kantoor Den Haag 'S-GRAVENHAGE
1
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 30206
2500 GE 'S-GRAVENHAGE
Telefax
(088) 152 35 00
Kennisgroep CAO
Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland Postbus 29773 2502 LT Den Haag
. . . . . . . . . . . . .
Datum
16 mei 2013 Uw kenmerk
Kenmerk
CAO Betreft
Cao voor de Dierhouderij 2012-2013
Geachte heer,
Namens de Belastingdienst beoordeel ik cao-bepalingen op fiscale aspecten. Het doel daarvan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb kennisgenomen van de cao voor de Dierhouderij 2012-2013 met een looptijd tot en met 31 december 2013. De cao heb ik beoordeeld, waarbij ik de beoordeling heb beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten voor de loonheffingen. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2013, en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
Hoogachtend,
ON 540 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur.
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Prinses Beatrixlaan 512 'S-GRAVENHAGE
Kenmerk
2
Bijlage Cao voor de Dierhouderij 2012-2013 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2013 (hierna: Handboek). Dit Handboek bestaat uit twee versies; het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. Deze laatste versie is bedoeld voor werkgevers die nog niet gebruik maken van de werkkostenregeling en de oude regelgeving (overgangsregeling) toepassen. Indien de nummering van paragrafen en hoofdstukken in beide versies van het Handboek uiteenloopt, verwijs ik in de rapportage eerst naar het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en vervolgens naar het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. U kunt beide versies van het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, met de zoekterm ‘caobeoordelingen’. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd, dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011), de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2013 - 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011, 2012 en 2013 jaarlijks, in het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Inmiddels heeft de staatssecretaris bekend gemaakt dat de werkgever ook in 2014 kan kiezen om de oude regelgeving toe te passen. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst: www.belastingdienst.nl, met zoekterm “wkr”. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 2 Definities Dit artikel vermeldt onder letter b dat de stagiair niet als werknemer in de zin van deze cao wordt beschouwd. Als een stagiair voor zijn werkzaamheden een beloning ontvangt die niet uitsluitend bestaat uit het ontvangen van onderricht is hij voor de toepassing van de loonheffingen in dienstbetrekking. Dit kan een echte dienstbetrekking zijn of een fictieve dienstbetrekking, zie de paragrafen 1.1.1 en 1.1.2 van het
Kenmerk
3
Handboek. Als er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking kunnen werkgevers stagebeloningen onder voorwaarden toch onbelast uitkeren. Ik verwijs naar paragraaf 16.10 / 15.10 van het Handboek. Voor stagiairs in (fictieve) dienstbetrekking geldt dat de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing kan zijn; zie de inleiding van Hoofdstuk 25 / 24 en paragraaf 25.1 / 24.1 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/2202M, Stcrt. 2010, nr. 20500.
Artikel 4 Verplichtingen van de werkgever Volgens het tiende lid van dit artikel is de werkgever verplicht om aan de werknemer bedrijfskleding en/of veiligheidsschoeisel te verstrekken overeenkomstig veiligheidsvoorschriften of ten behoeve van het verrichten van vuil werk. Indien de werkgever de werkkostenregeling toepast, dan behoren zowel de vergoeding en verstrekking van (werk-)kleding als de ter beschikking gestelde (werk-)kleding tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding als eindheffingsloon aanwijzen en onderbrengen in de vrije ruimte. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.5 van het Handboek. Voor ter beschikking gestelde kleding geldt een uitzondering. Als ter beschikking gestelde kleding geheel of deels op de werkplek wordt gebruikt, is de waarde hiervan nihil in de volgende drie situaties: a) de kleding is uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b) de kleding is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk; c) de kleding blijft achter op de werkplek. Mogelijk kwalificeert de kleding als een arbovoorziening. Arbovoorzieningen die de werkgever verstrekt of ter beschikking stelt, behoren niet tot het loon indien de werknemer deze gebruikt of verbruikt op de werkplek. Ik verwijs naar de paragrafen 20.2.5 en 20.2.7 van het Handboek. Het onderhoud van de kleding volgt het regime van de kleding; de vergoeding of de waarde van de verstrekking van het onderhoud behoort tot het loon tenzij de kleding onder de genoemde nihilwaardering valt. Indien de werkgever gebruik maakt van de oude regelgeving van vrije vergoedingen en verstrekkingen dan behoort de vergoeding, de verstrekking of de ter beschikkingstelling van kleding tot het loon tenzij sprake is van een van de volgende situaties: a) er sprake is van werkkleding; b) er sprake is van ter beschikking gestelde kleding die tevens aantoonbaar op het werk achterblijft; c) de vergoeding of de verstrekking van kleding vormt een arbovoorziening. Kleding is slechts als werkkleding aan te merken indien zij: a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk.
Kenmerk
4
Als de kleding een arbovoorziening vormt gelden de volgende (aanvullende) voorwaarden: - de werkgever heeft een arboplan; - de verstrekking van kleding maakt in redelijkheid deel uit van dat arboplan; - de kleding wordt overwegend tijdens werktijd gedragen; - de werknemer hoeft geen eigen bijdrage te betalen; - er is geen sprake van een aanmerkelijke privé-besparing voor de werknemer. Ik verwijs naar paragraaf 19.3 van het Handboek. In de praktijk kan men ervan uitgaan dat in ieder geval sprake is van een aanmerkelijk privévoordeel als de privé-uitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 lager zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. In alle overige gevallen moet de werkgever de vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon rekenen. Ik verwijs naar paragaaf 19.42 van het Handboek. Voor de onderhoudskosten van kleding geldt dat, als er sprake is van werkkleding in fiscale zin of van een arbovoorziening, de werkgever het onderhoud belastingvrij mag vergoeden of verstrekken. Is geen sprake van werkkleding, dan behoort de werkgever de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde van de verstrekking tot het loon te rekenen. Voor de waardering van zowel de kleding als van de onderhoudskosten verwijs ik naar paragraaf 4.5 van het Handboek. Voor de WVA geldt dat voor zover ter zake van kleding sprake is van loon voor de loonheffingen, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de werkgever de desbetreffende vergoeding of verstrekking in de regel slechts eenmaal of in de regel eenmaal per jaar toekent. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek.
Artikel 18 Dienstwoning Volgens dit artikel wordt voor het genot van een dienstwoning op het loon van de werknemer een bedrag in mindering gebracht. Dit bedrag wordt in onderling overleg tussen werkgever en werknemer bepaald en wordt schriftelijk vastgelegd. De huurwaarde van een terbeschikkinggestelde woning behoort tot het loon. De bijdrage van de werknemer is een besteding van loon en komt hierop niet in mindering. Een ter beschikking gestelde woning is verplicht loon van de werknemer, de werkgever kan er niet voor kiezen om dit aan te wijzen als eindheffingsloon. Ik verwijs naar de paragrafen 20.2.12, 20.3.4 en 4.12. Het is loon in natura en de waarde is de economische huurwaarde. Dat is de huur die zou moeten worden betaald als de woning zou worden gehuurd. Als de bewoning is ingegeven door het behoorlijk vervullen van de dienstbetrekking kent deze economische huurwaarde een maximum. Dat maximum is 18% van het salaris op jaarbasis dat de werknemer op basis van een 36-urige werkweek zou verdienen. Past de werkgever de oude regelgeving toe, dus niet de werkkostenregeling, dan geldt dit eveneens. In de oude regelgeving bestaat, in tegenstelling tot de werkkostenregeling, de mogelijkheid voor de werknemer om zijn (eigen) inspecteur te vragen een lagere besparingswaarde bij beschikking vast te stellen indien de hiervoor genoemde waarde van 18% van het jaarloon hoger is dan het bedrag dat de werknemer normaliter aan huur zou uitgeven. Ik verwijs naar paragraaf 19.46 van het Handboek.
Artikel 19 Afstandsvergoeding Volgens dit artikel wordt aan de werknemer volgens een tabel een vergoeding betaald voor de afstand van zijn woning tot de plaats van aanvang van de werkzaamheden. Deze vergoeding geldt voor elke
Kenmerk
5
gewerkte dag, ongeacht het aantal arbeidsuren dat op die dag is gewerkt. Volgens het vierde lid worden extra reiskosten vergoed die zijn veroorzaakt door gebroken diensten of extra diensten ten behoeve van het verzorgen, voederen, transport of melken van dieren. De vergoeding leidt in sommige gevallen tot bovenmatigheid, immers de maximale onbelaste vergoeding van zakelijke kilometers bedraagt, ongeacht het vervoermiddel, € 0,19 per kilometer. Woon-werkverkeer geldt als zakelijk verkeer. Dit betekent dat werkgevers elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, met maximaal € 0,19 onbelast kunnen vergoeden. Ik verwijs naar hoofdstuk 21 / 20 van het Handboek; dat hoofdstuk bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten.
Artikel 20 Bereikbaarheidsvergoeding Ingevolge dit artikel wordt aan de werknemer een vergoeding betaald voor de tijd die hij voor het bedrijf bereikbaar moet zijn buiten de voor de werknemer geldende arbeidstijd om onverwachts dringende werkzaamheden te verrichten. De bereikbaarheidsvergoeding behoort tot het loon. Voor de afdrachtverminderingen geldt nog het volgende. Als sprake is van een werknemer zonder vast overeengekomen arbeidsduur, dan geldt voor de berekening van de uren het volgende. Bij het bepalen van de deeltijdfactor tellen niet zonder meer alle uren mee die de werknemer bereikbaar moet zijn. De werkgever mag deze uren (fictief) bepalen door het percentage van het doorbetaalde loon te vermenigvuldigen met het totale aantal uren van de bereikbaarheidsdienst. Voorbeeld: een werknemer moet thuis gedurende acht uren bereikbaar zijn en ontvangt daarvoor € 50. Het normale uurloon van deze werknemer bedraagt € 12,50. De werkgever betaalt dus 50% van het loon (dat is het percentage van het doorbetaalde loon). De werkgever mag dan bij het bepalen van de deeltijdfactor rekening houden met (50% van acht uren =) vier gewerkte uren. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek.
Artikel 21 Jubileumuitkering Volgens dit artikel wordt aan een werknemer die 12,5 jaar aaneengesloten in dienst is bij een zelfde werkgever, een uitkering verstrekt ter grootte van 25% van een bruto maandloon, en aan een werknemer die 25 jaar in dienst is bij een zelfde werkgever een uitkering van eenmaal een bruto maandloon. Volgens het laatste lid van dit artikel gelden de genoemde uitkeringen naar rato voor werknemers met een bepaalde tijd arbeidsovereenkomst of bepaald werk. Een gratificatie bij een dienstverband van 12,5 jaar behoort tot het loon. Voor de loonheffing mag de werkgever naar keuze de tabellen voor bijzondere beloningen of de tijdvaktabellen toepassen. Als de tabellen voor bijzondere beloningen tot een lagere inhouding leiden of als de werkgever uitsluitend premie voor de volksverzekeringen op het loon inhoudt, dan is het gebruik van die tabellen verplicht. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Een gratificatie bij een 25-jarig dienstverband is vrijgesteld tot maximaal het loon over een maand. De bedragen die naar rato worden uitbetaald behoren tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.2.1 / 18.2.1 van het Handboek. Een in één bedrag uitbetaalde gratificatie behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek.
Kenmerk
6
Artikel 21b BHV vergoeding Volgens dit artikel wordt aan de werknemer met een geldig BHV certificaat, die belast is met BHV taken en in dienst is bij een werkgever met meer dan 25 medewerkers in loondienst, een netto BHV vergoeding betaald van € 15,- per maand. De BHV vergoeding behoort tot het loon.
Artikel 28 Betalingsverplichtingen werkgever bij arbeidsongeschiktheid en regresrecht Volgens het vijftiende lid biedt de werkgever zijn werknemers de gelegenheid tot het deelnemen aan een collectieve verzekering voor het WGA-hiaat. Deelname is niet verplicht. De premie is voor rekening van de werknemer. Het niveau van deze uitkering moet aansluiten bij de loongerelateerde WGA-uitkering. De werknemer kan, aldus bijlage VIII bij deze cao, de premie rechtstreeks betalen maar kan ook met zijn werkgever afspreken dat de premie wordt ingehouden op het salaris. De door de werknemer betaalde premie voor de WGA-hiaatverzekering is geen negatief loon. Het is een besteding van loon.
Artikel 30 Arbeidsgeneeskundig onderzoek Volgens dit artikel kunnen werknemers volgens een in dit artikel genoemde staffel, voor rekening van de werkgever een gericht arbeidsgeneeskundig onderzoek laten verrichten. Als de werkgever de werkkostenregeling toepast en de keuring plaatsvindt op de werkplek èn de keuring tevens als een voorziening op grond van de Arbeidsomstandighedenwet kwalificeert, geldt voor de voorziening een zogenoemde nihilwaardering. Feitelijk betekent dit dat de waarde van de voorziening weliswaar tot het loon behoort, maar dat zij toch (door de nihilwaardering) onbelast blijft. Van belang is onder meer dat sprake moet zijn van een voorziening. Deze term is bedoeld om vergoedingen uit te sluiten. Als de werkgever aan de werknemer de kosten van een keuring vergoedt, behoort de vergoeding tot het loon voor de loonheffingen. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.5 van het Handboek. Als de werkgever de werkkostenregeling (nog) niet toepast geldt géén uitsluiting voor vergoedingen. Evenmin geldt als voorwaarde dat de keuring op de werkplek plaats moet vinden. Wel geldt onverkort de voorwaarde dat de voorziening of vergoeding op de Arbeidsomstandighedenwet moet zijn gebaseerd. Ik verwijs naar paragraaf 19.3 van het Handboek.
Artikel 37 Aanvulling bij werktijdverkorting Dit artikel luidt als volgt: “Indien de werkgever gebruik maakt van een vergunning tot werktijdverkorting is hij gehouden de WW-uitkering aan te vullen tot het nettoloon waarop de werknemer - wanneer geen werktijdverkorting was toegepast - aanspraak had kunnen maken.” De aanvulling op de WW-uitkering is loon uit tegenwoordige dienstbetrekking, immers de werknemer is nog in dienst bij de werkgever. De witte tabel is van toepassing. Voor de wijze van bepaling van de inhoudingen voor de loonheffing, de premies werknemersverzekeringen en de werkgeversheffing Zvw verwijs ik naar de paragrafen 4.4.3 en 7.6 van het Handboek.
Kenmerk
Artikel 37a Huisvesting Volgens dit artikel zorgt de werkgever ervoor dat huisvesting tegen reële kosten plaatsvindt, indien hij zorg draagt voor huisvesting van tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse werknemers waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft. De aan tijdelijk in Nederland verblijvende buitenlandse werknemers verstrekte huisvesting is - in redelijkheid - een vrije verstrekking. De bijdrage van de werknemer heeft geen invloed op het loon. Overigens verwijs ik naar de afspraken die zijn gemaakt met de Belastingdienst zoals verwoord in de brief van 26 september 2012.
Artikel 37b Verdeling gedifferentieerde WGA-premie Volgens dit artikel kan de werkgever de helft van de individuele gedifferentieerde WGA-premie in mindering brengen op het (netto-)loon van de werknemer. Deze bevoegdheid komt ook toe aan de werkgever die het WGA-risico privaat heeft verzekerd of WGA-eigenrisicodrager is. Als de werkgever de WGA-premie gedeeltelijk op de werknemer verhaalt, moet hij de verhaalde premie inhouden op het nettoloon. Als de werkgever geen WGA-premie verhaalt is er voor de werknemer geen belast voordeel. Ik verwijs naar paragraaf 5.4.6 van het Handboek.
---0---
7