kantoor Den Haag 'S-GRAVENHAGE
1
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 30206
2500 GE 'S-GRAVENHAGE
Telefax
(088) 152 35 00
Kennisgroep CAO
Raad Nederlandse Detailhandel Postbus 182 2260 AD LEIDSCHENDAM
. . . . . . . . . . . . .
Datum
13 mei 2013 Uw kenmerk
Kenmerk
CAO Betreft
Cao voor personeel van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen 2011-2013
Geachte heer,
Namens de Belastingdienst beoordeel ik cao-bepalingen op fiscale aspecten. Het doel daarvan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb kennisgenomen van de cao voor personeel van Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen 20112013 zoals deze gold tot en met 31 maart 2013. De cao heb ik beoordeeld, waarbij ik de beoordeling heb beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten voor de loonheffingen. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2013, en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
Hoogachtend,
ON 538 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur.
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Prinses Beatrixlaan 512 'S-GRAVENHAGE
Kenmerk
2
Bijlage Cao Grootwinkelbedrijven in Levensmiddelen 2011-2013 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2013 (hierna: Handboek). Dit Handboek bestaat uit twee versies; het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. Deze laatste versie is bedoeld voor werkgevers die nog niet gebruik maken van de werkkostenregeling en de oude regelgeving (overgangsregeling) toepassen. Indien de nummering van paragrafen en hoofdstukken in beide versies van het Handboek uiteenloopt, verwijs ik in de rapportage eerst naar het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en vervolgens naar het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. U kunt beide versies van het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, met de zoekterm ‘caobeoordelingen’. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd, dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011), de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2013 - 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011, 2012 en 2013 jaarlijks, in het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Inmiddels heeft de staatssecretaris bekend gemaakt dat de werkgever ook in 2014 kan kiezen om de oude regelgeving toe te passen. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl, met zoekterm “wkr”. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 2 letter m Loon Deze bepaling bevat de definitie van loon. Voor de volledigheid wijs ik erop dat het begrip loon voor de loonheffingen uitgebreider is. Ik verwijs hiervoor naar hoofdstuk 4 van het Handboek. In ieder geval behoren de jaarlijkse uitkeringen,
Kenmerk
3
overwerkvergoedingen en de toeslag voor bijzondere uren tot het loon. Uitkeringen en toeslagen welke eenmaal of in de regel eenmaal per jaar worden toegekend, behoren niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek.
Artikel 6 lid 5 Recht op een warme maaltijd Volgens deze bepaling heeft de werknemer die op een dag meer dan 4,5 uur werkt en na 19.00 uur doorwerkt recht op een warme maaltijd van redelijke kwaliteit. De waarde van de maaltijd of de vergoeding van de maaltijdkosten behoort tot het loon. De maaltijd moet worden gewaardeerd tegen de waarde in het economisch verkeer. Als de maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft, is de vergoeding of de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hiervan is sprake bij overwerk of werk op koopavonden. Van overwerk is sprake als de werknemer arbeid verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur op die dag. Als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten, is er in elk geval sprake van een meer dan bijkomstig zakelijke maaltijd en is de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hetzelfde geldt voor de vergoeding van de maaltijdkosten, mits de werknemer die kosten heeft gemaakt. Het bovenstaande geldt ook als de werkgever niet de werkkostenregeling en dus de oude regelgeving toepast. Ik verwijs naar paragraaf 20.1.3 / 19.23 van het Handboek.
Artikel 9 lid 10 Koffie- en maaltijdvergoeding chauffeurs Volgens deze bepaling heeft de chauffeur die niet in een filiaal of kantine kan koffiedrinken en/of ’s avonds warm kan eten recht op een koffievergoeding van € 1,05 per dagdeel voor maximaal twee dagdelen. Als hij op een dag meer dan 4,5 uur werkt en na 19.00 uur doorwerkt heeft hij, op vertoon van een bon, recht op een maaltijdvergoeding van € 5,45 per dag. De vergoedingen van consumpties onderweg behoren tot het loon van de werknemer. Werkgevers die de werkkostenregeling toepassen kunnen deze vergoedingen aanwijzen als eindheffingsloon. Daardoor kunnen ze de gerichte vrijstelling toepassen van vergoedingen voor tijdelijk verblijf in het kader van de dienstbetrekking. Voor kosten die gericht zijn vrijgesteld is een vaste kostenvergoeding mogelijk. Deze vergoeding moet zijn gebaseerd op een onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten. Ik verwijs naar paragraaf 4.6 van het Handboek. Indien de werkgever de werkkostenregeling niet toepast, moet een vaste kostenvergoeding eveneens zijn gebaseerd op een onderzoek naar de werkelijk gemaakte kosten. Ik verwijs naar paragraaf 4.6 van het Handboek. Onder voorwaarden is een vergoeding voor consumpties tijdens werktijd zonder nader bewijs onbelast tot een bedrag van € 0,55 per dag. Dit bedrag ligt beneden het bedrag van de cao. Ik verwijs naar paragraaf 19.8 en tabel 9 van het Handboek. Voor wat betreft de maaltijdvergoeding verwijs ik naar hetgeen ik hiervoor bij artikel 6 lid 5 van de cao heb vermeld.
Artikel 9 lid 13 Consignatieregeling Ingevolge dit artikel ontvangt de werknemer die zich beschikbaar moet houden voor zijn werkzaamheden een vergoeding van, per etmaal, €12,16 bruto naast het loon voor de te werken uren, inclusief de reistijd. De vergoeding bedraagt € 36,50 bruto voor een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag. De consignatievergoeding behoort tot het loon. Uitsluitend voor de toepassing van de WVA geldt, als
Kenmerk
4
sprake is van een werknemer zonder vast overeengekomen arbeidsduur, voor de berekening van de uren nog het volgende. Bij het bepalen van de deeltijdfactor tellen niet zonder meer alle uren mee die de werknemer bereikbaar moet zijn. De werkgever mag deze uren (fictief) bepalen door het percentage van het doorbetaalde loon te vermenigvuldigen met het totale aantal uren van de bereikbaarheidsdienst. Voorbeeld: een werknemer moet thuis gedurende acht uren bereikbaar zijn en ontvangt daarvoor € 50. Het normale uurloon van deze werknemer bedraagt € 12,50. De werkgever betaalt dus 50% van het loon (dat is het percentage van het doorbetaalde loon). De werkgever mag dan bij het bepalen van de deeltijdfactor rekening houden met (50% van acht uren =) vier gewerkte uren. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek.
Artikel 11 Arbeidsongeschiktheid In dit artikel en bijlage 3 van de cao is het recht op (aanvullingen op) loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid geregeld. De fiscale gevolgen van deze betalingen vat ik als volgt samen. Doorbetaling of aanvulling op het loon bij volledige arbeidsongeschiktheid De doorbetaling van het salaris bij volledige arbeidsongeschiktheid en de aanvulling op de WAO-, dan wel WGA-uitkering vormen, indien de dienstbetrekking beëindigd is, loon uit vroegere dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.3, 4.3, 4.4.3 en 7.6 van het Handboek. Op deze doorbetaling en de aanvulling is voor de loonheffing onder voorwaarden de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.2 van het Handboek. De werkgeversheffing Zvw of de bijdrage Zvw bedraagt in deze situatie 7,75% voor werknemers tot de AOW-leeftijd. In 2013 is de AOW-leeftijd 65 jaar plus één maand. Ik verwijs naar paragraaf 6.2 van het Handboek. Loon uit vroegere dienstbetrekking komt niet in aanmerking voor een afdrachtvermindering. Ik verwijs naar de inleiding van Hoofdstuk 25 / 24 en de paragrafen 25.1.10 en 25.1.12 / 24.1.10 en 24.1.12 van het Handboek. Aanvulling op het loon bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid Het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit en de aanvulling op de WAO- of WIA-uitkering behoren tot het loon uit tegenwoordige respectievelijk vroegere dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.3, 4.3, 4.4.3 en 7.6 van het Handboek. Voor de loonheffing is zowel op het salaris als op de aanvulling de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.2 van het Handboek. Voor de toepassing van de WVA behoort uitsluitend het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit tot het WVA-loon. Indien de arbeidsduur van de werknemer door de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid minder dan 36 uur per week gaat bedragen is niet langer sprake van een werknemer met een volledige arbeidsduur. Voor de afdrachtvermindering onderwijs moet de werkgever daarom het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering met een deeltijdfactor herberekenen. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek. De aanvulling op de WAO- of WIA-uitkering vormt loon uit vroegere dienstbetrekking. De werkgeversheffing Zvw of de bijdrage Zvw ter zake van de aanvulling bedraagt 7,75% voor werknemers tot de AOW-leeftijd. In 2013 is de AOW-leeftijd 65 jaar plus één maand. Ik verwijs naar paragraaf 6.2 van het Handboek. Ter zake van deze aanvulling bestaat geen recht op een afdrachtvermindering. Ik verwijs naar de inleiding van Hoofdstuk 25 / 24 en de paragrafen 25.1.10 en 25.1.12 / 24.1.10 en 24.1.12 van het Handboek.
Kenmerk
5
Artikel 12 lid 3 Loonaanvulling bij externe re-integratie Volgens deze bepaling heeft de werknemer bij externe re-integratie in een functie met een lager loon tijdelijk recht op een aanvulling van zijn oud-werkgever. Een dergelijke aanvulling vormt loon uit vroegere dienstbetrekking waarover de oud-werkgever geen premies werknemersverzekeringen verschuldigd is. Als de werknemer zijn loonheffingskorting niet langer bij zijn oud-werkgever wil laten toepassen, zal hij dat schriftelijk aan zijn oud-werkgever moeten verzoeken. Ik verwijs naar paragraaf 2.3 van het Handboek.
Artikel 15 Vakantietoeslag Volgens dit artikel geldt als hoofdregel dat de werkgever eenmaal per jaar de vakantietoeslag betaalt. In afwijking hiervan mag de werkgever echter ten hoogste een derde deel van die vakantietoeslag op een vroeger tijdstip in hetzelfde vakantiejaar uitbetalen. Als de vakantietoeslag twee maal per jaar wordt uitbetaald behoort deze tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek.
Artikel 23 Dienstwoning Volgens dit artikel mag een werkgever, als hij een werknemer een dienstwoning ter beschikking stelt, diens loon verminderen. Die vermindering is dan gelijk aan de huurwaarde van de woning, zoals deze waarde voor de toepassing van de desbetreffende bepalingen van de inkomsten- en/of loonbelasting is vastgesteld. Maar die vermindering mag niet meer bedragen dan 15% van het loon. Deze cao-bepaling bevat een fiscaal risico. Per abuis kan de werkgever veronderstellen dat hij kan volstaan met een vermindering van het brutoloon in plaats van het nettoloon. Ook lijkt het niet ondenkbaar dat de werkgever een te laag bedrag op het nettoloon inhoudt. Een ter beschikking gestelde woning is verplicht loon van de werknemer, de werkgever kan er niet voor kiezen om dit aan te wijzen als eindheffingsloon. Ik verwijs naar de paragrafen 20.2.12, 20.3.4 en 4.12. Het is loon in natura en de waarde is de economische huurwaarde. Dat is de huur die zou moeten worden betaald als de woning zou worden gehuurd. Als de bewoning is ingegeven door het behoorlijk vervullen van de dienstbetrekking kent deze economische huurwaarde een maximum. Dat maximum is 18% van het salaris op jaarbasis dat de werknemer op basis van een 36-urige werkweek zou verdienen. Past de werkgever de oude regelgeving toe, dus niet de werkkostenregeling, dan geldt dit eveneens. In de oude regelgeving bestaat, in tegenstelling tot de werkkostenregeling, de mogelijkheid voor de werknemer om zijn (eigen) inspecteur te vragen een lagere besparingswaarde bij beschikking vast te stellen indien de hiervoor genoemde waarde van 18% van het jaarloon hoger is dan het bedrag dat de werknemer normaliter aan huur zou uitgeven. Ik verwijs naar paragraaf 19.46 van het Handboek.
---0---