Haaglanden/kantoor Den Haag 'S-GRAVENHAGE 1
>
Telefoon 0800 - 0543 Telefax . . . . . . . . . . . . .
Kennisgroep CAO Doorkiesnummer Datum
29 juli 2008 Uw kenmerk
Kenmerk
CAO Betreft
CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen 2007-2008, algemeen verbindend verklaard tot en met 30 september 2008.
Geachte heer Boonstra, In het besluit van 10 oktober 2007, UAW Nr. 10698, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalingen van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen 2007-2008 algemeen verbindend verklaard tot en met 30 september 2008. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2008. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd telefoonnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde CAO-bepalingen. Verder deel ik u mee, ik noem het ook in bijgaande beoordeling, dat ik over niet al te lange tijd contact met u zal opnemen over de hoogte van de verblijfkostenvergoedingen zoals opgenomen in het convenant tussen KNV, uw organisatie en de Belastingdienst en de fiscale gevolgen daarvan. Hoogachtend,
ON 348 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO-adoptie namens de inspecteur
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Stationsplein 75 'S-GRAVENHAGE
Kenmerk
2
Bijlage CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen 2007-2008 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2008 (hierna: Handboek). De Belastingdienst verstrekt het Handboek jaarlijks aan inhoudingsplichtigen/werkgevers. Daarnaast verstuurt de Belastingdienst regelmatig Nieuwsbrieven en Mededelingen. Daarin staan aanvullingen op het Handboek. Een actuele versie van het Handboek kunt u raadplegen op de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De term loonheffingen gebruikt men voor de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (Zvw) samen. Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 7 Verplichtingen van de werknemer Het vierde lid bepaalt kort gezegd, dat de werknemer goede zorg dient te besteden aan de aan hem in bruikleen gegeven zaken zoals voertuigen, werktuigen en/of gereedschappen. Tevens bevat dit lid bepalingen met betrekking tot de afwikkeling van schade aan de genoemde zaken. Indien een auto aan de werknemer ter beschikking is gesteld, dan geldt het volgende. Met ingang van 1 januari 2006 moet de werkgever loonheffing inhouden over het voordeel dat een werknemer heeft in verband met privégebruik van een aan hem ter beschikking gesteld voertuig. Voor personen- en bestelauto’s geldt een forfaitaire waardering, voor andere vervoermiddelen moet de werkgever de waarde in het economische verkeer van het privégebruik tot het loon voor de loonheffing rekenen. Over dit voordeel in verband met het privégebruik van de auto is de werkgever geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd, maar hij moet wel inkomensafhankelijke bijdrage Zvw vergoeden en inhouden. Het voordeel behoort tot het WVA-loon. Ik verwijs naar hoofdstuk 18 van het Handboek, met name naar de paragrafen 18.1 tot en met 18.3 waarin de meest voorkomende situaties uitvoerig worden behandeld. De betaling door de werknemer aan zijn werkgever van een schadevergoeding bij opzet of bewuste roekeloosheid vloeit voort uit het civiele recht en vormt geen negatief loon. Als de werkgever geen gebruik maakt van zijn verhaalsmogelijkheden is in beginsel sprake van loon.
Artikel 10 Oproepkrachten In het derde lid wordt het volgende vermeld: “Voor de berekening van het dag- en uurloon moet voor de oproepkracht worden uitgegaan van het loon vermeerderd met 8% vakantiebijslag.” De vakantie-uitkering behoort tot het loon voor de WVA.
Artikel 11 Leerlingen Het vierde lid luidt: “De leerlingen ontvangen in de eerste periode van hun dienstverband een voorschot van één bruto functieloon. In de perioden daarna wordt aan de hand van de ingeleverde urenverantwoordingsstaten het juiste salaris uitbetaald. Bij uitdiensttreding wordt het voorschot verrekend met de laatste salarisbetaling.” Op het moment van het betalen van het voorschot dienen inhoudingen plaats te vinden. Ik verwijs naar paragraaf 7.2 van het Handboek.
Kenmerk
3
Artikel 38 Vuilwerktoeslag en koudetoeslag In dit artikel worden de vuilwerktoeslag “De werkgever kan een toeslag toe kennen aan hen, die werken met voor de gezondheid schadelijke en/of grote verontreiniging veroorzakende artikelen die (….)” en de koudetoeslag “Voor het structureel werken in vrieshuizen zal (…..)” vermeld. Deze toeslagen behoren tot het loon.
Artikel 40 Vergoeding van verblijfkosten Dit artikel luidt als volgt: “1. Aan de werknemer worden volgens het in lid 3 van dit artikel opgenomen schema de onderweg gemaakte kosten vergoed bestaande uit maaltijden, overige consumpties en kleine uitgaven verbonden aan de uitoefening van de dienstbetrekking. Hieronder vallen niet de kosten van logies, inrichting van de cabine, koersverschillen en uitbetaalde fooien. 2. (…..) 3. De verblijfkostenvergoeding bedraagt: a. Bij ééndaagse ritten: – korter dan 4 uur: geen onbelaste vergoeding; – langer dan 4 uur: per 1 juni 2007 € 0,52 per uur/per 1 april 2008 € 0,53 per uur; – tussen 18.00 en 24.00 uur: indien vertrek voor 14.00 uur: per 1 juni 2007 € 2,35 per uur/per 1 april 2008 € 2,39 per uur – indien vertrek na 14.00 uur en er sprake is van een afwezigheidsduur van tenminste 112 uur (bedoeld zal zijn: tenminste 12 uur) een extra toeslag van: per 1 juni 2007 € 9,82/per 1 april 2008 € 9,97. Onder een ééndaagse rit wordt verstaan een rit waarbij het vertrek en de aankomst binnen 24 uur plaatsvinden. Het criterium geldt voor de afwezigheidsduur van de standplaats. b. Bij meerdaagse ritten: Eerste dag: per 1 juni 2007 € 1,03 per uur/per 1 april 2008 € 1,05 per uur; – tussen 17.00 en 24.00 uur indien vertrek voor 17.00 uur: per 1 juni 2007 € 2,35 per uur/per 1 april 2008 € 2,39 per uur. c. Tussentijdse dagen: per 1 juni 2007 € 40,56 per dag/per 1 april 2008 € 41,28 per dag. Laatste dag: per 1 juni 2007 € 1,03 per uur/per 1 april 2008 € 1,05 per uur: – tussen 18.00 en 24.00 uur: per 1 juni 2007 € 2,35 per uur/per 1 april 2008 € 2,39 per uur; – tussen 24.00 en 06.00 uur: per 1 juni 2007 € 1,03 per uur/per 1 april 2008 € 1,05 per uur; – tussen 24.00 en 06.00 uur indien aankomst na 12.00 uur: per 1 juni 2007 € 2,35 per uur/per 1 april 2008 € 2,39 per uur.” Met betrekking tot de vergoedingen van de artikelen 40 en 41 is door uw organisatie en Koninklijk Nederlands Vervoer met de Belastingdienst een convenant gesloten op 4 november 1993. Ik neem binnen niet al te lange tijd contact op met u en met Koninklijk Nederlands Vervoer om de (hoogte van de) in het convenant genoemde vergoedingen te bespreken.
Artikel 41 Vergoeding overstaan Dit artikel luidt: “Ten aanzien van de werknemer die in het kader van zijn dienstuitvoering gedurende een weekend of een (buitenlandse) feestdag niet op zijn standplaats verblijft terwijl aan hem voor die dag geen werkzaamheden zijn of kunnen worden opgedragen, wordt aan hem terzake van de extra kosten van het niet-vrijwillig verblijf een extra vergoeding van € 9,52 netto en € 16,67 bruto per dag toegekend. Deze bedragen worden per 1 juni 2007 verhoogd naar € 9,82 netto en € 17,20 bruto per dag. Per 1 april 2008 worden deze bedragen verhoogd naar € 9,97 netto en € 17,46 bruto per dag.” Voor deze vergoedingen geldt het convenant met de Belastingdienst; ik verwijs naar hetgeen ik heb vermeld onder artikel 40.
Kenmerk
4
Artikel 42 Beschikbaarheidsvergoeding Dit artikel bevat toeslagen die de werknemer ontvangt als hij opdracht heeft gekregen zich beschikbaar te houden voor het verrichten van werkzaamheden. Deze toeslagen behoren tot het loon.
Artikel 43 Scholing algemeen Dit artikel luidt: “Ingeval scholing anders dan bedoeld in artikel 44 wordt gevolgd in opdracht van de werkgever en/of op grond van een aan de functie verbonden wettelijke verplichting, dienen aan de werknemer de cursuskosten, het examengeld en de reiskosten (volgens de in dat jaar geldende forfaitaire reiskostenvergoeding) te worden vergoed. Voorts zal de werkgever de cursustijd, die overdag wordt gevolgd op de doordeweekse dagen, vergoeden. Deze uren tellen niet mee bij de bepaling van het aantal overuren.” Vergoedingen of verstrekkingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. De vergoeding van kosten die tot het normale uitgavenpatroon zijn te rekenen, zoals de kosten van het behalen van het rijbewijs B, behoren wel tot het loon. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de paragrafen 17.11 en 17.44 van het Handboek. Een vergoeding voor reizen in verband met studie is vrijgesteld als de vergoeding niet uitgaat boven de werkelijk gemaakte kosten. Voor vergoeding van binnenlandse reizen in verband met een opleiding of studie met het oog op verwerven van inkomen uit werk en woning geldt dat de vergoeding van de werkelijke kosten gemaximeerd is tot € 0,19 per kilometer. Ik verwijs naar Hoofdstuk 18 van het Handboek voor administratieve verplichtingen ten aanzien van reiskostenvergoedingen. De vergoeding van cursustijd behoort wel tot het loon.
Artikel 44 Vergoeding ADR-certificaat en Vergoeding certificaat vorkheftruck Volgens dit artikel vergoedt de werkgever de cursuskosten, het examengeld en de reiskosten (volgens de in dat jaar geldende forfaitaire reiskostenvergoeding) voor het behalen en periodiek in stand houden van het ADR-certificaat resp. certificaat vorkheftruck in opdracht van de werkgever en het periodiek in stand houden van het ADR-certificaat resp. certificaat vorkheftruck op verzoek van de werknemer. Verder vergoedt de werkgever de terzake bestede cursustijd met een maximum van 40 loonuren à 100%. Deze uren tellen niet mee bij de bepaling van het aantal overuren. Ik verwijs naar hetgeen ik hierboven bij artikel 43 heb vermeld.
Artikel 45 Studiekostenregeling Ingevolge dit artikel heeft de werkgever de mogelijkheid terzake van de in de artikelen 43 en 44 genoemde kosten zijn werknemers voor aanvang van de opleiding een studiekostenregeling voor te leggen. Deze studiekostenregeling verplicht de werknemer om bij ontslagname binnen een bepaalde periode na het behalen van het diploma een bepaald percentage van de kosten van de genoten opleiding terug te betalen. Vergoedingen in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van een vergoeding die niet tot het loon behoort, komt niet in mindering op het loon. Zie paragraaf 4.9 van het Handboek. Zie ook Besluit 22 augustus 2007, nr. CPP2007/1465M.
Kenmerk
5
Artikel 47 Reistijd voor de werknemer te werk gesteld op mobiele kranen Dit artikel luidt als volgt: “1. Onder reistijd wordt verstaan de tijd gedurende welke gereisd wordt van de woning naar het werk (niet zijnde de standplaats) en terug. 2. Voor de berekening van de reistijd wordt aangenomen dat per uur 60 km wordt afgelegd. 3. De reistijd wordt door de werkgever vergoed op basis van 100% tegen het voor die werknemer geldende uurloon met uitzondering van de eerste 60 minuten per dag indien: a. de arbeid plaats vindt in een andere dan de woongemeente van de werknemer en b. de reistijd wordt gemaakt met: – of een openbaar middel van vervoer; – of een door de werkgever beschikbaar gesteld vervoermiddel, niet zijnde de kraan; – of een eigen vervoermiddel.” De reistijdvergoeding behoort tot het loon voor de loonheffingen. Voor de WVA behoort deze vergoeding tot het WVA-loon, tenzij sprake is van een uitzondering. De eerste uitzondering is dat de vergoeding eenmalig of in de regel eenmaal per jaar wordt uitbetaald; zie paragraaf 22.1.3 van het Handboek. De tweede uitzondering is dat er sprake is van overwerk en de vergoeding voor extra reisuren is aan te merken als overwerkloon. Er is sprake van overwerk als de werknemer meer arbeid verricht dan contractueel is overeengekomen. Dat betekent dat hij óf tijdens zijn reistijd daadwerkelijk arbeid verricht óf dat hij, als de normale arbeidsduur wordt overschreden, moet reizen naar een tijdelijke arbeidsplaats die op grote afstand van zijn woon- of verblijfplaats ligt. Als geen van beide situaties aan de orde is dan maakt de vergoeding voor de reistijd deel uit van het reguliere loon voor de WVA. Ik verwijs naar het besluit van 4 juli 2007, nr. CPP2007/732M en naar de Mededeling nr. 4 van juni 2008.
Artikel 48 Reiskosten voor de werknemer te werk gesteld op mobiele kranen Dit artikel luidt als volgt: “1. De werknemer, aan wie krachtens artikel 47 lid 1 reistijd wordt vergoed, heeft recht op vergoeding van reiskosten. 2. De werkgever is gerechtigd een vervoermiddel aan te wijzen waarmee de werknemer dient te reizen, uitgezonderd het eigen vervoermiddel van de werknemer. 3. De kosten van het reizen met het openbaar vervoer worden in de laagste klasse vergoed. 4. De vergoeding voor het gebruik van de eigen personenauto bedraagt € 0,23 per gereden kilometer. Indien in opdracht van de werkgever meerdere personen meerijden, bedraagt de vergoeding € 0,25 per gereden kilometer. 5. De snelste reisafstand is bepalend bij het vaststellen van het aantal kilometers dat voor vergoeding in aanmerking komt.” Per gereden kilometer is € 0,19 onbelast. Ik verwijs naar hoofdstuk 18 van het Handboek. Dit hoofdstuk 18 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels (ik verwijs naar paragraaf 18.2 van het Handboek). De paragrafen 18.3 tot en met 18.8 van het Handboek gaan, onder meer aan de hand van schema’s, over reizen anders dan met openbaar vervoer. In de paragrafen 18.1.3 en 18.9 van het Handboek staat dat, indien en voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. De paragrafen 18.10, 18.11 en 18.12 van het Handboek behandelen respectievelijk het verstrekken of vergoeden van parkeergelegenheid, de reiskosten voor periodiek gezinsbezoek en het vervoer bij wegwerkzaamheden.
Artikel 50 Ziekte en ongeval in het buitenland Dit artikel luidt als volgt: “1. Indien de werknemer wegens de hem opgedragen werkzaamheden buiten Nederland verblijft en aldaar getroffen wordt door ziekte of ongeval kan hij jegens werkgever aanspraak maken op vergoeding van: a. de kosten van noodzakelijke geneeskundige verzorging; b. de kosten van vervoer, voor zover dit vervoer noodzakelijk is om de geneeskundige verzorging te ondergaan; c. de noodzakelijke kosten van onderdak en voeding, totdat zijn gezondheidstoestand het hem
Kenmerk
6
veroorlooft naar Nederland terug te keren; d. de noodzakelijke kosten van vervoer naar zijn woon- of verblijfplaats in Nederland. 2. De in lid 1 bedoelde aanspraken bestaan niet, voorzover de werknemer aanspraak kan maken op overeenkomstige uitkeringen op grond van enige nationale wetgeving of internationale overeenkomst dan wel uit hoofde van een voor de werknemer geldende verzekeringsovereenkomst. 3. De werknemer kan geen aanspraak maken op vergoeding van de in lid 1 onder a. en b. genoemde kosten indien hij door eigen schuld of toedoen geen aanspraken kan ontlenen aan de voor hem geldende verzekering. 4. Indien de werknemer die in de omstandigheden verkeert als omschreven in de aanhef van lid 1, zich in levensgevaar bevindt kan hij ten behoeve van zijn bloedverwanten in de eerste graad alsmede zijn echtgenoot aanspraak maken op vergoeding van: a. de noodzakelijke kosten van vervoer van hun woonplaats naar zijn verblijfplaats en terug; b. de noodzakelijke kosten van onderdak en voeding, totdat het levensgevaar geweken is.” Dergelijke aanspraken op uitkeringen zijn belast. De waarde van de aanspraken is het bedrag dat u stort of zou moeten storten bij een derde, bijvoorbeeld een verzekeraar. Ik verwijs naar paragraaf 17.2 van het Handboek. De vergoeding van de kosten genoemd onder 1 c mag niet cumuleren met een andere kostenvergoeding voor verblijf genoemd in het convenant. Indien dit wel het geval is, dan zal, zoals ook in het convenant is vermeld, voor de vaststelling van het (on)belaste karakter het totaal van de vergoedingen/verstrekkingen in de beoordeling worden betrokken.
Artikel 51 Ongevallenverzekering Het eerste lid van dit artikel luidt: “De werkgever is verplicht ten behoeve van iedere werknemer een ongevallenverzekering af te sluiten, hetzij collectief, hetzij individueel. De kosten van deze verzekering komen volledig voor rekening van de werkgever.” en het derde lid luidt: “De onder 1 bedoelde verzekering dient tenminste aan de volgende voorwaarden te voldoen: a. De hieronder genoemde risico’s dienen zowel binnen als buiten diensttijd volledig gedekt te zijn. Uitgezonderd zijn de gebruikelijk voorkomende uitsluitingen voor activiteiten die buiten diensttijd plaatsvinden en in de polisvoorwaarden worden vermeld. b. 1. Bij overlijden van (een van) de verzekerde(n), (…). 2. (…). c. Bij blijvende algehele invaliditeit (…). d. Bij blijvende gedeeltelijke invaliditeit (…). e. De gerechtigde van de uitkering is de verzekerde werknemer of diens nagelaten betrekkingen. (…)” Het vierde lid van artikel 51 luidt: “Indien door nalatigheid van de werkgever, bij een ongeval dat de dood of blijvende invaliditeit van een werknemer ten gevolge heeft, geen recht op een onder lid 3 bedoelde uitkering bestaat, is de werkgever gehouden de betrokkene(n) schadeloos te stellen.” Een aanspraak op een uitkering bij overlijden of invaliditeit als gevolg van een ongeval behoort als zodanig niet tot het loon. De uitkering zelf behoort in beginsel wel tot het loon. De werkgever dient eventueel verschuldigde loonheffingen in te houden en af te dragen, waarbij de werkgever voor de loonheffing mogelijk de tabel bijzondere beloningen moet toepassen. Ik merk op, dat over de uitkering bij overlijden geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Ik verwijs naar paragraaf 17.15.1 van het Handboek. Mogelijk is ter zake van de uitkering sprake van loon uit vroegere dienstbetrekking en/of van loon van nabestaanden (ik verwijs naar de paragrafen 4.1.2 en 7.3.2 van het Handboek). Indien en voor zover sprake is van loon uit tegenwoordige dienstbetrekking en de werkgever de uitkering tevens niet eenmalig of eenmaal per jaar of aan de nabestaanden verstrekt is tevens sprake van WVAloon. Ik verwijs naar paragraaf 22.1.3 van het Handboek.