Gemeente Den Haag
Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag
Aan de minister van Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijkrelaties De heer Mr. Th. C. de Graaf Ministerie van BZK Postbus 20 011 2500 EA DEN HAAG
Uw brief van
Uw kenmerk
Ons kenmerk
BSD/2004/3395 Doorkiesnummer
070 - 353 2039 E-mailadres
Aantal bijlagen
2 Datum
16 november 2004 Onderwerp
Aanbieding Daadkracht van Den Haag Geachte heer De Graaf, Graag bieden wij u de Daadkracht van Den Haag aan, waarmee de Haagse gemeenteraad op 28 oktober 2004 heeft ingestemd. De gemeenteraad heeft zich daarbij uitgesproken over de versie waarin al het commentaar van rijkszijde op het in juli 2004 toegestuurde concept is verwerkt. Wij menen met de Daadkracht van Den Haag recht te doen aan het gestelde in het GSB beleidskader Samenwerken aan een krachtige stad en de afspraken die daarover in april en september 2004 zijn gemaakt. Wij gaan met ons grotestedenbeleid voort op de ingeslagen weg en willen wellicht ten overvloede benadrukken dat onze prestaties aanvullend zijn op wat we in de vorige GSB periode hebben afgesproken. Wij zien de uitkomsten van uw formele toetsing graag tegemoet. Volgens afspraak geldt de formele indiening van het MOP als het subsidieverzoek voor het Haagse aandeel binnen de drie brede doeluitkeringen. Volgens de bij ons bekende gegevens gaat het dan om de volgende bedragen: BDU fysiek € 147.2 miljoen + € 8.2 miljoen VINAC-middelen BDU Sociaal Integratie en Veilig € 238.5 miljoen exclusief aandeel Den Haag in de extra veiligheidsmiddelen BDU Economie € 18. 3 miljoen Graag zien wij de beschikkingen van de exacte bedragen tegemoet. Wij onderkennen met u dat tussen half november en de beoogde ondertekeningsdatum van 3 februari 2005 nog veel zaken moeten worden geregeld. Een aantal ervan is van grote invloed op het beoogde samen werken aan een krachtige stad. Wij betreuren het zeer dat de gemeentelijke regiefunctie, toch een van de leerstukken van het huidige GSB beleid, zo onder druk staat bij de voorgenomen aanpak van onderwijsachterstanden, volwasseneneducatie en de inburgering.
Inlichtingen bij
J. de Haan Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Internetadres: www.denhaag.nl
Telefoon: 070 - 353 2039 Fax: 070 - 353 2782
BSD/2004.3395
Ernstig te nemen is ook dat op het laatstgenoemd terrein onvoldoende geld beschikbaar wordt gesteld. Burgemeester Cohen van Amsterdam heeft namens de G4 in een brief aan u hierover al het nodige gezegd. Wij maken ons grote zorgen over de ontwikkelingen in het rijksbeleid terzake. Wij zullen onze prestaties op genoemde terrein bezien wanneer duidelijkheid is over de met uitvoering gemoeide budgetten. Wij willen ook nogmaals onderstrepen dat de extra rijksbijdrage voor veiligheid naar onze mening in het bijzonder voor de G4 cruciaal is om tot een aanvaardbaar maatschappelijk resultaat te komen. Wij hebben in elk geval nota genomen van het tijdpad dat u voor ogen heeft om duidelijkheid te bieden op deze onderwerpen. In de tweede plaats zijn ook wijzigingen en aanvullingen aan de orde als gevolg van cq in afwachting van nadere afspraken tussen rijk en steden over de uitwerking van het MOP. Zoals gezegd is het in september verkregen commentaar verwerkt. Wij willen echter een "nazending " als annex bij de Daadkracht aankondigen, waarin de laatste wijzigingen aan de orde komen. Wij willen deze nazending begin december toesturen, zodat u dit kunt betrekken bij de formele beoordeling. Wij willen daarin de volgende zaken aan de orde stellen. Onlangs zijn afspraken gemaakt over het gebruik van een basisindicator met betrekking tot de verslavingszorg. Wij zullen onze ambities en de onderbouwing daarvan op dit terrein in de Daadkracht aanpassen. Voorts heeft u als onderdeel van het MOP ook gevraagd om duidelijkheid over de indicatoren, de prestaties en aan welke bronnen — de informatie over - de prestaties worden ontleend. Dit laatste punt is inderdaad een belangrijk nieuw element. In de bijlage is een eerste overzicht hiervan opgenomen. Wij zeggen toe dat in de beoogde nazending dit verder in orde zal worden gemaakt. Punt van discussie is tot slot of het geoorloofd is bij de aanpak van de veelplegers te registreren op etniciteit. Wij menen dat deze registratie uiteindelijk handelingen vergt waarop de Wbp van toepassing is. In afwachting van de bevestiging hiervan zullen wij vooralsnog niet overgaan tot registratie van etniciteit. Mogelijk komen wij hierop terug in de beoogde nazending. Het college van burgemeester en wethouders, de secretafis, S dgiburgemeester.
.Jongen
Overzicht bronnen van outputdoelstellingen 2005-2010 OUTPUT-DOELSTELLINGEN EN OUTPUTINDICATOREN GSB-III
BRON
BDU ECONOMIE Verminderen criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers - Keurmerk veilig ondernemen
- aangiftebereidheid ondernemers Tevredenheid bedrijfsleven over de lokale dienstverlening
Bron: Nederlands platform Criminaliteitsbestrijding: beoordelingsverslagen van het behalen van de Ist* ster, aantal afgegeven certificaten + auditverslagen in volgende j aren BGO BGO
-aansluiting bij het nationaal elektronisch bedrij ven lok et
Basisindicator door ministerie van EZ:INTERNET
Vergroten aantal aansluitingen breedband - aantal vraagbundelingstrajecten
monitor 'Breedband' BSD/PO1 trekt het project en rapporteert uit projectadministratie aan DSO/EZ de voortgang van de bundeling waaronder totaal aantal mogelijke aansluitingen per bundeling en het gerealiseerde aantal aansluitingen.
Bedrijventerreinen - aantal hectare geherstructureerde bedrijventerreinen
- aantal hectare nieuw aangelegde bedrijventerreinen
IBIS in opdracht van Min EZ Vanaf 2006 centrale monitor voor GSB die gevoed wordt met gegevens uit interne registratie bij DSO/HOB IBIS in opdracht van Min EZ Vanaf 2006 centrale monitor voor GSB die gevoed wordt met gegevens uit interne registratie bij DSO/HOB
Bedrijfsruimten - goedkope bedrijfsruimten in geherstructureerd gebied - bedrijfsruimten voor (door)starters
interne registratie bij DSO/HOB (€175,00 per m2 (BVO)) bron: CV starterspanden (aan gemeente gelieerde organisatie).
Vrijetijdseconomie - toename werkgelegenheid in vrijetijdsbranche
DSO/ L&V in registratie VR+
• groei bezoekers attracties, musea en evenementen
Marketing & Events. DSO/EZ geeft in jaarlijkse productsubsidiëring aan M&E .
BDU FYSIEK Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar aantallen nieuwbouw op uitleglocaties - aantal nieuw gebouwde woningen op uitleglocaties 1
Koopprijs tot € 1 36.000 (prijspeil 2002) huurprijs tot € 3 17 (huursubsidiewet, kwaliteitskortinggrens 2003) 3 huurprijs tot € 471 (huursubsidiewet, aftoppingsgrens 2003) Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar aantallen nieuwbouw in bestaand stedelijk gebied -aantal nieuwbouw woningen binnen bestaand stedelijk gebied 2
1
Koopprijs tot € 136.000 (prijspeil 2002) huurprijs tot € 3 1 7 (huursubsidiewet, kwaliteitskortinggrens 2003) 3 huurprijs tot € 471 (huursubsidiewet, aftoppingsgrens 2003) -aantal gesloopte woningen
2
Saldo nieuwbouw en sloop binnen bestaand stedelijk gebied
CBS woning-mutatie bestanden. Het gebied waar geteld moet worden zijn de Vinex locaties en de Westlandsche Zoom. DSO/BTD met berekening door DSO/Beleid
CBS woning-mutatie bestanden Het gebied waar geteld moet worden is bestaand stedelijk gebied op 1-1-1996 DSO/BTD met berekening door DSO/Beleid CBS woning-mutatie bestanden DSO/BTD houdt de registratie bij van de opnamen van bouwinspecteurs betreffende de sloop van panden CBS woning-mutatie bestanden
OUTPUT-DOELSTELLINGEN EN OUTPUTINDICATOREN GSB-II1 Bestaande Woningen
BRON
-aantal aan consumenten verkochte huurwoningen
Kdata. De gemeente beschikt over een betrouwbare registratie bij de GBD. nazend ing
-aantal woninginnovaties - aantal ingrijpend verbeterde woningen Toename aantal toegankelijke woningen
Oppervlak (in m2 of ha) openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls in centrale vernieuwings- en pioniersgebieden Oppervlak (in m 2 of ha) openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls in beheergebieden Het aantal grootschalige groenprojecten met bijbehorende oppervlak (ha)
DSO/BTD het aantal vergunningplichtige ingrepen aan woningen met een prijs van >€50.000. Bron DSO/BTD. Het gegeven is het aantal nieuwbouwwoningen minus het aantal E.G-woningen. In het Bouwbesluit is vastgelegd dat alle nietgrondgebonden woningen toegankelijk moeten worden gebouwd. Opdrachtgeving en gereedmelding van D SB/Stedelijke Structuren , registratie bij DSO afd ROMZ Opdrachtgeving en gereedmelding van D SB/Stedelijke Structuren , registratie bij DSO afd ROMZ DSB / Het Meerjaren Onderhoudsprogramma en de jaarlijks aan de commissoriale toelichting van de begroting toe te voegen Groenbalans.
Bodemsanering -aantal te onderzoeken locaties
-aantal te saneren locaties
•gesaneerd aantal m2 grond
-gesaneerd aantal tn3 grond
- gesaneerd aantal m3 grondwater
Bodemprestatie-eenheden
GLOB1S Milieu en Vergunningen: registratie in bodeminformatiesysteem BIS4all GLOBIS Milieu en Vergunningen: registratie in bodem informatiesysteem BIS4all GLOBIS Milieu en Vergunningen: registratie in bodem informatiesysteem BIS4aII GLOBIS Milieu en Vergunningen: registratie in bodem informatiesysteem BIS4all GLOBIS Milieu en Vergunningen: registratie in bodem informatiesysteem BIS4all GLOBIS Milieu en Vergunningen: registratie in bodem informatiesysteem BIS4all
Geluidsaneringen luchtkwaliteit - aantal A- woningen - aantal meters wegvak onder de normen van het Besluit luchtkwaliteit Cultuurimpuls
DGM (steden dienen plannen/ subsidieaanvragen in) DSO/BTD milieu vergunningen. In registratie bij Milieu en Vergunningen van DSB : DGM.
- aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten aantoonbaar en integraal onderdeel uitmaken van de gebiedsontwikkeling Fysieke maatregelen sociale leefomgeving
nazending
- Aantal aangepakte locaties waar leefbaarheid onder druk staat
DS B/Stadsdeelmanagers Jaarlijkse actualisering van de Stadsdeelplannen. registratie afgegeven PKVW keurmerken (nu bij Politie, vanaf 2005 bij DSO registratie afgegeven PKVW keurmerken (nu bij Politie, vanaf 2005 bij DSO
- Politiekeurmerk Veilig Wonen voor nieuwbouw - Politiekeurmerk Veilig Wonen voor bestaande bouw
BDU SOCIAAL/INTEGRA TIE/VEILIGHEID Intensiveren handhaving en toezicht - extra controleurs openbare ruimte Het verminderen van de criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers door de realisatie van een sluitend systeem van nazorg ten behoeve van deze doelgroep
De formatiestaten van Leefbaarheid&Toezicht DSB, personeelsdossier.
OUTPUT-DOELSTELLINGEN EN OUTPUTINDICATORENGSB-1II het aantal geregistreerde veelplegers waaraan een resocialisatietraject is aangeboden cq dat dit heeft afgerond -volwassenen -jeugdigen Preventie
-jeugdigen Repressie
-jeugdigen Nazorg Verminderen van overlast op straat door realisatie sluitende aanpak sociale opvang en hulpverlening - aantal overlastgevende personen dat een contra- indicatie krijgt in de maatschappelijke opvang Aanpak Huiselijk geweld -aantal eerste meldingen en van herhaling van huiselijk geweld -aanwezigheid van een convenant tussen alle lokale partijen -aanwezigheid van een meldpunt huiselijk geweld Vermindering criminaliteit in risicogebieden - aantal hotspots
- verminderen delicten en onveiligheidsgevoel in openbaar vervoer en stations -afname criminaliteit op hotspots Het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden -aantal (t.o.v. de doelgroep achterstandsleerlingen) allochtone en autochtone peuters en kleuters, dat deelneemt aan voor- en vroegschoolse programma's - aantal in te richten schakelklassen Vergroten aantal jongeren dat een startkwalificatie haalt - aantal (t.o.v. doelgroep voortijdig schoolverlaters) allochtone en autochtone scholieren dat herplaatst is. Verbeteren beheersing Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving onder etnische minderheden -aantal nieuwkomers dat is ingeburgerd volgens de jaarlijkse monitor -aantal oudkomers dat is ingeburgerd volgens de jaarlijkse monitor Vergroten aantal deelnemers aan een educatief traject - aantal deelnemers VAVO - aantal deelnemers aan trajecten BMF/ toeleiding vervolgonderwijs -aantal deelnemers aan trajecten sociale redzaamheid - aantal deelnemers staatsexamen NT-2 opleidingen Vergroten capaciteit van de V rouwen op vang - aantal plaatsen in de vrouwen opvang Verbetering doorstroming maatschappelijke opvang -gemiddelde verblijfsduur in de maatschappelijke opvang Verbetering bereik ambulante verslavingszorg
BRON HKS + Webapplicatie Stelselmatige daders. De partijen betrokken in het convenant wisselen gegevens uit gekoppeld aan de naam van de cliënt. SOV door openbaar-ministerie registreert op naam van de cliënt. Registratie is opvraagbaar. registratie bij Halt registratie bij Raad van de Kinderbescherming registratie bij raad voor de jeugdzorg registratie bij Halt registratie bij Raad van de Kinderbescherming registratie bij raad voor de jeugdzorg Webapplicatie Stelselmatige daders
Centrale Toegang Maatschappelijke opvang verstrekt telling van aan de deur geweigerde personen. Min Jus o.b.v gegevens Politie Haaglanden Min Jus o.b.v gegevens BSD Min Jus o.b.v gegevens BSD Politiecijfers afkomstig uit Flexibel Meldkamer Systeem. N.A.W.-gegevens van geïnterviewde burgers in registratie van opdrachtnemer beschikbaar. Politierapportage is goedgekeurd door bureauchef. Veiligheidsarrangement ondertekend door betrokken partijen Flexibel Meldkamer Systeem O-meting over 2004 ook uit FMS nazending
nazending nazending
Monitor (s) inburgering Haags Startpunt Nieuwkomers + client volgsysteem van HSN Monitor (s) inburgering Haags Startpunt Nieuwkomers + client volgsysteem van HSN nazend ing nazending nazending nazending nazending Centrale Toegang Maatschappelijke opvang verstrekt telling van aan de deur geweigerde personen.
OUTPUT-DOELSTELLINGEN EN OUTPUT1NDICATOREN GSB-III - aantal (ex)verslaafden dat na ontvangen zorg huisvesting heeft gevonden - aantal (ex) verslaafden dat na ontvangen zorg in begeleid wonen projecten huisvesting heeft gevonden Aanpak overgewicht 0-19 jarigen - aantal 0-1 9 jarigen met overgewicht dat via JGZ wordt opgespoord en voor wie gezondheidsinterventies worden ingezet
BRON Lad is
nazend ing Ladis nazend ing nazend ing
Gemeente Den Haag Projectbureau Grotestcdcn beleid
Meerjarig ontwikkelingsprogramma Grotestedenbeleid 2005-2010 Den Haag
15-11-2004
Inhoudsopgave Inleiding 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Den Haag 2004-2020: een stad die groeit en boeit De koers is goed, het tempo moet omhoog De opgave is exceptioneel, het instrumentarium blijft daarbij achter Het hart van ons GSB: groeien en boeien In Den Haag, daar kom je vooruit In Den Haag, daar wil je blijven Vergroten van onze daadkracht De opgave samengevat
6 6 6 7 8 10 12 14
2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.4 2.5
Actieprogramma Economie Sterke en zwakke punten De opgave Ambities economie Bedrijventerreinen Verminderen van de criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers Vergroten aantal breedbandaansluitingen Verbeteren van de dienstverlening aan ondernemers Vrijetijdseconomie Overzicht Ambities Economie 2005-2010 Intergemeentelijke afstemming
15 15 16 17 17 18 19 19 19 21 22
2
3
5
Actieprogramma Wonen en Woonomgeving 3.1 Inleiding 3.2 SWOT-analyse 3.3 Ambities Wonen 3.3.1 Centrale vernieuwingsgebieden 3.3.2 Pioniersgebieden: particuliere eigenaren verleiden 3.3.3 Beheergebieden 3.3.4 Nieuwbouw op de uitleg 3.3.5 Verkoop van huurwoningen 3.3.6 Groepen op de woningmarkt die bijzondere aandacht vragen 3.4 Ambities Omgevingskwaliteit 3.4.1 Kwaliteitsimpuls openbare ruimte 3.4.2. Grootschalig groen in de stad 3.4.3 Cultuurimpuls 3.4.4 Bodemsanering 3.4.5 Geluidsanering 3.4.6 Luchtkwaliteit 3.4.7 Wateren watersystemen 3.4.8 Duurzame ontwikkeling 3.5 Zorgvuldig ruimtegebruik 3.6 Bereikbaarheid 3.7 Fysieke voorwaarden voor aantrekkelijke sociale en veilige omgeving 3.8 Bovenlokale afstemming
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Actieprogramma Veiligheid Sterke en zwakke punten Veelplegers Vermindering overlast op straat Huiselijk geweld Vermindering criminaliteit in risicogebieden
23 23 24 25 26 27 28 29 29 29 30 30 31 32 33 34 34 35 35 35 36 36 37 38 38 38 42 43 45
5
Actieprogramma Leefbaarheid 5.1 Sterke en zwakke punten 5.2 De opgave 5.2.1 Investeren in de sociale infrastructuur en bewonersparticipatie 5.2.2 Handhaving en toezicht, verminderen van overlast 5.3 Ambities leefbaarheid
6 6.1 6.2 6.3 6.3.1 6.3.2 6.4 7
Actieprogramma Maatschappelijke zorg 7.1 Sterke en zwakke punten 7.2 De opgave 7.2.1 Verbetering doorstroming in de maatschappelijke opvang 7.2.2. Vergroting van de capaciteit van de vrouwenopvang 7.2.3. Verbetering van het bereik van de ambulante verslavingszorg 7.3 Ambities Maatschappelijke zorg
8 8.1 8.2 9
Actieprogramma integratie en educatie Inburgering Integratie Onderwijs, jeugd en educatie Sterke en zwakke punten Gemeentelijk onderwijsbeleid Ambities integratie en educatie
Preventieve aanpak bestrijding sociaal-economische gezondheidsverschillen De opgave Bestrijding sociaal-econonomische gezondheidsverschillen
Overzicht ambities en financieel kader. 9.1 Overzicht outputdoelstellingen 2005-2010 9.2 Financieel kader 9.2.1 BDU Sociaal, Integratie en Veilig (SIV) 9.2.2 BDU Economie 9.2.3 BDU Fysiek
10 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7
Sturing en organisatie Vasthouden en verbeteren van integraliteit Sturen op de voortgang Het rijk ontschot, de gemeente ook Bestedingsplannen Stadsdeel-MT's Interne visitatie De nieuwe structuur
48 48 48 49 49 50 51 51 51 52 52 53 58 61 61 61 62 62 63 64 65 65 65 67 67 73 73 73 74 75 75 76 76 76 76 76 77
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Bodemprogramma Den Haag 2005-2010 Stedelijk Gebied Waar Staat Den Haag?
78 83
Inleiding Vorig jaar hebben het kabinet en de steden besloten het Grotestedenbeleid (GSB) tot en met 2009 te willen continueren. Het rijk heeft daarvoor in nauw overleg met de steden het kader voor bepaald. Wij hebben als college ja gezegd tegen het beleidskader Samenwerken aan de Krachtige Stad maar nadrukkelijk onder de voorwaarde dat gemeenten meer gelegenheid krijgen tot maatwerk en ook verlost worden van de enorme administratieve rompslomp. Het rijk heeft deze uitdaging opgepakt en onder min of meer gelijke uitgangspunten een aanzienlijk simpeler kader neergezet. Het GSB heeft ook in de komende periode tot doel: • De objectieve en subjectieve veiligheid te verbeteren • De kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren • De sociale kwaliteit van de samenleving te verbeteren • Hoge - en middeninkomens aan de stad te binden, en • De economische kracht van de stad te vergroten. Met de vorming van een drietal brede doeluitkeringen voor het fysieke domein, economische domein en voor het sociale domein, inclusief integratie en veiligheid hebben steden de mogelijkheid om binnen deze uitkeringen te schuiven met budgetten en volstaat een verantwoording zoals deze ook voor de gemeenteraad moet worden gemaakt (single audit). Een belangrijk verschil met de vorige periode is dat steden hun ambities formuleren op slechts 38 outputdoelstellingen waarbij bijvoorbeeld in de Kracht van Den Haag maar liefst 110 afspraken zijn gemaakt. Nieuw is ook dat het in bijna alle gevallen om resultaatsafspraken gaat, waarbij het resultaat direct voortvloeit uit het eigen gemeentelijke handelen. De Daadkracht van Den Haag is het Meerjarig Ontwikkelprogramma (MOP) Grotestedenbeleid 20052010 van de gemeente Den Haag. Dit programma bouwt voort op het fundament dat is gelegd in de eerste twee GSB-cycli. In het eerste hoofdstuk actualiseren wij onze visie op de ontwikkeling van de stad in de komende vijftien tot twintig jaar. De hoofdstukken 2 t/m 8 zijn gewijd aan de actieprogramma's van Economie, Wonen en woonomgeving, Veiligheid, Leefbaarheid, Integratie en educatie, Maatschappelijke zorg, Aanpak gezondheidsverschillen. De actieprogramma's zijn toegespitst op de thema's en doelstellingen waarvoor brede doeluitkeringen (BDU) op de terreinen Economie, Fysiek en Sociaal, Integratie & Veilig in het vooruitzicht zijn gesteld. Het 9e hoofdstuk bevat de financiële vertaling van dit actieprogramma en een overzicht van de Haagse ambities op alle prestatieafspraken. In hoofdstuk 10 geven wij aan hoe de uitvoering van dit actieprogramma wordt aangestuurd. In bijlage 1 is een uitwerking van het bodemprogramma opgenomen. In bijlage 2 is tot slot een staat van de stad opgemaakt op de relevante ou/comedoelstellingen. Bij de presentatie van onze voornemens hebben wij het programmaniveau als vertrekpunt gekozen. Op enkele plaatsen hebben wij ervoor gekozen om bij wijze van illustratie bepaalde projecten wat meer uit te diepen. Daarnaast hebben wij voor g ren so verstijgende problemen op het vlak van de woningmarkt, bereikgaarheid, de ontwikkeling van bedrijventerreinen, milieu en groen de intergemeentelijke samenwerking verder uitgewerkt. Wij zijn ervan overtuigd dat we op de goede weg zitten. Met de planvorming zijn wij ver gevorderd. Veel projecten die in de eerste twee GSB-periodes in gang zijn gezet, komen in de jaren 2005-2010 op stoom te liggen; een deel daarvan moet in deze derde GSB-periode tot afronding komen. Het gaat nu minder om (nieuwe) plannen, maar vooral om de uitvoering. Tempo en kwaliteit zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Om daarop zo goed te kunnen sturen als in de gegeven situatie mogelijk is, geven wij extra aandacht aan de aansturing van het Grotestedenbeleid. Vanwege deze uitvoeringsgerichtheid noemen wij dit tweede MOP: De Daadkracht van Den Haag.
1
Den Haag 2004-2020: een stad die groeit en boeit
1.1
De koers is goed, het tempo moet omhoog
We zijn inmiddels een flink eind gevorderd met het realiseren van de ambities uit ons GSB-II programma De kracht van Den Haag. De koers die wij toen hebben ingeslagen blijkt goed. Maar het gaat ons - en de stad - nog niet snel genoeg. Deels ligt dat aan factoren die we niet in de hand hebben: een teruglopende economie, te weinig bevoegdheden om het grote aantal spelers in het veld effectief en slagvaardig te kunnen aansturen, knelpunten in regelgeving, zwalkend of onvoldoende doortastend rijksbeleid, minder geld dan nodig is, lange doorlooptijden van grote infrastructurele projecten. Maar er ligt ook een opgave voor onszelf. Het samenspel tussen beleid en uitvoering, tussen de GSB-pijlers, tussen het stedelijke en het stadsdeelniveau en tussen onze gemeente en haar externe partners (bedrijven, investeerders, maar ook de regiogemeenten) vertoont een stijgende lijn, maar kan en moet nog beter. In het voorbereidingstraject van belangrijke nieuwe nota's voor het economisch en het huisvestingsbeleid (de Impuls Haagse economie en de Haagse woonvisie 2020) hebben wij met onze samenwerkingspartners een tussenbalans opgemaakt. Conclusie daarvan is dat de stedelijke visie die wij in De kracht van Den Haag hebben gepresenteerd op hoofdlijnen nog steeds brede steun geniet. We zetten de koers van de afgelopen jaren dan ook voort, met de aanvullingen en bijstellingen die voortvloeien uit de ontwikkelingen van de afgelopen jaren, zoals de stagnatie in de economie en de toegenomen aandacht voor leefbaarheid en veiligheid. Belangrijke aandachtspunten voor de GSB-III periode zijn het tempo en de kwaliteit van de uitvoering. Verdere verbetering daarvan is nodig om onze koers nog meer kracht te geven. Kiezen voor kwaliteit betekent onder meer dat we extra zorg besteden aan het afmaken wat de vorige periode is ingezet en aan het waarborgen van de duurzaamheid van bereikte resultaten. Daarbij hoort het beschermen van onze fysieke investeringen door een effectieve regeling van beheer en toezicht, waar dat maar even kan met actieve betrokkenheid van omwonenden.
1.2
De opgave is exceptioneel, het instrumentarium blijft daarbij achter
We hebben in De kracht van Den Haag hoge ambities neergezet. We handhaven dat ambitieniveau. Met minder redden we het niet. Voor de vier grootste steden gaat het om meer dan alleen hun positie binnen Nederland. De Randstad is een van de belangrijkste economische kernen in Europa. Daarvan plukt heel Nederland de vruchten. De concurrentie is zwaar. We moeten alle zeilen bijzetten om met de top mee te kunnen blijven doen. Goede onderlinge samenwerking is daarbij een noodzaak: specialiseren in plaats van concurreren, samen optrekken naar buiten toe in het kader van de Deltametropool, krachten bundelen om onze sterke punten verder uit te bouwen en onze zwakkere punten af te dichten. Dat gaat ons lang niet slecht af, maar vraagt wel om voortdurende alertheid en om de zekerheid van duurzame rijkssteun op het niveau dat nodig is. De vraag is of het besef van urgentie dat aan de basis lag van GSB-I en -II bij het rijk nog steeds voldoende aanwezig is. Ondanks al onze pogingen om over het voetlicht te brengen dat de vier grootste steden te maken hebben met een exceptionele opgave die in een tijd van economische teruggang steeds zwaarder wordt, zullen we de komende vijfjaar onze problemen het hoofd moeten bieden met minder geld en minder bevoegdheden dan in de vorige GSB-periode. Als deze koers niet gekeerd wordt zal dat niet zonder gevolgen kunnen blijven voor de resultaten en het tempo van ons GSB. Dat is een tijdbom die tikt onder het vertrouwen in de stad dat dankzij de vele inspanningen in GSB-I en GSB-II langzaam maar zeker aan het groeien is onder investeerders, ondernemers én burgers. We blijven hierover met het rijk in gesprek: duurzame verbetering van de concurrentiepositie van de grote steden, ook en vooral op Europese niveau, is te belangrijk om door onze vingers te laten glippen.
1.3
Het hart van ons GSB: groeien en boeien
Wij willen een stad zijn waar burgers hun potenties ten volle kunnen verwezenlijken. Net als andere grote steden is Den Haag een sociale ladder, waar mensen uit alle windstreken en met de meest uiteenlopende kennis en vaardigheden kansen zoeken om een tree hoger te komen. Dat geldt voor nieuwkomers uit n iet-geïnd u stria liseerde landen, van wie velen hier in Den Haag het eerste diploma uit de geschiedenis van hun familie halen. Maar ook voor pas afgestudeerden die hun eerste baan vinden bij een ministerie, een ict-bedrijf of een verzekeringsmaatschappij, voorde ondernemer die gaat uitbreiden en voor de expert die een nieuwe uitdaging zoekt bij een internationale organisatie of een van de vele kenniscentra in de stad. Een stad is vitaal als er voldoende beweging en doorstroming op de sociale ladder is: aan de onderkant én hogerop. Voor duurzame vitaliteit is economische groei nodig, maar ook persoonlijke groei van de klimmers op de ladder. Onze opgave is om daarvoor de voorwaarden te scheppen. Wij bevorderen economische groei door het realiseren van bedrijfsruimte en het verbeteren van het vestigings- en ondernemingsklimaat. Persoonlijke groei stimuleren en faciliteren wij via onderwijs (op alle niveaus), welzijn en cultuur. Daarbij plaatsen wij de jeugd centraal. Investeren in onze jonge stadgenoten is nodig om ook in de toekomst economisch competitief te blijven en om een samenleving te bouwen waar je graag bij wilt horen: dynamisch, creatief, internationaal, multicultureel. Om de jeugd zijn potenties te laten verwerkelijken en geslaagde jongeren aan de stad te binden is voortdurende aandacht nodig voor het up-to-date houden van het eersteklas onderwijsaanbod in onze stad en voor het verder versterken van de relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Om jongeren te lokken, te boeien en te binden investeren we ook in betaalbare en aantrekkelijke woon- en bedrijfsruimte voor studenten en afgestudeerden, in een ondernemingsklimaat dat vrij baan geeft aan creatieve en innovatieve starters en in een veelzijdig aanbod van vrijetijdsvoorzieningen. Wie een duwtje in de rug nodig heeft om op weg te komen op de ladder kan een beroep doen op ons fijnmazig en veelkleurig aanbod in de sfeer van inburgering, integratie, activerend welzijnswerk en arbeidsmarkttoeleiding. De mate waarin de stad sociale stijgers kan accommoderen, hangt af van de economische en sociale kracht van de stad. Sterke, stabiele en stuwende bedrijven en organisaties zorgen voor werk en investeren in hun omgeving. Bewoners met midden en hoge inkomens houden het draagvlak voor publieke voorzieningen in stand, vormen een afzetmarkt voor ondernemers en zorgen ervoor dat nieuwkomers zich kunnen spiegelen en op een natuurlijke wijze hun plek in de samenleving kunnen vinden. Het sterkere deel van de stad zorgt ervoor dat de sociale ladder blijft functioneren.Werkgevers en burgers die sociaal én economisch sterk zijn, zijn essentieel voor een stad. Het is van levensbelang om hen aan de stad te binden. Een concurrerend ondernemingsklimaat, een gevarieerd vraaggericht woonklimaat en een prikkelend aanbod van culturele, educatieve, sport- en vrijetijdsvoorzieningen, winkels en horeca, een gemeentelijke dienstverlening waarin de klant koning is en ruim baan voor initiatieven uit de stad moeten ervoor zorgen dat Den Haag een stad is waar bedrijven, organisaties en bewoners graag willen zijn - en blijven. Als we het over binding hebben, hebben we het niet alleen over de bovenkant van de samenleving. Om de stad leefbaar, veilig en aantrekkelijk te maken en te houden moet iedereen zich er thuis voelen. Ook in delen van de stad die op achterstand staan of met afglijden worden bedreigd wordt in binding geïnvesteerd. Herstructurering doorbreekt de sociaal-economische eenzijdigheid in die gebieden, zorgt voor meer woonkwaliteit en schept mogelijkheden voor bewoners om binnen hun eigen wijk door te stromen. Resultaat daarvan is een stabielere wijk. Impulsen in leefbaarheid, veiligheid en sociale samenhang helpen een klimaat te scheppen dat bewoners prikkelt om zich in te spannen voor een beter woon- en leefmilieu. Elk gebied heeft daarbij zijn eigen mogelijkheden en kansen. Soms zal binding vooral moeten worden nagestreefd door te investeren in de sociale relaties en door initiatieven uit het gebied te stimuleren en te faciliteren. Elders zal het accent moeten worden gelegd op het overdragen van normen en waarden, onder meer met behulp van stringente handhaving. Langs verschillende wegen werken we zo aan hetzelfde doel: een stad waar mensen vooruit kunnen en waarin zij zich thuis voelen, een stad die uitdaagt en boeit, lokt en bindt.
1.4
In Den Haag, daar kom je vooruit
Werk: een basisvoorwaarde Voldoende werk, en werk dat aansluit bij de behoeften en de capaciteiten van de bewoners, is essentieel voor de ontwikkeling van een stad. Den Haag heeft een sterk gespecialiseerde arbeidsmarkt, waarin professionele dienstverlening centraal staat. De sector openbaar bestuur en de zakelijke dienstverlening zijn samen goed voor de helft van alle banen in de stad. Voor mensen met een opleiding op mbo-niveau of hoger heeft de Haagse arbeidsmarkt veel te bieden. Mensen met een lager opleidingsniveau komen daarentegen lastig aan de bak. Er is nauwelijks productiewerk in de stad. Zij zijn daardoor grotendeels aangewezen op het verzorgende midden- en kleinbedrijf. Dat stagneert echter in zijn ontwikkeling. Dat probleem is nog niet meteen opgelost. Het gaat niet goed met de economie. Den Haag heeft daar relatief minder last van dan andere grote steden, vanwege de dominantie van de publieke sector. Maar ook hier zullen alle zeilen moeten worden bijgezet. De economische perspectieven zijn het best voor de sectoren waarin we nu al sterk zijn. We handhaven daarom de koers die wij in De kracht van Den Haag hebben ingezet: inzetten op het verder versterken van onze positie als 'schrijftafel van Nederland', als ict-stad en als internationale hoofdstad van recht, vrede en veiligheid. Een noodzakelijke voorwaarde daarvoor is het verder verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Vraag en aanbod op de Haagse arbeidsmarkt zijn niet met elkaar in evenwicht. Driekwart van de Haagse banen vereist een opleidingsniveau van mbo of hoger, terwijl maar 60 % van de potentiële beroepsbevolking daaraan voldoet. Van de niet-werkende werkzoekenden is dat maar eenderde. Die afstand tussen vraag en aanbod leidt ertoe dat ruim 40 % van de Haagse banen worden bezet door mensen die buiten de stad wonen, terwijl aan de andere kant veel Hagenaars aan de kant blijven staan. We pakken die mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt langs drie sporen aan. We zorgen voor aantrekkelijke woningen en een concurrerende woonomgeving voor de mensen die al in Den Haag werken, maar er nog niet wonen. Daarnaast investeren we in het opleidingsniveau van de Hagenaars (vooral in dat van de jeugd) en spannen we ons in om meer laaggeschoold werk te scheppen. Het onderwijs kan veel, maar niet alles. We moeten beseffen dat een niveau van minimaal mbo niet voor alle jongeren is weggelegd. Ons onderwijssysteem legt een sterke nadruk op algemeen vormende aspecten. Veel jongeren spreekt dat niet aan: zij leren het best van de praktijk. In de huidige situatie lopen zij een hoog risico om tussen de wal en het schip te vallen. Verruiming van de mogelijkheden om leren en werken te combineren en meer praktijkgericht onderwijs kunnen hen binnenboord houden. De strakke wettelijke kaders op onderwijsgebied en de teruglopende gemeentelijke invloed op scholen maken dit tot een zeer zware opgave. Versterken van de vrijetijdseconomie biedt kansen voor werkzoekenden met een lage opleiding. Daarom blijven wij ons inzetten voor uitbreiding, diversificatie en versterking van het toerisme en de recreatie in Den Haag. We bouwen het toeristisch aanbod van Scheveningen uit, gaan onze positie als regeringszetel en hofstad beter vermarkten en versterken onze positie als dé congresstad van Nederland. Op plekken waar dat kan, scheppen we mogelijkheden voor vrijetijdsvoorzieningen. Daarmee snijdt het mes aan twee kanten: we worden nog aantrekkelijker als woon- en toeristenstad en geven een impuls aan de werkgelegenheid voor de kwetsbare onderkant van de arbeidsmarkt. Een loopbaan en een wooncarrière in je eigen stad Wie begint met het beklimmen van de sociale ladder heeft weinig te besteden. Dat geldt ook voor de jongeren en de studenten die zo belangrijk zijn voor de toekomst van de stad. Betaalbare jongeren- en studentenhuisvesting is dan ook een belangrijk aandachtspunt in ons woonbeleid. Doorstroming op de sociale ladder hoort gepaard te gaan met doorstroming op de woningmarkt. Dat is nodig om kansen te kunnen blijven bieden aan jongeren en andere sociale starters. Relatief veel mensen wonen nu te goedkoop voor hun inkomen. Dat komt mede omdat er te weinig doorstroommogelijkheden voor hen zijn in een omgeving die overeenstemt met hun levensstijl. Herstructurering en binnenstedelijke verdichting dragen eraan bij dat mensen met een midden- of hoog inkomen in hun eigen wijk of elders in de stad een woning kunnen vinden die past bij hun inkomen én hun woonbehoeften. Zo behouden we hen voor de stad, maar spelen we tegelijkertijd ook goedkope woningen vrij voor de mensen die daarop aangewezen zijn.
Een duwtje de sociale ladder op als dat kan, een goed vangnet als het moet Het voorkomen en bestrijden van achterstanden blijft ook de komende jaren een speerpunt in ons sociaal beleid. Hoofddoelstelling is Hagenaars zelfstandig te maken en te houden: in ieder geval in maatschappelijk opzicht, zo enigszins mogelijk ook sociaal-economisch. Activering staat centraal in onze aanpak. Zelfs als het om de meest kwetsbaren gaat, voor wie regulier betaald werk geen reëel perspectief kan zijn, is onze inzet erop gericht hun de regie over het eigen leven terug te geven. Ook of beter gezegd: juist - in tijden dat het economisch minder gaat, moet de kwaliteit en de omvang van het sociale vangnet in stand gehouden worden. Uit een oogpunt van leefbaarheid en veiligheid, maar in de eerste plaats in het belang van de betrokkenen zelf. Wij zijn voorstanders van 'bemoeizorg': ruimere mogelijkheden om mensen desnoods tegen hun wil in op te vangen en te behandelen, als dat nodig is om onherstelbaar afglijden te voorkomen. Instellingen zullen nadrukkelijker worden aangesproken op de mate waarin zij erin slagen mensen zelfstandig en zelfredzaam te maken en te houden. De afgelopen periode hebben wij veel geëxperimenteerd met uiteenlopende aanpakken en werkwijzen, nu is het tijd om vast te stellen wat beter en wat minder goed werkt. De gesubsidieerde arbeid heeft veel mensen die als kansloos op de arbeidsmarkt golden een nieuw perspectief geboden. Dat is van grote waarde geweest: voor betrokkenen zelf en voor de stedelijke samenleving. Gesubsidieerde arbeid is immers voornamelijk ingezet voor de vergroting van de leefbaarheid en de veiligheid. Wij spannen ons in om mensen die daarvoor de capaciteiten hebben te laten doorstromen naar een reguliere baan. Er zal echter behoefte blijven aan een vorm van gesubsidieerde arbeid voor mensen die een te lage arbeidsproductiviteit en/of een te grote maatschappelijke problematiek hebben om doorstroming mogelijk te maken. Met het nieuwe stelsel van gesubsidieerde arbeid willen wij de positieve effecten uit de eerste twee GSB-perioden vasthouden. Dat betekent dat we zoveel als binnen ons vermogen ligt willen voorkomen dat mensen met een gesubsidieerde baan, die een nieuw perspectief hebben gekregen nadat zij vele jaren aan de kant hebben gestaan, opnieuw een beroep moeten doen op een sociale uitkering. Maar ook dat wij de extra impuls die dankzij gesubsidieerde arbeid aan de leefbaarheid en de veiligheid in de stad is gegeven, willen verankeren. Multicultureel samenleven: minder vrijblijvendheid, meer respect Tussen de 40.000 en de 60.000 Hagenaars verkeren in een achterstandssituatie omdat zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Mede daardoor hebben zij onvoldoende toegang tot het economische én het sociale en culturele leven van de stad. Inburgering is niet alleen belangrijk als eerste stap op de (overigens daarna nog lange) weg naar economische zelfstandigheid, maar ook en vooral als paspoort naar participatie. Om samen te kunnen wonen, werken en leven in de stad is nodig dat we dezelfde taal spreken (Nederlands) en dat we ons houden aan voor ons allemaal geldende maatschappelijke verkeersregels. De inspanningen van het rijk om het inburgerings- en scholingsaanbod minder vrijblijvend aan te bieden dan tot nog toe, hebben onze steun. Wij betreuren dat het rijk ervoor gekozen heeft de rol van de gemeenten bij de inburgering te verkleinen en dat er nog een kloof ligt tussen de ambities en daarvoor noodzakelijke middelen. De op zichzelf terechte aandacht voor ontsporingen en misstanden, waarbij een zeer problematische maar niet bijzonder omvangrijke groep allochtonen is betrokken, lijkt het zicht te ontnemen op wat er met de meerderheid aan de hand is. Met steeds meer allochtonen gaat het goed: 36 % van de Haagse nieuwkomers is binnen een periode van vijfjaar doorgestroomd naar een betere woning in een betere wijk, er is een etnische middenklasse in opkomst en het aandeel allochtonen in de hogere vormen van het \oortgezet onderwijs, in het mbo en het hbo neemt gestaag toe. Maar daarnaast is er een grote groep die ondanks alle inspanningen van de afgelopen jaren niet of nauwelijks vooruit lijkt te komen, ook niet over de generaties heen. Met name de emancipatie van Turken en Marokkanen vordert langzamer dan velen denken en wij willen. De successen komen nog voornamelijk op het conto van de groep Surinamers. Wij kiezen voor voortzetting en waar nodig intensivering van ons beleid, waarbij eerste prioriteit uitgaat naar het voorkomen en bestrijden van sociaal-economische achterstand. In aanvulling daarop gaan wij door met het bevorderen van contact en dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Den Haag. Den Haag kiest ook hier voor binding. Dat vullen we in door duidelijke normen te stellen en die ook snel, zichtbaar, consequent en zonder aanzien des persoons te handhaven. Maar ook door het belang
van wederzijds respect te blijven benadrukken en oog te hebben voor gerechtvaardigde wensen en rechtmatige belangen van alle groepen in onze samenleving.
1.5
In Den Haag, daar wil je blijven
Het ondernemersklimaat wordt beter Voor een duurzame ontwikkeling van Den Haag is het van levensbelang dat partijen die de economische vitaliteit en de sociale draagkracht van de stad bepalen zich hier thuisvoelen en in de stad willen investeren. Dat geldt voor de bedrijven en organisaties die werk bieden en investeren in hun omgeving en voor de burgers met midden- en hoge inkomens die het draagvlak van publieke voorzieningen en winkels in stand houden. Maar ook de burgers die zich inspannen voor leefbaarheid, veiligheid en sociale samenhang moeten we koesteren. Om bedrijven en organisaties aan de stad te binden spannen we ons al sinds GSB-I in voor een concurrerend vestigings- en ondernemingsklimaat. Dat werpt zijn vruchten af. De Haagse bedrijven worden positiever over het ondernemingsklimaat in de stad. Punten van aandacht zijn de bereikbaarheid, de beschikbaarheid van bedrijventerreinen en de veiligheid. Verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, investeren in openbaar vervoer en autoverkeer, de aanpak van verouderde en de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen, investeren in veilig ondernemen en verbetering van de gemeentelijke dienstverlening aan bedrijven moeten die positieve ontwikkeling in het ondernemersvertrouwen de komende vijfjaar vasthouden en versterken. Een woonstad waar meer te kiezen valt Den Haag is een gewilde woonstad. De vraag naar middeldure en dure woningen overtreft het aanbod nog steeds. Het wegwerken van die kloof tussen vraag en aanbod is daarom een centrale opgave. Daar komt meer bij kijken dan alleen huizen bouwen. We investeren in het hele woonmilieu: woningen, groen, water, bereikbaarheid, voorzieningen. Daarbij spelen we in op de verschillende leefstijlen en behoeften van de bewoners die we willen aantrekken en vasthouden. Elk woongebied heeft een eigen identiteit die inspeelt op de verschillende leefstijlen en woonwensen. Met nieuwbouw op de Vinex-locaties, binnenstedelijke verdichting ten behoeve van stedelijk wonen en de transformatie van verouderde woongebieden met een eenzijdige woningvoorraad slaan we twee vliegen in één klap: we verruimen de keuzemogelijkheden voor midden- en hoge inkomens en we doorbreken de negatieve spiraal waarin sommige delen van de stad terecht zijn gekomen of dreigen te komen. Onze rol in dat proces is het formuleren van de stedenbouwkundige, programmatische en financiële kaders en het bekostigen van de investeringen in de openbare ruimte, de infrastructuur en de voorzieningen. Daarmee verleiden we marktpartijen, corporaties en particuliere eigenaren om te investeren in nieuwbouw of woningverbetering. Deze rolverdeling brengt met zich mee dat wij slechts een beperkte invloed hebben op het tempo. We slopen, bouwen of verbouwen zelf immers niet. Eén GSB-periode is te kort om het hele traject van planvorming tot oplevering door te lopen. Wat in GSB-II is gezaaid, zal daarom pas in GSB-III kunnen worden geoogst. In de komende vijf jaar worden de Vinex-I oca ties, die inmiddels voor tweederde af zijn, gecompleteerd. De mix van 70 % middeldure en 30 % sociale woningen staat garant voor een evenwichtige bevolkingsopbouw en voor sociale en economische vitaliteit. In de binnenstad worden, vaak als onderdeel van grote investeringsprojecten in de kantoren sfeer, dure woningen gebouwd die geknipt zijn voor bewoners met een stedelijke leefstijl. In de centrale vernieuwingsgebieden Transvaal, Duindorp, Spoorwijk en Zuidwest maken goedkope verouderde woningen plaats voor een veel gedifferentieerder woningaanbod, met gemiddeld 70 % middeldure of dure woningen en 30 % sociale woningen. De planvorming is in volle gang, in een aantal gebieden is al met het sloop/nieuwbouwproces begonnen. De herstructurering zal daar pas na de GSB-III periode helemaal zijn afgerond. Essentieel in het concept herstructurering is dat het niet blijft bij aanpassing van de woningvoorraad. Voor een aantrekkelijk en concurrerend woonmilieu is meer nodig. Het gaat om het realiseren van een samenhangend aanbod, dat naast woningen ook groenvoorzieningen, openbare ruimte, winkels, bedrijfsruimte, openbaar vervoer, sport, cultuur, welzijn, leefbaarheid en veiligheid omvat. Ook in de zogenaamde pioniersgebieden Laak, Rustenburg-Oostbroek, Stationsbuurt, Rivierenbuurt, Regentesse/Valkenbos (Reva) en in de Heesterbuurt is een deel van de woningvoorraad verouderd.
10
Bouwkundig zijn ze in goede staat, dankzij particuliere woningverbetering en onderhoudsstimulering. Woontechnisch moet er echter nog een slag gemaakt worden om deze woningen aantrekkelijk te houden. Omdat hier weinig corporatiebezit is (de meeste woningen zijn particulier eigendom) moet een andere strategie worden gevolgd, waarin het accent niet op sloop en nieuwbouw ligt, maar op woninginnovatie. Hierdoor en omdat veel meer partijen over de streep moeten worden getrokken, is de vernieuwing van het woningaanbod in deze gebieden veel complexer en nog langduriger dan in de centrale vernieuwingsgebieden. In de voormalige stadsvernieuwingsgebieden zal tot 2010 weinig veranderen in de woningvoorraad, maar wordt wel sterk ingezet op verdere verbetering van het woon- en leefklimaat. Punt van aandacht is het scheppen van ruimte voor lage inkomens die als gevolg van de herstructurering naar een andere woning moeten omzien. Deels doen we dat zelf, onder meer op de Vinex-locaties, maar we kunnen hierbij niet zonder de regiogemeenten. Het blijkt moeilijk om hierover met de regiogemeenten tot afspraken te komen. Onze eigen directe bijdrage aan de vergroting van de aantrekkelijkheid van Den Haag als woonstad bestaat onder meer uit de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte. Daar zijn we flink mee opgeschoten. Tot en met 2003 is ruim 200.000 m2 openbare ruimte verbeterd. Het groene karakter van Den Haag is een van onze sterkste troeven. We investeren in verdere vergroening van de bestaande lange lijnen en grote parken met oog voor recreatieve mogelijkheden. Daarnaast spannen we ons in om de grote groengebieden in en om de stad beter met elkaar te verbinden. Ook water kan een belangrijke bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid van een woonomgeving. Daarom geven we water een grotere plaats in de stedelijke vernieuwing. Omdat er in de GSB-lll/ISV-2 periode minder geld beschikbaar is moeten er keuzes gemaakt worden. Wij kiezen voor continueren van de herstructurering van de eenzijdige wijken en investeren in de particuliere voorraad, in (parkeer) voorzieningen en in de omgevingskwaliteit om daarmee voor de markt een gunstig investeringsklimaat te scheppen. Het accent wordt gelegd bij locaties met een grote spin-off. Punt van aandacht is het vasthouden van hiermee bereikte resultaten door het treffen van een deugdelijke structurele voorziening in de kosten van beheer, onderhoud, toezicht en activiteiten. Een stad die leefbaar en veilig is Leefbaarheid en veiligheid worden steeds belangrijker als vestigings- of juist vertrekfactor voor bewoners, instellingen en bedrijven. De afgelopen GSB/ISV-periode hebben wij hierop krachtig ingezet. Deze lijn trekken wij de komende periode door. Belangrijke nieuwe notie is dat de aanpak meer dan in het verleden moet aansluiten bij wat er in een gebied leeft. De vele pogingen om de leefbaarheid in gebieden met veel sociale starters te vergroten door extra gemeentelijke inzet leveren op de korte termijn wel resultaten op, maar het blijkt zeer lastig om ze in stand te houden. De mutatiegraad in deze gebieden is groot. Wie opklimt op de ladder trekt weg en zoekt ergens anders een betere woning in een betere buurt. Dat kunnen we niet verhinderen. Dat moeten we ook niet willen. Inzetten op sociale samenhang heeft in deze gebieden pas zin als bewoners zelf aangeven dat ze daaraan behoefte hebben en zich daarvoor willen inzetten. Als dat niet het geval is moeten we een andere weg bewandelen, met een sterker accent op de overdracht van waarden en normen en stringente handhaving daarvan. We laten niemand aan zijn lot over, maar gaan wel meer differentiëren in de instrumenten die wij inzetten. Het door de gemeente verzorgde basispakket van veeg-, onderhouds- en beheerdrensten is in de welvarender wijken van Den Haag toereikend. In de rest van de stad bestaat behoefte aan aanvullende leefbaarheidsactiviteiten. Soms zijn dat extra veegbeurten, soms activiteiten met een normoverdragend en gedragsbeïnvloedend karakter, soms facilitering van bewoners initiatieven, soms het ontwikkelen van innovatieve projecten. Per gebied wordt vastgesteld welk aanbod het best aansluit bij de condities die er in dat gebied bestaan. In onze opvatting is gedragsbeïnvloeding altijd een belangrijk aspect van aanvullende leefbaarheidsactiviteiten, omdat anders sprake is van een bodemloze put en mensen eerder gestimuleerd worden om zich slecht dan om zich goed te gedragen. De stadsdeelmanagementteams fungeren als opdrachtgever voor aanvullende leefbaarheidsactiviteiten. Hoewel in beginsel meerdere leveranciers van deze activiteiten denkbaar zijn, is de afgelopen jaren gebleken dat buurtbeheerbedrijven hiervoor de meest aangewezen partij
11
zijn. Zij doen immers niet alleen heiwerk, maar zijn ook stevig geworteld in het werkgebied en bieden werk aan mensen die vaak kansloos zijn op de reguliere arbeidsmarkt. Dankzij de buurtbeheerbedrijven zijn diverse innovatieve projecten tot stand gekomen, variërend van het tennispark in Reva tot het sociaal restaurant in Transvaal. In onze veiligheidsaanpak hebben wij de aanpak van veelplegers, het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit, de vermindering van criminaliteit en overlast rondom een aantal hotspots, vermindering van overlast, aanpak van huiselijk geweld en 'normen en waarden' tot speerpunten gemaakt. Met het aanpakken van de groep van circa 300 veelplegers verwachten wij de cijfers voor veel voorkomende delicten als inbraak en diefstal uit auto's, winkels en woningen substantieel te kunnen terugbrengen. De aanpak bestaat uit een combinatie van langere opsluiting en waar mogelijk behandeling door de (verslavings)reclassering. Bij de jongerenaanpak staat eveneens de aanpak van veel voorkomende delicten als diefstal, al dan niet met geweld, mishandeling en vernieling centraal, met als doel te voorkomen dat jongeren zich ontwikkelen tot veelplegers. In aanvulling op de aanpak van de 27 hotspots wordt ook aandacht besteed aan andere risicogebieden, waaronder uitgaansgebieden, winkelcentra, bedrijventerreinen, stations en het openbaar vervoer. De overlastbestrijding is voornamelijk gericht op overlast veroorzaakt door dak- en thuislozen en door de bewoners van drugspanden. De aanpak richt zich met name op maatschappelijke opvang. Een voorzieningenaanbod dat uitdaagt en boeit Het voorzieningenaanbod is de afgelopen jaren vooral benaderd vanuit zijn belang voor het voorkomen en bestrijden van achterstanden. De kwaliteit en de diversiteit van voorzieningen leveren echter ook een belangrijke bijdrage aan de binding van burgers en bedrijven aan de stad. Bedrijven vinden het belangrijk dat een stad over een hoogwaardig onderwijsaanbod beschikt, zodat zij vacatures snel kunnen vervullen. Cultuur-, sport- en vrijetijdsvoorzieningen binden burgers aan hun woonomgeving en daarmee vaak ook aan het bedrijf waarvoor zij werken. Hoewel de middelen ontbreken om in de 'betere' wijken van de stad aanvullende of nieuwe voorzieningen te realiseren, kan niet worden uitgesloten dat (in beginsel budgettair neutrale) verschuivingen worden aangebracht op basis van door bewoners naar voren gebrachte wensen. Wanneer het aanbod beter aansluit op de wensen en behoeften, kan het nog meer kan bijdragen aan de doelstelling binding. Een stad waarin je je kunt verplaatsen De ontsluiting van de stad via het openbaar vervoer wordt verbeterd via de aanleg van RandstadRail, Agglonet en Stedenbaan. Een goede aansluiting op de HSL is voor Den Haag van levensbelang: we blijven ons daar dus ook hard voor maken. De ontsluiting via de auto wordt aangepakt met de (fasegewijze) aanleg van de centrumring en de buitenruit Door de beperkte ruimte in de stad en de negatieve effecten op het milieu kan het autoverkeer niet onbeperkt groeien. Daarom vangen we de stijgende mobiliteit zoveel mogelijk op door verbetering en uitbreiding van het openbaar vervoer en stimulering van het langzaam verkeer, in combinatie met concentratie van het autoverkeer op de hoofdroutes en het aanleggen van 30 kmzones. Evenals voor de herstructurering geldt voor bereikbaarheid dat maatregelen een doorlooptijd van meerdere jaren hebben. De vruchten van de inzet in de GSB-ll/ISV-1 periode kunnen daarom pas na die periode worden geplukt.
1.6
Vergroten van onze daadkracht
Plannen zijn er inmiddels genoeg. Nog lang niet alle plannen uit de vorige GSB-periode zijn al volledig uitgevoerd. De druk is groot om telkens weer nieuwe problemen en gebieden aan te pakken. Het risico dat daaraan is verbonden is dat we teveel tegelijk willen doen en dat we meer oppakken dan we kunnen uitvoeren - en betalen. Dat leidde er in het verleden wel toe dat grote projecten niet voortvarend zijn opgepakt. Zo werden er wel fysieke voorzieningen gerealiseerd, maar werden onderhoud, beheer en exploitatie daarvan vaak niet sluitend geregeld, of alleen voor een korte periode. In de komende vijf jaar kiezen we voor afmaken waar we mee begonnen zijn. Dat betekent ook het dichten van de gaten die er nog zijn.
12
We willen onze aandacht de komende vijf jaar vooral richten op het verbeteren van de kwaliteit en het tempo van de uitvoering. Zoals al aangegeven kunnen we dat niet in ons eentje regelen, maar zijn we afhankelijk van de medewerking van onze partners. We hebben er overigens alle vertrouwen in dat we die ook krijgen, mits we ons eerst tot het uiterste inspannen om binnen ons eigen huis orde op zaken te stellen. Een transparante organisatie, integraal projectmanagement, korte lijnen naar ambtelijke top en bestuur, een duidelijk en consistent beleid, werkbare mandaten, goede voortgangscontrole en meer inzicht in bereikte resultaten zijn daarvoor noodzakelijke voorwaarden. Integra lite it, maatwerk en resultaatgerichtheid zijn sleutelbegrippen om tot een betere en snellere uitvoering te komen. Elk gebied in de stad heeft zijn eigen functie te vervullen als het om sociale mobiliteit of om binding gaat. De komende jaren zullen we per stadsdeel, per wijk en daarbinnen zo nodig per gebied moeten invullen wat er daar nodig is om de twee centrale GSB-doelstellingen te realiseren. Daarbij denken we niet aan dikke nota's, maar aan korte, concrete en acttegerichte paragrafen die onderdeel uitmaken van sectorale uitvoerings(jaar)programma's of van het stadsdeelplan. Doelstellingen zullen steeds helder en meetbaar moeten zijn, financiële consequenties van gekozen oplossingen moeten zichtbaar zijn en de vertaling ervan in sectorale budgetten moet zijn gewaarborgd, voor de hele periode, dat nodig is. Afhankelijk van aard, zwaarte, duur en complexiteit van de inzet in een bepaald gebied zal moeten worden bezien welke uitvoeringsstructuur de beste waarborgen biedt op snelle en goede resultaten. In een startdocument leggen we vast wat we willen bereiken, wie waarvoor verantwoordelijk is, welke budgetten beschikbaar zijn en (indien dit aan de orde is) wat de relatie is tussen de extra inzet die vanuit het GSB wordt gepleegd en de reguliere gemeentelijke inzet in dat gebied. Voor de fysieke pijler en de BDU economie voeren we meerjarig en integraal programmamanagement in met het Programma Ruimtelijke Investeringen 2005-2010 Behalve in de organisatiestructuur zien wij ook belemmeringen in de sfeer van wet- en regelgeving. Op het gebied van onderwijs is de gemeente in de nieuwe GSB-periode een regisseur zonder bevoegdheden. Hoewel we vertrouwen hebben in de kracht van de relatie die we de afgelopen jaren met het onderwijsveld hebben weten op te bouwen, beseffen we dat onze positie zwakker is geworden. Ook op het gebied van de kinderopvang en de inburgering is onze positie ten opzichte van de vorige GSBperiode eerder verzwakt dan versterkt. Wij sluiten niet uit dat dit effecten zal hebben op de resultaten die worden geboekt. Met minder geld en minder bevoegdheden dan in de vorige ronde GSB/ISV, maar met onverminderde inzet spannen wij ons in om van Den Haag een concurrerende woon- en werkstad en een effectieve sociale ladder te maken.
13
1.7
De opgave samengevat
Tegen de achtergrond van onze twee centrale doelstellingen "Den Haag, daar kom je vooruit" (groeien) en "Den Haag, daar wil je blijven" (boeien) vatten wij de kern van onze aanpak samen. Inhoudelijk geven wij voorrang aan: versterken van de concurrentiepositie van de stad Prioriteiten hierbinnen zijn verbetering van het ondernemersklimaat, het realiseren van bedrijfsruimte die aan de eisen van nu en morgen voldoet en het doorontwikkelen van het toerisme. versterken van de woonfunctie Prioriteiten op dit vlak zijn de verbetering van de kwaliteit van de particuliere woningvoorraad, het verbeteren van de aansluiting tussen de vraag naar en het aanbod van middeldure en dure woningen, het doorbreken van de sociaal-economische eenzijdigheid van de herstructureringsgebieden en het geven van een impuls aan grootstedelijk wonen in het centrum. verbeteren van de leefbaarheid en de veiligheid Prioriteiten hierbinnen zijn handhaving en toezicht, kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte, optimaal benutten van 'groen' en 'blauw', aanpak van veelplegers, voorkomen dat jongeren een criminele carrière ontwikkelen, verbeteren van de veiligheid op en om hotspots. verbeteren van de sociale ladderfunctie Prioriteiten zijn hier het aanpakken van integratie en inburgering en de m/smafc/?opde arbeidsmarkt zorg voor de meest kwetsbaren. Prioriteit hierbinnen is het realiseren van zelfredzaamheid. Wat betreft het aanpakproces kiezen wij voor: voortzetting van de aanpak zoals neergezet in De kracht van Den Haag afmaken wat in gang is gezet verbeteren van de kwaliteit en waar mogelijk verhoging van het tempo van de uitvoering verbetering van de aansturing van complexe gebiedsgerichte aanpakken. In de volgende hoofdstukken wordt onze visie vertaald naar een ambitie op de overeengekomen outputdoelstellingen.
14
Actieprogramma Economie 2.1
Sterke en zwakke punten
Economie is geen doel op zich maar een middel om een doel te bereiken. Een bloeiende Haagse economie leidt tot meer mensen aan het werk, en een levendige en aantrekkelijke stad voor bewoners, werkende en (zakelijke) bezoekers van Den Haag. Het functioneren van de lokale economie wordt voor het overgrote deel bepaald door de (inter)nationale conjunctuur. Het is de taak van de gemeente om hiervoor de best mogelijke voorwaarden te scheppen. Daarbij zijn drie richtingen belangrijk: • het versterken van de economische structuur • het verbeteren van het vestiging- en ondernemingsklimaat • het beter 'vermarkten' van de stad Economisch zeeklimaat Den Haag heeft een sterk profiel als professionele dienstenstad. Juist vanwege de aanwezigheid van veel publieke instellingen heeft de stad een zogenaamd economisch 'zeeklimaat'. Bij een hoogconjunctuur groeit Den Haag net wat minder hard, bij een laagconjunctuur doet Den Haag het zo slecht nog niet. Grote economische dynamiek De stad heeft een grote economische dynamiek (veel starters) en bovenregionale aantrekkingskracht (banenmotor voor de regio). In de jaren 1998 tot 2002 scoorde Den Haag op het gebied van het aantal starters beter dan Amsterdam en Rotterdam. De meeste starters vallen in de categorieën financiële en zakelijke dienstverlening. Aan de andere kant blijkt uit statistisch onderzoek dat de overlevingsgraad van bedrijven in Den Haag lager is dan in de G4. Daarnaast heeft Den Haag ook een vertreksaldo van bedrijven. Dit blijken juist veel doorgroeiende bedrijven te zijn. Onderzoek wijst uit dat dit te maken heeft met de moeite om (na groei) een kwalitatief en betaalbaar pand in Den Haag te vinden. Ondernemers over de gemeente Ondernemers lijken onvoldoende op de hoogte te zijn van de mogelijkheden die Den Haag biedt. Dit geldt vooral voor kleine, doorgroeiende bedrijven. Uit gespreksrondes is gebleken dat ondernemers het niet vervelend vinden om op de gemeente af te stappen. Irritatie ontstaat wanneer men met verschillende onderdelen van de gemeente te maken krijgt die niet altijd voldoende met elkaar communiceren. Groeipotenties Er liggen groeipotenties in de zakelijke dienstverlening, openbaar bestuur, zorg, onderwijs en de vrijetijdseconomie. De gestage groei van de mobiliteit, de oplopende milieueisen vanuit Europa en een toenemende vraag naar bedrijfs- en kantoorruimte blijven de komende jaren om aandacht vragen. De gemiddelde positie van Den Haag afgezet tegen landelijke ontwikkelingen en tegen de andere grote steden zal naar verwachting niet ingrijpend wijzigen. Wel moeten wij rekening houden met een nog aanhoudende economische teruggang die vrijwel alle sectoren raakt. Ondernemers over de stad Uit onderzoek blijkt dat Haagse ondernemers het stedelijk ondernemingsklimaat gemiddeld minder waarderen dan hun collega's in de andere grote steden. Zakelijke diensten en afzetmarkt worden goed beoordeeld in regio Den Haag. Minder tevreden is men over de houding van werknemers, bereikbaarheid, ruimte voor bedrijven en het woonmilieu. Den Haag maakt echter een positieve ontwikkeling door met betrekking tot de autobereikbaarheid. De filezwaarte richting het centrum is in Den Haag veel lager dan in de andere grote steden. Verder blijkt dat het imago van Den Haag bij de zittende ondernemers significant beter is dan bij ondernemers buiten Den Haag.
15
Sterke punten • Mix van commercieel en publiek (robuuste basis) • Dienstenstad: bundeling van kennis en talent • De telecomstad van Nederland • Internationale hoofdstad van recht, vrede en veiligheid • Zetel van staatshoofd, regering en parlement • Banenmotor voor regio en wijde omtrek • Veel starters • Hoge arbeidsparticipatie • Toeristisch-recreatieve voorzieningen • Woon- en winkelsstad met voor elk wat wils • Een jonge bevolking • Relatief veel mensen met een (zeer grote koopkracht) Zwakke punten • Achterblijvende groei werkgelegenheid • Ontwikkeling MKB stagneert • Tekort aan bedrijfshuisvesting • Veel back-offices, weinig hoofdkantoren • Vertreksaldo bedrijven • Relatief lagere productiviteit dan andere G4 • Relatief lagere overtevingsgraad starters • Werkloosheid onder allochtonen, laag opgeleiden en jongeren • Lastige autobereikbaarheid (binnenstedelijk) • Veiligheid onder het Nederlands gemiddelde • Een bevolking met een te lage opleiding voor de banen die er zijn • Absoluut veel mensen met een lage koopkracht
2.2
De opgave
Een bloeiende Haagse economie zorgt voor werk. Dat is een basisvoorwaarde voor mensen om op eigen benen te staan, maar ook een middel om zich te ontplooien en het emancipatiekader bij uitstek. Onze invloed op de lokale economie is echter beperkt. Opgave is om het maximale rendement te halen binnen de mogelijkheden die de (inter)nationale conjunctuur biedt. We kiezen voor drie ontwikkelingsrichtingen: Versterken sectorstructuur: versterken van de kennisintensieve sectoren door gerichte acquisitie en stimulering van kansrijke starters, het versterken van de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven en uitbouw van de sectoren telecom en multimedia. Verbeteren van het vestigings- en ondernemingsklimaat: verbeteren van het gemeentelijk relatiebeheer en de dienstverlening aan ondernemers, bevorderen van de veiligheid, verbeteren van de bereikbaarheid en waarborgen van voldoende bedrijfshuisvesting. Vermarkten van de stad: versterken van de regie op inhoud en uitvoering van de city marketin g, prioriteit geven aan vrijetijdseconomie en het aantrekken van meer 'creatieve voorhoede'. Doelstellingen en prestaties Deze ontwikkelingsrichtingen zullen we nader uitwerken in een overkoepelende beleidsvisie economie. De beleidsvisie zal (mede) gebaseerd zijn op een uitgebreide analyse van de economie van Den Haag en Haaglanden. Onze ambities in het kader van het Grotestedenbeleid maken onderdeel uit van dit beleidskader. Wij hebben ervoor gekozen om op alle in het beleidskader genoemde doelstellingen een prestatie te formuleren. Wij hebben voorts een tweetal open doelstellingen uitgewerkt. Dit betreft de onderwerpen vrijetijdseconomie en bedrijfshuisvesting. Op deze zes prestatievelden willen wij de GSB-middelen inzetten, (zie paragraaf 2.3.1 t/m 2.3.5)
16
Innovatie en bereikbaarheid Daarnaast zet Den Haag ook gemeentelijke, provinciale en Europese middelen in op andere economische thema's, zoals innovatie en bereikbaarheid. Op deze laatste twee thema's gaan we hieronder kort in. Deze alinea's zijn ter informatie opgenomen en maken geen onderdeel uit van de prestatieafspraken met het rijk. Versterken innovatief vermogen ondernemers Onze inzet bij het versterken van de Haagse kenniseconomie wordt zichtbaar in de gemeentelijke deelname in de Kennisalliantie Zuid-Holland en het subsidieprogramma ANSWER. In de Kennisalliantie werken overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen samen aan hun gezamenlijke ambitie. Daarnaast subsidieert de gemeente Den Haag een aantal projecten in het kader van de ANSWER-subsidieregeling. Dit betreft onder meer projecten gericht op: - het beschikbaar maken van hoogwaardige stageplaatsen in het Haagse midden- en kleinbedrijf - het aanleggen van een innovatieve ict-infrastructuur in de Innovatiefabriek op de Binckhorst - het verder uitbouwen van het portal The Hague Legal Capitol als virtuele vertaling van de positie van Den Haag als stad van recht en vrede - het opzetten van een kenniscentrum op het gebied van kennisbescherming. Voor deze projecten hebben wij samen met onze partners circa twee miljoen euro uitgetrokken. De gemeente heeft ook het initiatief genomen voor het instellen van een Haags innovatieplatform. Doel hiervan is nieuwe verbindingen tot stand te brengen tussen kennisinstellingen, overheid en ondernemers wat vervolgens moet leiden tot nieuwe bedrijvigheid in de Haagse Regio. Economische bereikbaarheid Het verbeteren van het functioneren van de hoofdroutes voor het autoverkeer in en rond de binnenstad is de komende jaren een speerpunt van het Haagse beleid. De steeds strengere milieunormen enerzijds en de groeiende mobiliteit anderzijds leiden ertoe dat binnen het huidige verkeerssysteem de grenzen worden bereikt. Behalve problemen op het gebied van de luchtkwaliteit en de leefbaarheid heeft de bereikbaarheidsproblematiek nadelige gevolgen voor de economische ontwikkeling van Den Haag, met name doordat de belangrijkste knelpunten zich voordoen op hoofdroutes die in de Centrale Zone gelegen zijn. De Centrumring heeft als voornaamste functies het verdelen van het verkeer naar de parkeerroute en de binnenstad en het geleiden van het doorgaand verkeer om het centrum heen. Wij zullen knelpunten op de Centrumring aanpakken om de bereikbaarheid van de binnenstad te verbeteren. Ter ontlasting van de Utrechtse Baan en ter verbetering van de bereikbaarheid van de Binckhorst (een randvoorwaarde voor de herontwikkeling van het gebied) is een extra aansluiting op het rijkswegennet noodzakelijk. In de begroting 2005 is t.b.v. verbetering van de bereikbaarheid en daarmee ook het economisch functioneren van de (binnen)stad, € 75.700.000,- extra beschikbaar gesteld om in de komende jaren deze verbeteringen mogelijk te maken.
2.3
Ambities economie
2.3.1 Bedrijventerreinen De aanwezigheid van voldoende, betaalbare, goed bereikbare bedrijfshuisvesting, die aan de eisen van deze tijd beantwoordt, maakt een gemeente aantrekkelijk als vestigingsplek voor bedrijven en organisaties. Hoe staat het daarmee in Den Haag? Het grootste deel van de tien binnenstedelijke bedrijventerreinen in Den Haag (samen ongeveer 230 ha netto) zal zeker tot 2010 blijven dienen als standaard gemengd bedrijventerrein. Van de ongeveer 230 ha komt er ongeveer 20 ha netto in aanmerking voor herstructurering. Herstructurering en upgrading Of herstructurering van deze terreinen in de periode van 2005-2010 ook daadwerkelijk zal plaatsvinden, is in grote mate afhankelijk van de economische ontwikkeling c.q. de investeringsbereidheid van de markt. Met de kennis van nu verwachten wij oplevering van circa 5 ha netto (6.5 ha bruto) geherstructureerd bedrijventerrein in delen van de Binckhorst, de Uitenhagestraat, Laakhaven-West, Zichtenburg, Petroleumhaven en Fruitweg. Een deel van de BDU Economie zal worden besteed aan het gedeeltelijk financieren van de 'onrendabele top' bij de herstructurering van deze terreinen.
17
De ervaring van de afgelopen jaren leert dat dit een ambitieuze opgave is. De gemeente heeft zich ingezet om private ontwikkelaars te interesseren voor het herstructureren van diverse gebieden. De opgave in deze gebieden is niet gering; het opknappen van de openbare ruimte is bij lange na niet voldoende. Op veel gebieden houdt herstructurering in: sloop, bodemsanering en daarna nieuwbouw. Omdat het hier om terreinen gaat met een hoge bebouwingsdichtheid moeten er hoge uitplaatsingskosten worden gemaakt. Vanwege de specifieke kenmerken van de bedrijfshuisvestingsmarkt hebben projectontwikkelaars bovendien -zeker in economisch mindere tijden -weinig zekerheid dat gerealiseerde bedrijfsruimte ook daadwerkelijk wordt afgenomen. Ter illustratie: voor een bedrijventerrein in Den Haag worden al een aantal jaren plannen gemaakt voor herstructurering. Het betreffende terrein is ongeveer 8 ha bruto groot. De totale kosten die de gemeenten maakt voor de herstructurering voor dit terrein (inclusief verwerving en bodemsanering) zijn in deze plannen geraamd op ongeveer 60 miljoen euro. De totale opbrengsten uit g rond uitgifte zijn ongeveer 20 miljoen. Ondanks het feit dat de gemeente Den Haag bereid is het tekort te dekken, lukt het niet om ontwikkelaars te interesseren om een programma van alleen bedrijfshuisvesting te realiseren. Bedrijventerrein aan de rand van de stad en daarbuiten We zetten in op behoud van de 100 ha bedrijventerrein aan de rand van de stad. Sommige terreinen (zoals delen van Forepark en Westvlietweg) moeten in de komende jaren een modernisering of upgrading ondergaan. Verwachting is dat dit pas na afloop van de komende GSB-periode gestalte zal krijgen. Op Ypenburg en Leidschenveen worden in samenwerking met onze regiogemeenten via PPSconstructies zes nieuwe bedrijventerreinen gerealiseerd. In de periode tot 2010 wordt daarvan 12 ha in ontwikkeling genomen. Langs dezelfde lijnen werken wij aan het moderniseren en/of intensiever gebruiken van bestaande, maar ook aan de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen buiten de stad. Dit betreft de terreinen Plaspoelpolder (herstructurering) en Harnaschpolder en Wateringseveld (nieuwe aanleg). Dat gaat om circa 100 ha, maar op langere termijn kan dat oplopen tot 150 ha. Dan zitten we echter al in 2020. Verwacht wordt dat in de periode tot en met 2009 ongeveer 35 ha gerealiseerd kan worden. Dit gebeurt conform de regels van het ministerie van EZ zonder inzet van de middelen uit de BDU Economie. Bedrijfshuisvesting in de wijk behouden Bij de herstructurering van woonwijken (zie hiervoor hoofdstuk 3: Wonen en Woonomgeving) en binnenstedelijke bedrijventerreinen hanteren wij als uitgangspunt dat er geen bedrijfshuisvesting uit de wijk mag verdwijnen; eenzelfde hoeveelheid m2 moet worden teruggebouwd. De komende jaren willen wij minimaal 20.000 m2 bedrijfshuisvesting (commerciële ruimte die niet afzonderlijk op bedrijventerreinen ligt) in (woon)herstructureringsgebieden, zoals Den Haag Zuidwest en Transvaal, realiseren. Starters Ook wil Den Haag blijven inzetten op voldoende betaalbare ruimte voor startende of doorstartende ondernemers. Daarom is ook nog de prestatie van 20.000 m2 betaalbare bedrijfshuisvesting voor alle vormen van (door)starters of bedrijfshuisvesting aan de onderkant toegevoegd. Beide prestaties hebben als onderliggende doelstelling dat er, ondanks de beperkte ruimte in de stad, voldoende aanbod van bedrijfshuisvesting blijft. Zou deze prestatie op een traditioneel bedrijventerrein plaatsvinden, dan zou dit overeenkomen met de herontwikkeling van ongeveer 5 ha netto.
2.3.2 Verminderen van de criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers In de periode tot 2009 zullen wij 15 van de winkelstraten en bedrijventerreinen met de grootste veiligheidsproblematiek in nauwe samenwerking met de politie en met de betrokken ondernemers aanpakken. Leidraad daarbij is de methodiek van het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO). Welke locaties precies aangepakt worden, is op dit moment (halverwege 2004) voor ongeveer de helft bekend. Wij streven voor deze locaties naar het behouden van één KVO-ster voor de komende jaren, (het KVO bestaat uit drie sterren. Het aantal sterren heeft o.a.betrekking op de mate van veiligheid in en om het gebied) Aan de hand van een uit te voeren detailhandelsmonitor en gegeven de bestaande hotspots zullen wij de andere helft van de locaties vaststellen. Wij kunnen hiermee inspelen op de actualiteit.
18
Beoogd resultaat is dat het aantal delicten tegen bedrijven en hun klanten zal afnemen. Met de afname van het aantal delicten hopen we op een toename van het veiligheidsgevoel bij het lokale bedrijfsleven. Veiligheid van ondernemers Het rijk heeft deze doelstelling ook hoog op de agenda staan. In de nota Naar een veiligere samenleving staat dat de rijksoverheid streeft naar een vermindering van de criminaliteit en overlast van 20% tot 25%. Den Haag wil een bijdrage leveren aan deze landelijke doelstelling, (zie ook hoofdstuk 4: Veiligheid). Vanuit een economische invalshoek willen we hierbij ook specifiek inzetten op de veiligheid \an ondernemers. De gemeente formuleert de volgende ambitie: 10% daling van het aantal delicten tegen bedrijven en ondernemers. Deze prestatie zal moeten worden gerealiseerd via de methodiek van het Keurmerk Veilig Ondernemen. 2.3.3
Vergroten aantal breedbandaansluitingen
Een bevolking die op ict-gebied bij de tijd is en een infrastructuur die snel digitaal verkeer mogelijk maakt, zijn noodzakelijke voorwaarden om met de top te kunnen concurreren. Veel grote bedrijven zijn al op glasvezel aangesloten. Het grootste deel van het MKB kan in onze inschatting de komende tijd nog uit de voeten met een kabelaansluiting of koperaansluiting, maar moet vervolgens wel de mogelijkheid krijgen om te opteren voor glasvezel. Het initiatief om op glasvezel over te gaan, ligt bij de bedrijven. Onze taak is het stimuleren en het bundelen van de vraag, zonder de markt te verstoren. Wij zullen ons daarbij dan ook toeleggen op het stimuleren van de vraag van instellingen in het publieke domein. Hiervoor is op 22 september 2004 een vraagbundelingstraject gestart onder de naam Glaslokaal. Doel van dit traject is tussen de 175 en 250 Haagse schoolinstellingen aangesloten te krijgen op breedband. Projectorganisatie Daarnaast zullen wij een aparte projectorganisatie inrichten die de 'verglazing' van alle aansluitingen op zich neemt. De projectorganisatie richt zich op het coördineren en plannen van alle gemeentelijke inspanningen die bij het aanleggen van breedband nodig zijn (verschillende vergunningsaanvragen, openbreken van de stad voor aanleg, samenbrengen van marktpartijen etc.). Vanzelfsprekend zal dit slechts gebeuren indien marktpartijen zich hiervoor (via aanbestedingen) aandienen.
2.3.4 Verbeteren van de dienstverlening aan ondernemers Wij streven ernaar om de tevredenheid van het bedrijfsleven over de gemeentelijke dienstverlening aan ondernemers met 5% te laten toenemen. Voorop staat dat de dienstverlening via de reguliere kanalen soepel en vlot moet verlopen. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de afhandeling van vergunningen op de stadsdeelkantoren. In de tweede plaats zal begin 2005 het digitaal ondernemersloket de 'lucht' ingaan. Ondernemers kunnen daarop alle relevante informatie vinden over vergunningen en andere gemeentelijke diensten. Op termijn (vanaf 2007) zullen vergunningen ook via dit digitale loket kunnen worden aangevraagd en afgehandeld. Vanuit het ondernemersloket zullen we zo snel mogelijk aansluiting zoeken bij het nationaal elektronisch bedrijvenloket. Voorwaarde is wel dat dit volledig kan worden geïntegreerd. Tot slot doet de gemeente Den Haag mee aan de pilot Tegenstrijdige regelgeving van het ministerie van Economische Zaken. Na afronding van deze pilot zal worden bepaald of een jaarlijks project in steeds een andere branche een positieve effectief kan hebben op het verminderen van de strijdige regelgeving.
2.3.5 Vrijetijdseconomie Den Haag is de tweede stad in Nederland op het gebied van toerisme en vrije tijd. De vrijetijdseconomie vergroot de aantrekkelijkheid van de stad voor bewoners en toeristen, genereert veel inkomsten en schept werkgelegenheid aan de onderste helft van de arbeidsmarkt. Wij ontwikkelen daarom een economisch programma voor het beleidsveld vrijetijdseconomie. Dat is naar verwachting de eerste helft van 2005 gereed. Het programma omvat onder meer: • een actieplan toerisme (doelstelling is het verhogen van het aantal toe riste n/da g recreanten) • een actieplan city-marketing (doel is meer regie op de uitvoering en inhoud van de het Haagse city-marketing beleid)
19
•
een promotieplan binnenstad en een promotieplan Scheveningen (doel is deze belangrijke economische zones beter met elkaar te ontsluiten en zo de grote stroom toeristen van Scheveningen ook meer te interesseren voor het (uitgaangs)centrum van de stad) Voor het ontwikkelen en uitvoeren van deze plannen zullen wij, naast gemeentelijke middelen, een gedeelte van de BDU Economie gebruiken. Omdat deze plannen op dit moment in voorbereiding zijn, is het moeilijk precies op projectniveau aan te geven waaraan dit deel van de BDU Economie zal worden besteed. Lopende projecten voortzetten Daarnaast zullen we een aantal lopende projecten in de komende periode 2005-2010 voortzetten. Het gaat om: • City Mondial Een stichting die tot doel heeft het commercieel benutten van het aanbod van de multiculturele detailhandel en dit ontwikkelen tot een toeristische trekker. In dit kader worden dagtochten voor particulieren en bedrijven georganiseerd, wordt de Haagse Mart kwalitatief verbeterd, en wordt gewerkt aan het upgraden van een aantal specifieke multiculturele winkelstraten zoals de Paul Krugerlaan. • Avenue Culinair Een clustering van internationale restaurants in het City Mondial-gebied en een toegespitste aanpak openbare ruimte • China Town Aanpak openbare ruimte en bevorderen segmentering Aziatische bedrijvigheid. Daarnaast willen wij de ontwikkeling van een topsportevenementen h a l mogelijk maken. Op het gebied van zakelijk toerisme wordt gestreefd naar het realiseren van meer kleinschalige congresruimte in het centrum van de stad. Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat op dit punt Den Haag een tekort heeft. Doelstellingen • Kwaliteitsverbetering toeristische trekkers van de stad • Het verder ontwikkelen van de visserijhaven/Scheveningen-Haven • Uitbouwen van het zakelijk toerisme, onder meer in Scheveningen en de binnenstad • Het beter commercieel benutten van onze positie als multiculturele stad, regeringszetel en hofstad, congres-en evenementen stad en stad aan zee Indicatoren die we gebruiken om na te gaan of de genomen maatregelen effect hebben zijn (1) werkgelegenheidsgroei in de vrijetijdseconomie en (2) een landelijke indicator voor dag recreanten.
20
2.4
Overzicht Ambities Economie 2005-2010
Outputdoelstelling
Indicator
Verminderen aantal verouderde bedrijventerreinen
Aantal ha geherstructureerde bedrijventerreinen
Verbeteren aanbod van nieuwe bedrijventerreinen Verminderen criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers
Aantal ha nieuwe bedrijventerreinen Aantal delicten tegen bedrijven en ondernemers
Vergroten aantal breedbandaansluitingen
Verbeteren dienstverlening
Aantal (semi)publieke instellingen dat door middel van een vraagbundelingstraject is aangesloten op breedband Tevredenheid ondernemers via benchmark ondernemingsklimaat) Aansluiting op het nationaal elektronisch bed rij ven loket
Stedelijke nulsituatie Ongeveer 20 ha netto binnenstedelijk bedrijventerrein Peildatum 1 januari 2005 Peildatum 1 januari 2005
Ambitie 5 ha netto (6,5 ha bruto) geherstructureerd bedrijventerrein 35 ha netto (zie 2.3.1: Bedrijventerreinen) 15 locaties met één ster van de methodiek KVO
Geen projectorganisatie
Een daling van het aantal delicten tegen bedrijven en ondernemers met 10%. Projectorganisatie t.b.v. vraagbundelingstraject
Geen scholen aangesloten
175-205 Haagse scholen aangesloten
Cijfer dat Haagse ondernemers geven bij de Benchmark gemeentelijke dienstverlening van 2002: 5.6
Waardering van ondernemers voor gemeentelijke dienstverlening stijgt 5% Aansluiting op landelijk elektronisch bedrijvenloket
Geen aansluiting op het nationaal elektronisch bedrijvenloket Open doelstelling: Vrijetijdseconomie
Open Doelstelling: Bedrijfshuisvesting in geherstructureerde gebieden Open doelstelling: bedrijfshuisvesting voor (door)starters
Aantal werkzame personen in de VTE (afdeling Onderzoek, gemeente Den Haag)
Peildatum maart 2005
Werkgelegenheidsgroei 5%
Aantal dagrecreanten (Landelijk overeengekomen, bron: GVO) PM
Peildatum maart 2005
Groei dagrecreanten met 5%
PM
20.000 m2 bedrijfshuisvesting in geherstructureerde gebieden
PM
PM
20.000 m2 betaalbare bedrijfshuisvesting voor (door) starters
21
2.5
Intergemeentelijke afstemming
Voor de prestaties op het gebied van de economie hebben we geen apart proces ingericht voor intergemeentelijke afstemming. De reden hiervoor is dat intergemeentelijke afstemming in het reguliere proces van de verschillende beleidsvelden is opgenomen. Voor bedrijventerreinen in Haaglanden is het ontwikkelingsprogramma tot 2010 vastgesteld. De in dit MOP beschreven Haagse ambities passen in dit ontwikkelingsprogramma. Ook wordt in het najaar van 2004 gestart met het opstellen van een nieuwe regionale bedrijventerreinenstrategie. De in het MOP vastgelegde ambities komen overeen met het Meerjarenprogramma bedrijventerreinen 2004-2007 zoals dit door Haaglanden aan de provincie Zuid-Hoiland is aangeboden. Ook thema's als kantore n strategie, detailhandel, /e/surebeleid en de Kennisalliantie zijn met de randgemeenten afgestemd.
22
3
Actieprogramma Wonen en Woonomgeving
3.1
Inleiding
Den Haag is een stad waar je vooruit komt en een stad waar je wilt blijven. Dat is voor ons de rode draad. Wij willen dan ook onverminderd inzetten op die gebieden die in sociaal-economisch opzicht ver beneden het gemiddelde scoren en de gebieden die in een neerwaartse spiraal terecht dreigen te komen. We hebben daarnaast ook te maken met het feit dat vraag en aanbod op de Haagse woningmarkt niet in balans zijn. Er is een tekort aan middeldure en dure huur- en koopwoningen. Dat vermindert de aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor bedrijven, instellingen en bewoners en holt daarmee het draagvlak uit van het voorzieningenaanbod. Voortbordurend op de vorige GSB-periode kiezen wij voor de volgende uitgangspunten. Doelgericht investeren Wij willen de ISV-middelen vooral inzetten in de wijken die door hun eenzijdige woningvoorraad een wankele positie innemen op de woningmarkt. We gaan dan ook door met de herstructureringsaan pa k in de gebieden die ook in vorige GSB-periode prioriteit hadden. Herstructurering is een proces van lange adem. We maken af waaraan we zijn begonnen. Meer variatie en identiteit Met de herstructurering streven we naar meer variatie en identiteit van woongebieden en een betere aansluiting van vraag en aanbod op de woningmarkt. In de Haagse Woonvisie 2020 Den Haag dat zijn we allemaal is voor de onderscheiden gebieden in de stad onderbouwd aangegeven wat de ontwikkelingsrichting moet zijn. Enerzijds gaat het om de wijken met een eenzijdige sociale woningvoorraad, zoals Transvaal en Zuidwest. Deze duiden we aan als de centrale vernieuwingsgebieden. Anderzijds richt de aandacht zich op de wijken met een eenzijdige voorraad kleine en goedkope particuliere woningen, zoals het Laakkwartier en Rustenburg-Oostbroek. Dit zijn de zogenaamde pioniersgebieden. Verdichting waar het kan Het toenemend ruimtebeslag heeft ingrijpende gevolgen, zoals de aantasting van de schaarse groene ruimte, uitholling van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen en openbaar vervoer, en steeds meer autovervoer. Het bouwen buiten het stedelijk gebied dient zoveel mogelijk te worden beperkt om de vitaliteit van de bestaande stad te waarborgen en de investeringen in de stedelijke vernieuwing te laten renderen. Het adagium voor de stedelijke vernieuwing luidt dan ook: verdichting waar het kan en verdunning waar het moet. De herstructurering van binnenstedelijke bedrijventerreinen, zoals de Binckhorst, biedt kansen om een meer gemengd stedelijk milieu te realiseren en het stedelijk gebied te verdichten. Samenhangende aanpak Wonen is meer dan wonen alleen. De herstructurering vraagt om een samenhangende aanpak waarbij andere functies zoals groenvoorzieningen, winkels, bedrijfsruimte en openbaar vervoer een plaats krijgen. Maar ook zaken als kunst, cultuur, sportvoorzieningen, welzijn, veiligheid en leefbaarheid zijn belangrijk. De sociale en culturele kant van de herstructurering verdienen bijzondere aandacht. Aandacht voor milieu en gezondheid Bij de stedelijke vernieuwing heeft ook de gezondheid van de burgers de aandacht. Daarom willen wij de lucht- en milieukwaliteit op een aanvaardbaar peil houden of brengen. Het programma voor de bodem- en geluidsanering wordt voortvarend voortgezet en zoveel mogelijk gekoppeld aan vernieuwingsactiviteiten. Duurzaam waterbeheer en bestrijding van geluidshinder zijn ook in GSB-lll aandachtspunten. Water krijgt een bijzondere plaats in de stedelijke vernieuwing; zo ook de maatregelen gericht op beperking van energiegebruik.
23
3.2
SWOT-analyse
De overwegingen die de basis vormden voor de prestaties in De kracht van Den Haag zijn merendeels nog steeds actueel. Hieronder volgt een schematische weergave van de sterke en zwakke punten en kansen en bedreigingen voor Den Haag op het fysieke vlak. Waar mogelijk is een koppeling gelegd met de ambities voor de derde GSB-periode. Deze beknopte analyse is gebaseerd op een aantal recent vastgestelde of in voorbereiding zijnde beleidsproducten (onder andere Woonvisie 2020, Kadernota Openbare Ruimte, Bodemprogramma, beleidsplan voor het Haagse groen (Groen op Maat), Notitie Particuliere Voorraad, Waterplan Den Haag, Verkeersplan 2000-2010 en Milieubeleidsplan). Op basis van deze SWOT-analyse is in de volgende paragrafen de opgave uitgewerkt voor de verschillende doelstellingen waarover met het rijk afspraken zijn gemaakt.
Sterke punten Wonen DH Zuidwest: Ruim opgezette wijken met volwassen groenstructuur, winkelaanbod en ontsluiting
Zwakke punten
Kansen
Bedreigingen
Wijken met eenzijdige bevolking en woningvoorraad
Transformatie DH Zuidwest tot groenstede l ij k gebied
Transformatie stedelijke gebieden kostbaar en ingewikkeld
Dynamisch en metropolitaan centrum in combinatie met historische bebouwing
Grotestadsproblematie k: verloedering, criminaliteit, verkeerscongestie
Centrumstede l ij k wonen sterk in opkomst
Verloedering publiek domein baart zorgen
In hoogste segment overtreft vraag aanbod
Overaanbod goedkope appartementen
Karakter van deftige, voorname stad, groene woonstad aan zee
Aantal wijken met een hardnekkig slecht imago
hoge ruimtedruk, beperkte mogelijkheden verstedelijking Ruimtelijke segregatie vormt bedreiging voor imago
Berlagiaanse vooroorlogse wijken met hoge stedenbouwkundige kwaliteit
Grote voorraad incourante particuliere woningen
Door globalisering versterking positie in Europa, hogere inkomens Herstructurering: kansen voor nieuwe woonmilieus met ander imago Populariteit jaren 30 woningbouw
DH kent veel grote parken die doordringen tot in centrum
Aantal wijken (bijv. Rustenburg-Oostbroek en Transvaal) kennen relatief weinig openbaar groen Verbinding tussen groengebieden en met groen om de stad onvoldoende
Lange groene lijnen in de stad
Vele deels historische pleinen zijn recent heringericht
Door herstructurering kan g roe n a reaal in wijken worden vergroot (bijv. wijkpark Transvaal) Herstructurering Zuidwest biedt mogelijkheid tot versterking groenstructuur Omvangrijke herstructureringsingreep biedt kansen voor aanpak openbare ruimte
Achterstallig onderhoud op sommige locaties, soms ook gecombineerd met leefbaarheidsproblematiek
24
Vele kleine slecht functionerende WE's belemmeren aanpak
Door optimalisatie opbrengsten bij herstructurering kan groen in verdrukking komen Toenemende verstedelijking bedreigt historische structuur
Intensief gebruik stelt pleinen en parken in buurten zwaar op de proef
Milieu: bodem, lucht, geluid en energie Schone bodem in duingebied rond DH
Groot aantal verdachte locaties in DH
Gezonde zeelucht
Luchtvervuiling op Centrumring (grenzend aan woongebieden)
Gebiedsgericht geluidkwaliteitbeleid
Geluidoverlast op Centrumring {grenzend aan woongebieden) Verouderde woningvoorraad met slechte duurzaamheidskwaliteit
Geslaagde duurzame projecten met belangrijke voorbeeldfunctie Cultuur Ruim cultuuraanbod met toppers
3.3
Effectieve aanpak door koppeling aan stedelijke vernieuwing Uitvoering grote verkeers projecten, duurzame ontwikkelingen in autoindustrie Aanleg 30 km-zones, stil asfalt
In aantal wijken is cultuur ondervertegenwoordigd
Beperkt budget voor bodemsanering Volksgezondheid lijdt onder toenemende verkeersintensiteit
Toenemende verkeersintensiteit
Ligging aan zee biedt kansen voor duurzame energieopwekking (windenergie, warmte uit zeewater)
Hoge ruimtedruk leidt tot hoge milieudruk
Veel verschillende etnische culturen
Veel waardevolle culturele objecten verliezen functie
Ambities Wonen
Wij willen met onze partners blijven investeren in de wijken die door hun eenzijdige goedkope woningvoorraad een wankele positie op de woningmarkt innemen. De gebiedsprioritering uit De kracht van Den Haag blijft daarom overeind. Dat wil zeggen dat we onderscheid maken tussen centrale vernieuwingsgebieden (Transvaal, Duindorp, Spoorwijk en Zuidwest), pioniersgebieden (Laak, Rustenburg-Oostbroek, Stationsbuurt, Rivierenbuurt en Regentesse/Valkenbos) en beheergebieden. Het merendeel van de investeringen uit het ISV slaat neer in de herstructureringsgebieden, de centrale vernieuwings- en pioniersgebieden. Deze gebiedsprioritering sluit aan bij de '5 6-w ij ken aanpak' van het ministerie van VROM. Stedelijke vernieuwing Met de herstructurering streven we naar meer variatie in woonmilieus en een betere aansluiting van vraag en aanbod op de woningmarkt. Doel is om naast de opwaardering van woonmilieus de huishoudens met midden- en hogere inkomens te behouden in de stad. Dat lukt overigens alleen wanneer voldoende goedkope woonruimte op onze eigen uitleg en in de regio voor herhuisvesting beschikbaar is. In de onderstaande tabel zijn de ambities en de prestaties op het gebied van nieuwbouw en verkoop van huurwoningen weergegeven voor de periode 2005-2010. Het betreft het totaal van de prestaties in deze periode. Daarna volgt een uitwerking per aandachtsgebied of onderwerp.
25
Prestaties Wonen sloop/nieuwbouw en verkoop 2005-2010 Nieuwbouw op uitleg Nieuwbouw in bestaand bebouwd gebied - i.v.m. vervangingsbehoefte - i.v.m. uitbreidingsbehoefte (verdichting en functieverandering) Nieuwbouw totaal Sloop Verkoopprogramma huurwoningen Saldo nieuwbouw en sloop in bestaand bebouwd gebied Toename aantal toegankelijke woningen (40% van het nieuwbouwprogramm a, nl. appartementen)
Goedkope huur3 1.200
(middel-) dure huur
3.700
huur extra goedkope huur2 0
6.000
koop Goedkope koop1 600
10.000
800
5.800
650
1.050
1.700
1.400
9.500
650
2.250
2.200
Aantal woningen
(middel)dure koop
500
5.300
4.700 16.000 7.200 2.000 +2.800
6.400
Ambities ISV-1 en ISV-2 In De kracht van Den Haag wordt de totale opgave van 2000 tot 2020 gesteld op 30.000 te herstructureren woningen om 21.000 huishoudens met midden- en hogere inkomens vast te houden of aan te trekken. De helft daarvan, 15.000 woningen, zou vóór 2010 moeten zijn gerealiseerd. De ambities in de afgelopen GSB-periode betroffen circa 7.500 te slopen en 5.900 nieuw te bouwen woningen in de herstructureringsgebieden. De hierop aanvullende ambitie voor de komende GSBperiode betreft de bouw van 7.500 woningen in de herstructureringsgebieden. Het overige deel van de opgave tot 2010 wordt ingevuld met de instrumenten samenvoegen, woninginnovatie en verkoop van huurwoningen. De ambitie voor de beheergebieden is 2.500 nieuwbouwwoningen.
3.3.1 Centrale vernieuwingsgebieden In de centrale vernieuwingsgebieden bestaat de woningvoorraad voor een groot deel uit kleine en goedkope appartementen in het bezit van corporaties. Deze wijken staan er in sociaal-economisch opzicht niet goed voor en de leefbaarheid staat onder druk. Delen van de woningvoorraad worden geherstructureerd om aantrekkelijke woonmilieus te creëren en een verder verval te voorkomen. Het aanbod van vooral middeldure maar ook dure woningen wordt uitgebreid om te voldoen aan de blijvend grote vraag en om de doorstroming te bevorderen. Met de herstructurering is in Transvaal, Spoorwijk en Duindorp in de vorige GSB-periode een goede start gemaakt. Hiervoor geldt nog het oude beleid, dat gekenmerkt werd door verhoudingsgewijs lage terugbouwpercentages en hogere percentages goedkope huur, terwijl de gemeente de grondexploitatie voor haar rekening nam. In deze wijken zal het onderstaande programma worden uitgevoerd. Transvaal Het programma voor de herstructurering van Transvaal betreft de sloop van 2.800 woningen en de nieuwbouw van 1.540 woningen, waarvan ongeveer eenderde sociale huur. De huidige 1 2
koopprijs tot€ 136.000 (prijspeil 2002) huurprijs tot€ 317 (huursubsidiewet, kwaliteitskortinggrens 2003) huurprijs tot€ 471 (huursubsidiewet, aftoppingsgrens 2003)
26
woningvoorraad telt ruim 6.000 woningen. Het uitgangspunt is om uiteenlopende nieuwe woonmilieus te creëren: stedelijk, statig en groen wonen. Ook de woonomgeving, de openbare ruimte en de sociale infrastructuur worden verbeterd. Tot nu toe zijn 93 woningen opgeleverd. In de komende GSB-periode staat de nieuwbouw van 850 woningen op het programma. Duindorp Het herstructureringsprogramma voor Duindorp {3.000 woningen) betreft de sloop van 1.100 woningen en nieuwbouw van 700 woningen. De helft wordt in de huursector gerealiseerd. De eerste fase, de Bevelandsestraat, is opgeleverd (70 woningen). De overige fasen zullen voor 2010 worden afgerond. De openbare ruimte zal de komende jaren ingrijpend veranderen. Niet alleen in de te herstructuren delen, maar ook in de rest van Duindorp. Naast de fysieke ontwikkelingen is de inzet ook gericht op het versterken van de sociale infrastructuur. Speerpunten zijn onder meer de brede buurtschool en meer vrijwilligers. Spoorwijk Van de 3.000 woningen die Spoorwijk telt, zullen in totaal bijna 1.300 kleine huurwoningen worden gesloopt en vervangen door 750 grote woningen. Hiervan zal 50% in de koopsector worden gerealiseerd. Bij het stedenbouwkundig plan stond het handhaven van het tuindorpkarakter centraal. De vernieuwing gebeurt in drie fasen. De eerste fase, bestaande uit 275 nieuwbouw woningen, is inmiddels opgeleverd. Tevens wordt 19.000 m2 openbare ruimte heringericht en een groenstrook van 6.300m2. Zuidwest Den Haag-Zuidwest bestaat uit vier wijken: Meerwijk, Morgenstond, Bouwlust en Vrederust. Er staan circa 32.000 woningen. Tot 2010 worden in geheel Zuidwest ongeveer 5.700 corporatiewoningen gesloopt en vervangen door 4.500 nieuwbouwwoningen. Hiervan zal zo'n 70% een koopwoning zijn. De vernieuwing van Zuidwest blijft niet beperkt tot het corporatiebezit. Vrijkomende locaties waar voorheen scholen en voorzieningen waren gevestigd worden benut voor woningbouw en/of nieuwbouw van voorzieningen. In de afgelopen GSB-periode zijn al bijna 900 nieuwbouwwoningen gerealiseerd. Tevens zal de openbare ruimte worden aangepakt, waarbij het groene assenkruis een centrale positie heeft. Het Zuiderpark en het winkelcentrum Leyweg hebben inmiddels een omvangrijke opknapbeurt ondergaan. Morgenstond-Midden, de buurt rond het winkelcentrum Leyweg, krijgt het karakter van een meer stedelijk woonmilieu. Dit geldt ook voor de zone gelegen tussen de Erasmusweg en de Melis Stokelaan. Andere delen, zoals Moe r\v ij k-Zuid en delen van Bouwlust (de Oorden en de Raden) en Vrederust krijgen een meergroen-stedelijke uitstraling. Afspraken met corporaties Voor de aanpak van de overige centrale vernieuwingsgebieden zijn tussen de gemeente en de betrokken corporaties afspraken gemaakt over de wijze waarop herstructurering gestalte zal krijgen. De corporaties treden op als integrale gebiedsontwikkelaar. Ze zijn verantwoordelijk voor het hele proces: van het bouwrijp maken van de grond tot en met de inrichting van de openbare ruimte. Daarbij dragen ze alle risico's bij de bouw- en grondexploitatie van het plangebied. De gemeente bepaalt de stedenbouwkundige en programmatische uitgangspunten en stelt voor de te vernieuwen gebieden middelen beschikbaar voor bovenwijkse voorzieningen, kwaliteitsverbetering van de openbare ruimte en infrastructuur. De programmatische uitgangspunten van de overeenkomst zijn onder andere: - een gemiddeld terugbouwpercentage van 80% - terugbouw van 70% dure woningen en 30% goedkope woningen - de grondopbrengsten komen ten goede aan de herstructurering van het plangebied De gemeente komt door de nieuwe werkwijze meer op afstand te staan en kan minder direct sturen. Hierdoor kunnen we in feite alleen worden afgerekend op de mate waarin de randvoorwaarden zijn geschapen voor de fysieke herstructurering van de woningvoorraad. Het gaat dan bijvoorbeeld om gebieds- en structuurvisies, vergunningverlening, investeringen in de openbare ruimte etc. De woningcorporaties zijn ten principale verantwoordelijk voor transformatie van hun eigen bezit.
3.3.2 Pioniersgebieden: particuliere eigenaren verleiden Zoals bekend heeft Den Haag in vergelijking met andere grote steden een enorme voorraad kleine goedkope vooroorlogse appartementen in particulier bezit. Het gaat om 28% van de Haagse woningvoorraad en het merendeel betreft portiek-etagewoningen. Het gaat om de wijken die in de afgelopen GSB periode al werden aangeduid als de pioniersgebieden: Rustenburg-Oostbroek,
27
Laakkwartier, Regentesse/Valkenbos, Stationsbuurt en Rivierenbuurt. Onder andere vanwege de eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad neemt een aanzienlijk deel van deze voorraad een wankele positie in op de woningmarkt. Sloop of nieuwbouw is hiervoor geen oplossing. Onze inzet is vooral gericht op het faciliteren en verleiden van Verenigingen van Eigenaren (WE's) om te investeren in de eigen woning. In de particuliere voorraad is nog een aantal clusters met bovenmatige onderhoudsachterstanden. Hiervoor is ingrijpende woningverbetering vereist. Verder zal veel aandacht uitgaan naar het door de WE's waarborgen van de kwaliteit en naar het realiseren van woo n technisch e verbeteringen en verhogen van de toekomstwaarde. Dit is nodig om huishoudens met midden en hogere inkomens vast te houden in deze buurten. Bouwkundige verbeteringen In de afgelopen periode lag het accent sterk op samenvoegen om vergroting van het woonoppervlak te bereiken. Dit is moeizamer gebleken dan van te voren werd voorzien. Ondanks de belangstelling onder individuele eigenaren voor woningsamenvoeging bleken er te veel drempels om tot uitvoering te komen. Tevens bleken investeringen moeilijk terug te verdienen door de ongunstige marktverhoudingen. De ambitie van 3.075 samen te voegen woningen is daardoor niet gehaald. Voor de periode 2005-2010 willen we daarom vooral bouwkundige verbeteringen realiseren, waarbij het gaat om de vergroting van het wooncomfort, verbetering van de openbare ruimte en gerichte ingrepen op 'zich(locaties'. Wij willen de beschikbare middelen vooral inzetten als bijdrage voor proceskosten die voortvloeien uit de opzet van een beheerinfrastructuur, handhaving en versterking van het functioneren van WE's. WE's krijgen ook een prikkel tot samenwerking/fusie, omdat schaalvergroting leidt tot betere beheervoorwaarden en kostenbesparing. Deze mix aan maatregelen wordt aangeduid als 'woninginnovatie'. De inspanningen voor het samenvoegen worden voorlopig gericht op de benederv/bovenwoningen, omdat het daar relatief het eenvoudigst is. Daarnaast vindt overleg plaats met grotere (particuliere) verhuurders omdat complexgewijs samenvoegen wellicht kansen biedt. Rustenburg-Oostbroek Ru sten burg-Oostbroek is een wijk met ongeveer 18.000 inwoners en 8.200 woningen die merendeels in particulier bezit zijn. Sterke punten van de wijk zijn de ligging tussen centrum en Zuiderpark en de 'Berlagiaanse' stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit. Zwakke punten zijn de kleine woningen, de gebrekkige openbare ruimte en de eenzijdigheid van de woningvoorraad. Door investeringen in de openbare ruimte en de versterking van Verenigingen van Eigenaren wil de gemeente particulieren verleiden te investeren in de eigen woning, onder andere door samenvoegingen en andere woninginnovaties. Het doel is onder andere 500 geïnnoveerde woningen in 10 jaar tijd en herinrichting van 45.000 m2 openbare ruimte. Ambities Woningverbetering - Ingrijpende woningverbetering van 960 woningen (aanneemsom minimaal 50.000 euro excl. btw) - Won ing i n nova tie 4040 woningen (grotere WE's, wijziging statuten WE's, dakopbouwen, aanbouwen, samenvoegingen)
3.3.3 Beheergebieden De delen van de stad die niet tot de centrale vernieuwinggebieden of de pioniersgebieden behoren, duiden we aan met de term beheergebieden. In deze gebieden is sprake van een aanzienlijke nieuwbouwproductie in de komende periode. De inzet richt zich hier op het faciliteren en accommoderen van marktontwikkelingen en kwaliteitscontrole via duidelijke spelregels vooraf. De vernieuwing van het Haagse centrum wordt voorgezet in de volgende GSB-periode. In aansluiting op De Resident worden in het Wijnhavenkwartier in de periode tot 2014 in combinatie met nieuwbouw van de ministeries van BZK en Justitie 520 woningen gebouwd, waarvan 125 in de sociale huursector. Ook in het central business district Beatrixkwartier komen er 330 woningen bij. Verder zullen binnen het CS-kwadrant woningen in hoogbouw worden toegevoegd. Hoewel de Schilderswijk als beheergebied is benoemd, blijft de komende jaren extra aandacht voor deze problematische wijk noodzakelijk. Het zwaartepunt ligt bij de inspanningen op het niet-fysieke vlak (beheer van de openbare ruimte, versterken van de sociale infrastructuur, vergroten van de veiligheid en stringente
28
handhaving). In het licht van het stadsvernieuwingsproces uit de jaren '80 en '90 van de vorige eeuw zijn de transformatiemogelijkheden van de woningvoorraad hier namelijk uiterst beperkt.
3.3.4 Nieuwbouw op de uitleg De Haagse Vinexwijken (Wateringse Veld, Ypenburg en Leidschenveen) zijn inmiddels voor meer dan tweederde gerealiseerd. De totale opgave betreft de bouw van 23.300 woningen. In de komende periode worden deze gebieden afgerond en wordt invulling gegeven gaan de zogenaamde VINACopgave. Verder zal gebouwd worden in de Westlandse Zoom op de locaties Madestein en Uithofslaan. Ypenburg Buitenplaats Ypenburg is een afwisselend gebied waarin de wijken zich van elkaar onderscheiden door verschillende architectuur, uitstraling en sfeer. Groene singels, grote waterpartijen en ruime markante woningen bepalen het karaktervan het gebied. In 2010 zullen er 11.300 woningen zijn gebouwd, waarvan 40% dure koopwoningen, 30% koop- en huurwoningen in het middensegment en 30% sociale huur. Leidschenveen Leidschenveen bestaat uit vier tuindorpen. Het gebied vormt de schakel tussen de grote stad en het Groene Hart. Het kenmerkt zich door een evenwichtige verdeling van wooncomfort, groen en ruimte. Tot 2010 worden er 6.800 woningen gebouwd. De verhouding koop-sociale huur bedraagt 70/30%. Wateringse Veld De vele groenzones en watergebieden, de ruime opzet, de goede bereikbaarheid, het ruime voorzieningenaanbod en de gevarieerde architectuur geven Wateringse Veld de allure van een stad en de intimiteit van een dorp. Dwars door het gebied loopt (van noord naar zuid) een ecologische verbinding die ruimte biedt aan vele planten- en diersoorten. In 2010 zal Wateringse Veld 7.500 woningen tellen, waarvan tweederde koop en eenderde sociale huur. Bovendien zijn hier de eigenaren (corporaties en particulieren) de eerst verantwoordelijke partij. Madestein In Madestein worden 210 kavels uitgegeven aan particulieren. Daarnaast bouwen ontwikkelaars 560 'consumentgerichte' dure woningen. Deze luxe villawijk richt zich op de bovenkant van de deels internationale woningmarkt.
3.3.5 Verkoopvan huurwoningen Naast de herstructurering en nieuwbouw is ook verkoop van huurwoningen een instrument dat midden- en hogere inkomens in de stad kan vasthouden. De gemeente heeft door het verlenen van splitsingsvergunningen verkoop mogelijk gemaakt van circa 10.000 woningen (8.300 corporatiewoningen en 1.700 particuliere woningen). In de Woonvisie wordt gesproken van een verkoopprogramma van de Haagse corporaties van 8.000 woningen in tien jaar. Wij verwachten dat tot en met 2009 2.000 woningen daadwerkelijk zijn verkocht. Ambitie Verkoop sociale huurwoningen Aantal verkopen: 2.000 woningen
3.3.6 Groepen op de woningmarkt die bijzondere aandacht vragen Wij geven met ons woonbeleid ook aandacht aan doelgroepen met specifieke woonwensen. Het gaat hierbij onder meer om jongeren, ouderen, gehandicapten en sociaal kwetsbaren. Juist de huisvesting van deze groepen vraagt in het kader van de stedelijke vernieuwing de nodige aandacht. In de Haagse Woonvisie 2020 (2004) is al stilgestaan bij de wensen en noden van deze doelgroepen van beleid. Sociaal kwetsbare groepen Overlast in woongebouwen en op straat wordt onder andere veroorzaakt door sociaal kwetsbare groepen als dak- en thuislozen en zwerfjongeren. Gelet op het beleid om deze mensen niet binnen
29
aparte instellingen op te vangen, zijn passende projecten met goede begeleiding nodig om overlast te beperken en omwonenden een sociaal veilig gevoel te geven. Jongeren Uit onderzoek blijkt dat er nu en in de toekomst in Den Haag een tekort is aan woonruimten voor jongeren. In vergelijking met steden als Amsterdam of Utrecht is het woningtekort voor jongeren in Den Haag relatief beperkt. Toch is het voor Den Haag belangrijk jongeren te binden aan de stad. Het wel of niet vinden van de gewenste woonruimte is sterk bepalend voor vestiging of vertrek. In de notitie Jongerenhuisvesting worden de volgende acties genoemd: - vergroting van het aanbod zelfstandige woningen voor jongeren, onder andere door het anders labelen van sociale huurwoningen - vergroten van het aanbod onzelfstandige woningen, onder andere het stimuleren van kamerverhuur. Initiatieven die bijdragen aan het vergroten van het aanbod voor jongeren worden ondersteund. Ouderen Voor de doelgroep ouderen is een toename van het aantal toegankelijke woningen een belangrijk uitgangspunt. Daarom maakt toegankelijkheid deel uit van het eisenpakket voor nieuwbouw. In principe zijn alle nieuwbouwappartementen toegankelijk voor ouderen. Het betreft hier circa 40% van de totale nieuwbouwopgave. In M oerwij k, Transvaal en Water ing se Veld zijn of worden woonzorgzones gerealiseerd. In dergelijke zones zijn de woningen, de voorzieningen en de woonomgeving afgestemd op de vraag van ouderen. Ambitie Wonen (doelgroep ouderen) toename aantal toegankelijke woningen: 6.400
3.4
Ambities Omgevingskwaliteit
De kwaliteit van de woonomgeving blijkt zeer bepalend te zijn voor de waardering van het woon- en leefklimaat. Bewoners laten in toenemende mate hun keuze voor een bepaalde woning afhangen van wat ze verwachten van het wonen in de buurt, waarbij veiligheid, sociale contacten (cohesie/wijgevoel, binding met de buurt), de aanwezige voorzieningen en de beleving van de openbare ruimte van groot belang zijn. Het functioneren van de woonomgeving is afhankelijk van de fysieke kwaliteiten van straten, pleinen, parken en gebouwen en van de wijze waarop mensen deze ruimte gebruiken. Voor een kwaliteitsverbetering is aandacht voor zowel deze fysieke als culturele aspecten onontbeerlijk.
3.4.1 Kwaliteitsimpuls openbare ruimte Investeringen in de openbare ruimte moeten marktpartijen en particuliere eigenaren verleiden tot investeringen in het eigen woningbezit. Wij willen vanwege het gebleken succes in de afgelopen periode de strategische investeringen in de openbare ruimte continueren. De prioriteit ligt bij de centrale vernieuwings- en pioniersgebieden. De inrichtingsplannen moeten in harmonie zijn met de aangrenzende bebouwing of directe omgeving. De vormgeving van straten, pleinen en plantsoenen dient te corresponderen met de identiteit van de wijk of het grotere stedelijke weefsel waarvan de openbare ruimte deel uit maakt. De inrichting vervult in dit opzicht een dienende rol. Daarbij besteden we zowel aandacht aan de fysieke als de culturele aspecten. Parkeren Met de kwaliteitsimpuls willen we de herkenbaarheid, toegankelijkheid en veiligheid van de openbare ruimte verbeteren. Het oplossen van de parkeerproblematiek krijgt daarbij bijzondere aandacht. In de nota Parkeren en Wonen komt de parkeerproblematiek aan de orde en worden maatregelen voorgesteld om de parkeerdruk te verminderen. Kernpunten in het parkeerbeleid zijn het streven naar kwaliteitsverhoging door het toevoegen van parkeerclusters voor bewoners en het bevorderen van parkeren op afstand bij transferpunten.
30
Kwaliteitsstandaarden In de Kademota Openbare Ruimte (2004) heeft Den Haag drie kwaliteitsstandaard s vastgelegd voor het geheel van inrichting, onderhoud en gebruik: Residentiekwaliteit, Hofstadkwaliteit en Maatwerfckwaliteit. De eerste is een genormeerde wijze van inrichting en onderhoud die geldt voor alle woon- en werkgebieden van de stad. Hof stadkwaliteit is een extra hoog kwaliteitsniveau voor de binnenstad en Scheveningen. Maatwerkkwaliteit biedt de mogelijkheid om in bepaalde gebieden een bijzondere inrichting te realiseren. Op basis van deze nota is een sterkte/zwakte-analyse uitgevoerd (een quick scan) van de kwaliteit van de openbare ruimte in vergelijking met norm voor Residentiekwaliteit. Naast de opgave in de herstructureringsgebieden blijkt er ook een opgave te liggen in de andere gebieden in de stad. Het gaat onder andere om gebieden die grenzen aan de herstructureringswij ken en met vergelijkbare problemen, zoals de Schilderswijk en de Heesterbuurt. Wij willen een deel van de beschikbare middelen inzetten om een aantal straten en pleinen in deze wijken op het niveau van Residentiekwaliteit te brengen. Op basis van deze quick scan willen wij op een 50-tal locaties de verloedering tegengaan en de leefbaarheid vergroten. De selectie van locaties en de inzet van de instrumenten vindt mede plaats op basis van actuele informatie die bij de ambtelijke managementteams in de Haagse stadsdelen beschikbaar is. Ambities Openbare ruimte - oppervlakte openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls bij stedelijke vernieuwingsplannen in centrale vernieuwings-en pioniersgebieden: 200.000 m2 - oppervlakte openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls in beheergebieden: 40.000 m2 - aanpak van 50 locaties waar de leefbaarheid onder druk staat
3.4.2. Grootschalig groen in de stad Ons programma grootschalig groen richt zich op het structureel verbeteren van de kwaliteit van de stedelijke en bovenwijkse groenstructuren en het verhogen van de samenhang tussen deze stedelijke en de regionale groenstructuur. Het gaat dan niet alleen om de natuurwaarde, maar vooral ook om de recreatieve waarde van groengebieden. Evenals bij openbare ruimte zijn herkenbaarheid, toegankelijkheid en veiligheid uitgangspunten bij de nieuwe inrichting. Wij willen intensievere gebruiksmogelijkheden bevorderen en daarmee ook gebruikers een hogere waardering voor de kwaliteiten van het groen ontlokken. Dit is geheel in overeenstemming met ons voorgenomen beleid met betrekking tot het groen in de stad, dat wij naar verwachting eind 2004 aan de raad zullen voorleggen. Voor de verhoging van de samenhang tussen de verschillende groenstructuren zal op de te onderscheiden projecten voor grootschalig groen intensief worden samengewerkt met de (gemeenten binnen) het stadsgewest en de provincie Zuid-Holland. In aansluiting op ons beleid in de vorige GSB-periode zetten wij in op het verder ontwikkelen en versterken van de drie grootschalige groenstructuren (zie onder). Om planningstechnische redenen krijgt de as Kijkduin - Midden Delfland en de aantakking op Zuidwest daarbij prioriteit. De as Kijkduin - Midden Delfland. Hieronder vallen binnen de gemeentegrenzen de gebieden Westduinen en Wijndaelerduin, de landgoederen Meer en Bos en Ockenburgh én de recreatiegebieden Madestein en De Uithof. Daarbuiten de groene recreatieve verbindingen Holle Watering en Lange Watering (gemeente Westland) en de Zwethzone (gemeente Rijswijk). Groenstructuren Den Haag Zuidwest Hiermee bedoelen we de op de eerdergenoemde as aansluitende binnenstedelijke groenstructuren van Den Haag Zuidwest, te weten Groene Assenkruis, Erasmuszone/Laakzone en Zuiderpark. Landgoederen-as Den Haag - Katwijk Hieronder vallen de volgende groengebieden: Koekamp/Malieveld/Haagse Bos (rijkseigendom). Daarnaast ook de landgoederen Clingendael, Oosterbeek, Marlot en Reigersbergen (gemeenteeigendom).
31
Ambities Groen in de stad - aantal grootschalige groenprojecten: minimaal 2 - oppervlak verbetering grootschalig groen: 170 ha
3.4.3 Cultuurimpuls De herstructurering is naast een sociaal economische vooral ook een stedenbouwkundige en culturele opgave. Wij willen nadrukkelijk oude en nieuwe culturele kwaliteiten een plaats geven binnen het proces van de stedelijke vernieuwing. De aanwezigheid van cultuurhistorische elementen in herstructureringswijken biedt kansen om de identiteit van nieuwe woonmilieus vorm te geven. De vraag naar de culturele waarden van de herstructureringsgebieden is niet los te zien van de ontwerpopgave van het transformatieproces. In de huidige vernieuwingsplannen voor onder andere Zuidwest, Transvaal en R u sten burg-Oostbroek wordt het culturele erfgoed van archeologie, monumenten en stedenbouwkundige structuren geïntegreerd met fysieke cultuurvoorzieningen als broedplaatsen en podia. Den Haag Zuidwest In Den Haag Zuidwest is de cultuurhistorische opzet van de hand van Dudok leidraad voor het stedenbouwkundige plan voor de herstructurering (Structuurvisie Den Haag Zuidwest). Een aantal gebieden, zoals de Dreven, wordt aangewezen als beschermd stadsgezicht. Objecten met duidelijke culturele betekenis, zoals de PIUS X Kerk, de Exodus kerk, de woningbouw Zonneoord van architect Merkelbach en het HBS-schoolgebouw worden gerenoveerd en krijgen zonodig een nieuwe functie. Leegstaande winkelpanden en woningen zijn bestemd als broedplaatsen voor kunstenaars en creatieve startende ondernemers. Het Centrum voor Amateurkunst inventariseert als een soort 'accommodatie ma kei aar' alle plekken en podia (onder andere bij winkelcentrum Leyweg) waar culturele activiteiten mogelijk zijn. Transvaal Het mondiale en multiculturele karakter van de wijk staat centraal bij de vernieuwingsplannen voor Transvaal. (Wijkplan Transvaal, 2003). In deze buurt wordt de Julianakerk omgevormd tot een multifunctioneel en multi-etnisch centrum in de wijk. Het project Op Trek biedt ruimte aan kunstenaars en kunststudenten in leegstaande woningen en gebouwen. Dit betekent een cultuurimpuls voor deze wijk en draagt tegelijkertijd bij aan de leefbaarheid en levendigheid. De recent vernieuwde bibliotheek vormt een belangrijk cultuurcentrum in de wijk. Verder worden in samenwerking met corporaties, kunstinstellingen en het gemeentearchief werkvormen op het gebied van historie en cultuur ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de kennis van het verleden van Transvaal niet verloren gaat.
Rustenburg-Oostbroek en Laakkwartier In de vernieuwing van Rustenburg-Oostbroek en Laak staat behoud van de cultuurhistorische waarden van deze wijken uit de jaren '20 en '30 voorop. De Berlagiaanse opzet vormt een unieke kans om de identiteit en het imago van deze wijken te versterken. Daarbij worden de bijzondere geveldetails in originele staat hersteld. De krachtige stedenbouwkundige opzet van deze wijken wordt versterkt met gerichte kwaliteitsimpulsen in de openbare ruimte. Specifieke thema's Naast een wijkgerichte, integrale cultuurimpuls gekoppeld aan de herstructurering investeren wij ook in specifieke thema's die bijdragen aan het culturele en creatieve klimaat in de stad. Monumentenzorg De Monumentenzorg richt zich op een goede integratie van het cultuurhistorisch erfgoed in het transformatieproces van de stad. In het afgelopen decennium is de bestudering en de inventarisatie van de gebouwde voorraad op cultuurhistorisch gebied gevorderd tot en met de Wederopbouwperiode (1965). Op basis van deze inventarisatie zijn of worden beschermende maatregelen genomen (Aanwijzing beschermde monumenten en stadsgezichten) en is behoud van dit erfgoed meer en meer in planfiguren geïntegreerd. Archeologie De archeologie kan gebruikt worden als inspiratiebron voor de nieuwe inrichting van de stad. Dit versterkt de identiteit en maakt ook dat de burger trots is op z'n stad. In Den Haag is een aantal van dit
32
soort projecten gerealiseerd, zoals de replica's van Romeinse mijlpalen in Water ing se Veld. Wij willen meer van dit soort projecten realiseren, onder andere het opknappen van een 'Stenen Kamer' uit de 13e eeuw in recreatiegebied Madestein. Broedplaatsen Wij willen ruimte bieden aan experimenten en nieuwe ontwikkelingen in de kunst die de toegankelijkheid en de publieksparticipatie vergroten. Naast het behoud en de versterking van de bestaande veelvormigheid van culturele en kunstzinnige voorzieningen is ons beleid gericht op vernieuwingen op kunstgebied. Daarom vinden wij het ondersteunen van bestaande en het creëren van nieuwe culturele broedplaatsen belangrijk. In die zin zullen de Caballerofabriek op de Binckhorst en de energiefabriek op het Constant Rebequeplein in het Regentessekwartier (4.800 m2) ook verder ontwikkeld worden.
Beelden Den Haag profileert zich als beeldenstad. De jaarlijkse internationale beeldententoonstelling op het Lange Voorhout heeft veel allure. Daarnaast leveren de circa 500 vaste beelden een permanente bijdrage aan de kwaliteit en de belevingswaarde van de openbare ruimte. Deze permanente collectie zal meer onder de aandacht worden gebracht door bijzondere opknapbeurten van monumentale kunstwerken, door het belichten van markante en beeldbepalende sculpturen en door een internetsite, publicaties en beeldenroutes.
Ambities Cultuurimputs - aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten aantoonbaar en integraal onderdeel uitmaken van de gebiedsontwikkeling: 7 (Bouwlust, Vrederust, Moerwijk, Morgenstond, Transvaal, Rustenburg-Oostbroek, Laakkwartier) - mate waarin deze kwaliteiten zijn geborgd in lokale planfiguren en beleid: zie tekst.
3.4.4
Bodemsanering
Bodemsanering in Den Maag vindt plaats bij ruimtelijke ontwikkelingen (in het kader van de Bouwverordening) en om milieuhygiënische redenen (risico's voor gezondheid en milieu). De opgave is om alle aanwezige bodemverontreiniging te onderzoeken en waar nodig te saneren binnen één generatie, dat wil zeggen vóór 2030. Uit een recentelijk afgeronde inventarisatie blijken er in Den Haag nog ongeveer 10.000 van bodemverontreiniging verdachte locaties te zijn. Naar verwachting zullen hiervan uiteindelijk 1.000 tot 1.500 locaties moeten worden gesaneerd. Onze opgave is om bij de aanpak van het probleem zoveel mogelijk aan te sluiten bij ruimtelijke ontwikkelingen of om anderszins derden te stimuleren. Daar waar dat niet mogelijk is moet de gemeente zelf onderzoeken en saneren. Vanwege het feit dat de ligging van alle verdachte locaties nu bekend is, zijn er optimale sturingsmogelijkheden voor de gemeente. De inspanning van derden blijft echter maar ten dele te beïnvloeden en is mede afhankelijk van autonome ontwikkelingen. Aanpak locaties Wij zullen de komende vijfjaar 1.750 locaties zelf onderzoeken. Daarnaast zullen 1.750 locaties door de markt worden onderzocht (zonder overheidsbijdrage). Naast bodemsanering ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen ligt de prioriteit ligt bij de milieuhygiënisch meest risicovolle locaties. Verder wil de gemeente 35 locaties vanwege milieuhygiënische redenen zelf saneren. Het betreft dan 35.000 vierkante en 50.000 kubieke meter grond. De hoeveelheid te saneren grondwater bedraagt 175.000 kubieke meter. Uitgedrukt in Bodem Prestatie Eenheden is dit 250.000 BPE. De markt neemt naar verwachting de komende vijfjaar de sanering van 150 locaties voor haar rekening, met de opmerking dat de inspanning van derden een onzekere factor is. Op dit moment is een tiental nazorglocaties bekend, die onderdeel zullen uitmaken van het bodemsaneringsprogramma. Speciale aandacht zal worden gegeven aan de volgende zaken: a) de asbestproblematiek b) vergroting van het inzicht in de bodemproblematiek c) beter ontsluiten van beschikbare gegevens over bodemverontreiniging voor belanghebbenden d) de gevolgen van het nieuwe beleidskader Bodemsanering Bovengenoemde punten zijn nader uitgewerkt in het (concept) Bodemprogramma Den Haag 2005 t/m 2009 Stedelijk Gebied, dat als bijlage is bijgevoegd.
33
Ambities bodemsanering Aantal te onderzoeken locaties Aantal te saneren locaties m2 te saneren grond m3 te saneren grond m3 te saneren grondwater Bodem prestatie eenheden
door de gemeente (ISV-gerelateerd) 1.750 35 35.000 50.000 175.000 250.000
door de markt, zonder overheidsbijdrage 1.750 150 140.000 200.000 600.000 1.000.000
3.4.5 Geluidsanering Een teveel aan geluid is schadelijk voor de gezondheid. Wij willen ISV-middelen inzetten om geluidsoverlast ten gevolge van verkeer aanpakken. De raillijst (geluidbelaste woningen aan het spoor) is inmiddels volledig gesaneerd. Voor de A-lijst is nog een opgave uit te voeren waarbij de voorkeur uitgaat naar verkeersmaatregelen. Wij hebben een aantal maatregelen op het oog om ondanks het beperkte budget toch zo veel mogelijk van de volledige lijst van 2.600 te saneren woningen aan te pakken. De aanpak leunt op vier pijlers: a. Koppeling van geluidsanering aan projecten van andere diensten binnen de gemeente, zoals de aanleg van stil asfalt en de implementatie van 30 km-zones. Deze projecten kunnen de geluidsbelasting op A-woningen reduceren waarmee de kosten van sanering ook aanzienlijk gedrukt worden b. Het stimuleren van gekoppeld saneren: onderhoudswerkzaamheden aan de woning koppelen aan de saneringsingreep. Op deze manier wordt per woning maar eenderde van het budget voor geluidssanering gebruikt. c. Sober en doelmatig saneren: tegen zo laag mogelijke kosten zoveel mogelijk woningen saneren. Gekozen is voorde goedkoopste gevelmaatregel 'achterzetbeglazing'. d. Hanteren van normbedragen: de sanering wordt niet meer achteraf afgerekend op basis van werkelijke kosten, maar er wordt vooraf een maximale bijdrage door de gemeente vastgesteld. Daarnaast kan er een eigen bijdrage van de eigenaar worden gevraagd. Uitgaande van de bovenstaande gegevens is de ambitie voor de komende 5 jaar om 100 woningen per jaar op de A-lijst te saneren. Dit houdt in dat aan het einde van de ISV-2-periode nog eens 500 Awoningen zijn gesaneerd. ISV Ambitie Geluidsanering aantal A-woningen: 500
3.4.6
Luchtkwaliteit
Luchtvervuiling is schadelijk voor de volksgezondheid en het milieu. In de Rapportage Luchtkwaliteit over 2002 is naar voren gekomen dat 19 binnenstedelijke wegvakken naar verwachting in 2010 niet voldoen aan de normen voor stikstofdioxide. Op basis van deze rapportage (nulmeting) hebben wij plannen gemaakt om deze overschrijdingen tegen te gaan. De overschrijdingen kunnen worden gekwantificeerd door het aantal strekkende meter wegvak te bepalen waar de normen in 2010 worden overschreden en waar luchtgevoelige objecten aan gelegen zijn. De knelpunten uit de Rapportage Luchtkwaliteit over 2002 komen neer op 6.650 (m) wegvak. Het plan van aanpak omvat een aantal maatregelen om op deze wegvakken de luchtkwaliteit te verbeteren door de verkeersintensiteit te beperken en/of de verkeersafwikkeling te verbeteren. Bijvoorbeeld door een andere verkeerscirculatie, het weren van bussen op bepaalde routes en snelheidsverlaging op de snelwegen. De knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit vragen ook om algemene maatregelen zoals het ontmoedigen van de mobiliteitsbehoefte, het stimuleren van zuinig rijden en aanscherpen van het parkeerbeleid. Fysieke maatregelen, zoals ondertunneling en o n gelijkvloerse kruisingen zijn ook denkbaar, maar complex en zeer kostbaar en vallen grotendeels buiten het bereik van het ISV. Waar nodig zullen aanvullende maatregelen in het kader van de reguliere begroting worden gefinancierd. Wij monitoren de voortgang jaarlijks.
34
Ambitie Luchtkwaliteit aantal meters binnenstedelijk wegvak dat onder de normen van het Besluit Luchtkwaliteit wordt gebracht: 6.650 meter.
3.4.7 Water en watersystemen De kern van het waterbeleid voor de 21e eeuw wordt gevormd door het principe 'vasthouden, bergen en afvoeren' en voor wat betreft de waterkwaliteit het principe 'schoonhouden, scheiden en zuiveren'. In het uitvoeringsprogramma Waterplan zijn de waterbeheerstrategie, rioleringsmaatregelen, afkoppelen (regenwater scheiden van vuilwater), grondwater en de optimalisatie van inrichting en beheer van watersystemen als hoofdthema's gedefinieerd. Tegelijkertijd maakt Den Haag samen met het Hoogheemraadschap van Delfland een Watervisie voorde stad (gereed 2005). De Watervisie maakt de wateropgave inzichtelijk en geeft aan hoe in de ontwikkeling van verschillende delen van de stad een bijdrage geleverd wordt aan de totstandkoming van een duurzaam watersysteem. 3.4.8 Duurzame ontwikkeling Duurzaamheid is een belangrijk punt van aandacht in het hierboven geschetste transformatieproces van de stad, dat bestaat uit (een mix van) instandhouding en beheer, aanpassing en hergebruik, verdichting en herstructurering. We hanteren daarbij drie typen maatregelen: a. Energtegerelateerde maatregelen. Deze hebben deels betrekking op de reductie van broeikasgassen zoals CO2 en deels op de leveringszekerheid van energie. Onze ambitie is dat de herstructureringsgebieden Duindorp en Spoorwijk in 2009 'CO2-neutraal' zijn. Dat brengen we tot stand door lage temperatuurverwarming in combinatie met duurzame energie. Eenzelfde aanpak hanteren we in Transvaal en Zuidwest. b. Maatregelen gericht op het sluiten van kringlopen van water en toepassing van natuurlijke materialen. c. Maatregelen gericht op het bevorderen van de gezondheid. Inzet daarbij is een gezond binnenmilieu. Wij sluiten aan bij het rijksactieprogramma gezondheid en milieu. Wij maken onze prestaties inzichtelijk via bestaande meetinstrumenten als de EPL (Energie Prestatie op Locatie), ecoquantum en greencalc. Daarnaast wordt gewerkt aan een Duurzaamheidsprofiel gebaseerd op de in het bedrijfsleven gangbare People Planet Profit-methode.
3.5
Zorgvuldig ruimtegebruik
De meeste herstructureringsplannen uit de eerste ISV-periode leiden tot verdunning. In sommige gevallen kan dit ook niet anders, bijvoorbeeld door de extreem hoge bebouwingsdichtheid van de oude woningvoorraad. Daarnaast kennen de Vinexwijken een relatief lage dichtheid. In de Haagse Woonvisie (2004) krijgt het vraagstuk van verdunning en verdichting aandacht. Het toenemend ruimtebeslag heeft ingrijpende gevolgen, zoals de aantasting van de schaarse groene ruimte, uitholling van het draagvlak voor stedelijke voorzieningen en openbaar vervoer en steeds meer autovervoer. Het bouwen buiten het stedelijk gebied dient zoveel mogelijk beperkt om de vitaliteit van de bestaande stad te waarborgen. Intensivering woningbouw Den Haag wil deze trend van verdunning keren door op plekken die zich daarvoor lenen hogere dichtheden te realiseren. Verdichting is vooral kansrijk in centrumstedelijke gebieden, op locaties waar sprake is van functieverandering en langs openbaar vervoersassen. In Zuidwest is binnen de dynamische zone verdichting mogelijk. Op basis van de nu bekende plannen voor de tweede ISVperiode is er in de bestaande stad sprake van een aanzienlijke verdichting van de stedelijke woningvoorraad.
35
Ambitie Intensivering woningbouw saldo nieuwbouw en sloop bestaand bebouwd gebied: 10.000 (nieuwbouw) - 7.200 (sloop) = 2.800 woningen.
3.6
Bereikbaarheid
Wij zetten het in De kracht van Den Haag verwoorde verkeersbeleid voort. Dat wil zeggen dat de stijgende mobiliteit zoveel mogelijk wordt opgevangen door verbetering en uitbreiding van het openbaar vervoer en stimulering van langzaam verkeer. Daarnaast wordt het autoverkeer geconcentreerd op de hoofdroutes en worden verkeersluwe stadsleefgebieden aangelegd. In de tweede ISV-periode zal een aantal projecten (verder) worden uitgevoerd, onder andere de Randstadrail en de Centrumring, busstation Hollands Spoor en De Put. Andere projecten zullen verder worden onderzocht of uitgewerkt, zoals het Trekvliettracé, de tweede fase RandstadRail en de Utrechtse Baan. Kernpunten in het parkeerbeleid zijn het streven naar kwaliteitsverhoging door het toevoegen van pa r keerclusters voor bewoners en het bevorderen van parkeren op afstand bij transferpunten. Bij nieuwbouw van woningen wordt uitgegaan van een voldoende ruime parkeernorm om tegemoet te komen aan het gestegen autobezit van bewoners. Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte zoveel mogelijk wordt opgevangen op eigen terrein.
3.7
Fysieke voorwaarden voor aantrekkelijke sociale en veilige omgeving
We willen de medeverantwoordelijkheid van de burgers voor de leefbaarheid en sociale kwaliteit vergroten. Daarbij richten we ons vooral op de actieve bewoners en organisaties. De inzet van het fysieke instrumentarium gericht op een sociale en veilige leefomgeving verloopt via de stadsdeel-M T's. Het college en de corporaties stellen hierbij onderdelen van hun programma's die geschikt zijn voor invulling op stadsdeel- of buurt niveau beschikbaar aan de stadsdeel-M T's. Sociale herstructurering Meestal worden nieuwbouwplannen gerealiseerd met een bepaalde doelgroep voor ogen. Maar hoe zo'n wijk er na tien of twintig jaar uitziet en hoe de functie van die wijk in het stedelijk weefsel verandert, is niet altijd even makkelijk te voorspellen. Daarom is naast de fysieke herstructurering ook meer aandacht nodig voor de sociale herstructurering. Het gaat om de betekenis van voorzieningen in de sociale infrastructuur, zoals sport-, onderwijs-, zorg- en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven, etc. Bovendien wordt de leefbaarheid van buurten en wijken mede bepaald door de kwaliteit van de sociale relaties daarbinnen. Burgers voelen zich meer verantwoordelijk voor de eigen buurt en wijk als zij contacten hebben met andere bewoners. Voor de Haagse herstructureringsgebied e n worden actieplannen voor de sociale infrastructuur opgesteld. Het gaat daarbij om accommodaties en activiteiten. Daarnaast is er sprake van activiteiten gericht op de sociale samenhang, de zogenaamde informele sociale infrastructuur. Fysieke aanpak leefbaarheid De gemeente Den Haag zet in op 50 plekken, waar fysieke maatregelen tegen verloedering worden genomen. Zie daarvoor ook ons programma leefbaarheid. De lokaties zijn in principe ontleend aan de quick scan van de Kadernota Openbare Ruimte. Voor een deel gaat het om lokaties in centrale vernieuwings-en pioniersgebieden, maar het kunnen ook straten, parken en pleinen in en om het centrum zijn, zoals de Schilderswijk. Deze locaties worden vooraf jaarlijks opnieuw bepaald in overleg met de stadsdeel-MT's. Door jaarlijks en niet ineens voor vijf jaar invulling aan de prestatie te geven, ontstaat de flexibiliteit die nodig is om alert tegen verloedering op te treden. Met kleinschalige fysieke ingrepen kan voorkomen worden dat plekken in de stad afglijden en grootschaliger vern ie u wing operaties nodig worden. Mogelijke ingrepen zijn het plaatsen van verlichting, het verwijderen van graffiti of de verbetering van zichtlijnen door snoeien.
36
Politie Keurmerk Veilig Wonen Het Politie Keurmerk Veilig Wonen {PKVW) is een praktisch instrument om de veiligheid bij zowel nieuwbouw als bij bestaande bouw te toetsen. Wij zetten dit instrument gebiedsgericht in voor de gebieden waar de leefbaarheid en de veiligheid het sterkst onder druk staan. Buiten deze gebieden wordt de toepassing van het PKVW bevorderd als onderdeel van de aanpak van veiligheid en leefbaarheid via de stadsdeelplannen. Voor nieuwbouw is de ambitie om op den duur voor 80% van de nieuwbouwplannen het Politie Keurmerk Veilig Wonen toe te passen. Open doelstelling Fysiek en Sociaal - aanpak van 50 locaties waar de leefbaarheid onder druk staat - uitvoering Politie Keurmerk Veilig Wonen: 7.500 certificaten
3.8
Bovenlokale afstemming
Sommige thema's van het Grotestedenbeleid reiken over de gemeentegrenzen heen. De sleutel tot de oplossing van problemen op het gebied van de woningmarkt, economie, milieu, groen en dergelijke moet soms gezocht worden op het niveau van de regio. Daarom vindt zowel in het kader van het GSB als gebonden aan specifieke thema's bovenlokale afstemming plaats. Ook daar worden in de komende tijd afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over nieuwbouw, bodemsanering en bedrijventerreinen en kantoren. Voor Haaglanden is een regionale woonvisie opgesteld. Hierin zijn ambities op het gebied van wonen vastgelegd. De afspraken voor de periode tot 2010 worden onder meer uitgewerkt in de woningbouwafspraken. Bij het proces van het opstellen van de Haagse Woonvisie 2020 zijn de regionale partners en randgemeenten betrokken. Daarnaast komen andere zaken die de gemeentegrenzen overstijgen aan de orde in het bestuur van Stadsgewest Haaglanden. Dat geldt bijvoorbeeld voor bodem en verkeer, de middelen hiervoor worden deels verdeeld via het stadsgewest. Regionale afspraken zijn verder vastgelegd in het Regionaal Structuurplan, Regionaal plan Luchtkwaliteit, de regionale prestatieafspraken SGH-SVH, de Kantorenstrategie, het Ontwikkelingsprogramma bedrijventerreinen en het regionale /e/surebeleid. Specifiek over de fysieke pijler (ISV-2) vindt bovenlokaal een ambtelijk afstemmingsoverleg plaats, onder voorzitterschap van Stadsgewest Haaglanden. Naast Den Haag hebben de programmagemeenten in het stadsgewest, de provincie Zuid-Holland en VROM zitting in dit overleg. De MOP's van Den Haag en Delft zijn inmiddels besproken. Daarnaast wordt de planning binnen dit gremium afgestemd.
37
Actieprogramma Veiligheid 4.1
Sterke en zwakke punten
Hieronder volgt een korte weergave van de sterke en zwakke punten voor Den Haag voor wat betreft het onderdeel veiligheid binnen de sociale pijler. Sterke punten We hebben een grondig veilig heidsprogram ma opgesteld, getiteld Naar een veilig Den Haag, een opdracht aan alle Hagenaars. Hierin staan de zes prioriteiten van de gemeente Den Haag benoemd. Dit zijn: (1) aanpak jeugdcriminaliteit, (2) aanpak geweldsdelicten, (3) aanpak drugsoverlast, (4) aanpak onveiligheid in de openbare ruimte, (5) handhaving, toezicht en controle en (6) waarden en normen. De prioriteiten leiden tot heldere keuzes in de aanpak van onveiligheid. Deze zijn in concrete projecten vertaald. Er wordt zeer grondig en regelmatig onderzoek gedaan naarde beleving van veiligheid met behulp van gemeentelijke monitoring (stadsenquête en leefbaarheidsmonitor) alsmede door objectieve veiligheidscijfers (politie Haaglanden). Hierdoor is het mogelijk om zinvolle beleidsinterventies te plegen. Met ketenpartners als politie, OM en reclassering hebben we een effectieve samenwerking bij de aanpak \an veelplegers. Er zijn hierbij harde afspraken gemaakt in termen van te behalen resultaten en productie aantallen. De criminaliteitscijfers vertonen een dalende trend ten opzichte van voorgaande jaren. Zwakke punten Reclasseringsinstellingen kunnen wegens capaciteitsgebrek het werk niet aan. Er is in het bijzonder een tekort aan klinische (AWBZ-)capaciteit om personen te behandelen die met psychiatrische problematiek te kampen hebben. Deze groep is met name verantwoordelijk voor veel overlast in wijken. Door insluiting in sobere cellen zonder zorg wordt de daadwerkelijke behandeling van deze mensen nagelaten; dat maakt het voor gemeenten extra lastig om nazorg te bieden. Dat terwijl de nazorg geheel wordt overgelaten aan gemeenten waar het de (ex-)justitiabelen betreft. De regiefunctie van de gemeente op deze keten is lastig omdat een groot deel van de keten juist onder regie en aansturing van het ministerie van Justitie valt. Ten opzichte van de vorige GSB-periode zijn er expliciet twee nieuwe punten aan het thema veiligheid GSB toegevoegd, te weten huiselijk geweld en maatschappelijke overlast. Doelstellingen voor deze gebieden voor de komende perioden zijn in dit MOP dan ook voor het eerst opgenomen. De gemeente Den Haag voert vanaf ultimo 2002 een actief beleid ten aanzien van veelplegers en hotspots. De doelstellingen ten aanzien van deze beide punten zijn aangescherpt waardoor intensivering van de uitvoering van beleid mogelijk is. Zeker tegen de achtergrond dat vanaf 2004/2005 extra middelen voor de gemeente Den Haag beschikbaar zijn, zoals extra celruimte en participatie van Den Haag in Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV).
4.2
Veelplegers
Stelselmatige daders vormen een hardnekkige groep waarvan de Haagse samenleving overlast ondervindt. Een relatief kleine groep criminelen (10-15%) zorgt voor een groot deel van de criminaliteit (60-65%). Tot nu toe is de aanpak van deze groep om een aantal redenen onvoldoende geweest. Dit heeft onder andere te maken met een lage prioriteitsstelling die werd gehanteerd voor de relatief lichtere criminaliteit. Stelselmatige daders zijn veelal verslaafd en of psychiatrisch patiënt. Ze plegen delicten als autokraken, inbraken, winkeldiefstal, vernielingen, bedreiging en zakkenrollerij. Veelal kregen zwaardere delicten tot nu toe voorrang. Een ander probleem is dat de rechters tot nu toe de enkele feiten beoordelen (zaakgebonden) en vonnissen op basis van het afzonderlijke delict. Dit leidt in de regel tot korte straffen. De gemeente Den Haag is met de rijksoverheid van mening dat deze situatie ontoelaatbaar is en acht een doelgerichte en integrale aanpak noodzakelijk. Daarom is een persoonsgerichte aanpak nodig,
38
waarbij het totale criminele verleden van de verdachte in beeld wordt gebracht (en meeweegt) en niet alleen naar afzonderlijke delicten wordt gekeken. Bovendien is het van belang dat de ketenpartners beter samenwerken, zodat actief kan worden opgetreden tegen stelselmatige daders door langere straffen en gerichte begeleidingsprogramma's om recidive te voorkomen. Meerderjarigen en minderjarigen De groep stelselmatige daders valt in twee subgroepen uiteen: meerderjarige en minderjarige daders (in Den Haag ook wel aangeduid als 'veelplegers' en 'doorstromers'). Een methode om langere straffen te eisen is de zogenaamde Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV) waartoe meerderjarige daders voor maximaal twee jaar kunnen worden veroordeeld. De bedoeling daarbij is om op basis van dwang de dader van zijn verslaving en in het verlengde daarvan van zijn criminele gedrag af te helpen. Doel Het terugbrengen van de criminaliteit en overlast die zich uiteindelijk moet vertalen in lagere criminaliteitscijfers voor veel voorkomende delicten als diefstal uit auto en woning, diefstal uit winkel, inbraak etc., en ook tot een lager recidiveniveau onder stelselmatige daders. Dit wordt bewerkstelligd door een pakket aan preventieve en repressieve maatregelen, waaronder individuele trajectbegeleiding, toeleiding naar werk en scholing, maar ook intensieve behandeling door de GGZreclassering en langere opsluiting. Een sluitend systeem van nazorg is hierbij een belangrijke gemeentelijke taak. De hierbij geldende meetindicatoren zijn: - Het percentage jeugdige en volwassen allochtone en autochtone veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocialisatietrajecten wordt aangeboden ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers (in HKS: het landelijk registratiesysteem van de politie). - Het percentage jeugdige en volwassen allochtone en autochtone veelplegers waarvoor door een stad nazorg- en/of resocialisatietrajecten wordt afgerond ten opzichte van het totale aantal geregistreerde jeugdige en volwassen veelplegers (in HKS).4 Concrete aanpak Bij de uitvoering zijn naast de gemeente een aantal cruciale ketenpartners betrokken. Voor de groep veelplegers zijn dit GGZ, Reclassering, het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Voor de groep doorstromers betreft het de Raad voor de Kinderbescherming, het bureau Jeugdzorg, het OM en de politie. De ketenpartners hebben meegeschreven aan het plan van aanpak en zijn nauw betrokken bij de uitvoering ervan door middel van deelname aan werkgroepen en de stuurgroep. De projectresultaten zijn gericht op het langduriger van de straat houden van stelselmatige daders, een afname van het aantal recidi\isten en het terugdringen van criminaliteit en overlast. Dit alles door middel van zwaardere straffen, intensievere begeleiding, resocialisatieprogramma's, oprichting van een nazorg-loket voor stelselmatige daders (LSD) en een actieve monitoring van de doelgroep. Nulmeting In het begin van de aanpak van stelselmatige daders in Den Haag is een nulmeting verricht waaruit de volgende cijfers naar voren kwamen: Er zijn 1.900 veelplegers in de regio Haaglanden. Er zijn 1.700 veelplegers in de stad Den Haag. Daarvan is een top-500 zeer actieve volwassen veelplegers samengesteld. Er worden jaarlijks 300 veelplegers aangepakt. Daarnaast is er is een top 140 jeugdige actieve veelplegers opgesteld. Deze worden jaarlijks ook aangepakt. Van het totale aantal aan te pakken veelplegers is naar schatting 20% autochtoon en 80% allochtoon. Opgemerkt dient te worden dat de politie en het OM niet registreren op etniciteit en dat de gemeente Den Haag van oordeel is dat elke veelpleger, allochtoon of autochtoon, nazorg dient te krijgen.
Er is hier een verschil gemaakt tussen aangeboden trajecten en afgeronde trajecten.
39
Volwassen veelplegers De gemeente Den Haag kent een groep van 1.700 volwassen veelplegers. In Den Haag zijn veelplegers in hun criminele carrière meer dan 10 keer aangehouden voor een misdrijf, waarvan in de periode 2001-2002 meer dan 5 keer. Op basis hiervan is een lijst met ongeveer 500 zeer actieve veelplegers samengesteld. De aanpak van deze groep kenmerkt zich door snel oppakken en voorgeleiden, standaard tien dagen voorlopige hechtenis, stapelzittingen waardoor langere straffen mogelijk zijn en het bieden van nazorg. Overigens wordt momenteel al hard gewerkt aan het realiseren van een elektronisch beheerssysteem voor veelplegers. • Van de top-500 worden er jaarlijks 300 veelplegers aangepakt. Van deze veelplegers komt naar schatting de meerderheid in een sober regime terecht en vindt geen verdere begeleiding plaats. Ongeveer 30 personen komen vanaf 2005 terecht in een intensief programma recidivevrije resocialisatie(dagbesteding, wonen, werken). Dit aantal loopt op (zie tabel hieronder). * Van de 300 jaarlijks aan te pakken veelplegers recidiveert naar schatting driekwart binnen een jaar. Deze personen worden opnieuw opgepakt en voor langere tijd opgesloten. Tabel 1: Ambities volwassen veelplegers Januari 2005 Januari 2006 Januari 2007 Januari 2008 Januari 2009 Aantal veroordeelde 300 300 300 300 300 veelplegers Aantal veelplegers intensieve zorg
30
50
70
80
100
Aantal aangeboden activiteiten nazorg Aantal afgeronde activteiten nazorg5
300
300
300
300
300
300
300
300
300
300
• • •
totaal aantal veelplegers doelgroep: 1.700 maximaal aantal actieve veelplegers: 250 (halvering oorspronkelijke doelgroep) maximaal aantal overige veelplegers: 1.000 aantal ex-veelplegers; 450
De Haagse aanpak richt zich in eerste instantie op de bovengenoemde zeer actieve veelplegers uit de top-500. Dit is een 'dynamische' lijst die halfjaarlijks opnieuw wordt vastgesteld. Voor een beperkt deel van de veelplegers kan een SOV-maatregel worden opgelegd. Deze maatregel is bedoeld voor verslaafde veelplegers waarvoor een dwangprogramma geldt. Den Haag heeft hiervoor 30 cellen in de eerste fase (6 maanden) en 6 cellen in de tweede fase (2 jaar) gekregen. Daarboven nog een toezegging van 6 extra cellen. Daarnaast zijn 12 extramurale plaatsen beschikbaar voor de derde fase. Dertig plaatsen per jaar worden momenteel gevuld. Bij het vullen van deze capaciteit op jaarbasis ontstaan er problemen in fase 2 als gevolg van het cellentekort aldaar. Dit probleem is vooralsnog niet opgelost. Jeugdige veelplegers Jaarlijks stromen 120 minderjarigen door de keten. Daarbij kunnen we twee trajecten onderscheiden: (1) De pro-actieve vrijwillige trajecten voor doorstromers uit de groep van 120 die niet op de top-10 van de bureaus staan, (2) De repressieve trajecten als bijzondere voorwaarde bij een schorsing van de voorlopige hechtenis voor de doorstromers die op de top-10 staan en worden aangehouden. Naast deze trajecten zijn er ook de repressieve maatregelen: schorsing of detentie en - indien er geen voorgeleiding plaatsvindt - een dagvaarding en maatregel Toezicht & Begeleiding. Tenslotte worden er binnen het programma Jeugd en Veiligheid diverse maatregelen genomen om de aanwas van nieuwe veelplegers te voorkomen (zie bijlage).
Het betreft hier enige vorm van nazorg. De basis is: uitkeringsverstrekking, verzekering en een vorm van zorg. Daarbovenop indien van toepassing: woning en toeleiding werk.
40
Tabel 2: Ambities jeugdige veel plegers Januari 2005 Januari 2006 Januari 2007 Januari 2008 Januari 2009 Aantal veroordeelde 120 120 120 120 120 doorstromers Aantal doorstromers met intensieve begeleiding Aantal doorstromers met overige activiteiten Aantal aangeboden activiteiten nazorg Aantal afgeronde activiteiten nazorg
70
70
70
70
70
50
50
50
50
50
120
120
120
120
120
120
120
120
120
120
Na het justitiële traject verstaan voert de gemeente bepaalde aspecten van nazorg uit. De gemeente Den Haag registreert onder de nazorgactiviteiten voor veelplegers de volgende items: de aangeboden c.q. afgeronde schuldhulpverleningstrajecten, scholingstrajecten, werktrajecten, aantal aangeboden woningen, aantal keren aanvraag uitkering, aantal aangemelde verzekeringen.
Ambities aanpak veelplegers Preventieve maatregelen • Individuele traject begeleiding: • Het realiseren van een sluitend netwerk van maatwerktrajecten voor (potentiële) risicojongeren. Bereik: minimaal 2000 jongeren (12-24 jr) in 5 jaar en minimaal 250 ouders/gezinnen in 5 jaar Pleinenimpuls • Het ontwikkelen van een ketenaanpak op pleinen ter voorkoming van het ontstaan van hotspots: • Afname van het aantal risicogroepen op pleinen met minimaal 4 groepen per jaar. • Bereik: minimaal 10 pleinen in 5 jaar. Verhogen van de veiligheid in en rondom scholen. • ledere middelbare school in Den Haag is in het bezit van een concreet werkbaar veiligheidsplan. Alle incidenten worden geregistreerd. Gedurende 5 jaar wordt • jaarlijks 1 workshop veiligheid in- en rondom scholen gegeven. Jongerenproblematiek hotspots • Jaarlijks worden minimaal 4 hotspots (van de 27) aangepakt, daar waar de Jongerenproblematiek het grootst is. Jongeren Toezicht Teams • Er worden 3 jongerentoezichtteams in stand gehouden. Per jaar stromen minimaal 60 jongeren door naar regulier werk of maken een studie af. Repressieve maatregelen: • jaarlijks 300 veelplegers aanpakken (zie ook bovenstaand staatje) • overige 1.200: regulier straffen • 30 SOV-maatregelen op jaarbasis • 140 jeugdigen (tot 18 jaar) met 3- 5 PVs en 2 parketnummers per jaar aanpakken Sluitend systeem van nazorg: • inkoop d efe n s ie project De Uitdaging (duur drie maanden). Streven naar minimaal 30 jongeren per jaar • nazorgtrajecten uitgevoerd door het Leger des Heils, zoals bijv. Herstart, waarin gestreefd wordt 40 jongeren per jaar te begeleiden en indien budgettair mogelijk 60 jongeren • opzet ict-appIJcatie voor monitoring stelselmatige daders (gereed begin 2005) • opzet Loket Stelselmatige Daders met actieve monitoringsrol (gereed begin 2005) • realiseren aantallen nazorg trajecten oplopend van 25 afgeronde trajecten in 2006 tot 85 afgeronde trajecten in 2009 » instellen lokaal casusoverleg waaraan politie, gemeente en OM deelnemen (individuele casusbesprekingen over la s [veroorzakers)
41
4.3
Vermindering overlast op straat
Ons beleid is er sinds vele jaren op gericht overlastgevende situaties aan te pakken met een combinatie van zorg en repressie. In samenwerking met partners als de politie en de hulpverlening hebben we daarvoor een groot aantal instrumenten ontwikkeld. De politie heeft bijzondere bevoegdheden gekregen om de overlast op straat als gevolg van het gebruik van en de handel in harddrugs te bestrijden. Daar waar op straat overlast wordt ondervonden van het gebruik van en de handel in harddrugs, heeft de politie bijzondere bevoegdheden gekregen om deze overlast te bestrijden. De casemanagers van het GGD Vangnet Zorg en Advies zorgen ervoor dat mensen een plaats krijgen in de opvang. Desondanks is er een groep mensen die hardnekkig voor overlast blijven zorgen. Meervoudig verslaafden Een gedeelte van deze groep overlastgevenden bestaat uit dak- en thuisloze hard d ruggebruikers in Den Haag. Binnen de doelgroep van de dak- en thuislozen is voor een groot deel sprake van meervoudige {verslavingsproblematiek. Dit zijn mensen, die aan meerdere soorten drugs tegelijk verslaafd zijn, verslaafd zijn aan medicijnen of een drankprobleem hebben. Een bijzonder moeilijk (benaderbare) groep vormen de gebruikers die opiaten én de gevaarlijke drug gekookte cocaïne gebruiken. Door hun rusteloosheid, agressie en opgefokt gedrag zijn zij moeilijk te motiveren tot hulp. Het is bekend dat zich binnen deze groep ook psychiatrische patiënten bevinden. Het is een totaal andere groep dan de 'klassieke' heroïne verslaafden. In Den Haag is een project in uitvoering waarbij getraind wordt op benadering en begeleiding van cocaïnegebruikers. Overlast uit woningen Overlast wordt echter niet alleen veroorzaakt door dak- en thuislozen. Ook vanuit woningen kan ernstige overlast worden veroorzaakt. Het gaat dan om de gebruikers van zogenaamde drugswoonpanden, maar ook om andere vormen van overlast vanuit woningen. De overlast vanuit dit soort woningen bestaat bijvoorbeeld uit handel in en gebruik van drugs, veelvuldige aanloop (ook in de nachtelijke uren), bedreiging en buurtterreur, vervuiling en geluidsoverlast. In ernstige gevallen kan de burgemeester op basis van de Gemeentewet overgaan tot sluiting van woningen. Doel Den Haag wil de overlast door personen op straat beperken, mede door de realisatie van een sluitende aanpak van sociale opvang en hulpverlening, gericht op overlastgevende personen. De hierbij geldende meetindicator is het percentage overlastgevenden dat in maatschappelijke opvang (24 uur per dag beschikbaar in crisissituaties) kan worden geplaatst ten opzichte van het totale aantal geregistreerde overlastgevenden De status van deze personen wordt besproken in het zogenaamde signaleringsoverleg. Het signaleringsoverleg is per wijkbureau van Politie Haaglanden georganiseerd. Naast de politie nemen gemeente en hulpverlening deel aan dit overleg. Concrete aanpak In Den Haag bestaat op dit moment geen registratie door politie of andere hulpverleners van het aantal overlastgevenden op straat. Mensen uit deze groep met een ernstige (harddrugs)verslaving en/of mensen met een psychiatrische problematiek waarbij een gevaar bestaat voor de persoon zelf of hun omgeving, kunnen met een inbewaringstelling (IBS) worden opgenomen in Parnassia, centrum voor verslavingszorg. Daarnaast is er een groep feitelijk dakloze personen met ernstige gedragsstoornissen. De twee instellingen die in Den Haag werkzaam zijn op het gebied van de laagdrempelige maatschappelijke opvang (dag-en nachtopvang en crisisopvang) kunnen op dit moment deze personen niet altijd opnemen. De weigering of uitzetting van deze personen wordt niet geregistreerd. Naar schatting krijgen jaarlijks ongeveer 150 unieke personen op basis van de bovenbeschreven problematiek een contra-indicatie voor verblijf in de laagdrempelige maatschappelijke opvang. Contra-indicatie opheffen Wij willen de op dit moment bij de instellingen voor maatschappelijke opvang bestaande contraindicatie voor personen met een ernstige gedragsstoornis opheffen. De plaatsen voor deze groep zullen worden gerealiseerd door middel van een samenhangend pakket aan maatregelen, bestaande uit aanpassingen binnen de gebouwen (realiseren van afzonderlijke ruimtes voor de opvang van deze groep), verbetering van de beveiliging binnen de instellingen (uitbreiding beveiligingsformatie, het
42
treffen van andere veiligheidsmaatregelen) en uitbreiding van het aantal beschikbare plaatsen nachtopvang naar 80 plaatsen. In de winterperiode zijn bij lage temperaturen op tijdelijke basis meer plaatsen beschikbaar. De groep van ernstig overlastgevenden maakt niet dagelijks gebruik van de voorzieningen voor maatschappelijke opvang. Ook vertonen zij niet altijd in dezelfde mate ernstige gedragsstoornissen. Daarnaast speelt voor een instelling het aantal op een bepaalde dag op te nemen mensen met een gedragsstoornis een rol: is één persoon wellicht nog op te vangen, opvang van twee of meer personen met dergelijke gedragsstoornissen tegelijk vormt een groter probleem. Het aantal op te nemen personen varieert dus per dag en zal altijd slechts een deel van de doelgroep omvatten. Wij gaan er vanuit dat met het nemen van bovenstaande maatregelen de contra-indicaties niet of nauwelijks meer gehanteerd hoeven te worden en de ambitie gehaatd zal worden. Uiteindelijk moet dit leiden tot een afname van het aantal overlastgevenden op straat. Registratie De instellingen voor maatschappelijke opvang registreren vanaf juni 2004 hoeveel personen op basis van gedragsstoornissen geen toegang krijgen. In 2005 zal deze gegevensverzameling centraal en gecoördineerd plaatsvinden door het CTMO (Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang). Daarnaast zal de politie in samenwerking met hulpverleners en gemeente het aantal overlastgevenden op straat registreren. Op basis hiervan kunnen wij formuleren hoeveel overlastgevenden (personen met ernstige gedragsstoornissen) binnen de maatschappelijke opvang opgenomen kunnen worden. Ambities - instellingen voor maatschappelijke opvang laten registreren hoeveel personen contra-indicatie krijgen - registratie aantal overlastgevenden op straat - creëren opvangplaatsen voor een deel van de groep ernstige overlastgevenden (verhogen aantal plaatsen tot 80)
4.4
Huiselijk geweld
Huiselijk geweld is de meest voorkomende geweldsvorm in onze samenleving. Bij geen enkele geweldsvorm vallen zo veel slachtoffers als bij huiselijk geweld. Jaarlijks sterven 70 vrouwen en 75 kinderen in Nederland aan de gevolgen ervan. Naast de fysieke gevolgen ondervinden slachtoffers vaak grote psychische gevolgen. Meer dan een kwart van de bevolking is (in een bepaalde periode of meerdere perioden van zijn of haar leven) wekelijks of dagelijks slachtoffer (geweest) van huiselijk geweld. Het komt voor in alle maatschappelijke milieus en binnen alle culturen. In bijna de helft van de gevallen zijn kinderen betrokken. De recidive is hoog: 46%. Slechts in 15% van de gevallen wordt aangifte gedaan. Het werkelijke aantal gevallen van huiselijk geweld ligt nog vele malen hoger dan uit de registratie naar voren komt: in verreweg de meeste gevallen wordt geen melding bij de politie gedaan. Voorkomen, helpen en dwingen Wij willen de komende jaren huiselijk geweld terugdringen en de gevolgen ervan beperken. Voor de realisatie van dit doel is een onderling samenhangend aanbod noodzakelijk van preventie/vroegsignalering, adequate opvang, hulpverlening en nazorg aan slachtoffers, plegers, kinderen en overige betrokkenen bij huiselijk geweld. Voorts is het relevant dat slachtoffers, plegers, professionals, intermediairen en overige relevante beroepsgroepen op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er zijn bij de bestrijding ervan. Voorkomen, helpen en dwingen zijn onlosmakelijk verbonden aan een effectieve aanpak van huiselijk geweld. Gezamenlijk moeten alle partijen uit de keten hun verantwoordelijkheid nemen. De gemeente is als regisseur verantwoordelijk voor het bijeenbrengen van al deze partijen en het maken van samenwerkingsafspraken.
43
Plan van aanpak huiselijk geweld 2004-2009 Om het bovenstaande doe) te bereiken hebben wij een plan van aanpak ontwikkeld dat bestaat uit een vijftal deelprojecten. De concreet te behalen prestaties per deelproject staan hieronder beschreven. 1. Advies- en steunpunt huiselijk geweld We zetten een Advies-en Steunpunt huiselijk geweld op, om een laagdrempelige en goed bereikbare (24 uur per dag, 7 dagen per week) voorziening te creëren voor slachtoffers, plegers en overige betrokkenen van huiselijk geweld. Het Advies- en Steunpunt biedt trajectbegeleiding aan cliënten. Deze vorm van begeleiding sluit enerzijds het beste aan bij de verantwoordelijkheden van hulpverleningsinstellingen en is anderzijds een antwoord op de vraag van cliënten. Via hulpvraagverheldering worden cliënten actief bij een passende hulpverleningsinstelling ondergebracht. De trajectbegeleiders dragen tevens zorg voor het onderbrengen van het gezin als geheel. (slachtoffer, pleger). Het advies- en steunpunt huiselijk geweld werd op 25 november 2004 geopend. Vanaf dat moment zullen de meldingen van huiselijk geweld bij dit meldpunt geregistreerd worden. Op dit moment vindt er geen eenduidige registratie van huiselijk geweld plaats. Op basis van het aantal telefoontjes bij andere meldpunten in het land, waarbij de Haagse bevolkingssamenstelling in ogenschouw is genomen, verwachten wij in het eerste jaar 1.300 meldingen. Het plan van aanpak zal tot en met 2009 worden uitgevoerd. In de eerste jaren is het mogelijk dat er een stijging van het aantal meldingen zal plaatsvinden doordat dit de eerste keer is dat er op een systematische wijze aandacht wordt besteed aan huiselijk geweld in Den Haag. De laatste twee jaar hopen wij een duidelijk daling te zien ten opzicht van de eerste jaren met 5% per jaar. Ambities - advies- en steunpunt huiselijk geweld operationeel per 25 november 2004 - in 2005 worden 1300 meldingen van huiselijk geweld verwacht - in 2006 en 2007 een stijging van het aantal meldingen - in 2008 en 2009 een eerste daling van het aantal meldingen met maximaal 5% per jaar
2. Convenant huiselijk geweld Wij zullen met alle betrokken dienst- en hulpverleningsinstellingen in Den Haag voor de start van het advies- en steunpunt huiselijk geweld een convenant ondertekenen. In dit convenant zullen inspanningsverplichtingen en werkafspraken per participerende instelling worden vastgelegd. Het convenant zal in de looptijd van het project huiselijk geweld jaarlijks worden geëvalueerd met de betrokken instellingen en indien nodig worden bijgesteld. Ambities -ondertekening convenant tussen alle betrokken dienst-en hulpverleningsinstellingen in Den Haag op 25 november 2004 -jaarlijkse evaluatie van de in het convenant beschreven inspanningsverplichtingen en werkafspraken - indien nodig, bijstelling van de gemaakte afspraken
3. Publiekscampagne Op 25 november 2004 gaat, tegelijk met de opening van het advies- en steunpunt huiselijk geweld, een intensieve publiekscampagne van start. Doel hiervan is slachtoffers, plegers, getuigen en overige betrokkenen van huiselijk geweld te laten beseffen dat huiselijk geweld niet normaal is en gestopt moet worden. De slogan van de publiekscampagne is: 'Huiselijk Geweld is niet normaal! Er is een Advies- en Steunpunt, het telefoonnummer is: 0900-0443322. Anoniem bellen is altijd mogelijk'. De publiekscampagne zal gedurende de looptijd van het Plan van aanpak huiselijk geweld jaarlijks worden herhaald. In 2005, 2007 en 2009 kleinschalig en in 2006 en 2008 grootschalig. In de publiekscampagne zal een mix gebruikt worden van massamediale kanalen en intensieve kleinschalige acties voor specifieke doelgroepen. Het bereik van de publiekscampagne wordt jaarlijks geëvalueerd.
44
Ambities - start publiekscampagne huiselijk geweld op 25 november 2004 -jaarlijkse herhaling van de publiekscampagne (kleinschalig en grootschalig) tot en met 2009 4. Verwijsgids De (digitale) verwijsgids zal een up-to-date overzicht geven van adressen, bereikbaarheid, openingstijden en hulpverleningsaanbod van alle instellingen in Den Haag die te maken hebben met huiselijk geweld. De verwijsgids zal ter beschikking worden gesteld van alle beroepsgroepen en intermediairen die tijdens hun werkzaamheden geconfronteerd kunnen worden met huiselijk geweld.
Ambities - in de eerste helft van 2005 zal de verwijsgids verspreid worden onder alle beroepsgroepen en intermediairen binnen dienst- en hulpverleningsinstellingen die te maken hebben of kunnen krijgen met alle vormen van huiselijk geweld - de verwijsgids zal in ieder geval jaarlijks up-to-date worden gemaakt
5. Deskundigheidsbevordering Beroepsgroepen en intermediairen binnen maatschappelijke en particuliere dienst- en hulpverleningsinstellingen die te maken hebben of kunnen krijgen met alle vormen van huiselijk geweld, krijgen vanaf het eerste kwartaal 2005 een training. Hierdoor kunnen zij in een vroegtijdig stadium huiselijk geweld signaleren, ze weten signalen op de juiste wijze te interpreteren, ze zijn op de hoogte van de achtergronden en mechanismen bij huiselijk geweld en weten welke acties zij kunnen ondernemen om te komen tot een adequaat hulpverleningsaanbod. Ambities - \anaf het eerste kwartaal van 2005 deskundigheidsbevordering van beroepsgroepen en intermediairen binnen maatschappelijke en particuliere dienst-en hulpverleningsinstellingen die te maken hebben of kunnen krijgen met alle vormen van huiselijk geweld -deskundigheidsbevordering zal doorlopend plaatsvinden gedurende de looptijd van het plan van aanpak huiselijk geweld
4.5
Vermindering criminaliteit in risicogebieden
Sinds september 2003 spannen we ons in om op de 26 meest onveilige plekken in de stad de veiligheid te verbeteren. Deze gebiedsgerichte aanpak is nodig omdat de criminaliteitscijfers en de beleving van veiligheid door burgers op deze plekken in de stad beneden het gemiddelde liggen. Per hotspot is een plan van aanpak opgesteld en is de eerste rapportage van resultaten naar de raad verzonden. Hots pots Een hotspot is gedefinieerd als: • een locatie die langer dan 3 maanden overlast geeft • een locatie met een meer dan gemiddelde overlast (met bijbehorende overtredingen, klachten van burgers etc.) • een locatie waar een intensieve gezamenlijke aanpak van politie, gemeente en locale partners vereist is om deze overlast te beëindigen en de situatie te normaliseren • een locatie waarbij de overlast niet door middel van een incidentele inzet van politie en/of gemeente kan worden aangepakt, maar waar een duurzame aanpak van tenminste vier maanden vereist is. • De aanpak van een hotspot sluit hierop aan en wordt gekenmerkt door een bovengemiddelde politie inzet, een samenhangende preventieve en repressieve aanpak gedurende een langere periode en een gezamenlijke inzet van politie, gemeente en maatschappelijke partners.
45
Doel Met de gezamenlijke inspanningen van burgers, bedrijven en gemeenten willen we per hotspot bereiken dat er minder overlast is en een hoger niveau van veiligheid. Eens in de \ier maanden evalueren we de voortgang van de inspanningen; leiden de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk tot verbeteringen? Wij stellen de raad in kennis van de uitkomsten. De rapportages worden gebruikt om bij te sturen en om aan de raad en de burgers concreet aan te geven wat wij op het gebied van de aanpak van onveilige gebieden gepresteerd hebben. Concrete aanpak De monitoring van hotspots gebeurt volgens een vast stramien. 1. Het vaststellen van de lijst met hotspots aan de hand van bovenvermelde criteria en in overleg met de stadsdeelcoördinatoren en de politie. 2. Het opstellen van een plan van aanpak door de projectleider in samenwerking met de betrokken partijen. De projectleider is altijd de betreffende stadsdeelcoördinator dan wel de veiligheidscoördinator van het stadsdeel. 3. Het bespreken van het plan van aanpak in het stadsdeel-MT, waarbij iedere betrokken partij commentaar kan leveren. 4. Het vaststellen van de hotspots op stadsdeelniveau. 5. Het vaststellen van de hotspot plannen van aanpak door de commissie Veiligheid en Bestuur. 6. Het uitvoeren van de afspraken in het plan van aanpak. 7. Het viermaandelijks rapporteren van de behaalde resultaten per hotspot. Periodieke rapportage De plannen van aanpak bevatten de resultaatafspraken die partijen met elkaar maken. Nadat deze opgesteld zijn, begint de uitvoering. De verslaglegging van de uitvoering vindt plaats door periodieke rapportages aan de raad. De periodieke rapportage begint met het beschrijven van de kwalitatieve voortgangsstatus, waarin kort vermeld wordt wat het probleem is, welke voorgenomen acties er bestaan, wat de resultaten zijn en met name hoe het met de voortgang is gesteld. Het tweede onderdeel bevat de voortgang op de prestatie-indicatoren en resultaatindicatoren. Het betreft hier een meer kwantitatieve voortgangsstatus. Er wordt beschreven wat er tot op dat moment gerealiseerd is, wat daarvan de status is en wie daarvoor verantwoordelijk is. Ook worden eventuele knelpunten alvast gemeld. Van de resultaat indicatoren wordt (1) het aantal meldingen bij de politie aangegeven en worden (2) tevens de uitkomsten van de interviews met omwonenden aangegeven. Het derde onderdeel van de periodieke rapportage bevat een korte impressie van de algehele stand van zaken en geeft mogelijke risico's en knelpunten aan. Het gaat hier om een algemene toelichting op de stand van zaken. Ambities hotspots In 2004 zijn er 27 zogenaamde hotspots geïdentificeerd. Uiteindelijk streven wij naar • een verregaande vermindering van het aantal hotspots tot 9 hotspots in 2009 (tweederde van het huidige aantal hotspots is dus verdwenen in 2009) • in de periode 2005-2010 komen er naar schatting 5 nieuwe hotspots per jaar bij • van het totaal van 25 nieuwe hotspots is de taakstelling om 50% hiervan te hebben afgevoerd als hotspot in 2009 • het resultaat moet ook blijken uit een afname van de overlastmeldingen bij de politie met 25% in 2006 en 35% in 2009 Maatregelen Er is een reeks van maatregelen gemoeid met het bereiken van dit resultaat. Maatwerk staat daarbij voorop. Het gaat om een samenspel van: • repressieve maatregelen gericht op de aanpak van veelplegers ter plaatse • instellen van een Keurmerk Veilig Ondernemen voor winkelcentra en bedrijventerreinen. Gegeven het huidige niveau van inspanning (ambitie: 2x3 locaties die een KVO hebben t/m 2006) streven we in het kader van GSB en de Impuls Haagse Economie naar 15 locaties t/m 2009. Daarbij gaat het om locaties waar een forse extra inspanning wordt gedaan in het kader van de veiligheid, dus de meest onveilige locaties. • politieoptreden en inzet van diensten en instellingen zoals verwoord in de plannen van aanpak per hotspot. • fysieke maatregelen op 50 locaties ter voorkoming verloedering .
46
versterken sociale samenhang (burgerparticipatie) en via projecten inzetten op 'schoon, heel en veilig' (het voormalige M e n se n werkprogramma Sociaal Leefklimaat), openbaar vervoer en stations: vermindering delicten en onveiligheidsgevoelens op stations, haltes en OV-lijnen door gezamenlijke maatregelen politie, HTM, NS en gemeente. Politiekeurmerk Veilig Wonen: 80-90% van de nieuwbouwplannen PKVW.
47
Actieprogramma Leefbaarheid 5.1
Sterke en zwakke punten
Op basis van De Staat van de Stad en de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor en de Stadsenquête kunnen wij de volgende conclusies trekken. De bewoners van de stadsdelen Centrum, Escamp en Laak waarderen de leefbaarheid van hun woonomgeving aan het eind van de vorige GSB-periode (2000-2004 ) lager dan aan het begin daarvan, waarbij het gevoel van achteruitgang van leefbaarheid zich vooral in bepaalde wijken voordoet. De waardering van de leefbaarheid in de overige stadsdelen (Haagse Hout, Loosduinen, Segbroek en Scheveningen) is licht gestegen. De beleving van veiligheid sluit hierbij aan: de inwoners van Centrum en Laak voelen zich relatief het vaakst onveilig in hun eigen buurt, waarbij het gevoel van onveiligheid het sterkst toegenomen is in Laak. Loosduinen, Scheveningen en Haagse Hout worden het meest veilig gevonden. Voor Leidschenveen/Ypenburg is de vergelijking met het jaar 2000 nog niet mogelijk. Knelpunten Bewoners noemen als belangrijkste problemen: hondenpoep en rommel/vervuiling, diefstal/beschadiging en inbraak, graffity, inbraak, en overlast zwerfvuil, graffiti. De mate waarin Hagenaars zich medeverantwoordelijk voelen aangaande de leefbaarheid in hun buurt, en de beleving van de sociale kwaliteit van de omgeving (hoe goed mensen in de buurt elkaar kennen, met elkaar omgaan en zich thuis voelen) is toegenomen. De minste saamhorigheid wordt ondervonden in Centrum, Laak en Escamp. Burgers geven aan dat zij samen met de gemeente willen inzetten voor het verhogen van de leefbaarheid in hun buurt. Ze verwachten van de gemeente dat zij zorgt voor een duidelijk aanspreekpunt voor leefbaarheidskwesties en dat zij strenger handhaaft en intensiever toezicht houdt. Gevoel Leefbaarheid gaat voor een groot deel om belevingen en gevoelens. Dat maakt het moeilijk om het onderwerp te objectiveren. Bovendien is er de paradox dat ondanks de extra inzet van de gemeente bewoners van de meest problematische gebieden minder tevreden zijn over de leefbaarheidssituatie. Een mogelijke verklaring is dat juist in die problematische gebieden de doorstroming van bewoners hoog is. Hierdoor is het lastig te meten of de extra gemeentelijke inzet effect sorteert. Het lijkt er op dat de extra inzet noodzakelijk is geweest - en in de toekomst ook zal blijven - om aantasting van de leefbaarheid te voorkomen.
5.2
De opgave
Wij willen bereiken dat: het oordeel van bewoners over hun woonomgeving qua leefbaarheid en veiligheid in 2009 tenminste op hetzelfde niveau is als in 2004; voor de wijkplangebieden is de ambitie de waardering van woonomgeving te verbeteren. - bewoners daadwerkelijk meer (mede)verantwoordelijkheid nemen voor de leefbaarheid in hun buurt. Om dat resultaat te bereiken geven wij in aanvulling op onze reguliere inzet voor het beheer van en toezicht op de openbare ruimte in de periode 2005-2010 extra aandacht aan de centrale vernieuwingsgebieden, de pioniersgebieden en aan die bepaalde wijken en buurten in beheergebieden waar de leefbaarheid en veiligheid onder druk staat. De extra aandacht voor leefbaarheid en veiligheid in bijvoorbeeld de Schilderswijk past in deze aanpak. Pluspakket Het gaat bij deze extra inzet om een 'pluspakket' op maat dat fysiek en/of sociaal kan zijn, afhankelijk van de situatie in de buurt. Het pakket omvat projecten en activiteiten om de buurt schoon, heel en mooi te houden, investeringen in de veiligheid van woningen, complexen en de buitenruimte en maatregelen om overlast te verminderen. En waar nodig extra inzet op beheer, handhaving en toezicht. Het streven is om waar mogelijk door investeringen in veiligheid het Politie Keurmerk Veilig
48
Wonen te behalen en met bewoners, bedrijven en corporaties afspraken te maken over het handhaven van de leefbaarheid. Concreet kan een aanpak bijvoorbeeld bestaan bestaat uit een (eenmalige) schoonmaakbeurt waarbij o.a. graffiti wordt verwijderd, rondslingerende fietsen en fietswrakken worden opgeruimd, hekken en verlichting worden gerepareerd en gebreken aan het straatmeubilair worden hersteld. In de periode 2005-2010 worden volgens deze aanpak minimaal 50 locaties waar de leefbaarheid onder druk staat, aangepakt met onder meer aanvullend beheer en toezicht op de gepleegde investeringen (=investeringsbescherming). Dit gebeurt in het kader van de open doelstelling binnen het fysieke domein.
5.2.1 Investeren in de sociale infrastructuur en bewonersparticipatie Voor het herstructureringsgebied Den Maag Zuidwest is in september 2004 een actieplan voor de sociale infrastructuur vastgesteld, na uitvoerige raadpleging en inspraak van betrokkenen in het stadsdeel. Voor de overige Haagse herstructureringsgebieden wordt overwogen een vergelijkbare aanpak te hanteren. Daarin gaat het om accommodaties en activiteiten (de zgn. formele sociale infrastructuur), maar ook om sociale samenhang en de kwaliteit van de sociale relaties (de 'informele sociale infrastructuur1). Bewoners moeten zich thuis kunnen voelen in hun woning, woonomgeving en in de buurt. De buurt en de wijk moeten als onderdeel van de sociale kwaliteit mogelijkheden bieden voor ontmoeting, ontwikkeling en ontplooiing. Voor beheer, leefbaarheid en veiligheid moeten bewoners ook hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Zij worden daarbij door de gemeente en de corporaties ondersteund als dat nodig is. Het 'pluspakket' sluit aan op de mogelijkheden van bewoners om de eigen verantwoordelijkheid in te (kunnen) vullen. Beproefde en nieuwe methoden Wij richten ons op verbetering van de (perceptie van) de sociale kwaliteit van de buurt en op de toename van het aantal bewoners dat zich medeverantwoordelijk voelt voor de buurt. Belangrijkste middel hiervoor is het stimuleren en faciliteren van initiatieven van individuele en georganiseerde bewoners. Deze inzet verliest aan effect, als de allochtone bewoners hierin onvoldoende participeren. Extra inzet zal dan ook worden gegeven aan de participatie van allochtone bewoners. De vorm van die bewonersinitiatieven kan, afhankelijk van wat er in de buurt speelt en van wat mensen zelf willen, uiteenlopen van inmiddels vertrouwde activiteiten als wijkschouwen, nachtpreventie, Marokkaanse buurtvaders en multiculturele ontmoetingen tot nieuwe aanpakken als bijvoorbeeld de straatvertegenwoordigers in Laak, de aanpak van agressie in het openbaar vervoer (zie het met de Hein Roethofprijs 2003 bekroonde project Trek die lijn), buurtbemiddeling en het eerste experiment in Nederland met het oorspronkelijk Duitse instrument Planungszelle (burgeradvieskring). Eigen verantwoordelijkheid Wij leggen daarbij niets op. Van vitaal belang is dat bewoners zelf verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van hun leefomgeving. Dat werkt het best als ze dat op hun eigen manier doen, binnen kaders die niet knellen, maar juist inspireren en prikkelen. Wel zullen we instrumenten en werkwijzen waarvan we verwachtingen hebben onder de aandacht van burgers brengen. Daarom zullen in een aantal gevallen ook wijzelf, of de corporaties, de trekkersrol vervullen. Gemeente en corporaties houden bij de aanpak van leefbaarheid en veiligheid ook bij het eventueel ontbreken van bewoners initiatieven of actieve participatie altijd een eigen verantwoordelijkheid. 5.2.2 Handhaving en toezicht, verminderen van overlast Handhaving en toezicht is een noodzakelijke aanvulling op eigen verantwoordelijkheid van burgers en op de beheers- en onderhoudsinspanningen van gemeente en andere organisaties. Op basis van een analyse van de bestaande handhavingarrangementen werken de diverse partijen aan een versterking van de sturingsmogelijkheden op stadsdeelniveau. Daarbij wordt aangesloten op bewonersinitiatieven zoals nachtpreventie, buurtvaders en buurtinterventieteams en de maatwerkaanpak wat betreft leefbaarheid, veiligheid en bewonersparticipatie. Wij breiden de gemeentelijke handhavingscapaciteit uit met Controleurs Openbare Ruimte. In 2004 zullen 28 van deze handhavers als toezichthouder en buitengewoon opsporingsambtenaar worden ingezet. Wij willen dit aantal met 25 verhogen. De extra handhavers worden ingezet op plekken waar de leefbaarheid onder zware druk staat. Waar nodig kunnen wisseldiensten worden gedraaid en kan ook 's avonds toezicht en controle plaatsvinden. Onze aanpak van die plekken is vergelijkbaar met de
49
hotspot-aanpak die is ontwikkeld in het kader van het gemeentelijke Veiligheidsplan. Om het gewenste effect te sorteren zullen de in te zetten handhavers beschikken over een adequate opsporingsbevoegdheid, zodat zij ook sancties/boetes kunnen uitdelen..
5.3
Ambities leefbaarheid
Outputdoelstelling Fysieke aanpak van plekken waar leefbaarheid onderdruk staat Intensiveren handhaving en toezicht
Ambities Aanpak minimaal 50 locaties 25 extra Controleurs Openbare Ruimte
50
Actieprogramma integratie en educatie 6.1
Inburgering
Inburgering is een onderwerp dat in de gemeente Den Haag een prominente rol speelt. Het is noodzakelijk dat iedereen in de Haagse samenleving volwaardig kan participeren. De gemeente spant zich tot het uiterste in om nieuwkomers zo goed mogelijk op weg te helpen en ook oudkomers hierbij te ondersteunen. Het gemeentelijk taaioffensief is één van de speerpunten van het collegebeleid. Den Haag kiest in haar aanpak voor een intensief contact met inburgeraars die een inburgeringscursus (gaan) volgen. Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor de ambities en de wensen van de migranten zelf. Maatwerk is het uitgangspunt. Nieuwkomers *) Ingevolge de Wet inburgering nieuwkomers (Win) is Den Haag verplicht elke nieuwkomer, binnen de daarvoor wettelijk gestelde termijn, de gelegenheid te bieden aan te vangen met een inburgeringsprogramma. Volgens de prognose zal in 2005 een aantal van 2.000-2.600 nieuwkomers een inburgeringstraject volgen. Óf Den Haag deze wettelijke verplichting, zonder de vorming van wachtlijsten, waar zal weten te maken hangt af van het budget dat hiervoor door het rijk ter beschikking zal worden gesteld. Na een eerste bezuiniging van 37% op de rijksbijdrage in 2004, is een volgende inkrimping van 20% voor 2005 inmiddels aangekondigd. De in eerste instantie toegekende rijksbijdrage inburgering voor 2004 volstond om 1.750 trajecten te bekostigen. Door de inzet van gemeentelijke middelen en WEB gelden (Wet Educatie Beroepsonderwijs) kon dit aantal opgetrokken worden tot 2.075. Dankzij een verleende compensatie op de rijksbijdrage is Den Haag alsnog in staat gesteld aan haar wettelijke verplichting van 2.400 trajecten in 2004 te kunnen voldoen. Of óók in 2005 sprake zal zijn van een dergelijke compensatie op de rijksbijdrage is nog volstrekt onzeker. Vanwege de medio 2006 verwachte stelselwijziging inburgering, en de hiermee samenhangende onzekerheden, kan Den Haag haar ambities voor de jaren vanaf 2006 (nog) niet in de vorm van outputdoelstellingen formuleren. Oudkomers *) In Den Haag wonen ruim 70.000 oudkomers. Oudkomers zijn niet verplicht een inburgeringscursus te volgen. Omstreeks 40.000 van hen beheersen niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal, waardoor zij mogelijk in een achterstandspositie verkeren of daarin dreigen te geraken. Ervan uitgaande dat het Haagse aandeel uit het rijksbudget tenminste op hetzelfde niveau blijft als in 2004 wil Den Haag in 2005 minimaal 1.325 oudkomers een inburgeringstraject laten starten. Daarnaast volgen omstreeks 900 oudkomers, die in 2004 zijn gestart, nog een inburgeringscursus in 2005. Zo'n 440 oudkomers volgen een cursus oudereducatie en 300 een aanbod van de stichting Ontmoeting Buitenlandse Vrouwen. Enige honderden oudkomers volgen een (duaal) traject NT2 in het kader van reïntegratie op de arbeidsmarkt. De inburgering van oudkomers richt zich vooral op laagopgeleiden binnen drie prioritaire groepen: opvoeders, werklozen en geestelijk leiders. *) Onder voorbehoud van de uitwerking van het beleid van het ministerie van OCW en de minister van V&l
6.2
Integratie
Het college blijft op een evenwichtige wijze nadruk leggen op de sociaal-economische en culturele component van integratie. Het gaat niet alleen om het inhalen en voorkomen van achterstanden op materieel vlak, maar ook om het bevorderen van contact en dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Den Haag. Centraal thema is binding met onze stad en tussen onze inwoners, hetgeen naadloos aansluit bij de titel van het beleidsakkoord Den Haag dat zijn we allemaal. De Haagse samenleving is zo veelkleurig dat integratiebeleid integraal beleid is, maar ook moet zijn. Het gaat om alle aspecten van het Haagse beleid en de uitvoering daarvan. De belangrijkste aspecten van het integratiebeleid zijn het verwerven van de Nederlandse taal (inburgering/taaloffensief), het
51
ondersteunen van de dialoog in de Haagse samenleving en de verbetering van de sociaaleconomische positie van nieuwe Hagenaars. Intensivering van de uitvoering De raadsfracties van de Haagse gemeenteraad zijn met het initiatiefvoorstel gekomen voor een lokaal integratiebeleid. De gemeente is van mening dat de inspanningen op het terrein van integratie opgevoerd moeten en kunnen worden. Sinds 2002 is de urgentie van de integratieproblematiek overduidelijk toegenomen. De discussie over witte en zwarte wijken en scholen, emancipatie van vrouwen, de mate van immigratie in Nederland, de taalachterstand en de sociaal-economische situatie van nieuwe Hagenaars vormen hiervan enkele voorbeelden. Wij onderschrijven het uitgangspunt om bij het formuleren van het Haagse integratiebeleid met name in te gaan op door de gemeente te beïnvloeden factoren. Dit geeft tevens de beperkingen aan van het gemeentelijke integratiebeleid. Wij zijn voornemens in ieder geval extra inspanningen te verrichten ten aanzien van de volgende punten: - Bij consultatiebureaus ouders actief informeren over NT2 aan kinderen - Stimuleren van Nederlands als omgangstaal - Stimuleren van huiswerkbegeleiding, onderwijs op zaterdag en gedurende vakantie - Vergroten van ouderparticipatie - Handhaven leerplicht - Bestrijden van voortijdig schoolverlaten - Taaistages en inburgerkoppels voor nieuw- en oudkomers o.a. via productafspraken met Decentrale Weizijns Organisaties - Aanpakken van de negatieve effecten xen illegaliteit en malafide infrastructuren en bepleiten van effectieve instrumenten hiervoor bij het rijk - Aandacht voor hogere functies binnen het multi culturele personeelsbeleid - Investeren in de emancipatie van vrouwen, meisjes en jongens o.a. via plaatselijk PaVEM-team (Participatie van Vrouwen van Etnische Minderheden) - Intensivering van aanpak huiselijke geweld en vergroten capaciteit van vrouwenopvang - Binnen regulier beleid extra aandacht vrouwe n bes n ij de n i s, onderdrukking van homoseksuelen, aanzetten tot haat, discriminatie en onverdraagzaamheid - Dialoog voortzetten met religieuze organisaties in onze stad
6.3
Onderwijs, jeugd en educatie
Wij hebben veel werk gemaakt van ons lokaal onderwijsbeleid, zowel met gemeentelijke middelen als rijksmiddelen. Het accent ligt hierbij op het onderwijsachterstandenbeleid. Als we nu de situatie in Den Haag bekijken, dan zijn de volgende goede resultaten van het beleid zichtbaar.
6.3.1
Sterke en zwakke punten
Sterke punten • Met het WE-beleid (Voor- en Vroegschoolse Educatie) wordt 50% van de doelgroepkinderen bereikt • Consultatiebureaus hebben een hoog bereik, 97% van de O- tot 1,5 jarigen bezoekt een bureau. - Voor niet bereikte kinderen en ouders is een vangnetstructuur, waardoor het percentage stijgt tot boven de 98% • De voorschool heeft een hoge kwaliteit (goede opleiding leidsters en leerkrachten, kwalitatief hoogwaardige programma's e.d.) • Op tweederde van de voorschoten is een oudereducatiegroep actief • Huisvesting van scholen is goed geregeld, een peuterspeelzaallokaal kan meegebouwd worden • Er is sprake van geringe 'witte vlucht' • Er zijn stedelijke afspraken over de opvang van neveninstromers in het basis- en voortgezet onderwijs; hierop wordt extra ondersteuning geboden
52
•
• •
• • • • • • • • •
Alle 87 GOA-scholen (Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid) zijn brede buurtschool, zij bieden allen o.m. verlengde schooldagactiviteiten aan, hebben schoolgericht maatschappelijk werk in de school en onderhouden een goede samenwerking met organiaties op het gebied van welzijn, kunst, cultuur en sport Acht brede buurtscholen zijn kunstmagneetschool en hebben een samenwerkingsrelatie met een Haagse kunst- en cultuurinstelling Er is een stedelijk actieplan taalbeleid dat zich specifiek richt op het slechten van de breukvlakken tussen voorschoolse voorzieningen en basisscholen, basisscholen en voortgezet onderwijs, voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs Alle scholen zijn aangesloten op de Haagse onderwijsportal, een digitale informatie- en leeromgeving Leren in de praktijk is vormgegeven in leerwerktrajecten die de kans vergroten op het behalen van een startkwalificatie Er zijn reöounc/voorzieningen in de vorm van een project Time-out en Basta Het aantal allochtone leerlingen dat doorstroomt naar Havo en VWO is de afgelopen jaren substantieel gestegen Er is een goede aansluiting tussen VMBO-MBO en arbeidsmarkt Brede schoolinitiatieven in het voortgezet onderwijs nemen toe Er zijn docente n netwerken VMBO-MBO gericht op aansluiting De BOVO-procedure, gericht op een goede verwijzing van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs, werkt goed Den Haag kent in de stad en de regio een gedifferentieerd onderwijsaanbod op alle onderwijssectoren
Zwakke punten Tegelijkertijd zijn er nog de nodige knelpunten. De volgende punten willen we specifiek noemen. • Er zijn wachtlijsten voor peuterspeelzalen • Door invoering van de Wet Kinderopvang kan de gemeente niet meer sturen op dit beleidsterrein • Ouderbetrokkenheid is problematisch en onvoldoende in zowel de WE (voorscholen), PO (specifiek: brede buurtscholen) en VO (specifiek: VMBO), groepen ouders en kinderen worden niet bereikt (zgn. moeilijk bereikbare groepen), deelname oudereducatie is relatief laag, ouderparticipatie in de zin van deelname ouderraad en medezeggenschapsraad is beperkt • De koppeling binnen- en buitenschools leren komt onvoldoende op gang door beperkte samenwerking tussen onderwijs en welzijn • De ketenaanpak in de zorgstructuur verloopt niet vlekkeloos • Er zijn wachtlijsten voor het speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs • Gebrek aan veiligheid, agressie van ouders en leerlingen is een knelpunt op de scholen • Veel voortijdig schoolverlaten; het behalen van een startkwalificatie is voor sommige jongeren te hoog gegrepen • Het aanbod van schoolmaatschappelijk werk op brede buurtscholen en in het VMBO is te beperkt • Er zijn onvoldoende geschikte onderwijsplaatsen voor gedragsgestoorde jongeren • Door bezuinigingen op GOA-rijksmiddelen zal veel extra ondersteuning in de scholen wegvallen • Er is een mismatch op de arbeidsmarkt: het aandeel laagopgeleiden dat werkloos is, is drie maal hoger dan het aantal hoogopgeleiden 6.3.2
Gemeentelijk onderwijsbeleid
Wij hebben voor ons lokaal onderwijsbeleid tot 2010 een drietal doelstellingen geformuleerd. Ten eerste is het belangrijk dat iedere leerling een juiste plek in het onderwijs heeft. Hierdoor kan iedereen zoveel mogelijk zijn of haar talenten ontwikkelen en - voor zover mogelijk - een startkwalificatie behalen. Daarbij vinden wij het belangrijk dat iedere Hagenaar zijn leven lang leert. Concreet betekent dit dat er voldoende onderwijsaanbod beschikbaar moet zijn en dat het aanbod is afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling. Ook is het belangrijk dat de verschillende voorzieningen, waaronder scholen, rond jongeren hun aanbod en werkvwjze op elkaar afstemmen en elkaar versterken. De tweede doelstelling van het onderwijs is actief bijdragen aan het versterken van de sociale samenhang en het prettig samenleven in de stad. Een voorwaarde hiervoor is dat elke leerling zich
53
veilig kan voelen binnen en buiten school, ledere school levert waar mogelijk een concrete bijdrage aan het prettig samenleven in de wijk. Ook blijft het onderwijs samenwerken met organisaties op het gebied van welzijn, cultuur en sport om deelname aan de samenleving in de wijk te bevorderen. Ten derde moet het Haagse onderwijsaanbod aansluiten bij de behoeften van de Haagse economie. Zo kan het onderwijs een bijdrage leveren aan een goed Haags vestigingsklimaat voor bedrijven en andere instellingen. Er moet dus voldoende kwalitatief goed onderwijs beschikbaar zijn. Ook voldoende internationaal onderwijs is van belang, bijvoorbeeld voor kinderen van werknemers van internationale organisaties en bedrijven. Bovenstaande drie doelstellingen zijn uitgewerkt in thema's. Hieronder geven we per thema beknopt weer wat we willen bereiken. De prestatieafspraken die met het rijk gemaakt worden maken hier onderdeel van uit. Thema: Voortijdig schoolverlaten Het gemeentelijk protocol schoolverzuim dat onlangs is opgesteld, wordt verder ontwikkeld en geïmplementeerd. Het behoort tot de wettelijke taken van de school een goede, door de leerplichtambtenaar controleerbare, verzuimregistratie te voeren. Wij zullen scholen aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Indien scholen in gebreke blijven zal de leerplichtambtenaar gebruik maken van de mogelijkheden die de leerplichtwet biedt. Bij vroegtijdige meldingen zullen processen-verbaal worden opgemaakt en volgt een H alt-verwijzing. Thema: RMC Een volwaardig RMC-traject (Regionaal Meld- en Coördinatiepunt) betreft melding, registratie, doorgeleiding en nazorg. Wij willen de centrale meld- en registratiefunctie beter organiseren. De monitoring wordt verbeterd door aan te sluiten bij de gegevens van het leerlingvolgsysteem uit de voorgaande schooljaren van de leerling. Monitoring blijft wenselijk tot de leeftijd van 23 jaar, ook als een traject is ingezet. Immers, sommige jongeren vallen meerdere keren uit. In het RMC werken onderwijs, arbeid, jeugdhulpverlening en politie en justitie samen. Deze samenwerking wordt versterkt. De schakeling tussen scholing en werk en omgekeerd wordt verbeterd door de intake uit te voeren in de vorm van een multidisciplinaire screening. Dit maakt het mogelijk een optimaal traject te kiezen voor een jongere. Ook wordt de samenwerking met welzijn verbeterd om het casemanagement van het RMC te versterken. Thema: Leerling & Zorg Er is een goed functionerende in- en externe zorgstructuur op en rond de scholen en de peuterspeelzalen van de voorscholen. Kinderen met extra zorgbehoefte kunnen vroegtijdig gesignaleerd worden zodat opvang binnen het reguliere onderwijs mogelijk is. Voor kinderen met zorgbehoeften die de capaciteit van het reguliere onderwijs te boven gaan, hebben de verschillende zorgaanbieders een sluitende samenhangende aanpak ontwikkeld. De wachtlijsten in het speciaal onderwijs worden weggewerkt. De stad beschikt over een breed en dekkend aanbod van voorzieningen voor kinderen met leer- en/of gedragsproblemen. De gemeente heeft tot taak een optimale lokale infrastructuur tot stand te brengen en te onderhouden en vervolgens ook te waarborgen dat daadwerkelijk van een ketenbenadering sprake is. Thema: Breken met breukvlakken Breukvlakken worden geslecht, met name op gebied van taal. Een soepele overgang van PO-VO en VMBO-MBO wordt verbeterd. Ook wordt een goede instroom van leerlingen in het PO of VO die nieuw zijn in Nederland en de Nederlandse taal onvoldoende beheersen gehandhaafd om optimaal gebruik te maken van het onderwijs. Taalachterstanden die leerlingen ervan weerhouden onderwijs te volgen dat past bij zij of haar cognitieve capaciteiten worden weggewerkt (kopklas). De doorstroming naar hoger onderwijs wordt bevorderd. Thema: Veiligheid De volgende in onderlinge samenhang te treffen maatregelen zullen bijdragen aan de verbetering van het schoolklimaat, en zo de veiligheid op school verbeteren: -adequate regels en de handhaving daarvan (o.a. verzuim-en incidentenregels, kanstrajecten) - beter organiseren van de ketenaanpak (tegengaan van verkokering en versnippering, vergroting van de samenhang tussen school en keten alsmede een herkenbare aansturing van dit alles, waardoor het wederzijds profijt toeneemt en een betere uitvoering verzekerd is) In het actieprogramma Een Veilige School wordt dit verder geconcretiseerd. De veiligheid op scholen is ook een thema dat de aandacht van het rijk heeft. Wij spelen daar met onze eigen aanpak uiteraard
54
op in. Wij zetten de rijksmiddelen in voor uitvoering van het actieplan. De gemeente is daarbij de netwerkmanager c.q. 'regisseur' omdat wij beschikken over een aantal handhavingsinstrumenten zoals bevoegdheden ingevolge de leerplichtwet, andere wettelijke taken, subsidieverstrekking en goed overleg in het kader van de zgn. hoedersfunctie. Thema: Ouderbetrokkenheid Het is de verantwoordelijkheid van de scholen om contacten met de ouders te leggen en hen te betrekken bij het onderwijs van hun kind. In het kader van het Gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid ligt er op dit terrein echter ook een rol voor de gemeente. Ons doel is daarbij - zo mogelijk - alle ouders van achterstandskinderen daadwerkelijk te bereiken. Hieronder vallen nadrukkelijk ook de ouders uit de moeilijk bereikbare groepen. Ouderbetrokkenheid moet voor ouders en scholen minder vrijblijvend zijn. De komende jaren willen wij een intensieve aanpak Ouderbetrokkenheid op schoolniveau op de brede buurtscholen realiseren in het project Meer kansen met ouders. Daarbij gaan we uit van een doorgaande lijn in ouderbeleid: startend in de peutergroepen van de voorscholen doorlopend tot voortgezet onderwijs. Deze (vormen van) oudereducatie krijgen een plaats in het ouderbeleid van brede buurtscholen. Maar ook wordt de Ouderbetrokkenheid en sociale binding versterkt door samenwerking tussen onderwijs en welzijn. De ketenbenadering in de aanpak van probleemkinderen en - gezinnen wordt verbeterd. Thema: Voor- en vroegschoolse educatie Wij willen het huidige aantal voorscholen uitbreiden tot 87 voorscholen met voldoende peuterspeelzaalcapaciteit. Daarbij gaat iedere GOA-peuter voordat hij naar de basisschool gaat, naar de voorschool-peuterspeelzaal of de kinderopvang (liefst met WE-aanbod). De vroegsignalering en zorgstructuur 0-6-jarigen wordt versterkt. Ook is er horizontale en verticale afstemming in het totale aanbod voor de leeftijdsgroep. Tegelijkertijd is er voldoende aanbod voor de verschillende leeftijdsgroepen en per stadsdeel afgestemd op de aard en omvang van de populatie. Bij de deelname aan voorzieningen staat deelname door moeilijk bereikbare groepen centraal. Thema: Buitenschools leren Het binnen- en buitenschools leren sluit inhoudelijk beter op elkaar aan en gaat uit van doorgaande ontwikkelingslijnen. Dit hoeft niet te betekenen dat er sprake is van één visie, de werksoorten komen elk tot hun recht en versterken elkaar. Alle achterstandsleerlingen van 6 tot 16 jaar kunnen van het versterkte buitenschoolse aanbod via Verlengde Schooldag (VSD) of Sportintroductie en -Keuze (SIK) gebruik maken. De gemeente speelt een rol in het bij elkaar brengen van onderwijs en welzijn, partners in binnen- en buitenschools leren en in het stimuleren van afstemming. Tevens speelt de gemeente een rol in het stimuleren van het ontwikkelen van een gericht buitenschools aanbod en het (deels) financieren hiervan. Thema: Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt De volgende activiteiten staan hierbij centraal: • Kamer van Koophandel, gemeente, onderwijs en bedrijfsleven werken samen, via een lokale gebiedsgerichte aanpak aan het intensiveren van contacten tussen school en bedrijf (bedrijventerrein ZKD in Escamp) Deze vorm van samenwerking wordt overgedragen naar Centrum/Binckhors t/Laakhaven • Uitbreiding VMBO-leerwerktrajecten • Regionaal actieplan in samenwerking met M KB dat 800 extra leerwerkplekken op moet leveren, zo mogelijk met baangarantie • Intensivering van het leren in de praktijk d.m.v. uitbreiding duale leerroutes en het bevorderen van arbeidssimulatieplekken d.m.v. samenwerking Leerwerkcentra, Haeghegroep, Mondriaan, praktijkonderwijs, Pleysierschool en de vmbo-scholen • Afsluiten prestatiecontracten met het ROC om het voortijdig schoolverlaten terug te dringen, bijvoorbeeld door bemiddeling en coaching van risicojongeren op de werkvloer • Intensiveren relatie VMBO/MBO en de arbeidsmarkt • Investeren in VMBO-t op brede scholengemeenschappen die een versterkt en verkort programma ontwikkelen toeleidend naar het ROC • Versterken infrastructuur ROC door middel van bijdrage aan nieuwbouw • Participeren in Onderwijs Technocentrum Haaglanden, om de instroom in het techniekonderwijs te bevorderen, o.a. middels project Technotalent • Volgen ontwikkelingen lerarentekort en zo nodig met schoolbesturen komen tot afspraken
55
Thema: Aanpak mismatch arbeidsmarkt Wij willen extra aandacht geven aan de gebrekkige aansluiting van jongeren op de Haagse arbeidsmarkt. Hierboven hebben wij al aangegeven hoe wij schooluitval willen voorkomen en jongeren zo lang mogelijk willen laten deelnemen aan het reguliere onderwijs (gericht op het zoveel mogelijk behalen van een startkwalificatie). Daarnaast is het beleid gericht op het zo snel mogelijk vinden van werk, gesubsidieerd werk of plaatsing op een op werk en scholing gericht reïntegratietraject. We spannen ons in om meer laaggeschoold werk te scheppen. Dit gebeurt onder andere door middel van de Opstapbanen (kort gesubsidieerd met uitstroom naar regulier werk) en de Ooievaarsbanen (langdurig gesubsidieerd). Dit zijn twee instrumenten in het nieuwe stelsel van gesubsidieerde banen. We stellen voor de sluitende aanpak jongeren uit te breiden tot jongeren van 23, 24 en 25 jaar. In 2004 is al de keuze gemaakt om de sluitende aanpak voor jongeren in stand te houden. Met de komst van de WWB (Wet Werk en Bijstand) betekent dit concreet een garantie dat alle jongeren binnen 6 maanden een traject naar werk aangeboden krijgen of worden gemotiveerd om weer terug naar school te gaan. Om de garantie op trajecten naar werk waar te kunnen maken zijn ongeveer 1.700 reïntegratie-plaatsen beschikbaar. De nieuwe opstapbanen - welke voor een dee! vallen binnen het MKB-banenplan - zullen een belangrijk middel zijn om de uitstroom naar werk te vergroten en daarmee de mismatch verder te verkleinen. De aanpak Jongeren kenmerkt zich door een zo effectief en efficiënt mogelijke keten, waarbij de jongere met één casemanager te maken heeft. Het jongerenloket (operationeel in het najaar van 2004) zal hierbij een belangrijke rol spelen. Het accent van de sluitende aanpak zal in 2005 liggen op het zoveel mogelijk jongeren terugsturen naar school. De samenwerking met OCW is daarbij van cruciaal belang. Deze samenwerking wordt dan ook in 2005 verder geïntensiveerd. Het hier voorgestelde programma Uitbreiding sluitende aanpak jongeren wordt overigens niet met GSB-middelen gefinancierd. Themailnternationaal en hoger onderwijs Wij willen in de stad beschikken over een zo gevarieerd mogelijk hoger onderwijsaanbod. Op het gebied van internationaal onderwijs beschikken wij over een gevarieerd en toereikend aanbod, zodat kinderen van de medewerkers van ambassades, internationale organisaties en bedrijven zoveel mogelijk qua taal en soort/niveau van opleiding aan hun trekken komen. Tot slot willen wij een geïntegreerde vorm van internationaal en Europees onderwijs realiseren in de op O c ken burg h te bouwen nieuwe internationale school. Thema: Volwasseneneducatie en inburgering Onze rol op dit beleidsterrein zal de komende jaren veranderen. Samengevat behoudt de gemeente de volgende taken: • De informatie- en adviesfunctie op het gebied van de inburgering: de gemeente vervult de rol van vraagbaak voor de allochtone burgers van de stad • Handhaving: de gemeente roept inburgeringsplichtigen op, doet een intake, gaat na of een start gemaakt is met de scholing en legt zo nodig na vijfjaar een boete op • Tevens vervult de gemeente voor bepaalde groepen een faciliterende rol: zij koopt inburgeringstrajecten in voor oudkomers zonder werk of uitkering en koopt scholing in gericht op reïntegratie in het kader van de WWB. Voor de doelgroep langdurig werklozen heeft de gemeente op grond van de WWB de taak om mensen zo snel mogelijk aan werk te helpen. Scholing, waaronder taalcursussen, is daarbinnen een instrument. Deze gemeentelijke taken liggen dan ook deels bij de dienst OCW en deels bij de dienst SZWen worden in principe in samenhang uitgevoerd. Voor de VAVO (Voortgezet Algemeen Volwassen Onderwijs) is ons beleid erop gericht om het aantal deelnemers van 16 en 17 jaar terug te dringen. Deze jongeren horen thuis in het reguliere voortgezet onderwijs. Vanwege de toenemende jeugdwerkloosheid wordt vooral geïnvesteerd in TEXBO (tweejarig toe leidingstraject examen VMBO en HEXBO (tweejarig toe leidingstraject examen Havo) trajecten om de zwakkere deelnemers die een AVO-wens hebben, door te verwijzen naar het beroepsonderwijs. De tweede weg mogelijkheid voor jongeren onder de 23 jaar wordt zoveel mogelijk beperkt. De VAVO is vooral bedoeld voor volwassenen (23 jaar en ouder) die het VAVO als tweede kans onderwijs benutten. Bijna 10% van de Haagse bevolking tussen 16 en 74 jaar is functioneel analfabeet. Functioneel analfabeten hebben een beperkte capaciteit in het lezen, schrijven en rekenen. Het is belangrijk dat alle burgers in Den Haag kunnen lezen en schrijven; er wordt dan ook speciale aandacht aan deze doelgroep mensen besteed.
56
Thema: Voorkomen segregatie De integratie van allochtone en autochtone leerlingen en de communicatie tussen deze leerlingen wordt bevorderd. Voor de basisscholen wordt, waar dit redelijkerwijs haalbaar is, gestreefd naar een schoolpopulatie die overeen komt met de populatie uit het voedingsgebied. Voor het voortgezet onderwijs wordt gestreefd naar een evenwichtige samenstelling van de leerlingenpopulatie en spreiding van voorzieningen. Daarnaast worden sterke wisselingen in leerlingenstromen voorkomen en daarmee samenhangende kapitaalvernietiging wat betreft investeringen in scholenbouw en onderwijs tegengegaan. Voor het bereiken van deze doelstellingen is de samenwerking tussen gemeente, schoolbesturen en scholen van groot belang. De gemeente is in de positie om de omvang van de segregatie stedelijk in kaart te brengen en heeft een beeld van andere factoren die van invloed zijn op de segregatie in het onderwijs. Zij is in eerste instantie de stedelijke regisseur van het vervolgtraject. Thema: Onderwijshuisvesting Wij hechten zeer aan een goede Onderwijshuisvesting, wat ook wordt onderstreept door de extra investeringsmiddelen die voor de jaren 2002-2006 beschikbaar zijn gesteld. Voor de jaren 2007 en verder gaan wij voort met het in gang gezette beleid. Waar nodig leggen wij extra accenten. Zo worden waar mogelijk en nodig ook voorschoolpeuterspeelzalen gerealiseerd (soms in combinatie met vervangende nieuwbouw van een basisschool), waarvoor een afzonderlijk financieringstraject geldt. Wij beperken ons voor de huisvesting niet alleen tot onze wettelijke taak. De gemeenteraad heeft voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan de binnenzijde van de schoolgebouwen bij de begroting 2004 een bedrag van € 7,5 miljoen ter beschikking gesteld. In Den Haag is gekozen voor een planmatige benadering van de Onderwijshuisvesting. Mede met het oog op een efficiënte benutting van de onderwijsgebouwen streven we ernaar om het onderwijs per stadsdeel zo veel mogelijk op maat te huisvesten. Daarom worden voor alle stadsdelen Integrale Huisvestingsplannen (IHP's) opgesteld. Zo zijn wij in staat tijdig wensen, plannen en ontwikkelingen met betrekking tot Onderwijshuisvesting te vertalen in ge bouwen behoefte en spreiding. Thema: Schoolbegeleiding Om het lokaal onderwijsbeleid te versterken is gerichte inzet van schoolbegeleiding op een aantal thema's van het lokaal onderwijsbeleid onmisbaar. De opgebouwde expertise en de infrastructuur van het Haags Centrum voor Onderwijsbegeleiding (HCO) willen we dan ook behouden. Hiervoor blijven we de gemeentelijke middelen voor schoolbegeleiding inzetten. Op deze manier blijft het voor schoolbesturen mogelijk om op schoolinhoudelijke thema's begeleiding in te kopen bij een dienst die is ingevoerd in de problematiek van de stad. Het voornemen om het HCO voor de stad te behouden wordt door de schoolbesturen gedragen. De gemeente wil dan ook met de schoolbesturen afspraken maken over de inkoop van schoolbegeleiding bij het HCO zowel door de gemeente als door de schoolbesturen, ook na 2008. Thema: ICT bij het leren Vanuit de filosofie van 'een leven lang leren' worden Ieren en onderwijs krijgen vertaald naar het recht van het individu op informatie, begeleiding en advies. Deels wordt dat gerealiseerd door het moderne aanbod van het reguliere onderwijs, voor een ander deel wordt hierin voorzien door de meer informele onderwijsvormen. De doelstelling, het mogelijk maken om ICT optimaal bij het leren te benutten, betekent voor de onderwijsdeelnemer een breed scala van aanbod van leermogelijkheden gericht op kinderen, jongeren en volwassenen. De bij het leren betrokken organisaties ondervinden een vooral faciliterende en stimulerende impuls (digitaal loket, leerplicht gerelateerd, volwassenen). Daarnaast zal het gebruik van ICT in de leerlingzorg een vooraanstaande plaats innemen, onder meer door de koppeling van administraties. Een nauwere samenwerking tussen scholen en instellingen wordt geïnitieerd en gestimuleerd, waardoor professionele uitwisseling makkelijker wordt en best practices worden gedeeld. Vanuit het project Glaslokaal, een initiatief vanuit het Haagse onderwijsveld, zullen scholen in Den Haag en omstreken een aansluiting krijgen op een glasvezelnetwerk. Vanuit BDU Economie wordt hierin voor € 1,6 miljoen bijgedragen. Daarnaast draagt de gemeente uit eigen middelen nog € 0,4 miljoen bij.
57
6.4
Ambities integratie en educatie
Binnen het integratiebeleid en de thema's van het lokaal onderwijsbeleid tot 2010 worden ook de prestatieafspraken met het rijk gerealiseerd. Hieronder worden deze prestatieafspraken op een rij gezet. Inburgering nieuwkomers Volgens de prognose zal in 2005 een aantal van 2.000-2.600 nieuwkomers een inburgeringstraject volgen. Het hangt uiteindelijk af van het door het rijk ter beschikking gestelde budget of wij deze verplichting zonder vorming van wachtlijsten weten waar te maken. Inburgering oudkomers Wij willen in 2005 tenminste voor 1.325 oudkomers een inburgeringstraject realiseren op basis van de aanname dat het rijksbudget voor onze gemeente tenminste op hetzelfde niveau blijft als in 2004. Daarnaast gaat het om doorloop van cursussen voor 900 oudkomers (gestart in 2004), 440 ouders in oudereducatie, 300 oudkomers via Ontmoeting Buitenlandse Vrouwen en ca. 250 oudkomers via een duaal traject in het kader van reïntegratie. Voor-en vroegschoolse programma's In augustus 2005 wordt een meting gehouden die kan dienen als nulmeting voor GSB-MI. Op dat moment zal onderscheid gemaakt worden naar de deelname van allochtone en autochtone kinderen. Eind 2009 neemt in elk geval 50% van de doelgroep achterstandskinderen in de leeftijdsgroep 2,5 tot 6-jarigen deel aan voor- en vroegschoolse programma's. Onze ambitie is om het percentage omhoog te brengen naar 65%. Of dit haalbaar is, is vooral een financiële kwestie. Na de nulmeting kan de ambitie vertaald worden in absolute aantallen. Op dit moment beschikken we over ruwe deelnamegegevens per juni 2004. Deze cijfers zijn ruw omdat zij uit verschillende bronnen afkomstig zijn. In de lopende monitoring wordt namelijk geen onderscheid gemaakt tussen allochtoon en autochtoon, omdat deze gegevens door het ministerie OCW onder het LBK 2002-2006 niet gevraagd worden. Het WE-beleid richt zich op doelgroepkinderen, met als voornaamste criterium het opleidingsniveau van de ouders, ongeacht of zij autochtoon dan wel allochtoon zijn. Overigens nemen, in lijn met het beleid gericht op het voorkomen van segregatie, ook de niet-doelgroepkinderen die op een achterstandsschool of -peuterspeelzaal zitten deel aan de WE. Ruwe deelnamegegevens per juni 2004: • aantal deelnemende peuters: 1.324 • aantal deelnemende kleuters: 5.245 Berekend is dat 82% van deze deelnemers onder de doelgroep valt. Schakelklassen Een schakelklas is een aparte groep van circa 15 achterstandsleerlingen die deelneemt aan onderwijs dat in een aparte klas wordt verzorgd, gedurende 1 schooljaar. De voornaamste doelstelling is om een taalachterstand weg te werken, daarna gaat de leerling terug naar de reguliere klas dan wel het reguliere onderwijs. Schakelklassen zijn bedoeld voor kinderen met een taalachterstand. Dit kunnen zowel allochtone als autochtone leerlingen zijn. Een schakelklas is verbonden aan één bepaalde school maar heeft als voorziening een bovenschoolse functie en is dus bestemd voor meerdere scholen tegelijk. Er zijn in Den Haag twee projecten waarin bovenschoolse schakelklassen functioneren. Dit is het project neveninstromers en de kopklas. Bij de start van schooljaar 2004-2005 zijn er 23 groepen neveninstromers in het PO en 20 groepen in het VO, dus 43 groepen. Daarnaast is één kopklas gestart. Alle leerlingen in deze 43 schakelklassen zijn allochtoon. Er is een trend zichtbaar waarbij het aantal ingestroomde leerlingen in de neveninstromers per jaar licht terugloopt (terugloop immigratie/asielzoekers). Om deze reden verwachten wij voor 2009 aan 40 schakelklassen voor neveninstromers voldoende te hebben. De kopklas is in Den Haag een in schooljaar 2004-2005 gestart nieuw fenomeen. We verwachten dat de belangstelling voor de kopklas toe zal nemen. Onze ambitie is dan ook het aantal kopklassen (dan wel voetklassen) uit te breiden tot 3. In totaal zal Den Haag eind 2009 43 bovenschoolse schakelklassen tellen.
58
Voortijdig schoolverlaten De vermindering van het probleem van een te grote groep jongeren die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten, wordt langs twee lijnen aangepakt. Door een reeks van preventieve maatregelen en activiteiten door scholen, gemeente en andere instellingen wordt getracht deze uitstroom zoveel mogelijk terug te dringen. Daarnaast zal via de RMC-functie in samenhang met de sluitende aanpak jeugdwerkloosheid worden bewerkstelligd dat deze jongeren worden geregistreerd en zoveel mogelijk worden teruggeleid of herplaatst naar school of in een traject naar werk. Een belangrijke beperking voor mogelijke terugleiding naar school is het gegeven dat veel jongeren niet de capaciteit hebben om een startkwalificatie te behalen. In januari 2005 wordt het aantal herplaatste voortijdig schoolverlaters gepeild, als afronding en ter verantwoording GSB-II en als nulmeting voor GSB-lll. Onze ambitie is om het totaal aantal herplaatste vsv'ers per schooljaar zodanig te laten stijgen dat in schooljaar 2008/2009 50% meer dan in schooljaar 2003/2004 gehaald wordt. Ter indicatie, in schooljaar 2002-2003 zijn 500 vsv'ers herplaatst. Als bij de nulmeting hetzelfde aantal aan de orde is, zou volgens onze ambitie dit aantal eind 2009 moeten uitkomen op zo'n 750 herplaatsingen. In de combinatie \en beide benaderingen (preventief en herplaatsing) en de effectievere inzet van expertise en middelen wordt gestreefd naar het behalen van 50% minder nettouitstroom van jongeren zonder startkwalificatie (conform de zogenoemde Lissabon-norm). Educatief traject Op 1 september wordt jaarlijks een telling gehouden. De telling van 1 september 2004 geldt als nulmeting voor GSB-lll. Deze cijfers zijn medio oktober 2004 beschikbaar. Ons beleid voor de VAVO is erop gericht om het aantal deelnemers van 16 en 17 jaar terug te dringen. Deze jongeren horen thuis in het reguliere voortgezet onderwijs. Vanwege de toenemende jeugdwerkloosheid wordt vooral geïnvesteerd in TEXBO (tweejarig toeleidingstraject examen vmbo) en HEXBO (tweejarig toeleidingstraject examen havo) trajecten om de zwakkere deelnemers die een avo-wens hebben, door te verwijzen naar het beroepsonderwijs. De tweede weg mogelijkheid voor jongeren onder de 23 jaar wordt zoveel mogelijk beperkt. De VAVO is vooral bedoeld voor volwassenen (23 jaar en ouder) die het VAVO als tweede kans onderwijs benutten. Hieronder wordt de ambitie voor de jaren 2005-2008 gegeven in absolute aantallen. De ambities zijn voor elk jaar gelijk. De haalbaarheid hiervan wordt in eerste instantie op rijksniveau bepaald door de besluitvorming en budgettoedeling van de WEB en de inburgering na 2005. Breed maatschappelijk functioneren Het breed maatschappelijk functioneren (BMF) bestaat uit de groepen die Nederlands willen leren en toeleiden naar de arbeidsmarkt of een vorm van onderwijs, het betreft o.a. langdurig werklozen met een bijstandsuitkering, doven en WSWers. Sociale redzaamheid (met onderscheid tussen NT2 onderwijs en alfabetisering van autochtone Nederlanders) betreft NT2 onderwijs en onderwijs aan autochtone Hagenaars die niet of nauwelijks kunnen lezen en schrijven. Staatsexamen NT2 betreft opleidingen voor deelnemers die willen doorstuderen aan het hoger onderwijs. Ook zijn er veel deelnemers die werken en in de avonduren de examentraining volgen.
59
Overzicht ambities integratie en educatie Outputdoelstelling Verbeteren beheersing Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving onder etnische minderheden - aantal nieuwkomers dat is ingeburgerd volgend de jaarlijkse monitor - aantal oudkomers dat is ingeburgerd volgens de jaarlijkse monitor Het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden - aantal (t.o.v. de doelgroep achterstandsleerlingen) allochtonen en autochtone peuters en kleuters, dat deelneemt aan voor- en vroeg schoolse opvang
-aantal in te richten schakelklassen Vergroten aantal jongeren dat een startkwalificatie haalt - aantal (t.o.v. doelgroep voortijdig schoolverlaters) allochtone en autochtone scholieren dat herplaatst is Vergroten aantal deelnemers aan een educatief traject - aantal deelnemers VAVO -aantal deelnemers aan trajecten BMF - aantal deelnemers aan trajecten sociale redzaamheid
- aantal deelnemers staatsexamen NT2
Ambities
Afhankelijk van de beschikbare budgetten Afhankelijk van de beschikbare budgetten
Eind 2009 neemt 50% van de doelgroep achterstandsleerlingen in de leeftijdsgroep 2,6 tot 6 jarigen deel aan voor- en vroegschoolse programma's. Aanvullende ambitie is om de percentage is om dit percentage omhoog te brengen naar 65% Eind 2009 zal Den Haag 43 bovenschoolse schakelklassen tellen
Totaal aantal herplaatste vsv-ers in het schooljaar 2008/2009 is 50% hoger dan in het schooljaar 2003/2004
Jaarlijks 764 deelnemers op peilmoment 15 oktober Jaarlijks 474 deelnemers op peilmoment 15 oktober Alfabetisering autochtonen: jaarlijks 524 deelnemers op peilmoment 15 oktober NT2 onderwijs: in 2005 400 deelnemers op peilmoment 15 oktober (na 2005 geen ambitie op deze indicatoren ivm wijzigingen WEB 47 deelnemers op peilmoment 15 oktober
60
Actieprogramma Maatschappelijke zorg
7.1
Sterke en zwakke punten
Sterke punten • Er is een centraal loket voor informatie, advies en aanmelding voor dak- en thuislozen en cliënten van de maatschappelijke opvang (front office) • In Den Haag bestaat een Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang (CTMO)waar gezamenlijke screening en zorgtoewijzing voor de maatschappelijke opvang plaatsvindt. In de nabije toekomst zal binnen deze centrale toegang ook de indicatiestelling uitgevoerd gaan worden (back office) • De stedelijke ketenaanpak functioneert goed, bestaande uit Signaleringsoverleg, Vangnet Zorg en Advies en Maatschappelijke Steun Systemen, waarbij met behulp van casemanagers, op een outreachende wijze en in samenwerking met betrokken instellingen hulp wordt geboden aan de doelgroep • In Den Haag is sprake van een grote en professionele instelling voor zowel psychiatrische- en verslavingszorg, waarmee de integratie tussen GGZ en verslavingszorg vorm heeft gekregen. • Er is sprake van een goed functionerende keten m.b.t. verslavingsreclassering, zorg en politie en justitie. • De verslavingszorg in Den Haag is geheel productgeflnancierd, waardoor de inzichtelijkheid sterk is vergroot • Er bestaat een goede monitoring van de verslavingsproblematiek waarbij koppeling plaatsvindt tussen gegevens van zowel zorg en casemanagement als van de politie. Belangrijk hierbij is de zogenaamde Uitgaansmonitor die specifiek gericht is op jongeren en genotmiddelengebruik. Zwakke punten • In vergelijking met de andere grote steden is in Den Haag sprake van een sober aanbod op het gebied van de maatschappelijke opvang. • Er bestaat te weinig inzicht en informatie met betrekking tot vraag en aanbod van de maatschappelijke opvang. Dit betreft ook de informatie met betrekking tot doorstroom en uitstroom. • Voor hard d rug s vers laafd e n zijn te weinig (semi-) permanente woonvoorzieningen. • Voor mensen met extreme gedragsproblemen zijn te weinig laagdrempelige voorzieningen binnen de maatschappelijke opvang aanwezig. • Er is sprake van afnemend draagvlak bij bevolking voor het realiseren van voorzieningen in de stad voor de doelgroep van de sociaal kwetsbaren.
7.2
De opgave
Een van de opgaven waarmee wij als grote stad te maken hebben is de opvang van sociaal kwetsbaren: mensen met vaak meervoudige en complexe problematiek, zoals dakloosheid, verslaving en psychiatrische stoornissen. Zij maken geen, of althans geen effectief gebruik van de sociale infrastructuur, verwaarlozen zichzelf, hebben tal van problemen op materieel, psychisch en medisch gebied en vormen vaak door hun afwijkende gedrag ook een probleem voor anderen. Wij verwachten dat vanwege de voortgaande extra m u ra l i se ring en de verslechterende economie de omvang van deze groep de komende jaren zal groeien. Het klimaat waarbinnen hulp en opvang gestalte moet krijgen wordt er intussen niet beter op: de roep vanuit de samenleving om harder op te treden (opsluiten, opbergen, dwangverpleging) wordt sterker. Tegelijkertijd wordt het steeds moeilijker om woon- en opvangvoorzieningen voor hen te treffen, omdat het maatschappelijke draagvlak daarvoor in veel wijken ontbreekt.
61
7.2.1 Verbetering doorstroming in de maatschappelijke opvang In Den Haag is onlangs de Kadernota Maatschappelijke Opvang vastgesteld. In de nota wordt een onderscheid gemaakt tussen laagdrempelige voorzieningen (dagopvang, nachtopvang, crisisopvang en doorstroombedden) en de zogenaamde (semi-)permanente woonvoorzieningen. De maatschappelijke opvang zorgt voor bed, bad, brood en begeleiding. De begeleiding is gericht op het vergroten van de zelfstandigheid van de tijdelijke bewoner, zodat hij een volgende stap kan zetten, bij voorkeur naar reïntegratie en (zo) zelfstandig (mogelijk) wonen. Het onlangs verschenen Interdepartementale Beleids Onderzoek (IBO) over de maatschappelijke opvang constateert dat de opvang in Nederland verstopt is. Er stromen meer mensen in de maatschappelijke opvang dan er uitstromen en de verblijfsduur wordt steeds langer. Doorstroom verbeteren Wij hebben ook de ambitie de verblijfsduur te verlagen en de doorstroom te verbeteren. In de Kademota Maatschappelijke Opvang is daartoe een aantal samenhangende maatregelen opgenomen. Voor de zogenaamde doorstroombedden en de (semi-)permanente woonvoorzieningen wordt een verblijfsduur ingevoerd van maximaal zes maanden (thans gemiddeld ongeveer negen maanden). Met betrekking tot deze opvangvoorzieningen zijn op dit moment wel capaciteits- en bezettingsgegevens bekend, maar nog geen gegevens over de gemiddelde verblijfsduur. Het is de bedoeling dat deze (semi-) permanente woonvoorzieningen op termijn vanuit de AWBZ worden betaald. Wij zullen begin 2005 voor de doorstroombedden en de semi-permanente woonvoorzieningen een zogenaamde quick scan uitvoeren van de cliënten die op dit moment binnen de instellingen verblijven. Aan de hand van de resultaten kunnen wij ons een duidelijker beeld vormen van de mate van verstopping van de Haagse voorzieningen. Dit biedt ons de mogelijkheid te bepalen welke concrete stappen noodzakelijk zijn om doorstroming te bevorderen. Registratie In Den Haag is de Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang (CTMO) opgericht. Wij willen het CTMO de komende jaren verder uitbouwen tot een onafhankelijk toegangsorgaan voor de maatschappelijke opvang. Alleen cliënten die door de CTMO zijn geïndiceerd komen in aanmerking voor een crisis- of doorstroombed. De CTMO gaat daarnaast, mede aan de hand van een nog te ontwikkelen cliëntvolgsysteem, meerjarige beleidsinformatie genereren over de door- en uitstroom van cliënten uit de instellingen. De registratie is op dit moment in ontwikkeling; in 2005 zullen de eerste gegevens geleverd kunnen worden. Deze gegevens zullen een meer precieze nulmeting vormen voor de gemiddelde verblijfsduur op basis waarvan een ambitie met betrekking tot de doorstroom geformuleerd wordt. Overleg met partners in de regio Wij overleggen regelmatig met de verschillende partners in de regio over de ontwikkelingen binnen de maatschappelijke opvang. In 2002 is in overleg met provincie, gemeenten en andere partners een regiovisie opgesteld over GGZ en Maatschappelijke Opvang. Over de uitvoering van de regiovisie vindt overleg plaats tussen de verschillende betrokken partners binnen de regio. Tussen de gemeente Den Haag en de buurgemeenten vindt regelmatig overleg plaats. Hierbij worden zo nodig ook zaken met betrekking tot de maatschappelijke opvang besproken. Als centrumgemeente neemt Den Haag deel aan de realisering en exploitatie van een voorziening voor maatschappelijke opvang in de gemeente Zoetermeer. De praktijk leert daarnaast dat de populatie van daklozen in het westen van het land zich voor het grootste deel ophoudt in de vier grote steden. Tussen de grote steden vindt regelmatig overleg plaats, waarbij vooral het beleid van de gemeente Rotterdam voor Den Haag interessant is. Daarbij wordt afgestemd en worden afspraken gemaakt over uiteenlopende actuele zaken.
7.2.2. Vergroting van de capaciteit van de vrouwenopvang De vrouwenopvang richt zich op vrouwen (en hun kinderen) die noodgedwongen hun woning ontvluchten in verband met (dreigend) huiselijk geweld. De doelgroep van de vrouwenopvang is de afgelopen jaren toegenomen en gewijzigd, waarbij allochtone vrouwen in toenemende mate gebruik maken van deze voorzieningen. In de regio Haaglanden zijn drie verschillende voorzieningen voor vrouwenopvang (vrouwenopvang Pepita van Rijn, vrouwenopvang Zoetermeer en de vrouwenopvang van het Leger des Heils).
62
Op dit moment is binnen de vrouwenopvang de volgende capaciteit beschikbaar: • 151 opvangbedden • 15 eenheden begeleid wonen • 20 gezinnen in nazorg per jaar Huiselijk geweld Binnen de vrouwenopvang vindt hulpverlening plaats voor vrouwen met problemen in de sfeer van huiselijk geweld. Daarnaast is een start gemaakt met laagdrempelige en decentrale hulpverlening in de wijk. Deze hulpverlening is gericht op vrouwen die te maken hebben met (dreigende) mishandeling (preventie) en op vrouwen die enige tijd binnen de opvang hebben verbleven en weer zijn teruggekeerd in de thuissituatie (nazorg). Het laagdrempelig bieden van deze hulpverlening werkt preventief met betrekking tot het ontstaan van een crisissituatie waarin opname in de vrouwenopvang (nogmaals) noodzakelijk is. Op dit moment vindt reeds in twee wijken decentrale hulpverlening plaats voor vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Daarbij wordt informatie, advies en kortdurende hulpverlening geboden. Er bestaan goede contacten met huisartsen, politie en maatschappelijk werk, waarbij wederzijds verwezen kan worden. Streven is een zo groot mogelijke groep slachtoffers in een zo vroeg mogelijk stadium te bereiken. Uit een onlangs gehouden evaluatie blijkt dat cliënten aangeven dat het geweld afneemt in de periode dat gebruik wordt gemaakt van de decentrale hulpverlening. De hulpverlening is gekoppeld aan het centrale meldpunt voor de vrouwenopvang Rashida en zal op korte termijn worden gekoppeld aan het op te richten advies-en meldpunt huiselijk geweld. Opvang in de regio Zowel de laagdrempelige hulpverlening als de meldpunten hebben een regionale werking. De gemeente Den Haag wil deze laagdrempelige en decentrale hulpverlening en de hulpverlening binnen de opvang zowel kwantitatief als kwalitatief versterken. De gedachte is dat, door het versterken van de preventieve zorg en de nazorg, de noodzaak tot verblijf binnen de vrouwenopvang beperkt kan worden. Ook het kwalitatief goed bieden van hulpverlening binnen de instellingen voor vrouwenopvang werkt preventief met betrekking tot de noodzaak van een volgende opname. Doelstelling is de vraag naar opvang stabiel te houden of te verlagen, waardoor de huidige opvangcapaciteit voldoende blijft om aan de vraag te voldoen. Daarmee vervalt de noodzaak tot uitbreiding van de huidige opvangcapaciteit. Zoals bekend vervullen alle opvangvoorzieningen ook een landelijke functie. Bij de plaatsing van vrouwen in een opvangvoorziening wordt er, uit praktische overwegingen, echter zoveel mogelijk naar gestreefd plaatsing binnen de regio te laten plaatsvinden. Zowel de decentrale hulpverlening als de meldpunten hebben een regionaal karakter. Wij gaan er daarom vanuit dat de landelijke/regionale toegankelijkheid van de vrouwenopvang niet in het geding is. Naar verwachting zullen in 2009 meer plaatsen voor de landelijke opvang beschikbaar zijn.
7.2.3. Verbetering van het bereik van de ambulante verslavingszorg Hard d rug vers laafd en vormen een groep waar vaak sprake is van een concentratie van meerdere problematieken: 80% van de dak- en thuislozen is harddrugverslaafd, binnen de groep van veelplegers is dit 99%. Veel harddrug vers laafden onttrekken zich aan iedere vorm van zorg en opvang. Anderen zijn door hun afwijkende en agressieve gedrag niet te handhaven binnen de voorzieningen en worden soms ook door die voorzieningen uitgesloten. Op het terrein van de ambulante verslavingszorg vinden op dit moment in Den Haag verschillende ontwikkelingen plaats. In Den Haag is sprake van (decentrale) methadonverstrekking ten behoeve van ruim 500 cliënten per week. Daarnaast neemt Den Haag deel aan het landelijke project Gereguleerde Verstrekking van Heroïne ten behoeve van 50 vaste deelnemers. Daarnaast worden de voorbereidingen getroffen voor de realisering in 2005 van gebruikersruimten voor harddruggebruikers. Deze voorzieningen zullen elk een capaciteit hebben van 30 bezoekers. Registratie De door het rijk geformuleerde doelstelling luidt: 'Het verbeteren van het bereik van de ambulante verslavingszorg'. Wij hebben deze doelstelling vertaald in de ambitie meer ambulante verslavingszorg dan op dit moment wordt verleend, te verstrekken binnen een (semi-)permanente woonvoorziening voor harddrugverslaafden. Den Haag heeft hierbij gekozen voor een afwijkende indicator bij het meten van de uitbreiding van het bereik. Op dit moment is het binnen bestaande registratiesystemen niet mogelijk de gegevens op de gevraagde wijze te leveren. In Den Haag bestaat sinds enige jaren de
63
commissie Monitoring en Registratie (MORE). Binnen deze commissie wordt het beleid bij de verschillende betrokken partners met betrekking tot registratie afgestemd. De door het rijk gevraagde meetindicatoren zullen binnen deze commissie worden ingebracht zodat bezien kan worden of en op welke termijn de bestaande registratiesystemen kunnen worden aangepast aan de gevraagde indicatoren. Reïntegratie Den Haag heeft op dit moment onvoldoende (semi-) permanente woonvoorzieningen voor (ex)drugsverslaafden. Een dergelijke woonvorm met (in ieder geval in eerste instantie) intensieve begeleiding is echter een van de weinige mogelijkheden om deze doelgroep na de al dan niet succesvolle afsluiting van hun behandeling door de verslavingszorg een reëel perspectief te bieden op een zekere stabiliteit en enige mate van maatschappelijke integratie. Binnen een (semi-)permanente woonvorm bestaan, op basis van de daarbinnen geboden structuur en stabiliteit, voldoende aangrijpingspunten voor de hulpverlening om te werken aan reïntegratie van deze doelgroep. Wij onderzoeken de komende periode de mogelijkheid voor verdere realisering van woonvoorzieningen voor harddrugverslaafden. Op basis van dit onderzoek wordt in 2005 bepaald of en voor hoeveel personen een dergelijke voorziening gerealiseerd wordt. Op basis hiervan kan tevens bepaald worden wat de benodigde extra inzet is van de ambulante verslavingszorg ten behoeve van deze groep. Na een tijd in zo'n woonvoorziening te hebben doorgebracht kunnen zij doorstromen naar een vorm van begeleid wonen. Wij vinden dergelijke voorzieningen van groot belang voor de cliënten, maar ook voor de leefbaarheid en de veiligheid: een groep die ernstig overlast geeft wordt daarmee van de straat gehaald en bovendien beter toegerust voor de maatschappij.
7.3
Ambities Maatschappelijke zorg
In 2005 moet door het Centrale Toegang Maatschappelijke Opvang (CTMO) een nulmeting aangeleverd worden, op basis waarvan ambities geformuleerd kunnen worden met betrekking tot verblijfsduur en doorstroom voor de jaren 2006 t/m 2009. Op dit moment is de gemiddelde verblijfsduur niet precies bekend. Binnen de instellingen zijn gegevens bekend omtrent de bezettingsgraad. In 2005 moeten de instellingen, naast bezettingsgegevens, ook gegevens over instroom en uitstroom (dus over verblijfsduur) aandragen bij het CTMO. Ook wordt een cliëntvolgsysteem ingevoerd. Capaciteit Op dit moment is binnen de vrouwenopvang de volgende capaciteit beschikbaar: 151 opvangbedden en 15 eenheden begeleid wonen. Daarnaast wordt jaarlijks aan 20 gezinnen nazorg geboden. De gemeente Den Haag wil de laagdrempelige en decentrale hulpverlening en de hulpverlening binnen de instellingen zowel kwantitatief als kwalitatief versterken. De gedachte is dat, door het versterken van de preventieve zorg en de nazorg en door het kwalitatief goed bieden van hulpverlening binnen de instellingen, de vraag naar opvang stabiel blijft of verlaagd wordt en de noodzaak tot uitbreiding van de opvangcapaciteit wordt voorkomen. Uit onderzoek uit 2002 (Trimbos Instituut) is gebleken dat in Den Haag ruim 1.000 daklozen zijn, waarvan tussen de 250 en 700 feitelijk dakloos zijn. Onder de feitelijk daklozen is bij 68% sprake van een drugsverslaving. De aanname is dat deze aantallen de afgelopen periode zijn gestegen en de komende periode nog verder zullen stijgen. De meeste instellingen in Den Haag voor de langdurige opvang van daklozen hanteren een contra-indicatie voor h a rdd rugsversla ving. Op dit moment kunnen mensen met een h a rdd rug versla ving slechts bij één (semi-)permanente woonvoorziening terecht; deze instelling heeft in totaal 28 plaatsen beschikbaar. Uit onderzoek en ervaringen blijkt dat een van de weinige mogelijkheden om de doelgroep van de harddrugverslaafden perspectief te bieden op een zekere mate van stabiliteit en uiteindelijk reïntegratie bestaat uit het bieden van een, specifiek op deze doelgroep gerichte, woonvorm. Binnen een dergelijke (semi-)permanente woonvorm bestaan, op basis van de daarbinnen geboden structuur en stabiliteit, voldoende aangrijpingspunten voor de hulpverlening om te werken aan reïntegratie van deze doelgroep. De gemeente Den Haag onderzoekt de komende periode de mogelijkheid voor verdere realisering van woonvoorzieningen voor harddrugverslaafden. Op basis van dit onderzoek wordt in 2005 bepaald of en voor hoeveel personen een dergelijke voorziening er komt. Tevens kan dan bepaald worden wat de benodigde extra inzet is van de ambulante verslavingszorg ten behoeve van deze groep.
64
8
Preventieve aanpak bestrijding sociaal-economische gezondheidsverschillen
Mensen uit achterstandsgroepen leven vier jaar korter en hebben twaalf jaar langer last van gezondheidsproblemen dan mensen die er beter voorstaan. Er is sprake van gezondheidsverschillen die samenhangen met structurele factoren in de leefsituatie, zoals arbeidsomstandigheden, veiligheid in de buurt, de kwaliteit van de woning, de kwaliteit van sociale contacten en de beschikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen. Deze sociaal-economisch bepaalde gezondheidsverschillen komen vooral tot uitdrukking in de grote steden. Leden van achterstandsgroepen hebben vaker psychosociale en psychiatrische problemen, en lijden ook vaker aan bepaalde chronische en infectieziekten.
8.1
De opgave
De opgave is Hagenaars uit achterstandsgroepen zelfredzamer te maken als het om hun eigen gezondheid gaat, en om hen te stimuleren tot gezond gedrag, waarbij zij zo nodig ondersteuning kunnen krijgen. In 2003 is in zes wijken in Den Haag gestart met het actieprogramma Gezondheidsachterstand moet wijken. In samenspraak met de actiewijken zijn vier centrale thema's benoemd: gezonde leefstijl (beweging en voeding), opvoedingsondersteuning, goede en toegankelijke informatievoorziening over gezondheid, zorg en welzijn en verbetering van de eerstelijnszorg. Uit het actieprogramma ondersteunen wij initiatieven in de zes wijken die aansluiten bij deze centrale thema's. Het actieprogramma wordt dankzij een subsidie van Zorg Onderzoek Nederland continu begeleid en geëvalueerd door het AMC/Universiteit van Amsterdam. In 2004 namen Den Haag en AMC/UvA met financiële steun van het ministerie van VWS het voortouw om samen met een aantal andere g-ote steden een basismethodiek 'gezond wijkgericht werken' te ontwikkelen. De ontwikkelde methodiek zal onmiddellijk worden geïmplementeerd in het Haagse actieprogramma. Overgewicht In het kader van het actiethema gezonde leefstijl wordt mede aandacht geschonken aan het voorkomen en bestrijden van overgewicht onder 0-19 jarigen. Een groeiend en serieus gezondheidsprobleem: rond 20% van de Hagenaars in deze leeftijdsgroep is te dik. Dit aandeel ligt in de actiewijken van Gezondheidsachterstand moet wijken nog hoger. Er is een verband met de leefomstandigheden van jeugdigen in die actiewijken. Sport is vaak geen logisch onderdeel van het leefpatroon en er wordt vaak ongezond gegeten. We spannen ons in om een infrastructuur tot stand te brengen die jeugdigen met (risico op) overgewicht kan opsporen en doorverwijzen naar gezondheidsinterventies. In die infrastructuur horen onder meer de huisarts en de jeugdgezondheidszorg een plek te krijgen. In aanvulling daarop worden de mogelijkheden voor jeugdigen verruimd om in de wijk deel te nemen aan sport- en spelactiviteiten. Betaalbaarheid is daarbij een aandachtspunt.
8.2
Bestrijding sociaal-econonomische gezondheidsverschillen
In elk van de zes actiewijken wordt in de komende GSB-periode een infrastructuur gerealiseerd voor gezondheidsparticipatie. Deze infrastructuur biedt het kader om tot initiatieven te komen. Deze kunnen grootschalig zijn (bijv. het opzetten van een beweeg p rog ram m a in alle wijken) maar ook kleinschalig (bijv. een cursus gezond koken). Voor elke wijk is een activiteitenbudget beschikbaar. Ook wordt de intersectorale samenwerking op beleids- en uitvoerend niveau gestimuleerd. Met de genoemde infrastructuur en de gerealiseerde samenwerking wordt de volgende prestatieafspraak gerealiseerd.
65
Eind 2009 wordt aan 50% van de opgespoorde en/of gesignaleerde kinderen uit de doelgroep (0-19) een op maat gesneden interventie aangeboden. Dit gebeurt op basis van een samenwerkingsverband tussen de Jeugdgezondheidszorg met de op (interventie) uitvoering gerichte instellingen. Als nulmeting geldt het aantal in 2004 bij de Jeugdgezondheidszorg opgespoorde en/of gesignaleerde kinderen in de leeftijdsgroep 0-19 jaar voor wie een aan de opsporing/ signalering gekoppelde gezondheidsinterventie plaatsvindt. Op jaarbasis is dat ongeveer 3.000 kinderen. Wij streven ernaar om vanaf het jaar 2005 de ambitie van 50% (1.500 jeugdigen) te realiseren. 1
Schilderswijk, Transvaal, Laak Noord, Moe rw ij k/Morgen stond, Bouwlust/Vrederust en Regentesse/Valkenboskwartier, bij elkaar ongeveer eenderde van de Haagse bevolking
66
Overzicht ambities en financieel kader 9.1
Overzicht outputdoelstellingen 2005-2010
Output-doelstellingen en output-indicatoren GSB-III
Nulmeting
Ambitie 2005-2010
Verlaging van 10%
Tevredenheid bedrijfsleven over de lokale dienstverlening
Aantal aangiften van bedrijven en ondernemers (niveau 2004) 4 locaties met 1 ster 5,6
-aansluiting bij het nationaal elektronisch bedrijvenloket
Niet aangesloten
Verminderen criminaliteit tegen bedrijven en ondernemers Reductie van het aantal delicten tegen bedrijven en ondernemers
Keurmerk Veilig Ondernemen
1 5 locaties met 1 ster 5% stijging t.o.v. nulmeting 2005 Wel aangesloten
Vergroten aantal aansluitingen breedband - aantal vraagbundelingstrajecten
Geen scholen aangesloten
Projectorganisaties t.b.v. vraagbundeling : 175-205 scholen aangesloten
Peildatum maart 2005 Peildatum maart 2005
5 ha netto (6.5 ha bruto)
Bedrijventerreinen - aantal hectare geherstructureerde bedrijventerreinen - aantal hectare nieuw aangelegde bedrijventerreinen
35 ha
Bedrijfsruimten -goedkope bedrijfsruimten in geherstructureerd gebied
20.000m2
- bedrijfsruimten voor (door)starters
20.000m2
Vrijetijdseconomie - toename werkgelegenheid in vrij etijdsb ranch e
5%
- groei bezoekers attracties, musea en evenementen
5%
BDfSïïticia^/'"tBifflBltMÉfl3SïStfrntffriilM iirt'tifltfffi1ifTi13MlWï^Af^liiïM^1iriSrtri'"r" iii'i'^MfflKu'^vu ^^^^^Sffil^^ËW^^^9W9^WK^W^iP^^^^^Wil^P
Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar aantallen nieuwbouw op uitleglocaties - aantal nieuw gebouwde woningen op uitleglocaties 1
Koopprijs tot € 136.000 (prijspeil 2002) huurprijs tot € 317 (huursubsidiewet, kwaliteitskortinggrens 2003) 3 huurprijs tot € 471 (huursubsidiewet, aftoppingsgrens 2003) Mutaties in de woningvoorraad, uitgesplitst naar aantallen nieuwbouw op bestaand stedelijk gebied -aantal nieuwbouw woningen binnen bestaand stedelijk gebied 2
1
Koopprijs tot€ 136.000 (prijspeil 2002) huurprijs tot € 317 (huursubsidiewet, kwaliteitskortinggrens 2003) 3 huurprijs tot € 471 (huursubsidiewet, aftoppingsgrens 2003) 2
-aantal gesloopte woningen
67
6.000 waarvan goedkope koop1: 600 (middel)dure koop: 3.700 extra goedkope huur2: 0 goedkope huur3: 1.200 (middel)dure huur: 500
10.000 (i.vm. vervangingsbehoefte 5300 en i.v.m. uitbreidingsbehoefte 4.700) waarvan goedkope koop1: 800 (middel)dure koop: 5.800 extra goedkope huur2: 650 goedkope huur3: 2.250 (middel)dure huur: 2.200 7.200
Saldo nieuwbouw en sloop binnen bestaand stedelijk gebied Bestaande Woningen
2.800
-aantal aan consumenten verkochte huurwoningen
2.000
-aantal woninginnovaties
4.040
- aantal ingrijpend verbeterde woningen
960
Toename aantal toegankelijke woningen
6.400
Oppervlak (in m2 of ha) openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls in centrale vernieuwings- en pioniersgebieden Oppervlak (in m2 of ha) openbare ruimte waarbij sprake is van een kwaliteitsimpuls in beheergebieden Het aantal grootschalige groenprojecten met bijbehorende oppervlak (ha) Bodemsanering
200.000m2
-aantal te onderzoeken locaties
1.750
-aantal te saneren locaties
35
-gesaneerd aantal m 2 grond
35.000
-gesaneerd aantal m3 grond
50.000
- gesaneerd aantal m3 grondwater
175.000
Bodemprestatie-een heden
250.000
40.000m2 Minimaal 2 grootschalig groenproject (170 ha)
Geluidsanering en luchtkwaliteit - aantal A- woningen
500
- aantal meters wegvak onder de normen van het Besluit luchtkwaliteit Cultuurimpuls
6.650m
- aantal wijken waar fysieke culturele kwaliteiten aantoonbaar en integraal onderdeel uitmaken van de gebiedsontwikkeling Fysieke maatregelen sociale leefomgeving
7 wijken
- Aantal aangepakte locaties waar leefbaarheid onder druk staat - Politiekeurmerk Veilig Wonen voor nieuwbouw
50
80-90% van de nieuwbouwplannen voldoet aan criteria verlenen 7.500 certificaten
- Politiekeurmerk Veilig Wonen voor bestaande bouw
fgia^^5^^^^?/i^e///§/ïiZc^^t B^^ii^^^MbttÉllflKJ^^^^w'nttHAD^^^^^^^^^^^^*^*
"* ^ a*f^3?F*?W *» t.
rSHKKS'r !ffl)PT^*S^3| ^siaiKto* 1- *.
Intensiveren handhaving en toezicht - extra controleurs openbare ruimte Het verminderen van de criminaliteit gepleegd door volwassen en jeugdige veelplegers door de realisatie van een sluitend systeem van nazorg ten behoeve van deze doelgroep het aantal geregistreerde veelptegers waaraan een resocialisatietraject is aangeboden cq dat dit heeft afgerond -volwassenen
68
*.
53
groep van 1.500 volwassen veelplegers
1.500 veelplegers aanpakken, 150 SOV maatregelen, 1.000 in zorg programma, 75 intensieve begeleiding (recidive vrij)
-jeugdigen Preventie
jaarlijks 140 minderjarige veelplegers stromen door de keten
Individuele traject begeleiding: sluitend netwerk van maatwerktrajecten voor (potentiële) risicojongeren realiseren. Bereik: minimaal 2. 000 jongeren {12-24 jr) in 5 jaar en minimaal 250 ouders/gezinnen in 5 jaar Pleinenimpuls Ketenaanpak ontwikkelen op pleinen ter voorkoming van het ontstaan van hotspots: Afname van het aantal risicogroepen op pleinen met minimaal 4 groepen per jaar. Bereik: minimaal 10 pleinen in 5 jaar. Verhogen van de veiligheid in en rondom scholen. ledere middelbare school in Den Haag is in het bezit van een concreet werkbaar veiligheidsplan. leder incident wordt geregistreerd. Gedurende 5 jaar wordt jaarlijks 1 workshop veiligheid in en rondom scholen gegeven. Jongerenproblematiek hotspots Jaarlijks worden minimaal 4 hotspots (van de 27) aangepakt, daar waar de Jongerenproblematiek het grootst is. Jongeren Toezicht Teams In stand houden van 3 jongerentoezichtteams. Per jaar stromen minimaal 60 jongeren door naar regulier werk of maken een studie af. 700 jeugdigen aanpakken, 150 plaatsen De Uitdaging 200-300 trajecten.
jeugdigen Repressie -jeugdigen Nazorg
69
Verminderen van overlast op straat door realisatie sluitende aanpak sociale opvang en hulpverlening - het aantal personen dat een contra-indicatie krijgt in de maatschappelijke opvang
Aanpak Huiselijk geweld - aantal eerste meldingen en van herhaling van huiselijk geweld
-aanwezigheid van een convenant tussen alle lokale partijen -aanwezigheid van een meldpunt huiselijk geweld Vermindering criminaliteit in risicogebieden - aantal hotspots - verminderen delicten en onveiligheidsgevoel in openbaar vervoer en stations
Naar schatting krijgen jaarlijks 150 unieke personen een contra -indicatie voor verblijf in de laagdrempelige maatschappelijk e opvang.
Inventariseren aantal overlastgevenden m.b.v. politiecijfers en aan de hand van aantal contra indicaties. Realiseren van opvangvoorzieningen in de bestaande laagdrempelige maatschappelijke opvang waardoor er geen contraindicaties meer verstrekt hoeven worden
Geen registratie meldingen. Verwacht in 2005: 1.300 meldingen
1.300 meldingen verwacht in 2005, stijgend in 2006 en 2007 en dalend in 2008 en 2009 met 5% per jaar t.o.v. de eerste jaren 1 convenant 1 meldpunt
27 + 25
30 opheffen Klanttevredenheid over 'schoon, heel en veilig': overdag 80%, 's nachts 40% Afname zakkenrollerij en overige diefstallen met 5% Veiligheidsarrangement tussen politie, OM, HTM en gemeente. afname overlastmeldingen met 25% in 2006 en 35% in 2009
In augustus 2005 zal een meting gehouden worden die kan dienen als nulmeting
Eind 2009 neemt 50% van de doelgroep in de leeftijdsgroep 2,5 tot 6 jarigen deel aan voor- en vroegschoolse programma's. Aanvullend ambitie is om dit percentage omhoog te brengen naar 65%. 43
-afname criminaliteit op hotspots
Het voorkomen en verminderen van onderwijsachterstanden -aantal (t.o.v. de doelgroep achterstandsleerlingen) allochtone en autochtone peuters en kleuters, dat deelneemt aan voor- en vroegschoolse programma's
- aantal in te richten schakelklassen
indicatie: per 1/1/2005 zijn er 43 schakelklassen
70
Vergroten aantal jongeren dat een startkwalificatie haalt - aantal (t.o.v. doelgroep voortijdig schoolverlaters) allochtone en autochtone scholieren dat herplaatst is
O-meting van aantal vsv-ers op 01-01 -2005 en het aantal herplaatsten in het peiljaar (schooljaar) 2003/2004 onderscheiden naar autochtonen en allochtonen wordt gemaakt
De ambitie is dat het totaal aantal herplaatste vsv-ers in het schoojaar 2008/2009 50% hoger is dan in het schooljaar 2003/2004
Verbeteren beheersing Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving onder etnische minderheden -aantal nieuwkomers dat is ingeburgerd volgens de jaarlijkse monitor
Afhankelijk van de beschikbare budgetten
-aantal oudkomers dat is ingeburgerd volgens de jaarlijkse monitor
Afhankelijk van de beschikbare budgetten
Vergroten aantal deelnemers aan een educatief traject - aantal deelnemers VAVO
- aantal deelnemers aan trajecten BMF/ toeleiding vervolgonderwijs
-aantal deelnemers aan trajecten sociale redzaamheid
O-meting op peilmoment 15 oktober 2004 658 deelnemers O-meting op peilmoment 15 oktober 2004 349 deelnemers O-meting op peilmoment 15 oktober 2004: -379 deelnemers alfabetisering autochtonen -375 deelnemers NT2 onderwijs
O-meting op peilmoment 15 oktober 2004 47 deelnemers
-aantal deelnemers staatsexamen NT2-opleidingen
Vergroten capaciteit van de vrouwenopvang - aantal plaatsen in de vrouwenopvang
151 bedden en 15 begeleidwonen eenheden en 20 gezinnen in de nazorg per jaar
71
jaarlijks 764 deelnemers op peilmoment 1 5 oktober
jaarlijks 474 deelnemers op peilmoment 15 oktober
-alfabetisering autochtonen: jaarlijks 524 deelnemers op peilmoment 1 5 oktober -NT2 onderwijs: in 2005 400 deelnemers op peilmoment 15 oktober (na 2005 geen ambitie op deze indicatoren ivm wijzigingen WEB) jaarlijks 47 op peilmoment 15 oktober
consolideren door reeks preventieve maatregelen de vraag naar opvangplaatsen stabiliseren dan wel reduceren
Verbetering doorstroming maatschappelijke opvang -gemiddelde verblijfsduur in de maatschappelijke opvang
begin 2005 wordt de gemiddelde verblijfsduur onderzocht
Verbetering bereik ambulante verslavingszorg - aantal (ex)verslaafden dat na ontvangen zorg huisvesting heeft gevonden
in 2005 wordt de omvang bepaald van de te realiseren woonvoorziening en daarmee de vergroting van de ambulante verslavingszorg idem zie hierboven
Wordt nog nader uitgewerkt
- aantal (ex) vers laafde n dat na ontvangen zorg in begeleid wonen projecten huisvesting heeft gevonden Wordt nog nader uitgewerkt Aanpak overgewicht 0-1 9 jarigen - aantal 0-19 jarigen met overgewicht dat 1) via de JGZ wordt opgespoord en 2) voor wie gezondheidsinterventies worden ingezet
72
systeem t.b.v. registratie gemiddelde verblijfsduur in 2005 operationeel. Op basis van de nulmeting wordt de ambitie over het terugdringen van de verblijfsduur 2006-2009 geformuleerd
Rond 20% van deze leeftijdsgroep in Den Haag is te dik. ± 3.000 kinderen in 2004 opgespoord
interventie voor 50% van het aantal opgespoorde kinderen met overgewicht eind 2009
9.2
Financieel kader
Wij hebben bij de voorbereiding van GSB-III als uitgangspunt geformuleerd dat de prestaties en de financiering van deze prestaties binnen de gemeentelijke p rog ram m a beg roting zijn geïntegreerd. Als eerste stap daartoe zijn de doelstellingen binnen de verschillende programmahoofdstukken ondergebracht en is een match uitgevoerd tussen de kengetallen binnen deze hoofdstukken en de GSB-indicatoren.Vervolgens hebben wij bij de voorbereiding van de begroting de ambities op de onderscheiden outputdoelstellingen vastgesteld en deze ambities gerelateerd aan de met uitvoering gemoeide rijks-, gemeente- en zo mogelijk ook andere middelen. Dit betreft met nadruk een indicatief budget. Jaarlijks wordt bij de begrotingsbehandeling bezien of er een herschikking van middelen nodig en mogelijk is, uiteraard binnen de bandbreedte dat de afgesproken prestatie wel moet worden behaald. De voor het programma verantwoordelijke portefeuillehouder is ook verantwoordelijk voor realisatie van de voorgenomen ambitie met de daarvoor indicatief gereserveerde budgetten. Per relevant hoofdstuk is een voorziening getroffen waaruit kan worden geput om de prestaties te financieren. Overzicht per BDU In het navolgende geven wij per BDU aan hoe de rijksmiddelen zich verhouden tot de gemeentelijke investeringen. Onze inspanningen binnen het sociale domein worden in zeer overwegende mate bekostigd uit de verkregen rijksmiddelen en gemeentelijke middelen. Om deze reden zijn geen andere bronnen opgevoerd. Voor de brede doeluitkering (BDU) Economie hebben wij de bedragen uitgesplitst over de verschillende doelstellingen. Er is geen totaaltelling weergegeven vanwege het feit dat een aantal posten simpelweg niet te begroten is. Een dergelijke schijn exactheid moet worden vermeden. Wij moeten ook met aantal aannames werken bij het begroten van de inspanningen op het fysieke domein. De totale kosten zijn zeer indicatief begroot op 2,5 miljard, rekening houdend ook met te verwachten opbrengsten uit erfpacht. Met aandeel van de corporaties is indicatief begroot op 325 miljoen euro op basis van het aandeel in de kosten in ISV-1.
9.2.1
BDU Sociaal, Integratie en Veilig (SIV)
350.6
238.3
112.3
9.2.2 BDU Economie Voor de BDU Economie is op verzoek van het ministerie van EX een uitsplitsing gemaakt van het beschikbaar gestelde budget per outputthema. Die wordt weergegeven in bijgaande tabel. De gemeentelijke bijdragen zijn in de programmabegroting vastgelegd.
Veiligheid
2.0
0.5
Dienstverlening Breedband Bedrijventerreinen Bedrijfsruimte Vrijetijdseconomie
4.0 2.64 63.0 PM 30.0
2.0 2.64
15.5 4.0 28
1.5 (BDU SIV)
3.5 7.65 2.0
73
6.0
Bijdragen Ondernemers O PM 47.5 PM PM
9.2.3
Fysiek
BDU Fysiek
750 onrendabel + 1.750 rendabel
100 miljoen + Meerwaarde Erfpacht
147.2
ca. 8.3
330
* Circa 1.750 miljoen euro van de hier gepresenteerde totale investeringsopgave is rendabel. De resterende onrendabele investeringsopgave van circa 750 miljoen wordt gedekt met de meerwaarde van de erfpacht en met de in deze tabel gepresenteerde investeringsstromen. " In de afspraken met corporaties over de gebiedsontwikkeling brengt de gemeente de meerwaarde van de erfpacht in. Daarnaast is nog eens een kleine 100 miljoen euro aan gemeentelijke middelen beschikbaar voor investeringen. Dit betreft 30 miljoen VH-fonds, 60 miljoen bespaarde rente en 10 miljoen grondkostenfonds binnenstedelijke vernieuwing. ***
Deel VINAC budget dat al is toegedeeld aan Den Haag.
**** De opbrengsten van de ISV-middelen kunnen gedefinieerd worden als de totale onrendabele investeringen voor gemeenten en andere partijen, samenhangend met de kaderafspraken uit de wijkplannen/gebiedsvisies en die dus niet via exploitatie of anderszins 'terug te verdienen' zijn. De daadwerkelijke totale investeringsstroom is hier een veelvoud van. De multiplier is als volgt berekend. De totale verwachte kosten van de tot nu toe in de ISV-1-periode vastgestelde plannen (exclusief Zuidwest en Laak-Noord) bedragen circa 658 miljoen euro. De gemeente Den Haag investeert met de MPSV's 2000-2004 circa 289 miljoen euro (stand oktober 2003, bron: DSO/2003.3150) in fysieke ingrepen. De investeringen door derden in deze periode bedragen per saldo circa 369 miljoen. Op basis van de ervaringen in de ISV-1-periode kan dus geconcludeerd worden dat een multiplier van 1,28 een realistische inschatting vormt (369/289).
74
10
Sturing en organisatie
Het invlechten van het G rote stede n beleid in de reguliere organisatie is een ingewikkelde opgave. We streven naar zo weinig mogelijk extra bureaucratie en zo min mogelijk stapeling van aansturings- en verantwoordingsstructuren. Maar we moeten wel zicht houden op voortgang en resultaten van de afspraken die wij in het kader van het Grotestedenbeleid met de rijksoverheid hebben gemaakt. Het Grotestedenbeleid is geen apart beleidsdomein. Wij hebben een breed scala van activiteiten ontwikkeld om uitvoering te geven aan de eerder verwoorde stedelijke visie. Een belangrijk aantal hiervan is op basis van het rijksbeleidskader voorzien van het GSB-label. Voor deze activiteiten zijn GSB-middelen beschikbaar gesteld. Dat zijn deze activiteiten die wij aan het rijk moeten verantwoorden. Daarbij gaat het in veel gevallen om extra prestaties die moeten worden gerealiseerd in aanvulling op een via regulier beleid en met reguliere middelen gelegd fundament. Sturing GSB 2000-2005 Uitgangspunt van onze sturingsfilosofie in de thans {afkopende GSB-periode is dat de volledige inhoudelijke en financiële verantwoordelijkheid voor het GSB berust bij de desbetreffende vakdiensten, met inachtneming van de inhoudelijke kaders en richtlijnen voor het opstellen van de begrotingen die door het projectbureau GSB zijn gesteld. De huidige structuur van het Grotestedenbeleid is als volgt. De dienst Stedelijke Ontwikkeling is inhoudelijk en financieel verantwoordelijk voor de fysieke en de economische pijler, de dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn voor de sociale pijler. Andere diensten (de dienst Stadsbeheer, de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten en de Bestuursdienst) fungeren als onderaannemer voor specifieke projecten binnen deze pijlers. In twee jaarprogramma's (het programma MPSVen het jaarplan Mensenwerk), die zijn ingebed in de begrotingscyclus, wordt voor de fysieke en economische respectievelijk de sociale pijler ingevuld welke prestaties in dat jaar zullen worden geleverd. Via een 'rood-groenmonitor1, die eveneens procedureel is ingebed in de begrotingscyclus, kan de voortgang van de uitvoering van het GSB worden gevolgd. In het college zijn de wethouders EP, ROSW en OSWI als coördinerend wethouder verantwoordelijk voor resp. de economische, fysieke en sociale pijler. De wethouder EP is bovendien coördinerend wethouder voor het GSB-stelsel binnen de gemeente. Naar nieuwe sturingsprincipes voorde periode 2005-2010 De visitatiecommissie heeft in 2002 drie belangrijke uitspraken over de sturingsstructuur gedaan. • De structuur is weinig flexibel. Middelentoewijzing aan relatief kleine projecten op wijkniveau is een langdurig proces bij gebrek aan mandaat waardoor betrekkelijk simpele kwesties een lange mars door allerlei hiërarchische niveaus vergen. • De integraliteit van het GSB is voor verbetering vatbaar, zowel op beleids- als op uitvoeringsniveau. Daarbij is ook gewezen op de dominantie van de fysieke pijler. • De herkenbaarheid van het GSB binnen de gemeentebegroting is voor verbetering vatbaar. Punt van aandacht daarbij is het verhelderen van de mate waarin de gemeente uit eigen middelen bijdraagt aan de bekostiging van GSB-maatregelen. De opmerkingen van de visitatiecommissie, de door ons wenselijk geachte versterking van de uitvoering en de met het nieuwe GSB-stelsel geboden mogelijkheden tot ontbureaucratisering zijn voor ons aanleiding de sturingsstructuur te herzien. Wij hebben ons daarbij laten leiden door de volgende principes en overwegingen.
10.1
Vasthouden en verbeteren van integraliteit
GSB is geen doel op zichzelf maar een instrument om bepaalde maatschappelijke doelen te realiseren: een goed functionerende sociale ladder waarop zo weinig mogelijk congestie ontstaat, binding van midden en hoge inkomens, bedrijven en (internationale) organisaties aan de stad, een leefbare en veilige stad, een stad waarbij burgers zich betrokken voelen. Deer doen we het allemaal voor. Onze gemeentelijke inzet is op zich niet afdoende om die doelen te bereiken, maar draagt daar wel wezenlijk aan bij. Wij vinden het van belang om ons nadrukkelijker dan in het verleden periodiek de vraag te stellen of de mix van activiteiten en maatregelen die wij voor het bereiken van die doelen inzetten wel voldoende effectief is. Met andere woorden: doen we wel de goede dingen, leiden de prestaties die wij hebben geleverd inderdaad tot de beoogde veranderingen en verbeteringen en zo nee, welke aanpassingen van ons maatregelenpakket zijn dan nodig.
75
Een goed moment om ons daarin te verdiepen is de met het rijk overeengekomen midterm review'm 2007. Basis voor die bezinning is een actuele Staat van de stad, waaruit duidelijk wordt in hoeverre de belangrijkste oufcome-doelstellingen zijn gerealiseerd. Zo nodig vullen we die aan met kwalitatief extern onderzoek en/of een zelfanalyse.
10.2
Sturen op de voortgang
We versterken onze sturing op output. Helder moet zijn in hoeverre de met het rijk overeengekomen prestaties ook daadwerkelijk zijn geleverd, op tijd en met voldoende kwaliteit. Met andere woorden: doen we de dingen die we doen zo goed als mogelijk is. Daarbij is tevens de vraag aan de orde of middelen zijn besteed voor het doel waarvoor zij zijn bestemd. Dit proces van monitoring en verantwoording is georganiseerd binnen de begrotingscyclus. De verschillende prestatieafspraken zijn ondergebracht binnen de desbetreffende hoofdstukken van de programmabegroting. Er is een match voorbereid van de GS B-indicatoren en de huidige kengetallen. De rijksmiddelen worden conform het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording) gestort in voorzieningen bij de programmahoofdstukken. Uit de managementrapportages (marap's) van de verantwoordelijke diensten moet blijken hoe ver zij gevorderd zijn met het realiseren van de overeengekomen prestaties en met de uitputting van de daarvoor bestemde middelen. Onze accountantsdienst zal als onderdeel van de gemeenterekening jaarlijks een oordeel geven over de rechtmatigheid en de uitputting van de besteding van de GSBmiddelen en over het systeem van voortgangsbewaking. Daardoor komen eventuele knelpunten eerder aan het licht en wordt het traject naar een eindverantwoording aan het einde van de GSBperiode vereenvoudigd.
10.3
Het rijk ontschot, de gemeente ook
Nu is het weghalen van schotten tussen subsidieregelingen geen doel op zich, maar een middel om de gemeente in staat te stellen flexibeler in te spelen op ontwikkelingen in de samenleving en eerder bij te sturen wanneer een bepaalde maatregel niet het beoogde effect sorteert. Daarom kan met de budgetten geschoven worden binnen een brede doeluitkering. Jaarlijks wordt met ingang van 2006 bij de begrotingsvoorbereiding bezien of gelet op uitvoering van de prestaties en uitputting van middelen een herschikking van middelen nodig en mogelijk is.
10.4
Bestedingsplannen
De overall verantwoordelijkheid voor het Grotestedenbelerd moet worden onderscheiden van de verantwoordelijkheid van afzonderlijke portefeuillehouders. Er komen nog spelregels voor wie nu wat inbrengt in het college.Voor iedere afzonderlijke prestatieafspraak is onder leiding van de betrokken portefeuillehouder een startdocument opgesteld. Met de startdocumenten zijn de hoogte van de ambitie, het gereserveerde budget en de bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheden vastgelegd. Op basis van de startdocumenten worden plannen van aanpak opgesteld waarin de maatregelen worden beschreven om tot de beoogde resultaten te komen. In deze plannen van aanpak staat ook de organisatie van de aanpak beschreven (welke dienst is hoofd verantwoordelijk) en welke partners betrokken zijn bij de uitvoering. Tot slot is vastgelegd op welke wijze de monitoring en evaluatie plaatsvindt. De startdocumenten zijn de basis voor de jaarlijkse bestedingsplannen die aan de gemeenteraad ter goedkeuring zullen worden voorgelegd.
10.5
Stadsdeel-MT's
De stadsdeelorganisatie heeft een eigen inbreng in de uitvoering van de prestatieafspraken. Elk stadsdeel heeft een managementteam (SMT) waarin de gemeentelijke kerndiensten, de politie en de corporaties zijn vertegenwoordigd. De SMT's krijgen tot taak om met name de inspanningen in de sfeer van leefbaarheid, veiligheid en sociale samenhang op elkaar af te stemmen, een eigen inbreng van bewoners te verzekeren en de uitvoering te bewaken. In de stadsdeelplannen en de daarop gebaseerde voortgangsrapportages komt aan de orde hoe dat is opgepakt en welke resultaten zijn geboekt. Nieuwe uitvoeringsorganisaties worden alleen opgezet als is aangetoond dat de bestaande uitvoeringsorganisaties zoals de stadsdeel-MT's niet in staat zijn het project tot uitvoering te brengen en mits de relatie tussen de nieuw op te zetten uitvoeringsorganisatie en andere uitvoerings- en afstemmingsgremia in het gebied helder is vastgelegd.
10.6
Interne visitatie
Het gemeentelijk managementteam (GMT) zal ter versterking van de kwaliteit van de uitvoering als interne visitatiecommissie gaan fungeren. Dit gebeurt op basis van de MARAP's van de diensten en de voortgangsrapportages van de SMT's. Eventuele knelpunten in de uitvoering kunnen hierdoor sneller worden opgepakt.
76
10.7
De nieuwe structuur
We vergroten de grip van bestuurders en topmanagement op de voortgang van het GSB en de benutting van de daarvoor toegekende middelen. We hebben daarbij binnen het huidige concerndienstenmodel de volgende opzet voor ogen: Het college stelt de startdocumenten vast en is in het kader van de begrotingsvoorbereiding verantwoordelijk voor de toewijzing van de met uitvoering gemoeide budgetten. De coördinerend wethouder voor het GSB bewaakt de voortgang. Het gemeentelijk managementteam (GMT) bereidt de voorstellen van de coördinerend wethouder voor en bewaakt de uitvoering van de besluiten van de coördinerend wethouder en het college. Het GMT organiseert verder de zelfanalyse en toetst sectorale beleidsvoorstellen aan de GSB-doelstellingen en kaders. Het directe u re n o verleg GSB, bestaande uit de sectordirecteuren die belast zijn met het realiseren van de prestatieafspraken en de (plv) concerncontroller bereidt de besluitvorming over de allocatie van BDU-middelen voor, bewaakt de voortgang van de realisering van de output-doelstellingen en van de uitputting van de daarvoor beschikbaar gestelde middelen, ziet toe op de kwaliteit van de geleverde prestaties en bereidt de door het college vast te stellen startdocumenten voor. Het directeurenoverleg adviseert aan het GMT. Portefeuillehouders en diensten zijn verantwoordelijk voor de juiste, tijdige en volledige uitvoering van de binnen hun werkgebied liggende prestatieafspraken. Het projectbureau GSB stelt in samenwerking met de concerncontroller richtlijnen op voor de begrotingscyclus en de verantwoording. Het projectbureau draagt zorg voor de externe afstemming met het rijk en andere grote gemeenten, ontwikkelt instrumenten voor de uitvoering van het GSB en biedt ondersteuning aan de coördinerend wethouder en het college, het GMT, het directeurenoverleg en afzonderlijke portefeuillehouders en diensten.
77
Bijlagen
78
Bijlage 1 Bodemprogramma Den Haag 2005-2010 Stedelijk Gebied Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Inleiding Aanpak werkvoorraad Toetsbare prestaties Nazorg/beheersmaatregelen Asbest Ongerechtvaardigde verrijking Bodembeleidsbrief Gasfabrieken
1.
Inleiding
Het bodembeleid is erop gericht dat omstreeks 2030 de gevallen van ernstige bodemverontreiniging gesaneerd zijn. Gemeenten zijn aan zet voor de concrete uitvoering hiervan en krijgen hiertoe financiële middelen via het ISV2 en de Wbb. Hieronder geeft de gemeente Den Haag aan op welke wijze de bodemsanering in de periode 2005-2010 zal worden aangepakt in stedelijk gebied.
2.
Aanpak werkvoorraad
In de werkvoorraad wordt een overzicht gegeven van locaties die (mogelijk) ernstig verontreinigd zijn. Hiervoor is in de afgelopen jaren door de werkgroep Landsdekkend Beeld een uitgebreide inventarisatie gedaan, waarmee uiteindelijk een koppeling is gemaakt tussen bestanden met hinderwetgegevens, ondergrondse tanks en al onderzochte locaties. Hiermee ontstaat een lijst met 22.000 locaties. Een deel hiervan behoort tot de werkvoorraad. Dat zijn locaties die potentieel ernstig verontreinigd zijn en waar nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden én locaties waar uit onderzoek is gebleken dat een verontreiniging aanwezig is en waarvoor vervolgonderzoek of sanering noodzakelijk is. De werkvoorraad van Den Haag bestaat uit ongeveer 10.000 locaties. De nadruk ligt de komende periode op onderzoek. Naar verwachting zullen er in volgende periodes meer saneringen plaatsvinden. Analyse werkvoorraad Op ongeveer 3.000 locaties uit de werkvoorraad is al eens onderzoek gedaan en moet een vervolgonderzoek of een sanering plaatsvinden. Voor deze locaties zal op basis van de beschikbare informatie en door inzet van het juridisch instrumentarium een initiatiefnemer worden aangewezen. Indien nu en naar verwachting in de toekomst geen derde is aan te wijzen, zal de gemeente in haar hoedanigheid van bevoegd gezag Wet bodembescherming (Wbb) het initiatief voor de vervolgstappen nemen. Nader onderzoek Op ongeveer 7.000 locaties is nog geen onderzoek gedaan en zal in eerste instantie een verkennend onderzoek moeten worden verricht om uit te maken of er wel of niet sprake is van een bodemverontreiniging. Ongeveer 2.500 van deze locaties is bedrijventerrein, het initiatief ligt in eerste instantie bij de eigenaar of gebruiker. 350 hiervan is BSB-deelnemer of valt onder het flankerend beleid. Voorde overige bedrijfslocaties moet nog beleid worden ontwikkeld. Voor de 4.500 locaties, die niet bedrijventerrein zijn, ligt het initiatief op ontwikkelingslocaties bij de ontwikkelaar, dit kan ook de gemeente zijn. Uit een koppeling van de werkvoorraad met stadsontwikkelinglocaties in de periode 2005-2010 bleek slechts een marginale overlap. Veel locaties van de werkvoorraad liggen in woonwijken, waar geen ingrijpende herontwikkeling verwacht wordt. Een uitzondering is het bedrij\enterrein de Binckhorst, de herontwikkeling hier wordt verwacht in de periode na 2009.
79
Het programma Voor de concrete aanpak van locaties moet in de eerste plaats worden bepaald welk deel van de werkvoorraad door de gemeente zelf moet worden aangepakt. Omdat de middelen en de praktische mogelijkheden niet voldoende zullen zijn om alles in een keer aan te pakken zal een prioritering en een planning moeten worden aangegeven. Overigens geldt dat de toewijzing naar initiatiefnemer geen eenmalige actie is. Steeds opnieuw zal moeten worden bepaald wie de initiatiefnemer voor de volgende stap is aan de hand van actuele inzichten in de bodemkwaliteit of de situatie. De eigen werkvoorraad van de gemeente De prioritering en planning van locaties waar een sanering moet plaatsvinden wordt vooral bepaald door het uiterste saneringstijdstip dat op basis van de risico's is bepaald en is vastgelegd in een beschikking. Alleen als kan worden aangesloten bij andere (plan)ontwikkelingen kan daar van afgeweken worden. Voor de prioritering van locaties waar een onderzoek moet plaatsvinden, zal in de eerste plaats worden gekeken naar de potentiële risico's voor de gezondheid en verspreiding in de bodem. Als meest risicovol kunnen worden aangemerkt voormalige bedrijven in woon- en recreatiegebieden met een risicovolle bedrijfsactiviteit. Het gaat hierbij in het bijzonder om chemische wasserijen, drukkerijen, garagebedrijven en benzine- en oliehandel, wegens het gebruik van vluchtige en mobiele stoffen. De werkvoorraad bevat ongeveer 2500 locaties die tot deze categorie behoren. Verder zal moeten worden gekeken waar in de toekomst mogelijk kan worden aangesloten bij planontwikkeling. In eerste instantie is het van belang om op korte termijn beter inzicht te krijgen in de mate waarin verdachte locaties daadwerkelijk verontreinigd zijn en de risico's daarvan. Hierdoor kunnen tijdig maatregelen worden getroffen om risico's op te heffen. Tevens is de kans om een veroorzaker aan te kunnen spreken groter naarmate de verontreiniging eerder aan het licht komt. In het algemeen geldt dat hoe beter het inzicht in de daadwerkelijke verontreiniging hoe beter de gemeente de regie kan voeren over de bode m sa n e ring operatie en derden succesvol kan aanspreken als kostendrager. In dat licht is het het streven van de gemeente om over 10 jaar alle nog niet onderzochte potentieel ernstig verontreinigde locaties te hebben onderzocht. De ambitie voor de komende 5 jaar is om 3.500 locaties te onderzoeken. Naar verwachting zullen ongeveer 1.750 onderzoeken plaatsvinden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen en wettelijke verplichtingen en door eigenaren in het kader van koop/verkoop. De overige 1.750 locaties zullen door de gemeente als bevoegd gezag worden onderzocht. De prioriteit ligt bij de milieuhygiënisch meest risicovolle locaties. Daarnaast is het de ambitie om de komende 5 jaar 185 van de naar verwachting 1.250 saneringslocaties te saneren. Uitgaande van een multiplier van 4 in kosten en van 5 in aantallen betekent dit dat 35 locaties door het gemeentelijk bevoegd gezag om milieuhygiënische redenen moeten worden gesaneerd. 20 van deze locaties zijn bekend, de overige 15 volgen uit de geplande onderzoeken. Een onzekerheid is de mate van inspanning van derden. Dit is slechts ten dele te beïnvloeden door de gemeente. Een groot deel van de bodemsaneringproblematiek van Den Haag ligt in niet-dynamisch gebied. Het betreft veelal relatief kleinschalige bedrijven in woongebieden. Op basis van de aantallen saneringen door derden in de periode 2000-2003 (gemiddeld 15 per jaar) is het niet te verwachten dat het theoretisch afgeleide aantal van 150 saneringen door derden in de komende 5 jaar wordt gehaald. De gemeente verwacht niet dat de bed rij ven regel ing een bijdrage van betekenis zal opleveren, gezien het geringe aantal aanvragen. De gemeente Den Haag werkt aan de mogelijkheid om de uitkomsten van het landsdekkend beeld aan gebruikers/belanghebbenden beschikbaar te stellen via het internet
3.
Prestaties
Prestaties Bodemsanering 2005-2010 stedelijk gebied Aantal te onderzoeken locaties: 1.750 Aantal te saneren locaties: 35 M2 te saneren grond: 35.000 M3 te saneren grond: 50.000 M3 te saneren grondwater: 175.000 B.P.E: 250.000
80
De verwachting is dat de markt een gelijk aantal onderzoeken zal uitvoeren en een 4 keer zoveel saneringen. Dit is gebaseerd op een multiplier van 5 in aantallen. Onzekerheden De hoeveelheden m2 en m3 en de b.p.e. zijn berekend op basis van gemiddelde hoeveelheden van de afgeronde saneringen in de afgelopen 3 jaar. Het is onzeker of deze waarden ook gelden voor de komende periode. Ook is al aangegeven dat inspanningen van derden maar ten dele zijn te beïnvloeden door de gemeente en zeker gezien de ervaringen van de afgelopen 3 jaar is het zeer de vraag of de gewenste prestaties zullen zijn te realiseren.
4.
Nazorg / beheersmaatregelen
De provincies zijn belast met de uitvoering van het NAVOS-onderzoek (nazorg voormalige stortplaatsen). Binnen het grondgebied van de gemeente Den Haag liggen geen NAVOSstortplaatsen. Het aandeel nazorg locaties in de werkvoorraad is niet bekend. De komende 5 jaar zijn er 12 nazorg I oca ties die door het gemeentelijk bevoegd gezag met ISV-budget worden bekostigd. De kosten van de nazorg worden geschat op 2,5 miljoen euro. De mate waarin de nazorg van restverontreinigingen beslag legt op het beschikbare budget zal ongeveer 20% bedragen. Dit is inclusief de nazorg bij gasfabrieksterreinen.
5.
Asbest
De problematiek rond asbest beperkt zich niet tot de provincies Overijssel en Gelderland. Daarom moeten alle gemeenten aandacht besteden aan de mate waarin asbest de aanpak van bodemverontreiniging in hun gebied beïnvloedt. De gemeente Den Haag verbetert het inzicht in de samenhang tussen asbest en bodemverontreiniging door asbest verplicht mee te laten nemen in alle bodemonderzoeken waarvoor het gemeentelijk bevoegd gezag opdracht geeft. In Den Haag zijn geen asbestwegen bekend. Omdat Den Haag weinig asbestverdachte objecten op haar grondgebied heeft, zoals kassengebieden, boerenschuren enz., komt asbestverontreiniging van bodems relatief weinig voor. Wat het effect is van het door het rijk vastgestelde saneringscriterium op de omvang van de werkvoorraad en de kostenprognose is nog niet bekend. Dat zal door middel van de deze periode uit te voeren onderzoeken duidelijk moeten worden. Bij de geplande herstructurering van naoorlogse wijken zal blijken of sprake is van asbestverontreiniging van bodems. In het algemeen kan gemeld worden dat de asbestproblematiek kostenverhogend werkt bij de afvoer van grond.
6.
Ongerechtvaardigde verrijking
Het rijk heeft nog geen afspraken gemaakt met de gemeente Den Haag over 'ongerechtvaardigde verrijking' op oude saneringen. Het initiatief hiervoor ligt bij het ministerie van VROM. Derhalve kan niet worden aangegeven welk deel van de werkvoorraad in 2005-2010 aanvullend wordt aangepakt.
7.
Bodembeleidsbrief
In december 2003 heeft staatssecretaris Van Geel van VROM een bodembeleidsbrief gestuurd naar de Tweede Kamer. Deze bodembeleidsbrief wijzigt de rolverdeling tussen rijk, provincies, gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders in de sturing van de aanpak van bodemverontreiniging. Gemeenten en waterkwaliteitsbeheerders krijgen de taak om zelf ambities bij de te bereiken bodemkwaliteit te bepalen. Het rijk stelt referentiewaarden beschikbaar. Het rijk beschrijft in het 'saneringscriterium' wanneer risico's door de aanwezigheid van bodemverontreiniging zodanig zijn dat maatregelen nodig zijn, onafhankelijk van de ambitie van de gemeente of het eventueel ontbreken van dynamiek c.q. medefinanciers. De gemeente Den Haag is al geruime tijd bevoegd gezag Wet bodembescherming. De gemeente werkt volgens het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid 2003, dat in oktober 2003 door de Haagse gemeenteraad is vastgesteld. De voorlopige verwachting is dat binnen Den Haag weinig mogelijkheden zijn waarbij het gebruik van de bodem meer centraal kan komen te staan. Er zijn weinig verontreinigde gebieden geschikt om bijvoorbeeld tot bedrijventerrein te worden getransformeerd. Mede volgens het Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid 2003 wordt reeds aanwezige ernstige verontreiniging in de bodem al minder om louter milieuhygiënische redenen gesaneerd, maar beheerd. In het volgebouwde Den Haag is het
81
niet voldoende dat saneren en beheren van verontreinigde locaties primair wordt gestuurd door maatschappelijke en ruimtelijke dynamiek. Het gemeentelijk bevoegd gezag ontkomt er niet aan om hier zelf ook een actieve rol in te vervullen. Zolang de bodembeleidsbrief nog niet nader is uitgewerkt, zal deze van weinig invloed zijn op de werk voor ra a d. Wij schatten in dat er maar weinig locaties zijn die aan de milieuhygiënische urgentie 0-4 jaar zullen voldoen.
8.
Gasfabrieken
In 2000 is in een apart convenant tussen VROM en de gemeente de uitvoering en financiering van de sanering van de beide gasfa brie ks terreinen in Den Haag geregeld. De saneringen zijn inmiddels gestart. De projecten zijn opgenomen in de meerjarenprogramma's Wbb. De nazorg is opgenomen in het bodemsaneringsprogramma stedelijk gebied. Financiële paragraaf Uitgangspunt is dat een b.p.e 50 euro kost, zoals aangegeven in de handreiking tb.v. de bodemprogramma's. Met l S V-budget worden 250.000 b.p.e.'s gerealiseerd door saneringen, dat kost 250.000 x 50 = 12.500.000 euro. Daarnaast worden er 1750 locaties onderzocht. Een eerste onderzoek kost 3.000 euro, dat betekent 1.750 x 3.000 = 5.250.000 euro. Hiervan moet 20% verder worden onderzocht voor 15.000 euro per locatie, dat betekent 20% x 1.750 x 15.000 = 5.250.000 euro. In totaal 23 miljoen euro. Verder geldt in het algemeen dat saneringen in Den Haag door de goed doorlatende zandgrond relatief duur zijn.
82
Bijlage 2 Waar Staat Den Haag? In de GSB-III periode staan vijf oi/fcome-doelstellingen centraal: • • • • •
Het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving Het verbeteren van de sociale kwaliteit van de samenleving Het binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad Het vergroten van de economische kracht van de stad
In dit hoofdstuk geven wij een schets op hoofdlijnen hoe de stad er op de vijf outcomedoelstellingen voor staat. Dat doen wij aan de hand van een beperkt aantal indicatoren per outcomedoelstelling. Zo houden we een goed overzicht en voorkomen we dat (relatieve) bijzaken het zicht wegnemen op de punten die de komende vijfjaar centraal staan. De bovengenoemde doelstellingen zijn deels objectief, deels subjectief van aard. Dat heeft gevolgen voor de gekozen indicatoren. Objectieve gegevens maken duidelijk hoe wij presteren, subjectieve informatie voegt daaraan toe hoe burgers die prestaties waarderen. Objectieve en subjectieve informatie vullen elkaar aan, maar moeten wel goed van elkaar worden onderscheiden. Onze prestaties dragen bij aan het welbevinden van burgers, maar er valt doorgaans geen één-op-één relatie te leggen tussen wat wij doen en hoe een burger zijn woon- en leefsituatie beleeft. Om een voorbeeld te geven: het is een bekend verschijnsel dat ondanks betere prestaties op het gebied van veiligheid mensen zich toch steeds onveiliger kunnen voelen. Punt van aandacht is hoe die informatie moet worden gewaardeerd en geïnterpreteerd. Kwantitatieve informatie lijkt 'hard', maar moet wel steeds in zijn context worden gezien. Dat laat zich het best toelichten aan de hand van een voorbeeld. Een stad heeft gebieden nodig waar starters een begin maken met het beklimmen van de sociale ladder. Dat zijn veelal gebieden met goedkope woningen, een hoge druk op de openbare ruimte, veel jongeren, veel lage inkomens, een oververtegenwoordiging van niet-Nederlandse nieuwkomers en een hoge verhuisfrequentie. Het is niet verbazend en op zichzelf ook niet verontrustend als deze gebieden op alle G S B-lijstjes benedengemiddeld scoren. De mensen die er wonen zijn immers zo bezig met het verbeteren van hun sociaal-economische positie dat zij weinig tijd en energie over hebben om in de sociale samenhang te investeren, eens te meer als zij niet van plan zijn langer in het gebied te blijven wonen dan noodzakelijk. Optrekken van (al) deze gebieden naar het stedelijk gemiddelde is mogelijk noch wenselijk. De gemeentelijke inzet in deze gebieden zal zich moeten concentreren op het verbeteren van de sociale ladder- of emancipatiefunctie door een activerend sociaal en educatief beleid en het stimuleren van positief woon- en teefgedrag. Meetbare prestaties neerzetten op het gebied van onderwijs, inburgering, werkgelegenheidsbevordering, veiligheid en overlastreductie vinden wij in deze gebieden een betere indicator van het succes van ons beleid dan bewoners-tevredenheid. We helpen de bewoners in deze gebieden om hun positie te verbeteren en om beter met elkaar te kunnen samenleven door faciliteiten aan te bieden, maar ook door eisen aan hen te stellen. Duidelijk is wat onze opgave is, maar meer aandacht is nodig voor de vraag of we de dingen die we doen wel goed genoeg doen. Dat betekent dat we nadrukkelijker dan tot nog toe moeten monitoren of de instrumenten die we inzetten om de sociale ladderfunctie te stimuleren en te ondersteunen wel effectief genoeg zijn. In dat verband zal ook aandacht moeten worden geschonken aan de vraag of we wel genoeg en de goede (positieve en negatieve) prikkels geven en of we voldoende inspelen op initiatieven van mensen zelf. We moeten als een gegeven accepteren dat mensen, als zij zover zijn om te stijgen naar een hogere sport van de sociale ladder, in veel gevallen zullen verhuizen naar een andere wijk of een beter deel van dezelfde wijk en dat de vrijgekomen plek weer door een nieuwe starter wordt opgevuld. Binnen een beperkte bandbreedte kan worden getracht succesvolle klimmers vast te houden door betere woningen in dezelfde wijk te bouwen waardoor een volgende stap in de wooncarrière in hetzelfde gebied kan worden gezet. Ook kan de instroom van nieuwe starters worden beperkt door te sleutelen aan de woningvoorraad in het gebied. Maar de mogelijkheden om dat te doen zijn begrensd. Een starterswij k wordt geen middenstandswijk, dat moeten we ook niet willen.
83
Gevolg hiervan zal vermoedelijk zijn dat de beleving van leefbaarheid en veiligheid en het gevoel van betrokkenheid bij de woon- en leefomgeving lager dan het stedelijk gemiddelde zullen blijven en dat bewoners zich benedengemiddeld zullen inspannen voor sociale samenhang. Dat moeten we niet uitlichten en als afzonderlijk probleem gaan behandelen, maar in zijn perspectief zien. We hebben pas een probleem als de sociale ladderfunctie stokt en mensen die volgende stap niet kunnen zetten en zich opgesloten gaan voelen in een leefsituatie zonder perspectief op verbetering. Als we er niet in slagen om de bewoners van deze startersgebieden te prikkelen tot een zodanig woon- en leefgedrag dat de kwaliteit van wonen en (samen)leven in het gebied door de betrokkenen tenminste acceptabel wordt geacht. Om het beeld scherper te krijgen willen we in plaats van een statisch, een dynamisch beetd krijgen van wat er in startersgebieden gebeurt. Onze indicatorkeuze is daarop afgestemd. Wij volgen hoeveel niet-Nederlandse Hagenaars verhuizen naar gebieden met een hogere status. In aanvulling daarop kan in de toekomst kwalitatief onderzoek worden gehouden naar het welbevinden van de blijvers in deze gebieden. In GSB-t en -II lag een sterk accent op het inlopen van sociaal-economische en sociaal-educatieve achterstanden. Dat blijft belangrijk, maar in GSB-III zal daarnaast de vraag voorop staan wat de stad moet doen om midden en hoge inkomens aan te trekken en vast te houden. Steeds duidelijker wordt dat niet alleen het woningaanbod daarvoor bepalend is. Ook leefbaarheid, veiligheid, bereikbaarheid, voorzieningenaanbod en sociale samenhang spelen een belangrijke rol bij de keuze van mensen met een midden of hoog inkomen om in Den Haag te gaan of te blijven wonen. Hier spelen belevingsvragen juist een hoofdrol en zal het steeds om de vraag gaan of we voldoende effectief weten in te spelen op (veranderingen in) de behoeften van bewoners. Terugloop in de waardering van bewoners van de kwaliteit van hun woonomgeving en het voorzieningenaanbod is een signaal dat we ons moeten afvragen of we wel de goede dingen doen en of ons aanbod wel voldoende aansluit op hun vraag. Tegen die achtergrond zijn wij tot onderstaande indicatoren gekomen. In aanvulling daarop meten wij eens in de twee jaar via de leefbaarheidsmonitor wat het oordeel van bewoners is over de kwaliteit van hun woon- en leefomgeving. Daardoor weten we wat mensen van hun buurt vinden en of men vindt dat die buurt de afgelopen jaren vooruit of juist achteruit is gegaan. Dat is belangrijke aanvullende informatie omdat het een idee geeft van de mate van verknochtheid aan de eigen buurt en daarmee van hun binding aan de stad.
1.
Het verbeteren van de objectieve en subjectieve veiligheid
In 2002 aangehouden verdachte veelplegers in Haaglanden Plaats van aanhouding Den Haag Overig Haaglanden Totaal
Aantal veelplegers 1.348 443 1.791
percentage 75 25 100
Bron: Bestuursdienst, Aanpak stelselmatige daders, Den Haag juli 2002
In 2002 zijn door de politie in Haaglanden 1.791 zogenaamde veelplegers aangehouden. De relatief kleine groep criminelen (10-15%) is verantwoordelijk voor circa 60-65% van de criminaliteit in Den Haag. Het aanpakken van veelplegers is dan ook de kern van het veiligheidsbeleid in GSB-III. 1.348 (75%) van de veelplegers uit het werkgebied van de regiopolitie Haaglanden wordt aangehouden in Den Haag. In de komende jaren zal moeten worden gevolgd wat er met die veelplegers na hun aanhouding gebeurt: welke strafrechtelijke reactie volgt er, welke maatregelen worden getroffen met het oog op hun resocialisatie na het uitzitten van hun straf, in hoeverre is sprake van recidive.
84
Aantal jeugdige delictplegers (12-24 jaar) per 1.000 jeugdige inwoners in Den Haag, naar type (1998-2002) 1998 1999 2000 2001 2002 Groei 2002 t.o.v. 1998
Beginners
22,51
23,91
22,79
24,55
25,26
12%
Doorstromer s Veelplegers*
10,34
10,99
11,04
11,79
11,99
16%
2,67
2,19
2,22
2,25
2.17
-19%
Totaal
35,52
37,09
36,05
38.59
37,32
5%
Bron: Gegevens Politie Haaglanden en bewerking daarvan door Gemeente Den Haag, Dienst OCW/OIV * In eerdere rapportages werd deze groep als routiniers aangeduid. Met de term veelplegers wordt aangesloten bij de terminologie van het landelijk kwaliteitsproject ABRIO.
In 2002 waren er 1.779 beginners, 844 doorstromers en 179 veelplegers.
De aard/de verharding van de jeugdcriminaliteit Aanhoudingen in 2002 jongeren 12 t/m 24 absoluut % Vermogensdelicten zonder geweld 1.108 36 vermogensdelicten met geweld 197 6 466 gewelddadige delicten 15 seksuele delicten met geweld 19 1 seksuele delicten zonder geweld 8 0 vernielingen en openbare orde 502 16 verkeer smisd rijven 423 14 drugsdelicten 111 4 overige delicten 236 8 TOTAAL 3.070 100 BroniCriminaliteitskaart 2002 Den Haag, Politie Haaglanden
Het programma veiligheid in GSB-III zal zich voornamelijk moeten richten op: - het terugbrengen van de groep first offenders - het voorkomen van criminele carrières, m.a.w. dat beginners zich ontwikkelen tot doorstromers en doorstromers tot veelplegers - terugdringen van de verharding van de jeugdcriminaliteit
85
Hots pots
Bron: Bestuursdienst Plannen van aanpak hotspots. Den Haag, juli 2003
In deze gebieden is sprake van een ernstige verstoring van de openbare orde door een combinatie van criminaliteit en overlastgevende situaties. Het terugdringen van de criminaliteit en de overlast op 26 geselecteerde hotspots is de kern van het gemeentelijke veiligheidsplan. 1. Teniersplantsoen/Van Dij ckstraat/Hobbem astraat 2. Van der Vennepark 3. Delft se laan 4. Paul Krugerplein 5. Kaapseplein 6. Am munitie haven 7. Rabbijn Maarssenplein, Stationsweg, Wagenstraat, Helena van Doeveren plantsoen 8. Binnenstad, uitgaansgebieden Herengracht, Herenstraat, Plein en Grote Markt 9. Strand 10. Duindorp 11. Centraal Station 12. Tippelzone Waldorpstraat 13. Paets van Troostwijkstraat 14. Wenken bach straat/Zuigerstraat/'t Kikkertje 15. Thomsonplein 16. Weimarstraat 17. Skatebaan Mient 18. Toekomstig wijkpark De Verademing 19. Cantateplein 20. Houtwijk 21. Notenplein 22. Heeswijkplein 23. Slooplocatie Escamp: Raaltestraat/Olststraat 24. Leyweg winkelcentrum 25. Dierenselaan 26. Forepark
86
Als subjectieve oufcome-indicatie hanteren we het onveiligheidsgevoel.
Percentage dat zich wel eens onveilig voelt in eigen buurt Aantal 1996 1998 2000 2002 hotspots Den Haag totaal 26% 23% 24% 28% 26 Loosduinen Escamp Segbroek Scheveningen Centrum Laak Haagse Hout Leidschenveen/Ypenbur
26% 25% 16% 19% 43% 24% 17%
17% 18% 28% 13% 33% 29% 15%
14% 23% 23% 14% 37% 31% 18%
17% 29% 28% 14% 42% 38% 19%
g
#
#
#
14%
3 4 4 2 9 3 1 1
Bron: Leefbaarheidsmonitor Den Haag 2002 en kaart hotspots
2.
Het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving
Onderzoek heeft uitgewezen dat door bewoners ervaren sociale samenhang bepalender is voor hun oordeel over de leefomgeving dan de fysieke staat. Daarom hanteren wij als indicator cijfers die iets zeggen over de mate waarin men zich - met anderen - verantwoordelijk voelt voor de eigen buurt. In Laak voelt 18% van de bewoners zich niet verantwoordelijk, in Centrum en Escamp is dat 14%, terwijl het stedelijk gemiddelde op 12% ligt. Voelt zich medeverantwoordelijk leefbaarheid buurt Ja Nee Totaal Den Haag Stadsdeel Loosduinen Escamp Segbroek Scheveningen Centrum Laak Haagse Hout Leidschenveen/Ypenburg Wijken met meer uitval in medeverantwoordelijkheid 33* - ESC: Bouwlust (cv) 27 - CENTR: Stationsbuurt (d2 +• p) 30 - CENTR: Transvaal kwartier (d2 + cv) 38 - LAAK: Laakkw. en Spoorwijk (p) Buurten met meer uitval in medeverantwoordelijkheid 87 - ESC: Venen, Oorden en Raden (cv) 20 - ESC: Moerwijk-Oost (p) 1 8 - CENTR: Huijgenspark (d2 + p) 62 - CENTR: Rivierenbuurt-Zuid (d2 + p) 1 9 - LAAK: Sch.kwart./Laak O. (d2 + p) 23 - LAAK: Spoorwijk (d2 +• cv) 25 - LAAK: Laakkwartier Oost (p) 26 - LAAK: Nrdpolderb./Molenw. (d2 + p) 64 - HHOUT: Bezuidenhout West
88
12
92 86 91 88 86 82 91 95
8
83 82 75 82
17 18 25 18
78 81 80 82 80 81 81 81 82
22 19 20 18 20 19 19 19 18
14
9 12 14 18 9 5
Bron: Leefbaarheidsmonitor Den Haag 2002 * CBS-nummer voor wijken en buurten Afkortingen: d2: Europese Doelstelling-2-gebieden/cv: centrale vemieuwingsgebieden/p: pioniersgebieden
De gebieden waar bewoners zich minder dan gemiddeld (mede) verantwoorde l ij k voelen voor de eigen buurt zijn zowel de gebieden met de grootste fysieke leefbaarheidsproblemen en de minste sociale cohesie, als de gebieden waar de gemeente en de corporaties de grootste inzet van mensen en middelen plegen om het woon- en leefklimaat te verbeteren. Die inzet leidt kennelijk niet tot een positiever oordeel. Dat kan te maken hebben met kwaliteit en tempo van de geleverde prestaties, maar ook met de factoren die wij in de aanhef van dit hoofdstuk hebben geschetst: in startersgebieden zijn mensen in eerste instantie bezig met overleven en vooruit komen en pas op de tweede plaats met hun woonomgeving. Mensen investeren niet in een buurt die zij slechts als een tijdelijke plek in afwachting van een betere beschouwen. Om de kant van het sociaal functioneren van de wijk nog wat meer te belichten kan het antwoord op de vraag of men de buurt gezellig vindt behulpzaam zijn. Deze buurt is gezellig met veel saamhorigheid Helemaal Mee Neutraal Mee Helemaal mee eens eens oneens mee oneens Totaal
5
44
12
34
6
4
55 39 46 58
14 13 13 10 10 11 11 23
25 37
2 6 5 1 10 6 3 4
Den Haag Stadsdeel Loosduinen E s ca m p Scheveningen
4
Laak Haagse Hout
5 6 4 2 7
Leidschenveen/Ypenburg
8
Centrum
35
38 46 40
32 24 40 42 33
25
WIJKEN met <50% oneens met de stelling
36 -ESC : Moerwijk (cv) 27 -CENTR: Stationsbuurt (d2+p) 28 -CENTR: Centrum (d2) 29 -CENTR: Schildersbuurt (d2+cv)
2 2 3 3 3 1
30 -CENTR; Transvaalkwartier (d2+cv) 37 -CENTR: Groente & Fruitm. (d2)
5 2
31 -ESC
: Rustenburg Oostbroek (p)
33 -ESC
: Bouwlust (cv)
BUURTEN met <50% oneens met de stelling 98+99-ESC: Dreven/Gaarden+Uith. (cv) 20 -ESC : Moerwijk-Oost (cv) 38 -ESC : Moerwijk-Noord (cv) 39 -ESC : Moerwijk-Zuid (cv) 10-SEGBR: Rond Energiecentr. (P) 11 -CENTR: Kortenbos(d2) 14 -CENTR: Zuidwal(d2) 18 -CENTR: Huijgenspark (d2+p) 62 -CENTR: Rivierenbuurt-Zuid (d2+p) 63 -CENTR: Rivierenbuurt-Noord (d2 +p) 19 -LAAK : Sch. Kwart./Laakh.O. (d2+p) 22 -LAAK : Laakhaven West (d2+p) 26 -LAAK : Nrdpolderb./Molenw. (d2+p)
3
2 3 2 4 3 2 3 4
2 1 1
37 35 35 27 31 34 26 28
11 12 13 11 14 11
33 32 33
33
11 14 11 12
29 28 24 27 19 31 23 32 32
7 13 12 12 13 9 11 9 16
7 11
45 43 42 48 44 41 44 48
46 47 46 40 48 49 51 46 58 47 55 53 40
6
8 8 10 8 14 19 11
8 4 7
13 12 8 11 11 10 8 8 5 11
Bron: Leefbaartieidsmonitor Den Haag 2002 * CBS-nummers voor wijken en buurten Afkortingen: d2: Europese Doelstelling-2 - gebieden/CV: Centrale Vemieuwingsgebieden/ P: Pioniersgebieden
Zelfs in de wijken waar de problemen het grootst zijn, zijn er mensen die zich verantwoordelijk voelen en die de wijk gezellig vinden. De leefbaarheidsactiviteiten in het kader van GSB-III zullen zich vooral concentreren op het stimuleren, faciliteren en ondersteunen van initiatieven van deze bewoners. Wij zien buurtbeheerbedrijven en initiatieven in de sfeer van nachtpreventie en straatvertegenwoordigers daarbij als belangrijke voertuigen. Tenslotte is het van belang dat mensen zich gelukkig voelen en vinden dat zij naar behoefte kunnen participeren in hun sociale omgeving. In het overzicht valt op dat in Schilderswijk, Transvaal en Laak
88
meer mensen zich ongelukkig voelen dan elders in de stad. Hoewel de gemeentelijke verantwoordelijkheid zich niet uitstrekt tot het waarborgen van levensgeluk vinden wij het van belang te volgen hoe het welbevinden van bewoners van verschillende delen van de stad zich over de jaren heen ontwikkelt. Omdat dit een belangrijk signaal kan zijn van de mate waarin mensen bereid gevonden kunnen worden om zich in te zetten voor de verbetering van hun eigen maatschappelijke positie en die van hun woon- en leefomgeving.
Eigen Leven
Totaal Den Haag Stadsdeel Loosduinen E scamp Segbroek Scheveningen Centrum Laak Haagse Hout Leidschenveen/Ypenburg WIJKEN (die onder het gemiddelde van Den Haag scoren) 33 -ESC : Bouwlust (cv) 34 -ESC : Morgenstond (cv) 36 -ESC : Moerwijk (cv) 27 -CENTR: Stationsbuurt (d2) 29 -CENTR: Schildersbuurt (d2) 30 -CENTR: Transvaal kwartier (d2+cv) 37 -CENTR: Groente & Fruitm. (d2) BUURTEN (die onder het gemiddelde van Den Haag scoren) 40 -LOOSD: Nieuw Waldeck 87 -ESC : Venen, Oorden, Raden (cv) 88+89-ESC: Morgenstond W+0 (cv) 20 -ESC : Moerwtjk-Oost (cv) 37 -ESC : Moerwijk-West (cv) 39 -ESC : Moerwijk-Zuid (cv) 10-SEGBR: Rond Energiecentr. (p) 18 -CENTR: Huijgenspark (d2+p) 62 -CENTR: Rivierenbuurt-Zuid (d2+p) 1 9 -LAAK : Sch.kwart./Laakh.O. (d2+p) 23 -LAAK : Spoorwijk (d2+cv) 26 -LAAK : Nrdpolderb./Molenw. (d2+p)
Gezond heid
Beschik bare tijd om leuke dingen te doen 6.9
Mate financieel rond kan komen
Hoeveelheid contact met anderen 7.5
7.1 6.9
7.7 7.4 7.6
7.6
7.5
7.8 7.6 7.7 7.8 7.4 7.6 7.7 7.7
7.5 7.4 7.7 7.7 7.4 7.5 7.6 7.8
6.9 7.1 6.7 6.9 7.1 6.7
7.5 7.0 7.3 7.5 6.7 7.0 7.5 7.5
7.5 7.4 7.5 7.5 6.9 7.0 7.4
7.3 7.3 7.4 7.6 7.1 6.9 7.4
7.0 7.1 6.9 6.9 6.4 6.4 6.7
6.9 6.7 6.9 6.9 6.2 6.2 7.1
7.4 7.4 7.3 7.4 6.7 7.0 7.2
7.5 7.4 7.5 7.4 7.5 7.3 7.5 7.4 7.3 7.4 7.2 7.4
7.5 7.2 7.3 7.3 7.2 7.3 7.4 7.6 7.5 7.4
6.9 6.8 7.1 6.9 7.0 7.0 6.8 6.9 6.9 6.9 7.1 6.7
7.1
6.6 6.9 6.8 6.8 6.7 6.8 6.9 6.8 7.0 6.7 6.8
7.4 7.1 7.4 7.3 7.2 7.2 7.3 7.3 7.5 7.3 7.3 7.0
7.4
7.1
7.2
7.8 7.3 7.4 7.7 7.5
Bron: Leefbaarheidsmonitor Den Haag 2002 * CBS-nummers voor wijken en buurten Afkortingen: d2: Europese Doelstelling-2 -gebieden/CV: Centrale Vemieuwingsgebieden/P: Pioniersgebieden
3. Het verbeteren van de sociale kwaliteit van de samenleving door versterking van integratie, participatie en het vergroten van de zelfredzaamheid Grote steden zijn te beschouwen als sociale ladders. Mensen trekken er van heinde en verre naar toe in de hoop op een betere toekomst voor zichzelf en hun kinderen. De grote stad vervult zijn functie goed als mensen er daadwerkelijk in slagen op die ladder op te klimmen. Wij proberen het functioneren van die ladderfunctie inzichtelijk te maken door het volgen van de wooncarrière van nieuwkomers uit niet-westerse en niet-geïndustrialiseerde landen. We brengen in kaart hoeveel van deze nieuwkomers die de afgelopen vijfjaar in een wijk met een lage sociaal-economische status zijn komen te wonen in die periode zijn verhuisd naar een wijk met een hogere sociaal-economische status. Dat blijkt niet minder dan 36% te zijn.
89
Sociale ladderfunctie Allochtonen (volgens de definitie van het ministerie van BZK) en vluchtelingen die zich van 1998 tot oktober 2003 in de minder goede wijken van Den Haag hebben gevestigd. november 2003
Totaal aantal 21.333 100%
Niet meer verhuisd 9.479 44%
verhuisd in zelfde soort buurt zonder verbetering van status 2.143 10%
verbeterd door in betere buurt of woning te gaan wonen 7.687 36%
Naar het buitenland verhuisd 2.024 10%
Bron: GBA Den Haag, bewerking projectbureau GSB
Een zo hoge mutatiegraad in sta tierswij ken betekent dat de sociale cohesie in deze gebieden continu onder hoge druk staat en dat het de vraag is of het zinvol is beleidsinspanningen te richten op binding aan de wijk. Wellicht getuigt het van meer werkelijkheidszin om te accepteren dat mensen die vooruit komen op de sociale ladder zullen vertrekken naar een andere wijk of een beter deel van dezelfde wijk (b.v. een deel met koop- in plaats van sociale huurwoningen) en onze inspanningen vooral te richten op het faciliteren van het sociale stijgingsproces in combinatie met het stimuleren van gewenst woonen leefgedrag. Dat laatste aspect en inspanningen gericht op het vergroten c.q. instandhouden van zelfredzaamheid zijn belangrijk om ook degenen die er niet in slagen hoger op de sociale ladder te komen een perspectief te bieden. Andere graadmeters voor het functioneren van de sociale ladder zijn het eigen woningbezit, het inkomen, de deelname aan het arbeidsproces en het opleidingsniveau. In principe geldt dat voor iedereen. Omdat de GSB-III inspanningen in het bijzonder zijn gericht op de inburgering en de sociale mobiliteit van Hagenaars die afkomstig zijn uit niet-westerse en niet-geïndustrialiseerde landen spitsen wij onze gegevensverzameling en monitoring op deze groep toe.
90
Bezit koopwoning In de totale woningvoorraad van Den Haag woont 45% van de Hagenaars van Nederlandse herkomst in een koopwoning. Bij de niet-westerse Hagenaars is dat 33 %. Deelname eigen woningbezit door niet-westerse allochtonen * sector huidige woning x etniciteit autoch. nietn. west westers autochtoon % % sociale huur 49.446 35 25.676 52 particuliere huur 27.600 20 7.298 15 Koop 62.593 45 16.192 33 139.639 100 49.165 100 Eigendom en prijs huidige woning x etniciteit autoch. autochtoon % koopwoning 47 29.220 goedkoop koopwoning middelduur 11.180 18 koopwoning duur 22.193 35
westers 8.102 7.180 11.068 26.350
westers % 31 27 100
totaal 83.225 42.077 89.852 215.155
tot. % 39 20 42 100
42
nietwesters
n.west %
westers
westers %
totaal
tot. %
9.466
58
4.301
39
42.987
48
4.098 2.627
25 16
2.789 3.978
25 36
18.067 28.798
20 32
Bron: WBO 2002 * Prijsgrenzen: goedkope koop: tot 150.200 euro middeldure koop: 150.200 tot 214.500 euro dure koop: vanaf 214.500
Inkomen In 2003 had 67% van de Hagenaars van Nederlandse herkomst een netto huishoudinkomen van meer dan € 1.600 per maand. Bij de eerste generatie Hagenaars van niet-westerse herkomst bedraagt dit aandeel 41%, bij de tweede generatie 53%. Opmerkelijk is dat niet-westerse Hagenaars met een laag inkomen vaker een koopwoning bewonen dan Nederlandse Hagenaars met een inkomen op hetzelfde niveau.
Netto huishoudinkomen per maand naar etniciteit 2003 versus 2001 (geïndoxeeerd) autochtonen 1siegen. allochtonen 2öe gen. allochtonen 2001 2003 2001 2003 2001 2003 63% 59% 56% <=€ 1.600 36% 33% 46% 49% 42% 31% 30% 38% 35% €1.601-€ 3.000 11% 6% 18% > € 3.000 15% 25% 6% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: Stadsenquête Den Haag 2003 - Doelgroepenmonitor
91
Deelnemen aan het arbeidsproces Hoeveel mensen van de potentiële beroepsbevolking nemen niet deel aan het arbeidsproces?
Vergelijking van het aandeel NWW Turken [%] Marokkanen [%] Surinamers [%] Antillianen [%] overige Allochtonen [%] autochtonen [%] Totaal
% nietwerkendwerkzoekend in 2002
%in 15-65 jaar, bevolking in 2002
13.8
6 4 10
9.4
10.8
2 22 56 100%
4.3
14.6 47.0 100%
Bron: Den Haag in Cijfers 2004
De Turken, Marokkanen en Antillianen hebben elk een twee keer zo groot aandeel in de NWW (nietwerkende werkzoekenden) als in de beroepsbevolking. De Nederlandse Hagenaars en de Surinamers hebben een gelijk aandeel in de NWW en de beroepsbevolking. De overige allochtonen hebben een half zo groot aandeel in de NWW als in de beroepsbevolking. De komende jaren zullen we ons moeten inspannen om meer Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse Hagenaars aan het werk te helpen en daarmee hun integratie te bevorderen.
Opleidingsniveau Met betrekking tot het opleidingsniveau is te zien dat het verschil tussen de Nederlandse Hagenaars en de tweede generatie niet-westerse Hagenaars aanmerkelijk kleiner is dan het verschil tussen de Nederlandse Hagenaars en de eerste generatie. Het ziet ernaar uit dat het resterende verschil binnen een overbrugbare tijdsperiode kan worden weggewerkt. Punt van aandacht en is wel dat de positie van laagopgeleiden (iedereen met een opleiding beneden MBO-niveau) op de arbeidsmarkt steeds zorgelijker wordt. Voor degenen voor wie een startkwalificatie te hoog gegrepen is zullen aanvullende maatregelen nodig zijn/blijven om hen een perspectief op werk te bieden. Daarbij wordt vooral gedacht aan het verruimen van de mogelijkheden om leren en werken te combineren. 2003
Opleidingen Laag l
Laag II
Middel baar
hoog
Totaal
12
24
33
30
Etniciteit Nederland Turkije Marokko Suriname Antillen
6 45 33 13 10
25 22 22 27 23
33 25 34 39 41
36
25
33 24 36 48 54
36 9 21 9 24
7
12 20 26
Etniciteit/generatie
Autochtoon 1eg. Turkije Marokko 2e g. Suriname Antillen 3 e g. Turkije Marokko 4e g. Suriname Antillen
6 46 14 17 7
Bron: stadsenquête Den Haag 2003, Doelgroepenmonitor
92
21 29 26 14
Gebruik van de Nederlandse taal buitenshuis Een indicator van de mate waarin Hagenaars met een niet-westerse achtergrond geïntegreerd zijn en een perspectief hebben op sociale stijging is de mate waarin zij buitenshuis Nederlands spreken. Absoluut is deze indicator niet: het is mogelijk dat een Turkse Hagenaar in een setting werkt waarin hij in het Turks kan, of zelfs moet, communiceren omdat al zijn collega's Turks zijn. Wel mag gesteld worden dat het niet beheersen van de Nederlandse taal de arbeidskansen van betrokkenen niet bevordert, omdat zij daardoor voor verreweg de meeste banen ongeschikt zijn. De stelling is verdedigbaar dat wie geen Nederlands leert daarmee zijn kansen om werk te vinden en te houden substantieel vermindert. Buitenshuis geen Nederlands spreken is voorts een indicatie dat het sociale leven van betrokkene zich uitsluitend afspeelt binnen zijn eigen etnische groep. Hoewel deze cijfers met enige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd lijkt de conclusie wel gewettigd dat extra inspanningen nodig zijn om Hagenaars met een niet-westerse achtergrond te stimuleren om Nederlands te leren. We kunnen mensen geen verplichtingen opleggen waar het de besteding van hun vrije tijd betreft. Wel moeten we ons blijven inspannen om activiteiten aan te bieden die de ontmoetingen tussen verschillende culturen stimuleren. Tegelijkertijd dient de vraag zich aan of het verstandig is om te blijven doorgaan met het ondersteunen va n organisaties die zich uitsluitend of overwegend bezig houden met ontspanning en ontplooiing in de eigen kring, zonder daarbij actief de ontmoeting met de omringende samenleving op te zoeken. Etniciteit/leeftijd Turkse Turkse <=34j. >=35j.
Marok. <=34j.
Marok. >=35j.
Surin. <=34j.
Surin. >35j.
Antil. <=34j.
Antil. >=35j.
71 9 20
47 40 13
57 20 23
84 5 11
75 10 15
87 4 9
Totaal in procenten TAAL MEESTAL THUIS Nederlands Andere taal Evenveel Nederlands als andere taal
10 71 19
12 77 11
21 31 48
14 52 35
84 2 13
51 34 15
42 46 11
71
35 35 31
90 4 5
Totaal in procenten TAAL VNL BUITENHUIS Nederlands Andere taal Evenveel Nederlands als andere taal
10 19
Bron: stadsenquête Den Haag 2003, Doelgroepenmonitor
93
4.
Het (opnieuw) binden van de midden- en hogere inkomens aan de stad
In de afgelopen zes jaar is in het Den Haag van voor de grenswijziging het aantal lagere inkomens gedaald met ongeveer 800 huishoudens. Het aantal midden inkomens daalde met ongeveer 1.600 huishoudens en het aantal hoge inkomens gestegen met ongeveer 2.400 huishoudens. De verhoudingen tussen de inkomensgroepen zijn derhalve slechts marginaal veranderd. De uitbreiding van de stad met Wateringse Veld, Leidschenveen en Ypenburg heeft wel geleid tot een stijging van het absolute aantal hoge inkomens. Hierbij moet overigens worden bedacht dat een aantal in het GSB-II programma gepresenteerde majeure herstructureringsoperaties nog niet is afgerond en dus ook nog geen invloed op de inkomensverdeling in de desbetreffende gebieden kan hebben.
Inkomensverdeling van particuliere huishoudens (besteedbaar huishoudensinkomen) aantal huishoudens x 1.000 % huishoudens middenink. hoog laag ink. laag ink. middenink. hoog ink.(20%) (40%) (40%) (40%) (40%) ink.(20%) 1994 104,7 30,7 51,7 67,3 15,1 33,2 1998 107,6 31,2 51,7 69,3 33,3 15 33,1 2000 108,7 69.3 51,5 15,7 32,8 Bron: RIO, CBS
Vestig e rs Den Haag naar inkomen, percentage 1998 (n= 28.393) 2002 (n= 31. 122) < modaal 57 40 modaal32 33 2xmodaal >2xmodaal 10 28
Vertrekkers Den Haag naar inkomen, percentage 2002 (n= 25.867) 1998 (n=31. 122) <modaal 21 30 rnodaal35 40 2xmodaal >2xmodaal 44 30 Het is onvermijdelijk dat we huishoudens met kinderen in de categorie midden- en hoge inkomens zullen blijven verliezen aan de regio, al kunnen de herstructureringsoperaties dat verlies wel beperken. Onze energie zal zich vooral moeten concentreren op het aantrekken en vasthouden van één- en tweepersoonshuishoudens met een midden of hoog inkomen die een grootstedelijke leefstijl hebben en/of aangetrokken worden door het hogere voorzieningenniveau dat een grote stad te bieden heeft. Dat kunnen jongeren zijn die (nog) niet voor een gezin met kinderen hebben gekozen, maar ook ouderen die geen thuiswonende kinderen meer hebben. Nader kwalitatief onderzoek is gewenst naar mensen die tot deze categorieën behoren. Degenen van hen die de afgelopen vijfjaar de stad hebben ^verlaten zou moeten worden gevraagd waarom zij dat hebben gedaan, degenen die hier nog wonen zou de vraag moeten worden voorgelegd hoe zij het wonen in Den Haag ervaren en welke verbeterpunten zij zien.
94
5.
Het vergroten van de economische groei
In de GSB-II periode zijn geen metingen over de economische groei gedaan. Deze doelstelling van het GSB is beter verwoord voor GSB-lll. In 2002 was ons bruto stedelijk product 12.238 miljoen euro. Volgens ECORYS was dat 65% van het bruto regionaal product. Vanaf 2005 wordt het bruto stedelijk product bijgehouden als meetlat voor de economische groei. Het verder stimuleren van hoogwaardige werkgelegenheid blijft centraal in de economische doelstelling.
Arbeidsmarkt De arbeidsmarkt in Den Haag en omgeving moet zo goed mogelijk in evenwicht zijn zodat structurele tekorten en overschotten van vraag of aanbod op de arbeidsmarkt zo klein mogelijk zijn. Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking is hoog. In totaal heeft driekwart een opleiding op middelbaar of hoger niveau. Er is wel een duidelijk verschil tussen de werkende en de niet werkende beroepsbevolking. De percentages van de eerste groep komt overeen met de totale beroepsbevolking.Van de niet werkenden heeft maar 55% een opleiding op middelbaar of hoog niveau. Van hen heeft 45 een laag opleidingsniveau. Het verschil tussen werkenden en niet werkenden zit vooral in de hoge en lage opleidingen. Het aandeel van opleidingen op middelbaar niveau wijkt niet veel af. Beroepsbevolking naar opleidingsniveau, 2002
totale bb.
niet werkende bb.
werkende bb.
20%
40%
60%
80%
100%
• BO/VBO/MAVO B HAVO/VWO/MBO Q HBO/WO Bron: CBS- Enquête Beroepsbevolking
Het opleidingsniveau van de starters op de arbeidsmarkt is een van de factoren die beïnvloed kan worden via het onderwijs, een andere beïnvloedbare factor is de werkgelegenheid. Door meer starters op de arbeidsmarkt met een MBO-opleiding te genereren en het aantal arbeidsplaatsen op mboniveau te vergroten kan de huidige onbalans op de arbeidsmarkt verdwijnen.
95