Kantoor Rotterdam
1
>
Telefoon 0800 - 0543 Postbus 50960
Telefax
3007 BB ROTTERDAM
unit ITO DV Doorkiesnummer (010) 290 58 86
Vereniging voor de Nederlandse Vleeswarenindustrie De heer drs. J.H.G. Goebbels Postbus 64 2700 AB Zoetermeer
. . . . . . . . . . . . .
Datum
29 juli 2013 Uw kenmerk
Kenmerk
CAO Betreft
Cao voor de vleeswarenindustrie tot 1 april 2014
Geachte heer Goebbels,
In het besluit van 23 januari 2013, UAW Nr. 11396, heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bepalingen van de Cao voor de vleeswarenindustrie algemeen verbindend verklaard tot 1 april 2014. Deze bepalingen heb ik beoordeeld op fiscale aspecten van de loonheffingen. Het doel hiervan is onder meer dat werkgevers zo goed mogelijk in staat zijn om hun fiscale verplichtingen na te komen. Ik heb de beoordeling beperkt tot de in mijn ogen belangrijkste fiscale aspecten. In de bijgevoegde rapportage informeer ik u over het resultaat van deze beoordeling. Wellicht ten overvloede vermeld ik dat u aan deze beoordeling alleen vertrouwen kunt ontlenen voor zover ik fiscale aspecten expliciet benoem. De beoordeling heeft plaatsgevonden naar de wet- en regelgeving zoals die geldt per 1 januari 2013, en is dus inclusief regels rondom de werkkostenregeling. Ik verzoek u om de cao-partijen van de inhoud van deze brief op de hoogte te stellen. Ik ga ervan uit dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd. Indien u vragen of opmerkingen heeft, kunt u mij bereiken op bovengenoemd doorkiesnummer. Uiteraard kunt u ook bij mij terecht als u informatie wenst over de fiscale aspecten van niet in deze beoordeling genoemde cao-bepalingen.
Hoogachtend, Belastingdienst/Kennisgroep CAO namens de inspecteur
ON 550- 1Z*1ED
mr. L.W.J. Konings
Bezoekadres In uw antwoord datum en kenmerk van deze brief vermelden
Laan op Zuid 45 ROTTERDAM
Kenmerk
2
Aanhef van de bijlage In deze rapportage verwijs ik naar het Handboek Loonheffingen 2013 (hierna: Handboek). Dit Handboek bestaat uit twee versies: het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. Deze laatste versie is bedoeld voor werkgevers die nog niet gebruik maken van de werkkostenregeling en de oude regelgeving (overgangsregeling) toepassen. Indien de nummering van paragrafen en hoofdstukken in beide versies van het Handboek uiteenloopt, verwijs ik in de rapportage eerst naar het Handboek Loonheffingen 2013 Werkkostenregeling en vervolgens naar het Handboek Loonheffingen 2013 Vrije vergoedingen en verstrekkingen. U kunt beide versies van het Handboek raadplegen op of downloaden van de internetsite van de Belastingdienst (www.belastingdienst.nl). Uiteraard vindt u hier ook steeds het laatste nieuws, waarover u zich ook door middel van een rss-feed kunt laten informeren. De door de Belastingdienst uitgevoerde cao-beoordelingen zijn ook te vinden op de site van de Belastingdienst, www.belastingdienst.nl, met de zoekterm “cao-beoordelingen”. Met ingang van 1 januari 2011 is de werkkostenregeling ingevoerd. Dit is de nieuwe regeling van kostenvergoedingen en voorzieningen (verstrekkingen en het ter beschikking stellen van zaken) voor de werknemer. Hiertoe is de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) gewijzigd en zijn ook de uitvoeringsbepalingen herschreven. De nieuwe uitvoeringsbepalingen zijn vervat in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 (hierna: URLB 2011). De Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vervallen. De werkkostenregeling houdt kort gezegd in dat de werkgever een vrije ruimte heeft van - in 2013 1,5% van het totaal van de individuele fiscale lonen van zijn werknemers. Tot dit bedrag kan de werkgever onbelast kostenvergoedingen en voorzieningen geven aan zijn werknemers. Daarnaast gelden nog enkele specifieke vrijstellingen en bovendien zijn er voorzieningen die de werkgever, hoewel ze als loon (in natura) zijn aan te merken, tegen een lagere waarde of nihilwaarde in aanmerking mag nemen. De werkgever kan in de jaren 2011, 2012 en 2013 jaarlijks, aan het begin van het jaar, kiezen om de oude regelgeving (overgangsregeling) toe te passen. In dat geval hanteert hij de regelgeving zoals die luidde per 31 december 2010. Inmiddels heeft de staatssecretaris bekend gemaakt dat de werkgever ook in 2014 kan kiezen om de oude regelgeving toe te passen. Meer informatie over de werkkostenregeling kunt u vinden op de site van de Belastingdienst met de zoekterm “wkr”. De (loon)begrippen voor de diverse wetten waarop de loonheffingen zijn gebaseerd kunnen verschillen. De loonheffingen bestaan uit de loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen), de premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw). Ook voor de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (hierna: WVA) geldt dat soms sprake is van afwijkende begrippen. Als sprake is van loon voor de loonheffingen en tevens van WVA-loon, dan gebruik ik de term “loon”.
Artikel 1.6 Werknemer en 1.12 Uitbeenploegen De cao geldt voor werknemers van werkgevers in de vleeswarensector. De cao vermeldt tevens de arbeid van uitzendkrachten, gedetacheerde werknemers, uitbeenkrachten en vakantiewerkers. De regels van de loonheffingen zijn van toepassing op alle arbeidsverhoudingen die fiscaal als dienstbetrekking zijn aan te merken. In de loonheffing en de WVA spreken we bij een werkgever meestal van een inhoudingsplichtige. Bij de premieheffing werknemersverzekeringen en de zorgverzekeringswet spreken we wél van werkgever. In deze beoordeling gebruik ik de term werkgever ook voor de inhoudingsplichtige. Het Handboek beschrijft in hoofdstuk 16/15 verschillende situaties waarin sprake is van inhoudingsplicht. Van een werknemer in fiscale zin is in ieder geval sprake als hij een arbeidsovereenkomst met de cao-werkgever sluit. Dit geldt ook als sprake is van een vakantiewerker.
Kenmerk
3
Een arbeids(uitbeen)kracht kan onder bepaalde omstandigheden, zonder arbeidsovereenkomst, toch fiscaal in dienstbetrekking staan tot de cao-werkgever. Er bestaat dan bij die werkgever inhoudingsplicht voor de loonheffingen. Ik verwijs u naar hoofdstuk 1 van het Handboek. Echter, indien die werkgever een geldige VAR-WUO of VAR- dga van de arbeids(uitbeen)kracht in zijn administratie heeft en tevens aan andere voorwaarden voldoet, blijft de inhoudingsplicht alsnog achterwege (Handboek, paragraaf 1.1.6). Van een werknemer in fiscale zin is ook sprake als een arbeids(uitbeen)kracht, eventueel door bemiddeling van een uitbeenploeg, een werk persoonlijk aanneemt, tenzij diegene een ondernemer is. De inhoudingsplicht van de cao-werkgever geldt ook voor de hulpen. De loonheffing kent speciale tabellen voor deze werknemers. Ik verwijs u naar het Handboek, paragraaf 16.2 / 15.2. Uitzendkrachten en gedetacheerde werknemers zijn in echte of fictieve dienstbetrekking bij de uitlener als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. De uitlener kan een uitzendbureau zijn maar ook bijvoorbeeld een uitbeenonderneming die werkkrachten aan een cao-werkgever uitleent. Het uitzendbureau of de uitbeenonderneming moet dan de loonheffingen inhouden, aangeven en afdragen. Ik verwijs naar paragraaf 16.20 / 15.20 van het Handboek. De inlenende werkgever kan overigens aansprakelijk worden gesteld voor, onder meer, de loonheffingen die betrekking hebben op de door de uitzendkracht verrichte werkzaamheden. Voor de verdeling van de afdrachtvermindering onderwijs voor de beroepsbegeleidende leerweg tussen de uitlener en de inlenende werkgever verwijs ik naar paragraaf 25.1.1 / 24.1.1 van het Handboek. Voor het in de WVA gehanteerde begrip “werknemer” verwijs ik naar de inleiding van Hoofdstuk 25 / 24 van het Handboek.
Artikel 2 Inhoud van de arbeidsovereenkomst De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk in tweevoud opgemaakt. Voor de volledigheid wijs ik op de fiscale verplichtingen van de werkgever om uiterlijk de dag voordat de werknemer gaat werken: - de gegevens voor de loonheffingen van de werknemer te ontvangen; - de identiteit van de werknemer vast te stellen. Voor de inhoud van deze verplichtingen verwijs ik naar de paragrafen 2.1 en 2.2 van het Handboek. Het niet naleven van deze verplichtingen kan tot forse naheffingsaanslagen en tot grote administratieve overlast leiden. In dit verband wijs ik tevens op de identificatieplicht van de werknemer, zie paragraaf 2.2.2 van het Handboek, en de bewaarplicht van de werkgever, zie paragraaf 3.5 van het Handboek. Artikel 6 Werkkleding De werknemer ontvangt de benodigde werkkleding en werkschoeisel in bruikleen. In het algemeen kan het gaan om kleding ter beschikking stellen (werkgever blijft eigenaar), vergoeden ( werknemer is eigenaar) of verstrekken ( werknemer wordt eigenaar). Indien de werkgever de werkkostenregeling toepast, dan behoren zowel de vergoeding en verstrekking van (werk-)kleding als de ter beschikking gestelde (werk-)kleding tot het loon van de werknemer. De werkgever kan deze vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding als eindheffingsloon aanwijzen en onderbrengen in de vrije ruimte. Voor de waardering ervan verwijs ik naar paragraaf 4.5 van het Handboek. Voor ter beschikking gestelde kleding geldt een uitzondering. Als ter beschikking gestelde kleding geheel of deels op de werkplek wordt gebruikt, is de waarde hiervan nihil in de volgende drie situaties: a) de kleding is uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b) de kleding is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk; c) de kleding blijft achter op de werkplek.
Kenmerk
4
Mogelijk kwalificeert de kleding als een arbovoorziening. Arbovoorzieningen die de werkgever verstrekt of ter beschikking stelt, behoren niet tot het loon indien de werknemer deze gebruikt of verbruikt op de werkplek. Ik verwijs naar paragraaf 20.2.7 van het Handboek. Het onderhoud van de kleding volgt het regime van de kleding; de vergoeding of de waarde van de verstrekking van het onderhoud behoort tot het loon tenzij de kleding onder de genoemde nihilwaardering valt. Indien de werkgever gebruik maakt van de oude regelgeving van vrije vergoedingen en verstrekkingen dan behoort de vergoeding, de verstrekking of de ter beschikkingstelling van kleding tot het loon tenzij sprake is van een van de volgende situaties: a) er sprake is van werkkleding; b) er sprake is van ter beschikking gestelde kleding die tevens aantoonbaar op het werk achterblijft; c) de vergoeding of de verstrekking van kleding vormt een arbovoorziening. Kleding is slechts als werkkleding aan te merken indien zij: a. uitsluitend of nagenoeg uitsluitend geschikt is om tijdens de vervulling van de dienstbetrekking te worden gedragen; b. is voorzien van een of meer duidelijk zichtbare, aan de inhoudingsplichtige gebonden beeldmerken met een oppervlakte van samen tenminste 70 cm2 per kledingstuk. Als de kleding een arbovoorziening vormt gelden de volgende (aanvullende) voorwaarden: - de werkgever heeft een arboplan; - de verstrekking van kleding maakt in redelijkheid deel uit van dat arboplan; - de kleding wordt overwegend tijdens werktijd gedragen; - de werknemer hoeft geen eigen bijdrage te betalen; - er is geen sprake van een aanmerkelijke privé-besparing voor de werknemer. Ik verwijs naar paragraaf 19.3 van het Handboek. In de praktijk kan men ervan uitgaan dat in ieder geval sprake is van een aanmerkelijk privé-voordeel als de privé-uitgaven van de werknemer op jaarbasis € 454 lager zullen zijn dan de privé-uitgaven van met hem vergelijkbare werknemers. In alle overige gevallen moet de werkgever de vergoeding of de waarde van de verstrekte of ter beschikking gestelde kleding tot het loon rekenen. Ik verwijs naar paragaaf 19.42 van het Handboek. Voor de onderhoudskosten van kleding geldt dat, als er sprake is van werkkleding in fiscale zin of van een arbovoorziening, de werkgever het onderhoud belastingvrij mag vergoeden of verstrekken. Is geen sprake van werkkleding, dan behoort de werkgever de vergoeding van onderhoudskosten en/of de waarde van de verstrekking tot het loon te rekenen. Voor de waardering van zowel de kleding als van de onderhoudskosten verwijs ik naar paragraaf 4.5 van het Handboek. Voor de WVA geldt dat voor zover ter zake van kleding sprake is van loon voor de loonheffingen, tevens sprake is van WVA-loon, tenzij de werkgever de desbetreffende vergoeding of verstrekking in de regel slechts eenmaal of in de regel eenmaal per jaar toekent. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek.
Artikel 12.4.6 Vakbondscontributie De werkgever brengt de vakbondscontributie binnen de fiscale mogelijkheden in mindering op het brutoloon doordat de werknemer met een declaratieformulier (bijlage VI) afstand doet van een deel van zijn loon van december. In de werkkostenregeling behoort de vergoeding voor de contributie van een vakbond tot het loon van de werknemer. De werkgever kan de vergoeding aanwijzen als eindheffingsloon en in de vrije ruimte onderbrengen. In de oude regelgeving behoort een vergoeding voor de contributie van een vakbond niet tot het loon. Ik verwijs naar paragraaf 19.10 van het Handboek. Uitruil van arbeidsvoorwaarden De werkgever mag bij de berekening van de loonheffingen de vergoeding niet in mindering brengen op het (belastbaar) tabelloon. Dit cao-artikel maakt het wèl mogelijk om een individuele afspraak te maken over een van de cao afwijkend overeengekomen loon.
Kenmerk
5
Het gebruik van het model “declaratieformulier vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie” leidt tot zo’n individuele afspraak, mits de het lagere loon in december ook doorwerkt naar andere daaraan gekoppelde arbeidsvoorwaarden. Een loonsverlaging leidt in beginsel tevens tot een verlaging van het pensioengevend loon. Onder voorwaarden kan deze verlaging achterwege blijven. Deze voorwaarden staan in onderdeel 4 van het besluit van 9 september 2010, nr. DGB2010/2733M, Stcrt. nr. 14304.
Artt. 14 t/m 18, 20, 21 en 23 Toeslagen en uitkeringen De cao kent diverse toeslagen. Het kan gaan om een ploegen-, inconvenienten- of overwerktoeslag. Het kan ook gaan om een toeslag bij ongebruikelijke werktijden, een consignatietoeslag en een toeslag voor een extra opkomst. De cao kent ook een vakantietoeslag, een jaaruitkering van 2% en een overlijdensuitkering. De vergoeding van het reguliere uurloon met daarbij één of meerdere toeslagen behoort tot het loon. Indien sprake is van overwerkloon in fiscale zin mag de werkgever voor de loonheffing de tabellen voor bijzondere beloningen toepassen. Ik verwijs naar paragraaf 7.3.6 van het Handboek. Overwerkloon in fiscale zin is de beloning voor arbeid welke een werknemer verricht gedurende de tijd die uitgaat boven de voor die werknemer geldende normale arbeidsduur. Dit overwerkloon behoort niet tot het WVA-loon. Dit is anders in het geval de werkgever de deeltijdfactor vaststelt aan de hand van het aantal uren waarover het loon verschuldigd is in plaats van het contractueel vastgelegde aantal uren. In dat geval moet de werkgever vooraf, voor de periode van een kalenderjaar, vastleggen dat hij van deze mogelijkheid gebruik maakt en voor welke categorie werknemers hij dit doet. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.11 / 24.1.11 van het Handboek. Ook een vakantietoeslag, een jaaruitkering en een overlijdensuitkering behoren tot het loon en ook de tabellen voor bijzondere beloningen kunnen aan de orde zijn. Een toeslag of uitkering welke eenmaal of in de regel eenmaal per jaar wordt toegekend, behoort niet tot het WVA-loon. Ik verwijs naar paragraaf 25.1.10 / 24.1.10 van het Handboek. Voor de overige gevolgen van (de aanspraak op) een (eenmalige) overlijdensuitkering voor de loonheffingen verwijs ik naar de paragrafen 19.1.7 en 19.1.8 / 18.1.7 en 18.1.8 van het Handboek. In deze paragrafen staan uitvoerig de gevolgen beschreven van een aantal te onderscheiden situaties.
Artikel 19 Diplomatoeslagen en subsidies Werknemers die met goed gevolg de met naam in de cao genoemde opleidingen hebben gevolgd krijgen een éénmalige toeslag van € 233 en één jaar later een éénmalige toeslag van € 349. De werknemer krijgt onder voorwaarden een employabilitybijdrage. De éénmalige toeslagen behoren tot het loon voor de loonheffingen. De tabellen voor bijzondere beloningen kunnen aan de orde zijn. Voor de fiscale gevolgen van de employabilitybijdrage verwijs ik naar mijn opmerkingen bij bijlage III.
Artikel 34 Salaris bij arbeidsongeschiktheid De werkgever en de werknemer betalen ieder 50% van de WGA-premie. Indien het fiscaal mogelijk is, zal de premie ingehouden worden van het brutoloon. Als de werkgever de WGA-premie gedeeltelijk op de werknemer verhaalt, moet hij de verhaalde premie inhouden op het nettoloon. Als de werkgever geen WGA-premie verhaalt is er voor de werknemer geen belast voordeel. Ik verwijs naar paragraaf 5.4.6 van het Handboek.
Kenmerk
6
Artikel 35 WIA verzekering De premie voor de collectieve WIA verzekering komt deels voor rekening van de werknemer en wordt ingehouden op het loon. Aanspraken op uitkeringen op grond van de WIA zijn vrijgesteld. De uitkeringen zijn wel belast. Het werknemersdeel van de premie komt in mindering op het brutoloon bij de berekening van de loonheffingen.
Bijlage III Protocol Employability Werknemers kunnen op grond van de cao uit het Fonds Collectieve Belangen voor de Vleeswarenindustrie een bijdrage tot maximaal € 2000 per twee jaar ontvangen voor een bijdrage in de scholingskosten, gemaakt ter verbetering van de positie op de arbeidsmarkt. Een bijdrage in de kosten in verband met een studie of een opleiding die een werknemer volgt in het kader van de dienstbetrekking dan wel voor het verkrijgen van inkomsten uit werk en woning, behoren, voor zover er werkelijk sprake is van beroeps- of studiekosten, niet tot het loon. Voor meer informatie over de vergoeding van beroeps- en studiekosten verwijs ik naar de paragrafen 20.1.4 en 20.1.5 / 19.11 en 19.38 van het Handboek. Behoort de bijdrage ingevolge de fiscale regels tot het loon dan is de werkgever inhoudingsplichtig, ook als het fonds de bijdrage betaalt. Een vergoeding voor reizen is vrijgesteld als de vergoeding niet uitgaat boven de werkelijk gemaakte kosten. Voor vergoeding van binnenlandse reizen in verband met een opleiding of studie met het oog op het verwerven van inkomen uit werk en woning geldt dat de vergoeding van de werkelijke kosten gemaximeerd is tot € 0,19 per kilometer. Ik verwijs naar hoofdstuk 21 / 20 van het Handboek voor administratieve verplichtingen met betrekking tot reiskostenvergoedingen. Het tijdens de studie doorbetaalde salaris of de vergoeding van het uurloon behoort tot het loon. Protocol EVC De werknemer heeft het recht op een nulmeting voor een EVC. Met een EVC procedure kan de werknemer zijn competenties laten vaststellen en - leggen. Als de kosten van de procedure worden vergoed, behoort die vergoeding niet tot het loon. De werkgever heeft onder voorwaarden recht op een afdrachtvermindering van € 327 per procedure. Ik verwijs u naar het Handboek paragraaf 25.1.8 / 24.1.8. Protocol Cursus Nederlands op de werkvloer De werkgever is verplicht anderstalige de cursus “Nederlands op de werkvloer” aan te bieden. De cursus “Nederlands op de werkvloer” behoort enkel niet tot het loon als er sprake is van een werknemer die tijdelijk verblijft buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking.