Coziek p/a Postbus 2031 3000 CA Rotterdam
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Directie Markt en Consument Ter attentie van de heer mr. G.J. Buijs Parnassusplein 5 2511VX DENHAAG
Datum
14 februari 2012 Onderwerp
Aansluiting model-jaarrekening Zorg 2011 op het formele verslaggevingskader
Geachte heer Buijs, Onlangs is door het Ministerie van VWS, onderde& CIBG (www.jaarverslagenzorg.nI) de model jaarrekening 2011 gepubliceerd (voorbladdatum 15 december 2011, zoals geplaatst op 5 januari 2012), bestaande uit een jaardocument en een jaarrekening. De model-jaarrekening kan als een belangrijk hulpmiddel fungeren omdat het voor de zorgpraktijk veel inspanning vraagt alle specifieke veranderingen op verslaggevingsgebied te volgen. Als randvoorwaarde geldt daarbij wel dat alle specifieke wijzigingen in alle relevante regelgeving in de mod&-jaarrekening verwerkt zijn. De uitgebrachte model-jaarrekening 2011 is gebaseerd op de RJ Richtlijn 655 Zorginstellingen. Essentieel is dat zorginstellingen bi] het opmaken van het jaardocument en de jaarrekening op grond van de Regeling verslaggeving WTZ1 en het Controleprotocol Jaarverantwoording zorginstellingen 2011 ook met andere verslaggevingsregels rekening dienen te houden (in casu: aBe relevante richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) en BW2 Titel 9). Omdat het achteraf corrigeren van jaarrekeningen onnodige inspanning en kosten met zich brengt, attenderen wij met deze brief op de belangrijkste punten die in de model-jaarrekening niet in voldoende mate worden geadresseerd. Ter toelichting lichten wij de ruime scope van de accountantscontrole graag nader toe. Op basis van artikel 2 Regeling versiaggeving WTZi en artikel 393 Boek 2 BW voert de accountant controle uit op de jaarrekening van een zorginstelling. De accountant gaat in het kader van zijn controle-opdracht na of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van het vermogen aan het eind van het boekjaar en van het resultaat over het boekjaar, en of de jaarrekening aan de voorschriften van de wet- en regelgeving voldoet. De accountant stelt tevens vast of de wettelijk verplichte overige gegevens zijn opgenomen, of het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening en of het jaarverslag voldoet aan de voorschriften van wet- en regelgeving, voor zorginstellingen in het bijzonder de Voorschriften voor de inrichting van het Jaarverslag van Zorginstellingen, zoals opgenomen in de bijlage bij de Regeling verslaggeving WTZi. In het Controleprotocol Jaarverantwoording zorginstellingen 2011, recent uitgebracht door het Ministerie van VWS, onderdeel CIBG, zijn de specifieke werkzaamheden opgenomen die de accountant uit dient te voeren bij de controle van de in het jaardocument opgenomen jaarrekening en het jaarverslag bij de jaarrekening. Als wettelijk kader wordt een ruime scope benoemd: Regeling Verslaggeving WTZi, Boek 2 BW Titel 9, de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (in het bijzonder Richtlijn 655 Zorginstellingen) en de WOPT.
Coziek functioneert al vele jaren als informeel overlegorgaan van accountants in de zorgsector. De verkorte naamgeving verwijst naar de oorspronkelijke Commissie Ziekenhuis-voorzieningen. Het huidige werkveld beslaat alle zorgaanbieders in de zorgsector, zowel Cure als Care. De naam Coziek wordt gehanteerd gezien de praktische bekendheid daarvan.
2
Uit hoofde van onze positie als controlerend accountants bij zorginsteliingen benadrukken wij de ruime scope van het formele verslaggevingskader en de consequenties hiervan voor de praktijk.Door middel van deze brief geven wij dan ook graag onze suggesties en aanbevelingen om het verslaggevingsproces achteraf niet nodeloos te belasten met issues die reeds vooraf bekend zijn. Onze opmerkingen en aandachtspunten bij de model-jaarrekening zijn in deze brief onderverdeeld in opmerkingen bij het jaarvers(ag en opmerkingen bij de jaarrekening. Hierbij vragen wij uw specifieke aandacht voor: •
Risico- en toekomstparagraaf inzake risico’s, kansen en onzekerheden waarvoor de instelling zich geplaatst ziet ( 1.1);
•
De toelichtingsvereisten inzake financiële instrumenten
•
De toelichtingsvereisten
(( 1.2, § 2.2.5, § 2.3.4 en inzake materiële vaste activa ( 2.2.6 en Bijiage C en D).
Bijiage A en B); en
Wij laten ons graag uitnodigen voor een gesprek om deze brief nader toe te Iichten en met u te bespreken op welke wijze de zorgpraktijk zo praktisch mogelijk aan het formele verslaggevingskader kan voldoen. Hoogachtend,
V drs. J.A. Waihout RA voorzitter Coziek
c.c.: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Directie Langdurige Zorg t.a.v. drs. C. van der Burg Parnassusplein 5 2511VX DENHAAG Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Directie Zorgverzekeringen t.a.v. dhr. drs. G.G.J. Klein Ikkink Parnassusplein 5 2511VX DENHAAG
3
1.
Opmerkingen bij het jaardocument (jaarverslag)
1.1 Risico- en toekomstparagraaf Op grond van artikel 2:391 lid 1 BW moet het jaardocument tevens een beschrijving geven van de voornaamste risicos en onzekerheden waarmee do rechtspersoon wordt geconfronteerd. Deze verplichting is opgenomen in hoofdstuk 3.4 van het model-jaardocument, waarin wordt gevraagd een overzicht te geven van do risico’s, kansen en onzekerheden waarvoor do instelling zich geplaatst ziet, aismedo van de genomen maatregelen om de risico’s te behoorsen. In de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving is een nadere uitwerking opgenomen van de risico’s en onzekerheden die in hot jaarverslag moeten worden opgenomen. Hot gaat daarbij niet om het geven van eon uitputtende uiteenzotting van alle risico’s en onzekerheden, maar om een selectie en weergave van de belangrijkste risico’s en onzekerhedon waarvoor de instelling zich ziet geplaatst. In hot modol-jaardocument diont rokoning gehouden te worden bosteed mot doze wettelijke verplichtingen. Bij die selectie kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de categorioën, zoals opgenomen in onderstaande tabel: Strategie
Risico’s en onzekerheden die eon belemmering vormen om op lange term ijn de strategie en/of het businessmodel van de instelling to realiseren (bijvoorbeold risico’s die gopaard gaan met het betreden van nieuwe markten of met het aankopon of afstoten van onderdelen)
Operationeel
Risico’s en onzekerheden die op korte termijn do effectiviteit en efficiency van operationele activiteiten van de instelling beInvloeden (bijvoorbeeld do kans op uitval van ICT-systemen of onzekorheden in do kwaliteit van do geleverde zorg)
Financieel
Risico’s en onzekerheden die hun ontstaansgrond hebben in, dan wel direct van invloed zijn op, de effectiviteit en efficiency van do financiële processen. Wij benadrukken in dit kader: belangrijke tendenzen in de Iiquiditeitsprognose, eventuele renterisico’s, onzekerheden in de mogelijkhoid krediet aan te trekken, maar ook risico’s voortkomend uit het gebruik van convenanten en ratio’s uit hoofde van financiering.
Financiële verslaggeving
Risico’s en onzekerheden die van invloed zijn op de betrouwbaarheid van de interne en externo financiële verslaggeving (bijvoorboeld onzekerheden bij complexe toerekeningsproblemen of de mate van subjectiviteit bij waardoringsvraagstukken)
Wet- en regelgeving
Risico’s en onzekerheden die voortvlooien uit wet- en regelgeving (zowel intern als extern) en een directe invloed hebben op do organisatie en/of do bedrijfsprocessen (bijvoorbeeld risico’s als govolg van veranderende bolastingwetgeving)
1.2 Prijs-, krediet-, liquiditeIts- en kasstroomrisico’s Financiële instrumenten omvatten zowel “primaire” financiële instrumenten zoals vorderingen en schulden, als afgeleide financiële instrumenten, zoals opties, termijncontracten en swaps. Dit betekont dat ook do jaarrekeningen van zorginstellingen financiële instrumenten bevatten, waaraan in het jaarverslag en do jaarrokening aandacht dient to worden besteed. Zie hiervoor ook paragraaf 2.2.5. Op grond van artikel 2:391 lid 3 BW dient de instelling, voor zover dit van botekenis is voor de beoordoling van zijn activa, passiva, financiële toestand en resultaat van do instelling, ten aanzien van het gebruik van financièlo instrumenten door de rechtspersoon in hot jaarverslag aandacht te besteden
4
aan de doelstellingen en het beleid op het gebied van het beheer van risicos betreffende financiële instrumenten. Dit betreffen de doolstellingen en het beleid van de rechtspersoon en de groopsmaatschappijen waarvan de financiële gegevens in zijn jaarrekening zijn opgonomon. Aandacht moet onder meer worden besteed aan het beleid inzake de afdekking van risicos verboncfen aan alle beiangrijke soorten voorgenomen transactios. Voorts moot aandacht besteed worden aan do door de rechtspersoon en do groepsmaatschappijen gelopen prijs-, krediet-, liquiditeits- en kasstroomrisico’s. Zie hiervoor eveneens paragraaf 2.2.5. In hoofdstuk 4.7 van het model-jaardocument wordt ingegaan op hot financieel beleid van de instelling. W1J stellen voor om de gevraagde toelichting inzako financiële instrumenten in dit hoofdstuk onder het subhoofd ‘Informatie over financiële instrumenten, prijs-, krediet-, liquiditeits- en kasstroomrisico’s’ op te nemen.
2.
Opmerkingen bij de jaarrekening
De opmerkingen bij do jaarrekening zijn onder te verdelen in opmerkingen over de modellen, opmerkingen over de grondslagen voor waardering en rosultaatbepaling en opmerkingen bij do toelichting. 2.1
Opmerking bij de modellen
2.1.1 Winst- en verliesrekening
Hot model voor do winst- en verliesrekening zoals opgenomen in de bijiage bij Richtlijn 655 geeft afzonderlijke regels voor buitengewone baten en buitengewone lasten. In do model-jaarrekening is dit niet als zodanig opgenomen en worden buitengewone baten/lasten op één regol weergegeven. In de winst- en verliesrekening dient eon uitsplitsing van de post buitengewone baton en buitongowone lasten plaats te vindon. 2.2 2.2.1
Opmerkingen bij de grondsiagen Algemeen
-
vestigingsplaats
RJ 300.104 geeft aan dat de vestigingsplaats, hot adres en eon beschrijving van do activiteiten van eon instelling onder de toelichting in do jaarrekening mooten worden opgenomen, voor zover niet al elders in do jaarrekening of daarmee gezamenlijk openbaar gemaakto informatie is opgenomen. Deze toelichting komt niet terug in de modol-jaarrekoning. Indien een instelling geen gebruik maakt van hot model jaardocument is hot risico aanwezig dat niot wordt voldaan aan de vereiste toelichting. 2.2.2
Algemeen
-
continuIteitsveronderstelling
Do jaarrekoning van de instelling wordt opgostold uitgaande van do continuIteitsveronderstelling. Het is wenselijk dat in in do grondslagen door eon instelling wordt aangegeven dat de jaarrekening op basis van de continuIteitsveronderstelling is opgostold. In hot model wordt oon opmorking hierover niet gemaakt. Derhalve stollen wij voor dat do zinsnede “Doze jaarrekening is opgesteld uitgaando van do contin uIteitsverondorstelling.” wordt toegevoegd. H iervoor kan eon separaat sub-hoofd “continuIteitsvoronderstelling” worden opgenom en. Qok in do situatie waarin wordt uitgegaan van do continuIteitsveronderstelling kan hot gewonst zijn eon uiteonzotting op te nemen van de omstandighodon waarin do instolling verkoert, bijvoorbeeld indien do financiëlo positie daartoe aanloiding geoft on/of or sprake is van eon situatie dat gerede twijfol kan bostaan omtrent de continulteit van do werkzaamheden van do instelling op term ijn.
5
Indien discontinulteit onontkoom baar is, vervalt de continuIteitsveronderstelling. De jaarrekening d ient dan te worden opgesteld uitgaande van liquidatie van het geheel van de werkzaamheden van de rechtspersoon (liquidatiebasis). Dit kan leiden tot afwaardering van activa en tot het opnemen van additionele voorzieningen. 2.2.3
Fusies en overnames
Op grond van RJ 216.401 dienen voor alle fusies en overnames de volgende toelichtingen te worden opgenomen in de jaarrekening over de periode waarin de fusies of overnames hebben plaatsgevonden: •
de namen en beschrijvingen van de gefuseerde of overgenomen partijen;
•
de wijze van verwerking van de fusie of overname;
•
de ingangsdatum van de fusie of overname voor de versiaglegging; en
•
eventuele activiteiten waarvan door de verkrijgende partij, ten gevolge van de fusie of overname, is besloten deze af te stoten.
Voor fusies en overnames gerealiseerd na balansdatum dient de in het voorgaande genoemde informatie eveneens te worden gegeven. Indien dit praktisch niet haalbaar is, dient dit te worden toegelicht. Voor een overname dienen, op grond van RJ 216.402, de volgende aanvuflende toelichtingen te worden opgenomen in de jaarrekening over de periode waarin de overname heeft plaatsgevonden: •
het percentage van de verkregen zeggenschap in het belang; en
•
de koopsom van de overname of de voorwaardelijke koopsomverplichtingen en een beschrijvingen daarvan.
2.2.4
Consolidatie
Onder het sub-kopje consolidatie zoals dat in de model-jaarrekening is opgenomen, dient de volgende toelichting te worden toegevoegd: •
“De geconsolideerde jaarrekening is opgesteld met toepassing van de grondsiagen voor de waardering en de resultaatbepaling van stichting XYZ.” en
•
“De financiële gegevens van de groepsmaatschappijen en de andere in de consolidatie betrokken rechtspersonen en vennootschappen zijn volledig in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen onder eliminatie van de onderlinge verhoudingen en transacties. Belangen van derden in het vermogen en in het resultaat van groepsmaatschappijen zijn afzonderlijk in de geconsolideerde jaarrekening tot uitdrukking gebracht.”
2.2.5
Financiële instrumenten
De model-jaarrekening bevat geen grondslagen voor financiële instrumenten. Tevens bevat het model nog niet de op grond van de geldende verslaggevingsregels voorgeschreven toelichtingen inzake financiële instrumenten. Op dit punt voldoet de model-jaarrekening, naar onze mening, daarmee niet aan de algemeen aanvaarde verslaggevingsgrondslagen (Wet en RJ). RJ 290.102 stelt dat Financiële instrumenten zowel “primaire” financiële instrumenten zoals vorderingen en schulden, als afgeleide financiële instrumenten, zoals opties, termijncontracten en swaps bevatten. Dit betekent dat ook de jaarrekeningen van zorginstellingen financiële instrumenten bevatten, waarvan grondsiagen in de jaarrekening moeten worden opgenomen. In bijlage A bij deze brief doen wij een tekstsuggestie. RJ 290.9 stelt verder dat een entiteit een toelichting op moet nemen voor haar financiële instrumenten, voor zover dit van betekenis is voor de beoordeling van zijn activa, passiva, financiële toestand en resultaat van de instelling. n deze toelichting moet onder andere worden ingegaan op het belang van
6
financiële instrumenten in de jaarrekening van de instelling en de posities die worden aangehouden (algemene toelichting); de risico’s die verbonden zijn aan de financiële instrumenten zoals het rente- en kasstroomrisico en het kredietrisico. Tenslotte dient een toelichting te worden opgenomen waarin het verschjl tussen de reële waarde van een financieel instrument en de boekwaarde van een financieel instrument wordt toegelicht. In bijiage B bij deze brief doen wij een tekstsuggestie. Het niet weergeven van grondsiagen en risico’s met betrekking tot financiële instrumenten kan, zeker in de huidige moeilijke economische omstandigheden waarin sommige zorginstellingen verkeren, leiden tot een vermindering van het inzicht in eigen vermogen en resultaat van een zorginstelling. 2.2.6
Bijzondere waardeverminderingen (RJ 121)
In de model-jaarrekening worden geen grondslagen gegeven voor het verwerken van bijzondere waardeverminderingen. Een verplichting hieromtrent bestaat op grond van RJ 121. Op grond van de gewijzigde financiering van de instellingen en de implicaties daarvan voor de waardering van vastgoed in de gezondheidszorg, zijn wij van mening dat richtlijnen voor de opsteller van de jaarrekening door middel van het model hieromtrent noodzakelijk zijn. In bijlage C bij deze brief geven wij hiervoor een handreiking. Wij maken u er volledigheidshalve op attent dat slechts in uitzonderlijke gevallen sprake is van buitengewone baten en lasten. 2.2.7
Grondslagen voorzieningen
RJ 252 stelt dat voorzieningen zowel tegen de nominale waarde van de geschatte uitgaven, als de contante waarde van die uitgaven kunnen worden gewaardeerd. In de grondsiagen van de model jaarrekening wordt nu alleen de contant gemaakte verplichting benoemd. Wij wijzen erop dat de tekst van deze grondsiag mogelijk aanpassing behoeft als de instelling kiest voor de waarderingsgrondslag nominale waarde. 2.2.8
Grondslag pensloenen
Voor de verwerking van pensioenen in de jaarrekening van zorginstellingen geldt RJ 273.311 als basis. De zorginstelling dient op grond hiervan een voorziening op te nemen indien op basis van de uitvoeringsovereenkomst per balansdatum een verplichting bestaat en het waarschijnhijk is dat de aanwending van een maatregelenpakket, dat nodig is voor het herstel van de per balansdatum bestaande dekkingsgraad, zal leiden tot een uitstroom van middelen en de omvang betrouwbaar kan worden geschat. Op grond van de uitvoeringsovereenkomst kan per balansdatum een verplichting voor de rechtspersoon bestaan, naast de aan de pensioenuitvoerder te betalen premie. Dit kan het geval zijn indien de rechtspersoon op grond van de in de uitvoeringsovereenkomst gespecificeerde dekkingsgraad van de pensioenuitvoerder gehouden wordt respectievelijk kan worden tot het doen van additionele betalingen aan de pensioenuitvoerder. Daarnaast kunnen gerechtvaardigde verwachtingen tot het doen van additionele betalingen aan de pensioenuitvoerder leideri tot een feitelijke verplichting. In de aan de pensioenuitvoerder in de toekomst te betalen premie kunnen ook voor de rechtspersoon herstelpremies begrepen zijn die op basis van bij De Nederlandsche Bank (DNB) ingediende herstelpiannen door de pensioenuitvoerder zijn vastgesteld. Voor deze hersteipremies wordt geen voorziening opgenomen, tenzij deze op basis van de uitvoeringsovereenkomst of op basis van gerechtvaardigde verwachtingen voortkomen uit een verplichting voor de rechtspersoon tot het doen van additionele betatingen aan de pensioenuitvoerder. De belangrijkste elementen van een herstelplan dienen te worden toegelicht. Op grond van de ontwikkelingen bij de Nederlandse pensioenfondsen en de aanwezige dekkingsgraden zal het in de toekomst mogelijk noodzakelijk zijn om in de jaarrekening van zorginstellingen een
7
additionele toelichting op te nemen met betrekking tot het pensioen. In dit kader zijn wij van mening dat richtlijnen hieromtrent voor de opsteller van de jaarrekening door middel van het model hieromtrent noodzakelijk zijn. De voorbeeld-toelichting inzake pensloenen zoals deze is opgenomen in de model-jaarrekening omvat niet alle informatie die op grond van RJ 271.324 zou moeten worden verstrekt: De instelling dient voor zover van toepassing de volgende aanvullende informatie op te nemen in de toelichting. -
-
Algemeen • de bij de bepaling van het vermogen en resultaat gehanteerde grondsiagen met betrekking tot de pensioenlasten en de pensioenvoorzieningen; • beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de pensioenregelingen, waarin in ieder geval is opgenomen de pensioengevende salarisgrondslag (eindloon, middelloon etc.) en de afspraken over indexatie van opgebouwde aanspraken en rechten; • beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de uitvoeringsovereenkomst(en) (Nederland) of soortgelijke financieringsafspraken (buiten land); • de wijze waarop de pensioenregelingen zijn ondergebracht bij de pensioenuitvoerder; • de per balansdatum van toepassing zijnde dekkingsgraad, of een schatting hiervan, van de pensioenuitvoerder waar de regelingen zijn ondergebracht. Te betalen premie • de in de winst- en verliesrekening verantwoorde pensioenpremie. Additionele verplichtingen • beschrijving van de per balansdatum bestaande verplichtingen waarvoor een pensioenvoorziening is opgenomen; • de methode van waardering van de per balansdatum opgenomen pensioenvoorziening; • belangrijkste actuariële grondslagen, indien van toepassing: o de gehanteerde disconteringsvoeten; o de gehanteerde overlevingskansen; o eventuele andere belangrijke grondsiagen en veronderstellingen; • een verloopoverzicht van de pensioenvoorziening met daarin opgenomen de belangrijkste mutaties, inclusief vergelijkende cijfers; • de in de winst- en verliesrekening verantwoorde additionele pensioenlasten; • een beschrijving van de belangrijkste elementen van het hersteiplan van de pensioenuitvoerder, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de gevolgen van het tekort voor het toekomstig premieniveau. Vorderingen inzake pensloenen • de in balans opgenomen pensioenvordering en het daarmee samenhangende effect in de winst en verliesrekening, inclusief overwegingen die hebben geleid tot opnemen van de pensioenvordering. In bijlage E bij deze brief doen wij een tekstsuggestie voor deze toelichting. 2.2.9
Grondslag belastingen
In de model-jaarrekening ontbreekt een grondslag voor de versiaggeving over belastingen. Deze dient opgenomen te worden indien sprake is van winstbelasting en/of latente belastingen. In bijlage F bij deze brief doen wij een tekstsuggestie.
8
2.2.10 Grondslag kasstroomoverzicht Bij de beschrijving van de grondslagen van de jaarrekening ontbreekt de grondslag voor het opstellen van het kasstroomoverzicht. In bijiage G bij deze brief doen wij een tekstsuggestie. 2.3
Opmerkingen bij de toelichting
2.3.1
Voorzieningen
Bij voorzieningen dient de instelling de belangrijkste verondersteHingen toe te lichten die daaraan ten grondslag liggen, zoals gehanteerde disconteringsvoet (bij waardering tegen contante waarde), blijfkans (bij PLB voorzieningen) et cetera. Wij adviseren hier op te wijzen bij de toelichting op de voorzieningen. Het verloopschema van de voorzieningen is ontoereikend. De volgende afzonderlijk in het verloop te tonen posten ontbreken: • vrijval; • en bij waardering tegen contante waarde: o effect van oprenten; o effect van eventuele wijzigingen in de disconteringsvoet. Wi] adviseren deze mutaties in het verloopoverzicht oak op te nemen of in een toelichtende tekst hierop te wijzen. 2.3.2
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
In de model-jaarrekening is in het kader van de niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen slechts een verloopoverzicht voor de trekkingsrechten opgenomen. Hier ontbreekt een voorbeeld toelichting met betrekking tot andere mogeli]ke rechten of verplichtingen. Deze kunnen betrekking hebben op (niet limitatief): •
claims;
•
obligo waarborgfonds;
•
garanties en borgstellingen;
•
hoofdelijke aansprakelijk voor de schulden van anderen;
•
totaalbedrag aan langlopende verbintenissen tot het doen van betalingen ter verkrijging van gebruiksrechten of andere rechten die niet in de balans zijn opgenomen (hiervan vervalt na 1 jaar € x en na 5 jaar € x);
•
jaarlijks bedrag van met derden aangegane huurverplichtingen van onroerende zaken en de resterende looptijd van h uurcontract(en);
•
jaarlijkse erfpachtverplichting en resterende looptijd van het contract;
•
aangegane verplichtingen voor de aankoop van materiële vaste activa;
•
verplichtingen uit hoofde van met derden aangegane Ieaseovereenkomsten (hiervan vervalt na 1 jaar € x en na 5 jaar € x);
•
toelichting (aard, bedrag en looptijd) op individuele verbintenissen die door looptijd en/of omvang van bijzondere betekenis zijn;
•
indien een verptichting niet wordt voorzien omdat de omvang niet voldoende betrouwbaar kan worden vastgesteld, dan moet dit feit in de toelichting worden vermeld;
•
indien van toepassing moeten afzonderlijk worden vermeld de meerjarige financiële verplichtingen, aansprakelijkstellingen en garantieverplichtingen, ingedeeld naar de vorm van de geboden zekerheid, die ten behoeve van de volgende maatschappijen zijn aangegaan:
9
-
-
•
Groepsmaatschappijen (art. 2:376 en 2:381 BW); Overige verbonden maatschappijen (art. 2:361 lid 4 BW).
Indien voor niet in de balans opgenomen verplichtingen zakelijke zekerheid is gesteld en/of een verbintenis tot bezwaring of niet bezwaring van zaken is aangegaan, dient dit hier te worden vermeld, voor zover dit noodzakeli]k is voor het vereiste inzicht (art. 2:381 en 2:375 lid 3 BW);
2.3.3
Transacties met verbonden partijen
Onder de toelichting transacties met verbonden partijen is in de model-jaarrekening de volgende regel opgenomen: “Er hebben zich geen transacties met verbonden partijen voorgedaan met zakelijke grondslag.” Deze dient te luiden: “Er hebben zich geen transacties met verbonden partijen voorgedaan op niet-zakelijke grondsiag.” 2.3.4
Financiële instrumenten
Zoals onder 2.2.5 aangegeven, stelt RJ 290.9 dat naast een grondsiag inzake financiële instrumenten, een entiteit tevens een toelichting moet opnemen voor haar financiële instrumenten. In bijiage B doen wij een tekstsuggestie voor deze toelichting. 2.3.5
Ondertekening jaarrekening
De vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening is opgenomen als onderdeel van de overige gegevens. Normaal gesproken vindt, op grond van de verplichting ult hoofde van RJ 160.401, de ondertekening door het bestuur uit hoofde van het opmaken van de jaarrekening plaats in de jaarrekening, voor de overige gegevens. Derhalve dient aan het einde van de toelichting een paragraaf ter ondertekening te worden opgenomen.
10
Bijiage A Tekstvoorstel tinancië!e instrumenten in grondsiagen -
Deze toelichting betreft een voorbeeld en dient nog instellingsspecifiek gemaakt te worden. Financiële instrumenten omvatten handels- en overige vorderingen, geidmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, handelsschulden en overige te betalen posten. Financiële instrumenten omvatten tevens in contracten besloten afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Deze worden door de instelling gescheiden van het basiscontract en apart verantwoord indien de economische kenmerken en risico’s van het basiscontract en het daarin besloten derivaat niet nauw verwant zijn, indien een apart instrument met dezelfde voorwaarden als het in het contract besloten derivaat aan de definitie van een derivaat zou voldoen en het gecombineerde instrument niet wordt gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de resultatenrekening. Financiële instrumenten, inclusief de van de basiscontracten gescheiden afgeleide financiële instrumenten, worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde. Indien instrumenten niet zijn gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de resultatenrekening, maken eventuele direct toerekenbare transactiekosten dee uit van de eerste waardering. In contracten besloten financiële instrumenten die niet worden gescheiden van het basiscontract, worden verwerkt in overeenstemming met het basiscontract. Na de eerste opname worden financiële instrumenten op de hierna beschreven manier gewaardeerd. Verstrekte leningen en overige vorderingen Verstrekte leningen en overige vorderingen worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentem ethode, verm inderd met bijzondere waardeverm inderingsverliezen. Overige financiële verplichtingen Financiële verplichtingen die geen deel uitmaken van een handelsportefeuille worden tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd op basis van de effectieverentemethode. Afgeleide financiële instrumenten (Waardering van afgeleide financiële instrumenten op kostprijs of lagere marktwaarde) Afgeleide instrumenten worden gewaardeerd op kostprijs of lagere marktwaarde, tenzij hedge accounting onder het kostprijs hedge model wordt toegepast. Indien kostprijs hedge accounting wordt toegepast vindt eerste waardering plaats tegen reèle waarde. Zolang het afgeleide instrument betrekking heeft op afdekking van het specifieke risico van een toekomstige transactie die naar verwachting zal plaatsvinden, vindt geen herwaardering van dit instrument plaats. Zodra de verwachte toekomstige transactie leidt tot verantwoording in de winst-en verliesrekening, wordt de met het afgeleide instrument samenhangende winst of het met het afgeleide instrument samenhangende verlies in de resultatenrekening verwerkt. Indien de afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie leidt tot de opname in de balans van een niet-financieel actief past de instelling de kostprijs van dit actief aan met de afdekkingsresultaten die nog niet in de resultatenrekening zijn verwerkt. Een verlies voor het percentage groter dan de omvang van het afgeleide instrument ten opzichte van de afgedekte positie wordt op basis van kostprijs of lagere marktwaarde direct in de resultatenrekening verwerkt. Indien afgeleide instrumenten aflopen of worden verkocht, worden de afdekkingsrelaties beëindigd. De cumulatieve winst die of het cumulatieve verlies dat tot dat moment nog niet in de resultatenrekening was verwerkt, wordt als overlopende post in de balans opgenomen totdat de afgedekte transacties plaatsvinden. Indien de transacties naar verwachting niet meer plaatsvinden, wordt de cumulatieve winst of het cumulatieve verlies overgeboekt naar de winst-en-verliesrekening.
11
De instelling documenteort de hedgerelatios in specifieke/generieke hedgedocumentatie en toetst periodiek de effectiviteit van de hedgerelaties door vast te stollen dat geen sprake is van overhedges. Indien afgeleide instrumenten niet anger voldoen aan de voorwaarden voor ‘hedge accounting’, aflopen of worden verkocht of wanneer de instelling niet anger kiest voor hedge accounting wordt hedge accounting beëindigd. De tot dat moment in het vermogen verantwoorde resultaten blijven in het eigen vermogen uitgesteld tot hot moment dat de toekomstige transactie plaatsvindt. Indien de transactie naar verwachting niet meer plaatsvindt worden de in het eigen vermogen uitgestelde cumulatieve hedgeresultaten naar de resultatenrekening gebracht. Periodiek wordt de effectiviteit van de hedgerelaties getoetst door vergelijking van do cumulatieve reëlewaardewijziging van de afgedekte positie met do cumulatieve waardewijzigingon van de afgeloide instrumenten. Do Iaagste van do cumulatieve waardewijziging van de afgodokte positie en de cumulatieve waardewijziging van de afgeleide instrumenten wordt in de herwaarderingsreserve uitgesteld. ndien sprake is van een reëlewaardeafdekking (reële waarde hedge accounting) van eon opgenomen actief of verplichting of niet in de balans opgonomen bindendo overeenkomst worden de resultaten uit de herwaardering van het afgeloide instrument op hetzelfde moment in de resultatonrekening vorwerkt als hot resultaat op do afgedekte positie voor zover doze betrekking hebben op do reelewaardewijziging van hot specifieke risico van do afgedekte post of positie. Do instelling documenteert de hedgorelaties in specifieke/generieke hedgedocumentatie en tootst periodiek do effectiviteit van de hedgerelaties door vast te stellen dat goon sprake is van overhedges.
Athankelijk van do specifieke situatie kunnen de volgende teksten worden toegevoegd aan do grondsiagen voor do financiële instrumenten: Financiële instrumenteri die deel uitmaken van een handelsportefeuille Financiële instrumenton (activa en verplichtingen) die worden aangohouden voor handeisdoeleinden worden gewaardeord tegen reëlo waarde en wijzigingen in die reëlo waarde worden verantwoord in do winst-on-verliesrokening. In do oersto poriodo van waardering worden toerekenbare transactiekosten als last in de resultatenrekening verworkt. Gekochte leningen en obligaties Gekochte loningon en obligaties waarvan do instelling de intentie heeft doze tot hot oinde van do Iooptijd aan to houdon, on hiortoe ook in staat is, wordon gowaardoord tegon geamortisoerde kostprijs op basis van do effoctieverentomethode, verminderd met bijzondoro waardevorminderingsverliezen. Do ovorigo gekochto leningon en obligaties wordon, voor zover doze aan eon beurs genotoerd zijn, gewaardoord togon reële waardo. Wijzigingen in die reële waardo worden verantwoord in do resultatenrokening. Niet-boursgonotoerdo gokochto Ion ingon on obligatios worden gewaardoord togon goamortiseerde kostprijs op basis van do effectievorentomethode, verminderd met bijzondero waardoverm indoringsverliezon. Afgeleide financiêle instrumenten (Waardering van afgeleide instrumenten op reële waarde) Afgoleide instrumenten wordon gewaardeerd op actuele waardo waarbij alle waardowijzigingon in do resultatenrekoning wordon verantwoord tonzij hedge accounting wordt toogopast ter afdekking van do variabilitoit van toekomstige kasstromen die effect hebben op do winst-on-vorliesrokeningen (kasstroom hedge).
12
Indien kasstroom hedge accounting plaatsvindt wordt het effectieve deel van de reelewaarciewijzigingen van de afgeleide instrumenten in eerste instantie in cie herwaarderingsreserve verantwoord. Op het moment dat de verwachte toekomstige transacties leiden tot de verantwoording van resultaten in de winst-en-verliesrekening, vindt overboeking vanuit de herwaarderingsreserve naar de resultatenrekening plaats. Indien de afgedekte positie van een verwachte toekomstige transactie Ieidt tot de opname in de balans van een niet-financieel actief past de instelling de kostprijs van dit actief aan met de hedgeresultaten door middel van een overboeking uit de herwaarderingsreserve.
13
Bijiage B Tekstvoorstel financiële instrumenten in toelichting -
Deze toelichting betreft een voorbeeld en dient nog instellingsspecifiek gemaakt te worden. Algemeen De instelling maakt in de normale bedrijfsuitoefening gebruik van uiteenlopende financiële instrumenten die de instelling blootstellen aan markt- en/of kredietrisico’s. Deze betreffen financiële instrumenten die in de balans zijn opgenomen. De instelling handelt niet in deze financiële derivaten en heeft procedures en gedragslijnen om de omvang van het kredietrisico bij elke tegenpartij of markt te beperken. Bij het niet nakomen door een tegenpartij van aan de instellingen verschuldigde betalingen blijven eventuele daaruit voortvloeiende verliezen beperkt tot de marktwaarde van de desbetreffende instrumenten. De contractwaarde of fictieve hoofdsommen van de financiële instrumenten zijn slechts een indicatie van de mate waarin van dergelijke financiële instrumenten gebruik wordt gemaakt en niet van het bedrag van de krediet- of marktrisico’s. Kredietrisico De vorderingen uit hoofde van handeisdebiteuren zijn voor circa x% geconcentreerd bij drie grote verzekeraars. Het maximale bedrag aan kredietrisico bedraagt EUR x. Voor de kredietrisico’s inzake de vorderingen op deelnemingen en de overige vorderingen wordt verwezen naar XX. Renterisico en kasstroomrisico Het renterisico is beperkt tot eventuele veranderingen in de marktwaarde van opgenomen en uitgegeven leningen. Bij deze leningen is sprake van een vast rentepercentage over de gehele Iooptijd. De leningen worden aangehouden tot het einde van de Iooptijd. De instelling heeft derhalve als beleid om geen afgeleide financiële instrumenten te gebruiken om (tussentijdse) rentefluctuaties te beheersen. Reële waarde De reële waarde van de meeste in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, effecten, liquide middelen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde ervan. De reële waarde van de overige in de balans verantwoorde financiële instrumenten wijkt niet materieel af van de boekwaarde.
14
Bijiage C Tekstvoorstel bijzondere waardeverminderingen -
De hier genoemde toelichtingen betreffen voorbeelden, ze dienen nog instellingsspecifiek gemaakt te worden.
Situatie 1: De zorginstelling volgt Richtlijn 121 Bijzondere waardeverminderingen van vaste activa Vaste activa dienen te worden beoordeeld op bijzondere waardeverminderingen met een duurzaam karakter. Dit doet zich voor bij wijzigingen in omstandigheden die doen vermoeden dat de boekwaarde van een actief niet terugverdiend zal worden. De terugverdienmogelijkheid van activa die in gebruik zijn, wordt bepaald door de boekwaarde van een actief te vergelijken met de geschatte contante waarde van de toekomstige netto-kasstromen die het actief naar verwachting zal genereren, of de bij verkoop te realiseren directe opbrengstwaarde indien deze hager is. Wanneer de boekwaarde van een actief hager is dan de realiseerbare waarde (= de hoogste van enerzijds de geschatte contante waarde van de toekomstige kasstromen en anderzijds de directe opbrengstwaarde), worden bijzondere waardeverm inderingen verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. Instelling XYZ beschikt over vastgoed waar zorg wordt verleend waarop aanspraak bestaat ingevolge artikei 6 van de AWBZ. Voor dit vastgoed zijn in 2011 de bekostigingsregels aangepast. VoIedige nacatcu latie van kapitaallasten van goedgekeurde investeringen is vervangen door prestatiebekostiging. Hierbij geldt een overgangstermijn van 6 jaar (tot en met 2017) waarin deze overgang gefaseerd wordt doorgevoerd. Ats gevoig van deze wijziging in de bekostiging, in samenhang met de beleidsvoornemens van het kabinet inzake de hervorming van de Iangdurige zorg is in de NBA wijzer 2, d.d. 24 oktober 2011, geconcludeerd dat sprake is van indicaties die kunnen duiden op een mogelijke duurzame waardevermindering. Als gevoig hiervan dient instelling XYZ overeenkomstig RJ 121 te toetsen of de boekwaarde nag kan worden gerealiseerd uit de toekomstige opbrengsten. XYZ heeft de realiseerbare directe opbrengstwaarde bij verkoop, en de contante waarde van de
toekomstige kasstromen van dit zorgvastgoed benaderd op het niveau van de kasstroomgenererende eenheden, en vergeleken met de boekwaarde van dit vastgoed en de overige met de bedrijfsvoering samenhangende activa per 31 december2017. Belangrijke veronderstellingen die zijn gehanteerd bij de benadering van de contante waarde van de kasstromen zijn: •
Een resterende Ievensduur van gemiddeld x jaar, wat tot een totale Ievensduur van het vastgoed Ieidt van gemiddeldyjaar;
•
Gehanteerde restwaarden;
•
Een gemiddelde bezettingsgraad van xx%;
•
Groei en samenstelling cliëntenpopulatie;
•
Uit de meerjarenbegroting afgeleide kasstromen voor de jaren 2012 tot en met 2017, en genormaliseerde trendmatige kasstromen vanaf 2018 tot aan einde Ievensduur. Bij de berekening hiervan is rekening gehouden met de effecten van de overgangsregeIing 2012-2017.
•
Vervangingsinvesteringen tot het niveau welke noodzakelijk warden geacht am het betreffende vastgoed tot aan einde Ievensduur in gebruik te houden;
•
Een disconteringsvoet van y%, zijnde de gemiddelde externe vermogenskosten van XYZ;
Directe opbrengstwaarden zijn ontleend aan [vb: taxaties door onafhankelijke externe taxateurs, uitgaande van verkoop in lege staat en kosten koper]. ...
15
Optie 1: Het verschil tussen cle boekwaarde per 31 december 2011 en de contante waarde van de toekomstige kasstromen bedraagt € !n overeenstemming met de bepalingen van Hoofdstuk 121 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zijn de genoemde bijzondere waardeverminderingen in mindering op de boekwaarde van de betreffende activa en ten laste van het resultaat gebracht. Optie 2: Hot verschil tussen do boekwaarde per 31 december 2011 en de contante waarde van de toekomstige kasstromen bedraagt € Aangezien dit saldo positief is, zijn geen aanpassingen gedaan aan de waardering van het vastgoed. Facultatief: Dit heeft geleid tot de volgende uitkomsten per kasstroomgenererende eenheid (bedragen in € x 1.000): Kasstroomgenererende eenheid
Boekwaarde
Directe opbrengstwaarde
Contante waarde kasstromen
Bijzondere waarde vermindering
A B C Totaal
Situatie 2: De zorginstelling volgt de optie ‘het gemiddelde rendement van de zorginstelNng’ volgens artikel 3 onder h. RVW Instelling XYZ heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in de Regeling Verslaggeving WTZ1 wordt geboden om de waardering van het vastgoed niet te baseren op hoofdstuk 121 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, maar op de specifiek door VWS in do Regeling Versiaggeving WTZi aangegeven grondsiagen. Dit houdt in dat niet wordt uitgegaan van de toekomstige kasstromen, maar van het gemiddelde rendement van do zorginstelling, gebaseerd op prognoses, historische rendementen en het gemiddelde rendement van de sector. De instelling heeft als uitgangspunt de volgende veronderstellingen gehanteerd: • •
• •
Een rendement van . .% waarbij ervan is uitgegaan dat het rendement onder druk zal komen te staan/zal verbeteren door. Een rentekostenvoet van ... % gebaseerd op de gem iddelde werkelijke rentekostenvoet van de afgesloten IeningportefeuNle, rekening houdend met op korte term ijn verwachte mutaties overeenkomstig do Regeling Versiaggeving WTZi. Bij grond is uitgegaan van de directe opbrengstwaarde, zijnde do maximale waarde bij directe verkoop, overeenkomstig do betreffende bepaling in de Regeling Versiaggeving WTZi Restwaarde volgens taxaties door taxateurs gebaseerd op de verwachte waarde bij verkoop op het einde van de evensduur.
Op grond van deze uitgangspunten bedraagt het verschit tussen do boekwaarde per 31 december 2011 en de overeenkomstig cie RVW bepaalde waarde € Optie 1: Deze bijzondere waardeverminderingen zijn in mindering op de betreffende activa en ten laste van het resultaat gebracht. Optie 2: Aangezien dit saldo positief is, zijn geen aanpassingen gedaan aan de waardering van het vastgoed.
16
Indien de instelling de waardering overeenkomstig Hoofdstuk 121 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zou hebben bepaald, zou het resultaat over 2011 en het eigen vermogen ultimo 2011 € x,y miljoen lager zijn geweest. Deze waardering is bepaald overeenkomstig de volgende uitgangspunten:
Situatie 3: De zorginstelling volgt de optie ‘uitgaan van van een situatie van nacalculatie’ volgens artikel II Wijziging RVW: De instelling heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid volgens artikel II van de wijziging van de RVW am in 2011 de waardering van het vastgoed nog niet aan te passen. Indien de instelling de waardering overeenkomstig Hoofdstuk 121 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zou hebben bepaald, zou het resultaat over 2011 en het eigen vermogen ultimo 2011 € x,y miljoen lager zijn geweest. Deze waardering is bepaald overeenkomstig de volgende uitgangspunten:
Situatie 4: Bij de zorginstelling spelen geen waarderingsvraagstukken De instelling heeft op grond van de doorlichting van haar vastgoedportefeuille vastgesteld, dat geen sprake is van bijzondere waardeverminderingen. Dit is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: [nadere motivering waarom geen sprake is van bijzondere waardeverminderingen en gehanteerde veronderstellingen]
17
Bijiage D Aanpassing afschrijvingstermijnen zorgvastgoed is een schattingswijziging -
Zorginstellingen dienen de afschrijvingen te baseren op de verwachte gebruiksduur en bedrijfs economische uitgangspunten ten aanzien van onder meer een eventuele restwaarde. Dit zal in de meeste gevallen als gevoig hebben dat de afschrijvingstermijnen en bedragen zullen worden aangepast. Het aanpassen van de afschrijvingstermijn wordt in de RJ-richtlijnen aangemerkt als een schattingswijziging. Richtlijn 145.301 bepaalt dat het effect van een schattingswijziging moet worden verwerkt in de winst- en verliesrekening in de periode waarin de schattingswijziging plaatsvindt, indien de wijziging alleen invloed heeft op die periode, dan wel in de periode waarin de schattingswijziging plaatsvindt aismede toekomstige perioden, indien de wijziging van invloed is op de huidige en toekomstige perioden. Het is niet toegestaan met terugwerkende kracht een schattingswijziging te verwerken (geen inhaalafschrijvingen). Voor de verwerking en toelichting van de schattingswijziging zijn de volgende elementen relevant: 1.
2.
3.
Het effect van een schattingswijziging dient te worden verwerkt in hetzelfde onderdeel van de winst- en verliesrekening als waarin de oorspronkelijke schatting is verwerkt. Dit dient om de (volgtijdelijke)jaarrekeningen vergelijkbaar te houden (RJ 145.303). Indien een schattingswijziging van belang is voor de verslagperiode, dient de aard van de schattingswijziging aismede het kwantitatieve effect op de huidige periode te worden vermeld. Indien dit kwantitatieve effect praktisch niet te bepalen is, dient dit in de toelichting te worden vermeld (RJ 145.304). In het geval dat kan worden verwacht dat een schattingswijziging belangrijke kwantitatieve invloed zal hebben op een of meer volgende boekjaren dient een cijfermatige indicatie van deze invloed gegeven te worden. Indien deze indicatie niet kan worden bepaald, dient dit in de toelichting te worden vermeld. Middeigrote rechtspersonen zijn vrijgesteld van het geven van een cijfermatige indicatie van de invloed van de schattingswijziging op een of meer volgende boekjaren RJ 145.305).
Als toelichting op de wijzigingen in de uitgangspunten voor de afschrijvingen kan de volgende voorbeeldtekst voor de toelichting worden gebruikt:
Schattingswijziging atschrijvingen Als gevolg van de wijzigende bekostiging heeft instelling een nieuwe inschatting gemaakt van de verwachte economische Ievensduur en de eventuele restwaarde van de panden. Dit heeft er toe geleid dat de afschrijvingstermijn van gebouwen is aangepast van 50 jaar naar jaar (en/of rekening houdend met een eventuele restwaarde). Voor delen van de gebouwen die een kortere gebruiksduur hebben wordt ook een kortere termijn gehanteerd (componentenbenadering). ..
Overeenkomstig de richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ 145) worden de hieruit voortvloeiende effecten voor de afschrijvingen verwerkt in de verwachte resterende gebruiksperiode van de betreffende panden. Als gevolg hiervan zijn de afschrijvingskosten in 2011 met XX toegenomen ten opzichte van de kosten bij ongewijzigde uitgangspunten. Voor de komende jaren is het effect als volgt: Van 2012 tot 2021 Ca. YY, van 2022 tot 2031 ca ZZ.
18
Bijiage E Tekstvoorstel pensioenen -
Deze toelichting betreft een voorbeeld en dient nog insteuingsspecifiek gemaakt te worden.
Stichting XYZ heeft voor haar werknemers een toegezegde pensioenregeling. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat is gebaseerd op het gem iddeld verdiende loon berekend over de jaren dat de werknemer pensioen heeft opgebouwd bij XYZ. De verplichtingen, welke voortvloeien ult deze rechten van haar personeel, zijn ondergebracht bij het bedrijfstakpensioenfonds Zorg en Welzijn. XYZ betaalt hiervoor premies waarvan de heift door de werkgever wordt betaald en de helft door de werknemer. De pensioenrechten worden jaarlijks geIndexeerd, indien en voor zover de dekkingsgraad van het pensioenfonds (het vermogen van het pensioenfonds gedeeld door haar financléle verplichtingen) dit toelaat. Naar de stand van ultimo <maand> 2012 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds xxx%. In 2014 dient het pensioenfonds een dekkingsgraad van ten minste 105% te hebben. Het pensioenfonds verwacht hieraan te kunnen voldoen en voorziet geen noodzaak voor de aangesloten instellingen om extra stortingen te verrichten of cm bijzondere premieverhogingen door te voeren. XYZ heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij het pensloenfonds, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. XYZ heeft daarom alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord”
19
Bijiage F Tekstvoorstel belastingen -
Deze toelichting betreft een voorbeeld en dient nog instellingsspecifiek gemaakt te worden. Belastingen omvatten de over de verstagperiode verschu(digde en verrekenbare winstbelastingen en latente belastingen. De belastingen worden in de resultatenrekening opgenomen, behoudens voor zover deze betrekking hebben op posten die rechtstreeks in het eigen vermogen worden opgenomen, in welk geval de belasting in het eigen vermogen wordt verwerkt. De over het boekjaar verschuldigde en verrekenbare belasting is de naar verwachting te betalen belasting over de belastbare winst over het boekjaar, berekend aan de hand van belastingtarieven die zijn vastgesteld op verslagdatum, dan wel waartoe materieel al op verslagdatum is besloten, en eventuele correcties op de over voorgaande jaren verschuldigde belasting. Voor latente belastingen wordt een voorziening getroffen voor tijdelijke verschillen tussen de boekwaarde van activa en verplichtingen ten behoeve van de financiële versiaggeving en de fiscale boekwaarde van die posten. Er wordt uitsluitend een latente belastingvordering opgenomen voor zover het waarschijnHjk is dat er in de toekomst belastbare winsten beschikbaar zullen zijn die voor de realisatie van het tijdelijke verschil kunnen worden aangewend. Latente belastingvorderingen worden per iedere verslagdatum herzien en verlaagd voor zover het niet langer waarschijnlijk is dat het daarmee samenhangende belastingvoordeel zal worden gerealiseerd.
20
Bijiage G Tekstvoorstel kasstroomoverzicht -
Deze toelichting betreft een voorbeeld en dient nog instellingsspecifiek gemaakt te warden. Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de indirecte methode. Kasstromen uit financiële afgeleide instrumenten die worden verantwoord als reëlewaarde-hedges of kasstroomhedges worden in dezelfde categorie ingedeeld als de kasstromen uit de afgedekte balansposten. Kasstromen uit financiële derivaten waarbij hedge accounting niet anger wordt toegepast, worden consistent met de aard van het instrument ingedeeld, vanaf de datum waarop de hedge accounting is beeindigd.
(In de toelichting wordt aandacht besteed aan de aspecten die voor een goed begrip van het kasstroomoverzicht van belang zijn. Aanbevolen wordt belangrijke afwijkingen tussen enerzijds mutaties in balansposten die blijken ult een kasstroomoverzicht en anderzijds verschillen tussen de balansen aan het begin en het einde van de periode nader toe te Iichten. Tevens dient een cijfermatige aansluiting opgenomen te worden tussen het begrip geidmiddelen in het kasstroomoverzicht en begrip liquide middelen in de balans.)
21
Bijiage H
-
Overige punten die niet door de model-jaarrekening 2011 worden ondersteund
Immateriële vaste activa Op grond van RJ hoofdstuk 210 dient per categorie lmmateriële vaste activa de volgende gegevens te worden opgenomen: 1. de economische levensduur of de gehanteerde afschrijvingspercentages; 2. de gehanteerde afschrijvingsmethoden; 3. de historische kostprijs en de cumulatieve afschrijvingen (inclusief bijzondere waardeverminderingen) aan het begin en het einde van het boekjaar; 4. de post in de winst- en verliesrekening waarin de afschrijving van de immateriële vaste activa is opgenomen; 5. een aansluiting tussen de boekwaarde aan het begin en einde van het boekjaar, waarin de volgende mutaties afzonderlijk worden getoond: a. investeringen, waarbij afzonderlijk dienen te worden gepresenteerd intern vervaardigde en de bij overname verkregen activa; b. buitengebruikstellingen en afstotingen; c. herwaarderingen, indien het actuele-waardemodel wordt toegepast; d. bijzondere waardeverminderingen van vaste activa; e. terugnemingen van bijzondere waardeverminderingen; f. afschrijvingen; g. omrekeningsverschillen; h. overige mutaties in de boekwaarde. Op grond van artikel 2:368 lid 2 BW wordt voor iedere post behorende tot de immateriële vaste activa die tegen actuele waarde wordt gewaardeerd, de som van de herwaarderingen per balansdatum vermeld. In de VWS modellen wordt uitsluitend een toelichting op het totaal van Immateriéle vaste activa gegeven. Wij adviseren om in de modellen aan te geven dat de hiervoor genoemde detaillering door de gebruiker
dient te worden aangebracht indien van toepasing. Financiële vaste activa Op grond van RJ 214.603 dienen de volgende posten afzonderlijk te worden opgenomen 1. deelnemingen in groepsmaatschappijen 2. deelnemingen in overige verbonden maatschappijen 3. vorderingen op groepsmaatschappijen 4. vorderingen op overige verbonden maatschappijen 5. andere deelnemingen 6. vorderingen op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen 7. overige effecten 8. overige vorderingen Van elke post der financiële vaste activa moet op grond van artikel 2:368 lid 1 BW een mutatie-overzicht worden opgenomen. Per post dient voor zover van toepassing voorts de volgende gegevens te worden opgenomen (door gebruiker zelf toe te voegen aan het VWS model): • indien de instelling andere posten heeft dan deelnemingen en leningen ulg dienen hiervoor de grondsiagen van waardering te worden toegevoegd aan het VWS model; • cumulatieve herwaarderingen per balansdatum; • cumulatieve waardeverminderingen per balansdatum; —
—
22
Voorraden In de grondslagen van de VWS modeHen wordt niet aangegeven welke methode van waardering wordt gehanteerd: FIFO, LIFO, gemiddelde inkoopprijs? WI] adviseren de grondslagen als volgt aan te passen: Voorraden zijn gewaardeerd tegen kostprijs op b asis van [noem methode] methode Liquide middelen Grondsiagen van waardering ontbreken. Voorstel om op te nemen in VWS modellen: “Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en direct opeisbare deposito’s met een Iooptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulcien aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.” Eigen vermogen Inclien de instelling meerdere segmenten onderkent, dienen de posten van het eigen vermogen ook te worden gesplitst per segment. Advies: neem in de toelichting op het elgen vermogen op: “Indien de instelling meerdere segmenten onderscheidt dienen de posten van het elgen vermogen per segment te worden weergegeven. De modeljaarrekening dient in dat geval door de gebruiker hierop te worden aangepast.” Wettelijk budget aanvaardbare kosten De toelichting op deze post dient aan te sluiten op de in de resultatenrekening gehanteerde segmentering. In de VWS modellen is slechts één toelichting opgenomen. Wij adviseren hierbij aan te geven dat in geval van segmentering de toelichting op het wettelijk budget ook per segment gegeven dient te worden. Omzet DBC B-segment RJ 655.339 stelt: In de toelichting op de ‘niet gebudgetteerde zorgprestaties wordt vermeld of hierin honoraria van vrij gevestigde medisch specialisten zijn verwerkt. In de VWS modellen wordt hier d.m.v. een comment field op gewezen. Merkwaardig is dat deze bepaling NIET is opgenomen voor omzet DBC B-segment, waar hetzelfde (maar veelal voor veel grotere bedragen) zich voordoet. Daarom adviseren WI] om ook bij Omzet DBC Bsegment in de betreffende modeljaarrekeningen deze toelichting te verlangen. Aandeel derden In de voorbeeld jaarrekeningen geconsolideerd ontbreekt een regel Minderheidsbelang bi] Eigen Vermogen en in de Resultatenrekening. Wij adviseren om dit toe te voegen, of anders er op te wijzen dat de gebruiker in voorkomende gevallen dit zeif toevoegt.