Kleine Zwaan
De kleine zwaan is ondanks de naam een grote vogel, maar toch duidelijk kleiner dan enkele veiWante soorten zoals de knobbelzwaan en de wilde zwaan. Met name de laatste vertoont sterke gelijkenis met de kleine zwaan, waarbij vooral de grootte een duidelijk herkenningspunt is. Beide vogels zijn verder uit elkaar te houden door de kleur van de snavel, die bij beide vogels zwart is met een gele basis. Bij de kleine zwaan is de gele basis echter kleiner en loopt niet door naar de punt van de snavel. Het broedgebied van de kleine zwaan bevindt zich in de Russische toendra, waar het nest gebouwd wordt langs d'e oevers van voedselrijke meren. In het broedgebied voedt de vogel zich voornamelijk met waterplanten. Kleine zwanen brengen de winter onder andere door op weiden in Nederland, waar gras het belangrijkste voedsel vormt.
Reuzenstern
De reuzenstern komt qua formaat overeen met een zilvermeeuw, en is daarmee de grootste Europese stern. Naast het formaat is de reuzenstern ook van andere sterns te onderscheiden door de combinatie van een rode snavel en zwarte poten. In de winter is de kopkap minder donker gekleurd, maar nog steeds duidelijk aanwezig. Juveniele vogels hebben een donkere rugtekening. In de vlucht vallen de lange, enigszins hoekige vleugels op, met handpennen die aan de onderkant donker zijn. De reuzenstern broedt in grote kolonies in het kustgebied van de Oostzee. Voedsel zoeken doet de vogel in zoet of brak water. De reuzenstern overwintert in het Middellandse-Zeegebied en WestAfrika. Tijdens de trek doen kleine aantallen vogels Nederland aan, waarbij ze vooral rondom het IJsselmeer aan te treffen zijn.
Lepelaar
Door de lepelachtige snavel is de lepelaar van dichtbij met geen enkele andere vogel te veiWarren. Op grote afstand en in de vlucht lijkt de vogel enigszins op de zilverreiger. Hoewel de hals in de vlucht iets naar beneden hangt, wordt de hals niet in de voor reigers typerende S-vorm gehouden. De unieke snavel gebruikt de lepelaar om onder water met heen en weer maaiende bewegingen prooidieren zoals k leine vissen op te jagen. Opgeschrikte prooien worden veiVolgens met een snelle beweging uit het water gehapt. Lepelaars broeden in Europa op slechts een beperkt aantal plaatsen, waaronder in Nederland. Door het verdwijnen van veel geschikte leefgebieden en door het droogmalen van moerassen en andere vochtige gebieden was de lepelaar bijna uitgestorven.
Grote zilverreiger
De grote zilverreiger is een slanke, witte reiger, met een uitzonderlijk lange en dunne hals. De snavel is geel van k leur en in de zomer voorzien van een zwarte punt. De kleine zilverreiger lijkt sterk op de grote zilverreiger, maar is duidelijk kleiner en heeft het hele jaar een geheel zwarte snavel. In de vlucht is de grote zilverreiger te onderscheiden aan de langere vleugels en de tragere vleugelslag. Het voedsel van de grote zilverreiger bestaat uit vissen en reptielen waarop gejaagd door langzaam door het water te lopen . De vogel jaagt soms ook op het land, waarbij met dezelfde trage passen gejaagd wordt op prooien zoals muizen en andere kleine zoogdieren.
Wilde Zwaan
De wilde zwaan is een erg grote vogel die desondanks uitstekend kan vliegen. De vogel is ongeveer even groot als de knobbelzwaan , en is het best van deze veiWante soort te onderscheiden door de gele in plaats van oranje snavel en doordat de vogel doorgaans zwemt met een gestrekte hals, telWijl de knobbelzwaan de hals in een sierlijke S-vorm houdt. De kleine zwaan heeft net als de wilde zwaan een geel met zwarte snavel, maar deze soort is beduidend kleiner. In de vlucht is de wilde zwaan goed te onderscheiden van de knobbelzwaan doordat het fluitende geluid tijdens iedere vleugelslag ontbreekt. Wellaat de vogel, ook in de vlucht, vaak een luide, trompetterende roep horen.
Stormmeeuw
De stormmeeuw is een kleine meeuw, maar toch groter dan de kokmeeuw en met geelgroene in plaats van oranje poten en snavel. Hoewel de stormmeeuw ook in Nederland broedt, ligt het eigenlijke broedgebied verder naar het noorden, onder andere in Scandinavië en Rusland. De vogels broeden afzonderlijk of in kleine kolonies, in West-Europa voornamelijk langs de kust. Het nest wordt meestal gebouwd op een verhoging en omdat de vogels mensen niet uit de weg gaan, zijn de nesten vaak te vinden op daken van gebouwen of op bijvoorbeeld lantaarnpalen. In de winter trekt de populatie voor een groot gedeelte naar de kustgebieden van de Noordzee. In perioden met storm zoeken de vogels beschutting in het binnenland, waar ze dan hun voedsel vergaren op akkers en in weilanden.
Kleine zilverreiger
De kleine zilverreiger is een sierlijke, witte reiger waarbij vooral de sierveren op het achterhoofd opvallen. De kleine zilverreiger lijkt op de grote zilverreiger, maar is behalve aan het kleinere formaat ook te herkennen aan de vrijwel geheel zwarte snavel en de gele tenen. In de vlucht onderscheidt de kleine zilverreiger zich door kortere vleugels en een snellere vleugelslag. De kleine zilverreiger bouwt het nest in de top van een boom en broedt in kolonies, meestal samen met andere reigers, maar soms ook met niet veiWante soorten zoals bijvoorbeeld de roek. Oorspronkelijk komt de kleine zilverreiger voornamelijk voor in het zuiden van Europa, maar tegenwoordig komt de vogel ook in kleine getallen naar Nederland, waarbij de vogel een enkele keer ook tot broeden overgaat.
Blauwe Reiger
De blauwe reiger is een grote, eenvoudig te herkennen vogel die vaak langs waterkanten gezien wordt. Volwass·en blauwe reigers hebben een witte kop met een zwarte wenkbrauwstreep die overgaat in een aantal sierveren op het achterhoofd. Het voedsel van de blauwe reiger bestaat voornamelijk uit vis en kleine dieren. Tijdens het jagen staat de vogel vaak stil in het water of op de oever, rustig wachtend tot een prooi binnen het bereik komt, waarna deze gevangen wordt met een snelle stoot van de snavel. Ook wordt lopend gejaagd, waarbij de vogel met trage passen over het land of door ondiep water loopt. In de vlucht houdt de blauwe reiger de lange hals opgevouwen in een S-vorm. De vogel heeft een trage vleugelslag, waarbij de vleugels voortdurend gebogen zijn.
Strandplevier
De strandplevier is te verwarren met de in Nederland meer algemene kleine plevier en bontbekplevier. De strandplevier onderscheidt zich van de kleine plevier door het ontbreken van een gele ring rond het oog. De vogel is van de bontbekplevier te onderscheiden doordat de laatste een grotendeels zwarte snavel heeft, telWijl de snavel van de strandplevier geheel zwart is. Het voedsel van de strandplevier bestaat uit weekdieren, insecten en kreeftachtigen, die met korte stoten van de snavel uit de modder worden gevist. Hierbij worden korte stukjes gerend waarna de vogel weer kort stil staat. Het nest bestaat uit een ondiep kuiltje in het zand, waarin ongeveer drie goed gecamoufleerde eieren gelegd worden.
Steltkluut
Door de extreem lange poten is de steltkluut een opvallende verschijning. In de vlucht steken de poten ver achter lhet lichaam uit. Het voedsel bestaat onder andere uit insecten, kreeftachtigen en kleine vissen, die door de lange poten ook in dieper water gevangen kunnen worden. Het mannetje is van het vrouwtje te onderscheiden doordat het mannetje glanzend zwarte bovendelen heeft, letwijl het donkere gedeelte bij het vrouwtje donkerbruin is. In kleine kolonies bouwt de steltkluut een grote nest van plantenresten, meestal op een verhoging. Nadat de eieren zijn uitgekomen, verlaten de jongen meteen het nest en zoeken al direct zelfstandig voedsel. Van de steltkluut broeden hooguit enkele tientallen paren in Nederland, rond het Middellandse-Zeegebied is de vogel talrijker.
Visdief
Zoals alle sterns is ook de visdief een slanke vogel met een sierlijke vlucht. De visdief valt op door de lange, maar zeer smalle vleugels en de gevorkte staart. De snavel van de visdief heeft in tegenstelling tot de snavel van de noordse stern een zwarte punt. Als de vogels de vleugels opgevouwen hebben, dan steken bij de visdief de punten van de vleugels tot voorbij de staartpunten, telWijl bij de noordse stern de staartpunten verder reiken. De visdief broedt in Nederland zowel langs de kust als in het binnenland. Het nest wordt op het strand of op de oever gebouwd. De visdief is vaak zwevend boven het water te zien, waarbij de snavel naar beneden is gericht. De vogel speurt zo naar vissen die zich vlak onder het oppervlak bevinden en welke met een snelle stootduik worden gevangen.
Witte Kwikstaart
Typerend voor de witte kwikstaart zijn de bewegingen van de kop en het wippen van de lange staart tijdens het lopen. In de vlucht is de vogel herkenbaar aan de witte staartzijden en de golvende vlucht. In de winter trekken witte kwikstaarten naar het zuiden, maar veel vogels uit het noorden en oosten van Europa trekken niet verder dan West-Europa, om daar te profiteren van het relatief warme zeeklimaat. In de winter leeft de vogel over het algemeen in kleine zwermen die vaak te zien zijn op akkers. Hoewel de vogel in absolute aantallen door verschillende vogels voorbij gestreefd wordt, heeft geen enkele vogelsoort in Nederland zo'n groot verspreidingsgebied als de witte kwikstaart. De vogel komt dan ook vrijwel overal in Nederland voor en bouwt het nest op een goed beschutte plaats, zoals in dicht struikgewas, in gebouwen of onder dakpannen.
Zilvermeeuw
Het duurt bij zilvermeeuw ongeveer vier jaar voordat de jonge vogels het volwassen verenkleed hebben gekregen. Tot die tijd is het verenkleed bezet met talrijke bruine vlekken, die langzaam verdwijnen. In deze periode is de zilvermeeuw moeilijk te onderscheiden van andere grote meeuwen van ongeveer dezelfde leeftijd. De zilvermeeuw is in Nederland een algemene vogel die zowellangs de kust als in het binnenland voorkomt. De z ilvermeeuw is een alleseter en het voedsel bestaat onder andere uit vis, kreeftachtigen, schelpdieren en aas, maar ook eieren en jongen van soortgenoten en andere vogels worden gegeten. In de winter zoeken de vogels hun voedsel va,ak in steden en op vuilnisbelten.
Noordse Stormvogel
In de vlucht lijken noordse stormvogels op meeuwen, maar het lichaam is meer gedrongen, telWijl de vleugels langer en smaller zijn. De neusgaten zetten zich voort in twee buisjes die over de snavel lopen. Noordse stormvogels eten bij voorkeur aas en zijn dan ook regelmatig in de buurt van vissersschepen te vinden. Noordse stormvogels zijn echte zeevogels die alleen aan land komen om te broeden. De jonge vogels worden gevoed met een op traan lijkende vloeistof die afkomstig is uit de maag van de ouders. De stormvogels gebruiken deze vloeistof ook om vijanden ermee te besproeien. Met name in de winter komt de noordse stormvogel in kleine aantallen naar de Nederlandse !<ust, hoewel soms ook sprake is van een korte invasie van enkele duizenden vogels.
Scholekster
Door het heldere zwart-witte verenkleed is de scholekster een goed herkenbare vogel. In de vlucht is de vogel te herkennen aan de witte vleugelstreep en van onderen gezien aan de zwarte eindrand van zowel de vleugels als de staart. In de winter toont de scholekster een witte keelband. De roep van de scholekster is een schel en hard kiep kiep, dat de vogel vooral in de vlucht laat horen. In het voorjaar vormen de mannetjes kleine baltsgroepjes waarbij de vogels al roepend en voorovergebogen om elka,ar heen lopen . Het nest wordt gebouwd langs de kust, maar ook verder landinwaarts en bestaat uit een eenvoudig kuiltje waarin het vrouwtje ongeveer 4 eieren legt. In steden bouwt de scholekster soms een nest tussen de kiezels op een plat dak . Buiten de broedtijd vormen scholeksters vaak grotere groepen en zijn dan voorallangs de kust te zien.
Sneeuwgors
In het zomerkleed is het mannetje van de sneeuwgors een opvallende vogel en met geen enkele andere soort te veiWarren. In het winterkleed wordt het verenkleed bruiner en zijn zowel het mannetje als het vrouwtje het beste te herkennen aan de witte kop met de oranjebruine wangen en kruin. Het witte vleugelveld is het gehele jaar aanwezig en is vooral in de vlucht goed zichtbaar. Maar weinig zangvogels broeden zo ver naar het noorden als de sneeuwgors. Het belangrijkste broedgebied in Europa loopt langs de kust van Scandinavië en Rusland, maar ook op IJsland bevindt zich een broedpopulatie. De meeste sneeuwgorzen oveiWinteren langs de kusten van de Oostzee. Kleinere aantallen oveiWinteren langs de Noordzee, waaronder ook de Nederlandse kusten.