MEMO
Aan
: de heer J.A. Karssen (plv.voorzitter)
Kopie aan
: De heer F. Huijtink
van
: H. El Aissati
telefoon
: 010-2673102
fax
:
E-mail adres
:
[email protected]
datum
: 2 februari 2011
betreft
: Mededelingen BOC&M 2 februari 2011
DIV nr : 83560
Presentie Bericht van verhindering is ontvangen van: De heer Van Vliet (gemeente Lansingerland); Mevrouw Attema (gemeente Ridderkerk); Mevrouw Salet (gemeente Spijkenisse); Mevrouw Verver Aartsen (gemeente Schiedam); Op tafel treft u aan: -
Aangepaste ontwerp-Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 en toelichting (bijlagen bij agendapunt 7).
Agenda Agendapunt 4. Delegatiebesluit 2011. Erratum Het ontwerp-Delegatiebesluit 2011 bevat een tekstuele onvolkomenheid: in artikel 2 dient “te delegeren” te worden vervangen door “wordt gedelegeerd”. In het te ondertekenen besluit is dit gecorrigeerd. Agendapunt 7. Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam. Advies portefeuillehoudersoverleg Wonen Naar aanleiding van het portefeuillehoudersoverleg Wonen is in de ontwerpverordening een wijziging aangebracht t.a.v. de uitsluiting van de rechtstreekse ISV-gemeenten voor subsidies voor het onderdeel Wonen. Hoewel het ongewenst is dat zij aanspraak kunnen maken op de ISV3-gelden die de stadsregio heeft toegevoegd aan het budget voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus, kunnen zij wel aanspraak houden op de overige door de stadsregio met deze verordening ingezette gelden. In het totale budget van de investeringsreserve voor revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus bedraagt de verhouding stadsregionale middelen – ISV3-middelen voor de periode 2011 tot en met 2014 afgerond 1/3 staat tot 2/3 (€ 7 mln. – € 13,44 mln.). In de ontwerp-verordening is daarom lid 2 van artikel 5 verwijderd en aan artikel 7 een derde lid toegevoegd. De desbetreffende “rechtstreekse” gemeenten Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam --
1
kunnen voor het genoemde beleidsterrein slechts in aanmerking komen voor maximaal een derde van het subsidiebedrag, dat in een gelijk geval verleend zou worden aan een gemeente die niet rechtstreeks ISV-geld ontvangt van het Rijk. Rangschikking 2011 De besluitvorming door het dagelijks bestuur over de rangschikking 2011 zal plaatsvinden op 9 maart 2011, in plaats van 16 februari 2011; de artikelsgewijze toelichting is hierop aangepast. Errata De toelichting op de subsidieverordening vergt enkele correcties: in de Algemene toelichting onder "Verdeling beschikbaar budget" dient € 3,44 mln te worden vervangen door € 13,44 mln. in de artikelsgewijze toelichting onder Artikel 6 Subsidieplafonds dient € 3,44 mln te worden vervangen door € 13,44 mln. Op tafel treft u aan de aangepaste ontwerp-subsidieverordening en toelichting, waarbij de wijzigingen in grijs zijn gemarkeerd. Gevraagde beslissing: conform het aangepaste ontwerpbesluit: 1. het algemeen bestuur te adviseren de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 vast te stellen. Agendapunt 8. Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012. In afwijking van hetgeen is gemeld in agendapost 13 ten aanzien van de verwerking van de bezuinigingen door het Rijk op de BDU is het voorstel van de portefeuillehoudersoverleggen Middelen en Verkeer en Vervoer om: 1. in de begroting 2012 de doorwerking van de rijksbezuinigingen op de BDU in financiële zin volledig te verwerken; 2. de inhoudelijke invulling van de bezuinigingen voor wat betreft het Openbaar Vervoer deel voor 2012 e.v. parallel aan het opstellen van de begroting in het voorjaar uit te werken en de resultaten hiervan beschikbaar te hebben bij de behandeling van de begroting in het AB van juni. (Dit is ook noodzakelijk om de OV-bedrijven de gelegenheid te geven de gevolgen van de bezuinigingen te verwerken in hun dienstregelingen voor 2012); 3. de inhoudelijke invulling van de bezuinigingen voor wat betreft het Verkeer / Investeringen deel voor 2012 e.v. te baseren op de herijking van de uitvoeringsagenda RVVP die in de zomer beschikbaar komt en waarover besluitvorming in het DB in het najaar zal plaatsvinden; 4. de inhoudelijke invulling van alle bezuinigingen op te nemen in een wijziging van de begroting 2012 die ter besluitvorming zal voorliggen in het AB van 14 december 2011. Erratum Op pag. 1 van de kadernota onder 2a. Korting BDU dient “Het deel wat nog niet concreet kan worden ingevuld zal in het AB van 22 juni zijn ingevuld en additioneel worden geagendeerd.” te worden vervangen door “Het deel wat nog niet concreet kan worden ingevuld zal in het AB van 26 oktober worden geagendeerd”.
Meent 106 - Postbus 21051 - 3001 AB Rotterdam 2
portefeuillehoudersoverleg BOCM vergadering 26 januari 2011 agendapunt 2
Verslag van de vergadering d.d. 25 november 2010 van het portefeuillehoudersoverleg Bestuurlijke Organisatie, Communicatie en Middelen (BOC&M) van de stadsregio Rotterdam Aanwezig: de heer Van Vliet (voorzitter), de heer Kampinga (Lansingerland), de heer Nootenboom (Barendrecht), de heer Van Sluis (Capelle aan den IJssel - plaatsvervanger mevrouw Keuzenkamp), de heer Mostert (Schiedam), de heer Kleijwegt (gemeente Hellevoetsluis), de heer Vroegindeweij (gemeente Ridderkerk), de heer Bruinsma (Vlaardingen), de heer Euser (Albrandswaard) en de heer Van Montfoort (gemeente Westvoorne). Alsmede: de medewerkers van de stadsregio; de heer Huijtink, mevrouw Fokkema en mevrouw El Aissati. 1.
Opening en mededelingen. De heer Van Vliet opent de vergadering en heet een ieder welkom. De heer Van Vliet meldt dat er afmeldingen zijn ontvangen van mevrouw Kriens (gemeente Rotterdam), mevrouw Verver-Aartsen (gemeente Schiedam), mevrouw Keuzenkamp (gemeente Capelle aan den IJssel), de heer Koen (gemeente Capelle aan den IJssel), de heer Prins (gemeente Krimpen aan den IJssel), de heer Eitjes (gemeente Maassluis), mevrouw Van Viegen (gemeente Brielle) en mevrouw Bouvy–Koene (Gemeente Bernisse). Voorts hebben de heer ten Have (gemeente Vlaardingen) en de heer de Jong (gemeente Westvoorne) zich bij de betreffende leden van het portefeuillehoudersoverleg BOC&M afgemeld. N.a.v. Agendapunt 6 Eerste wijziging begroting 2011 Ten aanzien van de gewijzigde begroting 2011 konden gemeenten tot en met 29 oktober 2010 hun opmerkingen kenbaar maken aan het dagelijks bestuur. Hier is door een aantal gemeenten gebruik van gemaakt en de beantwoording van deze brieven is verwerkt in de agendapost bij de gewijzigde begroting. Na de formele sluitingsdatum van 29 oktober 2010 zijn er nog twee brieven binnengekomen. Ook deze brieven zullen beantwoord worden, maar dat gebeurt via de mededelingen bij de behandeling van de gewijzigde begroting in het algemeen bestuur op 13 december 2010.
2.
Verslag van de vergadering d.d. 30 september 2010 van het portefeuillehoudersoverleg Bestuurlijke Organisatie, Communicatie en Middelen van de stadsregio Rotterdam. Het verslag wordt vastgesteld.
3.
Ingekomen en uitgegane stukken. Geen.
Verslag PHO 25 november 2010 / 82361 / BV / EF / 26 januari 2011
Pagina 1
4.
Regionaal Strategische Agenda – definitief ontwerp. N.a.v. Nota van antwoord pagina 6 van 19 waarin Barendrecht pleit voor investeringen in het onderliggend wegennet. De heer Nootenboom vindt dat bij de keuze voor projecten die gefinancierd worden uit de investeringsreserve het regionaal belang zou moeten worden benadrukt. De heer Van Vliet beantwoordt dat er geen verschil van mening is over het benadrukken van het regionaal belang. De rijksmiddelen (BDU) zijn relatief echter zo groot dat toevoeging vanuit de investeringsreserve het verschil niet zal maken. Op de gekozen onderdelen herstructurering bedrijventerreinen, groen/water en wonen zal de inzet van regionale middelen een grotere effectiviteit kunnen hebben. De criteria op basis waarvan BDU-subsidie kan worden verleend voor het onderliggend wegennet zullen aan de gemeente Barendrecht worden toegezonden. N.a.v. Nota van antwoord pagina 3 en 4 van 19, Economie/ RIA. De heer Bruinsma vraagt naar de ontwikkelingen van de beoogde uitbreiding van het RIA (Rotterdam Investment Agency) naar een regionaal orgaan. De heer Van Vliet geeft aan dat schaalvergroting logisch is op dit dossier. Er zal ook samenwerking gezocht worden met Leiden en Haaglanden. RIA zal hiervoor bij de gemeenten langskomen. Indien gemeenten een groot beroep op het RIA zullen gaan doen zal hiervoor wel een bijdrage gevraagd gaan worden. Daarnaast zijn er nog vragen over de fasering van projecten Verkeer en Vervoer. De heer Van Vliet geeft aan dat het programma in balans moest worden gebracht met de inkomsten uit de BDU. Van Tramplus Ridderkerk wordt verwacht dat hier nog veel politieke discussie over zal zijn en dat er nog juridische procedures zullen volgen. Spoedige realisatie is niet aannemelijk, daarom is voor een fasering gekozen. Uit het regeerakkoord blijkt een bezuiniging van minimaal 5% en een korting van 1,1% op de groeicomponent. Daarnaast dient het OV te worden aanbesteed. Dit betekent dat na de eerste begrotingswijziging de uitgaven in evenwicht gebracht moeten gaan worden met de inkomsten. De heer Huijtink geeft aan dat de bezuinigingen bij benadering € 500 miljoen in 10 jaar zullen bedragen. Exacte bedrag en de verdeling over de jaren is nog niet duidelijk; zodra deze informatie bekend is, wordt dit gecommuniceerd. De consequenties worden verwerkt in de begroting 2012 en de 3-maandsrapportage 2011. Het portefeuillehoudersoverleg BOC&M besluit het algemeen bestuur te adviseren: a. kennis te nemen van de reacties van de regiogemeenten en adviezen van de portefeuillehoudersoverleggen op de ontwerp Regionaal Strategische Agenda; b. de Nota van antwoord Regionaal Strategische Agenda vast te stellen; c. de Regionaal Strategische Agenda vast te stellen.
5.
9– Het 1. 2.
maandsrapportage en tweede begrotingswijziging 2010. portefeuillehoudersoverleg BOC&M besluit het algemeen bestuur te adviseren: kennis te nemen van de 9-maandsrapportage; en de tweede begrotingswijziging 2010 vast te stellen.
6.
Eerste wijziging begroting 2011. N.a.v. agendapost pag. 2 Treasury. De heer Bruinsma vraagt naar de mogelijkheden van uitlenen van overtollige middelen aan regiogemeenten. De heer Van Vliet geeft aan dat dit niet mogelijk is volgens het Treasurystatuut en dat het daarmee dan niet rechtmatig zou zijn. De heer Van Sluis vraagt naar de onderbouwing van de weerstandscapaciteit. De heer Van Vliet heeft in het AB toegezegd dat daar bij de begroting 2012 aandacht aan zal worden besteed. De heer Van Montfoort vraagt om een correctie op pagina 25, punt 1. Het Krekenplan zal niet in 2014 gerealiseerd zijn maar in 2018. De heer van Vliet zegt toe dat dit zal worden aangepast. De heer Nootenboom vraagt naar de gestegen kosten voor automatisering en of dit eenmalig is. De heer Van Vliet antwoordt dat het gaat om het op orde brengen van de basics. Gezien de bedragen die omgaan binnen de stadsregio en de risico’s die hiermee samenhangen is het nodig om de basics op orde te brengen. Volgens de
Verslag PHO 25 november 2010 / 82361 / BV / EF / 26 januari 2011
Pagina 2
huidige inzichten moet het bedrag voldoende zijn. In de 3-maandsrapportage 2011 volgt meer duidelijkheid over. Het portefeuillehoudersoverleg BOC&M besluit het algemeen bestuur te adviseren: 1. de definitieve eerste wijziging van de begroting 2011 vast te stellen. 7.
Invoering investeringsreserve. De heer Van Montfoort pleit voor het zoeken naar andere vormen van samenwerking indien de afschaffing van de Wgr-plus een feit zal zijn. Belangrijk om hierover na te denken. Op pagina 9 van de nota wordt ingegaan op het Krekenplan. Er staat dat het beheer een zaak is van het recreatieschap en het financieel koepelschap. Wat betekent dit voor het onderhoud van de kreken? Is er inzicht in de kosten voor beheer en onderhoud? De heer Bruinsma en de heer Mostert vragen naar de procedure rond de investeringsreserve in 2011. De heer Kleijwegt en de heer Mostert vragen naar de verwachtingen rondom de uitkomsten van het onderzoek naar de omslagbijdragen en de heer Euser maakt zich zorgen over de verhaalbaarheid bij het ontbreken van een goede titel. De heer Van Vliet geeft een toelichting op de ontwikkelingen inzake de voorgenomen opheffing van de Wgr-plus. De G4 mag haar visie kenbaar maken. Daaruit zullen waarschijnlijk 2 visies komen, één voor de Noordvleugel en één voor de Zuidvleugel. In december gaat minister Donner een eerste gedachte ontwikkelen. Er wordt gespeculeerd over de vorming van 2 randstadprovincies; Amsterdam/Utrecht/Almere enerzijds en Den Haag/ Rotterdam anderzijds. De stadsregio heeft geen actief advies uitgebracht maar wel een standpunt kenbaar gemaakt. Regionale samenwerking is een conditio sine qua non. We moeten blijvend ons beleid op elkaar af blijven stemmen. Met betrekking tot de omslagbijdragen is er in de begroting sprake van behoedzaam ramen. Daarnaast betreft het door het algemeen bestuur vastgesteld beleid: de omslagbijdragen dienen ook in 2011 aan de stadsregio te worden afgedragen. De heer Van Montfoort vult aan dat hij nog geen problemen heeft ondervonden met anterieure overeenkomsten. Er zijn nog geen signalen van onverschuldigde bijdragen. Het portefeuillehoudersoverleg stelt verder de voorzichtigheid met betrekking tot de geraamde omslagbijdragen op prijs. Is er een probleem, dan dient contact te worden opgenomen met portefeuillehouder Van Vliet. De heer Van Vliet zet de procedure uiteen: in 2011 zal deze afwijkend zijn van de jaren erna. Op 2 februari 2011 zal de subsidieverordening investeringsreserve worden vastgesteld in het algemeen bestuur. Op 16 februari 2011 zal het DB een besluit nemen over de besteding van de middelen 2011. Voor de jaren erna zal dit besluit jaarlijks in oktober van het jaar t-1 worden genomen. De heer Huijtink voegt toe dat de stadsregio vanaf de verdeling 2012 de gemeenten zal gaan bevragen. De heer Van Vliet deelt verder mee dat waar er al plannen liggen, deze worden gevolgd, bijvoorbeeld in het geval van herstructurering bedrijventerreinen. Voor Regionaal Groen is ook een prioriteitenlijst aanwezig. Er kunnen natuurlijk zaken bijkomen maar er zal gewogen en geprioriteerd moeten worden. De beantwoording van de vraag van de heer Van Montfoort over het beheer en onderhoud van de kreken zal schriftelijk gebeuren via portefeuillehouder Van Belzen. Het portefeuillehoudersoverleg BOC&M besluit het algemeen bestuur te adviseren de aangepaste notitie “invoering investeringsreserve stadsregio Rotterdam” vast te stellen. 8. Rondvraag en sluiting. De heer Euser meldt dat Albrandswaard zich in het algemeen bestuur zal blijven verzetten tegen de komst van de helihaven. De heer Van Montfoort vraagt of het nodig is bij de jaarrekening 2010 een extra te voorziening te treffen om verkeers- en vervoersprojecten door te laten gaan. De heer Van Vliet geeft aan dat dat niet het geval is. De nota reserves, voorzieningen en fondsen blijft het kader.
Verslag PHO 25 november 2010 / 82361 / BV / EF / 26 januari 2011
Pagina 3
De heer Bruinsma vraagt naar de middelen Jeugdzorg in het kader van de decentralisatie. De heer Van Vliet antwoordt dat de heer De Jonge hiervoor de formele woordvoerder is maar dat het nodig blijft om oplossingen in regionaal verband te zoeken. Portefeuillehouder De Jonge bereidt een stuk voor dat 15 december 2010 in het DB zal worden behandeld.
Verslag PHO 25 november 2010 / 82361 / BV / EF / 26 januari 2011
Pagina 4
portefeuillehoudersoverleg BOCM vergadering 26 januari 2011 agendapunt 3 maart 2010 Onderwerp: Ingekomen en Uitgegane stukken. Bijlagen: Geen. Toelichting Ten tijde van de verzending van de stukken waren er geen ingekomen stukken en uitgegane stukken voor het portefeuillehoudersoverleg BOC&M.
Ingekomen en uitgegane stukken / 81865 / BZC / HEA / 26 januari 2011
Pagina 1
portefeuillehoudersoverleg BOCM vergadering 26 januari 2011 agendapunt 4 2 februari 2011 Onderwerp: Delegatiebesluit 2011. Gevraagde beslissing: Het algemeen bestuur te adviseren: 1. het Delegatiebesluit 2011 vast te stellen conform het bijgevoegde ontwerp. Portefeuillehouder: Van Vliet. Samenvatting: Op 15 december 1999 is door de regioraad besloten de bevoegdheid tot het aangaan van verplichtingen en de bevoegdheid tot het aangaan van obligatoire overeenkomsten onder voorwaarden te delegeren aan het dagelijks bestuur (met de mogelijkheid tot ondervolmacht). Voorgesteld wordt het algemeen bestuur te adviseren dit delegatiebesluit te actualiseren door vaststelling van bijgevoegd ontwerpbesluit. Op basis van het door het nieuwe delegatiebesluit kan het dagelijks bestuur de volmacht van de secretaris actualiseren. Financiële consequenties: n.v.t. Verdere procedure: algemeen bestuur 2 februari 2011 Awb-publicatie vaststelling nieuwe volmacht financiële bevoegdheden secretaris door dagelijks bestuur vaststelling volmachten financiële bevoegdheden directeuren en stafafdelingshoofden door secretaris. Bijlagen: 1. ontwerp-Delegatiebesluit 2011; 2. Delegatiebesluit 1999. Toelichting: Op 15 december 1999 is door de regioraad besloten de bevoegdheid tot het aangaan van verplichtingen en de bevoegdheid tot het aangaan van obligatoire overeenkomsten onder voorwaarden te delegeren aan het dagelijks bestuur, met de mogelijkheid deze bevoegdheid te mandateren. Dit Delegatiebesluit 1999 is ter kennisname bijgevoegd. Uit een interne controle van de financiële bevoegdhedenverdeling binnen de stadsregio Rotterdam is gebleken dat het huidige delegatiebesluit niet beantwoord aan de huidige praktijk. Het besluit draagt het dagelijks bestuur op ervoor zorg te dragen dat bij mandatering aan ambtenaren, de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden worden opgenomen in het jaarverslag middels vermelding van de verleende mandaten. Deze voorwaarde is niet meer gewenst en is niet in het geactualiseerde ontwerpbesluit vermeld. De aangegane financiële verplichtingen worden uiteraard opgenomen in de financiële administratie; verder worden de financiële consequenties van deze verplichtingen
Delegatiebesluit 2011 / 81890 / BZC / RG / 26 januari 2011
Pagina 1
opgenomen in de bestuursrapportages en in de jaarrekening. Hiermee is een adequate registratie van de financiële verplichtingen geborgd. Waar in het Delegatiebesluit 1999 nog wordt vermeld dat het dagelijks bestuur de gedelegeerde bevoegdheden kan opdragen aan door het DB aan te wijzen ambtenaren, wordt in het geactualiseerde ontwerpbesluit vermeld dat het DB de bevoegdheden kan opdragen aan de secretaris (met de mogelijkheid tot ondervolmacht). Deze werkwijze is in lijn met de Richtlijn mandaatbesluiten. Het bestaande delegatiebesluit bevat overigens geen financieel plafond: de bevoegdheden van het dagelijks bestuur kennen derhalve geen financiële bovengrens. Uiteraard zijn de bevoegdheden van het dagelijks bestuur begrensd door de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting. In het geactualiseerde ontwerpbesluit is dit ongewijzigd gebleven. Op basis van het huidige delegatiebesluit is de secretaris door het dagelijks bestuur gevolmachtigd tot het aangaan van financiële verplichtingen en obligatoire overeenkomsten. Na vaststelling van het nieuwe delegatiebesluit kan het dagelijks bestuur de financiële volmacht van de secretaris actualiseren. Voorgesteld wordt het algemeen bestuur te adviseren het Delegatiebesluit 2011 vast te stellen conform bijgevoegd ontwerpbesluit.
Delegatiebesluit 2011 / 81890 / BZC / RG / 26 januari 2011
Pagina 2
BIJLAGE ONTWERPBESLUIT Delegatiebesluit 2011 Het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam, gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de stadsregio Rotterdam d.d. 15 december 2010; gelet op artikel 27 van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam; overwegende dat het wenselijk is dat het besluit van de regioraad (hierna: “het algemeen bestuur”) d.d. 15 december 1999 (Delegatiebesluit 1999) wordt aangepast aan de huidige praktijk; besluit: vast te stellen het volgende Delegatiebesluit 2011. Artikel 1. Het delegatiebesluit van het algemeen bestuur d.d. 15 december 1999 (Delegatiebesluit 1999) wordt ingetrokken. Artikel 2. De bevoegdheid tot het aangaan, uitvoeren, wijzigen en beëindigen van obligatoire overeenkomsten wordt gedelegeerd aan het dagelijks bestuur binnen de in dit besluit opgenomen begrenzingen, met dien verstande dat: 1. de bevoegdheid tot het sluiten van geldleningsovereenkomsten is beperkt tot: a. het opnemen danwel beleggen van korte financieringsmiddelen in de vorm van callen kasgeld alsmede in rekening-courant, voor zover het op te nemen totaalbedrag op enig moment de voor dat jaar vastgestelde kasgeldlimiet niet te boven gaat; b. het opnemen van lange financieringsmiddelen in de vorm van vaste geldleningen, voor zover het op te nemen totaalbedrag in enig jaar het door het algemeen bestuur voor dat jaar vastgestelde maximum niet te boven gaat; 2. het sluiten van borgtochtovereenkomsten is beperkt tot die welke strekken ter uitvoering van besluiten van het algemeen bestuur. Artikel 3. De in artikel 2 bedoelde bevoegdheden kunnen slechts worden uitgeoefend, voor zover terzake, blijkens de door het algemeen bestuur vastgestelde begroting, voldoende financiële middelen beschikbaar zijn gesteld en voor zover deze niet zijn uitgeput. Artikel 4. Het dagelijks bestuur kan de uitoefening van de in dit besluit gedelegeerde bevoegdheden opdragen aan de secretaris, met de mogelijkheid tot ondervolmacht. Artikel 5. Dit besluit treedt in werking de dag na bekendmaking. Artikel 6. Dit besluit kan worden aangehaald als Delegatiebesluit 2011. Aldus besloten in de openbare vergadering van 2 februari 2011 van het algemeen bestuur, de secretaris,
de voorzitter,
mr. M.C. Jansen.
ing. A. Aboutaleb.
portefeuillehoudersoverleg BOCM vergadering 26 januari 2011 agendapunt 5 maart 2010 Onderwerp: Jaarwerkplan stadsregio Rotterdam 2011. Gevraagde beslissing: 1. het algemeen bestuur te adviseren kennis te nemen van het Jaarwerkplan stadsregio Rotterdam 2011; 2. het algemeen bestuur te adviseren het Jaarwerkplan stadsregio Rotterdam 2011 ter kennisname aan te bieden aan de regiogemeenten. Portefeuillehouder: Van Vliet. Samenvatting: De begroting 2011, c.q. de Eerste wijziging begroting 2011, is tevens het werkprogramma van de stadsregio voor 2011. Op grond van artikel 29 lid 2 van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam dient het algemeen bestuur van de stadsregio jaarlijks een werkplan vast te stellen. Het algemeen bestuur heeft op 13 december 2010 de Eerste wijziging begroting 2011 tevens formeel als werkplan vastgesteld. Op basis daarvan wordt de productsamenvatting als ‘Werkplan 2011’ ter kennisname aangeboden aan het algemeen bestuur en de regiogemeenten. De Eerste wijziging begroting 2011 is op 29 september 2010 aan de gemeenteraden voor consultatie aangeboden. Hiermee is formeel en feitelijk voldaan aan artikel 29 lid 2 van de gemeenschappelijke regeling, dat bepaalt dat het algemeen bestuur van de stadsregio jaarlijks een werkplan moet opstellen en de gemeenteraden hierover moet consulteren. Financiële consequenties: Geen. Verdere procedure: Algemeen bestuur 2 februari 2011. Bijlage: 1. Jaarwerkplan stadsregio Rotterdam 2011. Toelichting: Op grond van artikel 29 lid 2 van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam dient het algemeen bestuur van de stadsregio jaarlijks een werkplan op te stellen. Dit is vanuit de idee dat de stadsregio al vroeg in het jaar een begroting voor het daaropvolgende jaar maakt en dat pas aan het einde van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar mogelijke mutaties met betrekking tot op te leveren producten zijn ontstaan. Dit jaar zijn de mutaties door middel van de Eerste wijziging begroting 2011 gemaakt. Het werkplan 2011 volgt de Eerste wijziging begroting 2011 voor wat betreft programma’s en activiteiten. Uit de begroting zijn de onderdelen ‘wat gaan we daarvoor doen in 2011’ overgenomen. De activiteiten zijn vertaald naar bestuurlijke producten waarvan verder is aangegeven of deze een DB of een AB behandeling vergen en in welk kwartaal deze behandeling is voorzien. Daarnaast zijn nog aanvullende bestuurlijke producten benoemd die nog niet in de begroting 2011 waren opgenomen maar die wel een bestuurlijke behandeling vergen. Waar in de begroting activiteiten zijn benoemd die geen bestuurlijke behandeling vergen, zijn deze niet opgenomen in dit jaarwerkplan. Jaarwerkplan 2011 / 81108 / BV SR/ EF / 26 januari 2011
Pagina 1
Voor de Eerste wijziging begroting 2011 zijn de raden van de deelnemende gemeenten reeds geconsulteerd. De Eerste wijziging begroting 2011 fungeert formeel derhalve als werkplan 2011. Het onderhavige Jaarwerkplan stadsregio Rotterdam 2011 zal ter kennisname aan de gemeenten worden aangeboden.
Jaarwerkplan 2011 / 81108 / BV SR/ EF / 26 januari 2011
Pagina 2
Jaarwerkplan 2011 stadsregio Rotterdam 3.1 Sturen op ruimtelijke samenhang 3.1.1. Bovenregionale samenwerking Agenda voor de metropoolregio: Opstellen van een uitvoeringsagenda op het gebied van ruimtelijke ordening, economie en verkeer en vervoer inclusief een heldere rolverdeling. Uitvoerings- en samenwerkingsafspraken maken met rijk en met Zuidvleugel-partners.
Bestuurlijk product
DB/AB
Kwartaal
Uitvoeringsagenda per beleidsveld: RO, Economie, Verkeer & Vervoer.
DB
2
-
Prioritering opgaven Deltri-programma.
DB
2
-
Vervolgopgaven MIRTVerkenning Antwerpen-Rotterdam.
DB
2
Voorleggen uiteindelijke A13/16 variant.
DB
2
De visie voor de Common Green wordt gereed gemaakt voor uitvoering; met partijen wordt gesproken over fasering en financiering.
Uitvoeringsagenda groen en verbindingen.
DB
2
Voor de recreatieve verbindingen wordt in 2011 bepaald in welke volgorde de recreatieve verbindingen worden uitgevoerd, welke investeringsomvang deze opgave vergt en hoe groot de bijdrage is van de partijen die financieel participeren.
In Uitvoeringsagenda groen en verbindingen.
DB
2
Uitvoeringsagenda Rivierzones (met daarin de deelagenda’s).
DB/AB
1/2
Gebiedsvisie voor de deelgebieden in de Westflank.
DB
3
Agenda voor de maritieme topregio: Prioritering van opgaven uit het Deltriprogramma en agendering daarvan in de Gebiedsagenda Zuidvleugel/Zuid-Holland. Definiëren vervolgopgaven MIRT-Verkenning Antwerpen-Rotterdam. Inzet op een gedragen beeld van de ontwikkelingsrichting van het Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden. 3.1.2. Gebiedsgerichte opgaven Noordas Op basis van de reeds ontwikkelde visie voor de inpassing van de A13/A16 worden voor de concrete maatregelen passende financieringsbronnen gezocht en onderhandeld met de diverse partijen over hun bijdrage aan de inpassingsmaatregelen.
Rivierzones In het programma Rivierzones zijn 5 deelgebieden onderscheiden, die zowel geografisch samenhangen als een gemeenschappelijke opgaven delen. Per deelgebied worden gebiedsateliers georganiseerd, wat in 2011 moet leiden tot een gedragen uitvoeringsagenda per deelgebied. Hierbij betrekken we waar mogelijk ook maatschappelijke partners en marktpartijen in het betreffende deelgebied. Westflank Ontwikkeling ruimtelijke scenario’s als basis voor bestuurlijke keuzen en organiseren van het bestuurlijk debat over ruimtelijke scenario’s;
Voortzetten van de bestuurlijke discussie over huisvestingslocaties tijdelijke arbeidsmigranten en monitoren van de gemaakte afspraken. Oostflank Programmacoördinatie uitvoeren over de vervolgverkenning van ingrijpende maatregelen (nieuwe stadsbrug, nieuwe brug Ridderkerk-Krimpenerwaard) en de te starten planuitwerking van de gekozen maatregelen (Algeracorridor).
Afsprakenkader Huisvesting tijdelijke arbeidsmigratie.
DB
2
Keuze vervolgstudies BrienenoordAlgeracorridor (MIRTVooruit).
DB
2
3.2 Economische structuurversterking Het opstellen en uitvoeren van de Economische agenda met daarin: Economische stadsregionale profilering: relatienetwerk binnen regio versterken en verbreden: naar maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en medeoverheden. Ontwikkelen van een (boven) regionale promotie- en acquisitiestrategie. Verbetering dienstverlening en stroomlijnen van de informatievoorziening naar ondernemers door ondermeer de mogelijkheden te verkennen voor een regionaal afgestemd bedrijvenloket per gemeente.
Bestuurlijk product Economische uitvoeringsagenda
DB/AB DB/AB
Kwartaal 1/2
Doorontwikkeling van de bestaande monitor bedrijventerreinen.
Monitor bedrijventerreinen
DB
2
Verbreden convenantsafspraken herstructurering (RHOB) naar realisatie nieuwe bedrijventerreinen (m.n. NieuwReijerwaard, Bernisse/Spijkenisse en Brielle).
Convenantsafspraken
DB/AB
2/3
Met de regio worden afspraken gemaakt over afstemming kantorenprogramma’s en de benutting en ontwikkeling van regionale knooppunten en monitoren regionaal kantooraanbod. Dit is gekoppeld aan een regionale kantorenmonitor.
Kantorenprogramma voor de hele regio
DB/AB
1/2
3.3 Bereikbaarheid en mobiliteit 3.3.1 Verkeer Duurzame mobiliteit Vaststelling van en start uitvoering maatregelenpakket Duurzame Mobiliteit.
Bestuurlijk product
DB/AB
Kwartaal
Vaststelling maatregelenpakket Duurzame Mobiliteit
DB
1
Concept-voorkeursbesluit ‘Nieuwe Westelijke Oeververbinding’
DB/AB
4
Voorkeurspakket maatregelen ‘OV op Zuid’ en ‘Herontwerp Van Brienenoord-Algera Corridor’
DB
4
Vastgestelde regelscenario’s voor de A15 en de Ruit.
DB
1
-
Vaststelling opzet virtuele verkeerscentrale Uitvoeringsunit DVM Zuidvleugel staat. Besluit over deelname in Regioregie
DB
3
DB
3
DB
1
-
DB
1
DB
1
Stand van zaken samenwerking
DB
2
In overleg met regiogemeenten vaststellen van een maatregelenpakket Stedelijke Distributie Kennis nemen van de haalbaarheidsstudies
DB
2
DB
2
Verkeersveiligheid De pilot totally traffic voortzetten en evalueren.
Evaluatie pilot totally traffic
DB
3 (2012)
Toegevoegd product ten opzichte van
Vaststelling Werkplan
DB
1
Wegennet In 2011 wordt door het bestuurlijk duo op basis van een zorgvuldig omgevingsproces en de resultaten van het MIRT-onderzoek een voorkeursbesluit genomen over de ‘Nieuwe Westelijke Oeververbinding’ en wordt de MIRT-planuitwerking gestart. Voor zowel ‘OV op Zuid’ als ‘Herontwerp Van Brienenoord-Algera Corridor’ wordt door het bestuurlijk duo een besluit genomen over een voorkeurspakket aan maatregelen, waarbij deze twee projecten in samenhang worden bekeken. Dynamisch Verkeersmanagement De regelscenario’s voor de A15 en de Ruit Rotterdam zijn uitgewerkt en tenminste in 3 clusters volledig operationeel. Besluitvorming over vormgeving verkeersmanagementorganisatie Zuidvleugel is afgerond, de opzet voor een virtuele verkeerscentrale is vastgesteld. Er vindt op regionale schaal afstemming van geplande verstoringen plaats (Regioregie). De stadsregio is opdrachtgever voor de website www.bereikbareregiorotterdam.nl en het meldpunt wegwerkzaamheden en zorgt dat deze website actueel gehouden wordt. Mobiliteitsmanagement Actieve samenwerking met de partners in “Bereik!” en “de Verkeersonderneming.”
Goederenvervoer Uitvoeren van de aanbevelingen voortkomend uit het regionaal bevoorradingsprofiel (gereed november 2010) Haalbaarheidsstudies uitvoeren en toewerken naar het opzetten van een regionale binnenstadservice
-
Besluit over integratie meldpunt in Regioregie Promotiecampagne rondom bereikbareregiorotterdam.nl
gewijzigde begroting 2011
Regionale Projectgroep Verkeersveiligheid (RPV) Evaluatie bestuursovereenkomst Regionaal Ondersteuningsbureau Verkeersveiligheid (ROV) ZuidHolland
DB
2
Besluitvorming over ombouw en financiering
DB/AB
3
Nader onderzoek en besluit over OV over water en bij positief besluit zo mogelijk start aanbesteding haltes OV-over water en nieuwe ferry’s.
besluitvorming OV over water
DB/AB
2/3
Voorbereiden/uitvoeren van projecten, die een betere exploitatie mogelijk maken zoals keerlussen en doorstromingsmaatregelen en toegankelijke halten langs de StadsTramtracé’s;
Opdrachtverlening
DB
2
Ingebruikname 2e boortunnel Centraal station-Blijdorp inclusief besluit over frequentieverhoging - Gevolgen regeerakkoord vertalen in voorstellen.
DB
2/3
DB
2
DB
2
Toegevoegd product ten opzichte van gewijzigde begroting 2011
3.3.2 OV Verstedelijking rondom openbaar vervoer De stadsregio stimuleert de gemeenten om woningen, kantoren en stedelijke voorzieningen rondom stationslocaties te ontwikkelen (verstedelijkingsprogramma en programma economie) Versterking bestaand netwerk en verbetering kwaliteit huidige netwerk: Rails Hoekse Lijn onderbrengen onder nieuwe wet lokaalspoor, waardoor ombouw naar en koppeling aan het metronet mogelijk wordt.
Optimale exploitatie RandstadRail rijdt door van Den Haag naar Rotterdam Zuid.
Concessiehouders aanzetten tot maatregelen om de exploitatiekosten te laten dalen, door efficiëntere bedrijfsvoering, aanbod beter afstemmen op de vraag, snelheidsbevorderende maatregelen bij met name de tram, en het selectief heroverwegen van het OV-aanbod op basis van kosteneffectiviteit.
Vastlegging in kantorenprogramma (zie 3.2 Economische structuurversterking) en woningmarktafspraken (zie 3.4 Wonen)
- Vervoerplannen 2012
Bevorderen van een voor de reiziger meer eenduidig en herkenbaar OV-netwerk op Zuidvleugelniveau (Zuidvleugelnet).
Voortgangsrapportage Zuidvleugelnet/Stedenbaan
DB
4
Doorvoeren efficiencymaatregelen sociale veiligheid: opbrengstverhoging boetes, waardering van het veiligheidsgevoel van reizigers in het voertuig en van reizigers op haltes bedraagt een waarderingscijfer van 7,5 bij alle concessies.
Herijking uitvoeringsplan sociale veiligheid
DB
4
Toegevoegd product ten opzichte van gewijzigde begroting 2011 Toekomstbestendig beheer en onderhoud Kostenbeheersing van regulier beheer en
Beleidslijn tarieven
DB
3
-
DB
4
Jaarplan beheer en
onderhoud door: Doorvoeren van ‘asset management’ Invoeren van een 25-jarenplanning voor vervangingsonderhoud rail.
-
onderhoud als onderdeel van jaarplan rail RET Uitvoeren investeringen tunnelveiligheid en spoorbeveiliging.
3.4 Wonen: duurzaam en marktgericht aanbod Eindafrekening woningbouwsubsidies voorgaande periode
Bestuurlijk product
DB/AB
Kwartaal
Voorstel eindafrekening
DB/AB
2
Samen met (regionale) koepels van woningcorporaties en marktpartijen wordt de beleidscyclus van plannen-besluitenuitvoeren-evalueren opgezet. Hiervoor wordt gebruikt gemaakt van consumenten- en woningmarktonderzoek. Ook wordt o.a. samen met de provincie een efficiënte monitor ontwikkeld voor lokale woningmarktafspraken
-
Dashbord woningmarktontwikkelingen
DB
3
-
Monitor woningmarktafspraken
DB
3
In de lokale woningmarktafspraken worden ook afspraken gemaakt over de bijdrage die de stadsregio zal leveren bij het realiseren van de gestelde doelen. Dat kan zijn in de vorm van inhoudelijke of procesmatige expertise of een financiële bijdrage uit ISV3/Investeringsreserve.
-
Woningmarktafspraken vaststellen
DB/AB
2
-
Revolving fund grondexploitatie
DB
3/4
-
Subsidietoekenningen
DB
3
In samenspraak met de regiogemeenten wordt de nieuwe huisvestingsverordening opgesteld. Deze is gebaseerd op de nieuwe huisvestingswet, maar tevens op o.a. de regionale afspraken over de vormgeving van het aanbodsysteem en de urgentieregeling. Hierbij wordt rekening gehouden met de gemeentelijke reacties op de Nota van uitgangspunten Woonruimtebemiddeling en het streven om woonruimtebemiddeling bij te laten dragen aan de woonmilieudoelstellingen.
Nieuwe huisvestingsverordening (behandeling is afhankelijk van voortgang besluitvorming invoering nieuwe huisvestingswet)
DB/AB
4
Wij stellen in overleg met de vier gemeenten die al samenwerken bij de woonruimteverdeling en urgentieverlening een gemeenschappelijke regeling op voor de behandeling van geschillen. Andere gemeenten kunnen zich hierbij eenvoudig aansluiten.
-
Gemeenschappelijke regeling geschilbehandeling (vanaf juli) Tijdelijke dienstverleningsovereenkomst Maaskoepel (januari-juni) Halfjaarlijkse monitor verblijfsgerechtigden (1 juli en 1 januari)
DB
2
DB
1
DB
1 en 3
Afsprakenkader huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten
DB
2
De monitor inzake verblijfsgerechtigden wordt voortgezet. Zonodig vindt bestuurlijk overleg plaats, wanneer gemeenten achterblijven in de realisatie van de taakstelling. In het uiterste geval zal bij in gebreke blijven van een gemeente in de plaatstreding worden overwogen. Regionale aanpak huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten
3.5 Duurzame regio 3.5.1 Groen Starten met de uitvoering van het herijkte RGSP: maken van uitvoeringsafspraken met betrokken partijen (gemeenten, waterschappen, recreatieschappen, Zuid Hollands Landsschap, natuurmonumenten).
Bestuurlijk product
DB/AB
Kwartaal
Uitvoeringsafspraken RGSP
DB/AB
3
Vaststellen van een uitvoeringsovereenkomst met de provincie Zuid Holland, waarin opgenomen een taakverdeling, afspraken over (mede)financiering en planning.
Uitvoeringsovereenkomst RGSP
DB/AB
3
Starten met de uitvoering van de Groene Verbinding over de infrabundel A15/Betuweroute.
Aanbesteding Groene Verbinding
DB
2
Strategie duurzame ontwikkeling
DB/AB
2
Aanpak knelpunten externe veiligheid opstellen en starten met de uitvoering.
Nota knelpunten externe veiligheid
DB
1
Opzetten van een netwerk duurzame gebiedsontwikkeling met gemeenten, ontwikkelaars en kennisinstituten.
Onderdeel van strategie duurzame ontwikkeling
DB/AB
2
Inrichten van drie pilots duurzame gebiedsontwikkeling in enkele van de gebiedsgerichte programma’s van de stadsregio.
Onderdeel van strategie duurzame ontwikkeling
DB/AB
2
Voortzetten van de betrokkenheid bij de totstandkoming van het jaarlijkse MSRrapport en in dat verband ook het ontwikkelen van indicatoren voor het monitoren van de leefomgevingskwaliteit.
Rapport MSR
DB
2
Voortzetten van de uitvoering van het maatregelpakket luchtkwaliteit, inclusief RAP/RAL; voor resterende knelpunten worden oplossingen ontwikkeld.
-
Vaststellen herijking RAP/RAL
DB
1
-
Vaststellen subsidieplafond 2012 op grond van de Subsidieverordening Verbetering Luchtkwaliteit
DB
4
Vaststellen en toekennen subsidies Luchtkwaliteit Vaststellen vervolg project schoon op weg
DB
2 en 4
DB
1
Monitoringsrapport 2011
DB
2
3.5.2 Milieu Vaststellen van een door alle betrokkenen gedragen strategie voor het bevorderen van duurzame ontwikkeling in de regio en het ontwikkelen van instrumenten voor duurzame gebiedsontwikkeling (o.a. handreikingen, cursussen).
Vaststellen en uitvoeren van het project Schoon op Weg in nauwe samenhang met het project Duurzame Mobiliteit. Deelnemen aan de uitvoering van de monitoring NSL.
Voortzetten van de uitvoering van de 15 projecten uit de Regionale Klimaatagenda. Het monitoren van de bijdrage van de klimaatprojecten aan de doelstelling voor CO2-reductie (40 % in 2025 t.o.v. 1990).
3.6 Jeugdzorg Van aanbodgericht naar vraaggericht werken: in 2011 wordt het tweede stadsregionale vraagontwikkelingsonderzoek uitgevoerd. De regionale aanpak van de OTS (ondertoezichtstelling, gezinsvoogdij): in het kader van de nazorg worden er in 2011 vanuit de RAS subsidie nazorgtrajecten na geïndiceerde jeugdzorgtrajecten gefinancierd. Afspraken over het vervolg IKW (Ieder Kind Wint): In 2011 wordt gestart met de implementatie van de Regionale beleidsagenda jeugdzorg 2010-2014, in vervolg op het programma ‘Ieder Kind Wint’. In 2011 opteert de stadsregio Rotterdam om de ingeslagen weg, namelijk integrale aansturing van de jeugdketen, vooruitlopend op wetswijziging verder uit te kunnen werken en de ruimte te krijgen om als proeftuin te fungeren voor de voorgenomen stelselwijziging. Toegevoegd product ten opzichte van gewijzigde begroting 2011
Toegevoegd product ten opzichte van gewijzigde begroting 2011 Toegevoegd product ten opzichte van gewijzigde begroting 2011 Toegevoegd product ten opzichte van gewijzigde begroting 2011
Voortgangsrapportage juni 2011 Voortgangsrapportage december 2011 CO2 monitor, juni 2011
DB/AB
2
DB/AB
4
DB/AB
2
Bestuurlijk product Onderzoeksrapport ter kennisname
DB/AB DB
Kwartaal pm
Voortgang RAS ter kennisname
DB
pm
Regionale beleidsagenda
DB
1
Transitieplan
DB
pm
Vaststellen subsidies 2010: Bureau Jeugdzorg Zorgaanbod en steunfuncties
DB
2
Beschikken subsidies 2011: Bureau Jeugdzorg Zorgaanbod en steunfuncties Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2011 Uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2012 Wijziging subsidieverordening Jeugdzorg
DB
4
AB
1
DB
4
DB/AB
pm
-
Overig Planning en control
Bedrijfsvoering
Bestuurlijk product Jaarrekening 2010 Begroting 2012 3-maandsbestuursrapportage 2011 8-maandsbestuursrapportage 2011 Subsidieverordening investeringsreserve Toekennen subsidies op basis van de subsidieverordening investeringsreserve Omslagbijdragen over productiejaar 2010 vaststellen
DB/AB DB/AB DB/AB DB/AB
Kwartaal 2 2 2
DB/AB
4
AB
1
DB
4
DB
2
portefeuillehoudersoverleg BOCM vergadering 26 januari 2011 agendapunt 6 maart 2010 Onderwerp: Omslagverordening 2011. Gevraagde beslissing: 1. te adviseren aan het algemeen bestuur om de Omslagverordening 2011 vast te stellen en de Omslagverordening 2005 in te trekken. Portefeuillehouder: Van Vliet. Samenvatting: Naar aanleiding van de invoering van de investeringsstrategie en de instelling van de investeringsreserve is het noodzakelijk de vigerende Omslagverordening 2005 aan te passen. Daartoe is een nieuwe Omslagverordening 2011 opgesteld waarin de huidige systematiek van de omslagheffing ongewijzigd is opgenomen en met betrekking tot de aanwending van de omslagbaten is aangesloten bij de besluitvorming over de investeringsstrategie. Op deze wijze sluit de Omslagverordening 2011 naadloos aan bij de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam. Financiële consequenties: Met dit besluit wordt juridisch geborgd dat de stadsregio de omslagbijdrage kan blijven heffen conform de huidige systematiek. De omslagbaten vormen een belangrijke financiële pijler voor de realisatie van de doelen uit de Regionaal Strategische Agenda. Het besluit zelf heeft geen directe financiële consequenties. Verdere procedure: Algemeen bestuur 2 februari 2011. Bijlage(n): 1. Besluit Omslagverordening 2011, inclusief Toelichting bij de Omslagverordening 2011. Toelichting: In het kader van de realisering van het convenant dat gesloten is met het rijk inzake de uitvoering van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex) werd de stadsregio voor een aantal aanzienlijke financiële opgaven gesteld met betrekking tot het realiseren van regionale plannen voor infrastructuur en groen. Aangezien het hier ging om regionale voorzieningen, waarvan de kosten niet (uitsluitend) toe te rekenen waren aan specifieke locaties, maar wel ten gunste kwamen van de regio als geheel is in 1995 besloten tot de instelling van een omslagfonds. Oorspronkelijk was de werking van het Omslagverordening beperkt tot de uitvoeringsperiode van de Vinex-opgave. In 1998 en 1999 heeft de stadsregio de regionale bijdrage voor de ontwikkeling van de grote uitleglocaties (zogenaamde “lump sum”) mede vastgesteld op basis van de te betalen omslagbijdrage over de totale plancapaciteit aan woningen en woningequivalenten. De werking van de Omslagverordening werd hiermede althans voor dit deel verlengd tot de ontwikkelingsperiode van de grote uitleglocaties.
Omslagverordening 2011 / 81074 / RM / JF / 26 januari 2011
Pagina 1
In 2005 is de vigerende Omslagverordening 2005 opgesteld, om de werking van de toenmalige omslagverordening aan te passen aan de opgave die in het Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) is vastgelegd. Het RR 2020 is vastgesteld als regionaal structuurplan. De uitwerking hiervan is beschreven in het Uitvoeringsprogramma RR2020 en is eind 2010 is herijkt in de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Met het vaststellen van dit uitvoeringsprogramma is echter nog niet voorzien in de financiële dekking. Daarop is voor het uitvoeringsprogramma de investeringsstrategie Regio Rotterdam 2010-2020 opgesteld en een investeringsreserve ingesteld. Op basis van de in de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2010 opgenomen criteria kunnen projecten met een bijdrage vanuit deze investeringsreserve worden (mede)gefinancierd. De werking van de Omslagverordening wordt met het oog op de Investeringsstrategie regio Rotterdam verlengd. Wijzigingen ten opzichte van de Omslagverordening 2005 De wijze van heffing en de grondslagen voor de omslagbijdrage zoals opgenomen in de Omslagverordening 2005 blijven ongewijzigd. De wijzigingen die zijn aangebracht betreffen: - de doelen waarvoor de omslagbaten worden aangewend; dit is in lijn met de Subsidieverordening investeringsreserve; - de basisbedragen voor de heffing zijn geactualiseerd naar het tarief 2011; - het artikel 5.4 Omslagverordening 2005 dat het mogelijk maakt om het negatieve saldo in het Omslagfonds in enig jaar te verrekenen met het positieve saldo van een volgend jaar is vervallen. Dit is een overbodig artikel geworden, omdat geen onttrekkingen aan het Omslagfonds meer zullen plaatsvinden en het Omslagfonds in 2011 wordt geliquideerd.
Omslagverordening 2011 / 81074 / RM / JF / 26 januari 2011
Pagina 2
BESLUIT
Het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam; gelet op de besluitvorming van de Regioraad op 16 december 2009 aangaande de Investeringsstrategie regio Rotterdam 2010-2020 en in het bijzonder het besluit tot verlenging van het huidige omslagstelsel; gelet op artikel 13, tweede lid van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam; overwegende
dat
bij
de
totstandkoming
van
projecten
op
het
gebied
van
economische
herstructurering, groen en revitalisering stedelijk gebied een regionale bijdrage gewenst is; overwegende dat de instelling van een Investeringsreserve waarin de regionale bijdrage wordt opgenomen, gewenst is; gelezen het voorstel van [datum] van het dagelijks bestuur; besluit: de "Omslagverordening 2011" als volgt vast te stellen. Artikel 1:
begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder: a.
b. c. d. e.
f.
woning: een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, geschikt en blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een particulier huishouden, waarbij: De toegang tot de woonruimte wordt geboden door een toegangsdeur, hetzij direct vanaf de openbare weg, hetzij via een gemeenschappelijke ruimte (zoals portiek, galerij, trappenhuis of corridor); De woning dient tenminste 14 m² aan verblijfsruimte te bevatten; De woning dient te beschikken over een toilet en over een keukeninrichting die is bestemd voor de bereiding van complete maaltijden. bedrijventerrein:de grondoppervlakte die in gebruik is of komt voor bedrijven, bebouwd of onbebouwd. agrarisch bedrijf: landbouw- of veeteeltbedrijf voor de vervaardiging van (voor consumptie bestemde) producten. tuinbouwbedrijf: bedrijf voor het telen van consumptieve gewassen woningequivalent: voorzieningen die nodig zijn ter ondersteuning van het wonen (scholen, ziekenhuizen e.d.) die niet als belangrijkste oogmerk het maken van winst hebben, waarbij elke 100 m² bebouwd oppervlakte die nodig is voor voorzieningen gelijk staat met een woning; commerciële voorzieningen (winkels, horeca e.d.), waarbij elke 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o., N.E.N 2580) gelijk staat met een woning; kantoren, waarbij elke 100 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o., N.E.N 2580) gelijk staat met een woning; bedrijventerreinen, waarbij elke 100 m² uitgeefbaar terrein gelijk staat met een woning. grote uitleglocaties: de in het VINEX-uitvoeringsconvenant tussen het Rijk, de provincie ZuidHolland, de stadsregio Rotterdam en de bouwgemeenten genoemde locaties Nesselande
g.
h. i.
(Achtkamp), Noordrand II en III en Midden-IJsselmonde (Smitshoek). omslag(heffing): op basis van artikel 13, tweede lid van de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam, een vooraf door de stadsregio bepaald bedrag te betalen door de gemeenten in de stadsregio over de toename van het aantal woningen en woningequivalenten op hun grondgebied, gedurende één jaar. Havengebied: het gebied zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende tekening. Kop van Zuid: het plangebied Kop van Zuid, zoals aangegeven in het door de Staat der Nederlanden en de gemeente Rotterdam op 6 juli 1989 ondertekende convenant over de Kop van Zuid in Rotterdam.
Artikel 2:
Omslagen
1. De stadsregio heft een omslag van € 2.744,62 (productiejaar 2011) per woning en/of
woningequivalent op de grote uitleglocaties van de gemeenten op wier gebied zich grote uitleglocaties bevinden.
2. De stadsregio heft van alle gemeenten een omslag van € 1.372,31 (productiejaar 2011) per in
aanvang genomen woning en/of woningequivalent, voor zover deze niet wordt gerealiseerd op de grote uitleglocaties.
3. Bij wijziging van bestemmingen wordt ter voorkoming van dubbele heffing het nieuwe aantal
te realiseren woningen en woningequivalenten gecorrigeerd met het oorspronkelijk aanwezige aantal woningequivalenten, waarbij: - bij herontwikkeling van bedrijfsterreinen het oorspronkelijk uitgegeven bedrijfsterrein maatgevend is; - bij herontwikkeling van een voorzieningenlocatie het oorspronkelijk bebouwde oppervlak maatgevend is; - bij herontwikkeling van een kantoorlocatie het oorspronkelijk aanwezige bedrijfsvloeroppervlak maatgevend is; - deze correctie beperkt zich tot locaties, waarop bedrijventerreinen zijn gelegen die na 1 januari 1995 beschikbaar zijn gekomen of komen en kantoren of voorzieningen die na 1 januari 1995 leeggekomen zijn of komen.
4. De heffingsbedragen, zoals benoemd in lid 1 en 2, worden jaarlijks geïndexeerd met de index Investeringen vaste activa Overheidssector.
5. Het Havengebied en de Kop van Zuid zijn uitgezonderd van omslagheffing. 6. Agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven zijn uitgezonderd van omslagheffing. Artikel 3:
Start omslagheffing
De omslagheffing op basis van deze verordening is met ingang van 1 januari 2011 van toepassing. Artikel 4:
Inning omslagheffing
1. De gemeenten dienen uiterlijk 3 maanden na afloop van een kalenderjaar een opgave te doen van de begonnen woningen in het voorgaande kalenderjaar, voor zover van toepassing gecorrigeerd met het aantal woningen dat begonnen is op de grote uitleglocaties.
2. De gemeenten dienen uiterlijk 3 maanden na afloop van een kalenderjaar een door een
accountantsverklaring vergezelde opgave te doen van de toename van het aantal woningequivalenten, voor zover van toepassing gecorrigeerd met het aantal woningequivalenten dat begonnen is op de grote uitleglocaties.
3. Gemeenten op wiens grondgebied zich grote uitleglocaties bevinden, dienen uiterlijk 3 maanden na afloop van een kalenderjaar een door een accountantsverklaring vergezelde opgave aan de
stadsregio te doen van de toename van het aantal begonnen woningen en woningequivalenten op deze grote uitleglocaties.
4. De gemeenten dienen tevens uiterlijk drie maanden na afloop van een kalenderjaar een opgave te doen van correcties ter voorkoming van dubbele heffing, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3.
5. De omslagheffing voor woningequivalenten neemt een aanvang op het moment van het slaan van de eerste paal dan wel het voor feitelijk gebruik gereed maken van het terrein.
6. De stadsregio zal de gemeenten jaarlijks vóór 1 juli van het kalenderjaar volgend op het
voorafgegane productiejaar een aanslag doen toekomen. Betaling dient te geschieden binnen dertig dagen na ontvangst van de factuur.
Artikel 5:
Overgangsbepaling.
1. De Omslagverordening 2005 zoals vastgesteld op 11 mei 2005 wordt ingetrokken. 2. Tot en met het productiejaar 2010 wordt de door de gemeenten verschuldigde omslagbijdrage
berekend en vastgesteld op basis van de Omslagverordening 2005, zoals vastgesteld op 11 mei 2005.
3. Met ingang van de vaststelling van de door gemeenten verschuldigde omslagbijdrage over het productiejaar 2011 is de Omslagverordening 2011 van toepassing.
Artikel 6:
Slotbepalingen
1.
Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van het dagelijks bestuur zou leiden tot een onredelijk besluit kan het dagelijks bestuur, op verzoek van gemeenten, afwijken van het bepaalde in deze verordening.
2.
Deze verordening treedt in werking op het moment van vaststelling door het algemeen bestuur.
3.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Omslagverordening 2011".
Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur in de openbare vergadering van 2 februari 2011. de secretaris,
de voorzitter,
mr. M.C. Jansen.
ing. A. Aboutaleb
Toelichting bij de Omslagverordening 2011 (zoals deze luidt op 2 februari 2011)
Algemene toelichting Historie en systematiek
In het kader van de realisering van het convenant dat gesloten is met het rijk inzake de uitvoering van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra werd de stadsregio voor een aantal aanzienlijke financiële opgaven gesteld met betrekking tot het realiseren van regionale plannen voor infrastructuur en groen. Aangezien het hier ging om regionale voorzieningen, waarvan de kosten niet (uitsluitend) toe te rekenen waren aan specifieke locaties, maar wel ten gunste kwamen van de regio als geheel is in 1995 besloten tot de instelling van een omslagfonds. Oorspronkelijk was de werking van het Omslagverordening beperkt tot de uitvoeringsperiode van de Vinex-opgave. In 1998 en 1999 heeft de stadsregio de regionale bijdrage voor de ontwikkeling van de grote uitleglocaties (zogenaamde “lump sum”) mede vastgesteld op basis van de te betalen omslagbijdrage over de totale plancapaciteit aan woningen en woningequivalenten. De werking van de Omslagverordening werd hiermede althans voor dit deel verlengd tot de ontwikkelingsperiode van de grote uitleglocaties. De stadsregio en de provincie Zuid Holland hebben in het Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) de ambities voor de stadsregio vastgelegd. Doel van dit plan is het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en het versterken en diversifiëren van het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief. Het RR 2020 is vastgesteld als regionaal structuurplan. De uitwerking hiervan is beschreven in het Uitvoeringsprogramma RR2020 en is eind 2010 is herijkt in de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Met het vaststellen van dit uitvoeringsprogramma is echter nog niet voorzien in de financiële dekking. Daarop is voor het uitvoeringsprogramma de investeringsstrategie Regio Rotterdam 2010-2020 opgesteld en een investeringsreserve ingesteld. Op basis van de in de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2010 opgenomen criteria kunnen projecten met een bijdrage vanuit deze investeringsreserve worden (mede)gefinancierd. Bij het bepalen van de focus, is gekeken naar de strategische doelen van de stadsregio zoals die zijn opgenomen in de notitie Verbindende Kracht over de toekomstige regionale samenwerking en de RSA. Op basis hiervan is een drietal beleidsterreinen benoemd waar een bijdrage uit de investeringsreserve het verschil kan maken. Deze beleidsterreinen zijn: economische herstructurering, regionaal groen, revitalisering stedelijk gebied De werking van de Omslagverordening wordt met het oog op de Investeringsstrategie regio Rotterdam verlengd.
Voor de vulling van de Investeringsreserve wordt omslag geheven op woningen en woningequivalenten. Woningequivalenten zijn bedrijventerreinen, kantoorlocaties en voorzieningen, waarbij respectievelijk 100 m² terrein, 100 m² bedrijfsvloeroppervlakte en 100 m² bebouwd oppervlakte gelijk staat aan een woning. In de verordening wordt uitgegaan van een heffing van € 2.744,62 voor de zogenaamde grote uitleglocaties en € 1.372,31 voor de overige locaties, aangezien de grote uitleglocaties meer direct aanwijsbaar profiteren van regionale infrastructuur. Dit zijn de basis bedragen die gelden voor het productiejaar 2011. Oorspronkelijk is voor de heffing op woningen uitgegaan van de CBS-statistiek “Begonnen woningen” Sinds 2001 wordt deze statistiek niet meer bijgehouden door het CBS. Om praktische redenen wordt sindsdien uitgegaan van een eigen opgave van de gemeente. Aangezien voor woningequivalenten een vergelijkbare statistiek niet bestond, is van het begin af aan gekozen voor een eigen opgave van de gemeenten, voorzien van een accountantsverklaring. Uitgangspunt van de verordening is dat omslag wordt geheven over het totaal van de productie van begonnen woningen en woningequivalenten in het gebied van de stadsregio. Het betreft hier zowel uitgifte door gemeenten als particuliere ontwikkelingen. Uitgegaan wordt van de regels en procedures die gebruikelijk zijn bij gemeentelijke gronduitgifte, welke analoog worden toegepast bij particuliere ontwikkelingen. Omdat rigide toepassing van het uitgangspunt tot onbillijkheden en dubbele heffingen zou kunnen leiden, is een aantal nuanceringen aangebracht: - een bepaling bij bestemmingswijzigingen teneinde "dubbele heffing" te voorkomen; - een uitzondering voor het havengebied, omdat de omslagheffing betrekking heeft op uitbreiding van het stedelijk gebied, waarbij is uitgegaan van "droge" bedrijventerreinen en nimmer aan het havengebied is gedacht. Bovendien zijn, gegeven de bestaande financiële en bestuurlijke verhoudingen, de investeringen in en ten behoeve van de havengebied gefinancierd vanuit de havenexploitatie zelf en door het rijk in het kader van het mainportbeleid; - een uitzondering voor de locatie Kop van Zuid in Rotterdam, omdat de gemeente zelf zorg draagt voor infrastructuur van regionale betekenis en waarvan de kosten een veelvoud bedragen van de omslagheffing voor deze locatie. Bovendien heeft de gemeente Rotterdam voor deze locatie zelf een convenant afgesloten met het Rijk. In de Omslagverordening 1998 is dit artikel komen te vervallen, omdat het alleen van toepassing is voor de Kop van Zuid. In de praktijk wordt dit artikel onverkort toegepast, mede op grond van het afgesloten Vinex-deelconvenant met Rotterdam. De werking van dit convenant is verlengd tot 2010. Er vanuit gaande dat nog steeds sprake is van prestaties die voortvloeien uit het convenant is voor de rechtszekerheid de uitzondering formeel weer opgenomen in de verordening.
Artikelsgewijze toelichting.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen Woning. In de Omslagverordening 1998 werd in de definitie van woning verwezen naar de Woningwet en de CBS-statistiek “begonnen woning”. De CBS-statistiek bestaat echter niet meer. Daarom is de definitie, zoals door het CBS gehanteerd in de andere woningstatistieken, overgenomen. Deze definitie wordt ook gehanteerd in het convenant woningbouwafspraken 2005 tot 2010 tussen stadsregio en rijk. Woningequivalenten Het betreft hier voorzieningen, kantoren en bedrijven. Bij bedrijven moet het gaan om bedrijfsmatige activiteiten met een nadrukkelijk winstoogmerk. Bij de bepaling van de omslagheffing gelden agrarische bedrijven en tuinbouwbedrijven niet als woningequivalent. Bij voorzieningen moet gedacht worden aan voorzieningen ten behoeve van het wonen, zoals scholen en bijvoorbeeld ziekenhuizen, maar ook voorzieningen in meer algemene zin, veelal maatschappelijke instellingen, die als belangrijkste doel hebben te voorzien in maatschappelijk nuttige activiteiten, ook al wordt wellicht gestreefd naar een zekere mate van kostendekkendheid. Grote uitleglocaties In de Omslagverordening 1998 werd in de definitie ook de locatie Noordrand I genoemd. De ontwikkeling van deze locatie is uiteindelijk niet in de Vinex-periode gestart. Deze locatie wordt daarom niet langer aangemerkt als grote uitleg. Omslagheffing. In de definitie van de omslagheffing is in beginsel uitgegaan van de saldobenadering. Dit betekent dat omslag wordt geheven over het saldo van de toename van woningen en woningequivalenten in één jaar op het grondgebied van een gemeente. Dit wordt nader uitgewerkt en genuanceerd in artikel 2. Kop van Zuid Onderdeel van het convenant is een kaart, waarop de grenzen van het gebied staan aangegeven. Deze begrenzing is ook hier van toepassing. De overige definities spreken voor zich. Artikel 2. De verordening gaat uit van twee soorten omslagheffing, € 2.744,62 voor woningen en woningequivalenten op de grote uitbreidingslocaties en € 1.372,31 voor woningen en woningequivalenten op de overige locaties. Het verschil wordt gerechtvaardigd door het feit dat de grote uitbreidingslocaties meer aanwijsbaar profiteren van regionale infrastructuur. Uiteraard dient over de grote uitbreidingslocaties niet "tweemaal" betaald te worden, vandaar dat in dit artikel is bepaald dat de heffing van € 1.372,31 niet geldt voor de grote uitbreidingslocaties.
In het kader van de verstedelijkingsafspraken 2005 – 2010 is door de regioraad op 22 december 2004 besloten met ingang van het productiejaar 2005 geen correctie toe te passen vanwege het aantal woningonttrekkingen. Om "dubbele heffing" te voorkomen is een speciale voorziening opgenomen voor gevallen van bestemmingswijzigingen. Het gaat hierbij om situaties waar bijvoorbeeld een bedrijventerrein wordt bebouwd met woningen en de bedrijven op deze locatie daarom moeten verhuizen naar een nieuw gecreëerd bedrijventerrein binnen dezelfde gemeente. Het zou onbillijk zijn indien zowel over alle nieuwe woningen op het oude bedrijfsterrein als over het nieuwe bedrijventerrein omslag geheven zou worden. In deze gevallen dient omslag betaald te worden over het aantal woningen en over de uitbreiding van het aantal woningequivalenten op deze nieuw gecreëerde bedrijvenlocatie ten opzichte van de oorspronkelijke bedrijvenlocatie. Indien het bedrijf verplaatst naar een bestaande bedrijvenlocatie waarvoor geen omslagheffing verschuldigd is of naar een bedrijvenlocatie buiten de gemeente, dan is geen sprake van dubbele heffing en is een correctie niet van toepassing. Voor toepassing van deze correctie moet sprake zijn van een oorzakelijk verband tussen de wens woningbouw te realiseren op een locatie waarvoor de bestaande niet-wonen functie moet worden verplaatst. De correctie is beperkt tot locaties, die eerst na 1 januari 1995 beschikbaar zijn gekomen of komen. Hetzelfde geldt bij de omzetting van kantoren en voorzieningen tot woningen, etc. In de oorspronkelijke omslagverordening van 1 januari 1995 was geen indexering van de heffingsbedragen opgenomen. In verband met de reële kostenstijgingen van de uit te voeren projecten zijn in de omslagverordening 1998 de heffingsbedragen met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks geïndexeerd met de Index Bruto Overheids Investeringen (IBOI). Omdat er een relatie ligt tussen de rijks- en de regionale investeringen, is hier voor dezelfde indexering als die van het rijk gekozen. Inmiddels heet de index Investeringen vaste activa Overheidssector en is deze benaming gehanteerd in de Omslagverordening 2011. In dit artikel wordt tevens geregeld dat het havengebied gezien de bestaande financiële en bestuurlijke verhouding buiten de omslagheffing valt. Hiervoor is een aantal redenen. De Vinexopgave op grond van het Vinex-uitvoeringsconvenant is voornamelijk een stedelijke opgave en het havengebied is hier altijd impliciet van uitgezonderd. Het buiten beschouwing laten van het havengebied betekent ook geen vermindering van de beoogde en geschatte inkomsten van het omslagfonds, aangezien voor die raming het havengebied buiten beschouwing is gelaten. De investeringen in en ten behoeve van het havengebied worden gefinancierd vanuit de havenexploitatie zelf en door het rijk in het kader van het mainportbeleid. Ook de Kop van Zuid is uitgezonderd van omslagheffing. De reden hiervan is dat de gemeente Rotterdam voor deze locatie zelf een convenant heeft afgesloten met het Rijk en daarmee zelf verantwoordelijk is voor investeringen van regionale betekenis. In 2004 heeft het rijk ingestemd met de verlenging van de convenantsperiode tot 2010. In het kader van de Verstedelijkingsafspraken met het rijk voor de periode 2005-2010 zijn de nog te realiseren 1500 woningen in de Kop van Zuid met het oog op het afgesloten convenant niet opgenomen in de berekening van de rijksbijdrage. Artikel 3.
Dit artikel regelt dat de omslagheffing op basis van deze verordening eerst van toepassing is over het productiejaar 2011. Artikel 4. Er wordt per jaar afgerekend. Voor de bepaling van de hoogte van de heffing voor de grote uitbreidingslocaties dienen de betreffende gemeenten uiterlijk drie maanden na afloop van een kalenderjaar een door een accountantsverklaring vergezelde opgave te doen van de toename van het aantal woningen en woningequivalenten op de grote uitbreidingslocaties. Voor de bepaling van de hoogte van de heffing over woningen op de overige locaties wordt gebruik gemaakt van een eigen opgave begonnen woningen van de gemeenten. Deze opgave dient jaarlijks voor 1 april te worden aangeleverd. Een accountantsverklaring is niet noodzakelijk. Voor de bepaling van de hoogte van de heffing over woningequivalenten op de overige locaties wordt gebruik gemaakt van een eigen opgave begonnen woningequivalenten. Ook deze opgave dient jaarlijks voor 1 april te worden aangeleverd èn dient voorzien te worden van een accountantsverklaring. In beginsel is bij omslagheffing over woningequivalenten het slaan van de eerste paal bepalend. Aangezien dit bij bedrijventerreinen problemen zou kunnen opleveren indien hier niet gebouwd wordt, maar bijvoorbeeld alleen maar containers geplaatst worden, is in dit artikel opgenomen dat in dergelijke gevallen het moment van het feitelijk geschikt maken voor gebruik bepalend is. Veelal zal dit het moment van uitgifte aan bedrijven zijn. De bepalingen in de artikel 2 en 4 (en 5) leiden tot het volgende rekenmodel: Woningen in jaar x CBS-statistiek begonnen woningen in jaar x -/- Ontheffing Kop van Zuid (alleen Rotterdam) Saldo toename aantal woningen in jaar x inclusief Grote Uitleg -/- Opgave begonnen woningen in jaar x op de Grote Uitleg Saldo toename aantal woningen in jaar x exclusief Grote Uitleg
aantal
Woningequivalenten in jaar x Opgave begonnen woningequivalenten -/- Correctie dubbele heffing in jaar x (artikel 2 lid 3) -/- Ontheffing Kop van Zuid (alleen Rotterdam) Saldo toename aantal woningequivalenten in jaar x inclusief Grote Uitleg -/- Opgave begonnen woningequivalenten in jaar x op de Grote Uitleg Saldo toename aantal woningequivalenten exclusief Grote Uitleg Berekening van de verschuldigde omslagbijdrage in jaar x Saldo toename aantal woningen in jaar x exclusief Grote Uitleg x € 1.372,31 = € . Saldo toename aantal woningequivalenten exclusief Grote Uitleg x € 1.372,31 = € . Opgave begonnen woningen in jaar x op de Grote Uitleg x € 2.744,62 = € . Opgave begonnen woningequivalenten in jaar x op de Grote Uitleg x € 2.744,62 = € .+/+
Verschuldigde omslagbijdrage in jaar x -/- Eventueel negatief saldo in voorgaande jaren (zie artikel 5) Per saldo verschuldigde omslagbijdrage in jaar x
€ € €
. .-/.
Artikel 5. In dit artikel wordt geregeld dat de Omslagverordening 2005 nog van toepassing is tot en met de definitieve vaststelling van de verschuldigde omslagbijdrage over het productiejaar 2010. Vanaf het productiejaar 2011 is de Omslagverordening 2011 van toepassing.
Artikel 6. Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Toepassing hiervan vindt plaats op verzoek van een gemeente. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast.
portefeuillehoudersoverleg BOCM vergadering 26 januari 2011 agendapunt 7 maart 2010 Onderwerp: Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011. Gevraagde beslissing: 1. het algemeen bestuur te adviseren de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 vast te stellen overeenkomstig bijgevoegd ontwerpbesluit. Portefeuillehouder: van Vliet. Samenvatting: In de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 zijn de spelregels en uitgangspunten voor de verstrekking van subsidies uit de investeringsreserve van de stadsregio vastgelegd. Daarbij is de inhoud van de notitie Invoering Investeringsreserve, vastgesteld in het AB van 13 december 2010, gevolgd. De investeringsreserve wordt aangewend voor de beleidsterreinen economische herstructurering bedrijventerreinen, regionaal groenblauw en revitalisering stedelijk gebied (in aanvulling op ISV3). De in de Subsidieverordening opgenomen budgetten zijn overeenkomstig de bedragen, opgenomen in de Eerste begrotingswijziging 2011. Het dagelijks bestuur stelt in de periode 2011 tot en met 2014 jaarlijks de subsidieplafonds vast, waarbij de gelden die in het voorgaande jaar niet zijn besteed in beginsel worden toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het volgende jaar. Er is gekozen voor één subsidiesysteem, waarbij jaarlijks tot 1 september subsidieaanvragen worden ingediend. De aanvragen die voldoen aan alle voorwaarden worden per subsidiecategorie gerangschikt naar de mate waarin ze aan de voorwaarden of specifieke rangschikkingcriteria voldoen. De beschikbare budgetten worden verdeeld onder aanvragen die het best aan de voorwaarden of criteria voldoen. Financiële consequenties: Het beschikbare budget voor de periode 2011 – 2014 is € 40 miljoen. Dit is overeenkomstig de meerjarenbegroting. De termijnen in de Subsidieverordening zijn zodanig gekozen, dat de beschikkingen tijdig bij gemeenten bekend zijn om mee te kunnen lopen in de begrotingsbehandeling van het volgende jaar. Evenzo loopt de jaarlijkse vaststelling van het subsidieplafond mee met de Eerste begrotingswijziging van de stadsregionale begroting van het daarop volgende jaar. Verdere procedure: Na vaststelling van de subsidieverordening door het AB op 2 februari volgt in het DB van 16 februari het verdeelvoorstel voor de jaarschijf 2011 ten aanzien van de middelen voor de beleidsterreinen economische herstructurering en regionaal groen. Ten slotte wordt in het AB van 11 mei 2011 ook het toetsingskader geagendeerd. Dit kader zal vanaf de verdeling van middelen voor 2012 worden gehanteerd. Bijlage(n): 1. Ontwerp-Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011; 2. Toelichting op de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011.
Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 / 81083 / BV / FH / 26 januari 2011
Pagina 1
Toelichting: Voor de realisatie van de plannen uit de RSA zijn reguliere middelen uit de begroting beschikbaar alsmede middelen uit de Investeringsreserve die per 1 januari 2011 wordt ingesteld. In de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 worden de voorwaarden benoemd waar projectvoorstellen aan moeten voldoen willen ze voor een bijdrage uit de investeringsreserve in aanmerking komen. Uitgangspunt hierbij is het realiseren van het van de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Er zijn drie beleidsterreinen benoemd waar de noodzaak om te investeren groot is en een bijdrage uit de investeringsreserve een wezenlijk verschil kan maken. De beleidsterreinen zijn: economische herstructurering bedrijventerreinen; regionaal groenblauw; revitalisering stedelijk gebied (in aanvulling op ISV3). Subsidiabele activiteiten Subsidiabele activiteiten economische herstructurering bedrijventerreinen: a. de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen; b. de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein; c. de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van procesmanagement. Subsidiabele activiteiten Regionaal Groenblauw: projecten die een kwaliteitsverbetering tot stand brengen door het aanleggen van ontbrekende schakels in de regionale groenstructuur, het verbeteren van de kwaliteit van bestaande regionale groenvoorzieningen of het aanleggen van stad-landverbindingen, recreatieve en ecologische verbindingen. Subsidiabele activiteiten revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus: het realiseren van die voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van die openbare ruimte. De voorwaarden waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie, zijn opgenomen in de hoofdstukken die betrekking hebben op de specifieke subsidiabele activiteit (artikelen 12, 15 en 18). De wijze waarop de aanvragen vervolgens gerangschikt worden, is geregeld in hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Dit, omdat de wijze van rangschikking in alle drie de gevallen vrijwel volgens hetzelfde principe plaatsvindt. Subsidiebudgetten Voor de periode 2011 tot en met 2014 is € 40 mln. beschikbaar. Dit bedrag wordt gelijkelijk over de jaren verdeeld, dus € 10 mln. per jaar. In principe wordt bij het vaststellen van de subsidieplafonds (de per jaar beschikbare bedragen) de volgende verdeelsleutel gehanteerd: economische herstructurering bedrijventerreinen € 3,5 mln. per jaar regionaal groenblauw € 4,75 mln. per jaar revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus € 1,75 mln. per jaar Aan het bedrag uit de investeringsreserve dat beschikbaar is voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus wordt het ISV-3-budget voor het tijdvak 2010 – 2015 van € 13,44 mln. toegevoegd. Aangezien het ISV-3-budget volgens dezelfde systematiek als de investeringsreserve wordt verdeeld, is de toekenning van de budgetten geregeld in één verordening. Het DB stelt in de periode 2011 tot en met 2014 jaarlijks de subsidieplafonds vast. Gelden die in het voorgaande jaar niet zijn besteed, worden in beginsel toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het volgende jaar. Maximaal 10% van het beschikbare bedrag voor economische herstructurering van bedrijventerreinen is bestemd voor de kosten van procesmanagement. Binnen de economische herstructurering worden daarom twee subsidieplafonds vastgesteld Ook in 2011 zijn er voor de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de regionale groenblauwvoorzieningen budgetten beschikbaar. Voor de revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus is het subsidieplafond voor 2011 door het DB op nihil vastgesteld. Voor dit beleidsterreinen worden alleen subsidies voor Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 / 81083 / BV / FH / 26 januari 2011
Pagina 2
projecten na 2011 verstrekt. Het bedrag dat beschikbaar was voor 2011 wordt toegevoegd aan het budget voor 2012. Systematiek Er is gekozen voor één subsidiesysteem. Jaarlijks kunnen tot 1 september subsidieaanvragen worden ingediend. De aanvragen die voldoen aan alle voorwaarden, worden per categorie (1. economische herstructurering, 2. regionaal groenblauw en 3. revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus) gerangschikt naar de mate waarin ze aan de voorwaarden of specifieke rangschikkingscriteria voldoen. De beschikbare budgetten worden verdeeld onder aanvragen die het best aan de voorwaarden of criteria voldoen. Aanvraag subsidievaststelling Binnen zes maanden na de afronding van het project dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingediend. Niet eerder dan na de subsidievaststelling ontstaat een onvoorwaardelijke aanspraak op financiële middelen. Bij de subsidieverlening kan het DB de subsidieontvanger verplichten op een ander tijdstip of op andere tijdstippen een aanvraag tot vaststelling in te dienen. In geval van subsidies die meerdere jaren beslaan, kan het wenselijk zijn de subsidie per jaar vast te stellen. Voorts wordt in deze bepaling aangegeven aan welke indieningsvereisten moet worden voldaan, te weten: a. een schriftelijk verslag van het verloop, de uitvoering en de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden; b. een financieel verslag over de inkomsten en uitgaven ten behoeve van de uitvoering van het project; Indien de subsidie meer dan € 50.000,- bedraagt wordt het financieel verslag voorzien van een verklaring afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Hardheidsclausule De hardheidsclausule (artikel 25 van de Subsidieverordening) geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om af te wijken van bepalingen van de verordening of ze buiten toepassing te laten indien de toepassing van één of meer bepalingen leidt tot een onbillijkheid voor de aanvrager van overwegende aard. De hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke en niet te voorziene situaties. Overgangsbepaling In artikel 26 van de Subsidieverordening is een overgangsbepaling opgenomen. Deze is bedoeld om een wettelijke grond te bieden om nog uit het budget voor 2011 subsidies te kunnen verstrekken met toepassing van de in deze verordening opgenomen normen, maar zonder toepassing te hoeven geven aan de gebruikelijke formaliteiten om tot een reguliere subsidiebeschikking te komen. Normaliter wordt een subsidie verleend op basis van een aanvraag. Gelet op de algemene aanvraag- en beslisbepaling zou het niet mogelijk zijn een subsidie aan te vragen voor een project dat start in 2011. Voor economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg of verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen bestaat echter wel de wens subsidies uit het budget 2011 en voor projecten die starten in 2011, te kunnen verstrekken. Daarom is geregeld dat deze subsidies worden verstrekt op basis van de rangschikking die het dagelijks bestuur op 16 februari 2011 heeft vastgesteld. De rangschikking is gemaakt op basis van de projecten die door gemeenten zijn aangemeld en na overleg met de betreffende gemeenten. Voor revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus worden over 2011 geen subsidies verleend.
Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 / 81083 / BV / FH / 26 januari 2011
Pagina 3
Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 (Subsidieverordening investeringsreserve 2011 Het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam; gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 15 december 2010, nr 16, inzake Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 gelet op de artikelen 4, 10, 14, 19 en 21 van de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam; overwegende dat de stadsregio Rotterdam zich in het Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 en de Regionale Strategische Agenda ten doel heeft gesteld de kwaliteit van de woon- en leefomgeving te verbeteren en het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief te versterken en te diversifiëren; dat, om deze doelstellingen te realiseren, een investeringsreserve is ingesteld naast andere beschikbare financiële middelen zoals het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing; dat het wenselijk is de criteria op basis waarvan de beschikbare financiële middelen worden verdeeld, vast te leggen; besluit vast te stellen de volgende verordening:
Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. AB: algemeen bestuur van de Stadsregio Rotterdam; b. Awb: Algemene wet bestuursrecht; c.
CROW: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw;
d. DB: dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam; e. ISV: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing; f.
project: in de tijd begrensde activiteit of onderdeel van die activiteit;
g. RHOB: Regionaal herstructurerings- en ontwikkelingsbureau; h. RGSP: Regionaal Groenblauw Structuurplan dat geldt op het moment van beslissing op een aanvraag om subsidie;
081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
1
i.
RSA: Regionale Strategische Agenda die geldt op het moment van beslissing op een aanvraag om subsidie;
j.
stadsregio: stadsregio Rotterdam.
k.
verstedelijkingsscenario: verstedelijkingsscenario 2020 "Op weg naar een gezonde woningmarkt", zoals vastgesteld door het AB op 13 oktober 2010.
Artikel 2
Bevoegdheid dagelijks bestuur
1. Het DB is belast met de uitvoering van deze verordening. 2. Het DB kan in aanvulling op deze verordening, nadere regels vaststellen. Artikel 3
Subsidieregels Awb
Titel 4.2 van de Awb is van overeenkomstige toepassing op subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt. Artikel 4
Doelen subsidie
De subsidies die op grond van deze verordening worden verstrekt, hebben ten doel: a. de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio zoals nader uitgewerkt in artikel 11 van deze verordening; b. het realiseren of verbeteren van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening in de gebieden zoals aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij deze verordening is gevoegd, zoals nader uitgewerkt in artikel 14 van deze verordening; c. de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin als onderdeel van de revitalisering van stedelijk gebied en versterking van woonmilieus zoals nader uitgewerkt in artikel 17 van deze verordening. Artikel 5
Subsidie-ontvanger
1. De deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling stadsregio Rotterdam en de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam kunnen een subsidie ontvangen. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid komen de gemeenten die rechtstreeks van het rijk een ISV-bijdrage ontvangen, niet in aanmerking voor een subsidie revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus. Artikel 6
Subsidieplafonds
1. Het DB stelt jaarlijks de subsidieplafonds vast voor: a. projecten als bedoeld in artikel 11 die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; b. de kosten van procesmanagement ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 11 die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio;
081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
2
c. projecten als bedoeld in artikel 14 die voorzien in het realiseren of verbeteren van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening in de gebieden zoals aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij deze verordening is gevoegd; d projecten als bedoeld in artikel 17 die voorzien in de verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin als onderdeel van de revitalisering van stedelijk gebied en versterking van woonmilieus. 2. Het DB verdeelt de beschikbare bedragen in de volgorde van de rangschikkingen als bedoeld in artikel 9. 3. Voor zover een aanvraag slechts gedeeltelijk kan worden verleend wegens de overschrijding van het subsidieplafond, verleent het DB de subsidie gedeeltelijk wanneer het project naar haar oordeel met die subsidie zal kunnen worden gerealiseerd. Artikel 7
Maximum en hoogte subsidiebedrag
1. De hoogte van de subsidie bedraagt voor een project als bedoeld in: a. artikel 11 en voor zover het niet de kosten van procesmanagement betreft: maximaal € 1,26 miljoen; b. artikel 11 voor zover het de kosten van projectmanagement betreft: maximaal € 140.000,-; c. artikel 14: maximaal € 1,9 miljoen; d. artikel 17: maximaal € 2,1 miljoen. 2. De subsidiabele kosten als bedoeld in de artikelen 13, 16 en 17 zijn uitsluitend subsidiabel voor zover zij naar het oordeel van het DB: a. noodzakelijk zijn om het project uit te kunnen voeren; b. rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen; c. na indiening van de aanvraag zijn gemaakt; en d. voor rekening van de aanvrager komen. 3. Het subsidiebedrag voor een project als bedoeld in artikel 17 dat wordt uitgevoerd door een gemeente die rechtstreeks van het rijk een ISV-bijdrage ontvangt, bedraagt een derde deel van het subsidiebedrag, waarop een gemeente recht zou hebben die niet rechtstreeks van het rijk een ISVbijdrage ontvangt, met een maximum van € 700.000,- per project. Artikel 8
Aanvraag subsidie
1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend voor 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de uitvoering van het project start. 2. Het DB kan afwijken van het bepaalde in het eerste lid wanneer een aanvraag wordt ingediend voor een project dat naar het oordeel van het DB aan alle voorwaarden voldoet om in aanmerking te komen voor een subsidie en: a. uitzonderlijk goed past binnen de doelstelling waarvoor de subsidie wordt verleend; b. urgent is en behandeling van de aanvraag niet kan worden uitgesteld tot de eerstvolgende verdeelronde; c. onvoorzien is waardoor niet voor 1 september een aanvraag kon worden ingediend. 081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
3
3. Bij de aanvraag om subsidie wordt een projectplan ingediend waarin het project financieel en ruimtelijk is uitgewerkt en waarbij, voor zover van toepassing, de onvoorwaardelijke medewerking van betrokken partijen wordt aangetoond. 4. Het DB kan in aanvulling op het derde lid andere gegevens opvragen die nodig zijn voor de beoordeling van de subsidieaanvraag.
Artikel 9
Rangschikking aanvragen
1. Het DB maakt per subsidieplafond als bedoeld in artikel 6, eerste lid, een rangschikking van de aanvragen die voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie 2. Het DB rangschikt de subsidieaanvragen in het kader van de economische herstructurering van bedrijventerreinen als bedoeld in artikel 11, naar de mate waarin het project waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 12. 3 Het DB rangschikt de aanvragen om een subsidie in het kader van een regionale groenblauwvoorziening als bedoeld in artikel 14, naar de mate waarin het project waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 15. 4. Het DB rangschikt de aanvragen om een subsidie in het kader van de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus als bedoeld in artikel 17 naar de mate waarin het: a.. bijdraagt aan het herstel van de woonmilieubalans; b. door een relatief kleine ingreep de kwaliteit van een woonmilieu sterk verbetert; c. innovatief is op fysiek of sociaal gebied; d. de burgers betrekt bij het ontwerp en beheer. 5. Het DB kan aan de criteria als bedoeld in het vierde lid en aan de voorwaarden als bedoeld in de artikelen 12 en 15 verschillend gewicht toekennen. 6. In geval van een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, is het bepaalde in dit artikel niet van toepassing. Artikel 10
Beslistermijnen
1. Het DB beslist binnen acht weken na 1 september van het kalenderjaar waarin de aanvraag is ontvangen op de aanvraag. 2. Het DB kan de beslistermijn met ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan. 3. Indien het DB gebruikt maakt van haar bevoegdheid op grond van artikel 8, tweede lid, beslist het binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
Hoofdstuk 2
Economische herstructurering bedrijventerreinen
Artikel 11
Subsidiabele activiteiten economische herstructurering bedrijventerreinen
081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
4
Een subsidie in het kader van de economische herstructurering van bedrijventerreinen wordt verstrekt voor: a. de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen; b. de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein; c. de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van procesmanagement. Artikel 12
Voorwaarden voor subsidiëring
1. Een project als bedoeld in artikel 11 komt alleen in aanmerking voor subsidie wanneer het naar het oordeel van het DB voldoet aan de volgende voorwaarden: a. het project past binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma’s van de RSA; b. het project is opgenomen in de prioriteitenlijst van de te herstructureren bedrijventerreinen die is vastgesteld door het DB op voorstel van het RHOB; c. uitvoering van het project is urgent en lost een acuut probleem op; d. zonder subsidie van de stadsregio zal het project niet of niet tijdig worden uitgevoerd; e. de aanvrager en eventuele andere betrokken partijen leveren zelf een substantiële bijdrage in de kosten; f. het project levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving; g. het project heeft een bovenlokale uitstraling en komt daardoor niet in overwegende mate ten goede aan één gemeente; en h. het project moet daadwerkelijk starten binnen 12 maanden nadat de subsidie is verleend. Artikel 13
Subsidiabele kosten economische herstructurering bedrijventerreinen
1. De subsidiabele kosten voor de activiteiten genoemd in artikel 11 onder a betreffen: a. de koopsom en overdrachtskosten van de verwerving van grond en opstallen; b. de verschuldigde omzetbelasting indien degene die de kosten heeft gemaakt omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet kan compenseren; c. kosten van voorbereiding, toezicht en uitvoering; d. betaalde rentekosten; e. kosten van gebruiksbeëindiging; f. kosten van grondonderzoek; g. kosten van bodemsanering en bouwrijp maken; h. kosten van voorzieningen voor verkeer; i. kosten van infrastructuur; j. kosten van aanleg van leidingen voor gas, elektriciteit en water; k. kosten van aanleg van aangelegen openbare verlichting en brandvoorzieningen; l. de bouw- of verbouwkosten en de kosten van gemeenschappelijke voorzieningen in geval van bedrijfsverzamelgebouwen. 2. De subsidiabele kosten voor de activiteiten genoemd in artikel 11 onder b betreffen: a. kosten van voorbereiding, toezicht en uitvoering; b. kosten van grondonderzoek; 081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
5
c. kosten van bodemsanering; d. kosten van voorzieningen voor verkeer; e. kosten van infrastructuur; f. kosten van aanleg van leidingen voor gas, elektriciteit en water; g. kosten van aanleg van leidingen voor telcommunicatie, informatie- en communicatievoorzieningen; h. kosten van aanleg van openbare verlichting en brandvoorzieningen. 3. De subsidiabele kosten voor de activiteiten genoemd in artikel 11 onder c betreffen de totale kosten van inhuur van de expertise.
Hoofdstuk 3
Regionaal Groenblauw
Artikel 14
Subsidiabele activiteiten Regionaal Groenblauw
Een subsidie wordt verstrekt voor projecten die een kwaliteitsverbetering tot stand brengen door het aanleggen van ontbrekende schakels in de regionale groenstructuur, het verbeteren van de kwaliteit van bestaande regionale groenvoorzieningen of het aanleggen van stad-landverbindingen, recreatieve en ecologische verbindingen in de gebieden zoals aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij deze verordening is gevoegd. Artikel 15
Voorwaarden voor subsidiëring Regionaal Groenblauw
Een project als bedoeld in artikel 14 komt alleen in aanmerking voor subsidie wanneer het naar het oordeel van het DB voldoet aan de volgende voorwaarden: a. het project past binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma’s van de RSA; b. het project is opgenomen in het RGSP; c. uitvoering van het project is urgent en lost een acuut probleem op; d. zonder subsidie van de stadsregio zal het project niet of niet tijdig worden uitgevoerd; e. de aanvrager en eventuele andere betrokken partijen leveren zelf een substantiële bijdrage in de kosten; f. het project levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving; g. het project heeft een bovenlokale uitstraling en komt daardoor niet in overwegende mate ten goede aan één gemeente; en h. het project moet opgeleverd zijn binnen 4 jaar nadat de subsidie is verleend. Artikel 16
Subsidiabele kosten Regionaal Groenblauw
De subsidiabele kosten voor projecten als bedoeld in artikel 14 zijn: a. de kosten van aankoop van gronden; b. de inrichtingskosten; c. de directiekosten.
081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
6
Hoofdstuk 4
Revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
Artikel 17
Subsidiabele activiteiten en kosten revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus
1. Een subsidie voor projecten op het gebied van de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus wordt verstrekt voor de kosten van het realiseren van die voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van die openbare ruimte als onderdeel van een integrale aanpak tot verbetering van woonmilieus. 2. Tot de voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte worden gerekend de voorzieningen en aanpassingen die op grond van de kwaliteitscatalogus 2010 van het CROW of op grond van een door de betreffende gemeenteraad vastgestelde kwaliteitscatalogus voor de openbare ruimte, leiden tot een kwaliteitsverbetering van minimaal één niveau, schaal of trede. Artikel 18
Voorwaarden voor subsidiëring revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus
1. Een project als bedoeld in artikel 17 komt alleen in aanmerking voor subsidie wanneer naar het oordeel van het DB wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. het project past binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma’s van de RSA; b. het project valt in een gebied dat is opgenomen in de prioriteitenlijst Gezonde woningmarkt, zoals door het DB op voorstel van het portefeuillehoudersoverleg Wonen voor de ISV-3 periode is vastgesteld; c. de uitvoering van het project draagt bij aan de doelstellingen van het verstedelijkingsscenario; d. de omwonenden worden aantoonbaar bij het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte betrokken en ondersteund; e. het AB heeft ingestemd met de gemaakte woningmarktafspraken van de aanvrager; f. de aanvrager moet naar het oordeel van het DB, in voldoende mate uitvoering hebben gegeven dan wel zal naar verwachting in voldoende mate uitvoering geven aan de gemaakte woningmarktafspraken; en g. het project moet daadwerkelijk starten binnen 12 maanden nadat de subsidie is verleend.
Hoofdstuk 5
Overige en slotbepalingen
Artikel 19
Uitvoering
1. De subsidie-ontvanger voert het gesubsidieerde project uit overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende projectplan. 2. Het dagelijks bestuur kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid en kan aan de ontheffing voorschriften verbinden.
081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
7
Artikel 20
Aanvullende weigeringsgrond
De subsidie kan naast de in artikel 4:25, tweede lid Awb en artikel 4:35 Awb genoemde gronden of indien het project niet voldoet aan de voorwaarden uit deze verordening, geweigerd worden indien er gegronde reden bestaat aan te nemen dat het verstrekken van subsidie zou leiden tot verboden staatssteun dan wel indien het verstrekken van subsidie mogelijk leidt tot verboden staatssteun. Artikel 21
Nadere verplichtingen
1. Naast de verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb en de verplichtingen genoemd in deze verordening, kan het DB bij subsidieverlening andere doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb opleggen. 2. Het DB kan tevens bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen indien regelingen van het Rijk dan wel van de provincie deze voorschrijven of noodzakelijk maken in verband met de verantwoording die de stadsregio over de besteding van gelden jegens het Rijk of de provincie moet afleggen. Artikel 22
Verplichting tussentijdse rapportages
Het DB kan een ontvanger verplichten gedurende de looptijd van het project tussentijds rapportages aan te leveren over het verloop en de voortgang van het project. Artikel 23
Aanvraag subsidievaststelling
1. De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na de afronding van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald. 2. Bij een aanvraag tot vaststelling van de subsidie worden de volgende gegevens overgelegd: a. een schriftelijk verslag van het verloop, de uitvoering en de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden; b. een financieel verslag over de inkomsten en uitgaven ten behoeve van de uitvoering van het project; 3. Indien de subsidie meer dan € 50.000,- bedraagt wordt het financieel verslag voorzien van een verklaring afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 4. Indien de aanvraag niet op tijd wordt ingediend, stelt het DB de subsidie-ontvanger een termijn van twee maanden om dit alsnog te doen. 5. Is de aanvraag na afloop van de in het vierde lid bedoelde termijn niet ingediend, dan stelt het DB de subsidie ambtshalve vast op nihil. Artikel 24
Beschikking tot subsidievaststelling
Het DB beslist op een aanvraag tot subsidievaststelling binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag. Artikel 25
Hardheidsclausule
081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
8
Het DB kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Artikel 26
Overgangsbepaling
1. In afwijking van het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 10 van deze verordening, worden de beschikbare budgetten voor 2011 voor projecten in het kader van de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg en verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen, verdeeld op basis van de rangschikking van de projecten die door gemeenten zijn aangemeld en welke rangschikking door het DB op 16 februari 2011 is vastgesteld. 2. De aanmelding van een project als bedoeld in het eerste lid wordt aangemerkt als aanvraag om een subsidie. Artikel 27
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na de dag van bekendmaking. Artikel 28
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening investeringsreserve 2011. Aldus besloten door het algemeen bestuur van de stadsregio Rotterdam in de openbare vergadering van 2 februari 2011 de secretaris,
de voorzitter,
mr. M.C. Jansen.
ing. A. Aboutaleb.
081210 Subsidieverordening investeringsreserve Stadsregio Rotterdam 2011
9
Toelichting op de Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011 Algemene toelichting De stadsregio en de provincie Zuid Holland hebben in het Ruimtelijk plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) hun ambities voor de stadsregio vastgelegd. Doel van dit plan is het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving en het versterken en diversifiëren van het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief. Het RR 2020 is vastgesteld als regionaal structuurplan. De uitwerking hiervan is beschreven in het Uitvoeringsprogramma RR2020, eind 2010 herijkt in de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Voor de financiering van de RSA heeft de stadsregio extra middelen beschikbaar gesteld in de vorm van een investeringsreserve. In de notitie 'Invoering investeringsreserve stadsregio Rotterdam', vastgesteld door het AB op 13 december 2010, is vastgelegd wanneer aanspraak kan worden gemaakt op een bijdrage uit de investeringsreserve. In de notitie zijn op hoofdlijnen de spelregels voor het verkrijgen van een bijdrage uit de investeringsreserve vastgelegd. Tevens is bepaald dat deze spelregels - het kader waarbinnen een aanvraag om een bijdrage wordt beoordeeld- , worden vastgelegd en uitgewerkt in een subsidieverordening. De subsidieverordening Investeringsreserve stadsregio Rotterdam is hier de uitkomst van. Uitgangspunten en subsidiabele activiteiten Uitgangspunt voor de aanwending van de investeringsreserve is het realiseren van het van de Regionaal Strategische Agenda (RSA). Op basis van de criteria uit de subsidieverordening kunnen projecten met een bijdrage vanuit de investeringsreserve worden medegefinancierd. Het beschikbare budget voor de periode 2011 – 2014 is € 40 mln.. Dit is een relatief beperkt bedrag. Daarom hebben de regiogemeenten de wens uitgesproken de reserve niet te verdelen over alle beleidsterreinen om daarmee verwatering te voorkomen. Het geld wordt daarom ook alleen ingezet waar we er echt het verschil mee kunnen maken. Dat betekent: zonder bijdrage vanuit de investeringsreserve zou een bepaald project niet of niet tijdig tot stand kunnen komen. Bij het bepalen van de beleidsterreinen waarop het geld wordt ingezet, is gekeken naar de strategische doelen van de stadsregio zoals die zijn opgenomen in de notitie Verbindende Kracht over de toekomstige regionale samenwerking en de RSA. Op basis hiervan zijn drie beleidsterreinen benoemd waar de noodzaak om te investeren groot is en een bijdrage uit de investeringsreserve een wezenlijk verschil kan maken. De beleidsterreinen zijn: -
economische herstructurering;
-
regionaal groen;
-
revitalisering stedelijk gebied (in aanvulling op ISV3).
Een bijdrage wordt uitsluitend verstrekt voor projecten die één van deze beleidsterreinen betreffen en voor zover met de projecten de volgende doelen worden nagestreefd:
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
a. de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; b. het realiseren van de verbetering van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening; c. de revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus ter verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin. Om deze doelen te bereiken zijn de volgende activiteiten subsidiabel. Subsidiabele activiteiten economische herstructurering bedrijventerreinen: a. de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen; b. de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein; c. de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van procesmanagement. Subsidiabele activiteiten Regionaal Groenblauw: projecten die een kwaliteitsverbetering tot stand brengen door het aanleggen van ontbrekende schakels in de regionale groenstructuur, het verbeteren van de kwaliteit van bestaande regionale groenvoorzieningen of het aanleggen van stad-landverbindingen, recreatieve en ecologische verbindingen. Subsidiabele activiteiten revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus: het realiseren van die voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van die openbare ruimte. Verdeling beschikbaar budget Voor de periode 2011 tot en met 2014 is € 40 mln. beschikbaar. Dit bedrag wordt gelijkelijk over de jaren verdeeld, dus € 10 mln. per jaar. In principe wordt bij het vaststellen van de subsidieplafonds (de per jaar beschikbare bedragen) de volgende verdeelsleutel gehanteerd: -
economische herstructurering bedrijventerreinen
€ 3,5 mln. per jaar
-
regionaal groenblauw
€ 4,75 mln. per jaar
-
revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
€ 1,75 mln. per jaar
Aan het bedrag uit de investeringsreserve dat beschikbaar is voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus wordt het ISV-3-budget van € 13,44 mln. toegevoegd. Aangezien het ISV-3-budget volgens dezelfde systematiek als de investeringsreserve wordt verdeeld, is de toekenning van de budgetten geregeld in één verordening. Het DB stelt in de periode 2011 tot en met 2014 jaarlijks de subsidieplafonds vast. Gelden die in het voorgaande jaar niet zijn besteed, worden in beginsel toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
volgende jaar. Gekozen is voor het vaststellen van een subsidieplafond per jaar, zodat de beschikbare middelen niet al volledig worden uitgeput in de jaren 2011 en 2012. Ook projecten die pas vanaf 2012 manifest worden, kunnen worden gehonoreerd Werkingsduur subsidieverordening Hoewel het kabinet heeft uitgesproken de Wgr+-regio's op te zullen heffen, is de verordening voor onbepaalde tijd vastgesteld. Aangezien met de subsidieverstrekking beoogt wordt de doelen van de RSA 2020 te bereiken, zal de verordening -indien de stadsregio op dat moment nog bestaat - waarschijnlijk na 2020 worden ingetrokken. Systematiek Er is gekozen voor één subsidiesysteem. Jaarlijks kunnen tot 1 september subsidieaanvragen worden ingediend. De aanvragen die voldoen aan alle voorwaarden, worden per categorie (1. economische herstructurering, 2. regionaal groenblauw en 3. revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus)
gerangschikt
naar
de
mate
waarin
ze
aan
de
voorwaarden
of
specifieke
rangschikkingscriteria voldoen. De beschikbare budgetten worden verdeeld onder aanvragen die het best aan de voorwaarden of criteria voldoen. Op het systeem worden twee uitzonderingen gemaakt. 1. Voor de verdeling van het budget voor 2011, geldt dat het DB de aangemelde projecten overeenkomstig artikel 27 rangschikt op het gebied van economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg of verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen. Overeenkomstig de rangschikking worden de budgetten verdeeld. De projecten die het best voldoen aan de voorwaarden komen als eerste in aanmerking voor een subsidie. Voor 2011 wordt dus niet gewerkt met aanvragen en geldt niet de beslistermijn van artikel 10. 2. Er kunnen situaties denkbaar zijn, waarin een project niet is voorzien en direct handelen geboden is om een project te kunnen realiseren, Te denken valt aan een situatie dat een bedrijf op een bedrijventerrein failliet wordt verklaard en snel gehandeld moet worden om de gronden of opstallen aan te kopen. Voor die gevallen bestaat de mogelijkheid af te wijken van de indieningstermijn voor 1 september. Het project moet wel aan alle voorwaarden en criteria voldoen en: a. uitzonderlijk goed passen binnen de doelstelling waarvoor de subsidie wordt verleend; b. urgent zijn waardoor de behandeling van de aanvraag niet kan worden uitgesteld tot de eerstvolgende verdeelronde; c. onvoorzien zijn, waardoor niet voor 1 september een aanvraag kon worden ingediend.
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
Opbouw verordening De verordening bestaat uit vijf hoofdstukken: Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Het hoofdstuk bevat algemene bepalingen over onder meer de bevoegdheden van het DB, de subsidieontvanger, subsidieplafonds en de subsidieaanvraag Hoofdstuk 2
Economische herstructurering bedrijventerreinen
Het hoofdstuk bevat de bepalingen die specifiek van toepassing zijn op de subsidiabele activiteiten op het gebied van economische herstructurering van bedrijventerreinen. De subsidiabele activiteiten en kosten worden omschreven alsmede de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een subsidie. Hoofdstuk 3
Regionaal Groenblauw
Dit hoofdstuk bevat de bepalingen die betrekking hebben op de subsidiabele activiteiten op het gebied van de regionale groenblauwvoorzieningen en heeft eenzelfde opzet als hoofdstuk 2. Hoofdstuk 4
Revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
In hoofdstuk 4 is vastgelegd welke activiteiten en kosten subsidiabel zijn op het gebied van revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus. Ook dit hoofdstuk heeft eenzelfde opzet als hoofdstuk 2. Hoofdstuk 5
Overige en slotbepalingen
Dit hoofdstuk bevat onder meer bepalingen over de mogelijke verplichtingen, de vaststelling van subsidies, de hardheidsclausule en slotbepalingen.
Toepasselijkheid titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht In artikel 3 van de verordening is vastgelegd dat titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van overeenkomstige toepassing is op de subsidies die op grond van de verordening worden versterkt. Dat heeft tot gevolg dat diverse onderwerpen in de Awb zijn geregeld en niet in de subsidieverordening. Zo ligt in titel 4.2 onder andere vast in welke situaties een subsidie lager vastgesteld, ten nadele van de subsidie-ontvanger gewijzigd of ingetrokken mag worden. In de verordening is hieromtrent dan ook geen regeling opgenomen.
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
Artikelsgewijze toelichting op de Subsidieverordening Investeringsreserve stadsregio Rotterdam (Subsidieverordening investeringsreserve 2011) Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
Artikel 1 bevat de definities van de noodzakelijke begrippen en afkortingen. Het verhoogt de leesbaarheid en bevordert de eenduidigheid van interpretatie van de verordening. Een project is gedefinieerd als een in de tijd begrensde activiteit of een onderdeel van die activiteit. Het begrip project is opgenomen om duidelijk te maken dat ook voor onderdelen van een project een subsidie kan worden aangevraagd. Bijvoorbeeld wanneer een project in fasen is onderverdeeld en de subsidiabele kosten worden gemaakt in één van die fasen. Lopende een project kan voor een onderdeel ervan in een bepaalde fase een subsidie worden aangevraagd. Er geldt in alle gevallen de eis dat met het betreffende onderdeel van het project nog geen aanvang is gemaakt. Artikel 2
Bevoegdheid dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur van (hierna: DB) de gemeenschappelijke regeling 2010 Stadsregio Rotterdam (hierna: GR) is belast met de uitvoering van deze verordening en is ook bevoegd om in aanvulling op de verordening nadere regels te vast te stellen. Artikel 3
Subsidieregels Awb
Omdat behoefte bestaat aan een duidelijk juridisch subsidiekader is er voor gekozen titel 4.2 van de Awb van overeenkomstige toepassing te verklaren. De regels uit titel 4.2 zijn dus naast de subsidieverordening van toepassing. De titel bevat bepalingen over bijvoorbeeld het subsidieplafond, de verleningsbeschikking, de (lagere) vaststelling, de weigering en de intrekking van de subsidie. Naast titel 4.2 zijn overigens ook veel andere bepalingen van de Awb van toepassing. In het bijzonder van belang voor het verlenen van subsidies zijn nog de bepalingen van Titel4.1 van de Awb, die onder meer algemene bepalingen omtrent een aanvraag bevatten en de voorbereiding van een beschikking. Artikel 4
Doelen subsidie
In dit artikel worden de drie doelen van de subsidieverordening uiteen gezet, namelijk de economische herstructurering van bedrijventerreinen binnen het territoir van de stadsregio, het realiseren en verbeteren van de kwaliteit van de regionale groenblauwvoorzieningen en de revitalisering van het stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus ter verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin. In respectievelijk de artikelen 11, 14 en 17 worden de subsidiabele activiteiten benoemd waarmee de doelen moeten worden bereikt.
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
Voor zover het de regionale groenblauwvoorzieningen betreft, beperkt de subsidiëring zich tot bepaalde gebieden, te weten: de Noordas, Oost-IJsselmonde en Voorne Putten. Het precieze gebied waarop de verordening betrekking heeft, is aangeduid op de kaart die als bijlage 1 bij de verordening is gevoegd. Artikel 5
Subsidieontvanger
Dit artikel bepaalt welke partijen een subsidie kunnen aanvragen. Het eerste lid geeft aan dat een deelnemende gemeente aan de gemeenschappelijke regeling Stadsregio Rotterdam en de Stadsregio zelf in aanmerking kunnen komen voor een subsidie. In het tweede lid wordt een anticumulatiebepaling gegeven voor deelnemende gemeenten die rechtstreeks een subsidie ontvangen van het Rijk in het kader van ISV (investeringsbudget stedelijke vernieuwing). Het is ongewenst dat een deelnemende gemeente meerdere subsidies ontvangt voor één project. Er dient een prikkel te zijn om projecten in gang te zetten en een actieve houding aan te nemen ten aanzien van het verwerven van andere middelen om tot verwezenlijking van het project te komen. Indien er meerdere subsidies gevraagd kunnen worden, zal deze prikkel ongedaan worden gemaakt. Artikel 6
Subsidieplafonds
Op grond van dit artikel is het DB bevoegd jaarlijks de subsidieplafonds vast te stellen voor de subsidiabele activiteiten: a. projecten die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; b. de kosten van procesmanagement ten behoeve van projecten die voorzien in de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio; c. projecten die voorzien in de verbetering van de kwaliteit van een regionale groenblauwvoorziening; d. projecten die voorzien in de revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus ter verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte in fysieke en sociale zin. Het bedrag van € 40 mln. wordt in principe jaarlijks als volgt over de subsidiabele activiteiten verdeeld: -
economische herstructurering bedrijventerreinen
€ 3,5 mln. per jaar
-
regionaal groenblauw
€ 4,75 mln. per jaar
-
revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
€ 1,75 mln. per jaar
Aan het bedrag uit de investeringsreserve dat beschikbaar is voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus wordt het ISV-3-budget van € 13,44 mln. toegevoegd. Maximaal 10% van het beschikbare bedrag voor economische herstructurering van bedrijventerreinen is bestemd voor de kosten van procesmanagement. Binnen de economische herstructurering worden
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
daarom twee subsidieplafonds vastgesteld. Omdat ongewenst is dat een groot deel van het beschikbare budget wordt besteed aan procesmanagement in plaats van aan de feitelijke herstructurering, is het maximum van 10% gesteld. Hoewel het in de bedoeling ligt de beschikbare bedragen gelijkelijk over de periode 2011 tot en met 2014 te verdelen, is er voor gekozen de bedragen niet in de verordening op te nemen. Mocht het beschikbare badrag namelijk in een jaar niet volledig worden besteed, dan wordt het restant toegevoegd aan het beschikbare bedrag voor het volgende jaar. Ook in 2011 zijn er voor de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de regionale groenblauwvoorzieningen budgetten beschikbaar. Voor de revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus is het subsidieplafond voor 2011 door het DB op nihil vastgesteld. Voor dit beleidsterreinen worden alleen subsidies voor projecten na 2011 verstrekt. Het bedrag dat beschikbaar was voor 2011 wordt toegevoegd aan het budget voor 2012. Overigens bestaat de mogelijkheid dat een subsidieplafond verhoogd moet worden vanwege een onvoorzien project waarbij op grond van artikel 8, tweede lid, niet wordt vastgehouden aan een indieningstermijn voor 1 september. De beschikbare budgetten worden verdeeld in de volgorde van de rangschikking die het DB maakt. Projecten die het best voldoen aan de voorwaarden of rangschikkingscriteria, komen het eerst in aanmerking voor een subsidie. Voor zover een aanvraag slechts gedeeltelijk kan worden toegekend, omdat volledige toekenning zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, beoordeelt het DB of het gewenst is de subsidie gedeeltelijk te verlenen. Of gedeeltelijk verleend wordt, hangt af van de verwachting dat het project ook met slechts een deel van de gevraagde subsidie gerealiseerd kan worden. Alleen in dat geval leidt subsidiëring immers tot het gewenste resultaat. Artikel 7
Maximum en hoogte subsidiebedrag
Deze bepaling geeft de maxima aan subsidiebedragen weer. Maximaal 10% van het beschikbare budget wordt aan één project besteed. Omdat het niet de bedoeling is dat de subsidiabele kosten in alle gevallen volledig worden gesubsidieerd, is in het tweede lid aangegeven dat subsidiëring alleen plaatsvindt voor zover dat nodig is om het project uit te kunnen voeren. De subsidiabele kosten als bedoeld in de artikelen 13, 16 en 17 zijn uitsluitend subsidiabel voor zover zij naar het oordeel van het DB: a. noodzakelijk zijn om het project uit te kunnen voeren; b. rechtstreeks aan het project zijn toe te rekenen; c. en na indiening van de aanvraag zijn gemaakt en betaald; en d. voor rekening van de aanvrager komen.
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
In het derde lid is een bepaling opgenomen ten aanzien van deelnemende gemeenten die rechtstreeks een subsidie ontvangen van het Rijk in het kader van ISV3 (investeringsbudget stedelijke vernieuwing). Het is ongewenst dat zij nu ook nog aanspraak kunnen maken op de ISV-gelden die de stadsregio heeft toegevoegd aan het budget voor de revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus. Op de overige door de stadsregio met deze verordening te verstrekken subsidies, kunnen zij wel aanspraak maken. In het totale budget van de investeringsreserve voor revitalisering van stedelijk gebied en ontwikkeling van woonmilieus bedraagt de verhouding stadsregionale middelen – ISV3-middelen voor de periode 2011 tot en met 2014 afgerond 1/3 staat tot 2/3 (€ 7 mln. – € 13,44 mln.). De desbetreffende “rechtstreekse” gemeenten kunnen voor het genoemde beleidsterrein slechts in aanmerking komen voor maximaal een derde van het subsidiebedrag, dat in een gelijk geval verleend zou worden aan een gemeente die niet rechtstreeks ISV-geld ontvangt van het Rijk. Tot deze verdeling is besloten om de rechtstreekse ISV-gemeenten enerzijds niet uit te sluiten van subsidies uit de investeringsreserve voor dit beleidsterrein, doch anderzijds niet disproportioneel te subsidiëren gelet op de toevoeging van de ISV3-middelen aan de investeringsreserve en de directe toegang tot de ISV3middelen van deze gemeenten. Artikel 8
Aanvraag subsidie
Deze bepaling geeft een algemene regeling over de aanvraag om subsidie. Het geeft weer bij welk bestuursorgaan de aanvraag dient te worden ingediend, waar deze uit dient te bestaan in aanvulling op de reguliere indieningsvereisten uit titel 4.1 van de Awb (dagtekening, naam en adres, duiding van de beschikking (subsidie) die wordt gevraagd en ondertekening). Om een aanvraag te kunnen beoordelen is het noodzakelijk over een projectplan te beschikken waarin het project financieel en ruimtelijk is uitgewerkt. Voor zover andere partijen betrokken zijn, moet dit onomstotelijk worden aangetoond. Bijvoorbeeld door het overleggen van ondertekende overeenkomsten. Vanzelfsprekend moet het projectplan alle informatie bevatten die nodig is om te beoordelen of aan alle voorwaarden wordt voldaan. Voor zover in aanvulling op het projectplan toch nog andere informatie nodig is, kan het DB die op grond van het derde lid opvragen. Wanneer de businesscase zelf onvolledig is of de aanvullende informatie niet wordt geleverd, bestaat de mogelijkheid op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht de aanvrager in de gelegenheid te stellen de aanvraag aan te vullen binnen een gestelde termijn. Wordt van deze gelegenheid niet of niet voldoende gebruik gemaakt, dan kan het DB de aanvraag buiten behandeling laten. Een besluit om de aanvraag buiten behandeling te laten wordt bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag (in onvoldoende mate) is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4:5, vierde lid Algemene wet bestuursrecht). Een aanvraag moet betrekking hebben op een project dat in het volgende kalenderjaar start en moet voor 1 september worden ingediend, dus uiterlijk op 31 augustus. Een uitzondering wordt gemaakt voor de aanvragen voor 2011 op het gebied van de economische herstructurering van bedrijventerreinen en de regionale groenvoorzieningen. Aangezien de verordening in februari 2011 in werking is getreden, was het
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
niet mogelijk voor 30 september 2010 aanvragen in te dienen voor projecten die starten in 2011. Om toch uit het budget voor 2011 subsidies te kunnen verlenen voor projecten die in 2011 starten, is in artikel 26 geregeld dat het DB aangemelde projecten rangschikt en dat overeenkomstig deze rangschikking de budgetten worden verdeeld. Voor onvoorziene projecten kan een uitzondering worden gemaakt op de regel dat voor 30 september een aanvraag moet zijn ingediend. Deze uitzondering wordt gemaakt om zo nodig direct in te kunnen spelen op een zich plotseling voordoende situatie. Artikel 9
Rangschikking aanvragen
De voorwaarden waaraan een subsidieaanvraag moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie, zijn opgenomen in de hoofdstukken die betrekking hebben op de specifieke subsidiabele activiteit (artikelen 12, 15 en 18). De wijze waarop de aanvragen vervolgens gerangschikt worden, is geregeld in hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Dit, omdat de wijze van rangschikking in alle drie de gevallen vrijwel volgens hetzelfde principe plaatsvindt. Een aanvraag wordt beoordeeld naar de mate waarin het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie. Alleen voor de subsidies revitalisering stedelijke gebied en ontwikkeling woonmilieus is dit iets anders geregeld. Voor deze aanvragen zijn de specifieke rangschikkingscriteria ontwikkeld zoals opgenomen in het voerde lid van artikel 9. Een rangschikking is niet aan de orde, wanneer het gaat om onvoorziene projecten zoals omschreven in artikel 8, tweede lid. Het DB kan in nadere regels vastleggen welk gewicht aan de verschillende voorwaarden wordt toegekend. Zo kan een gedifferentieerd (punten)systeem worden opgesteld, waarmee die projecten die het best voldoen aan de doelen van de verordening een subsidie ontvangen. Artikel 10
Beslistermijnen
Artikel 10 geeft de algemene regeling inzake beslistermijnen. Een aanvraag voor een project dient uiterlijk 1 september te zijn ingediend bij het DB. De verdagingsmogelijkheid van maximaal vier weken is opgenomen voor het geval een aanvraag onvolledig is en op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht een termijn moet worden gegund waarbinnen de ontbrekende gegevens kunnen worden aangeleverd. De beslistermijn voor die onvolledige aanvraag wordt in dat geval op grond van de Algemene wet bestuursrecht opgeschort, maar dat geldt niet voor de beslistermijn van de andere aanvragen. Aangezien alle aanvragen gelijktijdig worden beoordeeld, kan het daarom nodig zijn de beslistermijn voor die andere aanvragen te verdagen. In twee situaties blijft deze bepaling buiten toepassing. De eerste situatie is het kalenderjaar 2011. Gedurende 2011 worden de budgetten voor de economische herstructurering van bedrijventerreinen en
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
de aanleg of verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen verdeeld op basis van de rangschikking die het DB op 9 maart 2011 heeft vastgesteld. De tweede situatie waarin het artikel buiten toepassing blijft is wanneer zich een onvoorzien project voordoet als bedoeld in artikel 8, tweede lid. In dat geval beslist het DB binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.
Hoofdstuk 2
Economische herstructurering bedrijventerreinen
Artikel 11
Subsidiabele activiteiten economische herstructurering bedrijventerreinen
In artikel 11 is vastgelegd welke activiteiten die de economische herstructurering van bedrijventerreinen op het grondgebied van de stadsregio tot doel hebben, subsidiabel zijn. De subsidiabele activiteiten betreffen (a) de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen, (b) de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein, en (c) de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van het procesmanagement. Artikel 12
Voorwaarden voor subsidiëring economische herstructurering bedrijventerreinen
Artikel 12 bevat de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om in aanmerking te komen voor een subsidie voor de herontwikkeling van een bedrijventerrein en bedrijfsverplaatsingen, de herinrichting en verbetering van de openbare ruimte op een bedrijventerrein en de tijdelijke inhuur van expertise ten behoeve van het procesmanagement. Om duidelijk te maken dat de subsidies moeten bijdragen aan de realisering van de RSA is onder a vastgelegd dat een project moet passen binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma's van de RSA. Daarnaast moet een project zijn opgenomen op de prioriteitenlijst die op voorstel van het RHOB door het DB is vastgesteld. Daarmee wordt een voorselectie gemaakt van projecten die prioriteit hebben en van belang zijn voor de economische herstructurering. De overige criteria zien vooral op de eis dat de subsidie van de stadsregio een wezenlijk verschil moet maken: - door de subsidie wordt een urgent project uitgevoerd dat een acuut probleem oplost (eerste lid onder c); - zonder de subsidie zou het project niet worden uitgevoerd (eerste lid onder d); - het project levert een positieve bijdrage aan de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving (onder f); - het project heeft een bovenlokale uitstraling en komt daardoor niet in overwegende mate ten goede aan één gemeente (eerste lid onder g); - het project moet daadwerkelijk starten binnen 12 maanden nadat de subsidie is verleend (onder h). Of aan deze voorwaarde wordt voldaan, kan pas in een later stadium worden beoordeeld. Voor zover in de loopt van de tijd duidelijk wordt dat het project niet tijdig zal starten, kan de subsidie worden ingetrokken op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht of achteraf op grond van artikel 4:46
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
algemene wet bestuursrecht lager worden vastgesteld. Het intrekken of lager vaststellen van de subsidie, leidt er toe dat het geld dan weer beschikbaar komt voor andere projecten. Een andere voorwaarde is dat de aanvrager en eventuele andere betrokken partijen zelf een substantiële bijdrage in de kosten leveren (onder h.). Wat een substantiële bijdrage is, wordt per aanvraag beoordeeld. Het DB beoordeelt of aan de voorwaarden is voldaan. Artikel 13
Subsidiabele kosten economische herstructurering bedrijventerreinen
Deze bepaling geeft per subsidiabele activiteit als genoemd in artikel 11 aan, welke kosten in aanmerking komen voor subsidie. Hoofdstuk 3
Regionaal Groenblauw
Artikel 14
Subsidiabele activiteiten Regionaal Groenblauw
Artikel 14 bevat de aanduiding van de subsidiabele activiteiten. Een subsidie wordt verstrekt voor projecten die een kwaliteitsverbetering tot stand brengen door het aanleggen van ontbrekende schakels in
de
regionale
groenvoorzieningen
groenstructuur, of
het
het
aanleggen
verbeteren van
van
de
kwaliteit
stad-landverbindingen,
van
bestaande
recreatieve
regionale
en ecologische
verbindingen.
Artikel 15
Voorwaarden voor subsidiëring Regionale groenblauw
Deze bepaling bevat de voorwaarden voor subsidiëring. Indien niet aan deze voorwaarden is voldaan, wordt een subsidie niet verstrekt. Net als bij de subsidies voor de economische herstructurering van bedrijventerreinen geldt hier natuurlijk dat het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, moet passen binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma's van de RSA. Daarnaast moet het project zijn opgenomen in het Regionaal Groenblauw Structuurplan dat geldt op het moment dat op de aanvraag wordt beslist. De uitvoering van de projecten die in dit plan zijn opgenomen, hebben prioriteit. De overige voorwaarden komen overeen met de voorwaarden die aan de projecten op het gebied van de herstructurering van bedrijventerreinen worden gesteld (eerste lid onder c tot en met g). Anders dan bij de economische herstructurering geldt voor de subsidies voor de aanleg of verbetering van de regionale groenblauwvoorzieningen niet dat met de uitvoering van het project moet worden gestart binnen 12 maanden na de subsidieverlening. Dit houdt verband met de soms lange rechterlijke procedures tegen de vaststelling van bestemmingsplannen, waardoor de start van een project ernstig kan worden vertraagd. In plaats van de verplichte start binnen 12 maanden, is geregeld dat het project moet zijn opgeleverd binnen vier jaar nadat de subsidie is verleend. Ook voor deze voorwaarde geldt dat wanneer duidelijk wordt dat
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
niet aan de voorwaarde zal worden of is voldaan, de subsidie kan worden ingetrokken of lager vastgesteld. Artikel 16
Subsidiabele kosten Regionaal Groenblauw
De subsidiabele kosten voor projecten in het kader van de regionale groenblauwvoorzieningen zijn de kosten van de aankoop van gronden en inrichtingskosten. Kosten met betrekking tot project- en procesmanagement worden niet op grond van deze verordening gesubsidieerd, maar wel directiekosten.
Hoofdstuk 4
Revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
Artikel 17
Subsidiabele activiteiten en kosten revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus
Artikel 17 beschrijft de subsidiabele activiteiten en kosten op het gebied van revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus. Een subsidie is beschikbaar voor de kosten van het realiseren van die voorzieningen en aanpassingen in de openbare ruimte die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit van die openbare ruimte. Uitsluitend de kosten die gemoeid zijn met het realiseren van die extra kwaliteit worden gesubsidieerd. Voor de beantwoording van de vraag 'wat is extra kwaliteit' wordt gekeken naar de kwaliteitscatalogi van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw (hierna: CROW) of de door de gemeenteraad van de aanvrager vastgestelde kwaliteitscatalogus. Van extra kwaliteit is sprake wanneer het project leidt tot een kwaliteitsverbetering van minimaal één niveau, schaal of trede. Artikel 18
Voorwaarden
voor
subsidiëring
revitalisering
stedelijk
gebied
en
ontwikkeling woonmilieus De voorwaarden voor subsidiëring worden in deze bepaling genoemd. Ook voor de aanvragen op het gebied van revitalisering van stedelijk gebied en de ontwikkeling van woonmilieus geldt dat een project moet passen binnen de doelstellingen, uitgangspunten en programma's van de RSA (eerste lid, onder a). Uitsluitend projecten die zijn opgenomen op de door het DB vastgestelde prioriteitenlijst Gezonde woningmarkt, komen in aanmerking voor een subsidie (eerste lid, onderdeel b). De overige voorwaarden die ten doel hebben te bewerkstelligen dat met de subsidie daadwerkelijk essentieel verschil in kwaliteit wordt gemaakt zijn de volgende: - de uitvoering van het project draagt bij aan de doelstellingen van het verstedelijkingsscenario (eerste lid onder c); - de omwonenden worden aantoonbaar bij het verbeteren van de kwaliteit van de openbare ruimte betrokken en ondersteund (eerste lid onder d); - het AB heeft ingestemd met de gemaakte woningmarktafspraken met de betreffende gemeente (eerste lid onder e);
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
- de betreffende gemeente moet of zal naar het oordeel van het DB, in voldoende mate uitvoering hebben gegeven aan de gemaakte woningmarktafspraken (eerste lid onder f). Voor het overige geldt dat het project daadwerkelijk start binnen 12 maanden nadat de subsidie is verleend. De voorwaarde dat de aanvrager zelf een substantiële bijdrage moet leveren in de kosten van het project is hier niet opgenomen omdat, uitsluitend de kosten voor de voorzieningen en aanpassingen die leiden tot een extra verbetering van de kwaliteit in de openbare ruimte, worden gesubsidieerd. Dat impliceert al voldoende dat alle overige kosten worden betaald door de aanvrager en eventuele andere betrokken partijen.
Hoofdstuk 5
Overige bepalingen
Artikel 19
Uitvoering
Een subsidie-ontvanger dient overeenkomstig zijn aanvraag en bijbehorende documenten en de toekenningsbeschikking te handelen. Het kan evenwel voorkomen dat gedurende een project van het oorspronkelijke projectplan moet worden afgeweken. Het tweede lid geeft aan een subsidie-ontvanger de mogelijkheid om een ontheffing te verzoeken van de verplichting overeenkomstig het bij de aanvraag ingediende projectplan te handelen. Aan de ontheffing kan het DB voorschriften verbinden. De ontheffingsmogelijkheid is niet bedoeld om een geheel ander plan te kunnen realiseren dan in eerste instantie voorzien, maar wel om in te kunnen spelen op noodzakelijke aanpassingen die zich binnen projecten nu eenmaal voordoen. Artikel 20
Aanvullende weigeringsgrond
Naast de voorwaarden uit de verordening waaraan voldaan moet zijn, zijn de weigeringsgronden uit de Awb van toepassing. In dit artikel wordt gerefereerd aan artikel 4:25, tweede lid, Awb, dat bepaalt dat een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreven. Dit is een verplichte weigeringsgrond. Voorts wordt verwezen naar de gronden uit artikel 4:35 Awb. De weigeringsgronden opgesomd in het eerste lid van dit artikel houden in dat een subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat: -
de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;
-
de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
-
de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;
-
de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
Het tweede lid van artikel 4:35 Awb regelt dat de subsidie geweigerd kan worden wanneer de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van de schuldsaneringregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel daartoe een verzoek is ingediend bij de rechtbank. De laatste weigeringsgrond zal niet van toepassing zijn in het kader van deze subsidie, daar slechts deelnemers aan de GR en de Stadsregio een aanvraag kunnen indienen. Naast deze weigeringsgronden is de grond opgenomen dat de subsidie geweigerd kan worden wanneer gegronde reden bestaat aan te nemen dat het vestrekken van subsidie leidt of mogelijk leidt tot verboden staatssteun. Daarvan zou sprake kunnen zijn wanneer de bijdrage mede tot gevolg heeft dat een onderneming voordeel verkrijgt die zij onder normale marktomstandigheden niet zou verkrijgen
Artikelen 21 en 22
Nadere verplichtingen en Tussentijdse rapportages
Aangezien titel 4.2 Awb van overeenkomstige toepassing is verklaard op subsidies die krachtens deze verordening worden verstrekt, is het DB bevoegd bij de subsidieverlening de standaardverplichtingen op te leggen als bedoeld in artikel 4:37 Awb. Deze verplichtingen betreffen de volgende onderwerpen: -
aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;
-
de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;
-
het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;
-
de te verzekeren risico’s;
-
het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;
-
het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;
-
het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;
-
het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.
Op grond van artikel 21 kan het DB ook andere doelgebonden verplichtingen opleggen bij de subsidieverlening. Voorts kan het DB verplichtingen opleggen welke voortvloeien uit regelingen van het Rijk of van de provincie Zuid-Holland en voor zover zij verband houden met de verantwoording die de stadsregio over de besteding van gelden jegens het Rijk of de provincie moet afleggen. Artikel 27 geeft
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
aan dat het DB de subsidie-ontvanger ook kan verplichten tussentijds rapportages over te leggen met als doel een vinger aan de pols te houden wat betreft het verloop en de voortgang van het project. Artikel 23
Aanvraag subsidievaststelling
Binnen zes maanden na de afronding van het project dient een aanvraag tot vaststelling van de subsidie te worden ingediend. Niet eerder dan na de subsidievaststelling ontstaat een onvoorwaardelijke aanspraak op financiële middelen. Bij de subsidieverlening kan het DB de subsdieontvanger verplichten op een ander tijdstip of op andere tijdstippen een aanvraag tot vaststelling in te dienen. In geval van subsidies die meerdere jaren beslaan, kan het wenselijk zijn de subsidie per jaar vast te stellen. Voorts wordt in deze bepaling aangegeven aan welke indieningsvereisten moet worden voldaan, te weten: a. een schriftelijk verslag van het verloop, de uitvoering en de resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden; b. een financieel verslag over de inkomsten en uitgaven ten behoeve van de uitvoering van het project; Indien de subsidie meer dan € 50.000,- bedraagt wordt het financieel verslag voorzien van een verklaring afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De Algemene wet bestuursrecht bevat een regeling voor het geval de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie niet op tijd wordt ingediend. Op grond van artikel 4:44 lid 3 Awb heeft het bestuursorgaan de bevoegdheid om de subsidie-ontvanger een termijn te stellen om alsnog zijn aanvraag in te dienen. Als er na afloop van die termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld; zie artikel 4:44 lid 4 Awb jo. artikel 4:47 aanhef en onder b Awb. In de leden 3 en 4 van artikel 23 van deze verordening is nader ingevuld hoe het DB gebruik maakt van de bevoegdheid om een subsidie ambtshalve vast te stellen omdat een aanvraag ontbreekt: een ambtshalve vaststelling bij het ontbreken van een aanvraag leidt tot een vaststelling op nihil. Daarnaast is ook in de verordening opgenomen dat het DB de subsidie-ontvanger een termijn van twee maanden geeft voor het herstellen van het verzuim van het niet op tijd indienen van de aanvraag voor een vaststellingsbeschikking. Artikel 24
Beschikking tot subsidievaststelling
Deze bepaling geeft de termijn waarbinnen het DB beslist op de aanvraag om een beschikking tot subsidievaststelling. Het betreft een beslistermijn van 13 weken na de datum van ontvangst. Artikel 25
Hardheidsclausule
De hardheidsclausule geeft het dagelijks bestuur de mogelijkheid om af te wijken van bepalingen van de verordening of ze buiten toepassing te laten indien de toepassing van één of meer bepalingen leidt tot
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
een onbillijkheid voor de aanvrager van overwegende aard. De hardheidsclausule is bedoeld voor uitzonderlijke en niet te voorziene situaties. Artikel 26
Overgangsbepaling
De overgangsbepaling is bedoeld om een wettelijke grond te bieden voor het DB om nog uit het budget voor 2011 subsidies te kunnen verstrekken met toepassing van de in deze verordening opgenomen normen, maar zonder toepassing te hoeven geven aan de gebruikelijke formaliteiten om tot een reguliere subsidiebeschikking te komen. Normaliter wordt een subsidie verleend op basis van een aanvraag. Gelet op de algemene aanvraag- en beslisbepaling zou het niet mogelijk zijn een subsidie aan te vragen voor een project dat start in 2011. Voor economische herstructurering van bedrijventerreinen en de aanleg of verbetering van de kwaliteit van regionale groenblauwvoorzieningen bestaat echter wel de wens subsidies uit het budget 2011 en voor projecten die starten in 2011, te kunnen verstrekken. Daarom is geregeld dat deze subsidies worden verstrekt op basis van de rangschikking die het DB op 16 februari 2011 heeft vastgesteld. De rangschikking is gemaakt op basis van de projecten die door gemeenten zijn aangemeld en na overleg met de betreffende gemeenten. Voor revitalisering stedelijk gebied en ontwikkeling woonmilieus worden over 2011 geen subsidies verleend. Het subsidieplafond is door het DB vastgesteld op € 0,-. Reden hiervoor is dat de beleidskaders waarbinnen een project dient te worden beoordeeld nog niet duidelijk zijn voor 2011. Voor 2012 kunnen echter wel subsidies worden aangevraagd en wel - evenals de andere twee doelstellingen - volgens de reguliere bepalingen inzake subsidie aanvraag en beslistermijn. Artikel 27
Inwerkingtreding
De verordening is in werking getreden op de dag na de dag waarop de verordening bekend is gemaakt. Artikel 28
Citeertitel
De verordening heeft als citeertitel Subsidieverordening investeringsreserve 2011.
081210 Toelichting Subsidieverordening investeringsreserve stadsregio Rotterdam 2011
portefeuillehoudersoverleg BOCM vergadering 26 januari 2011 agendapunt 8 maart 2010 Onderwerp: Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012. Gevraagde beslissing: 1. het algemeen bestuur te adviseren de Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012 vast te stellen. Portefeuillehouder: Van Vliet. Samenvatting: Volgens de Financiële verordening stadsregio Rotterdam biedt het dagelijks bestuur uiterlijk januari t-1 van het begrotingsjaar aan het algemeen bestuur een uitgangspuntennota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar. Het algemeen bestuur dient deze uitgangspuntennota vast te stellen voordat de concept begroting voor reactie aan de gemeenten wordt aangeboden. Samenvatting belangrijkste punten Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012: - De invulling van de generieke korting op de BDU van 5% en de afroming van de reële groei met 1,1% zal zoveel mogelijk onderdeel uitmaken van de concept begroting. Het restant zal in het AB van 22 juni additioneel worden geagendeerd. Ten aanzien van de aanbestedingskorting op het openbaar vervoer wordt voorgesteld deze nog niet in de begroting te verwerken. - Voorgesteld wordt om voor projecten die gefinancierd worden uit de investeringsreserve in december 2011 een eerste begrotingswijziging 2012 vast te stellen waarin het verdeelvoorstel 2012 financieel vertaald zal zijn. In de begroting 2012 zal hiervoor een stelpost worden opgenomen. - Het RIVV 2012 gaat onderdeel uit maken van de begroting 2012. - De omslagbaten zullen net als in de begroting 2011 meerjarig geraamd worden op € 4 miljoen per jaar. Indien bijstelling nodig blijkt vindt dat bij eerste begrotingwijziging 2012 plaats. - Voor de indexering van de gemeentelijke bijdragen wordt aangesloten op het conceptindexeringsvoorstel van de Financiële Werkgroep Sturing Gemeenschappelijke Regelingen. De indexering bedraagt voor 2012 0,00%. - Voor zover autonome stijgingen in de apparaatskosten niet kunnen worden gedekt uit geraamde renteopbrengsten zal in de begroting 2012 een stelpost worden opgenomen. Financiële consequenties: De indexering van de gemeentelijke bijdragen is conform het concept-indexeringsvoorstel van de Financiële Werkgroep Sturing Gemeenschappelijke Regelingen. De indexering bedraagt voor 2012 0,00%. Verdere procedure: 1. De Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012 ter vaststelling aanbieden aan het algemeen bestuur op 2 februari 2011. 2. AWB-publicatie na vaststelling door AB.
Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012 / 82926 / BV SR/ EF / 26 januari 2011
Pagina 1
Bijlage: 1. Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012. Toelichting: Volgens de Financiële verordening stadsregio Rotterdam biedt het dagelijks bestuur uiterlijk januari t-1 van het begrotingsjaar aan het algemeen bestuur een uitgangspuntennota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar. Het algemeen bestuur dient deze uitgangspuntennota vast te stellen voordat de concept begroting voor reactie aan de gemeenten wordt aangeboden. In de kadernota worden de volgende punten behandeld: - De opzet van de begroting 2012 dient te voldoen aan het BBV en de verbijzonderingen daarop zoals neergelegd in de Financiële verordening stadsregio Rotterdam. - De programmabegroting 2012 volgt qua beleid en financieel kader de eerste wijziging begroting 2011. Evenals de eerste wijziging begroting 2011 bevat de programmabegroting 2012 6 programma's. - De invulling van de generieke korting op de BDU van 5% en de afroming van de reële groei met 1,1% zal zoveel als op dat moment mogelijk onderdeel uitmaken van de concept begroting die voor reactie aan de gemeenten zal worden verzonden. Het deel wat nog niet concreet kan worden ingevuld zal in het AB van 22 juni additioneel worden geagendeerd. Ten aanzien van de aanbestedingskorting op het openbaar vervoer wordt voorgesteld deze nog niet in de begroting te verwerken omdat daarvan op dit moment nog onvoldoende duidelijk is wat de omvang van de korting zal zijn en wanneer deze plaats vindt. - Voorgesteld wordt om voor projecten die gefinancierd worden uit de investeringsreserve in december 2011 een eerste begrotingswijziging 2012 vast te laten stellen waarin het verdeelvoorstel 2012 financieel vertaald zal zijn. In de begroting 2012 zal hiervoor een stelpost worden opgenomen. - Het RIVV 2012 gaat onderdeel uit maken van de begroting 2012. - De omslagbaten zullen net als in de begroting 2011 meerjarig geraamd worden op € 4 miljoen per jaar. Indien bijstelling nodig blijkt vindt dat bij eerste begrotingwijziging 2012 plaats. - Het aantal fte’s zal in 2012 hetzelfde zijn als in 2011: 59 fte. - Voor de indexering van de gemeentelijke bijdragen wordt aangesloten op het conceptindexeringsvoorstel van de Financiële Werkgroep Sturing Gemeenschappelijke Regelingen. De indexering bedraagt voor 2012 0,00%. - Voor zover autonome stijgingen in de apparaatskosten niet kunnen worden gedekt uit geraamde renteopbrengsten zal in de begroting 2012 een stelpost worden opgenomen die bij eerste begrotingswijziging 2012 zal worden ingevuld.
Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012 / 82926 / BV SR/ EF / 26 januari 2011
Pagina 2
Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012
Deze kadernota bevat de uitgangspunten voor het opstellen van de begroting 2012 van de stadsregio Rotterdam. 1. regelgeving De opzet van de begroting 2012 dient te voldoen aan het BBV en de verbijzonderingen daarop zoals neergelegd in de Financiële verordening stadsregio Rotterdam. Autorisatie van de begroting vindt volgens het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) formeel plaats op programmaniveau. In de financiële verordening is echter vastgelegd dat ook de onderverdeling van de programma’s in de activiteiten vast staat voor de bestuursperiode, waardoor autorisatie van verschuivingen tussen activiteiten ook op het niveau van het algemeen bestuur plaatsvindt. 2. opzet programmabegroting De programmabegroting 2012 volgt qua beleid en financieel kader de eerste wijziging begroting 2011. De eerste wijziging begroting 2011 is gebaseerd op de Regionaal Strategische Agenda met daarin het perspectief en de strategische opgaven voor de wat langere termijn (2020), en de uitvoeringsagenda 2010-2014. Evenals de eerste wijziging begroting 2011 bevat de programmabegroting 2012 6 programma's: - 1: Sturen op ruimtelijke samenhang - 2: Economische structuurversterking - 3: Bereikbaarheid en Mobiliteit - 4: Wonen: duurzaam en marktgericht aanbod - 5: Duurzame regio - 6: Jeugdzorg 2a. Korting BDU Zoals bekend zal er vanaf 2011 een korting op de BDU plaatsvinden. Ten aanzien van de generieke korting van 5% op de BDU en de afroming van de reële groei met 1,1% streven we ernaar om deze reeds in de begroting 2012 te verwerken. Dit betekent dat zowel de inkomsten als de uitgaven worden verlaagd en dat er zoveel als op dat moment mogelijk concrete besparingsvoorstellen worden gedaan. Door deze korting te verwerken in de begroting hebben gemeenten 6 weken de tijd om hun mening te geven over het besparingsvoorstel. Het deel wat nog niet concreet kan worden ingevuld zal in het AB van 22 juni zijn ingevuld en additioneel worden geagendeerd. Ten aanzien van de aanbestedingskorting op het openbaar vervoer wordt voorgesteld deze nog niet in de begroting te verwerken, omdat daarvan op dit moment nog onvoldoende duidelijk is wat de omvang van de korting zal zijn en wanneer deze plaats vindt. Zodra deze informatie beschikbaar komt, zullen ook ten aanzien van deze korting besparingsvoorstellen worden gedaan. 2b. Investeringsstrategie In 2012 is er € 10 miljoen beschikbaar voor uitgaven die ten laste van de investeringsreserve worden verricht. Het verdeelvoorstel voor deze € 10 miljoen wordt in oktober 2011 door het DB vastgesteld. Bij het vaststellen van de begroting 2012 is dit verdeelvoorstel dus nog niet bekend. Daarom zullen in de begroting de volgende stelposten worden opgenomen bij het bijbehorende programma: - economische herstructurering - regionaal groen - revitalisering stedelijk gebied
€ 3,50 miljoen € 4,75 miljoen € 1,75 miljoen
Voorgesteld wordt om in december 2011 een eerste begrotingswijziging 2012 vast te laten stellen waarin het verdeelvoorstel 2012 financieel vertaald zal zijn.
Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012
Pagina 1 van 2
2c. Regionaal Investeringsprogramma Verkeer en Vervoer (RIVV) Het RIVV 2012 gaat onderdeel uit maken van de begroting 2012. Voorheen werd het RIVV jaarlijks afzonderlijk vastgesteld. Wel vond de verantwoording jaarlijks via een bijlage bij de jaarrekening plaats. Logische stap is het RIVV te integreren in de begroting. 2d. Omslagbaten De omslagbaten zullen net als in de begroting 2011 meerjarig geraamd worden op € 4 miljoen per jaar. Indien uit onderzoek blijkt dat deze raming moet worden bijgesteld zal deze bijstelling bij eerste begrotingswijziging 2012 (in december 2011) worden verwerkt. 3. formatie De stadsregio opereert met een compacte doch doelmatige formatie. De formatie is in 2012 gelijk aan de formatie in 2011, namelijk 59 fte. 4. indexering van de gemeentelijke bijdragen Tot en met begrotingsjaar 2011 sloot de indexeringssystematiek van de begroting van de stadsregio, conform het besluit van de regioraad van 17 december 2003, aan bij het indexcijfer dat jaarlijks in de septembercirculaire Gemeentefonds van het ministerie van Binnenlandse Zaken is opgenomen. Vanuit de deelnemende gemeenten wordt jaarlijks een verzoek ontvangen om de indexeringssystematiek aan te laten sluiten op het indexcijfer dat jaarlijks door de Financiële Werkgroep Sturing Gemeenschappelijke Regelingen wordt opgesteld. In deze stuurgroep zitten vertegenwoordigers van alle regiogemeenten. In de begroting 2011 is aangegeven dat de stadsregio zich vanaf de begroting 2012 zal conformeren aan de percentages van de Werkgroep. In de concept-indexeringsbrief van de Werkgroep bedraagt het Stijgingspercentage gemeentelijke bijdrage voor 2012 0,00%. De stadsregio zal dit percentage hanteren voor de begroting 2012. Dit stijgingspercentage is inclusief een taakstelling voor 2012 van 3%. Voor de jaren 2013 en 2014 worden additionele taakstellingen aangekondigd van respectievelijk 4% en 5%. Deze taakstellingen worden nog niet verwerkt aangezien de Werkgroep jaarlijks per begrotingsjaar een indexeringsverzoek stuurt waarin nacalculatorische effecten tevens zijn meegenomen. Hierdoor zijn de genoemde percentages voor 2013 en 2014 nog zeer onzeker. We zullen de Werkgroep verzoeken meer inzicht te verschaffen in de meerjarige ontwikkeling van de indexeringspercentages, zodat we in december bij eerste begrotingswijziging 2012 hier meer duidelijkheid over kunnen geven. Vooralsnog wordt in de meerjarenbegroting de nullijn vastgehouden. 5. indexering van de begrote uitgaven Zoals in punt 4 aangegeven zal de indexering van de gemeentelijke bijdragen voor 2012 0,00% bedragen. De gemeentelijke bijdragen dekken een aanzienlijk deel van de apparaatskosten van de stadsregio. Een aantal onderdelen van de apparaatskosten, waaronder huisvesting en salariskosten zullen een autonome (dat wil zeggen niet door ons te beïnvloeden) stijging kennen. Voor zover deze autonome stijgingen niet kunnen worden gedekt uit geraamde renteopbrengsten zal in de begroting 2012 een stelpost worden opgenomen die bij eerste begrotingswijziging 2012 zal worden ingevuld.
Kadernota begrotingsuitgangspunten 2012
Pagina 2 van 2