Rijnmond/kantoor Rotterdam ROTTERDAM
1
>
Telefoon Postbus 50960
Telefax
3007 BB ROTTERDAM
Unit Doorkiesnummer . . . . . . . . . . . . .
Datum
2 juni 2009 Uw kenmerk
Kenmerk Betreft
beoordeling cao's op fiscale aspecten
Geachte heer, De Vereniging van Nederlandse Theatergezelschappen en –producenten en FNV Kunsten, informatica en media hebben de collectieve arbeidsovereenkomst “CAO Nederlands Theater 2009-2010” en “CAO Stichting Sociaal Fonds Theater 2008” gesloten. Deze cao’s heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen indien en voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2009. Ik verzoek u om de CAO-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde CAO-bepalingen.
ON 396- 1Z*1ED
Met vriendelijke groeten, Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Laan op Zuid 45 ROTTERDAM
Kenmerk
2
In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2009. De Belastingdienst verstrekt het Handboek jaarlijks aan inhoudingsplichtigen/werkgevers. Daarnaast verstuurt de Belastingdienst regelmatig Nieuwsbrieven en Mededelingen. Daarin staan aanvullingen op het Handboek. Een actuele versie van het Handboek kunt u raadplegen op de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De term loonheffingen gebruikt men voor de loonheffing (loonbelasting en premies volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de Zorgverzekeringswet (Zvw) samen. Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 14 verblijfkostenvergoedingen De werkgever verstrekt onder voorwaarden een vergoeding voor maaltijden en kleine kosten onderweg. De voorwaarden staan in dit cao-artikel. De hoogte van de vergoedingen staat in bijlage V. De regeling sluit enigszins aan bij de bedragen en voorwaarden van de Reisbesluiten voor ambtenaren. De fiscale gevolgen van deze caoverblijfskostenvergoedingsregeling hangen af van de feiten en omstandigheden. De werkgever dient die feiten en omstandigheden aannemelijk te kunnen maken. Het lunchgeld is een vrije vergoeding als de werkgever aannemelijk kan maken dat de werknemer de maaltijd heeft gebruikt in een openbare eetgelegenheid en dat de dienstreis tussen 12.00 en 14.00 viel. Het dinergeld is een vrije vergoeding als de werkgever aannemelijk kan maken dat de werknemer de maaltijd heeft gebruikt in een openbare eetgelegenheid en dat de dienstreis tot 21.00 heeft geduurd. Een schriftelijke verklaring van een werknemer, die inhoudt dat de werknemer in een openbare eetgelegenheid heeft gegeten met daarop de duur van de dienstreis, kan als voldoende bewijs dienen, mits de werkgever op de juistheid van de verklaring toeziet. Ingeval er sprake is van verblijf in het buitenland dient dit ook op de verklaring te worden vermeld. De extra vergoeding voor kleine uitgaven bij overnachting in Belgisch Vlaanderen behoort niet tot het loon. De daggeldvergoeding is een vrije vergoeding als de werkgever aannemelijk maakt dat een dienstreis langer dan vier uur heeft geduurd. Bij een dienstreis binnen de standplaats dient de werkgever tevens aannemelijk te maken dat de reisbestemming niet op minder dan 1 kilometer van de plaats van tewerkstelling lag. De Reisbesluiten en –regelingen kennen geen “Technici sejour-vergoeding” van € 5,50. De werkgever dient in voorkomende gevallen aannemelijk te kunnen maken dat er sprake is een situatie waarop de cao ziet en dat er sprake is van een vrije vergoeding. Dit laatste is het geval als de technicus op aanwijzing van de werkgever overnacht. In overige gevallen moet de werkgever aannemelijk kunnen maken dat er gewoonlijk sprake is van doorgaans € 5,50 aan extra verblijfskosten. De hier bovenstaande fiscale gevolgen zijn anders als: * een werknemer doorgaans op ten minste één dag per week heen en weer reist tussen zijn woning en dezelfde arbeidsplaats en hij dat op meer dan 20 dagen doet (het 20-dagencriterium). * op de dienstreis (gratis) verstrekkingen zijn in verband met het verblijf . * de dienstreis vóór 21.00 uur eindigt, terwijl de werknemer door zijn werk niet vóór 20.00 uur thuis kan eten. Ik verwijs dan voor de fiscale gevolgen voor de loonheffingen naar het Handboek Loonheffingen 2009, paragraaf 17.9 en 17.27.
Kenmerk
3
Artikel 15 Vergoeding onkosten voor kleding en (kleding)attributen De werkgever vergoedt alle kosten van of verstrekt: kleding e.d, pruiken, plak- en kapwerk en schmink. Deze zaken blijven eigendom van de werkgever. Als de vergoeding of verstrekking leidt tot loonheffing komt deze voor rekening van de werkgever. De vergoeding of verstrekking van kleding behoort tot het loon, tenzij er sprake is van werkkleding of van een vrije ARBO-verstrekking. Kleding is slechts als werkkleding aan te merken indien zij: a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm 2 per kledingstuk. Kleding is slechts aan te merken als vrije ARBO-verstrekking indien: a. het kleding betreft met bijzondere eigenschappen, zoals isolerende of beschermende kleding; b. de kleding in redelijkheid deel uitmaakt van een ARBO-plan van de werkgever; c. de verstrekking tijdens werktijd plaatsvindt; d. de werknemer de kleding overwegend tijdens werktijd draagt; e. de werknemer geen eigen bijdrage is verschuldigd; en f. er geen sprake is van een aanmerkelijke privé-besparing van de werknemer. Door de werkgever ter beschikking gestelde kleding, bijvoorbeeld toneelkleding, die niet aan deze voorwaarden voldoet behoort niet tot het loon zolang deze kleding aantoonbaar op de werkplek blijft. Ik verwijs u naar paragraaf 17.53 van het Handboek. In alle overige gevallen moet de werkgever de vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon rekenen. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.3 van het Handboek. Kosten voor toneelschmink behoren voor acteurs tot de vrij te vergoeden beroepskosten. Kosten van persoonlijke verzorging behoren voor acteurs onder omstandigheden tot de vrije beroepskosten. Zo’n vergoeding is vrij voor zover de uitgaven niet zouden zijn gedaan door iemand die niet een zodanige dienstbetrekking vervult, maar wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft in dezelfde positie verkeert. De werkgever dient aannemelijk te kunnen maken dat hiervan sprake is. De werkgever mag eindheffing toepassen over het belaste deel van deze kostenvergoedingen en verstrekkingen. Deze eindheffingsmogelijkheid geldt tot een maximumbedrag van € 200 per maand per werknemer. Het meerdere behoort tot het loon. Ik verwijs u naar het Handboek paragraaf 21.8.
Artikel 16 Reiskostenvergoedingen De cao geeft regels voor dienstreizen en woon-werkverkeer. De werkgever vergoedt onder omstandigheden de gemaakte pied à terrekosten of stelt huisvesting beschikbaar. Hoofdstuk 18 van het Handboek bevat een uitgebreide behandeling van de wet- en regelgeving over reiskosten. Voor reizen met openbaar vervoer gelden bijzondere regels; ik verwijs naar paragraaf 18.2 van het Handboek. De paragrafen 18.3 tot en met 18.8 van het Handboek gaan, onder meer aan de hand van schema’s, over reizen anders dan met openbaar vervoer.
Kenmerk
4
In de paragrafen 18.1.3 en 18.9 staat dat, indien en voor zover sprake is van vervoer vanwege de werkgever, er geen mogelijkheid is om reiskosten onbelast te vergoeden. De werkgever dient voor een belastingvrije tegemoetkoming in de pied à terrekosten of de verstrekking ervan, aannemelijk te kunnen maken dat het vergoeden of verstrekken van huisvesting redelijkerwijs noodzakelijk is voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. De vergoeding of verstrekking kan onbelast geschieden gedurende maximaal twee jaar. Na deze twee jaar kan sinds 1 maart 2009 de werkgever de loonheffing voor eigen rekening nemen en past dan eindheffing toe voor moeilijk te individualiseren loon. Ik verwijs u naar paragraaf 17.21 en 17.24 en 21.4 van het Handboek.
Artikel 17 Verhuiskostenvergoeding Indien de werknemer door de werkgever wordt verplicht om te verhuizen, komen werkgever en werknemer een verhuiskostenvergoeding overeen binnen de fiscale voorzieningen. Met ingang van 1 januari 2009 zijn de fiscale regels voor het onbelast vergoeden van verhuiskosten ingrijpend gewijzigd. Deze wijziging kan voor werkgevers en werknemers zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Enerzijds is het bedrag dat de werkgever maximaal onbelast mag vergoeden verhoogd. Anderzijds heeft de werkgever een zwaardere bewijslast gekregen dat de verhuizing voldoende verband houdt met de dienstbetrekking. In het laatste geval mag de werkgever een onbelaste verhuiskostenvergoeding geven van maximaal € 7.750 naast de vergoeding van de werkelijke kosten voor het overbrengen van de boedel. Ik verwijs naar paragraaf 17.49 van het Handboek.
Artikel 25 t/m 27 Uitruilen van arbeidsvoorwaarden De werkgever heeft een meerkeuzesysteem arbeidsvoorwaarden voor aanvullende pensioenaanspraken, kopen en verkopen van vakantieuren en een fietsenplan. Vanuit fiscaal oogpunt staat het werkgevers en werknemers vrij om een overeengekomen beloning te wijzigen. Daarbij is het belangrijk een situatie waarin sprake is van een wijziging van de overeengekomen beloning duidelijk te kunnen onderscheiden van de situatie dat sprake is van besteding van (al genoten) loon. De vormgeving van de keuzemogelijkheid is van belang om sterk gelijkende situaties met verschillende gevolgen voor de loonheffingen van elkaar te onderscheiden. De wijziging van de arbeidsbeloning dienen werkgever en werknemer te beschouwen en duidelijk vast te leggen als een wijziging van of een aanvulling op de arbeidsovereenkomst. Ik verwijs u naar paragraaf 17.7 van het Handboek. Als werkgevers en werknemers hier onvoldoende aandacht aan besteden is het mogelijk dat de wijziging niet de beoogde fiscale gevolgen heeft. Als sprake is van het besteden van loon, is het loon fiscaal reeds genoten, en wel voorafgaand aan of door de ruil. Het loon is dan belast. Het beleid dat de Belastingdienst hanteert over het wijzigen van beloningen is verwoord in het besluit van 7 december 2005, nr. CPP2005/2518M. Een loonsverlaging leidt in beginsel tevens tot een verlaging van het pensioengevend loon. Met ingang van 24 september 2008 geldt dat een verlaging van het pensioengevend loon achterwege kan blijven ingevolge het besluit van 8 september 2008, nr. CPP2008/1727M, dat op die datum in werking is getreden. Voor de mogelijkheid om een fiets fiscaal voordelig te vergoeden of verstrekken verwijs ik naar paragraaf 18.7 van het Handboek.
Kenmerk
5
Artikel 28 Contributies vakbond en beroepsorganisaties Onder voorwaarden vergoedt de werkgever de contributie. Tegelijkertijd houdt de werkgever dit bedrag in op het bruto maandloon van de werknemer. Ook hier lijkt sprake van uitruil van arbeidsvoorwaarden. Ik verwijs u naar mijn tekst bij uw artikel 25. De werkgever dient aannemelijk te maken dat partijen bedoelen een situatie tot stand te brengen waarbij de werkgever de vakbondscontributie vergoedt en de werknemer afziet van een deel van het bruto maandloon. Een inhouding van het bedrag leidt namelijk niet tot een lager loon. Als caopartijen regelen dat het loon in geld na uitruil van alle arbeidsvoorwaarden, inclusief dit artikel, niet onder de grenzen van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag komt en voorts rekening houden met de hierbovenstaande opmerkingen, veronderstelt de Belastingdienst dat deze bedoeling er is. Een vergoeding voor de contributie behoort niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 17.11 van het Handboek.
Artikel 43 Stagevergoeding De stagiair sluit een stageovereenkomst met de werkgever en het opleidingsinstituut. Voor fulltime werkzaamheden krijgt hij € 300 bruto per maand, exclusief reis- en verblijfskosten. Deze stagiair staat in fictieve dienstbetrekking tot de werkgever en is verzekerd voor de Wajong en voor de Ziektewet. De werkgever hoeft geen premies werknemersverzekeringen te berekenen maar wel loonheffing en premie ZvW. De ingehouden bijdrage ZvW hoeft de werkgever niet aan de stagiair te vergoeden. De afdrachtvermindering onderwijs in het kader van een initiële opleiding in het hoger beroepsonderwijs geldt niet. Ik verwijs u naar paragraaf 15.10 van het Handboek. Voor algemene heffingsaspecten met betrekking tot de inkomsten van stagiairs verwijs ik tevens naar het besluit van 15 december 2006, nr. CPP2006/1461M, Stcrt. nr. 249.
Artikel 6 CAO Stichting Sociaal Fonds Theater 2008 De werkgever is maandelijks een bijdrage verschuldigd aan de stichting. De werkgever is gerechtigd om een bedrag in te houden op het salaris. In artikel 2 staat waarvoor de stichting de bijdrage gebruikt. Het gaat om kinderopvang, arbeidsmarktonderzoek, ontwikkelen en uitvoeren van beleid op het terrein dat de hele sector raakt en secretariële kosten. De bijdrage van de werkgever vormt geen loon. De bijdrage van de werknemer kan niet in mindering komen op het loon. Eventuele uitkeringen uit het fonds behoren onder bepaalde voorwaarden niet tot het loon. De werkgever kan, eventueel onder verwijzing naar deze brief, in concrete gevallen uitsluitsel vragen aan de voor hem bevoegde inspecteur. Als het fonds een uitkering doet die tot het loon behoort, moet het fonds de werkgever van deze uitkering in kennis stellen. De werkgever moet ook over deze door het fonds gedane uitkering loonheffing(en) inhouden en afdragen.
Kenmerk
6