Haaglanden/kantoor Den Haag 'S-GRAVENHAGE 1
>
Postbus 30206
2500 GE 'S-GRAVENHAGE
Telefoon 0800 - 0543 Telefax
Raad Nederlandse Detailhandel Postbus 182 2260 AD LEIDSCHENDAM
. . . . . . . . . . . . .
Kennisgroep CAO Doorkiesnummer Datum
29 juli 2011 Uw kenmerk
Kenmerk
CAO Betreft
CAO voor de Slijterijen 2010-2011
Geachte heer, In het besluit van 11 maart 2011, UAW Nr. 11144, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalingen van de CAO voor de Slijterijen 2010-2011 algemeen verbindend verklaard tot en met 31 maart 2011. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2011. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde CAO-bepalingen.
Hoogachtend,
ON 419 - 1Z*1ED
Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur.
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Prinses Beatrixlaan 512 'S-GRAVENHAGE
Kenmerk
2
Bijlage CAO voor de Slijterijen 2010-2011 In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2011 (hierna: Handboek). U kunt het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl/Zakelijk/Personeel en loon/Cao-beoordelingen). Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen voor de werknemer. Hiertoe is de Wet loonbelasting 1964 gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011. Tot 2014 kunnen werkgevers jaarlijks aan het begin van het jaar kiezen om de oude regeling toe te passen. Op 1 januari 2014 is toepassing van de werkkostenregeling verplicht. Informatie over de werkkostenregeling vindt u in het Handboek en ook op de site van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl/Zakelijk/Personeel en loon/Werkkostenregeling). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 2.8 Definitie loon In onderdeel 8 van artikel 2 staat wat niet tot het loon behoort. Voor de volledigheid wijs ik erop dat het begrip loon voor de loonheffingen uitgebreider is. Ik verwijs hiervoor naar hoofdstuk 4 van het Handboek. In ieder geval behoren de overwerkvergoedingen, de toeslag voor het werken op de wekelijkse koopavond en de zaterdagmiddag, vakantiebijslagen en de winstuitkeringen tot het loon.
Artikel 6 Arbeidstijd Volgens het zesde lid van dit artikel heeft de werknemer die op een dag meer dan 4,5 uur werkt en na 19.00 uur doorwerkt, recht op een maaltijd van redelijke kwaliteit of recht op een vergoeding voor een aangeschafte maaltijd van maximaal € 5,45 op declaratiebasis. De waarde van de maaltijd of de vergoeding van de maaltijdkosten behoren tot het loon. De maaltijd moet worden gewaardeerd tegen de waarde in het economisch verkeer. Als de maaltijd een meer dan bijkomstig zakelijk karakter heeft, is de vergoeding of de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hiervan is sprake bij overwerk of werk op koopavonden. Van overwerk is sprake als de werknemer arbeid verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur op die dag. Als een werknemer door zijn werk tussen 17.00 en 20.00 uur niet thuis kan eten, is er in elk geval sprake van een meer dan bijkomstige zakelijke maaltijd en is de verstrekking van de maaltijd onbelast. Hetzelfde geldt voor de vergoeding van de maaltijdkosten, mits de werknemer die kosten heeft gemaakt. Het bovenstaande geldt ook als de werkgever de werkkostenregeling niet toepast (de overgangsregeling). Ik verwijs naar paragraaf 18.27 van het Handboek.
Kenmerk
3
Artikel 10 Overwerk Dit artikel bevat een regeling voor overwerk. Het overwerk kan in geld dan wel in tijd worden vergoed. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij de toeslag voor overwerk behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in de betekenis van een beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Voor de WVA geldt als hoofdregel dat overwerkloon niet tot het WVA-loon behoort. Een uitzondering hierop is dat een reistijdvergoeding tot het overwerkloon kan behoren. Ik verwijs naar paragraaf 23.1.3 van het Handboek. Een andere uitzondering geldt in de gevallen dat de werkgever de deeltijdfactor vaststelt aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. In dat geval moet de werkgever vooraf, voor de periode van een kalenderjaar, vastleggen dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt en voor welke categorie werknemers hij dit doet. Ik verwijs naar paragraaf 23.1.4 van het Handboek.
Artikel 13 Arbeidsongeschiktheid Dit artikel bevat een loondoorbetalingsregeling bij arbeidsongeschiktheid. De fiscale gevolgen zijn als volgt samen te vatten. Het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit behoort tot het loon uit tegenwoordige dienstbetrekking. Ik verwijs naar de paragrafen 1.1.3, 4.1.2, 4.2.2 en 7.6 van het Handboek. Voor de loonheffing is zowel op het salaris als op de aanvulling op de WIA-uitkering de witte tabel van toepassing. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.2 van het Handboek. Voor de toepassing van de WVA behoort uitsluitend het salaris dat betrekking heeft op de restcapaciteit tot het WVA-loon. Indien de arbeidsduur van de werknemer door de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid minder dan 36 uur per week gaat bedragen is niet langer sprake van een werknemer met een volledige arbeidsduur. Voor de afdrachtvermindering onderwijs moet de werkgever daarom het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering met een deeltijdfactor herberekenen. Ik verwijs naar paragraaf 23.1.4 van het Handboek. De aanvulling op de WIA-uitkering vormt loon uit vroegere dienstbetrekking. De inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ter zake van de aanvulling bedraagt 7,75%. Ik verwijs naar de paragrafen 6.2.1 en 6.2.5 van het Handboek. Ter zake van deze aanvulling bestaat geen recht op een afdrachtvermindering. Ik verwijs naar de paragrafen 23.1.1 en 23.1.3 van het Handboek.
Artikel 17 Vrije tijd sparen Dit artikel regelt het recht van de werknemer op tijdsparen. De werknemer kan maximaal 26 dagen per jaar en in totaal tot een maximum van 130 dagen sparen. Uit de niet algemeen verbindend verklaarde bijlage 2 bij de CAO, waarin deze tijdspaarregeling is uitgewerkt, blijkt dat werknemers in deeltijd deze rechten naar rato van de omvang van het dienstverband hebben. Aanspraken op vakantie- en compensatieverlof behoren als zodanig niet tot het loon voor zover zij samen aan het eind van het kalenderjaar niet meer bedragen dan de arbeidsduur per week, gerekend over een periode van 50 weken. De doorbetaling tijdens de verlofdagen behoort in dat geval tot het loon.
Kenmerk
4
Bij parttimers wordt het maximum van 250 dagen overeenkomstig verlaagd. Ik verwijs naar paragraaf 18.51.1 van het Handboek. Uiteraard behoort ook een eventuele uitbetaling bij beëindiging van de dienstbetrekking tot het loon voor de loonheffingen.
Artikel 18 Buitengewoon verlof Het derde lid van dit artikel vermeldt dat in de periode van 5 jaar voorafgaande aan zijn pensionering een werknemer eenmaal recht heeft op maximaal 5 dagen verlof met behoud van loon voor het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op zijn pensionering. De vergoeding van de kosten van een prepensioencursus of de verstrekking van een dergelijke cursus is loon tenzij de cursus op een lijn is te stellen met outplacement. Indien de cursus of de vergoeding ervan tot het loon behoort, kan de werkgever het onderbrengen in de vrije ruimte. Als de werkgever niet de werkkostenregeling maar de oude regeling toepast dan is sprake van een vrije vergoeding of verstrekking als de cursus op een lijn staat met outplacement. Wanneer sprake is van meerdaagse, volledig verzorgde bijeenkomsten of cursussen met een meer recreatief karakter dan behoort de vergoeding van de cursuskosten tot het loon. Bij een verstrekking in natura behoort de waarde in het economische verkeer tot het loon. Desgewenst kan de werkgever aan de inspecteur vragen om vooraf zekerheid over de fiscale gevolgen te geven. Ik verwijs naar paragraaf 18.30 van het Handboek.
Artikel 24 Dienstwoning Het tweede lid van dit artikel luidt: “Indien aan een werknemer een dienstwoning als in lid 1 omschreven ter beschikking wordt gesteld, kan het voor hem geldende loon worden verminderd met een bedrag, gelijk aan de wekelijkse/maandelijkse huurwaarde van die woning. Deze waarde wordt echter niet in aanmerking genomen voor zover deze meer bedraagt dan 15% van het voor de werknemer geldende loon. Daarnaast is de werkgever gerechtigd de werkelijke kosten van water, gas, licht en verwarming alsmede alle overige bijkomende huisvestingskosten, welke niet ten laste van de slijterij komen, te verrekenen met het voor de werknemer geldende loon.” Past de werkgever de werkkostenregeling toe dan behoort de verstrekking of vergoeding van het genot van een dienstwoning tot het loon van de werknemer. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel en daarmee onderbrenging in de vrije ruimte is niet mogelijk. De waarde van de verstrekking of vergoeding van het genot bedraagt maximaal 18% van het jaarloon van de werknemer bij een 36-urige werkweek. Bij een vaste arbeidsduur van minder dan 36 uur per week moet u het loon herrekenen tot 36 uur. Als de werkgever de oude regeling toepast, geldt in feite hetzelfde. Deze verstrekking of vergoeding is dan vrijgesteld voor zover deze waarde in het economische verkeer meer is dan 18% van het jaarloon van de werknemer bij een 36-urige werkweek. Bij een vaste arbeidsduur van minder dan 36 uur per week moet u het loon herrekenen tot 36 uur. Ik verwijs naar paragraaf 18.56 van het Handboek.
Artikel 27 Oproepkrachten Dit artikel bevat bepalingen met betrekking tot oproepkrachten. De afdrachtvermindering onderwijs verstaat onder een werknemer met volledige arbeidsduur: een werknemer met een contractuele arbeidsduur van 36 uur of meer per week. Voor deze afdrachtvermindering geldt dat, indien sprake is van een werknemer zonder contractueel overeengekomen vaste arbeidsduur of van een werknemer met een contractueel overeengekomen
Kenmerk
5
arbeidsduur van minder dan 36 uur per week, de werkgever het toetsloon en de afdrachtvermindering naar evenredigheid moet herrekenen. Indien bij oproepkrachten het aantal te werken uren niet contractueel is vastgelegd, moet de werkgever het toetsloon en het bedrag van de afdrachtvermindering naar evenredigheid herrekenen. De werkgever moet het werkelijk door de oproepkracht gewerkte aantal uren delen door 36. De deeltijdfactor mag daarbij niet groter zijn dan 1. Omdat de arbeidsduur niet contractueel is vastgelegd kan voor de toepassing van de WVA geen sprake zijn van overwerk. Loon dat een werkgever in deze situatie ter zake van overwerk aan een oproepkracht uitbetaalt behoort tot het WVA-loon. Ik verwijs naar de paragrafen 23.1.3 en 23.1.4 van het Handboek.
---0---