonstellingen worden bijna zonder uitzondering in eigen huis geproduceerd. Het betreft voornamelijk individuele tentoonstellingen. Door de intense samenwerking met de kunstenaar hebben deze projecten vaak een radicaal karakter. In zijn oeuvre vormen ze daardoor een scharniermoment. Deze wijze van werken staat zeker in dienst van de ontwikkeling van de artistieke kwaliteit. Ook de zorg waarmee de tentoonstellingen gerealiseerd en gepresenteerd worden, is een sterkte van MDD. Naast de productie van de tentoonstellingen investeert de organisatie geestelijk (en financieel) kapitaal in de creatie van werken in situ. Er gaan, met andere woorden, veel middelen en energie naar productie, creatie en presentatie. Dat blijkt ook uit het budget: de substantiële verhoging die gevraagd wordt (van € 250.000 naar € 480.000) gaat in hoofdzaak naar artistieke werking. Door zijn kwalitatief tentoonstellingsbeleid heeft het museum een goede bovenlokale uitstraling kunnen opbouwen. Aan de internationale uitstraling wordt volop gewerkt: enerzijds door de netwerking en samenwerking met buitenlandse organisaties uit te breiden en te verstevigen, anderzijds door ook buitenlandse topkunstenaars in de programmatie op te nemen. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK stelt vast dat de gerealiseerde projecten onvoldoende inhoudelijk of historisch onderbouwd worden. Het moet gezegd worden dat de keuze voor een beleid van twee autonome sporen (erfgoed en actualiteit) precies een interessante voedingsbodem voor reflectie over actuele kunst onontgonnen lijkt te laten. De beoogde verschuiving van een werking die op het snijpunt zit van collectievorming en hedendaagse kunst, naar een werking als hedendaags kunstencentrum, is op dat vlak tekenend. Nochtans beschikt het museum over een behoorlijke collectie die, zo stellen de statuten, als basis moet dienen voor de hedendaagse kunstwerking (die steeds een link naar deze collectie moet leggen). Bij historisch-contextualiserende tentoonstellingen die er plaatsvinden, zoals de Biënnales van de schilderkunst, is van een uitgediept snijpunt nauwelijks sprake. MDD slaagt er niet volwaardig in erfgoed en actualiteit met elkaar te verzoenen of in gesprek met elkaar te brengen.
Pagina 112 van 160
De natuurlijke verbondenheid met het Vlaams modernisme maakt van MDD een aangewezen instelling voor reflectie vanuit deze traditie in dialoog met de hedendaagse ontwikkelingen. Hier ligt zowel een kans voor inhoudelijke verdieping die onderbenut blijft als een opportuniteit om een eigen profiel te ontwikkelen. Door al het reëel aanwezige potentieel en alle ambitie hierop te richten, met respect voor de eigen identiteit en de oorspronkelijke onderbouw, kan MDD internationaal schitteren zoals terecht tot zijn betrachting behoort. MDD positioneert zich in Vlaanderen tussen enerzijds de grote museale instellingen (SMAK, M HKA, Mu.Zee) en anderzijds het experimentele veld. Qua artistieke werking wil het zich meten met Wiels en Mac’s, zoals blijkt uit het citaat op p. 8: “Qua artistieke werking zien we binnen België enkel het MAC’s in Wallonië en Wiels in Brussel als mogelijk vergelijkbare instellingen”. Wiels en Mac’s hebben inderdaad een functie als kunsthal. MDD heeft vanuit zijn aanwezige kwaliteiten een andere functie. MDD bezit alle kwaliteiten om een onvervangbare plaats en functie in het middenveld in te nemen binnen het kunstenlandschap in Vlaanderen. Het heeft zijn plaats in de regio verworven. De onmiddellijke nabijheid van het SMAK is bovendien een factor die niet over het hoofd kan en mag gezien worden. Met een aangewezen en boeiend eigen profiel is MDD complementair met het SMAK in plaats van concurrentieel. MDD trekt nu vooral bezoekers aan die al geïnteresseerd zijn in hedendaagse beeldende kunst. Volgens het dossier zijn daarnaast ook de streektoeristen een belangrijke potentiële doelgroep. MDD levert voldoende inspanningen om zijn doelgroep te verbreden en te verjongen. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie wijst erop dat haar huidige en toekomstige werking niet in strijd is met de statuten. De BBK is wel degelijk bekend met deze statuten, maar had niet de bedoeling hierover een polemiek aan te gaan. Zij heeft enkel naar deze statuten verwezen, omdat zij van mening is dat de geest hiervan een zekere indicatie geeft, die de teneur van haar advies ondersteunt. Het gaat er niet letterlijk om dat er steeds met de collectie moet gewerkt worden; de BBK is het er trouwens mee eens dat de kwaliteit hiervan ontoereikend is voor een dergelijke optie. Zij heeft dit argument slechts aangegrepen om te pleiten voor een nadrukkelijker aanknopen bij de eigen identiteit van MDD. Hierin verschillen de meningen van de organisatie en van de BBK niet substantieel. De BBK heeft vooral gewezen op de “natuurlijke verbondenheid van MDD met het Vlaams modernisme”. Zij heeft zich op geen enkele moment uitgesproken over het erfgoeddossier (wat overigens niet tot haar strikte bevoegdheid behoort), laat staan dat zij enige vorm van depreciatie zou geuit hebben over dit deel van de werking (zoals de repliek van de organisatie lijkt te suggereren). Haar enige zorg is hoe de globale werking van MDD zo goed mogelijk op haar natuurlijke identiteit kan afgestemd worden. Haar pleidooi voor een grotere verwevenheid van erfgoed- en kunsthalwerking, brengt met zich mee dat het niet mogelijk is het een zonder het ander te bespreken.
Pagina 113 van 160
Tijdens het bezoek van de commissie aan MDD kwam het belang van de erfgoedwerking trouwens ruimschoots aan bod. De BBK was daarom verbaasd dat het dossier liet verstaan dat de kunsthalwerking een veel autonomer koers wil varen. Zij neemt er nota van dat de organisatie in haar repliek haar erfgoedwerking in de verf zet, maar daar was het niet om te doen. De BBK wil vooral hameren op de rijke mogelijkheden tot onderzoek en reflectie vanuit de verwevenheid van verleden en heden. Zij is van mening dat deze nu onderbenut blijven, en wijst op de wenselijkheid dat MDD zijn natuurlijke voedingsbodem meer zou exploiteren. Zij wil vooral de reflectiepoot sterker ontwikkeld zien vanuit de aanwezige identiteit van MDD. De BBK heeft waardering voor het ontsluiten van belangrijke collecties. Ook de Biënnale van de schilderkunst vindt zij een belangrijk initiatief. Zij is het er volledig mee eens dat de waarde hiervan in de belevingskwaliteit ligt en dat theoretische vertogen hier niet op hun plaats zijn. Het enige doel met haar advies is aansturen op een hogere onderzoeksen reflectiecapaciteit, omdat dit van een museum mag verwacht worden. De BBK heeft ook op geen enkel moment geïnsinueerd dat MDD andere organisaties als concurrenten ziet. Zij heeft er enkel willen op wijzen dat de onmiddellijke nabijheid van het SMAK een factor is die niet over het hoofd mag gezien worden. Uit de dossiers blijkt dat beide instellingen als kunsthal voor een enigszins vergelijkbaar profiel kiezen, weliswaar met eigen accenten. De BBK acht het daarom wenselijk dat MDD voor een eigen profiel kiest vanuit zijn natuurlijke voedingsbodem. De BBK handhaaft haar eerste advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 114 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Zakelijk advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-012
Organisatie:
Stichting Mevrouw Jules D’hondt-Dhaenens (MDD) vzw
Gevraagd bedrag:
494.592,75 euro
1
Beknopte historiek organisatie
MDD vzw combineert de functie van een hedendaags kunstencentrum met een museale werking wat haar troeven van locatie ten volle uitspeelt. MDD vzw wordt sinds 2006 structureel ondersteund zowel vanuit Kunsten als vanuit Erfgoed. Het werkingsjaar 2010 werd afgesloten met een positief resultaat van 4.263,71 euro (eigen vermogen kleurt wel negatief voor 288.759,33 euro). Voor de periode 2010-2012 werd initieel een jaarlijkse werkingssubsidie toegekend van 250.000 euro (als gevolg van de besparingen werd dit bedrag in 2011 verminderd tot 240.046,96 euro). Voor de periode 2013-2016 dient MDD vzw als hedendaags kunstencentrum een aanvraag in voor een gemiddeld bedrag van 494.592,72 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De organisatie voldoet ruimschoots aan de decretale subsidiëringsvoorwaarden. Het negatieve eigen vermogen per 31/12/2010 van de organisatie wordt ruimschoots gecompenseerd door de gunstige liquiditeitsratio (1,73) en de beschikbare geldbeleggingen en eigen middelen (402.130,43 euro). 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
MDD vzw wil zich in de periode 2013-2016 verder uitbouwen tot een volwaardige kunsthal met internationale uitstraling en zich profileren als een degelijke partner in het netwerk van kunsthallen. Teneinde deze schaalvergroting te realiseren wil MDD vzw haar inhoudelijke omkadering verbeteren en haar internationale communicatie en netwerking op een permanente basis organiseren. In deze optiek wil MDD vzw ook haar publicatiebeleid heroriënteren naar de participatie aan de productie van internationale catalogi enerzijds en specifieke artist books welke gelinkt zijn aan haar eigen werking anderzijds. MDD vzw zal tijdens de periode 2013-2016 haar productieve werking realiseren door middel van 4 presentatieperiodes met telkens 2 producties (tentoonstellingen) welke zowel inzetten op de hedendaagse beeldende kunst als op de interactie met de vaste collectie en de specifieke omgeving van haar infrastructuur. Van deze 8 producties is één jaarlijkse groepstentoonstelling. De productieve werking van MDD wordt verder aangevuld met historisch-contextualiserende tentoonstellingen en, in samenwerking met het Roger Raveelmuseum, de Biënnale van de Schilderkunst (in 2014 de 4e editie met Richard Long als centraal kunstenaar). Ook wil MDD haar profilering als kunstencentrum scherper stellen door het kunstencentrum infrastructureel te ontkoppelen van het museum (zie 3.6). 3.2
Samenwerking en netwerking
MDD werkt met diverse nationale (Smak, Muhka, Argos, Middelheim, BAM, VOBK, ICOM Vlaanderen) en internationale partners (Mondriaanstichting, Pro Helvetia…) samen met het oog op informatie-uitwisseling of de realisatie van projecten. Een meer structurele en
Pagina 115 van 160
succesvolle samenwerking met het Roger Raveelmuseum is de basis voor de Biënnale van de Schilderkunst. Klara (radio) is de geprivilegieerde mediapartner van MDD. Voor de periode 2013-2016 wil MDD vooral inzetten op het vlak van internationale samenwerking en deze op een meer permanente basis uitbouwen om zo de interesseimpact van de instelling voor zowel het publiek als voor de kunstenaar te verhogen. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
MDD wil haar personeelbestand met 2 VTE’s uitbreiden in functie van haar nieuwe programmatie van tentoonstellingen, de omkadering van haar onderzoeksopdrachten en haar publicatiebeleid op een efficiënte wijze te kunnen realiseren. MDD voorziet hierbij de aanwerving van een halftijdse curator ter ondersteuning van de algemeen directeur, de uitbreiding van de zakelijke leiding van 0,5 VTE naar 1 VTE, de aanwerving van een halftijdse communicatiemedewerker en de aanwerving van een halftijdse technische medewerker. Deze personeelsuitbreiding heeft in de begroting geen invloed op de verhouding algemene werking versus artistieke werking. In haar begroting laat MDD 43 % van haar middelen naar de artistieke kosten vloeien, 30 % zijn personeelskosten en 27 % zijn algemene kosten. MDD wil deze verhouding voor de volledige periode 20132016 handhaven. Door de personeelsuitbreiding van de vaste ploeg verwacht MDD minder beroep te moeten doen op vrijwilligers. 3.4
Publieksgerichtheid
MDD vzw speelt in haar communicatie ten volle haar bijzondere ligging uit waarbij, naast een ingewijd kunstminnend publiek, ook de toevallige of de bewuste streektoerist uitgenodigd wordt om de tentoonstellingsplek te bezoeken. De moeilijke bereikbaarheid van het museum met het openbaar vervoer beperkt wel de aantrekkingskracht voor het jongere publiek. Om hieraan te verhelpen werkt MDD samen met een aantal onderwijsinstellingen (HISK, Sint-Lucas Gent) om een aantal projecten op te zetten en maakt zij ook gebruik van de sociale media (Facebook). De nieuwe communicatiemedewerker zal vanaf 2013 inzetten op een geïntegreerd communicatiebeleid met nationale doelgroepencommunicatie en oog voor internationale perscontacten. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het aspect interculturaliteit komt op het vlak van het personeelsbeleid en het bestuur niet specifiek aan bod. 3.6
Realisme groeipad
MDD dient een duidelijk toegelichte begroting in welke gelijk loopt met haar ambities voor de periode 2013-2016. De uitbreiding van het vaste personeelsbestand van 5,5 VTE naar 7,5 VTE betekent weliswaar grotere loonkosten maar MDD budgetteert ook een evenredige verhoging van haar artistieke productiekosten alsook een hogere vergoedingsregeling voor de kunstenaars. De organisatie heeft een gezonde eigen inkomstenstructuur (werking, lidgelden, sponsoring…) welke ong. 45% van de totale inkomsten totaliseert. Dit is ruimschoots boven de decretale normen. Vooral de ledenwerking (getrapt systeem van vrienden, meesters, schenkers en patroons) zorgt voor aanzienlijke inkomsten in het businessmodel van MDD. Eén onzekere factor zijn de infrastructuurwerken welke in de planning voorzien zijn voor het ontdubbelen van de werking als kunstencentrum en de werking als erfgoedinstelling. MDD heeft pas eind 2011 zicht op de impact van deze werken op het productie- en tentoonstellingsbeleid voor de periode 2013-2016. Het agentschap vraagt dan ook dat dit zo spoedig mogelijk uitgeklaard wordt.
Pagina 116 van 160
3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Zowel artistiek-inhoudelijk als zakelijk presenteert MDD een samenhangende visie welke voor 2013 al gedetailleerd wordt vertaald, begroot en toegelicht. De programmatie van MDD onderbouwt op duidelijke wijze de toekomstige personeelssituatie en hoe deze ingezet wordt om de voorgestelde artistieke werking te kunnen realiseren. 3.8
Haalbaarheid
Op basis van de huidige en de voorbije werking en in functie van het criterium haalbaarheid lijkt de realisatie van de voorgelegde plannen zeker haalbaar. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Als tentoonstellingsplek op een zeer interessante locatie heeft dit initiatief zeker een plaats binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het agentschap neemt met genoegen kennis van het engagement van MDD om de infrastructurele ontkoppeling tussen kunsthal- en museumfunctie volledig te financieren met privé-middelen. MDD merkt correct op dat zij zich in het aanvraagdossier aan het voorziene aantal bladzijden gehouden heeft. MDD stelt in haar gemotiveerde reactie op het zakelijke advies dat het gevraagde subsidiebedrag hetzelfde is als dit uit de vorige subsidieronde, vermeerderd met de index. MDD herbevestigt dat de gevraagde subsidie haar de mogelijkheid moet bieden om haar werking op alle vlakken optimaal te consolideren maar zij reikt geen argumenten aan welke de toekenning van de gevraagde subsidie rechtvaardigt. Het agentschap is dan ook onvoldoende overtuigd om de subsidievraag van MDD volledig te onderschrijven. Het agentschap handhaaft dan ook haar advies om MDD te subsidiëren voor een hoger bedrag dan in de huidige subsidieperiode maar lager dan gevraagd. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 117 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Artistiek advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-013
Organisatie:
Autonoom Gemeentebedrijf Museum (M) Leuven
Gevraagd bedrag:
350.000,00 euro
1
Beoordeling volgens artistieke criteria
Museum M is een toonplaats waar zowel Belgische kunstenaars die al enige tijd actief zijn en internationale kunstenaars als jong talent van eigen bodem een plaats krijgen. M combineert een historische collectie met een tentoonstellingsprogramma “oude en nieuwe kunst”. In veel gevallen lopen de programma’s parallel, op zo’n manier dat het publiek uitgedaagd wordt om zelf verbanden te leggen. Het museum hoedt er zich terecht voor om in gemakkelijke, sensationele en oppervlakkige historische cross-overs te vervallen. Waar het zinvol is, doorkruisen oude en nieuwe projecten elkaar. Voor het nodige onderzoek werken zij samen met o.a. KUL en FAK, maar ook externe experten worden ingeschakeld. Dit getuigt van een open blik, wat zeker aan te moedigen is. Met het oog op de lange-termijn-werking wil Museum M zelf ook een extra inhoudelijk medewerker in dienst nemen; dit maakt deel uit van de subsidievraag, en is volgens de BBK ook een terechte vraag. Daarnaast werkt M ook samen met lokale partners, zoals STUK. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De kunstenaars worden door M goed begeleid en ondersteund, zowel inhoudelijk als logistiek; er wordt steeds gevraagd om een nieuw werk te maken dat inspeelt op de locatie. Ook de publieksgerichtheid is een aandachtspunt van M: de presentaties zijn steeds zeer verzorgd en worden goed omkaderd. Museum M heeft een uitgebreide scholenwerking en werkt ook naar specifieke doelgroepen toe. De drempelverlagende werking maakt meteen ook de maatschappelijke meerwaarde uit van Museum M. Op de korte tijd dat Museum M actief is, heeft het al veel verwezenlijkt. Deze jonge werking getuigt van een degelijk kwaliteitsniveau; M wordt dan ook gerund door mensen met veel ervaring in de sector. Het heeft niet alleen een grote bovenlokale uitstraling en geloofwaardigheid opgebouwd, maar heeft hierdoor ook haar meerwaarde voor de regio Leuven aangetoond. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op het artistieke pre-advies. De BBK handhaaft dan ook haar advies.
Pagina 118 van 160
4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 119 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Zakelijk advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-013
Organisatie:
Autonoom Gemeentebedrijf Museum (M) Leuven
Gevraagd bedrag:
350.000,00 euro
1
Beknopte historiek organisatie
Vanaf de jaren negentig toonde het Museum Vander Kelen – Mertens niet enkel nog oude kunst, maar ontwikkelde het tevens een hedendaagse kunstwerking. In 2004 besliste de stad Leuven tot de bouw van een nieuwe museumsite; dit ging in 2009 open. Het nieuwe museum zette de dubbele werking voort en toont dus zowel oude als hedendaagse kunst, vaak in op elkaar afgestemde parallelprogramma’s. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Niet van toepassing. Ter info: het museum boekte in 2010 een negatief resultaat van 1.426.148,57 euro – d.i. bovenop het aanwenden van de voorzieningen voor risico’s en kosten. Na het opstartjaar 2009 lagen de uitgaven in 2010 ook aanzienlijk hoger. Enkele voorbeelden: mailings en post (+ 35.000), drukwerk (+ 30.000), transport (+ 37.000), klein materieel (+ 54.000), honoraria consulenten (+ 195.000), productiekosten (+ 300.000) en verloning personeel (+ 1.200.000). Er moest in 2010 ook voor zo’n 440.000 euro aan “schadeclaims” betaald worden. Eind 2010 kende de werking een liquiditeitsratio onder één. Veruit de grootste bron van inkomsten is de subsidie van de stad Leuven (méér dan 2,8 miljoen euro). 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Museum M beschrijft in dit dossier een heldere blik op lange termijn – zowel wat betreft de koers van het museum als geheel, als de plaats van het luik hedendaagse beeldende kunst binnen deze werking. Het agentschap merkt op dat het dossier vooral de groei van het museum als geheel beschrijft; in haar inleiding formuleert de aanvrager veel doelstellingen en zeer hoge ambities. Voor het luik beeldende kunst lijkt het museum vooral op de ingeslagen weg voort te willen gaan. 3.2
Samenwerking en netwerking
Met een sterke nadruk op het belang van onderzoek binnen deze werking, wordt vooral de K.U. Leuven als vaste (inhoudelijke) partner naar voren geschoven. Qua structurele samenwerking lijkt M vooral op lokale partners terug te vallen: voor het jaarlijkse festival “Playground” van STUK treedt M op als coproducent, en ook Stad & Architectuur en Beeld Beeld zijn in het Leuvense actief. De contacten met andere artistieke organisaties (Wiels, AIR, Extra City) en netwerkorganisaties (ICOM) zijn vooral gericht op kennisuitwisseling. Andere (inhoudelijke) samenwerkingsverbanden worden op projectmatige basis beslist, al naargelang de inhoud en de noden van elk project. Een structurele samenwerking met Cera Holding is nog in onderhandeling, maar dit slaat op het luik collectiewerking.
Pagina 120 van 160
3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Het dossier toont voldoende overtuigend aan hoe M zich inspant om de overhead – die onvermijdelijk hoog ligt bij een instelling van deze schaal – zoveel mogelijk te beperken. Zo wordt ernaar gestreefd om de personeelskosten niet hoger te laten zijn dan 50% van de totale begroting, en de algemene werkingskosten niet hoger dan 20%. De gevraagde werkingssubsidie zou dan ook vooral de inhoudelijke werking ten goede komen. Het dossier beschrijft verder hoe M kunstenaars helpt via vergoedingen, ondersteuning (meestal met het oog op nieuwe creaties – dus niet alleen financieel, maar ook logistiek, productioneel, ...), inhoudelijke feedback en begeleiding (vaak in de vorm van trajectbegeleiding), en publicaties. Met “Het Atelier” heeft M ook een residentie-werking, gericht op jongere kunstenaars. Op dit vlak scoort de aanvrager dus goed. 3.4
Publieksgerichtheid
Het museum heeft een eigen team Publiekswerking, waar de volledige werking (dus ook het hedendaagse kunstluik) onder valt. Het museum heeft ook een uitgebreide educatieve werking. Met het oog op het presentatie-luik wordt wel een extra medewerker voorzien, wat deel uitmaakt van de subsidievraag; dit komt verder in dit advies aan bod. Op vlak van publicaties is niet helemaal duidelijk wat de verhouding is tussen het tijdschrift “Reflecties” (p. 9), de tweemaandelijkse agenda (p. 14), de driemaandelijkse nieuwsbrief (p. 14), de diverse brochures (p. 14), de M-uitnodigingen (p. 14), de digitale mailings en de drietalige website, waarop ook ruimte is voor inhoudelijke duiding (p. 14). Het agentschap vraagt zich hierbij af of er wel zoveel gedrukt materiaal nodig is, dan wel of dit – minstens gedeeltelijk – opgevangen kan worden door gebruik van digitale media; het dossier geeft op p. 10 zelf enkele voorbeelden zoals sociale media, mailingbestanden en e-flux. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen concrete informatie. 3.6
Realisme groeipad
Het museum levert een indrukwekkend gestoffeerd dossier af. Toch focust het vooral op de algemene werking van het museum, en komt het luik hedendaagse beeldende kunst minder goed uit de verf. Het dossier leest als een machine die op een doordachte, uitgewerkte manier opereert. Dit doet de vraag rijzen in welke zin de werking nog uitgebreid of verbeterd kan of moet worden. Zo wordt een deel van de subsidie gevraagd voor internationale promotie en netwerking. Hiervoor wordt 30.000 euro voorzien. Er is echter al een drietalige website, en p. 13 licht toe welke acties reeds ondernomen worden i.s.m. ambassades en buitenlandse partners. Naar het buitenland toe mikt men vooral op kunstprofessionals en andere instellingen, met de bedoeling om de getoonde kunstenaars naar het buitenland te laten doorstromen. Het agentschap vindt het zeer positief dat een organisatie deze verantwoordelijkheid op zich neemt, naast de inspanningen die o.a. het steunpunt al op dit vlak doet. Het dossier benadrukt ook meermaals de internationale netwerken van de artistieke medewerkers, en de participatie in netwerkorganisaties als ICOM.
Pagina 121 van 160
Het dossier kan niet overtuigend aantonen waar er nog lacunes zitten. Ook de besteding van de voorziene 30.000 euro wordt enkel toegelicht als de ambitie om “hiervoor nieuwe instrumenten en informatie- en distributiekanalen [te] ontwikkelen” (p. 15), zonder aan te geven in welke richting er hierbij gedacht wordt. Het productiebudget stijgt van 370.000 euro naar 510.000 euro. Hier zitten personeelskosten (dus ook voor voorzien bijkomend personeel) niet in vervat. Het dossier bevat een analytisch overzicht van de voorziene productiekosten voor 2013, wat zeer goed is. Wat echter mankeert in dit nochtans rijk gedocumenteerde dossier, is eenzelfde analytische begroting voor 2012 – wat het agentschap zou toelaten om de vergelijking te maken. Op p. 13 staan wel de totaalbedragen van de tentoonstellingsprojecten in 2012, maar zonder onderverdeling. Het stoort het agentschap niet dat men voor de werking met jonge kunstenaars kort op de bal wil spelen en dat dit luik dus nog niet is ingevuld; het gaat ook “maar” om 10.000 euro per project, en zelfs met drie projecten per jaar heeft dit eerder een beperkte impact op het totaalbudget. De meervraag voor 2013 zit hem in de voorziene projecten met Walter Swennen en met een buitenlandse kunstenaar (samen goed voor 155.000 euro), en net deze projecten zijn nog compleet niet ingevuld. Ook het luik onderzoek, en de positionering als onderzoeksinstituut, wordt in de subsidievraag meegenomen. Deze noodzaak lijkt dan weer elders in het dossier te worden tegengesproken – o.a. de toelichting op p. 7 (onder “samenwerking rond onderzoek”) en de stelling in het zakelijke luik dat M er nu al in slaagt om “sterk wetenschappelijk onderbouwde tentoonstellingen [te] realiseren. Dit is ondertussen het handelsmerk geworden van M.” Kortom, het agentschap stelt zich vragen bij de wijze waarop deze subsidievraag gemotiveerd is. Het dossier toont onvoldoende overtuigend aan waarom bepaalde uitbreidingen nodig zouden zijn om deze werking nog te verbeteren. In deze opstartfase lijkt het raadzaam om de werking eerst op punt te stellen i.p.v. te denken aan bv. een uitbreiding van het productieluik. Indien de subsidievraag op die wijze geformuleerd was – “onze werking is jong, maar goed, doch dreigt door financiële problemen (zie punt 2 van dit advies) in gevaar te komen. Wij vragen de Vlaamse Overheid om dit gat in ons budget mee dicht te rijden, en zo de continuïteit van deze werking met meerwaarde te helpen garanderen.” – had het agentschap een ronduit positief advies geformuleerd. De aanvrager lijkt echter te menen dat een vraag om subsidie altijd gemotiveerd moet worden door (nog) meer hooi op de vork te nemen – ook financieel – wat volgens het agentschap, gelet op dit dossier en in dit stadium van de werking, net niet dient te gebeuren. Het agentschap is onvoldoende overtuigd door de voorgelegde plannen. Zij adviseert om een subsidie toe te kennen voor de werving van een inhoudelijke medewerker en voor de VTE productieleider, met beperkte bijkomende productiemiddelen, om de kwaliteit van de inhoudelijke werking en de intensieve ondersteuning van kunstenaars op peil te houden. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het dossier, dat eerder leest als een verantwoordingsdossier dan een aanvraagdossier, geeft een helder beeld van een zakelijke werking die goed beheerd wordt en in functie staat van de inhoudelijke werking. Enkel de voorgestelde uitbreidingsplannen zijn nog niet uitgewerkt, waardoor de kostenramingen hiervoor slechts ramingen zijn die onderbouw mankeren; zie bespreking in punt 3.6 van dit advies. Het agentschap wijst er tevens op dat projectsubsidies binnen het Kunstendecreet – hiervoor is in het budget 10.000 euro inkomsten voorzien – niet (meer) mogelijk zijn binnen het kader van een structureel gesubsidieerde werking.
Pagina 122 van 160
3.8
Haalbaarheid
Het museum werkt actief aan diversificatie van haar inkomstenbronnen en aan toename van de eigen inkomsten. Dit is positief, en heeft tot resultaat dat het aandeel van de gevraagde subsidie van de Vlaamse Overheid beperkt kan blijven binnen de totale omzet. De plannen van het museum zijn dus goed haalbaar, al heeft het agentschap wel bedenkingen bij alle voorstellen; zie punt 3.6 van dit advies. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Het museum heeft een duidelijke hedendaagse beeldende kunstwerking. Voor dit luik van de werking komt het in aanmerking voor ondersteuning binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek geeft zeer heldere toelichting bij het publiciteits- en publicatiebeleid, en licht toe hoe in komende jaren het interculturele aspect in de werking wordt geïncorporeerd (via gerichte tewerkstellingsprojecten en de vrijwilligerswerking). Het overgrote aandeel in de repliek gaat naar het punt dat ook in het advies het meeste aandacht kreeg, nl. het voorgestelde groeipad: - De organisatie licht overtuigend toe hoe de investeringen in internationale promotie en netwerking zowel de bekendheid in professionele kringen zullen verbeteren (ICOM-lidmaatschap en de persoonlijke netwerken van medewerkers zijn hiervoor onvoldoende) als een breder buitenlands toeristisch publiek moeten aantrekken (het wervende effect van de website is te beperkt; M mikt o.a. op aanwezigheid op toeristische beurzen). - De repliek legt ook uit hoe de reeds aanwezige wetenschappelijke kennis vooral m.b.t. de erfgoedwerking al sterk ontwikkeld is, maar nog onvoldoende voor de hedendaagse kunstwerking. (M stelt zelf dat dit onderscheid in het dossier niet heel duidelijk was.) - De repliek spreekt tegen dat er sprake is van een uitbreiding van het aantal presentaties. Zij wil dit aantonen door enerzijds de analytische begroting van tentoonstellingen 2012 toe te voegen, en anderzijds een opsomming te geven van de tentoonstellingsmomenten in 2012. Het project “Charles Burns” zit echter niet in de analytische begroting, waardoor deze twee elementen niet overeenkomen en het budget voor 2012 (nog steeds) blijft steken op 370.000 euro voor vier soloprojecten + één groepsproject t.o.v. vijf soloprojecten + twee groepsprojecten voorzien in 2013 voor 510.000 euro. Ook is er voor de projecten van Walter Swennen en Roe Ethridge geen berekening van de verwachte uitgaven gegeven (wat ook al ontbrak in schema 8 van de aanvraag). De toelichting omtrent het kaderen en spreiden van de projecten is correct en terecht, maar heeft geen betrekking op uitgaven binnen dit specifieke deelbudget. De stijging van het tentoonstellingsbudget met 140.000 euro wordt m.a.w. ook in de repliek niet overtuigend gemotiveerd.
Pagina 123 van 160
Het agentschap is het eens met de organisatie dat de werking voldoende middelen moet hebben om de projecten goed te omkaderen, de kunstenaars voldoende te ondersteunen en de spreiding en bekendmaking van de werking efficiënt aan te pakken. Op alle punten geeft de repliek een bevredigend antwoord, behalve op één cruciaal punt. Om die reden handhaaft het agentschap het eerdere advies en pleit voor een subsidie die hoog genoeg is, maar niet voor het gevraagde bedrag. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 124 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-016
Organisatie:
Ku(n)st vzw
Gevraagd bedrag:
350.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Ku(n)st vzw is vooral bekend van de realisatie van de Beaufort-triënnale. Voor de periode t/m 2016 zetten zij nog andere grote projecten op stapel: een jaarlijks Watou-festival, en twee grootschalige projecten rond de Eerste Wereldoorlog (onder de titel “Gone West”). De BBK mist achter al deze projectvoorstellen een artistieke visie of onderbouw. Kwaliteit lijkt eerder een gevolg van toeval dan van overweging. Het dossier geeft geen informatie over de manier waarop projecten zoals Beaufort en Watou zullen worden uitgewerkt, waardoor deze niet getoetst kunnen worden aan het kwaliteitscriterium van het Kunstendecreet. De organisatie vraagt subsidie voor het realiseren van haar lange-termijn-werking: uitgroeien tot expertisecentrum. De BBK stelt echter vast dat er geen sprake is van artistieke expertise, maar alleen van organisatorische, technische en logistieke expertise bij het realiseren van grootschalige projecten in de buitenruimte. De vzw heeft een ruime ervaring en een zeer breed netwerk van (boven-)lokale partners opgebouwd. Ook hebben zij met voorgaande projecten aangetoond dat zij slagen in een brede publiekswerving en -werking. Op die manier dienden deze projecten niet zozeer een maatschappelijk, maar vooral een toeristisch/economisch belang. Over de aandacht voor diversiteit / interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit ook niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK concludeert dat de vzw een instrumentele organisatie is zonder een eigen artistieke doelstelling. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren. 3
de
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt kennis van de repliek, en wijst op de verschillen tussen de aanvraag in de vorige ronde en de hier voorliggende aanvraag. Het aanvraagdossier dat vorige keer was ingediend, focuste uitsluitend op Beaufort (en dus niet op de totale werking van de vzw). De BBK zag potentieel in de derde en vierde editie van de biënnale, zag een verbetering t.o.v. de eerste edities, en baseerde haar positieve oordeel op het vertrouwen in de artistiek betrokkenen. Als de repliek stelt “Heeft de BBK het vandaag over dezelfde organisatie ...”, dan is het antwoord dus “nee”. De vorige aanvraag ging enkel over Beaufort, en het positieve advies gold dus ook enkel voor de toen komende edities van Beaufort. De BBK was in de vorige ronde niet gevraagd om zich uit te spreken over de totale werking van de vzw – in tegenstelling tot de hier voorliggende aanvraag, waarin naast Beaufort nu ook het Kunstenfestival Watou en het project Gone West opgenomen zijn.
Pagina 125 van 160
De repliek gaat echter niet in op de crux van het negatieve advies van de BBK: er zijn geen artistiek-inhoudelijke uitgangspunten van, of visie op, de (totale) werking van de organisatie in het dossier te vinden. Een overkoepelend artistiek beleidsplan ontbreekt. De aanvrager geeft aan dat het artistieke beleid per project wordt uitgestippeld, wat niet wegneemt – maar integendeel bevestigt – dat er geen overkoepelend plan voor de hele werking is waaruit een artistiek-inhoudelijke visie blijkt. Basiscriteria als “kwaliteit van inhoudelijk concept en concrete uitwerking” en “langetermijnvisie” krijgen in het dossier geen invulling, laat staan dat de BBK zich hierover positief kan uitspreken. Hierbij merkt de BBK op dat ook de individuele projectvoorstellen een uitwerking missen. De vergelijking met de Biënnale van Istanbul snijdt daarbij volgens de BBK geen hout. De BBK vindt in de repliek geen argumenten om haar advies te wijzigen. Zij handhaaft dan ook dit eerdere advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie niet te subsidiëren.
de
Pagina 126 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-016
Organisatie:
Ku(n)st vzw
Gevraagd bedrag:
350.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Ku(n)st vzw werd structureel gesubsidieerd in de periode 2006-2007 (€ 300.000 /jaar), in de periode 2008-2009 (€ 150.000/jaar), en in de periode 2010-2012 (€ 190.000/jaar). 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Het meest recente inspectieverslag (2010) kon zich moeilijk uitspreken over de kwaliteit van de artistieke output, maar was erg negatief over het ingediende werkingsverslag van Ku(n)st. Belangrijkste opmerkingen waren het ontbreken van de verplichte contractuele band met de artistieke leider (een functie die door Jan Moeyaert ingevuld wordt, met een delegatie per project), het incorrect invullen van overzichtslijsten (bv. van medewerkers en bezoekersaantallen), de ondermaatse kwaliteit van het verslag (dat o.a. te weinig inzicht biedt in de samenwerkingen), het ontbreken van stavende stukken (zoals ondertekende samenwerkingsovereenkomsten), fouten in de ingediende afrekening, en het ontbreken van toelichting bij zelfs de meest prominente uitgavenposten, zoals promotie. Het verslag merkt ook op dat Ku(n)st zich in een aantal projecten coproducent noemt, terwijl de bijdrage beperkt was tot technische en logistieke ondersteuning tegen betaling op factuur. Ook zegt de vzw met projectmatige begrotingen te werken; hiervan was in eerdere documenten (aanvraagdossier, actieplan) geen sprake, maar ook het werkingsverslag bevatte geen analytische weergave van de boekhouding. Ook de verhuis van kantoorruimte werd in het verslag niet besproken. Tenslotte stelde het agentschap zich vragen bij 60.000 euro “doorgestorte subsidies”. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Ku(n)st vzw organiseert het triënnale-festival Beaufort, en onderhoudt het “Beeldenpark Aan Zee”. Zij is ook betrokken bij de organisatie van Kunstenfestival Watou. In het kader van “Gone West” realiseert de vzw twee projecten: “Remember Me” en “Stemmen & Plekken”. De langetermijnvisie kan op basis van dit dossier echter niet getoetst worden. Dit vlot leesbare, maar té lange dossier (er was vooraf een limiet van 32 bladzijden opgelegd) besteedt veel aandacht aan Beaufort 2012 en de voorgaande edities, hoewel dit – buiten de nazorg – niet de focus van dit dossier is. Over de editie die in de beoogde subsidieperiode valt, staat echter niets in het dossier. Naar eigen zeggen begint de vzw ook pas met de voorbereidingen van een volgende editie na het afsluiten van de vorige; beslissingen m.b.t. de editie in 2015 worden dus pas vanaf 2013 genomen. Het agentschap vraagt zich af of dit zo’n verstandige aanpak is. Dezelfde opmerking geldt voor Watou: het dossier geeft vooral informatie over de edities tot nu toe, en stelt op hetzelfde stramien voort te willen gaan. De “artistieke en organisatorische verfijning” wordt verder niet geduid.
Pagina 127 van 160
Ook voor het grootschalige “Gone West” project zal pas in 2012 bekend worden in welke richting men wil werken. Dan kan men ook beginnen met begrotingen opstellen etc. Veel staat dan ook nog beschreven in de voorwaardelijke wijze. Het dossier bevat wel een beknopte, algemene visienota. Het project “Stemmen & Plekken” lijkt vooral een literair project te zijn; het is niet duidelijk waar het beeldende kunstluik zit. (Is dit in de mogelijke ‘cross-overmomenten’?). Het project “Remember Me” is geïnspireerd op het werk “Fields” van Antony Gormley, maar er is geen sprake van betrokkenheid van, of creatie door, hedendaagse (Vlaamse) kunstenaars. Het is eerder een breed opgezet participatieproject. Men duidt wel op het belang van een groot budget. Voor de ad-hoc-werking van kleinere projecten en samenwerkingen speelt men eveneens kort op de bal. Ook hier is dus nog niet geweten wat men in 2013 e.v. zal doen. 3.2
Samenwerking en netwerking
De samenwerking met diverse partners, zoals beschreven op p. 8 van het dossier, en de – toegegeven, indrukwekkende – lijst van partners op p. 37 en 38, wekken de indruk dat samenwerking in functie staat van het organisatorische en financiële, eerder dan van de inhoud. Het dossier erkent dit zelf ook op p. 38 en p. 42. Het agentschap verwijst ook naar de blijvende intentie, beschreven op p. 9, om ad-hoc samenwerkingsverbanden op te zetten “op organisatorisch, logistiek, communicatief, educatief en productioneel vlak”. Het valt het agentschap op hoe samenwerking op artistiek vlak hier niet opgenomen is. Het agentschap begrijpt niet waarom de organisatie van Watou “voorlopig nog in samenwerking met vzw P’art” gebeurt (p. 18). Als er plannen zijn om deze structuur anders aan te pakken, moet dit in het dossier vermeld worden. Ook is de verdeling van taken en bevoegdheden tussen de artistieke cel van de vzw enerzijds, en de verschillende externe deskundige curatoren anderzijds, niet duidelijk beschreven. Hetzelfde geldt voor de rol van de (externe) curator in het Beaufort-verhaal. Het agentschap merkt op dat lezingen of studiedagen niet voorzien zijn in de begroting, en stelt zich de vraag in hoeverre Ku(n)st hierin als coproducent optreedt, dan wel of dit eerder onder de receptieve werking thuishoort. Wat betreft internationale werking, lijkt het dossier zich te beperken tot het aantrekken van buitenlandse kunstenaars en het mikken op toeristen. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Binnen het Watou-festival zijn de “secretariaat”-kosten goed voor 2/3 van het budget, en dus anderhalve keer zo zwaar als de artistieke realisatie en communicatiekosten samen. Bij het “Gone West”-project is deze verhouding quasi in evenwichtig. Alleen bij de Beaufort-triënnale is er een zware nadruk op de creatie van nieuwe werken en een zeer brede communicatie. Hier worden ook kunstenaarsvergoedingen voorzien. Deze zijn relatief laag (1.250 euro / kunstenaar), maar daarnaast wordt ook technische ondersteuning voorzien, worden de reis- / verblijfkosten betaald etc. De totale kost voor de creatieopdrachten per Beaufort-triënnale (1.125.000 euro) is goed voor 38,68% van het totale budget (2.908.580 euro). Een jaarlijkse tussenkomst van de Vlaamse overheid voor een bedrag van 150.000 euro – d.i. 450.000 euro per triënnale – komt neer op exact 40% van deze creatiekosten.
Pagina 128 van 160
3.4
Publieksgerichtheid
Dit is ongetwijfeld het sterke punt in de werking van vzw Ku(n)st. Er wordt voorzien in folders, affiches, websites. Er zijn ook ruilovereenkomsten met mediapartners. Er is ook een educatieve werking naar kinderen toe (kinderatelier, rondleidingen, lessenpakketten; er is ook een samenwerking met “Uit met Vlieg”), en er is ook aandacht voor een doelgroepenbeleid. Bij het Watou-festival worden studenten ingeschakeld die bij elk werk toelichting kunnen geven. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen concrete informatie. 3.6
Realisme groeipad
De enige groei die het agentschap bespeurt, is de (tijdelijke) betrokkenheid in het “Gone West”-project; voor de rest mikt de organisatie voornamelijk op continuering van de bestaande werking. De verantwoording voor de hogere subsidievraag onderaan pagina 44 is volgens het agentschap wel erg mager. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het agentschap verwijst naar haar opmerking onder punt 3.1 van dit advies: aan de concrete uitwerking van de artistieke plannen is nog niet begonnen. Dit maakt het dan ook erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om de zakelijke vertaling van de artistieke plannen te toetsen. Anderzijds wijst het agentschap ook op de vaststelling onder punt 3.6 van dit advies: de organisatie gaat grotendeels uit van een voortzetting van de bestaande werking. Zij kan voor de raming van productiekosten, kunstenaarsvergoedingen, reis- / verblijfkosten, ... dan ook bogen op voldoende ervaring. Los van de bedragen tonen de diverse voorziene uitgavenposten wel de organisatorische kennis van de vzw aan: bijna alle nodige elementen voor de realisatie van de beoogde projecten komen hierin aan bod. Het agentschap merkt wel op dat een vergoeding voor de externe curatoren stelselmatig niet aan bod komt in de verschillende projectbegrotingen. 3.8
Haalbaarheid
Het dossier stelt dat de vzw structureel financieel kan overleven via de structurele erkenning binnen het Kunstendecreet. Dit is betwijfelbaar: in biënnale-jaren is de gevraagde subsidie goed voor 10% van de omzet, in de niet-biënnale-jaren (waarin ook het Watoufestival en het grote “Gone West”-project nog steeds op de begroting wegen!) 15 à 20% van de totale omzet. De vzw krijgt ook subsidies van de provincie en buitenlandse overheden, rekent op een inbreng vanuit de betrokken lokale overheden, en genereert zelf inkomsten uit verkoop (o.a. tickets), sponsoring en dienstverlening. Op basis van de werking en de ervaring van de organisatie zijn de voorgelegde plannen zeker haalbaar. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Dit initiatief wordt momenteel reeds ondersteund binnen het Kunstendecreet.
Pagina 129 van 160
4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. Het agentschap stelt vast dat u zich in uw aanvraagdossier niet hebt gehouden aan het in de format voorziene aantal bladzijden. Het niet nakomen van deze afspraak is weinig professioneel en het is bovendien weinig collegiaal ten opzichte van andere aanvragers. Het agentschap is echter zo welwillend geweest om uw dossier volledig in aanmerking te nemen in dit voorliggende advies. Mocht u echter gebruik maken van uw repliekrecht op dit advies, zal het agentschap de daarvoor geldende afspraken wel strikt toepassen. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Met betrekking tot de berekening overhead vs. artistieke kosten wijst de organisatie erop dat het tijdelijke personeel wordt ingeschakeld in de realisatie van de projecten (opbouw en afbraak, en communicatie) en niet als overhead gezien mag worden. Het agentschap gaat akkoord met deze opmerking, en stelt vast dat dit inderdaad de verhouding wisselt. Met betrekking tot de kunstenaarsvergoedingen voor Beaufort blijkt dat deze over 2 jaar gespreid wordt, dus 2 jaar na elkaar 1.250 euro. Dit maakt samen inderdaad 2.500 euro. Dat daarnaast nog ruime ondersteuning geboden wordt, had het agentschap wel al vastgesteld, vermeld en in overweging genomen. Deze repliek maakt echter nog steeds niet duidelijk onder welke post de vergoedingen voor de externe curatoren begroot zijn; het agentschap vindt deze nergens terug in de voorgelegde projectbegrotingen. Naar langetermijnvisie toe bevestigt de organisatie dat zij (nog) geen concrete informatie kan geven over de projecten binnen de periode waarvoor subsidie aangevraagd wordt. Naar samenwerking toe bevestigt de organisatie de indruk van het agentschap dat de inbreng van partners “inhoudelijk-artistiek, maar ook en vooral organisatorisch-financieel” is. Het onderscheid tussen “intendant”, “projectsecretariaat”, “artistieke coördinator”, “artistieke productiebegeleider”, “artistieke adviseurs”, “externe curator(-en)” en “artistieke commissie” (dit laatste werd in het aanvraagdossier niet eens vermeld!) wordt er door de repliek niet duidelijker op. Er wordt ook geen toelichting gegeven over taak- en bevoegdheidsverdeling, hoewel net dat de vraag was van het agentschap. In haar repliek stelt de organisatie dat het agentschap haar oordeel heeft laten afhangen van de – negatieve – beoordeling door de BBK. Aangezien het agentschap haar conclusie al bereikt had vóór de vergadering van de BBK (en sindsdien uiteraard ook niet gewijzigd heeft), klopt dit niet. De opmerkingen over de beoordeling door de BBK hebben ook geen plaats binnen de repliek op het zakelijke advies. Het agentschap stoort zich tenslotte ook aan bewoordingen als “oneerlijke berekening”. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 130 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-017
Organisatie:
Voorkamer
Gevraagd bedrag:
165.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Het kunstenaarsinitiatief Voorkamer is een kleine, stille plek waar van de bezoeker een tragere manier van kijken wordt gevraagd, waar de kunst en de kijker ademruimte krijgen, en waar men soms verrassende ontdekkingen kan doen. Dit is een huis waar veel integriteit en eigenzinnigheid aanwezig is. De twee artistieke leiders zijn gedreven kunstenaars die Voorkamer een eigen profiel geven. Door een tegendraadse kijk op de kunst, leggen zij vaak gedurfde verbanden of trekken zij dwarse lijnen tussen kunstwerken. De toeschouwer wordt zo geconfronteerd met een stuk onvoorspelbaarheid. Dit maakt Voorkamer tot een voorbeeld van de meerwaarde die een kleinere organisatie in het kunstenlandschap kan inbrengen. Dit initiatief opereert buiten de context van de grote centrumsteden, wat belangrijk is met het oog op regionale spreiding. Net doordat zij zich in de rand van de kunstscène situeert, is het voor de organisatie niet eenvoudig om een geïnteresseerd publiek aan te trekken. Het communicatiebeleid is voor verbetering vatbaar. De getoonde namen zijn geen grote publiekstrekkers: vaak gaat het om jongere of oudere, ondergewaardeerde kunstenaars. De BBK vindt de aandacht voor deze groep positief. Dit kunstenaarsinitiatief, waar momenteel erg veel op vrijwillige basis gebeurt, wil zijn werking op langere termijn professioneler organiseren. De voorgestelde uitbreiding van het personeel lijkt de BBK echter een té grote stap ineens. Ook erkent de BBK de meerwaarde van het luik extra muros, maar vraagt zij zich af of dit binnen de schaal van de werking niet te hoog gegrepen is. De BBK wil een positief signaal geven en de verdere ontwikkeling van dit initiatief aanmoedigen. Toch merkt zij op dat Voorkamer niet op alle criteria van het decreet even goed scoort. Zo heeft zij hierboven het probleem van de publiekswerving reeds aangehaald, wat ook gevolgen heeft voor de bovenlokale uitstraling. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 131 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, die bijkomende argumenten aandraagt waarom Voorkamer ook buiten Lier activiteiten inricht. Negentien extra murosactiviteiten werden reeds verwezenlijkt, en ook de in dit dossier voorgelegde plannen zijn volgens hen haalbaar. (In de marge noteert de BBK dat de opmerking over de projecten “in onderhandeling” uit het zakelijke advies komen, niet uit het artistieke advies.) De BBK is echter onvoldoende overtuigd. Zij herhaalt haar standpunt dat Voorkamer haar werking niet té snel moet willen uitbreiden, en dat het voor de organisatie belangrijk is zich te focussen op haar werking en rol binnen Lier (geen eenvoudige plek op het gebied van hedendaagse beeldende kunst!). De BBK handhaaft haar eerdere – positieve – advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 132 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-017
Organisatie:
Voorkamer
Gevraagd bedrag:
165.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
In 1996 werd Voorkamer als kunstenaarsinitiatief opgericht in Lier. Na tien jaar verhuisde de organisatie naar haar huidige locatie, waar grotere tentoonstellingsprojecten opgezet konden worden (meestal gelinkt aan de geschiedenis en structuur van het gebouw zelf). Er worden vier projecten per jaar georganiseerd: een thematische groepstentoonstelling, een solopresentatie, een experimenteel onderzoeksproject en een extra muros-project. Vóór het Kunstendecreet werd de organisatie ondersteund aan 20.000 à 25.000 euro per jaar. Tussen 2006 en 2009 werd dit verdubbeld naar 50.000 à 55.000 euro per jaar. Voor de periode 2010–2012 adviseerde de BBK opnieuw een verdubbeling, naar 100.000 euro; de minister kende een jaarlijkse werkingssubsidie van 70.000 euro toe. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Het recente visitatieverslag (2010) duidde op een aantal pijnpunten: de afwijkingen van het uitgevoerde programma t.o.v. het actieplan, het incorrect boeken van de structurele subsidie, en de (té) beperkte eigen inkomsten. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Voorkamer heeft in de voorbije jaren haar werking zien uitbreiden, en is tot een solide “basispakket” gekomen dat zij in deze beleidsperiode wil voortzetten. Uit de voorliggende plannen blijkt de organisatie vooral haar structuur aan deze voorbije evolutie wil aanpassen om dezelfde werking op langere termijn te kunnen blijven volhouden. 3.2
Samenwerking en netwerking
Het dossier noemt een aantal structurele partners op, die vooral op logistiek vlak lijken bij te dragen tot de werking van de organisatie: stad Lier, OCMW Lier, Cultuurcampus. Wat betreft de artistieke partners is niet duidelijk of het om eenmalige/projectgebonden, dan wel om langdurige/structurele partners gaat. Het is ook niet helder in hoeverre het bij deze artistieke partners gaat om het netwerk van de organisatie, dan wel van het duo artistieke leiders Morrens/De Boe. Dit netwerk blijkt wel opportuniteiten te leveren voor projecten in de toekomst. Het valt op dat veel projecten i.s.m. andere organisaties nog worden geformuleerd als “in onderhandeling” of “in overweging”. Voor sommige projecten, zoals de medewerking die Voorkamer zal verlenen aan het project van Lage Egal of aan “Breugelland”, is niet vermeld met welke – al dan niet Vlaamse – kunstenaar(s) Voorkamer zal samenwerken, laat staan waaruit hun bijdrage zal bestaan. Dat maakt het natuurlijk moeilijker om zulke projecten correct te begroten (ook al gaat het in de begroting om relatief lage bedragen), terwijl de organisatie net zelf budgettering en budgetopvolging als pijnpunt aanhaalt.
Pagina 133 van 160
3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Als kunstenaarsinitiatief besteedt Voorkamer zéér veel aandacht en middelen aan zowel de artistieke werking als aan een goede ondersteuning van de kunstenaars. Zelfs als we de personeelskosten volledig onder overhead rekenen, maken de artistieke kosten (producties, vergoedingen, reis en verblijf) nog meer dan 50% van de totale begroting uit! Dit is o.a. mogelijk door de goedkope huur voor de locatie, wat ook een vorm van ondersteuning is (die in de begroting echter niet of nauwelijks naar voren komt). Het hoeft dus nauwelijks nog gezegd dat Voorkamer op dit vlak uitzonderlijk goed scoort. 3.4
Publieksgerichtheid
Voorkamer probeert haar werking toegankelijk en laagdrempelig te houden door goede kwaliteit te brengen die echter niet onleesbaar hoeft te zijn voor de modale bezoeker. Er wordt aandacht besteed aan begeleidende zaalteksten, en er wordt ook gedacht aan begeleide bezoeken aan de tentoonstellingen. Opvallend (in positieve zin) is hoe Voorkamer probeert om ook de kunstenaars zelf bij de publiekswerking te betrekken. Een deel van de subsidie-meervraag betreft de 2/5 VTE werving van een communicatiemedewerker (die zich ook aan de educatieve werking zal wijden); het dossier legt sterk de nadruk op de noodzaak hiervan. Het is positief dat deze nieuwe medewerker niet van nul moet beginnen, maar kan voortbouwen op wat reeds een goede publiekswerking is: er zijn reeds contacten met de pers, er worden advertenties geplaatst in gespecialiseerde bladen, er is een website etc. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Hierover geeft het dossier geen informatie. 3.6
Realisme groeipad
De subsidievraag is het toegekende bedrag x2,36 – méér dan een verdubbeling, dus. Het is echter niet zo’n drastische stijging in vergelijking met wat de BBK geadviseerd had. Deze extra middelen dienen om personeel te werven (een communicatie-medewerker en een technische medewerker, elk 2/5 VTE, en een uitbreiding van 2/5 naar 3/5 VTE voor de zakelijke/administratieve/logistieke opvolging), om vrijwilligers te betalen voor permanentie tijdens de tentoonstellingen, een kleine verhoging van artistieke middelen en kunstenaarsvergoedingen, en beperkte investeringen in o.a. audiovisuele apparatuur. De meervraag is, zeker gelet op de uitbreiding van de werking in de laatste jaren, goed gemotiveerd en verantwoord. Enerzijds is de uitbouw van de structuur (die nu vooral op vrijwilligerswerk berust, ook van de artistieke leiding) nodig om de werking professioneel te laten verlopen. Anderzijds moet dit ook verhelpen aan het persoonsgebonden karakter van de huidige werking; zie de opmerking geformuleerd onder punt 3.2 van dit advies. Aangezien de een- (of twee-)persoonsorganisatie het risico kent dat de continuïteit van de werking wegvalt als de persoon in kwestie de organisatie verlaat, is het de bedoeling van het subsidiebeleid dat dit type organisatie niet langer op deze manier moet werken. De in dit dossier voorgestelde wervingen – die nog erg bescheiden blijven – zullen net de omkadering bieden die dit risico kan wegnemen.
Pagina 134 van 160
3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De subsidievraag is voor de vier jaren gelijk, houdt dus geen rekening met indexering of met het feit dat “Carte Blanche” vanaf 2014 niet langer een solo- maar duo-presentatie zal zijn. De financiële vertaling van de artistieke plannen leidt tot een correcte, economische begroting. De extra opbrengsten die de communicatie-medewerker genereert door betere verspreiding en verkoop van multiples en publicaties, worden niet gebruikt om de extra personeelskosten te recupereren maar worden geherinvesteerd in nieuwe producties, wat op termijn het productiebudget – de zwaarste post in de begroting, na de loonkosten – moet verlichten. 3.8
Haalbaarheid
Dit dossier leest als het verhaal van een organisatie wiens inhoudelijke werking op punt staat, maar die op zakelijk vlak op haar tandvlees zit en nood heeft aan een uitgebouwde omkadering (zonder dat die de artistieke werking opzij drukt of in gevaar brengt; zie ook punt 3.3 van dit advies). Dit wordt in het dossier ook zo geschreven. De gevraagde subsidie van de Vlaamse overheid is goed voor 90% van de totale omzet. De rest komt uit een beperkte subsidie van de stad – bovenop de praktische / logistieke steun die de stad levert; zie ook punt 3.3 van dit advies – en eigen inkomsten, die door de werving van de communicatie-medewerker verhoogd zullen worden – waarmee aan één van de belangrijkste opmerkingen uit het recentste visitatieverslag tegemoet wordt gekomen. Mits een relatief beperkte ondersteuning door de Vlaamse overheid, zijn de plannen in dit dossier goed haalbaar. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zeker zijn plaats binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
5
Gemotiveerde behandeling repliek
De organisatie reageert in de repliek enkel op elementen van het artistieke advies. Meer bepaald wijst Voorkamer erop dat de BBK zich vragen stelt bij de personeelsuitbreiding, maar tegelijk ook wijst op de problemen met publiekswerving. Het zakelijke advies gaat ervan uit dat het ene net een oplossing kan bieden voor het andere. Hierdoor gebruikt de organisatie het zakelijke advies als argument, maar gaat verder niet in op de inhoud van het zakelijke advies. Het agentschap handhaaft dan ook dit advies.
Pagina 135 van 160
6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren voor een bedrag dat in de lijn ligt van het gevraagde bedrag, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 136 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-018
Organisatie:
CIAP vzw
Gevraagd bedrag:
189.673,71 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
Sinds de oprichting van CIAP hebben vrijwillige medewerkers zich hard ingezet om een plaats te creëren voor tentoonstellingen, lezingen, publicaties en de organisatie van kunstreizen. Daardoor heeft CIAP de hedendaagse beeldende kunst mee op de kaart gezet in de provincie Limburg, en heeft het een breed lokaal én bovenlokaal publiek bereikt. CIAP heeft m.a.w. een grote meerwaarde voor deze regio, en is qua profiel een belangrijke aanvulling op Z33 (multidisciplinair kunstencentrum), FLACC (werkplaats) en C-Mine (cultuurcentrum). Deze werking is waardevol, heeft kwaliteitsvolle resultaten opgeleverd en heeft veel goodwill voor de beeldende kunst bij een breed publiek gecreëerd. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit ook niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK moet tot haar spijt vaststellen dat dit een zwak dossier is. De hogere subsidievraag wordt wel gemotiveerd, maar veel nuttige informatie over de visie achter de artistieke werking of over de invulling van het programma is er niet te vinden. Ook de langetermijnvisie blijft steken in algemeenheden. Dit dossier, kortom, stemt niet overeen met de kwaliteit die de BBK van CIAP kent (en verwacht), maar brengt aan het licht dat er in de huidige werking problemen zijn die een oplossing vergen. Vanaf 2010 is CIAP ondersteund d.m.v. een structurele subsidie. De beperkte subsidie moest de organisatie in staat stellen om haar essentie en kracht – namelijk haar karakter als vrijwilligersorganisatie – te bewaren, met een goede zakelijke begeleiding en omkadering. De overgang naar de nieuwe locatie en de ambitie om als een volwaardige professionele organisatie te functioneren, brachten echter teweeg dat net die eigenheid verloren dreigde te gaan. Waar voorheen de praktische beperkingen zorgden voor een sterke focus, een scherpe selectie en een uniek en eigenwijs profiel, vergleed de werking stilaan naar degelijk, maar braaf. Deze evolutie deed niet alleen afbreuk aan het DNA van deze organisatie, aan wat haar net zo boeiend, dynamisch en waardevol maakte. In recente jaren heeft CIAP echter op het vlak van profilering en langetermijnvisie zijn eigenheid uit het oog verloren, met nadelige gevolgen voor de werking. Desondanks blijft de BBK overtuigd van het belang en de meerwaarde van deze plaats voor het landschap. De BBK stelt voor om deze organisatie via een tweejarige structurele subsidie de kans te geven om zich te her-profileren en zich te herpositioneren binnen de Limburgse/Vlaamse kunstscène. Zij stelt een subsidiebedrag voor dat voldoende hoog is om de vrijwilligerswerking van een degelijke zakelijke omkadering te voorzien, en om productiemiddelen vrij te kunnen maken voor een interessant programma. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 137 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, die veel sterker is opgesteld dan het aanvraagdossier. De tekst geeft een voldoende overtuigend antwoord op twee punten van kritiek van de BBK. Ten eerste merkte het advies – terecht – op dat de vrijwilligerswerking de grote sterkte van deze organisatie is. De repliek nuanceert hierbij dat ook een werking met vrijwilligers (wat tegenwoordig niet meer zo evident is) een professionele omkadering nodig heeft om de vrijwilligers efficiënter te kunnen inschakelen. In feite komt dit neer op het herdenken van de bestaande formule. De BBK vindt dit een waardevolle insteek van de aanvrager. Ten tweede is de inhoud van het programma, dat door de BBK als “te braaf” werd beoordeeld, ook een kwestie van smaak. CIAP merkt op dat het afwegen van een kleinschalige werking met vrijwilligers ten opzichte van kunstencentra en musea, geen eerlijke vergelijking is. De BBK acht dit een valabel argument. De BBK gelooft in het potentieel van deze plek, maar miste bovenal een inhoudelijk goed uitgewerkt programma. De doorverwijzing naar de tweejarige subsidies, met voldoende middelen, dient om CIAP de kans te geven om een nieuwe werking en een nieuw artistiek profiel te ontwikkelen. De BBK handhaaft haar eerdere advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 138 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-OR-018
Organisatie:
CIAP vzw
Gevraagd bedrag:
189.673,71 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
CIAP is in 1976 opgericht. De werking steunt op twee belangrijke pijlers: publiekswerking en reflectie, en (ondersteuning van) kunstproductie. In 2009 ontving de organisatie een projectsubsidie via de BBK; vanaf 2010 is zij structureel ondersteund. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Op inhoudelijk vlak was de meest recente visitatie positief: de organisatie voerde trouw het programma uit dat zij vooraf had ingediend. Zij hield hierbij rekening met zowel haar eigen pijlers als met de opmerkingen in het advies van de BBK. Op zakelijk vlak voldeed de organisatie echter niet aan alle voorwaarden. Doordat bv. geen dubbele boekhouding werd gevoerd, was ook de structurele subsidie niet correct geboekt. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Dit (bijzonder magere) dossier legt sterk (haast volledig) de nadruk op de personeelsuitbreiding om de professionele werking van de organisatie te garanderen. Hierbij is onduidelijk waaruit de taken van de huidige administratieve medewerkster (met DACstatuut) bestaan, en hoe deze zouden verschillen van de beoogde VTE zakelijk leider. Het valt het agentschap voorts op hoe vaag het dossier blijft op een heel aantal punten. De toelichting bij receptieve werking, educatieve werking, internationale werking en doelgroepenbeleid blijft ofwel steken in algemene principes zonder ’n concrete of doordachte uitwerking, ofwel worden er slechts voornemens geformuleerd (bv. p. 10: “Een publieksonderzoek moet uitsluitsel geven over het groeipotentieel van deze doelgroepen”: het agentschap vraagt zich af waarom dit niet al gebeurd is in het kader van deze subsidieaanvraag; concrete cijfers kunnen een dossier stofferen en een meervraag motiveren). 3.2
Samenwerking en netwerking
Het visitatieverslag 2010 vermeldt enkele netwerk- en samenwerkingsverbanden binnen Hasselt en de Euregio. Noch onder punt 1.2.2 “Coproducties en samenwerkingen”, noch onder punt 1.4 “Samenwerking en netwerking met andere organisaties” geeft het dossier echter enige informatie. Enkel onder punt 1.1.4 “Uniciteit van de organisatie” maakt de aanvrager kort melding van de partners (FLACC, Z-33, musea, cultuurcentra) zonder toe te lichten waaruit deze samenwerking bestaat of wat de meerwaarde is voor CIAP, haar artistieke werking of de betrokken kunstenaars. De geplande “extra muros”-expositie in 2013 “zit nog in de verkenningsfase” (bijlage 4, p. 3). Ook een mogelijke samenwerking met hogescholen uit de omgeving wordt vermeld.
Pagina 139 van 160
3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
Met een geplande significante toename in middelen voor het realiseren van artistieke projecten onder post 60 – waarbij voldoende aandacht wordt besteed aan honoraria voor kunstenaars en het helpen realiseren van nieuwe producties door creatieopdrachten – en het beperken van overheadkosten onder post 61 – waaronder ook promotiekosten geteld worden, hoewel die in feite onder de artistieke werking vallen – bewijst de organisatie dat zij aan dit aspect veel aandacht besteedt. Bovendien worden voor overheadkosten inkomstenbronnen gezocht buiten het Kunstendecreet: subsidie van de stad Hasselt als tussenkomst in de huurkosten, DAC-middelen voor administratief en technisch personeel. Op dit punt scoort CIAP dus goed. 3.4
Publieksgerichtheid
Zowel uit het advies van de BBK in de vorige ronde als uit het visitatieverslag 2010 blijkt dat publiekswerking één van de sterkste kanten in de werking van CIAP is – al blijft het vooral om een lokaal publiek gaan. Het aanvraagdossier spreekt dit tegen: “Sinds CIAP haar intrek nam in een grotere locatie komen er opvallend meer bezoekers van buiten de eigen regio, zowel nationaal als internationaal” (p. 10). Cijfers om deze stelling te onderbouwen, of een toelichting waarop deze stelling gebaseerd is, worden niet gegeven. Het dossier gaat verder: “Via een gerichte communicatie willen we deze tendens nog versterken” – zonder verdere informatie te bieden over deze communicatieplannen of hoe deze zullen verschillen van de huidige communicatiewerking (website, nieuwsbrief, media, ...). 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft hierover geen informatie. 3.6
Realisme groeipad
De zakelijke toelichting focust sterk – eigenlijk exclusief – op de voorziene personeelsuitbreiding met anderhalve VTE (de artistiek verantwoordelijke voltijds laten werken, en een extra VTE zakelijke verantwoordelijke aantrekken). Dit betekent zo’n 98.000 euro bijkomende loonkosten, wat 70% van de gevraagde subsidiestijging verantwoordt. De organisatie maakt dezelfde opmerking als in haar repliek op het artistieke advies voor de periode 2010 – 2012. Omwille van onder-subsidiëring is er sprake van een averechts effect: de organisatie heeft teveel middelen om de status van “vrijwilligersorganisatie” te blijven verantwoorden, maar onvoldoende middelen om deze status te ontgroeien. Het agentschap wenst echter te wijzen op het verschil tussen kwaliteit en relevantie van een inhoudelijke werking enerzijds, en anderzijds de manier waarop die werking wordt georganiseerd. Een werking kan vooral steunen op vrijwilligers en een beperkte omkadering hebben, zonder dat de kwaliteit hieronder hoeft te lijden. (Overigens betekent “vrijwilliger” niet automatisch dat er geen vergoeding voorzien kan worden.) Uit het artistieke advies voor de periode 2010 – 2012 blijkt dat CIAP dit in de eerste dertig jaar van haar werking zelf ook bewezen heeft. Het dossier blijkt ook onvoldoende consequent in haar redenering. De werving van een zakelijke leider zou fondsenwerving verzekeren, maar deze stijging in eigen inkomsten is niet zichtbaar in de ontwerpbegroting – tenzij het gaat om de 27.090,23 euro die in het dossier nergens wordt toegelicht. Dit bedrag is, samen met de 3.961,49 euro voorzien uit verkoop (t.o.v. 510 euro gerealiseerd in 2010), goed voor de 10% eigen middelen die de zakelijke leider in een eerste fase moet zien te genereren (zoals vermeld op p. 16).
Pagina 140 van 160
Er zijn nog een aantal posten waarvoor een budgetstijging wordt voorzien. De toenemende kosten voor artistieke werking (incl. transport) en publicaties zijn verantwoord; zie punt 3.3 van dit advies. De vergoeding voor een boekhoudkantoor is een gevolg van de nood aan professionalisering. Maar de toenemende kosten voor verplaatsingen, verblijfkosten en promotie worden niet toegelicht. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Zoals hierboven toegelicht, komt de samenstelling van de ontwerpbegroting wel overeen met de profilering en de doelstellingen van de organisatie (professionalisering en ondersteuning van kunstenaars). De aspecten die in het dossier niet goed zijn uitgewerkt – zie punt 3.1 van dit advies – krijgen dan weer geen duidelijke financiële vertaling. 3.8
Haalbaarheid
De voorziene uitbreidingsplannen worden zo goed als volledig verhaald op de meervraag op de structurele subsidie van de Vlaamse Gemeenschap, en zijn dus enkel realiseerbaar mits deze meervraag effectief wordt toegekend. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Ondersteuning van dit initiatief heeft zijn plek binnen het kader van het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie niet te subsidiëren. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Net als het aanvraagdossier focust de repliek op het belang van wervingen in het kader van professionalisering van de werking. De repliek geeft echter wel antwoord op enkele vragen van het agentschap, en biedt dus meer verduidelijking dan het aanvraagdossier m.b.t. de taken van de beoogde zakelijke leider (t.o.v. de huidige administratieve ondersteuning) en de voordelen die hij/zij zal hebben voor de werking: continuïteit, fondsenwerving (o.a. sponsors), uitbreiden netwerk en samenwerkingen, ... Dit is positief, maar het neemt niet weg dat de onderdelen van de werking die in het aanvraagdossier onderbelicht of zelfs onbesproken waren, ook hier geen verdere toelichting krijgen. Gelet op de hervormende rol die de zakelijke leider toegedicht krijgt in zowel aanvraagdossier als repliek – die verder lijkt te gaan dan louter “professionalisering” – lijkt het erop dat de organisatie haar werking in die mate aan het herdenken is dat meer concrete informatie momenteel (nog) niet voorhanden is. Vanuit die optiek sluit het agentschap zich aan bij het advies van de BBK om dit initiatief de kans te geven eerst de noodzakelijke hervorming door te voeren, en op korte termijn concrete resultaten hiervan te tonen. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 141 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Artistiek advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-WP-010
Organisatie:
Nieuw Internationaal Cultureel Centrum (NICC) vzw
Gevraagd bedrag:
150.000 euro
1
Beoordeling volgens artistieke criteria
NICC profileert zich als organisatie van én voor kunstenaars: dit kunstenaarsinitiatief wil de positie van de kunstenaar in Vlaanderen verbeteren. Een belangrijk middel om de behoeften van de kunstenaars te kunnen bepalen, is het onderzoeken en documenteren van de kunstenaarspraktijk. Hiertoe gebruiken zij tentoonstellingen, lezingen en debatten als instrumenten. Zij gaan ook samenwerkingsverbanden aan met een brede waaier aan partners. NICC wil deze werking op langere termijn doorzetten, en vraagt middelen om enerzijds de eigen werking te garanderen met 2 VTE, en anderzijds de engagementen t.o.v. de betrokken kunstenaars (correcte vergoedingen voor sprekers, creatievergoedingen en productiemiddelen voor nieuwe werken, ...) te kunnen realiseren. NICC wil hierin immers een voorbeeldrol spelen. De BBK kan zich zeker achter de doelstellingen van dit initiatief scharen, maar plaatst hier ook de volgende kanttekeningen bij. De BBK is niet overtuigd door de tentoonstellingswerking: de invulling van het discours van NICC rond de kunstenaarspraktijk komt volgens de BBK niet naar voren in de output van de tentoonstellingen. Daarnaast ziet zij niet hoe dit zich onderscheidt van, of een aanvulling is op, wat er ook al op andere plaatsen gebeurt. Waar NICC wel goed presteert, is het opentrekken van het discours over de kunstenaarspraktijk. Vanuit die optiek levert NICC een duidelijke meerwaarde, en heeft het een sociaal belang. De BBK merkt op dat deze kunstenaarswerking nog onvoldoende bovenlokaal gebeurt: NICC als belangenbehartiger voor de beeldende kunstenaars is vooral relevant indien zij die functie opnemen voor álle (professionele) beeldende kunstenaars in heel Vlaanderen. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK ziet voor NICC relevantie als onderzoekscentrum binnen Vlaanderen: reflectie op de artistieke praktijk van binnenuit, het publieke debat hierover opentrekken, en de belangen van de kunstenaars op de agenda plaatsen en houden. Het Kunstendecreet voorziet in de mogelijkheid om tweejarige subsidies toe te kennen voor heroriëntering. Met het oog op de hoger beschreven kanttekeningen verwijst de BBK NICC door naar tweejarige subsidiëring, met de vraag om de werking te heroriënteren in functie van de hierboven besproken doelstellingen. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 142 van 160
3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, en neemt nota van de informatie over bovenlokale werking. De BBK merkt op dat zij in haar advies schrijft: “De BBK ziet voor NICC relevantie als onderzoekscentrum binnen Vlaanderen: reflectie op de artistieke praktijk van binnenuit, het publieke debat hierover opentrekken, en de belangen van de kunstenaars op de agenda plaatsen en houden.” Als de NICC in haar repliek schrijft over “de erkenning door en expliciete vraag van de BBK aan NICC om de rol van relevant onderzoekscentrum uit te breiden”, is dit een absoluut foute lezing van het advies. De BBK doelde expliciet níet op een uitbreiding; zij wenst integendeel een uitdieping, een focus op deze kernactiviteit. De BBK stelt vast dat de in de repliek aangehaalde argumenten met betrekking tot het tentoonstellingsbeleid grotendeels een herhaling zijn van wat in het dossier stond. De repliek biedt geen overtuigend antwoord op de kritiek van de BBK: “De BBK is niet overtuigd door de tentoonstellingswerking: de invulling van het discours van NICC rond de kunstenaarspraktijk komt volgens de BBK niet naar voren in de output van de tentoonstellingen. Daarnaast ziet zij niet hoe dit zich onderscheidt van, of een aanvulling is op, wat er ook al op andere plaatsen gebeurt.” De door de BBK beoogde heroriëntering over twee jaar is net bedoeld om de structuur van de organisatie te herdenken in functie van een werking zonder tentoonstellingsactiviteiten. De repliek bevat verder geen relevante aanvullingen of correcties die de BBK ertoe aanzetten om haar advies te wijzigen. De BBK handhaaft dan ook haar eerdere advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 143 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Zakelijk advies
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-WP-010
Organisatie:
Nieuw Internationaal Cultureel Centrum (NICC) vzw
Gevraagd bedrag:
150.000 euro
1
Beknopte historiek organisatie
NICC vzw wordt sinds 2006 structureel ondersteund als werkplaats voor beeldende kunsten. De laatste jaren heeft de organisatie haar artistiek programma sterk gekoppeld aan de sociaal-maatschappelijke positie van de beeldende kunstenaar en legt zij zich in haar werking toe op haar functie als facilitator, ondersteuner en dienstverlening bij de interactie tussen de professionele kunstenaar enerzijds en andere kunstenaars, kunstenorganisaties en subsidiërende overheden anderzijds. Het werkingsjaar 2010 werd afgesloten met een verlies van 15.766,21 euro (resterend eigen vermogen van 48.845,28 euro). Voor de periode 2010-2012 werd initieel een jaarlijkse werkingssubsidie toegekend van 80.000 euro (als gevolg van de besparingen werd dit verminderd tot 76.815,03 euro). Voor de periode 2013-2016 dient NICC als werkplaats beeldende kunst een aanvraag in voor een gemiddeld (niet-geïndexeerd) bedrag van 150.000 euro. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Op zakelijk vlak vermeldt het inspectieverslag over 2010 enkele boekhoudkundige opmerkingen waarbij o.a. de problematiek van de openstaande schuld van Studio Start vzw aan NICC vzw op korte termijn uitgeklaard dient te worden. Het kwijtschelden van deze schuld (42.657,79 euro) zou een grote impact hebben op het eigen vermogen van NICC vzw. Het beheer van de gemeenschappelijke infrastructuur (in samenwerking met Extra City) wordt enkel via mondelinge afspraken gevoerd. Het agentschap vindt dat dit best via een schriftelijke overeenkomst geformaliseerd zou worden waardoor de transparantie en rechtszekerheid in deze samenwerking duidelijk is. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
NICC vzw blijft zich als kunstenaarsinitiatief inzetten om professionele beeldende kunstenaars samen te brengen rond alle aspecten van de kunstenaarspraktijk via alle daartoe beschikbare kanalen (debatten, artist talks, curator talks, tentoonstellingen, publicaties). NICC vzw wil haar rol als spilfiguur en pleitbezorger voor de kunstpraktijk van de professionele beeldende kunstenaar ten volle kunnen uitbreiden met een groot scala van lokale, binnenlandse en buitenlandse samenwerkingsinitiatieven. Deze ambitie moet in 2013 idealiter uitmonden in een samenwerkingsverband van een aantal Antwerpse organisaties die zich in een nieuwe infrastructuur (Zuiderpershuis) zullen huisvesten waarbij alle aspecten van de werking van NICC vanuit een centrale locatie gerealiseerd zullen kunnen worden. 3.2
Samenwerking en netwerking
NICC vzw profileert zich als het unieke aanspreekpunt voor de professionele beeldende kunstenaar. De organisatie heeft via samenwerking, informatie-uitwisseling, coproductiewerking en lidmaatschappen een indrukwekkend netwerk uitgebouwd. Dit netwerk van actoren opereert samen zowel op het operationele (productieve) vlak,
Pagina 144 van 160
betreffende infrastructuur (huidige en toekomstige), communicatievlak (Kunstennoord.net), voor residenties, de media, de overheid en op internationaal vlak. Ook door gebruik te maken van de netwerken van haar (omvangrijk) ledenbestand is NICC vzw alomtegenwoordig bij vele initiatieven op het vlak van de beeldende kunst en kunstenaarspraktijk. NICC heeft sinds kort ook een specifiek doelgroepenbeleid naar kunststudenten en beginnende kunstenaars door middel van samenwerking met kunsthogescholen (de as Antwerpen-Brussel: Kask Gent, Sint-Lucas Antwerpen, Academie Antwerpen en Sint-Lucas Brussel). Het agentschap waardeert de wijze waarop het NICC met een beperkte inzet van middelen en mensen via haar samenwerkingsverbanden toch een grote zichtbaarheid kan geven aan haar activiteiten. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
NICC vzw stelt het correct vergoeden van de kunstenaar in heel haar werking voorop. Daarom voorziet NICC vzw dat binnen de artistieke budgetten van haar projecten minimaal 25% als honoraria (onder eender welk vorm) of creatievergoeding aan de kunstenaar wordt besteed. Ook voor de publicatie van haar edities keert NICC vzw aan de kunstenaar een honorarium uit. De hogere uitgaven met betrekking tot de infrastructuur worden grotendeels gecompenseerd door de synergiën die gerealiseerd kunnen worden in de nieuwe infrastructuur. 3.4
Publieksgerichtheid
Met zicht op een nieuwe locatie ambieert NICC de publieke zichtbaarheid van haar werking te kunnen valoriseren. Op het vlak van communicatie werd hiervoor al het platform Kunstennoord.net opgericht. Hoe dit initiatief ingepast, gecontinueerd of ontbonden zal worden ten gevolge de fysieke verhuis naar Antwerpen-Zuid wordt niet verduidelijkt in het aanvraagdossier. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het aspect interculturaliteit komt op het vlak van het personeelsbeleid en het bestuur niet specifiek aan bod. 3.6
Realisme groeipad
NICC vzw focust haar beleid voor de periode 2013-2016 op haar initiële functie als werkplaats voor de professionele beeldende kunstenaar, de verdere uitbouw van haar netwerking en samenwerkingsverbanden en de oprichting van het samenwerkingsverband ter invulling van de werking in het Zuiderpershuis. NICC wil dit realiseren door zowel de zakelijk en artistieke leiding volwaardig in te vullen met telkens 1 VTE. Dit betekent dat de loonlast met 1 VTE stijgt (uitbreiding van zakelijke leiding met 0,4 VTE en de artistieke leiding met 0,6 VTE) t.o.v. 2010. In absolute cijfers stijgt de loonlast maar ong. 50% t.o.v. 2010 vermits het hoogste loon de kleinste verhoging in VTE tot gevolg heeft. Voor alle administratieve, logistieke en financiële taken wil NICC vzw via synergie en kostendeling beroep doen op het toekomstige samenwerkingsverband. Deze beoogde synergie staat echter haaks op de geplande VTE-uitbreiding van de zakelijke leiding van de organisatie welke een meeruitgave betreft in plaats van een besparing. De huurkosten in de nieuwe infrastructuur stijgen met 33% (nominaal begroot op 250 euro extra per maand) en ook de geplande investeringen kunnen maar gerealiseerd worden indien de plannen voor de verhuis effectief doorgang vinden. Op het vlak van de eigen inkomsten zet de organisatie hoog in op de edities (in beperkte oplage) welke zij wil verkopen. Deze edities worden aan een veelvoud van de kostprijs
Pagina 145 van 160
aan de man gebracht waardoor NICC vzw aanzienlijke inkomsten (14.000 euro winst voor 2 edities) wenst te verwerven. De voorbije werking laat het agentschap vermoeden dat een begrote verhoging van de omzet met 50% daadwerkelijk gerealiseerd kan worden. Het agentschap is van mening dat de groei-intenties van NICC vzw goed onderbouwd worden voorgesteld maar zij maakt toch voorbehoud bij de realisatie ervan omdat deze grotendeels afhankelijk zijn van de fysieke verhuis van de organisatie (samen met andere organisaties) en dat dit gegeven momenteel niet gegarandeerd is. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Het artistieke en het zakelijke beleidsplan worden duidelijk in cijfers vertaald. Alle posten worden omstandig toegelicht en gemotiveerd. Voor haar inkomsten is de organisatie afhankelijk van subsidie van de Vlaamse Gemeenschap, de stad en de Provincie Antwerpen. Ook wil de organisatie de inkomsten via lidgelden verhogen en (dankzij de grotere zichtbaarheid van nieuwe infrastructuur) via sponsoring meer middelen verwerven. De publicaties en edities worden met een grote winstmarge in de begroting opgenomen. In de begroting vertegenwoordigen de loonkosten nominaal 45% van de totale kosten terwijl het artistiek budget ong. 20% van de totale kosten zal uitmaken. 3.8
Haalbaarheid
Op basis van de voorbije en huidige werking en in functie van het criterium haalbaarheid lijkt de realisatie van de planning van het aanvangsjaar van voorgelegd beleidsplan zeker haalbaar. De plannen voor de periode 2014-2016 hangen deels af van het op te starten samenwerkingsverband tussen NICC, Extra-City, 0090, Moussem en Air Antwerpen betreffende de gezamenlijke uitbating van de nieuwe infrastructuur in het Zuiderpershuis. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
Deze aanvraag lijkt op zijn plaats binnen het Kunstendecreet. Als werkplaats beeldende kunsten beperkt NICC zich niet alleen tot allerlei vormen van ondersteuning van de professionele beeldende kunstenaar maar heeft zij ook oog voor de plaats van deze professionele beeldende kunstenaar in het sociaal-maatschappelijke bestel. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lader bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie dit ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
Het NICC stelt in haar gemotiveerde reactie dat zij betreffende de voorbije werking orde op zaken zal zetten (gezamenlijke infrastructuur (overeenkomst Extra City bijgevoegd) en openstaande schuld). De plannen van de organisatie m.b.t. haar samenwerkingsverband en de infrastructuur van het Zuiderpershuis zijn nog niet uitgeklaard maar zullen volgens het NICC geen invloed hebben op de initiële samenwerkingsintenties. De huisvesting is alleszins nog niet aan de orde vermits de huurceel van het NICC nog loopt tot september 2013. De organisatie bekijkt al wel actief andere samenwerkingsinitiatieven op kleinere locaties. Dit kadert in haar intenties om haar publiekgerichtheid in het Antwerpse grootstedelijk
Pagina 146 van 160
gebied te verruimen. Het voorbehoud van het agentschap over de infrastructuur blijft dus bestaan. NICC verduidelijkt dat de hogere subsidievraag vooral ook dient om de omkadering (VTE’s) op een niveau te tillen dat overeenstemt met de in het aanvraagdossier voorgestelde ambities betreffende communicatie, onderzoek en samenwerking en dat de samenwerking met Air, Extra City, 0090 en Moussem een voortzetting van kostenefficiënt beleid voorstaat in plaats van een besparing. Het agentschap kan hiervan echter maar deels overtuigd worden en is van oordeel dat een aantal onzekere factoren in het dossier onvoldoende becijferd kunnen worden om de volledige subsidievraag te verantwoorden. Op het vlak van de verkoop van edities heeft het NICC al wel de daad bij het woord gevoegd (op basis van de initiële aanvraag) en al een aantal partners en acties voor 2012 gematerialiseerd (Mees, Art Brussels…). Dit laat alvast het beste verhopen voor de toekomst wat betreft het generen van eigen inkomsten. Deze toelichtingen van het NICC laten het agentschap concluderen dat zij haar advies behoudt, waarbij zij voorstelt het NICC te subsidiëren voor een hoger bedrag dan in de huidige subsidieperiode (2010-2012) maar voor een lager bedrag dan gevraagd. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 147 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-WP-015
Organisatie:
AIR Antwerpen vzw
Gevraagd bedrag:
220.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
AIR Antwerpen is een niet-commerciële residentieplek voor kunstenaars, waar zij de kans krijgen om zelfstandig te werken. Als onafhankelijke residentieplek met een duidelijk profiel (zij positioneren zich bewust als pure kunstenaarsresidentie) en een goede uitstraling, heeft AIR een specifieke plaats in het landschap. Als werkplaats is AIR natuurlijk in de eerste plaats faciliterend, heeft het geen eigen artistieke activiteiten als zodanig. Zijn totale werking is de afgelopen jaren wel duidelijk verbeterd, professioneler geworden. De selectie van kunstenaars is serieuzer en scherper geworden. AIR wordt ook goed gerund door de dagelijkse leiding (Felix De Clerck en Alan Quireyns), wat het mogelijk maakt om in behoorlijke vergoedingen en correcte tussenkomsten in reis- en productiekosten te voorzien. Door een ruime netwerking en samenwerkingen kan AIR enerzijds gebruik maken van faciliteiten van anderen (waardoor het budget niet onnodig bezwaard wordt door investeringen); anderzijds kan het rekenen op partnerorganisaties voor het invullen van functies die voor een werkplaats niet prioritair zijn – en dan vooral met het oog op het tonen van werk van de residerende kunstenaars. De organisatie heeft ook een sterke inbedding in de lokale kunstscène. Over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit binnen de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De consequent internationale focus bij de keuze van kunstenaars wordt door de BBK als positief en legitiem ervaren. Tegelijk geeft AIR in zijn dossier aan om nog meer in te zetten op een wisselwerking waarbij Vlaamse kunstenaars – via partnerships – de kans krijgen om in buitenlandse kunstenaarsresidenties te verblijven en te werken. De BBK hoopt dat dit tijdens de komende periode tot vruchtbare en duidelijke resultaten kan leiden. Tot nu toe besteedde AIR weinig aandacht aan het archiveren en het ontsluiten/toegankelijk maken van zijn archief. Uit het dossier blijkt dat de organisatie zich bewust is van dit pijnpunt; er worden ook acties voorgesteld om dit te verhelpen met onder meer een nieuwe website en een publicatiebeleid. Dit wordt door de BBK als positief ervaren. De slanke personeelsbezetting speelt in het voordeel van de werking. Toch merkt de BBK in de voorliggende planning op lange termijn een nog te zware nadruk op overhead. Dit initiatief heeft niet 2 VTE personeel nodig als zij enkel een residentieplek (infrastructuur) willen aanbieden aan kunstenaars die vooral zelfstandig kunnen en willen werken. AIR Antwerpen, kortom, heeft een goede werking als residentie met een meerwaarde voor de regio, en verdient zijn plaats naast FLACC en Wiels. Als vorm van ondersteuning van de kunstenaars heeft het ook zijn maatschappelijk/sociaal belang. Alleen meent de BBK, hoewel de zakelijke werking goed en zuinig wordt aangepakt, dat de subsidievraag toch op een aantal punten overtrokken is – zoals hierboven beschreven.
Pagina 148 van 160
2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek, maar stelt vast dat hier geen informatie wordt gegeven die niet ook al in het dossier stond en reeds bekend was bij de BBK. De organisatie legt de nadruk op de beperkte middelen. Zij wijst er ook op dat AIR Antwerpen méér is dan louter een slaapplaats voor kunstenaars, maar dat er ook begeleiding wordt geboden. De repliek biedt echter geen argumenten die niet al door de BBK zijn gewogen, en slaagt er niet in om te overtuigen van de noodzaak van een personeelsbezetting van 2 VTE. De BBK handhaaft dan ook haar eerdere advies. 4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren, maar niet voor het gevraagde bedrag.
Pagina 149 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-WP-015
Organisatie:
AIR Antwerpen vzw
Gevraagd bedrag:
220.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
AIR Antwerpen wordt structureel ondersteund als werkplaats (130.000 euro per jaar; er was in de vorige ronde 150.000 euro op jaarbasis geadviseerd). De ‘voorgeschiedenis’ in het dossier laat uitschijnen dat de Vlaamse overheid deze organisatie voor de eerste keer ondersteunde met de komst van het Kunstendecreet (vanaf 2006; beslist in 2005). In de jaren voordien was er ook al voor in totaal 165.000 euro toegekend via “groeimiddelen” en “jaarwerking”, wat vóór het decreet jaarlijks werd aangevraagd en toegekend. De verlaging in de subsidie in de periode 2008-2009 gebeurde op advies van de Beoordelingscommissie Kunstencentra & Werkplaatsen, evenwel na positief pre-advies door de BBK. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
De werking komt tegemoet aan de decretale vereisten, maar het agentschap heeft in het laatste visitatieverslag een aantal opmerkingen geformuleerd. Deze hadden echter alle betrekking op de boekhouding (correct gebruik van voorzieningen vs. bestemde fondsen, overlopende rekeningen etc.) en het feit dat de statuten al enige tijd niet zijn aangepast. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Het dossier gaat uit van continuïteit in de werking. Wat betreft infrastructuur, wil AIR in de Sasmeesterwoning blijven werken. Het is niet duidelijk hoe het zit met de geplande relocatie naar het Zuiderpershuis, bv. of dat enkel is voor de “Extra Air Residentie”. Het valt het agentschap op dat het zakelijke luik van dit dossier niet spreekt over die plannen of over de eventuele meerkost die aan deze verhuis verbonden zou kunnen zijn. 3.2
Samenwerking en netwerking
AIR werkt met een aantal vaste partnerorganisaties, voornamelijk in het Antwerpse. Door hun contacten kan AIR de residerende kunstenaars laten tentoonstellen bij deze partners – o.a. Extra City en Objectif – die dan ook de kosten verbonden aan deze toonmomenten (inrichting, huur materieel, PR) op zich nemen. Op deze wijze zorgt AIR voor verspreiding en bekendmaking van de residerende kunstenaars zonder het eigen budget te bezwaren. Door de strenge selectie van AIR zijn de toonplekken dan weer verzekerd van interessante projecten; het scheelt hen ook de kosten van prospectie e.a. Het agentschap stelt zich wel de vraag of de vrijheid in partnerkeuze nog in dezelfde mate gegarandeerd zal zijn na de voorziene relocatie naar het Zuiderpershuis. Ook merkt het agentschap op dat het plan voor een symposium i.s.m. NICC (p. 14) niet te vinden is in het dossier van NICC. Ook met een aantal buitenlandse werkplekken wordt structureel samengewerkt, o.a. een uitwisselingsprogramma met Kulturbunker (Frankfurt). Daarnaast onderhoudt AIR een breed internationaal netwerk, waarbinnen aan kennisuitwisseling wordt gedaan. Ook de leden van de eigen artistieke adviescommissie hebben elk hun internationale netwerk.
Pagina 150 van 160
Voor kunstenaars die met gespecialiseerd materiaal willen werken, heeft AIR contacten met andere werkplekken in Vlaanderen, o.a. FLACC en Frans Masereel-centrum. Zo hoeft AIR zelf geen zware investeringen te doen in uitrusting die niet veel gebruikt zou worden. Ook kan AIR kunstenaars doorverwijzen naar andere kunstenaars als zij rond eenzelfde thema, problematiek, werkwijze, materiaal, ... werken. Het is positief dat AIR erkent dat zij niet alles zélf moeten willen of kunnen: kennisdeling is vaak een meer efficiënte werkwijze (zowel om de beste resultaten te verkrijgen als op vlak van kostenbeheersing). AIR biedt kantoorruimte aan GAGARIN (p. 14: vorm van ondersteuning) en Studio Start (p. 14: “Dit stelt [AIR] in staat overheadkosten te delen”; dit wordt echter niet verder toegelicht, noch is dit zichtbaar bij de inkomsten in de begroting). Aangezien AIR zelf het gebouw ter beschikking krijgt van de haven, is het verdedigbaar dat zij geen huurkosten doorrekent aan deze organisaties. Het agentschap vraagt zich of dit nog volgehouden kan worden vanaf 2014, na de overdracht van het gebouw aan de stad, als AIR zelf huur moet betalen aan AG Vespa. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De organisatie scoort goed op dit vlak. De geplande renovatie / isolatie, met het oog op besparing op energiekosten, en de manier waarop de expertise van bestuursleden wordt aangewend (i.p.v. externen tegen betaling in te schakelen), zijn maar twee voorbeelden hoe op overheadkosten bespaard wordt. Wat betreft ondersteuning kunstenaars vraagt het agentschap zich echter af of de jaarlijkse toekenning van een beurs van 10.000 EUR aan een jonge curator voor een werkverblijf in New York (p.9), tot de kerntaken van AIR dient te behoren. (Let op: in de toelichting bij de begroting wordt dit niet meer vermeld.) 3.4
Publieksgerichtheid
De werking van AIR, en daardoor ook de publiekswerking, is vooral gericht op de professionele scène. Ook de vernieuwde website zal hierop gericht zijn met het gebruik van een “member zone”. Het tonen van het werk van de kunstenaars aan het bredere publiek is de verantwoordelijkheid van de partnerorganisaties; zie 3.2. Dit is inderdaad ook niet de (hoofd-)taak van een werkplaats. Er zijn enkele publieksmomenten voorzien in de werking: de “pop-up happenings” en het OPEN AIR-festival. Het agentschap kan zich, op basis van de beschrijving in het dossier, geen idee vormen hoe de pop-ups praktisch in hun werk gaan, waar en wanneer zij doorgaan, en of dit bv. tijdens een opening bij een andere organisatie is. In het kader van het festival worden een aantal kunstenaars door een externe curator uitgenodigd voor een residentie; hier is een toonmoment aan gekoppeld. Het dossier licht onvoldoende toe in hoeverre dit festival de werking van AIR reflecteert – bv. of de kunstenaars die hiervoor worden uitgenodigd, ook uitgenodigd zouden worden binnen de reguliere werking. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Het dossier geeft hierover geen informatie. 3.6
Realisme groeipad
De belangrijkste oorzaken in de voorziene stijging van de werkingskosten (van 165.000 begroot voor 2011 naar 294.000 voor 2013) zijn stijging in de loonkosten – die, net als nu, een derde van het totaalbudget zullen blijven uitmaken – en de artistieke kosten. Beide aspecten worden zowel in het artistieke als het zakelijke plan degelijk toegelicht. Met uitzondering van een lichte toename in sponsoring, is deze groei echter afhankelijk van een toename van de werkingssubsidie van de Vlaamse Gemeenschap.
Pagina 151 van 160
De subsidie van de stad blijft blijkbaar gelijk. Het agentschap vraagt zich af waarom bij de provincie geen steun wordt gevraagd. Ook is niet duidelijk of er voor de residenten ondersteuning wordt aangevraagd bij de overheden van hun thuisland. De ruilovereenkomst met de Haven is nu in de begroting geëxpliciteerd, met 30.000 euro huurkosten die aan inkomstenzijde worden gecompenseerd via post 706 (sponsoring). Daarnaast wordt dus niet méér dan 7.500 euro sponsoring verwacht. In 2011 is al sprake van 4.500 euro materiaalsponsoring. Dit zou betekenen dat de extra 1/5 VTE van de zakelijke leider niet méér dan 3.000 euro extra inkomsten uit sponsoring zou opleveren. Het dossier licht toe dat de huurprijs die vanaf 2014 aan AG Vespa (na de overdracht van de Haven aan de stad) betaald moet worden, hetzelfde bedrag is als wat in 2013 onder “onderhoud” is voorzien aan kosten voor renovatie (nieuwe ramen en schilderwerk). Het is niet duidelijk in hoeverre dit bedrag al zeker is. Het agentschap vraagt zich af of de stad Antwerpen hier niet in kan tussenkomen, door eventueel de werkingssubsidie met het overeenkomstige bedrag op te trekken. Het agentschap vraagt zich ook af waarom de kosten voor renovatie voor rekening van de huurder vallen, en niet van de eigenaar. Dit betekent overigens dat de huurprijs van 30.000 euro, maar ook de overeenkomstige sponsoring door de Haven vanaf 2014 wegvalt. Zonder deze sponsoring is de gevraagde bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap niet 74,85%, maar 83,36% van het totaalbudget. Overigens: zonder deze huurprijs moet het budget, en dus ook de subsidievraag, vanaf 2014 eigenlijk verlaagd worden met 30.000 euro per jaar. Het dossier bevat een voorstel van een model voor sponsoring, dat echter geen vertaling krijgt bij de inkomsten in de ontwerpbegroting. Het agentschap stelt zich ook vragen bij de haalbaarheid van een dergelijk “peterschap” – vooral wat de aantrekkingskracht van AIR of de kunstenaars in kwestie is voor bedrijven, of wat de meerwaarde of uitstraling is waardoor zij hun naam hieraan willen verbinden. Hoe waardevol de werking van AIR inhoudelijk mag zijn, bedrijven zijn eerder geïnteresseerd in projecten met potentieel naar naambekendheid toe (peterschap in de dierentuin, sponsoring van sportevenementen) en eventuele financiële voordelen die een bijdrage oplevert (belastingvoordelen e.d.). Er kan een werk van de kunstenaar aan de sponsoring gekoppeld worden, maar de kans bestaat altijd dat een residentie niet uitmondt in (goed) werk; als werkplaats staat AIR immers open voor experiment. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
Voor de inhoudelijke selectie speelt AIR kort op de bal, maar het programma heeft wel een constant, jaarlijks weerkerend ritme. Dat maakt het mogelijk om de overhead en het residentieprogramma goed te plannen. De tentoonstellingsmogelijkheden zijn pas relatief laat geweten, maar daarvoor draagt AIR ook niet de kosten: zie “structuur” (p. 12). Het agentschap vindt echter flink wat fouten in de financiële vertaling van de artistieke plannen. Enkele voorbeelden: “séjours binnenland” werden dubbel gerekend; deze zitten immers ook al in de 46.600 euro “productiekosten”. Anderzijds is de jaarlijkse beurs voor een curator (zie punt 3.3) niet in de begroting opgenomen. Ook het OPEN AIR festival is niet begroot; voor 2011 was hiervoor 6.170 euro voorzien. Het dossier licht ook niet toe waarom de residenten voor “Extra Air” per diems van 750 euro per maand krijgen i.p.v. de 600 euro die de overige residenten krijgen. (Dit scheelt 3.600 euro per jaar.) Vragen i.v.m. infrastructuur zijn in bovenstaande punten reeds besproken. Heeft de organisatie goede ideeën, maar komt het er op papier niet goed uit? Daar lijkt het alleszins op. Het agentschap verbaast zich erover hoe de organisatie, die zij kent als een plek met een goede werking, in het zakelijke luik van dit dossier niet enkel behoorlijk summier maar ook onvoldoende doordacht en zorgvuldig, ja zelfs slordig te werk gaat.
Pagina 152 van 160
Het lijkt alsof dit budget, en de bijhorende toelichting, niet getoetst is door de algemene vergadering of door de eigen adviescommissie. Een positief advies is dan ook louter het resultaat van eerder geziene resultaten, maar kan niet gegeven worden op basis van het voorliggende dossier. Het agentschap drukt erop dat de organisatie zich op administratief/zakelijk vlak sterker moet laten bijstaan. Dit werd ook al tijdens eerdere visitaties opgemerkt. 3.8
Haalbaarheid
De hogere kosten i.v.m. de voorziene groei lijken realistisch geschat, maar onder punt 3.6 formuleert het agentschap enkele bedenkingen i.v.m. de inkomstenstructuur. Zonder verhoging van de subsidie lijken de groeiplannen dan ook moeilijk of niet haalbaar. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De werking van AIR Antwerpen is een correcte invulling van de definitie voor een “werkplaats” zoals het Kunstendecreet dit beschrijft. Eventuele ondersteuning van dit initiatief heeft dan ook zijn plek binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
De repliek duidt op het inhoudelijk/artistiek/intellectueel belang van samenwerking met, en ondersteuning van, organisaties als Gagarin. Dit is juist, maar biedt geen antwoord op de vraag die het agentschap stelde i.v.m. huurprijs. Verder in de repliek licht AIR toe hoe de sasmeesterwoning niet overgedragen wordt aan VESPA, maar aan de stad Antwerpen die geen marktconforme huur zal aanrekenen en de onderhoudskosten op zich neemt. Het agentschap leidt hieruit af dat de voorziene kosten in de begroting hierdoor achterhaald zijn en in realiteit lager zullen uitvallen. De repliek licht toe hoe AIR meewerkt aan Vlaamse (Antwerpse?) aanwezigheid in NYC, op vraag van en met financiële ondersteuning door de stad Antwerpen. Ook licht AIR toe dat de stad haar subsidie verhoogd heeft, en ook met de provincie zijn gesprekken aan de gang. Buitenlandse residenten worden structureel gevraagd om in eigen land ondersteuning te vragen, maar een minderheid van buitenlandse overheden doet dit effectief. De repliek levert, naast een andere berekening van de post “artistieke productiekosten”, ook voldoende argumenten aan die aantonen dat zowel de uitgaven lager zullen liggen, en de inkomsten hoger zullen liggen, dan in het aanvraagdossier. Het agentschap handhaaft het oorspronkelijke advies. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 153 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-WP-020
Organisatie:
Flanders Arts Centre Casino (FLACC) vzw
Gevraagd bedrag:
250.000,00 euro
1
Artistiek advies
Beoordeling volgens artistieke criteria
FLACC is een werkplaats met diverse gespecialiseerde ateliers. De organisatie wil kunstenaars ondersteunen bij het realiseren van hun projecten op facilitair, artistiek, inhoudelijk en financieel vlak. De kunstenaars worden ingeschakeld in het netwerk van de organisatie, en vinden zo een (andere) plaats om hun werk te tonen. Het netwerk en de bovenlokale uitstraling zijn het sterke punt in de werking. Als enige werkplaats in Limburg heeft deze werking een groot belang voor de Vlaamse kunstscène, en betekent een meerwaarde voor de regio. Doordat het hier een werkplaats betreft, zijn maatschappelijk belang en publieksgerichtheid twee criteria die in deze werking niet (of niet meer) aan de orde zijn. Ook over de aandacht voor diversiteit/interculturaliteit in de eigen werking, geeft het dossier geen concrete informatie; binnen de context van deze werking beschouwt de BBK dit niet als een relevant beoordelingscriterium. De BBK wil het voortzetten van de kwalitatieve werking van de plek alle kansen geven. Zij maakt zich echter twee bedenkingen bij de voorliggende plannen. Ten eerste is niet duidelijk waarom FLACC aandacht en middelen wil besteden aan reeds gevestigde kunstenaars die de ondersteuning van een werkplaats niet nodig hebben – of toch minder nodig dan jongere kunstenaars. Ten tweede stelt de BBK zich vragen bij de thematische clusters die FLACC wil hanteren voor de selectie van kunstenaars; zij waarschuwt voor een té enge interpretatie. Het hoge aantal aanvragen vanuit de kunstenaars is natuurlijk positief – dit bewijst de waarde van de werking, en maakt een gedegen selectie mogelijk. 2
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag. 3
Gemotiveerde behandeling repliek
De BBK neemt met belangstelling kennis van de repliek van FLACC, en stelt vast dat een antwoord wordt gegeven op twee opmerkingen van de BBK: het onderscheid dat de BBK maakte tussen jongere en meer gevestigde kunstenaars (een tweedeling die FLACC niet onderschrijft), en het werken met thematische clusters. Beide opmerkingen worden door de organisatie op bevredigende wijze beantwoord. De BBK handhaaft dan ook haar eerdere (positieve) advies.
Pagina 154 van 160
4
Definitief artistiek advies
Rekening houdend met alle elementen in het artistieke advies adviseert de Beoordelingscommissie Beeldende Kunst om de organisatie te subsidiëren in de lijn van het gevraagde bedrag.
Pagina 155 van 160
Kunstendecreet
Meerjarig 2013-2016
Volgnummer:
KD2013-2016-WS-BK-WP-020
Organisatie:
Flanders Arts Centre Casino (FLACC) vzw
Gevraagd bedrag:
250.000,00 euro
1
Zakelijk advies
Beknopte historiek organisatie
Flanders Arts Centre Casino (Flacc) vzw wordt structureel gesubsidieerd als werkplaats (in 2011: 240.046,96 euro; er was in de vorige ronde op jaarbasis 250.000 euro geadviseerd). Sinds 1998 is vzw Aksent, nu Flacc vzw, gehuisvest in het voormalige Casino van Waterschei. Vanaf 2002 investeerde de Vlaamse Gemeenschap in stijgende mate in de uitbouw van de artistieke werking van de organisatie. Tussen 2003 en 2005 voerde de organisatie een kunstenbeleid via tentoonstellingen, werkplaatsprojecten, sociaalartistiek projecten en workshops. In 2006 scherpte de organisatie haar werking en profiel aan tot een kunstenaarsbeleid en sindsdien heeft zij zich ontwikkeld tot een werkplaats met een structurele werking rond het initiëren en opzetten van creatieprojecten van kunstenaars van een bovenlokaal of internationaal niveau en het bieden van kansen voor jonge talentvolle kunstenaars. 2
Korte evaluatie voorbije werking indien gesubsidieerd
Naar aanleiding van de visitatie over de werking 2009 heeft de organisatie op vraag van het agentschap Kunsten en Erfgoed in september 2010 een besparingsplan opgesteld voor de periode 2010-2014. Bedoeling was het boekhoudkundig verlies van 80.439,13 euro over een periode van 5 jaar weg te werken. In 2010 heeft de organisatie de nodige inspanningen gedaan om al de helft van dit verlies (winst boekjaar = 44.357,88 euro) weg te werken. De organisatie beschikte opnieuw over een positief eigen vermogen (42.419,88 euro), waar dat in 2009 nog negatief was. Het inspectieverslag 2010 vermeldt geen verdere bijzonderheden met betrekking tot de zakelijke werking. 3
Beoordeling volgens zakelijke criteria
3.1
Langetermijnvisie
Flacc wil in de nieuwe beleidsperiode evolueren van een faciliteitengedreven organisatie naar een projectorganisatie, die voluit in functie staat van de ondersteuning en dienstverlening aan kunstenaars. De organisatie wil de personeelsbezetting, alsook de aansturing van de organisatie zowel op artistiek als op zakelijk vlak optimaliseren. Degelijke besluitvormingsprocessen en de ontwikkeling van de nodige managementinstrumenten moeten zorgen voor een professionalisering van de algemene artistieke en zakelijke werking. Die professionalisering wordt ook doorgetrokken in een stringent financieel beleid met een verantwoorde kostenbeheersing met o.a. een financiële projectplanning op twee jaar. Tot slot zet de organisatie eveneens in op de verhoging van de eigen inkomsten door o.m. een uitbreiding van de verhuur van de ateliers en een actief beleid om subsidies en ondersteuning op het niveau van de Euregio en Europa te bekomen.
Pagina 156 van 160
3.2
Samenwerking en netwerking
De organisatie werkt structureel samen met het Frans Masereel Centrum in Kasterlee en met de Jan van Eyckacademie in Maastricht op het vlak van het beschikbaar stellen van faciliteiten, onderzoek en ondersteuning van projecten die zich binnen het programma van deze instellingen ontwikkelen. Het dossier geeft aan dat de samenwerking met Jan van Eyck waarschijnlijk zal herzien moeten worden door de veranderende subsidiëring en de nieuwe directeur, maar gaat hier verder niet op in. Het agentschap vraagt zich af of deze Euregionale samenwerking vooral gebaseerd is op goede persoonlijke contacten met de vroegere directeur en of met de nieuwe directeur deze samenwerking zal verdergezet worden. Verder is de organisatie partner in enkele Europese projecten via welke zij samenwerkt met een aantal Europese kunstacademies en een residentienetwerk. In 2013 wordt Flacc co-aanvrager voor het project eMOTIONS en het vervolgproject van het residentieprogramma On Air (waar ook het Frans Masereel Centrum deel van uitmaakt). Daarnaast zijn er ook projectmatige afspraken met o.a. Het Glazen Huis (Lommel) en de geluidswerkplaats Intro in Situ (Maastricht). De organisatie maakt verder deel uit van het Platform Beeldende Kunsten Limburg waar onder meer afspraken gemaakt zijn over het werkplaats- en tentoonstellingsbeleid. De meerwaarde van al deze samenwerkingen situeert zich op het vlak van de uitwisseling van informatie en ideeën, het afstemmen van investeringen, de beschikbaarheid van meer en breder georiënteerde faciliteiten en meer technische kennis, alsook het voordeel van een gemeenschappelijke communicatie en hierdoor verhoogde zichtbaarheid. De organisatie heeft zich de afgelopen jaren zelf ook ontwikkeld tot een netwerkplek en wil in de komende jaren deze functie verder uitbouwen. 3.3
Maximale besteding aan artistieke producties / beperken overhead
De organisatie scoort goed op het vlak van de ondersteuning van de kunstenaars. Zij investeert sterk in zowel materiële en inhoudelijke ondersteuning als dienstverlening aan kunstenaars. Kunstenaars kunnen optimaal gebruik maken van alle faciliteiten en het netwerk van de organisatie. Zij krijgen een verblijfsplaats ter beschikking en worden vergoed via de kleine vergoedingsregeling of op zelfstandige basis. De organisatie zal in de nieuwe subsidieperiode ook inzetten op een meerjarige ondersteuning - zowel inhoudelijk als financieel - van een aantal jonge kunstenaars. Het agentschap vindt het positief dat de organisatie bij de opmaak van de contracten met de kunstenaars alle financiële implicaties zorgvuldig zal vastleggen, niet enkel wat het projectbudget betreft, maar ook met betrekking tot de verwachtingen i.v.m. de eventuele tegenprestaties van de kunstenaar. De organisatie spant zich in om de kosten voor overhead te beperken. Onder meer wil zij de uitgaven voor de infrastructuur reduceren door een meer efficiënte benutting van de huidige infrastructuur in het Casino wat een besparing voor huur en energie zal opleveren. Het agentschap vraagt zich af of het voornemen om de eventuele verhuis naar C-Mine binnen het huidige budget te realiseren wel realistisch is. Of deze verhuis er ook effectief komt, is helemaal niet duidelijk in het dossier. 3.4
Publieksgerichtheid
De publiekswerking is uitsluitend gericht op het professionele veld van (nationale en internationale) beeldende kunstenaars, en diverse kunstprofessionals zoals curatoren, critici enz., wat op zich inherent is aan de werking van een werkplaats. De organisatie zet een jaarboek, een elektronische nieuwsbrief en de website in als belangrijkste fysieke communicatiemiddelen, maar rekent daarnaast ook op de
Pagina 157 van 160
residerende kunstenaars en de leden van de artistieke commissie als ambassadeurs voor haar werking, en op het netwerk dat zij de afgelopen jaren heeft opgebouwd. De eigenlijke publiekswerking is beperkt tot occasionele activiteiten op het einde van een werkplaatsproject, zoals een lezing of de presentatie van het werk, waarvoor de organisatie in de nieuwe beleidsperiode zal samenwerken met externe partners en hoopt op die manier ook het vaste publiek van de betreffende instelling aan te spreken. Het agentschap apprecieert dat in het budget van ieder project de kost van een tekstschrijver wordt opgenomen die een tekstbijdrage zal verzorgen over het project die gepubliceerd wordt op de website van de organisatie, maar ook door de kunstenaar in zijn portfolio mag opgenomen worden. 3.5
Concretisering interculturaliteit op vlak van personeelsbeleid en bestuur
Buiten het feit dat er noch bij de samenstelling van het huidige personeel noch bij deze van de huidige raad van bestuur interculturaliteit kan vastgesteld worden, geeft het dossier geen informatie over dit aspect. Het agentschap kan dan ook geen appreciatie ter zake geven. 3.6
Realisme groeipad
De organisatie zet in de beleidsperiode 2013-2016 verder in op de professionalisering van haar werking met als belangrijkste pijlers de optimalisatie van het organogram, de professionalisering van de werking en van het financieel beleid, met een beheersing van de uitgaven en verhoging van de eigen inkomsten. De concretisering van deze doelstellingen getuigt van het nodige realisme. De totale kosten (371.360 euro) liggen aanzienlijk lager dan in 2010 (476.225 euro) wat getuigt van een verstrenging in het financieel beleid. De gevraagde subsidie blijft opmerkelijk wel hetzelfde (zie 3.7). Het agentschap stelt een lichte toename van de personeelskosten vast met een stijging van 3,1 VTE naar 3,5 VTE door de uitbreiding van de functie van de artistiek leider (+ 0,2 VTE) en de aanwerving van een administratief ondersteunende kracht (+0,2 VTE). Het agentschap vindt deze beperkte personeelsuitbreiding verantwoord daar deze volledig in de lijn ligt van de verdere professionalisering van de werking. 3.7
Sporen artistiek en zakelijk beleidsplan
De zakelijke planning sluit aan bij de artistieke doelstellingen van de organisatie en zet sterker in op de continuïteit van een proces dat reeds loopt. De vertaling naar de begroting is correct maar wordt vrij beknopt toegelicht waardoor het agentschap zich niet kan uitspreken over het realisme van alle gebudgetteerde bedragen, vooral dan de algemene werkingskosten. De lagere kosten voor infrastructuur (huur) en de beperking van de investeringen in de ateliers vallen hierbij op. Bij de vergoedingen andere medewerkers stelt het agentschap vast dat de kleine vergoedingsregeling enkel benut wordt voor de vergoeding van kunstenaars, waar het beleidsplan op p.29 stelt dat deze mogelijk ook voor de externe deskundigen aangewend zal worden. Daarnaast wordt zowel voor kunstenaars als voor de externe deskundigen een vergoeding op zelfstandige basis artistiek voorzien (toevallig hetzelfde bedrag) zonder verdere duiding. Verder wordt er 10.000 euro als bestemd fonds voor investeringen gebudgetteerd terwijl elders in het dossier gesproken wordt over een beperking van de investeringen in de ateliers. Aan de inkomstenzijde merkt het agentschap op dat de inkomsten uit binnenlandse subsidies in de lijn liggen van deze in 2010. Er worden geen Europese subsidies gebudgetteerd; in 2013 zal er een nieuwe aanvraag voor Europese projecten gebeuren, maar het is begrijpelijk dat dit nog niet verwerkt wordt in de begroting, noch aan de
Pagina 158 van 160
inkomsten-, noch aan de uitgavenzijde. De aan de Vlaamse overheid gevraagde subsidie wijzigt nominaal niet, maar neemt procentueel wel toe zowel in verhouding tot de totale subsidies, alsook tot de totale inkomsten. Ook de subsidie van resp. de provincie Limburg en de stad Genk blijven ongewijzigd aangezien de overeenkomsten nog lopen tot in 2013 (2014 voor de provincie). Het agentschap vraagt zich af of het huidige niveau van een toch wel eerder beperkte ondersteuning door deze overheden gehandhaafd zal worden. De verhoging van de inkomsten uit de gebouw- en zaalverhuur, alsook de inkomsten uit binnen- en buitenlandse samenwerking vindt het agentschap een positief gegeven. De vooropgestelde verhoging van de eigen inkomsten die voortvloeit uit een actief beleid naar samenwerking met de bedrijfswereld (co-productie) en uit sponsoring zijn niet zichtbaar in de begroting. De ingediende begroting sluit af met een winst van 8.190 euro. Deze winst zal in mindering worden gebracht van de subsidie. 3.8
Haalbaarheid
Op basis van de huidige werking van de organisatie lijkt de realisatie van het voorgelegde plan haalbaar. Het agentschap meent dat een verhuis naar C-Mine niet zonder invloed zal zijn op de werking van de organisatie. In het dossier is dit voorlopig nog een onbepaalde factor. 3.9
Plaats in instrumentarium ondersteuning en subsidiëring MVG
De werking van Flacc vzw is een correcte invulling van de definitie voor een “werkplaats” zoals het Kunstendecreet dit beschrijft. Eventuele ondersteuning van dit initiatief heeft dan ook zijn plek binnen het Kunstendecreet. 4
Conclusie
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren, maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht. 5
Gemotiveerde behandeling repliek
In haar gemotiveerde reactie meldt Flacc dat de verhuis naar C-Mine niet langer een optie is en zij bijgevolg in Casino-Modern blijven. Eventuele budgettaire of andere gevolgen op dit vlak zijn dan ook niet meer aan de orde. De organisatie verduidelijkt dat de kleine vergoedingsregeling ook gebruikt wordt voor externe deskundigen in het geval het kunstenaars zijn. Het bestemd fonds wordt, nadat het in het besparingsplan teruggebracht was naar 5.000 euro, in 2013 opnieuw verhoogd omwille van de noodzakelijke aankoop van een nieuwe groot–formaat printer. Het agentschap neemt hiervan akte. Verder licht de organisatie toe dat de begroting het besparingsplan volgt dat door het agentschap opgelegd werd en het positief saldo van 8.190 euro in dit kader benut zal worden. Het agentschap stelt echter vast dat de organisatie haar boekhoudkundig verlies wellicht vroeger dan in het besparingsplan voorzien, zal weggewerkt hebben. In 2011 werd het resterende boekhoudkundig verlies van -36.081,25 verminderd met 19.909,07 euro tot -16.172,18 euro. Voor 2012 heeft de organisatie een winst van 18.012 euro begroot, zodat naar alle waarschijnlijkheid in 2013 het boekhoudkundig verlies in belangrijke mate zo niet volledig zal weggewerkt zijn. Het agentschap merkt op dat een werkingssubsidie niet bedoeld is om een reserve aan te leggen en blijft dan ook bij zijn standpunt.
Pagina 159 van 160
De overeenkomsten met de stad en provincie voor subsidiëring zijn beide verlengd maar het agentschap stelt vast dat de organisatie in haar repliek niet ingaat op het niveau van de subsidiëring. Het agentschap handhaaft dan ook zijn opmerking over het bedrag van de gevraagde subsidie dat nominaal niet wijzigt, maar wel procentueel toeneemt in verhouding tot de totale subsidies en inkomsten. 6
Definitief zakelijk advies
Rekening houdend met alle elementen in het zakelijke advies adviseert het agentschap om de organisatie te subsidiëren maar voor een lager bedrag dan gevraagd, voor zover de beoordelingscommissie subsidiëring ook opportuun acht.
Pagina 160 van 160